Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2013
Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken
om geïnformeerd te worden over de stand van zaken en mijn inzet met betrekking tot
de Regeling Agressieve Dieren.
De Regeling Agressieve Dieren (RAD) is in 1993 ingesteld naar aanleiding van een aantal
ernstige bijtincidenten door honden van het type pitbull. Het beleid had tot doel
het risico van bijtincidenten door dit soort honden sterk te beperken. Middels een
castratieverplichting, houdverbod voor niet geregistreerde pitbulls en een fokverbod
werd getracht om pitbullachtige honden, niet behorende tot een bepaald ras zoals de
Staffordshire, te laten uitsterven en daarmee het aantal bijtincidenten af te laten
nemen.
In 2008 is de RAD door een onafhankelijke commissie geëvalueerd. De evaluatie toonde
aan dat het doel van de RAD, namelijk terugdringen van het aantal bijtincidenten,
niet werd behaald. Tevens wijst de commissie op de problemen met de handhaafbaarheid
van de regeling en de proportionaliteit. Niet alle pitbulls bijten en ook andere typen
honden kunnen bijtincidenten veroorzaken.
Naar aanleiding van de evaluatie is de RAD gewijzigd en zijn aanvullende maatregelen
genomen. Naast strafrechtelijk optreden werd het voortaan voor gemeenten ook mogelijk
gemaakt honden, onafhankelijk van uiterlijke kenmerken, bestuursrechtelijk in beslag
te nemen.
Verschillende maatschappelijke organisaties en gemeentes hebben vragen over de effectiviteit
en de proportionaliteit. Om deze reden is overleg geweest met onder andere de Werkgroep
Hulp Inbeslaggenomen Honden.
Het beleid moet erop gericht zijn om het aantal bijtincidenten zowel preventief als
curatief te verminderen en gelijktijdig het onnodig doden van honden te voorkomen.
Het feit dat zowel vanuit gemeentes als maatschappelijke organisaties zorgen worden
geuit over de werking van het huidige beleid, is voor mij aanleiding om te bezien
of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Voortschrijdend inzicht maakt duidelijk
dat de focus wellicht minder op het type dier of incident zou moeten liggen maar meer
op de eigenaar. Onkunde of gedrag van de eigenaar lijkt vaak de oorzaak te zijn. Vergroting
van kennis en kunde van de eigenaar zou preventief kunnen werken. Daarbij denk ik
onder andere aan bijvoorbeeld hondengedragscursussen. Om die reden wil ik de Raad
voor Dierenaangelegenheden vragen om mij op dit punt te adviseren. Ik zal de Raad
vragen om hierbij expliciet te kijken naar mogelijkheden om de eigen verantwoordelijkheid
van de houder/eigenaar te versterken.
De zienswijze moet ook handvatten gaan bieden voor gemeentes om tot een maatschappelijk
aanvaardbaar beleid ten aanzien van dit onderwerp te komen.
Ik heb gevraagd om de zienswijze voor de zomer op te leveren, waarna ik u hierover
zal informeren.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma