21 Biotechnologie en kwekersrecht

Aan de orde is het VAO Biotechnologie en kwekersrecht (AO d.d. 10/04).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van I en M en de staatssecretaris van EZ van harte welkom. Er hebben zich zes sprekers gemeld.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik ga maar fluks van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, aan te dringen op een spoedige rapportage over de biotechnologierichtlijn;

verzoekt de regering, in een vroeg stadium in Europa volledige kwekersvrijstelling te bepleiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 273 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de Raad voor te stellen om de toelatingsprocedure voor genetisch gemodificeerde organismen zo te veranderen dat een gekwalificeerde meerderheid in de Raad een voorwaarde is voor een nieuwe teelttoelating van genetisch gemodificeerde organismen, waarbij de Commissie dus niet langer de bevoegdheid heeft om een nieuw genetisch gemodificeerd organisme toe te laten indien de Raad er niet uitkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de geest van de motie op stuk nr. 250 (27428) te pleiten voor een labelingsplicht voor cisgenese,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, betreffende het nieuwe compromisvoorstel nationale bevoegdheid gentech te bepleiten:

  • -dat een land dat de teelt van een gentechgewas wil weigeren op zijn grondgebied, niet overruled kan worden door de Commissie;

  • -dat landen niet eenmalig maar permanent het recht krijgen om teelt van een gentechgewas te weigeren, waarbij de tweede fase dus niet afhankelijk is van de eerste;

  • -om niet alleen een besluit tot weigering van nationale teelttoelating omkeerbaar te maken, maar ook een besluit tot nationale toelating omkeerbaar te maken;

  • -om de gronden waarop teelt van een gentechgewas nationaal geweigerd kan worden zo breed mogelijk te houden, waarbij deze ook ethische gronden en publieke moraal kunnen omvatten;

  • -om de sociaal-economische gronden voor weigering van nationale gentechteelt breed te houden en niet onnodig te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276 (27428).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Wat leuk dat al die journalisten die zeiden dat er in de Kamer zo weinig aandacht is voor Europese debatten hier zo en masse op de publieke tribune zitten. Wij doen dat dus regelmatig. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voorstel van de Europese Commissie waardoor lidstaten zelf kunnen besluiten om de teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen te verbieden op hun grondgebied, binnenkort in stemming komt;

overwegende dat het voorstel momenteel gebaseerd is op artikel 114 EU-Werkingsverdrag, welke gaat over de interne markt, terwijl een grondslag op artikel 192, dat gaat over milieu, een veel sterkere juridische basis zou bieden voor het beperken van de teelt van ggo's;

constaterende dat er nog een groot aantal ongedefinieerde details in het voorstel staat, waaronder "nieuwe objectieve omstandigheden", waarvan ook het kabinet aangeeft dat het niet helder is wat hiermee wordt bedoeld;

van mening dat het voorliggende teeltvoorstel zo onvoldoende basis biedt voor een juridisch zekere beperking van ggo's op (een gedeelte van) het grondgebied van EU-lidstaten;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met het voorliggende teeltvoorstel en in te zetten op een verbetering van bovengenoemde punten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie zich niet aan de afgesproken termijnen houdt om stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, zoals glyfosaat, te herbeoordelen en indien noodzakelijk uit te faseren, en dat Zweden haar daarom voor het Europees Hof daagt;

verzoekt de regering, zich aan te sluiten bij de rechtszaak van Zweden tegen de Europese Commissie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (27428).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. In het AO van 10 april heeft de staatssecretaris laten weten nog steeds in te zetten op de brede kwekersvrijstelling en daarvoor steun te willen vergaren onder haar Europese collega's. Daar ben ik op zich heel blij mee; waar het nu om gaat is de uitvoering.

De staatssecretaris heeft aangegeven binnen een maand een analyse gereed te hebben van hoe de brede kwekersvrijstelling kan worden ingekaderd in de octrooiwetgeving. Op basis van dit concrete voorstel zou de staatssecretaris de standpunten polsen van haar Europese collega's. Tevens vormt het de basis van een onderzoek naar mogelijke effecten van een brede kwekersvrijstelling op andere sectoren. Van dit onderzoek heb ik gezegd dat dit niet tot verdere vertraging mag leiden. Inmiddels zijn we anderhalve maand verder. Mogen wij daarom aannemen dat de analyse inmiddels gereed is? Ik hoor hierop graag de reactie van de staatssecretaris.

Mijn tweede punt betreft het voorstel voor een nationale teeltbevoegdheid. Vandaag hebben wij een brief ontvangen over het voorstel en de wijziging daarvan. Mijn fractie is blij met de wijziging dat lidstaten die tijdens de EU-toelatingsprocedure niet hebben gezorgd voor uitsluiting van hun grondgebied alsnog een dergelijke geografische beperking kunnen aanvragen. Op dit punt wilde ik een motie indienen, maar dat is niet meer nodig. Het alsnog aanvragen van een geografische beperking mag echter niet eerder dan twee jaar na de markttoelating en alleen als er sprake is van nieuwe objectieve omstandigheden. Het is goed dat het kabinet de Europese Commissie gaat verzoeken om nadere duiding van de criteria "nieuw" en "objectief" en de wijze waarop de afweging wordt gemaakt. Hierover moet natuurlijk geen onduidelijkheid bestaan.

Ik heb nog wel een vraag. Een lidstaat die een beperkingsmaatregel wil nemen, moet dit binnen twee jaar na de afgifte van de teelttoelating doen. Na die twee jaar, zo staat er in een bepaling, kunnen lidstaten op basis van nieuwe objectieve omstandigheden alsnog een geografische beperking aanvragen. Klopt mijn analyse dat er dus altijd een mogelijkheid is om bezwaar te maken?

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie, die ik zal inleiden. In het algemeen overleg van april gaf de staatssecretaris aan dat zij in enkele weken een scenario klaar zou hebben over de uitgebreide veredelingsvrijstelling. Dit scenario zou zij in de praktijk gebruiken in gesprekken met andere bewindslieden in Europa. De Kamer heeft er daarna niets meer van vernomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Economische Zaken momenteel de voorstellen tot afbakening van de uitgebreide kwekersvrijstelling nader uitwerkt en mogelijke effecten van de uitgebreide kwekersvrijstelling verder laat onderzoeken;

overwegende dat de Kamer zich per motie reeds heeft uitgesproken voor de uitgebreide kwekersvrijstelling met als uitgangspunt dat biologisch materiaal, ook als dat onder de reikwijdte van een octrooi valt, vrij beschikbaar moet zijn voor verdere veredeling en dat nieuwe rassen vrij geëxploiteerd mogen worden;

overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken meermalen aangegeven heeft deze kwekersvrijstelling te gaan bepleiten bij haar collega's in Europa;

verzoekt de regering, het scenario over en onderzoek naar de uitgebreide veredelingsvrijstelling zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer voor 1 oktober 2014 te informeren over de strategie en de voortgang bij het voor het voetlicht brengen van de uitgebreide veredelingsvrijstelling bij haar Europese collega's, waaronder de bewindslieden van sleutellanden Frankrijk en Duitsland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (27428).

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. De VVD ziet het als een grote opgave om de wereldvoedselproductie te vergroten en te verbeteren. Nederland is wat ons betreft de moestuin van Europa. Daarom moeten we in Nederland blijven inzetten op intensivering maar ook op biologische productie, minder afval, recycling et cetera. De VVD voelt een grote verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de oplossing van de wereldvoedselproblematiek. Biotechnologie hoort daar wat ons betreft onlosmakelijk bij. Bijkomend voordeel is dat het banen en welvaart in Nederland oplevert.

Apple, Samsung en Google voeren dure rechtszaken over patenten. In 2011 gaven ze daar zelfs meer aan uit dan aan onderzoek en ontwikkeling. Gelukkig lijkt dat aan de plantveredeling voorbij te gaan. De sector werkt aan een transparant en non-discriminerend licentieplatform. Dit platform is belangrijk, temeer omdat de staatssecretaris heel helder was in het AO: Nederland is het enige land dat een uitgebreide kwekersvrijstelling wil. Voor de VVD blijft het doel achter de kwekersvrijstelling wel overeind staan, namelijk goede toegang tot plantenrassen en -soorten om te kunnen blijven innoveren. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een beperkt aantal veredelingsbedrijven bij diverse graan-, mais- en groentesoorten een flink deel van de markt in handen hebben en dat in deze markten de toetredingsdrempels voor kleine bedrijven hoog zijn;

van mening dat in het kader van de mondiale voedselzekerheid en voedselveiligheid het onwenselijk is dat de voedsel- en/of zaadproductie van genoemde soorten in handen komt van één of enkele bedrijven;

verzoekt de regering, zich tot en met het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie hard te maken voor een gelijk speelveld, onder andere door het realiseren van een ruimere veredelingsvrijstelling en/of beperking van de octrooiering van planteigenschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Liefde en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (27428).

Beide bewindslieden hebben aangegeven enkele minuten nodig te hebben ter voorbereiding op hun antwoord.

De vergadering wordt van 18.51 uur tot 18.57 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. We zullen proberen om vrij staccato een oordeel te geven over de moties. Ik zal vooral reageren op alles wat te maken heeft met kwekersrecht en de labelingsplicht voor cisgenese. Ik zal ook iets zeggen over de herbeoordeling van glyfosaat.

In de motie op stuk nr. 273 dringt de heer Van Gerven aan op een spoedige rapportage over de Biotechnologierichtlijn. Het lijkt mij uitstekend om dat te vragen. Hij verzoekt ook om in een vroeg stadium in Europa een volledige kwekersvrijstelling te bepleiten. Dat verzoek is door meerdere leden, volgens mij eigenlijk door de hele Kamer, onderschreven. Ik zou dat verzoek willen zien als ondersteuning van het beleid. In die zin kan ik het oordeel over die motie overlaten aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 275 van de heer Van Gerven moet ik helaas ontraden. In die motie wordt verzocht om een labelingsplicht voor cisgenese. Uiteraard moet eerst bepaald worden of een nieuwe techniek daadwerkelijk een ggo is. Als dat zo is, geldt een etiketteringsplicht en anders niet. Het bedrijfsleven kan er zelf voor kiezen om transparant te zijn over gebruikte technieken. De biologische landbouw zal waarschijnlijk geen gebruikmaken van cisgenese. Consumenten kunnen dan kiezen voor biologische producten; dat hebben we eerder in het debat met elkaar uitgediscussieerd. Dat is het standpunt en dat hebben we in het debat aangegeven. Ik begrijp dat de heer Van Gerven een ander oordeel van de Kamer vraagt. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar wij ontraden deze motie.

Ik kom bij de vraag van mevrouw Dik-Faber en direct ook op de moties van de leden Geurts, De Liefde en Jacobi over hetzelfde onderwerp. Zoals zojuist werd vastgesteld en zoals mevrouw Dik-Faber ook aangaf, zijn wij inderdaad voor een volledige vrijstelling van het kwekersrecht, de uitgebreide kwekersvrijstelling. Ik heb aangegeven dat we werken aan een analyse: wat is daar precies voor nodig en hoe past dit in het octrooirecht? Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe het daarmee staat. Ik heb begrepen dat dit nu op een haar na gevild is.

De heer Geurts vraagt in de motie op stuk nr. 279 of dat scenario naar de Kamer kan. Dat lijkt mij een uitstekend idee. Ik ben van harte bereid om dat document, wanneer dat gereed is, ook naar de Kamer te sturen. Dat mag ook niet al te lang maar duren; dat zeg ik er, net als de heer Geurts, streng bij. Daar willen we vervolgens in Europa inderdaad letterlijk de boer mee opgaan. In die zin kan ik de Kamer in de geest van de motie van de heer Geurts per 1 oktober 2014 uiteraard informeren over hoe de Europese vlag er op dit dossier bij hangt.

Er staat echter een ding in de motie waarvan ik de heer Geurts wil vragen om mij dat niet op die manier te laten doen. Hij vraagt mij namelijk om de door ons gehanteerde strategie op te schrijven. De heer Geurts heeft net een niet zo onfortuinlijke Europese campagne achter de rug. Iets wat ik in mijn jarenlange ervaring heb geleerd, is: don't talk strategy. Als de strategie op straat ligt, weet je immers al bij voorbaat dat die strategie gedoemd is om te mislukken. Het lijkt mij uitstekend om de Kamer de door de heer Geurts gevraagde voortgangsrapportage aan te bieden, in een brief; we moeten het ook niet zwaarder optuigen dan nodig. We zullen de Kamer per 1 oktober aangeven waar we dan staan en hoe we varen. Dat is net iets anders dan wat de heer Geurts in deze motie vraagt. Misschien is hij bereid om de motie op basis van deze toezeggingen in te trekken. Anders zou hij de motie, als hij dat geen bezwaar vindt, moeten herformuleren.

De heer Geurts (CDA):

Als de staatssecretaris de motie zo uitlegt, wil ik de motie handhaven met die uitleg. Ik wil het woord "strategie" ook wel schrappen, als de staatssecretaris dat liever heeft.

Staatssecretaris Dijksma:

Als we afspreken dat "strategie" betekent dat wij gewoon vertellen hoe het er op dat moment voor staat en dat het niet aangeeft — dat vroeg de heer Geurts hier namelijk — hoe wij precies gaan opereren richting Frankrijk, Duitsland of andere landen, dan kan ik daarmee leven. Wij weten nu van elkaar hoe het zit. Ik kan de Kamer wel vertellen welke positie die landen op dat moment innemen, maar dat is net iets anders dan dat wij precies gaan vertellen hoe wij van plan zijn om dit voor elkaar te krijgen. Wij hebben er geen misverstand over dat dit wel de route is.

De voorzitter:

Wat is dan uw oordeel over deze motie?

Staatssecretaris Dijksma:

In dat geval laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Dit betreft dan de motie op stuk nr. 279.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 280, die over hetzelfde thema gaat. De heer De Liefde geeft hierin samen met mevrouw Jacobi aan wat eventueel de andersomroute zou kunnen zijn om materieel hetzelfde te bereiken, mochten wij onverhoeds geen medestanders vinden voor die ene weg naar Rome. Ik ervaar deze motie zeer als ondersteuning van beleid. Ik voel mij door de overwegingen die de leden meegeven ook gesterkt in de agenda die wij op dit moment voeren.

De laatste motie waarover de Kamer van mijn kant een oordeel krijgt, is de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 278. Ik merk hierbij op dat wij ons echt moeten informeren — ik zeg het maar zo open als het kan — over hoe het precies in elkaar zit. Mevrouw Ouwehand verwijst naar een rechtszaak van Zweden tegen de Europese Commissie. Ik weet niet meer dan dat het op dit moment zo is dat glyfosaat op dit moment inderdaad binnen de Europese Unie is goedgekeurd, onder het voorbehoud van een EFSA-risicobeoordeling. De goedkeuring wordt in het herbeoordelingstraject elke tien jaar tegen het licht gehouden aan de hand van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Dit traject loopt nu en ik denk dat wij de Kamer schriftelijk voor de stemming zullen moeten informeren over wat er precies tussen Zweden en de Commissie speelt en wat ons oordeel daarover is. Wij kunnen dit nu niet uit onze mouw schudden. Wij moeten de Kamer daarin precies antwoorden.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Ouwehand daarbij knikken. Over de motie op stuk nr. 278 volgt nog voor de stemmingen een brief met daarin het oordeel van de regering.

Het woord is aan de staatssecretaris van I en M.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Ik begin met de motie-Van Gerven op stuk nr. 274. Ik heb al eerder met de Kamer over dit onderwerp gesproken. Ik ontraad deze motie. De uitvoering ervan is ongewenst en ook niet haalbaar, want het zou betekenen dat wij wijzigingen moeten aanbrengen in basis-EU-regels. Ik doel op het Verdrag van Lissabon. Hiervoor is geen draagvlak binnen de Europese Unie.

De vijf punten die de heer Van Gerven noemt in de motie op stuk nr. 276, zijn op een bepaalde manier allemaal in het voorstel mogelijk, maar wel binnen de kaders van het voorstel. In dat opzicht is het ook een interpretatiekwestie. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 277 is ingediend door de Partij voor de Dieren. Mevrouw Ouwehand verzoekt de regering hierin, niet in te stemmen met het voorliggende teeltvoorstel. Deze motie moet ik ontraden. De keuze die door de Europese Commissie wordt gemaakt, is dat het is gebaseerd op economische regels. Dit is ook de conclusie van de juridische afdeling van de Raad zelf. De milieugrondslag lijkt niet meer mogelijkheden te bieden dan de handelsgrondslag. Ik heb begrepen dat dit zeer waarschijnlijk ook in de tweede lezing aan de orde komt. Wat mij betreft steunen we het voorstel en zal het parlement zich er wellicht later over buigen. We zijn nu echter in het stadium dat het zeer onverstandig is om tegen te stemmen, omdat het voorstel juist tegemoetkomt aan de motie van de Partij voor de Dieren zoals die eerder is ingediend. Ik denk dat dit een zeer cruciale stap is in het proces. Ik ontraad de motie.

Tot slot kan ik kort zijn over de vraag die mij is gesteld door mevrouw Dik-Faber. Het antwoord op deze vraag is: ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan het verslag van een algemeen overleg Biotechnologie en kwekersrecht. Ik dank beide bewindslieden heel hartelijk voor de gevatte wijze waarop zij de moties hebben becommentarieerd. We zijn hiermee ook aan het einde gekomen van de vergadering.

Naar boven