21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1502 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft mij verzocht om een reactie op de motie van het Kamerlid Snels (GroenLinks) over de informatiepositie van rekenkamers.1 De verzochte reactie stuur ik uw Kamer hierbij toe.

De motie verzoekt de regering in Europa actief uit te dragen dat verbetering van het mandaat en de informatiepositie van de rekenkamers een belangrijk thema van de voltooiing van de bankenunie moet zijn. Ik zal mij in deze reactie beperken tot (de Nederlandse inzet ten aanzien van) de informatiepositie van de rekenkamers binnen de bankenunie. Voor een algemenere uiteenzetting over de voltooiing van de bankenunie verwijs ik naar mijn brief van 17 november jl.2 Ook zal ik uw Kamer op korte termijn nader informeren over de recente Europese afspraken omtrent de voltooiing van de bankenunie.

Allereerst benadruk ik opnieuw dat Nederland voorstander is van goed georganiseerde, sluitende publieke controle op het bankentoezicht, op zowel nationaal als Europees niveau. In Nederland zijn de Algemene Rekenkamer dan ook ruime bevoegdheden toegekend om het toezicht op minder-significante banken door De Nederlandsche Bank (DNB) te controleren.

Op Europees niveau houdt de Europese Rekenkamer toezicht op de Europese bankentoezichthouder, de Europese Centrale Bank (ECB). Het mandaat van de Europese Rekenkamer volgt uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de verordening aangaande het Single Supervisory Mechanism (SSM).3 Uit een recent gezamenlijk rapport van de rekenkamers van Oostenrijk, Cyprus, Duitsland, Finland en Nederland blijkt o.a. dat deze rekenkamers het mandaat van de Europese Rekenkamer te beperkt vinden voor wat betreft de toezichttaken van de ECB. Zij pleiten voor verduidelijking van het mandaat van de Europese Rekenkamer. Op 6 februari jl.4 heb ik uw Kamer mijn reactie op dit rapport gestuurd.

Onduidelijkheid over (de reikwijdte van) het mandaat van de Europese Rekenkamer vind ik onwenselijk. Ook op Europees niveau is externe, onafhankelijke controle op het bankentoezicht een essentieel onderdeel van het systeem van checks and balances binnen de publieke taakuitoefening. Dit onderwerp is geen onderdeel van de afgesproken voorwaarden voor voltooiing van de bankenunie. Maar, in lijn met de motie, vind ik een helder en deugdelijk mandaat van de Europese Rekenkamer wel een belangrijk thema binnen de bankenunie. Om deze reden heb ik onderhavige motie van het Kamerlid Snels tijdens het plenaire debat over de verdieping van de EMU op 8 februari jl. dan ook aan het oordeel van uw Kamer overgelaten.5

Nederland is één van de lidstaten die zich in de afgelopen jaren op Europees niveau actief hebben ingezet voor verduidelijking van het mandaat van de Europese Rekenkamer en voor verbetering van de informatiepositie van die rekenkamer. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de onduidelijkheden rondom de reikwijdte van het mandaat van de Europese Rekenkamer zijn meegenomen in de evaluatie van het SSM. Een van de uitkomsten daarvan was dat de Europese Commissie de ECB en de Europese Rekenkamer uitnodigt een inter-institutionele overeenkomst over onderlinge informatie-uitwisseling te sluiten in het kader van de controles van de Europese Rekenkamer.6 Ik heb daar mijn steun voor uitgesproken. Zodra concrete resultaten te melden zijn, informeer ik uw Kamer hierover.

Het kabinet zet zich actief in voor verduidelijking van het mandaat van de Europese Rekenkamer en verbetering van de informatiepositie van die rekenkamer. Ik zie het in de motie Snels opgenomen verzoek dan ook als ondersteuning van het huidige beleid, en zal in het licht van de bankenunie de verbetering van het mandaat en de informatiepositie van de Europese Rekenkamer actief blijven uitdragen in Europa.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1294.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1472.

X Noot
3

Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287).

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1484.

X Noot
5

Handelingen II 2017/18, nr. 51, item 6, p. 27.

X Noot
6

Report from the Commission to the European Parliament and the Council on the Single Supervisory Mechanism established pursuant to Regulation (EU) No 1024/2013, Brussel, 2017, COM (2017) 591.

Naar boven