Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-X nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-X nr. 15 |
Vastgesteld 31 oktober 2019
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 8 oktober 2019 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 22 oktober 2019 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
1
Kunt u reeds aangeven hoe u uitvoering gaat geven aan de prioriteiten «vuurkracht op land» en «vuurkracht op zee», zoals benoemd in het Nationaal Plan?
Met de extra middelen die het kabinet dit jaar heeft vrijgemaakt kan een deel van de prioriteiten uit het nationaal plan worden ingevuld. We investeren in extra F-35’s, de ondersteuning en inzetbaarheid van onze special forces en in het cyber- en informatiedomein. Ook investeren we in ons personeel. Om het gehele nationale plan in te vullen, zowel op deze drie prioriteiten als op vuurkracht op land en vuurkracht op zee, zijn nadere vervolgstappen nodig. Zoals aangegeven in de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) wordt elke mogelijke extra vervolgstap in het kader van de lange lijnen naar de toekomst integraal bekeken op de daartoe geëigende momenten, in het licht van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie en de rijksbrede prioriteiten, en binnen de afgesproken budgettaire kaders.
2
Is de verwachting dat de ex ante onderuitputting van € 1,5 miljard die het CPB in de MEV veronderstelt (Macro Economische Verkenning 2020, p. 53, bijlage bij Kamerstuk 35 300, nr. 2) ook voor een deel bij Defensie zal optreden? Zo ja, hoeveel verwachte onderuitputting betreft dit?
51
Is de verwachting dat de ex ante onderuitputting van € 1,5 miljard die het CPB in de MEV veronderstelt ook voor een deel bij Defensie zal optreden? Zo ja, hoeveel verwachte onderuitputting betreft dit?
De door het CPB veronderstelde onderuitputting heeft betrekking op het jaar 2020 en zal naar verwachting (voor een beperkt deel) ook bij Defensie optreden. Het betreft € 300 miljoen. Dit bedrag maakt onderdeel uit van de kasschuif die is doorgevoerd: € 300 miljoen per jaar uit 2019, 2020 en 2021 naar de jaren 2022 t/m 2024.
3
Kunt u een overzicht geven van het totale aantal (openstaande) vacatures?
In de onderstaande tabel vindt u het gevraagde overzicht van de vacante functies ten opzichte van de formatie. Zoals nader was geduid in de brief van 8 april 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 130), betreft het verschil tussen de geplande formatie en de gevulde arbeidsplaatsen het aantal vacante functies. Om vacante functies te vullen, kunnen deze worden gepubliceerd. Dit wordt binnen Defensie een vacature genoemd. Niet alle vacante functies worden gepubliceerd. Er kan soms voor worden gekozen om vacante functies niet te publiceren. Dit is een afweging van de bevoegde functionaris: de leidinggevende of commandant.
4
Kan de Minister een overzicht geven van de hoogte van het gemiddelde salaris? Wat verdient een starter binnen de verschillende krijgsmachtonderdelen? Kan de Minister toelichten hoe hoog het salaris is in vergelijking met het marktgemiddelde voor mensen met vergelijkbare opleidingen?
Het gemiddelde salaris bij Defensie bedraagt € 3.359 bruto. Starters binnen de krijgsmachtdelen (soldaten, korporaals en equivalente rangen bij de Marine) verdienen gemiddeld € 2.249. Het salaris is in 2017 in opdracht van BZK onderzocht en vergeleken met het marktgemiddelde voor mensen met vergelijkbare opleidingen. Het hieruit resulterende rapport «Wat verdient een overheids- of onderwijsmedewerker ten opzichte van de marktsector» is op 17 november 2017 door de Minister van BZK aan de Kamer aangeboden.
5
Kunt u een overzicht bieden van het aantal burn-outs die afgelopen jaar of jaren zijn gemeld? Wordt er bijgehouden wanneer personen zich melden met stressklachten? Zo ja, kunt u een overzicht bieden hiervan?
Nee, Defensie houdt naast het medisch dossier geen andere registratie bij van burn-out of stress gerelateerde klachten. Medische informatie wordt alleen geregistreerd in het medisch dossier en medische (persoons)gegevens vallen onder het medisch geheim.
6
Is er inzicht in het aantal personen dat overweegt over te stappen naar een andere sector? Zo ja, kunt u dit inzicht delen?
Defensie kan niet aangeven hoeveel personen op dit moment overwegen om naar een ander sector over te stappen. Uit het meeste recente M3-onderzoek (Monitor Mening van de Medewerker) blijkt dat 17% van de respondenten aangeeft in het afgelopen jaar gesolliciteerd te hebben op een baan buiten Defensie. Zij hebben dus één of meerdere keren gesolliciteerd.
7
Kunt u een overzicht geven van het aantal FTE's en personen die werkzaam zijn (geweest) gedurende de periode 2017–2021?
In de onderstaande tabel vindt u het overzicht van het aantal VTE’n en het aantal personen werkzaam voor Defensie.
VTE |
Aantal |
|
---|---|---|
jul-17 |
60.534 |
61.268 |
jul-18 |
61.094 |
61.952 |
jul-19 |
62.855 |
63.928 |
jul-20 |
65.643 |
66.588 |
jul-21 |
67.721 |
68.696 |
De aantallen zijn inclusief reservisten.
De aantallen voor 2020 en 2021 zijn gebaseerd op de personele planlijnen.
8
Hoe verhoudt de opmerking «Nederland start dit jaar met het vieren dat we 75 jaar geleden zijn bevrijd van geweld, onderdrukking en terreur» zich met het feit dat Nederlanders dagelijks slachtoffers worden van terreur en islamitisch geweld?
9
Hoe verhoudt de opmerking «Nederland start dit jaar met het vieren dat we 75 jaar geleden zijn bevrijd van geweld, onderdrukking en terreur» zich met het feit dat zes op de tien Nederlanders vinden dat zij in een narcostaat leven?
10
Kunt u begrijpen dat de opmerking «Nederland start dit jaar met het vieren dat we 75 jaar geleden zijn bevrijd van geweld, onderdrukking en terreur» uitermate kwetsend is voor de slachtoffers van eerder vermeld islamistisch geweld en terreur (zoals bijv. de verschrikkelijke terreurdaden en verkrachtingsgolven) en drugsgeweld (zoals bijv. de vergismoorden)?
De opmerking dat Nederland viert dat we 75 jaar geleden zijn bevrijd van geweld, onderdrukking en terreur is gestoeld op de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog waarin geweld, onderdrukking en terreur structurele uitingen waren van het optreden van de toenmalige (statelijke) vijanden. Internationale en nationale samenwerking hebben ervoor zorggedragen dat Nederland de afgelopen 75 jaar niet is geconfronteerd met die uitingen van geweld, onderdrukking en terreur op een dergelijke schaal. Dat is een feit dat gevierd mag worden. Zie verder ook antwoord 11/12.
11
Hoe verhoudt de opmerking «Nederland staat er goed voor. Economisch gaat het ons voor de wind, Nederlanders zijn gelukkiger dan ooit en we leven in een van de meest vrije landen ter wereld. (...) 2045; het jaar waarin wij 100 jaar vrijheid vieren» zich met het feit dat in Nederland homo’s die hand in hand over straat lopen uitgescholden, bespuugd of mishandeld worden?
12
Hoe verhoudt de opmerking «Nederland staat er goed voor. Economisch gaat het ons voor de wind, Nederlanders zijn gelukkiger dan ooit en we leven in een van de meest vrije landen ter wereld. (...) 2045; het jaar waarin wij 100 jaar vrijheid vieren» zich met het feit dat meisjes en jongens op islamitische basisscholen in Nederland leren dat ze elkaar niet mogen aankijken, geen «kleding van ongelovigen» mogen dragen en dat ze leren dat Allah homoseksualiteit verafschuwt?
Nederland staat er inderdaad goed voor, zowel op economisch als sociaal vlak. Echter, in het verlengde van het antwoord op de vragen 8 tot en met 10 impliceert het vieren van vrijheid geen ontkenning van sociale en morele misstanden in onze samenleving. Deze vormen van een inbreuk op onze vrije samenleving verdienen continu onze aandacht. Binnen het kader van de Nederlandse rechtsstaat en de normen en waarden die daaraan verbonden zijn, zullen dergelijke misstanden met kracht worden aangepakt.
13
Kunt u aangeven hoe de opmerking «De veranderde veiligheidsomgeving leidt tot een groter beroep op Defensie in binnen- en buitenland» zich verhoudt met het nalaten om de krijgsmacht actief in te zetten bij grensbewaking en drugsbestrijding? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee is, als politieorganisatie met militaire status (gendarmerie), onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht en wordt ingezet ten behoeve van grenspolitietaken. Daarnaast worden ook andere onderdelen van de krijgsmacht ingezet voor onder meer drugsbestrijding, zoals het marineschip en de Kustwacht in het Caribisch gebied en de searchcapaciteit die bijstand verleent aan de politie in het kader van strafrechtelijke rechtshandhaving.
14
Kunt u aangeven hoeveel geld begroot is voor het ondersteunen van islamitische landen, terroristen en overige milities? Kunt u ook aangeven hoeveel kosten de afgelopen tien jaar verband houden met deze geldverspilling? Kunt u daarbij ook aangeven wie deze ontvangers zijn, waaruit de ondersteuning bestaat en welke bedragen hiermee zijn gemoeid? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Defensie heeft in de begroting geen geld opgenomen voor het ondersteunen van islamitische landen, terroristen en overige milities.
15
Deelt u de mening dat de begroting te weinig rekening houdt met de gevaren van islamisering? Zo nee, waarom niet
Het Ministerie van Defensie kent geen uitgavenpost(en) voor de gevaren zoals die in de vraag worden omschreven.
16
Herinnert u zich de gewijzigde motie van de leden Agema en Popken (Kamerstuk 34 775 X, nr. 35) en de gewijzigde motie van het lid Hernandez (Kamerstuk 33 000 X, nr. 54) inzake de afschaffing van de Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensie-ambtenaren? Kunt u aangeven waarom u de eerste motie als afgedaan beschouwt, terwijl uit Kamerstukken blijkt dat u Turkse dienstplicht nog steeds afkoopt? Waarom bevat de begroting leugens? Vindt u dat acceptabel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
17
Herinnert u zich uw antwoord op vraag 16 en 20 van de lijst van vragen en antwoorden over de Jaarrapportage 2019 Visitatiecommissie Defensie en Veiligheid (Kamerstuk 34 919, nr. 41), waarin u stelt dat Defensie aan centrales van overheidspersoneel heeft voorgesteld om de afkoop van Turkse dienstplicht af te schaffen? Kunt u gegevens openbaar maken, waaruit blijkt dat u aan centrales van overheidspersoneel deze vraag hebt gesteld (zoals bijv. brieven, e-mails en notulen)? Kunt u ook aangeven of de centrales van overheidspersoneel hebben ingestemd met dit voorstel? Zo nee, waarom niet?
Op 1 maart 2018 heeft Defensie de centrales van overheidspersoneel schriftelijk gevraagd in te stemmen met het intrekken van de regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren. Omdat een van de centrales daar niet mee akkoord ging, moest het onderwerp worden geagendeerd voor het georganiseerd overleg met de centrales. Vanwege de onderhandelingen over een arbeidsvoorwaardenakkoord en doordat het overleg tijdelijk was opgeschort, heeft het enige tijd geduurd voordat dit onderwerp kon worden geagendeerd. Het overleg met de centrales is weer opgestart. Zodra er overeenstemming is bereikt zal uw Kamer worden geïnformeerd. Omdat dit overleg nog loopt, kan de motie nog niet worden afgedaan en is deze in de begroting inderdaad abusievelijk op «afgedaan» gezet. Aangezien Defensie de motie nog in behandeling heeft, zal ik dat laten aanpassen.
18
Kunt u aangeven waarom u wel instemming verlangt van vakbonden om de afkoop van Turkse dienstplicht te beëindigen, maar geen instemming verlangt bij het omvormen van de krijgsmacht tot een flexibel Europees vreemdelingenlegioen? Zo nee, waarom niet?
De regeling «faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren» maakt deel uit van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken betreffende de rechtspositie van het personeel van Defensie. Voor het aanpassen of intrekken van een dergelijke regeling is op grond van wettelijke bepalingen overeenstemming nodig met de centrales van overheidspersoneel.
19
Kunt u aangeven hoeveel geld begroot is voor de afkoop van Turkse dienstplicht? Zo nee, waarom niet?
Er is geen geld begroot voor de afkoop van de Turkse dienstplicht; de leningen worden uit de reguliere budgetten gefinancierd.
20
Kunt u aangeven hoeveel geld gemoeid is met de afkoop van Turkse dienstplicht sinds de inwerkingtreding van de Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensie-ambtenaren? Zo nee, waarom niet?
In de systemen kan tot 2005 worden teruggekeken. Sinds 2005 hebben 43 medewerkers gebruik gemaakt van de regeling. Zij hebben € 233.000 geleend, waarvan het overgrote deel is terugbetaald. De cijfers van 2019 zijn nog niet bekend.
21
Kunt u aangeven hoeveel problemen (bijv. fraude en aflossingsproblemen) verband houden met de afkoop van Turkse dienstplicht? Kunt u ook aangeven waaruit deze problemen bestaan, welke bedragen hiermee gemoeid zijn en welke stappen zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen problemen bekend die verband houden met de afkoop van de Turkse dienstplicht.
22
Kunt u aangeven of Defensie voorziet in soortgelijke faciliteiten als de afkoop van Turkse dienstplicht? Kunt u ook aangeven waaruit deze faciliteiten bestaan en welke bedragen hiermee zijn gemoeid sinds de totstandkoming van deze faciliteiten? Zo nee, waarom niet?
Defensie voorziet naast de regeling «faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren» niet in vergelijkbare faciliteiten. Ik wijs erop dat door het bestaan van deze faciliteitenregeling, Nederlandse beroepsmilitairen die ook over de Turkse nationaliteit beschikken, niet in het Turkse leger hoeven te dienen.
23
Kunt u aangeven hoe de afkoop van Turkse dienstplicht zich verhoudt met het feit dat militairen, defensieslachtoffers en veteranen voor iedere Euro jarenlang moeten onderhandelen en procederen? Zo nee, waarom niet?
De regeling «faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren» betreft de mogelijkheid om in specifieke gevallen een lening te krijgen. Er is geen relatie tussen de genoemde regeling en onderhandelingen en procedures ten aanzien van andere cases.
24
Welke kosten heeft Defensie in 2018 en 2019 gemaakt ten behoeve van (leden van) het Koninklijk Huis? Welk bedrag is hiervoor precies gereserveerd in de begroting van 2020?
De kosten die Defensie maakt ten behoeve van (leden van) het Koninklijk Huis zijn terug te voeren op 4 gebieden, te weten: Militair Huis, bewaking van de Koninklijke Paleizen, onderhoud van het Koninklijk Jacht De Groene Draeck (KJGD) en het gebruik van het toestel Gulfstream van de Koninklijke Luchtmacht.
De kosten voor de leden van het Militair Huis bedroegen voor 2018 € 1.732.000. De kosten voor 2019 zijn geraamd op € 1.945.000. In het jaarverslag, dat op Verantwoordingsdag met de Kamer gedeeld wordt, wordt de uiteindelijke realisatie voor 2019 opgenomen. De kosten voor 2020 worden momenteel ook geraamd op € 1.945.000. De daadwerkelijke kosten voor de leden van het Militair Huis worden ieder jaar door het Ministerie van Algemene Zaken overgeboekt naar het Ministerie van Defensie.
De kosten voor de bewaking van de Koninklijke Paleizen staan op de Defensiebegroting. Conform artikel 4 van de Politiewet 2012 is de Koninklijke Marechaussee (KMar) onder andere verantwoordelijk voor het bewaken en beveiligen van de Koninklijke woon- en werkverblijven. De KMar voert deze taken uit voor in totaal zeven objecten. De operationele concepten die door de KMar daarbij worden toepast en de bijbehorende personele inzet en financiële consequenties, worden vanwege veiligheidsreden niet gedeeld.
De kosten voor het onderhoud van KJGD bedroegen voor het winteronderhoud 2017–2018 € 26.000 en voor het winteronderhoud 2018–2019 € 77.000. Het planbudget voor het winteronderhoud 2019–2020 bedraagt € 85.000. Hierbij geldt dat er op wordt gestuurd dat het totale bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf jaar (2016 t/m 2020), gemiddeld € 87.000 per jaar) niet wordt overschreden.
De kosten voor het gebruik van de Gulfstream worden ten laste gebracht van de Begroting van de Koning, artikel 2. Dit verschilt per jaar en is afhankelijk van de beschikbaarheid van het regeringstoestel. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer bij het Ministerie van Defensie. Het totaal aantal vlieguren per luchtvaartuig wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor de specifieke luchtvaartuigen van de krijgsmacht.
25
Herinnert u zich nog de vele vragen van het lid Popken om inzage te geven in de kosten van Europese defensiesamenwerking en gezondheidsgevaren? Kunt u aangeven waarom u wel de toezegging doet aan het lid Belhaj om onderzoek te verrichten naar de omvorming van onze krijgsmacht tot een vreemdelingenlegioen, maar weigert gehoor te geven aan de vragen van het lid Popken? Zo nee, waarom niet?
26
Vindt u het geen verspilling van ons defensiebudget dat u onderzoek gaat doen naar de omvorming van onze krijgsmacht tot een Europees vreemdelingenlegioen, nu de initiatiefnota van het lid Belhaj over een Europese krijgsmacht van en voor Europeanen (Kamerstuk 35 189, nr. 2) op geen enkele steun kan rekenen van het defensiepersoneel en de Kamer? Zo nee, waarom niet?
27
Kunt u aangeven hoe het onderzoek zich verhoudt met het verantwoord en doelmatig beheer van onderzoeksgelden? Deelt u de mening dat het onderzoek moet worden opgeschort, zolang de initiatiefnota van het lid Belhaj -dat als basis dient voor het onderzoek- uitpuilt in feitelijke onjuistheden, onduidelijkheden en gemis aan bronvermeldingen? Zo nee, waarom niet?
28
Kunt u aangeven hoeveel kosten verband houden met de toezegging om onderzoek te doen naar de omvorming van onze krijgsmacht tot een Europees vreemdelingenlegioen? Zo nee, waarom niet?
In het Nota-overleg Europese Krijgsmacht van 23 september jl. heb ik toegezegd onderzoek te laten verrichten naar de haalbaarheid en wenselijkheid van het openstellen van de Nederlandse krijgsmacht voor EU-burgers. Hoewel ik niet vooruit wil lopen op de uitkomsten van dit onderzoek, is het uitgangspunt van het kabinet dat wij voorstander zijn van een intensieve EU samenwerking en voor het nemen van meer verantwoordelijkheid van de EU lidstaten voor de eigen veiligheid. Het vormen van een EU leger of het openstellen van de krijgsmacht voor EU burgers is niet een lijn die dit kabinet volgt.
Het doen van het genoemde onderzoek acht ik zinvol om met elkaar een inhoudelijke discussie te kunnen voeren.
29
Kunt u aangeven of, en zo ja in welke mate, u de stellingen uit de initiatiefnota van het lid Belhaj dat Poetin, Trump en Xi Jinping vijanden van Nederland zijn omarmt? Kunt u begrijpen dat de oorlogszuchtige toon van de initiatiefnota in samenhang met uw enthousiaste bijdrage spanningen teweeg kan brengen die uitermate nadelig kunnen zijn voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
30
Kunt u aangeven of u, net als het lid Belhaj, de barbaarse islamitische invasie niet schaart onder «(hybride) dreigingen van (niet-) statelijke actoren»? Zo ja, hoe verhoudt zich dit met het feit dat Nederlanders dagelijks slachtoffer zijn van islamitisch geweld? Zo nee, waarom niet?
31
Kunt u aangeven of u, net als het lid Belhaj, Saudi-Arabië en Iran niet schaart onder «geostrategische assertiviteit»? Zo ja, hoe verhoudt zich dit met het feit dat deze schurkenstaten massaal het salafisme promoten in Europese landen en gezamenlijk Israël van de kaart willen blazen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook uit het regeerakkoord blijkt, deelt het kabinet de constatering uit de initiatiefnota dat Nederland en Europa worden geconfronteerd met een snel veranderende en verslechterende veiligheidsomgeving. Niet alleen nemen de dreigingen toe, maar ze veranderen ook van aard: het type dreiging wordt diverser en steeds meer actoren beschikken over hoogwaardige technologieën. Defensie is er vanzelfsprekend op gebrand om deze dreigingen en risico’s, vanuit welke achtergrond dan ook, tegen te gaan.
32
De begroting vermeldt «Wij willen een stevige verankering in de samenleving». Hoe wilt u dit doel in eigen land bereiken, nu u onze manschappen stuurt naar belastingparadijzen voor criminelen (zoals bijv. de Bahama’s) en landen die vrouwenbesnijdenis en onderdrukking van andersdenkenden openlijk omarmen? Kunt u ook aangeven hoe deze missies zich verhouden met de Nederlandse normen en waarden? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse normen en waarden komen onder meer tot uitdrukking in de Grondwet. De bevordering van de internationale rechtsorde en ondersteuning van civiele autoriteiten bij (onder andere) humanitaire hulp zijn twee van de hoofdtaken van Defensie die uit de Grondwet en andere wetten zijn afgeleid. Door in andere landen de versterking van de rechtsstaat te ondersteunen, of door noodhulp te verlenen na een natuurramp, brengt Defensie dus de Nederlandse normen en waarden heel concreet in de praktijk. Met mij zijn veel Nederlanders trots op dergelijke inzet van onze mensen.
33
Kunt u aangeven hoeveel geld begroot is voor Europese defensiesamenwerking (zoals bijv. PESCO) en het Europees Interventie Initiatief (EI2)? Kunt u daarbij ook aangeven hoeveel kosten de afgelopen tien jaar verband houden met Europese defensiesamenwerking? Kunt u dit aangeven per Europees defensiesamenwerkingsverband? Zo nee, waarom niet?
34
Bent u ermee bekend dat Europese defensiesamenwerkingsverbanden voorzien in de mogelijkheid tot kostenverhaal (zoals bijv. art. 8 besluit 2017/2315 van de Raad van Ministers inzake de instelling van PESCO)? Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, u van deze mogelijkheid gebruik hebt gemaakt? Kunt u ook aangeven waaruit het kostenverhaal bestaat, welke bedragen hiermee gemoeid zijn en welke stappen zijn genomen (bijv. in het geval dat een kostenverhaalverzoek niet wordt gehonoreerd)? Zo nee, waarom niet?
35
Kunt u per Europees defensiesamenwerkingsverband aangeven of, en zo ja in welke mate, kostenverhaal mogelijkheden bestaan (zoals het eerder genoemde artikel 8)? Kunt u daarbij ook de juridische grondslag aangeven? Zo nee, waarom niet?
Er bestaan veel verschillende Europese defensiesamenwerkingsverbanden, waaronder de Northern Group, het European Intervention Initiative (EI2) de Joint Expeditionary Force (JEF), het Europees Defensie Agentschap (EDA), Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) en de EU Battlegroups. De uitgaven en ontvangsten worden niet per verband geregistreerd. Het is daarom niet mogelijk te specificeren hoeveel deze in totaal of per verband kosten dan wel opleveren.
In artikel 8 van het PESCO Raadsbesluit (2017/2315) wordt gespecificeerd dat de operationele uitgaven voor PESCO-projecten voornamelijk voor rekening komen van de deelnemers aan het project. Met de toevoeging dat er mogelijk bijdragen uit de algemene begroting van de Unie kunnen worden verstrekt wordt verwezen naar de relevante instrumenten onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waaronder het Europees Defensiefonds (EDF) en de Connecting Europe Facility (CEF).
36
Kunt u aangeven of Defensie samenwerkt en/of contacten onderhoudt met (rechts)personen en overige entiteiten die pleiten voor Europese defensiesamenwerking (zoals bijv. lobbyisten)? Kunt u ook aangeven wie deze (rechts)personen en entiteiten zijn, waaruit de samenwerking en/of contact bestaat, welke kosten (zoals bijv. donaties en subsidies) hiermee gemoeid zijn en welke stappen zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Defensie onderhoudt contacten met een breed netwerk van belanghebbenden uit de nationale en internationale politiek, industrie, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, waaronder (rechts)personen en/of entiteiten die pleiten voor Europese defensiesamenwerking. Gezien de omvang van dit netwerk en de breedte van het begrip «Europese defensiesamenwerking» is het niet mogelijk te specificeren wie deze (rechts)personen en/of entiteiten zijn. Voor het overzicht van alle subsidies die zijn verstrekt door Defensie verwijs ik naar bijlage 6.4 van de Defensiebegroting 2019.
37
De begroting vermeldt een diagram over de ontwikkeling van Defensie-uitgaven als percentage van het bbp van alle NAVO landen. Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat de grootste ontvangers van EU gelden (zoals bijv. Polen) voldoen aan de NAVO-norm en de grootste betalers van EU-gelden (zoals bijv. Nederland en Duitsland) niet voldoen aan deze norm? Bewijst dit dat het lidmaatschap van de Europese Unie ertoe heeft geleid dat ons defensiebeleid naar de gallemiezen is gegaan? Zo nee, waarom niet?
Ieder EU-lidstaat is autonoom in het maken van keuzes als het gaat om besteding van overheidsmiddelen. De subsidies die worden uitgekeerd door de EU, mogen alleen worden gebruikt voor datgene waarvoor ze zijn uitgekeerd. De EU verstrekt geen Defensie-subsidie aan lidstaten.
38
Kunt u per missie aangeven wat de huidige stand van zaken is, waaronder mede begrepen doch daartoe niet beperkt: zijn de doelstellingen wel of niet behaald, zijn de doelstellingen bijgesteld, welke problemen (bijv. spijbelende Malinese cursisten) zijn er en welke financiële gevolgen heeft dit? Kunt u ook een chronologisch overzicht geven van alle verrichten activiteiten per missie? Kunt u ook aangeven hoe u de huidige stand van zaken beoordeelt? Zo nee, waarom niet?
Conform het Toetsingskader 2014 kan het parlement iedere derde woensdag in mei beschikken over een tussentijdse evaluatie van lopende missies en operaties waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen, opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken. De Tussentijdse Evaluatie Missies en Operaties 2018 is uw Kamer op 15 mei 2019 toegezonden (Kamerstuk 29 521, nr. 380) en besproken in een Algemeen Overleg op 1 oktober jl. Deze jaarlijkse evaluatie beperkt zich overigens tot de beoordeling van de Nederlandse bijdrage, afgezet tegen eerdere toezeggingen aan het parlement.
In deze tussentijdse evaluatie wordt over een aantal meetbare deelresultaten gerapporteerd, bijvoorbeeld over het aantal cursisten dat in het kader van de capaciteitsopbouw is opgeleid of het aantal adviezen dat door Nederlandse deskundigen is gegeven. In deze evaluatie worden geen uitspraken gedaan over de effectiviteit van missies of operaties onder de leiding van internationale organisaties (VN, NAVO, EU). Dat is ter beoordeling van de internationale organisatie die verantwoordelijk is voor de planning en uitvoering van desbetreffende missie of operatie.
Daarnaast wordt voor de stand van zaken van de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak verwezen naar de Voortgangsrapportage die uw Kamer op 18 april jl. is toegestuurd (Kamerstuk 2019D16632). Voor de ontwikkelingen in het kader van de Nederlandse inzet in Afghanistan verwijst het kabinet naar de Voortgangsrapportage, die uw Kamer op 24 mei jl. is aangeboden (Kamerstuk 2019Z10482).
De financiële verantwoording van inzet is opgenomen in het jaarverslag van Defensie.
39
Kunt u uitrekenen hoeveel geld defensieslachtoffers zouden krijgen indien het geld dat gemoeid is met Europese defensiesamenwerking, diversiteits- en klimaathysterie, JSF-toestellen en het tweede regeringsvliegtuig (ter waarden van € 100 miljoen) verdeeld werd onder defensieslachtoffers? Kunt u ook uitrekenen hoeveel veteranenhuizen opengehouden konden worden met alleen al € 100 miljoen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan dit niet aangeven, omdat schadeclaims op individuele basis beoordeeld en afgehandeld worden. Hierdoor is niet te zeggen hoeveel van een dergelijk bedrag ten goede zou komen aan ingediende schadeclaims. Bovendien is er budget voor schadeclaims gereserveerd. De hoeveelheid open te houden veteranenhuizen kan ik eveneens niet aangeven, aangezien veteranenhuizen zeer divers in opzet en financieringsconstructie zijn. Daarnaast heeft Defensie maar beperkt zicht op deze kosten omdat de veteranenhuizen onder verantwoordelijkheid vallen van de gemeenten waar zij gehuisvest zijn. Zij worden niet gefinancierd door Defensie.
40
Kunt u aangeven hoe de opmerking «Net als ieder ander bedrijf in Nederland streven wij naar een zo veilig mogelijke werkomgeving waarin onze medewerkers professioneel kunnen werken» zich verhoudt met het feit dat de verantwoordelijken van de defensiepuienhopen (chroom-6, PX10, burnpits, hitteletsels en vreselijke gewelds-en misbruikincidenten) niet bestraft zijn, noch uit de organisatie zijn gegooid? Zo nee, waarom niet?
Ik sta nog altijd achter deze uitspraak. Defensie werkt actief aan het verhogen van het veiligheidsbewustzijn in de organisatie.
41
Kunt u aangeven hoe de opmerking «We kunnen samen weer vooruitkijken» zich verhoudt met het groot aantal defensieslachtoffers die overleden zijn of ziek zijn geworden door onveilige arbeidsomstandigheden en slecht materiaal? Kunt u aangeven waar de slachtoffers en hun nabestaanden naar uit kunnen kijken? Zo nee, waarom niet?
Ik sta nog altijd achter deze uitspraak. Ik betreur iedere defensiemedewerker die is overleden of ziek is geworden als gevolg van de dienst. Defensie probeert onveilige situaties te allen tijde te voorkomen, maar wij kunnen deze nooit volledig uitsluiten. Wel moeten wij als organisatie leren van hoe een onveilige situatie is ontstaan. In de gevallen dat een medewerker is overleden of ziek is geworden als gevolg van de dienst hebben wij als Defensie een zorgplicht en maken de medewerker en/of zijn nabestaanden aanspraak op zorgverlening van of door Defensie. Ook kunnen zij Defensie aansprakelijk stellen zodat zij in aanmerking komen voor vergoeding van geleden schade.
42
Kunt u aangeven hoe de bijzondere zorgplicht voor veteranen zich verhoudt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Deelt u de mening dat de bijzondere zorgplicht voor veteranen voor alle bestuursorganen geldt, en wel op een wijze die verder rijkt dan het dienstbaarheidsbeginsel en de normen die gelden voor een correcte bejegening van burgers?
Defensie heeft een bijzondere waardering en zorgplicht voor veteranen en hun thuisfront. Bij de invulling van de bijzondere zorgplicht voor veteranen ben ik gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Andere bestuursorganen in Nederland kennen geen bijzondere zorgplicht voor veteranen.
43
Verstaat u onder de bijzondere zorgplicht voor veteranen ook dat u handhavend gaat optreden tegen gemeentebesturen die geen waardering en zorg laten blijken voor veteranen (zoals bijv. PvdA-gemeentes die liever een Timmermansmonument zien dan een veteranenhuis en vluchtelingen voorrang verlenen bij sociale huur in plaats van dakloze veteranen)? Zo nee, waarom niet?
De veteranenwet geeft mij niet een dergelijke handhavingsbevoegdheid. Het is aan de gemeenten of en op welke wijze zij invulling geven aan de erkenning en waardering van veteranen.
Zie tevens vraag 42.
44
Herinnert u zich nog de hartverscheurende verhalen uit het neoliberale tijdperk van Obama waarin het Amerikaans leger werkte met flexibele contracten en militairen na trouwe dienst overgelaten werden aan de bedelstaf? Kunt u aangeven hoe een adaptieve krijgsmacht zich verhoudt met de roep tot meer rechtszekerheid van militairen? Deelt u de mening dat de flexibele contracten zorgen voor een verdere uitholling van de bijzondere rechtspositie van militairen, dat van oudsher gekenmerkt wordt door een hoge mate van rechtszekerheid? Kunt u aangeven wat de militair kan verwachten nadat zijn flexibel contract is opgezegd, nu Defensie niet uitblinkt in (her)scholingsmogelijkheden en de Participatiewetgeving geen rekening houdt met militairen? Zo nee, waarom niet?
De kerndoelstelling van de adaptieve krijgsmacht is om de organisatie flexibeler te maken, zodat de krijgsmacht beter is voorbereid op de onvoorspelbaarheden en dreigingen in de wereld. De adaptieve krijgsmacht realiseert een reservecapaciteit waardoor inzetbaarheid, het vermogen om piekbelasting op te vangen en het voortzettingsvermogen worden vergroot. Dit doen we door samenwerking, zoals het uitwisselen en delen van mensen en materieel met partners. Bij een dergelijke adaptieve organisatie horen flexibele(re) aanstellingsvormen voor het personeel en ontstaan nieuwe/extra loopbaanmogelijkheden. Te denken valt aan een «wisselstroom», waarbij defensiepersoneel tijdelijk buiten Defensie een functie kan vervullen om na verloop van tijd terug te keren als militair, reservist of burgermedewerker. Door wederkerige samenwerking met bedrijven en organisaties, nemen de kansen voor defensiemedewerkers om zich te blijven ontwikkelen, verder toe. Andersom kunnen andere mensen bij ons werken.
Los hiervan is een uitbreiding en aanpassing van aanstellingsvormen belangrijk om personeel en in het bijzonder de militairen de gewenste flexibiliteit te bieden die beter aansluit bij de behoeftes in de verschillende levensfases. De militair heeft dus meer keuze in de wijze waarop hij/zij zich aan de organisatie bindt. Als we ook nog in aanmerking nemen dat Defensie bij uitstek een organisatie is die, als een van de grootste opleiders van het land, zich kenmerkt door het opleiden en ontwikkelen van haar medewerkers, draagt dit alles bij aan de aantrekkelijkheid van Defensie als werkgever. Het oogmerk is om personeel hierdoor continue, maar flexibel aan de organisatie te binden.
45
Herinnert u zich nog de parlementaire behandeling van het Wetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren, waarin werd afgesproken dat de rechtspositie van militairen te bijzonder is voor normalisatie? Kunt u aangeven waarom u rechtspositionele kwesties van militairen telkens belicht vanuit een civiel arbeidsrechtelijke insteek (bijv. aanstellingen worden contracten genoemd, het rechtspositiereglement een CAO, tuchtvergrijpen worden afgedaan als integriteitsschendingen en bevelen en dienstvoorschriften zijn ingeruild voor vage beleidsregels)? Is er soms sprake van een verkapte vorm van normalisatie? Zo nee, waarom niet?
De sectoren Defensie, Rechterlijke macht en Politie zijn uitgezonderd van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren. In deze sectoren blijft de rechtspositie geregeld door middel van algemeen verbindende voorschriften in het publiekrecht. Van een verkapte vorm van normalisatie is geen sprake.
46
Kunt u aangeven hoeveel geld is begroot voor klimaatverbetering, milieu en duurzaamheid? Kunt u daarbij ook aangeven hoeveel kosten de afgelopen vijf jaar verband houden met dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen vijf jaar heeft de nadruk gelegen op het uitvoeren van energiebesparende maatregelen in gebouwen, het bodemsaneringsprogramma, ballastwaterbehandeling aan boord van marineschepen, waterbesparende maatregelen op kazernes en de luchthavenbesluiten. Voor de jaren 2014 tot en met 2018 zijn de gereserveerde bedragen als volgt geweest: € 20 miljoen, € 21,2 miljoen, € 28,6 miljoen, € 23,8 miljoen en € 24,3 miljoen.
Voor 2019 is een bedrag van € 7,6 miljoen begroot voor de realisatie van milieu- en duurzaamheidsmaatregelen. De focus ligt daarbij op het bodemsaneringsprogramma van Defensie en op de voorbereiding van de luchthavenbesluiten. Klimaat- en energiemaatregelen zijn nog niet in dit budget opgenomen, omdat die zullen volgen uit het Plan van Aanpak voor de energietransitie, dat momenteel wordt voorbereid. Overigens geldt dat bij zowel materieel- als vastgoedprojecten wordt gekeken of en hoe deze punten kunnen worden toegepast en maken dan onderdeel uit van het desbetreffende projectbudget.
47
Herinnert u zich nog de aanschaf van de zonneauto Lightyear One, waarover het lid Popken al maanden wacht op beantwoording van haar schriftelijke vragen? Kunt u aangeven hoeveel geld Defensie voor soortgelijke projecten heeft begroot? Kunt u ook aangeven hoeveel kosten de afgelopen vijf jaar verband houden met soortgelijke projecten? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft geen soortgelijke projecten als de Lightyear One zonneauto op het oog. Defensie heeft tien elektrische auto’s in gebruik en is van plan nog een aantal hybride voertuigen aan te schaffen.
Het Kennis & Innovatiebudget van Defensie is bedoeld voor specifieke militaire kennisopbouw en technologieontwikkeling.
48
Kunt u aangeven of Defensie samenwerkt en/of contacten onderhoudt met (rechts)personen en overige entiteiten in verband met klimaatverbetering (zoals bijv. lobbyisten, milieuactivisten)? Kunt u ook aangeven wie deze (rechts)personen en entiteiten zijn, waaruit de samenwerking en/of contact bestaat, welke kosten (zoals bijv. donaties en subsidies) hiermee gemoeid zijn en welke stappen zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Defensie zet zich in om goede contacten te onderhouden met al haar buren; daar horen ook de contacten bij met diverse natuur- en milieuorganisaties zoals Natuurmonumenten, de Waddenvereniging, Natuur en Milieu en de Vogelbescherming Nederland. In het geval van nieuwe ontwikkelingen bij Defensie wordt met dergelijke partijen overleg gevoerd. Behalve voor de inzet van defensiepersoneel zijn er geen wezenlijke kosten met dit overleg gemoeid.
49
Welk bedrag aan uitgaven op de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt meegenomen in de berekening van de uitgaven aan Defensie als percentage van het BBP in 2020?
64
Welk deel van de stijging van de defensieuitgaven als percentage van het BBP is het gevolg van de nieuwe berekeningswijze?
65
Sluit de nieuwe berekeningswijze van de defensieuitgaven als percentage van het BBP aan bij de wijze waarop de NAVO het percentage berekent? Met andere woorden: gaat de NAVO uit van hetzelfde percentage als dat wat aan de Kamer wordt gemeld?
66
Zijn er NAVO-landen die nog meer uitgaven (dan Nederland) meenemen bij het berekenen van hun uitgaven aan Defensie? Zo ja, welke?
78
Gaat de NAVO uit van het zelfde percentage van het BBP als dat wat aan de Kamer wordt gemeld?
De NAVO hanteert een definitie om te bepalen wat landen mee mogen rekenen als defensie-uitgaven. Bondgenoten zijn daaraan gebonden en kunnen niet zonder meer uitgaven meerekenen.
De nieuwe Nederlandse berekeningswijze van de defensie-uitgaven sluit beter aan op de berekeningswijze van de NAVO. Dit houdt in dat vanaf heden bij de Nederlandse berekening ook gerekend wordt met de bruto defensie-uitgaven (de totale uitgaven, zonder dat de ontvangsten daarop in mindering worden gebracht) en de defensie-gerelateerde uitgaven op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De nieuwe Nederlandse berekeningswijze heeft gemiddeld 0,04% effect op het bbp-percentage.
De defensie-gerelateerde uitgaven op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken betreffen specifiek uitgaven voor het Law and Order Trust Fund for Afghanistan en het Afghan National Army Trust Fund (beide NAVO trust funds), afdrachten aan de NAVO, kosten voor de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO en het Budget Internationale Veiligheid/BSB. In 2019 betreft dit € 52 miljoen en in 2020 € 46 miljoen. Dit heeft een effect van 0,01% op het bbp-percentage.
Wel baseert de NAVO zich voor de bbp-omvang op de groeicijfers van de IMF/OESO; de Nederlandse berekening baseert zich op de (meer actuele) groeicijfers van het CPB. Als gevolg hiervan kunnen er verschillen optreden in de door de NAVO en Nederland gepresenteerde percentages.
50
Hoe kan het verschil tussen het percentage van 1,35% van het BBP dat Defensie hanteert, en het percentage van 1,1% van het BBP dat is opgenomen in de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB worden verklaard?
75
Hoe kan het verschil worden verklaard tussen het percentage van 1,35% van het BBP dat Defensie hanteert in 2020, en het percentage van 1,1% van het BBP dat is opgenomen in de Macro Economische Verkenning 2020 van het CPB?
De nieuwe berekeningswijze van het bbp-percentage is afgestemd met het Ministerie van Financiën en gaat uit van de bbp-omvang volgens het CPB. Deze afgestemde berekeningswijze hanteert de bruto defensie-uitgaven als uitgangspunt. Dit is in overeenstemming met de berekeningswijze van de NAVO.
De MEV verwijst in hun toelichting naar het CBS. Voor zover bekend, rekent het CBS met de netto defensie-uitgaven (bruto defensie-uitgaven minus de ontvangsten). Verder berekent het CBS zelfstandig de bbp-omvang en deze wijkt af van het CPB.
51
Is de verwachting dat de ex ante onderuitputting van € 1,5 miljard die het CPB in de MEV veronderstelt ook voor een deel bij Defensie zal optreden? Zo ja, hoeveel verwachte onderuitputting betreft dit?
Zie antwoord vraag 2.
52
Welke resultaten heeft de in de Defensienota aangekondigde conflictpreventie-eenheid opgeleverd sinds de beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting over het jaar 2019?
Zoals aangekondigd in de Defensienota 2018 is dit jaar het «team conflictpreventie» opgericht, dat tot taak heeft beleidsmatig invulling te geven aan de Defensie-inspanningen op het gebied van conflictpreventie. Ik zal u nog voor de begrotingsbehandeling per brief nader informeren over deze inspanningen.
53
Welke toelagen zijn er op dit moment (en voor welk personeel)? Kunt u een overzicht van de beschikbare toelagen verschaffen?
Het defensiepersoneel kan, afhankelijk van rang, functie en indelingscategorie naast salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering aanspraak maken op één of meer toelagen (van in totaal meer dan 120). Het onderstaande overzicht geeft inzicht in de verschillende toelagen en vergoedingen. De toelagen die (ook) voor de categorie burgers van toepassing zijn, staan in de tweede kolom vermeld.
OMSCHRIJVING |
Burger |
---|---|
REGELING WERVINGSBONUS |
|
PREMIEBEROEPS BEPAALDE TIJD |
|
VOORSCHOT PREMIE BBT |
|
FISC. RIJBEWIJS, TE BETALEN |
|
VOORSCHOT AANSTELLINGSPREMIE |
|
AANSTELLINGSPREMIE |
|
PREMIE-BBT (IN BEDRAG) |
|
TEGENB. VOORSCH. BINDINGSPREMIE |
|
BINDINGSPREMIE JACHTVLIEGER |
|
BINDINGSPREMIE (BET, IN PG) |
|
VOORSCHOT BINDINGSPREMIE |
|
BINDINGSPREMIE (BETALING) |
|
VERG NIET VERL VAKANTIEVERLOF |
|
VERG TEGOED SPAARUREN |
|
VERG NIET VERL VAKANTIEUREN |
|
INH VERKORTING ARBEIDSDUUR |
|
TEGEM VERLENGING ARBEIDSDUUR |
|
AANV/AFW CONSIGNATIETOELAGE |
x |
CONSIGN TOEL PERS CHAUFF |
x |
TOEL BESCHIK-/BEREIKB VROB |
|
CONSIGNATIETOELAGE |
x |
OEFENTOELAGE VROB |
|
TOEL TVV VRIJE TIJD VROB |
|
VERGOEDING BIJZONDERE INZET |
|
TOELAGE BBE |
|
OVERGANGSTOEL PERS CHAUFF |
x |
TOEL ONR DIENST PERS CHAUFF |
x |
AANV SAL PERS CHAUFFEUR |
x |
BIJSTANDSTOELAGE |
|
VERG. BRANDWDNSTN BINNEN RSTR |
x |
REISTIJD DIENSTREIZEN ZZF |
|
TOELAGE DSI-UIM |
|
TEG EXTRA WERKDR PERS BEV BSB |
|
VERGOEDING EXTRA WERKDRUK BSB |
|
CONSIGNATIE EN INZETVERGOEDING |
|
VERGOEDING ZZF-DAGEN |
|
VERGOEDING ZZF DAGEN RESERVIST |
|
VERGOEDING OVERWERK |
x |
TOEL VERVANGING VRIJE TIJD |
x |
TOELAGE OVERWERK VROB |
|
HAVENVERGOEDING |
|
VAARTOELAGE VROB |
|
AFBOUW TECHNISCHE TOELAGE |
|
TOELAGE OVERIGEN |
|
TECHNISCHE TOELAGE |
|
TLG HFD TANDHEELKUNDIG CENTRUM |
x |
UITK INKOMENSREG MEDISCH-SPEC |
x |
AANVULLENDE TOMS IN PG |
|
TOMS NIET IN PG |
|
TOMS IN PG |
|
ATA-TOELAGE NIET IN PG |
|
ATA-TOELAGE IN PG |
|
GARANTIEVLIEGTOELAGE LID 2 |
|
GARANTIEVLIEGTOELAGE LID 3 |
|
VLIEGTOELAGE |
|
GRAT BIJZ PREST BHV-TAKEN |
|
GRAT BIJZ PREST BHV-TAKEN |
|
TOEL EERSTE MEDISCHE BIJSTAND |
|
BELONING IDEEENCOMMISSIES |
|
TOEL EERSTE MEDISCHE BIJSTAND |
|
BELONING, BELAST, BETAALD |
|
JUBILEUMGRAT BHV-ER/EHBO-ER |
|
FUNCTIETOESLAG BHV |
|
FUNCTIONERINGSTOEL. NIET IN PG |
|
FUNCTIETOESLAG BHV |
|
TOELAGE BEDRIJFSHULPVERLENING |
|
TOELAGE BEDRIJFSHULPVERLENING |
|
FUNCTIONERINGSTOELAGE IN PG |
|
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|
REGELING VVHO GRATIFICATIE |
|
BELONING, BELAST, TE BET. IN PG |
|
BELONING, BELAST, TE BETALEN |
|
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|
INKOMENSTOESLAG BURGERPERS |
x |
TOELAGE ONREGELM DIENST VERH |
x |
AFL TOEL ONR DNST AANVULLING |
x |
TOELAGE ONREGELMATIGE DIENST |
x |
AFL TOEL ONR DNST EENMALIG |
x |
VERSCHUIVINGSTOELAGE MILITAIR |
|
VERSCHUIVINGSTOELAGE |
x |
AFL TOEL ONR DNST DOORLOPEND |
x |
AFBOUWTOELAGE ONR DIENST |
x |
TOELAGE ONREGELMATIGE DIENST |
|
TOELAGE ONREGELM DIENST |
x |
TOELAGE ONREGELMATIGE DIENST |
|
BREVETTOEL 1E PARTIJ |
|
STIMULERINGSPREMIE |
|
BREVETTOEL SOLISTENPARTIJ |
|
TOELAGE HUIS V ZM DE KONING |
|
OVERBRUGGINGSTOELAGE |
|
BEMIDDELINGSPREMIE |
|
COMP TSL VOORM BEW/HONDGEL |
x |
STIMULERINGSPR. EXT REINTEGR. |
|
VERVANGINGSTOELAGE |
x |
GARANTIETOELAGE MINIMUMLOON |
|
WAARNEMINGSTOELAGE |
|
TOELAGE WONINGHUUR KMAR |
|
VERVANGINGSTOELAGE |
x |
AANV BEZOLD LANGDURIGE ZIEKTE |
|
WAARNEMINGSTOEL RANG 100% |
|
TOELAGE ANTENNEMASTWERKZAAMH |
|
TOELAGE GRAVENDIENST |
|
TOELAGE DECOMPRESSIETOESTEL |
|
TOELAGE MUNITIEWERKZAAMHEDEN |
|
TOELAGE TANKINSTRUCTEUR |
|
VERG WERKZ BERICHTENDIENST |
x |
TOELAGE HELIKOPTERREDDER |
|
TOELAGE RECOMPRESSIETOESTEL |
|
BIJZONDER VLIEGGELD |
|
BELONING BEZW OMSTANDIGHEDEN |
x |
TOELAGE MOUNTAINLEADERS |
|
ONTBERINGSTOELAGE |
|
ONDERZEEBOOTTOELAGE |
|
TOELAGE MUNITIE-OPRUIMERS |
|
VLIEGGELD |
|
TOELAGE PARACHUTESPRONG |
|
TOELAGE DUIKPERSONEEL |
|
VEB NIET IN PG |
|
VEB IN PG |
|
TOEL VN-OPERATIES ONBELAST |
|
TOELAGE VN-OPERATIES BELAST |
|
TOELAGE BRANDWEERDIENSTEN |
x |
VERGOEDING IHKV AANSCHAF FIETS |
|
VERGOEDING INKV AANSCHAF PC E.D. |
|
ARBEIDSMARKTTOESLAG |
|
BEHOUDPREMIE |
|
UITBETALING DWANGSOM |
|
UITRUIL EJU WOON WERK BELAST |
|
UITKERING BIJ OVERL/VERM |
54
Kunt u de gereedheid van het defensieapparaat uitdrukken in een percentage, m.a.w. voor welk percentage is het defensieapparaat inmiddels gereed gesteld?
Ja, zoals in de Inzetbaarheidsrapportage over 2018 is aangegeven voldeed 85% van de capaciteiten uit de opdrachtenmatrix aan de norm Operationele Gereedheid, was op koers richting de norm of was ingezet. Dit percentage is in het afgelopen half jaar nagenoeg gelijk gebleven.
55
Kennen de aan Nederland geleverde F35’s ook het probleem met het boordkanon? Wordt hier speciaal op gelet?
In de twintigste voortgangsrapportage project verwerving F-35 (kenmerk 2019Z17395), die op 17 september 2019 aan de Kamer is aangeboden, wordt melding gemaakt van problemen met het boordkanon. Deze problemen kunnen ook bij de aan Nederland geleverde F-35’s optreden. Daarom worden Nederlandse F-35’s ook geïnspecteerd en worden zo nodig aanpassingen doorgevoerd.
56
Zijn de MALE UAV al geleverd en in gebruik genomen? Zo niet, wanneer verwacht u dat dat wel het geval is?
De MALE UAV-toestellen worden in 2020 geleverd.
57
De huidige investeringen binnen de Koninklijke Marine zijn vooral gericht op vervanging van ouder materieel. Gelet op de intentie om de defensie-uitgaven te laten groeien in de richting van de NAVO-norm, en mede gelet op de toenemende dreiging langs de voor Nederland belangrijkste handelsroutes (onder meer Golf-regio, Chinese Zee): wat is uw visie op de toekomst en omvang van de Koninklijke Marine op langere termijn? Ontwikkelt u een visie voor de Koninklijke Marine op de langere termijn?
108
Hoe zullen de reeds uitgebrachte toekomstvisies van defensieonderdelen zich verhouden tot de herijking van de brede Defensievisie in 2021?
Bij de herijking van de Defensienota zal ik volgend jaar een integrale visie op de toekomst van Defensie uiteenzetten. De inrichting van de krijgsmacht (dus ook van de Koninklijke Marine) volgt uit die integrale toekomstvisie. Overigens hebben alle vier krijgsmachtdelen de afgelopen jaren toekomstvisies gepubliceerd die aansluiten op de defensiebrede kaders: «Sailplan 2030» (Koninklijke Marine), «Veiligheid is vooruitzien» (Koninklijke Landmacht), «Vijfde Generatie Luchtmacht» (Koninklijke Luchtmacht) en de «Ontwikkelagenda» (Koninklijke Marechaussee). Net zoals we de defensiebrede visie van tijd tot tijd actualiseren, doen we dat ook met deze deelvisies.
58
In het bericht https://www.energievoorinzet.nl/defensie-gaat-op-tegenkoers valt te lezen dat Defensie rondom de Operationele Energie Strategie (OES) haar oorspronkelijke doelstellingen voor 2030 niet meer handhaaft, en slechts kijkt naar de doelstellingen voor 2050. Dit blijkt ook uit de «Defensie Energie en Omgeving Strategie» van 27 september 2019.
Waarom worden de doelstellingen voor 2030 uit de OES niet meer opgenomen en slechts de doelstellingen voor 2050 genoemd? Zijn de OES doelstellingen voor 2030 vervallen? In hoeverre strookt dit met de mede door Defensie ondertekende «Greendeal» met de brede Maritieme sector? Defensie en I&W als scheepseigenaars (Koninklijke Marine, Rijksrederij) zeiden in de Greendeal toe een actieve rol te gaan vervullen in de toepassing van beschikbare duurzame maritieme oplossingen, alsmede in onderzoek en ontwikkeling. Hoe vult Defensie deze rol concreet in met de maritieme sector en kennisinstellingen? Welke budgetten zijn daarvoor beschikbaar in 2020 en de jaren daarna? Waarom laat Defensie de doelstelling om in 2030 emissieloze schepen voor kustoperaties in dienst te hebben kennelijk varen, terwijl de Rijksrederij zich wel ten doel stelt minimaal een emissieloos schip in de vaart te hebben?
Defensie blijft streven naar een duurzamer krijgsmacht in 2030. We laten de streefdoelen voor 2030 uit de Operationele Energie Strategie (Kamerstuk 33 763, nr. 95) niet los. Het betreft de streefdoelen: «In 2030 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 20 procent gereduceerd ten opzichte van 2010» en «In 2030 wordt 50 procent van de benodigde energie op kampementen duurzaam opgewekt». In de recente aanbiedingsbrief van de DEOS (Kamerstuk 2019D37969) is dan ook opgenomen dat de streefdoelen van Defensie op het gebied van energie niet zijn veranderd.
In het kader van de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens onderzoekt Defensie in het programma «Green Maritime Methanol» de mogelijkheden van het toepassen van biobrandstof in schepen. Bij elk nieuw maritiem project en vervangingsproject onderzoekt Defensie in samenspraak met Nederlandse kennisinstituten (MARIN, TNO en universiteiten) de mogelijkheden om de afhankelijkheid van fossiele brandstof in de energievoorziening en aandrijving terug te dringen. Binnen het vervangingsproject van diverse hulpvaartuigen van het Commando Zeestrijdkrachten vindt een dergelijk onderzoek al plaats. De kosten voor een dergelijke studie worden binnen programmabudget geaccommodeerd. Tenslotte wordt de walstroom in de haven van Den Helder voor 100 procent duurzaam ingekocht.
59
Wat is het totaal bedrag dat aan R&D en innovatie wordt besteed binnen investeringsprojecten in 2019?
In de investeringsprojecten in 2019 is circa € 160 miljoen opgenomen.
60
Welk bedrag is in de begroting van 2020 gereserveerd voor R&D en innovatie?
In de begroting 2020 (investeringen en exploitatie) betreft het een bedrag van circa € 290 miljoen.
61
Welk bedrag is in 2019 begroot en besteed aan de uitvoering van het beleidsplan diversiteit en inclusiviteit?
Voor diversiteit en inclusiviteit is in 2019 € 0,3 miljoen gereserveerd. Tot nu toe is hier € 0,1 miljoen van besteed. Overigens behelst dit programma ook maatregelen die binnen de reguliere activiteiten en processen van Defensie zijn opgenomen en waar geen separaat budget voor nodig is. Dat is ook ons doel; een diversere krijgsmacht is een sterkere krijgsmacht.
62
Hoe verhouden zich de inzetbaarheidsdoelstellingen bij de krijgsmachtdelen, waarbij slechts een klein deel van de beschikbare eenheden operationeel gereed gesteld hoeven te zijn, met inzet in het kader van de eerste hoofdtaak?
De term inzetbaarheidsdoelstellingen is met de Defensienota 2018 vervangen door inzetbaarheidsdoelen. Met de inzetbaarheidsdoelen geeft de krijgsmacht invulling aan de drie hoofdtaken. De inzetbaarheidsdoelen zijn in de Opdrachtenmatrix per defensieonderdeel vertaald naar concrete gereedstellingsopdrachten. Langdurige opdrachten in de Opdrachtenmatrix vragen specifiek voortzegginsvermogen, ofwel meer van diezelfde eenheden voor diezelfde capaciteit. Het is dus niet zo dat slechts een klein deel van de beschikbare eenheden operationeel gereed hoeft te zijn. De eenheden die niet direct ingedeeld zijn voor de Opdrachtenmatrix vormen het voortzettingsvermogen van defensie.
63
De Algemene Rekenkamer (AR) constateert in haar reactie op de ontwerpbegroting 2020 dat er op diverse deelgebieden van de bedrijfsvoering problemen liggen. Dit betreffen onder andere problemen ten aanzien van een gebrek aan personeel en de vertraging rondom de vernieuwing van de IT-infrastructuur. Ook stelt de AR dat de werking van de verwervingsketen onvoldoende is. Kunt u toelichten in hoeverre deze constateringen invloed hebben op het effectief opdrachtgeverschap van Defensie?
De aandachtspunten zoals benoemd in de begrotingsbrief van de Algemene Rekenkamer hebben niet geleid tot een negatief effect op het effectief opdrachtgeverschap bij bijvoorbeeld het verwerven van materieel. In de voorbereiding van een verwervingstraject wordt het capaciteitsvraagstuk expliciet aan de orde gesteld conform de herziene Planningssystematiek & investeringsbeheer. In de uitvoering van een project kan echter wel vertraging ontstaan als gevolg van gebrek aan capaciteit. Daarnaast is er in de volle breedte aandacht voor het blijvend effectief kunnen invullen van het opdrachtgeverschap.
64
Welk deel van de stijging van de defensieuitgaven als percentage van het BBP is het gevolg van de nieuwe berekeningswijze?
Zie antwoord vraag 49.
65
Sluit de nieuwe berekeningswijze van de defensieuitgaven als percentage van het BBP aan bij de wijze waarop de NAVO het percentage berekent? Met andere woorden: gaat de NAVO uit van hetzelfde percentage als dat wat aan de Kamer wordt gemeld?
Zie antwoord vraag 49.
66
Zijn er NAVO-landen die nog meer uitgaven (dan Nederland) meenemen bij het berekenen van hun uitgaven aan Defensie? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 49.
67
Kunt u uiteenzetten hoe u van plan bent om de transparantie van het Ministerie van Defensie te vergroten? Bent u daarbij voornemens te participeren in de rijksbrede data-inventarisatie, waarbij u herhaaldelijk achterblijft bij het publiceren van open data? Zo ja, op welke wijze
Defensie streeft, waar mogelijk, naar het zo transparant mogelijk publiceren van de open data die betrekking hebben op de begrotings- en verantwoordingsstukken. Om deze reden participeert Defensie ook in de interdepartementale werkgroep voor Kwaliteitsverbetering Open Begrotings- en Verantwoordingsdata. Deze werkgroep is in de zomer van 2019 van start gegaan.
68
Op welke wijze gaat u gebruik maken van open data bij het opstellen van de begroting in 2021, in het licht van de aanbeveling van de AR die vraagt om het toekomstbestendiger maken van de begroting door het verbeteren van de informatiefunctie?
Tijdens het opstellen van de begroting 2021 zal geen gebruik worden gemaakt van open data. Wel zal Defensie, net zoals voor de huidige begroting, de data uit de begrotingsstukken die als open data gepubliceerd dienen te worden publiceren als open data. Hierdoor zullen de data uit de begroting goed toegankelijk zijn voor externe gebruikers en daarmee bijdragen aan de informatiefunctie.
69
Op welke (luchtmacht)basis bent u voornemens de negen F-35 toestellen, die u extra wilt aanschaffen, te stationeren?
Volgens huidige inzichten is Defensie voornemens om de negen additionele F-35 jachtvliegtuigen te stationeren op de vliegbasis Volkel.
70
Bent u voornemens nog meer dan de negen extra F-35 toestellen aan te schaffen? Zo nee, waarom heeft u het dan over «het begin van een derde squadron»?
Met het nationaal plan (Kamerstuk 28 676, nr. 308) heeft het kabinet de politieke intentie uitgesproken om structureel te investeren in een aantal prioritaire capaciteiten die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO. Een van die prioriteiten is 15 extra F-35’s. Met een begin van een derde squadron F-35 en de capaciteiten die daar bij horen geven we invulling aan meerdere doelstellingen van de NAVO.
Eventuele vervolgstappen richting een derde squadron F-35’s zullen, zoals aangegeven in de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) en het NAVO-plan, in het kader van de lange lijnen naar de toekomst integraal worden bekeken op de daartoe geëigende momenten, in het licht van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie en de rijksbrede prioriteiten, en binnen de afgesproken budgettaire kaders.
71
Worden de middelen, die beschikbaar zijn gesteld naar aanleiding van het nationaal plan NAVO en die zijn bestemd voor de IT-infrastructuur, ook gebruikt voor het programma Grensverleggende IT? Zo ja, welk deel?
Ja. Ik onderzoek momenteel of een deel van de financiële middelen dat bestemd is voor de IT-infrastructuur, te gebruiken is voor het programma Grensverleggende IT. Om welk deel het precies gaat moet ik nog bepalen.
72
Kunt u de zin «Dit groeipad om het fundament onder de NAVO samen met de andere partners te verstevigen, is vastgelegd in het nationaal plan, waarin wij laten zien hoe we de komende jaren tot 2024 de defensie-uitgaven in de richting van de 2% gaan bewegen» nader duiden? Hoe ziet dit «groeipad» (zonder financiële onderbouwing) eruit als op pagina 10 wordt geschreven dat Nederland in de periode 2019–2024 een daling laat zien in de ontwikkeling van het bbp-percentage, in tegenstelling tot veel andere Europese NAVO-lidstaten? Is hier sprake van een «krimppad»?
Het kabinet laat met het regeerakkoord en met het nationaal plan (Kamerstuk 28 676, nr. 308) de politieke intentie zien om te voldoen aan de NAVO-afspraken om de komende jaren tot 2024 de defensie-uitgaven in de richting van de 2% bbp te bewegen. Met de extra investeringen stijgt ons bbp-percentage tot en met 2022. Daarna laat Nederland een daling zien in de ontwikkeling van het bbp-percentage, in tegenstelling tot veel andere Europese NAVO-bondgenoten.
73
Kunt u de zinsnede «Daardoor kunnen we groeien naar een krijgsmacht die een fair share levert aan de NAVO doelstellingen» nader duiden? Wat bedoelt u met «fair share» als de bruto defensie-uitgaven, als percentage van het bbp, in 2024 een daling laten zien t.o.v. 2019?
Ten opzichte van de situatie in 2014 zijn er al belangrijke stappen gezet. Dit kabinet investeerde met het regeerakkoord al structureel 1,5 miljard euro per jaar in Defensie; met de Voorjaarsnota 2019 is daar nog incidenteel (tot 2024) 1,5 miljard euro en structureel 162 miljoen euro per jaar aan toegevoegd. Zie ook mijn antwoord op vraag 72.
74
Sluit de nieuwe berekeningswijze van de defensieuitgaven als percentage van het BBP aan bij de wijze waarop de NAVO het percentage berekent? Met andere woorden: gaat de NAVO uit van hetzelfde percentage als dat wat aan de Kamer wordt gemeld? Kunt u daarbij ingaan op het Jaarverslag 2018, waarin gemeld werd dat de realisatie in 2018 op 1,17% BBP is uitgekomen, terwijl de NAVO, op basis van hetzelfde uitgavenniveau, een percentage van 1,21% vermeldt (https://www.nato.int/docu/pr/2019/PR-2019–069-eng.xlsx)? Kunt u daarbij ook ingaan op de realisatiecijfers (waarbij het dus niet ter zake doet dat Nederland zich op groeicijfers van het CPB baseert en de NAVO op die van IMF/OESO)?
Zie vraag 49. De nieuwe Nederlandse berekeningswijze van de defensie-uitgaven sluit beter aan op de berekeningswijze van de NAVO. Dit houdt in dat vanaf heden bij de Nederlandse berekening ook gerekend wordt met de bruto defensie-uitgaven (de totale uitgaven, zonder dat de ontvangsten daarop in mindering worden gebracht) en de defensie-gerelateerde uitgaven op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De nieuwe Nederlandse berekeningswijze heeft gemiddeld 0,04% effect op het bbp-percentage. Dit is dus het verschil tussen de 1,21% en 1,17% in 2018.
75
Hoe kan het verschil worden verklaard tussen het percentage van 1,35% van het BBP dat Defensie hanteert in 2020, en het percentage van 1,1% van het BBP dat is opgenomen in de Macro Economische Verkenning 2020 van het CPB?
Zie antwoord vraag 50.
76
Hoe beoordeelt u de grafiek van de ontwikkeling van de Defensie-uitgaven binnen de NAVO, waaruit blijkt dat Nederland op basis van de huidige ramingen en plannen in 2024 vrijwel onderaan bungelt in de ranglijst en dat er maar liefst 22 landen zullen zijn die méér aan Defensie uitgeven? Wat doet dit, wat doet het tekortschietende Nationaal Plan, met de reputatie van Nederland als bondgenoot?
De veranderde veiligheidssituatie leidt tot een groter beroep op Defensie in binnen- en buitenland. Nederland kan de veelheid aan dreigingen alleen tegengaan door effectieve samenwerkingen, met bondgenoten in de NAVO en partners in de EU. Al enige tijd spoort de VS de Europese NAVO-bondgenoten aan tot een eerlijkere verdeling van de lasten voor de bescherming van ons bondgenootschap op het gebied van cash, capabilities en contributions. Een en ander conform de afspraken gemaakt in Wales in 2014.
Het Europese gemiddelde ligt op dit moment ongeveer op 1,5% van het bbp. De verwachting is dat dit gaat stijgen door nieuwe investeringen van onze bondgenoten (zie grafiek NAVO landen (EU) ontwikkeling bbp-percentage 2019–2024 op pagina 11 van de begroting). De Nederlandse uitgaven liggen daaronder, op 1,35% van het bbp in 2020. Na 2022 zal het Nederlandse bbp-percentage dalen. Daarmee hoort Nederland volgens de huidige verwachtingen in 2024 bij de landen die, uitgedrukt als percentage van het bbp, het minst aan Defensie uitgeven. Nederland wordt daar binnen de NAVO op aangesproken.
77
Klopt het dat er volgens de huidige schattingen in 2019 binnen de NAVO zestien Europese bondgenoten zijn die een hoger percentage aan Defensie uitgeven dan Nederland (https://www.nato.int/docu/pr/2019/PR-2019–069-eng.xlsx) en dit volgens uw grafiek op blz. 11 maar liefst 22 zullen zijn? Wat vindt u van de verslechterende positie van Nederland en hoe valt dit binnen de NAVO?
Nederland wordt binnen de NAVO aangesproken op het feit dat het een van de landen is die in 2024 niet de NAVO-norm van 2% bbp aan defensie-uitgaven zal halen en daar ook (nog) geen plannen voor heeft. De VS hebben duidelijk gemaakt dat indien de Europese NAVO-partners niet de politieke wil hebben om hun deel van de last ten behoeve van de eigen Europese veiligheid te dragen, het niet realistisch is dat de VS die last wel blijven dragen.
Lastenverdeling binnen het bondgenootschap bestaat niet alleen uit een financiële component. Ook (de aanschaf van) militaire capaciteiten (capabilities) en bijdragen aan NAVO-operaties en activiteiten (contributions) maken onderdeel uit van lastenverdeling binnen de NAVO. De NAVO stelt op basis van een analyse van de veiligheidssituatie, doelstellingen op voor capaciteiten die nodig zijn om de gezamenlijke veiligheid te beschermen. Deze capaciteitendoelstellingen worden verdeeld onder de bondgenoten, en ook Nederland heeft deze geaccepteerd. Het kabinet heeft besloten prioriteit te geven aan vijf van deze doelstellingen en heeft de intentie uitgesproken om hierin te investeren. Dit is vastgelegd in het nationaal plan waarin de vijf prioritaire doelstellingen zijn opgenomen (Kamerstuk 28 676, nr. 308). Voor een aantal van deze prioritaire doelstellingen zijn in de Voorjaarsnota middelen vrijgemaakt. Nederland draagt voor wat betreft contributions bij aan diverse missies, operaties en snelle reactiemachten, zoals uw Kamer gemeld in de brief «Samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten en missies en operaties tot en met 2021» (Kamerstuk 29 521, nr. 381).
Dat neemt niet weg dat de veranderde veiligheidsomgeving tot een groter beroep op Defensie in binnen- en buitenland leidt.
78
Gaat de NAVO uit van het zelfde percentage van het BBP als dat wat aan de Kamer wordt gemeld?
Zie antwoord vraag 49.
79
Welke concrete acties gaat het kabinet nemen om te zoeken naar extra mogelijkheden die vanuit de industrie beschikbaar zijn om de operationele gereedheid te verhogen?
Voor het verhogen van onze operationele gereedheid werken we in 2020 verder aan de personele en de materiële gereedheid. Samenwerking met het bedrijfsleven is hierbij essentieel.
Als het gaat om personele gereedheid voeren we maatregelen uit het plan van aanpak Behoud en Werving uit voor het verbeteren van de kwantitatieve en kwalitatieve personele vulling. Waar nodig zorgen inhuur en reservisten voor extra capaciteit, onderzoeken we of meer samenwerking met de civiele sector mogelijk is en sluiten we full service onderhoudscontracten af met de industrie. Voor het vergroten van ons voortzettingsvermogen, de inzetbaarheid en wendbaarheid zien wij vooral kansen voor samenwerking met de industrie en maatschappelijke instanties op het gebied van transport en logistiek, rondom gezamenlijke opleiding en training en het uitwisselen van personeel.
Voor de materiële gereedheid investeren wij in nieuw en gemoderniseerd materieel. In het Defensie Projecten Overzicht (DPO) bent u hierover reeds geïnformeerd. Ook werken wij de Defensie Industrie Strategie (DIS) uit zodat kennis en capaciteiten van het bedrijfsleven en van de kennisinstellingen beschikbaar zijn en blijven. Hiervoor wordt het industriële participatiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat doorontwikkeld zodat Nederlandse bedrijven structureel kunnen meedraaien in internationale ontwikkelingen, productie en instandhoudingsketens van defensiematerieel. Een concrete actie voor de korte termijn is de doorontwikkeling van de CODEMO-regeling in het kader van het ontwikkelen van het launching customership. Omdat er ook behoefte is aan een dergelijk instrument voor grote projecten, zal het ook voor grotere bedrijven en zelfscheppende industrie mogelijk worden gemaakt gebruik te maken van de CODEMO-regeling. Ook de verdere implementatie van de innovatiestrategie geeft mogelijkheden voor industrie en kennisinstellingen om de operationele gereedheid van de krijgsmacht te verhogen. Over de voortgang van deze implementatie wordt u separaat per brief geïnformeerd.
80
Op welk termijn moeten de «proeftuinen» leiden tot nieuwe aanstellingsmogelijkheden voor defensiepersoneel?
82
Kunt u aangeven binnen welke termijn het «nieuwe en toekomstbestendige personeelsmodel» beschikbaar moet zijn en wat de kosten daarvan zijn? Waar in de begroting 2020 en de meerjarenramingen, zijn budgetten gepland voor dit model?
Het concept-HR-model zal, zoals nu voorzien, in de loop van 2020 worden voorgelegd aan de vakcentrales. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wederzijdse wens om het FPS zo snel mogelijk te vervangen. In de proeftuinen worden de nieuwe aanstellingsvormen in de praktijk getest zodat deze aanstellingsvormen zodanig kunnen worden uitgewerkt en verfijnd, dat het als eerste onderdeel van het nieuwe HR-model formeel kan worden voorgelegd aan de vakcentrales. Het is mijn bedoeling deze nieuwe aanstellingsvormen met ingang van de herfst van 2020 stapsgewijs in te voeren. Daarna zal het nieuwe HR-model voor heel Defensie verder moeten worden uitgerold. Binnen de beschikbare middelen zijn er budgetten toegevoegd aan verschillende defensieonderdelen voor capaciteitsuitbreiding in verband met de proeftuinen, aan artikel 9 ten behoeve van de inhuur van externe expertise en aan artikel 6 in verband met de benodigde investeringen in de bedrijfsvoering en de informatievoorziening.
81
Wat wordt concreet bedoeld met «een nieuw en toekomstbestendig personeelsmodel»?
Het nieuwe personeelsmodel (HR-model) biedt de individuele medewerker met nieuwe aanstellingsvormen en loopbaanpaden op basis van competenties perspectief en ontwikkeling gedurende alle fasen van de loopbaan, binnen en buiten Defensie. Daarnaast stelt het de organisatie in staat om flexibeler te kunnen voorzien in de personele behoefte van het moment.
83
Bent u bereid te erkennen dat met de doorontwikkeling van een modern en bij de tijds bezoldigingsstelsel en een daarbij horend nieuw loongebouw, in het kader van het markt/overheids conform maken van beloningen voor het defensiepersoneel, substantiële kosten gemoeid zijn?
85
Welk bedrag hebt u gereserveerd voor «de inrichting van een nieuw loongebouw»?
De sociale partners hebben afgesproken om een bij de tijd passend bezoldigingssysteem te ontwikkelen en een vereenvoudigd model van toelagen te introduceren. Sociale partners gaan hier binnenkort over in gesprek. Onderdeel van dit gesprek zijn de gezamenlijke ambities aan de ene kant, en de arbeidsvoorwaardelijke ruimte aan de andere kant. Een belangrijk kenmerk van het overlegmodel is dat sociale partners binnen de voorhanden ruimte keuzes maken. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.
84
Hoe worden de door u genoemde «proeftuinen» ingepast in het nieuwe loongebouw, dat in 2020 ingevuld moet worden, aangezien deze proeftuinen in 2020 nog lopen?
De proeftuinen zien vooral op het in de praktijk en in de regio uitproberen van nieuwe processen op het gebied van in-, door- en uitstroom, waaronder regionaal werven, keuren en selecteren, het bieden van flexibele aanstellingsvormen, en het maken van individuele loopbaanafspraken. Er is geen reden te veronderstellen dat de uitkomsten van de proeftuinen niet binnen het nieuwe bezoldigingsstelsel gefaciliteerd kunnen worden.
85
Welk bedrag hebt u gereserveerd voor «de inrichting van een nieuw loongebouw»?
Er is geen bedrag gereserveerd. Zie het antwoord op vraag 83.
86
Waarom wordt op blz. 17 de te verwachten B-brief van de grootste investering, de vervanging van de onderzeeboten, niet genoemd? Waarom duurt het uitkomen van de B-brief zo lang?
87
Waarom wordt onderaan pagina 17 / bovenaan pagina 18 de vervanging van de onderzeeboten niet genoemd?
De beleidsagenda van de begroting 2020 gaat in op de beleidsvoornemens van het jaar 2020. In de beleidsagenda worden op de pagina’s 17 en 18 enkele materieelbrieven genoemd die de Kamer naar verwachting in 2020 zal ontvangen. Zoals echter vermeld in de Defensieprojectenoverzicht van 17 september jl. zal de B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» nog in 2019 worden verzonden. Daarom wordt deze B-brief in de beleidsagenda voor 2020 niet genoemd.
In de brief van 24 april jl. (Kamerstuk 34 225, nr. 23 is uiteengezet dat de Ministeries van Defensie en Economische Zaken en Klimaat (EZK) in het najaar van 2018 enkele onderzoeken ten behoeve van de onderzeebootvervanging hebben voltooid. In november 2018 hebben de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van EZK de Defensie Industrie Strategie gepresenteerd. Vervolgens hebben enkele werven of hun overheden nieuwe of aangepaste industriële plannen bekendgemaakt. Op grond daarvan is besloten aanvullend onderzoek te doen. De uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken worden betrokken bij het opstellen van de B-brief.
88
Kunt u schematisch weergeven hoeveel per jaar van 2018 tot 2024 wordt uitgegeven aan de MIVD, inclusief het per deze begroting toegevoegde budget?
De gerealiseerde en begrote uitgaven van de MIVD zijn opgenomen in artikel 10 Apparaat kerndepartement, artikel 6 Investeringen en artikel 11 geheim. Het jaar 2018 betreft realisatie en de jaren 2019 e.v. betreffen de begroting. De reeks is inclusief de gelden die bij de Voorjaarsnota zijn toegevoegd voor de uitvoering van de doelstellingen die volgen uit de geïntegreerde aanwijzing (oplopend naar € 14,5 miljoen).
€ miljoen |
2018* |
2019** |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
MIVD |
118 |
166 |
180 |
191 |
189 |
195 |
190 |
89
Kunt u schematisch weergeven hoeveel per jaar van 2018 tot 2024 wordt uitgegeven aan het Defensie Cyber Commando (DCC), inclusief het per deze begroting toegevoegde budget?
Het kabinet investeert in een forse uitbreiding van cybercapaciteit en versterkt zijn rol in de digitale beveiliging en bewaking van Nederland vanuit zijn grondwettelijke verantwoordelijkheid. De extra gelden die hiervoor in het Regeerakkoord zijn vrijgemaakt bedragen € 12 miljoen in 2019, € 16 miljoen in 2020 en vanaf 2021 structureel € 20 miljoen.
90
Zijn de extra investeringen in het Defensie Cyber Commando en de MIVD onderdeel van een kabinetsbrede strategie? Hoe worden de investeringskeuzes afgestemd met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die respectievelijk over het NCSC en de AIVD gaan?
Er is nauw contact met alle departementen die een rol spelen in het cyberdomein. Dit heeft vorig jaar onder andere geleid tot het schrijven van de Nationale Cyber Security Agenda (NCSA). Hierin is als maatregel opgenomen dat de capaciteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, DefCERT en het Nationaal Cyber Security Centrum structureel worden versterkt. Investeringskeuzes worden waar mogelijk vooraf gedeeld, besproken en afgestemd. Dit heeft in enkele gevallen ook geleid tot het samen aankopen van middelen, ook met partners buiten het Ministerie van Defensie. Dit heeft door het schaalvoordeel daarnaast geresulteerd in een kostenbesparing.
91
Zal het DCC enkel voor militaire operaties worden ingezet, gelet op uw stelling dat de uitbreiding van het Defensie Cyber Commando is bedoeld om in militaire operaties overwicht te krijgen en te behouden, of is het ook mogelijk (nu of op termijn) het DCC in te zetten voor de verdediging van de Nederlandse vitale infrastructuur, in actieve of preventieve zin?
Het DCC is primair bedoeld om in militaire operaties het overwicht te krijgen en te behouden. Maar, net als in het fysieke domein, kan Defensie ook in het digitale domein worden gevraagd militaire bijstand te verlenen. Per casus wordt opnieuw bekeken hoe de invulling hiervan wordt verzorgd. Ook het DCC kan hier dus een rol spelen.
92
Kunt u schematisch weergeven hoeveel geld er in de jaren 2018 tot en met 2024 precies wordt uitgegeven aan investeringen en instandhouding van het vastgoed van defensie?
Samengevat zijn de bedragen als volgt.
93
Hoe hoog is de structurele investering die de komende twintig jaar gedaan moet worden om het defensievastgoed te laten voldoen aan alle vereisten, inclusief de verduurzamingsopgave van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) in het kader van de Klimaatwet? Hoeveel extra structureel en/of incidenteel geld is nodig bovenop het reeds vrijgemaakte?
Sinds 2018 kent Defensie een separate investeringsband in het Defensiebrede investeringsplan voor vastgoed. Deze bedraagt per jaar circa € 250 miljoen (waarvan € 15 miljoen investeringen gerelateerd aan wet- en regelgeving). Voor instandhouding is daarnaast per jaar gemiddeld € 150 miljoen beschikbaar. Zowel bij (vervangings)investeringen als instandhouding bestaat echter een in de afgelopen decennia opgelopen achterstand. Zoals uit Kamerbrief 33763–151 Strategisch Vastgoedplan (SVP) van 4 juli 2019 blijkt is er een aanzienlijke interventie nodig om de portefeuille op lange termijn weer gezond te krijgen.
In de Kamerbrief 34 919, nr. 35 stand van zaken vastgoed Defensie van 25 april 2019 is gemeld dat in de Defensienota voor het aanpakken van achterstallig onderhoud op de korte termijn € 75 miljoen is gereserveerd. Daarnaast trekt Defensie in 2019 nogmaals € 25 miljoen uit voor het verbeteren van de legering (€ 7,5 miljoen), facilitaire ondersteuning van locaties die vanuit de Defensienota alsnog worden aangehouden (€ 8 miljoen) en het inlopen van onderhoudsachterstanden, waaronder het project ten behoeve van het vervangen van de koelinstallaties van datacenters (€ 9,5 miljoen). Dit geld is beschikbaar naast de reguliere vastgoedbudgetten. Dit is totaal € 100 miljoen incidenteel.
In dezelfde brief staat dat op de Johan Willem Frisokazerne in Assen in de tweede helft van 2019 een interim keuken operationeel wordt. Voor het realiseren van deze interim keuken zou gebruik worden gemaakt van het huidige gebouw. Tijdens een nadere inspectie in de zomer van 2019 is gebleken dat het huidige gebouw niet voldoet aan het Bouwbesluit. Dit betekent dat de interim keuken niet in dit gebouw kan komen.
Hierdoor moet elders op het terrein een volledige nieuwe interim voorziening worden neergezet, die overeenkomstig de regels wordt aanbesteed. Dit betekent dat de interim keuken pas in de tweede helft van 2020 gereed is en in gebruik kan worden genomen.
Voor de lange termijn is het (nog niet gevalideerde) beeld dat aan het revitaliseringsplan gedurende 20 jaar een geraamde investering van € 165 miljoen per jaar verbonden is. Om daarnaast via het reguliere bouwprogramma de rest van de portefeuille gezond te krijgen en te houden zijn gedurende die 20 jaar de investeringskosten geraamd op € 405 miljoen per jaar. De opgave voor de instandhoudingskosten is geraamd op € 180 miljoen per jaar. Deze investeringsopgaven houden rekening met de duurzaamheidsopgave zoals geraamd door het RVB in het kader van de Klimaatwet.
In de Defensiebegroting is ten behoeve van het SVP voor 2020 en 2021 25 miljoen euro per jaar gereserveerd en structureel vanaf 2022 t/m 2035 € 50 miljoen per jaar. Daarmee kan de vastgoedband worden opgehoogd om te kunnen starten met het revitaliseringsplan, om meer financiële ruimte te vinden voor het inlopen van reguliere investeringsachterstanden en om de in de Defensienota genoemde vastgoedlocaties open te houden.
94
Welke inspanningen verricht u om het tekort aan (munitie)voorraden op te lossen?
95
Hoeveel tijd en geld zal het aanvullen van de voorraden naar verwachting kosten?
96
Kunt u nader ingaan op de achterstand die bij het aanvullen van de voorraden nog in is te lopen? Kunt u (bij benadering) aangeven hoeveel tijd dit gaat kosten en welk bedrag hiermee gemoeid is?
Defensie dimensioneert haar inzetvoorraden conform het huidige Beleidskader Inzetvoorraden op de Tweede Hoofdtaak. Voor aanvulling van de inzetvoorraden (inclusief achterstanden vanuit het verleden) is, onder het paraplubegrip «Aanvulling Inzetvoorraden», sinds 2016 een bedrag tussen M€ 1.000–M€ 2.500 vrijgemaakt. Munitie en de overige operationele assortimenten worden hiermee de komende jaren op norm gebracht voor de tweede hoofdtaak. Zie voor het specifieke tijdspad de confidentiële bijlage bij de kamerbrief Munitie Fase 2 (Kamerstuk 27 830, nr. 265).»
Om de huidige dreiging beter het hoofd te kunnen bieden, is Defensie ook begonnen met de actualisatie van het Beleidskader Inzetvoorraden. Dit gebeurt mede op basis van de eisen die de NAVO aan ons stelt op het gebied van strategische voorraden en met het oog op de eerste hoofdtaak (Kamerstuk 27 830, nr. 268). De vergroting van de voorraden is een substantiële en essentiële stap waarvoor tijd en inspanning nodig is en die een grote vooruitgang betekent in het streven naar een meer solide en robuuste krijgsmacht die is voorbereid op alle drie de hoofdtaken.
97
Kunt u nader ingaan op de benodigde voorraden voor de eerste hoofdtaak en de actualisering van het Beleidskader Inzetvoorraden als «onderdeel van de lange lijnen naar de toekomst»? Is hier sprake van productiebeperkingen bij de leveranciers? Of is er onvoldoende budget? Of is de term «lange lijnen» een alternatieve bewoording van uitstel?
De NAVO vraagt de lidstaten de inzetvoorraden te dimensioneren op de Eerste Hoofdtaak. Hoewel met het op norm brengen van de inzetvoorraden voor de Tweede Hoofdtaak een significante stap wordt gezet, is verdere groei noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de NAVO-norm. Hiertoe wordt in 2019 het Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) geactualiseerd en worden vervolgens nieuwe normen vastgesteld voor de operationele assortimenten. Op basis hiervan wordt de behoefte nader uitgewerkt in een tijdspad en benodigd financieel volume.
98
Waarom is het geen onderdeel van uw beleid ten aanzien van duurzaamheid en omgeving om zo snel als mogelijk een natuurvergunning aan te vragen voor het vliegen van straaljagers over het Waddengebied, zoals uw ambtsvoorgangers reeds hadden toegezegd?
Dit is onderdeel van het beleid.
De vergunningaanvragen betreffen verschillende categorieën van militaire vliegactiviteiten en een variëteit aan beschermde Natura 2000-gebieden. Omdat regulier militair vliegverkeer op basis van de Wet luchtvaart is gebonden aan een minimum vlieghoogte en van het laagvliegen door helikopters de meest verstorende effecten werden verwacht, is destijds besloten eerst voor het laagvliegen door helikopters een vergunning aan te vragen. Die vergunning is in 2012 door de Staatssecretaris van Economische Zaken verleend aan de Minister van Defensie (Kamerstuk 33 400 X, nr. 6). Na een bezwaar- en beroepsprocedure is het vergunningtraject voor de helikopterlaagvlieggebieden met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak voltooid op 17 september 2014.
Na voltooiing van deze vergunningprocedure voor de helikopterlaagvlieggebieden kon worden aangevangen met de vergunningaanvraag voor de overige militaire vliegactiviteiten boven of nabij Nederlandse Natura 2000-gebieden, waaronder die voor de militaire vliegactiviteiten boven of nabij het Natura 2000-gebied de Waddenzee. Deze vergunningaanvraag is momenteel in voorbereiding.
In maart 2018 is door het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een, in opdracht van het Ministerie van Defensie opgestelde, voortoets voor verschillende categorieën militaire vliegactiviteiten akkoord bevonden. Het Ministerie van Defensie heeft op basis van de uitkomsten van deze voortoets aan een onderzoeksbureau opdracht gegeven om vervolgonderzoek uit te voeren. Met de uitkomsten van deze effectenanalyse vraagt het Ministerie van Defensie in het eerste kwartaal van 2020 voor de verschillende activiteiten een vergunning aan bij het Ministerie van LNV.
99
Bedoelt u met de passage «afhankelijk van beschikbaar budget», dat er te weinig budget is voor het halen van de energiedoelstellingen door Defensie? Zo ja, wat is het tekort?
De omvang van de kosten van de energiedoelstellingen worden momenteel door Defensie in beeld gebracht. Bij de vervanging of vernieuwing van materieel en vastgoed nemen we duurzaamheidsaspecten mee; zo wordt bij het vastgoed rekening gehouden met de routekaart van het Rijksvastgoedbedrijf. Voorop blijft natuurlijk staan dat de veiligheid van het personeel en de inzetbaarheid van Defensie gegarandeerd blijven. Defensie zal daarom aansluiten bij en gebruik maken van rijksbreed beschikbaar gestelde middelen voor het realiseren van klimaatdoelen. De mate waarin deze middelen voor Defensie beschikbaar komen, bepaalt mede in hoeverre we onze verduurzamingsambities kunnen realiseren. Defensie streeft in de keuzes die hierbij gemaakt moeten worden naar synergie tussen duurzaamheid en slagkracht.
100
Welke doelstellingen heeft Defensie voor het jaar 2030 inzake Duurzaamheid?
101
Welke doelstellingen heeft Defensie voor het jaar 2050 inzake Duurzaamheid?
De duurzaamheidsdoelen van Defensie zijn hieronder opgedeeld in de onderwerpen energie, circulaire economie en omgeving:
Energie
De streefdoelen voor 2030 uit de Operationele Energie Strategie (Kamerstuk 33 763, nr. 95) luiden:
– In 2030 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 20% gereduceerd ten opzichte van 2010;
– In 2030 wordt 50% van de benodigde energie in kampementen duurzaam opgewekt.
– De streefdoelen voor 2050 uit de Defensie Energie en Omgevingsstrategie (DEOS) zijn:
– In 2050 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 70% gereduceerd ten opzichte van 2010;
– In 2050 zijn kampementen volledig zelfvoorzienend op energiegebied.
Circulaire economie
Op het gebied van de Circulaire economie sluit Defensie aan bij rijksbrede afspraken met betrekking tot Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, tenzij een uitzonderingspositie is overeengekomen. Defensie draagt hiermee bij aan het Rijksbrede programma Circulaire Economie met als doel 50% minder verbruik van grondstoffen in 2030 en een circulaire economie in 2050.
Omgeving
De belangrijkste doelstellingen op omgevingsgebied luiden:
– Defensie bereidt zich voor op de aanpassingen op geluidsgebied in de Omgevingswet en streeft ernaar dat de luchthavenbesluiten voor alle acht militaire luchthavens voor 2022 gereed zijn.
– Defensie rondt in 2023 de bodemsaneringsoperatie af, gaat adequaat met nieuw opkomende verontreinigende stoffen om en beheert op basis van betrouwbare bodeminformatie de bodemkwaliteit op haar terreinen.
– Defensie stelt uiterlijk 2022 zes Integraal waterbeheerplannen op die passen in het beleid van het Nationaal Waterplan. In dat verband wordt het inzicht in het drinkwaterverbruik voor 2021 verbeterd en wordt het gebruik van drinkwater in brandblussystemen teruggedrongen.
– Defensie draagt, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen bij aan de verplichtingen voortvloeiend uit de (inter)nationale doelstellingen tot het behoud van biodiversiteit. Ook zal Defensie uiterlijk in 2020 de archeologische waarden op haar terreinen in kaart brengen.
– In 2021 zullen de milieumanagement systemen van alle defensieonderdelen ISO14000/2015-gecertificeerd zijn.
102
Wat is het doel van het Territoriaal Operatie Centrum (TOC) dat u aan het oprichten bent? Wat moet dit centrum concreet gaan doen en waarom?
Bij nationale inzet zoals Host Nation Support (HNS)-operaties of calamiteiten waarbij grootschalige militaire inzet aan de orde is, geeft de Directie Operaties Defensiestaf (DOPS) de opdracht tot inzet en is verantwoordelijk voor de algehele coördinatie van nationale militaire (crisis)operaties.
Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK), het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), de Koninklijke Marechaussee (KMar) beschikken over operatiecentra (al dan niet in collocatie met civiele partners zoals het Kustwachtcentrum en de Nationale Luchtverkeersleiding (LVNL)). Daarmee kunnen zij ingezette capaciteiten binnen hun domein aansturen.
Het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) ontbeerde tot op heden een dergelijk operatiecentrum. Vandaar dat CLAS, in nauwe samenwerking met het Defensie Ondersteunings Commando (DOSCO), verantwoordelijk is gesteld voor het nieuw op te richten Territoriaal Operatie Centrum (TOC). Het TOC is verantwoordelijk voor de aansturing van nationale militaire (crisis)operaties op het Nederlands grondgebied, waaronder HNS.
103
Hoe is bij het beschikbaar stellen van Nederlandse eenheden in het kader van internationale samenwerking voor 2020 rekening gehouden met de defensie-brede behoefte aan tijd voor herstel?
Bij het aanbieden van Nederlandse capaciteiten in het kader van internationale samenwerking in 2020 is intern Defensie zorgvuldig afgewogen welke eenheden hiervoor planmatig operationeel gereed zijn. Daarnaast kan het aanbieden van snel inzetbare capaciteiten voor de eerste hoofdtaak positief bijdragen aan het herstel van de gereedheid van deze capaciteiten.
104
Kunt u nader toelichten in welke zin Nederland «niet geheel [kan] voldoen aan wat NAVO graag van Nederland als bijdrage zou zien» (sic)? Wat zou de NAVO, uitgedrukt in capabilities, graag van Nederland zien?
105
In welke opzichten kan Nederland momenteel in concreto niet voldoen aan wat NAVO graag van Nederland als bijdrage zou zien?
106
Kunt u nader ingaan op de capaciteiten die Nederland zowel in het maritieme als in het land- en luchtdomein aan de NAVO heeft aangeboden, maar niet geheel heeft kunnen voldoen aan wat de NAVO graag van Nederland als bijdrage zou zien? Kunt u aangeven wat de NAVO graag zou zien als Nederlandse bijdrage en wat Nederland daarvan niet levert?
Tegen de achtergrond van de geopolitieke ontwikkelingen heeft de NAVO initiatieven ontplooid om de gereedheid van eenheden, evenals de capaciteit om snel versterkingen te kunnen aanvoeren, te verbeteren. Onderdeel hiervan is het NATO Readiness Initiative (NRI), waarmee de gezamenlijke pool van eenheden met een hoge gereedheid wordt versterkt. Van alle bondgenoten is een bijdrage aan het NRI gevraagd. De NAVO heeft alle landen, inclusief Nederland, een voorstel gedaan wat ze zouden moeten bijdragen. Deze bijdragen sluiten aan bij de capaciteitendoelstellingen die de landen in het planningsproces van de NAVO (het NDPP) hebben geaccepteerd. Doordat de krijgsmacht nog doende is met het herstel van de gereedheid en in het licht van bestaande verplichtingen zoals inspanningen in operaties en missies, kan Nederland niet volledig voorzien in alle voorgestelde capaciteiten. Een aantal van de door Nederland aangeboden capaciteiten voldoen bijvoorbeeld nog niet volledig aan de vereiste inzetbaarheidstermijn (de notice to move). Dit komt onder meer door de huidige lage personele vulling en de transities naar nieuwe capaciteiten. De NAVO geeft binnen de NRI de bondgenoten de ruimte om over de komende jaren toe te werken naar de vereiste gereedheid.
Ik kan in de openbare beantwoording niet ingaan op specifieke capaciteiten en tekorten, aangezien deze informatie vertrouwelijk is. Wel bied ik uw Kamer aan een briefing te verzorgen over het NAVO Planningsproces waarin capaciteitendoelstellingen worden vastgesteld en de relatie met de initiatieven op het gebied van afschrikking en verdediging, zoals het NATO Readiness Initiative.
107
Kunt u aangeven hoe u voornemens bent het Nederlandse voortouw in het bevorderen gezamenlijk onderzoek binnen de NAVO naar kunstmatige intelligentie ten behoeve van militaire besluitvorming? Welke accenten legt u hierbij?
Nederland heeft binnen de NAVO Science&Technology Organization het initiatief genomen om onderzoek op het gebied van Artificial Intelligence & Big Data ter hand te nemen, ter ondersteuning van militaire besluitvorming beter te orkestreren. In dat kader werken wetenschappers uit diverse NAVO-landen sinds 2018 aan een de opstelling van gezamenlijke NAVO-onderzoekagenda (een «roadmap») om het potentieel van AI en Big Data voor militaire besluitvorming in kaart brengen. De eerste resultaten worden over ca. een jaar verwacht; het leeuwendeel van het onderzoek is meerjarig (doorlooptijd ca. drie jaar). Nederland heeft, inmiddels samen met Canada, een richtinggevende en coördinerende rol. De ontwikkeling van de «roadmap» berust op een vernieuwende aanpak, met focus op een aantal door de NAVO gedefinieerde «capability areas» en met een «mission research approach» (Mazzucato 2018), waarbij concrete uitdagingen zijn geïdentificeerd door wetenschappers, vertegenwoordigers van NAVO ACT en NCIA, en civiele experts. Daarbij wordt de zgn. Centaur benadering gehanteerd: «leveraging AI and Data Science to enable NATO to fight and operate with machine speed and power while maintaining meaningful human control».
108
Hoe zullen de reeds uitgebrachte toekomstvisies van defensieonderdelen zich verhouden tot de herijking van de brede Defensievisie in 2021?
Zie antwoord vraag 57.
109
Wordt de defensieindustrie betrokken bij het onderzoek van het NWO naar Maatschappelijk Verantwoord ondernemen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Defensie participeert samen met de gemeente Den Haag en de Ministeries van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties, Buitenlandse zaken en Justitie & Veiligheid in het programma «Maatschappelijk Verantwoord Innoveren». Gezamenlijk is de onderzoekagenda «Verantwoord innoveren. Ontwerpen voor publieke waarden in een digitale wereld» ontwikkeld. In de onderzoekprogramma’s is ruimte gereserveerd voor zgn. valorisatie-activiteiten waarin kennis met de maatschappij kan worden uitgewisseld. De selectie van de projecten is nog niet bekend. NWO heeft geen financieringsinstrument «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.»
110
Welk bedrag gaat het kabinet vanaf 2021 beschikbaar stellen voor Nederlandse deelname aan het EDF?
Het bedrag dat vanaf 2021 beschikbaar zal worden gesteld voor Nederlandse deelname aan het EDF is afhankelijk van uiteenlopende factoren, waaronder de Nederlandse deelname aan grensoverschrijdende projecten, de behoefte van Defensie, de economische belangen en de mate van kostendekking uit het Europees Defensiefonds. Ieder projectvoorstel zal individueel beoordeeld worden. Het is niet mogelijk vooruit te lopen op de hoogte van het bedrag.
111
Bestaat er een deel van het percentage voor kennis en motivatie uit bepaalde, decentrale, uitgaven bij diverse defensieonderdelen? Zo, welk percentage en om welke decentrale uitgaven gaat het concreet?
Bij de Defensieonderdelen gaat het om ongeveer € 50 miljoen per jaar.
112
Bij de Kritieke prestatie-indicatoren (KPI) Personeel wordt voor de vulling van burgerpersoneel als norm 100% genoemd. Voor de vulling van militair personeel wordt weliswaar een stijgende trend aangegeven maar tevens de norm van 90% gehanteerd. Waarom is de vulling met militair personeel normatief 10% lager en wordt ook niet de norm van 100% gehanteerd?
Het concept adaptieve krijgsmacht van Defensie betekent dat we een deel van de behoefte op een adaptieve wijze, samen met de civiele sector, invullen. Hierbij wordt gestreefd naar «beschikbaarheid boven bezit», zowel voor materieel als personeel. Dat betekent ook dat we personeel niet altijd zelf in dienst hebben. Soms hebben we hele specifieke deskundigheid of een flexibele schil nodig, maar niet continu, dus op afroep. Hoe de verhouding van adaptief versus vast zich precies verhoudt, is echter nog iets waar we mee experimenteren. Vandaar dat we voor nu als norm voor de militaire vullingsgraad 90% voor vast personeel hanteren.
113
In hoeverre komen de uitgaven aan Kennis en Innovatie overeen met de definitie die de EDA hanteert voor EDA-norm?
Defensie voldoet aan de EDA norm van 2% per jaar. In 2020 is sprake van 2,6%.
114
Kunt u aangeven hoe u het risico beoordeelt dat met het steeds maar naar de toekomst verplaatsen van bedragen op het investeringsartikel de komende jaren een situatie ontstaat waarin steeds opnieuw het budget niet kan worden uitgegeven door een tekort aan menskracht of achterblijvende besluitvorming?
Aan de bedragen die zijn doorgeschoven zijn concrete plannen of verplichtingen verbonden. Positief is dat de verplichtingenstand een duidelijke opwaartse lijn laat zien. Zo waren de aangegane verplichtingen in 2018 ruim € 1,4 miljard meer dan begroot. Ook in de komende jaren laat de verplichtingenstand een duidelijke opwaartse lijn zien. De komende periode zullen deze verplichtingen tot betaling komen; de absolute bestedingen en de investeringsquote nemen daardoor toe.
Onderrealisatie komt niet alleen door een tekort aan capaciteit binnen Defensie of door besluitvorming die langzamer verloopt dan voorzien. In artikel 6 is, sinds de begroting 2016 opgenomen welke risico’s van invloed kunnen zijn op het realiseren van het investeringsbudget. Defensie is bij de uitvoering van projecten afhankelijk van externe partijen, zoals leveranciers, die ook hun eigen planning hebben en waar Defensie maar in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Door de uitgevoerde kasschuiven is het investeringsbudget bijgesteld naar de meest actuele en realistische planning. Dat laat onverlet dat het risico op onderrealisatie zich blijft voordoen.
115
Hoe beoordeelt u het risico dat een volgend kabinet andere politieke keuzes zal maken ten aanzien van de besteding van het budget dat u steeds verder de toekomst in schuift?
Ik schat dit risico als klein in. Het volledige investeringsprogramma is belegd en voor een groot deel van projecten zijn keuzes al gemaakt (vanaf de zogenaamde A-brief). Het uitvoeren van investeringsprojecten is een proces van jaren. Daarom kent het investeringsartikel een langere looptijd. Een groot deel van het investeringsbudget zal dan ook niet in deze kabinetsperiode besteed worden, maar wel hard nodig zijn voor de (toekomstige) investeringsprojecten. De grafiek «fasen investeringsprojecten» op pagina 67 van de begroting geeft inzicht in de mate van flexibiliteit van het totale investeringsprogramma. Alleen in de voorbereidingsfase is er nog sprake van flexibiliteit in de programmering van de projecten; voor de andere fasen zijn bestuurlijke bindende afspraken gemaakt. Dit is niet zonder meer terug te draaien, ook al ontstaan er vertragingen.
116
Waar zijn de extra middelen in de begroting voor het jaar 2023 en 2024 voor capaciteitsdoelstellingen van de NAVO bedoeld?
De voorziene besteding van de extra middelen in de begroting voor het jaar 2023 en 2024 zijn gemeld in de Ontwerpbegroting 2020. Het kabinet heeft, bovenop het geld uit het regeerakkoord, met de voorjaarsnota in mei 2019 extra geld uitgetrokken om een start te maken met de uitvoering van deze prioriteiten uit het Nationaal Plan dat in december 2018 met uw Kamer is gedeeld. Omdat het extra geld onvoldoende was om invulling te geven aan alle vijf de prioriteiten, zijn er keuzes gemaakt. Zo is besloten dat:
• Er 9 extra F-35’s worden aangeschaft en daarmee een begin wordt gemaakt met een derde squadron van 15 F-35’s;
• Er extra wordt geïnvesteerd in de ondersteuning en inzetbaarheid van onze special forces;
• Er extra wordt geïnvesteerd in het cyber- en informatiedomein door het versterken van onze IT-infrastructuur;
• En een deel wordt geïnvesteerd in ons personeel en de arbeidsvoorwaarden.
Overigens is per abuis de reeks uit het nationale plan op pagina 108 van de begroting «IGO Defensiebreed» genoemd; dit moet zijn «F35, SOF AIR, SOF GROUND».
117
Hoe beoordeelt u de situatie dat er in 2018 en 2019 maar liefst € 1,5 miljard wordt doorgeschoven naar latere jaren, waarvan het merendeel naar de volgende kabinetsperiode? Wat gaat u eraan doen om onderuitputting en vervolgens kasschuiven, zoals in de jaren 2019, 2020 en 2021, ter grootte van € 900 miljoen, te voorkomen?
Aan de uitvoering van projecten zijn risico’s verbonden, waardoor de realisatie kan afwijken van de initiële planning. Uiteraard tracht ik de onderrealisatie te beperken. Dat doe ik onder andere door het toepassen van overprogrammering in de eerste jaren. Tegenover het doorgeschoven geld staan concrete plannen of verplichtingen. Zoals hiervoor gesteld laat de verplichtingenstand een duidelijke opwaartse lijn zien.
118
Het op 30 juli 2019 afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord wordt deels gedekt uit de loonbijstelling tranche 2019 en uit de Aanvullende post voor Uitbreiding slagkracht. Waaruit wordt het resterende deel voor dit akkoord gefinancierd en om welk bedrag gaat het daarbij?
Met het sluiten van het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2018–2020 zijn de arbeidsvoorwaarden van militairen verbeterd en is een nieuwe pensioenregeling ingevoerd. Het akkoord is gefinancierd vanuit de loonbijstelling tranche 2018 en 2019, middelen uit de aanvullende post voor Uitbreiding slagkracht, middelen uit de voorjaarsbesluitvorming en de eigen begroting. Naast de loonbijstelling gaat het om een totaalbedrag van € 205 miljoen.
119
Hoeveel Medium Range Anti Tank Wapensystems (MRAT)/Medium en Short Range Anti-Tank (SRAT) systemen wil de Landmacht gaan aanschaffen?
120
Wordt er bij de keuze voor de MRAT/SRAT die de Landmacht gaat verwerven ook gekeken naar de toepassingen die bruikbaar zijn voor andere krijgsmachtsonderdelen? Zo niet, waarom?
Op dit moment bevindt het project Vervanging Short Range Anti-Tank (SRAT) zich in de behoeftestellingsfase, waarin onder andere de benodigde kwantiteit en kwaliteit worden bepaald. De vervanging van de SRAT-systemen, in gebruik bij het CZSK en het CLAS, staat gepland voor de periode 2023–2025. Naar verwachting zal de A-brief in 2020 aan de Tweede Kamer verzonden worden. De Medium Range Anti Tank (MRAT) systemen van het CZSK en het CLAS ondergaan momenteel een Midlife Update. De vervanging van deze systemen staat gepland in de periode 2029–2031.
121
Kunt u aangeven waarom men nu terugkomt op de eerder geclaimde capaciteit dat bij 35 + 2 F-35 (test)toestellen de taken uitgevoerd konden worden?
In de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (kenmerk 2019Z17395) die op 17 september jl. aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd over de inzetdoelstellingen met 37 F-35 vliegtuigen. Deze zijn niet gewijzigd.
122
Heeft u een kosten-batenanalyse gedaan over de aanschaf van de extra F-35’s danwel het vinden van alternatieve oplossingen?
In het Nationaal Plan heeft Defensie aangegeven om door middel van investeringen de slagkracht van onze krijgsmacht te versterken. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten.
123
Heeft de Minister overwogen om in plaats van 9 F-35’s een (groter) aantal andere toestellen aan te schaffen om zodoende een goedkoper platform voor andere taken te gebruiken?
Nee. Andere vliegtuigen zijn geen onderdeel van het Nationaal Plan.
124
Waarom heeft u de afweging gemaakt om extra F-35’s aan te schaffen?
In het Nationaal Plan heeft de aanschaf van F-35 vliegtuigen de prioriteit, omdat dit beantwoordt aan de capaciteitsdoelstellingen uit het NAVO Defensie Planningproces en we hiermee de slagkracht en het voortzettingsvermogen van onze krijgsmacht versterken.
125
Bent u het ermee eens dat de aanschaf van de F-35 er voor zorgt dat de Nederlandse krijgsmacht voor het uitvoeren van haar taken, voor zover het het luchtwapen betreft, volledig afhankelijk is van Amerikanen en dus niet soeverein inzetbaar is? Zo nee, waarom niet?
Nee, Nederland maakt binnen het F-35 programma deel uit van het Joint Program Office (JPO). Het JPO is het overkoepelend programmabureau en stuurt het internationale F-35 programma aan. Nederland heeft als soevereine staat altijd de eigen zeggenschap over de inzet van Nederlandse F-35 vliegtuigen.
126
Kan u aangeven wat de totale kosten zullen zijn als men naast de 35 + 2 F-35’s een squadron van 16 alternatieve toestellen aanschaft ten behoeve van training, Quick Reaction Alert (QRA), close air support (CAS), Combat Air Patrol (CAP)?
127
Kunt u aangeven in hoeverre de aanschaf van een ander gevechtsvliegtuig: ten behoeve van de QRA, CAP en CAS duurder of voordeliger is? Zo nee, kunt u hier een studie naar laten doen?
Nee. Zoals ook aangegeven in de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (kenmerk 2019Z17395) die op 17 september jl. aan uw Kamer is aangeboden wil Nederland met de F-35 zes missietypen veilig en effectief kunnen uitvoeren. De kandidatenvergelijking heeft aangetoond dat de F-35 het meest geschikt is om alle zes missietypen uit te kunnen voeren.
128
Op welke raming is de prijs van de extra 9 F-35’s gebaseerd?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de commercieel-vertrouwelijke informatie bij de brief over de bestelling negen additionele F-35 jachtvliegtuigen die op 8 oktober jl. aan uw Kamer is aangeboden.
129
Waarom is het project «F-35: Verwerving middellange tot lange afstandsraket» geen onderdeel van de rest van de F-35 begroting?
In het DMP-D Document Vervanging F-16 (kenmerk 2014D46793) die op 15 december 2014 aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd dat de aanschaf van de middellange en lange afstandsraket geen deel uitmaakt van het projectbudget van het project Verwerving F-35 en separaat in het Defensie Investeringsplan wordt opgenomen.
130
Welk deel van de gemiddeld € 57 miljoen extra voor het versterken van de IT-infrastructuur wordt gebruikt ter dekking van de door het Bureau ICT Toetsing (BIT) en voor door Defensie verwachte verdere kostenstijging van het programma Grensverleggende IT (GrIT)? Hoeveel blijft er nog over voor andere investeringen in het cyber- en informatiedomein?
Momenteel loopt de heroverweging die breed bekijkt wat de verschillende varianten zijn om tot een nieuwe IT-infrastructuur te komen. Over de uiteindelijke kosten kan ik nog geen uitspraken doen. De dialoog met de overgebleven marktpartij is tijdelijk onderbroken vanwege het BIT-advies en de hierop volgende heroverweging van het programma GrIT, waarin twee scenario’s zullen worden beschouwd. De integrale kosten zijn mede afhankelijk van het scenario waarvoor Defensie dan zal kiezen.
Indien blijkt dat de oplossing niet binnen het budget kan worden gerealiseerd, dan zal ik de eisen aanpassen, de reservering ophogen of in het uiterste geval de aanbesteding stoppen. Bij de keuze voor een scenario zal dit worden afgewogen en meegenomen in defensiebrede prioriteitstelling.
131
Wordt een deel van de middelen die u vrijmaakt voor de versterking van de IT-infrastructuur bij Defensie gebruikt ter dekking van het GrIT (en eventuele negatieve ontwikkelingen in dat project)? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Zie antwoord vraag 130.
132
Welk bedrag is gereserveerd voor het programma Foxtrot?
134
Wat houdt het programma Foxtrot in en welke investeringen zijn hiermee gemoeid?
136
Klopt het dat het Duitse programma Digitization – Land Based Operations (D-LBO), met een geplande investering van miljarden Euro’s, gekoppeld is aan het Nederlandse «Foxtrot», dat vermeld wordt als randvoorwaardelijk voor Informatiegestuurd Optreden (IGO) en in één adem wordt genoemd met TEN (Tactical Edge Networking), waarvoor u onlangs een overeenkomst (MoU) heeft getekend met de Duitse Minister van Defensie? Klopt het dat er aan Nederlandse kant enorme investeringen zullen worden gedaan in mobiele radio’s, battlefield management systemen, enz? Waarom is het programma Foxtrot/TEN inhoudelijk en financieel nog nergens in de begroting terug te vinden en ontbreekt het ook volledig in het Defensie Projecten Overzicht?
139
U stelt dat het programma FOXTROT/TEN een van de fundamenten is een Informatie-gestuurde Krijgsmacht.
o Kunt u in het licht van dit belang de concrete voortgang, programmaplanning en budgetten specifiëren?
o Waarom is het Programma FOXTROT/TEN niet beschreven in de «Defensiebrede projecten» in het Defensieprojectenoverzicht?
o Kunt u de Kamer het Memorandum of Understanding (d.d. 26 juni 2019) met Duitsland doen toekomen ten aanzien van het Programma FOXTROT/TEn
Het programma FOXTROT (TEN) voorziet onder meer in de basis IT-infrastructuur om informatiegestuurd optreden mogelijk te maken. Binnen het mobiele domein geeft het invulling aan de ambitie om een informatiegestuurde krijgsmacht te zijn, waarbij ieder platform (militair, commandopost, sensor, wapensysteem) in operationele omstandigheden altijd veilig is verbonden en interoperabel is met partners, zodat informatiegestuurd optreden mogelijk is. Het programma vormt daarmee de noodzakelijke brug tussen de programma’s GrIT en VOSS om de informatieketen te sluiten. FOXTROT zorgt hiermee voor modernisering die nauwkeurig is afgestemd met (lopende) continuïteitsprojecten. In Duitsland loopt op dit moment een vergelijkbaar programma onder de naam Digitization – Land Based Operations (D-LBO).
Op 26 juni 2019 hebben de Ministers van Defensie van Duitsland en Nederland een MoU ondertekend waarbij zij hebben besloten om de handen ineen te slaan bij deze vernieuwing. Het gezamenlijke binationale programma heeft de naam «Tactical Edge Networking (TEN)» en is gelieerd aan het NAVO Programma Federated Mission Networking (FMN). Inmiddels zijn Duitsland en Nederland in gezamenlijkheid gestart met het opstellen van een programmaplan, waarin ook de benodigde financiële middelen worden opgenomen. Dit plan wordt naar verwachting begin 2020 opgeleverd.
Om het programma FOXTROT (TEN) beheersbaar te houden en doorlopend kort-cyclisch nieuwe technologische ontwikkelingen mee te kunnen nemen, is er bij de opzet voor gekozen om met deelleveringen te werken. Deze deelleveringen («Spirals») vinden plaats over de komende jaren en bestaan elk uit één of meerdere projecten. Deze projecten volgen, waar van toepassing, aan Nederlandse zijde het reguliere DMP proces en worden dan opgenomen in het Defensieprojectenoverzicht. In de eerste A-brief zult u tevens over het programma worden geïnformeerd.
Het Memorandum of Understanding (d.d. 26 juni 2019) met Duitsland met betrekking tot TEN is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd1.
133
Welk tijdpad en welke eventuele extra maatregelen zijn voorzien om de operationele informatievoorziening en bijbehorende IT-infrastructuur de komende jaren op het juiste, volwaardige niveau te krijgen?
Ter overbrugging van de periode tot GrIT volledig is geïmplementeerd, zal voor de operationele informatievoorziening een End Life Update worden uitgevoerd. Op dit moment wordt onderzocht wat daarvoor nodig is. Deze End Life Update voorziet in een instandhouding tot en met 2024 en omvat de nodige investeringen op gebied van veiligheid, beheer, functionaliteiten, vervanging van hard- & software en de implementatie van FMN specificaties (Federated Mission Networking, een NAVO programma ten behoeve van internationale interoperabiliteit). Deze investeringen zullen doorlopend worden afgezet en afgewogen tegen de voortgang van GrIT. Binnen het mobiele domein bij de operationele eenheden zorgt het programma FOXTROT, naast modernisering op de langere termijn, ook voor continuïteitsmaatregelen op de korte termijn om urgente knelpunten op te lossen.
134
Wat houdt het programma Foxtrot in en welke investeringen zijn hiermee gemoeid?
Zie antwoord vraag 132.
135
Herinnert u zich de urgentie die al jaren aangegeven is ten aanzien van de vernieuwing van de IT? Erkent u dat zonder een moderne en robuuste IT-infrastructuur de strategische keuze (uit de Defensienota) voor Informatiegestuurd Optreden (IGO) een wassen neus is? Hoe desastreus is de huidige situatie met het programma GrIT, aangezien niet alleen IGO vastloopt, maar bijvoorbeeld ook het verwerken en beschikbaar stellen van informatie die met de F-35 en de MQ-9 Reaper wordt verworven, dat de komende jaren zeer problematisch gaat worden? Welk tijdpad en welke eventuele extra maatregelen zijn voorzien om de operationele informatievoorziening in 2020 en 2021 (en mogelijk ook de jaren daarna, als GrIT niet snel uit de impasse komt) op een volwaardig niveau te krijgen?
De vernieuwing van de IT-infrastructuur is en blijft noodzakelijk om de IT toekomstvast te maken en randvoorwaardelijk voor de ambities van Defensie, waaronder die aangaande Informatie Gestuurd Optreden. Afgelopen juli is uw Kamer geïnformeerd dat Defensie momenteel bezig is met een heroverweging van het programma GrIT. De uitkomsten daarvan, inclusief het tijdpad en eventuele extra maatregelen, laat ik u op zijn vroegst begin volgend jaar weten.
136
Klopt het dat het Duitse programma Digitization – Land Based Operations (D-LBO), met een geplande investering van miljarden Euro’s, gekoppeld is aan het Nederlandse «Foxtrot», dat vermeld wordt als randvoorwaardelijk voor Informatiegestuurd Optreden (IGO) en in één adem wordt genoemd met TEN (Tactical Edge Networking), waarvoor u onlangs een overeenkomst (MoU) heeft getekend met de Duitse Minister van Defensie? Klopt het dat er aan Nederlandse kant enorme investeringen zullen worden gedaan in mobiele radio’s, battlefield management systemen, enz? Waarom is het programma Foxtrot/TEN inhoudelijk en financieel nog nergens in de begroting terug te vinden en ontbreekt het ook volledig in het Defensie Projecten Overzicht?
Zie antwoord vraag 132.
137
Kunt u nader ingaan op de «strategische keuze» van Defensie om in te zetten op Informatiegestuurd Optreden (IGO), als beleidswijziging? Kunt u daarbij de volgende vragen beantwoorden?
• Kunt u de concrete uitgaven en investeringsplannen ten aanzien van «IGO» nader specifiëren?
• Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle programma’s en projecten die onder het begrip «IGO» in onderzoek, voorbereiding en realisatie zijn?
• Kunt u de «benodigde middelen» voor het mogelijk maken van «IGO» nader specifiëren en benoemen?
• Welke investeringen worden precies gedaan onder het concept IGO? Welke projecten worden uitgevoerd en wanneer moeten deze worden opgeleverd?
• Hoe verhoudt de herziening en vertraging van het programma GrIT zich tot de verschillende IGO-projecten?
• Kunt u een overzicht geven of de reeds afgeronde of in realisatie zijnde IGO-programma’s en projecten voldoen aan de gestelde doelstelling als vooraf geformuleerd?
Informatiegestuurd optreden houdt in dat we in staat zijn om alle relevante informatie op ieder gewenst niveau tijdig te verwerven, te verwerken en te verspreiden opdat we zo veel mogelijk, met de juiste middelen, op het juiste moment op de juiste plaats kunnen zijn. Deze ambitie, verwoord in de Defensienota, stelt eisen aan (de kwaliteit en mogelijkheden van) het materieel waarmee we werken en aan onze manier van werken. Er zijn nog geen nieuwe uitgaven geweest uit hiervoor gereserveerd budget ten behoeve van IGO. Momenteel vindt een selectie plaats van de te starten projecten. Een investeringsplan is daarom nog niet te geven.
138
Klopt het dat bij de berekening van de uitgaven aan kennis en innovatie nu ook rekening is gehouden met de decentrale uitgaven bij de defensieonderdelen? Zo ja, welk deel van het percentage van 2,6% bestaat uit deze uitgaven?
Dat klopt; de decentrale uitgaven bedragen ongeveer € 50 miljoen per jaar. Zonder deze decentrale uitgaven zou het percentage 2,2% bedragen.
139
U stelt dat het programma FOXTROT/TEN een van de fundamenten is een Informatie-gestuurde Krijgsmacht.
o Kunt u in het licht van dit belang de concrete voortgang, programmaplanning en budgetten specifiëren?
o Waarom is het Programma FOXTROT/TEN niet beschreven in de «Defensiebrede projecten» in het Defensieprojectenoverzicht?
o Kunt u de Kamer het Memorandum of Understanding (d.d. 26 juni 2019) met Duitsland doen toekomen ten aanzien van het Programma FOXTROT/TEn
Zie antwoord vraag 132.
140
Kunt u nader toelichten waarom de stand van de verplichtingen op het investeringsartikel voor het jaar 2019 met circa € 800 miljoen stijgt ten opzichte van de stand bij de 1e suppletoire begroting 2019 en in 2020 met ongeveer hetzelfde bedrag weer daalt?
Dit komt door het eerder dan voorzien aangaan van verplichtingen (eind 2019 in plaats van begin 2020), waaronder een grote verplichting voor de F-35.
141
Waarom telt Defensie, anders dan de NAVO, ook vastgoedinvesteringen in de investeringsquote?
144
Klopt het dat de investeringsquote volgens u in 2018 uitkwam op 18,9% en in 2017 op 17,3% (Jaarverslag 2018, Kamerstuk 35 200 X, nr. 1), terwijl deze volgens de NAVO in 2018 uitkwam op 16,46% en in 2017 op 14,75%? Hoe verklaart u dit verschil? Bent u bereid de gehanteerde KPI en de bijbehorende norm voor de investeringsquote aan te laten sluiten bij door de NAVO gehanteerde berekeningswijze en norm, door vastgoed daarin niet meer mee te tellen?
In de berekening van het investeringsquote door de NAVO worden de investeringen in vastgoed niet meegenomen omdat de NAVO het vastgoed niet ziet als een militaire inzetcapaciteit. Defensie neemt in haar berekening wel de investeringen in het vastgoed mee omdat deze uitgaven wel degelijk een investeringskarakter kennen. In andere landen komt de berekening van de nationale investeringsquote ook niet volledig overeen met de berekening van de NAVO. Net als in Nederland tellen bijvoorbeeld Noorwegen, Duitsland en België ook de infrastructuur en het vastgoed mee bij de investeringsquote.
142
Hoe verhoudt de daling van de IT-uitgaven zich tot uw eigen strategische keuze om in te zetten op informatiegestuurd optreden?
143
Waarom volgen de geplande uitgaven voor IT in de planperiode (t/m 2034) een dalende lijn? Is hierin rekening gehouden met een groot programma als Foxtrot/TEN, waar onlangs een MoU met Duitsland voor is getekend? Hoe is dit te rijmen met de strategische keuze voor informatiegestuurd optreden en het belang dat dit kabinet hecht aan innovatie en IT (met o.a. drones, robots en AI-toepassingen, waarmee nu al volop geëxperimenteerd wordt)?
De daling in de IT-uitgaven staan niet in verhouding tot de ambitie van Defensie op het gebied van informatie gestuurd optreden. Naast het feit dat de IT investeringen zich breder focussen dan alleen op informatie gestuurd werken beperken deze uitgaven zich tot de verwachte uitgaven die per jaar kunnen fluctueren.
144
Klopt het dat de investeringsquote volgens u in 2018 uitkwam op 18,9% en in 2017 op 17,3% (Jaarverslag 2018, Kamerstuk 35 200 X, nr. 1), terwijl deze volgens de NAVO in 2018 uitkwam op 16,46% en in 2017 op 14,75%? Hoe verklaart u dit verschil? Bent u bereid de gehanteerde KPI en de bijbehorende norm voor de investeringsquote aan te laten sluiten bij door de NAVO gehanteerde berekeningswijze en norm, door vastgoed daarin niet meer mee te tellen?
Zie antwoord vraag 141.
145
Herinnert u zich dat u meldde dat de dat de jaarlijkse investeringsquote zou worden behouden als indicator voor het behalen van de jaarlijks geplande investeringen en ter vergelijking van de investeringen met NAVO-bondgenoten (Kamerstuk 34 550 X, nr. 2)? Waarom is in de begroting voor het jaar 2020 alleen de (verwachte) vijfjaarsgemiddelde investeringsquote opgenomen en niet de voor het jaar 2020 verwachte jaarlijkse investeringsquote? Bent u bereid dit alsnog te doen?
In de begroting is de voortschrijdend vijfjaarlijkse investeringsquote (IQ) opgenomen waarbij geldt dat voor het jaar 2020, de gerealiseerde IQ van 2016 t/m 2018 en de verwachte IQ van 2019 en 2020 bepalend zijn. Dit om te voorkomen dat door het later instromen of verwerven van investeringen het jaarpercentage een vertekend beeld geeft. In het jaarverslag wordt de daadwerkelijk gerealiseerde investeringsquote bekend gesteld.
146
Wat is de verwachte jaarlijkse investeringsquote in 2020?
Voor het jaar 2020 is het verwachte voortschrijdende vijfjaarsgemiddelde 21 procent. De investeringsquote voor het jaar zelf wordt in het jaarverslag 2020 gerapporteerd omdat dit momenteel nog aan verandering onderhevig is.
147
Klopt het dat de NAVO uitgaven aan onderhoud (waaronder reservedelen, brandstof en munitie) niet meetelt in de investeringsquote? In hoeverre doet u dit wel en welke consequenties heeft de invoering van een defensiematerieelbegrotingsfonds voor de berekeningswijze van de investeringsquote die u als KPI hanteert? Zullen daarin bijvoorbeeld ook de kosten voor instandhouding, die in het fonds worden opgenomen, worden meegeteld?
Het klopt dat de NAVO de uitgaven aan onderhoud van materieel niet meetelt in de investeringsquote, maar Defensie doet dit ook niet. Dergelijke uitgaven worden gezien als instandhoudingsuitgaven en niet als investeringen (met uitzondering van kapitale munitie, wat wel betaald wordt vanuit de investeringen). De instandhoudingsuitgaven voor materieel (inclusief munitie), IT en infra gaan over naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds, maar de uitgaven voor brandstof blijven buiten het fonds. De berekeningswijze van de investeringsquote wijzigt niet door de komst van het fonds.
148
Kunt u toelichten hoe het percentage van 75% van de uitgaven dat juridisch verplicht is op het investeringsartikel zich verhoudt tot de afbeelding op p. 67 van de memorie van toelichting, waar de gele lijn lijkt aan te geven dat slechts ongeveer de helft in 2020 juridisch verplicht is?
149
Welk deel van de uitgaven is juridisch verplicht, 50% of 75%?
Het percentage van 75% is de geprognotiseerde stand juridisch verplicht per 1 januari 2020. In de grafiek is uitgegaan van de actuele stand juridisch verplicht, per ultimo juli 2019, waarbij geen rekening is gehouden met de verplichtingen die nog worden aangegaan in 2019.
150
In hoeverre ontstaat er door het uitstel van de B-brief over de vervanging van de onderzeeboten een groeiend concurrentienadeel voor de Nederlands/Zweedse aanbieder, omdat zij als niet staatsgesteunde bedrijven de uitstel-kosten niet gecompenseerd kunnen zien door de overheid, terwijl dat wel gecompenseerd kan worden bij staats- of staatsgesteunde bedrijven?
De B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» die de Kamer later dit jaar zal ontvangen, zal ingaan op de verwervingsstrategie. Ik kan niet vooruitlopen op de besluitvorming over de B-brief.
151
Kunnen de Walrus-klasse onderzeeboten nog wel tijdig vervangen worden, gelet op het uitstel van de B-brief – de zoveelste vertraging in het project? Hoe lang moet de Koninklijke Marine straks met verouderde onderzeeboten blijven varen die over hun levensduur heen zijn?
De Kamer zal de B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» later dit jaar ontvangen. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg Materieel van 25 april jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 285) zal de B-brief vermelden wanneer de nieuwe onderzeeboten zullen worden opgeleverd.
152
Oefenen Frankrijk en Duitsland druk uit op Nederland als het gaat om de vervanging van de onderzeeboten? In hoeverre speelt dit een rol bij de zoveelste vertraging van de B-brief?
Defensie heeft vier werven geselecteerd als kandidaat voor de bouw van de nieuwe onderzeeboten. Het gaat het om, in alfabetische volgorde: Naval Group (Frankrijk), Navantia (Spanje), Saab Kockums (Zweden) en TKMS (Duitsland). In bilaterale ambtelijke en politieke contacten met deze vier landen wordt door hen regelmatig geïnformeerd naar de onderzeebootvervanging. Dergelijke contacten zijn volstrekt gebruikelijk. De genoemde contacten zijn niet van invloed op de voortgang van de B-brief, die de Kamer later dit jaar zal ontvangen.
153
Waarom is de B-brief voor de vervanging van de M-fregatten vertraagd? In hoeverre is deze vertraging aan Defensie zelf te wijten?
Zoals vermeld in het Defensieprojectenoverzicht wordt de B-brief van het project «Vervanging M-fregatten» verwacht in 2020 en de D-brief in 2021. Dit is voor beide brieven een jaar later dan de planning van de begroting 2019 die de Kamer in september 2018 heeft ontvangen. Dit voorjaar bestond nog niet voldoende zekerheid over deze nieuwe planning om die te kunnen opnemen in de Afwijkingsrapportage van het MPO 2018 die de Kamer op 15 mei jl. heeft ontvangen.
De vertraging is terug te voeren op een combinatie van factoren. Het vertalen van de operationele taken naar mogelijke oplossingen binnen het beschikbare Belgische en Nederlandse budget kost meer tijd dan voorzien. Internationale samenwerking vereist afstemming over de mogelijke oplossingen. Daarnaast was bij de hoofdleverancier precontractuele capaciteit nodig voor het Combat Support Ship en was daardoor minder capaciteit beschikbaar voor de nieuwe M-fregatten.
Naar de huidige inzichten heeft de gewijzigde planning van de B- en D-brieven geen gevolgen voor de leverplanning van de nieuwe fregatten en wordt het eerste nieuwe fregat in 2025 in dienst genomen. Abusievelijk is in het overzicht op pag. 124 van het Defensieprojectenoverzicht de instroom van de M-fregatten vermeld voor de periode 2027–2028, dit moet zijn 2025–2027 zoals ook weergegeven op pagina 33 van dit document.
154
De verwerving van het Very Short Range Air Defence (VSHORAD) project bij de Landmacht en vervanging Close-in Weapon Systems (CIWS) bij de Marine lopen momenteel beide. Wordt overwogen hiervoor één gezamenlijk systeem aan te schaffen dat in beide taken kan voorzien? Zo nee, waarom niet?
Het project vCIWS bevindt zich in de onderzoeksfase en het project Vernieuwing VSHORAD in de voorbereidingsfase. Zodra de functionele eisen van VSHORAD zijn vastgesteld wordt onderzocht of er voldoende overeenkomsten zijn om gezamenlijk een systeem, of delen daarvan, aan te schaffen.
155
Het budget voor de vervanging Zr. Ms. Rotterdam zou volgens de ruime schatting erg hoog kunnen uitvallen, bestaat de mogelijkheid dat de vervanger een veel uitgebreider takenpakket krijgt dan de Rotterdam?
De functionele eisen voor de vervanging van Zr.Ms. Rotterdam moeten nog worden opgesteld. U zult hierover met de A-brief in 2023 worden geïnformeerd.
156
Het project «vervanging Amarok» lijkt een stuk duurder ingeschat dan de aanschaf Amarok. Voor welke taken wordt de vervanger van de Amarok ingezet?
In de Defensienota is aangekondigd dat het voertuig 7,5 kN (Volkswagen Amarok) wordt vervangen in de periode 2024–2026. De projectbehoefte is gebaseerd op de omvang en functionaliteiten van de huidige Amarok vloot en de verwachte kosten voor de aanschaf van en het onderhoud aan een vervangend voertuig. De projectbehoefte valt binnen het bracket M€ 100–250
Indien blijkt dat voor de vervanger van de Amarok andere taken worden voorzien dan waarvoor het huidige voertuig wordt ingezet, dan zult u hierover worden geïnformeerd in de A-brief Vervanging Amarok.
157
Kunt u nader toelichten waarom de A-brief voor de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten pas in 2026 wordt voorzien in 2026 in plaats van in 2021, aangezien bij de Defensienota reeds bekend was dat de levensduur zou worden verlengd door middel van een midlife update? Welke rol speelt een mogelijke samenwerking met Duitsland bij de vervanging van de LC-fregatten in deze vertraging?
158
Zijn er nog meer redenen voor het uitstel van het project vervanging LCF, anders dan dat de levensduur van de fregatten is verlengd? Zo ja, welke? Mocht die reden gelegen zijn in het tekort aan interne capaciteit binnen Defensie om het vervangend ontwerp voor te bereiden en te ontwikkelen, waarom wordt dan niet nu al een samenwerking met de Nederlandse maritieme sector aangegaan?
In verband met de noodzaak budget vrij te maken voor het eerste deel Strategisch Vastgoedplan is onderzocht om de LC-fregatten later te vervangen. Hieruit kwam dat het, met aanvullende investeringen voor bestrijding van obsolescence, technisch mogelijk is om de LC-fregatten vijf jaar later te vervangen. De verlenging van de levensduur heeft voordelen voor de modificaties die de komende jaren nog worden aangebracht, zoals de vervanging van het kanon en de introductie van ESSM block 2. Bovendien wordt het mogelijk de diverse maritieme nieuwbouwtrajecten effectief in de tijd te harmoniseren. De A-brief wordt daarom eveneens vijf jaar later verstuurd.
159
Gaat de vervanging van de LCF-fregatten ook onder artikel 346 van het EU-verdrag vallen? Indien dat zo is, mede gelet op de beperkte capaciteit binnen de Defensieorganisatie, wordt dan overwogen om de ontwerpfase voor deze schepen binnen de Gouden Driehoek uit te laten voeren? Zou een intensief samenwerken met het Nederlandse Maritieme bedrijfsleven en met de Nederlandse kenniscentra tot verlichting leiden van de belasting van de eigen defensieorganisatie? Kan een dergelijke samenwerking het uitstel van 5 jaar opheffen?
Het is op dit moment nog niet bekend of de vervanging van de LC-fregatten onder artikel 346 van het EU-verdrag gaat vallen. Deze beslissing zal op een nader moment in het behoeftestellingsproces worden genomen.
160
Welke consequenties heeft de herschikking van budget in verband met het eerste deel van het strategisch vastgoedplan, ter grootte van een bedrag oplopend naar € 50 miljoen per jaar vanaf 2022, voor (de planning van) materieelverwervingsprojecten? Welke (geplande) materieelprojecten ondervinden hier consequenties van, zoals uitstel of afstel?
Om het eerste deel van het Strategisch Vastgoedplan te financieren is € 700 miljoen vrijgemaakt vanuit de investeringen voor materieel. Als gevolg hiervan zijn de vervangingen van de LC-Fregatten (LCF) en de Pantserhouwitser met respectievelijk vijf en één jaar uitgesteld. Een deel van het vrijgekomen budget wordt gebruikt voor de kosten gerelateerd aan het langer in stand houden van deze twee wapensystemen.
161
Bent u van plan de validatie door een externe partij van de ramingen van de kosten van het strategisch vastgoedplan nog vóór het wetgevingsoverleg personeel en materieel naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
De externe validatie op het Strategisch Vastgoedplan wordt op dit moment uitgevoerd. Ik streef er naar om u nog dit jaar over de resultaten te informeren.
162
Zijn er recentelijk in het licht van het stikstofbesluit veranderingen in het vastgoedbeleid opgetreden? Zo ja, welke? Verwacht u later veranderingen door te moeten voeren? Zo nee, waarom niet?
Defensie is voor de uitvoering van haar projecten, net als iedere andere organisatie, vergunningplichtig. Onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) maakten de Defensieprojecten onderdeel uit van de prioritaire projectenlijst. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van State over het PAS ook impact heeft op Defensie. Mogelijk betekent dit dat vastgoedprojecten vertraging oplopen. De precieze omvang van de impact is nog niet duidelijk, dit is afhankelijk van de stikstofeffecten van onze projecten op (nabijgelegen) natuurgebieden. Dit wordt per project in kaart gebracht in het kader van de vergunningstrajecten.
163
Streeft u nog altijd naar een toename van de uitgaven aan kennis en innovatie, conform de motie Belhaj c.s. (34 775 X, nr. 45) en de Innovatiestrategie (34 919, nr. 28), nu Defensie volgens de nieuwe berekening ruimschoots voldoet aan de EDA-norm van 2%? Welk deel van de stijging wordt verklaard door de nieuwe wijze van berekenen en welk deel door extra uitgaven aan kennis en innovatie, volgend uit de Defensienota?
De EDA-norm is geen doel op zichzelf. Met de intensiveringen van de Defensienota wordt inmiddels extra geïnvesteerd in defensieonderzoek bij Marin, NLR en TNO. Dat gebeurt op het terrein van cyber, informatiegestuurd optreden, slagkracht in het land-, lucht- en zeedomein en nieuwe technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, robotica, 3-D printing en bio- en nanotechnologie. Hiermee krijgt het defensieonderzoek de komende jaren een stevige, structurele impuls, zowel gericht op concrete speerpunten in de Defensienota als het verzekeren van de aansluiting bij nieuwe technologieën. Ook voor technologieontwikkeling zijn extra middelen ter beschikking gesteld. In het licht van technologische ontwikkelingen («technology push») en de ontwikkeling van nieuwe, hoogwaardige capaciteiten («capability pull») blijft Defensie de kennisbehoeften van de krijgsmacht en de defensieorganisatie monitoren.
De vorig jaar aan de Kamer verstrekte tabel (begroting 2019) onderscheidt uitgaven aan het centraal wetenschappelijk budget en uitgaven binnen investeringsprojecten. Daarbij is de kanttekening geplaatst dat het gaat om een inschatting; de uitgaven aan kennisopbouw, technologieontwikkeling en kennisgebruik worden vanaf 2019, conform mijn toezegging, afzonderlijk geadministreerd. Het budget voor centraal wetenschappelijk wordt in het kader de Defensienota vanaf 2018 stapsgewijs verhoogd van € 63 miljoen naar € 77 miljoen (2020). De uitgaven binnen investeringsprojecten fluctueren als gevolg hun eenmalige karakter.
Bedragen x € 1 miljoen |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven binnen investeringsprojecten (schatting) |
115 |
160 |
175 |
170 |
95 |
Centraal budget wetenschappelijk onderzoek |
75 |
77 |
77 |
77 |
77 |
Totaal |
190 |
237 |
252 |
247 |
172 |
Totale Defensiebegroting |
10.477,1 |
10.933,2 |
11.122,7 |
10.729,6 |
10.502,2 |
Uitgaven als % van de defensiebegroting (schatting) |
1,8 |
2,2 |
2,3 |
2,3 |
1,6 |
164
Kunt u concrete voorbeelden geven ten aanzien van de toepassing van de ambities en beoogde strategieën uit de Defensie Industrie Strategie in het IT-domein? Kunt u alle niet geheim verklaarde verwervingsprogramma’s en aanbestedingsprojecten noemen waarbij art. 346 VWEU is toegepast als uitzonderingsgrond voor het internationaal aanbesteden van (vitale) IT-infrastructuur, conform de motie Knops/Van den Bosch (Kamerstuk 34 725 X, nr. 6)?
Voor een succesvol beroep op artikel 346 VWEU moet aan vier voorwaarden worden voldaan. Er moet een belang van nationale veiligheid zijn, de aanschaf moet op de lijst uit 1958 voorkomen, de civiele markt mag niet worden verstoord en het moet noodzakelijk en proportioneel zijn. Bij de aanbesteding van vitale IT-infrastructuur wordt uiteraard rekening gehouden met de ruimte die de Europese aanbestedingsregelgeving biedt om de essentiële veiligheidsbelangen te beschermen. Overigens biedt ook de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid (ADV) mogelijkheden om op basis van het veiligheidsbelang onderhands te gunnen. Daarnaast geldt dat Defensie strenge normen hanteert voor de accreditatie van bedrijven die in het hoog gerubriceerde domein werken. Defensie heeft bijvoorbeeld, in de geest van de motie Knops/Van den Bosch, bij de start van de lopende aanbesteding van GrIT geëist dat de deelnemers Nederlandse rechtspersonen moeten zijn. Het komt sporadisch voor dat Defensie bij niet geheim verklaarde verwervingsprogramma’s en aanbestedingsprojecten artikel 346 VWEU toepast als uitzonderingsgrond voor het internationaal aanbesteden van (vitale) IT-infrastructuur.
165
Kunt u specifiëren waar de investeringen in cyberdomein voor gealloceerd worden? Welke concrete projecten worden uitgevoerd met de investeringen in het cyberdomein?
Gezien de aard van het cyberdomein en de rubricering van de projecten kan ik hier geen precieze uitspraken over doen. Wel kan ik melden dat de extra gelden onder andere terecht komen bij projecten die zien op een betere informatie-uitwisseling tussen actoren binnen het cyberdomein, projecten die leiden tot een betere incident-respons en aankoop- en moderniseringsprojecten van IT-systemen. Ook wordt het geld gebruikt voor de uitbreiding van het aantal cyberspecialisten binnen Defensie.
166
Bent u nog voornemens om de inzet van lifestylecoaches te evalueren?
De inzet van leefstijlcoaches bij Defensie is tot nu toe in het kader van «Health & Readiness» (H&R) pilots geweest. Dit is onderdeel van het programma Duurzaam Gezond Inzetbaar (DGI). Het doel van het H&R-programma is om medewerkers te begeleiden bij het nemen van de regie over hun gezondheid en welzijn. De eerste tussentijdse (halfjaarlijkse) resultaten van de H&R-pilot bij Staf CLAS zijn afgelopen zomer opgeleverd. De eerste bevindingen zijn erg positief, blijkt uit een tussentijdse evaluatie: we zien effect op beweging, voeding, slaap, lichaamsgewicht, algemene gezondheid en herstelvermogen (mate waarin iemand na afloop van een werkdag «oplaadt», een indicator voor duurzame inzetbaarheid). Naar verwachting zal in het eerste kwartaal van 2021 de eindevaluatie van deze (Staf CLAS) pilot worden opgeleverd. Tevens loopt er een pilot bij de Bestuursstaf en starten er in november 2019 twee pilots bij CLSK (Staf CLSK en 640 Squadron te Volkel).
167
Hoe lang bent u al bezig met de uitwerking van een Defensie Space Strategie?
168
Wie werken er aan de uitwerking van een Defensie Space Strategie?
169
Welke externe partijen zijn betrokken bij de uitwerking van een Defensie Space Strategie?
Medio 2019 is een begin gemaakt met de uitwerking van de Defensie Space Strategie. De keuzes van Defensie met betrekking tot het ruimtedomein zullen worden betrokken in de Defensievisie 2035. De strategie wordt uitgewerkt door het Directoraat-Generaal Beleid, in nauw overleg met de Commandant der Strijdkrachten en de defensieonderdelen. De Defensie Space Strategie, waarin het militair gebruik van de ruimte centraal staat, wordt zonder directe betrokkenheid van externe partijen opgesteld. Er wordt uiteraard wel gebruik gemaakt van relevante documenten van buiten de defensieorganisatie, zoals het ruimtebeleid van de NAVO, de Nota ruimtevaart van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de KIA Veiligheid (missie space) van het missie gedreven innovatiebeleid die medio november wordt gepubliceerd.
170
Hoe ver bent u met de oprichting van het Defensie Space Security Centre? Waarom wordt (de oprichting van) dit centrum niet in de begroting vermeld?
Het Defensie Space Security Centre heeft de status van een (tijdelijke) projectorganisatie binnen het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). De kosten van deze organisatie worden uit de lopende begroting van CLSK betaald. Er werken acht personen, inclusief een liaison officier bij het German Space Situational Awareness Center (GSSAC). De organisatorische inbedding van het DSSC i.o. is onderwerp van aandacht in de Defensie Space Strategie.
171
Hoe verhouden uw analyses over militair gebruik van de ruimte zich tot uw terughoudendheid in eerdere antwoorden op Kamervragen om het belang van afschrikking in de ruimte te onderschrijven?
Defensie onderschrijft het belang van militair gebruik van de ruimte voor het militair optreden en onderkent ook de potentiele dreigingen in het ruimtedomein. Op ruimtevaart gebaseerde technologie is immers in de haarvaten van onze samenleving doorgedrongen en ook voor militaire toepassingen is de ruimtevaart steeds belangrijker geworden, bijvoorbeeld op het gebied van navigatie en communicatie. Daarom volgt Defensie de lijn die de NAVO met betrekking tot militair gebruik van de ruimte heeft uitgezet. Nederland heeft afgelopen zomer ingestemd met het NAVO-ruimtebeleid. Daarin wordt de ruimte gezien als integraal onderdeel van de afschrikkings- en verdedigingsstrategie van het Bondgenootschap. Het is vooralsnog niet de bedoeling dat de NAVO eigenstandige ruimtecapaciteiten ontwikkelt. Op welke wijze Defensie verder invulling geeft aan deze ontwikkelingen in de ruimte zal in de space strategie worden geadresseerd.
172
Kunt u toelichten wat de onzekerheidsmarge is voor het onderzoek naar chroom-6 bij alle Defensieonderdelen? Wat zijn de actuele verwachtingen?
173
Kunt u aangeven hoelang de inventarisatie duurt van zogenoemde carcinogene, mutagene en reproductietoxische (CMR)-stoffen? Kunt u verzekeren dat u de deadline haalt?
Het onderzoek naar de aanwezigheid van chroom-6 is in volle gang. Dit vergt een grote inspanning. Vooral van het oude materieel blijkt de informatie over chroom-6 niet altijd betrouwbaar te zijn. Het streven is om het onderzoek in het voorjaar van 2020 af te ronden. Ook het verwerken van de inventarisatie van CMR-stoffen kost, gezien het grote aantal, meer inspanning dan verwacht. Ondanks de extra mankracht blijft het een enorme klus. Zoals genoemd in het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» van 4 december 2018 (35 000 X, nr. 70) blijft het streven dat de inventarisatie van de CMR-stoffen eind 2020 is voltooid. Hierbij wordt het stappenplan van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gehanteerd. Het gaat om het inventariseren van de bedrijfsstoffen die worden gebruikt, het inventariseren van de bewerkingen die ermee worden uitgevoerd (zoals spuiten, kitten, lijmen) en het beoordelen van de aard en de duur van de eventuele blootstelling. De eerste fase is bij veel eenheden al gereed, zoals ook de blootstellingsbeoordelingen van werkzaamheden waarbij chroom-6 kan vrijkomen, zijn uitgevoerd. Zoals ook is zeker gesteld dat veilig kan worden gewerkt met chroom-6. Daarbij wordt er op toegezien dat volgens de procedures wordt gewerkt.
174
Kunt u concreet aangeven wat de vorderingen zijn om in samenwerking met de industrie tot chroomarme verfsystemen te komen?
Met mijn brief van 4 december 2018 heb ik u tevens geïnformeerd over de stand van zaken voor het toepassen van chroomarme verfsystemen op de luchtvaartuigen van Defensie. Van belang is dat geen generieke oplossing bestaat voor het terugdringen of het uitbannen van chroom-6 uit luchtvaartuigen of wapensystemen. Daarbij dienen vervangers minimaal de gelijkwaardige corrosiewerende eigenschappen te bezitten als de chroomhoudende bedrijfsstoffen. Het vaststellen van de alternatieven voor de chroomhoudende bedrijfsstoffen per luchtvaart- of wapensysteem is een langdurig proces.
De vervangende bedrijfsstoffen moeten per type luchtvaartuig of wapensysteem worden gecertificeerd. Daarnaast voert Defensie ook onderzoek uit naar technologieën die het risico op blootstelling aan chroom-6 helpen verminderen en die niet zijn gerelateerd aan een specifiek wapensysteem. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van een chroomvrije primer in samenwerking met het NLR en Akzo-Nobel en een ontwikkelprogramma gericht op het veilig verwijderen van chroom-6 in samenwerking met een Amerikaans onderzoeksinstituut.
175
Wanneer verwacht het RIVM het volgende rapport over giftige stoffen bij Defensie te kunnen presenteren?
Het RIVM doet thans in opdracht van de Paritaire Commissie onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan het polymeer Hexamethyleen Diiscocyanaat (HDI) als component in Chemical Agent Resistant Coating (CARC) op de voormalige POMS-locaties. Het onderzoek bevindt zich thans in de fase van blootstellings-beoordeling en risicoanalyse. De verwachting is dat het rapport van het onderzoek eind 2019 zal worden aangeboden aan de Paritaire Commissie. Hierna zal de Paritaire Commissie haar conclusies en aanbevelingen opstellen en aanbieden aan het Ministerie van Defensie.
176
Kunt u de «herschikking kasschuif 2019 OW (vastgoed)» van € 10 miljoen in 2020 en € 30 miljoen in de jaren 2021–2025 nader toelichten? Waarom wordt er in totaal € 160 miljoen overgeheveld van het materieelbudget naar het vastgoedbudget, bovenop de budgetoverheveling van € 25 miljoen in 2020 en 2021, oplopend naar € 50 miljoen vanaf 2022, zoals aangekondigd in het strategisch vastgoedplan? Wat zijn de consequenties hiervan voor de (planning van) materieelprojecten?
Bij de 2e suppletoire begrotingswet 2018 en de begroting van 2019 is het investeringsbudget op artikel 6 op basis van de verwachte realisatie herverdeeld naar latere jaren. Dit betrof de herverdeling van € 1,2 miljard aan investeringsbudget. Dit budget is hierbij in zijn geheel eerst verwerkt op de post Investeringen Grootmaterieel en bij de begroting van 2020 is het budget dat voor vastgoed bestemd is weer herverdeeld naar de Investeringen Infrastructuur over de jaren waarin de uitgaven verwacht worden. Voor de periode 2020 t/m 2023 (abusievelijk is er ook € 30 miljoen opgenomen in 2024, dit is niet correct) betreft dit € 100 miljoen. Dit heeft geen gevolgen voor de materieelprojecten.
177
Hoe beoordeelt u de berichtgeving (https://www.energievoorinzet.nl/defensie-gaat-op-tegenkoers) dat Defensie rondom de Operationele Energie Strategie haar ambities naar beneden bij stelt? Bent u, in het kader van de herijking van de Defensienota, bereid die ambities overeind te houden, en in te zetten op innovatie op bijvoorbeeld emissieloos varen? In hoeverre versterkt dit de nationale kennis van onderzeeboot-technologie, boten die ook langdurig emissieloos moeten kunnen varen? In hoeverre beoordeelt u Nederlandse kennisinfrastructuur hierin instrumenteel? Acht u deze kennis van belang om de prestaties van onderzeeboten te kunnen verhogen?
Zoals in de beantwoording van vraag 58 vermeld stelt Defensie haar ambities op het gebied van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de inzet van duurzame energie niet naar beneden bij.
Ongezien onderwater verplaatsen is een belangrijke kracht van een onderzeeboot. Een structurele verlaging van het gebruik van fossiele brandstoffen verlengt de periode waarin een onderzeeboot onder water kan varen en dit vergroot daarmee de effectiviteit van een onderzeeboot. In samenwerking met de industrie en kennisinstituten onderzoekt Defensie de mogelijkheden voor alternatieve brandstoffen en een doelmatiger gebruik van energie. Uit deze samenwerking komt kennis voort die Defensie gebruikt om de contractuele rol als smart buyer en smart specifier goed in te vullen voor het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit». Voor dit project ontvangt de Kamer, zoals vermeld in het Defensieprojectenoverzicht 2019, later dit jaar de B-brief. Ik kan daar niet op vooruitlopen.
178
Wanneer en op welke wijze bent u bereid invulling te geven aan de motie Sienot c.s. (Kamerstuk 34 895, nr. 5) om met een plan van aanpak te komen waarin de gouden driehoek een essentiële rol heeft om tot energiereductie te komen, en aan te geven welke middelen voor de realisatie van de Operationele Energiestrategie beschikbaar zijn?
De Defensie Energie en Omgeving Strategie 2019–2022 (DEOS) is op 27 september 2019 aan de Tweede Kamer gestuurd. Momenteel wordt gewerkt aan het verzamelen en analyseren van de informatie die nodig is om het Plan van Aanpak op energiegebied te kunnen schrijven. Dit Plan van Aanpak zal zodra het gereed is aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, waarbij ook de financiële consequenties in beeld worden gebracht. Kennisinstituten en de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid worden bij het opstellen van het Plan van Aanpak betrokken.
179
Hoe is de mogelijkheid om reservist te worden, zoals besproken tijdens het Notaoverleg over een ambitieus reservistenbeleid, thans opgenomen in de dienstplichtbrief voor achttienjarigen?
Bij de «dienstplichtbrief» is in 2019 een flyer meegestuurd waarin mensen worden gewezen op de mogelijkheden om te komen werken bij Defensie, als beroepsmilitair, reservist of als burgermedewerker.
180
Hoe ver bent u met uw overleg met de Minister van BZK en de reservistenvakbonden over (het wegnemen van) de beperkingen die er bestaan in het ARAR?
Defensie heeft, in navolging van de motie Bruins-Slot, overleg gevoerd met vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Er is geconstateerd dat het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) geen belemmeringen opwerpt om reservist te worden. Daarnaast komt het ARAR als gevolg van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) met ingang van 1 januari 2020 te vervallen. De verlofregelingen die binnen de sector Rijk gelden kennen ruime mogelijkheden om tijd vrij te maken om reservisten te kunnen inzetten. Daarnaast kent het Rijk een financiële suppletieregeling voor reservisten. Om deze kennis Rijksbreed uit te dragen en draagvlak te genereren, gaan Defensie en BZK dit onderwerp onder de aandacht brengen in de Interdepartementale Commissie Organisatie en Personeelsbeleid (ICOP).
181
Kunt u alle vragen -ongeacht welke reden dan ook om dit niet te doen (zoals bijv. samenhang)- apart beantwoorden, hetzij geanonimiseerd, en wel op zodanige wijze dat niet verwezen wordt naar andere antwoorden en Kamerstukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een aantal vragen komt overeen of staat in verband met elkaar. Deze zijn in samenhang beantwoord.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-X-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.