5 Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012 (onderdeel Economische Zaken en Innovatie) (33000-XIII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Wij staan op een kruispunt. De Europese crisis woekert door, aangewakkerd door politieke inertie en ongecontroleerde markten. Nederland wordt aan alle kanten geraakt, al staat ons land er nog relatief redelijk voor. Dit laat nog eens extra zien hoe belangrijk het is om een gezonde, toekomstbestendige en goed gereguleerde economie te hebben die in dienst staat van de bevolking, in plaats van andersom. Uit het begrotingsdeel van economie en innovatie spreekt niet die urgentie. Het is grotendeels oud beleid, herschikking van minder geld, gericht op gevestigde bedrijfstakken en insiders, een green deal die weinig voorstelt, een bedrijfslevenbeleid met zo veel toppen dat je de dalen moet zoeken en extra inzet om van Nederland een belastingparadijs te maken.

Beweging is er, na aandringen van onder andere mijn fractie, op het gebied van marktregulering ten faveure van de consument. Het gaat mij echter veel te traag. De minister kiest voor het verleden, in plaats van voor de toekomst: vieze en grijze industrie, grijze mannen, lobbyclubs en belastingontwijkende multinationals. Het ontbreekt blijkbaar aan moed om tegen de stroom in gericht te durven investeren. Waar het CPB, het IMF en de OECD adviseren te hervormen en te stimuleren, wordt hier gekozen voor zuinig en conservatief.

Ik focus me op een viertal onderwerpen. Het eerste is het innovatiebeleid in de topsectoren, het tweede is markttoezicht, het derde bestaat uit de gevolgen voor de arbeidsmarkt van het innovatiebeleid en het vierde het gebrek aan groene innovatie.

Het topsectorenbeleid bestaat uit overleg, plannen en samenwerken. Plannen? Nou ja, plánnen, want plannen gebeurt nog te weinig. Het lijkt op zich prima, maar het is geen beleid waaruit visie blijkt. De halve bestaande economie is prioriteit geworden. Alsof er geen keuze durft gemaakt te worden voor sectoren die echt toekomstgericht zijn. Nee, de oplossing moet komen van tien topsectoren. Tien? Ja, want negen plus één is volgens mij tien: negen echte topsectoren en eentje die wat mij betreft is gericht op belastingontwijking, namelijk hoofdkantoren. Daarin trekt de minister op met staatssecretaris Weekers. Negen topsectoren die een groot deel van onze economie overlappen. VNO-NCW blij, lobbyisten blij, dat begrijp ik wel. Maar is werkend Nederland er blij mee? Wederom een keuze voor het verleden, en niet voor de toekomst. Het zijn vooral grijze mannen die er blij mee zijn, terwijl groen Nederland het nakijken heeft. Natuurlijk vragen wij aan de minister wanneer dingen nu eens wat duidelijker worden. Wat zijn de plannen rondom de topsectoren, en wanneer kunnen we de daadwerkelijke invulling verwachten, ook financieel gezien – die mis ik namelijk – van de topsectoren.

Waar de minister wel wil bewegen, is op markttoezicht. Op verzoek van GroenLinks komt er gedragstoezicht op de economische markten bij de totstandkoming van de nieuwe toezichthouder door samenvoeging van NMa, de Consumentenautoriteit en de OPTA. Maar intussen worden nog wel veel toestanden toegestaan: rechteloos gemaakte werknemers, vooral in de bouw en in de postmarkt, prijsintransparantie zoals in de telecom, gebrek aan concurrentie, zoals op het spoor. Vaak mislukten liberaliseringen waar de partijen van deze coalitie in het verleden voor hebben getekend. Wordt Nederland er blij van? Nee. Er zijn blijkbaar BN'ers als Youp van 't Hek voor nodig om een stem te zijn voor machteloze burgers, zoals in de telecom is gebeurd. Dat kan niet de bedoeling zijn, maar het gebeurt toch.

In een globaliserende wereld is Nederland een kleine markt, waar niet veel ruimte is voor grote spelers. Daarom zijn het er in toenemende mate per markt ook steeds minder. Tel daar al die mislukte liberalisering bij op en voila, je hebt – het woord is al genoemd – oligopolide marktvormen: markten die gedomineerd worden door een paar grote aanbieders, soms aangevuld met wat nichespelers. Die grote aanbieders hangen bij elkaar over de heg. We kunnen niet achterhalen of ze met elkaar praten – de NMa lukt dat in ieder geval niet – maar elkaar zien doen ze zeker. Het lijkt niet toevallig dat prijsstijgingen van de een overgenomen worden door de ander. De heer Van Bemmel en mevrouw Dijksma hebben daar al aan gerefereerd, wanneer het gaat om benzine, maar we hebben het hier over volggedrag, dat we op meer markten zien dan alleen bij benzine. Het geldt ook voor de telecom. Wie heeft daarin het nakijken? De consument. Want als het onderscheidend vermogen afneemt en de concurrentie eenvormig wordt, worden niet alleen de goede eigenschappen overgenomen, maar vooral ook de slechte. Want daar zitten tenslotte de kostenbesparingen. Als ik de telecom als voorbeeld neem: slechte dekking, vooral van het 3G-netwerk, beroerde klantenservice – denk maar weer aan Youp – volledige prijsintransparantie, maar wel prijsuniformiteit.

De heer Van Vliet (PVV):

Liberalisering en privatisering hoeven niet per definitie vieze woorden te zijn. Mijnheer Braakhuis had het over de postmarkt, en dat het allemaal zo afschuwelijk was, waarvoor de coalitie had getekend. Dat zijn wij natuurlijk niet, dat begrijpt hij. Maar wat schetst onze verbazing? De partij van de heer Braakhuis is de meest eurofiele partij van Nederland, en die liberaliseringen komen heel vaak uit Brussel.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat kan zo zijn, maar het betekent niet dat de liberalisering zelf slecht hoeft te zijn. Het gaat om de wijze waarop ze wordt begeleid door onze overheid. Daar gaat het mis. Dat zie je natuurlijk ook gebeuren op de Nederlandse markt: die is volkomen onevenwichtig, met een heel grote oude monopolist, TNT, en een paar nieuwe toetreders die het veel te zwaar hebben, waardoor de arbeidsomstandigheden dramatisch zijn afgenomen.

De heer Van Vliet (PVV):

Een slotvraag, voorzitter. Stel dat Brussel straks komt met de regel dat wij de situatie moeten laten voor wat die is en dat er niets verandert aan de voorwaarden waaronder wij kunnen liberaliseren en privatiseren. Wat zal GroenLinks dan doen?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Wij gaan in ieder geval proberen om de arbeidsomstandigheden waarover ik sprak – de overeenkomst van opdracht – uit de markt te laten verdwijnen om te voorkomen dat werknemers volledig rechteloos worden. Dat kunnen wij toch niet laten gebeuren na decennialang arbeidsrechten te hebben opgebouwd? Geen pensioen, geen vakantiegeld, geen ziekengeld. Dat zijn toestanden die de fractie van de heer Van Vliet ook niet wil. De fractie van de PVV zal dat met mij eens zijn, althans, de heer Van Bemmel was dat wel met mij eens tijdens het debat over de postmarkt.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik had het niet over de postmarkt, maar over liberalisering en privatisering in het algemeen die vaak uit Brussel worden opgelegd. Stel dat wordt gezegd dat het moet gaan zoals het nu gaat en zoals het bijvoorbeeld met de postmarkt is gegaan, maar het komt wel uit Brussel, zegt de heer Braakhuis dan eindelijk een keer nee? Zegt hij dan: houd je handel maar in Brussel?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Brussel legt de vorm niet op. Uit Brussel komt de boodschap dat de postmarkt moet worden geliberaliseerd en het is aan onze overheid om dat goed te begeleiden.

Mevrouw Schaart (VVD):

Het verbaast mij wel wat de heer Braakhuis zegt. Hij spreekt over mislukte liberaliseringen. De VVD is altijd tegen de liberalisering van de postsector geweest, zoals de heer Braakhuis wel weet, terwijl zijn fractie in mijn beleving destijds wel heeft ingestemd met de liberalisering van de postmarkt. Die is maar half uitgevoerd en dus mislukt. Op dat punt kunnen wij elkaar de hand reiken, maar toen het opportuun was, heeft de VVD-fractie gezegd: dit is niet goed genoeg, dit moeten wij niet doen. GroenLinks had toen een heel andere mening. Wil de heer Braakhuis hierop reageren?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik geef hetzelfde antwoord als zojuist. Ik ben niet tegen liberalisering als die goed uitpakt, maar als liberalisering slecht wordt begeleid en maar half wordt ingevoerd, moeten wij ingrijpen. Daarbij mis ik nu helaas de VVD. Mevrouw Schaart constateert toch ook dat de liberalisering niet goed is gegaan? Ik verwelkom haar binnenkort in mijn gelederen om te helpen rechttrekken wat is misgegaan.

Mevrouw Schaart (VVD):

De VVD-fractie is die mening al wat langer toegedaan dan de heer Braakhuis. Hij kan zich dus aansluiten bij mijn gelederen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Toch heb ik de VVD-fractie gemist bij de bescherming van arbeidsrechten die wij decennialang hebben opgebouwd.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is bovendien ook niet waar. De VVD heeft de liberalisering van de postmarkt altijd van harte toegejuicht, maar heeft om politiek strategische redenen wel tegen de wet gestemd. Dat terzijde.

De heer Braakhuis zei zojuist dat hij in principe wel voor liberalisering is. Hij was ook voor liberalisering van de postmarkt, alleen de manier waarop dat is gebeurd, is niet goed. Ik heb mij altijd op het standpunt gesteld dat wij die markt helemaal niet hadden moeten liberaliseren, omdat de uitkomst niet anders kon zijn dan ofwel een oligopolie ofwel uitbuiting van heel veel verschillende werknemers. Kan de heer Braakhuis mij uitleggen hoe het kan dat door één straat drie of vier postbodes komen met dezelfde hoeveelheid post of nog een beetje minder dan vroeger, voor de prijs van één?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Mevrouw Gesthuizen heeft gelijk. Ik heb trouwens gezegd dat ik niet tegen liberalisering ben, maar ik ben ook niet per definitie voor. Hier zien wij een liberalisering die totaal is mislukt. Dat ben ik met haar eens.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik moet wat dit betreft de heer Van Vliet toch een beetje gelijk geven als hij vraagt: geef nu eens hom of kuit. Was die opgedrongen liberalisering uit Europa verkeerd en hadden wij ons daartegen moeten verzetten? Ik geef de heer Braakhuis een tip: ik ben van mening dat wij dat wel hadden moeten doen, omdat een aantal andere landen in Europa zo verstandig is geweest om nog niet te liberaliseren. Hoe denkt de heer Braakhuis daarover? Hadden wij nu wel of niet moeten liberaliseren?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit is hindsight bias, zoals dat in goed "Nederlands" heet. Achteraf kun je constateren dat dit geen verstandig besluit is geweest.

De voorzitter:

U continueert.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik sprak over volggedrag. Wie heeft het nakijken? De consument. Beroerde klantenservice, volledige prijsintransparantie, maar wel prijsuniformiteit. Ik sprak over de telecom. Wij komen er niet eens achter wat de kostprijs is van een gigabite, maar wel wat ervoor wordt gevraagd. Dat is heel veel. 77% van de Nederlandse consumenten weet niet wat voor hem of haar het ideale pakket is bij een telecomprovider en slechts 7% weet dat wel. Dat is het gevolg van gebrekkige informatie, prijsintransparantie en vooral door algemene intransparantie. Maar, zeggen de telecomproviders, dat hebben wij nodig voor investeringen in het netwerk. Ik heb overal een beroerde ontvangst, of vrijwel overal behalve misschien op sommige plekken in de Randstad.

Hoe zit dat? Heeft de toezichthouder effectief toezicht op dit soort mededingingswantoestanden? Ik heb dat niet gemerkt. Dat was ook voor mij de reden om de minister om gedragstoezicht te vragen. De consument moet namelijk hiertegen beschermd worden, want door middel van zelfregulering, het mantra van dit kabinet, gaat dit echt niet gebeuren. Ik ben blij dat de minister mijn verzoek heeft gehonoreerd. Wel blijft de vraag openstaan waarom tot nu toe het mededingingsbeleid hierin niet heeft voorzien. Ik hoor graag het antwoord van de minister. Ook hoor ik graag hoe hij invulling gaat geven aan het gedragstoezicht, want ik wil die invulling nu wel echt snel zien. Graag dus de toezegging dat wij voor het kerstreces hierover een brief krijgen. Overigens, ik denk graag mee met de minister, ook over dit onderwerp. Ik geef hem graag mee dat deze taakuitbreiding in ieder geval moet leiden tot volledige prijstransparantie, een minimum serviceniveau en informatieplicht. Zoals gezegd, ik denk graag mee.

Nog iets waarop de mededingingsautoriteit niet heeft gelet: de onbalans tussen het zich verenigen aan de inkoopzijde, wat wel is toegestaan, en het verbod op het zich verenigen aan de verkoopzijde; dat heet dan ineens "kartel". Dat is terecht, maar intussen staan kleine aanbieders machteloos tegenover de vaak enorme inkooporganisaties. Dat geldt met name voor boeren. Dat is een voorbeeld, maar hun inkomen wordt gedicteerd door de verenigde inkopers, tegen wie zij nauwelijks een vuist kunnen bieden. Het inkomen is laag. De bagatelregeling is wel aangepast, verdubbeld, waardoor kleine aanbieders zich iets beter kunnen verenigen, maar het is zeer de vraag of dat genoeg is. Daarom wil ik van de minister weten of hij bereid is om ook hiervan een horizonbepaling te maken, voor een duur van twee jaar, teneinde voor de afloop van deze termijn te kunnen evalueren of deze bagatelregeling afdoende is of dient te worden omgezet in een permanent verruimde regeling voor, nogmaals, heel kleine aanbieders tegenover de heel grote marktmacht van inkopers.

Een van de doelen van dit kabinet had kunnen zijn: werk en productiviteit. Hád kunnen zijn, want de wijze waarop dit kabinet de bezuinigingen heeft ingevuld, kost alleen maar banen. Kan de minister aangeven wat hij binnen zijn portefeuille doet om de rampzalige uitwerking van dit kabinetsbeleid op werken, te keren? Laat hij niet aankomen met gelegitimeerde belastingontwijking om een paar hoofdkantoren voor een paar buitenlandse expats hier te krijgen; dat heet "vestigingsklimaat" en daarmee concurreren we elkaar in Europa namelijk al het graf in. Ik heb het gewoon over werken. De heer Van Vliet raakte al eerder aan de maakindustrie. Nou, daar hebben wij het dus over: gewone banen voor gewone mensen. De minister wil in drie jaar ten minste vijftien significante buitenlandse investeerders naar Nederland halen en 3000 banen creëren in 2012 via 150 buitenlandse investeringsprojecten. Is dat het? Door dit kabinet gaan in deze periode alleen al 110.000 banen verloren en deze minister gaat er een paar duizend compenseren? Dat lijkt armzalig. Voorlopig zie ik dat in sommige markten de omstandigheden voor werknemers alleen maar slechter worden en dat daar banen verloren gaan. Kijk naar de postmarkt, een krimpende oligopolide markt; het volggedrag leidt daar tot het volledig rechteloos maken van postbezorgers. Iets dergelijks zien we ook in de bouw. Inmiddels spreken we over vele tienduizenden die middels de zogenaamde "ovo" rechteloos en onder de armoedegrens terecht zijn gekomen. Zo heb je nog een baan, zo ben je ineens een pseudo-zzp'er en ontvang je geen ziekengeld meer, wordt er geen pensioen meer betaald, heb je geen recht op vrije dagen, zwangerschapsverlof en noem maar op. En wat je wel krijgt, in nog onder het sociaal minimum ook. Dit kan toch niet waar zijn? Decennialange sociale regulering wordt in één klap de nek omgedraaid. Deze minister gaat wellicht wijzen naar zijn collega Kamp om dat op te lossen, maar dat zou ik flauw vinden. Deze minister heeft samen met zijn collega Kamp de verantwoordelijkheid om de ovo, het pseudo-zzp'erschap, uit de markt te werken. Dit is Nederland namelijk onwaardig. Ik zal mij daarvoor komend jaar inzetten, samen met collega Hamer, maar graag hoor ik wat de minister hier zelf mee van plan is.

En nu ik het toch over zzp'ers heb, maar dan de echte, het volgende. Bij het Belastingplan heb ik een amendement ingediend om het urencriterium, een grote ergernis voor werkgevers en zzp'ers, af te schaffen, wat ook nog eens wordt geadviseerd door de SER. Kan ik op deze minister rekenen, gaat hij samen met zijn collega Weekers dit amendement actief steunen? Gaat hij daarover contact met hem zoeken? Ik begreep dat ook de VVD niet onwelwillend staat om, wellicht onder wat voorwaarden, goed na te denken over dit urencriterium.

Voorzitter. Mijn laatste onderwerp. Dit grijze kabinet lijkt een hekel te hebben aan groen. Ik hoop voor de minister dat het geen hekel heeft aan CDA-groen. Jaarlijks schenkt de minister 5,8 mld. aan subsidies voor fossiele energie tegen 1,5 mld. aan subsidies voor schone stroom. En dat moet dan innovatie zijn! De minister hangt tegelijkertijd wel het verhaal op dat duurzaamheid niet bereikt wordt via subsidies. Sure, maar waarom dan wel subsidies voor fossiele energie?

Ik ben het er ook wel mee eens dat subsidies niet altijd hét antwoord is. Er zijn ook ineffectieve subsidies. Maar de duurzame sector zegt wel terecht: help ons dan in ieder geval aan een gelijk speelveld. Dat is toch wel het minste. Wat gaat de minister doen om een eerlijk speelveld te creëren voor duurzame energie en duurzame producten, kortom voor iets wat richting de toekomst staat in plaats van met de rug naar het verleden?

Sectoren waar echte innovatie plaatsvindt, zijn vaak de duurzame sectoren. Economische meerwaarde richting de toekomst ontstaat juist daar. Ik heb het al eerder gezegd: in Duitsland zijn er alleen al 250.000 banen mee gecreëerd. Dat is een kans die Nederland op dit moment volledig aan zich voorbij lijkt te laten gaan. Inmiddels staan wij in Europa niet meer vooraan in de rij van duurzaamheid, maar bijna helemaal achteraan. Wij houden nog maar drie landen achter ons. Dus alle mooie verhalen ten spijt: De Groene Zaak tekent de koepelovereenkomst voor groene innovatie niet. Zijn conclusies is: dit is een eenzijdige deal. Bedrijven moeten wel leveren, maar de overheid niet. Dat is natuurlijk geen deal. Dat is een farce. Dat is iets uit iemands kast pikken en het dan potsierlijk aanbieden als cadeautje. Hoe gaat de minister dit rechtbreien?

Een garantstelling van 500 mln. voor het mkb, maar daar zijn eerst wel allemaal regelingen voor gesneuveld. Het is dus gewoon een sigaar uit eigen doos, een cadeautje uit eigen kast. Is dat het groene innovatiebeleid van deze minister? De green deal komt nog terug in een ander wetgevingsoverleg en ik laat dit onderwerp daarom nu maar buiten beschouwing.

De heer Van Vliet (PVV):

De heer Braakhuis van Groen Europa, eh … van GroenLinks zei …

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Groen Europa is ook goed.

De heer Van Vliet (PVV):

… dat er in Duitsland 250.000 banen bij zijn gekomen door allerlei duurzaamheidsinitiatieven. Waar komt dat getal in godsnaam vandaan? Die 250.000 banen: zijn dat mensen die zonnecollectoren monteren via een soort Duitse melkertbanen?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat zijn mensen die zich bijvoorbeeld buigen over duurzame energie, duurzame producten en biologische landbouw.

De heer Van Vliet (PVV):

Beleidsmedewerkers en ambtenaren dus.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Volgens mij zijn dat ondernemers. Nu begrijp ik wel waarom wij elkaar zo vaak verkeerd begrijpen.

De heer Van Vliet (PVV):

De heer Braakhuis had het over banen en niet over ondernemers.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik heb het over ondernemers die ook banen creëren. Dat is namelijk het mooie ervan.

De heer Van Vliet (PVV):

En die krijgen geen subsidie?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Soms krijgen ze wel subsidie en soms krijgen ze geen subsidie. Onze eigen groene sector zegt dat die subsidie niet altijd nodig is. Ze erkennen ook dat sommige subsidies ineffectief zijn, maar ze willen wel een level playing field. En als duurzame kip € 25 per kilo kost en de kiloknaller € 6, dan hebben wij geen level playing field!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit is mijn eerste begrotingsbehandeling EL&I. Het is dan ook zo wat om meteen in mineur te beginnen, maar ik kan helaas niet anders dan stellen dat het onzekere tijden zijn, juist voor ondernemers. De europerikelen trekken hun wissel op het consumentenvertrouwen en ondernemers kunnen steeds moeilijker aan financiering komen. In 2009 hebben wij gezien hoe snel een bankencrisis om kon slaan in een crisis in de reële economie. Destijds werd met een crisispakket – de minister kan zich dat waarschijnlijk nog goed heugen – de grootste klap opgevangen. Mede hierdoor is de crisis achteraf minder diep gebleken.

Ik zei het al: ik wil niet doemdenken. Maar ik hoor toch graag hoe hij de huidige situatie taxeert. Zijn wij voorbereid op de mogelijkheid dat de reële economie zwaar wordt geraakt? In dat licht verbaas ik mij over de wijze waarop het kabinet omgaat met succesvolle crisismaatregelen. De ChristenUnie heeft al vaker gewezen op het lage btw-tarief in de bouw. Dat heeft de sector erg geholpen in slechte tijden. Deze tijden zijn helaas nog niet voorbij, maar desondanks het kabinet de tijd rijp om bouwwerkzaamheden weer tegen 19% te belasten. Een foute keuze op het foute moment. Wat zijn de banen in de bouw deze minister waard?

Een andere crisismaatregel die zijn dienst meer dan ooit heeft bewezen, is de willekeurige afschrijving. Ondernemers vragen met klem om deze maatregel nog een jaar te verlengen. Bij het Belastingplan zal de fractie van de ChristenUnie hiertoe een amendement indienen. Deelt de minister mijn mening dat de willekeurige afschrijving een bijzonder goede crisismaatregel is gebleken die in deze economische tijden nog hard nodig is? Wil hij met mij aan de ondernemers tegemoet komen en zich in het kabinet hard maken voor de willekeurige afschrijving?

Het kabinet wil opkomen voor de mkb'ers. De ChristenUnie wil dat ook. Mijn fractie is echter ronduit ontstemd als zij hoort dat nota bene de overheid zelf een van de slechtste betaler is. Zo betaalt 80% van de gemeenten te laat de rekeningen. Dan kun je nog zo genereus zijn met kredietgaranties zoals de borgstellingregeling mkb, als de overheid gewoon op tijd zou betalen, dan zou de kredietwaardigheid van ondernemers er al een stuk beter uitzien.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoor mevrouw Schouten spreken over de willekeurige afschrijving. Ik denk dat heel Nederland daar sympathiek tegenover staat, maar daarvoor moet wel dekking orden gevonden. "Tjing, tjing", waar komt die dekking vandaan?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Vliet heeft een terecht punt. Wij vinden die dekking in het schrappen van twee belastingmaatregelen. Een daarvan is de grondwaterbelasting. Die worden een jaar opgeschoven, tot 2013. Dat zou gebeuren met alle kleine belastingen behalve met deze twee.

Uiterlijk in 2013 wordt de Europese "late payment act" van kracht die erop neerkomt dat er binnen 30 dagen moet worden betaald. Ik roep de minister op om deze wet al in 2012 in te voeren zodat gemeenten en provincies snel worden gedwongen om op tijd te betalen. Gaat hij dat doen? Overheden blijken overigens trucs te verzinnen om de termijn van 30 dagen op te rekken. Zo wordt nog wel eens begonnen met het tellen van 30 dagen nadat de ambtenaar de envelop heeft geopend in plaats van de factuurdatum als uitgangspunt te hanteren. Op deze manier wordt beloond dat de rekening een tijdje blijft liggen. Is de minister bereid om af te dwingen dat de factuurdatum als dag één gaat gelden?

Ik stel nog een korte vraag over oneerlijke concurrentie in Europa in de scheepsbouwsector. De Europese Commissie heeft de Spaanse belastingconstructie die de eigen scheepswerven bevoordeelt "ongeoorloofde staatssteun" genoemd. Gaat de minister zich ervoor inzetten dat deze staatssteun met terugwerkende kracht wordt terugbetaald? Hoe gaat de minister zich ervoor inzetten om oneerlijke concurrentie hoog op de EU-agenda te plaatsen en ervoor te zorgen dat er veel sneller actie wordt ondernomen? Dit akkefietje heeft echt jaren gelegen.

Het nieuwe bedrijfslevenbeleid biedt kansen om internationaal onderscheidend te blijven binnen de thema's van de topsectoren. De fractie van de ChristenUnie ziet bètatechniek als de bron van innovatie in Nederland. Nu wij weer focus aanbrengen in het topsectorenbeleid moet ook het krimpende onderzoeksbudget gerichter worden besteed. Onderkent de minister met mij het grote belang van bètatechniek? Als hij dat doet, hoe kan hij dan verkopen dat juist bètatechniek meer dan de helft van de middelen kwijtraakt?

Het onderwijs- en innovatiebudget wordt vervangen door fiscale aftrekmogelijkheden. Er dreigen binnen de bètatechniek daardoor 3000 postdocs en aio's te verdwijnen. De minister stelt dat er niet minder middelen komen maar meer generieke middelen. Kan hij garanderen dat het bedrijfsleven het fiscale voordeel grotendeels terugsteekt in onderwijs en onderzoek? Wil hij een deel van de verschuiving naar generieke belastingmaatregelen via de RDA alsnog gebruiken om voldoende geld voor bètatechniek in de publieke sector te garanderen? Ik heb begrepen dat de voorzitter van VNO-NCW hier ook positief tegenover staat.

Succesvolle kennisinfrastructuur mag niet verloren gaan. In 2012 wil de minister nog aan de topinstituten tegemoet komen maar ook vanaf 2013 moeten goedfunctionerende topinstituten behouden blijven. Dat kan via de RDA-plus. Wij moeten daarbij voorkomen dat topinstituten slechts geldverdelende instanties worden. Hoe garandeert de minister dat RDA-plus direct terechtkomt bij onderzoek door zowel universiteiten als bedrijven?

Ik kom te spreken over mvo. Transparantie in de productieketen door multinationals is nog steeds ver onder de maat. Wanneer wordt het maatschappelijk jaarverslag onderdeel van jaarverslagen van bedrijven in lijn met de aangenomen motie van begin dit jaar? De ChristenUniefractie vindt dat bedrijven die overheidssteun ontvangen de mensenrechten moeten respecteren. De nieuwe OESO-normen vragen om de hele toeleveringsketen te laten voldoen aan de fundamentele arbeidsrechten.

Staatssecretaris Knapen zei een paar weken geleden dat bedrijven die niet voldoen aan de nieuwe OESO-richtlijnen, niet langer in aanmerking komen voor publiek-private samenwerking in ontwikkelingslanden. Zal het kabinet dit nu ook toepassen als voorwaarde voor overheidssteun in brede zin? Zal het kabinet "kennisnemen van" de OESO-richtlijnen als de voorwaarden voor overheidssteun veranderen in "voldoen aan" de OESO-richtlijnen? Mogelijk kan de praktische toepassing hiervan ook via de zelfverklaring van ISO 26000 plaatsvinden. Ik krijg graag een reactie hierop.

Tot slot vraag ik aandacht voor het effect van koopzondagen op de kleine zelfstandigen. Weliswaar is in de Winkeltijdenwet terechtgekomen dat de belangen van winkeliers met weinig of geen personeel moeten worden meegewogen, maar in de praktijk walsen gemeenten daar vaak dwars overheen. Bovendien lijkt oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling niet te worden afgestraft en ook niet te worden gecorrigeerd door de minister; ik noem de voorbeelden van Zoetermeer, Rheden en Zaanstad. Het is tijd voor duidelijkheid voor de groep winkeliers die volgens onderzoek van Deloitte worden weggedrukt door grote winkelketens. Afgelopen weekend heeft het CDA-congres een resolutie aangenomen om paal en perk te stellen aan de uitbreiding van koopzondagen. Hoe wil de minister dit voor elkaar krijgen? Wil hij met de ChristenUnie dan ook echt gaan staan voor de belangen van zelfstandigen en werknemers die nu telkens opnieuw een beroepsprocedure moeten starten?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Om op dat laatste punt aan te sluiten: ik vraag mij dan wel een beetje af waar de ChristenUnie was ten tijde van het debat over de koopzondagen met het vorige kabinet. Toen zijn er twee wetsvoorstellen behandeld, maar heb ik de fractie van de ChristenUnie nadrukkelijk niet gehoord met dit standpunt.

Mijn vraag betreft echter een van de eerdere opmerkingen van mevrouw Schouten. Zij heeft zich hardgemaakt voor een laag btw-tarief in de bouw. Dat begrijp ik, want de bouw is in Nederland een heel grote banenmotor. Dat geldt echter ook voor de culturele sector. Mevrouw Schouten maakt zich nu hard voor een laag btw-tarief in de bouw, maar waarom was de fractie van de ChristenUnie dan wel voor een btw-verhoging in de culturele sector, waar ook heel veel mensen werken?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij zijn an sich niet tegen een btw-tarief van 19% in den brede, want dat geldt natuurlijk voor heel veel sectoren. Je zou dus kunnen stellen dat de cultuursector daarvan altijd min of meer geprofiteerd heeft. Mevrouw Gesthuizen zei terecht dat de bouw een enorme banenaanjager is. In deze tijden is het vooral van belang dat in die sector, en daardoor ook in heel veel aanpalende sectoren, de werkgelegenheid behouden wordt. Bij de cultuursector gaat dit inderdaad ook spelen. Alleen worden op dat punt allerlei voorstellen gedaan door het kabinet – ik sta het bijna te verdedigen! – om de cultuursector financiële ruimte te geven. Wij zijn niet voor een generiek laag tarief voor alle werkzaamheden van wie dan ook, want dan zou iedereen naar het lage btw-tarief moeten. Juist in de bouw, omdat die sector zoveel banen genereert, vinden wij het van groot belang dat de klap nog eventjes wordt verzacht.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik vind dat onvoldoende hout snijden. Iedereen weet namelijk dat in de culturele sector ontzettend veel mensen werken, waarvan velen een relatief laag inkomen hebben. Dat is ook het mooie van de culturele sector: er werken heel veel mensen voor een relatief laag loon omdat ze er passie voor hebben. Ik snap gewoon niet dat de ChristenUnie deze fundamentele keuze maakt door wel op te komen voor een laag tarief in de bouw en daar specifiek een punt van te maken, en tegelijkertijd vrolijk in te stemmen met een btw-tariefverhoging voor de kunsten. Ik vind dat onverklaarbaar.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voor bijna alle producten geldt een btw-tarief van 19%. Wij hebben inderdaad de keuze gemaakt om de bouw te ondersteunen om door deze slechte periode heen te komen, omdat daar de klap heel groot is.

De heer Van Bemmel (PVV):

Had u uw betoog afgerond, mevrouw Schouten?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ja.

De voorzitter:

Mijnheer Van Bemmel, wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik heb één woord gemist in het betoog van mevrouw Schouten en dat is "consumenten". Ik ben bang dat dit geen toeval is. Ik heb met mevrouw Schouten wel eens gesproken over het cookies-amendement inzake netneutraliteit. De fractie van de ChristenUnie stemt daar altijd tegen.

Is het beleid van de fractie van de ChristenUnie om de belangen van consumenten niet zo belangrijk te vinden? Staat mevrouw Schouten sympathiek tegenover ons voorstel om geen kosten te berekenen aan consumenten als er geen gesprek plaatsvindt met dure servicenummers? Zij heeft mijn voorstel daarover tijdens mijn inbreng gehoord. Is dat dan eindelijk iets om het goed te maken voor de consument?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben mij er niet van bewust dat wij de consumenten bewust aan het benadelen zijn. Het voorstel zal ik bekijken. Ik wil graag ook de reactie van de minister daarop horen. Ik ben wel benieuwd wat het betekent voor de kosten die na de wachttijd worden berekend, want ik kan mij voorstellen dat de bedrijven die het betreft wel kostendekkend willen werken. Wellicht zal het consequenties hebben voor de prijs per minuut die zij daarna gaan berekenen. Maar goed, ik wacht het antwoord van de minister op dit punt af.

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik dank mevrouw Schouten voor haar antwoord. Wellicht heb ik een mentaliteitsverandering bij u veroorzaakt.

De voorzitter:

Ik heb nog steeds dezelfde mentaliteit. Het woord is aan de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Schouten maakte ook nog een punt van de koopzondagen. Zij maakt zich ook zorgen over de positie van bepaalde ondernemers, die weggeconcurreerd worden door het grootbedrijf. Dat de ChristenUnie moeite heeft met koopzondagen, vanuit een andere invalshoek, kan ik mij voorstellen. Daar komen wij vandaag niet uit. Maar als mevrouw Schouten zich zo zorgen maakt over de positie van die kleine bedrijven, wat vindt zij dan van het feit dat er op zondag bij tankstations broodjes worden verkocht, terwijl de bakker dicht moet? De museumboekwinkel is open, terwijl andere boekwinkels dicht moeten. Het internet is op zondag ook gewoon open. Daarover heb ik haar nog nooit gehoord. Op een bepaalde manier is dat ook oneigenlijke concurrentie. Kan mevrouw Schouten daar eens iets over zeggen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Als het aan de ChristenUnie lag, zouden op zondag ook de tankstations natuurlijk niet open moeten gaan. Je zou kunnen stellen dat er bij internet altijd sprake is van oneerlijke concurrentie, want daar kun je ook midden in de nacht terecht. Als je de lijn van D66 doortrekt, zou je kunnen zeggen: waarom hebben wij überhaupt een Winkeltijdenwet? Want internet gaat altijd door. Ik dat opzicht zou ik mij niet op de glijdende schaal van D66 willen begeven.

De heer Verhoeven (D66):

Dat begrijp ik wel, maar wil mevrouw Schouten dan met mij meedenken over het feit dat al die ondernemers over wie zij zich zo zorgen maakt, op een heleboel andere fronten ook worden beconcurreerd op een manier waartegen zij zich niet kunnen verzetten, omdat zij dicht moeten zijn – om een heel andere reden dan mevrouw Schouten zegt – terwijl anderen open mogen zijn? Dat zou ik dan ook wel willen weten. Eigenlijk zegt mevrouw Schouten het zelf: de benzinestations gaan wij op zondag dichtgooien. Misschien is dat een manier van denken die ervoor zorgt dat je wat meer gelijke concurrentie krijgt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Volgens mij is de ChristenUnie nooit onduidelijk geweest over de openstelling op zondag. Wij hebben nooit actief ervoor gepleit om bepaalde bedrijven wel toe te staan om op zondag open te zijn en andere niet. Wij hebben altijd aangegeven dat het wat ons betreft "niet" is. Volgens mij kan de heer Verhoeven dus beter aan andere collega's vragen waarom zij in het ene geval wel kiezen voor openstelling en in het andere geval niet, want de ChristenUnie is wat dat betreft altijd heel duidelijk geweest.

De heer Verhoeven (D66):

Is het dan niet veel slimmer om iedereen zelf te laten bepalen, ook op zondag, ook in de avond en wat mij betreft 24/7, wanneer men open is? Degene die dicht wil, mag gewoon dicht, om welke reden dan ook. Dat is toch een veel elegantere oplossing?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Daarmee suggereert u dat er dan geen oneerlijke concurrentie zou ontstaan, maar ik wil er toch wel op wijzen dat er ondernemers zijn, met name zelfstandigen of ondernemers met één of twee personeelsleden, die daarvan heel erg de dupe zijn. Uit onderzoek van Deloitte blijkt ook dat juist kleine ondernemers met weinig of geen personeel van dit beleid de dupe zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Hoe harder de Grieken worden bespot, hoe harder de Chinezen met een grimlach naar ons kijken. De afgelopen jaren wordt de opgebouwde luchtbel aan schuld langzaam maar zeker doorgeprikt. Dat geldt voor Griekenland, maar op korte termijn geldt het net zo goed voor ons. Beiden moeten wij de tering naar de nering zetten. In het kader van de behandeling van deze begroting zou het dan zo mooi zijn als wij erin zouden slagen om de nering te vergroten. Dat is veel uitdagender. Een uitstekende gezondheidszorg en goede sociale zekerheid houd je niet overeind met import, schuld en off-shoring, maar door zelf hard en slim te werken. Het kan alleen als wij naast label "made in China" het label "developed in Holland" kunnen plakken.

Ik vraag met nadruk wat de visie is van de minister op de economische ontwikkelingen en de rol van het Nederlandse bedrijfsleven in dit internationale kader. In eerdere kabinetten werd de visie en het leiderschap van EZ-ministers nog weleens gemist. Juist nu hebben we beide hard nodig. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de visie van de minister op dit algemene probleem.

We moeten investeren in de kracht van Holland. Een illustratie ter vergelijking. Recent zijn wij op bezoek geweest bij Tata Steel Nederland en Rijk Zwaan. Beide zijn prachtige bedrijven, maar wel met een belangrijk verschil. Bij de een zit het hoofdkantoor ver weg – daarmee wil ik niet zeggen dat het bedrijf niet belangrijk is – en bij het andere bedrijf zit het hoofdkantoor in Nederland. Moeten we niet juist ook ruimte bieden, zegt de minister, voor Nederlandse initiatieven? Niet uitsluitend aan deze, maar ook aan deze, én-én dus. Heeft dat niet extra meerwaarde voor ons?

De SGP-fractie is positief over de inzet op topsectoren. Ik noem de topsector water. Die heeft veel kennis in huis, internationaal opererende bedrijven en er is veel vraag naar wereldwijd. Ik zie echter ook een versnipperde sector en het ontbreken van een klinkend visitekaartje. Wat gaat de minister doen om die kennis daadwerkelijk bij elkaar te brengen? Ik zou hem op dat punt nog weleens willen horen, en dat geldt niet alleen voor die ene topsector. Kunnen we nu echt een vuist maken?

Zo eenvoudig is dat niet, want de Algemene Rekenkamer schreef een vernietigend rapport over het innovatiebeleid in het afgelopen decennium: weinig goede evaluaties en weinig coördinatie. Tussen 2003 en 2010 is het overheidsbudget verdubbeld, maar het percentage investeringen in R&D door het private bedrijfsleven is juist gedaald. Op basis van welke analyse denkt de minister dat zijn beleid wel effectief is? De inschatting en mening van de minister ken ik, maar hoe kan hij die onderbouwen? De vorige ministers dachten immers heus ook wel dat ze goed beleid voerden.

De minister schrijft dat de derde geplande beleidsdoorlichting is vervangen door de heroverweging, maar ik zie in dit rapport geen hoofdstuk dat aan een beleidsdoorlichting kan tippen. Ik vraag de minister dan ook om de kritiek van de Algemene Rekenkamer verder op te pakken en alsnog een beleidsdoorlichting uit te voeren. Ik denk dat die doorlichting als nulmeting ook een goede basis kan leggen voor een effectieve monitoring van het bedrijfslevenbeleid. Hoe kunnen we goed zichtbaar maken wat de overheid doet en welke bijdrage de overheid levert?

Eigenlijk is de analyse dat er sowieso meer geld nodig is voor kennis en innovatie. Ik begrijp de condities van het regeerakkoord en ik begrijp de condities van de huidige crisis. Maar is de minister het met mij eens – en het zou toch mooi zijn als de minister daar eens ja op ging zeggen – dat kennis en innovatie toch bij de eerste dingen horen waar het goed zou zijn als Nederland er meer in ging investeren als de ontwikkelingen weer mee gaan zitten en er meer financiële ruimte komt?

We moeten natuurlijk nadenken over de juiste accenten en de juiste instrumenten. Een daarvan is al voorbij gekomen. De heer Koppejan bracht het naar voren, namelijk het Programmaonderzoek mkb en ondernemerschap. Wat ons betreft een prachtig programma, voor weinig geld veel waarde, juist voor het hele ondernemerschaps- en innovatiebeleid. Ik sluit mij dus aan bij de vragen van de heer Koppejan en vraag de minister met nadruk om niet alleen naar de financiering in 2012 te kijken, maar ook naar de continuering daarvan in de jaren daarna.

Je kunt kennis hebben, maar de vraag is wat je met die kennis doet. Als die op de plank blijft liggen, gaat het mis. Helaas is dat eigenlijk een van de dingen waar wij het slechtst in scoren tot nu toe. Valorisatie, zo zeggen we dan, is nodig en moet een belangrijk criterium zijn bij innovatiecontracten en ook binnen de universitaire geldstromen. Daar zijn allerlei dingen over afgesproken. Het Rathenau Instituut zegt: een knelpunt is wel dat die wetenschappers niet afgerekend worden, of laat ik het positief formuleren: beloond worden, voor de valorisatie van de kennis. Collega Zijlstra van de minister heeft daar het nodige over gezegd. Denkt de minister dat er voldoende harde afspraken liggen en dat die ook waargemaakt kunnen worden, zodat die valorisatie echt binnen die kennisinstituten op gang gaat komen?

Dan de topinstituten. FES-bijdrage eraf, vanaf 2015 is de financiering min of meer veilig gesteld, maar we hebben wel wat tussenliggende jaren. Gelukkig springt de minister bij in 2012, maar in 2013 en 2014 hebben we nog wel een gat. Kan de minister garanderen dat ook hiervoor een oplossing wordt gevonden?

Het hele bedrijfsleven heeft baat bij aandacht en instrumenten voor belangrijke onderliggende thema's. Ik noem de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ik noem proeftuinen en ruimte voor innovaties in nieuwe en ongedachte richting. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij innovatiecontracten, consortia en innovatiefondsen ook kleine mkb-bedrijven moeten kunnen aanhaken, bedrijven die geen dikke portemonnee met geld hebben, maar wel inventiviteit en expertise.

Waarom is daarom bij het innovatiefonds de ondergrens voor projectkosten zo hoog gelegd? Ik noem ook de biobased economy. Op dit thema moeten we de internationale proeftuin worden. Ik noem sociale innovatie. Daarover is een motie ingediend en aangenomen. Is de minister het met de SGP-fractie eens dat productinnovatie zeer gebaat is bij stelselinnovatie? Ik denk daarbij aan onderwijs, veiligheid, pensioenen en sociale zekerheid. Borgt de minister dat sociale innovatie voldoende ruimte krijgt? Ik vraag hem ook om de genoemde punten expliciet op te nemen in de jaarlijkse voortgangsrapportages.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoor zojuist dat Rijk de Gooyer is heengegaan. Hij was een icoon van de Nederlandse cultuur. Dat zeg ik toch maar even als vertegenwoordiger van de PVV. PVV'ers worden vaak cultuurhaters genoemd.

De heer Dijkgraaf heeft het zo'n 170 keer in zijn betoog over innovatie. Wat vindt de SGP van de maakindustrie?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Juist in de maakindustrie vindt, als het goed is, ongelooflijk veel innovatie plaats. Om de kosten te drukken en de toekomstige markten te bedienen, moet je innoveren. Laten we dus absoluut niet de fout maken om een onderscheid daartussen te maken. Daaraan moeten we helemaal niet beginnen. Wij moeten nieuwe dingen slim ontwerpen en die dingen tegen zo laag mogelijke kosten produceren. Dat laatste moet als het even kan ook in Nederland gebeuren.

De heer Van Vliet (PVV):

De ondernemers kunnen dat zelf allemaal prima. Daarin heeft de PVV vertrouwen en daarvan hebben deze ondernemers mij overtuigd toen ik bij hen op werkbezoek ging. Waarom wordt de rol van de overheid bij innovatie zo gigantisch aangezet? Waarom wordt niet ook nagedacht over andere faciliteiten voor de maakindustrie?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik meen dat we het hele pakket nodig hebben. Waar de heer Van Vliet de tegenstelling probeert neer te zetten, zoek ik de synergie. Ik meen dat wij het hele pakket van alle mogelijke maatregelen nodig hebben. Wij zoeken naar minder regels, minder bureaucratie, lagere lasten, maar ook heel af en toe naar een steuntje in de rug door de overheid. De ondernemers die de heer Van Vliet spreekt, spreek ik ook. Veel ondernemers zeggen: het grootste deel kunnen wij prima zelf. Zij zeggen: laat alsjeblieft het initiatief bij ons liggen, want wij kunnen prima uittekenen hoe de toekomst er ongeveer uit zal zien en wij zijn het beste in staat om daarop in te spelen. Zij hebben echter af en toe de overheid nodig, met name bij de toepassing van kennis.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik constateer dat wij het voor een heel groot deel met elkaar eens zijn. Ik creëer zeker geen tegenstelling. Ik durf echter wel het beestje bij het naampje te noemen: de maakindustrie.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is heel goed dat de heer Van Vliet het beestje bij het naampje noemt. Het naampje is wat mij betreft breed innovatiebeleid dat aan al de genoemde aspecten aandacht besteedt. Daarom ben ik blij dat wij een coördinerend minister voor Innovatie hebben. Dat is de eerste sinds lange tijd. Dat is zo belangrijk, juist om de verschillende aspecten waarbij allerlei ministeries betrokken zijn, bij elkaar te brengen.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf gaat verder met zijn betoog.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Minister Kamp snijdt in het takenpakket van productschappen. Wat ons betreft is dat goed. Laten wij ook op dit punt echter niet doorslaan, zeg ik tegen de heer Verhoeven. Productschappen spelen een belangrijke rol bij innovatie in onder meer de topsector agro & food. Het gaat in deze sector om veel kleine bedrijven die niet zomaar zelf investeren in onderzoek en innovatie. Via de heffingen voor de productschappen komt dat echter toch van de grond. Daarover zijn die sectoren positief gestemd. Misschien is het goed als wij de staatssecretaris daarover morgen horen spreken.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb een vraag over de productschappen. De heer Dijkgraaf vindt het belangrijk dat dingen collectief kunnen worden georganiseerd op een hoger niveau. Voor een deel vinden ook de CDA-fractie en de PvdA-fractie dat. Wij ontvangen echter ook echt erg veel klachten. Wat doen wij met die klachten? Ondernemers klagen erover dat zij verplicht zijn een paar duizend euro per jaar te betalen voor een organisatie waarop zij geen invloed hebben, een organisatie waarbij zij geen inspraak hebben en een organisatie die allemaal dingen doet die zij niet willen. Zij vinden dat die organisatie helemaal niet namens hun spreekt en bovendien allerlei cijfers de wereld in slingert waardoor de concurrentiepositie van ondernemers kapotgaat. Kortom, heel veel ondernemers willen dit niet.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Verhoeven heeft mij er niet voor horen pleiten om alles bij het oude te laten. Ik heb juist gezegd dat het goed is dat hierover discussie wordt gevoerd. Ik benadruk echter wel dat wij moeten voorkomen dat wij hierin doorslaan. Doorslaan doen wij volgens mij als wij rigoureus zeggen: wij moeten van alles af. Daarmee gooien wij niet alleen het badwater weg, maar ook het kind.

Er zit wel degelijk een pracht van een kind in, een baby die kan uitgroeien tot een prachtig volwassen persoon, maar kijk heel goed naar wat wel werkt en wat niet werkt. Betrek de ondernemers erbij. Dan los je het werkelijke probleem op. Maar als je het huis weggooit, heb je ook geen plek meer om te wonen.

De heer Verhoeven (D66):

Daar ben ik het mee eens. Wij zijn er daarom voorstander van, de heffing voor de schappen vrijwillig te maken, net zoals wij willen dat de heffing voor de Kamer van Koophandel vrijwillig wordt. Parallel aan de vraag die ik zojuist aan mevrouw Schouten stelde, vraag ik me af of dat niet de beste oplossing is, dus ondernemers de keus laten in plaats van het allemaal van bovenaf op te leggen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij hebben het Belastingplan recentelijk behandeld. We kunnen de minister van Financiën ook voorleggen om alle belastingen in Nederland vrijwillig te maken. Als wij daarover een referendum houden, samen met de Grieken, dan is een grote meerderheid daar voor. Dat argument boeit mij dus niet zo erg. De vraag is of mensen voldoende inspraak hebben. Bij de belastingen is dat het geval via onder andere dit parlement. Zo moeten ondernemers ook inspraak hebben over wat er met het geld gebeurt. Ze moeten ook inspraak hebben over de hoogte ervan. Ik deel het punt van de heer Verhoeven wel. In het verleden is een wildgroei ontstaan, waardoor er sprake is van te weinig grip op de middelen. Maar los dat probleem dan op.

De voorzitter:

Ik maan u tot enige spoed, want wij hebben nog een spreker van de Kamer te gaan. Dat is mevrouw Ouwehand. Zij wil ongetwijfeld iets zeggen tegen de staatssecretaris, maar de staatssecretaris moet om 15.30 uur de Chinese minister van Landbouw ontvangen. Hij gaat dus so wie so weg. Heel kort graag, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Ik slik mijn interruptie dan in en kom er op een ander moment op terug. Ik wil niemand voor de voeten lopen.

De voorzitter:

Ik ben u dankbaar.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kom bij de regeldruk. Het kabinet laat zien dat het de aanpak van regeldruk serieus neemt. Actal geeft aan dat het kabinet de nalevingkosten van Europese regels buiten schot laat, terwijl deze kosten met 1,2 mld. dreigen toe te nemen. Dat lijkt mij onacceptabel. De SGP vraagt de minister om hiertegen op te treden. Durven kabinet en minister in Brussel ook het voortouw te nemen bij het snijden in deze regels en nalevingkosten? Nemen zij het advies van Actal over om "kanbepalingen" in Europese regelgeving in principe niet te implementeren in onze wetgeving en daar niet zonder zwaarwegende redenen van af te wijken?

Mijn laatste onderwerp is de Winkeltijdenwet. Tex Gunning van de raad van bestuur van AkzoNobel schreef onlangs: "Als we willen voorkomen dat onze beschaving zichzelf om zeep helpt, zullen we afscheid moeten nemen van het allesoverheersende economische paradigma en in actie moeten komen." Dat zijn woorden uit mijn hart. De SGP heeft altijd het belang van waarden en normen uitgedragen. Dat geldt ook ons economisch handelen. Ik noem onze 24-uurseconomie die steeds meer zeven dagen per week doordraait. Dat doet onze samenleving geen goed. In dit verband een voor de SGP belangrijk punt. Wij zijn ontevreden over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de Winkeltijdenwet en de Arbeidstijdenwet. Ik verwijs naar de verschillende series schriftelijke vragen die wij met onder meer het CDA hebben ingediend, maar ook met de SP en de ChristenUnie, over gemeenten die het handje lichten met de gewenste zorgvuldigheid, over winkelketens die werknemers onder druk zetten om op zondag te werken en over winkelcentra die koopzondagen opdringen. Ik noem de belangen van kleine winkeliers en werknemers. Ik herinner de minister aan de recent aangenomen resolutie tijdens het CDA-congres. Is de minister bereid ervoor te zorgen dat niet alleen de letter, maar ook de geest van de wetten gehandhaafd wordt? Ik begrijp dat je de geest alleen kunt handhaven als je tekortkomingen in wetgeving repareert, maar is de minister bereid hiertoe stappen te ondernemen?

Het is vandaag Dankdag in kerkelijk Nederland. Investeren in beter beleid is essentieel. Maar laten we beseffen dat zegen op dat beleid nodig is. Ik ben dankbaar te weten dat daar, vandaag in het bijzonder, velen voor bidden en danken voor wat we mogen ontvangen.

De voorzitter:

De heer Bleker gaat ons om 15.30 uur verlaten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Op de dag dat minister Verhagen en staatssecretaris Bleker een genadeloze tik op hun vingers kregen van de Raad van State, omdat ze de Natuurbeschermingswet hadden overtreden om de bouw van een kolencentrale mogelijk te maken, hield minister Verhagen 's avonds op het christelijk sociale congres zijn gehoor voor hoe hij denkt over Nederlanders die opkomen voor natuur en milieu.

Dat zijn, zo hield hij zijn gehoor voor, extreme moralisten die in het milieu louter een stok zouden zien om boeren, ondernemers en bedrijven mee te slaan. Mensen, zo spinde deze vicepremier – de vicepremier van alle Nederlanders, zo zou je denken – zouden volgens de milieubeweging als storende elementen worden gezien die uit de natuur verbannen moeten worden. Die bedrijfstak an sich zou te veel invloed hebben. Zou het toeval zijn dat de vicepremier zo'n macaber beeld van de milieubeweging probeert op te roepen op de dag dat hij zelf een draai om de oren heeft gekregen van de Raad van State?

Politiek commentator Hans Goslinga zegt dat het in de strategie van conservatieve politici past om met veel tromgeroffel fel ten strijde te trekken tegen de groene draak, zoals religieuze, rechtse groeperingen in Amerika het linkse milieuactivisme omschrijven. Uit hetgeen waarop de historicus Verhagen zich die avond beriep komt mijns inziens een antinatuurbeleid en een antinatuurgezicht naar voren. Dat is niet alleen erg omdat het onverantwoord is om een privéhekel aan natuur te laten verworden tot kabinetsbeleid, het is ook erg voor onze economie. Ik zal betogen waarom. Ik hoor de minister boos brommen, maar ik hoor in zijn beantwoording wel wat hij van deze opmerking vindt.

Uit wel ingelichte bronnen heb ik vernomen dat Bernard Wientjes, de lobbybaas van grote bedrijven die de milieubeweging ook liever uit ons land zouden zien vertrekken, zijn tentamens economie afsloot met magere zesjes. De hoogleraar economie die zijn werk moest beoordelen, liet tijdens een legendarisch college op Neêrlands mooiste polderfestival, waar ik bij mocht zijn, weten er spijt van te hebben dat hij de heer Wientjes niet gewoon heeft laten zakken; hij was de voldoende niet waard. Wientjes begreep niets van economie en doet dat nu nog steeds niet. Laat de Partij voor de Dieren nu dezelfde indruk hebben, niet alleen van de voorzitter van VNO-NCW, maar ook van de bewindspersonen met wie hij dikke vrienden is: de minister en staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het superministerie, waar toevalligerwijs hetzelfde VNO-NCW een blauwdruk voor heeft geschreven. Economie, economie en economie, maar ze hebben er niets van begrepen. Economie gaat over het omgaan met schaarse middelen, over welvaart, wat niet hetzelfde is als het hebben van meer geld, over productie en consumptie en over de basisfactoren natuur, arbeid en kapitaal. Natuur en arbeid zijn hierbij de oorspronkelijke productiefactoren, in tegenstelling tot de afgeleide productiefactor van de centen, het kapitaal. Dat staat in alle leerboeken. Ik heb er een meegenomen, het staat op mijn tafeltje. Je hoeft niet eens de boeken van professor Heertje te hebben. In het eerste hoofdstuk wordt dit uitgelegd; altijd, in ieder boek. Het lijkt erop dat deze heren geen letter hebben gelezen van de leer van de economie. Zij mogen mijn boek natuurlijk lenen om hun kennis wat bij te spijkeren.

Het meest in het oog springende is de complete degradatie van natuur tot een facultatieve luxe, een hobby, waar de leiders van ons land alleen mee kunnen worden lastiggevallen als zij geen belangrijkere dingen te doen hebben. Als er nog wat geld en tijd is, kunnen wij misschien wel kijken of er nog een stukje groen af kan in ons land. Dat is gevaarlijk conservatisme dat ons allemaal de kop kan kosten. Natuur is waardevol in zichzelf, maar ook de basis van de economie. Alles om ons heen, alles wat je kunt eten, drinken, maken, verhandelen en kopen heeft zijn basis in de natuur. De natuurlijke hulpbronnen leveren ons medicijnen, kleding, huizen, voedsel, brandstof en al het andere dat wij dagelijks gebruiken. Maar dat willen de minister en de staatssecretaris allemaal niet weten. Zij doen liever alsof een virtuele voorraadkast de wereld op miraculeuze wijze zal blijven voorzien van alles dat zij nodig heeft. Alsof onze huidige consumptie al niet compleet onhoudbaar is, gaan minister Verhagen en staatssecretaris Bleker onverschrokken voort met het plunderen en vernietigen van de natuurlijke rijkdommen, in Nederland maar vooral ook wereldwijd. Er komen kolen- en kerncentrales, gasrotondes en boringen naar schaliegas en steenkoolgas, tegen de wil van de burgers. Er zijn lovende woorden en volop steun voor bedrijven die zichzelf duurzaam noemen, maar zich wel inlaten met uitbuiting, illegaal gifgebruik, massale kap van regenwoud en vervuiling van de kraamkamers van de natuur. Regels worden geschrapt, net als subsidies voor milieuvriendelijke innovaties. Topsectoren bepalen het beleid en de enige schaamlap die het ministerie weet te produceren om de inktzwarte koers mee te verhullen, is een zogenaamde green deal.

Herman Wijffels wees er al op: restauratiepolitiek noemt hij dat. Het is meer van hetzelfde, één grote berg vervuiling in een groene vuilniszak. Wie geen visie kan ontwikkelen voor de noodzakelijke transitie naar een duurzame en houdbare economie hoeft niet te rekenen op de steun van de Partij voor de Dieren. Wie natuur niet erkent als basis van de economie, is een econoom van niks.

Wel past de aanpak van minister Verhagen en staatssecretaris Bleker naadloos in de analyse van topeconoom Robert Reich. Hij zegt dat Europa weliswaar tien jaar achterloopt op de Verenigde Staten – daar komt hij vandaan – maar dezelfde kant op gaat. Ook hier gaan bedrijfsbelangen een steeds groter deel van de politiek bepalen, luisteren politici steeds minder naar de burgers en verliezen de burgers steeds meer het vertrouwen in de democratie. Bedrijven zijn niet goed of slecht, zo zegt Reich, maar per definitie niet moreel. Bedrijven gaan het klimaatprobleem niet oplossen, hun missie is nu eenmaal om winst te maken. Dat is de realiteit. Het mondiale kapitaal regeert. Dat is geen waardeoordeel, maar een feit.

In de zucht naar rendement en lage prijzen delven maatschappelijke doelen op den duur het onderspit. Veel bedrijven doen zich groen voor, maar leiden consumenten op schandalige wijze om de tuin. Het antwoord is dan ook niet een vrijblijvende oproep tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het enige antwoord is dat wij onze publieke instituties versterken. Wij hebben politici nodig die het lef hebben om te doen wat nodig is en de druk van de lobby van het bedrijfsleven te weerstaan. Wij hebben wetgeving nodig die ons kritisch natuurlijk kapitaal beschermt.

Minister Verhagen en staatssecretaris Bleker laten het superministerie vrijwel alles doen wat wij niet nodig hebben en waar onze economie niet op zit te wachten. Het ministerie zadelt toekomstige generaties op met een kaalgeplukte aarde. De Partij voor de Dieren legt zich daar niet bij neer. Ik sluit af met een citaat dat ik vond in de Monitor Duurzaam Nederland. Het is van de Russische schrijver Konstantin Paustovskij. Hij zegt: "Wij luchtten ons gemoed en gingen tekeer tegen de domheid van economen die zich alleen lieten leiden door de spreuk: "Na ons de zondvloed"."

De heer Van Vliet (PVV):

Wij spreken vandaag over de begroting van EL&I voor 2012. Dat is een boekje. Heeft mevrouw Ouwehand dat gelezen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zeker.

De heer Van Vliet (PVV):

Dat bleek mij niet uit haar betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De collega's van GroenLinks en D66 roepen vanuit de zaal dat de begroting vrijwel onleesbaar is; daarin ga ik graag met hen mee.

Als de heer Van Vliet had opgelet en als hij bereid was geweest om te luisteren, dan zou hij weten dat een economie niet kan functioneren als wij ons natuurlijk kapitaal niet beschermen. De stoel waarop hij zit en de kleding die hij aan heeft, komen niet uit de lucht vallen. Alles heeft zijn basis in de natuur. Als je niet bereid bent om natuur te erkennen als een waarde op zichzelf – de Partij voor de Dieren zou deze bereidheid wel graag zien – wees dan op z'n minst een vent en erken dat de economie zonder de natuur niet kan draaien.

De voorzitter:

Dit was de eerste termijn van de Kamer. Ik dank de beide bewindspersonen voor hun aanwezigheid. De heer Bleker is al onderweg naar de Chinese minister van Landbouw.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven