Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2018
Inleiding
De Defensienota 20181 benadrukt dat de wereld onveiliger is geworden, met uiteenlopende, complexe en onvoorspelbare
dreigingen. Dit heeft invloed op de wijze waarop Defensie de drie hoofdtaken kan uitvoeren.
Dit zijn, zoals bekend: 1) de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied;
2) de bevordering van de internationale rechtsorde; en 3) de ondersteuning van civiele
autoriteiten. Door de toenemende spanningen aan de randen van de EU en het NAVO-bondgenootschap
is, zonder afbreuk te willen doen aan het belang van de tweede en de derde hoofdtaak,
vooral de eerste hoofdtaak van Defensie steeds prominenter geworden.
Defensie moet daarom anticiperen op een grotere inzet van onze krijgsmacht, door het
garanderen van inzetvoorraden en door robuustere voorraden voor gereedstelling aan
te houden.
Deze voorraden beslaan een breed scala aan artikelen, verdeeld in acht operationele
assortimenten: munitie, bedrijfs- en brandstoffen, operationele infrastructuur, geneeskundige
verbruiksartikelen, operationele rantsoenen, disposables (artikelen voor eenmalig gebruik), reservedelen voor operationeel optreden, alsmede
kleding en uitrusting.
Na een tijd waarin de voorraden zeer beperkt waren, investeert Defensie nu in eerste
instantie vooral om de voorraden voor de tweede hoofdtaak op niveau te brengen, oftewel
de voorraden voor buitenlandse missies. Daarbij is nog veel achterstand in te lopen.
Tegelijkertijd wordt bezien of, als vervolgstap, Defensie kan voorzien in voldoende
voorraad voor de eerste hoofdtaak: de bondgenootschappelijke verdediging. Het traject
om de voorraden voor de eerste hoofdtaak op voldoende niveau te krijgen bestaat uit
meerdere stappen.
Eerste stappen invulling tweede hoofdtaak
In 2009 is het eerste Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) opgesteld inclusief de bijbehorende
normen voor de hoogte van de voorraden. Dit is gebeurd met de tweede hoofdtaak als
uitgangspunt. Vanwege budgettaire beperkingen kon Defensie pas in 2016 voor het eerst
substantieel extra investeren. Daarbij kregen de voorraden voor lopende en voorziene
missies en voor snel inzetbare capaciteiten prioriteit. Vanwege de voorraadtekorten
en financiële schaarste vanuit het verleden was echter ook veel achterstand weg te
werken. Dit na-ijlen van achterstanden werkt tot op de dag van vandaag door in nagenoeg
alle assortimenten.
Als tweede stap werkt Defensie inmiddels hard aan het op niveau brengen van de voorraden
die nodig zijn voor de tweede hoofdtaak conform dat beleidskader. Defensie zet daarin
concrete stappen. Zo is de voorraad operationele rantsoenen op niveau gebracht, evenals
het grootste deel van de geneeskundige verbruiksartikelen. Met de gestarte projecten
«Defensie Operationeel Kledingsysteem» (DOKS) en «Vervanging gevechtsuitrusting» wordt
geïnvesteerd in basispakketten kleding en uitrusting voor zowel de eerste als de tweede
hoofdtaak. Ook het verhogen van voorraden voor operationele infrastructuur en munitie,
zoals verwoord in de brieven die de Kamer gelijktijdig met deze brief ontvangt (Kamerstuk
27 830, nrs. 265, 266 en 267), sluit hierbij aan. In deze tweede stap worden ook de voorraden bedrijfs- en brandstoffen
en reservedelen aangevuld.
Vervolg
Met deze maatregelen realiseert Defensie belangrijke verbeteringen. Om de huidige
dreiging beter het hoofd te kunnen bieden, zal Defensie eind 2018 beginnen met de
actualisatie van het BKI. Dit gebeurt mede op basis van de eisen die de NAVO aan ons
stelt op het gebied van strategische voorraden. Op basis van dit geactualiseerde beleid
stelt Defensie vanaf 2019 nieuwe normen vast voor de eerdergenoemde operationele assortimenten.
Een inventarisatie van de bestaande voorraden laat vervolgens zien waaraan tekorten
bestaan. Het vergt afzonderlijke besluitvorming of deze behoeften ook kunnen worden
vervuld. De vervulling van de behoeften verloopt daarna volgens de procedures van
het Defensie Materieelproces.
Ten slotte
De vergroting van de voorraden is een substantiële en essentiële stap waarvoor tijd
en inspanning nodig is en een grote vooruitgang betekent in het streven naar een meer
solide en robuuste krijgsmacht die is voorbereid op alle drie de hoofdtaken.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser