28 286 Dierenwelzijn

Nr. 729 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2014

Bijgaand ontvangt u de stand van zaken met betrekking tot een aantal toezeggingen en moties uit het notaoverleg Dierenwelzijn van 2 december 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 723).

Daarnaast ga ik in op de toezegging van 5 februari 2013 inzake het rapport «Verantwoord Honden Houden» van de Raad voor Dierenaangelegenheden, de motie Ouwehand over de strikte handhaving van de varkensrichtlijn in Europa (Kamerstuk 21 501-32, nr. 750), de toezegging tijdens het AO NVWA van 6 februari jl. inzake een aparte Officier van Justitie voor dierenwelzijn en het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken van 29 januari jl. inzake een stand van zakenbrief kleine sectoren.

Notaoverleg Dierenwelzijn 2 december 2013

Huisvesting van konijnen

Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over de huisvesting van konijnen en de mogelijkheden voor vrije uitloop. De verordening «welzijnsnormen konijnenhouderij» van het Productschap Pluimvee en Eieren stelt normen aan de huisvesting van konijnen in Nederland. De planning is erop gericht om deze normen in verband met het opheffen van de product- en bedrijfschappen per 1 januari 2015 over te nemen in regelgeving van het Ministerie van Economische Zaken.

Voor de huisvesting van voedsters zijn «welzijnskooien» verplicht vanaf 23 april 2016. Deze kooien zijn groter en hoger dan de tot nu toe gebruikte kooien. Zo beschikt het dier over meer oppervlakte en kan ze zich oprichten. De kooien zijn voorzien van een plateau zodat de voedster zich terug kan trekken, van een kunststof mat om beschadiging van de poten te voorkomen en van verrijkingselementen zoals knaaghout. Ongeveer 85% van de voedsters in Nederland wordt op dit moment al gehuisvest in deze kooien. Voor dekrijpe en drachtige voedsters is het voornemen welzijnskooien te verplichten per 23 april 2016, als onderdeel van de hier bovengenoemde regelgeving.

De sector werkt daarnaast aan semi-groepshuisvesting voor voedsters, waarbij de voedster enkele weken na het werpen met haar jongen in een groep met andere voedsters met jongen wordt gehuisvest.

De jongen (vleeskonijnen) worden na het spenen in groepen gehuisvest. Hierbij wordt geëxperimenteerd met het parksysteem. Dit systeem heeft grotere hokken met plateaus en hokverrijking zoals hooi en knaaghout waardoor natuurlijk gedrag beter mogelijk is. In België wordt het parksysteem verplicht vanaf 1 januari 2016.

De commerciële konijnenhouderij kent geen vrije uitloop vanwege de gevoeligheid van konijnen voor dierziekten en klimaatwisseling. Ook in België en Duitsland is er geen vrije uitloop.

In het «Plan van Aanpak Welzijn voor de konijnenhouderij 2010–2016» (Kamerstuk 28 286, nr. 422 d.d. 7 juli 2010) zijn alle plannen van de konijnensector opgenomen.

De «kip van morgen»

Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over welke rol de overheid kan spelen bij het tot stand komen van een welzijnsvriendelijker pluimveeproduct. Een aantal voedingsmiddelenfabrikanten ontwikkelt momenteel een businessplan om meer scharrelkip in hun producten te verwerken. Deze scharrelkipproducten zullen voornamelijk uit de bestaande scharrelpluimveevleesproductie worden geleverd. Dit is van belang voor de verwaarding en de prijssetting van scharrelpluimveevlees. Daarnaast werkt het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL), de pluimveeverwerkende industrie en de primaire pluimveesector aan de implementatie van de Kip van Morgen. De verdere verduurzaming van de pluimveevleesproductie is een continu proces en gaat stap voor stap. Zoals ik in mijn Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie (Kamerstuk 31 532, nr. 118 d.d. 11 juli 2013) heb aangegeven zet ik mij in voor een zo hoog mogelijk duurzaamheidsniveau voor de verschillende productieketens. In het kader van de Alliantie Verduurzaming Voedsel stimuleer ik de retail, industrie en primaire sector hier de komende jaren verdere stappen te zetten.

Nummer 144 op dierenambulances

Op 3 februari jl. heb ik de eerste 3 keurmerken «Diervervoer» voor dierenambulances uitgereikt. Overeenkomstig mijn toezegging aan uw Kamer om het vermelden van het nummer «144 red een dier» op de wagens onder de aandacht te brengen bij de Dierenbescherming, heb ik de aanwezige dierenambulances en vertegenwoordigers van de organisaties waaronder de Dierenbescherming en de Federatie Dierenambulances Nederland tijdens de uitreiking op 3 februari hiertoe opgeroepen.

Het keurmerk «Diervervoer» is tot stand gekomen in het kader van de afspraken over professionalisering van de keten dierenhulpverlening. De afspraken zijn gemaakt tussen de Dierenbescherming, de Federatie Dierenambulances Nederland, de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde en de rijksoverheid naar aanleiding van de oprichting van de meldkamer 144 red een dier.

Overzicht onderzoek dierenwelzijn

Ik heb uw Kamer een overzicht toegezegd van de onderzoeken die in 2014 worden uitgevoerd. De onderzoeken waarvan de einddata zijn aangegeven, hebben betrekking op de volgende thema’s:

  • Achterwege laten van ingrepen bij landbouwhuisdieren o.a.

    • onderzoeken in het kader van staartbijten en couperen van staarten bij varkens (2013–2017) en naar de gevolgen en het oplossen van problemen bij het stoppen met castreren van beerbiggen (2010–2014)

    • onderzoeken naar het verantwoord weglaten van ingrepen bij pluimvee (2013–2016)

  • Verduurzaming van veehouderij door verbeteren dierenwelzijn o.a.

    • alternatieve vloeren in de vleeskalverhouderij (2009–2016)

    • onderzoeken groepshuisvesting zeugen (2009–2016)

    • welfare quality kalveren (2012–2016), melkvee (2013–2015) en vleeskuikens (2013–2014)

    • verbeteren welzijn vleeskuikens (2010–2015)

  • Verbeteren welzijn slachtdieren o.a.

    • onderzoek naar het verbeteren van het welzijn van slachtdieren vanaf het primaire bedrijf tot slachterij (2015)

  • Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten

    • het onderzoek naar de kantelbox (2010–maart 2013)

  • Eendagshaantjes

    • onderzoek naar de combikip (2011–2015)

  • Positieflijsten

    • de invulling van de lijst voor zoogdieren en de opzet van de lijsten voor vogels en reptielen (2013–2014)

  • Erfelijke gebreken honden en katten (2013–2015)

  • Verantwoord aanschaffen en houden van gezelschapsdieren o.a.

    • het rapport Feiten & Cijfers Gezelschapsdierensector (december 2014)

    • monitoringsonderzoek verplichting identificatie en registratie van honden (2014)

  • Verantwoord houden van dieren in dierentuinen en circussen

    • onderzoek naar criteria voor het houden van de zeeleeuw in het circus (oktober 2013–april 2014)

    • onderzoek naar stereotype gedrag in dierentuinen (2013–2014)

De onderzoeken worden ten algemene uitgevoerd in samenwerking met de sectoren. Voor de onderzoeken onder het thema verduurzaming van de veehouderij gebeurt dit via de topsectorenaanpak. Wageningen UR voert de meeste van bovenstaande onderzoeken uit. Welfare quality wordt naast Wageningen UR uitgevoerd door DLV en Gezondheidsdienst voor Dieren. Het onderzoek naar erfelijke gebreken bij honden en katten wordt uitgevoerd door de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en het onderzoek naar Feiten & Cijfers Gezelschapsdierensector is in 2011 uitgevoerd door Agrarische Hogeschool Den Bosch.

Overzicht onderzoek vissenwelzijn

Ik heb uw Kamer toegezegd een overzicht te sturen van de stand van zaken van het lopende onderzoek naar vissenwelzijn. Ik zal begin 2015 de balans opmaken over de onderzoeken die in 2014 worden afgerond.

Onderzoeken in Europees verband:

  • Project Copewell: gericht op fundamenteel onderzoek naar de gedragsmatige, fysiologische en neurofysiologische processen in vissen die ten grondslag liggen aan de wijze waarop dieren met hun omgeving omgaan (juli 2011–december 2014).

  • Porject Maximus: waarbij onderzoekers en bedrijven werken aan het verbeteren van kweekprocessen en de ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor het welzijn tijdens de opkweek en het slachtproces (o.a. operationaliseren van bedwelmingsmethoden) van Senegalese tong en tarbot (januari 2011–juni 2014).

  • Project OrAqua: waarin voor de biologische aquacultuur een overzicht gemaakt wordt van productiemethoden, voeding, gezondheid en management van kweeksystemen (januari 2014–december 2016).

Onderzoek in Noorwegen:

  • De Norwegian Research Council doet onderzoek naar het bedwelmen van gekweekte heilbot en het doden van elektrische bedwelmde gekweekte Atlantische zalm (februari 2014–december 2014).

Onderzoek in Nederland:

  • Onderzoek naar de relatie tussen productieomstandigheden in de meervalketen en het welzijn van deze dieren met o.a. aandacht voor de stressgevoeligheid. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Radboud Universiteit, Universiteit Utrecht en IMARES (NWO project) (november 2009–juni 2014).

  • Onderzoek naar chronische blootstelling aan ammonia, nitriet en nitraat in het water, om zo de grenswaarden van deze stoffen te kunnen bepalen voor welzijn en groei van Afrikaanse meerval en snoekbaars1. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Wageningen UR (januari 2014–december 2014).

  • Het vaststellen van specificaties voor het bedwelmen en doden van de gekweekte yellowtail kingfish (augustus 2012–juli 2014) en snoekbaars (augustus 2013–juli 2015) en het testen van een eerste prototype. Dit onderzoek vindt plaats met middelen uit het Europees Visserij Fonds (EVF).

  • Onderzoek naar het diervriendelijk bedwelmen en doden van vissen aan boord van vaartuigen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Wageningen UR (januari 2014–december 2016).

Stand van zaken onderzoek incidentie erfelijke gebreken en schadelijke raskenmerken

In vervolg op de Kamerbrief Besluit gezelschapsdieren van 4 juli 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 641) geef ik u hierbij de stand van zaken van het in juni 2013 gestarte onderzoek van de Faculteit Diergeneeskunde naar de incidentie (mate van voorkomen) van schadelijke raskenmerken en erfelijke gebreken bij populaties van gezelschapsdieren in Nederland. Het onderzoek dient enerzijds om de bewustwording bij een breed publiek te vergroten (de vraagkant) en anderzijds als basis voor private partijen om gezondere honden te fokken. Vanaf 1 juli a.s. worden nieuwe regels van kracht voor het fokken van gezelschapsdieren. Voor zover mogelijk moet worden voorkomen dat ernstige erfelijke gebreken en schadelijke raskenmerken worden doorgegeven. Met de resultaten van de onderzoeken kunnen rasverenigingen en fokkers beter worden aangesproken op hun rol en verantwoordelijkheid om te komen tot aanpak van problemen binnen het ras.

In de eerste fase van het onderzoek is een methodiek ontwikkeld om de incidentie te meten en worden vier rassen onderzocht. Voor de Franse Bulldog en de Chihuahua is het onderzoek gereed. De Labrador Retriever en de Perzische kat worden momenteel nog onderzocht. Het eindrapport van de eerste onderzoeksfase verschijnt medio april. Ik ben voornemens dit onderzoek voort te zetten en zal in het tweede kwartaal van 2014 uw Kamer hierover nader informeren. Ik zal dan, naast een reactie op de eerste onderzoeksfase, aangeven welke vier dierrassen nog onderzocht zullen worden. Zoals eerder is toegezegd, zal dit in ieder geval het hondenras Cavalier King Charles Spaniël betreffen.

Actieplan Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij

Tijdens het notaoverleg Dierenwelzijn op 2 december 2013 over het fokken van landbouwhuisdieren heb ik u ten aanzien van het fokken van landbouwhuisdieren toegezegd het actieprogramma van de initiatiefgroep duurzame fokkerij, die is gelieerd aan de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, toe te sturen. Dit actieprogramma is op 8 maart 2012 gepubliceerd2. Over de voortgangsrapportage die de initiatiefgroep op 1 oktober a.s. zal uitbrengen, zal ik u in mijn stand van zakenbrief dierenwelzijn informeren.

Maatregelen impulsaankopen

Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over welke maatregelen voortkomen uit het overleg van de grootste internetaanbieders over juiste en tijdige informatievoorziening inzake impulsaankopen. Deze maatregelen kunt u vinden de bijlage3.

De online handelsplaatsen Marktplaats, Speurders, 2dehands, Marktplaza en Marktnet hebben met elkaar afspraken gemaakt. Men zal bezoekers informeren over de aanschaf van dieren en verwijst naar informatie van het LICG of andere officiële instanties. Het LICG plaatst banners op Marktplaats met verwijzing naar haar website, waarop uitgebreid aandacht besteed wordt aan voeding, verzorging, huisvesting en kosten die met het houden van een huisdier gemoeid zijn. De online handelsplaatsen verwijzen ook naar de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor een actueel overzicht van regels voor handel in en houden van dieren. Ook de mogelijkheid tot het doen van melding van verdachte of illegale handelspraktijken via telefoonnummer 144, wordt door de handelsplaatsen onder de aandacht van bezoekers gebracht.

De NVWA onderzoekt de mogelijkheden om te participeren in inbreukprogramma’s van de online handelsplaatsen, zodat de NVWA de mogelijkheid heeft om verdachte en illegale handelsadvertenties zelf te kunnen verwijderen. Daarnaast past de NVWA internetrecherche toe.

Tot slot zal jaarlijks overleg plaatsvinden tussen de handelsplaatsen, Dierenbescherming, LICG, NVWA en mijn ministerie over impulsaankopen. Ook het Platform Verantwoord Huisdierenbezit en Dibevo sluiten zich bij dit overleg aan. Andere online handelsplaatsen worden van harte uitgenodigd deze afspraken over te nemen en zich aan te sluiten bij het overleg.

Gesprek met textiel- en kledingssector over angorawol en wasbeerhondenbont

Ik heb uw Kamer toegezegd om met verschillende organisaties in gesprek te gaan over de dieronvriendelijke praktijken bij het winnen van angorawol en de dieronvriendelijke productie van wasbeerhondenbont, in beide gevallen met name uit China.

Er is gesproken met Bont voor Dieren en op 6 maart jl. heb ik zelf gesproken met de voorzitters van brancheorganisaties uit de textiel- en kledingsector. Doel van dit gesprek was om te verkennen wat de sector kan doen om te voorkomen dat er in Nederland en Europa kleding in de winkels komt waarin dierlijke producten zijn verwerkt die zijn verkregen van dieren waarvan het dierenwelzijn niet is of kan worden gegarandeerd.

De textiel- en kledingsector erkent het probleem en spreekt zich uit tegen het gebruik van angorawol en bont in textiel en kleding daar waar er misstanden zijn met dieren. Op dit moment is de omvang en aard van de problematiek echter onvoldoende helder. Afgesproken is dat de sector deze beter in beeld gaat brengen om daarna te kijken waar mogelijkheden liggen om de problematiek aan te pakken. Daarbij wordt ook gekeken naar varkenshaar in kwasten. Ik heb de sector aangeboden daar waar mogelijk bij te helpen.

De sector heeft haar toezegging bevestigd in haar brief aan mij op 14 maart jl. In de brief geeft de sector ook aan dat zij contact heeft gezocht met de Foreign Trade Association (FTA), de European Association for Textile (AEDT), de International Apparale Federation (IAF) en de International Fur Trade Federation (IFF) om in een Europese werkgroep een antwoord te vinden op de vraag hoe de sector de garantie kan geven dat aan de eisen die aan dierenwelzijn worden gesteld kan worden voldaan.

Zodra ik de resultaten van het onderzoek door de sector heb ontvangen, zal ik opnieuw in overleg gaan met de sector om te bespreken welke acties zij gaat ondernemen. Ik verwacht u voor de zomer over de voortgang hiervan te kunnen informeren.

Onderzoek naar elektrische verdoving kreeften en krabben (motie Ouwehand Kamerstuk 28 286, nr. 705)

De Tweede Kamer heeft de regering verzocht de mogelijkheid van elektrische verdoving van ongewervelde dieren zoals kreeften en krabben nader te onderzoeken.

Ik heb Wageningen UR opdracht gegeven een onderzoek te doen naar elektrische verdoving van kreeften en krabben op basis van beschikbare resultaten van internationaal onderzoek. Daarna wordt bepaald welk vervolgonderzoek nodig is. Het is geen eenvoudige opgave, ook internationaal staat dit onderzoek nog in de kinderschoenen.

Onderzoek door meerdere kennisinstellingen (motie Graus Kamerstuk 28 286, nr. 698)

De Tweede Kamer heeft de regering verzocht om meerdere kennisinstellingen dan wel universiteiten buiten WUR en IMARES te raadplegen voor het opstellen van dierenwelzijnsbeleid. Zoals ook aangegeven tijdens het notaoverleg Dierenwelzijn van 2 december 2013 zie ik dit als ondersteuning van beleid. Naast genoemde instellingen voeren ook de Radboud Universiteit Nijmegen, De faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, een aantal Agrarische Hogescholen en DLV onderzoeken uit.

Afspraken over stoppen met couperen (motie Van Dekken Kamerstuk 28 286, nr. 666)

De Tweede Kamer heeft de regering verzocht om met de partijen die de Verklaring van Dalfsen hebben ondertekend afspraken te maken over een einddatum waarop er met het couperen van varkensstaarten zal worden gestopt.

De Europese Commissie werkt sinds begin 2013 aan een plan om het routinematig couperen van biggenstaarten op Europees niveau aan te pakken. Parallel hieraan hebben LTO, NVV en Dierenbescherming samen de Verklaring van Dalfsen opgesteld en ondertekend en op 10 juni 2013 aangeboden. De Verklaring focust op het voorkomen van bijterij, het stapsgewijs minder kort couperen van de biggenstaart en het op termijn verantwoord stoppen met couperen. Het is een proces waarin partners het vertrouwen in elkaar hebben uitgesproken. Dit zijn belangrijke stappen in de goede richting. In de beleidsbrief dierenwelzijn is aangegeven dat de verklaring wordt onderschreven en ondersteund met financiering van onderzoek. Dit onderzoek zal waarschijnlijk over twee jaar inzicht geven of en welke perspectiefvolle oplossingsrichtingen bestaan. Dan is tevens meer inzicht in de voortgang op Europees niveau. Op dat moment zal ik met de verklaringspartners afspraken maken over een realistische einddatum om verantwoord te stoppen met couperen.

Stoppen met levend aanhangen van gevogelte (motie Thieme Kamerstuk 28 286, nr. 688)

De Tweede Kamer heeft de regering verzocht een einde te maken aan het levend aanhangen van gevogelte voor de slacht.

Ongeveer de helft van het pluimvee dat in Nederlandse slachterijen wordt geslacht, wordt levend aangehangen en daarna bedwelmd. Aanhangen vóór het bedwelmen gebeurt bij het elektrische waterbad en (een deel van de systemen voor) de head-only methode. Na het bedwelmen volgt als dodingshandeling het verbloeden door het aansnijden van de halsslagaders.

Mede als gevolg van de per 1 januari 2013 aangescherpte Europese voorschriften voor de waterbadbedwelming schakelen pluimveeslachterijen in toenemende mate over naar gasbedwelming of «head-only» bedwelming. Bij gasbedwelming worden de dieren ná bedwelming aangehangen; «head-only» bestaat in een variant waarbij de dieren vóór bedwelmen worden aangehangen, en een variant waarbij de dieren ná bedwelming worden aangehangen. Dit relatief nieuwe systeem wordt in Nederland nog niet gebruikt. Wel is er een Nederlandse slachterij bezig met de implementatie. Ook elders in Europa wordt deze methode (vooralsnog) niet gebruikt.

Voor het doden van dieren geldt de Europese Verordening 1099/2009 (hierna: de Verordening) inzake de bescherming van dieren bij het doden. De dood treedt bij het slachten in door het verbloeden van het dier, al dan niet na bedwelming. Op grond van de Hygiëneverordening 853/2004 mogen uitsluitend dieren die door middel van slachten zijn gedood, bestemd worden voor menselijke consumptie.

De Verordening verbiedt het aanhangen/optakelen van pluimvee niet als fixatiemethode. De Verordening geeft voorts in bijlage I aan welke bedwelmingsmethoden zijn toegelaten. Voor het gebruik van het waterbad als bedwelmingsmethode zijn specifieke voorschriften vastgelegd voor onder andere de wijze van aanhangen en de maximale duur tussen het aanhangen en de bedwelming. De Verordening voorziet niet in de mogelijkheid om op nationaal niveau strengere voorschriften te stellen aan het fixeren van dieren. Een verbod op een bepaalde fixatiemethode kan derhalve alleen in Europees verband worden bereikt.

Ik zal ter uitvoering van deze motie in overleg gaan met de sector om te bezien welke mogelijkheden er binnen de bestaande bedrijfsvoering zijn om de dieren bedwelmd aan te hangen en hierop versneld over te schakelen. Daarbij zal ik ook de afspraken betrekken die met de sector zijn gemaakt over het uitfaseren van het waterbad zodra er een werkbaar alternatief beschikbaar zou zijn. Over de voortgang zal ik u informeren.

De NVWA heeft opdracht toe te zien op de voorschriften uit de verordening inzake het waterbad, dit zal gecontinueerd worden.

«Verantwoord Honden Houden» van de Raad voor Dierenaangelegenheden

Hierbij stuur ik u het rapport «Verantwoord Honden Houden» van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA)4.

Op 5 februari 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 618) heb ik u geïnformeerd over mijn verzoek aan de RDA te kijken naar mogelijkheden om de eigen verantwoordelijkheid van de houder/eigenaar te versterken en waarbij de zienswijze handvaten moet gaan bieden voor gemeentes om tot een maatschappelijk aanvaardbaar beleid ten aanzien van dit onderwerp rondom bijtincidenten te komen.

Ik onderschrijf het standpunt van de RDA dat adequaat beleid ten aanzien van bijtincidenten enerzijds gericht moet zijn op preventie en anderzijds op het waarborgen van veiligheid van mens en dier door middel van een effectieve doelgerichte reactie nadat een bijtincident is opgetreden. Adequaat beleid zal inderdaad alleen mogelijk zijn indien het pallet aan mogelijk te nemen maatregelen afdoende is om naast de goedwillende ook de kwaadwillende eigenaar op hun verantwoordelijkheid te kunnen wijzen en de kosten te laten waar ze behoren te liggen.

Een aantal aanbevelingen is staand beleid zoals het advies aangaande fokbeleid dat gericht moet zijn op het tegengaan/voorkomen van eventuele erfelijke aanleg op verhoogde agressie en het advies dat elke fokker zijn pups goed moet socialiseren. Ook het extra informeren van (toekomstige) eigenaren is ten algemene al belegd bij in ieder geval het LICG. Zo heeft het LICG bijvoorbeeld de DVD «De blauwe hond» gemaakt die specifiek ingaat op het goed omgaan met honden door kinderen om zodoende bijtincidenten te voorkomen.

De RDA doet nog een aantal andere aanbevelingen, onder andere tot wijziging van de Wet dieren, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Deze aanbevelingen behoeven, om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen, nadere bestudering. Over deze aanbevelingen vindt overleg plaats met de VNG, het Ministerie van V&J en het Openbaar Ministerie. Ik zal u hierover nog nader informeren.

Strikte handhaving varkensrichtlijn in Europa (motie Ouwehand Kamerstuk 21 501-32, nr. 750)

De Tweede Kamer heeft de regering verzocht bij de Europese Commissie aan te dringen op strikte handhaving van dierenwelzijnrichtlijnen en rapportages over de naleving in de lidstaten. Aanleiding zijn signalen van niet naleving van de varkensrichtlijn door verschillende lidstaten en meer specifiek op de terreinen couperen van staarten en vijlen van hoektanden als routinemaatregel.

Met het oog op verbetering van de implementatie en handhaafbaarheid van de richtlijn met minimumnormen ter bescherming van varkens (2008/120/EG) is de Commissie – mede op aandringen van Nederland – gestart met de opstelling van richtsnoeren bij deze richtlijn, waaronder een richtsnoer voor couperen van staarten. Met deze richtsnoeren (die naar verwachting nog dit jaar worden afgerond) zullen de handhaving en naleving naar verwachting worden verbeterd.

Een aparte Officier van Justitie voor dierenwelzijn

Zoals toegezegd in het AO NVWA van 6 februari jl. heb ik de suggestie om een aparte Officier van Justitie aan te stellen op het terrein van dierenwelzijn onder de aandacht gebracht van het Ministerie van V&J.

Het College van Procureurs-generaal heeft mijn collega bericht vooralsnog geen aanleiding te zien voor het aanstellen van een dergelijke Landelijke Officier. De diverse parketten beoordelen in zaken waarin het welzijn van dieren strafrechtelijk in het geding of vervolging op zijn plaats is.

Overigens is bij dierenwelzijnsovertredingen het herstel naar een acceptabele situatie zeker zo belangrijk als het straffen van de overtreder. Voor het herstel naar een acceptabele situatie hanteren de NVWA en RVO bestuursrecht waarin dwangmiddelen als dwangsommen, bestuursdwang en het schorsen van erkenningen effectief ingezet kunnen worden.

Commissieverzoek stand van zakenbrief welzijnsanalyses kleine sectoren

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij 28 januari jl. verzocht de stand van zaken weer te geven betreffende de welzijnsanalyses van het bedrijfsmatig houden van dieren zoals waterbuffels, herten, struisvogels en eenden, de kabinetsvisie op het houden van deze dieren en mijn ambities op dit punt.

Ik heb Wageningen UR (WUR) gevraagd een update te geven van de ongeriefanalyses over waterbuffels, herten, struisvogels en eenden uit 2009 en 20105. Deze zijn destijds met een reactie aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 412 en nr. 286). De analyse van Wageningen UR is als bijlage bijgevoegd6.

Uit de update van WUR blijkt dat het aantal waterbuffel- en de struisvogelbedrijven, resp. 11 en 6, niet is gewijzigd. Het aantal hertenbedrijven is afgenomen naar ongeveer 25 bedrijven. De houderijomstandigheden voor deze drie diersoorten zijn gelijk gebleven, ook op gebied van diergezondheid- en welzijn.

Het aantal bedrijven waar vleeseenden worden gehouden is gedaald (50 bedrijven in 2012), maar de gemiddelde bedrijfsgrootte en productie is licht gegroeid. Het gaat hier vooral om pekingeenden die op stro worden gehouden met een relatief lage bezettingsdichtheid. Ook in deze bedrijfstak zijn geen aanwijzingen voor ontwikkelingen op het gebied van dierenwelzijn. Op grond van milieuwetgeving is het in Nederland verboden om vleeseenden buiten te houden op landbouwpercelen. De toegang tot open water in stallen, waarmee het natuurlijke gedrag van deze dieren zou kunnen verbeteren, blijkt lastig te realiseren. Uit onderzoek blijkt dat het aanbieden van open water in stallen risico’s inhoudt voor het behouden van een goede hygiëne en het niveau van diergezondheid.

De sector gaat desondanks toch aanvullend onderzoek doen naar integrale oplossingen waarbij een betere toegang tot water gecombineerd wordt met het behoud van het huidige niveau van diergezondheid en waarbij voldaan kan worden aan de milieueisen. Deze stap juich ik toe.

Het beeld dat naar voren komt uit de recente bevindingen van Wageningen UR zijn voor mij geen aanleiding om mijn beleid aan te passen voor bovengenoemde sectoren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
5

«Waterbuffel-, herten- en struisvogelhouderij in Nederland; quickscan om risico’s op ongerief in te schatten» van januari 2009 «Ongerief bij konijnen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten: inventarisatie en prioritering» van april 2009.

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven