Wet van 16 oktober 2013 tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen (Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regelingen van de curatele, het beschermingsbewind en het mentorschap in overeenstemming te brengen met een aantal in de praktijk gebleken ontwikkelingen en dat daartoe Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede enige andere bepalingen, worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

0.A

In artikel 5, negende lid, wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: diens lichamelijke of geestelijke toestand.

0.B

In artikel 37, eerste lid, wordt «verkwisting of drankmisbruik» vervangen door: gewoonte van drank- of drugsmisbruik.

0.C

In artikel 38 wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

0.D

In artikel 204, vierde lid, wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

A

Artikel 378, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van

    • a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel

    • b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,

    en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.

B

Artikel 379 komt te luiden:

Artikel 379

  • 1. De curatele kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 en zijn mentor als bedoeld in titel 20.

  • 2. De curatele kan voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. In het laatste geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld waarom de in het eerste lid genoemde personen – bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen – niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.

C

Artikel 380 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid, vierde volzin, wordt, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: noch overeenkomsten aangaan strekkende tot beschikking over die goederen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

D

In artikel 382 wordt de zinsnede «verkwisting of gewoonte van drankmisbruik» vervangen door: gewoonte van drank- of drugsmisbruik.

E

Artikel 383 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De rechter die de curatele instelt, benoemt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een curator. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.

2. Na het derde lid worden, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot elfde en twaalfde lid, zeven leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen tot curator worden benoemd.

  • 5. De volgende personen kunnen niet tot curator worden benoemd:

    • a. handelingsonbekwamen;

    • b. zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

    • c. de bewindvoerder van de onder curatele gestelde in de zin artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet;

    • d. een direct betrokken of behandelend hulpverlener;

    • e. personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt;

    • f. personen verbonden met de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt, doordat:

      • de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan,

      • de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van boek 2, of

      • de bestuurder van de rechtspersoon tevens behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

  • 6. Zij van wie één of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 19 staan, zij die in staat van faillissement verkeren en zij ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, kunnen niet tot curator worden benoemd, tenzij het gaat om een persoon als bedoeld in het derde lid en het bewind over het vermogen van de onder curatele gestelde door de medecurator wordt gevoerd.

  • 7. Een andere persoon dan in het derde lid bedoeld, die ten behoeve van drie of meer personen curator, bewindvoerder of mentor is, komt alleen dan voor benoeming in aanmerking indien deze wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft, alsmede, voor zover van toepassing, de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent, voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in artikel 386, derde lid, en in artikel 15i van boek 3.

  • 8. De persoon, bedoeld in het zevende lid, legt aan de rechter die hem benoemt, over:

    • a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet,

    • b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan, en

    • c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2. Artikel 396, zevende lid, van boek 2 is ten aanzien van artikel 393 lid 1 niet van toepassing.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaringen en het verslag reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging vrijgesteld.

  • 9. Van de overlegging van de in het achtste lid bedoelde verklaring van de accountant zijn vrijgesteld:

    • a. zij die een financiële onderneming zijn die ingevolge de Wet op het financieel toezicht het bedrijf van bank mogen uitoefenen,

    • b. notarissen,

    • c. gerechtsdeurwaarders,

    • d. accountants.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in de vorige zin bedoelde ondernemingen en beroepsbeoefenaren geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de in het zevende lid bedoelde eisen inzake de werving, scholing en bedrijfsvoering.

  • 10. De rechter kan twee curatoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee curatoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een curator toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de curatoren vaststellen. Bij verschil van mening tussen de curatoren beslist op verzoek van een van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in artikel 379, tweede lid, de kantonrechter. Deze kan ook een verdeling van de beloning vaststellen.

F

Artikel 385 wordt als volgt gewijzigd:

01. In artikel 385, eerste lid, komt «297–299,» te vervallen en wordt «322, onder a en c» vervangen door: 322, eerste lid, onder a en c.

1. Onderdeel d van het eerste lid komt te luiden:

  • d. de curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter kan worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, dan wel ambtshalve. Artikel 448, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De curator doet telkens na verloop van vijf jaren, of zoveel eerder als de kantonrechter bepaalt, aan deze verslag van het verloop van de curatele. Hij laat zich daarbij met name uit over de vraag of de curatele dient voort te duren of door een minder ver strekkende voorziening kan worden vervangen. Feiten die voor de curatele en het voortduren daarvan van betekenis zijn deelt hij terstond aan de kantonrechter mede.

G

Artikel 386 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Op het bewind van de curator zijn de omtrent het bewind van de voogd gegeven voorschriften van overeenkomstige toepassing. De rekening en verantwoording van zijn bewind gedurende de curatele wordt evenwel door de curator jaarlijks ingediend, behoudens indien de kantonrechter heeft bepaald dat dit op een ander tijdstip kan geschieden. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens hetwelk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt. De curator, bedoeld in artikel 383, zevende lid, legt jaarlijks de verklaringen en het verslag over, bedoeld in artikel 383, achtste lid. De curator doet desgevraagd van zijn werkzaamheden verslag aan de kantonrechter. De curator heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De curator draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de onder curatele gestelde, voor zover dit niet besteed behoort te worden voor een voldoende verzorging van de onder curatele gestelde.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Tenzij de kantonrechter anders bepaalt, is de curator verplicht zo spoedig mogelijk een rekening te openen bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen; de curator is voorts verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt, zoveel mogelijk van deze rekening gebruik te maken.

4. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De kantonrechter kan van de curator verlangen dat hij inzage geeft van zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. Hij kan voorts een afschrift daarvan verlangen.

H

Artikel 389 komt te luiden:

Artikel 389

  • 1. De curatele eindigt:

    • a. door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor zij is ingesteld,

    • b. door de dood van de betrokken persoon, of

    • c. indien ten behoeve van hem bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak ter vervanging van curatele een bewind als bedoeld in titel 19 dan wel een mentorschap als bedoeld in titel 20 is ingesteld.

  • 2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.

  • 3. Degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede de curator, kan verzoeken om verlenging van een curatele die voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.

I

Artikel 390 komt te luiden:

Artikel 390

Alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 380 bedoeld, worden binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.

J

Artikel 391 komt te luiden:

Artikel 391

  • 1. Door een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen orgaan wordt een openbaar register gehouden, waarin rechtsfeiten worden aangetekend die betrekking hebben op curatele en op bewind als bedoeld in titel 19. In het register worden, voor iedere curatele en ieder in te schrijven bewind afzonderlijk, met vermelding van de dagtekening, ingeschreven:

    • de naam en geboortedatum van de onder curatele gestelde en de rechthebbende;

    • een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de curatele of het bewind wegens verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;

    • een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij, voor zover de rechter zulks overeenkomstig artikel 436, derde lid, derde volzin, heeft bepaald, het bewind wegens een lichamelijke of geestelijke toestand wordt ingesteld, verlengd of opgeheven;

    • de grond waarop de curatele is ingesteld;

    • voor zover van toepassing, de datum waarop de curatele of het bewind eindigt;

    • een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij een curator of bewindvoerder wordt benoemd, geschorst of ontslagen;

    • de naam en woonplaats van de curator of curatoren en de bewindvoerder of bewindvoerders en de taakverdeling, voor zover de rechter deze heeft vastgesteld.

  • 2. Een ieder heeft kosteloze inzage in het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen, met inachtneming van het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.

  • 3. De griffier van de rechtbank geeft de in het eerste lid, onder 1° tot en met 7° genoemde gegevens, alsmede het bericht van het overlijden van de onder curatele gestelde dan wel rechthebbende, door aan het in het eerste lid bedoelde orgaan ten behoeve van het in het eerste lid genoemde register.

  • 4. Het einde van de curatele en het bewind door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor de maatregel is ingesteld, leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op de dag na het verstrijken van de tijdsduur. Een beschikking tot opheffing van de curatele of het bewind leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register op het tijdstip waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Het overlijden van de onder curatele gestelde of de rechthebbende leidt tot doorhaling van de inschrijving in het openbaar register, nadat de griffie van de rechtbank het bericht van het overlijden heeft ontvangen.

K

Artikel 410, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

L

Artikel 420, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

M

Artikel 431 wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: Indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van

  • a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel

  • b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,

kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het bewind kan eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat de rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.

N

Artikel 432 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Instelling van het bewind kan worden verzocht door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de rechthebbende uitoefent, zijn voogd, zijn curator als bedoeld in titel 16 en zijn mentor als bedoeld in titel 20. In het in artikel 431, derde lid, bedoelde geval kan het bewind uitsluitend worden verzocht door de rechthebbende.

2. De leden 2 tot en met 4 worden vernummerd tot 3 tot en met 5.

3. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Instelling van het bewind kan voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Instelling van een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden kan tevens worden verzocht door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de rechthebbende woonplaats heeft. In beide laatste gevallen vermeldt het verzoekschrift tevens waarom de in het eerste lid genoemde personen – bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen – niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.

4. In het derde lid (was tweede lid) wordt «een verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is» vervangen door: een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is. De zinsnede «bij afwijzing daarvan» komt te luiden: bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan.

O

Artikel 433, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De kantonrechter kan, hetzij op verzoek van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, hetzij ambtshalve, het ingestelde bewind tot een of meer andere goederen van de rechthebbende uitbreiden of een of meer goederen uit het bewind ontslaan en ook alsnog bepalen dat de regel van het eerste lid voor een of meer goederen niet zal gelden, in welk geval artikel 434, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is. De kantonrechter kan tevens handelingen als bedoeld in artikel 441, tweede lid, onder f aanwijzen en de aanwijzing van zulke handelingen intrekken.

P

Artikel 435 komt te luiden:

Artikel 435

  • 1. De rechter die het bewind instelt, benoemt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.

  • 2. Zo nodig kan een tijdelijke bewindvoerder worden benoemd.

  • 3. De rechter volgt bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

  • 4. Tenzij het vorige lid is toegepast, wordt, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. Huwt de rechthebbende, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of verkrijgt hij een andere levensgezel, dan kan ieder van hen verzoeken dat de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de andere levensgezel van de rechthebbende in de plaats van de tegenwoordige bewindvoerder wordt benoemd.

  • 5. Rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen tot bewindvoerder worden benoemd.

  • 6. De volgende personen kunnen niet tot bewindvoerder worden benoemd:

    • a. handelingsonbekwamen;

    • b. zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

    • c. zij van wie één of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 19 staan;

    • d. zij die in staat van faillissement verkeren;

    • e. zij ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is;

    • f. de bewindvoerder van de rechthebbende in de zin artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet;

    • g. een direct betrokken of behandelend hulpverlener;

    • h. personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt;

    • i. personen verbonden met de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt, doordat:

      • de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan,

      • de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van boek 2, of

      • de bestuurder van de rechtspersoon tevens behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

  • 7. Een andere persoon dan in het vierde lid bedoeld, die ten behoeve van drie of meer personen bewindvoerder, curator of mentor is, komt alleen dan voor benoeming in aanmerking indien deze wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft, alsmede, voor zover van toepassing, de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een bewindvoerder uitoefent, voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in artikel 436, vierde lid, en artikel 15i van boek 3.

  • 8. De persoon, bedoeld in het zevende lid, legt aan de rechter die hem benoemt, over:

    • a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet,

    • b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan, en

    • c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2. Artikel 396, zevende lid, van boek 2 is ten aanzien van artikel 393 lid 1 niet van toepassing.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaringen en het verslag reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging vrijgesteld.

  • 9. Van de overlegging van de in het achtste lid bedoelde verklaring van de accountant zijn vrijgesteld:

    • a. zij die een financiële onderneming zijn die ingevolge de Wet op het financieel toezicht het bedrijf van bank mogen uitoefenen,

    • b. notarissen,

    • c. gerechtsdeurwaarders,

    • d. accountants.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in de vorige zin bedoelde ondernemingen en beroepsbeoefenaren geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de in het zevende lid bedoelde eisen inzake de werving, scholing en bedrijfsvoering

  • 10. De benoemde wordt bewindvoerder daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

Q

Artikel 436 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De kantonrechter kan, hetzij op verzoek van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, of van de bewindvoerder, hetzij ambtshalve bepalen dat een beschikking tot onderbewindstelling wegens een lichamelijke of geestelijke toestand, voor zover het bewind alle goederen betreft, die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, en een beschikking houdende benoeming, schorsing of ontslag van de bewindvoerder vanwege de griffier in het register, bedoeld in artikel 391, worden ingeschreven.

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De kantonrechter kan van de bewindvoerder verlangen dat hij inzage geeft van zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. Hij kan voorts een afschrift daarvan verlangen.

R

Artikel 437 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De rechter kan twee bewindvoerders benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

2. In het tweede lid worden de woorden «of meer» geschrapt.

3. In het derde lid wordt de zinsnede «op verzoek van één van hen de kantonrechter» vervangen door: op verzoek van één van hen of van een instelling als bedoeld in artikel 432, tweede lid, de kantonrechter.

S

Artikel 440 komt te luiden:

Artikel 440

  • 1. Schulden die voortspruiten uit een handeling, tijdens het bewind met of jegens de rechthebbende, anders dan in overeenstemming met artikel 438, tweede lid, verricht door een schuldeiser die het bewind kende of had behoren te kennen, kunnen niet op de onder het bewind staande goederen worden verhaald. Het einde van het bewind brengt hierin geen wijziging.

  • 2. Indien het bewind alle goederen betreft die daarvoor krachtens artikel 431, eerste lid, in aanmerking komen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ten tijde van de handeling niet onder het bewind staande goederen waarop verhaal mogelijk zou zijn.

T

Aan artikel 441, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De bewindvoerder kan voorts voor de rechthebbende alle handelingen verrichten die aan een goed bewind bijdragen.

U

Artikel 445 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een model vaststellen volgens hetwelk de rekening en verantwoording moet worden opgemaakt.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, legt jaarlijks de verklaringen en het verslag over, bedoeld in artikel 435, achtste lid.

V

Na artikel 446 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 446a

De bewindvoerder doet telkens na verloop van vijf jaren, of zo veel eerder als de kantonrechter bepaalt, aan deze verslag van het verloop van het bewind. Hij laat zich daarbij met name uit over de vraag of het bewind dient voort te duren dan wel of een minder ver, of een verder strekkende voorziening aangewezen is. Feiten die voor het bewind en het voortduren daarvan van betekenis zijn, deelt hij terstond aan de kantonrechter mede.

W

Artikel 447, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

X

Artikel 448 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen in het bewind treffen en de bewindvoerder schorsen. De kantonrechter kan hiertoe zo nodig ook zonder de bewindvoerder tevoren te hebben gehoord overgaan. In dat geval verliest de beschikking haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de bewindvoerder binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

2. Er worden een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In geval van ontslag wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, kan de kantonrechter bepalen dat geen verdere rekening en verantwoording behoeft te worden afgelegd. Tevens kan de kantonrechter de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de bewindvoerder, en alle aan de rechthebbende toekomende goederen in beslag nemen. Daartoe kan hij elke plaats betreden.

Y

Artikel 449 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Degene die gerechtigd is de instelling van het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, alsmede de bewindvoerder, kan verzoeken om verlenging van het bewind dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.

Z

Artikel 451 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt tussen «vierde graad,» en «zijn voogd,» ingevoegd: degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent,.

2. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden: Het mentorschap kan, behoudens in het in artikel 450, derde lid, bedoelde geval, voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt.

3. In het derde lid wordt «een verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is» vervangen door: een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is. De zinsnede «bij afwijzing daarvan» komt te luiden: bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan.

AA

Artikel 452 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid komt voor benoeming tot mentor in aanmerking.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De volgende personen kunnen niet tot mentor worden benoemd:

    • a. handelingsonbekwamen;

    • b. zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld;

    • c. de direct betrokken of behandelend hulpverlener;

    • d. personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt;

    • e. personen verbonden met de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt, doordat:

      • de instelling of personen behorende tot de leiding van de instelling, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kunnen uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kunnen benoemen of ontslaan,

      • de persoon en de instelling deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van boek 2, of

      • de bestuurder van de rechtspersoon tevens behoort tot de leiding of het personeel van de instelling.

3. Na het zesde lid worden, onder vernummering van het zevende tot tiende lid, drie leden ingevoegd, luidende:

  • 7. Een andere persoon dan in het vierde lid bedoeld, die ten behoeve van drie of meer personen mentor, curator of bewindvoerder is, komt alleen dan voor benoeming in aanmerking indien deze wat zijn bedrijfsvoering en scholing betreft, alsmede, voor zover van toepassing, de werving, de scholing en begeleiding van en het toezicht op de personen door wie hij de taken van een mentor uitoefent, voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in artikel 15i van boek 3.

  • 8. De persoon, bedoeld in het zevende lid, legt aan de rechter die hem benoemt, over:

    • a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet,

    • b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, dan wel van een door de kantonrechter benoemde deskundige, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen wordt voldaan, en

    • c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2. Artikel 396, zevende lid, van boek 2 is ten aanzien van artikel 393 lid 1 niet van toepassing.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, de benoeming van de deskundige, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring en het verslag, bedoeld in het zevende lid, onderdelen a en b, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van de verklaring en het verslag vrijgesteld. Toont de persoon aan dat hij in de 24 maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaring, bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging van deze verklaring vrijgesteld.

  • 9. De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee mentoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een mentor toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de mentoren vaststellen. Bij verschil van mening tussen de mentoren beslist op verzoek van een van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in artikel 451, tweede lid, de kantonrechter. Deze kan ook een verdeling van de beloning vaststellen.

BB

In artikel 459 worden, onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De mentor, bedoeld in artikel 452, zevende lid, legt jaarlijks de verklaring en het verslag over, bedoeld in artikel 452, achtste lid, onderdelen a en b. De mentor legt tweejaarlijks de verklaring over, bedoeld in artikel 452, achtste lid, onderdeel c. De kantonrechter kan ten aanzien van de verschillende onderdelen van het verslag een ander tijdstip van overlegging bepalen.

  • 3. De mentor doet telkens na verloop van vijf jaren, of zo veel eerder als de kantonrechter bepaalt, aan deze verslag van het verloop van het mentorschap. Hij laat zich daarbij met name uit over de vraag of het mentorschap dient voort te duren dan wel of een minder ver, of een verder strekkende voorziening aangewezen is. Feiten die voor het mentorschap en het voortduren daarvan van betekenis zijn, deelt hij terstond aan de kantonrechter mede.

CC

Artikel 460, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De mentor heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.

DD

Artikel 461, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen. De kantonrechter kan hiertoe zo nodig ook zonder de mentor tevoren te hebben gehoord overgaan. In dat geval verliest de beschikking haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de mentor binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

EE

Artikel 462 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De kantonrechter kan, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen, zulks op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Degene die gerechtigd is de instelling van het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, alsmede de mentor, kan verzoeken om verlenging van het mentorschap dat voor een bepaalde tijdsduur is ingesteld. De kantonrechter beslist binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift. Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing. Tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging staat geen hogere voorziening open.

ARTIKEL Ia

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie (Kamerstukken 33 032, nrs. 1–2) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel J, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, dan komt onderdeel 0.D te luiden:

In artikel 204, vijfde lid, wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

ARTIKEL II

Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 24, tweede lid, onder b, van boek 3 wordt «curateleregister» vervangen door: curatele- en bewindregister.

2. In artikel 55 van boek 4 wordt in het eerste lid «een geestelijke stoornis» vervangen door: hun lichamelijke of geestelijke toestand en in het tweede lid wordt «een geestelijke stoornis» vervangen door: zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

ARTIKEL IIa

In artikel 5, onder c, van de Wet beëdigde tolken en vertalers wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

ARTIKEL IIb

In artikel 6, onder b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, wordt «geestelijke stoornis» vervangen door: lichamelijke of geestelijke toestand.

ARTIKEL III

In artikel 48, eerste lid, onder c, van de Wet op het consumentenkrediet wordt de zinsnede «ingevolge de Faillissementswet aangesteld» vervangen door: ingevolge de Faillissementswet of ingevolge artikel 383, zevende lid, dan wel artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IIIa

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 41, eerste lid, wordt «curateleregister» vervangen door: curatele- en bewindregister.

2. Artikel 56, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De griffier van de rechtbank die in het curatele- en bewindregister melding heeft gemaakt van een rechterlijke uitspraak waarbij met betrekking tot een persoon een voorziening in de curatele is getroffen, doet daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving, dan wel indien deze onbekend is, aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de rechtbank is gevestigd, onder vermelding welke persoon het betreft en de datum waarop de rechtsgeldigheid van de voorziening ingaat.

ARTIKEL IIIb

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2012 ingediende voorstel van wet nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Kamerstukken 33 219, nrs. 1–2) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, komt artikel IIIa te vervallen en worden in die wet de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel 2.13, eerste lid, wordt «curateleregister» vervangen door: curatele- en bewindregister.

2. Artikel 2.28, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De griffier van de rechtbank die in het curatele- en bewindregister melding heeft gemaakt van een rechterlijke uitspraak waarbij met betrekking tot een persoon een voorziening in de curatele is getroffen, doet daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente, onder vermelding van de persoon die het betreft en de datum waarop de rechtsgeldigheid van de voorziening ingaat.

ARTIKEL IV

De curator van een persoon die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onder curatele wegens verkwisting is gesteld doet binnen twee jaar na dat tijdstip verslag aan de kantonrechter over de vraag of de maatregel dient voort te duren of door een andere voorziening kan worden vervangen.

ARTIKEL V

Curatoren als bedoeld in artikel 383, zevende lid, bewindvoerders als bedoeld in artikel 435, zevende lid, en mentoren als bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen E, P en AA, zijn benoemd, hebben tot twee jaar na dat tijdstip de gelegenheid om aan de in genoemde bepaling bedoelde kwaliteitseisen te voldoen.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 16 oktober 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 054

Naar boven