Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2017
Hierbij informeer ik u over de implementatie van EU-richtlijn 2014/94/EU betreffende
de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en bied ik u, mede namens
de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Economische Zaken, het
bij de richtlijn horende nationaal beleidskader aan1. Het beleidskader biedt een overzicht van de uitrol van infrastructuur voor alternatieve
brandstoffen (elektriciteit, waterstof, CNG en LNG) voor vervoer en de bijbehorende
streefcijfers met betrekking tot de laad-, tank- en bunkerinfrastructuur. Het beleidskader
is mede gebaseerd op de visie op de laadinfrastructuur, welke op 6 december door de
Minister van Economische Zaken aan uw Kamer is gestuurd. Nederland dient het beleidskader
tevens aan de Europese Commissie te sturen.
Doel van de richtlijn is het negatieve effect van de EU-transport- en mobiliteitssector
op het klimaat terug te dringen en de afhankelijkheid van olie te verminderen. De
richtlijn betreft alle alternatieven (inclusief LPG en biobrandstoffen) voor de huidige
vloeibare fossiele brandstoffen die worden ingezet voor auto’s, bussen, vrachtwagens,
schepen en vliegtuigen. De richtlijn bevat verplichtingen voor die alternatieven waarvoor
nog een aparte infrastructuur aangelegd moet worden om het gebruik ervan mogelijk
te maken en te stimuleren: elektriciteit, waterstof en aardgas (CNG en LNG).
Het Nederlandse beleid is al geruime tijd gericht op het streven naar zo schoon mogelijke
en zo efficiënt mogelijke vervoer- en transportmodaliteiten. Dit beleid is onder meer
vormgegeven in het SER Energieakkoord en de daarbij behorende akkoorden en convenanten2, de SER Duurzame Brandstofvisie met LEF3 en de Rijksbrede Maritieme Strategie4. Het nationaal beleidskader betreft reeds ingezet nationaal beleid en heeft als zodanig
geen financiële gevolgen. Het nationaal beleidskader is vormgegeven in overeenstemming
met de eisen van richtlijn 2014/94/EU en opgesteld en afgestemd met de betrokken stakeholders.
De kern van het beleidskader zijn de nationale streefcijfers voor de nodige infrastructuur
en de maatregelen om de markt voor alternatieve brandstoffen (verder) te ontwikkelen.
De lidstaten zijn vrij in het bepalen van de nationale streefcijfers. Deze mogen ook
bijgesteld worden als de marktomstandigheden wijzigen. De lidstaten hebben wel een
resultaatsverplichting. Voor elektriciteit, waterstof, CNG en LNG zijn de lidstaten
verplicht ervoor te zorgen dat er berijdbare en bevaarbare netwerken ontstaan, die
waar nodig ook grensoverschrijdend zijn. De streefcijfers zijn bedoeld om te bevorderen
dat de netwerken tot stand worden gebracht.
De streefcijfers die in het nationaal beleidskader zijn opgenomen, betreffen gezamenlijke
ambities van marktpartijen en de overheid. Het realiseren van infrastructuur voor
alternatieve brandstoffen is echter in eerste instantie aan de markt. Afhankelijk
van de marktfase waarin de alternatieve brandstof zich bevindt, ondersteunt de overheid
op passende wijze de private sector bij de aanleg van de infrastructuur.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma