33 750 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2014

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL

2

     
 

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat Ministerie)

2

 

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1.

Leeswijzer

3

     

2.

Het beleid

6

2.1

De beleidsagenda

6

2.2

De beleidsartikelen

24

2.3

De niet-beleidsartikelen

125

     

3.

De agentschappen

132

     

4.

De Bijlagen

156

4.1

ZBO’s en RWT’s

156

4.2

Overzichtsconstructie Milieu

159

4.3

Moties en toezeggingen

163

4.4

Verdiepingshoofdstuk

198

4.5

Subsidieoverzicht

229

4.6

Evaluatie- en overig onderzoek

236

4.7

Afkortingenlijst

249

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Voor u ligt de begroting 2014 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), hoofdstuk XII van de Rijksbegroting. De begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De beleidsagenda beschrijft de beleidsprioriteiten van IenM voor 2014. Tevens wordt in de agenda een totaaloverzicht van de beleidsdoorlichtingen en de begroting op hoofdlijnen gepresenteerd.

  • De beleidsartikelen bieden systematisch inzicht in de algemene doelstellingen, de rollen en verantwoordelijkheden, de financiële instrumenten en het evaluatieoverzicht.

  • In de niet-beleidsartikelen worden uitgaven verantwoord die niet zinvol of doelmatig kunnen worden toegerekend aan de beleidsartikelen.

  • In de agentschapsparagrafen zijn de relevante financiële gegevens van KNMI, RWS, ILT en NEa opgenomen.

  • De volgende bijlagen zijn opgenomen in deze begroting:

    • o Overzicht van onder IenM vallende Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s).

    • o Overzichtsconstructie Milieu: met informatie over alle Milieu-gerelateerde begrote uitgaven van het Rijk (dus ook uitgaven buiten de begroting van IenM).

    • o Overzicht van moties en toezeggingen.

    • o Verdiepingshoofdstuk: een beknopte samenvatting van alle financiële wijzigingen van uitgaven en ontvangsten op artikelniveau.

    • o Subsidies: hierin wordt een overzicht van alle via IenM verstrekte subsidies opgenomen.

    • o Evaluatie- en onderzoeksbijlage: hierin is een overzicht van effectenonderzoeken ex-post en overige evaluatieonderzoeken opgenomen.

    • o Lijst met afkortingen.

Naast deze begroting, hoofdstuk XII van de Rijksbegroting, kent IenM ook de begroting van het Infrastructuurfonds, fonds A van de Rijksbegroting, waarin de concrete investeringsprojecten en programma’s worden geraamd. Met dit aparte fonds voor de infrastructuur wordt invulling gegeven aan de doelstellingen zoals genoemd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, nr. 319), te weten het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur.

Daarnaast kent IenM de begroting van het Deltafonds, fonds J van de Rijksbegroting. In de Waterwet (Stb. 2009, nr. 107) is opgenomen dat een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenM heeft de Raad voor 2014 geen specifieke aanbevelingen gedaan.

Wat is nieuw in deze begroting

Groeiparagraaf

De begroting 2014 is op de volgende punten gewijzigd ten opzichte van de begroting 2013:

Verantwoord Begroten

De afgelopen jaren zijn veranderingen doorgevoerd in de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstukken II, 2010/11, 31 865, nr. 26). Deze begroting is geheel conform de voorschriften van «Verantwoord Begroten» opgebouwd. Dat betekent dat voor alle beleidsartikelen rollen en verantwoordelijkheden worden beschreven, bijbehorende indicatoren en kengetallen worden gepresenteerd alsmede de in te zetten financiële instrumenten. In de begroting 2013 was nog niet in alle gevallen sprake van een sluitende set aan indicatoren en kengetallen. Deze begroting is voorzien van een set aan indicatoren en kengetallen die de verantwoordelijkheid van de Minister conform «Verantwoord Begroten» afdekt.

Bijdragen aan agentschappen

«Bijdragen aan agentschappen» is een van de financiële instrumenten waarin beleidsartikelen, in lijn met Verantwoord Begroten, moet worden ingedeeld. Met ingang van de ontwerpbegroting 2014 wordt deze reeks in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» uitgesplitst naar de agentschappen die deze bijdrage ontvangen. Op deze manier wordt inzicht gegeven in welke agentschappen een bijdrage uit de beleidsartikelen van IenM krijgen.

Uitgaven voor waterbeleid

Als gevolg van besluitvorming door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 304, nr. 29) zijn sinds de begroting 2013 de uitgaven voor waterbeleid gesplitst in twee artikelen, namelijk artikel 11 waterkwantiteit en artikel 12 waterkwaliteit. Naar aanleiding van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2012 is de informatievoorziening over met name artikel 11 «Waterkwantiteit» verbeterd. Op dit artikel worden uitgaven van alle waterbeleidsdomeinen verantwoord, waterkwaliteit uitgezonderd. Het betreft de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwantiteit.

Aanpassing artikel 21 Duurzaamheid

De benaming van de artikelonderdelen van artikel 21 Duurzaamheid is gewijzigd teneinde het artikel te doen aansluiten op ontwikkelingen in het werkveld.

Afronding conversie

Als gevolg van de vorming van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de structuur van de begroting 2013 ingrijpend veranderd. In deze begroting zijn in het verlengde hiervan de artikelen 1 tot en met 10 verwijderd. Hiermee is de conversie afgerond.

Eenvoudig Beter (Herziening Omgevingswet)

Gezien de grote financiële belangen is voor Eenvoudig Beter een apart artikelonderdeel gecreëerd onder artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling. Hierdoor zijn de uitgaven voor Eenvoudig Beter zichtbaar en navolgbaar.

Budgetflexibiliteit

Conform de toezegging van de Minister van Financiën in het Algemeen Overleg over Verantwoord begroten van 6 maart 2013 is meer inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Dit is gedaan door op artikelonderdeelniveau een toelichting te geven op het deel van het budget dat juridisch verplicht is.

2. HET BELEID

2.1 Beleidsagenda

Inleiding

Een leefbaar, bereikbaar en veilig Nederland met een sterk concurrerende internationale positie: daar staat IenM voor. Daarvoor werkt het Ministerie aan oplossingen voor grote uitdagingen waar Nederland voor staat op het gebied van klimaatverandering, waterveiligheid, milieu, ruimtelijke inrichting en bereikbaarheid. In deze beleidsagenda vindt u een schets op hoofdlijnen van het beleid en de beoogde resultaten in 2014.

Op het gebied van waterveiligheid en zoetwater staat 2014 vooral in het teken van de Deltabeslissingen. Deze beslissingen, bijvoorbeeld over de veiligheidsnormen van onze dijken en onze zoetwaterstrategie, zullen bepalend zijn voor het waterbeleid in de komende jaren.

Prioriteit heeft ook het beperken van de gevolgen van de klimaatverandering en de energietransitie die daarvoor nodig is. Richtinggevend daarvoor is de Klimaatagenda. De Staatssecretaris zal deze begin oktober 2013 aan de Tweede Kamer zenden.

IenM zal zich ook in 2014 blijven hard maken voor een schoon en duurzaam Nederland. Dit vergt duurzaam omgaan met natuurlijke bronnen, efficiënt omgaan met onze grondstoffen, slim ontwerpen van producten, langer gebruik en hergebruik van voorwerpen en het optimaal benutten van reststromen. Kortom, er is een transitie nodig naar een circulaire economie waarin het ontstaan van afval en emissies wordt voorkomen. Het programma Van Afval Naar Grondstof is een belangrijke prioriteit in 2014 om deze transitie te stimuleren.

Hoewel de investeringen in de bereikbaarheid over de weg hun vruchten afwerpen en de filedruk afneemt, blijven er uitdagingen liggen. Zo wordt er onverminderd vaart gezet achter enkele belangrijke wegprojecten zoals de Blankenburgverbinding, A13/A16 en de Ring Utrecht. Naast uitbreiding van infrastructuur ligt de nadruk steeds meer op innovatieve oplossingen om de bereikbaarheid te verbeteren, bijvoorbeeld om de infrastructuur beter te laten benutten.

Voor bereikbaarheid over het spoor ligt de nadruk in 2014 op de uitvoering van de Lange Termijn Spoor Agenda. Deze agenda beoogt de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het spoorvervoer te verbeteren. Op gebied van de Luchtvaart blijft selectieve groei op Schiphol het uitgangspunt, in combinatie met het creëren van capaciteit op regionale luchthavens van nationale betekenis voor niet-Schipholgebonden vliegverkeer. Dat is van belang voor de hub-funtie van Schiphol en daarmee voor onze internationale concurrentiepositie. Het Luchthavenbesluit Lelystad vormt hierbij een belangrijke component. In 2014 zal ook de wetgeving voor het nieuwe normen- en handhavingsstelsel worden afgerond.

Tot slot zal in 2014 de aandacht uitgaan naar de behandeling in het parlement van de Omgevingswet waarmee het kabinet een belangrijke slag maakt in vermindering van de regeldruk in het ruimtelijk domein.

Samenvattend zijn de prioriteiten voor 2014:

  • 1. Deltabeslissingen

  • 2. Roadmap Klimaat

  • 3. Van Afval naar Grondstof (circulaire economie)

  • 4. Wegverbindingen (o.a. aanleg nieuwe wegen en beter benutten)

  • 5. Lange Termijn Spooragenda

  • 6. Omgevingswet

  • 7. Selectieve groei Schiphol + Nieuw normen- en handhavingsstelsel

Integrale oplossingen, maatwerk en samenwerking

De vraagstukken op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid hangen nauw samen en daarom werkt IenM aan integrale oplossingen waarbij de kracht van de combinatie centraal staat. Zo staan onze milieu-doelen niet los van het streven naar betere bereikbaarheid en waterveiligheid gaat samen met de ruimtelijke inrichting en het verbeteren van de leefbaarheid. Bovendien maken nieuwe technologische ontwikkelingen gecombineerd met het huidige economische tij het mogelijk en noodzakelijk dat er gebruik wordt gemaakt van slimme en creatieve oplossingen.

Daarnaast wordt maatwerk steeds belangrijker. Decennialang betekende de groei van bevolking en economie vooral een kwantitatieve verstedelijkingsopgave en investeringen in het landelijke infrastructuurnetwerk. Nederland kent steeds meer een regionaal gedifferentieerd beeld van groei, stagnatie en krimp. Dat leidt tot een even gedifferentieerd patroon van kwantitatieve en kwalitatieve (ruimtelijke) bereikbaarheid- en leefbaarheidsopgaven.

Deze integrale manier van werken waarbij maatwerk en slimme oplossingen de boventoon voeren, staat centraal in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)1. Hierin staan de ambities voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De horizon van de SVIR is 2040; deze beleidsagenda schetst de concrete stappen die IenM in 2014 zet. Ook op het niveau van programma’s en projecten wordt steeds meer de integraliteit gezocht. In het MIRT is daarom sinds vorig jaar ook het programma Beter Benutten opgenomen.

Goede samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden is hierbij van steeds groter belang. Met de definitieve vaststelling van de SVIR is de decentralisatie en deregulering in de ruimtelijke ordening doorgezet. Uitgangspunten zijn een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden, selectieve betrokkenheid van het Rijk en eenvoudige regels. De basis hiervan is het vertrouwen dat provincies, gemeenten en waterschappen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden in staat zijn de opgaven integraal en doeltreffend aan te pakken. We leven in een netwerksamenleving die meer vraagt om een overheid als verbindende factor dan een overheid die overal boven staat. De beslissingsbevoegdheid wordt zo dicht mogelijk bij de burger gelegd, om optimaal ruimte te bieden aan lokaal maatwerk en maatschappelijk initiatief.

Een schone leefomgeving en een gezond klimaat zijn belangrijk voor een gezonde economie. Vitaal natuurlijk kapitaal is immers een essentiële productiefactor en vertegenwoordigt een grote economische waarde. Dit vraagt in alle fasen van het beleidsproces om intensieve samenwerking met alle betrokken partijen ter versterking van de wisselwerking tussen milieu en economie. In dat licht heeft het kabinet de doelstellingen voor een sterke, duurzame economie uiteengezet in de brief Groene Groei van 28 maart 20132. Het kabinet wil het concurrentievermogen van Nederland versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu terugdringen. Dit moet leiden tot een kleinere behoefte aan fossiele brandstoffen en ruwe grondstoffen. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden, moeten we voortdurend vooruit kijken naar kansen om te groeien, te innoveren en te concurreren én naar mogelijkheden om dat op een duurzame manier te doen.

Financieel Kader

De doelstellingen van IenM moeten worden gerealiseerd met minder middelen. De budgetten voor investeringen, subsidies en apparaat krimpen. Dat geldt niet alleen voor de beleidsambities, maar ook voor de uitvoerings-, handhavings- en toezichtstaken van IenM. Meer dan ooit betekent dit dat middelen daar moeten worden ingezet waar deze het grootste rendement opleveren. Dit betekent dat prioriteiten scherp moeten worden gesteld, dat slimme oplossingen nodig zijn en dat goede samenwerking met medeoverheden en bedrijfsleven gevraagd is bij alle taakvelden van IenM.

Bij brief van 13 februari 20133 hebben de Minister en Staatssecretaris van IenM de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (IF) op grond van het Begrotingsakkoord en de aanvulling op het Regeerakkoord – totaal € 6,4 mld in de jaren 2014–2028 – worden ingevuld. In de voorliggende begroting is de apparaattaakstelling Rutte II verdeeld naar de verschillende onderdelen van het Ministerie. Daarnaast zijn in deze begroting de maatregelen uit het Sociaal akkoord van maart 2013 en besluitvorming van het kabinet in augustus 2013 verwerkt. Dit betekent dat de effecten van het niet-uitkeren van de prijsbijstelling tranche 2013 zijn verwerkt. De bijdrage van IenM aan de bezuiniging op de collectieve sector uit het maatregelpakket van € 6 miljard (€ 18,3 miljoen vanaf 2014) is in deze begroting opgenomen op artikel 99 Nominaal en onvoorzien. Bij Voorjaarsnota 2014 zal deze korting op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII en de productartikelen van de fondsen worden verwerkt.

Een nadere analyse van de onderhoudskosten (op basis van Life Cycle Cost-berekeningen) heeft duidelijk gemaakt dat recent gerealiseerde en toekomstige projecten de onderhoudskosten zullen laten stijgen. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de toename van de infrastructuur door de aanleg en verbreding van wegen. Daarnaast zijn er op sommige trajecten hogere kosten per eenheid areaal. Dit geldt in het bijzonder voor nieuw aangelegde tunnels. Om deze onderhoudsuitgaven in de toekomst te kunnen bekostigen wordt in deze begroting een reservering getroffen van in totaal circa € 800 miljoen4. Deze wordt ten dele gedekt ten laste van de investeringsruimte wegen. Een en ander wordt nader toegelicht in de begroting van het Infrastructuurfonds. De resterende investeringsruimte van het Infrastructuurfonds in de periode tot en met 2028 bedraagt nu circa € 2,6 mld.

Bij brief van 26 april 20135 heeft de Minister van IenM de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de bezuinigingen van het Begrotingsakkoord op het Deltafonds. Er wordt tot en met 2028 in totaal een bedrag van € 605 mln op het Deltafonds bezuinigd. Op het Deltafonds (DF) resteert na verwerking van het niet-uitkeren van de prijsbijstelling een totale investeringsruimte van meer dan € 1 miljard tot en met 2028. Circa € 0,8 miljard daarvan kan door dit kabinet worden bestemd voor nieuwe projecten. Daarnaast resteert er een beleidsruimte van circa € 275 mln. Besluitvorming hierover vindt in principe plaats door een volgend kabinet.

In juni 2012 heeft de Minister van IenM het «IBO Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegennet, Hoofdwegennet en Hoofdwatersysteem» aangeboden aan de Tweede Kamer. In verband met de demissionaire status van het kabinet was dit stuk toen niet voorzien van een kabinetsreactie. De kabinetsreactie op dit IBO vindt u in de begrotingen op het Infrastructuurfonds 2014 en het Deltafonds, waarin bijlagen over Beheer en Onderhoud zijn opgenomen.

Ruimte en bereikbaarheid

Omgevingswet

Het kabinet werkt aan eenvoudiger regels door onder meer de vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Het kabinet wil 15 bestaande wetten (bijvoorbeeld de Waterwet, de Crisis- en herstelwet en de Wet ruimtelijke ordening) geheel of grotendeels laten opgaan in de Omgevingswet. Van nog eens 8 wetten zijn de gebiedsgerichte onderdelen bij elkaar gebracht. Zeker 10 andere wetten zullen bij volgende wetswijzigingen integreren in de Omgevingswet.

De Omgevingswet komt niet alleen voort uit de behoefte aan een eenvoudiger en doelmatiger omgevingsrecht. Ook de groeiende samenhang tussen verschillende projecten en activiteiten, de transitie naar een duurzame economie (bijvoorbeeld bij locaties voor windparken) en de groeiende verschillen tussen regio’s (bij sommigen groei, bij andere krimp) vormen de aanleiding voor herziening van het omgevingsrecht. Het kabinet zal het wetsvoorstel voor de Omgevingswet naar verwachting begin 2014 voor behandeling aan de Tweede Kamer aanbieden.

In 2014 wordt de bundeling en vereenvoudiging van de uitvoeringsregelgeving (AMvB’s) van de Omgevingswet voortgezet. Daarnaast zullen in 2014 de 7e en 8e tranches Crisis- en herstelwet in werking treden.

MIRT en Gebiedsagenda's

Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) heeft zich als investeringsprogramma van het Rijk in het ruimtelijk domein ontwikkeld tot een staande structuur van overleg en besluitvorming over concrete projecten en programma's. De gebiedsagenda's vormen daarbij de samenwerkingsagenda van het Rijk en de decentrale overheden. Ze vormen een gemeenschappelijke basis voor de Bestuurlijke Overleggen (BO’s) MIRT die jaarlijks met de verschillende regio's plaatsvinden. Momenteel vindt de actualisatie van de gebiedsagenda's plaats. Deze actualisatie zal in het najaar van 2013 grotendeels worden afgerond.

In 2014 wordt samen met de regio’s de uitwerking ter hand genomen. Centraal staat daarbij het bedenken van zogenaamde adaptieve maatregelen: maatregelen die, ook qua fasering, zo veel mogelijk meebewegen met de maatschappelijke wensen en ontwikkelingen.

De ambities zoals vastgelegd in de SVIR moeten onder gewijzigde omstandigheden worden bereikt. De economische crisis en de hierdoor noodzakelijke bezuinigingen dwingen samen met zich wijzigende trends tot een nieuwe manier van werken. Onder de vlag van «vernieuwing van het MIRT» wordt daarom gewerkt aan een bredere definitie van de opgaven waarbij ook andere oplossingen dan aanleg van infrastructuur mogelijk zijn en nieuwe partijen in beeld komen. Aan het begin van het proces worden besluitvormingsmomenten over projecten gecreëerd, zodat partijen vroegtijdig afspraken kunnen maken over strategische keuzes en dilemma's. In 2014 wordt een eerste beeld gegeven van de vernieuwing van het MIRT en wordt een eerste set afspraken gemaakt met nieuwe partijen. Ook zullen enkele breder opgezette MIRT-onderzoeken worden afgerond, waarin bereikbaarheid, economie en leefomgeving in samenhang worden beschouwd. Deze onderzoeken hebben mogelijk een ander type uitkomst, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de aanleg van nieuwe infrastructuur.

De vernieuwing van het MIRT komt onder andere tot uitdrukking in een bereikbaarheidsagenda die in goede samenspraak met decentrale overheden wordt opgesteld. De investeringsruimte van het Rijk is beperkt en de bereikbaarheidsopgaven veranderen van karakter. Deze betreffen steeds vaker uitdagingen in hoogstedelijke gebieden waar de ruimte voor grootschalige uitbreiding van infrastructuur ontbreekt. Dit betekent dat IenM de beschikbare middelen daar moet investeren waar deze het grootste rendement opleveren, maar ook dat andere, slimme manieren moeten worden gevonden om de bereikbaarheid te vergroten, zowel voor personen- als voor goederenvervoer. De resultaten van het programma Beter Benutten tonen aan dat andere oplossingen mogelijk zijn. De concrete maatregelen die naar aanleiding van deze bredere, meer innovatieve benadering kunnen worden genomen, landen uiteindelijk in de uitvoeringsparagraaf van de Gebiedsagenda’s. De Minister en Staatssecretaris van IenM zullen de stand van zaken van de vernieuwing van het MIRT-proces na de BO’s MIRT in het najaar van 2013 aan de Tweede Kamer aanbieden.

Structuurvisie Ondergrond

Naast de bovengrondse opgaven, die via de SVIR worden opgepakt, werkt IenM ook aan de ruimtelijke opgaven van de ondergrond. Zo zal in 2014 de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) worden vastgesteld, die een duurzaam en efficiënt gebruik van de ondergrond als doel heeft. De belangrijkste thema’s die binnen STRONG aan de orde zijn, zijn mijnbouw en energievoorziening, beheer grondwatervoorraden, stedelijke ondergrond, landelijke ondergrond, en Noordzee, Waddenzee en kuststrook.

Beter Benutten

Het huidige programma Beter Benutten beoogt de files met 20% te verminderen op specifieke, drukke trajecten. De overheid en het bedrijfsleven maken hiervoor gezamenlijke afspraken. Er wordt samengewerkt aan de uitvoering van regionale maatwerkpakketten met onder meer gedragsbeïnvloeding, aanleg van spitsstroken en voorzieningen om aansluitingen te verbeteren tussen hoofd- en onderliggende wegen, tussen weg en OV en binnen het OV.

Na 2014 wordt het programma Beter Benutten voortgezet. Samen met medeoverheden en private partijen wordt de invulling van dit programma nu uitgewerkt.

Wegen

Wegenprojecten

In het licht van de omvangrijke bezuinigingen op het IF zijn in overleg met de betreffende regio's duidelijke keuzes gemaakt. Economisch rendement en de bijdrage van projecten aan de doelen van de SVIR zijn daarbij de afwegingscriteria geweest. Daarnaast is rekening gehouden met de opgaven uit de gebiedsagenda's, de samenhang met andere projecten, de financiële bijdragen van mede-overheden en de politiek-bestuurlijke context. De projecten die in het Regeerakkoord zijn benoemd en enkele andere projecten die de robuustheid van het wegennet verbeteren worden onverminderd doorgezet. Dit betreft de projecten Blankenburgverbinding, Ring Utrecht (A27), A13-A16 en ViA15. Voor het overige wordt slechts een beperkt aantal projecten geschrapt. Het grootste deel van het investeringsprogramma wordt doorgezet, de doorlooptijd van verkenning naar realisatie zal echter langer zijn.

Met betrekking tot het project Blankenburgverbinding zal de Minister van IenM in het najaar van 2013 een rijksstructuurvisie inclusief voorkeursbeslissing vaststellen. In 2014 vinden de onderzoeken plaats ter voorbereiding van het Ontwerp-Tracébesluit (OTB) dat voor 2015 gepland staat. Voor het project Ring Utrecht wordt eind 2013 een Voorkeursvariant vastgesteld. Begin 2014 volgt een MKBA, waarna de onderzoeken voor het OTB worden gestart. Het OTB zelf is voor 2016 gepland.

Verkeersveiligheid

Het aantal verkeersdoden is in 2012 gedaald tot 650. Vergeleken met 2006 is het aantal verkeersdoden afgenomen met bijna 20 procent. Om de doelstelling van maximaal 500 verkeersdoden in 2020 te realiseren voert het Kabinet, samen met de decentrale overheden en maatschappelijke partners het Strategisch Plan Verkeersveiligheid uit. Bijzondere aandacht wordt in de komende jaren gegeven aan fietsers en ouderen. In de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid zijn 23 aanvullende maatregelen genomen om de verkeersveiligheid van deze kwetsbare groep verkeersdeelnemers te verbeteren. Onder andere zullen de gemeenten nog in 2013 lokale fietsknelpunten in kaart brengen en een aanpak opstellen die zich richt op het oplossen ervan. Verder heeft het kabinet diverse onderzoeken uitgezet die naar verwachting in 2014 kunnen leiden tot nieuwe maatregelen om de fietsveiligheid te vergroten. Tot slot zal het wetsvoorstel voor het rijbewijs voor tractoren (T-rijbewijs) in 2014 worden afgerond.

Innovatie

Binnen haar innovatieprogramma werkt Rijkswaterstaat samen met bedrijven, onderzoeksinstituten en andere overheden op succesvolle wijze aan duurzame en efficiënte oplossingen. Met name op het gebied van duurzamer asfalt, stille voegovergangen en energie-zuinige verlichting zijn recentelijk successen behaald. De nieuwe innovatie-agenda van Rijkswaterstaat geeft hier de komende jaren een extra impuls aan.

Verkeersmanagement

Het aangekondigde actieprogramma «Beter geïnformeerd op weg» (kst 31 305 nr. 202) zet de koers uit voor investeringen in reisinformatie en verkeersmanagement. Het programma bestaat uit een routekaart en uitvoeringsagenda (2013–2023). Deze worden in samenwerking tussen bedrijfsleven en overheden ontwikkeld en komen in het najaar van 2013 beschikbaar. Prioriteit voor 2014 wordt het uitvoeren van enkele boegbeeldprojecten van de uitvoeringsagenda.

Spoor

De Lange Termijn Spooragenda (LTSA)6 bestaat uit een visie, ambitie en set van doelen om de regie en de sturing van het Ministerie op het spoor te verstevigen. Op basis hiervan werkt IenM met ProRail en vervoerders aan voorstellen om het spoor aantrekkelijker te maken voor personen- en goederenvervoer. Deze zullen in 2014 in de nieuwe vervoer- en nieuwe beheerconcessie worden verwerkt. De LTSA zal met alle betrokken partijen worden uitgewerkt in onder meer een zogenoemd verbeterd operationeel concept voor het spoor in 2013 dat de basis vormt voor de meerjarige verbeteraanpak waarmee in 2014 wordt gestart. Tevens worden de projecten en programma´s zodanig herijkt dat ze optimaal bijdragen aan de doelen van de LTSA. Afhankelijk van de uitkomsten en de mate waarin de doelen worden gerealiseerd kan dit leiden tot aanpassingen in de portfolio van projecten en programma’s in 2014.

Aanleg en beheer, onderhoud en vervanging

Bij de invulling van de bezuinigingen zijn realisatieprojecten en beheer en onderhoud ongemoeid gelaten. Het programma hoogfrequent spoor (PHS) en het Openbaar Vervoer op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad (OV SAAL) zijn mede door de bezuinigingen aangepast aan geactualiseerde inzichten in de groei van het goederen- en personenvervoer. Tevens zullen de maatregelen over een langere periode, tot 2028 in plaats van 2020, worden gerealiseerd. Het jaar 2014 staat voor PHS en OV SAAL in het teken van de realisatie van het Doorstroomstation Utrecht en de korte termijn maatregelen OV SAAL. Daarnaast vormt de besluitvorming naar aanleiding van de MER Meteren-Boxtel, inclusief de inpassing in Vught, een belangrijke mijlpaal.

Veiligheid

Met het oog op de gefaseerde invoering van het Europees spoorbeveligingssysteem (ERTMS) vanaf 2016 is in 2013 de Railmap ERTMS 1.07 gerealiseerd. Hiermee is de verkenningsfase gestart die in 2014 zal uitmonden in een voorkeursbeslissing van de Staatssecretaris van IenM. Ook wordt in 2014 de ERTMS pilot op het baanvak Amsterdam-Utrecht afgerond.

Daarnaast is een Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) gestart om het aantal incidenten bij spoorwegovergangen nog verder te verminderen. In samenwerking tussen Rijk en decentrale overheden wordt gezocht naar zowel maatwerkoplossingen per overweg als naar generieke maatregelen gericht op het spoorsysteem, het wegennet en op beïnvloeding van gedrag. De eerste verkenningen starten in 2014.

HSL Zuid / Fyra V250

Begin juni 2013 heeft de NS/HSA definitief besloten om te stoppen met het V250 Fyra-materieel en hun concessieverplichtingen niet met dit materieel in te vullen. In de tweede helft van 2013 doet NS/HSA samen met NMBS een alternatief voorstel om de reiziger verbindingen tussen Nederland en België te bieden. Over dit voorstel, met name de vraag of hiermee een volwaardig alternatief voor de reiziger wordt geboden, neemt het kabinet in het najaar van 2013 een standpunt in. Aan de hand hiervan wordt bezien welke consequenties hier eventueel uit voortvloeien voor 2014 en verder.

OV-chipkaart

In 2014 zal het gebruik van de OV-chipkaart verder toenemen. Het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB), het samenwerkingsplatform van overheden, OV-bedrijven en consumentenorganisaties, zal in 2014 onder meer toezien op de uitvoering van maatregelen naar aanleiding van het besluit enkelvoudig in- en uitchecken. De Staatssecretaris van IenM biedt het wetsontwerp rondom de OV-chipkaart naar verwachting eind 2013 aan de Tweede Kamer aan. De governance van het bedrijf TLS en het onderzoek naar de wenselijkheid om regels te stellen met betrekking tot producten en tarieven worden hierin meegenomen.

Luchtvaart

Voor de internationale concurrentiepositie van Nederland is de hub-functie van de mainport Schiphol van groot belang. Schiphol krijgt daarom de ruimte om te groeien binnen de kaders van de Luchtvaartnota8. Het gaat dan om selectieve ontwikkeling die is gericht op het mainportgebonden verkeer. Op de regionale luchthavens van nationale betekenis wordt capaciteit gecreëerd voor vliegverkeer dat niet per se aan Schiphol is gebonden. Hiervoor wordt vooral ruimte gezocht op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. Voor Eindhoven zijn de voorbereidingen voor vaststelling van het Luchthavenbesluit in volle gang. Ook voor Lelystad zijn de voorbereidingen intussen van start gegaan. Dat zal in 2014 leiden tot het in procedure brengen van dit Luchthavenbesluit. Voor de luchthavens van nationale betekenis stelt de regering luchthavenbesluiten vast. Voor de civiele luchthavens worden Commissies Regionaal Overleg (CRO’s) opgericht, waarbinnen overleg plaats vindt tussen de luchtvaartsector en de directe omgeving over het gebruik van de luchthaven. Op deze manier wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de belangen van alle betrokkenen.

Het advies van de Commissie Shared Vision heeft er voor gezorgd dat over belangrijke discussiepunten met betrekking tot de investeringsplannen en tariefontwikkeling van Schiphol duidelijkheid is gekomen. Op basis van dit advies wordt de herziening van de tariefregulering verder ter hand genomen met de ontwikkeling van voorstellen voor aanpassing van wet- en regelgeving. Daarbij wordt ook het publieke belang van netwerkkwaliteit wettelijk verankerd.

Naar aanleiding van het experiment met het nieuwe normen- en handhavingsstelsel op Schiphol worden in 2014 aanpassing van wet- en regelgeving afgerond. Aan de hand van de Beleidsagenda Luchtruimvisie9 werken Rijk en luchtverkeersdienstverleners aan het realiseren van een goede luchtzijdige bereikbaarheid van de Nederlandse luchthavens. In het kader van veiligheid in de luchtvaart wordt de Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid (2011–2015)10 verder uitgevoerd: nationale regels worden vervangen door Europese regels en het risico van vogelaanvaringen wordt verder beperkt. Ook wordt het herziene State Safety Program vastgesteld.

Internationaal wordt onder andere ingezet op mondiale maatregelen om de uitstoot van CO2 terug te dringen en om het level playing field voor de luchtvaart te borgen. Verder zal Nederland in internationaal verband bijdragen aan effectieve en proportionele passagiersrechten.

Maritiem beleid

In het kader van het project Mainportontwikkeling Rotterdam zullen vanaf 2014 de eerste terminals op de Tweede Maasvlakte in gebruik worden genomen en wordt verder gewerkt aan de realisatie van 750 ha natuur- en recreatiegebied. Ook worden diverse leefbaarheidsprojecten in Rotterdam opgeleverd. In de totstandkoming van infrastructurele projecten rond de mainport worden verdere stappen gezet, in het bijzonder met het oog op de Nieuwe Westelijke Oeververbinding.

IenM wil het gebruik van goederenvervoer over water bevorderen. Daarover worden in het programma Beter Benutten afspraken gemaakt met mede-overheden en het bedrijfsleven. Een verhoging van de betrouwbaarheid en de beladingsgraad en het terugdringen van wacht- en verblijftijden in zeehavens moeten ervoor zorgen dat de positie van de binnenvaart in de logistieke keten wordt versterkt. Door modernisering van regelgeving en voorschriften wordt de veiligheid van de binnenvaart vergroot en wordt de regeldruk voor het bedrijfsleven verminderd. Om de milieuprestaties van de binnenvaart te verhogen wordt de introductie van LNG (liquefied natural gas) als scheepsbrandstof bevorderd. IenM zal in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in 2014 voorstellen op tafel leggen om varen op LNG structureel mogelijk te maken. Daarbij wordt aangesloten bij mondiale regelgeving voor LNG als brandstof voor zeeschepen, die binnenkort binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) wordt afgerond.

Topsector Logistiek

Overheid, bedrijfsleven en wetenschap werken binnen de topsector logistiek samen met als doel Nederland in 2020 op dit gebied een internationale toppositie te laten bekleden. In dit verband worden in 2014 onder andere de acties Neutraal Logistiek Informatie Platform (NLIP), het kernnet en synchromodaal transport verder doorgevoerd. Bij synchromodaal transport geeft de opdrachtgever voor vervoer de beslissing over de te gebruiken modaliteit in handen van de logistieke dienstverlener. Dit geeft de dienstverlener de ruimte om transportzendingen te bundelen en daarmee duurzamer te vervoeren. Het Rijk faciliteert het logistieke bedrijfsleven bij de buitenlandpromotie met economische diplomatie. De acties van de topsector logistiek dragen, mede in het licht van de op te stellen bereikbaarheidsagenda, bij aan de beleidsdoelen bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en versterking van de concurrentiekracht. Het beleid voor de topsector logistiek is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministeries van IenM en EZ.

Leefomgeving en milieu

IenM zal zich ook in 2014 blijven inzetten voor een schoon, duurzaam en klimaatbestendig Nederland.

Een concurrerende en circulaire economie gaan daarbij hand in hand. Dat vertaalt zich in onderstaande doelstellingen waarvoor oplossingen moeten worden gevonden op zowel nationaal als internationaal niveau. Tevens zal uitvoering worden gegeven aan de Modernisering Milieubeleid 5.0 (MMB), waarvoor in het najaar van 2013 een voorstel naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Groene groei

Het kabinet heeft zijn ambities voor een sterke, duurzame economie uiteengezet in de brief Groene Groei van 28 maart 201311. Het kabinetsbeleid steunt op vier pijlers: slimme inzet van marktprikkels, herziening van wet- en regelgeving, innovatie en de overheid als netwerkpartner. Een internationale aanpak, waarbij Nederland gezamenlijk optrekt met andere lidstaten binnen de EU, is essentieel om de gestelde doelen te bereiken en om het internationale gelijke speelveld te borgen. De Minister en Staatssecretaris van IenM hebben binnen het kabinet het voortouw op de specifieke domeinen Mobiliteit, Van Afval Naar Grondstof, Klimaat en Water. Veiligheid en leefomgevingskwaliteit blijven uiteraard belangrijke aandachtspunten. In 2014 staat daarbij de modernisering van het milieubeleid centraal.

Klimaat en energie

Het uitgangspunt van het kabinet is dat de risico’s van gevaarlijke klimaatverandering als gevolg van menselijk handelen tot een acceptabel niveau moeten worden beperkt. Mondiaal, in de EU en nationaal worden afspraken voorbereid voor effectief klimaatbeleid na 2020. Daarbij wordt uitgegaan van de samenhangende visie en beleid op terrein van zowel aanpassen aan onvermijdbare veranderingen (adaptatie) en zoveel mogelijk voorkomen van klimaatverandering (mitigatie). Dit ambitieuze en breed gedragen klimaatbeleid wordt uitgewerkt in de Klimaatagenda die begin oktober aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Hierbij is ook het onder auspiciën van de SER gesloten Energieakkoord voor Duurzame Groei, dat een krachtige impuls wil geven aan de economie en het mogelijk wil maken om grote stappen te zetten richting een energievoorziening die in 2050 volledig klimaatneutraal is, van groot belang.

Duurzame mobiliteit

De Europese Commissie schetst een perspectief voor de sector verkeer en vervoer om in 2050 60 procent minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Dit ziet IenM als een stip op de horizon. De komende jaren worden samen met de sector voorbereidingen getroffen om de uitdagende doelen voor de sector vanaf 2020 te kunnen halen.

De inzet is in de eerste plaats gericht op het nastreven van steeds scherpere CO2-emissienormen in Europees verband. Daarnaast moet nationaal beleid de introductie van alternatieve energiebronnen (zoals elektrisch en waterstof) in mobiliteit en transport ondersteunen, onder meer door tijdig te zorgen voor de benodigde tank- en oplaadinfrastructuur. Verder zet de overheid met de partners in op het ontwikkelen van een duurzame brandstoffenmix voor de verschillende modaliteiten. Via Green Deals en het Topsectoren- en innovatiebeleid wil het kabinet kansen op groene groei voor het Nederlandse bedrijfsleven verzilveren. Van belang is ook om een gedragsverandering te realiseren om te komen tot meer duurzame vormen van mobiliteit. Daarbij zet het kabinet onder andere in op programma’s om (in regionaal verband) het zakelijk en woon-werkverkeer te beperken en de beladingsgraad en efficiency van het goederenvervoer te verhogen. Eveneens zal het kabinet de komende tijd het voortouw nemen bij beleidsmaatregelen en in overleg met de partners, uitvoering en verdere uitwerking geven aan de afspraken uit het SER-Energieakkoord.

Ruimte voor duurzame energie

De energietransitie die Nederland doormaakt vereist een goede ruimtelijke inpassing. Voor 2020 en 2050 zijn forse doelen ten aanzien van duurzame energie gesteld. Het Ministerie van Economische Zaken is het coördinerende departement voor het behalen van die doelen,

IenM levert een bijdrage aan deze doelstellingen, onder andere met het project Ruimte voor duurzame energie. Doel is hierbij een zo optimaal mogelijke ruimtelijke inpassing van de opwekking, de opslag en het transport van duurzame energie. Vanuit dit perspectief wordt inbreng geleverd voor de MIRT-processen, de evaluatie van de Structuurvisie Elektriciteitsvoorziening (SEV 3) en de Structuurvisie Ondergrond (STRONG). Centraal staat samenwerking met gemeenten en provincies met het oog op het verwerken van de doelstellingen voor duurzame energie in hun regionale structuurvisies. De Structuurvisie Wind op Land wordt nog in 2013 vastgesteld. Op basis hiervan zijn afspraken gemaakt met de provincies. Dit zal vanaf 2014 ook gebeuren voor andere vormen van duurzame energie.

Van Afval Naar Grondstof

De groei van de wereldbevolking en de toenemende welvaart leiden tot een toename van het materiaalgebruik. Om in deze behoefte te voorzien is optimale en duurzame inzet van de beschikbare hulpbronnen noodzakelijk, ook om op de langere termijn onze voorzieningszekerheid veilig te stellen. De uitdaging is om te groeien door te vergroenen. Hiervoor moet een transitie plaatsvinden naar een circulaire economie waarin het ontstaan van afval en emissies wordt voorkomen. Met het programma Van Afval Naar Grondstof werkt IenM in 2014 aan versnelling van deze transitie. Samen met andere departementen, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden kansrijke ontwikkelingen die bijdragen aan een circulaire economie in beeld gebracht en gestimuleerd. Ook de uitvoering van het bestaande beleid rond afval en ketens richt zich op deze transitie.

In 2014 presenteren de Staatssecretaris van IenM en betrokken partijen een ketenaanpak kunststof gericht op het verhogen van de waarde van gerecycled kunststof en het verminderen van de bijdrage van kunststofafval aan de plastic soep in de wereldzeeën. In samenwerking met gemeenten wordt gewerkt aan verhoging van de recycling van huishoudelijk afval. In samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven worden nieuwe technologieën en circulaire systemen ontwikkeld voor onder meer metalen en kunststoffen.

Bij de herziening van het Europese afvalbeleid is de Nederlandse inzet gericht op het aansporen van achterblijvende lidstaten om stappen te zetten naar een meer circulaire economie.

Veiligheid Leefomgeving

De samenleving ervaart het huidige beleid inzake externe veiligheid als complex en ondoorzichtig, terwijl het gaat over de belangrijke vraag hoe veilig de directe woon- en leefomgeving van de burger eigenlijk is. Het externe-veiligheidsbeleid krijgt een plek in de nieuwe Omgevingswet en zal daartoe in 2014 worden gemoderniseerd zodat het past bij de uitgangspunten van de Omgevingswet. Doel is om het beleid transparanter, eenvoudiger en robuuster te maken. Het zogenoemde groepsrisico zal daarbij worden ingebed in het besluitvormingsproces over ruimtelijke ordening.

De modernisering en verbetering van vergunningverlening, toezicht en handhaving is al in gang gezet. De 28 Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) zijn in 2013 van start gegaan als uitvoerder van de milieutaken op dit gebied voor gemeenten en provincies. Zes van de RUD’s zijn zogenoemde «BRZO-RUD’s» die zich specifiek richten op de meest risicovolle bedrijven (die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen, BRZO). Het functioneren van de RUD’s wordt nauwlettend gevolgd en geëvalueerd. Eind 2014 zal het evaluatierapport aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Op het gebied van nanotechnologie spant Nederland zich in 2014 in om nanomaterialen op zodanige wijze op Europees niveau te reguleren dat er meer informatie beschikbaar komt over productie en eventuele risico’s, onder meer via de Europese verordening ten aanzien van stoffen (REACH). Daarnaast zal in Europees verband discussie worden gevoerd over de wijze waarop bij de beoordeling van stoffen rekening kan worden gehouden met gecombineerde blootstelling aan verschillende stoffen. Nationaal ligt de focus van het stoffenbeleid op de verdere implementatie van Europese regelgeving.

Het landelijk asbestvolgsysteem zal in 2014 alle betrokken ketenpartijen van de nodige informatie voorzien. Een deel van de informatie uit dit systeem zal ook zichtbaar worden gemaakt op de Atlas Leefomgeving.

Waterbeleid

Nederland staat de komende jaren voor grote wateropgaven, die we op een duurzame manier willen oplossen. Op de korte en langere termijn zijn omvangrijke investeringen vereist voor de veiligheid tegen overstromingen, voor een goede zoetwatervoorziening en voor het verbeteren van de waterkwaliteit conform de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het kabinet zet in op de zorg voor waterbeheer en waterkwaliteit als essentiële overheidstaak. In 2014 volgt een voorstel van de Deltacommissaris voor de deltabeslissingen op het terrein van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In de jaren 2014–2017 zal het grootste deel van de huidige uitvoeringsprogramma’s voor waterveiligheid worden afgerond en zal het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma starten met de eerste verkenningen. Daarnaast zal met de decentrale overheden worden gewerkt aan de implementatie van de huidige KRW-maatregelen en aan de actualisatie van de stroomgebiedbeheersplannen.

Waterveiligheid

Doel van het waterveiligheidsbeleid is een duurzame beheersing van overstromingsrisico’s op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Het beleid wordt op dit moment gemoderniseerd. Nieuwe technische inzichten maken het mogelijk maatwerk te leveren. Hierbij worden zowel de kans op een overstroming als de eventuele gevolgen daarvan in de overweging betrokken. Hiervoor wordt vanaf 2014 een toetsinstrumentarium ontwikkeld. Drie principes zijn leidend bij de nieuwe benadering. Dit is ten eerste de basisveiligheid: de kans om te overlijden als gevolg van een overstroming wordt voor iedereen achter een dijk 1 op 100.000, ofwel: 0,001%. Ten tweede investeren we extra in gebieden met een risico op veel slachtoffers en grote economische schade, gebieden dus waar de maatschappelijke ontwrichting na een overstroming het grootst zou zijn. Ten derde wordt uitval van vitale infrastructuur en kwetsbare functies zoveel mogelijk voorkomen. Hieronder vallen onder meer nutsvoorzieningen en ziekenhuizen. De veiligheid wordt daarbij opgebouwd uit drie lagen («meerlaagsveiligheid»): preventie, duurzame ruimtelijke inrichting en goede rampenbeheersing. Voor de actualisatie van het waterveiligheidsbeleid zal de Deltacommissaris in 2014 op basis van de voorstellen uit de gebiedsgerichte deelprogramma’s een voorstel formuleren voor de deltabeslissingen waterveiligheid en ruimtelijke adaptatie. Hij zal die onderbouwen met slachtofferrisico’s en een maatschappelijke kosten batenanalyse. Daarbij worden ook de mogelijkheden voor meerlaagsveiligheid meegenomen. Het voorstel van de Deltacommissaris zal zo snel mogelijk worden gevolgd door een kabinetsbesluit. De Deltabeslissingen zullen richtinggevend zijn voor het waterveiligheidsbeleid in de komende decennia.

Het programma Ruimte voor de Rivier wordt voortgezet. Met dit programma brengen we het veiligheidsniveau langs de Rijntakken en het benedenstroomse deel van de Maas op peil en en versterken we de ruimtelijke kwaliteit. In 2014 worden de laatste aanbestedingen afgerond. In de periode tot 2017 zal het grootste deel van het programma zijn opgeleverd. Het programma Maaswerken, ten behoeve van vergroting van de waterveiligheid in het Maasdal in combinatie met natuurontwikkeling en grindwinning, wordt eveneens voortgezet. De ruim 50 projecten onder dit programma zijn in uitvoering of reeds opgeleverd. Enkele projecten zullen in 2014 worden afgerond; het grootste deel in de jaren 2015–2017. In het kader van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) zullen nog in 2013 alle resterende voorkeursalternatieven worden vastgesteld en de verwachting is dat eind 2014 het overgrote deel van de projecten zal zijn beschikt. In 2014 beginnen de eerste verkenningen in het kader van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Zoet water

In 2014 is daarnaast een advies van de Deltacommissaris voor de deltabeslissing zoetwater voorzien. Bij de vertaling daarvan in een uitvoeringsprogramma komen zowel de strategische keuzes over de doelen en het voorzieningenniveau aan de orde, als de concrete planvorming van maatregelen die tot 2028 zullen worden genomen. Hierbij zal afstemming en synergie worden gezocht met andere trajecten zoals de Kaderrichtlijn Water, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, het MIRT en de komende generatie waterbeheerprogramma’s.

Waterkwaliteit

IenM streeft een goede kwalitatieve toestand van het water na. Schoon water en gezonde ecosystemen staan aan de basis van duurzaam watergebruik. Daarbij wordt gestreefd naar een kosteneffectieve aanpak door goede afstemming met andere overheden en andere beleidsopgaven. IenM voert daartoe in 2014 en 2015 de inrichtingsmaatregelen in het hoofdwatersysteem uit, conform de stroomgebiedbeheerplannen van 200912. Hiermee wordt voldaan aan Europese verplichtingen (de Kaderrichtlijn Water). In 2014 wordt de besluitvorming met betrekking tot waterkwaliteit voorbereid en worden ontwerpplannen opgesteld. In 2015 zullen de doelen voor de waterkwaliteit en de benodigde maatregelen bestuurlijk worden vastgesteld in de tweede generatie stroomgebiedbeheersplannen. Hierbij vindt afstemming plaats met decentrale overheden en maatschappelijke organisaties. Vooral de agrarische sector krijgt een belangrijke verantwoordelijkheid door samen met de overheden invulling te geven aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

Topsector Water

Binnen de Topsector Water werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden samen aan de verdubbeling van de toegevoegde waarde van de watersector in 2020. Daarmee draagt de watersector bij aan de concurrentiekracht van Nederland.

In de zomer van 2013 zijn de innovatiecontracten binnen de «gouden driehoek» van bedrijfsleven kennisinstellingen en overheden geactualiseerd. Hierbij wordt, samen met EZ, nadrukkelijk de samenwerking gezocht met andere sectoren zoals landbouw, energie en ICT. IenM stimuleert innovaties in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het Deltaprogramma.

De verdubbeling van de toegevoegde waarde zal voor een belangrijk deel in het buitenland moeten worden gerealiseerd. Economische diplomatie en ontwikkelingssamenwerking maken om die reden deel uit van de aanpak. De Minister van IenM zal in dit verband ook in het komende jaar diverse internationale activiteiten ondernemen. Daarnaast is Partners voor Water een belangrijk instrument bij het realiseren van de mondiale ambities. Door de krachten te bundelen en daarmee de internationale economische positie van de Nederlandse watersector te verbeteren, draagt dit programma tevens bij aan de oplossingen voor de wereldproblematiek op dit gebied. Het programma loopt tot en met 2015. In de internationale aanpak vervult de sector zelf een actieve rol.

Planning beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

planning

Artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

11 Waterkwantiteit

   

X

       

12 Waterkwaliteit

     

X

     

13 Ruimtelijke ontwikkeling (SVIR)

   

X

       

14 Wegen en verkeersveiligheid (Leefomgeving)

X

           

14 Wegen en verkeersveiligheid

         

X

 

15 Openbaar vervoer

   

X

       

16 Spoor

           

X

17 Luchtvaart GIS

 

X

         

17 Luchtvaart overig

         

X

 

18 Scheepvaart en havens (Zeehavens)

X

           

18 Scheepvaart en havens

         

X

 

19 Klimaat

           

X

20 Lucht

         

X

 

20 Geluid

     

X

     

21 Duurzaamheid

     

X

     

22 Externe veiligheid en risico’s

(Besluit externe veiligheid inrichtingen)

 

X

         

22 Externe veiligheid en risico’s

(overig)

           

X

23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

           

X

24 Handhaving en toezicht

           

X

25 Brede doeluitkering1

             

26 Bijdrage investeringsfondsen1

             
X Noot
1

In samenhang met Beleidsartikelen

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2013 aan (bedragen x € 1.000). Een volledig overzicht van de mutaties staat in het verdiepingshoofdstuk.

   

art.

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Stand ontwerpbegroting 2013

 

9.910.497

10.598.501

9.591.972

9.941.454

9.835.143

9.447.712

 

Nota's van wijziging

 

75.000

         
 

Mutaties 1e suppletoire wet 2013

 

21.646

– 165.526

– 160.922

– 198.391

– 252.795

– 273.540

 

Belangrijke mutaties Hoofdstuk XII

 

– 76.959

– 179.206

– 217.890

– 485.858

75.473

– 2.556

 

Kader relevante mutaties

             

1

DBFM-contract

26

– 72.943

– 121.692

– 159.783

– 425.728

137.326

57.122

2

Middelenoverboeking van RVOB

26

 

– 35.700

– 35.700

– 35.700

– 35.700

– 35.700

3

Bijdrage IenM aan bezuiniging op de collectieve sector uit het maatregelpakket van € 6 miljard

99

 

– 18.300

– 18.300

– 18.300

– 18.300

– 18.300

4

Veiligheid en Risico's

22

11.500

         

5

EU project NANoREG

22

4.762

2.369

2.369

500

   

6

Masterplannen Bonaire

17

2.440

         

7

Onderzoeken PBL

97

3.600

2.000

1.500

1.500

1.500

1.500

8

Dienstverlening apparaat

98

13.260

9

Overboekingen van en naar andere Ministeries (netto)

div. (m.n. 13, 26 en 98)

– 47.281

– 7.883

– 7.976

– 8.130

– 9.353

– 7.308

 

Overige mutaties

div.

3.247

       

130

 

           

 

Niet-kader relevante mutaties

           

10

Financiering KRW

12

     

33.000

33.000

34.917

11

Financiering Haringvliet

12

– 27.575

– 2

– 35

 

– 7.221

– 133

12

Subsidieregeling Euro-VI, ERTMS en Beter Benutten

16 en 20

7.500

   

2.769

4.980

13

BDU: Roodeschool, dekking BDU en Bijdrage Arnhem-Emmerich-Dusseldorf

25

 

5.400

 

10.762

 

14

Netto mutaties op artikel 26 Investeringsfondsen

26

20.066

– 4.995

238

– 44.267

– 28.391

– 33.955

15

Eenvoudig Beter

13

4.500

10.328

10.056

     

16

Caribisch Nederland: Luchthavens en maritieme incidentenorganisatie

17 en 26

3.380

12.440

14.855

100

   

16

Caribisch Nederland: Luchthavens en maritieme incidentenorganisatie

div. (m.n. 13, 14, 19, 20 en 22)

– 3.380

– 12.440

– 14.855

– 100

   

17

Herprioritering Asbest

22

     

– 14.000

– 9.000

 

18

Sanering Ketelmeer (vertraging)

12

 

– 10.618

– 776

6.926

4.468

 

19

Beter Benutten (vertraging)

14

– 1.938

– 2.682

2.409

2.211

   

20

GIS (kasritme)

17

330

1.595

– 12.117

5.799

4.522

– 129

 

Overige mutaties

div.

– 2.883

974

225

– 3.200

– 2.358

– 700

 

Stand ontwerpbegroting 2014

9.925.728

10.253.769

9.213.160

9.257.205

9.657.821

9.171.616

Ad 1. Dit betreft de omzetting van de reeksen A1/A6 SAA en N33 Assen-Zuidbroek.

Ad 2. De inkomsten die voorheen taakstellend in de begroting stonden t.b.v. Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), worden overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop RWS het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. Extra opbrengsten die IenM (RWS) weet te realiseren bovenop dit bedrag kunnen door IenM (RWS) ingezet worden. De middelenoverboeking van RVOB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 35,7 miljoen per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij opbrengst derden in de staat van baten en lasten en is als volgt opgebouwd: € 19,5 miljoen structurele ontvangsten uit de pacht van «benzinestations, € 11,5 miljoen structurele ontvangsten uit de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en € 4,7 miljoen structurele ontvangsten uit incidentele verkoop van RWS areaal. De bijdrage van de Begroting hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds alsmede de reeks «Bijdrage aan agentschappen» «overige netwerkoverstijgende kosten» op Infrastructuurfonds artikel 18.08 worden overeenkomstig verlaagd met € 35,7 miljoen.

Ad 3. IenM draagt vanaf 2014 structureel € 18,3 miljoen bij aan de bezuiniging op de collectieve sector uit het maatregelpakket van € 6 miljard waartoe in augustus 2013 is besloten. Voorlopig is deze korting van de IenM begroting op artikel 99 Nominaal en onvoorzien verwerkt. Bij Voorjaarsnota 2014 zal deze korting op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII en de productartikelen van de fondsen worden verwerkt.

Ad 4. Op dit artikel worden de beschikbare middelen bij 2013 aangevuld om te kunnen voldoen aan lopende verplichtingen inzake het thema Veiligheid en Risico’s.

Ad 5. Ten behoeve van het EU-project NANoREG (A common European approach to the regulatory testing of nanomaterials) worden uitgaven gedaan aan 60 contractpartners. De uitvoering van dit project is ondergebracht bij het projectbureau NANoREG. Het RIVM ondersteunt en faciliteert hierbij. Deze uitgaven worden mogelijk gemaakt door een ontvangst van de Europese Unie.

Ad 6. In het kader van activiteiten voor Caribisch Nederland wordt het restantbudget van het project baanrenovatie fase 1 Bonaire overgedragen door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan het Directoraat Generaal Bereikbaarheid (DGB). Met deze gelden worden de voorbereidingskosten van de uitvoering van de masterplannen bekostigd.

Ad 7. Het budget voor onderzoeken voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) wordt verhoogd als gevolg van bijdragen van derden.

Ad 8. Ontvangsten van derden ter vergoeding van bedrijfsvoeringsdiensten worden aan artikel 98 «Aparaatsuitgaven kerndepartement» toegevoegd.

Ad 9. Dit betreft een aantal overboekingen naar andere Ministeries. Hieronder vallen een overboeking van € 26,5 miljoen naar de begroting van EZ ten behoeve van de afronding ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied), een bijdrage van ruim € 8 miljoen aan het Provinciefonds voor de proceskosten Ooijen Wanssum en een structurele teruggave van circa € 6 miljoen aan ICT-middelen die in 2009 waren overgeboekt. De resterende overboekingen betreffen (onder andere) een overboeking van € 1 miljoen structureel naar het Ministerie van EZ ten behoeve van de huisvesting van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) en een structurele bijdrage aan BZK van circa € 0,8 miljoen in het kader van Burgerbrievenafhandeling.

Ad 10. In het regeerakkoord is een korting doorgevoerd op de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW). Desondanks blijft IenM de doelen van de Europese richtlijn onderschrijven.

In lijn met de brief van 20 juni 2013 (Kamerstukken II, 2012/2013, 27 625, nr. 292) over Waterbeleid wordt een begrotingsvoorstel gedaan waarbij voor deze ambitie op het gebied van de KRW middelen in de komende begrotingsperiode worden vrijgemaakt.

In dit kader wordt de resterende programmaruimte op artikel 18.11 van het Infrastructuurfonds (€ 100 mln) overgeboekt naar de begroting van HXII. Een daarvoor benodigde kasschuif wordt via het Deltafonds aangebracht.

Ad 11. De middelen uit de Begroting hoofdstuk XII met betrekking tot het project Haringvliet de Kier (waterkwaliteit, inclusief KRW) worden overgeboekt naar het Deltafonds, zodat uitvoering van dit integrale project, waarvan het zwaartepunt bij zoetwater ligt, uit één bron kan plaatsvinden.

Ad 12. De verlenging van de subsidieregeling Euro-VI (€ 5 miljoen in 2013), het European Rail Traffic Management System (ERTMS; € 2,5 miljoen in 2013) en het in stand houden van het projecttotaal Beter Benutten (circa € 8 miljoen in 2016 en 2017) worden uit het Infrastructuurfonds gefinancierd en de middelen worden overgeboekt naar de Begroting hoofdstuk XII waar de betaling plaatsvindt.

Ad 13. Uit de Brede Doeluitkering (BDU) worden onder meer de verlenging van de spoorlijn van Roodeschool naar Eemshaven en de bijdrage Arnhem-Emmerich-Dusseldorf betaald. Deze bijdragen en de indexatie van de BDU worden uit het Infrastructuurfonds gefinancierd.

Ad 14. Alle overboekingen tussen de Begroting hoofdstuk XII en de IenM-fondsen (Infrastructuurfonds en Deltafonds) lopen via artikel 26 «Voeding Investeringsfondsen». De voornaamste overboekingen van of naar beleidsartikelen op hoofdstuk XII uit of naar de Investeringsfondsen zijn de posten 10 tot en met 13.

Ad 15. Het betreft middelen voor de kosten van studie, implementatie en uitvoering van Eenvoudig Beter en de Digitale Agenda. Daarnaast betreft het kosten voor de ombouw van de huidige systemen WABO (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en RO online (Ruimtelijke ontwikkeling online) om deze efficiënter en beheersbaar te krijgen en geschikt te maken voor een verdere uitbouw ten behoeve van de nieuwe Omgevingswet.

Ad 16. Deze mutatie betreft enerzijds het vrijmaken van middelen ter financiering van maritieme- en luchtvaartactiviteiten in Caribisch Nederland en anderzijds de toevoeging van deze gelden aan de artikelen 17 en 26.

Ad 17. Een gedeelte van de middelen voor asbest wordt IenM breed ingezet om de begroting sluitend te maken.

Ad 18. Saneringsprojecten op artikel 12 «Waterkwaliteit» worden vertraagd.

Ad 19. De aanpassing van het kasritme van het budget voor opdrachten Beter Benutten is noodzakelijk in verband met de verlenging van de projectduur.

Ad 20. Het kasritme van het project GIS (Geluidsisolatie Schiphol) wordt in lijn gebracht met de huidige prognose van de voortgang van de werkzaamheden.

2.2 De Beleidsartikelen

Beleidsartikel 11: Waterkwantiteit

Algemene Doelstelling

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft en over voldoende zoetwater beschikt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de Begroting hoofdstzuk XII artikel 26.02wordt een bijdrage gedaan aan het Deltafonds. Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1) en zoetwatervoorziening (artikel 2) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwantiteit:

  • Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en rivierengebied volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn op het niveau van 2001 (basiskustlijn).

  • Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen ten behoeve van waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

  • Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken (waterveiligheid).

  • Het (doen) uitvoeren van beheer en onderhoud (waterveiligheid, waterkwantiteit).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

De rol «regisseren» heeft op dit artikel ook betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening en innovatie:

  • Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en daarvoor het hoofdwatersysteem zo te beheren dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Hoofdstuk 4 «Waterbeleid in thema’s») en het Programma Rijkswateren 2010–2015 (waterkwantiteit).

  • Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote rijkswateren. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Hoofdstuk 3 «Samenwerken aan realisatie van het waterbeleid» en Hoofdstuk 5 «Waterbeleid in gebieden»), het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010–2015 en het Programma Rijkswateren 2010–2015.

  • Het beleid op de topsector Water is gericht op het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse watersector. Het gaat onder meer om het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies en het ontvangen van buitenlandse delegaties (innovatie).

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Onderstaande kengetallen geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006 en 2011. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. In 2017 start de volgende toetsronde. Over de resultaten van deze toetsing wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen. Een van de deltabeslissingen die momenteel door de Deltacommissaris worden voorbereid gaat over de normering. Zie voor meer informatie hierover onder Beleidswijzigingen.

Dijken en duinen (in kilometers)

Dijken en duinen (in kilometers)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Ongeveer 60 procent van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen mln mensen en wordt 70 procent van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400, nr. 19).

Ten behoeve van een goede verdeling van water wordt peilbeheer op het hoofdwatersysteem toegepast. Hiervoor dienen de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/ Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau te worden gehouden. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te beïnvloeden.

   

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

Indicator

Eenheid

20121

2013

2014

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

%

n.v.t.

90%

90%

X Noot
1

Deze indicator wordt gebruikt vanaf 2013. Hierdoor zijn geen oudere realisaties beschikbaar.

Over de voortgang van het integraal waterbeleid ten behoeve van de grote rijkswateren wordt jaarlijks gerapporteerd in Water in Beeld. Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de Waterschapsspiegel.

Beleidswijzigingen

In 2014 legt de Deltacommissaris voorstellen voor «deltabeslissingen» voor aan het kabinet. De deltabeslissingen omvatten de hoofdkeuzes voor waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en zoetwatervoorziening en zijn daarmee structurerend voor de aanpak van de opgaven in onder andere het IJsselmeergebied en de Rijn-Maasdelta en bepalend voor de uit te voeren maatregelen. Meer informatie over de stand van zaken van de deltabeslissingen is te vinden in het Deltaprogramma 2014.

In het Bestuursakkoord Water is de afspraak opgenomen om eind 2013 de voortgang van het bestuursakkoord te evalueren. De resultaten hiervan zullen in 2014 bekend worden. Hieruit zal onder meer moeten blijken of de uitvoering van maatregelen volgens verwachting verloopt en of beoogde doelmatigheidswinst gehaald gaat worden.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Waterkwantiteit (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

44.019

45.281

34.814

29.305

38.467

39.356

39.400

Uitgaven:

36.161

46.966

39.731

38.756

38.522

39.411

39.400

Waarvan juridisch verplicht

   

85%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

31.672

39.955

34.564

33.921

33.330

33.721

31.714

11.01.01

Opdrachten

2.115

3.466

2.436

3.716

3.845

4.017

4.229

11.01.02

Subsidies

10.354

14.386

10.712

9.506

8.886

9.105

8.886

 

– Partners voor Water (HGIS)

9.136

13.499

10.500

9.506

8.886

8.886

8.886

 

– Overige subsidies

1.218

887

212

0

0

219

0

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

19.203

20.103

19.416

18.699

18.599

18.599

18.599

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

 

713

473

400

400

400

400

 

– waarvan bijdrage aan RWS

19.203

19.390

18.943

18.299

18.199

18.199

18.199

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

11.02

Waterveiligheid

2.591

3.657

2.860

2.451

2.828

2.826

4.825

11.02.01

Opdrachten

2.591

3.657

2.860

2.451

2.828

2.826

4.825

11.03

Grote oppervlaktewateren

1.898

3.354

2.307

2.384

2.364

2.864

2.861

11.03.01

Opdrachten

1.898

3.354

1.992

2.063

2.037

2.530

2.516

11.03.05

Bijdrage aan internationale organisaties

   

315

321

327

334

345

 

Ontvangsten

75

50

30

       

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

686.025

649.225

705.434

540.609

425.763

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

141.865

220.003

181.110

180.365

171.478

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

827.890

869.228

886.544

720.974

597.241

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

673.058

762.726

749.351

530.078

332.884

1.02

Overige aanlegprojecten

147.835

104.389

135.688

190.546

263.407

1.03

Studiekosten

6.997

2.113

1.505

350

950

Extracomptabele verwijzing naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

3.863

16.003

46.808

23.869

2.195

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

3.863

16.003

46.808

23.869

2.195

waarvan

         

2.02

Ov.waterinvest.zoetwatervoorz.

1.203

15.962

46.808

23.869

2.195

2.03

Studiekosten

2.660

41

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

176.257

205.602

212.041

162.807

152.620

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

         

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

176.257

205.602

212.041

162.807

152.620

waarvan

         

3.01

Watermanagement

11.142

11.478

10.713

10.713

10.713

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

165.115

194.124

201.328

152.094

141.907

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW) en de uitvoering van activiteiten in het kader van het Nationaal Waterplan (NWP). De uitgaven voor de subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), de bijdrage aan medeoverheden voor de tijdelijke subsidieregeling kwijtschelding door waterschappen en de agentschapsbijdragen aan RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdrage aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de uitfinanciering van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan.

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten is deels juridisch verplicht. Dit heeft onder andere betrekking op de structurele financiering van de contributies voor de uitvoering van de Scheldeverdragen en de uitfinanciering van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan.

Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van algemeen waterbeleid, veiligheid en grote oppervlaktewateren.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

Het in mei 2011 getekende Bestuursakkoord Water (Kamerstukken II 2010–2011, 27 625, nr. 204) wordt momenteel uitgevoerd. Daarbij is voor onderdelen beleidsonderzoek noodzakelijk. De opdrachten hiervoor betreffen bijvoorbeeld de monitoring van de doelmatigheidswinst.

Het huidige Nationaal Waterplan loopt tot 2016. Conform het Bestuursakkoord Water is de ambitie dat het nationale waterbeleid onderdeel wordt van de nationale omgevingsvisie conform het ontwerp van de Omgevingswet. De inhoudelijke voorbereiding van het waterdeel van de omgevingsvisie vraagt mogelijk om verkennend beleidsonderzoek, bijvoorbeeld op gebieden als sturing en financiering.

Sinds 2012 is het «waterloket» onderdeel van het Omgevingsloket Online. Vanaf 2013 wordt gewerkt aan een nieuwe uitvoering van het loket. Deze nieuwe versie moet het mogelijk maken om sneller dan met de huidige versie het loket te kunnen aanpassen aan wijzigingen in de regelgeving. Hiermee wordt tevens geanticipeerd op de komst van de Omgevingswet. Naar verwachting is Omgevingsloket 3.0 de eerste helft van 2015 gereed.

Naast activiteiten op het gebied van de programmering van de projecten die in de begroting Deltafonds zijn opgenomen wordt ook gerapporteerd over de uitvoering en wordt informatie geleverd aan de «Balans voor de Leefomgeving» van het PBL. Over de monitoring van de stand van zaken rond het waterbeleid in Nederland wordt jaarlijks gerapporteerd in «Water in beeld». Hierin wordt ingegaan op de uitvoering van de acties uit het Nationaal Waterplan 2009–2015 en het Bestuursakkoord Water, die worden verricht om de delta veilig, sterk en leefbaar te houden.

De activiteiten van het Ministerie op het gebied van watereducatie zijn met name gericht op de doelstellingen van het Bestuursakkoord Water en de Topsector Water ten aanzien van de uitdagingen op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt.

De Helpdesk Water is onderdeel van de dienst Water, Verkeer en Leefomgeving van RWS. De Helpdesk Water zorgt voor beantwoording van vragen van waterprofessionals en publiek op het waterdossier. Met de ontwikkeling van de Omgevingswet wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van verdere integratie van de helpdesks op dit terrein.

11.01.02 Subsidies

HGIS Partners voor Water: Het programma Water Mondiaal is een belangrijk instrument bij het realiseren van de mondiale ambities. Door de krachten te bundelen en daarmee de internationale positie van de Nederlandse watersector te verbeteren wordt bijgedragen aan de oplossingen voor de wereldwaterproblematiek. De interdepartementale samenwerking tussen de Ministeries van IenM, BuZa (incl. HGIS) en EZ wordt gecontinueerd. Onderdeel hiervan is het uitvoeringsprogramma Partners voor Water dat loopt tot en met 2015. De uitgaven worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd.

Sinds de verzelfstandiging van het Kadaster in 1994 heeft het Ministerie de waterschappen gecompenseerd voor de kadastrale kosten. De kosteloze informatievoorziening aan waterschappen kwam toen namelijk te vervallen. De compensatie wordt sinds 2011 in drie stappen afgebouwd in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve lasten bij doelmatig waterbeheer, waarbij verantwoordelijkheden (ook de financiële) bij de waterschappen neergelegd worden. Tevens wordt hiermee invulling gegeven aan de taakstelling subsidies uit het Regeerakkoord Rutte I. In 2013 vindt voor het laatst een vergoeding plaats voor een derde deel van de kosten.

Ter uitvoering van het bestuursakkoord Water zijn door de stichting Rioned met subsidie van het Ministerie van IenM 15 kenniscoaches waterketen aangesteld. Deze kenniscoaches zijn beschikbaar voor de samenwerkende partijen in de regio’s om proces en inhoud te ondersteunen.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Deze bijdrage heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren de bijdragen aan de uitwerking van de deelprogramma’s in het kader van het Deltaprogramma, zoals de deelprogramma’s veiligheid, zoetwater, rivieren en kust.

Aan het KNMI worden diverse onderzoeken en analyses gevraagd omtrent neerslagpatronen, het gedrag van extreme stormen, verbeterde windmodellen, het weer in de toekomst en risico-analyses ten aanzien van het samenvallen van extreme weerssituaties. De resultaten van deze analyses dragen bij aan de onderbouwing van het wettelijke toetsinstrumentarium voor de primaire waterkeringen en het waterveiligheidsbeleid in het algemeen.

11.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

Sinds 1 januari 2012 mogen lokale overheden op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen in het kader van de kwijtschelding rekening houden met de netto-kosten van kinderopvang. Ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten en waterschappen heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid € 10 mln beschikbaar gesteld. Voor de waterschappen gaat het om € 2 mln per jaar tot 2018.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

In 2014 wordt in een samenwerking tussen Rijk en decentrale overheden uitvoering gegeven aan het vervolmaken van de overstromingsrisicobeheerplannen voor de vier stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en Schelde. De plannen moeten uiterlijk december 2015 aan de EU-commissie zijn gerapporteerd en aan het publiek ter beschikking zijn gesteld. Voor zowel de risicokaarten als de plannen wordt gezamenlijk opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en het beheer.

Op basis van de derde ronde toetsing op veiligheid wordt ook in 2014 gewerkt aan het voorbereiden van de programmering van hoogwaterbeschermingsmaatregelen als onderdeel van het Deltaprogramma. Daarnaast wordt de vierde toetsing op waterveiligheid (2017) voorbereid.

Het wettelijk toetsinstrumentarium, te weten de Hydraulische Randvoorwaarden en het Voorschrift Toetsen op Veiligheid, wordt op basis van technische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht geactualiseerd. Hiervoor worden opdrachten gegeven voor onderzoek, kwaliteitsborging en het organiseren van kennisuitwisseling.

Tenslotte vragen de huidige wettelijke normen aandacht. De huidige normen dateren grotendeels uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Sindsdien is het aantal mensen en de economische waarde achter de dijken flink toegenomen. Bovendien krijgen we steeds meer nieuwe technische inzichten. Op basis hiervan worden studies uitgevoerd en met de uitkomsten wordt in het kader van het Deltaprogramma bezien in hoeverre de wettelijke normen aangepast moeten worden.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

IenM werkt mee aan integrale gebiedsontwikkeling in het Waddengebied, onder andere met het doel om de veiligheid van het Waddengebied voor de lange termijn te kunnen waarborgen. Tevens zijn er activiteiten om Nederlandse beleidsdoelen te realiseren in samenhang met activiteiten in Duitsland en Denemarken en worden werkzaamheden uitgevoerd ter ondersteuning van de deelname door IenM aan het Regiecollege Waddengebied.

In 2014 zal de rijksstructuurvisie Windenergie op Zee worden afgerond. In 2014 zal gestart worden met het opstellen van het nieuwe Nationaal Waterplan, waarin de resultaten van de gebiedsagenda voor de Noordzee een plaats krijgen. Met de buurlanden wordt in 2014 de samenwerking geïntensiveerd ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van de gehele Noordzee. Ook wordt samengewerkt bij ontwikkelingen met grensoverschrijdende effecten, waarvoor in Nederland consultatie wordt gehouden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om windparken in territoriale wateren van de buurlanden. In voorkomende gevallen wordt onderzoek gedaan teneinde de Nederlandse belangen veilig te stellen. Ten slotte wordt een jaarlijkse bijdrage verstrekt voor het Noordzeeloket; een online loket voor informatie over de Noordzee.

De Rijksstructuurvisie Volkerak-Zoommeer (RGV) geeft uitsluitsel over de ontwikkelrichting van het Grevelingen en Volkerak-Zoommeer: wel of geen beperkt getij terug op de Grevelingen (verbetering waterkwaliteit), wel of geen waterberging op de Grevelingen (versterking waterveiligheid Rijn-Maasdelta) en wel of geen zout Volkerak-Zoommeer (aanpak blauwalgenplagen). Hiermee geeft het Rijk invulling aan zijn beleidsverantwoordelijkheden op het gebied van waterveiligheid en zoetwater (Deltaprogramma), waterkwaliteit (KRW) en economie (topsectorenbeleid). Tevens verschaft het Rijk hiermee duidelijkheid aan regionale overheden en private investeerders over de randvoorwaarden van het Rijk voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van het gebied. Besluitvorming over de RGV is voorzien eind 2014, in samenhang met de deltabeslissingen van het kabinet en de resultaten van het programma Gebiedsontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer van de drie provincies.

Uit de evaluatie van de Watertoets is gebleken dat de watertoets een nuttig instrument is om vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder bij ruimtelijke ordeningsprocessen te borgen. Om het functioneren in de praktijk op bepaalde punten te versterken (bijvoorbeeld strategische planvorming), wordt in 2014 een visie en actieprogramma opgesteld en uitgevoerd met als onderdeel praktijkgerichte regionale leergemeenschappen. Daarnaast vindt ook afstemming met het Deltaprogramma en de Omgevingswet plaats.

Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit

Algemene Doelstelling

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit worden verantwoord op dit artikel. De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op taken binnen het volgende onderdeel:

  • Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.

  • Het (doen) uitvoeren van beheer en onderhoud.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de volgende onderdelen:

  • Het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in 3 planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.13

  • Beleidsontwikkeling ten behoeve van het nemen van de nodige maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken en te behouden in het Nederlandse deel van de Noordzee, in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.14

  • Ten aanzien van de KRW en Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) geldt dat de coördinerende verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwaliteit opgenomen. In productartikel 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

KRW-maatregelen per fase per einde van het jaar (rijkswateren)

KRW-maatregelen per fase per einde van het jaar (rijkswateren)

De indicator hierboven geeft informatie over de stand van zaken van de KRW-maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende projecten. De beleidsinspanningen van de Minister van IenM richten zich op de Begroting hoofdstuk XII op de regie en realisatie van deze projecten. In het figuur is te zien dat de programma’s voortvarend worden aangepakt en de voortgang van maatregelen in voorbereiding via realisatie naar gereedheid volgens plan verloopt. Zo is te zien dat in 2012 zes maatregelen van voorbereiding naar realisatie zijn gegaan.

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via «Water in Beeld» (laatste publicatie: Kamerstukken II, 27 625, nr. 290). Ook heeft IenM het PBL gevraagd om de tussenresultaten in het Milieucompendium te presenteren.

Beleidswijzigingen

In de brief d.d. 20 juni 2013 inzake waterkwaliteit (Kamerstukken II, 2012/13, 27 625, nr. 292) is aangegeven wat de ambities van IenM zijn op dit gebied. In deze brief en het daarop volgende AO van 27 juni 2013 is aangegeven dat in de huidige begroting de gereserveerde middelen voor het Kierbesluit vanuit de Begroting hoofdstuk XII worden overgeheveld naar het Deltafonds, dit gezien de samenhang tussen veiligheid, zoetwater en ecologische waterkwaliteit.

IenM is voornemens om na wijziging van de Waterwet de budgetten voor investeringen in «waterkwaliteit» volledig over te hevelen naar het Deltafonds. In bovengenoemde brief is reeds aangekondigd dat in deze begroting wordt aangegeven hoe hier in de begrotingsperiode mee om wordt gegaan. Vanuit de IenM-begroting (Infrastructuurfonds, artikel 18) is € 100 mln vrijgemaakt voor de KRW-opgave voor de periode tot en met 2018. In de volgende begroting (ontwerpbegroting 2015) zal de KRW-opgave meer structureel worden gedekt.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 12 Waterkwaliteit (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

4.383

81.960

83.393

43.711

44.863

41.677

41.091

Uitgaven:

5.937

79.196

85.558

47.634

46.405

41.677

41.091

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

12.01

Waterkwaliteit

5.937

79.196

85.558

47.634

46.405

41.677

41.091

12.01.01

Opdrachten

2.638

4.275

3.815

3.578

4.197

4.193

4.190

12.01.02

Subsidies

77

171

36

       

12.01.03

Bijdrage aan agentschappen

0

65.893

78.944

41.630

39.446

36.264

35.681

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

65.893

78.944

41.630

39.446

36.264

35.681

 

*Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren

 

52.823

67.968

33.687

37.882

33.000

34.917

 

*Natuurcompensatie Perkpolder

 

7.325

7.372

3.238

0

0

0

 

*Verruiming vaargeul Westerschelde

 

1.260

451

497

1.011

277

764

 

*Natuurlijker Markermeer/IJmeer

 

4.485

3.153

4.208

553

2.987

0

12.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

7.432

1.453

1.226

1.542

   

12.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

3.222

1.425

1.310

1.200

1.220

1.220

1.220

 

Ontvangsten

             

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

176.257

205.602

212.041

162.807

152.620

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

         

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

176.257

205.602

212.041

162.807

152.620

waarvan

         

3.01

Watermanagement

11.142

11.478

10.713

10.713

10.713

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

165.115

194.124

201.328

152.094

141.907

12.01 Waterkwaliteit

Budgetflexibiliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de uitfinanciering van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidies, de bijdrage aan medeoverheden, de agentschapsbijdrage aan RWS en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) hebben een beperkte tijdshorizon en de bijdrage aan medeoverheden bestaat uit het synergieprogramma KRW en loopt door tot en met 2015. De agentschapsbijdrage aan RWS is bestemd voor de uitvoering van maatregelen op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterkwantiteit en waterveiligheid en heeft een structureel karakter.

De bijdragen aan internationale organisaties bestaan uit de structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht, en de bijdragen aan de UNESCO, die door middel van twee Memoranda of Understanding, tot en met 2015 wordt ondersteund.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de uitvoering van activiteiten in het kader van de KRW, de KRM en de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

12.01 Waterkwaliteit

Toelichting op de financiële instrumenten

12.01.01 Opdrachten

De stroomgebiedbeheerplannen onder de KRW (beschikbaar op http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/sgbp/ .) kennen een 6-jaarlijkse cyclus. Doel is om in 2027 de doelstelling van schoon water en een gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in Water in Beeld de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De eerste generatie stroomgebiedbeheerplannen is in 2009 afgerond. De volgende versie van de stroomgebiedbeheerplannen moet in 2015 klaar zijn, de ontwerp-plannen gaan eind december 2014 de inspraak in. Proces en producten zijn beschreven in het Werkprogramma Stroomgebiedbeheerplannen 2015 (vastgesteld in december 2012). De middelen voor de daadwerkelijke uitvoering van de KRW-maatregelen staan onder 12.01.03.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene strategie (KRM) kent, net als de KRW, een 6-jarige plancyclus. Nu wordt tot aan 2016 gewerkt in de eerste plancyclus. In 2013 en 2014 worden op basis van de Mariene Strategie Deel I (Initiële Beoordeling, de Goede Milieu Toestand en bijbehorende milieudoelen voor 2020 en indicatoren) de volgende stappen in de implementatie voorbereid, samen met het Ministerie van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede onder de verantwoordelijkheid van dat Ministerie vallen. Een maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA) maakt hier onderdeel van uit. In 2014 vindt besluitvorming plaats over Mariene Strategie Deel II, het KRM-monitoringsprogramma. In 2015 volgt Mariene Strategie Deel III, het programma van maatregelen voor onderwerpen waar aanvullend beleid nodig is om aan de richtlijn te voldoen. Daarnaast vindt een beleidsverkenning plaats naar de betekenis van kunstmatige harde substraten (zoals wrakken) en beleidsontwikkeling op het gebied van onderwatergeluid. Uitbestedingen zijn er voor het opstellen van een concept-monitoringprogramma (vaststelling 2014), de uitwerking daartoe van indicatoren en kennisontwikkeling op het gebied van zwerfvuil en onderwatergeluid. Hierbij wordt maximaal ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU-programmering) en op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden.

12.01.02 Subsidies

Er wordt een subsidie verstrekt aan de Stichting Kennis voor Klimaat voor het thema zoetwatervoorziening.

12.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Maatregelen in het hoofdwatersysteem op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterkwantiteit en waterveiligheid, worden als servicepakket waterkwaliteit van RWS verantwoord op dit artikel.

  • Verbeterprogramma waterkwaliteit Rijkswateren:

    In 2010 is gestart met de realisatie van het Verbeterprogramma Water kwaliteit Rijkswateren (eerste planperiode KRW). Het Verbeterprogramma bevat een maatregelenpakket, dat opgenomen is in het Beheerplan Rijkswateren (BPRW2009). Het maatregelenpakket voor de eerste planperiode, zal met uitzondering van het deel dat door de taakstelling van Regeerakkoord Rutte tot na 2015 is getemporiseerd, in 2015 grotendeels gereed zijn. In 2013 is gestart met de voorbereidingen voor het samenstellen van het maatregelenpakket dat na 2015 zal worden uitgevoerd. Daar worden dan in elk geval de getemporiseerde maatregelen, de resultaten van het Innovatieprogramma KRW, de toestand van de waterkwaliteit en de financiële situatie op dat moment bij betrokken.

  • Natuurcompensatie Perkpolder:

    Project «Natuurcompensatie Perkpolder» maakt onderdeel uit van het wettelijk verplichte natuurcompensatieprogramma voor de tweede verdieping van de Westerschelde. Dit project is inmiddels betrokken bij de gebiedsontwikkeling Perkpolder. De gebiedsontwikkeling combineert de natuurdoelstelling met functies als wonen en recreatie en innovatieve concepten voor de lange termijn waterveiligheid. De realisatie vindt plaats in de jaren 2013–2015.

  • Verruiming vaargeul Westerschelde:

    De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 mln op Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingbescherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring.

  • Natuurlijker Markermeer / IJmeer:

    Door de afsluiting van het Markermeer en IJmeer van het IJsselmeer door de Houtribdijk kan het water niet vrij meer stromen. Bij harde wind wordt veel slib van de bodem losgemaakt, wat het water vertroebelt. Hierdoor is sprake van een voortdurende verslechtering van de ecologische situatie, waarbij de Natura2000 instandhoudingsdoelstelling voor het gebied in gevaar komt. Het programma Natuurlijker Markermeer/ IJmeer heeft tot doel om mogelijke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit te onderzoeken en in de praktijk te toetsen. Hieruit volgt een pilot om te experimenteren met de maatregelen in het klein. De resultaten zullen in 2015 leiden tot een advies aan het Kabinet over welke mogelijke maatregelen in de toekomst nodig zijn voor het op peil brengen en houden van de waterkwaliteit van het Markermeer en IJmeer.

12.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Synergieprogramma KRW is gericht op synergie tussen ruimtelijke maatregelen ten behoeve van de doelstellingen van de KRW en andere rijksdoelen. Het programma omvat circa 120 projecten, waaronder ruim 80 projecten in het landelijk gebied. Ingevolge het Bestuursakkoord natuur zijn deze laatste projecten gedecentraliseerd. De provincies zijn nu verantwoordelijk voor de verdere uitvoering van die projecten. Gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de circa 40 synergieprojecten in het stedelijk gebied. Het Synergieprogramma KRW loopt door tot en met 2016.

12.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken, op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is jaarlijks contributie verschuldigd.

Door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU’s) wordt UNESCO ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning van het grondwaterinstituut «IGRAC» en om capacity building door UNESCO-IHE. De activiteiten versterken de langjarige samenwerking in de Deltalanden uit het Nationaal Waterplan.

Beleidsartikel 13: Ruimtelijke Ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de uitvoering. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan meer eenvoudige regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. De uitvoering van de SVIR is in 2012 gestart.

Door een goede afstemming met de andere overheden en met maatschappelijke partners kan de rijksrol zo efficiënt mogelijk worden ingevuld. De Minister van IenM is vanuit deze rol verantwoordelijk voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Het Rijk start in 2014 in samenwerking met medeoverheden, bedrijfsleven en wetenschap met de realisatie van de uitvoeringsagenda voor de nationale geo-informatiestructuur, GIDEON 2.

  • Vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Structuurvisie Ondergrond en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • Verdere ontwikkeling van kennis op het ruimtelijke vlak en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen (nationale) ruimtelijke projecten, verstedelijking, infrastructuur en (openbaar) vervoer op een zodanige wijze dat het afgestemde investeringsbeslissingen tussen Rijk en regio in het Bestuurllijk Overleg-MIRT ondersteunt.

  • De stelselherziening van het omgevingsrecht.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte zal primair de realisatie van de nationale belangen onderzoeken, afgezet tegen de gestelde ambities. Na de in 2012 uitgevoerde nulmeting zal het PBL in 2014 de eerste Monitor Infrastructuur en Ruimte uitbrengen. Daarin zal op verzoek van de Tweede Kamer behalve aan de 13 nationale belangen ook aandacht worden besteed aan enkele van de «losgelaten» doelen van de Nota Ruimte. Op basis hiervan wordt verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer en kunnen eventuele aanpassingen in het beleid worden gedaan. In 2014 zal daarnaast gestart worden met de evaluatie van de SVIR, die de Tweede Kamer in 2015 zal worden aangeboden.

De Monitor SVIR geeft de ontwikkelingen weer ten aanzien van alle dertien nationale belangen uit het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. De monitor wordt uitgevoerd door het PBL. De nulmeting van deze monitor is beschikbaar. In 2014 zal de eerste vervolgmeting verschijnen. De gegevens van de monitor zijn te raadplegen via

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

Met betrekking tot artikel 13 zijn de volgende kengetallen van belang (Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. A/50):

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Nulmeting 2012

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

0,4% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2010 (recentere gegevens zijn niet beschikbaar)

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

Realisatiecijfers worden verwacht in 2014

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

4,2% (2011)

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

2237 MW in 2010

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleiding-stroken

Realisatiecijfers worden verwacht in 2014

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht in 2014 wanneer structuurvisie beschikbaar is

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Evaluatie gereed in 2014

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte (www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ Monitor Infrastructuur en Ruimte). De nulmeting heeft in 2012 plaatsgevonden. De eerste vervolgmeting zal in 2014 beschikbaar komen.

Kengetallen Geo-informatie
   

Basiswaarde

Oude streefwaarde

Realisatie 2012

 

Nieuwe streefwaarde

Te behalen in jaar

 

1

Gebruik Nationaal GeoRegister

Index: 100

>100

75

 

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2014

 

2

Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

Beter dan 2012

99%

 

Volledig Inspire Compliant

2016

 

3

Basisregistraties

             
 

BAG gebruik

100%

>50%

85%

 

>90%

2014

 
 

BRT gebruik

100%

>75%

100%

 

100%

n.v.t.

 
 

BGT opbouw registratie

100%

>70%

>60%

 

100%

2016

1

 

BRK gebruik

100%

100%

100%

 

100%

n.v.t.

 
 

BRO opbouw registratie

100%

>50%

<25%

2

>90%

2015

 

Afkortingen

BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BRT: Basisregistratie Topografie

BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie

BRK: Basisregistratie Kadaster

BRO: Basisregistratie Ondergrond

Toelichting

  • 1) Voor de opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt een jaar langer de tijd genomen dan aanvankelijk gedacht. Het overleg met de partners vordert minder snel dan verwacht. De kwaliteit van de registratie staat voorop.

  • 2) De opzet van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) is inhoudelijk zeer complex. De betrokken partners zitten wel op de goede koers om de registratie te realiseren.

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar de bijlage bij Kamerstukken II, 2012/13, 30 015, nr. 47 «Bodembeleid in beweging» (februari 2013). In dit Kamerstuk wordt gerapporteerd over de uitvoering van het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties uit 2009.

Beleidswijzigingen

Met het kabinet Rutte I is de koers ingeslagen naar een andere ruimtelijke ordening. Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden zijn gemeenten en provincies in staat om de opgaven integraal, doeltreffend en met kwaliteit aan te pakken.

Het Rijk vindt, zoals uiteengezet in de SVIR, de 9 stedelijke regio’s van de mainports, brainport, greenports en de valleys van nationale betekenis. De opgaven in deze gebieden worden opnieuw bekeken en vervolgens wordt de vernieuwde rijksrol bepaald. Om gebiedsontwikkelingen van de grond te krijgen zoekt het Rijk, in samenwerking met marktpartijen en andere overheden, naar nieuwe vormen van samenwerking en financiering.

De Minister van IenM zet zich (samen met de relevante Ministeries) in voor de stelselherziening van het omgevingsrecht. In 2013 heeft formele toetsing van de Omgevingswet plaatsgevonden en is advies aan de Raad van State gevraagd. Vanaf 2014 wordt het stelsel van de Omgevingswet verder uitgewerkt in de uitvoeringsregelgeving.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 13 Ruimtelijke Ontwikkeling (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

93.527

133.364

136.319

246.678

252.429

190.302

190.085

Uitgaven:

117.259

131.855

105.979

196.861

192.272

192.802

190.085

Waarvan juridisch verplicht

   

78%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

23 767

17 237

10 756

10 690

8 560

9 183

9 179

13.01.01

Opdrachten

8 852

8.566

7.770

5.284

6.494

7.983

7.979

13.01.02

Subsidies

14 915

5.996

1.386

3.406

866

   

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1.948

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

1.948

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

727

400

800

     

13.02

Geo-informatie

28 967

36 773

39 131

36 247

35 410

30 565

23 285

13.02.01

Opdrachten

4 715

2.621

2.590

2.553

2.540

2.418

2.417

13.02.02

Subsidies

 

5.400

         

13.02.05

Bijdrage aan ZBO en RWT

             

13.02.06

Basisregistratie Grootschalige Topografie

24.252

28.752

36.541

33.694

32.870

28.147

20.868

13.03

Gebiedsontwikkeling

14.565

25.482

11.083

8.800

5.888

5.932

11.198

13.03.01

Opdrachten

1.245

2.101

217

1.299

1.278

1.322

1.788

13.03.02

Subsidies

211

101

60

60

60

60

60

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

 

86

         
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

86

         

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

13.109

23.194

10.806

7.441

4.550

4.550

9.350

 

– Projecten BIRK

8.609

13.025

5.278

5.572

0

0

6.800

 

– Projecten Nota Ruimte

4.500

10.169

5.528

1.869

2.000

2.000

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

       

2.550

2.550

2.550

13.04

Ruimtegebruik bodem

49.960

44.765

33.321

130.362

142.414

147.122

146.423

13.04.01

Opdrachten

2.772

4.185

3.856

3.258

1.721

1.723

1.723

13.04.02

Subsidies

22.887

20.597

16.538

16.538

12.000

12.000

10.000

 

– Bedrijvenregeling

7.355

6.400

6.400

10.000

10.000

10.000

10.000

 

– Overige subsidies

15.532

14.197

10.138

6.538

2.000

2.000

 

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

 

7.372

7.066

6.546

4.382

4.244

4.244

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

7.372

7.066

6.546

4.382

4.244

4.244

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

12.300

3.911

4.261

104.020

124.311

129.155

130.456

 

– Meerjarenprogramma Bodem

 

2.267

1.981

103.220

124.111

129.155

130.456

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

12.300

1.644

2.280

800

200

   

13.04.07

Bekostiging

12.001

8.700

1.600

       
 

– Uitvoering klimaatadaptie

 

8.700

1.600

       

13.05

Eenvoudig Beter

 

7.598

11.688

10.762

     

13.05.01

Opdrachten

 

6.501

11.376

10.687

     

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1.097

312

75

     
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

1.097

312

75

     
 

Ontvangsten

5 770

4.159

934

934

934

934

934

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Meer specifiek betreft het ondermeer opdrachten in de sfeer van de uitvoering Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO), het architectuurbeleid en het Deltaprogramma Nieuwbouw. De uitgaven voor de subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het Deltaprogramma Nieuwbouw zijn tevens juridisch verplicht. De subsidies en de bijdrage aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter.

13.02 GEO-informatie

Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget (zie hiervoor de subsidiebijlage) zijn volledig juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken in relatie tot de basisregistraties. Op grond van dezelfde reden is het budget voor bijdragen aan ZBO’s nagenoeg volledig juridisch verplicht als opdracht aan het Kadaster.

13.03 Gebiedsontwikkeling

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid. De uitgaven voor de subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), de agentschapsbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) projecten zijn juridisch verplicht.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), de agentschapsbijdrage aan RWS voor de Uitvoeringsorganisatie Bodem en Ondergrond (Bodem+) en de bekostiging van de Stichting Kennis voor Klimaat zijn juridisch verplicht.

Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op mogelijke knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming, investeringen op Caribisch Nederland en op de budgetten die nodig zijn voor de uitvoering van het lopende ruimtelijke beleid, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Deltaprogramma.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering SVIR

De financiële middelen worden met name ingezet ten behoeve van het houden van zicht op de realisatie van de SVIR en het zorgdragen voor kennis. Hiertoe behoren bijdragen aan de uitvoering van de Monitor Infrastructuur en Ruimte door het PBL, evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en tot slot financiële bijdragen aan kennisinstituten, hoogleraren en het op peil houden van de vakkennis. De actieve ondersteuning van provincies en gemeenten in krimpregio’s, door middel van kennis en experimenten, wordt voortgezet. De Handreiking Ladder voor Duurzame Verstedelijking is opgesteld en beschikbaar gesteld via internet. De uitkomsten van de evaluatie van de Ladder voor Duurzaamheid worden in 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2014 zal het BARRO (Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening) worden uitgebreid met twee in de SVIR aangekondigde onderwerpen. Het betreft nieuwe hoofdstukken voor de grondreservering van de parallelle Kaagbaan te Schiphol en voor de vrijwaring van buisleidingenstroken.

De pilots rond decentralisatie van kennis in samenwerking met Interprovinciaal Overleg (IPO) en provincies worden in 2013 afgerond. Na evaluatie van de pilots zullen in 2014, in samenwerking met de andere overheden, eventuele vervolgacties worden bepaald en ingevuld.

Ontwerp en geo-analyse

Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor «een goed systeem van ruimtelijke ordening», één van de dertien nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Goed ontwerp en goede ontwerpers dragen bij aan de samenhang, duurzaamheid en het verdienvermogen van de samenleving en leveren zo meerwaarde op maatschappelijk, economisch en cultureel terrein. De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken. Dit is enerzijds gericht op de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk en anderzijds op het versterken van lokale en regionale ontwerpkwaliteit en -kracht. De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) 2013–2016 is opgesteld. Een sterke positie van ontwerp(ers) ondersteunt de lokale en regionale innovatiekracht, de snelheid van processen, een breed draagvlak en hoge toekomstwaarde van ruimtelijke initiatieven.

Het budget voor de actieagenda wordt grotendeels als meerjarige subsidie uitgekeerd aan een aantal Lead Partners (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, etcetera) om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk. Naast het programmabudget voor de actieagenda zijn er tevens financiële middelen voor de ontwikkeling en het beheer van geo-analyse en voor de digitale verplichtingen die aan ruimtelijke plannen worden gesteld.

Digitalisering ruimtelijk instrumentarium

Een van de kerntaken voor de komende jaren is de digitalisering van het omgevingsrecht inclusief de ruimtelijk juridische instrumenten. De doorontwikkeling van Omgevingsloket Online (OlO), Ruimtelijkeplannen.nl en de Landelijke Voorziening Wkpb (Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen) vormen onderdeel van de digitalisering van het omgevingsrecht. Het Omgevingsloket online is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunning en meldingen kunnen worden gedaan. Ruimtelijkeplannen.nl is de site voor de landelijke digitale registratie voor alle ruimtelijke plannen in Nederland. De Wkpb heeft tot doel de toegankelijkheid van belastende overheidsbesluiten (publiekrechtelijke beperkingen) te verbeteren. De komende jaren wordt het omgevingsloket toekomstvast gemaakt en Ruimtelijkeplannen.nl aangepast, mede voor de uitvoering van de omgevingswet.

In 2014 wordt het huidige OLO doorontwikkeld naar OLO3.0 dat de basis moet gaan vormen voor het digitale systeem dat voor de uitvoering van de nieuwe Omgevingswet nodig zal zijn.

Deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering

Het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma verkent hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het beperken van de gevolgen van overstroming, een hevige regenbui, langdurige droogte en extreme hitte. De voorstellen vanuit het deelprogramma vormen een onderdeel van de in 2014 te nemen Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie en de Deltabeslissing Waterveiligheid van het Deltaprogramma. De Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie bestaat uit een beleidskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en herstructurering (waterrobuust bouwen in relatie tot waterveiligheid) en een aanpak voor klimaatbestendige steden. Het deelprogramma geeft bij de deltabeslissing Waterveiligheid concrete invulling aan meerlaagsveiligheid. Meer informatie over het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering staat in het Deltaprogramma 2014.

VerDuS

Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS) is een onderzoeksprogramma van NWO waarin het Rijk en private partijen nauw samenwerken aan onderzoek naar actuele vraagstukken en innovaties op het gebied van de bereikbaarheid, leefbaarheid en ruimtelijke ordening van stedelijke gebieden in delta’s. Inzet van middelen is bedoeld voor het ontwikkelen, delen en toepassen van kennis voor het realiseren van duurzame gebiedsontwikkeling in het stedelijke deltagebied. In 2014 zal deze samenwerking op het gebied van kennisontwikkeling in EU-verband worden voortgezet.

13.01.02 Subsidies

Klimaatbuffers

Het programma klimaatbuffers ondersteunt de realisatie van 20 natuurprojecten, die de effecten van klimaatverandering tegengaan. Dit gebeurt vooral door het tegengaan van wateroverlast en – schaarste en het verbeteren van de waterveiligheid en -kwaliteit. Ook wordt bijgedragen aan kennisverwerving en verspreiding. Een coalitie van natuurorganisaties krijgt hiertoe subsidies. De verplichtingen hiervoor zijn in het verleden reeds aangegaan. De projecten binnen het programma zijn deels (1/3) afgerond en in 2014 deels ook nog in uitvoering.

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

Het budget voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) wordt grotendeels als meerjarige subsidie uitgekeerd aan een aantal Lead Partners (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, etc.) om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.

13.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer van het OLO2 systeem, dat nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige omgevingsloket.

13.01.04 Bijdragen medeoverheden

Afronding voorbeeldprojecten landschap

Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dit kader kregen 58 Voorbeeldprojecten medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd. Naar aanleiding van de motie Wiegman is geld van het innovatieprogramma ook beschikbaar gesteld voor «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap». Deze pilot- projecten worden medio 2015 afgerond.

13.02 Geo informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen voor de Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn hier opgenomen de opdrachten aan onder meer Geonovum, SAGEO en Geofort in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie.

13.02.02 Subsidies basisregistraties

De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt gevuld en daarmee opgebouwd door bronhouders. Dit zijn gemeenten, provincies, waterschappen, Prorail, RWS en een aantal departementen. Tot 2016 vindt de transitie plaats van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe BGT. Gezamenlijke werkzaamheden worden gecoördineerd en uitgevoerd door de stichtingen Landelijk Samenwerkingsverband GBKN en het Samenwerkingsverband BGT. Vergoedingen voor de transitiekosten (opbouw en dubbele exploitatie) worden in de vorm van subsidies verstrekt.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De investeringen zijn bestemd voor de ontwikkeling en realisatie van de landelijke voorziening van de basisregistratie grootschalige topografie en voor de gezamenlijke ontsluiting van geo-informatie in Nederland. Dit omvat tevens de brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het gezamenlijke loket PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) en het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire. De middelen voor exploitatie, beheer en toezicht betreffen de basisregistraties (grootschalige) topografie, kadaster, adressen en gebouwen en basisregistratie Kadaster. Daarnaast gaat het om een bijdrage in de kosten van PDOK en om de beheerkosten van Ruimtelijkeplannen.nl. Deze laatste kosten werden tot en met 2012 gedekt vanuit een apart budget, maar vallen met ingang van 2013 onder het artikel Geo-informatie. Voor al deze onderwerpen tezamen verstrekt IenM één gebundelde opdracht aan het Kadaster.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

In het kader van de gebiedsontwikkeling is het MIRT het overzichtsprogramma van de projecten/programma’s in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op projecten en programma’s waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook projecten en programma’s waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar die wel van rijksbelang zijn, worden in het MIRT besproken. Het streven is een brede afstemming van alle (samenhangende) projecten van verschillende overheidslagen en in verschillende beleidssectoren, om te komen tot een efficiënte inzet van overheidsmiddelen. In het MIRT wordt ook de samenhang met decentrale belangen en regionale opgaven besproken. Dit doet het Rijk met de regio voor alle ruimtelijke en mobiliteitsonderwerpen in de bestuurlijke overleggen MIRT, aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s van Rijk en regio.

13.03.02 Subsidies

Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW).

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten Nota ruimte

Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Beoogd wordt alle projecten te decentraliseren. De financiële reeks betreft alleen uitgaven voor bestaande afspraken.

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. De financiële bijdrage van een groot aantal projecten is in 2011 al overgemaakt naar het gemeentefonds, waarmee de projecten gedecentraliseerd zijn.

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Het budget is ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. In 2014 heeft dit nog betrekking op de NSP projecten Breda en Arnhem.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

De financiële middelen voor BRG zijn bijdragen tot en met 2021 om de doelstellingen zoals verwoord in de uitwerkingsovereenkomst van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied van 2 september 2005 te kunnen bereiken.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

Het beleidsonderbouwend onderzoek betreft onder meer onderzoek ten behoeve van de Structuurvisie Ondergrond, de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming, de Visitatiecommissie Waterketen en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050. Ten behoeve van de Structuurvisie Ondergrond en de bijbehorende besluitvorming wordt publieksconsultatie en eventueel aanvullend onderzoek uitgevoerd. Na vaststelling van de structuurvisie volgt begeleiding van de uitvoering.

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies in het kader van de bedrijvenregeling vastgelegd.

NS bodem

Dit betreft de subsidie aan de Stichting Bodemsanering NS op basis van het convenant Bodemsanering NS- percelen (d.d. 21 december 1995) en loopt tot 2016.

Programma Commissie MER

Het Kabinet heeft in 2013 een wetsvoorstel tarieven Commissie MER aangeboden aan de Kamer. Dit wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis om de vergoeding te regelen voor de adviezen van de Commissie voor de milieueffectrapportage aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zal over enkele jaren kostendekkende tarieven moeten betalen. Om de continuïteit van de, bij wet ingestelde, Commissie MER niet in gevaar te brengen zal door het Rijk de komende 4 jaar een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 mln beschikbaar worden gesteld.

Incidentele subsidies

Dit betreft de subsidie aan de Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem ten behoeve van het programma 2010–2014 en de subsidie aan Staatsbosbeheer ten behoeve van bodemsanering.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond: Inzet van projectmiddelen en menskracht door Bodem+. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken, ondersteuning van de beleidsontwikkeling, het organiseren van een kennis en expertise-netwerk en daarmee de overheden faciliteren ten aanzien van de thema’s Bodem en Ondergrond door RWS.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

De bijdragen voor de sanering van vervuilde bodem worden verleend aan het bevoegde gezag voor het uitvoeren van een bij wet toegekende taak. De budgetten tot en met 2014 zijn grotendeels toegekend via Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en de Decentralisatie-uitkering (DUB) bij het Ministerie van BZK. In de periode tot en met 2014 is ook beperkt budget voorzien voor eventuele knelpunten.

Programma drink- en afvalwatervoorziening op Caribisch Nederland

In de periode tot en met 2016 is budget voorzien voor een eventuele financiële bijdrage aan het oplossen van knelpunten zoals de drinkwater- en afvalwatervoorziening op Saba.

13.04.07 Bekostiging

Kennis voor klimaat: Het onderzoeksbudget is aan de Stichting Kennis voor Klimaat toegekend ten behoeve van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat.

13.04.08 Garanties

MKB krediet

Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering te krijgen. IenM sluit aan bij de garantieregeling van EZ.

13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter wordt gewerkt aan de integrale Omgevingswet (Ow) en de implementatie van de Crisis- en Herstelwet (Chw). De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de Omgevingswet in de uitvoeringsregelgeving, voor de consultatie en toetsing van de AMvB’s onder de Omgevingswet, voor het omgevingsmanagement en voor de implementatie van de Ow en de Chw.

13.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de capaciteitsinzet RWS voor de implementatie van de Omgevingswet (Ow) en de Crisis- en herstelwet (Chw).

Beleidsartikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen ontwikkelt, beheert en benut IenM het hoofdwegennet. Daartoe zet IenM in op een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en voldoet aan milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een afname van het aantal verkeersslachtoffers op alle Nederlandse wegen. Om deze doelen te bereiken werkt IenM samen met decentrale overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen);

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten;

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen);

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen;

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het meerjarenprogramma Geluid (MJPG);

  • Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet door middel van maatregelen (zowel generiek en locatie specifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid;

  • Een slim gebruik van de huidige en toekomstige infrastructuur. Met het programma Beter Benutten wordt -naast investeringen in de infrastructuur- gewerkt aan het terugdringen van de files met 20 procent op specifieke corridors in de drukste gebieden van het land, ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten (zie ook artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor). Samen met de regio’s worden de afgesproken gebiedspakketten in het kader van Beter Benutten uitgevoerd om zo op basis van maatwerk de beoogde effecten te realiseren. Daarbij is nadrukkelijk ook samenwerking met het bedrijfsleven;

  • De inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. Ze richten zich op verbetering van het infrastructuur, voertuigen en het gedrag van weggebruikers ter vermindering van het aantal verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden.

    Samen met decentrale overheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders;

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten- en gewichten van het vrachtverkeer in Europa;

  • In samenwerking met sociale partners, de transportsector en maatschappelijke organisaties wordt ingezet op verbeterde duurzaamheid van mobiliteit.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Indicator: acceptabele reistijd
 

Basiswaarde 2001

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Streefwaarde 2020

Percentage trajecten waar de streefwaarde wordt gehaald1

86%

80%

80%

84%

83%

88%

92%

100%

Bron: RWS/DVS, 2012

X Noot
1

De reistijd op een traject is acceptabel als de streefwaarde voor de reistijd wordt gehaald. De streefwaarde voor trajecten van het hoofdwegennet tussen steden is een reistijd in de spits van maximaal 1,5x de reistijd buiten de spits (referentiesnelheid 100 kilometer/uur). Op trajecten rond de vijf grote steden en trajecten op niet-autosnelwegen van het hoofdwegennet is de streefwaarde maximaal 2,0. Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

Beter Benutten

Over de voortgang van de uitvoering van de gebiedsprogramma’s Beter Benutten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in het kader van het MIRT-proces (bron: brief Tweede Kamer, kenmerk IENM/BSK-2011/157830, Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 A, nr. 21).

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02.04 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (Indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en route-informatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen
 

Basiswaarde peildatum

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

               

0 knelpunten langs rijkswegen 2015

Geluidsknelpunten langs hoofdwegen

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

7.500

7.500

7.000

0 knelpunten langs rijkswegen 2023

Bron: RWS/DVS

Voor lokale luchtkwaliteit geldt dat uiterlijk per 1 januari 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor NO2 gehaald moet worden. Tussenliggende waarden zijn niet vastgesteld. Voor PM10 wordt op alle locaties langs rijkswegen aan de grenswaarde voldaan die geldt vanaf 11 juni 2011.

Het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG) is in 2011 van start gegaan. Het MJPG is gericht op het realiseren van geluidreducerende maatregelen bij woningen met een geluidbelasting van meer dan 65 dB als gevolg van een rijksweg en bij woningen langs die infrastructuur die in het kader van de saneringsoperatie onder de Wet Geluidhinder tijdig zijn gemeld. Daarnaast zijn woningen die als gevolg van verkeersgroei onder de Wet geluidhinder een toename van meer dan 5 dB hebben ondergaan onderdeel van de saneringsoperatie.

Voor 10 procent van de woningen zal de aanpak bestaan uit gevelisolatie en zal de belasting boven de 65 dB blijven. Door koppeling aan groot onderhoud kan de realisatie in bepaalde situaties later dan 2023 plaatsvinden. Uit onderzoek blijkt dat het aantal knelpunten langs hoofdwegen afgenomen is. Dit is enerzijds het effect van recent gerealiseerde maatregelen zoals geluidsschermen en stille wegdekken in infrastructuurprojecten en een aantal saneringsprojecten. Anderzijds is dit het effect van verbeterde en geactualiseerde databestanden.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden-totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde 2002

2008

2009

2010

2011

2012

Doelstelling 20201

aantal verkeersdoden

1.066

750

720

640

661

650

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

17.600

18.600

19.200

20.100

PM

10.600

Bron: RWS/DVS, 2012

X Noot
1

In tegenstelling tot voorgaande jaren is gekozen om geen tussentijdse doelstelling op te nemen omdat deze slechts is gebaseerd op lineaire interpolatie.

De opgaven ernstig verkeersgewonden wordt november 2013 verwacht.

Marktcondities

Verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (indicator Vrachtauto betrokken bij verkeersdoden en Vrachtauto betrokken bij ziekenhuisgewonden) zoals deze door RWS vanaf 2013 op internet worden gepubliceerd.

Duurzaamheid

Verwezen wordt naar artikel 19 Klimaat ETS doelstelling 2020 CO2 verkeer en vervoer.

Beleidswijzigingen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een actualisatie van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Daarmee is de SVIR «Kapstok» voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties. In de op te stellen Bereikbaarheidsagenda (2e helft 2013) wordt nader geconcretiseerd welke instrumenten (uitvoering en regie) IenM zal inzetten om deze beleidsdoelen te realiseren.

De Monitor Infrastructuur en Ruimte zal zicht houden op de effecten van het SVIR-beleid en zal eens per twee jaar worden opgesteld. In 2012 is de eerste nulmeting aan de Tweede Kamer gezonden. In 2014 is de eerste vervolgmeting beschikbaar (Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. 51).

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

35.312

37.471

28.575

31.148

32.515

32.718

27.681

Uitgaven

41.282

37.077

33.119

32.098

33.265

33.215

28.181

Waarvan juridisch verplicht

   

65%

       

14.01

Netwerk

18.894

17.025

14.029

14.859

15.436

15.394

10.368

14.01.01

Opdrachten

11.791

13.422

11.364

10.708

12.851

12.834

7.808

14.01.02

Subsidies

3.957

1.280

105

1.591

25

0

0

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

3.146

2.323

2.560

2.560

2.560

2.560

2.560

 

– waarvan bijdrage aan RWS

3.146

2.323

2.560

2.560

2.560

2.560

2.560

14.02

Veiligheid

22.388

20.052

19.090

17.239

17.829

17.821

17.813

14.02.01

Opdrachten

6.455

5.983

5.506

6.313

6.903

6.920

6.912

14.02.02

Subsidies

15.211

13.399

13.208

10.538

10.538

10.513

10.513

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

722

670

376

388

388

388

388

 

– waarvan bijdrage aan RWS

722

670

376

388

388

388

388

 

Ontvangsten

3.299

6.911

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.666.245

1.825.950

1.616.956

2.229.831

2.218.412

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

133.839

302.892

139.647

62.084

22.918

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.800.084

2.128.842

1.756.603

2.291.915

2.241.330

waarvan

       

12.01

Verkeersmanagement

19.189

20.674

20.258

20.257

20.257

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

624.755

566.080

455.869

492.944

483.143

12.03

Aanleg

1.201.347

634.053

479.310

978.381

1.135.101

12.04

GIV/PPS

590.390

556.301

458.852

460.816

258.875

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

407.135

389.777

384.270

379.333

376.890

12.07

Investeringsruimte

– 42.732

– 38.043

– 41.956

– 39.817

– 32.936

Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Belastingen op personenauto's en motorrijwielen

             

Teruggaaf taxi's

61

63

66

68

71

74

76

Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto's

1

1

0

0

0

0

0

Motorrijtuigbelasting

             

Nihiltarief OV-bussen op LPG

0

0

0

0

0

0

0

Vrijstelling taxi's

52

54

55

57

58

60

62

Vrijstelling wegenbouw

0

0

0

0

0

0

0

Nihiltarief MRB zeer zuinige auto's

190

250

6

11

0

0

0

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

             

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

0

0

0

0

0

0

0

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier voornamelijk de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een tijdshorizon en de agentschapbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier voornamelijk de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan. De verplichtingen betreffen subsidies aan het CBR, VVN, SWOV, Team Alert en incidentele doelgroepen. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een tijdshorizon en de agentschapbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van duurzame mobiliteit geluid en wegmaatregelen. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor de inrichting van het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU) en het kennisplatform tunnelveiligheid. Opdrachten aan de Landsadvocaat worden gegeven ten behoeve van het bijstaan van de Minister in bezwaar- en beroepsprocedures. Het verduurzamen van de mobiliteit draagt fors bij aan de Nederlandse klimaatdoelstelling. Hiertoe worden in 2014 uitgaven gedaan gericht op een ambitieus Europees bronbeleid, het bevorderen van innovatieve duurzame technologieën en het komen tot bewuster en efficiënter mobiliteitsgedrag. Deze onderwerpen zijn ook onderdeel van het SER Energieakkoord, waarover het kabinet begin juli 2013 een overeenstemming op hoofdlijnen bereikte.

De opdrachten voor Beter Benutten betreffen kosten op het gebied van diverse onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie en ITS (Intelligent Transport Systems).

14.01.02 Subsidies

Uitgaven hebben betrekking op in voorgaande jaren verstrekte stimuleringssubsidies voor C02 reductie.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid. Opdrachten in verband met de invoering van het trekkerrijbewijs (RDW), vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad, Onderzoek cat. III medicijnen. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt realistisch en onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s best verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig verkeer Nederland (VVN), ANBO, Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Uitvoering wordt gegeven aan het meerjarenprogramma Blijf Veilig Mobiel. Het meerjarenprogramma Blijf Veilig Mobiel heeft tot doel om een bijdrage te leveren aan de verkeersveilige mobiliteit van senioren bij gelijkblijvende of toenemende mobiliteit. Het programma biedt een stimulans voor het aanbod van activiteiten voor senioren, waarmee zij hun verkeersveilig gedrag kunnen vergroten.

Daarnaast ontvangt het CBR een vergoeding voor de onderzoeken naar de rijvaardigheid alsmede de geestelijke en lichamelijke geschiktheid die zij uitvoeren en waarvan de kosten ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) voor rekening van het Rijk komen.

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

Beleidsartikel 15: Openbaar vervoer

Algemene Doelstelling

Reizigers veilig, betrouwbaar en snel vervoeren gericht op gemak en eenvoud door een optimaal openbaar vervoer netwerk. De verantwoordelijkheid van de Minister inzake spoor wordt toegelicht in artikel 16 Spoor.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het beleid inzake regionaal openbaar vervoer (onder andere regionaal openbaar vervoer, taxi, waddenveren). Ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De rol «regisseren» heeft specifiek betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het stellen van regels en de kaders (wetgeving) voor het openbaar vervoer (overheden, marktpartijen en reizigers). De regels en kaders hebben betrekking op het openbaar vervoer per bus, tram en metro, het CVV (Regiotaxi) en het openbaar vervoer over water;

  • Het faciliteren (waar nodig) van de decentrale overheden om ervoor te zorgen dat zij optimaal hun rol kunnen vervullen (denk daarbij aan het stimuleren van fietsgebruik, het landelijk fietsdiefstalregister en de nationale database voor reisinformatie voor het openbaar vervoer);

  • Het monitoren van sociale veiligheid door het Ministerie. De uitvoering vindt plaats door decentrale overheden en OV-bedrijven voor het stad- en streekvervoer;

  • Het ontwikkelen van beleid voor toegankelijkheid in de OV-keten. Dit gebeurt door initiatieven bij elkaar te brengen, maar ook door maatregelen te testen waarbij organisaties zijn betrokken van reizigers met functiebeperkingen. Bij deze acties wordt samengewerkt met de vervoersbranche en de decentrale overheden;

  • Het financieren van grote regionale en lokale projecten, vanuit artikel 14 op het Infrastructuurfonds: Regionaal, lokale infrastructuur. Via artikel 25 Brede doeluitkering (op de Begroting hoofdstuk XII) wordt het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken gefinancierd;

  • Het verlenen van concessies voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel). De decentrale overheden verlenen concessies aan het regionaal openbaar vervoer (onder andere bus, tram, metro, gedecentraliseerde treindiensten, boot en CVV). Marktpartijen verrichten het vervoer en zijn concessienemers;

  • Het opstellen van wet- en regelgeving voor het taxivervoer over de vakbekwaamheid, tarieven en de toegang tot de markt ter verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer. De meeste busregelgeving wordt in EU en internationaal verband voorbereid en vastgelegd in internationale verdragen, welke worden ingepast in nationale regelgeving;

  • Het beschikbaar stellen van brongegevens voor reisinformatie aan afnemers en waar nodig optreden als regisseur;

  • De implementatie van de OV-Chipkaart en de invulling van de permanente structuur voor de governance daarvan.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Het kengetal reizigerskilometers regionaal openbaar vervoer is niet meer opgenomen, aangezien de gegevens niet langer verzameld worden en dus niet meer beschikbaar zijn. Om deze gegevens weer beschikbaar te krijgen wordt door IenM nagegaan of gebruik gemaakt kan gaan worden van geanonimiseerde OV-Chipkaartdata. Hierover wordt overleg met de OV-sector gevoerd.

Kengetal Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Algemeen oordeel

7,0

7,2

7,2

7,2

7,2

7,4

Informatie en veiligheid

7,3

7,5

7,5

7,5

7,5

7,6

Rijcomfort

7,0

7,2

7,2

7,2

7,3

7,4

Tijd en doorstroming

6,0

6,2

6,5

6,5

6,6

6,8

Prijs

6,3

6,5

6,3

6,3

5,9

6,2

Bron: OV-Klantenbarometer 2012 (KpVV 2013)

Toelichting

De OV-Klantenbarometer heeft betrekking op al het openbaar vervoer dat wordt aangestuurd door de twaalf provincies en de zeven stadsregio’s.15

Beleidskader Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (SVOV): Waardering veiligheidsgevoel/incidenten

Kengetal Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

               

– Reizigers (1)

7,6

7,8

7,8

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

– Personeel (2)

6,5

6,3

nb

6,3

nb

6,5

nb

6,9

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

               

– Reizigers (3)

25

25

23

23

24

23

nb

15

– Personeel (4)

56

65

nb

69

nb

64

nb

60

Bron: OV-Klantenbarometer 2012 (KpVV 2013) en KpVV – Reizigersmonitor, 2010

Toelichting

  • (1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers zowel in als rond het voertuig.

  • (2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het voertuig.

  • (3) Dit is gebaseerd op de OV-Klantenbarometer van Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV). Het percentage in 2012 is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden. Voor een toelichting wordt verwezen naar de uitgave Sociale Veiligheid van OV-reizigers in het stads- en streekvervoer16.

  • (4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Bij (2) en (4); Voor personeel wordt tweejaarlijks gemeten.

Beleidswijzigingen

In maart 2013 is het manifest «Samen op Reis» afgerond. Hierin hebben vervoersbedrijven en (concessieverlenende) overheden met Rover (Reizigersvereniging OV) en IenM geparticipeerd. In het manifest wordt een vijftiental concrete acties en pilots benoemd om het OV te laten groeien. Deze richten zich op het optimaliseren van netwerken met speciale aandacht voor het eerste en laatste deel van de (keten-)reis, het verbeteren van reisinformatie, het verbeteren van overstappunten, vergroten van de sociale veiligheid en een gezamenlijk productaanbod.

Verder wordt ingezet op het verbeteren van de toegankelijkheid van het OV voor personen met een handicap of beperkte mobiliteit door het ontwikkelen van concrete diensten en producten, aanvullend op wat de sector al doet.

Beide bovengenoemde zaken sluiten aan bij de focus die het beleid legt op het aantrekkelijk maken van openbaar vervoer als reisalternatief en gerichte aandacht voor de concrete uitwerking ervan.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 15 Openbaar vervoer (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

9.633

10.624

5.734

7.223

7.627

7.210

7.589

Uitgaven

9.282

12.578

7.531

7.223

7.627

7.210

7.589

Waarvan juridisch verplicht

   

33%

       

15.01

Openbaar vervoer

9.282

12.578

7.531

7.223

7.627

7.210

7.589

15.01.01

Opdrachten

5.265

10.007

5.252

4.895

5.572

5.155

5.534

15.01.02

Subsidies

3.031

1.576

1.284

1.333

1.060

1.060

1.060

15.01.03

Bijdrage aan agentschappen

986

995

995

995

995

995

995

 

– waarvan bijdrage aan RWS

986

995

995

995

995

995

995

 

Ontvangsten

             

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds

Extracomptabele verwijzingen

In productartikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

241.969

120.026

340.370

441.051

342.438

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

         

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

241.969

120.026

340.370

441.051

342.438

waarvan

       

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

81.566

64.920

123.828

274.627

203.174

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

12.992

     

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

147.411

55.106

216.542

166.424

139.264

Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Omzetbelasting verlaagd tarief

             

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

840

960

999

1.041

1.084

1.129

1.175

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Meer specifiek betreft het onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de screening van de taxibranche.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor de uitvoering van taken inzake de implementatie van de OV-Chipcard, de implementatie van de Boord Computer Taxi en de ontwikkeling en bouw van de Nationale Databank Openbaar Vervoergegevens, maar ook onderzoeken op het gebied van decentraal/regionaal vervoer en uitgaven ter stimulering van de marktwerking in het openbaar vervoer.

15.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-Chipkaart, de implementatie van de Boord Computer Taxi en de ontwikkeling en bouw van de Nationale Databank Openbaar Vervoergegevens. Daarnaast worden uit deze middelen bijgedragen aan het OV-Loket, de concessie Waddenveren, het stimuleren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer (OV-Chipkaart) en het fietsbeleid.

15.01.02 Subsidies

Subsidies worden verstrekt aan de Fietsersbond, Rover, de Geschillencommissie taxi en voor de (monitoring van) sociale veiligheid in het openbaar vervoer.

15.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS ontvangt een jaarlijkse agentschapbijdrage voor de beleidsondersteunde en adviserende taken voor het openbaar vervoer.

Beleidsartikel 16: Spoor

Algemene Doelstelling

De kwaliteit van het spoorproduct verbeteren zodat de reiziger en de verlader de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor aanleg en beheer van de spoorweginfrastructuur. Om hier invulling aan te geven wordt ProRail als uitvoerder ingeschakeld. De rol «uitvoeren» heeft betrekking op:

  • Verkenningen en planuitwerkingen;

  • Aanleg van projecten;

  • Beheer waaronder: inframanagement, verkeersleiding en capaciteitsmanagement.

De Minister is ook verantwoordelijk voor het aanbod van reizigersvervoer op het hoofdrailnet. Invulling gebeurt door een concessie te verlenen aan vervoerder NS.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het spoorbeleid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid van IenM heeft betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het uitwerken van de «Lange Termijn Spooragenda». Onderdeel hiervan vormt het vormgeven van het nieuwe sturingsarrangement waarmee IenM in de toekomst haar regierol op het spoor gaat invullen. Dit zal ondermeer zijn weerslag krijgen in de nieuwe beheer- en vervoerconcessie vanaf 2015. Het zorg dragen voor de vormgeving van en implementatie van de internationale regelgeving en het opstellen van regels en kaders voor het vervoer per spoor. Daarbij gaat het onder andere om de capaciteitsverdeling op het spoor. Marktpartijen verrichten het vervoer;

  • Het realiseren van een betrouwbare, duurzame en veilige spoorweginfrastructuur door eisen te stellen aan het hoofdspoorwegnet en de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van betrokkenen helder te omschrijven in de spoorwegwetgeving;

  • Het aansturen van het beheer van en vervoer over spoor via concessies. Tot 1 januari 2015 heeft ProRail de beheerconcessie voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur. Per 1 januari 2015 wordt een nieuwe beheerconcessie verleend. Het vervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd in de vervoerconcessie die is verleend aan de Nederlandse Spoorwegen, die tot 1 januari 2015 loopt. Per 1 januari 2015 wordt tot de verlening van een nieuwe concessie overgegaan. Met ingang van 2015 wordt ook de Hogesnelheidslijn (HSL) onder de hoofdrailnet-concessie gebracht;

  • Het zorgen voor veilige aanleg, beheer en gebruik van lokale spoorwegen (met name tram en metro), het eenduidig regelen van de verantwoordelijkheden en het opheffen van technische belemmeringen door de wet lokaal spoor (in werking vanaf 1 januari 2014).

  • Het opstellen van kaders voor het goederenvervoer per spoor, knooppunten met andere modaliteiten en achterlandverbindingen. Samen met overheden en infrastructuurbeheerders werkt het Ministerie aan de drie Europese spoorgoederencorridors (naar Frankrijk, Italië en Polen/Tsjechië) die in ons land beginnen, waarbij de regelgeving zoveel mogelijk wordt afgestemd op de Nederlandse situatie. De corridors naar Frankrijk en naar Italië worden eind 2013 operationeel, de corridor naar Polen/Tsjechië in 2015;

  • De railmap European Railway Traffic Management System (ERTMS), een algemene veiligheidsaanpak, het plan van aanpak voor snelheidsverhoging op het spoor en daaropvolgend de uitvoering ervan.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Spoor opgenomen. In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Punctualiteit reizigers Hoofdrailnet (HRN)

Indicator: Punctualiteit reizigers hoofdrailnet (HRN)
 

Basiswaarde 2003

2007

2008

2009

2010

Grenswaarde Vervoerplan 20111

Realisatie 2011

Grenswaarde 2012

Realisatie 2012

Indicator: 3 minuten punctualiteit HRN2

83,1%

87,0%

86,8%

86,6%

86,5%

is voor 2011 niet meer bepaald

89,6%

n.v.t.

88,5%

Indicator: 5 minuten punctualiteit HRN1

   

93%

92,8%

92,5%

93%2

94,7%

93%

94,2%

Reizigerspunctualiteit

         

90%

91,5%

90%

91,5%

Klantoordeel op tijd rijden (% dat een 7 of hoger geeft)

         

52%

51%

53%

48,9%

Bron: NS, vervoerplan 2013

X Noot
1

Met het oog op de internationale vergelijkbaarheid is vanaf het Vervoerplan 2011 de indicator gewijzigd van 3 minuten punctualiteit in 5 minuten punctualiteit.

X Noot
2

Afhankelijk van de uitvoering van de 2e fase van het Herstelplan (2007–2012).

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorwegveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. Voor de ontwikkelingen in 2014 geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid dat de veiligheid op alle fronten continue moet verbeteren.

     

Beoordelingsjaar 2011

 

2010

Nr.

Risico-drager

Omschrijving indicator

Behaalde waarde op de indicator

NRV

voortschrijdend gewogen gemiddelde 2011

voortschrijdend gewogen gemiddelde 2010

1.1

Reiziger

FWSI *) onder reizigers / jaar / mld reizigertreinkm’s

0

3,43

3,04

3.42

1.2

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerkm’s

0

0,03

0,02

0.03

2

Personeel

FWSI onder spoorpersoneel / jaar / mld treinkm’s

0,67

1,27

1,15

1.22

3.1

Overweg-gebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / mld treinkm's

76,51

106,92

85,79

105.84

3.2

Overweg-gebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / ((treinkm’s*aantal overwegen)/ lijnkm’s)

87,36

117,02

94,79

115.32

4

Anderen

FWSI onder onbevoegden op het spoor / jaar / mld treinkm’s

26,27

2,38

8,72

2,38

5

Onbevoegden

FWSI onder «anderen (derden)» / jaar / mld treinkm»

6,74

4,09

4,22

4,09

6

Overall

Totaal FWSI / jaar / mld treinkm’s

110,47

120,9

98,85

119,8

Bron: Zie het rapport Railveiligheidsindicatoren 2011, Kamerstuk 29 893 nr.135.

Toelichting gebruikte termen in de tabel:

FSWI = het aantal doden en zwaargewonden

NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator

Aantal treinbewegingen per week

Kengetal aantal treinbewegingen per week
 

2009

2010

2011

2012

Betuweroute

220

400

450

460

Oldenzaal grens

80

70

60

60

Zevenaar grens

340

380

480

490

Venlo grens

230

250

230

220

Maastricht grens

30

30

20

20

Roosendaal grens

120

120

120

110

Bron: Keyrail, ProRail op basis van jaarcijfers en 52 weken.

De treinbewegingen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen en inclusief losse locomotieven. Het aantal hiervan verschilt per jaar, maar is ongeveer vijf procent van de treinbewegingen op het A15-trace van de Betuweroute. In 2013 neemt naar verwachting het aantal treinen verder toe.

Sociale veiligheid Nederlandse Spoorwegen

Kengetal sociale veiligheid NS
 

2007

2008

2009

2010

2011

Grenswaarde 2012

Realisatie 2012

Grenswaarde 2013

Klantoordeel sociale veiligheid1

76,1%

77,5%

78,0%

78,3%

79,1%

78,5%

78,3%

78,5%

Bron: Vervoerplan 2013

X Noot
1

Het klantoordeel sociale veiligheid is het percentage klanten dat hun veiligheidsbeleving in de trein respectievelijk op het station overdag en in de avond waardeert met een cijfer 7 of hoger.

Beleidswijzigingen

Het beleid wordt verwoord in de Lange Termijn Spooragenda. Deze is ambitieus, omdat het spoor van essentieel belang is voor de bereikbaarheid van Nederland en daarmee voor de economie. Met de Lange Termijn Spooragenda worden de aandachtspunten uit het heden en de toekomstige ontwikkelingen voor de periode tot 2028 met elkaar verbonden. De inzet is om de kwaliteit van het spoor als vervoerproduct te verbeteren zodat de trein voor de reiziger en de verlader in toenemende mate een aantrekkelijke vervoersoptie is. De ambities zijn ingegeven door de wensen van de reiziger en de verlader en zijn gericht op verbeteringen voor de reizigers en de verladers in termen van betrouwbaarheid, reistijd, gemak en informatieverbetering. Daarbij ligt de focus op de gehele keten van deur-tot-deur. Ook wordt ingezet op het substantieel verhogen van het veiligheidsniveau van het spoor en het verder verduurzamen van het vervoer per trein.

De uitwerking van de Lange Termijn Spooragenda zal leiden tot een afgewogen portfolio van programma’s en projecten voor het spoor tot 2028 en een sturingsinstrumentarium waarmee op de realisatie van de geformuleerde ambities en doelen kan worden gestuurd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 16 Spoor (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

31.688

8.812

5.348

4.824

4.918

5.318

5.068

Uitgaven

54.882

40.888

24.424

13.900

4.918

5.318

5.068

Waarvan juridisch verplicht

   

88%

       

16.01

Spoor

54.882

40.888

24.424

13.900

4.918

5.318

5.068

16.01.01

Opdrachten

8.768

6.315

2.888

2.454

2.548

2.948

2.698

16.01.02

Subsidies

46.062

34.359

21.365

11.346

2.270

2.270

2.270

 

– Subsidies Bijzondere Spoordiensten

36.768

25.152

12.189

2.170

2.170

2.170

2.170

 

– Subsidie bodemsanering NS percelen

9.076

9.076

9.076

9.076

     
 

– Overige subsidies

218

131

100

100

100

100

100

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

0

137

74

       
 

– waarvan bijdrage aan KNMI

 

74

74

       
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

63

         

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

52

77

97

100

100

100

100

 

Ontvangsten

92

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.332.690

2.330.000

2.262.458

2.347.839

2.296.758

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

65.249

236.789

180.483

193.076

194.509

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.397.939

2.566.789

2.442.941

2.540.915

2.491.267

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.264.028

1.239.246

1.147.798

1.244.635

1.319.480

13.03

Aanleg

980.114

1.146.896

1.118.264

1.135.420

1.020.157

13.04

GIV/PPS

145.588

163.596

148.580

148.790

149.422

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

– 8.388

454

11.702

– 4.527

– 14.389

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17 van het Infrastructuurfonds

6.273

6.273

     

17.02

Betuweroute

6.114

6.114

     

17.03

Hoge snelheidslijn HSL

159

159

     

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen aan RWS en het KNMI (in het kader van winterweer) en de bijdrage aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Meer specifiek betreft het onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de bijdrage aan het Platform Transportveiligheid. De subsidies hebben een tijdshorizon.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel heeft met name betrekking op het uitvoeren activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies, het programma Hoogfrequent Spoor en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda.

16.01 Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreft voornamelijk (lopende) opdrachten voor de pilot ERTMS op het traject Amsterdam-Utrecht, activiteiten ter ondersteuning van de Railmap ERTMS, adviezen ter ondersteuning van het programma Overwegen, de nieuwe beheer- en vervoerconcessie, het vervolg van de exploitatie Betuweroute. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor (onder andere de Vervoerkamer). De Vervoerkamer reguleert vooral de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies
  • Subsidies bijzondere spoordiensten: betreffen subsidies voor lijnen die na de gunning van het hoofdrailnet in 2005 aan het hoofdrailnet zijn toegevoegd. Met de Nederlandse Spoorwegen (NS) is in 2009 afgesproken dat deze subsidies per 2015 naar nul gaan omdat de exploitatie van het HRN in zijn geheel behoorlijk winstgevend is.

  • Subsidie bodemsanering NS-percelen: sinds 1996 dragen het Ministerie van IenM (en haar voorganger) en de Nederlandse Spoorwegen jaarlijks geld aan de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) voor de landelijke aanpak van bodemverontreiniging in NS-percelen.

  • Overige subsidies: dit betreft voornamelijk lopende maatregelen in het kader van het actieplan Groei op het Spoor, een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s, alsmede een subsidie voor Rover.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17: Luchtvaart

Algemene Doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de mainports van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de Minister normen (en handhaaft deze). Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister naar een internationaal level playing field. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA) en anderen;

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek belangrijke landen;

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de luchthavengebieden de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd. IenM zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security, houdt toezicht en handhaaft de regelgeving om de publieke belangen te waarborgen. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen;

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en efficiënter gebruiken van de capaciteit in het luchtruim en op verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding, intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC);

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid met betrekking tot mainportbeleid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheidsmanagement;

  • Voorts geeft IenM invulling aan de wettelijke verplichtingen, zoals het nemen van omzettingsregelingen (aanpassing aan nieuwe wetgeving) en luchthavenbesluiten voor de regionale luchthavens van nationale betekenis en het vrijwaren van de veiligheidssloopzone van Schiphol. Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Indicator: creëren luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2012

Streefwaarde 2020

Gerealiseerd aantal vliegtuigbewegingen t.o.v. plafond 510.000

390.000

423.000

510.000

 

76%

83%

100%

Bron streefwaarde: Luchtvaartnota, april 2009

Bron realisatie: jaarcijfers Schiphol Group, januari 2013

Voor de luchthaven Schiphol is tot 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken. Met het oog op de netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. In het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» is tussen Schiphol en het Rijk overeengekomen dat op het moment dat 95 procent van het plafond van 510.000 vliegtuigbewegingen op Schiphol gerealiseerd wordt de afspraken uit het convenant in werking treden. Het Rijk heeft hierbij verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. In 2012 is afgesproken de inspanning er op te richten al bij 90 procent van de 510.000 vliegtuigbewegingen regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol (Kamerstukken II, 2011/12, 29 665, nr. 181). De marktontwikkeling op Schiphol wordt daarom nauwlettend door het Ministerie gevolgd.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad (tbv 70.000 extra luchthavencapaciteit)
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2012

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2020

Eindhoven

0

0

10.000

25.000

Lelystad

0

0

25.000

45.000

Bron streefwaarde: kabinetsstandpunten bij Aldersadviezen Lelystad en Eindhoven

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen per jaar) vindt plaats in een zodanig tempo en uitvoering dat Schiphol meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol». Op basis van het Aldersadvies Eindhoven heeft het kabinet in 2010 besloten tot uitvoering van de afspraken over het accommoderen van 25.000 extra vliegtuigbewegingen in 2020. De feitelijke toevoeging van capaciteit vindt plaats op het moment dat deze is vastgelegd in het luchthavenbesluit.

Voor de ontwikkeling van Lelystad is aan de heer Alders gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken voor een scenario van de ontwikkeling van totaal 35.000 – 45.000 vliegtuigbewegingen. Op basis van het Aldersadvies (2012) heeft het kabinet besloten de gecontroleerde ontwikkeling van Lelystad Airport in twee tranches uit te voeren. Gestart wordt vanaf 2015 met een eerste tranche naar 25.000 vliegtuigbewegingen, de gebruiksruimte van de tweede tranche kan pas worden gebruikt na evaluatie van de effecten op de uitvoering van de businesscase, de invulling van de werkgelegenheidsambitie, de effecten op de duurzame landbouw en het vermijden van geluidhinder en de verstoring van natuur.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streefwaarde 2014 e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

 

Parijs (CDG)

2

3

 

Frankfurt (FRA)

3

2

 

Gatwick

6

6

 

Schiphol

7

8

< LHR, FRA, CDG

Zürich

4

4

 

München

5

5

 

Brussel

8

9

 

Madrid

9

7

Bron: SEO, Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2012

Het streven is om de huidige positie van Schiphol onder die van Londen Heathrow, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle te houden. Instrumenten voor het bewaken van het level playing field zijn het toezien op de randvoorwaarden en regulering van de doorrekening van de aeronautical kosten door de luchthaven Schiphol. Daarnaast heeft de overhseid een betrokkenheid bij de hoogte van de overheidsheffingen (geluidhinderkosten, belastingen en securitykosten). De resultaten van de benchmark zijn aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2012/13, 31 936, nr. 135).

Kengetallen

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

54.44 dB(A)

Bron: Luchthavenverkeerbesluit 2004

In het Luchthavenverkeerbesluit, (Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), 18 september 2008), zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingpunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom). IenM heeft geen directe invloed op de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting, dat is de verantwoordelijkheid van de sector. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2012 van de Inspectie is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2012/13, 29 665, nr. 186).

Op Schiphol wordt jaarlijks aan de TRG-grenswaarde voldaan. Het totale risicogewicht (TRG) is het resultaat van de vermenigvuldiging van het maximale startgewicht met de ongevalkans per vliegbeweging. In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgesteld dat het streven is dat het TRG van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar niet meer dan 9,724 ton bedraagt.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Amsterdam

250

258

246

253

263

271

266

Frankfurt

285

288

291

284

283

288

301

London Heathrow

188

181

177

171

165

174

176

Parijs Charles de Gaulle

249

260

273

272

271

268

256

Brussel

131

158

190

183

188

200

190

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat (DIIO), januari 2013

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, aantal passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Vliegbewegingen (x 1.000)

             

Amsterdam

423

436

428

391

386

420

423

Frankfurt

482

485

480

458

458

481

476

London Heathrow

471

476

473

460

449

476

471

Parijs Charles de Gaulle

533

544

551

518

492

507

491

Brussel

232

241

236

212

205

214

206

Passagiers (in mln)

             

Amsterdam

46

48

47

44

45

50

51

Frankfurt

53

54

53

51

53

56

57

London Heathrow

67

68

67

66

66

69

70

Parijs Charles de Gaulle

57

60

61

58

58

61

61

Brussel

17

18

19

17

17

19

19

Vracht (x 1.000 ton)

             

Amsterdam

1.527

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

Frankfurt

2.031

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

London Heathrow

1.306

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

Parijs Charles de Gaulle

1.884

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

Brussel

706

762

659

449

476

475

459

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2013

Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de netwerkkwaliteit van Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest Europese luchthavens.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management in het Europese luchtruim (in minuten)
 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

2,44

2,08

1,72

1,4

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Gerealiseerd

1,8

1,2

1,2

1,3

1,4

1,6

1,9

1,2

2,8

1,1

0,63

Bron: Eurocontrol /CFMU, Performance Review Report, januari 2013

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning en human resource management. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM1– vertraging per vlucht in het NL luchtruim en op Schiphol (in minuten)
 

2011

2012

Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht

1,0

1,0

Gerealiseerd

0,9

0,78

Bron: Eurocontrol /CFMU, Performance Review Report, jaar 2012

X Noot
1

ATFM staat voor «Air traffic flow management»

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde en-route vertraging per controlled flight in het Nederlandse luchtruim en de gemiddelde vertraging op Schiphol tezamen.

Beleidswijzigingen

De komende jaren wordt verder uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota, de Luchtruimvisie en Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015. De bij deze nota’s behorende uitvoeringsagenda’s zijn hierbij leidend.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 17 Luchtvaart (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

22.947

30.505

20.183

20.749

15.298

10.869

11.063

Uitgaven

36.354

29.362

34.291

23.706

20.828

16.642

11.986

Waarvan juridisch verplicht

   

83%

       

17.01

Luchtvaart

36.354

29.362

34.291

23.706

20.828

16.642

11.986

17.01.01

Opdrachten

31.797

25.147

21.750

9.475

14.401

13.289

8.756

 

– Opdrachten GIS

13.384

14.642

15.530

5.001

8.923

7.672

3.021

 

– Overige opdrachten

18.413

10.505

6.220

4.474

5.478

5.617

5.735

17.01.02

Subsidies

3.210

2.971

1.290

1.153

2.299

2.125

2.002

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

48

64

10 071

11 898

2 948

48

48

 

– waarvan bijdrage aan RWS

48

48

10.048

11.898

2.948

48

48

 

– bestemd voor Caribisch Nederland

   

10.000

11.850

2.900

   
 

– waarvan bijdrage aan KNMI

 

16

23

       

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.299

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

 

Ontvangsten

49.113

45.339

44.851

28.111

6.628

25

25

Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Accijnzen

             

Vrijstelling accijns luchtvaartuigen

1.839

1.905

1.937

1.968

2.010

2.048

2.087

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. De bijdrage aan de agentschappen betreft de financiering van de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland door RWS voor 2014, de capaciteitsinzet van RWS en KNMI. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Caribisch Nederland, het Beleidsondersteuning en -advies (BOA)- traject en het offertetraject KNMI is het budget voor 2014, ultimo 2013 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de ICAO, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) en dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De resterende niet juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010/11, 31 936, nr. 47) en de Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015 (Kamerstukken II, 2010/11, 24 804, nr. 80).

17.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van de geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De derde fase van het geluidsisolatieprogramma is in 2012 afgerond. De beleidsdoorlichting GIS wordt in 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. De geplande uitgaven voor 2014 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Uitvoering Luchtvaartnota en de Alderstafels

Het Nederlandse mainportbeleid is gericht op een selectieve ontwikkeling van de mainport Schiphol, in samenhang met de ontwikkeling van de regionale luchthavens van nationale betekenis. In overleg met stakeholders worden kaders ontwikkeld om in Nederland een ontwikkeling van de luchtvaart mogelijk te maken die enerzijds bijdraagt aan de economische potentie en welvaartsgroei van ons land en anderzijds tegemoet komt aan de wens van leefbaarheid en duurzaamheid. In de Luchtvaartnota is het beleidsveld in samenhang geschetst voor zowel de korte als langere termijn. In de (uitvoeringsagenda bij de) Actualisatiebrief Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010/11, 31 936, nr. 27) is een specificatie van beleidselementen opgenomen. Naast versterking van het nationale luchthavennetwerk dient de ontwikkeling van die regionale luchthavens ook ter versterking van de economische ontwikkeling van die regio’s. Conform het Aldersakkoord uit 2008 wordt voor 70.000 vliegtuigbewegingen ruimte gezocht op de regionale luchthavens, in het bijzonder Eindhoven en Lelystad. De Alderstafels Eindhoven en Lelystad zijn ingesteld met het doel om samen met de regio mogelijkheden hiervan te bezien. In 2011 is het Aldersadvies Eindhoven door het kabinet en de Tweede Kamer overgenomen. Voorjaar 2012 heeft de Alderstafel Lelystad haar advies uitgebracht. Het kabinet heeft besloten tot uitvoering van het advies waarbij de gecontroleerde ontwikkeling van Lelystad Airport in twee tranches centraal staat (zie ook de indicator «Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad»).

2. Evalueren Normen- en handhavingsstelsel

De evaluatie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel heeft begin 2013 plaatsgevonden; hierbij is onder andere ingegaan op de bescherming voor de omgeving, de operationele uitvoerbaarheid van het nieuwe stelsel, de handhaafbaarheid en de begrijpelijkheid. Op grond van de evaluatie wordt in de tweede helft van 2013 een kabinetsreactie verwacht en besloten of het vigerende stelsel met handhavingpunten door het nieuwe stelsel wordt vervangen. Op grond van dat besluit zullen in 2014 de noodzakelijke wettelijke procedures worden doorlopen.

3. Beleidsonderzoek vliegveiligheid

Voor de uitvoering van de acties uit het uitvoeringsprogramma, onderdeel van de in 2011 vastgestelde Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015 zijn middelen nodig voor beleidsonderzoek, voor de periodieke evaluatie van de effectiviteit van het gevoerde beleid (meldingsbereidheid voorvallen in de burgerluchtvaart, protocol preventie overmatig gebruik alcohol, drugs en medicijnen, meerjarig veiligheidsonderzoek Nederlandse luchtvaartsysteem) en voor de uitbouw en implementatie van veiligheidsmanagement in de luchtvaart(beleids-)keten.

4. Verminderen risico op vogelaanvaringen

In 2012 zijn de activiteiten om het risico op vogelaanvaringen rondom Schiphol te verminderen geïntensiveerd en onderling beter afgestemd. Hiertoe zijn door IenM meerjarige afspraken gemaakt met de regio, de sector en de milieuorganisaties. Deze meerjarige afspraken (tot 2017) zijn vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst, en omvatten de voorbereiding en uitwerking van maatregelen om de vogelaanvaringsproblematiek rondom Schiphol te verminderen door: ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, extra maatregelen in het kader van het populatiebeheer en een aanscherping van de ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de foerageer,- rust- en broedgebieden. In 2014 wordt gestart met een monitoring van de effectiviteit van deze maatregelen en worden indien noodzakelijk de maatregelen bijgesteld of geïntensiveerd.

5. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Onderzoek in het kader van de luchtruimvisie betreft het ontwikkelen van een set van afwegingen voor het niveau en de omvang van dienstverlening voor alle (inter)nationale luchthavens en regionale vliegvelden in Nederland. Als onderzoekstappen in de ontwikkeling van een conceptuele schets kunnen worden onderscheiden: concretiseren van behoeftestelling en vormgeving eerste concept, opzet kwalitatief toetsingskader (bepalende Air Traffic Management (ATM)-systeem elementen, criteria voor wijze van ATM-dienstverlening), detaillering van kwantitatief toetsingskader, nadere vormgeving toetsingskader (incl. vastlegging van de belangrijkste veronderstellingen, ontwerpkeuzen en gebruiksmogelijkheden van het toetsingskader). Daarnaast worden middelen ingezet voor de toezichthoudende taken van de ACM, technische assistentie op het gebied van luchtvaartveiligheid voor het Caribische gebied en Oost-Afrika in de vorm van kennisoverdracht en training.

6. Luchthavens Caribisch Nederland

Dit betreft voornamelijk de voorbereidingskosten voor het uitvoeren van de masterplannen Bonaire, Saba en St. Eustatius. Als gevolg van de staatkundige hervorming van 10-10-2010, moeten de drie luchthavens op de eilanden Bonaire, Saba en St. Eustatius voldoen aan de minimale internationale regelgeving voor de vliegveiligheid (ICAO) die Nederland onderschrijft. Gebleken is dat de luchthavens op deze eilanden daar niet aan voldoen. Voor iedere luchthaven op de eilanden is een masterplan opgesteld. Deze masterplannen geven een overzicht van de huidige faciliteiten en infrastructuur en de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving. Met uitvoering van de masterplannen worden de tekortkomingen weggewerkt. De voorbereidingskosten voor het uitvoeren van de masterplannen hebben betrekking op het sluiten van contracten met diverse partijen. Zo moeten bestekken gemaakt worden en vergunning en aanbestedingsprocedures worden doorlopen.

17.01.02 Subsidies

1. CROS en overige commissies regionaal overleg

IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen. Met als doel om hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,262 mln. De luchthavens Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2014 eveneens commissies regionaal overleg, de bijdrage in 2014 bedraagt € 0,140 mln.

2. Versneld onderploegen graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen

Het Ministerie van IenM heeft in april 2012 het Convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol afgesloten. Met dit convenant is een vergoedingsregeling in het leven geroepen voor het versneld onderploegen van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. De betreffende boeren ontvangen hiervoor een vergoeding per hectare versneld ondergewerkte graanakker. De vergoeding is gebaseerd op de inkomstenderving vanwege het onderploegen van het stro, extra kosten die de boeren moeten maken en een medewerkingvergoeding. De deelnemende boeren verplichten zich al hun geteelde graan binnen het werkingsgebied versneld onder te werken. De totale vergoeding zal in 2013 maximaal € 1,7 mln bedragen. Dit is budgettair bij eerste suppletoire wet geregeld.

3. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om de Schiphol operatie te innoveren. IenM draagt financieel bij aan het KDC, hiervoor is voor 2014 een bedrag van € 0,9 mln begroot.

4. Luchthaven Twente

Het Rijk heeft in de Luchtvaartnota aangegeven voorstander te zijn van de ontwikkeling van de luchthaven Twente, mits daarvoor een marktpartij gevonden kan worden. Inmiddels is een marktpartij gevonden. Onder voorwaarden wordt een bijdrage verstrekt om voor de eerste vijf jaar na start van de daadwerkelijke verlening van luchtverkeersleiding de tekorten op de exploitatie van luchtverkeersdienstverlening af te dekken. De Tweede Kamer is hierover in mei 2013 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, 2012/13, 31 936 nr. 141). De bijdrage voor de Luchthaven Twente bedraagt maximaal € 4,6 mln (netto contante waarde 2014). De bedragen zullen jaarlijks verstrekt worden.

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving.

Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI)

Dit betreft de bijdrage voor deelname aan de Impact and Science Group (ISG), een expertgroep van het Committee on Aviation Environmental Protection (CAEP) van ICAO.

17.01.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de ICAO, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS17 en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) is in 2014 een bedrag begroot van € 1,2 mln, waarvan € 1 mln via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

Beleidsartikel 18: Scheepvaart en Havens

Algemene Doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen.

Vanuit de Begroting hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer.

RWS voert als beheerder het beheer en onderhoud uit. De uitgaven aan beheer en onderhoud worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering, waaronder het toezicht op de uitvoering, van de wet- en regelgeving (zowel de Autoriteit Consument & Markt (ACM) als de ILT) van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert internationaal (bijvoorbeeld in internationale gremia als de Europese Raad van transportministers) en regionaal voor deze normen, ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van International Maritime Organisation (IMO) en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als (European Maritime Safety Agency (EMSA) en andere organisaties;

  • Daarnaast wordt mede uit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd;

  • IenM zorgt voor »state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security;

  • Met de programma’s Beter Benutten en Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut;

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid;

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen1
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Hoofdtransportas

75%

68%

80%

67%

85%

68%

85%

Hoofdvaarweg

85%

81%

75%

79%

75%

78%

75%

Overige vaarweg

90%

88%

70%

92%

70%

93%

70%

Bron: RWS/Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS), 2013

X Noot
1

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Elk type vaarweg correspondeert met een te realiseren percentage passages. Dit normpercentage biedt inzicht in het percentage schepen dat is gepasseerd binnen de normtijd.

De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden (68 procent in plaats van 85 procent). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een combinatie van storingen, benodigde onderhoudswerkzaamheden en capaciteitsproblemen op de Zeeuwse achterlandverbindingen. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-studies, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Kengetallen

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Totaal Nederlandse Zeehavens

45,9

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

47,2

47,9

Mainport Rotterdam

35,6

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

36,3

37,0

Overige Nederlandse Zeehavens

10,3

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

10,9

10,9

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad, 2011/12 IenM

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde Hamburg-Le Havre range). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven. Met uitzondering van een lichte daling van het marktaandeel in 2011, is het marktaandeel sinds 2008 aanzienlijk gestegen. Met name Mainport Rotterdam heeft de laatste jaren marktaandeel gewonnen ten opzichte van de voornaamste concurrenten.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2

Aantallen

               

Handelsvaart

570

574

566

640

688

725

770

800

Zeesleepvaart

164

174

212

222

222

249

263

247

Waterbouw

151

148

139

118

121

120

127

169

Totaal

885

896

917

980

1.031

1.094

1.160

1.216

Bruto tonnage

               

Handelsvaart

4.932

5.031

5.114

5.980

6.313

6.075

6.886

6.740

Zeesleepvaart

178

181

243

264

237

310

307

362

Waterbouw

498

509

477

375

441

450

494

531

Totaal

5.608

5.721

5.834

6.619

6.991

6.835

7.687

7.633

van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer3

Aantallen

               

Handelsvaart

375

434

462

395

410

433

422

408

Zeesleepvaart

329

284

332

358

406

459

456

477

Waterbouw

37

39

45

52

66

63

55

55

Totaal

741

757

839

805

882

955

933

940

Bruto tonnage

               

Handelsvaart

4.692

5.566

6.278

4.542

5.057

5.259

5.232

5.072

Zeesleepvaart

2.704

2.782

1.903

1.423

1.217

1.011

1.298

1.640

Waterbouw

99

102

122

184

225

251

210

264

Totaal

7.495

8.450

8.303

6.149

6.499

6.521

6.740

6.976

X Noot
1

Schepen, 100 GT en pontons, 1000 GT

X Noot
2

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2013

X Noot
3

Bron: cijfers 2005 Ecorys (december 2008); cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2012 Inspectie Leefomgeving en Transport (mei 2013). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse of buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal veiligheid scheepvaart

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)

 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Zeer ernstige scheepvaartongevallen

1

1

1

0

0

1

1

0

4

Ernstige scheepvaartongevallen

7

4

2

6

3

7

9

4

1

Totaal

8

5

3

6

3

8

10

4

1

Aantal significante ongevallen2 met schepen op de Nederlandse binnenwateren

 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal significante scheepsongevallen

117

96

123

150

127

121

164

159

161

Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)

 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal doden

4

7

3

4

4

4

4

8

4

Aantal gewonden

29

49

54

30

51

56

45

63

58

Bron: RWS, 2013

X Noot
1

Voor 2012 zijn nog geen gevalideerde gegevens beschikbaar.

X Noot
2

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Toelichting: Er zijn in 2012 uitzonderlijk veel dodelijke slachtoffers gevallen. Bij het zinken van het koopvaardijschip Baltic Ace als gevolg van een aanvaring vielen 11 dodelijke slachtoffers, daarnaast zijn 2 dodelijke slachtoffers gevallen nadat ze over boord zijn geslagen van een koopvaardijschip. Het is nog te vroeg om hier conclusies over de ontwikkeling van de veiligheid op de Noordzee aan te verbinden.

Beleidswijzigingen

Het maritieme beleid zoals weergegeven in de diverse maritieme beleidsbrieven en met het Parlement besproken, wordt gecontinueerd.

De bezuinigingen op het infrastructuurfonds hebben geleid tot temporisering van de uitvoering van meerdere vaarwegprojecten. De gevolgen daarvan zijn aan de Tweede Kamer gemeld in Kamerstukken II, 33 400 A, nr. 48 en 33 400 A, nr. 52.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 18 Scheepvaart en Havens (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

6.357

5.451

4.963

4.752

4.929

4.923

4.922

Uitgaven

6.212

7.513

5.303

4.752

4.929

4.923

4.922

Waarvan juridisch verplicht

   

71%

       

18.01

Scheepvaart en havens

6.212

7.513

5.303

4.752

4.929

4.923

4.922

18.01.01

Opdrachten

778

3.126

2.302

2.091

2.268

2.262

2.261

18.01.02

Subsidies

2.705

1.726

340

       

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.840

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.840

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

889

956

956

956

956

956

956

 

Ontvangsten

0

97

         

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

863.050

770.276

730.988

651.695

640.546

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

32.113

6.676

7.530

14.510

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

895.163

776.952

738.518

666.205

640.546

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

13.819

12.263

13.122

13.122

13.122

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

402.465

413.012

324.217

256.929

218.659

15.03

Aanleg

251.537

134.210

184.817

178.691

192.047

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

238.793

227.191

225.146

223.351

221.780

15.07

Investeringsruimte

– 11.451

– 9.724

– 8.784

– 5.888

– 5.062

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 (PMR) van het Infrastructuurfonds

18.095

17.562

16.104

15.126

2.665

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 18.03 Intermodaal Vervoer van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 (Intermodaal Vervoer) van het Infrastructuurfonds

5.965

3.057

     
Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verlaging lastendruk op ondernemingen

             

Willekeurige afschrijving zeeschepen

4

4

4

4

4

4

4

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

82

84

85

87

88

90

92

Verlaging lastendruk op arbeid

             

Afdrachtvermindering zeevaart

106

106

108

109

111

112

113

Accijnzen

             

Vrijstelling communautaire wateren

832

798

812

825

842

858

874

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor het subsidieoverzicht), de bijdrage aan agentschappen (voor 14,1 fte capaciteitsinzet RWS) en de bijdrage aan internationale organisaties (jaarlijkse contributie aan CCR, IMO, IALA en Donaukommission) zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties hebben een structureel karakter.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het VBS tarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer zeevaart, havens en Caribisch Nederland en overgangsbepalingen Reglement onderzoek Schepen op de Rijn (Rosr).

18.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

  • Het Ministerie draagt financieel bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen.

  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Ontwikkeling van een «web based toolkit» helpt vervoerende en verladende bedrijven bij het opstellen en beoordelen van de in de EU verplichte security plannen.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving). En onderbouwt dit met gedegen onderzoeken naar de effecten.

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

18.01.02 Subsidies

Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM betaalt mee aan kennismakingstages voor potentiële studenten. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.

18.01.03 Bijdrage aan agentschappen Scheepvaart en havens

In het kader van het BeleidsOndersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. In totaal doet de directie maritiem een beroep op 14,1 fte van RWS voor deze taken, voornamelijk voor taken op het terrein van de binnenvaart.

18.01.05 Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden Scheepvaart en havens

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 mln contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 mln contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen.

Beleidsartikel 19: Klimaat

Algemene Doelstelling

Klimaatverandering door menselijk handelen tegen gaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Beperking van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, waaronder lagere energiekosten.

Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen haar grondslag in dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • Het door Nederland nakomen van de in UNFCCC18 en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.

  • De regie op de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

  • De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van biobrandstoffen en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op brandstofkwaliteit, op productie en inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Klimaatbrief en de Lokale Klimaatagenda tot succesvolle uitvoering te brengen. Green Deals en financiële incentives dragen hieraan bij.

  • Via de Lokale Klimaatagenda, initiatieven voor reductie van CO2-emissies. Ondernemers, burgers en andere overheden brengt zij beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie.

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen, wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA19/Vamil20 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt.

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • De jaardoelstelling voor hernieuwbare energie in de vervoersector door middel van een verplichting voor degenen die biobrandstoffen op de markt brengen en het verbreden van de toepassing van hernieuwbare energie naar de luchtvaart en binnenvaart.

Financieren

De Minister van IenM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Clean Development Mechanism (CDM), één van de zogenoemde flexibele mechanismen van het Kyoto Protocol. De flexibele instrumenten bieden de mogelijkheid om emissiereducties (CER’s) ten behoeve van de nationale reductiedoelstelling in een ander land te behalen. Hoofddoelstelling van CDM is om zoveel mogelijk CER’s aan te kopen als nodig om de Nederlandse verplichtingen onder het Kyoto Protocol na te kunnen komen.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Verwachte realisatie non ETS doelstelling 2020 (kengetal)
 

Verantwoordelijk Ministerie

Nieuwe raming (Mton)

Verwachtte realisatie (Mton)

CO2 industrie en energie

EZ

8,5

10,7

CO2 verkeer en vervoer

IenM

33,8

35,5

CO2 gebouwde omgeving

BZK

25,1

22,5

CO2 land- en tuinbouw

EZ

6,6

5,75

Overige CO2 broeikasgasssen landbouw

EZ

15,8

16

Resterende overige broeikasgassen

IenM

9,7

8,8

Totaal

99,5

99,25

Bron: Actualisatie van de Referentie Raming Energie en Emissies (actualisatie 2012, ECN/PBL, tabel 3.1 op blz. 25).

Toelichting: de doelstelling voor de totale niet-ETS in 2020 is 105 Mton CO2-eq. Inclusief het extra beleid van huidige kabinet zijn de verwachte emissies in 2020 minder dan 100 Mton. Hiermee ligt Nederland goed op koers voor de 2020 doelstelling.

In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het Ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen – binnen de beschikbare middelen – in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat de reserveruimte (het verschil tussen de doelstelling en de raming) om deze tegenvaller op te vangen.

Op dit moment is het beeld dat overschrijdingen met name veroorzaakt zijn door een betere monitoring (beter «meten») en nieuwe aannames over autonome ontwikkelingen zoals de economie en de demografie. Van beleidsveroorzaakte tegenvallers is niet of nauwelijks sprake.

Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (indicator in procenten)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Oud

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Nieuw

         

4,5

5

5,5

           

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

               

Bron: Brief aan Tweede Kamer, kenmerk IenM/BSK-2012/16016, d.d. 9 maart 2012 (Kamerstukken II 2011–2012, 32 813, nr. 17) en de NEa rapportage hernieuwbare energie 2012.

Toelichting: Voor de jaren 2015 tot en met 2019 waren formeel nog geen verplichtingen vastgelegd, maar lineaire interpolatie tussen 2015 en 2020 leidt in de oude situatie tot een groei van 0,75 procent per jaar. Op dit moment is nog volop discussie in het kader van ILUC (Indirect Land Use Change) en Tweede Kamer over het groeipad; in september 2013 bij het AO Duurzaamheid komt daarover meer duidelijkheid. Ter voorbereiding op dit AO zal in augustus 2013 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden met de NEa rapportage 2012 over hernieuwbare energie als bijlage.

Beleidswijzigingen

Met het uitbrengen van de Roadmap Klimaat is de basis gelegd voor een ambitieus en vernieuwend klimaatmitigatie en adaptatiebeleid gericht op een klimaatneutrale en klimaatbestendige economie voor 2050 met een tussendoel voor 2030. Het onder auspiciën van de SER gesloten Nationaal Energieakkoord voor duurzame groei geeft een belangrijke impuls voor uitwerking van de Roadmap. Het kabinet zal de Tweede Kamer over de Roadmap nader informeren.

In Europa zet de Minister van IenM in op het vaststellen van een ambitieuze Europese klimaatdoelstelling voor 2030 en een bijbehorend robuust pakket van maatregelen waarmee de 2030 broeikasgasdoelstelling gerealiseerd zou kunnen worden. Als hoeksteen van dit beleid ziet Nederland een versterkt emissiehandelssysteem (ETS) dat zorgt voor (nog) minder CO2 uitstoot en dat tegelijkertijd investeringen in koolstofarme technologieën bevordert. Daarvoor moet het emissieplafond na 2020 worden aangescherpt. Een hogere jaarlijkse reductiefactor van het ETS-plafond sluit immers het meest aan bij het langere termijn pad, op weg naar 2050. In 2014 start het proces om te komen tot verdere versterking van het emissiehandelssysteem. Mogelijkerwijs komt de Europese Commissie in 2014 met wetgevingsvoorstellen.

IenM zet zijn werk aan de ontwikkeling van een nieuwe effectief mondiaal klimaatarrangement voort. Tijdens de klimaattop in Doha is afgesproken dat de onderhandelingstekst hierover eind december 2014 gereed moet zijn, zodat de nieuwe overeenkomst in 2015 kan worden afgerond en vanaf 2020 in werking kan treden. In de onderhandelingen richting de klimaatconferentie in Warschau, eind 2013 en in de «Cartagena Dialoog» brengt Nederland ideeën in voor een effectief nieuw klimaatarrangement. Het bedrijfsleven en andere niet-statelijke actoren worden betrokken bij de invulling van het nieuwe arrangement.

De Routekaart Duurzame Mobiliteit schetst het perspectief om in 2050 voor de sectoren verkeer en vervoer tot een reductie van 60 procent CO2-emissie ten opzichte van 1990 te komen. Tegen de achtergrond dat het harde tussendoel voor 2020, namelijk beperking van de CO2-uitstoot van de transportsector (exclusief zeescheepvaart en luchtvaart) tot 35,5 Mton, met lopend beleid wordt gehaald, geeft dit ruimte om samen met de sector in 2014 een ambitieus werkprogramma voor uitvoering van de routekaart te presenteren.

In 2020 moet de sector verkeer en vervoer 10 procent van het energieverbruik uit hernieuwbare bronnen inzetten. Biobrandstoffen maken daar deel van uit. De inzet is om het aandeel conventionele biobrandstoffen tot 5 procent te maximeren (verwacht wordt dat deze limiet in 2015 kan worden geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving) ten faveure van inzet van geavanceerde duurzame biobrandstoffen. Om de fraudegevoeligheid van die brandstoffen te beheersen, wordt in 2014 op basis van het in 2013 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel voor inrichting van het biobrandstoffenregister, de bouw van dit register aanbesteed zodat dit vanaf 2015 operationeel is.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 19 Klimaat (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

6.983

32.374

50.581

50.103

48.249

48.550

48.065

Uitgaven

136.953

96.635

59.422

54.127

49.691

48.550

48.065

Waarvan juridisch verplicht

   

82%

       

19.01

Klimaat

15.169

15.198

19.969

20.576

14.780

14.512

14.177

19.01.01

Opdrachten

1.590

2.169

5.759

5.101

4.950

5.752

5.559

19.01.02

Subsidies

5.926

3.973

3.185

5.300

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

7.653

9.056

11.025

10.175

9.830

8.760

8.618

 

– Waarvan bijdrage aan NEa

 

5.187

7.894

7.073

6.977

6.882

6.740

 

– Waarvan bijdrage aan KNMI

 

261

218

218

218

218

218

 

– Waarvan bijdrage aan RWS

 

3.608

2.913

2.884

2.635

1.660

1.660

19.02

Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

121.784

81.437

39.453

33.551

34.911

34.038

33.888

19.02.01

Opdrachten

118.653

75.038

9.181

7.110

7.978

7.475

7.471

 

– Uitvoering CDM

48.951

31.686

2.806

       
 

– RIVM

30.385

28.609

         
 

– AgNL

37.816

9.887

         
 

– Overige opdrachten

1.501

4.856

6.375

7.110

7.978

7.475

7.471

19.02.03

Bijdrage aan agentschappen

3.258

26.737

23.611

24.308

23.939

23.793

 

– Waarvan bijdrage aan RWS

 

3.258

188

100

100

100

100

 

– Waarvan bijdrage aan RIVM

   

25.527

23.509

24.206

23.837

23.691

 

– Waarvan bijdrage aan AgNL

   

1.022

2

2

2

2

19.02.05

Bijdrage aan internationale organisaties

3.131

3.141

3.535

2.830

2.625

2.624

2.624

 

Ontvangsten

26.243

121.639

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Extracomptabele verwijzingen

Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verlaging lastendruk op ondernemingen

             

VAMIL

33

24

30

30

30

30

30

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

76

101

101

101

101

101

101

Verlaging lastendruk op arbeid

             

Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's

323

407

467

409

367

328

289

Energiebelasting

             

Teruggaaf kerkgebouwen

7

8

8

8

9

9

9

Teruggaaf non-profit

28

34

35

36

38

39

41

Vrijstellingen grootverbruik in de energiebelasting

8

7

7

7

7

7

7

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

19.01 Klimaat

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van klimaat en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

De uitfinanciering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van het Clean Development Mechanism en de opdrachten 2014 aan AgentschapNL (AgNL) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter. De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, onderzoekprogramma’s en bijdragen aan (intern)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu.

19.01 Klimaat

Toelichting op de financiële instrumenten

19.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie.

19.01.02 Subsidies

In het verleden heeft het Ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere overheden verstrekt, waarvan in de jaren tot en met 2015 nog de laatste betalingen moeten plaatsvinden. Het betreft subsidies in het kader van Lokale Klimaatinitiatieven, milieutechnologie en duurzame mobiliteit.

19.01.03 Bijdrage aan agentschappen

NEa

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenM een opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede het register voor biobrandstoffen.

Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI)

Het KNMI verricht diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek en het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change ).

RWS

Betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) alsmede het leveren van technische expertise bij de reductie van overige broeikasgassen.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
19.02.01 Opdrachten

Uitvoering CDM

De uitgaven voor het Clean Development Mechanism betreffen de betalingen aan financiële instellingen voor de uitvoering van het Clean Development Mechanism. Deze instellingen doen in opdracht van het Ministerie van IenM aankopen voor de levering van emissierechten (CER’s), waarmee Nederland een deel van de verplichtingen onder het Kyoto Procol kan nakomen.

RIVM en AgNL

Zie toelichting bij 19.02.03 Bijdrage aan agentschappen. Vanaf 2014 worden betreffende middelen hieronder geschaard.

Overige opdrachten

Het Ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke instellingen onderzoeksopdrachten onder andere op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van de EU-roadmap-2050. Tevens worden middelen aangewend voor activiteiten in het kader van internationale diplomatie waaronder het uitvoeren van bedrijfslevensmissies en het ondersteunen en faciliteren van de delegaties bij internationale bijeenkomsten.

Daarnaast wordt de deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van INTERREG bevorderd. INTERREG is een Europese subsidieregeling, waarbinnen partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. Met de beschikbare middelen worden onder andere voorlichtings- en contactbijeenkomsten voor (potentiële) projectindieners gefinancierd, studies uitgevoerd en betalingen op subsidieregelingen uit voorgaande jaren verricht.

Tenslotte worden middelen ingezet voor de financiering van de MKBA’s. Jaarlijks worden thema’s geselecteerd en geanalyseerd op maatschappelijke kosten-baten, kosteneffectiviteit of herdefiniëring van de rol van het Rijk, mede in het licht van de ambitie van de Regering tot minder regels en een andere rol van de overheid en worden opdrachten verstrekt die gericht zijn op het leveren van economische adviezen op het terrein van milieu.

19.02.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving).

RIVM en AgNL

IenM heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals het AgNL (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en het RIVM (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek).

19.02.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Het Ministerie van IenM is op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken gehouden om financiële bijdragen toe te kennen aan internationale organisaties. Het betreft onder andere het Verdrag van Aarhus, het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag, het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan en het Montreal Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten. Daarnaast is IenM gebonden om een aantal contributieverplichtingen na te komen. Het betreffen onder andere de UNEP12-contributie, de contributie International Transaction Log UNFCCC en een contributie wegens het lidmaatschap International Transport Forum ITF.

Naast deze financiële bijdragen heeft de Minister van IenM de discretionaire bevoegdheid om financiële bijdragen toe te kennen voor activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de beleidsprioriteiten.

19.09 Ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Beleidsartikel 20: Lucht en geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om schadelijke luchtemissies door de verkeersector (auto’s, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan.

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies.

  • Met de implementatie van de vernieuwde geluidregelgeving (wet SWUNG21) wordt een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen beoogd. Swung-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Hinder door trillingen (vooral bij spoorprojecten van belang) zal door wettelijke normstelling worden tegengegaan. Aan lagere overheden worden subsidiemiddelen ter beschikking gesteld om deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot succesvolle uitvoering te brengen.

  • Schonere en stillere voertuigen. Dit gebeurt door samen met de verkeerssector een strategie te ontwikkelen, een internationale normering van voertuigen tot stand te brengen, een stabiel beleid gericht op de klimaatdoelen van 2050 te voeren, de voorlopers in de sector te subsidiëren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Mede-overheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (fijn stof in 2011 en NO2 in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid. De Minister werkt aan een follow-up van het NSL om voorbereid te zijn op de implicaties van nieuwe Europese normen voor luchtkwaliteit in 2020.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Algemeen:

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling in de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. Voor de meest recente monitor zie de bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 30 175 nr. 154.

Tegengaan geluidhinder (kengetal sanering verkeerslawaai).
 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

 

t.g.v. andere infrastructuur

 

Totaal

aantal woningen

Rijkswegen (incl. betreffend deel A-lijst)

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990 t/m 31-12-2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitvoering 2012

113

272

3.000

1.012

4.397

Geplande uitvoering gereed 2013

115

1.315

3.000

1.560

5.990

Geplande uitvoering gereed 2014

690

3.000

810

4.500

Gepland restant per 31-12-2014

11.270

44.685

19.705

255.697

331.357

Gepland restant per 31-12-2020

nnb

nnb

nnb

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai, april 2013

Toelichting bij tabel:

  • Geplande uitvoering Rijksinfrastructuur 2014 is exclusief resultaten Meerjarenprogramma Geluidssanering (spoor) en Programma Lucht- en Geluidmaatregelen (wegen).

  • Uitvoering en geplande uitvoering van de A-lijst betreft een aanname op basis van beschikbare budgetten; voortgangsgegevens zijn niet centraal beschikbaar

  • Geplande uitvoering «Overig» is gebaseerd op subsidieplanning Bureau Sanering Verkeerslawaai.

Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005 en 2010, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr. (kengetal)
 

1990

2000

2005

2010

2010

2010

2011

20141

2020

2020

2030

         

Gotenburg Protocol

NEC-Richtlijn

Realisatie

Raming

Raming

Reductie percentage voor Nederland t.o.v. 2005 (als plafond in kton)

Raming

SO2

192

73

64

34

50

50

34

36

35

28% (46)

32

NOx

566

394

337

274

266

260

259

236

180

45% (185)

160

NH3

355

161

141

122

128

128

119

115

109

13% (122)

110

NM

VOS2

477

233

169

145

191

185

144

148

149

8% (155)

158

PM2.5

44

24

19

15

14

14

12

37% (12)

11

Bron: informatie over gerealiseerde emissies is afkomstig uit: Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990–2011. Informative Inventory Report 2013 (pagina 20, tabel 2.1). De geraamde emissies komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012. Energie en emissies in de jaren 2012, 2020 en 2030 (pagina 66–67, tabel B4.6). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.

X Noot
2

NMVOS – Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

Toelichting bij tabel:

Voor wat betreft de emissieplafonds geldt dat begin mei 2012 in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen zijn vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. Naast voorgaande verandering geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijn stof (PM2.5) is toegevoegd.

Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer1 in kton/jr (kengetal)
 

1990

2000

2005

2010

2011

20143

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

Raming

NOx

327

239

198

164

159

139

97

79

SO2

18

9

6

1,2

0,4

0,4

0,3

0,3

PM2,5

19

13

10

7

7

5

3

3

NH3

1

2,6

2,6

2,5

2,6

2,5

2,5

2,4

NMVOS2

190

77

45

32

31

29

28

26

CO2 (Mton)

30

37

39

38

38

374

355

345

Bron: Informatie over gerealiseerde emissies is afkomstig uit: Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990–2011. Informative Inventory Report 2013 (pagina 20, tabel 2.1).

De geraamde emissies komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012.

Energie en emissies in de jaren 2012, 2020 en 2030 (pagina 66–67, tabel B4.6).

De Ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

Toelichting bij tabel:

1 Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart.

2 NMVOS – Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

3 Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.

4 Raming van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen 2011–2015, PBL, Den Haag 2011 in samenwerking met ECN

5 Referentieraming energieën emissies: actualisatie 2012, PBL, Den Haag 2012 in samenwerking met ECN.

Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto’s in gr. CO2 per kilometer (kengetal)
 

2005

2009

2010

2011

2012

2015

2020

EU

164.4

145.7

140.3

n.v.t.

n.v.t.

130

95

Nederland

169.9

146.9

135.8

126.2

118,5

   

Bron: European Environment Agency; zie pagina 19 van publicatie Monitoring CO2 emissions for new passenger cars in the EU: summary of data for 2012, EEA 30 april 2013.

Toelichting bij tabel:

  • Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten leidde, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte naast een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015, een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2020, waarvan de technische en economische haalbaarheid nog moest worden bevestigd. Op 11 juli 2012 heeft de Europese Commissie bevestigd dat een CO2-norm van gemiddeld 95 g/km in 2020 inderdaad technisch en economisch haalbaar is. Deze norm is in 2009 op voorstel van Nederland aangenomen en zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340,– aan brandstofkosten bespaart.

  • Alleen voor 2015 en 2020 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

Beleidswijzigingen

De Europese Commissie komt in het najaar van 2013 met een voorstel voor herziening (aanscherping) van de Thematische Strategie Luchtverontreiniging en de Richtlijn Nationale Emissieplafonds (NEC). Op basis daarvan zullen de onderhandelingen over nieuw Europees luchtbeleid gaan plaatsvinden. Het Nederlandse standpunt zal worden bepaald aan de hand van de concrete voorstellen en de in 2013 uitgevoerde impact assessments en nationale kosten baten analyse. De Tweede Kamer wordt hierover in het laatste kwartaal van 2013 schriftelijk geïnformeerd. In het najaar wordt officieel duidelijk of de Europese Commissie in 2014 de wijziging van de regelgeving wil afronden of dat ze pas in 2014 gaat beginnen. Dit heeft te maken met de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014.

In 2014 wordt een kabinetsbesluit tot verlengen van het NSL bij de Tweede Kamer ingediend.

Met de Ontwerpwetgeving SWUNG-2 wordt een start gemaakt. In 2013 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek normering trillingen. Rond de zomer 2014 ontvangt de Tweede Kamer een brief over de mogelijkheden voor en effecten van eventuele normering voor trillingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 20 Lucht en Geluid (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

42.048

86.767

32.060

35.939

36.602

33.089

33.074

Uitgaven

58.562

88.379

49.383

43.526

36.602

33.089

33.074

Waarvan juridisch verplicht

   

95%

       

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

58.562

88.379

49.383

43.526

36.602

33.089

33.074

20.01.01

Opdrachten

6.607

6.071

5.269

5.508

4.799

4.808

5.031

20.01.02

Subsidies

1.954

22.905

20.150

3.800

     

20.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1.205

1.292

1.047

847

835

597

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

1.205

1.292

1.047

847

835

597

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

48.411

57.041

21.531

32.030

29.815

26.305

26.305

 

– NSL

28.600

40.111

1.288

3.340

     
 

– Wegverkeerlawaai

19.533

15.118

19.764

28.690

29.815

26.305

26.305

 

– Overige bijdrage medeoverheden

278

1.812

479

       

20.01.07

Bekostiging

1.590

1.157

1.141

1.141

1.141

1.141

1.141

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), alsmede de bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering en van de steekproefcontroleprogramma’s.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en luchtkwaliteit.

20.01 Luchtkwaliteit en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies en voor het Expertisecentrum Milieuzones. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur. Daarnaast is opdracht verstrekt aan het RIVM voor het Kenniscentrum Geluid.

20.01.02 Subsidies

Het Ministerie van IenM verstrekt subsidies in de aanschafkosten van nieuwe voertuigen, uitgerust met schone motoren, welke voldoen aan normen voor Euro-6 (taxi's en bestelauto's) respectievelijk Euro-VI (vrachtwagens en bussen).

20.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

De voornaamste werkzaamheden van RWS zijn de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en de monitoring van duurzame mobiliteit.

20.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

De uitgaven inzake het NSL betreffen de betalingen aan de provincies en gemeenten voor de uitvoering van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De uitvoering van het NSL en daarmee de betaling van het aandeel van het Rijk daarin, geschiedt in diverse tranches, conform de daarover met de medeoverheden gemaakte afspraken.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van ECN te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn in het kader van de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenM.

Beleidsartikel 21: Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de transitie naar een duurzame economie door het stimuleren van een verstandig gebruik van grondstoffen en versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de benodigde maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • Een transitie naar een circulaire economie, onder andere door uitvoering van het programma «Van Afval naar Grondstof»;

  • In samenwerking met EZ stellen van grenzen aan de uitputting en aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal;

  • Het ontwikkelen van instrumenten om de waarde van biodiversiteit en natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het beter benutten van duurzame functiecombinaties (infra, groen, et cetera) bij het opdrachtgeverschap voor aanleg en beheer van eigen gebieden. Ecosysteemdiensten (zoals watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem, waterzuivering en natuurlijke plaagregulatie) vormen hiervoor een goede basis.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere departementen verduurzaming door:

  • Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;

  • Samenwerking met andere organisaties die begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld Green Deals en ketenprojecten;

  • Het stimuleren van duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door ondermeer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. Wat betreft duurzaamheid in de Nederlandse samenleving zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) 2011 van het CPB, PBL, SCP en CBS, en in de CBS rapportage Green growth in the Netherlands 2011. Volgens planning zullen in 2014 aan de MDN ook indicatoren worden toegevoegd die meer gericht zijn op groene groei. Onderstaande grafiek laat kengetallen zien met betrekking tot de hoogwaardigheid van afvalverwerking.

Ontwikkeling in aanbod en toepassing van afval

Ontwikkeling in aanbod en toepassing van afval

Bron:LAP en RWS Leefomgeving.

Toelichting bij de grafiek:

In maart 2010 is het gewijzigde Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) 2009–2021 van kracht geworden. In dat plan zijn kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd. De figuur laat verschillende prognoses uit het verleden zien van het afvalaanbod. Ook is het werkelijk afvalaanbod weergegeven. Het verschil tussen de drie afvalaanbodlijnen en de lijn «Werkelijke afvalhoeveelheid» geeft aan hoeveel preventie is bereikt. Verder is in de grafiek te zien hoeveel afval nuttig is toegepast (recycling + inzet van afval als brandstof), is verbrand als vorm van verwijdering en is gestort. Er zijn in het LAP, en dus bij dit kengetal, alleen (tussen)doelen voor de jaren 2015 en 2021 geformuleerd. Dat komt met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan.

Beleidswijzigingen

De Minister van IenM geeft onder andere via de prioriteit «Van Afval Naar Grondstof» invulling aan de Groene Groei strategie van het kabinet. De beweging van afval naar grondstof wordt benut om een meer circulaire economie te realiseren. Dit vergt het duurzaam omgaan met natuurlijke bronnen (sustainable sourcing), het efficiënt omgaan met onze grondstoffen (resource efficiency), het slim ontwerpen van producten (eco-design en substitutie van niet duurzame materialen), voorwerpen langer en meerdere keren gebruiken (hergebruik en reparatie) en het optimaal benutten van reststromen. Hierbij hoort ook dat de functies van ecosystemen optimaal worden benut.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 21 Duurzaamheid (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

5.188

13.891

12.707

13.541

16.155

16.056

15.935

Uitgaven

98.342

10.534

13.530

14.759

17.815

16.056

15.935

Waarvan juridisch verplicht

   

84%

       

21.01

Afval en duurzaamheidsagenda

92.070

5.152

21.01.01

Opdrachten

2.219

1.452

         
 

– uitvoering AgNL

380

0

         
 

– overige opdrachten

1.839

1.452

         

21.01.02

Subsidies

89.851

1.059

         
 

– Afvalfonds

89.851

1.059

         

21.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2.641

         
 

– waarvan bijdragen aan RWS

 

2.641

         

21.02

Preventie en milieugebruiksruimte

3.088

2.014

         

21.02.01

Opdrachten

3.088

1.644

         

21.02.03

Bijdrage aan agentschappen

 

370

         
 

– waarvan bijdragen aan RWS

 

370

         

21.03

Ecosystemen en landbouw

3.184

3.368

         

21.03.01

Opdrachten

756

1.719

         

21.03.02

Subsidies

2.378

959

         

21.03.03

Bijdrage aan agentschappen

0

690

         
 

– waarvan bijdragen aan RWS

0

690

         

21.03.04

Bijdragen aan Internationale organisaties en medeoverheden

50

0

         

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

   

1.365

1.365

1.365

1.365

1.365

21.04.01

Opdrachten

   

1.171

1.171

1.171

1.171

1.171

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

   

194

194

194

194

194

 

– waarvan bijdragen aan RWS

   

194

194

194

194

194

21.05

Duurzame Productketens

   

8.598

9.850

11.728

9.975

9.866

21.05.01

Opdrachten

   

5.478

6.730

8.608

6.855

6.746

21.05.02

Subsidies

   

520

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

   

2.600

2.600

2.600

2.600

2.600

 

-waarvan bijdragen aan RWS

   

2.600

2.600

2.600

2.600

2.600

21.06

Natuurlijk kapitaal

   

3.567

3.544

4.722

4.716

4.704

21.06.01

Opdrachten

   

2.339

2.316

3.494

3.488

3.476

21.06.02

Subsidies

   

359

359

359

359

359

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

   

869

869

869

869

869

 

– waarvan bijdragen aan RWS

   

869

869

869

869

869

21.06.04

Bijdragen aan medeoverheden

 

0

0

0

0

0

Ontvangsten

815

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Belastinguitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

             

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

58

60

61

62

63

64

66

Heffingskorting groen beleggen

37

38

39

40

41

41

42

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2014

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

De opdrachten hebben veelal betrekking op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS in het kader van de uitvoering van het afvalbeleid. Deze opdrachten worden eind 2013 vastgelegd voor het uitvoeringsjaar 2014.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheid.

21.05 Duurzame productketens

De opdrachten hebben veelal betrekking op de uitvoering van wettelijke taken door onder andere RWS in het kader van de uitvoering van het beleid voor duurzame productketens. Een deel van het budget zal in de loop van het jaar 2014 worden verplicht (circa € 1 mln). De opdracht aan RWS wordt eind 2013 vastgelegd voor het uitvoeringsjaar 2014. Het budget voor de subsidies is in 2013 verplicht voor de Stichting Milieu Centraal.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

De opdrachten hebben veelal betrekking op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door het RIVM en RWS op het gebied van biomassa, ecosystemen en landbouw en worden eind 2013 juridisch verplicht. Subsidies hebben betrekking op de uitvoering van het jaarlijks toe te zeggen milieuonderzoeksprogramma van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Ontwikkelen van duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals groene business cases, afwegingskaders op het gebied van verduurzaming en financiële instrumenten.

21.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS, Unit Leefomgeving voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden verkend op hun impact van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het Landelijk afvalbeheerplan). Daarnaast worden hier opdrachten geboekt voor projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft met name de ketens: voedsel, textiel en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw.

21.05.02 Subsidies

In 2014 zal de financiële afwikkeling plaatsvinden van het Afvalfonds. Daarnaast is een budget geraamd voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen. Verder betreft het opdrachten op het gebied van de landbouw (onder andere het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden en certificering).

21.06.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.

21.06.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal.

21.06.04 Bijdrage aan medeoverheden

Dit betreft eerder aangegane verplichtingen in het kader van het beleid voor gebruik van ecosystemen in het landelijk gebied (Investeringsbudget Landelijk Gebied, ILG).

Conversietabel vergelijking met begroting 2013

De indeling van artikel Duurzaamheid is aangepast volgens onderstaand tabel. Deze nieuwe indeling is gekozen om het artikel te doen aansluiten op ontwikkelingen in het werkveld.

Wordt

 

Was

         

art. ond.

naam art. onderdeel

art. onderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

Artikel 21

Duurzaamheid

 

13.530

14.759

17.815

16.056

15.935

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

 

1.365

1.365

1.365

1.365

1.365

21.04.01

Opdrachten

21.01.01

1.171

1.171

1.171

1.171

1.171

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

 

194

194

194

194

194

21.05

Duurzame Productketens

 

8.598

9.850

11.728

9.975

9.866

21.05.01

Opdrachten

21.01.01

2.675

5.647

7.512

5.761

5.653

   

21.03.01

2.803

1.083

1.096

1.094

1.093

21.05.02

Subsidies

21.01.02

520

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

21.01.03

2.600

2.600

2.600

2.600

2.600

21.06

Natuurlijk kapitaal

 

3.567

3.544

4.722

4.716

4.704

21.06.01

Opdrachten

21.02.01

1.734

1.721

2.904

2.898

2.886

   

21.03.01

605

595

590

590

590

21.06.02

Subsidies

21.03.01

359

359

359

359

359

   

21.03.02

0

0

0

0

0

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

21.02.03

0

0

0

0

0

   

21.03.03

869

869

869

869

869

21.06.04

Bijdragen aan medeoverheden

21.03.04

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 22: Externe veiligheid en risico's

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze Europese regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maakt, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen en het wetsvoorstel «Basisnet» waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden voortaan door de 28 Regionale Uitvoeringdiensten (RUD’s) uitgevoerd. Deze zullen allen uiterlijk per 1 januari 2014 operationeel zijn.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s. Het verlenen van vergunningen voor defensie-inrichtingen waarvoor een strikt geheimhoudingsregime geldt. Hetzelfde geldt voor een beperkt aantal bedrijven (vooralsnog twee) met een verhoogd risico voor de externe veiligheid op de eilanden van Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die – bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening – keuzen maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij asbest in scholen en met betrekking tot de kwaliteit van het binnenklimaat in woningen, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. Het ontwikkelen van de Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem moet in 2014 alle ketenpartijen van de nodige informatie voorzien en door die ketenpartijen worden gefinancierd.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet tellen. Bovendien geeft het Rijk hier veelal instrumenten aan anderen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen zodat de daadwerkelijke implementatie lokaal plaatsvindt.

Op dit terrein worden daarom de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

  • In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet bepaald wordt door de ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat naar verwachting de Nederlandse inbreng in 2014 zijn bij deze producten van het Europese systeem, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen door Nederland ingebrachte dossiers en dossiers door andere lidstaten ingebracht die Nederland actief becommentarieert. Het in de begroting van 2013 toegezegde te ontwikkelen kengetal wordt ontwikkeld door het RIVM.

Tabel resultaten EU REACH in 2014
   

2014

2014

   

Door NL ingebracht (+ met NL-reactie)

Totaal in EU ingebracht

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA ten aanzien van registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.

120

320

2

Door Nederland uitgevoerde of becommentarieerde stofevaluaties.

3 (+20)

50

3

Door Nederland uitgevoerde of becommentarieerde analyses van opties voor risicobeheersing (RMO).

5–10 (+15)

n.v.t.

4

Door Nederland ingebrachte of becommentarieerde Annex XV (REACH) dossiers ten aanzien van zeer ernstige zorgstoffen.

3–5 (15–30)

30

5

Door Nederland ingebrachte of becommentarieerde restrictiedossiers.

1–2 (3–5)

8

6

Nederlandse voorstellen voor geharmoniseerde classificatie en labeling van zeer ernstige zorgstoffen.

6–10 (30–50)

70

7

Behandelde vragen door de REACH helpdesk.

300–400

n.v.t.

  • Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid (transport, inrichtingen en buisleidingen). Dit kengetal vergt nog nadere uitwerking. Bij het basisnet is door de genomen maatregelen het aantal knelpunten in 2014 gereduceerd tot 42 woningen, waarvoor een milde saneringsregeling zal gaan gelden.

  • GGO’s: aantal verleende vergunningen per jaar, met het percentage daarvan dat onder de grens van verwaarloosbaar risico gerealiseerd werd. Voor 2014 worden ongeveer 700 vergunningen verwacht.

  • Defensie-inrichtingen: aantal verleende vergunningen. Voor 2014 worden 50 vergunningen verwacht.

Beleidswijzigingen

Naar verwachting worden in 2014 het wetsvoorstel Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid van kracht. Monitoring van het Basisnet zal dan prioriteit hebben. De VN-verdragen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden tweejaarlijks herzien. Door toenemende betrokkenheid van de Europese Commissie zal de beleidsdiscussie nu ook in Brussel gaan plaatsvinden.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie en synthetische biologie is nog in ontwikkeling.

Voor het beheersen van die risico’s is de inzet om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wetgeving, zoals bijvoorbeeld de REACH-wetgeving en de GGO-regelgeving. Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus de komende jaren op de implementatie van Europese regelgeving. Om het lokaal bestuur een instrument te bieden in het beheersen van emissies van zeer zorgwekkende stoffen, wordt onder meer het Activiteitenbesluit aangepast. Nieuw Europees beleid is te verwachten voor hormoonverstorende stoffen en risico’s van gecombineerde blootstelling aan chemische stoffen (opeenstapeling van negatieve effecten voor mens en milieu).

De komende jaren zal nadrukkelijk gewerkt worden aan maatregelen die zowel de «safety-» als de «security-»aspecten van risicovolle activiteiten in samenhang adresseren. De snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van synthetische biologie en gentherapie maken het noodzakelijk een beleidsvisie en waar nodig (beleids)instrumenten voor de toepassing van deze technieken te ontwikkelen. Nieuwe Europese regelgeving op het vlak van genetische modificatie zal de komende jaren veel inzet vergen. Voor het dossier vuurwerk zal de regelgeving worden aangepast om de bevoegdheid voor handhaving van vuurwerkevenementen bij gedeputeerde staten te leggen en om de invoerdatum van het keurmerk voor producteisen aan vuurwerk meer in lijn te brengen met de implementatie van Europese regelgeving in andere lidstaten van de EU. De Nederlandse inzet zal daarbij gericht zijn op regelgeving die zowel de veiligheid garandeert als ook innovatie bevordert. Voor bestaande regelgeving op dit vlak en op het vlak van de externe veiligheid (risicomethodiek en rekenmethodieken) wordt gewerkt aan vereenvoudiging en reductie van de administratieve lasten, mede in het kader van de Omgevingswet. De bredere professionalisering van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) door overheden door het vaststellen van kwaliteitscriteria, het bundelen van de VTH-taken in 28 RUD’s en de 6 BRZO22-RUD’s zal in 2014 verder worden voortgezet. Een belangrijke actie in dit kader is het evalueren van het VTH-stelsel. Hiermee wordt in 2014 een aanvang gemaakt.

Op het gebied van milieu en gezondheid ligt de komende jaren de focus op signalering van milieu- en gezondheidsrisico’s, versterken van de kennisinfrastructuur en zorgen voor instrumentatie voor het verdisconteren van milieu en gezondheidsoverwegingen en het voorkomen en verminderen van de grootste milieu- en gezondheidsrisico’s die veel aandacht blijven vergen, zoals asbest.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

24.444

32.613

25.803

44.827

47.711

53.534

69.709

Uitgaven

33.199

30.892

28.134

44.132

50.477

52.689

69.709

Waarvan juridisch verplicht

   

92%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

8.276

13.529

11.908

9.496

8.829

8.270

9.717

22.01.01

Opdrachten

7.789

7.488

8.627

6.175

7.417

7.388

8.835

22.01.02

Subsidies

39

4.862

2.369

2.369

570

   

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

779

532

532

462

462

462

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

779

532

532

462

462

462

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

448

400

380

420

380

420

420

22.02

Veiligheid GGO's

2.163

2.458

3.216

3.010

5.102

3.900

3.100

22.02.01

Opdrachten

2.111

2.358

3.116

2.910

5.002

3.800

3.000

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

52

100

100

100

100

100

100

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

22.760

14.905

13.010

31.626

36.546

40.519

56.892

22.03.01

Opdrachten

14.389

8.204

7.688

7.312

8.888

11.705

13.573

22.03.02

Subsidies

3.322

3.225

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

484

2.438

2.022

2.244

2.158

2.244

2.158

 

– waarvan bijdrage aan RWS

484

2.438

2.022

2.244

2.158

2.244

2.158

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

4.565

938

300

19.000

22.500

23.500

38.091

 

– Bijdragen asbestsanering

1.535

575

   

4.500

7.000

21.591

 

– Bijdragen programma EV

2.948

363

300

19.000

18.000

16.500

16.500

 

– Overige bijdragen

82

           

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

100

 

70

 

70

70

 

Ontvangsten

 

15.787

2.369

2.369

500

   

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 18.06 Externe veiligheid van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 (Externe Veiligheid) van het Infrastructuurfonds

2.526

2.000

2.009

2.000

1.000

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), de agentschapbijdragen en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid alsmede de vergunningverlening daaromtrent en het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s Atlas Leefomgeving en Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid.

22.02 Veiligheid GGO’s

De bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van risicobeoordelingen, risicobeheersing, monitoring en vergunningverlening van Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het GGO-beleid als onderdeel van de prioriteit modernisering milieuregels.

22.03 Externe veiligheid inrichtingen en transport

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), de agentschapbijdragen en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben, met uitzondering van de TNS-regeling (mesothelioom slachtoffers) een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijk taken inzake externe veiligheid, de vergunningverlening (veiligheid inrichtingen) en basisnetten.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van milieuregels.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan het RIVM en de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden hier opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoeksprogramma elektromagnetische velden (EMV), het Platform EMV en de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van kankerverwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening). Voorts worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie) en voor de ontwikkeling en implementatie van de Atlas Leefomgeving.

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-project NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC.

22.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest».

22.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland geeft in het kader van «stoffenbeleid mondiaal» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de internationale strategie chemie en diverse verdragsverplichtingen (Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam).

22.02 Veiligheid GGO’s
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Ook jaarlijks wordt aan het Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen (Bureau GGO) bij het RIVM een opdracht verstrekt ten behoeve van de vergunningverlening voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen die beoordeeld moeten worden op de risico's voor mens en milieu. Daarnaast worden in dit kader van vergunningverlening opdrachten verstrekt voor onderzoek en beleidsontwikkeling toetsingscriteria nieuwe GGO’s.

22.02.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Nederland geeft in het kader van het «Biosafety Protocol» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de ratificatie en implementatie van het supplementair protocol aansprakelijkheid en verhaal van GGO’s.

22.03 Externe veiligheid inrichtingen en transport
22.03.01 Opdrachten

Het betreft hier voornamelijk opdrachten voor wettelijke taken zoals vergunningverlening (defensie-inrichtingen, BRZO bedrijven en olieterminals in Caribisch Nederland), de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), uitbreiding en onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de ontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen.

22.03.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesiothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

RWS

Dit betreft grotendeels de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht externe veiligheid» en «vergunningverlening (activiteitenbesluit)».

Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnet, vervoer gevaarlijke stoffen en de vergunningverlening olieterminals Caribisch Nederland.

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdragen aan medeoverheden zijn bedoeld voor het versterken van het externe veiligheidbeleid en de uitvoering daar van bij provincies en gemeenten en de sanering van risicovolle situaties waaronder saneringen die voortvloeien uit onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

22.03.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Bijdragen aan internationale organisaties voor activiteiten op het vlak van Externe Veiligheid ten aanzien van industriële activiteiten en transport.

Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI garandeert als onafhankelijke autoriteit aan Nederland de best beschikbare informatie op het gebied van meteorologie en seismologie als bijdrage aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland, inclusief de openbare lichamen Saba, Sint Eustatius en Bonaire.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT23, ECMWF24 en WMO25.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap KNMI zoals vastgelegd in de Wet op het KNMI (2002). De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van KNMI-gegevens;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;

  • Het verrichten van meteorologisch en seismologisch onderzoek;

  • Het adviseren van de Minister op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen;

  • Het onderhouden van de nationale infrastructuur voor de meteorologie en andere geofysische terreinen;

  • Het voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;

  • Andere door de Minister aangewezen taken ten aanzien van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en Kengetallen

 

Realisatie

Streefwaarde/norm

Indicatoren

2010

2011

2012

 

Algemene weersverwachtingen en adviezen

       

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,24

– 0,06

– 0,17

ABS1 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,21

– 0,33

– 0,37

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,04

– 0,03

– 0,06

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

       

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,3

99

98,6

> 99

Gereviewde publicaties

120

97

103

> 80

Kengetallen

       

Aantal uitgegeven weeralarmen

4

0

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2013

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en anders afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

De Wet op het KNMI zal worden ingetrokken op grond van de evaluatie van de Wet op het KNMI. Daarvoor in de plaats zal een «wet op de meteorologie en seismologie» komen die regelt wat de zorgplichten (publieke taken) van de Minister zijn op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen. Tevens zal een Ministeriële regeling worden opgesteld waarin wordt vastgelegd hoe deze publieke taken worden uitgevoerd door het KNMI. De verantwoordelijkheid voor publieke taken op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen (zorgplicht) en de wijze waarop hier invulling aan gegeven wordt (uitvoering) worden op deze manier ontkoppeld. Dit maakt het voor de toekomst makkelijker om in te spelen op zich in de toekomst voordoende ontwikkelingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 23 Metereologie, seismologie en aardobservatie (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

41.949

43.514

33.190

40.168

40.732

45.764

35.870

Uitgaven

42.928

42.778

33.926

39.432

41.468

45.028

36.606

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

31.199

26.688

23.198

22.399

22.020

21.589

21.173

23.01.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

             
 

– Meteorologie

28.805

24.363

21.922

21.169

20.822

20.434

20.045

 

– Seismologie

1.405

1.589

540

494

462

419

392

23.01.04

Bijdrage aan internationale organisatie

             
 

– Contributie WMO (HGIS)

989

736

736

736

736

736

736

23.02

Aardobservatie

11.729

16.090

10.728

17.033

19.448

23.439

15.433

23.02.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

             
 

– Aardobservatie

11.729

16.090

10.728

17.033

19.448

23.439

15.433

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

23.01.04 Bijdragen aan internationale organisatie: contributie WMO

De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization (WMO) te voldoen. Deelname aan de activiteiten van het WMO wordt gefinancierd uit HGIS.

23.02 Aardobservatie
23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI: aardobservatie

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten in Europees verband (EUMETSAT).

Beleidsartikel 24: Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister van EZ is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van kernenergie, de verantwoordelijkheid voor de Kernenergiewet en de aansturing van de Kernfysische Dienst. De Minister van BZK heeft een medeverantwoordelijkheid inzake wonen en bouwen. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door haar gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met een oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd (administratieve lasten). Zij streeft samenwerking met andere overheidspartners na.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT. De Minister van EZ is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van nucleaire zaken, de Minister van BZK is mede verantwoordelijk op het terrein van wonen en bouwen.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Vergunningverlening;

  • toezicht door middel van objectinspecties, administratie controles, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • incidentafhandeling en onderzoek.

Een uitgebreidere toelichting op de producten is te vinden in de agentschapsparagraaf van de inspectie. Een gedetailleerde beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de inspectie is te vinden in het Meerjarenplan 2014–2018 dat eind 2013 aan de Tweede Kamer wordt gezonden.

Indicatoren en Kengetallen

 

Vergunningen

Adm. Contr.

Audits

Convenanten

Digitale insp

Objectinsp.

opsporing

Risicovolle bedrijven

20

549

187

3

0

702

0

Rail- en wegvervoer

1.272

1.105

480

72

5.250

21.050

25

Scheepvaart

7.400

142

0

14

0

2.852

0

Luchtvaart

6.500

0

274

21

0

953

0

Risicovolle stoffen en producten

3.007

1.373

32

6

0

3.415

97

Water, bodem en bouwen

219

4.055

12

7

0

9.865

175

Transport gevaarlijke stoffen

261

75

32

0

0

7.050

20

Deze tabel geeft inzicht in het aantal te verstrekken vergunningen, het aantal uit te voeren administratieve controles, (digitale en object) inspecties, audits, het aantal af te sluiten convenanten en het aantal opsporingen in het begrotingsjaar.

Beleidswijzigingen

De vergunningverlenende taken inzake de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) zijn vanaf 2013 ondergebracht bij de ILT.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 24 Handhaving en toezicht (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

153.565

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

uitgaven

153.565

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

24.01 Handhaving en toezicht

             

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

             
 

Risicovolle bedrijven

23.024

14.177

12.952

12.702

12.455

12.143

11.366

 

Rail en wegvervoer

32.643

29.616

28.433

27.837

27.260

26.586

26.213

 

Scheepvaart

19.886

18.161

17.435

17.070

16.717

16.304

16.074

 

Luchtvaart

18.356

15.928

15.259

14.950

14.619

14.239

14.030

 

Risicovolle stoffen en producten

39.759

39.642

38.026

37.116

36.419

35.607

35.157

 

Water, bodem, bouwen

19.897

18.211

17.454

17.071

16.700

16.268

16.028

Toelichting op de financiële instrumenten

De inspectie levert voor de bijdragen aan het agentschap in de hieronder weergegeven zes domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2014–2018 dat eind 2013 aan de Tweede Kamer wordt gezonden, staat per domein uitgebreid beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.

Bijdrage aan het agentschap: risicovolle bedrijven

Het toezicht richt zicht op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen bij (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en/of inzake luchtemissies, energie en klimaat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.

Veiligheid mens en omgeving

De inspectie oefent toezicht uit op geclassificeerde inrichtingen van het Ministerie van Defensie en enkele andere inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Bouwbesluit en de vergunningen die daaraan verbonden zijn. Daarnaast houdt zij toezicht op externe veiligheid rondom buisleidingen en de veiligheid rondom genetisch gemodificeerde organismen.

Nationale en Europese verplichtingen

De inspectie ziet toe op toepassing van nationale normen en wettelijke regels die veelal door de EU zijn vastgesteld. Toezicht richt zich met name op bedrijven op het gebied van luchtemissies, energie, klimaat en externe veiligheid. Het gaat om ruim 8.000 bedrijven, waaronder raffinaderijen, de chemische industrie, elektriciteitsproducenten, afvalverbrandingsorganisaties, LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en intensieve veehouderijen. Daarnaast wordt de ILT vanaf 2014 de toezichthouder van tankterminals op de BES-eilanden.

Bijdrage aan het agentschap: rail en wegvervoer

De inspectie richt het toezicht op railvervoer op:

  • infrastructuur en materieel;

  • bedrijven en keuringsinstanties;

  • operaties (machinisten, conducteurs, baanwerkers, rangeerders);

  • veiligheidsmanagement, cultuur en arbeidsomstandigheden.

De inspectie richt het toezicht bij het wegvervoer op:

  • bedrijven;

  • vrachtwagens, bussen en taxis;

  • chauffeurs.

Rail

De inspectie houdt toezicht op de naleving van de spoorwegwet. De railsector wordt gekenmerkt door drie grote bedrijven: Prorail (infrastructuur), NS (personenvervoer) en DB Schenker (goederenvervoer). De markt voor het goederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, maar het hoofdspoor blijft een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de inspectie toezichthouder voor interlokale tramlijnen, lightrail en metrosystemen. In de Wet Lokaal Spoor worden de laatstgenoemde lijnen en systemen uitgebreid met de stedelijke tramlijnen, waarin het toezicht op het totaal komt te liggen bij de lokale overheid, met de ILT als aangewezen toezichthouder.

Taxi

In de taximarkt is het veiligheidsbesef over het algemeen laag vanwege de lage toetredingsdrempel en de grote concurrentie, vooral in de grote vier steden. Vooral de naleving van de rij- en rusttijden laat te wensen over evenals het overschrijden van de maximumtarieven. Daarnaast speelt ook het illegaal taxivervoer een belangrijke rol. Dit blijft in de komende jaren aandacht vragen. De voornaamste ontwikkeling binnen het taxivervoer betreft de invoering van de Boordcomputer Taxi.

Bus

De inspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidstijdenwetgeving (ATB-V) en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer met zijn relatief veilige status sluit de inspectie convenanten af met goed presterende bedrijven.

Goederenvervoer over de weg

De inspectie houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten en overbelading. Het goederenvervoer over de weg is grensoverschrijdend. In Europees verband is de fraude met de digitale tachograaf herkend als belangrijk probleem, waar in het toezicht extra aandacht aan wordt gegeven. Daarnaast spelen problemen rond inleen van (buitenlandse) arbeidskrachten en ontduiken van sociale wetgeving een belangrijke rol. De omvang van de problematiek rond cabotage wordt onderzocht.

Door de enorme omvang van de sector is het noodzakelijk gericht en selectief toezicht te houden. Veel ondernemers zoeken de grenzen van de regelgeving op vanwege de hoge concurrentiedruk.

Bijdrage aan het agentschap: scheepvaart

Binnenvaart

De taken van de inspectie op het terrein van de binnenvaart zijn vastgelegd in regelgeving die in belangrijke mate van Europese origine is. De Inspectie is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Binnenvaartwet en van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en RWS. Gelet op de naleving blijft in de binnenvaart aandacht nodig voor ten minste stabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten en vaartijden/bemanningssterkte. Gelet op risico’s die met deze vorm van vervoer gemoeid zijn, krijgt het vervoer van gevaarlijke stoffen meer aandacht.

Koopvaardij en Visserij

Voor de koopvaardij is een complex van wet- en regelgeving van kracht, dat is geënt op overwegend mondiaal geldende regimes. Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen relatief hoog is (tussen de 80 en 95 procent). Desondanks is Nederland in de ranglijst van Paris Memorandum of Understanding gedaald naar de vijftiende plaats.

Wet- en regelgeving voor de visserij is van (inter)nationale origine. Gelet op het aantal ongevallen is de visserij relatief onveiliger dan de andere scheepvaartsectoren. De meeste ongevallen in de visserij zijn het gevolg van menselijk handelen. Voor de naleving zijn met name de bemanningsaspecten in de visserij een aandachtspunt bij handhavende inspecties.

Bijdrage aan het agentschap: luchtvaart

De inspectie houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf haar ontstaan een van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de inspectie wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften met name op het gebied van geluid.

Bijdrage aan het agentschap: risicovolle stoffen en producten

De inspectie houdt toezicht op:

  • Wet- en regelgeving gericht op grensoverschrijdend afvaltransport, preventie van afval, duurzaam produceren, nuttige toepassing en recycling van afvalstoffen en veilige inzameling en verwerking van (gevaarlijke)afvalstromen. Ondertoezichtstaanden zijn producenten, importeurs, ontdoeners, inzamelaars (inclusief tussenhandelaars), transporteurs, verwerkers en exporteurs van afval;

  • gebruikers, producenten en importeurs van milieugevaarlijke stoffen, preparaten en producten en voorwerpen voor professioneel gebruik;

  • het voorkomen van misbruik (in verband met security), onjuiste handelingen en gebruik van explosiegevaarlijke stoffen en ziet toe op de productveiligheid van vuurwerk.

In het geval van afvalstoffen, (milieu)gevaarlijke stoffen en explosiegevaarlijke stoffen is sprake van een ketenbenadering. De inspectie neemt voor enkele onderwerpen in dit domein de rol van ketenregisseur op zich. Voor REACH, biociden, en de Wet explosieven civiel gebruik is wettelijk bepaald dat de inspectie deze rol heeft.

Afval

Volgens het Besluit Inzameling Afvalstoffen dienen inzamelaars van scheepsafvalstoffen, klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie vergund te zijn. De inspectie verleent inzamelvergunningen en ziet toe op de naleving.

Bij grensoverschrijdend transport van afval is de inspectie de bevoegde autoriteit in Nederland om vergunningen te verlenen zoals voorgeschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Met controles en handhaving wordt illegale import, export en doorvoer van afval voorkomen; dit behelst ook het retour zenden van illegale afvaltransporten. De inspectie werkt hierbij samen met buitenlandse autoriteiten, politie en douane.

De inspectie voert in 2014 objectinspecties en administratiecontroles uit naar de naleving van de productbesluiten en de Ecodesign verordeningen. In 2014 treedt een aantal nieuwe Ecodesign verordeningen in werking. Specifiek in 2014 controleert de ILT de prestatiegaranties in verband met het afschaffen van de statiegeldregeling zoals afgesproken in de «Raamovereenkomst verpakkingen».

In 2014 wordt de in inspectie naar inzamelaars van gevaarlijk afval (BIA) geïntensiveerd.

Risicovolle stoffen

Het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving rondom (milieu) gevaarlijk stoffen is verdeeld over Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten. De inspectie is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op:

  • de sanering van asbestwegen, het verwijderen van asbest uit objecten en het verbod op het verhandelen en bewerken van asbesthoudende producten

  • de industriële en professionele toepassingen van biociden

  • de productie, import en handel van stoffen en mengsels voor industriële en professionele gebruikers (REACH)

  • de kwaliteit, het gebruik van en de handel in ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen

  • de samenstelling van brandstoffen.

Wat betreft REACH en Biociden investeert de inspectie in de samenwerking met onder andere de Inspectie SZW, NVWA, SodM, douane en provincies. Internationaal wordt geparticipeerd in het Europees REACH Forum.

De inspectie voert administratiecontroles uit naar ozonlaagafbrekende stoffen die, ondanks een verbod in de EU verordening, nog steeds op de markt gebracht, verkocht en uitgestoten worden en op het gebruik van deze stoffen en gefluoreerde broeikasgassen, naar de naleving van de REACH en biociden regelgeving.

Asbest: de sanering van de binnen de saneringsregeling vallende asbestwegen wordt afgerond. Er blijft aandacht voor meldingen van asbestwegen die buiten de regeling vallen.

Explosiegevaarlijke stoffen

De inspectie houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij onder andere producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering.

Bij vuurwerk richt de inspectie zich enerzijds op het vergroten van de veiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk.

Transport van gevaarlijke stoffen

Het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen is belegd bij de vervoersdomeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart en Luchtvaart en richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de inspectiecapaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.

Bijdrage aan het agentschap: water, bodem en bouwen

Het toezicht op water en bodem richt zich op:

  • Waterkeringbeheerders: toezicht op uitvoering van de waterwet in relatie tot de primaire waterkeringen;

  • RWS en door RWS gecontracteerde aannemers (toezicht en vergunningverlening op de eigen werken van RWS);

  • Drinkwaterbedrijven, bedrijven met eigen drinkwaterwinning en bedrijven/instellingen met collectieve drinkwaterinstallaties op grond van de Drinkwaterwet;

  • Erkende bodemintermediairs, certificerende instellingen en andere bedrijven die werken met grond, bagger en bouwstoffen, op grond van het Besluit bodemkwaliteit; Provincies en gemeenten (bestuurlijk toezicht op de uitvoering van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming).

Het toezicht voor bouwen, wonen en ruimte is gericht op correcte labels en conforme producten voor bouwproducten, pleziervaartuigen en voertuigbanden. De verplichting geldt voor fabrikanten, importeurs en distributeurs. Ook het toezicht op het zichtbaar aanwezig zijn van energielabels in voor publiek toegankelijke overheidsgebouwen hoort hierbij.

Verder wordt toezicht gehouden ter voorkoming van de verkoop van verkeersproducten (denk aan auto’s, bromfietsen, trekhaken, aanhangwagens) die niet zijn toegelaten of die niet overeenkomen met de toelating. Voorts houdt de ILT toezicht op de wijze waarop provincies met hun provinciale verordening de rijksbelangen borgen. Tot slot worden beleidsmonitoringsonderzoeken op het gebied van ruimte en bouwen uitgevoerd.

Beleidsartikel 25: Brede Doeluitkering

Algemene Doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering (BDU), welke het mogelijk maakt dat er op decentraal niveau maatwerkoplossingen kunnen worden gemaakt voor verkeers- en vervoervraagstukken. De beleidsinhoudelijke beslissingen worden voornamelijk door de mede overheden genomen. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid en artikel 15 Openbaar vervoer (Hoofdstuk XII) waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 25 Brede doeluitkering (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.042.458

1.819.735

1.779.634

1.804.276

1.806.041

1.792.602

1.792.229

Uitgaven:

2.113.821

2.048.323

1.819.189

1.779.230

1.804.487

1.806.127

1.792.451

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

25.01

Brede doeluitkering

2.113.821

2.048.323

1.819.189

1.779.230

1.804.487

1.806.127

1.792.451

25.01 Brede Doeluitkering

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft het verstrekken van een beschikking voor de Brede Doeluitkering aan de regionale en lokale overheden. Deze wordt jaarlijks berekend op basis van in de regelgeving BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

Het is het voornemen om bij de afschaffing van de WGR26 plus regio’s tegelijk een deel van de BDU te decentraliseren. Het wetsvoorstel waarmee dat wordt geregeld is in mei 2013 bij de Tweede Kamer ingediend. Bij aanvaarding van het wetsvoorstel zal een deel van de BDU met ingang van 2015 kunnen overgaan naar het provinciefonds.

Beleidsartikel: 26: Bijdragen aan investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De rollen en verantwoordelijkheden voor zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op Begroting hoofdstuk XII.

Voor de indicatoren en kengetallen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 26 Bijdrage investeringsfondsen (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

7.163.030

6.694.103

7.452.327

6.426.753

6.470.184

6.928.973

6.457.333

Uitgaven:

7.163.030

6.694.103

7.452.327

6.426.753

6.470.184

6.928.973

6.457.333

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

26.01

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

7.163.030

5.734.912

6.363.354

5.342.183

5.293.820

5.992.468

5.657.539

26.02

Bijdrage aan het Deltafonds

 

959.191

1.088.973

1.084.570

1.176.364

936.505

799.794

26.01 Bijdrage aan Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de Begroting hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

12

Hoofdwegen

2.666.245

1.825.951

1.616.957

2.229.832

2.218.412

2.884.917

3.141.057

12.01

Verkeersmanagement

19.189

20.674

20.258

20.257

20.257

20.259

20.257

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

624.755

566.080

455.869

492.944

483.143

489.516

489.403

12.03

Aanleg

1.067.508

331.162

339.664

916.298

1.112.183

1.770.131

2.009.267

12.04

GIV/PPS

590.390

556.301

458.852

460.816

258.875

259.639

260.541

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

407.135

389.777

384.270

379.333

376.890

376.640

376.568

12.07

Investeringsruimte

– 42.732

– 38.043

– 41.956

– 39.817

– 32.936

– 31.268

– 14.979

                 

13

Spoorwegen

2.332.690

2.330.000

2.262.458

2.347.839

2.296.758

1.952.505

1.864.798

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.264.028

1.239.246

1.147.798

1.244.635

1.319.480

1.145.680

1.291.516

13.03

Aanleg

957.002

1.074.092

1.045.762

1.057.920

947.657

751.973

516.259

13.04

GIV/PPS

103.451

– 387

40.597

33.214

27.413

26.169

30.680

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

– 8.388

452

11.704

– 4.527

– 14.389

12.086

9.746

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

241.969

120.026

340.370

441.051

342.438

230.891

243.562

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

81.566

64.920

123.828

274.627

203.174

111.980

203.096

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

12.992

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

147.411

55.106

216.542

166.424

139.264

118.911

40.466

                 

15

Vaarwegen

863.050

770.276

730.988

651.695

640.547

630.388

511.001

15.01

Verkeersmanagement

13.819

12.263

13.122

13.122

13.122

13.122

13.122

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

402.465

413.012

324.217

256.929

218.659

216.384

224.685

15.03

Aanleg

219.424

127.534

177.287

164.181

192.048

184.556

56.469

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

238.793

227.191

225.146

223.351

221.780

221.623

221.578

15.07

Investeringsruimte

– 11.451

– 9.724

– 8.784

– 5.888

– 5.062

– 5.297

– 4.853

                 

17

Megaprojecten

24.368

23.835

16.104

15.126

2.665

2.006

1.914

17.02

Betuweroute

6.114

6.114

0

0

0

0

0

17.03

Hoge snelheidslijn HSL

159

159

0

0

0

0

0

17.06

PMR

18.095

17.562

16.104

15.126

2.665

2.006

1.914

                 

18

Overige uitgaven

235.032

272.095

326.943

306.926

156.719

154.211

153.990

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

50.000

125.000

125.000

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

5.965

3.057

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

2.526

2.000

2.009

2.000

1.000

1.000

898

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

42

42

42

42

42

42

42

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

226.499

216.996

199.892

179.884

155.677

153.169

153.050

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Reservering beheer, onderhoud en vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

6.363.354

5.342.183

5.293.820

5.992.468

5.657.539

5.854.917

5.916.322

   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

12

Hoofdwegen

2.331.691

2.672.002

2.487.667

2.431.671

2.238.102

2.112.909

2.048.722

2.154.676

12.01

Verkeersmanagement

20.301

20.275

20.261

20.247

20.220

20.221

20.218

20.303

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

407.863

407.777

407.731

421.610

453.339

453.339

453.331

458.030

12.03

Aanleg

1.242.548

1.643.928

1.453.075

1.307.280

1.146.138

1.024.108

575.569

82.229

12.04

GIV/PPS

255.107

233.669

238.877

303.735

234.828

232.496

172.017

171.267

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

377.439

377.847

378.072

378.924

379.359

379.348

379.387

378.023

12.07

Investeringsruimte

28.432

– 11.494

– 10.350

– 124

4.218

3.396

448.199

1.044.824

                   

13

Spoorwegen

1.595.922

1.491.572

1.680.128

1.784.657

1.777.273

1.806.188

1.830.825

1.903.394

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.188.875

1.184.382

1.179.647

1.234.730

1.226.341

1.237.905

1.239.094

1.198.353

13.03

Aanleg

325.202

227.212

417.929

399.700

383.906

429.202

382.753

91.370

13.04

GIV/PPS

27.417

26.608

25.753

27.031

66.622

67.090

65.240

51.571

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

37.831

36.773

40.202

106.599

83.807

55.394

127.141

545.503

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

102.757

141.218

121.259

10.365

44.199

74.780

99.443

132.427

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

102.757

141.218

121.259

10.365

44.199

74.780

99.443

132.427

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

15

Vaarwegen

756.949

676.297

686.616

656.883

806.010

847.536

862.488

646.753

15.01

Verkeersmanagement

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

242.618

247.356

247.155

267.144

238.085

238.070

235.964

230.329

15.03

Aanleg

285.973

196.473

206.852

90.785

298.518

360.314

320.335

45.851

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

223.836

224.078

224.211

224.716

224.974

224.967

224.991

224.183

15.07

Investeringsruimte

– 8.611

– 4.743

– 4.735

61.105

31.300

11.052

68.065

133.257

                   

17

Megaprojecten

12.137

61

78

68

100

99

102

2

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

0

0

0

17.06

PMR

12.137

61

78

68

100

99

102

2

                   

18

Overige uitgaven

509.478

587.032

593.523

586.242

586.941

613.397

613.461

611.271

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

153.749

154.303

154.664

147.383

148.082

148.063

148.127

145.937

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Reservering beheer, onderhoud en vervanging

355.729

432.729

438.859

438.859

438.859

465.334

465.334

465.334

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

5.308.934

5.568.182

5.569.271

5.469.886

5.452.625

5.454.909

5.455.040

5.448.523

26.02 Bijdrage aan Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de Begroting hoofdstuk XII aan het Deltafonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw artikelonderdeel 26.02 Bijdrage aan het Deltafonds (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1

Investeren in waterveiligheid

686.025

649.225

705.434

540.609

425.763

291.520

316.747

1.01

Grote projecten waterveiligheid

537.369

551.765

597.862

372.050

218.591

53.352

179.610

1.02

Overige aanlegproj. Waterveiligheid

141.659

95.347

106.067

168.209

206.222

235.922

135.889

1.03

Studiekosten waterveiligheid

6.997

2.113

1.505

350

950

2.246

1.248

                 

2

Investeringen in Zoetwatervoorziening

3.863

16.003

46.808

23.869

2.195

2.063

2.062

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02

Overige invest. Zoetwatervoorziening

1.203

15.962

46.808

23.869

2.195

2.063

2.062

2.03

Studiekosten Zoetwatervoorziening

2.660

41

0

0

0

0

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

176.257

205.602

212.041

162.807

152.620

144.211

140.368

3.01

Watermanagement

11.142

11.478

10.713

10.713

10.713

10.713

10.713

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

165.115

194.124

201.328

152.094

141.907

133.498

129.655

                 

5

Netgebonden kosten en overige

222.828

213.740

212.081

209.220

219.216

259.610

297.381

5.01

Apparaat

185.269

176.510

171.389

169.000

175.670

175.532

174.183

5.02

Overige uitgaven

52.019

51.923

50.992

50.219

50.217

50.219

50.219

5.03

Investeringsruimte

– 14.460

– 14.693

– 10.300

– 9.999

– 6.671

33.859

72.979

Totaal

1.088.973

1.084.570

1.176.364

936.505

799.794

697.404

756.558

   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

Investeren in waterveiligheid

713.894

424.555

357.791

265.628

263.628

288.732

283.665

260.341

1.01

Grote projecten waterveiligheid

230.546

89.309

0

0

0

0

0

0

1.02

Overige aanlegproj. Waterveiligheid

483.348

335.246

357.791

265.628

263.628

288.732

283.665

260.341

1.03

Studiekosten waterveiligheid

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

2

Investeringen in Zoetwatervoorziening

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02

Overige invest. Zoetwatervoorziening

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.183

2.03

Studiekosten Zoetwatervoorziening

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

135.232

200.940

242.811

276.496

315.019

242.966

247.042

245.606

3.01

Watermanagement

10.723

10.723

10.723

10.723

10.723

10.723

10.898

10.548

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

124.509

190.217

232.088

265.773

304.296

232.243

236.144

235.058

                   

5

Netgebonden kosten en overige

268.726

234.188

258.663

409.132

371.835

416.574

417.412

449.083

5.01

Apparaat

176.356

176.356

176.356

176.356

176.356

176.356

176.356

176.356

5.02

Overige uitgaven

48.375

48.375

48.375

48.375

48.375

48.375

49.114

47.636

5.03

Investeringsruimte

43.995

9.457

33.932

184.401

147.104

191.843

191.942

225.091

Totaal

1.120.035

861.866

861.448

953.439

952.665

950.455

950.302

957.213

2.3 De niet-beleidsartikelen

Artikel 97 Algemeen departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.

Beleidswijzigingen

Ontvangsten ten behoeve van uitgaven van onderzoeken (en aldus programmamiddelen) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) worden voortaan op dit artikel begroot en verantwoord. Tot de begroting van 2013 vond dit, in strijd met Verantwoord Begroten, plaats op het artikel van het apparaat van het Kerndepartement (artikel 98), waar nu enkel de apparaatuitgaven van het PBL worden begroot en verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 97 Algemeen departement (x € 1.000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

27.276

27.877

27.205

24.975

25.332

25.305

25.412

Uitgaven

23.222

31.153

27.206

24.976

25.333

25.306

25.412

Waarvan juridisch verplicht

   

46%

       

97.01

IenM-brede programmamiddelen

23.222

31.153

27.206

24.976

25.333

25.306

25.412

97.01.01

Opdrachten

20.306

23.450

19.816

18.994

19.343

19.318

19.427

 

– Regeringsvliegtuig

7.405

7.121

6.681

6.675

6.655

6.651

6.648

 

– Onderzoeken Planbureau voor de Leefomgeving

 

6.953

4.089

3.854

3.555

3.500

3.500

 

– Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

2.608

2.277

1.902

1.907

1.916

1.921

2.002

 

– Overige opdrachten

10.293

7.099

7.144

6.558

7.217

7.246

7.277

97.01.02

Subsidies

1.800

1.700

1.400

       
 

– Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek(NWO)

1.800

1.700

1.400

       

97.01.03

Bijdrage aan agentschappen

615

606

607

605

607

607

607

 

– waarvan bijdrage aan RWS

615

606

607

605

607

607

607

97.01.04

Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

500

20

         

97.01.06

Bijdrage aan ZBO en RWT

5.400

5.377

5.383

5.377

5.383

5.381

5.378

 

– Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

5.400

5.377

5.383

5.377

5.383

5.381

5.378

 

Ontvangsten

2.580

6.285

3.873

3.373

3.373

3.373

3.373

Budgetflexibiliteit

Het bedrag dat juridisch verplicht is heeft met name betrekking op het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing, enkele onderzoeksprojecten, de subsidies aan het NWO voor het programma Duurzame Bereikbaarheid Randstad en de bijdrage aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB).

Het restant heeft met name betrekking op uitgaven voor grote publiekscampagnes als van A naar Beter en artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid en de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud en de exploitatie van het Regeringsvliegtuig.

Onderzoeken PBL

Betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van publicaties. Voor nieuws en publicaties van het PBL zie de website van het PBL27.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

Het beleid op het gebied van Crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door andere vormen van crisis (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten) en door de internationale dimensies van crisis. DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crisis. De hoofdtaak van het DCC is het voorbereiden van het Ministerie van IenM op het beheersen van crisis.

Overige opdrachten

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake grote publiekscampagnes als van A naar Beter28, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid29, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.02 Subsidies

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM in samenwerking met EZ verstrekt aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek30 voor het onderzoeksprogramma Duurzame bereikbaarheid Randstad voor de periode 2008 tot en met 2014 (totaal € 9 mln tot maximaal € 9,5 mln).

97.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak31. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

97.09 Ontvangsten

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd die IenM onder andere ontvangt voor het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Artikel 98: Apparaat van het kerndepartement

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van IenM met uitzondering van de Staf Deltacommissaris en de agentschappen ILT, KNMI, NEa en RWS. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van Artikel 98 Apparaat van het kerndepartement (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

372.688

362.141

323.235

291.203

301.302

259.877

259.315

Uitgaven

372.668

361.761

319.700

303.177

302.839

258.987

259.303

Personele uitgaven

238.046

225.406

196.582

181.677

174.143

171.347

166.726

– waarvan eigen personeel

207.429

197.271

173.746

161.613

155.473

150.965

146.979

– waarvan externe inhuur

13.913

12.907

9.752

7.982

7.346

6.951

6.316

– waarvan postactieven

16.704

15.228

13.084

12.082

11.324

13.431

13.431

Materiële uitgaven

134.622

136.355

123.118

121.500

128.696

87.640

92.577

– waarvan ICT

53.908

46.164

33.210

32.768

32.136

31.618

30.887

– waarvan bijdrage aan SSO's

54.509

50.419

40.260

39.758

55.487

35.196

34.356

Ontvangsten

9.732

15.694

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

In de genoemde bedragen is de taakstelling Rutte II op het apparaat verwerkt die in 2016 begint en vanaf 2018 structureel doorwerkt. Deze taakstelling is per 1e Suppletoire wet 2013 ingevuld (zie Kamerstukken II 2012–2013, 33 640 XII nr. 2, onder punt 2.1, «Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties», onderdeel «Regeerakkoord Rutte II: Bruggen slaan»). Zie ook de verdeling en de toelichting zoals hieronder opgenomen in het onderdeel «Taakstelling Rutte II».

Personele uitgaven

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement. Onder eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie. Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting. Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke. Onder postactieven wordt verstaan alle uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft materieeluitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Services Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksgebouwendienst. De hogere uitgaven bijdragen aan SSO’s in 2016 worden veroorzaakt door een eenmalige bijdrage van het Ministerie van Financiën aan het Ministerie van IenM als gevolg van gemaakte afspraken in het kader van het Masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Deze bijdrage is reeds bij voorjaarsnota 2012 verwerkt.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement (x € 1.000)
 

319.700

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

34.565

Directoraat-Generaal Milieu en Internationale Coördinatie

31.293

Directoraat-Generaal Ruimte en Water

28.225

Beleids- en Bestuursondersteuning

38.077

Financiën en Bedrijfsvoering

164.515

Planbureau voor de Leefomgeving

23.025

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2014.

Extracomptabele verwijzingen

Apparaatskosten Staf Deltacommissaris (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Totaal apparaatskosten Staf Deltacommissaris

2.260

1.965

1.852

1.821

1.770

1.720

De apparaatskosten van de Staf van de Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatskosten Agentschappen en ZBO’s/RWT’s (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.248.880

1.253.542

1.167.055

1.117.457

1.071.767

1.038.878

ILT

136.672

147.535

141.768

138.792

136.063

132.883

KNMI

58.487

46.832

42.160

41.192

40.813

40.382

NEA

6.485

7.441

7.501

6.689

6.603

6.732

RWS

1.047.236

1.051.734

975.625

930.784

888.288

858.881

Vier agentschappen vallen onder IenM: De Inspectie voor de leefomgeving en transport (ILT), het Koninklijk Nederlands metereologisch instituut (KNMI), de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) en Rijkswaterstaat (RWS). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenM draagt hier deels aan bij. Voor nadere uitsplitsingen en toelichtingen wordt verwezen naar de agentschapsparagraven.

Apparaatskosten ZBO's en RWT's (x € 1.000)
 

2014

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

569.383

ProRail1

397.000

Kadaster

167.000

StAB

5.383

X Noot
1

Zie ook bijlage 6 van de begroting Infrastructuurfonds

IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s/RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB.

Voor meer informatie over de ZBO’s en RWT’s van IenM zie bijlage 1 van deze begroting.

Taakstelling Rutte II

Binnen IenM is de taakstelling Rutte II verdeeld naar alle verschillende onderdelen van het Ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de totale verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

         
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

         
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

De verdeling is gebaseerd op een generieke efficiencykorting op de apparaatuitgaven voor alle onderdelen. Voor RWS geldt daar bovenop nog een korting op de apparaatuitgaven samenhangend met de verlaging van de productieopgave van RWS als gevolg van de taakstellingen op het Infrastructuurfonds. De bijdrage van IenM aan het RIVM (VWS) wordt aangeslagen pro-rato de totale aan IenM bij Regeerakkoord opgelegde apparaattaakstelling.

Op basis van nog concreet uit te werken maatregelen zal door de afzonderlijke dienstonderdelen in een later stadium een nadere invulling van de taakstelling plaatsvinden en zicht ontstaan op de consequenties voor de formatie van de afzonderlijke dienstonderdelen.

Invulling motie Van Hijum

De Tweede Kamer heeft inzicht gevraagd in de effecten van de stapeling van taakstellingen op de (grote) uitvoeringsorganisaties. Onderstaande tabel geeft inzicht in de taakstellingen van RWS.

Organisatie

Taakstelling

2013

2014

2015

2016

2017

2018

RWS

Coalitieakkoord 2010, totale bezuiniging

– 56.572

– 121.550

– 158.716

– 166.414

– 174.615

– 182.817

 

Coalitieakkoord 2012, totale bezuiniging Intensivering

   

– 18.289

– 37.972

– 53.100

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon-en prijsbijstelling. IenM draagt vanaf 2014 structureel € 18,3 miljoen bij aan de bezuiniging op de collectieve sector uit het maatregelpakket van € 6 miljard waartoe in augustus 2013 is besloten. Voorlopig is deze korting van de IenM begroting op artikel 99 Nominaal en onvoorzien verwerkt. Bij Voorjaarsnota 2014 zal deze korting op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII en de productartikelen van de fondsen worden verwerkt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

0

0

– 14.543

– 8.628

– 14.627

– 19.329

– 13.462

Uitgaven

0

0

– 14.543

– 8.628

– 14.627

– 19.329

– 13.462

3. DE AGENTSCHAPPEN

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Introductie

De werkzaamheden van het KNMI zijn gericht op de algemene doelstelling van het KNMI: bijdragen aan de veiligheid, de economie en een duurzaam milieu in en van Nederland met informatie, kennis en data op het gebied van meteorologie en seismologie.

De KNMI richt zich op de publieke taken. Deze taken zijn vastgelegd in de Wet op het KNMI, die op 1 maart 2002 in werking is getreden. De daarbij behorende Ministeriële regeling is op 5 juli 2002 in werking getreden.

De Wet op het KNMI zal worden ingetrokken op grond van de evaluatie van de Wet op het KNMI. Daarvoor in de plaats zal een «wet op de meteorologie en seismologie» komen die regelt wat de zorgplichten (publieke taken) van de Minister zijn op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen. Tevens zal een ministeriële regeling worden opgesteld waarin wordt vastgelegd hoe deze publieke taken worden uitgevoerd door het KNMI. De verantwoordelijkheid voor publieke taken op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen (zorgplicht) en de wijze waarop hier invulling aan gegeven wordt (uitvoering) worden op deze manier ontkoppeld. Dit maakt het voor de toekomst makkelijker om in te spelen op zich in de toekomst voordoende ontwikkelingen.

Producten en diensten

Om de bovengenoemde algemene beleidsdoelstelling te bereiken levert het KNMI voortdurend informatie, kennis en data op het gebied van meteorologie en seismologie. Deze worden permanent «up to date» gehouden volgens de modernste inzichten van wetenschap en techniek. Informatie, kennis en data moeten ook effectief op de plaatsen terechtkomen waar ze daadwerkelijk nodig zijn: bij burgers, brandweer, politie, water- en wegbeheerders, luchtvaartautoriteiten, bedrijven, beleidsmakers en rampenbestrijders. Daarbij spelen ook de particuliere weerbureaus en de media een belangrijke rol. Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in het beleidsartikel 23.

Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2014 van het agentschap KNMI (x € 1.000)
 

Realisatie 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet IenM

42.814

47.109

36.408

41.744

43.780

47.340

39.901

Omzet overige departementen

1.165

1.155

1.155

1.155

1.155

1.155

1.155

Omzet derden

20.240

18.385

18.985

18.985

18.985

18.985

18.985

Rentebaten

25

25

25

25

25

25

25

Vrijval voorzieningen

3

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

64.247

66.674

56.573

61.909

63.945

67.505

60.066

               

Lasten

             

apparaatskosten

46.758

46.832

42.160

41.192

40.813

40.382

40.949

– personele kosten

32.980

32.038

28.931

28.214

27.871

27.519

27.181

* waarvan eigen personeel

30.715

30.456

28.519

27.802

27.459

27.107

26.769

* waarvan externe inhuur

2.265

1.582

412

412

412

412

412

– materiele kosten

13.778

14.797

13.230

12.978

12.942

12.863

13.768

* waarvan apparaat ICT

 

2.391

2.391

2.391

2.391

2.391

2.391

* waarvan bijdrage aan SSO's

 

3.005

3.005

3.005

3.005

3.005

3.005

Aardobservatie

11.729

16.090

10.728

17.033

19.448

23.439

15.433

rentelasten

278

280

280

280

280

280

280

afschrijvingskosten

             

– materieel

2.745

3.469

3.404

3.404

3.404

3.404

3.404

* waarvan apparaat ICT

 

1.986

1.986

1.986

1.986

1.986

1.986

– immaterieel

             

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

1.471

           

Totaal lasten

62.981

66.674

56.573

61.909

63.945

67.505

60.066

               

Saldo van baten en lasten

1.266

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor de publieke taken als de vergoeding van RWS, ILT en beleids-DG’s voor de niet-publieke taken.

In de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Structureel

Hoofdstuk XII

           

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

De taakstelling is vooralsnog over de budgetten voor personeel, inhuur en materieel verwerkt. Op basis van de nadere uitwerking in concrete maatregelen zal in een later stadium nog een herverdeling plaatsvinden. Voor nadere informatie over de verwerking van de Taakstelling Rutte II wordt verwezen naar artikel 98.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Hoofdstuk XII

           

Artikel 11 Waterkwantiteit

713

473

400

400

400

400

Artikel 16 Spoor

74

74

       

Artikel 17 Luchtvaart

16

23

       

Artikel 19 Klimaat

261

218

218

218

218

218

Artikel 23 Meteorologie en seismologie

42.042

33.190

38.696

40.732

44.292

35.870

Inzet middelen balans

1.300

         

Bijdrage ILT

204

204

204

204

204

204

Bijdrage RWS

2.499

2.226

2.226

2.226

2.226

3.209

Totaal

47.109

36.408

41.744

43.780

47.340

39.901

Van totale omzet IenM

           

*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

31.019

25.680

24.711

24.332

23.901

24.468

* programma

16.090

10.728

17.033

19.448

23.439

15.433

De bedragen per product zijn:

Bedragen x € 1.000
 

Realisatie 2012

Begroot 2013

Begroot 2014

Meteorologie

31.273

29.430

25.140

Seismologie

1.431

1.589

540

Aardobservatie

10.110

16.090

10.728

Totaal

42.814

47.109

36.408

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere Ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.

(x € 1.000)
 

2014

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

355

Het Ministerie van Defensie

800

Totaal

1.155

De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud infrastructuur. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Omzet derden

Bedragen x € 1.000
 

Realisatie 2012

Begroot 2013

Begroot 2014

Opbrengsten luchtvaart

9.546

9.384

9.384

Projecten extern gefinancierd

9.640

8.000

8.000

Dataverstrekkingen en licenties

489

415

415

Overige opbrengsten

565

586

1.186

Totaal

20.240

18.385

18.985

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal fte

389

362

353

348

339

334

Eigen personeelskosten

30.456

28.519

27.802

27.459

27.107

26.769

Inhuur

1 582

412

412

412

412

412

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie etc.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014 van het agentschap KNMI (x € 1.000)
   

Stand slowet 2012

2013 Ontwerpbegroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

17.129

19.082

17.487

18.300

19.355

21.241

22.933

                 

2.

Totaal operationele kasstroom

5.147

2.805

3.049

3.105

3.305

3.305

3.305

                 

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 1.053

– 5.119

– 4.957

– 2.162

– 1.950

– 3.000

– 3.000

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

2

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.051

– 5.119

– 4.957

– 2.162

– 1.950

– 3.000

– 3.000

                 

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

– 2.143

– 1.765

– 1.623

– 1.838

– 1.418

– 1.613

– 2.230

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

 

2.484

4.345

1.950

1.950

1.950

1.950

4.

Totaal financieringskasstroom

– 2.143

719

2.722

112

532

1.387

770

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

19.082

17.487

18.300

19.355

21.241

22.933

24.008

 

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen. In verband met de ontwikkelingen rond vraagsturing is de toekomstige investeringsomvang moeilijk in te schatten.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen in 2013.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Kostprijzen per product (groep)

           

– percentage overhead1

100

100

100

100

100

100

– fte's overhead1

100

93

91

90

87

86

             

Tarieven/uur1

100

99

100

100

102

102

             

Omzet per produktgroep

           

– Meteorologie

48.966

45.101

44.350

43.991

43.615

43.213

– Seismologie

1.990

1.842

1.795

1.775

1.746

1.732

– Aardobservatie

16.090

10.728

17.033

19.448

23.439

15.433

             

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

389

362

353

348

338

334

             

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

0%

0%

0%

0%

             

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

X Noot
1

2013 = 100

Toelichting

De bezuinigingen slaan bij het KNMI voornamelijk neer op de personele kosten. Zowel de fte’s overhead als de fte’s productief zullen in ongeveer gelijke verhoudingen verminderen. Het percentrage overhead zal daardoor niet veranderen. De tarieven per uur zullen stijgen omdat de materiële- en afschrijvingskosten met minder fte terugverdiend moeten worden.

Rijkswaterstaat (RWS)

Introductie

RWS is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van IenM die, in opdracht van de Minister en de Staatssecretaris van IenM, de nationale infrastructurele netwerken in Nederland aanlegt, beheert en ontwikkelt.

RWS werkt aan:

  • droge voeten;

  • voldoende en schoon water;

  • vlot en veilig verkeer over water en weg;

  • bruikbare en betrouwbare informatie.

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleids-Directoraten-Generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn) beleidsdoelstellingen en kaders welke door IenM worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de begroting van Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuur-netwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van instrumenten en objecten, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud & ontwikkeling: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem. Dit product voegt dus kwaliteit toe aan het netwerk.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2014 van het agentschap RWS (x € 1.000)

Totaal

Realisatie 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet IenM

2.230.363

2.319.447

2.167.682

2.079.456

2.059.533

2.001.912

1.950.649

Omzet nutv werkzaamheden

 

89.823

         

Omzet overige departementen

34.899

27.109

26.744

25.739

25.738

25.738

25.738

Omzet derden

104.656

96.623

136.754

136.754

136.754

136.754

136.754

Rentebaten

895

800

800

800

800

800

800

Bijzondere baten

2.773

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Vrijval voorziening

1.011

           

Totaal baten

2.374.597

2.543.802

2.341.980

2.252.749

2.232.825

2.175.204

2.123.941

               

Lasten

             

Apparaatskosten

1.047.236

1.051.734

975.625

930.784

888.288

858.881

845.547

– Personele kosten

748.033

769.834

717.445

687.404

662.304

640.688

631.648

* waarvan eigen personeel

687.413

700.090

657.111

639.461

623.586

603.962

595.508

* waarvan externe inhuur

60.620

69.744

60.334

47.943

38.718

36.727

36.140

– Materiële kosten

299.203

281.900

258.180

243.381

225.984

218.192

213.899

* waarvan apparaat ICT

 

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

* waarvan bijdrage aan SSO's

59.689

56.410

55.503

56.492

57.601

57.601

Onderhoud

1.247.730

1.420.326

1.294.613

1.250.222

1.275.795

1.244.581

1.206.652

Rentelasten

7.751

8.748

8.748

8.748

8.748

8.748

8.748

Afschrijvingskosten

50.588

53.994

53.994

53.994

53.994

53.994

53.994

– materieel

48.546

52.019

52.019

52.019

52.019

52.019

52.019

waarvan apparaat ICT

 

10.500

10.500

10.500

10.500

10.500

10.500

– immaterieel

2.042

1.975

1.975

1.975

1.975

1.975

1.975

Dotaties

4.000

           

Bijzondere lasten

3.452

           

Totaal lasten

2.360.757

2.534.802

2.332.980

2.243.749

2.223.825

2.166.204

2.114.941

Saldo van baten en lasten

13.840

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

8.846

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

te verdelen resultaat

4.994

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft de omzet uit hoofde van activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenM. De omzet IenM is onder andere een vergoeding voor:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- & watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van RWS-Leefomgeving.

Met name als gevolg van schommelingen in de beschikbaarheid van middelen voor beheer en onderhoud door de jaren heen, fluctueert de post omzet IenM.

In de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling RWS

0

0

0

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

De taakstelling is vooralsnog over de budgetten voor personeel, inhuur en materieel verwerkt. Op basis van de nadere uitwerking in concrete maatregelen zal in een later stadium nog een herverdeling plaatsvinden. Voor nadere informatie over de verwerking van de Taakstelling Rutte II wordt verwezen naar artikel 98.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Deltafonds artikel

471.907

404.129

391.077

372.777

369.192

364.748

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

7.248

7.100

4.550

1.100

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

30.117

1.203

1.258

2.361

11.260

133

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

185.089

162.464

160.608

150.717

142.444

142.409

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

249.453

233.362

224.661

218.599

215.488

222.206

Infrastructuurfonds

1.730.355

1.630.187

1.592.008

1.604.461

1.557.546

1.511.634

Artikel 12 Hoofdwegennet

949.079

891.304

869.048

894.064

934.967

925.565

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

507.951

521.180

513.309

526.569

457.109

436.403

Artikel 18 overige uitgaven

273.325

217.703

209.651

183.827

165.469

149.666

Hoofdstuk XII

117.185

133.366

96.371

82.295

75.174

74.267

Artikel 11 Waterkwantiteit

19.390

18.943

18.299

18.199

18.199

18.199

Artikel 12 Waterkwaliteit

65.893

78.944

41.630

39.446

36.264

35.681

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

10.503

8.578

7.821

5.582

5.444

5.444

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

2.993

2.936

2.948

2.948

2.948

2.948

Artikel 15 Openbaar Vervoer

995

995

995

995

995

995

Artikel 16 Spoor

63

Artikel 17 Luchtvaart

48

10.048

11.898

2.948

48

48

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

1.705

Artikel 19 Klimaat

6.866

3.101

2.984

2.735

1.760

1.760

Artikel 20 Lucht en geluid

1.205

1.292

1.047

847

835

597

Artikel 21 Duurzaamheid

3.701

3.663

3.663

3.663

3.663

3.663

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's

3.217

2.554

2.776

2.620

2.706

2.620

Artikel 97 Algemeen departement

606

607

605

607

607

607

Totaal

2.319.447

2.167.682

2.079.456

2.059.533

2.001.912

1.950.649

Van totale omzet IenM

           

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.088.290

1.011.150

967.314

924.819

895.411

882.077

* programma

1.231.157

1.156.532

1.112.141

1.134.714

1.106.500

1.068.571

Nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreft enerzijds middelen die RWS reeds in 2012 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2012, maar waarvan de uitvoering is doorgeschoven naar 2013 (€ 89,9 mln).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft betrekking op van andere Ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij.

Specificatie omzet overige departementen (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ministerie van Defensie

12.819

12.819

12.819

12.819

12.819

12.819

Ministerie van Financiën

5.900

5.900

5.900

5.900

5.900

5.900

Ministerie van Economische zaken

8.390

8.025

7.020

7.019

7.019

7.019

Totaal

27.109

26.744

25.739

25.738

25.738

25.738

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden. Met ingang van 2014 zullen eveneens de beheeropbrengsten op het areaal ontvangen worden door RWS. Daarnaast is de Nationale Bewegwijzeringsdienst, die de bebording voor wegbeheerders verzorgd, toegevoegd aan RWS.

Specificatie omzet derden (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Schaderijdingen/schadevaringen

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

Vergunningen WVO

22.500

22.500

22.500

22.500

22.500

22.500

Vergoeding provincies etc.

41.504

41.504

41.504

41.504

41.504

41.504

Opbrengsten bewegwijzeringsdienst

11.619

15.950

15.950

15.950

15.950

15.950

Beheeropbrengsten areaal

0

35.800

35.800

35.800

35.800

35.800

Totaal

96.623

136.754

136.754

136.754

136.754

136.754

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal fte's

9.258

8.758

8.483

8.236

8.000

7.808

eigen personeelskosten (x € 1.000)

700.090

657.111

639.461

623.586

603.962

595.508

inhuur (x € 1.000)

69.744

60.334

47.943

38.718

36.727

36.140

Toelichting

Drie dossiers zorgen bij RWS in de komende jaren voor een toename van het aantal ambtelijke fte met in totaal circa 500 fte.

  • Een deel van Agentschap-NL («Bodem+») wordt ingebed in de Unit Leefomgeving van RWS. Dit is vastgelegd in een protocol van Overdracht tussen de Minister van IenM en de Minister van EZ.

  • De Nationale Bewegwijzering Dienst (NBD) voorheen onderdeel van de ANWB, wordt bij RWS ondergebracht. Dit komt voort uit afspraken in het Nationale Mobiliteitsberaad over de gewenste verandering in de organisatie van de bewegwijzering. In de brief van de Minister van IenM aan de wegbeheerders in Nederland (d.d. 20 december 2010, kenmerk: IenM-BSK/2010/182057) wordt deze verandering toegelicht. Dekking van de apparaatskosten komt uit de externe tarifering.

  • RWS investeert in de Informatievoorzieningfunctie en heeft geconstateerd dat er een te grote afhankelijkheid bestaat van externe fte's en dat een kwaliteitsimpuls nodig is op specifieke Informatie Voorziening terreinen (industriële automatisering, beveiliging). Daarom vindt de komende jaren een omzetting plaats van 174 fte inhuur naar 249 fte. ambtelijke fte. De verwachting is dat deze omzetting kostenneutraal kan plaatsvinden aangezien de gemiddelde kosten van externe inhuur per fte substantieel hoger liggen dan de kosten per ambtelijke fte.

 

mutaties

FTE begroting 2013

8.754

Leefomgeving

210

Nationale Bewegwijzeringsdienst

45

Kwaliteitsimpuls IV

249

Totaal

9.258

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur. Daarnaast worden zowel de inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces als de investeringen met betrekking tot het beheer van areaal verantwoord onder de post onderhoud. Tevens vindt er een bijdrage van € 2,2 mln in 2014 aan het KNMI plaats.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014 van het agentschap RWS (x € 1.000)
   

stand slotwet 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012+ stand depositorekening

262.740

149.204

72.075

84.769

97.563

117.357

135.551

2.

Totaal operationele kasstroom

146.784

– 35.829

53.994

53.994

53.994

53.994

53.994

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 31.922

– 53.800

– 76.100

– 82.000

– 39.000

– 39.000

– 39.000

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

1.647

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 30.275

– 53.800

– 76.100

– 82.000

– 39.000

– 39.000

– 39.000

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

8.400

9.400

8.700

7.300

15.800

14.200

6.000

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

– 55.692

– 50.700

– 50.000

– 48.500

– 50.000

– 50.000

– 50.000

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

27.948

53.800

76.100

82.000

39.000

39.000

39.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 19.344

12.500

34.800

40.800

4.800

3.200

– 5.000

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekening) (=1+2+3+4)

359.905

72.075

84.769

97.563

117.357

135.551

145.545

 

(maximale roodstand 0,5 miljoen Euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben onder meer betrekking op een zoutloods, vervanging van vervoermiddelen en verbouwingen in verband met de reorganisatie.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van haar investeringen als agentschap. Daarnaast is in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Apparaatskosten per eenheid areaal

           

Hoofdwegennet

27.748

25.456

24.027

23.180

22.504

22.336

Hoofdvaarwegennet

27.243

25.235

23.924

23.687

23.470

23.294

Hoofdwatersystemen

1.139

1.060

1.017

1.005

994

987

             

% Apparaatskosten tov omzet

           

% Apparaatskosten tov omzet

22%

18%

20%

22%

20%

21%

             

Tarieven per FTE

           

Kosten per FTE

121

120

118

117

116

117

             

Omzet agentschap per product

           

Hoofdwatersystemen

471.907

404.129

391.077

372.777

369.192

364.748

Hoofdwegen

949.079

891.304

869.048

894.064

934.967

925.565

Hoofdvaarwegen

507.951

521.180

513.309

526.569

457.109

436.403

Overig

390.510

351.069

306.022

266.122

240.643

223.933

TOTAAL

2.319.447

2.167.682

2.079.456

2.059.533

2.001.912

1.950.649

             

Bezetting

           

FTE formatie

9.258

8.758

8.483

8.236

8.000

7.808

% overhead

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

             

Exploitatiesaldo

           

Exploitatiesaldo

0%

0%

0%

0%

0%

0%

             

Gebruikerstevredenheid

           

publieksgerichtheid

67%

68%

70%

70%

70%

70%

gebruikerstevredenheid HWS

67%

68%

70%

70%

70%

70%

gebruikerstevredenheid HWN

77%

78%

80%

80%

80%

80%

gebruikerstevredenheid HVWN

72%

73%

75%

75%

75%

75%

             

Ontwikkeling pinwaarde

           

Hoofdwatersystemen

100

100

100

100

100

100

Hoofdwegen

100

100

100

100

100

100

Hoofdvaarwegen

100

100

100

100

100

100

Toelichting

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

% Apparaatskosten tov omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (incl.GVKA-gelden) van RWS.

Kosten per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke FTE. Wanneer deze kosten minder snel stijgen dan de loon- en prijsstijging dan kan dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn.

Omzet per productgroep

In de tabel is de Opbrengst IenM uitgesplitst naar de verschillende netwerken.

Organisatiegrootte in FTE

Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt.

Percentage overhead

Deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in FTE) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2013.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van onzedrie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)

Introductie

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenM belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Producten en diensten

De producten en diensten van de Inspectie betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

1. vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aan wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de inspectie één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De inspectie kent de volgende vormen:

  • objectinspecties;

  • administratie controles;

  • audits;

  • convenanten;

  • digitale inspecties.

Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de ondertoezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden gesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, bedrijfsinspecties, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.

3. incidentmelding en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen, soms geheel (luchtvaart), opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In die gevallen levert de inspectie expertise en deskundigen. In de scheepvaart en het railvervoer heeft de inspectie een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Op de weg ligt de taak bij de politie. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en moeten gecoördineerd worden aangepakt. Crisismanagement is geen toezichtstaak, maar de (systeem) verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak is belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

Begroting van baten en lasten

De begroting van baten- en lasten voor het jaar 2014 van het agentschap ILT (x € 1.000)

BATEN

Realisatie 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Omzet IenM

147.822

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Omzet overige departementen

417

6.281

6.690

6.527

6.374

6.217

6.060

Omzet derden

8.334

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

Rentebaten

231

50

50

50

50

50

50

Bijzondere baten

2.088

0

0

0

0

0

0

               

totaal baten

158.892

149.650

143.883

140.907

138.178

134.998

132.562

               

LASTEN

             

apparaatskosten

136.672

147.535

141.768

138.792

136.063

132.883

130.447

* personele kosten

99.532

105.305

102.419

99.972

99.444

98.916

98.575

w.v. eigen personeel

 

99.800

96.988

94.605

94.094

93.583

93.242

w.v. externe inhuur

 

5.505

5.431

5.367

5.350

5.333

5.333

* materiële kosten

37.140

42.230

39.349

38.820

36.619

33.967

31.872

w.v. ICT

 

13.625

14.411

15.114

14.973

14.875

14.875

w.v. bijdrage SSO

 

13.397

14.100

13.959

13.861

13.826

13.826

rentelasten

21

100

100

100

100

100

100

afschrijvingskosten

2.674

2.015

2.015

2.015

2.015

2.015

2.015

* materieel

1.130

1.720

1.720

1.720

1.720

1.720

1.720

w.v. apparaat ICT

 

430

430

430

430

430

430

* immaterieel

1.544

295

292

295

295

295

295

overige lasten

11.583

           
               

totaal lasten

150.950

149.650

143.883

140.907

138.178

134.998

132.562

saldo van baten en lasten

7.942

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor de productgroepen handhaving (toezicht) en incidentmelding en onderzoek.

De bedragen per productgroepen zijn:

Bedragen x € 1.000
 

Realisatie 2012

Begroot 2013

Begroot 2014

Handhaving

140.546

135.582

130.081

Incidentafhandeling en onderzoek

7.693

6.434

6.168

Totaal

148.239

142.016

136.249

In de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten.

Verdeling Taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Structureel

Hoofdstuk XII

           

ILT

   

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

De taakstelling is vooralsnog over de budgetten voor personeel, inhuur en materieel verwerkt. Op basis van de nadere uitwerking in concrete maatregelen zal in een later stadium nog een herverdeling plaatsvinden. Voor nadere informatie over de verwerking van de Taakstelling Rutte II wordt verwezen naar artikel 98.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Hoofdstuk XII

           

Artikel 24 Handhaving en toezicht

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Totaal

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Van totale omzet IenM

           

*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken voor de door de ILT doorbelaste kosten inzake de handhavingsactiviteiten van de Kernfysische Dienst. De Inspectie houdt in dit kader toezicht op de nucleaire industrie en op alle andere branches waarin radio-actieve stoffen en ioniserende straling worden toegepast.

 

2014

Ministerie van Economische zaken

6.6901

Totaal

6.690

X Noot
1

In de eerste suppletoire begroting 2013 is het Kernfysische dienst- en Crisismanagement budget (na taakstelling Rutte I en II) overgeheveld naar de begroting van EZ. Voor de bepaling van de kosten voor personeel en materieel wordt een nieuw kostprijsmodel ingevoerd. Op basis van de uitkomst van het nieuwe kostprijsmodel zal bij eerste suppletoire begroting 2014 een tweede tranche voor de jaren 2014 en verder worden overgeheveld naar de EZ begroting.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal fte

1.175

1.140

1.110

1.104

1.098

1.018

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

99.800

96.988

94.605

94.094

93.583

93.242

Inhuur (x € 1.000)

5.505

5.431

5.367

5.350

5.333

5.333

Toelichting

In de ontwerpbegroting 2013 stond het aantal fte voor het jaar 2013 op 1.137. Dit aantal is met 38 fte gestegen naar 1.175 fte. De onderstaande ontwikkelingen zorgen bij ILT in de komende jaren voor de toename van het aantal ambtelijke fte:

  • Met ingang van 2013 zijn de kennis- en uitvoeringstaken van Agentschap NL (AgNL) ingebed in het domein Risicovolle Stoffen en Producten. Het gaat om de uitvoering van de EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen). Dit is vastgelegd in een protocol van Overdracht tussen de Minister van IenM en de Minister van EZ.

  • Bij de uitvoering van deze taken werd door AgNL een structureel beroep gedaan op 16 inhuurmedewerkers. Uit het oogpunt van behoud van kennis, continuïteit en goed werkgeverschap zijn deze medewerkers, die structurele overheidstaken verrichten, in ambtelijke dienst aangesteld. Met deze verambtelijking wordt een besparing van 30 procent op de inhuurkosten gerealiseerd.

 

mutaties

Fte begroting 2013

1.137

EVOA

22

Verambtelijking inhuurmedewerkers

16

totaal

1.175

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen, communicatie, et cetera. Er vindt daarnaast een bijdrage van € 0,2 mln aan het KNMI plaats in het kader van BORI en BOTMI.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014 van het agentschap ILT (x € 1.000)
 

Stand slowet 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1. Rekening courant RHB 1 januari 2012 + stand deposito-rekening

65.374

82.849

72.791

66.733

62.733

60.733

59.733

2. Totaal operationele kasstroom

19.448

– 10.000

– 6.000

– 4.000

– 2.000

– 1.000

– 1.000

3a. totaal investeringen (-/-)

– 2.378

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

3b. totaal desinvesteringen (+)

1.717

0

0

0

0

0

0

3. Totaal investeringskasstroom

– 661

0

0

0

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

4b. eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

4c. aflossingen op leningen (-/-)

– 1.312

– 58

– 58

0

0

0

0

4d. beroep op leenfaciliteit(+)

0

0

0

0

0

0

0

               

4. Totaal financieringskasstroom

– 1.312

– 58

– 58

0

0

0

0

               

5. Rekening courant RHB 31 december 2012 + stand deposito-rekening (=1+2+3+4)

82.849

72.791

66.733

62.733

60.733

59.733

58.733

(Maximale roodstand € 0,5 mln.)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De verwachting is dat de gereserveerde middelen voor het project BCT vanaf 2013 tot betaling komen.

Investeringskasstroom

Investeringen hebben vooral betrekking op het wagenpark. Gelet op de beschikbare liquiditeiten worden de investeringen gefinancierd met eigen middelen.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen in 2011.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsinidicatoren
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Omschrijving Generiek Deel

           

1. Kostprijzen per produkt (groep)

           

– Handhaving

142.066

136.299

133.323

130.594

127.414

124.978

– Vergunningverlening

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

2. Tarieven/uur

           

– Handhaving

148,4

148,4

148,4

148,4

148,4

148,4

– Vergunningverlening

147,3

147,3

147,3

147,3

147,3

147,3

3. Omzet per produktgroep (pxq)

           

– Handhaving

142.066

136.299

133.323

130.594

127.414

124.978

– Vergunningverlening

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

             

4. FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.175

1.140

1.110

1.104

1.098

1.018

             

5. Saldo van baten en lasten (%)

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

             

6. Kwaliteitsindicator 1: Binnen norm doorlooptijd vergunningen

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

             

Omschrijving Specifiek Deel Inspectiediensten

           
             

8. Kostprijs/produkt:

           

Inspectie

142.066

136.299

133.323

130.594

127.414

124.978

Vergunningverlening

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

Monsterafname

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

             

9. Kwaliteit Handhaving:

           

Klachten

25

25

25

25

25

25

Waarvan afgerond binnen wettelijke termijn

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Toelichting

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2013. Het aantal fte in de organisatie is gebaseerd op de formele formatie. De kwaliteitsindicatoren en zijn indicatief opgenomen. De overdracht van een groot deel van de vergunningverlening heeft geleid tot verschuivingen binnen de organisatie. De doorlooptijd van de niet overgedragen vergunningen moet opnieuw vastgesteld.

Indicator 9. heeft betrekking op het aantal ontvangen klachten. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, cq. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «afgerond binnen wettelijke termijn. »Conform de AWB moeten deze klachten binnen zes weken in behandeling worden genomen. De inspectie verwacht voor 95 procent van het aantal klachten aan deze norm te voldoen.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Introductie

De missie van de NEa luidt: «De Nederlandse Emissieautoriteit borgt als onafhankelijke uitvoeringsorganisatie de realisatie van nationale doelstellingen op het terrein van klimaat en hernieuwbare energie.» De NEa doet dit op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft.

Producten en diensten

De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa vallen onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is. Het gaat daarbij waar het emissiehandel betreft om het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het beheren van de CO2- en NOx- registers en toezicht en handhaving van de wetgeving. Voor wat betreft biobrandstoffen gaat het om uitvoering en toetsing van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit.

Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en laten voor het jaar 2014 van het agentschap NEa (x € 1.000)
 

Realisatie 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet IenM

7.299

7.828

7.907

7.297

7.273

7.174

7.028

Omzet derden

4

66

45

50

55

60

65

Bijzondere baten

554

           

Totaal baten

7.857

7.894

7.952

7.347

7.328

7.234

7.093

               

Lasten

             

apparaatskosten

6.485

7.441

7.501

6.689

6.603

6.732

6.805

– personele kosten

4.981

5.353

5.870

5.459

5.413

5.632

5.680

* waarvan eigen personeel

3.719

3.581

4.736

4.724

4.714

4.704

4.694

* waarvan externe inhuur

1.262

1.772

1.134

735

699

928

986

– materiële kosten

1.504

2.088

1.631

1.230

1.190

1.100

1.125

* waarvan apparaat ICT

1.114

909

883

880

835

790

740

* waarvan bijdrage aan SSO's

             

rentelasten

21

30

28

27

24

15

8

afschrijvingskosten

424

423

423

631

701

487

280

– materieel

2

1

1

       

* waarvan apparaat ICT

1

           

– immaterieel

422

422

422

631

701

487

280

Totaal lasten

6.930

7.894

7.952

7.347

7.328

7.234

7.093

               

Saldo van baten en lasten

927

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is onder andere een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke- en niet wettelijke taken vanuit ETS en werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit.

Het uitgangspunt is dat de bijdragen op de begroting van Hoofdstuk XII en de omzet in de agentschapparagraaf op elkaar aansluiten. Onderstaand wordt toegelicht, waarom ten behoeve van de NEa de bijdrage en de omzet niet aansluiten.

Specificatie omzet IenM (x € 1.000)

Omschrijving

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Omzet IenM

7.828

7.907

7.297

7.273

7.174

7.028

artikel 19 begroting hoofdstuk XII

5.187

7.898

7.073

6.977

6.882

6.740

Afwijkingen

2.641

9

224

296

292

288

Omschrijving afwijkingen:

           

Inzet middelen balans

2.641

         

Rente lening register

 

9

14

16

12

8

Afschrijving register

   

210

280

280

280

Resteert

0

0

0

0

0

0

Vanaf 2011 voert de NEa een aantal wettelijke taken uit op het vlak van hernieuwbare energie en brandstofkwaliteit. In de begroting gaat de NEa er van uit dat deze wettelijke taken structureel zijn. Hiervoor zal een Biobrandstoffenregister worden ontwikkeld. De investering in dit register (geschat op € 1,4 mln) wordt middels de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën gefinancierd en zal bij ingebruikname worden geactiveerd en in vijf jaar afgeschreven. De verschillen tussen de begrotingen van artikel 19 en de NEa zijn de rentelasten van de lening en de afschrijvingskosten van het Biobrandstoffenregister.

Taakstelling

In de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten.

Tabel taakstelling NEA Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Structureel

Totale taakstelling NEA

0

0

0

– 90

– 180

– 269

– 269

De taakstelling is vooralsnog over de budgetten voor personeel, inhuur en materieel verwerkt. Op basis van de nadere uitwerking in concrete maatregelen zal in een later stadium nog een herverdeling plaatsvinden. Voor nadere informatie over de verwerking van de Taakstelling Rutte II wordt verwezen naar artikel 98.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal fte’s

41,67

42

52

52

52

52

52

Eigen personeelskosten x € 1.000

3.719

3.581

4.736

4.724

4.714

4.704

4.694

Inhuur x € 1.000

1.262

1.772

1.134

735

699

928

986

De NEa voert sinds 1 januari 2011 een aantal wettelijke taken op het vlak van Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit uit. Omdat de aard en omvang van deze werkzaamheden niet van meet af aan compleet helder waren en de aard en omvang daarvan ook nog sterk afhankelijk van nog niet volledig uitgekristalliseerde beleidsontwikkeling is er voor gekozen deze werkzaamheden in eerste aanleg in belangrijke mate met ingehuurd personeel uit te voeren, naast de inzet van medewerkers op andere terreinen waarop de NEa actief is. Inmiddels is er goed zicht ontstaan op de voor deze portefeuille benodigde capaciteit, die ligt rond de 10 fte.

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, communicatie en bijdrage SSO.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014 van het agentschap NEa (x € 1.000)
 

Stand slotwet 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari

3.468

5.612

2.971

2.994

3.015

3.036

3.043

               

2. Totaal operationele kasstroom

1.344

– 2.241

423

631

701

487

280

               

3a. totaal investeringen (-/-)

0

0

– 700

– 700

3b. totaal desinvesteringen (+)

0

3. Totaal investeringskasstroom

0

0

– 700

– 700

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (-/-)

0

           

4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)

0

           

4c. aflossingen op leningen (-/-)

– 200

– 400

– 400

– 610

– 680

– 480

– 280

4d. beroep op leenfaciliteit (+)

1.000

0

700

700

0

0

4. Totaal financieringskasstroom

800

– 400

300

90

– 680

– 480

– 280

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

5.612

2.971

2.994

3.015

3.036

3.043

3.043

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen.

Investeringskasstroom

In 2014 wordt gestart met de bouw van een biobrandstoffenregister dat medio 2015 gereed moet zijn en in gebruik genomen worden.

Financieringskasstroom

Vanwege de bouw van het biobrandstoffenregister zal zowel in 2014 als in 2015 een beroep op de leenfaciliteit gedaan worden. De raming van de aflossingen is gebaseerd op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel en voor Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In onderstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kostprijzen per product (x € 1):

           

Vergunningaanvragen (per vergunning)

4.483

         

Onderhoud dossier (per dossier)

926

         

Audits (per audit)

5.879

         

Ad hoc onderzoek (per onderzoek)

6.404

         

Afsluiten handelsjaar (per emissiejaarverslag)

369

         

Infodesk (per vraag)

113

         

Registeradministratie (per gemiddelde rekening in beheer)

325

         

Onderhoud ETS (per bedrijfsinrichting)

 

6.916

6.900

6.890

6.850

6.820

Onderhoud ETS luchtvaart (per luchtvaartmaatschappij)

   

7.800

7.700

7.600

7.500

Registeradministratie handelaren (per rekening)

 

1.154

1.150

1.100

1.050

1.000

             

Tarieven per uur (x € 1):

           

Laag

84

83

82

82

81

80

Midden

94

95

92

91

91

90

Hoog

115

125

115

114

113

112

             

FTE totaal (excl. externe inhuur)

41,67

42

52

52

52

52

             

Omzet per productgroep (x € 1.000)

           

Vergunningaanvragen (p*q)

31

         

Onderhoud dossier (p*q)

426

         

Validatie en toewijzing rechten luchtvaart

           

Audits (p*q)

435

         

Ad hoc onderzoeken (p*q)

243

         

Diepte- en thema onderzoeken

18

         

Handhaving

           

Bezwaren en beroepen

           

Afsluiten handelsjaar (p*q)

           

Infodesk (p*q)

242

         

Registeradministratie (p*q)

309

         

Registeronderhoud

876

         

Rekeningbeheer overheid

99

Fraudebestrijding

165

Voorbereiding nieuwe regelgeving en beleidsafstemming

           

Toewijzing rechten nieuwkomers

           

Overige producten/diensten (in 2014 deels en vanaf 2015 geheel inclusief biobrandstoffen)

0

 

400

1.400

1.500

1.500

Onderhoud ETS

 

3.479

3.471

3.480

3.480

3.480

Onderhoud ETS luchtvaart

 

366

343

339

335

330

Communicatie en voorlichting

 

454

455

450

450

450

Registeradministratie handelaren

 

214

213

209

205

200

Nationale Verplichtingen onder EU en VN

 

91

91

90

90

90

NEa brede producten en diensten

1.148

523

770

780

790

800

Projecten

3.307

2.701

2.164

549

423

324

Totaal

7.299

7.828

7.907

7.297

7.273

7.174

Saldo van baten en lasten (%)

11,80%

0

0

0

0

0

             

Kwaliteitsindicatoren

           

Validatie& vergunningen

           

% vergunningen verleend binnen wettelijke termijn

100

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

% meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn

99

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

Aantal bedrijfsinrichtingen/-installaties

421

503

503

505

508

510

             

Registratie Emissiehandel

           

Register NOxonline

100%

>99%

>99%

     
             

Toezicht en handhaving

           

Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven gebaseerd op RGT en Nieuwkomers

66

79

75

75

75

75

Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven gebaseerd op een steekproef

8

14

14

30

30

30

Aantal uitgevoerde ad hoc onderzoeken bij bedrijven

38

52

51

50

50

50

Aantal uitgevoerde thema onderzoeken

1

0

3

3

3

3

             

Algemeen

           

Aantal gegronde klachten over uitoefening taken

0

<3

<3

<3

<3

<3

Aantal ongegronde klachten over uitoefening taken

0

<2

<2

<2

<2

<2

% klachten afgerond binnen wettelijke termijn

nvt

100%

100%

100%

100%

100%

Tevreden belanghebbenden

>65%

>66%

>67%

>68%

>69%

Ontevreden belanghebbenden

<10%

<10%

<9%

<8%

<7%

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

66%

>60%

>65%

>66%

>68%

>70%

Toelichting

Kolom 2014

Vanaf de opdracht 2013 en de begroting 2014 zijn diverse producten en diensten samengevoegd tot een beperkt aantal hoofdproducten en -diensten om een overzichtelijke lijst van producten en diensten te verkrijgen. Het gevolg hiervan is dat er vanaf 2014 nog slechts acht omzetgroepen zijn in plaats van achttien in 2012.

% meldingen en vergunningen

Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.

Registers CO2 en NOx online

In juni 2012 is het nationale register CO2 Emissiehandel opgegaan in het EU-register. Dit wordt technisch beheerd door de Europese Commissie. Als gevolg hiervan heeft de NEa geen directe invloed meer op de beveiliging en de beschikbaarheid van het register. Omdat deze indicatoren nu niets meer zeggen over de prestaties van de NEa worden ze weggelaten.

In 2014 zal de laatste jaarafsluiting voor NOx-emissiehandel (over het jaar 2013) plaatsvinden. Vanaf 2015 zal het NOx-register niet meer online zijn.

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis, zoals vastgesteld in de tarievennotitie.

4. DE BIJLAGEN

4.1 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

Naam organisatie (1)

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-artikel(en)

Begrotingsraming (2)

(in € 1.000)

Apparaatskosten/

Begrotingskosten

(in € 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart

 

X

Div. bevoegdheden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland

22.01

450

n.v.t.

www.ctgb-wageningen.nl

Commissie Examens Scheepswerktuigkundigen#

 

X

Afnemen examens scheepswerktuigkundigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie Stuurliedenexamens#

 

X

Afnemen examens stuurlieden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie van advies inzake opleidingen en examens betreffende vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht#

 

X

Adviseren over opleidingen en examens vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie van Beroep Loodsenexamens#

 

X

Beroepsinstantie loodsenexamens

18.01

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie voor Beroep WRM 1993#

 

X

Beroepsinstantie examen rij-instructuur

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie Zeevisvaartexamens#

 

X

Afnemen examens zeevisvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

13.02

22.867

22.867

www.kadaster.nl

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

n.v.t.

www.rdw.nl

Examencommissies Loodsen#

 

X

Afnemen loodsenexamens

18.01

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Examencommissies Luchtvaart#

 

X

Afnemen luchtvaartexamens

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

HISWA-vereniging#

X

X

Afgeven fabriekscodes

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.hiswa.nl

Innovam Branche Kwalificatie Instituut van de stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor IVW

div.

n.v.t.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Landelijke Examencommissie verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart)#

 

X

Afnemen examen verkeersinformatie- en aanwijzingen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

n.v.t.

n.v.t.

www.lvnl.nl

Nederlandse Emissieautoriteit*

 

X

Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen

19.01

n.v.t.

n.v.t.

www.emissieautoriteit.nl

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div

div

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13.02 IF

1.264.028

336.059

www.prorail.nl

Regionale Examencommissies verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart)#

 

X

Afnemen examen verkeersinformatie- en aanwijzingen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Regionale luchthavens

X

 

Diverse regionale luchthavens

17.01

n.v.t.

n.v.t.

div.

Rijkshavenmeester Rotterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

98

5.377

5.377

www.stab.nl

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

x

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14.02

2.449

n.v.t.

www.cbr.nl

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Afgeven vergunningen

14

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

n.v.t.

www.sabni.nl

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

  • 1) Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet ZBO gebracht. Organisaties met een (#) zullen worden opgeheven of elders worden ondergebracht. Dit is voorzien bij inwerkingtreding van de Aanpassingswet IenM (t.b.v. de implementatie van de Kaderwet ZBO) per 1 januari 2013. Een groot aantal organisaties is deeltijd zbo/rwt.

  • 2) Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

4.2 Overzichtsconstructie Milieu

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.

Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen Minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere Ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en onderdelen bij IenM en andere Ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere Ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.

Niet alle Ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ict, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    Gemeentes en Provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke- of verzameluitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene, integratie- of decentralisatieuitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is Fondsbeheerder voor beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de OCM opgenomen naar het desbetreffende ontvangstenoverzicht in bijlagen van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen in gebouwen en op militaire compounds.

  • XVIII Wonen en Rijksdienst (W&R)

    De rijksuitgaven in het kader van het stedenbeleid zijn opgenomen in de begrotingen van Wonen en Rijksdienst en Infrastructuur & Milieu en maken onderdeel uit van het extracomptabel overzicht stedenbeleid. De Minister voor Wonen en Rijksdienst is programmaminister voor het stedenbeleid.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

XVIII

W&R

2

1

Energie en bouwkwaliteit

VII

BZK

9

9.1

Energiebesparing Rijkshuisvesting

XII

IenM

15

15.01

Openbaar vervoer

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

20

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

19

19.01

Klimaat

XIII

EZ

14

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

XVII

BHOS

2

2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

VII

BZK

9

9.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

XII

IenM

11

11.02

Waterveiligheid

XII

IenM

12

12.01

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenM

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenM

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

VI

VenJ

36

2

Contraterrorisme en Nationale Veiligheid

XII

IenM

22

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenM

22

22.02

Veiligheid GGO's

XII

IenM

22

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XV

SZW

1

 

Subsidies, bekostiging en opdrachten

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

V

BZ

1

1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

4

Bevorderen van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

V

BZ

3

2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden

V

BZ

3

3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

XVII

BHOS

2

1

Toename van voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

XVII

BHOS

2

2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XIII

EZ

12

 

Een sterk innovatievermogen

XIII

EZ

13

 

Een excellent ondernemingsklimaat

XIII

EZ

16

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

XVI

VWS

1

10

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

10

Passend sport- en beweegaanbod

XVI

VWS

10

21 en 22

Gezondheidsraad

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven

XVIII

W&R

2

1

Energie en bouwkwaliteit

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam onderdeel

XVII

BHOS

2

2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVII

BHOS

2

2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

VII

BZK

9

9.1

Stim.architectonische kwaliteit

XVIII

W&R

2

3

Kwaliteit woon- en leefomgeving

XII

IenM

12

12.01

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

20

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

13

13.01 en 13.04

Ruimtelijk Instrumentarium en Ruimtegebruik bodem

XIII

EZ

18

 

Natuur en Regio

IXB

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven

4.3 Bijlage Moties en Toezeggingen

Moties

Bron

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO HSL-Zuid

28-04-2005

motie-Van Hijum c.s. 22026–224 over het onthouden van goedkeuring aan het vervoerplan van de NS.

Staatssecretaris IenM

Tijdens het AO inzake het vervoerplan 2007 van NS van 21 maart 2007 is gemeld dat alleen kan worden ingestemd met eventuele voorstellen van NS om de dienstregeling op de bestaande conventionele lijnen te herzien als NS heeft aangetoond dat de vraag op deze lijnen nagenoeg is verdwenen.

Debat Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

14-02-2007

Motie Donner c.s. 305221010: Verzoekt de regering om binnen drie jaar na inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging een voorstel tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie in te dienen.

Staatssecretaris IenM

In Kamerstuk 30 015 nr. 44 is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het verdere verloop van de uitvoering van de motie. Het kabinet zal onverkort uitvoering geven aan de motie en heeft daar wat meer tijd voor nodig dan de periode tot 1 januari 2011. In 2012 is voldoende inzicht en evaluatie informatie verzameld om tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie te komen. Om efficiencyredenen (voorkomen van een apart wetgevingstraject) zal daarbij worden aangesloten bij een andere en meeromvattende wijziging van de Wet bodembescherming, die in 2015 tot gewijzigde wetgeving moet leiden.

Debat Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)

26-11-2007

Motie Koopmans/Vermeij 30844–23: Verzoekt de regering om nog in deze kabinetsperiode tot voorstellen te komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskader

Staatssecretaris IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

VAO Verkeers

veiligheid en CBR

03-07-2008

motie Madlener 29398–112 over regels voor dekking van examencentra door heel Nederland

Minister IenM

Het CBR werkt momenteel aan een beleidsvisie, in het najaar van 2013 zal dit zijn afgerond, waarna de Tweede Kamer kan worden geïnformeerd

Notaoverleg MIRT

15-12-2008

motie Cramer 31700A-53 en Vermeij verzoekt de regering in overleg te gaan met de regio over gezamenlijke financiering van de OV-tunnel en de OV-knoop in Amstelveen en de Tweede Kamer hierover binnen een jaar te informeren

Staatssecretaris IenM

De gemeente Amstelveen, de provincie Noord-Holland en SRA onderzoeken momenteel, samen met I&M, de mogelijkheden voor een HOV knoop bij de Amstelveenlijn.

Notaoverleg Mobiliteitsaanpak

16-02-2009

motie van de leden Cramer en Roefs 31305–112 verzoekt de regering de druk maximaal op te voeren, zodat de convenant en effectieve maatregelen opleveren en voor na de evaluatie (uiterlijkgereed medio 2010) de mogelijkheid open te houden om de mogelijkheid uit te werken om alle bedrijven met meer dan 50 werknemers die niet meedoen aan een convenant mobiliteitsmanagement, te laten vallen onder de ministeriële regeling die nu achter de hand wordt gehouden voor als de convenanten geen succes blijken.

Minister IenM

Een gewijzigd Activiteitenbesluit milieubeheer is voorzien 1 januari 2014

NO Landelijk Afvalbeheersplan LAP (2e termijn)

20-04-2009

Motie Poppe 30872–30: Verzoekt de regering om het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 zodanig te wijzigen dat thermische verwerking van het jaarlijkse aanbod aan asbest ook daadwerkelijk de minimumstandaard wordt.

Staatssecretaris IenM

Het gewijzigde het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 zal medio 2013 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging Wet Milieubeheer (31 755) (MER)

14-05-2009

Motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink 31 755-23: Verzoekt de regering een handreiking met voorbeelden over reikwijdte en detailniveau te ontwikkelen om initiatiefnemers te helpen bij het opstellen van de Milieueffectrapportage, hierbij de ervaringen van de Commissie van de Milieueffectrapportage te gebruiken en uiterlijk twee jaar na verschijnen van deze handreiking te evalueren hoe hiermee wordt omgegaan.

Minister IenM

De evaluatiebrief wordt medio 2013 aan beide Kamers aangeboden.

VAO Nanotechnologie

02-07-2009

Motie Besselink en Gesthuizen 29 338-85: Verzoekt de regering om op korte termijn te reguleren dat een meldingsplicht komt voor het gebruik van nanodeeltjes in producten, en dat er een centraal onafhankelijk instituut is waar een overzicht kan worden verkregen van in de markt aanwezige nanohoudende producten.

Staatssecretaris IenM

Aan deze motie invulling gegeven door als Nederland in Europa in te zetten op een meldingsplicht voor het gebruik van nanodeeltjes in producten.

VAO Nanotechnologie

02-07-2009

Motie Besselink en Gesthuizen 29 338-84: Verzoekt de regering om met meer snelheid en urgentie aan de geplande risicoanalyses rond de nanodeeltjes te werken; Verzoekt de regering voorts om de producenten van producten met nanodeeltjes een eerste (openbare) risicoanalyse op te dragen zodat begin 2010 de eerste onderzoeken op mogelijke risico’s zijn gestart

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer is middels brieven d.d. 20 januari 2011 (Kamerstuk 29 338 nr. 100) , 25 mei 2011 (Kamerstuk 29 338 nr. 105) en 22 mei 2012 (Kamerstuk 29 338 nr. 116) ter zake geïnformeerd. Met de Tweede Kamer is afgesproken in te zetten op een Europese aanpak. De motie is hiermee in uitvoering.

MIRT 2010

07-12-2009

Motie Van der Staaij 32 123 A-24 om ervoor te zorgen dat het gebruik van scheepvaartwegen in en rond Natura 2000 gebieden ongestoord kan blijven plaatsvinden

Minister IenM

Naar aanleiding van de motie Van Veldhoven (33 400 XIII) d.d. 24 januari 2013 is de Staatssecretaris van EZ verzocht om Natura 2000-gebieden voor de zomer aan te wijzen. De motie Van der Staaij wordt daarbij betrokken.

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»

22-04-2010

motie Anker/Mastwijk 32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Staatssecretaris IenM

In de railmap ERTMS die op 13 februari 2013 (Kamerstuk 29 984-385) naar de Tweede Kamer is gestuurd is aangegeven dat inbouw van ERTMS in de infrastructuur van grensoverschrijdende lijnen onderdeel is van de verkenningsfase. Deze motie wordt dan ook betrokken in de verkenningsfase.

Begrotings

behandeling IenM

01-12-2010

Motie De Rouwe/De Mos 32 500 XII-28 Verzoekt de regering al het mogelijke in het werk te stellen om verschuiving van de aanlegplaats van TESO in Den Helder naar het oosten mogelijk te maken.

Minister IenM

De Minister is in afwachting van de plannen van de initiatiefnemer (ic de gemeente).

NO MIRT (Infrastructuur)

06-12-2010

Motie Slob/De Rouwe 32 500 A-28 over de opwaardering van de spoorlijn Zwolle-Wierden

Staatssecretaris IenM

Het MIRT onderzoek N35 Wythmen-Nijverdal is inmiddels afgerond. Conclusie van dit onderzoek is dat aan de streefwaarden van het Rijk voor de bereikbaarheid over de weg in elk geval tot 2030 wordt voldaan. De verkenning N35 Nijverdal-Wierden wordt naar verwachting binnenkort afgerond. De Tweede Kamer wordt hier nog over geïnformeerd.

NO MIRT (Water)

13-12-2010

Motie Jansen/Jacobi 32 500 A-47 over het Scheldeverdrag

Minister IenM

De Tweede Kamer zal eind 2013 over deze motie worden geïnformeerd, in samenhang met het resultaat van de evaluatie van het verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium.

Plenair debat Wijziging Wet Milieubeheer (32 357) inzake hernieuwbare bronnen (dit betreft biobrandstoffen)

26-01-2011

Motie Van den Berge 32 357-26 verzoekt de regering in EU-verband ernaar te streven om wettelijke duurzaamheidscriteria op te stellen voor vaste en vloeibare biomassa voor energietoepassingen

Staatssecretaris IenM

Naar verwachting komt de Europese Commissie juli 2013 met een voorstel voor duurzaamheidseisen voor vaste biomassa voor energie.

VAO Waterkwaliteit

07-06-2011

Motie Koppejan/Houwers 27 625-201 verzoekt de regering binnen de bestaande begroting alternatieve strategieën voor het verbeteren van de biologische productiviteit en helderheid van binnenwateren te onderzoeken en indien nodig wateren ter beschikking te stellen waar zonder risico’s met nieuwe methoden geëxperimenteerd kan worden

Minister IenM

Op 12 maart jl. zijn de resultaten gepresenteerd van het KRW Innovatie-programma. Momenteel benutten waterbeheerders deze kennis voor kosten-effectieve oplossingen om de toestand van onze wateren te verbeteren, waarbij ook de motie Koppejan/Houwers wordt betrokken.

VSO Agrarische activiteiten

28-06-2011

Motie Dijkgraaf/Snijder-Hazelhoff 29 383-172 verzoekt de regering, binnen twee jaar na inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer een evaluatie te starten naar de uitwerking van het besluit in ieder geval betreffende:- lastendruk voor boeren en bedrijven;- milieu, geur en geluidshinder effecten;- waterkwaliteitseffecten met name betreffende normoverschrijdende stoffen

Staatssecretaris IenM

Uitvoering zal plaatsvinden in 2014, zodat per 1 januari 2015 kan worden gerapporteerd

VAO MIRT

30-06-2011

Motie Koopmans c.s. 32 500 A-97 verzoekt de regering samen met de regio voor het najaarsoverleg een plan temaken voor het A67-deel Zaarderheiken, dat na realisatie van de A74 een knelpunt zal worden

Minister IenM

Via de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) wordt ook de ontwikkeling van het verkeer op de A74 en A67 gemonitord. Verwachting is dat dit najaar de resultaten van een nieuwe NMCA beschikbaar komen.

VAO Luchtvaart

08-11-2011

Motie Koopmans/De Caluwé 31 936-93 verzoekt de regering om:

– alle aangekondigde aanpassingen in het luchtruim en de luchtverkeersleiding met grote voortvarendheid te blijven najagen en niet later dan 1 januari 2015 te realiseren;

– als grootste aandeelhouder de Schiphol Groep op te roepen, de noodzakelijke investeringen in Lelystad voor het openstellen in gang te zetten, zodat uiterlijk per 1 januari 2015 de benodigde baanverlenging en infrastructuur gerealiseerd zijn

Staatssecretaris IenM

De motie is in uitvoering.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie Jansen 31 953-43 verzoekt de regering om uiterlijk bij de aanbieding van het voorontwerp omgevingswet een onafhankelijke analyse aan de Tweede Kamer aan te bieden, die de geclaimde besparingen onderbouwt

Minister IenM

Momenteel worden de financiële effecten van de Omgevingswet onderzocht. De resultaten zullen in de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel worden opgenomen.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie De Rouwe/Houwers 31 953-45 verzoekt de regering naast een vereenvoudiging van het omgevingsrecht gelijktijdig te onderzoeken hoe met deze vereenvoudiging een verbetering en herziening van landelijk verplichte onderzoeken en inhoudelijke (milieu)normen plaats kan vinden, zonder dat daadwerkelijk belangrijke voorwaarden op het gebied van cultuur en milieu in het geding komen

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie Van Veldhoven/Verhoeven 31 953-46 verzoekt de regering hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de omgevingswet

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie Van Veldhoven 31 953-48 verzoekt de regering in de omgevingswet maatregelen op te nemen die voorzien in eventuele compensatie op het gebied van milieu en natuur

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie van Veldhoven 31 953-49 spreekt uit dat bij het decentraliseren van taken naar decentrale overheden rekening moet worden gehouden met de aanwezige kennis en kunde bij decentrale overheden; verzoekt de regering hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de omgevingswet en flankerend beleid

Minister IenM

Aan de motie wordt uitvoering gegeven door nu al plannen op te stellen voor een solide invoeringbegeleiding van de Omgevingswet die moet leiden tot een succesvolle implementatie ervan. Daarnaast wordt in het lopende Interbestuurlijke Programma Uitvoeren met Ambitie gewerkt aan professionalisering van de uitvoering onder meer door de inrichting van een landelijk dekkende kennisinfrastructuur, het herijken van uitvoeringsorganisaties aan de hand van kwaliteitseisen en de opschaling van complexe taken naar regionale uitvoeringsdiensten waar specialistische kennis en kunde geconcentreerd worden.

Begrotings

behandeling IenM

23-11-2011

Motie Aptroot c.s. 33 000 XII-18 verzoekt de regering het gebruik van vervoer over water en spoor te bevorderen door in samenwerking met provincies en bedrijfsleven een landelijk dekkend plan voor overslagterminals weg-water-spoor op te stellen met daarin in ieder geval:

– aangegeven waar overslagterminals wenselijk en mogelijk zijn;

– een aanpak hoe private investeringen aantrekkelijk kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door het wegnemen van belemmeringen in regelgeving; verzoekt de regering voorts dit plan vóór 1 mei 2012 aan de Tweede Kamer voor te leggen

Minister IenM

Het gevraagde plan voor overslagterminals weg-water-spoor wordt als onderdeel van het Nationaal Kernnet Logistiek meegenomen in de Bereikbaarheidsagenda, die eind 2013 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden.

Begrotings

behandeling IenM

23-11-2011

Motie De Jong 33 000 XII-36 verzoekt de regering de Inspectie Verkeer en Waterstaat binnen het huidige budget prioriteit te laten stellen in de handhaving op de cabotage-regeling bij internationaal transport

Minister IenM

De ILT voert een inventariserend onderzoek uit naar cabotagevervoer in Nederland en overtreding van de voorschriften op dit terrein. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt het handhavingsbeleid van de ILT ten aanzien van cabotage bepaald.

Begrotings

behandeling IenM

23-11-2011

Motie De Mos 33 000 XII-40 verzoekt de regering om de rijd- en rusttijdenregeling voor taxi’s te vereenvoudigen door louter de door Europese regelgeving verplichte rijd- en rusttijdenvereisten te hanteren op basis van de volgende regels:

– het begrip arbeidstijd terugzetten naar rijtijd; -minimaal een keer per week registratie van rij- en rusttijden bijwerken;

– dagelijkse niet-aaneengesloten rusttijd van tien uur;

– wekelijkse aaneengesloten rusttijd van 24 uur;

– alle overige bepalingen over te laten aan de CAO’s,

Staatssecretaris IenM

In samenspraak met partijen is een pakket maatregelen uitgewerkt. Enkele punten worden nu meegenomen met de CAO-onderhandelingen. Zodra de uitkomsten hiervan bekend zijn, zal de Tweede Kamer hierover worden ingelicht.

Begrotings

behandeling IenM

23-11-2011

Motie Dijkgraaf 33 000 XII-52 De SGP-fractie vraagt in de motie op stuk nr. 52 om aandacht voor de specifieke problematiek van Natura 2000-gebieden in relatie tot de vaargeulen. Als er specifieke problemen zijn, zouden wij die per ommegaande moeten horen. In algemene zin zeg ik dat het nooit zo kan zijn dat activiteiten als het varen op vaarwegen niet meer mogelijk zou kunnen zijn door Natura 2000. Het bestaand gebruik moet altijd mogelijk zijn. In die zin zie ik de motie dus als ondersteuning van beleid.

Minister IenM

Naar aanleiding van de motie Van Veldhoven (33 400 XIII) d.d. 24 januari 2013 is de Staatssecretaris van EZ verzocht om Natura 2000-gebieden voor de zomer aan te wijzen. De motie Dijkgraaf wordt daarbij betrokken.

NO Water

05-12-2011

Motie Jacobi 33 000 XII-63 verzoekt de regering op zoek te gaan naar alternatieve zoetwatervoorziening zodat het IJsselmeer wordt ontlast

Minister IenM

De inzet voor het IJsselmeer is onderdeel van een strategie voor de zoetwatervoorziening voor de lange termijn in het kader van het Deltaprogramma. Over de voortgang wordt de Tweede Kamer bij de begroting geïnformeerd.

NO Water

05-12-2011

Motie Van Veldhoven 33 000 XII-101 verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk meer gedetailleerd inzicht te geven in de reeds bij het Ministerie bekende opgaven die met de € 4 mld gefinancierd zullen worden

Minister IenM

De Tweede Kamer zal medio 2013 terzake worden geïnformeerd.

NO MIRT

12-12-2011

Motie Kuiken c.s. 33 000 A-56 verzoekt de regering, bij de aanpak van de knelpunten op de A27 binnen het huidige budget prioriteit te geven aan de knelpunten Gorinchem en Hooipolder en de aanleg van een toekomstige treinverbinding Utrecht-Breda niet onnodig duur te maken

Minister IenM

Naar verwachting wordt de Tweede Kamer in het najaar 2013 geïnformeerd over het voorkeursalternatief.

VSO Ontwerpbesluit wijziging Crisis- en herstelwet

26-01-2012

gewijzigde motie Van Veldhoven 32127–154 verzoekt de regering in gesprekken met het bevoegd gezag en de exploitant erop aan te dringen dat zij onderzoeken met welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een oxidatielaag, extra methaanuitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht

Minister IenM

Het Ministerie is in gesprek met het bevoegd gezag (provincies) en exploitanten over de te nemen maatregelen ten aanzien van methaanuitstoot. Onderzocht wordt bovendien of extra maatregelen noodzakelijk zijn, en zo ja hoe deze uitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht. Deze maatregelen worden opgenomen in een Green Deal voor eind 2013

VAO Duurzaam inkopen en palmolie

05-04-2012

Motie Wiegman van Meppelen Scheppink/Van Veldhoven 30 196-167 – het advies Duurzaam inkopen, 11 aanbevelingen voor een ambitieuze aanpak met de markt» toekomstgericht toe te passen door tenminste 10 rijksaanbestedingen die het komende jaar in de planning staan te selecteren als voorbeeldproject;-de leerervaringen uit deze projecten met onder andere het aanbesteden op levensduurkosten, functioneel specificeren en dialoog met de markt actief uit te dragen;-en de markt actief te betrekken bij de uitvoering van het advies,

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer is over de voortgang van de uitvoering van deze motie geïnformeerd met Kamerstuk 30 196 nr. 184 d.d. 17 september 2012.

VAO Grondstoffen en Afval

12-04-2012

Motie Leegte 30 872-100 overwegende dat het ondernemers helpt als zij via een aanspreekpunt, bijvoorbeeld een ambtenaar in de rol van loketregisseur, die helpt de aanvraag in goede banen te leiden, hun vergunningsaanvraag kunnen laten lopen; verzoekt de regering, om aan te geven op welke wijze deze loketregisseur vorm gegeven kan worden, bijvoorbeeld binnen de RUD’s,

Staatssecretaris IenM

De introductie van de Wabo in 2010 had mede tot doel het voor bedrijven die nieuwe activiteiten willen ontplooien gemakkelijker te maken om de daarvoor benodigde vergunningen te verkrijgen. Hiertoe is een groot aantal vergunningen gebundeld in de omgevingsvergunning, is één loket ingesteld waar die vergunning kan worden ingediend (meestal de gemeente), en wordt uiteindelijk één (Wabo) vergunning verleend. Veel gemeenten richten dat loket zodanig in dat er voor de aanvrager een contactpersoon is die de aanvrager begeleidt bij de vergunningprocedure en de contacten met de specialisten in de back-office coördineert. Hiermee wordt in belangrijke mate invulling gegeven aan de motie.

De RUD’s maken onderdeel uit van de back office. Zij leveren voor onderdelen van de vergunningaanvraag (in het algemeen het milieudeel maar in sommige regio’s meer onderwerpen) de specialistische inbreng voor het beoordelen van de aanvraag en het opstellen van de vergunning. Van de kant van het Ministerie wordt dit model van front-office en back-office digitaal ondersteund met Omgevingsloket online (Olo) dat bedrijven de mogelijkheid geeft online een aanvraag in te dienen bij het ene loket: de front office van de gemeente of provincie.

Debat Wet Basisnet (32 862)

14-06-2012

Motie Jansen 32 862-43 verzoekt de regering, binnen een jaar een voorstel aan de Tweede Kamer te doen om het toezicht op de externe veiligheid bij het spoor in één hand te brengen,

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer is op 14 juni 2013 geïnformeerd over op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de motie.

Eind 2013 wordt de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd.

Debat Wet Basisnet (32 862)

14-06-2012

Motie Jansen 32 862-45 verzoekt de regering, om te onderzoeken of de effectiviteit van de handhaving en de rampenbestrijding bij het transport van gevaarlijke stoffen verbeterd kan worden door invoering van een op afstand uitleesbare identificatiechip

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer is op 14 juni 2013 (Kamerstuk 32 862, nr. 53) geïnformeerd over op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de motie.

Eind 2013 wordt de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd.

VAO Zuidas

05-07-2012

Motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink 32 668-4 verzoekt de regering, in samenwerking met de regio:

– bij de uitwerking van het ZuidasDok en het ontwerp van het station het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Amstelveen fysiek niet onmogelijk of onnodig duur te maken;

– bij de uitwerking van de Amstelveenlijn als tram zo veel mogelijk rekening te houden met het in de toekomst eventueel doortrekken van de Noord/Zuidlijn-metro zodat dit niet onnodig duur wordt, en de Tweede Kamer hierover voor het najaarsoverleg MIRT 2012 te informeren,

Staatssecretaris IenM

Bij de uitvoering van het voorkeursalternatief ZuidasDok wordt, met het oog op het openhouden van één van de lange termijnperspectieven uit de Structuurvisie ZuidasDok, de doortrekking van de Noord/Zuidlijn fysiek niet onmogelijk of onnodig duur gemaakt. Gedurende de planvormingsfase wordt onderzocht of een specifieke voorinvestering nodig is, en welke kosten hier mee gemoeid zijn.

De verantwoordelijkheid voor de Amstelveenlijn ligt bij de regio. Bij de ombouw van de Amstelveenlijn wordt het eventueel doortrekken van de Noord-Zuidlijn, fysiek niet onmogelijk gemaakt maar worden geen voorinvesteringen in fysieke maatregelen opgenomen.

VAO Zuidas

05-07-2012

Motie Verhoeven 32 668-6 verzoekt de regering, de financiële risico's en de rentabiliteit van het project ZuidasDok nauwlettend te monitoren, en de Tweede Kamer hier middels een jaarlijkse rapportage over te informeren

Minister IenM

De rentabiliteit van een project wordt betrokken bij het nemen van een Voorkeursbesluit door middel van een MKBA. Daarna wordt de rentabiliteit niet jaarlijks bezien.

Alleen bij wijzigingen in scope, kosten of economische scenario’s dusdanig dat nut en noodzaak van het project opnieuw ter discussie dient te worden gesteld, wordt de rentabiliteit opnieuw bezien.

De Tweede Kamer wordt middels het MIRT-projectenboek geïnformeerd over onder andere financiële risico’s op projectniveau.

VAO Zuidas

05-07-2012

Motie De Rouwe 32 668-7 verzoekt de regering om expliciet onderzoek te doen naar het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en daarbij gemeenten en bedrijfsleven te betrekken,

Staatssecretaris IenM

In twee eerder uitgevoerde verkenningen, en een recent samen met de regio uitgevoerde derde verkenning (die de uitkomsten van de eerdere onderzoeken bevestigd) in het kader van de Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer (SMASH), blijkt dat alleen met een tweede terminal voor Schiphol het doortrekken van de metro een haalbare oplossing kan zijn.

VAO MIRT

05-07-2012

Motie Kuiken 33000A-80 verzoekt de regering om in de Hoofdrailnetconcessie nachttreinen op te nemen tussen de Randstad en Brabant, aansluitend aan de nachttreinen in de Randstad, ten minste in de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag, waarvan de laatste treinen uit Rotterdam respectievelijk Utrecht vertrekken om circa 02.00 uur,

Minister IenM

De Staatssecretaris zal de motie betrekken bij de uitwerking van een ontwerp van de nieuwe vervoerconcessie.

VAO Openbaar Vervoer

05-07-2012

Motie Monasch/Van Gent 23 645-508 verzoekt de regering, in kaart te brengen of op alle plekken en op alle relevante tijdstippen (van de eerste tot en met de laatste trein, metro, tram of buslijn) voldoende verkoop- en oplaadpunten zijn en daarbij een vergelijking te maken met de oude situatie van voor de invoering van de OV-chipkaart,

Staatssecretaris IenM

De voor de distributie verantwoordelijke partijen (decentrale overheden, vervoerders, TLS) voeren een inventarisatie uit van de verkoop- en oplaadpunten, waarbij ook een vergelijking wordt gemaakt met de oude situatie.

In de eerstvolgende (voortgangs)brief wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.

VAO Openbaar Vervoer

05-07-2012

Motie Haverkamp 23 645-512 verzoekt de regering om de Tweede Kamer voor 1 oktober op de hoogte te stellen of het lukt om op vrijwillige basis tot de instelling van een permanente structuur te komen en indien het «goedschiks»-scenario niet blijkt te werken, de Tweede Kamer voorstellen te doen hoe «kwaadschiks» orde op zaken gesteld kan worden en daarom parallel aan het «goedschiks»-scenario een wettelijke traject te starten,

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer zal medio 2013 een hoofdlijnennotitie over de wetgeving inzake de Wetgeving OV-chipkaart ontvangen, waarin achtergronden, keuzes en motiveringen voor een concreet wetsvoorstel verder zijn uitgewerkt

VAO Openbaar Vervoer

05-07-2012

Motie Haverkamp 23 645-513 verzoekt de regering tevens om voorafgaande aan het besluit om de aandelen TLS te verwerven of op andere wijze nog niet begroot publiek geld richting TLS te laten gaan, aan de Tweede Kamer aan te geven welke publieke doelen hiermee gerealiseerd worden en de Tweede Kamer in de gelegenheid te stellen met de regering hierover in overleg te treden voordat onomkeerbare stappen gezet worden,

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer heeft op 25 april 2013 (Kamerstuk 23 645, nr. 541) een position paper ontvangen inzake de herpositionering van TLS en de governance in het OV-chipkaartdomein. Hierbij is aandacht voor de positie van TLS ten opzichte van de Permanente Structuur en de wetgeving inzake de OV-chipkaart. IenM voert in het kader hiervan gesprekken met vervoerders en aandeelhouders van TLS inzake de governance op TLS en financiering van de activiteiten. Voordat besluitvorming inzake de financiering plaatsvindt, wordt hierover met de Tweede Kamer overlegd

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Bashir/Elias 33 400 XII-23 verzoekt de regering, de ILT prioriteit te laten geven aan de aanpak van illegale straattaxi’s en de Tweede Kamer twee keer per jaar over de vorderingen te rapporten

Staatssecretaris IenM

Binnen het bestaande toezicht op taxivervoer is de aandacht voor de bestrijding en opsporing van illegaal taxivervoer geïntensiveerd. De aanpak is planmatig en bevat zowel preventieve als repressieve maatregelen. Ook is sprake van een verbeterde registratie. Gedurende 3 jaar rapporteert de Staatssecretaris twee keer per jaar over de vorderingen aan de Tweede Kamer. De eerste halfjaarlijkse rapportage wordt in september 2013 aan de Tweede Kamer toegezonden.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie De Vries c.s. 33 400 XII-25 verzoekt de regering, twee spoortoppen te organiseren met onze buurlanden waarin de knelpunten in het grensoverschrijdend spoorvervoer in samenhang worden besproken en beslecht

Staatssecretaris IenM

De Staatssecretaris heeft regelmatige ontmoetingen met haar Belgische en Duitse counterparts. Recent zijn lange termijn oplossingen bereikt met België en zijn afspraken gemaakt over de treindiensten Amsterdam/Den Haag–Brussel, Breda–Antwerpen, Roosendaal–Antwerpen en Maastricht–Luik.

Met Duitsland zijn de eveneens overleggen voorzien over grensoverschrijdende verbindingen met NRW (Arnhem–Emmerich–Düsseldorf, Eindhoven-Düsseldorf, Heerlen–Aken), over grensoverschrijdende verbindingen met Niedersaksen. (bv. Groningen–Oldenburg/Bremen, en over Twente–Osnabrück).

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Van Veldhoven 33 400 XII-31 verzoekt de regering, de relevante eisen uit de Wet Milieubeheer snel te actualiseren en te voorzien van concrete maatregellijsten, zodat medeoverheden effectieve handhavingsinstrumenten in handen hebben, en met hen toe te zien op een actieve handhaving

Staatssecretaris IenM

Met gemeenten en bedrijfsleven wordt gewerkt aan een erkende lijst met concrete energiebesparingsmaatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar. Hierbij wordt ingezet op verduidelijking van de regelgeving en stroomlijning met de systematiek van het Activiteitenbesluit. Gemeenten werken vanuit het thema Duurzame Bedrijven in de Lokale Klimaatagenda reeds aan dit onderwerp en hierdoor zullen ervaringen van koplopende gemeenten kunnen worden benut bij de uitvoering van de motie. Het onderwerp wordt net als andere energieonderwerpen meegenomen in het SER Energieakkoord. De Tweede Kamer zal medio 2103 nader over de uitvoering van de motie worden geïnformeerd.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Van Veldhoven/Fokke 33 400 XII-47 verzoekt de regering, zich in Europees verband in te zetten voor afspraken over de vermindering van deze effecten;verzoekt de regering tevens, in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen:

– met marktpartijen om tafel te gaan om te zien hoe het gebruik van microplastics verminderd kan worden;

– met marktpartijen om tafel te gaan om te zien hoe het loslaten van chemicaliën uit kleding tijdens het wassen voorkomen kan worden;- met ziekenhuizen en andere zorginstellingen te overleggen over een verminderde directe of indirecte lozing van medicijnresten naar het water,

Minister IenM

Ten aanzien van microplastics is de Tweede Kamer 15 april 2013 geïnformeerd (Kamerstuk 30 872 nr. 132).

Ten aanzien van de overige zaken wordt de Tweede Kamer naar verwachting eind 2013 geïnformeerd.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Dik-Faber/Elias 33 400 XII-34 verzoekt de regering, het gebruik van P+R-terreinen te monitoren, de Tweede Kamer hierover jaarlijks te informeren en in samenwerking met de provincies binnen een jaar een aanvalsplan P+R op te stellen en daarin de voorstellen voor de realisatie van een netwerk van «P+R plus»-locaties mee te nemen binnen de bestaande financiering

Minister IenM

De acties genoemd in de motie zijn opgestart. Inhoudelijk zal aansluiting worden gezocht bij het ROVER-initiatief («OV Transfest naar een beter OV voor de reiziger»), het programma Beter Benutten en het Actieplan Groei op het Spoor.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 33 400 XII-39 verzoekt de regering, voorstellen voor verhoging van het EU-klimaatdoel actief te steunen

Staatssecretaris IenM

De uitwerking van de motie komt terug in de Roadmap Klimaat t.a.v. EU-beleid. De Roadmap zal na het SER Energieakkoord verschijnen, in september 2013.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

Motie Ouwehand 33 400 XII-45 verzoekt de regering, het initiatief te nemen om – in samenwerking met de Tweede Kamer – op zoek te gaan naar mogelijkheden waarop het maatschappelijk debat over deze beweging gefaciliteerd kan worden,

Staatssecretaris IenM

Deze motie heeft betrekking op het domein voedsel onder de groene groei brief. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van EZ.

VAO Klimaat

12-12-2012

Motie Van Veldhoven 31 793-67 verzoekt de regering, alleen gecertificeerd duurzame biomassa voor subsidie onder de SDE-plus in aanmerking te laten komen

Staatssecretaris IenM

De Kamer zal na het SER akkoord door de Minister van EZ worden geïnformeerd.

NO MIRT

18-12-2012

Motie Kuiken 33400A-30 verzoekt de regering om, in overleg met de regio en natuur- en milieu-organisaties een inpassingsvisie voor het gebied te ontwikkelen, binnen de door de Minister geschetste kaders, waarin compensatie is opgenomen voor verlies aan waarden van natuur, recreatie en water; verzoekt de regering tevens, deze visie als zienswijze te betrekken bij de ontwerpstructuurvisie voor de Nieuwe Westelijke Oeverbinding; verzoekt de regering voorts, om voor de realisatie van de inpassingvisie een rijksbijdrage van € 25 mln beschikbaar te stellen

Minister IenM

In het najaar gaat een reactie naar de Tweede Kamer met het definitief maken van de structuurvisie NWO voorkeursbeslissing.

VAO Vervoers

concessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Hoogland c.s. 29 984-346 verzoekt de regering, de concessie voor het hoofdrailnet te gunnen voor tien jaar aan de NS en tussentijds geen lijnen te decentraliseren en aan te besteden; verzoekt de regering tevens, de bevindingen van decentralisatie van het hoofdrailnet uit de midterm review te betrekken bij de concessieverlening na 2025

Staatssecretaris IenM

Met de brief d.d. 28 januari 2013 (Kamerstuk 29 984-385) is de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van de vaststelling van het programma van eisen. In deze brief is ook aan de Tweede Kamer gemeld wat de nieuwe koers ten aanzien van decentralisatie is: Zwolle-Enschede, Roermond-Maastricht Randwyck en Sittard-Heerlen. De ervaringen met decentralisatie worden conform de motie in kaart gebracht bij de midterm review.

VAO Vervoers

concessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Hoogland/De Boer 29 984-347 verzoekt de regering, de trajecten Roermond-Maastricht Randwyck en Heerlen-Sittard door de provincie Limburg te laten aanbesteden en in een midterm review in 2020 te onderzoeken wat de effecten zijn van samenloop voor de reiziger

Staatssecretaris IenM

Het gesprek met de provincie Limburg is gestart over het proces en de voorwaarden waaronder deze decentralisatie kan plaatsvinden

VAO Vervoers

concessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is

Staatssecretaris IenM

Met de brief d.d. 28 januari 2013 (Kamerstuk 29984–385) is de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van de vaststelling van het programma van eisen. In deze brief is ook aan de Tweede Kamer gemeld wat de nieuwe koers ten aanzien van decentralisatie is: Zwolle-Enschede, Roermond-Maastricht Randwyck en Sittard-Heerlen. De ervaringen met decentralisatie worden conform de motie in kaart gebracht bij de midterm review.

VAO Vervoers

concessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Tongeren/Dik Faber 29 984-264 verzoekt de regering erbij de commissie Meydam op aan te dringen dat abonnementsproducten geldig zijn op zowel het hoofd-railnet als bij decentrale spoorvervoerders

Staatssecretaris IenM

Beoogd wordt de Tweede Kamer in de zomer te informeren middels de voortgangsbrief OV-chipkaart.

VAO Vervoersconcessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 29 984-000 (gewijzigd, was 349) verzoekt de regering, in overleg met contractpartijen, te komen tot een oplossing waarbij een reserveringsvrije mogelijkheid blijft bestaan voor treinreizen vanuit Amsterdam, Den Haag en Rotterdam naar België, bijvoorbeeld door de zitplaatsgarantie zo in te vullen dat deze alleen geldt bij reservering en voor overige reizigers een zitplaatskans geldt die ten minste vergelijkbaar is met het niveau dat vereist is voor het hoofdrailnet

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Biobrandstoffen

16-01-2013

Motie Van Gerven 32 813-26 van mening dat er daarom, analoog aan de Ladder van Lansink bij afval, voor biomassa het volgende afwegingskader moet komen: 1.voedsel voor mensen; 2.voedsel voor dieren; 3.meststof; 4.groene bouwstof; 5.brandstof;verzoekt de regering, nog dit jaar dit toetsingskader uit te werken met minimumstandaarden op basis van milieuvoordeel in de hele levenscyclus voor de toepassing en verwerking van biomassa

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in de zomer 2013 terzake geïnformeerd.

VAO Verkeersveiligheid

13-02-2013

Motie Kuiken 29 398-356 verzoekt de regering, in het belang van de verkeersveiligheid en gelijke concurrentieverhoudingen over te gaan tot kentekening van te benoemen categorieën tractoren en landbouwvoertuigen

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de voor- en nadelen per categorie van kentekening.

Debat 33 222 Wet op de Raad voor de Wadden en de Wet op het Waddenfonds

13-02-2013

Motie Van Veldhoven 33 222-10 verzoekt de regering, de Onafhankelijke Kwaliteitscommissie ook het recht te geven om openbaar advies uit te brengen over individuele subsidieaanvragen uit het Waddenfonds

Minister IenM

De motie is in uitvoering

Debat over het terugbrengen van de Benelux trein naar Brussel

28-02-2013

Motie van Tongeren c.s. 22 026-385 verzoekt de regering, in april met een plan te komen waarmee de frequentie van het aantal directe treinverbindingen naar Brussel wordt opgevoerd, waarbij het streven zestien keer per dag is,

Staatssecretaris IenM

Op 16 april 2013 (Kamerstuk 22 026, nr. 398) heeft de Tweede Kamer de brief met het plan van aanpak ontvangen. In Fyra-debat (juni 2013) is afgesproken dat de TK uiterlijk 1 oktober een totaaloplossing voor de Fyraproblematiek ontvangt.

Debat over het terugbrengen van de Benelux trein naar Brussel

28-02-2013

Motie Van Veldhoven c.s. 22 026-392 verzoekt de regering, in april, tegelijkertijd met het plan van aanpak, een voorstel voor een maximaal versterkte tijdelijke oplossing naar de Tweede Kamer te sturen; geeft de regering daarvoor als referentiekader mee: -zestien verbindingen per dag; -punctualiteitseisen zoals afgesproken voor de Fyra; verzoekt de regering tevens, bij het vormgeven van de versterkte tijdelijke oplossingen ook de inzet van andere vervoerders te onderzoeken

Staatssecretaris IenM

Op 16 april 2013 (Kamerstuk 22 026, nr. 398) heeft de Tweede Kamer de brief met het plan van aanpak ontvangen. In Fyra-debat (juni 2013) is afgesproken dat de TK uiterlijk 1 oktober een totaaloplossing voor de Fyraproblematiek ontvangt.

VAO Zee- en binnenvaart

14-03-2013

Motie Graus/Bashir 31 409-45 verzoekt de regering om, betaling voor abonnementen op afvalafgifte op te schorten en stapeling van heffingen in dezen te voorkomen

Minister IenM

De invoering van het abonnementensysteem is uitgesteld tot 1 november 2013. Overleg heeft plaatsgevonden met de binnenvaartsector over het beoogde abonnement, met als inzet: afspraken maken over de structuur en kosten van het inzamelnetwerk en de daarmee verbonden hoogte van het abonnement.

VAO Zee- en binnenvaart

14-03-2013

Motie Remco Dijkstra c.s. 31 409-51 verzoekt de regering om, in IMO-verband te ijveren voor een systeem waarbij verladers niet verplicht worden tot het wegen van containers, maar ervoor te pleiten dat alternatieven voor het vaststellen van het juiste gewicht van containers worden ontwikkeld en tevens om met de sector in overleg te treden over een uitvoerbare en minder kostbare methode ter bevordering van veilig vervoer van containers

Minister IenM

Nederland zet tijdens besprekingen in IMO over de containerproblematiek niet in op het verplicht wegen van containers. In plaats daarvan worden ism. de sector alternatieven ontwikkeld om het juiste gewicht van containers te verifiëren. Een eerste overleg met de sector vindt plaats begin mei; het eerstvolgende overleg in IMO is september 2013.

VAO 4e EU Spoorpakket

21-03-2013

Motie Van Tongeren 33 546-5 verzoekt de regering, zich in EU-verband in te zetten voor de realisatie van toegankelijke internetboekingssystemen voor alle internationale treinen

Staatssecretaris IenM

De Europese Commissie zet zich in om de totstandkoming van boekingssystemen voor internationaal vervoer te bevorderen. In 2011 is daartoe de zogenaamde TSI TAP aangenomen (Technische Specificatie voor Interoperabiliteit, onderdeel Telematicatoepassingen voor Reizigers). Deze bevat standaarden voor de uitwisseling van data over onder meer dienstregelingen en tariefsystemen, zodat de verschillende systemen van vervoerders «met elkaar kunnen praten». Dit moet leiden tot een betere toegankelijkheid van de reisinformatie- en kaartverkoopsystemen voor de internationale reiziger. Door de Commissie wordt in samenwerking met de Europese vervoerders en infrastructuurbeheerders een implementatieplan voor de Technische Specificaties Interoperabiliteit TSI TAP opgesteld. Dit zal binnenkort aan de lidstaten worden voorgelegd. Nederland kan daarbij zijn steun uitspreken voor het beleid van de Commissie en voor een voortvarende uitvoering van het implementatietraject.

VAO 4e EU Spoorpakket

21-03-2013

Motie Bashir 33 546-6 overwegende dat de Tweede Kamer met de aangenomen motie-Hoogland c.s. (Kamerstuk, 29 984, nr. 346) heeft uitgesproken, het hoofdrailnet in ieder geval voor de periode 2015–2025 aan de NS te gunnen en tussentijds de concessie niet open te breken; verzoekt de regering om, de genoemde Kameruitspraak luid en duidelijk over te brengen in Europa

Staatssecretaris IenM

Vanaf het verschijnen van het witboek Transport in 2011 is door Nederland uitgedragen dat de opening van de markt een nationale aangelegenheid is en Europese voorstellen op dit vlak niet wenselijk zijn. Ook is specifiek aangegeven dat Nederland een overgangstermijn tot 2025 wil om de vervoerconcessie tot 2025 onderhands te kunnen gunnen. De komende maanden wordt in ieder geval in informele contacten met de commissie en andere landen de gewenste oprekking van de overgangstermijn uitgedragen.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie Elias 33 400 A-54 verzoekt de regering, voortvarend te starten met de uitvoering van de geplande projecten in het Infrastructuurfonds

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie Elias/Kuiken 33 400 A-55 verzoekt de regering, om € 5 mln van het budget voor Meer veilig 3 te reserveren voor verbetering van de verkeersveiligheid op de N35 Wijthmen-Nijverdal

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie Elias/Kuiken 33 400 A-56 verzoekt de regering:

– via een spoedprocedure voor de bestuurlijke voorkeursvariant een MKBA op te stellen;

– deze geactualiseerde MKBA te betrekken in de nog voor het zomerreces te nemen voorkeursbeslissing;

– bij deze beslissing het aanbod van de regio te betrekken, waardoor de eerste fase van het project versneld kan worden aangelegd,

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

NO MIRT Infra

08-04-2013

Gewijzigde motie De Boer/Kuiken 33 400 A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 danwel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal € 18 mln extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath;verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie Kuiken/Elias 33 400 A-76 verzoekt de regering, de Kamer uiterlijk 15 juni a.s. te informeren of het mogelijk is het project GOL een pilotstatus toe te kennen, waardoor het project een voorbeeld kan vormen voor publiek-private samenwerking bij infraprojecten elders in Nederland

Minister IenM

Over de precieze ideeën met betrekking tot de invulling van een mogelijke pilot-status is nog overleg gaande met de regio. De Minister verwacht de Tweede Kamer na de zomer te kunnen informeren over de resultaten van deze besprekingen.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Motie Ouwehand/De Rouwe 33 400 A-83 verzoekt de regering, in overleg te gaan met de grote steden, NS en ProRail over het terugdringen van problemen rond fietsparkeren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Motie De Rouwe/Van Veldhoven 29 984-401 overwegende dat de regering de oplossingsscenario’s uitwerkt voor de HSL; spreekt uit dat tijdens dit onderzoek geen onomkeerbare stappen in het spoordossier gezet mogen worden die alternatieve oplossingen voor de HSL kunnen blokkeren; verzoekt de regering, hier in alle stappen die nog gezet gaan worden rekening mee te houden, totdat de Tweede Kamer zich heeft uitgesproken,

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Motie De Rouwer/Van Veldhoven 29 984-402 verzoekt de regering:

– de strategie van het aanvalsplan als uitgangspunt te doen laten aansluiten bij ontwikkeling van de Europese spoorcorridors en interoperabiliteit;

– geen onomkeerbare stappen te zetten en/of kosten te maken anticiperend op de eventuele toedeling van taken aan Keyrail zo lang er geen breed gedragen plan met de sector, waaronder de goederenvervoerders, zelf ligt

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Gewijzigde motie Van Veldhoven/De Rouwe 29 984-412 verzoekt de regering, aan de ACM te vragen de marktscan personenvervoer per spoor per quick scan te actualiseren, waarbij wordt aangeven welke regulatoire bevoegdheden nodig zijn om eventuele knelpunten die hieruit voortkomen effectief te kunnen aanpakken,verzoekt de regering tevens, de aanbevelingen op het gebied van regulatoire bevoegdheden te betrekken bij de uitwerking van de langetermijnspooragenda en de concessieverlening

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Motie Bashir 29 984-406 verzoekt de regering, om de Lange Termijn Spooragenda zodanig uit te werken dat de plannen voor nieuwe spoorverbindingen (zoals Breda-Utrecht) beoordeeld kunnen worden op hun bijdrage aan het bereiken van de in de Lange Termijn Spooragenda opgenomen doelstellingen

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Motie Dik-Faber/De Boer 29 984-408 verzoekt de regering, om alles in het werk te stellen om station Bleizo te realiseren en daar spoedig over te besluiten

Staatssecretaris IenM

Gezien het nog lopende onderzoek en overleg zal de Minister de Tweede Kamer over de uiteindelijke conclusies uiterlijk eind 2013 informeren als de partijen besluiten hebben genomen.

VAO Spoor

25-04-2013

Motie De Boer/Hoogland 29 984-410 verzoekt de regering om zorg te dragen voor een betere deur-tot-deurreis voor de reizigers door afstemming van de verschillende dienstregelingen van de NS en de regionale vervoerders te bevorderen en daardoor betere overstapmogelijkheden voor de reiziger, en de uitwerking hiervan op te nemen in het sturingsarrangement van de Lange Termijn Spooragenda

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Spoor

25-04-2013

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-405 verzoekt de regering, in de concessies van NS en ProRail een samenwerkingsparagraaf op te nemen om de samenwerking tussen hen, en met regionale vervoerders, op deze punten goed te organiseren; verzoekt de regering tevens, in overleg met decentrale concessieverleners erop aan te dringen een dergelijke samenwerkingsparagraaf ook op te laten nemen bij decentrale aanbestedingen in het OV

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Noordzee en Wadden

21-05-2013

Motie Van Veldhoven/Jacobi 30 195-35 verzoekt de regering, in goed overleg met de Duitse regering en de betrokken lokale overheden werk te maken van een langetermijnvisie in de vorm van een integraal managementplan voor het hele Eems-Dollard-estuarium, waarin zowel aandacht geschonken wordt aan voldoende maatregelen voor natuurherstel als het benutten van de mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van het gebied

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Noordzee en Wadden

21-05-2013

Motie Dijkstra/Jacobi 30 195-37 constaterende dat boetes voor illegale olielozingen voor de Nederlandse kust lager liggen dan in omringende landen; roept de regering op, de pakkans van overtreders te vergroten, alsmede de boetes voor dergelijke overtredingen te verhogen

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Remco Dijkstra c.s. 30 872-136 verzoekt de regering, in overleg te gaan met de branche om belemmeringen te vernemen én om in Europees verband te streven naar een eenduidige Europese implementatie, zodat ook de Nederlandse recycling-sector gebruik kan maken van een gelijk Europees speelveld; verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer hier voor het einde van 2013 over te informeren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Dik-Faber 30 872-144 verzoekt de regering, in beeld te brengen hoe en voor welke producten producentenverantwoordelijkheid effectief kan worden uitgewerkt voor afvalstromen zoals matrassen, en de Tweede Kamer hierover voor 1 april 2014 te informeren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Dik-Faber c.s. 30 872-145 verzoekt de regering, de nieuwe regels voor milieustraten strikt te handhaven en door de ILT onderzoek te laten doen naar de milieuwinst van verplichte nasortering van restafval

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Van Gerven 30 872-140 spreekt uit dat met de industrie harde afspraken moeten worden gemaakt om te komen tot een snelle overschakeling naar biologisch afbreekbare plastics als verpakkingsmateriaal

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Milieuraad

12-06-2013

Motie Dik-Faber 21 501-08-465 verzoekt de regering, zich met maximale ambitie te blijven inzetten voor de CO2-emissiedoelstellingen voor personenvoertuigen, zoals besloten door de milieucommissie van het Europees Parlement, van 95 gram/km in 2020 en verdere verlaging daarvan in 2025 en niet in te stemmen met voorstellen om de werking hiervan te verzwakken dan wel te vertragen

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Debat Fyra

19-06-2013

Motie Van Tongeren 22 026-409 verzoekt de regering, de rekening van de Fyra-strop niet ten koste te laten gaan van het niveau van de dienstverlening van de NS aan de reiziger

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Debat Fyra

19-06-2013

Motie Dik-Faber 22 026-419 verzoekt de regering, vóór 1 oktober juridische opties in beeld te brengen voor het geval het voorstel van de vervoerders niet voldoet aan marktconformiteit, inclusief de samenhang met de planning voor de hoofdrailnet-concessie

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Debat Fyra

19-06-2013

Motie Dik-Faber/Van Tongeren 22 026-420 verzoekt de regering, in overleg te gaan met de vervoerders over het voor de ingroeiperiode van de HSL schrappen van de toeslagen,

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Debat Fyra

19-06-2013

Motie Dik-Faber/Van Tongeren 22 026-000 (gewijzigd, was 422) verzoekt de regering, afspraken te maken met de NS om nieuw intercitymaterieel tenminste 200 km/u te laten rijden op het hoofdrailnet waar de infrastructuur hiervoor geschikt is en hierover voor de behandeling van de concessie Hoofdrailnet te rapporteren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO – Totaalbeeld jaarwisseling

20-06-2013

Motie Oosenbrug/Marcouch 33 400 VI-112 van mening dat voor een goede controle van de vuurwerkbranche, een goede samenwerking en een overzichtelijke keten van bevoegdheden, toezicht en handhaving vereisten zijn om de veiligheid te waarborgen; van mening dat te veel en te diverse instanties bij de vuurwerkketen betrokken zijn en dat dit een daadkrachtige, integrale aanpak van die keten hindert; verzoekt de regering, die hindernissen weg te nemen en de Tweede Kamer daarover voor de volgende jaarwisseling te informeren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Luchtvaart

20-06-2013

Motie Bashir 31 936-152 verzoekt de regering, zich binnen de komende bijeenkomst van de EASA-committee nadrukkelijk uit te spreken voor een veilige Europese werk- en rusttijdenregeling in de luchtvaart en daarmee tien uur werktijd het maximum te laten zijn voor nachtvluchten voor een basisbemanning zonder aflosmogelijkheid,

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Leefomgeving 25-06-2013

Motie Van Tongeren 30 175-000 (was 176) verzoekt de regering om in samenwerking met de VNG het initiatief te nemen om te bevorderen dat gemeenten en provincies regelmatig hun groene golf optimaliseren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Leefomgeving 25-06-2013

Motie Van Tongeren 30 175-175 verzoekt de regering om, te zorgen dat landelijke regie gevoerd wordt bij het stellen van eisen aan voertuigen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Leefomgeving 25-06-2013

Motie Fokke c.s. 30 175-184 verzoekt de regering om, in overleg te treden met de betreffende steden over maatregelen die effect hebben in die steden, waardoor reële stappen worden gezet richting het behalen van de NSL-doelstellingen; verzoekt de regering voorts om, hierover de Tweede Kamer binnen zes maanden nader te informeren

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Windenergie op land

25-06-2013

Motie Albert de Vries/Houwers 33 612-000 (was 9) verzoekt de regering, in de milieueffectrapportages voor windparken (laagfrequent) geluid verplicht op te laten nemen; verzoekt de regering voorts, onafhankelijke expertteams samen te stellen die bij projectprocedures ingeschakeld kunnen worden om in overleg met belanghebbenden te adviseren over (laagfrequent) geluid en nader te bepalen in welke mate de kosten hiervan voor rekening komen van de initiatiefnemers van het windpark

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Notaoverleg Gewasbescherming

01-07-2013

Motie Schouw-Jacobi 27 858-000 (was 180) verzoekt de regering, de voor- en nadelen in kaart te brengen van het verplichten van een emissiereductieplan als de waterkwaliteitsnorm gehanteerd bij toelating van een gewasbeschermingsmiddel ruimer is dan de waterkwaliteitsnorm van de KRW

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Biotechnologie

03-07-2013

Motie Klaver 27 428-154 verzoekt de regering, met de Tweede Kamer te overleggen alvorens in te stemmen met de toelating van herbicideresistente gewassen

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Biotechnologie

03-07-2013

Motie Geurts/Dik-Faber 27 428-255 verzoekt de regering om in Europees verband de vrijstelling van cisgenese-technieken van de GMO-wetgeving topprioriteit van haar beleid te maken,

Staatssecretaris IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Waterkwaliteit

04-07-2013

Motie Ouwehand 27 625-293 verzoekt de regering, zorg te dragen voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

VAO Waterkwaliteit

04-07-2013

Motie Ouwehand 27 625-294 verzoekt de regering, onderzoek uit te voeren naar de effecten van niet-prioritaire stoffen op de ecologische criteria voor waterkwaliteit voor de Kaderrichtlijn Water

Minister IenM

De uitvoering van de motie is opgestart

Toezeggingen

Bron

Omschrijving

Bewindspersoon

Externe stand van zaken

AO Handhaving

23-05-2007

Verduurzaamd hout. De Tweede Kamer krijgt naar aanleiding van de vragen van Poppe schriftelijke informatie over gewolmaniseerd hout

Staatssecretaris IenM

Beantwoording van de toezegging wordt medio 2013 gedaan, via een toelichting bij intrekking Besluit over met arseenverbinding behandeld hout

AO Uitvoering Nota Ruimte

08-04-2010

De Minister van VROM stuurt eind 2012/ begin 2013 haar bevindingen over de werking van het convenant Bedrijventerreinen naar de Kamer.

Minister IenM

De geplande evaluatie over de werking van het Convenant Bedrijventerreinen zal niet meer plaatsvinden, omdat de noodzaak hiertoe is vervallen. Het Rijk, het IPO en de VNG blijven de afspraken respecteren zoals vastgelegd in het convenant Bedrijventerreinen 2010–2020. De Rijksmiddelen voor de periode 2009–2013 zijn gedecentraliseerd. Voor de periode 2013–2020 stelt het Rijk geen nieuwe middelen ter beschikking conform het Bestuursakkoord 2011. Daarmee komen de nationale doelstellingen voor de herstructureringsopgave na 2013 te vervallen. De verantwoordelijkheid voor het bedrijventerreinenbeleid ligt, conform de SVIR, bij de regio. De provincie vervult de regierol. Verantwoording over de voortgang van de herstructureringsopgave vindt plaats richting Provinciale Staten.

EK-debat over de Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage

08-12-2009

De Minister van VROM zegt de Tweede Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen de heer De Boer in de evaluatie aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MER-projecten

Minister IenM

De Tweede Kamer ontvangt medio 2013 de evaluatie.

Plenair debat Wijziging Wet Milieubeheer (32 357) inzake hernieuwbare bronnen

26-01-2011

De Staatssecretaris zal in Brussel spreken over het opnemen van sociale criteria in de duurzaamheidscriteria van hernieuwbare energie. Hij zal de Tweede Kamer over de resultaten berichten.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

AO Milieuraad

08-03-2011

De Staatssecretaris vraagt de commissie Corbey te kijken naar de New Transparency Laws in Groot-Brittannië.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

Notaoverleg Evaluatie Spoorwegwetgeving

12-10-2009

Alvorens de juridische eigendom van het spoor wordt overgedragen aan de Staat zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de afspraken met Prorail en de Dienst Domeinen.

Staatssecretaris IenM

Met ProRail en het Ministerie van Financiën worden de laatste zaken afgerond omtrent de voorwaarden voor toepassing van art 125 Spw. De inschatting is dat in de zomer kan worden afgerond, waarna het proces voor de ondertekening van het Administratieprotocol kan worden gestart. Hierna wordt de Tweede Kamer conform toezegging geïnformeerd waarna het KB najaar 2013 geslagen kan worden ter invoering. Het KB zal als ingangsdatum 1 januari 2014 hanteren.

Debat Wetsvoorstel Alcoholslotprogramma

14-01-2010

De Minister zegt toe, conform het amendement De Rouwe (31 896-10), het alcoholslotprogramma na drie jaar te zullen evalueren

Minister IenM

De evaluatie van het alcoholslotprogramma loopt en is in december 2014 gereed.

AO Moties en toezeggingen

02-04-2009

De evaluatie van de pilot met snelwegbussen en het voorstel van een landelijke formule voor een nationaal interlinernet kan de Tweede Kamer na afloop van de driejarige pilot in Utrecht tegemoet zien.

Staatssecretaris IenM

De eerste pilot met proefreizigers is afgerond. De resultaten worden uitgewerkt t.b.v. de vervolgcampagne 2.0.

AO Loodsenwet

21-04-2010

De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister IenM

De evaluatie vindt plaats in 2012–2013. De toezegging wordt daarbij betrokken.

AO MIRT

22-06-2010

Over de afspraken ten aanzien van het knelpunt HOV Amstelveen en financiering derde wissel regionaal spoor Leeuwarden wordt de Tweede Kamer met de brief uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT in het najaar van 2010 geïnformeerd.

Staatssecretaris IenM

De gemeente Amstelveen (trekker), de provincie Noord-Holland en SRA onderzoeken, samen met IenM, de mogelijkheden voor een HOV knoop bij de Amstelveenlijn. Momenteel zijn geen nieuwe ontwikkelingen te melden.

Financiering derde wissel regionaal spoor Leeuwarden: op verzoek van en in overleg met de provincie Friesland is begin 2013 besloten dat ProRail een nader onderzoek verricht naar de omvang van de noodzakelijke maatregelen voor een kwartierdienst in de spits tussen Sneek en Leeuwarden in plaats van een onderzoek naar de derde wissel regionaal spoor Leeuwarden. Met dit onderzoek komt duidelijkheid welke maatregelen voor die kwartierdienst nodig zijn en welk budget nodig is. ProRail levert het resultaat van dit onderzoek medio 2013 op. Uitvoering van de maatregelen hangt mede af van de voortgang in de aanpassingen aan het emplacement te Leeuwarden.

AO Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

07-10-2010

De Minister zal een MER-studie doen naar de beide alternatieven voor de spoorboog Deventer en zal de Tweede Kamer daarover informeren.

Staatssecretaris IenM

Deze MER-studie loopt; de Tweede Kamer is en wordt daarover geïnformeerd in de periodieke voortgangsrapportage over PHS. De MER 1e fase is naar verwachting in het 2e kwartaal van 2013 gereed; dan volgt inspraak en advisering. Besluitvorming n.a.v. het MER is gepland in het najaar van 2013.

NO Luchtvaartnota

07-02-2011

In de loop van 2011 zal het Actieplan Mainport Schiphol 2.0, dat in de plaats komt van de structuurvisie Schiphol, aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Staatssecretaris IenM

Dit is gekoppeld aan startnota SMASH in kader integraliteit. Zodra deze gereed is wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

AO Asbest

07-04-2011

De Staatssecretaris zal de suggestie van het lid Samsom (PvdA) ten aanzien van de Regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Regeling Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) voorleggen aan de Staatssecretaris van Financiën en de Tweede Kamer over de resultaten daarvan informeren

Staatssecretaris IenM

Het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS) wordt momenteel stapsgewijs operationeel. In een brief met bevindingen over de voortgang inventarisatie in scholen zal de Staatssecretaris van Milieu de Tweede Kamer tevens informeren over de voortgang van het LAVS en de transparantie die daarmee wordt behaald.

Stimulering van vervanging van asbesthoudende daken loopt ook in 2013 via de fiscale regelingen door. De Tweede Kamer wordt medio 2013 geïnformeerd over de bestedingen via het Jaarverslag MIA/VAMIL.

AO Waterkwantiteit (2e termijn)

20-06-2011

De Tweede Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging in 2018 geïnformeerd.

Wijz. wet milieubeheer ivm invoering geluidsproductieplafonds

27-06-2011

De Staatssecretaris bericht de Tweede Kamer na het zomerreces van 2011 schriftelijk over de mogelijkheid om de geluidproductie van spoormaterieel op vaste punten te controleren

Staatssecretaris IenM

Het RIVM is als onafhankelijke partij aangezocht om de geluidproductieplafonds te valideren via metingen. Daarnaast heeft het RIVM de taak het reken- en meetvoorschrift actueel te houden. RIVM voert voor beide taken metingen uit, voor een deel vinden die plaats via vaste posten. In het laatste kwartaal van 2012 en in de maanden januari en februari van 2013 zijn langs het spoor in totaal 4 vaste meetposten in bedrijf genomen. Het RIVM is voornemens om dit aantal in de loop van dit jaar met 6 nieuwe meetposten uit te breiden.

AO Handhaving en vergunningverlening

15-09-2011

De Staatssecretaris doet de Tweede Kamer binnen twee jaar een evaluatie toekomen van het Activiteitenbesluit.

Staatssecretaris IenM

Omdat het landbouwdeel van het Activiteitenbesluit pas op 1 januari 2013 in werking is getreden, zal de evaluatie pas in 2015 plaatsvinden

AO Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

14-11-2011

De Minister zegt toe in de tweejaarlijkse monitor over de effecten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, die de monitor Nota Ruimte vervangt, ook aandacht te besteden aan het effect van het schrappen van rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ordening, zoals aan de orde bij nationale landschappen en rijksbufferzones. Daarnaast zal zij in deze monitor tevens de werking van de ladder voor duurzame verstedelijking evalueren en decentrale overheden een handreiking voor toepassing daarvan aanreiken. De criteria voor de monitor ontvangt de Tweede Kamer begin 2012, de eerste versie van de monitor zelf komt begin 2013.

Minister IenM

De nulmeting van de Monitor Infrastructuur en Ruimte is op 25 september 2012 door de Minister van IenM aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 660 nr. 54). In deze nulmeting zijn conform de toezegging aan de Tweede Kamer indicatoren opgenomen voor het losgelaten beleid ten aanzien van Rijksbufferzones, Nationale Landschappen en het bundelingsbeleid. Conform toezegging aan de Tweede Kamer heeft de Minister van IenM in 2012 een handreiking beschikbaar gesteld bij de Ladder voor duurzame verstedelijking; deze handreiking staat op internet (www.rijksoverheid.nl/svir ). Eind 2013 zal de ladder voor duurzame verstedelijking worden geëvalueerd. De resultaten zullen worden meegenomen in de eerste vervolgmeting van de Monitor Infrastructuur en Ruimte in 2014.

AO Geluid

14-12-2011

Bij de evaluatie van het Besluit geluid milieubeheer en het invoeringsbesluit geluidproductieplafonds zal de Staatssecretaris specifiek aandacht geven aan gevoelige bestemmingen in samenhang met luchtkwaliteit.

Staatssecretaris IenM

Het besluit is op 1 juli 2012 in werking getreden. Evaluatie zal te zijner tijd worden meegenomen in de Swung-II evaluatie.

AO Duurzaam inkopen en palmolie

14-02-2012

De Staatssecretaris van IenM zegt toe een eigen tweejaarlijkse monitor Duurzaam Inkopen te ontwikkelen, waarin ook het beleid met betrekking tot duurzaam inkopen van de Ministeries BZK, EZ en BuZa aan de orde komen, en deze aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Staatssecretaris IenM

De evaluatie van het instrument duurzaam inkopen (excl. sociale voorwaarden) wordt momenteel uitgevoerd en wordt naar verwachting in oktober 2013 opgeleverd door RIVM en een extern adviesbureau. In november 2013 zullen de onderzoeksrapporten worden aangeboden aan de Kamer.

Gezien het tot op heden geringe aantal aanbestedingen waarbij de sociale voorwaarden zijn toegepast en waarbij in de praktijk ook nog maar nauwelijks (jaar)rapportages zijn ontvangen van opdrachtnemers, wordt de evaluatie van dit aspect in 2014 uitgevoerd. De regie hiervoor ligt bij BZK en inhoudelijk is BZ/OS primair verantwoordelijk.

Debat Intrekking Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen

01-03-2012

De Minister zal de Tweede Kamer in het najaar van 2013 informeren over de voortgang in de implementatie van de beleidsregels van VNG ten aanzien van recreatiewoningen, en over de handhaving daarop, voor wat betreft de gemeenten waar de problematiek geldt.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging in het najaar van 2013 geïnformeerd.

Debat 32 666 Wijziging Spoorwegwet en WP2000 (spoor in beweging)

13-03-2012)

De Minister beoogt de tweede tranche van de wetgeving in het kader van de kabinetsnotitie «Spoor in beweging» eind 2012 aan de Tweede Kamer te doen toekomen. Zij zal daarbij de kwestie van het bergen van gestrande treinen betrekken.

Staatssecretaris IenM

Aanbieding van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer vindt naar de huidige inzichten begin 2014 plaats.

Debat 32 821 wijz. wet Ruimtelijke ordening (provinciaal medebewind)

02-04-2012

De Minister zal de ILT vragen om een themaonderzoek uit te voeren ter evaluatie van de met dit wetsvoorstel ingevoerde ontheffingsbevoegdheden voor het Rijk en provincies. De Tweede Kamer zal de uitkomsten van dat onderzoek een jaar na de inwerkingtreding van deze wet ontvangen.

Minister IenM

De wet is 1 oktober 2012 ingegaan. De Tweede Kamer zal de uitkomsten van het onderzoek een jaar na de inwerkingtreding van de wet (1 oktober 2013) ontvangen.

Debat Wet Basisnet

(32 862)

14-06-2012

De Minister zal voor het AO MIRT van 28juni 2012 schriftelijk reageren op de vraag van het lid Janssen om het Twentekanaal op te waarderen tot een kanaal voor klasse 5-schepen

Minister IenM

De Minister zal medio 2013 haar voorkeursbeslissing voor de Twente-kanalen aan de Tweede Kamer sturen. De toezegging wordt daarbij betrokken.

AO MIRT

28-06-2012

In de herfst van 2012 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang in het project A8/A9.

Minister IenM

Via de halfjaarlijkse Voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het project A8/A9 (MIRT-onderzoek Noordkant Amsterdam). Verwachting is dat de resultaten in het najaar 2013 beschikbaar komen.

AO MIRT

28-06-2012

Eind 2012 stuurt de Minister haar studie over het achterstallig onderhoud en de opwaardering van de Twentekanalen naar de Tweede Kamer.

Minister IenM

De Minister zal medio 2013 haar voorkeursbeslissing voor de Twente-kanalen aan de Tweede Kamer sturen. De toezegging wordt daarbij betrokken.

AO MIRT

28-06-2012

Eind 2012 zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de oplossing voor de N35. Als de regio meedoet, is zij bereid meer bij te dragen dan nu het geval is.

Minister IenM

Het MIRT onderzoek N35 Wythmen-Nijverdal is inmiddels afgerond. Conclusie van dit onderzoek is dat aan de streefwaarden van het Rijk voor de bereikbaarheid over de weg in elk geval tot 2030 wordt voldaan. De verkenning N35 Nijverdal-Wierden wordt naar verwachting binnenkort afgerond. De Tweede Kamer wordt hier nog over geïnformeerd.

AO MIRT

28-06-2012

De Minister zal de Tweede Kamer, naar aanleiding van de aangehouden motie Kuiken, nader informeren over het ondergronds uitvoeren van de spoorpassage van de N18 bij Haaksbergen.

Minister IenM

Door de regio wordt nog gezocht naar een financiële dekking ondergronds uitvoeren van de spoorpassage bij Haaksbergen. Recent is daarover een motie in de Staten van Overijssel aangenomen.

De Tweede Kamer wordt over het resultaat naar verwachting komend najaar geïnformeerd.

AO Winterweer

23-10-2012

De Minister stuurt de Tweede Kamer in juni 2013 de resultaten toe van de praktijkproef met spitsmijden in de trein, waarbij zij ook de kostenfactor betrekt.

Staatssecretaris IenM

In het kader van de maatregel «Spitsmijden in de trein» uit het «Actieplan Groei op het Spoor» loopt op dit moment een proef in Nederland. De onderzoeksresultaten komen naar verwachting in september 2013 beschikbaar en worden daarna met de Tweede Kamer gedeeld.

VAO Spoor

30-10-2012

De Minister zal met haar Duitse ambtsgenoot overleg voeren over grensoverschrijdende spoortrajecten. Daarbij zal zij ook de wens overbrengen om het vervoer van gevaarlijke stoffen zoveel als mogelijk via de Betuweroute te geleiden. De uitkomsten van dit overleg zal zij te zijner tijd terugkoppelen aan de Kamer.

Staatssecretaris IenM

Deze toezegging wordt meegenomen in de eerstvolgende ontmoeting tussen de Staatssecretaris en haar Duitse ambtsgenoot.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer voor de zomer 2013 een Roadmap Klimaatdoelen te doen toekomen

Staatssecretaris IenM

De Roadmap Klimaat zal concrete maatregelen bevatten waarover in het kabinet besloten moet worden. Daarbij zal ook een relatie met het nationaal energieakkoord voor duurzame groei van de SER worden gelegd. I.v.m. het later verschijnen van het SER-akkoord zal de Roadmap na de zomer (september 2013) verschijnen. Voor de invulling van de Roadmap zijn de standpuntbepaling t.a.v. EU-voorstel over energie- en klimaatdoelen en maatregelen gericht op de 2030 relevant. De Tweede Kamer wordt na de zomer apart over de opstelling van Nederland bij het EU-doel 2030 geïnformeerd.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer in juni 2013 een brede samenhangende visie op klimaatmitigatie en -adaptatie te doen toekomen

Staatssecretaris IenM

De samenhangende visie op klimaatmitigatie- en adaptatie wordt onderdeel van de Roadmap Klimaat, die de Staatssecretaris van IenM in de zomer van 2013 naar de Tweede Kamer zal sturen. De visie wordt in samenwerking met PBL opgesteld en betreft ook onderwerpen waarvoor de Minister van IenM verantwoordelijk is. Zo zal in de visie worden ingegaan op de EU adaptatiestrategie die de Europese Commissie in 2013 heeft gepubliceerd.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer in juni 2013 nader te informeren over haar ambitie, c.q. te na te streven doelen, met betrekking tot het milieubeleid.

Staatssecretaris IenM

De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer in juni 2013 nader te informeren over haar ambitie, c.q. de na te streven doelen met betrekking tot het milieubeleid.

Begrotings

behandeling IenM

22-11-2012

De Staatssecretaris zegt toe de meest actuele cijfers over de «milieu maffia» – bijvoorbeeld als het gaat om de handel in (vervuilde) grond/bodem en het «weg mengen» van chemisch afval in stookolie – aan de Tweede Kamer te doen toekomen

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2013 geïnformeerd.

AO Onderzoek onderhoud en innovatie spoor (Kuiken) en railveiligheid

26-11-2012

Vóór de zomer van 2013 ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van het onderzoek naar eventuele wijzigingen in de gebruiksvergoeding die NS aan de Staat betaalt voor de exploitatie van het hoofdrailnet.

Staatssecretaris IenM

Aan deze toezegging wordt in de zomer 2013 voldaan.

AO Klimaat

29-11-2012

De Staatssecretaris gaat in overleg met haar collega's over hoe het kabinet om wil gaan met het onderwerp energiebesparing en over de mogelijkheid om te komen tot een kabinetsnota hierover. Zij bericht de Tweede Kamer hierover na het overleg dat over 2 á 3 weken zal plaatsvinden.

Staatssecretaris IenM

In de Kamerbrief Groene Groei van 28 maart 2013 (kamerstuk 33 043, nr. 14) is geschreven dat het kabinet vóór de zomer een aanpak voor energiebesparing in verschillende sectoren zal presenteren, waarbij rekening wordt gehouden met de uitkomsten van het nationale energieakkoord en het feit dat de aanpak tevens de implementatie van de Energie Efficiency Richtlijn betreft.

AO Hoofdrailnet en lange termijn spooragenda

13-12-2012

De Staatssecretaris zal schriftelijk terugkomen op het eventueel verbeteren van de mogelijkheden om de fiets in de trein mee te nemen

Staatssecretaris IenM

Conform toezegging ontvangt de Tweede Kamer een brief over het verbeteren van mogelijkheden voor het meenemen van de fiets in de trein voordat met de Tweede Kamer wordt gesproken over een ontwerp van de vervoerconcessie.

AO Hoofdrailnet en lange termijn spooragenda

13-12-2012

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer in het najaar van 2013 informeren over de nadere invulling van de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet

Staatssecretaris IenM

De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer in het AO Spoor van 2 april 2013 toegezegd voor het einde van het zomerreces te komen met het uitgewerkte sturingsarrangement voor de doelen van de Lange Termijn Spooragenda en concept-ontwerpconcessies voor vervoer en beheer. Na bespreking in de Tweede Kamer wordt het ontwerp van de nieuwe vervoerconcessie voor advies verzonden aan consumentenorganisaties in het Locov en ProRail en wordt de concessie met decentrale overheden besproken. Waar nodig wordt naar aanleiding hiervan het ontwerp aangepast. Hierna zal het ontwerp van de nieuwe vervoerconcessie in beide Kamers worden voorgehangen.

AO Hoofdrailnet en lange termijn spooragenda

13-12-2012

De Tweede Kamer zal geïnformeerd worden over alle vervoerscontracten ten behoeve van grensoverschrijdende treinverbindingen, die voortvloeien uit inspanningsverplichtingen maar geen onderdeel uitmaken van de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over alle vervoerscontracten ten behoeve van grensoverschrijdende treinverbindingen, die voortvloeien uit inspanningsverplichtingen maar geen onderdeel uitmaken van de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet.

AO Hoofdrailnet en lange termijn spooragenda

13-12-2012

Vóór de nadere invulling van de ontwerp vervoersconcessie voor het hoofdrailnet wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met mevrouw Prommenschenckel over de toegankelijkheid van het spoor.

Staatssecretaris IenM

Deze toezegging wordt meegenomen in de eerstvolgende ontmoeting tussen de Staatssecretaris met haar Duitse ambtsgenoot.

AO Biotechnologie en kwekersrecht

05-04-2012

De Staatssecretaris van IenM zegt toe de WRR om advies te vragen over ethische afwegingen die spelen rond internationale biotechnologische ontwikkelingen

Staatssecretaris IenM

De internationale ontwikkelingen op het gebied van sociaal economische aspecten zijn afgewacht alvorens de adviesaanvraag uit te zetten. De adviesaanvraag zal nu voor de zomer worden uitgezet.

AO Biobrandstoffen

18-12-2012

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer over de rapportage van de Commissie Corbey en geeft aan hoe de bevindingen in haar ambities worden verwerkt.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

AO Biobrandstoffen

18-12-2012

De Staatssecretaris doet de Tweede Kamer een brief toekomen over de vorderingen bij de vergroening van de chemische industrie en neemt haar visie op biomassa mee in de actualisatie van de duurzaamheidsagenda.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

AO Biobrandstoffen

18-12-2012

De Staatssecretaris stuurt de Tweede Kamer het Europese rapport over sociale criteria voor biobrandstoffen en een appreciatie van dit rapport.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

Debat 31 898 Wijziging van de Wet luchtvaart (Beperkingengebied buitenlandse luchthaven)

04-10-2012

De Staatssecretaris van IenM zal de Tweede Kamer een verkenning doen toekomen over de mogelijkheid om in Europees verband nader invulling te geven aan het principe van «de vervuiler betaalt» in het geval van grensoverschrijdende overlast en milieueffecten, van bijvoorbeeld luchtvaart- en industriële activiteiten in omliggende landen.

Staatssecretaris IenM

Toezegging is in uitvoering.

AO Verkeersveiligheid

30-01-2013

De Minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren over de uitslag van het hoger beroep dat is aangegaan rondom het alcoholslotprogramma nadat dit bekend is

Minister IenM

Het hoger beroep heeft nog niet plaatsgevonden.

AO Openbaar vervoer/OV-Chipkaart

28-02-2013

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer voor de zomer over de mogelijkheden voor anonieme of tijdelijke kaarten na herbeoordeling

Staatssecretaris IenM

Tijdens het AO OV van 28 februari 2013 is toegezegd een herbeoordeling aan het NOVB te vragen. Deze is 8 mei 2013 bijeengekomen. Het verzoek is per brief aan de voorzitter van het NOVB doorgeleid.

AO Spoor (spoorveiligheid en ERTMS)

06-03-2013

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer uiterlijk 17 oktober 2013 laten weten wat het besluit is over het al dan niet starten van de pilot kleinschalig spooronderhoud door ProRail.

Staatssecretaris IenM

Informatie omtrent nader onderzoek ILT n.a.v. Quick Scan PGO (na de zomer) alsmede externe audit ProRail inzake verbetermaatregelen PGO (voor de zomer) zijn nodig om te kunnen bepalen over het al dan niet starten van een dergelijke pilot.

AO Spoor (spoorveiligheid en ERTMS)

06-03-2013

De Tweede Kamer ontvangt in mei/juni 2013 de resultaten van de audit naar prestatiegerichte onderhoudscontracten voor het spoor. Zij zal daarin ook de categorisering van spoorincidenten betrekken

Staatssecretaris IenM

ProRail is met een audit bezig. Zodra deze beschikbaar is wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

AO Mestwetgeving

06-03-2013

De Tweede Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de mogelijkheid van een convenant (over vergunningverlening mestverwerking) voor regionale overheden

Staatssecretaris IenM

Er is nog overleg gaande met het IPO.

AO Mestwetgeving

06-03-2013

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over mestvergisting en handhaving

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.

AO Spoor

02-04-2013

De Tweede Kamer ontvangt het sturingsarrangement en de concept ontwerpconcessies voor NS en ProRail eind augustus 2013, zodat de Tweede Kamer dit in september 2013 in behandeling kan nemen. Daarbij wordt ook het punt van het lid Hoogland (PvdA) betrokken om sterker te sturen op het voorkomen van vertraging voor reizigers in plaats van op de punctualiteit van treinen.

Staatssecretaris IenM

Sturingsarrangement wordt aan het eind van de zomer aan de Tweede Kamer aangeboden.

AO Spoor

02-04-2013

De Staatssecretaris stuurt de Tweede Kamer in november 2013 nadere informatie over de voortgang van de verkenning inzake de invoering van ERTMS, inclusief een nadere duiding van de kostenreservering.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging in november 2013 geïnformeerd.

AO Leefomgeving

03-04-2013

De Staatssecretaris stuurt informatie over laagfrequent geluid van windturbines zodra zij deze informatie tot haar beschikking heeft

Staatssecretaris IenM

De eerste fase van het onderzoek (vaststellen animo voor maatregelen) is begin 2013 gestart.

NO MIRT Infra

08-04-2013

De Minister zal de Tweede Kamer in september 2013 informeren over de geactualiseerde business case van het project Verkeersruit Eindhoven

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Vóór de begrotingsbehandeling in het najaar van 2013 ontvangt de Tweede Kamer nadere informatie over de financiële tegenvallers bij de realisatie van de A4 Midden-Delfland.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer na de zomer van 2013 informeren over de uitkomsten van het bestuurlijk overleg over het knooppunt Zwolle-Herfte.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

Eind 2013 ontvangt de Tweede Kamer het programma fietsparkeren bij stations

Staatssecretaris IenM

Er wordt gewerkt aan het opstellen van het programma Fietsparkeren bij stations. Dit wordt een concretisering van de beleidsbrieven (32 404, nr. 53 en 29 984 nr. 317). Uiterlijk eind 2013 wordt de Tweede Kamer over de aanpak geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

De Tweede Kamer ontvangt een brief die inzicht geeft in de manier waarop in de toekomst wordt omgegaan met LED-verlichting in tunnels. Naast duurzaamheid en kostenefficiency is ook veiligheid daarbij een afwegingsmotief.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer voor de zomer van 2013 over de oplossingen voor de fietsenstallingen op Amsterdam CS die uit het overleg met de gemeente Amsterdam naar voren komen

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

NO MIRT Infra

08-04-2013

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer inzicht geven in de reizigersaantallen die zijn gebruikt voor de doorberekeningen voor het station Bleizo

Staatssecretaris IenM

Het onderzoek naar de haalbaarheid loopt nog. Uiterlijk eind 2013 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden.

AO Noordzee en Wadden

24-04-2013

De Minister van IenM stuurt de Tweede Kamer begin 2014 de resultaten van de haalbaarheidsstudie naar wind op zee binnen de 12-mijlszone.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Noordzee en Wadden

24-04-2013

De Minister van IenM zal de Tweede Kamer nader informeren over de uitkomsten van het overleg inzake de watertaxi's.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

21-05-2013

De Minister zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2014, nog voor het algemeen overleg over de rapportage Cijfers verkeersdoden 2013, informeren over de doelstelling voor het maximaal aantal verkeersgewonden.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

21-05-2013

De Minister zal de Tweede Kamer voor de zomer informeren over de mogelijkheden van versoepelingen van het rij- en rusttijdenbeleid naar aanleiding van het voorbeeld van het systeem in de Verenigde Staten.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt in de zomer geïnformeerd.

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

21-05-2013

De Minister zal RWS verzoeken om een korte analyse te maken van de toepasbaarheid van het Amerikaanse «keep your lane system» op de Nederlandse situatie en de mogelijke effecten op de doorstroming van het wegverkeer.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Bijensterfte (EZ)

16 mei 2013

Overleg IenM om zo snel mogelijk de 75procent driftreductie in de open teelten en zuiveringstechnieken in de glastuinbouw (zie beiden NAP) op te nemen in het activiteitenbesluit op verzoek van de Kamer

Staatssecretaris IenM

Het streven is op dit in het reparatiebesluit mee te nemen. Het reparatiebesluit wordt uitgesteld tot 1 maart 2014.

AO Afval en grondstoffen 29-05-2013

De Staatssecretaris beantwoordt de vragen van het lid Dik-Faber (CU) over producentverantwoordelijkheid in de textielbranche zo snel mogelijk schriftelijk.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in september 2013 geïnformeerd.

AO Afval en grondstoffen 29-05-2013

De Tweede Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2014 geïnformeerd over de voortgang van recycling bij gemeenten.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Transportraad

05-06-2013

De Minister voegt aan de reeds toegezegde brief over het rij- en rusttijdenbeleid informatie toe over het systeem in Canada en over de Code 95 verplichting voor beroepschauffeurs, en stuurt deze brief vanwege de uitbreiding van onderwerpen ná de zomer naar de Kamer.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Transportraad

05-06-2013

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer na het zomerreces over het overleg met belanghebbenden over het EU-voorstel over passagiersrechten in de luchtvaart en neemt in de tussentijd bij de Transportraad geen standpunt in.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Transportraad

05-06-2013

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het nieuwe handhavingskader van de ILT inzake naleving van passagiersrechten door vliegtuigmaatschappijen

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal in de Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van luchthaven Schiphol uitvoeriger omschrijven wat zal worden verstaan onder uitzonderlijke, onvoorziene gevallen die aanleiding kunnen zijn voor extra tariefstijgingen.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer na ontvangst van het advies van de heer Alders nader informeren over de geluidszones rondom Schiphol en daarbij ingaan op de vliegroutes, in het kader van de actualisatie van het luchthavenbesluit.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal voor het zomerreces informatie aan de Tweede Kamer toezenden inzake de evaluatie van het heffingenbeleid en het voorziene transitiebeleid ten aanzien van de luchtverkeersleiding van regionale luchthavens.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt in de zomer 2013 geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal het rapport van de heer Alders inzake het normen- en handhavingsstelsel Schiphol voor 1 september 2013 van een reactie voorzien en beide documenten als één pakket aan de Tweede Kamer toesturen.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer informeren over de scope van het REACH-onderzoek over de luchtkwaliteit in vliegtuigen, zodra daar in Europees verband duidelijkheid over bestaat.

Staatssecretaris IenM

In september wordt de Tweede Kamer geïnformeerd wat uiteindelijk is besloten in REACH-verband over de reikwijdte van de stofevaluatie die naar TCP zal worden uitgevoerd in 2014.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal de plannen van de provincies ten aanzien van paramotors doorsturen naar de Kamer.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

12-06-2013

De Staatssecretaris zal voor 1 september 2013 een verzamelbrief luchtvaart naar de Tweede Kamer sturen waarin wordt teruggekomen op de overige toezeggingen tijdens het algemeen overleg Luchtvaart op 12 juni en daarbij onder meer ingaan op:

• de prognoses voor de ontwikkeling van het aantal vluchten op de luchthaven Schiphol;

• de kosten voor de Staat als aandeelhouder ten gevolge van de aanpassingen van de regulering van de luchthaventarieven;

• de huidige financiële positie van de luchtverkeersleiding.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterveiligheid

13-06-2013

De Minister zal in het kader van de Omgevingswet terugkomen op de (juridische) verankering van de Watertoets.

Minister IenM

Deze toezegging wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

AO Waterveiligheid

13-06-2013

De Minister zal de Tweede Kamer nader informeren over welke normen gevisiteerd zullen worden door de visitatiecommissie, zo mogelijk voor het algemeen overleg Waterkwaliteit op 27 juni 2013.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt in de zomer 2013 geïnformeerd.

AO Structuurvisie Wind op Land

20-06-2013

De Minister van IenM zegt toe dat zij de toevoeging van 285 megawatt zal opnemen in de definitieve rijksstructuurvisie Windenergie op land.

Minister IenM

De toezegging wordt in de structuurvisie meegenomen.

AO Structuurvisie Wind op Land

20-06-2013

De Minister van IenM zegt toe dat zij de kwestie van laagfrequent geluid als gevolg van windmolens zal blijven volgen en dat zij de Tweede Kamer hierover rapporten zal sturen, indien die beschikbaar komen.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Structuurvisie Wind op Land

20-06-2013

De Minister van IenM zal de Tweede Kamer eind 2013 informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar benutting van rijksgronden voor windenergie. Zij zal daarbij ook ingaan op de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie Holtackers/ Van Tongeren over een windmolenpark op de Afsluitdijk (Kamerstuk 33 000 XII, nr. 72).

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Structuurvisie Wind op Land

20-06-2013

De Minister van IenM zegt toe dat zij een expertteam zal instellen als bij grote windprojecten sprake is van problemen.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Externe veiligheid en handhaving

20-06-2013

De ILT zal de scholen onderzoeken die nog geen inventarisatie hebben gedaan en de Staatssecretaris zal de Tweede Kamer over de resultaten daarvan eind 2013 informeren. Daarbij zal zij tevens ingaan op de notitie «Doorpakken op asbest» die het lid Van Gerven ter vergadering heeft overhandigd.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Externe veiligheid en handhaving

20-06-2013

De kabinetsreactie op de rapporten over Odfjell van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur komt uiterlijk 1 september 2013 naar de Kamer. Daarbij zal ook een reactie worden gegeven op de notitie «Veiliger omgaan met chemie» die door het lid Van Veldhoven (D66) ter vergadering is overhandigd.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Externe veiligheid en handhaving

20-06-2013

De Tweede Kamer wordt eind 2013 geïnformeerd over de voortgang van «Maat houden. Bekendmaking van het kader voor de doorberekening van toelatings- en handhavingskosten» (Staatscourant 10 mei 2000, nr. 90).

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Externe veiligheid en handhaving

20-06-2013

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer eind 2013 over de investeringen in veiligheidsregio's.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Scheepvaart

25-06-2013

De Minister zal de Tweede Kamer na het volgende bestuurlijke overleg MIRT, maar tijdig voor het Nota-overleg, nader informeren over de sluisbedieningstijden en de gevolgen van de bezuinigingen daarvoor.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer nadere informatie over de financiering en het proces ter uitvoering van het Kierbesluit.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

De Minister zal de Tweede Kamer informeren over maatregelen ter voorkoming van blauwalg, bijvoorbeeld in de brief over het innovatieprogramma.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

In 2015 zal de Minister de Tweede Kamer, samen met haar EZ-collega, informeren over de effecten van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water op EZ-beleidsterreinen als visserij.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

De Minister zal schriftelijk terugkomen op de wijze waarop budgetten voor waterveiligheid worden gescheiden van budgetten voor waterkwaliteit

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Waterkwaliteit

27-06-2013

Met de begroting zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de verdeling van topgebieden, waar sprake is van verdroging, over stroomgebiedbeheersplannen en EHS.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Minister stuurt de Tweede Kamer bij de begroting voor 2014 een overzicht van adviesorganen op het gebied van IenM, met daarbij een overzicht van de kosten die gemaakt zijn voor de incidentele adviesorganen.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Staatssecretaris bericht de Tweede Kamer voor het eind van het zomerreces 2013 over of het mogelijk is om de beleidsdoorlichting Duurzaamheid eerder dan in 2016 op te leveren.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Staatssecretaris doet de Tweede Kamer voor het eind van het zomerreces 2013 een brief toekomen over de manier waarop het duurzaamheidsbeleid in de begrotingen van verschillende Ministeries verankerd is.

Staatssecretaris IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Minister informeert de Tweede Kamer bij de begroting voor 2014 over de programmering van beleidsdoorlichtingen.

Minister IenM

De Tweede Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Minister is bereid een technische briefing te laten verzorgen over de kengetallen en indicatoren in de begroting van 2014, nadat de begroting naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Minister IenM

De technische briefing wordt te zijner tijd verzorgd.

Wetgevingsoverleg Jaarverslagen

03-07-2013

De Minister informeert de Tweede Kamer voor het eind van het zomerreces van 2013 over of het juridisch mogelijk is om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht te laten houden op de tarieven van Kiwa, en of ze dat zinvol acht.

Minister IenM

De Tweede Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

4.4 Het Verdiepingshoofdstuk

Beleidsartikel 11: Waterkwantiteit
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

11

Waterkwantiteit

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

40.946

39.567

37.892

38.287

39.176

39.165

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

4.524

815

319

– 518

– 518

– 518

Nieuwe mutaties

1.496

– 651

545

753

753

753

Stand ontwerpbegroting 2014

46.966

39.731

38.756

38.522

39.411

39.400

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Claim Eindejaarsmarge

300

2.

Financiering BOA-capaciteit

1.050

929

724

724

724

724

3.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

0

– 1.723

– 198

     
 

Diversen

146

143

29

29

29

29

 

Totaal

1.496

– 651

545

753

753

753

Ad 1. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van overlopende verplichtingen vanuit 2012 waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 2. Dit betreft de financiering van de extra gevraagde BOA-capaciteit voor de ruimte dossiers (zie ook artikel 13).

Ad 3. Dit betreft de bijdrage vanuit artikel Waterkwantiteit aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

11

Waterkwantiteit

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

470

470

470

470

470

470

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 420

– 440

– 470

– 470

– 470

– 470

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2014

50

30

0

0

0

0

Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

12

Waterkwaliteit

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

100.756

101.590

53.171

8.259

15.335

6.582

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

3.785

– 5.137

– 3.883

38

134

– 275

Nieuwe mutaties

– 25.345

– 10.895

– 1.654

38.108

26.208

34.784

Stand ontwerpbegroting 2014

79.196

85.558

47.634

46.405

41.677

41.091

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Naar EZ t.b.v. UO-IMT

– 34

         

2.

Van EZ t.b.v. SOVON-KRM

44

         

3.

Kasschuif naar aanleiding van aanpassingen in de programmering

 

– 10.618

– 1.319

7.468

4.468

 

4.

Ten behoeve van Kader Richtlijn water vanuit het DF

     

33.000

33.000

34.917

5.

Ten behoeve van de Sanering waterbodems

2.270

         

6.

Naar DF ten behoeve van Haringvliet/De Kier

– 27.575

– 2

– 35

– 7.221

– 133

 

Diversen

– 50

– 275

– 300

     
 

Totaal

– 25.345

– 10.895

– 1.654

38.108

26.208

34.784

Ad 1. Bijdrage IenM aan EZ t.b.v. UO-IMT (Stichting Uitvoeringsorganisatie Integrale Milieutaakstelling).

Ad 2. Bijdrage EZ aan het door IenM/RWS uitbestede onderzoek «Scenario's monitoring vogels KRM» door SOVON Vogelonderzoek Nederland.

Ad 3. De kasschuif betreft een bundeling van voornamelijk saneringsprojecten.

Ad 4. De programmaruimte op artikel 18.11 van het Infrastructuurfonds, Investeringsruimte, wordt overgeboekt naar de begroting van Hoofdstuk XII en betrokken bij het oplossen van de KRW-problemen. Een daarvoor benodigde kasschuif wordt aangebracht via het Deltafonds.

Ad 5. Voor de sanering waterbodems die op artikel 12 worden verantwoord vindt een overboeking uit het Deltafonds naar artikel 12 plaats.

Ad 6. De uitgaven voor project De Kier worden op het Deltafonds begroot en verantwoord.

Beleidsartikel 13: Ruimtelijke ontwikkeling
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

147.634

108.299

195.601

188.907

188.563

188.152

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 10.086

– 8.951

– 2.664

3.468

2.863

2.557

Nieuwe mutaties

– 5.693

6.631

3.924

– 103

1.376

– 624

Stand ontwerpbegroting 2014

131.855

105.979

196.861

192.272

192.802

190.085

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Stelselwijziging Omgevingsrecht

4.500

10.328

10.056

     

2.

Financiering BOA-capaciteit

– 1.050

– 929

– 724

– 724

– 724

– 724

3.

Kostenverhaal bodemsanering

1.559

         

4.

Terugbetaling van Duurzaamheid

10.400

         

5.

Overheveling nota ruimtebudget

       

2.000

 

6.

Project Sewerage Bonaire

1.644

         

7.

Decentralisatie meerjarige BIRK projecten

– 265

– 252

– 341

     

8.

Correctie verlaging ontvangsten

– 99

         

9.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 1.404

– 3.187

– 5.738

– 40

   

10.

Kadaster en Geonovum

526

526

526

526

100

100

11.

Grondverkoop Bommelerwaard

711

         

12.

Investeringsbudget Landelijk Gebied

– 22.176

         
 

Diversen

– 39

145

145

135

   
 

Totaal

– 5.693

6.631

3.924

– 103

1.376

– 624

Ad 1. Het betreft middelen voor de kosten van studie, implementatie en uitvoering van Eenvoudig Beter en de Digitale Agenda. Daarnaast betreft het kosten voor de ombouw van de huidige systemen WABO en RO online om deze efficiënter en beheersbaar te krijgen en geschikt te maken voor een verdere uitbouw ten behoeve de nieuwe Omgevingswet.

Ad 2. Dit betreft de dekking voor de gevraagde extra inzet BOA-capaciteit (8,7 fte'n) voor de Ruimte directies conform het met RWS afgesloten BOA-protocol 2013.

Ad 3. De mutatie betreft de inzet van de ontvangsten 2012, met betrekking het kostenverhaal bodemsanering, waarmee, conform de afspraak met Ministerie van Financiën, het uitgavenbudget 2013 mag worden opgehoogd.

Ad 4. Dit betreft de compensatie voor de bijdrage in 2011, ter dekking van de te betalen schadevergoeding m.b.t. Afval Terminal Moerdijk, vanuit de middelen Basisregistratie Grootschalige Topo (BGT tbv Kadaster).

Ad 5. Op basis van het besluit van de Minister van IenM wordt maximaal € 18 mln voor het project IJsselsprong Zuthpen gereserveerd. Hiervoor is van de bestaande reservering ad € 20 mln € 2 mln vanuit het Deltafonds toegevoegd aan het project Nota Ruimte alwaar de totale financiering vandaan is gekomen.

Ad 6. Gegeven de overgang van de voorbereidingsfase naar de uitvoeringsfase van het project Sewerage (rioolzuivering) in het kader van activiteiten voor Caribisch Nederland, wordt het restantbudget door desaldering overgedragen van ILT naar DGRW (zie ook Ad 1 ontvangsten).

Ad 7. Deze mutatie betreft de decentralisatie van het in 2012 van het ten onrechte ingehouden BTW-deel met betrekking tot meerjarige BIRK projecten aan het Provincie- en Gemeentefonds.

Ad 8. Het betreft een verlaging van de ontvangstenraming van de onderzoekskosten van rioolaansluitingen Bonaire (149k€). Daarnaast betreft het de ontvangst van de bijdrage van de Unie van Waterschappen aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ten behoeve van Policy Dialogue Water Governance (50k€).

Ad 9. Dit betreft de bijdrage vanuit Ruimtelijke Ontwikkeling aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Ad 10. Dit betreft bijdragen van RWS (PDOK) aan het Kadaster en Geonovum.

Ad 11. Het aandeel van de Dienst Landelijk Gebied in de opbrengst Verkoop Gronden Bommelwaard wordt ingezet voor de projecten BIRK.

Ad 12. Voor de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) worden budgetten vanuit IenM overgedragen aan EZ.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

934

934

934

934

934

934

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

969

         

Nieuwe mutaties

2.256

         

Stand ontwerpbegroting 2014

4.159

934

934

934

934

934

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Project Sewerage Bonaire

1.644

         

2.

Correctie verlaging ontvangsten

– 99

         

3.

Grondverkoop Bommelerwaar

711

         
 

Totaal

2.256

0

0

0

0

0

Ad 1. Overdracht van het restantbudget m.b.t. het project Sewerage (rioolzuivering).

Ad 2. Het betreft een verlaging van de ontvangstenraming van de onderzoekskosten van rioolaansluitingen Bonaire (149k€). Daarnaast betreft het de ontvangst van de bijdrage van de Unie van Waterschappen aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ten behoeve van Policy Dialogue Water Governance (50k€).

Ad 3. Ontvangsten hebben betrekking op het aandeel van de Dienst Landelijk Gebied in de opbrengst Verkoop Gronden Bommelwaard.

Beleidsartikel 14: Wegen en verkeersveiligheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

40.405

36.136

30.547

27.996

27.947

27.893

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 8

755

585

444

443

443

Nieuwe mutaties

– 3.320

– 3.772

966

4.825

4.825

– 155

Stand ontwerpbegroting 2014

37.077

33.119

32.098

33.265

33.215

28.181

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Kasritmecorrectie

– 1.938

– 2.682

2.409

2.211

   

2.

Overboeking van/naar Infrastructuurfonds

– 1.704

   

2.769

4.980

 

3.

Loonbijstelling 2013

37

37

30

30

30

30

4.

Desaldering t.b.v. Beter Benutten

129

         

5.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 343

– 1.127

– 1.473

– 20

   
 

Diversen

499

   

– 165

– 185

– 185

 

Totaal

– 3.320

– 3.772

966

4.825

4.825

– 155

Ad 1. De aanpassing van het kasritme van het budget voor opdrachten Beter Benutten is noodzakelijk in verband met de verlenging van de projectduur.

Ad 2. Dit betreft een overboeking tussen de begroting van Hoofdstuk XII en het Infrastructuurfonds ten behoeve van a) programmakosten van het project Beter Benutten als gevolg van de verlenging van de projectduur en b) de Elektronische publicatie Verkeersbesluiten (artikel 12 in het Infrastructuurfonds).

Ad 3. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 4. Deze desaldering betreft het aandeel van dit artikel in de afroming van het eigen vermogen van de ILT en wordt aangewend ten behoeve van het in stand houden van het projecttotaal van Beter Benutten.

Ad 5. Dit betreft de bijdrage vanuit artikel Wegen en verkeersveiligheid aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties

129

         

Stand ontwerpbegroting 2014

6.911

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Desaldering

129

         
 

Totaal

129

0

0

0

0

0

Ad 1. Deze desaldering betreft het aandeel van dit artikel in de afroming van het eigen vermogen van de ILT.

Beleidsartikel 15: Openbaar vervoer
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

15

Openbaar vervoer

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

8.316

8.122

7.362

7.247

7.241

7.238

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

528

– 670

– 719

– 873

– 901

– 766

Nieuwe mutaties

3.734

79

580

1.253

870

1.117

Stand ontwerpbegroting 2014

12.578

7.531

7.223

7.627

7.210

7.589

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1

Vertraging in de invoering van de Boordcomputer Taxi (BCT)

650

         

2

Vertraging NDOV

2.479

         

3

Overboeking van artikel Spoor t.b.v. Openbaar vervoer

145

251

802

882

479

726

 

Diversen

460

– 172

– 222

371

391

391

 

Totaal

3.734

79

580

1.253

870

1.117

Ad 1. Dit betreft een toevoeging uit de eindejaarsmarge voor de invoering van de Boordcomputer Taxi (BCT), die in 2012 is vertraagd.

Ad 2. In 2012 is vertraging opgetreden in de opzet van de Nationale Databank OV-gegevens. Voor de uitvoering daarvan nu wordt circa € 2,5 mln uit de eindejaarsmarge toebedeeld.

Ad 3. Uit begrotingsartikel 16 Spoor worden structureel gelden overgeboekt voor de definitieve invulling van de taakstelling topsectoren zodat de lopende programmering (met name OV-chipkaart) niet wordt gehinderd.

Beleidsartikel 16: Spoor
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

16

Spoor

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

38.049

25.106

15.096

5.868

5.865

5.862

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

298

151

137

136

136

136

Nieuwe mutaties

2.541

– 833

– 1.353

– 1.086

– 683

– 930

Stand ontwerpbegroting 2014

40.888

24.424

13.900

4.918

5.318

5.068

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

T.b.v. ERTMS railmap vanuit het IF

2.500

         

2.

Overboeking naar artikel 15 Openbaar vervoer

– 145

– 251

– 802

– 882

– 479

– 726

 

Diversen

186

– 582

– 531

– 204

– 204

– 204

 

Totaal

2.541

– 833

– 1.353

– 1.086

– 683

– 930

Ad 1. De uitgaven voor European Rail Traffic Management System (ERTMS) worden verantwoord ten laste van dit begrotingsartikel. Hiervoor is budget overgeboekt uit het Infrastructuurfonds.

Ad 2. Uit dit begrotingsartikel zijn structureel gelden overgeboekt naar begrotingsartikel 15 Openbaar vervoer voor de definitieve invulling van de taakstelling topsectoren zodat de lopende programmering (met name OV-chipkaart) niet wordt gehinderd.

Beleidsartikel 17: Luchtvaart
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

17

Luchtvaart

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

23.341

22.305

23.883

11.728

11.719

11.714

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

548

533

564

307

307

307

Nieuwe mutaties

5.473

11.453

– 741

8.793

4.616

– 35

Stand ontwerpbegroting 2014

29.362

34.291

23.706

20.828

16.642

11.986

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Eindejaarsmarge

2.794

         

2.

Bonaire fase 1 baanrenovatie

2.440

         

3.

Havermansgelden

460

465

440

445

445

445

4.

NLR huisvesting

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

4a.

NLR huisvesting vergoeding

 

644

644

644

644

644

5.

Artikeloverstijgende kasritmecorrecties

330

1.595

– 15.017

8.699

4.522

– 129

6.

Loonbijstelling 2013

1

1

1

5

5

5

7.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

 

9.548

14.191

     
 

Diversen

448

200

       
 

Totaal

5.473

11.453

– 741

8.793

4.616

– 35

Ad 1. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2012 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 2. In het kader van activiteiten voor Caribisch Nederland wordt het restantbudget van het project baanrenovatie fase 1 Bonaire overgedragen door de ILT aan het Directoraat Generaal Bereikbaarheid (DGB). Deze gelden worden aan de uitgaven toegevoegd. Hier worden de voorbereidingskosten van de uitvoering van de masterplannen mee bekostigd. Zie ook de toelichting bij ad 1 onder de ontvangsten.

Ad 3. De ramingen bij dit artikel worden bijgesteld met de Havermansgelden uit artikel 24 Handhaving en Toezicht ten behoeve van Aeronautical Information Publication (AIP) en het meetprogramma luchtvaart Caribisch Nederland.

Ad 4(a).Dit betreft de overboeking van € 1 mln structureel naar het Ministerie van EZ ten behoeve van de huisvesting van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Een deel van de vergoeding vanaf 2014 (ruim € 0,6 mln) stond sinds 2011 geparkeerd op artikel 99 Onvoorzien.

Ad 5. Dit betreft een artikeloverstijgende kasschuif om op meerdere artikelen budgetten in verschillende de jaren aan te sluiten met de uitgaven die op dat moment verwacht worden.

Ad 6. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 7. Het betreft hier de bijdrage aan de investeringen in luchthavens in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

17

Luchtvaart

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

42.751

44.851

28.111

6.628

25

25

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties

2.588

         

Stand ontwerpbegroting 2014

45.339

44.851

28.111

6.628

25

25

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Bonaire fase 1 baanrenovatie

2.440

         
 

Diversen

148

         
 

Totaal

2.588

0

0

0

0

0

Ad 1. In het kader van activiteiten voor Caribisch Nederland wordt het restantbudget van het project baanrenovatie fase 1 Bonaire overgedragen door de ILT aan het DGB. De overdracht vindt plaats door facturering. Zie ook de toelichting bij ad 2 onder de uitgaven.

Beleidsartikel 18: Scheepvaart en havens
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

6.464

5.428

4.711

4.708

4.702

4.701

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

426

196

94

90

89

89

Nieuwe mutaties

623

– 321

– 53

131

132

132

Stand ontwerpbegroting 2014

7.513

5.303

4.752

4.929

4.923

4.922

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Eindejaarsmarge

1.277

         

2.

Kasritmecorrectie

– 324

– 190

128

128

129

129

3.

Loonbijstelling 2013

3

3

3

3

3

3

4.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 333

– 134

– 184

     
 

Totaal

623

– 321

– 53

131

132

132

Ad 1. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2012 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 2. Ten behoeve van een nieuwe subsidieregeling voor het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB) wordt een correctie op kasritme aangebracht.

Ad 3. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 4. Dit betreft de bijdrage vanuit artikel Scheepvaart en havens aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

18

Scheepvaart en havens

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

97

         

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2014

97

0

0

0

0

0

Artikel 19: Klimaat
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

19

Klimaat

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

92.943

56.517

54.999

48.560

48.357

48.095

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

5.828

135

– 102

– 492

– 934

– 1.157

Nieuwe mutaties

– 2.136

2.770

– 770

1.623

1.127

1.127

Stand ontwerpbegroting 2014

96.635

59.422

54.127

49.691

48.550

48.065

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Kasschuif ProMT

 

1.000

       

2.

Ophoging uitvoeringsbudget MIP

 

600

600

1.000

1.000

1.000

3.

Van Geluidskaarten: dekking tekort bouw register Biobrandstoffen

 

1.577

       

4.

Interreg: budgetneutrale kasschuif

– 1.500

500

500

500

   

5.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 300

– 1.033

– 1.975

– 8

   

6.

Overboeking ProMT naar verkeersemmissies

– 500

         
 

Diversen

164

126

105

131

127

127

 

Totaal

– 2.136

2.770

– 770

1.623

1.127

1.127

Ad 1. Bij het Programma Milieu en Technologie (ProMT) zijn in 2012 middelen overgebleven die in 2014 worden bijgeboekt.

Ad 2. Het Milieu Innovatie Programma (MIP) budget wordt opgehoogd. Dit wordt gedaan om het voor de uitvoeringsbudget van de onderliggende fiscale regelingen (MIA/VAMIL en Groen Beleggen) op peil te houden.

Ad 3. Het financiële tekort in 2014 voor de bouw van het register Biobrandstoffen wordt gedekt uit de middelen voor Geluidskaarten (artikel 20).

Ad 4. Een gedeelte van de beschikbare Interreg middelen in 2013 wordt over latere jaren verdeeld.

Ad 5. Dit betreft de bijdrage vanuit artikel Klimaat aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Ad 6. Betreft overheveling van ProMT middelen naar verkeersemissies (op artikel 20).

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

19

Klimaat

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

120.000

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

Nieuwe mutaties

1.639

         

Stand ontwerpbegroting 2014

121.639

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Afroming eigen vermogen NEa

1.639

         
 

Totaal

1.639

0

0

0

0

0

Ad 1. Het eigen vermogen van de NEa vertoont een overschot dat wordt afgeroomd door het moederdepartement.

Artikel 20: Lucht en Geluid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

20

Lucht en geluid

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

78.823

48.480

44.360

36.975

33.448

33.433

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 880

5

– 14

232

232

232

Nieuwe mutaties

10.436

898

– 820

– 605

– 591

– 591

Stand ontwerpbegroting 2014

88.379

49.383

43.526

36.602

33.089

33.074

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Subsidies Euro-6

 

2.500

       

2.

Subsidies Euro-VI

6.650

2.650

1.000

     

3.

NSL

5.000

         

4.

Geluidskaarten naar artikel 21 (biobrandstoffen)

 

– 1.577

       

5.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 688

– 2.311

– 1.475

– 14

   

6.

Bijdrage MIP naar artikel 19

 

– 364

– 345

– 591

– 591

– 591

 

Diversen

– 526

         
 

Totaal

10.436

898

– 820

– 605

– 591

– 591

Ad 1. Bij de subsidieregeling voor stimulering van taxi’s en bestelbussen, die voldoen aan de schone Euro-6 norm) zijn in 2012 middelen overgebleven die in 2014 via de eindejaarsmarge worden bijgeboekt.

Ad 2. Bij de subsidieregeling voor stimulering van vrachtauto’s en bussen waarvan de uitlaatgassen voldoen aan de Euro-VI norm vinden diverse mutaties plaats die leiden tot de bovenstaande reeks. Een gedeelte bestaat uit opvragen van specifiek gereserveerde middelen uit het Infrastructuurfonds (€ 5 mln), een andere deel (€ 3,4 mln) komt uit de eindejaarsmarge en er is ook nog sprake van een interne herschikking binnen dit artikel (€ 1,9 mln).

Ad 3. Bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) worden middelen onder andere via de eindejaarsmarge en de prijsbijstelling bijgeboekt.

Ad 4. Het financiële tekort voor de bouw van het register Biobrandstoffen (artikel 19) wordt gedekt uit middelen voor Geluidskaarten.

Ad 5. Dit betreft de bijdrage vanuit artikel Lucht en Geluid aan de vastgestelde projecten in Caribisch Nederland op het gebied van onderhoud en renovatie luchthavens en de maritieme incidentenbestrijding.

Ad 6. Bijdrage aan de ophoging van middelen voor Milieu Innovatie Programma (MIP) op artikel 19.

Beleidsartikel 21: Duurzaamheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

21 Duurzaamheid

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

44.601

16.628

17.087

19.365

19.261

19.140

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 4.326

– 3.008

– 2.001

– 1.724

– 1.951

– 2.895

Nieuwe mutaties

– 29.741

– 90

– 327

174

– 1.254

– 310

Stand ontwerpbegroting 2014

10.534

13.530

14.759

17.815

16.056

15.935

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Vrijval Afvalfonds

– 25.021

         

2.

Programma ILG

– 4.489

         

3.

Diversen

– 231

– 90

– 327

174

– 1.254

– 310

 

Totaal

– 29.741

– 90

– 327

174

– 1.254

– 310

Ad 1. Aan het Afvalfonds is een toezegging gedaan van € 575 mln voor de aanpak van het verpakkingen- en zwerfafvaldossier. Door het Afvalfonds is aangegeven dat het totaal toegezegde bedrag niet volledig besteed zal worden. Dit houdt onder meer in dat een in de begroting 2013 geraamd bedrag van circa € 25 mln niet betaald hoeft te worden.

Ad 2. Bijdrage voor ILG programma van EZ inzake duurzaam ondernemen en duurzaam watergebruik.

Artikel 22: Externe Veiligheid en Risico’s
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

22

Externe veiligheid en risico's

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

17.233

18.185

41.730

69.847

69.793

69.727

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 858

– 65

– 65

– 305

– 81

863

Nieuwe mutaties

14.517

10.014

2.467

– 19.065

– 17.023

– 881

Stand ontwerpbegroting 2014

30.892

28.134

44.132

50.477

52.689

69.709

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Oplossen kasprobleem (aanvulling middelen + kas- en vp schuiven)

11.556

9.101

2.065

– 4.560

– 6.662

 

2.

NANoREG

4.762

2.369

2.369

500

   

3.

Bijdrage Asbest VolgSysteem (LAVS)

– 970

         

4.

Asbest tgv algemene IenM beeld

     

– 14.000

– 9.000

 

5.

Overdracht 8 fte en programmabudget naar artikel 97

     

– 675

– 708

– 741

6.

Investeringsprojecten Caribisch Nederland

– 210

– 946

– 1.647

– 13

   

7.

Bijdrage Luchtvaart (art. 17)

– 200

– 200

       
 

Diversen

– 421

– 310

– 320

– 317

– 653

– 140

 

Totaal

14.517

10.014

2.467

– 19.065

– 17.023

– 881

Ad 1. Op dit artikel worden de beschikbare middelen met name bij 2013 aangevuld om te kunnen voldoen aan lopende verplichtingen. De middelen zijn voortgekomen uit een IenM brede herschikking. Ook worden in dit kader middelen uit latere jaren naar voren gehaald.

Ad 2 Ten behoeve van het EU-project NANoREG (A common European approach to the regulatory testing of nanomaterials) worden uitgaven gedaan aan 60 contractpartners. De uitvoering van dit project is ondergebracht bij het projectbureau NANoREG. Het RIVM ondersteunt en faciliteert hierbij. Deze uitgaven worden mogelijk gemaakt door een ontvangst van de Europese Unie.

Ad 3. Naar artikel 98 wordt een ICT bijdrage overgeboekt ten behoeve van de regie op het beheer en onderhoud voor het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS).

Ad 4. Een gedeelte van de middelen voor asbest wordt IenM breed ingezet om de begroting sluitend te maken.

Ad 5. Betreft een nadere aanvulling van de taakstelling op uitvoeringsorganisaties.

Ad 6. Betreft overheveling van middelen ten behoeve van Caribisch Nederland/investeringsprojecten luchtvaart en maritiem (naar artikel 17 en 26).

Ad 7. Voor de versterking van het externe veiligheidsbeleid Luchtvaart worden middelen naar artikel 17 overgeheveld.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

22

Externe veiligheid en risico's

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

450

         

Nieuwe mutaties

15.337

2.369

2.369

500

   

Stand ontwerpbegroting 2014

15.787

2.369

2.369

500

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

EU-project NANoREG

4.762

2.369

2.369

500

   

2.

Ontvangst van ILT

10.575

         
 

Totaal

15.337

2.369

2.369

500

0

0

Ad 1. IenM heeft de coördinatie van het EU-project NANoREG (A common European approach to the regulatory testing of nanomaterials) uit het zevende kaderprogramma (FP7) voor onderzoek van de Europese Commissie op zich genomen. Daarvoor ontvangt I&M in de jaren 2013 tot en met 2016 in totaal € 10 mln.

Ad 2. Vanuit de ILT worden middelen gestort op artikel 22. De ontvangsten worden ingezet om de beschikbare middelen voor 2013 aan te vullen. Zie ook toelichting ad 1 bij de uitgaven.

Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

46.310

51.700

45.294

43.606

43.425

43.261

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 4.337

– 5.803

– 5.890

– 6.166

– 6.425

– 6.683

Nieuwe mutaties

805

– 11.971

28

4.028

8.028

28

Stand ontwerpbegroting 2014

42.778

33.926

39.432

41.468

45.028

36.606

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Loonbijstelling

28

27

26

26

26

26

2.

Kasschuif Eumetsat

 

– 12.000

 

4.000

8.000

 
 

Diversen

777

2

2

2

2

2

 

Totaal

805

– 11.971

28

4.028

8.028

28

Ad 1. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 2. Door vertraging in de uitvoering bij EUMETSAT zijn de beschikbare bedragen pas later nodig.

Beleidsartikel 24: Handhaving en Toezicht
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

24

Handhaving en toezicht

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

136.654

131.188

128.442

127.548

126.205

125.530

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 1.337

– 1.976

– 2.017

– 3.681

– 5.348

– 6.938

Nieuwe mutaties

418

347

321

303

290

276

Stand ontwerpbegroting 2014

135.735

129.559

126.746

124.170

121.147

118.868

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Loonbijstelling

154

147

144

143

142

141

2

Burgerbrieven BZK

– 786

– 786

– 786

– 786

– 786

– 786

3.

Overboeking Havermansgelden

– 460

– 465

– 440

– 445

– 445

– 445

4.

Diversen

1.510

1.451

1.403

1.391

1.379

1.366

 

Totaal

418

347

321

303

290

276

Ad 1. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 2. Deze mutatie betreft een overboeking naar het Ministerie van BZK voor de afhandeling van burgerbrieven.

Ad 3. Deze mutatie betreft de overboeking van Havermansgelden naar het beleidsverantwoordelijke directoraal-generaal Bereikbaarheid.

Ad 4. Deze mutatie betreft onder meer een overboeking van personeelsbudget van ILT naar andere onderdelen van IenM (artikel 98) en compensatie voor het in rekening brengen van integrale kostprijzen voor kantoorautomatisering door IenM.

Beleidsartikel 25: Brede Doeluitkering
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

25

Brede Doeluitkering

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.795.605

1.746.573

1.710.174

1.729.220

1.736.774

1.723.249

Nota van wijziging

75.000

         

1e suppletore wet 2013

168.146

67.468

66.854

67.041

67.116

66.983

Nieuwe mutaties

9.572

5.148

2.202

8.226

2.237

2.219

Stand ontwerpbegroting 2014

2.048.323

1.819.189

1.779.230

1.804.487

1.806.127

1.792.451

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1

Van IF-13: Roodeschool

 

2.900

       

2

Forfaitaire index 2103

7.262

         

3

Loonbijstelling 2013

2.310

2.248

2.202

2.226

2.237

2.219

4

Van IF-13: Grensoverschr.vv.

     

6.000

   
 

Totaal

9.572

5.148

2.202

8.226

2.237

2.219

Ad 1. Vanuit artikel 13 Spoorwegen in het Infrastructuurfonds vindt een overboeking plaats naar de BDU voor de verlenging van de Spoorlijn van Roodeschool naar Eemshaven (€ 2,9 mln).

Ad 2. De BDU voor het jaar 2013 is in december 2012 vastgesteld. Daarin is overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze een forfaitaire index opgenomen. Vanuit artikel 14 Regionale en lokale Infrastructuur in het Infrastructuurfonds wordt dekking geboden voor het niet uitkeren van de prijsindex.

Ad 3. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 4. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 13 Spoorwegen in het Infrastructuurfonds naar BDU Gelderland voor de bijdrage in het project Arnhem-Emmerich-Dusseldorf. Dit in het kader van grensoverschrijdend spoorvervoer.

Beleidsartikel 26: Bijdragen aan de investeringsfondsen
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

26

Bijdr. aan investeringsfondsen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

6.761.720

7.670.509

6.700.232

7.064.160

6.979.119

6.614.663

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 7.211

– 59.929

– 79.987

– 89.873

– 124.998

– 146.388

Nieuwe mutaties

– 60.406

– 158.253

– 193.492

– 504.103

74.852

– 10.942

Stand ontwerpbegroting 2014

6.694.103

7.452.327

6.426.753

6.470.184

6.928.973

6.457.333

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

26.01 IF

           

1

Overdracht fte's HBJZ naar RWS

315

315

315

315

315

315

2

1% regeling Arbeidsmarkt

285

         

3

subsidieregeling Euro-VI

– 5.000

         

4

Roadmap ERTMS

– 2.500

         

5

Projectdirectie BB

804

 

– 200

– 3.269

– 5.480

 

6

0,5 fte naar PPS kennispool

52

52

52

52

52

52

7

BDU: Roodeschool

 

– 2.900

       

9

Forfataire dekking BDU

 

– 2.500

 

– 4.762

   

10

KRW

       

– 3.725

– 8.065

11

Decentralisatie uitkering Binnenhavens

– 5.000

         

12

Loonbijstelling 2013

1.804

1.591

1.555

1.387

1.514

1.481

13

Depotruimte Nationaal Archief

– 139

– 173

– 173

– 173

– 173

– 173

14

Van EZ: opdrachtverstrekking Deltares

121

         

15

Omzetting DBFM: N33 en A1/A6/A9

– 72.943

– 121.692

– 159.783

– 425.728

137.326

57.122

16

Middelenafspraak

 

– 35.700

– 35.700

– 35.700

– 35.700

– 35.700

17

BDU: Grensoverschr.vv.

     

– 6.000

   

18

Bijdrage RWS aan Kadaster en Geonovum

– 284

– 284

– 284

– 284

   

19

CN/BES: Maritieme incidentenorganisatie

3.380

2.440

105

100

   

20

Transitie ARBO taken van SSO/HRM naar RWS

415

535

535

535

535

535

21

Campagne van A naar Beter.

125

         

22

Bijdrage RWS aan opdracht Geonovum 2013

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

23

Naar BZK: Elektronische publ. Verkeersbesluiten

– 32

– 32

– 32

– 32

– 32

– 32

24

Van HXII-14: Elektronische publ. Verkeersbesluiten

900

         

25

Van EZ: SPA Deltares

300

         

26

Index 2013

189

163

156

159

161

161

               

26.02 DF

           

1

Loonbijstelling 2013

212

200

190

185

183

190

2

Deltaris

30

         

3

Sanering waterbodems

– 2.270

         

4

Zutphen

       

– 2.000

 

5

KRW

     

– 33.000

– 29.275

– 26.852

6

Staf Deltacommissaris

– 64

135

135

152

152

152

7

Indexering 2013

– 189

– 163

– 156

– 159

– 161

– 161

8

Overboeking naar provinciefonds

– 8.250

         

9

Haringvliet de Kier

27.575

2

35

2.361

11.260

133

10

Bijdrage DF aan Kadaster en Geonovum

– 142

– 142

– 142

– 142

   
               
 

Totaal

– 60.406

– 158.253

– 193.492

– 504.103

74.852

– 10.942

26.01 IF

Ad 1. Dit betreft een overboeking naar Infrastructuurfonds (IF) artikel 18 voor de overdracht 3,9 fte van HBJZ naar RWS (€ 0,3 mln).

Ad 2. Dit betreft een vergoeding uit IF artikel 18 aan RWS voor de 1% regeling voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt (€ 0,3 mln).

Ad 3. Vanuit IF artikel 12 wordt een bedrag van € 5 mln overgeheveld in het kader van de Subsidieregeling Euro-VI (schone motoren vrachtwagens en bussen) voor 2013. De uitvoering van deze regeling wordt verantwoord op de Begroting hoofdstuk XII, artikel 20.

Ad 4. Dit betreft een overboeking vanuit IF artikel 13 voor de financiering van het onderzoek Roadmap ERTMS (€ 2,5 mln).

Ad 5. Vanuit IF artikel 12 Beter Benutten vindt een overboeking plaats naar de Begroting hoofdstuk XII voor programmakosten en externe inhuur als gevolg van het verlengen van de projectduur (totaal € 1,2 mln). Tevens worden in 2012 onbesteed gebleven gelden voor Beter Benutten (BB) teruggeboekt naar IF artikel12 voor het in standhouden van het projecttotaal BB (€ 0,8 mln).

Ad 6. Dit betreft een overboeking van 0,5 fte naar RWS/PPS/DBFM (€ 0,1 mln).

Ad 7. Dit betreft een overboeking vanuit IF artikel 13 naar de BDU voor de verlenging van de spoorlijn van Roodeschool naar Eemshaven (€ 2,9 mln).

Ad 8. Op IF artikel 18 overige uitgaven worden kosten begroot die niet aan de netwerken zijn toe te delen. De uitgaven zijn prijsgevoelig en voor een substantieel deel vastgelegd in juridisch bindende contracten. Dit betreft het aandeel van het Deltafonds in de financiering.

Ad 9. De BDU voor het jaar 2013 is in december 2012 vastgesteld. Daarin is overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze een forfaitaire index opgenomen. Vanuit IF artikel 14 Reglok wordt dekking geboden voor het niet uitkeren van de prijsindex.

Ad 10. De resterende programmaruimte op IF artikel 18 (€ 100 mln) wordt overgeboekt naar de Begroting hoofdstuk XII en betrokken bij het oplossen van de KRW-problemen.

Ad 11. Via de decentralisatie-uitkering Binnenhavens (IF artikel 15) ontvangt de gemeente Waalwijk € 4,6 mln (excl. BTW). Deze gemeente kan de eventueel betaalde BTW terugvorderen via het BTW-compensatiefonds.

Ad 12. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 13. Dit betreft een overboeking van € 0,1 mln voor depotruimte Nationaal Archief.

Ad 14. Dit betreft de bijdrage van EZ in de opdrachtverstrekking aan Deltares voor verschillende RCR-projecten (€ 0,1 mln).

Ad 15. Dit betreft de omzetting van de reeksen A1/A6 SAA en N33 Assen-Zuidbroek.

Ad 16. De inkomsten die voorheen taakstellend in de begroting stonden t.b.v. RVOB, worden overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop RWS het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. Extra opbrengsten die IenM (RWS) weet te realiseren bovenop dit bedrag kunnen door IenM (RWS) ingezet worden. De middelenoverboeking van RVOB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 35,7 mln per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij opbrengst derden in de staat van baten en lasten en is als volgt opgebouwd: € 19,5 mln structurele ontvangsten uit de pacht van «benzinestations, € 11,5 mln structurele ontvangsten uit de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en € 4,7 mln structurele ontvangsten uit incidentele verkoop van RWS areaal. De bijdrage van de Begroting hoofdstuk XII aan het IF alsmede de reeks «Bijdrage aan agentschappen» «overige netwerkoverstijgende kosten» op IF artikel 18.08 worden overeenkomstig verlaagd met € 35,7 mln.

Ad 17. Dit betreft een overboeking vanuit IF artikel 13 naar BDU Gelderland voor de bijdrage in het project Arnhem-Emmerich-Dusseldorf in het kader van grensoverschrijdend spoorvervoer.

Ad 18. Dit betreft een bijdrage van RWS aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln p/jr). De bijdrage is afkomstig vanuit de IF artikelen 12, 15 en 18.

Ad 19. Het gaat om een bijdrage vanuit IF artikel 15 voor Caribisch Nederland/BES voor investeringen in een Maritieme incidentenorganisatie (totaal € 6 mln).

Ad 20. Deze overboeking met artikel IF artikel 18 heeft betrekking op de overdracht van het personeel belast met de ARBO-taken van SSO/HRM naar RWS (€ 0,5 mln structureel).

Ad 21. Een overboeking van DCO naar RWS (IF artikel 18) voor de campagne van A naar Beter (€ 0,1 mln).

Ad 22. Het gaat om een opdracht van RWS aan Geonovum (€ 0,1 mln) vanuit IF artikel 18.

Ad23/24. Enerzijds betreft het een overboeking vanuit artikel IF artikel 12 naar BZK voor de electronische publicatie van verkeersbesluiten (€ 0,1 mln). Anderzijds gaat om een overboeking vanuit de Begroting hoofdstuk XII (€ 0,9 mln) in dit kader.

Ad 25. Deze overboeking van EZ naar artikel IF artikel 18 is bestemd voor aanvullende opdracht aan SPA Deltares voor verschillende RCR projecten (€ 0,3 mln).

Ad 26. Hiervoor wordt verwezen naar het gestelde onder 7. bij 26.02.

26.02 DF

Ad 1. Dit is het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 2. Deze mutatie betreft de bijdrage ad € 0,03 mln van de directie Kennis, innovatie en strategie, waarvan de beschikbare middelen op hoofdstuk staan geraamd, aan Deltaris welke op het Deltafonds wordt verantwoord ten behoeve van een interviewronde Kennisinfrastrastuctuur.

Ad 3. Ten gunste van het Deltafonds is een bedrag van € 2,2 mln ontvangen ten behoeve van het saneringsprogramma waterbodems. Dit programma wordt op de Begroting hoofdstuk XII verantwoord. Met deze mutatie worden deze middelen alsnog ten gunste van gebracht van het saneringsprogramma op de Begroting hoofdstuk XII.

Ad 4. Doordat voor het project IJsselsprong Zutphen de bijdrage IenM vastgesteld is op € 18 mln, kan een bedrag van € 2 mln geretourneerd worden aan de beschikbare middelen Nota Ruimte op de Begroting hoofdstuk XII.

Ad 5. Met deze mutatie wordt het kasritmeverschil tussen de financieringsbehoefte van de KaderRichtlijn Water en de financiering gefaciliteerd.

Ad 6. In verband met de uitbreiding van de bezetting van de staf Deltacommissaris met 2 fte, wordt een bedrag van € 0,2 mln per jaar overgeboekt vanuit artikel 98 Apparaatuitgaven kerndepartement op de Begroting hoofdstuk XII. Dit is binnen de apparaatuitgaven IenM een budgettair neutrale boeking. Daarnaast wordt onder invloed van Het Nieuwe Werken vanaf 2013 de kantoorautomatisering gecentraliseerd. Het aandeel in kantoorautomatisering bij de verschillende afnemers wordt overgeboekt naar de Begroting hoofdstuk XII artikel 98 Apparaatuitgaven kerndepartement alwaar het centraal beheerd wordt.

Ad 7. Deze mutatie betreft het ten laste van de investeringsruimte indexeren van het onderliggende programma naar prijspeil 2013. Specifiek betreft dit de indexatie van het aan het Deltafonds gerelateerde deel van artikel 18 «Overige uitgaven» van het Infrastructuurfonds.

Ad 8. Deze mutatie betreft de overboeking van de bijdrage van IenM aan de provincie Limburg voor de proceskosten van respectievelijk de verkenningsfase en planuitwerkingsfase van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.

Ad 9. De middelen uit de begroting Hoofdstuk XII met betrekking tot het project Haringvliet de Kier (waterkwaliteit, incl. KRW) worden overgeboekt naar het Deltafonds, zodat uitvoering van dit integrale project, waarvan het zwaartepunt bij zoetwater ligt, uit één bron kan plaatsvinden.

Ad 10. Deze mutatie betreft een bijdrage ten laste van het Deltafonds ad € 0,568 mln aan het Kadaster en Geonovum welke verantwoord wordt op artikel 13.02.06 van de begroting Hoofdstuk XII.

Niet-beleidsartikel 97: Algemeen departement
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

97

Algemeen departement

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

23.429

22.887

20.886

20.862

20.850

20.841

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

375

130

130

130

130

130

Nieuwe mutaties

7.349

4.189

3.960

4.341

4.326

4.441

Stand ontwerpbegroting 2014

31.153

27.206

24.976

25.333

25.306

25.412

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Eindejaarsmarge

1.050

         

2.

Onderzoeken PBL (ontvangsten)

3.600

2.000

1.500

1.500

1.500

1.500

2a.

Onderzoeken PBL (Verantwoord Begroten)

2.303

2.089

2.354

2.055

2.000

2.000

 

Diversen

396

100

106

786

826

941

Totaal

7.349

4.189

3.960

4.341

4.326

4.441

Ad 1. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2012 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 2. Dit betreft het verhogen van het budget voor PBL-onderzoeken als gevolg van bijdragen van derden.

Ad 2a. Dit betreft het conform Verantwoord Begroten boeken van onderzoeksbudgetten van PBL (deze waren tot begroting 2013 begroot op artikel 98 Apparaat Kerndepartement).

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

97

Algemeen departement

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.685

2.685

2.685

2.685

2.685

2.685

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties

3.600

1.188

688

688

688

688

Stand ontwerpbegroting 2014

6.285

3.873

3.373

3.373

3.373

3.373

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Onderzoeken PBL

3.600

2.000

1.500

1.500

1.500

1.500

2.

Regeringsvliegtuig

 

– 812

– 812

– 812

– 812

– 812

 

Totaal

3.600

1.188

688

688

688

688

Ad 1. Dit betreft uitgaven die door het PBL worden ontvangen om onderzoeken uit te voeren.

Ad 2. De begrote ontvangstenreeks wordt verlaagd in verband met een begrotingsbijdrage van andere departementen. De wijze waarop de administratie tot nu toe werd gevoerd, leidde tot een administratieve last, waar – in het kader van de vereenvoudiging van de bedrijfsvoering rijksdienst – nu verandering in wordt gebracht door het onderling versturen van facturen te verminderen. Deze financiële aanpak leidt tot verwachting tot een meer bedrijfseconomisch verantwoord gebruik van het regeringsvliegtuig.

Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

350.087

324.434

307.662

322.108

304.073

301.309

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

9.217

5.582

5.721

– 9.576

– 35.368

– 31.760

Nieuwe mutaties

2.457

– 10.316

– 10.206

– 9.693

– 9.718

– 10.246

Stand ontwerpbegroting 2014

361.761

319.700

303.177

302.839

258.987

259.303

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Onderzoeken PBL

– 2.303

– 2.089

– 2.354

– 2.055

– 2.000

– 2.000

2.

Saldo organisatorische wijzigingen Bestuurskerne en Agentschappen van IenM

– 1.727

– 1.059

– 905

– 901

– 897

– 894

3.

ICT budget terug naar SZW

– 5.697

– 5.697

– 5.697

– 5.697

– 5.697

– 5.697

4.

Naar andere Ministeries

– 724

– 160

– 160

– 234

– 329

– 366

5.

Beheerkosten SAP agv nieuwe aanbesteding

2.500

         

6.

Ontwikkelkosten Landelijk AsbestVolgSysteem

1.402

         

7.

Bijdrage diensten aan centrale ICT kosten

10.671

         

8.

Centralisatie kantoorautomatisering

– 1.498

– 1.452

– 1.410

– 1.419

– 1.411

– 1.401

9.

Loon- en prijsbijstelling 2013

167

141

120

113

116

112

10.

Beter Benutten

   

200

500

500

 

11.

Dekking tekort art 99

– 334

         
 

Totaal

2.457

– 10.316

– 10.206

– 9.693

– 9.718

– 10.246

Ad 1. Dit betreft het conform Verantwoord Begroten boeken van onderzoeksbudgetten van PBL op artikel 97 Algemeen (deze waren tot begroting 2013 begroot op artikel 98 Apparaat Kerndepartement).

Ad 2. Binnen de organisatie IenM zijn meer medewerkers van het kerndepartement overgestapt naar functies van de agentschappen van IenM dan het omgekeerde. Dit is zichtbaar bij deze afboeking.

Ad 3. In verband met de overdracht van ICT naar BZK worden de middelen die door SZW in 2009 naar IenM waren overgeboekt teruggeboekt.

Ad 4. Dit betreft overboekingen naar andere Ministeries naar aanleiding van organisatorische afspraken.

Ad 5. Voor de nieuwe aanbesteding van SAP beheerkosten worden eenmalig extra uitgaven gedaan.

Ad 6. Ten behoeve van de ontwikkeling van het Landelijk AsbestVolgSysteem (LAVS) worden programmagelden overgeheveld.

Ad 7. Diensten dragen bij aan de beheerkosten SAP, dienstverlening aan programma's, upgradeprogrammatuur en kosten voor het Nieuwe Werken.

Ad 8. Onder invloed van Het Nieuwe Werken wordt vanaf 2013 de Kantoorautomatisering gecentraliseerd. Het aandeel van een aantal externe afnemers dat reeds op artikel 98 stond wordt overgeboekt naar die externe afnemers. Die worden jaarlijks via een factuur belast voor de door hen gevraagde bijdrage aan Kantoorautomatisering. Het betreft bijdragen aan ILT, NEA en KNMI.

Ad 9. Dit betreft de toevoeging van de loon- en prijsbijselling op artikel 98 Apparaat van de Bestuurskern.

Ad 10. In het nieuwe regeerakkoord is afgesproken dat het programma Beter Benutten wordt voortgezet voor een periode van 3 jaar. Om tot een sluitende begroting op de begroting Hoofdstuk XII voor de totale projectduur te komen is een overboeking uit het IF Benutting nodig (project wordt vanuit IF gevoed). Deze middelen zijn nodig voor vraagbeïnvloeding, monitoring en evaluatie, communicatie, ITS, regiocoördinatoren, onderzoek, materieel en inhuur.

Ad 11. Bij de herprioritering van problematiek bij de begrotingsbesluitvorming t.b.v. de ontwerpbegroting 2014 is een tijdelijk tekort van € 0,334 mln op artikel 99 ontstaan. Hiervoor wordt een deel van het beschikbare budget op artikel 98 ingezet. Dit is mogelijk doordat op artikel 98 de taakstelling sneller dan voorzien kan worden ingevuld.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

98

Apparaat van de Bestuurskern

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties

13.260

         

Stand ontwerpbegroting 2014

15.694

2.434

2.434

2.434

2.434

2.434

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Beheerskosten SAP

2.500

         

2.

Bijdrage diensten aan centrale ICT kosten

10.671

         

3.

Diversen

89

         
 

Totaal

13.260

0

0

0

0

0

Ad 1. Van de diensten wordt een eenmalige bijdrage ontvangen voor extra uitgaven als gevolg van de nieuwe aanbesteding van SAP beheerkosten.

Ad 2. Diensten dragen bij aan de beheerkosten SAP, dienstverlening aan programma's, upgrade programmatuur en kosten voor het Nieuwe Werken.

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)

99

Nominaal en onvoorzien

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

157.181

164.847

152.843

166.203

153.290

157.157

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 142.986

– 155.757

– 137.984

– 157.069

– 147.721

– 147.900

Nieuwe mutaties

– 14.195

– 23.633

– 23.487

– 23.761

– 24.898

– 22.719

Stand ontwerpbegroting 2014

0

– 14.543

– 8.628

– 14.627

– 19.329

– 13.462

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Bijdrage IenM bezuiniging collectieve sector

 

– 18.300

– 18.300

– 18.300

– 18.300

– 18.300

2.

Eindejaarsmarge

– 9.514

         

3.

NLR

 

– 644

– 644

– 644

– 644

– 644

4.

Topinkomens

     

– 427

– 427

– 427

5.

Loonbijstelling 2013

– 5.050

– 4.689

– 4.543

– 4.390

– 4.527

– 4.478

6.

Financiering kottervisserij

       

– 1.000

1.000

7.

Prijsbijstelling

         

130

8.

Dekking tekort art 98

334

         
 

Diverse

35

         
 

Totaal

– 14.195

– 23.633

– 23.487

– 23.761

– 24.898

– 22.719

Ad 1. IenM draagt vanaf 2014 structureel € 18,3 miljoen bij aan de bezuiniging op de collectieve sector uit het maatregelpakket van € 6 miljard waartoe in augustus 2013 is besloten. Voorlopig is deze korting van de IenM begroting op artikel 99 Nominaal en onvoorzien verwerkt. Bij Voorjaarsnota 2014 zal deze korting op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII en de productartikelen van de fondsen worden verwerkt.

Ad 2. Bij Voorjaarsnota 2013 is de eindejaarsmarge (1% regeling) geparkeerd op dit artikel. Thans vindt er een verdeling plaats binnen de Begroting hoofdstuk XII, rekening houdende met de overboeking van € 15,0 mln naar de begroting van het Ministerie van Economische zaken voor de extra bijdrage in het kader van ESA-ruimtevaartprogramma's. De overboeking naar EZ is in de Voorjaarsnota 2013 opgenomen.

Ad 3. Op artikel 17 (Luchtvaart) vindt vanaf 2013 een overboeking plaats naar de begroting van Economische Zaken voor de huisvestingskosten Nationaal Lucht-en Ruimtevaartlaboratorium. Vanaf 2014 ontstaat er door de overboeking op artikel 17 een tekort van € 0,644 mln. Compensatie voor het tekort vindt plaats uit dit artikel.

Ad 4. In het regeerakkoord is vanaf 2016 een taakstellende besparing ad € 10,0 mln opgenomen vanwege de verlaging van de topinkomens in de publieke sector. Het aandeel van IenM hierin is € 0,427 mln.

Ad 5. Het betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota 2013 aan de begroting van IenM toegevoegde loonbijstelling 2013. De bijstelling is voor de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 6. Met het Ministerie van Economische Zaken is in voorgaande jaren een afspraak gemaakt over de financiering van de sanering kotervisserij in de Noordzee.

Ad 7. Het betreft de prijsbijstelling uit de Aanvullende Post. De bedragen over de jaren 2013 tot en met 2017 zijn in de Voorjaarsnota 2013 opgenomen.

Ad 8. Bij de herprioritering van problematiek bij de begrotingsbesluitvorming ten behoeve van de ontwerpbegroting 2014 is een tijdelijk tekort van € 0,334 mln op artikel 99 ontstaan. Hiervoor wordt een deel van het beschikbare budget op artikel 98, Apparaatuitgaven van het kerndepartement, ingezet. Dit is mogelijk doordat op artikel 98 de taakstelling sneller dan voorzien kan worden ingevuld.

4.5 Bijlage Subsidies

Subsidies (bedragen X 1.000 euro)

Begrotingsartikel

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal verleningen 2012

Laatste evaluatie (jaartal, met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling) (jaartal)

Artikel 11 Waterkwantiteit

                   
 

Kadastrale bijdrage Waterschappen

514

0

0

0

0

0

0

2010

n.v.t.

2013

 

DHV: cofinanciering promotieonderzoek Y. Deelstra

21

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Waterschap Brabantse Delta: cofinanciering promotieonderzoek L. Santbergen

30

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting Rioned: project Kenniscoaches

212

212

0

0

219

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

Stichting Henry Hudson: H209 congres

100

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Waterschapshuis

10

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: HGIS Partners voor Water deel 3

13.499

10.500

9.506

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: HGIS Partners voor Water deel 4

0

0

0

8.886

8.886

8.886

0

n.v.t.

n.v.t.

2021

 

Totaal artikel 11

14.386

10.712

9.506

8.886

9.105

8.886

       

Artikel 12 Waterkwaliteit

                     
 

Stichting de Noordzee: programma op weg naar gezonde zee

11

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA): Van Iersel Drainage

69

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting Kennis voor Klimaat (KvK): thema Zoetwatervoorziening

0

36

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Wageningen Universiteit IMARES: onderzoeksprogramma MEECE

25

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Wageningen Universiteit IMARES: onderzoeksprogramma MESMA

66

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Totaal artikel 12

171

36

0

0

0

0

       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                   
 

Programma Ruimtelijke Ontwikkeling

350

250

250

250

0

0

7

n.v.t.

n.v.t.

2016

 

Subsidies Architectuur AAARO 2013–2016: Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en Stichting Architectuur Lokaal

3.026

616

3.036

616

0

0

3

2012

n.v.t.

2016

 

EO Wijers Stichting: prijsvraag 2013–2015

20

20

20

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Duurzame dynamiek in de delta

660

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Klimaatbuffers

1.940

500

100

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Subsidie Regionaal College Waddengebied

101

60

60

60

60

60

1

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Subsidies Basisregistraties

5.400

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Besluit financiële bepalingen bodemsanering: Bedrijvenregeling bodemsanering

6.400

6.400

10.000

10.000

10.000

10.000

33

n.v.t.

2016

2023

 

Stichting Bodemsanering NS (SBNS): bodemsanering NS-terreinen

4.538

4.538

4.538

0

0

0

0

n.v.t.

2013

2015

 

Commissie voor de Milieueffectrapportage (MER)

6.059

2.000

2.000

2.000

2.000

0

2

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB): programma 2010–2014

1.400

1.400

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Staatsbosbeheer: bodemsanering Staatsbos

2.200

2.200

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Totaal artikel 13

32.094

17.984

20.004

12.926

12.060

10.060

       

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

                   

14.01.02 – netwerk

Subsidie Slim Werken Slim Rezien (Beter Benutten)

120

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Het nieuwe rijden 3e fase

103

13

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2014

 

Innovatieve biobrandstoffen (IBB)

118

0

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Tankstations + alternatieve brandstoffen

195

0

778

20

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2016

 

Stichting Carbon Light Mobility (CLIM): Stille klimaatcoalitie

87

0

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

MJA's OV rail en weg

194

13

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2014

 

Instituut voor Duurzame Mobiliteit: Het nieuwe rijden

0

0

797

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Stichting VERN: Project Imago chauffeur Eigen Rijder

119

0

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Startsubsidie ontwikkeling Kennisbank

40

0

0

0

0

0

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Diverse incidentele subsidies

75

5

16

5

0

0

 

n.v.t.

n.v.t.

1

 

Transport en Logistiek Nederland (TLN): Papierloos Wegtransport

229

74

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

14.02.02 – veiligheid

Subsidie CBR2

3.165

2.449

25

25

0

0

3

n.v.t.

n.v.t

20162

 

Subsidie VVN

3.749

3.645

3.651

3.651

3.651

3.651

1

2010

2013

2013

 

Subsidie SWOV

3.999

3.904

3.949

3.949

3.949

3.949

3

2010

2013

2013

 

Subsidie Team Alert

958

756

756

756

756

756

3

n.v.t.

2014

2014

 

Subsidie incidentele doelgroepen

504

504

504

504

504

504

0

n.v.t.

n.v.t.

20161

 

Subsidies veiligheid kleine som

1.024

1.950

1.653

1.653

1.653

1.653

1

n.v.t.

n.v.t.

20131

 

Totaal artikel 14

14.679

13.313

12.129

10.563

10.513

10.513

       

Artikel 15 Openbaar vervoer

                   
 

Subsidie sociale veiligheid openbaar vervoer

518

562

611

488

488

488

2

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidie regionale openbaar vervoer systemen/geschillencommissie taxi

161

150

150

0

0

0

2

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Subsidieregeling Fietsersbond 2013

897

572

572

572

572

572

1

n.v.t.

2016

2016

 

Totaal artikel 15

1.576

1.284

1.333

1.060

1.060

1.060

       

Artikel 16 Spoor

                   
 

Subsidie Contractsector/Bijzondere spoordiensten

23.045

10.019

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Subsidie Actieplan groei op het spoor

16.691

2.346

0

0

0

0

3

2014

 

Subsidie CLU+ op HSL-BR (Complete Lijnuitschakeling + op hogesnelheidslijn en Betuweroute)

2.170

2.170

2.170

2.170

2.170

2.170

8

n.v.t.

2014

zie toelichting

 

Stichting Bodemsanering NS: bodemsanering NS percelen

9.076

9.076

9.076

0

0

0

0

2009

2015

2015

 

Subsidies overig, w.o. ROVER en Expertnetwerk veiligheid spoorvervoer

131

100

100

100

100

100

3

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

Totaal artikel 16

51.113

23.711

11.346

2.270

2.270

2.270

       

Artikel 17 Luchtvaart

                   
 

Joint Aviation Authorities/European Aviation Safety Training Organisation (JAA/EASTO): Bijdrage aaan het trainingscentrum

100

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Commissie Regionaal Overleg Schiphol (CROS)

261

262

263

262

262

262

1

2009

2013

zie toelichting

 

Overige commisies regionaal overleg

0

140

140

140

140

140

0

PM

 

Subsidieregeling KDC 2013–2017 (Bijdrage Knowledge Development Centre)

910

850

750

750

750

750

1

n.v.t.

2017

2017

 

Subsidie onderploegen graanresten

1.700

0

0

0

0

0

68

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

Vogelaanvaringen

0

38

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Subsidie Bijdrage exploitatie Luchtverkeersleiding Twente

0

1.203

2.341

3.267

2.796

2.427

0

n.v.t.

2018

2020

 

Totaal artikel 17

2.971

2.493

3.494

4.419

3.948

3.579

       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                   
 

Tijdelijke Subsidieregeling Innovatie Binnenvaart (SIB)

534

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Tijdelijke subsidieregeling voorlichtingsbureaus binnenvaart, short sea shipping en spoor

19

0

0

0

0

0

3

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012

40

40

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Tijdelijke Subsidieregeling Maritieme Innovatie (SMI)

730

0

0

0

0

0

0

2011

n.v.t.

2011

 

Regeling subsidiëring kennismakingsstages in zeescheepvaart en waterbouw

300

300

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Tijdelijke Subsidieregeling Nederland Maritiem Land (NML) 2010–2013

68

0

0

0

0

0

2

2010

n.v.t.

2013

 

Subsidie Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping

32

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Diverse incidentele kleine subsidies

3

0

0

0

0

0

 

n.v.t.

n.v.t.

1

 

Totaal artikel 18

1.726

340

0

0

0

0

       

Artikel 19 Klimaat

                   
 

Proefprojecten IKS2

0

1.005

0

0

0

0

0

zie toelichting

n.v.t.

zie toelichting2

 

Programma Milieu en Technologie (ProMT)

1.410

1.000

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidies Duurzame mobiliteit

2.563

1.180

5.300

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Totaal artikel 19

3.973

3.185

5.300

0

0

0

       

Artikel 20 Lucht en geluid

                   
 

Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen:

Programma Euro-6 (taxi's en bestelwagens)

4.105

17.500

2.800

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen:

Programma Euro-VI (trucks en bussen)

18.800

2.650

1.000

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Totaal artikel 20

22.905

20.150

3.800

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                   
 

Afvalfonds

1.059

0

0

0

0

0

0

2010

n.v.t.

2014

 

Programma Ecosystemen

959

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidies Duurzame Productketens

0

520

520

520

520

520

2

n.v.t.

n.v.t.

1

 

Subsidies Natuurlijk Kapitaal

0

359

359

359

359

359

0

n.v.t.

n.v.t.

1

 

Totaal artikel 21

2.018

879

879

879

879

879

       

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's

                   
 

Subsidies veiligheid stoffen

100

0

0

0

0

0

 

n.v.t.

n.v.t.

1

 

EU Project NANoREG

4.762

2.369

2.369

570

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

Mesothelioomslachtoffers; TNS regeling

3.135

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

1

n.v.t.

2016

zie toelichting

 

Subsidie Vuurwerkcampagne

50

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidie bijdrage totstandkoming Regionale uitvoeringsdiensten

40

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Totaal artikel 22

8.087

5.369

5.369

3.570

3.000

3.000

       
                       

Artikel 97 Algemeen departement

                   
 

NWO Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad

1.700

1.400

500

700

900

900

 

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Totaal artikel 97

1.700

1.400

500

700

900

900

       
                       
 

TOTAAL HOOFDSTUK XII

157.399

100.856

73.660

45.273

43.735

41.147

       
                       
 

Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1992

45

15

15

15

15

15

 

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Subsidieregeling riolering woonboten

20

562

65

565

570

0

 

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

Tijdelijke regeling subsidiëring Vereniging van Oud Medewerkers van de Rijkswaterstaat 2010

75

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

2013

2013; zie toelichting

 

Subsidie Stichting Universitair Centrum voor Bouwproductie: Arbeidsmarktstrategie/Young Professionals

6

6

6

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Subsidie Cornelis Lely Stichting

154

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidie Stichting Recreatietoervaart

45

0

0

0

0

0

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidie KRNM: Communicatiemiddelen SAR

130

130

130

130

0

0

0

n.v.t.

2016

2016

 

Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen

0

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

                       
 

TOTAAL IF

475

713

216

710

585

15

       
X Noot
1

Dit betreffen indidentele/individuele subsidies

X Noot
2

Deze bijdragen vallen onder het instrument: Bijdrage aan mede-overheden (Proefprojecten IKS) c.q. Bijdrage aan ZBO's/RWT's (CBR); vanwege administratief-technische redenen zijn deze in de begroting niet omgezet naar het juiste instrument

Toelichting Tabel

In deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gebruikt. Volgens artikel 4.21 van de Awb wordt onder een subsidie verstaan: «De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.» Volgens deze definitie worden niet als subsidies aangemerkt: de aanspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, en: de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Daar waar de subsidie een subsidieregeling betreft is de link naar de subsidieregeling opgenomen. Daar waar geen link is opgenomen betreft het subsidies op basis van een algemeen subsidiekader (zoals de Kaderwet Subsidies VenW), subsidies op basis van de Begroting of Incidentele subsidies.

Toelichting Hoofdstuk XII

Artikel 13

Commissie voor de Milieueffectrapportage (MER): De commissie heeft een structurele, wettelijke basis in de Wet Milieubeheer; de subsidie is daarom een structurele jaarlijkse exploitatiesubsidie zonder einddatum.

Subsidie Regionaal College Waddengebied: jaarlijkse subsidieverstrekking, subsidie conform afspraken RCW Nieuwe Stijl.

Artikel 16

Subsidie CLU+ op HSL-BR (Complete Lijnuitschakeling + op hogesnelheidslijn en Betuweroute). Indien er geen nieuwe afspraken worden gemaakt wordt deze subsidie telkens met één jaar verlengd.

Artikel 17

Commissie regionaal Overleg Schiphol (CROS): Deze commissie is verankerd in de wet Luchtvaart, het is een structurele exploitatiesubsidie.

Artikel 20

Subsidieprogramma's Euro 6 en Euro VI: deze programma's zijn beide gestoeld op dezelfde regeling (de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen met een dieselmotor). Deze regeling is deels ingetrokken, maar kan niet volledig worden ingetrokken. De programma’s voor retrofit (roetfilters) voor zware en lichte voertuigen moeten blijven voortbestaan omdat daarmee de juridische basis voor de registratie in het kentekenregister van nieuwe roetfilters in stand wordt gehouden. Voor het subsidieprogramma Euro-6 is de einddatum 2014, voor het subsidieprogramma Euro-VI is de einddatum 2013.

Artikel 22

Deze regeling heeft geen einddatum en loopt door zolang er slachtoffers van deze ziekte kunnen zijn. Bij totstandkoming is aangegeven dat rond het jaar 2050 vermoedelijk geen maatschappelijke noodzaak meer bestaat voor deze regeling. Uit de evaluaties zal blijken of dat inderdaad zo uitpakt.

Toelichting IF

Bijdrageregeling Opgeviste explosieven: Het bestaan van deze regeling stimuleert vissers melding te doen aan de Kustwacht als ze een explosief opvissen. In de regel zorgt de Koninklijke Marine ervoor dat het explosief op een veilige manier onschadelijk wordt gemaakt. Zo werken vissers (vinders van explosieven), Kustwacht (coördineert), Defensie (onschadelijk maken) en Rijkswaterstaat (uitkeren bijdrage) aan een veiliger zee.

Vereniging van Oud-medewerkers van de Rijkswaterstaat: Besluitvorming over subsidies voor 2014 e.v.j. vindt naar verwachting plaats in najaar 2013, als er een nieuw convenant wordt opgesteld. Daarom zijn de jaren 2014 tot en met 2018 vooralsnog PM ingevuld.

Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen: in 2014 wordt bezien of deze regeling tesamen met de bijdrageregeling opgeviste explosieven 1992 kan opgaan in een nieuwe regeling opgeviste (gevaarlijke) materialen.

4.6 Bijlage Overzicht evaluaties en overig onderzoek

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

         
 

Waterkwantiteit

11

2013

2014

 
 

Waterkwaliteit

12

2015

2015

 
 

Ruimtelijke ontwikkeling (SVIR)

13

2013

2014

 
 

Wegen en verkeersveiligheid (Leefomgeving)

14

2011

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–3.html

 

Wegen en verkeersveiligheid

14

2017

2017

 
 

Openbaar vervoer

15

2013

2014

 
 

Spoor

16

2017

2017

 
 

Luchtvaart (GIS)

17

2012

2013

 
 

Luchtvaart

17

2017

2017

 
 

Scheepvaart en havens (Nota Zeehavens)

18

2011

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–2.html

 

Scheepvaart en havens

18

2017

2017

 
 

Klimaat

19

2018

2018

 
 

Geluid

20

2014

2015

 
 

Lucht

20

2017

2017

 
 

Duurzaamheid

21

2015

2015

 
 

Externe Veiligheid en risico’s (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

22

2013

2013

 
 

Externe Veiligheid en risico’s

22

2018

2018

 
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

2018

2018

 
 

Handhaving en toezicht

(keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door ILT kunnen worden gemaakt)

24

2018

2018

 
 

Brede doeluitkering (wordt zo veel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen)

25

     
 

Bijdrage investeringsfondsen

(Wordt zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen).

26

     
           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Waterkwantiteit

       
 

Effectenonderzoek ex-post evaluatie van enkele onderdelen van de waterwet

11

2013

2014

 
 

Effectenonderzoek ex post: evaluatie waterschapswet belastingstelsel

11

2011

2011

http://www.uvw.nl/publicatie-details.html?newsdetail=20110610–15_eindrapport-taskforce-financien

Heeft geleid tot wetswijziging via amendement Dijkgraaf/Ortega-Martijn Waterschapswet, AO 2 juli 2012

 

Effectenonderzoek ex post: evaluatie Waterschapswet verkiezingsstelsel

(uitgesteld agv voornemen om waterschapsverkiezingen te houden samen met PS in 2015)

11

2015

2015

 
 

Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2012

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2012/beleidsdoelen-voor-de-leefomgeving

 

Tussentijds evaluatie Bestuursakkoord water

11

2013

2014

 
 

MIRT onderzoeken in het kader van (de deelprogramma’s van)het Deltaprogramma gericht op voorstellen van het Deltaprogramma in 2014 voor de Deltabeslissingen

(hebben betrekking op de waterveiligheid, zoetwaterstrategie, peilbeheer IJsselmeergebied, Rijn-Maasdelta en ruimtelijke adaptatie).

11

2009

2014

 
 

¾ Evaluatie Ruimte voor de Rivier

11

2012

2013

TK 30 080 nr. 64, blg. 216364

 

CPB: MKBA waterveiligheid IJsselmeergebied

11

2010

2013

 
 

Evaluatie Deltawet (experimenteerartikel in 2021/2)

11

2016

2017

 
 

CPB: Second Opinion Kostenbatenanalyse Waterveiligheid 21ste eeuw

11

 

2011

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-kosten-batenanalyse-waterveiligheid-21e-eeuw-kba-wv21

 

Evaluatie van de effectiviteit van de Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast

11

2011

2012

http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/honderd-miljoen-euro-nbw

 

De rol van het Ministerie van Infrastructuur en milieu bij innovatie in de maritieme sector

11

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/12/20/de-rol-van-het-ministerie-van-infrastructuur-en-milieu-bij-innovatie-in-de-maritieme-sector.html

 

Diverse voortgangsrapportages in het kader van de «Regeling grote projecten», oa HWBP2,Ruimte voor de rivier en Maaswerken

11

2012

Einde project

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26399–13.html

TK 26 399, nr 13; TK 32698; TK 30080; TK 18106

 

Basisrapportage hoogwaterbeschermingsprogramma 2

11

2012

2012

TK 32 698, nr 2, bijlage 137427

 

IBO Beheer en Onderhoud

11

2012

2012

TK 33 117, nr 1, blg 175025

 

MKBA Waterveiligheid 21e eeuw en slachtofferrisicoanalyses

11

 

2011

TK 31 710, nr 22, blg 141524

           

Overig onderzoek

         
 

Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

11

2013

2014

 
 

Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in Nederland 2011 (Water in beeld)

11

 

Jaarlijks

http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/nationaal/water-beeld

TK 27 625, nr 290

 

Periodieke toetsing van primaire waterkeringen:

ILT:Rapportage Derde toets primaire waterkeringen; Landelijke toets 2006–2011

ILT:Rapportage verlengde derde toetsing

11

 

2011

2014

Kamerstukken II, 31 710, nr. 22, blg 141517.pdf

 

Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)

11

 

Jaarlijks

http://www.rijkswaterstaat.nl/images/Kustlijnkaartenboek%202013 tcm 174–338110.pdf

 

Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2

11

2006

2015

 
 

5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer

11

2012

2013

 
 

PBL: Monitor SVIR

11

2013

2014

 
           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Waterkwaliteit

12

     
 

PBL: Evaluatie meststoffenwet

12

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/evaluatie-meststoffenwet-2012-syntheserapport

 

PBL: evaluatie van de nota duurzame gewasbescherming

12

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/evaluatie-van-de-nota-duurzame-gewasbescherming

 

PBL: Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

12

 

2012

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2012/beleidsdoelen-voor-de-leefomgeving

 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid

12

 

2017

 
 

PBL: Analyse van de milieu- en natuureffecten van Bruggen slaan-Een quick scan

12

 

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/11/09/pbl-rapport-analyse-van-de-milieu-en-natuureffecten-van-bruggen-slaan.html

 

PBL: Kwaliteit voor later 2: evaluatie van het waterkwaliteitsbeleid

12

 

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–119-b1.pdf

 

Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 vd drinkwaterwet ogv art 60 vd drinkwaterwet)

12

 

2016

 

Overig onderzoek

         
 

ILT: de kwaliteit van het drinkwater in Nederland in 2011

12

 

2012

TK 27 625, nr 254, blg 148419.pdf

 

MKBA maatregelen en kosten uitvoering Kaderrichtlijn Mariene strategie

12

2012

2015

 
 

Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

12

2013

2014

 
 

EC: report from the commission to the EP and the Council on the implementation of the WFD River Basin Management Plans; member state Netherlands

12

 

2012

http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/pdf/CWD-2012–379_EN-Vol3_NL.pdf

 

EC evaluatie over toestand zwemwater in 2012 (jaarlijks)

12

   

http://ec.europa.eu/environment/water/water-bathing/report_2013.html

 

Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in NL over 2011 (water in beeld)

12

 

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/05/14/water-in-beeld-2012.html

 

Diverse rapportages over specifieke stoffen en toestand drinkwater(winning)

12

 

2013

Convocatie AO Waterkwaliteit (http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/

 

RIVM: bescherming drinkwaterbronnen in het nationaal beleid

12

 

2013

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/april/Bescherming_drinkwaterbronnen _in_het_nationaal_beleid

 

ILT: bedrijfsvergelijking in de drinkwatersector (benchmark 2012–2013)

12

 

2012

http://www.ilent.nl/Images/Protocol%20Prestatievergelijking%20 Drinkwaterbedrijven%202012_tcm334–328237.pdf

 

ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven (jaarlijks)

12

     
 

PBL: Monitor SVIR

12

2013

2014

 
           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

     
 

Ontwikkelagenda MKBA- Presentatie MKBA RRAAM

13

 

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2012/11/30/mkba-rraam.html

 

Leefomgevingsbalans PBL (1x per 2 jaar)

13

 

2012

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/

 

CPB:Second Opinion MKBA Zuidasdok

13

 

2012

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-op-de-mkba-zuidasdok

 

CPB: kosteneffectiviteitanalyse toekomstige inrichting Afsluitdijk

13

 

2012

TK 32 308, nr 2, blg 121779.pdf

 

Evaluatie onderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis-en herstelwet

13

 

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-168377.html

 

KBA Haaglanden

13

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/05/24/second-opinion-kosten-batenanalyse-mirt-haaglanden.html

 

KBA Rijnland

13

2012

2012

IenM/BSK-2012/78086

 

KBA Zuidasdok

13

2011

2012

TK 32 668 no.2

 

MKBA RRAAM

13

2011

2012

http://www.ecorys.nl/contents/uploads/factsheets/100_1.pdf

 

KEA SMASH

13

2013

2014

http://www.rli.nl/sites/default/files/u21/brief_aan_rli__adviesaanvraag_governance_schipholregio.pdf

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ordening-en-gebiedsontwikkeling/gebiedsontwikkeling/amsterdam-schiphol-haarlemmermeer

 

MKBA Zandhonger Oosterschelde

13

2012

2013/4

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/plannen_en_projecten/vaarwegen/oosterschelde/oosterschelde_zandhonger/

 

MKEA/MKBA Haalbaarheidsstudie 12-mijlszone

13

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/27/quickscan-haalbaarheidsstudie-windparken-binnen-12-mijlszone.html

 

Evaluatie wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

13

 

2012

TK 33 323, nr 1

 

Evaluatie Basisregistratie Gebouwen

13

2013

2013

http://bag.vrom.nl/basisregistraties-van-het-ministerie-van-infrastructuur-en-milieu/basisregistraties-adressen-en-0

Overig onderzoek

         
           
 

PBL: ex durante evaluatie Wet ruimtelijke ordening (WRO) tweede rapportage

13

 

2012

TK 30 938, nr L, blg 165126 en http://www.pbl.nl/publicaties/2012/ex-durante-evaluatie-wet-ruimtelijke-ordening-tweede-rapportage

 

PBL: ex ante evaluatie SVIR

13

 

2011

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/ex-ante_evaluatie_structuurvisie_WEB_nieuw.pdf

 

PBL: Monitor SVIR

13

2013

2014

 
 

Gideon monitoring

13

2012

2012

http://www.geonovum.nl/dossiers/kennisdoorstroming/GIDEON/Monitoring

 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex durante Evaluatie AMvB Ruimte 1e tranche

13

 

2017

 
 

Ex durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

13

2015

2015

 
 

Evaluatie ladder voor duurzame verstedelijking

13

2013

2014

 
 

Uitvoeringsmonitor SVIR

13

 

jaarlijks

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2012-nulmeting

 

Plan MER Structuurvisie Ondergrond

13

2013

 

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/structuurvisie-ondergrond

 

MKBA Structuurvisie Ondergrond

13

2013

 

http://www.centrumpp.nl/Images/Voorstel%20participatieproces %20def._tcm318–328074.pdf

 

Evaluatie doorwerking MER

13

 

2012

http://www.commissiemer.nl/actueel/2013juni/M_e_r__werkt_goed_door_in_besluiten_1

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Wegen en verkeersveiligheid

14

     
 

Verslag over de wijze waarop tracéwet is toegepast

14

2013

1013

 
 

Verslag over de wijze waarop de Tracéwet is toegepast (incl. infrastructuurfonds art 12)

14

2015

2015

 
 

Brief TK programma Beter Benutten 14 juni 2011 (bijlage evaluatieresultaten effecten mobiliteitsprojecten)

14,15 en 16

 

2011

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wegen/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/14/programma-beter-benutten.html

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14, 15 en 16

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wegen/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/12/01/afspraken-over-het-programma-beter-benutten-in-het-bestuurlijk-overleg-mirt-najaar-2011.html

 

Procesevaluatie samenwerking binnen het programma Beter Benutten; interne IenM rapportage Berenschot

14, 15 en 16

 

2012

http://www.beterbenutten.nl/art/uploads/1366882979.PDF

 

Plannen van aanpak voor startbeslissing maatregel Beter Benutten

14, 15 en 16

 

2012

http://www.rijksbegroting.nl/algemeen/gerefereerd/1/7/2/kst172158.html

 

Bereikbaarheidsverklaringen Beter Benutten: doelstellingen sturing Minister/regio/bedrijfsleven

14,15 en 16

 

2012

http://www.platformbeterbenutten.nl/nieuws/47/startsein-beter-benutten-adam/

 

Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen

14

2012

2013

http://wetten.overheid.nl/BWBR0024674/geldigheidsdatum_24-07-2013

 

IBO Beheer en Onderhoud

14

2012

2012

TK 33 117, nr 1, blg 175025

 

Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering

14

2016

2016

 
 

Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer

14

 

jaarlijks

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/24/lichte-daling-verkeersdoden-2012.html

 

NMCA

14

 

Tweejaarlijks vanaf 2015

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/14/nationale-markt-en-capaciteitsanalyse-nmca.html

Overig onderzoek

         
 

Mobiliteitsbalans 2012

14

2012

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/11/16/aanbieding-rapport-mobiliteitsbalans-2012-van-het-kennisinstituut-voor-mobiliteitsbeleid-kim.html

 

Mobiliteitsbalans 2013

14

2013

2013

www.kimnet.nl

 

Bereikbaarheidsmonitor hoofdwegennet 2011.

14

2011

2012

DVS

 

TwijnstraGudde: integrale eindrapportage CBR

14

 

2012

TK 29 398, nr 261, blg 96721.pdf

 

Publieksrapportage rijkswegennet

14

 

2012

TK33 400 A, nr. 47

http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/feiten_en_cijfers/publieksrapportage_rijkswegennet/

 

Maatregelen verkeersveiligheid

14

 

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398–315.html

 

Alcoholslotprogramma

14

2012

 

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/alcohol-en-drugs-in-het-verkeer/alcoholslotprogramma

 

APK frequentie

14

 

2012

Kamerstukken II, 2011/12, 29 398, nr. 315

 

ILT: Staat van de transportveiligheid 2011

14

16

17

   

TK 33 400 XII, nr 50, blg 196762.pdf

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Openbaar vervoer

15

     
 

Keuzes in kaart

15

 

2012

 
 

Evaluatie sociale veiligheid ov

15

2014

2014

 
 

KBA Amstelveenlijn

15

2012

2012

http://www.amstelveenlijn.nl/userfiles/file/Bijlage%201.4%20-maatsch%20kosten-batenanalyse%20def2.0%208juni12.pdf

 

Evaluatie taxiwet

15

2014

2015

 
 

Evaluatie boordcomputer taxi

15

2015

   

Overig onderzoek

         
 

NMCA

15

2012

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/14/nationale-markt-en-capaciteitsanalyse-nmca.html

 

nmca-openbaar-vervoer-deelrapportages

15

2012

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/06/15/nmca-openbaar-vervoer-deelrapportage-bijlage-4.html

 

Ruimte voor de fiets

15

 

3 jaarlijkse monitoring

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations

 

Evaluatie dubbeltariefsysteem taxi

15

2013

2013

 
 

OV-klantenbarometer

15

2013

2013

http://www.ovklantenbarometer.nl/

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV"

15

2013

2013

Bijlage bij TK 25 847 nr. 117

 

Mobiliteitsbalans 2012

15

2012

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/11/16/rapport-mobiliteitsbalans-2012-van-het-kennisinstituut-voor-mobiliteitsbeleid-kim.html

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Spoor

16

     
 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek

16

2012

2012

TK 32 707, nr 16

 

Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor

16

2012

2012

TK 32 707 nr. 8–13

 

Evaluatie HSL-Zuid groot project status IF artikel 17

16

PM

PM

TK 22 026

           

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijkse evaluatie one stop shop op corridors Rotterdam-Genua en Rotterdam-Lyon

16

2014

   
 

Spoorveiligheid personen/Verkeersslachtoffers op het spoor

16

 

jaarlijks

 
 

Audit security

16

2013

2014

 
 

MER Evaluatie Betuweroute Aspect Sociaal

16

2013

2013

Bijlage bij TK 22 589 nr. 316

 

Impact analyse EU DG Transport

16

2012

2013

http://ec.europa.eu/transport/facts-fundings/evaluations/index_en.htm

 

Mobiliteitsbalans 2012

16

2012

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/11/16/rapport-mobiliteitsbalans-2012-van-het-kennisinstituut-voor-mobiliteitsbeleid-kim.html

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Luchtvaart

17

     
 

Evaluatie Schipholbeleid

17

2012

2012

TK 29 665, 176

 

De luchtvaart in het EU-emissiehandelsysteem, gevolgen voor luchtvaartsector, consumenten en milieu

17

2012

2012

TK 21 501-08 nr. 419, blg 159482.pdf

           

Overig onderzoek

         
 

Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota

17

2014

2015

 
 

Externe veiligheid

17

2013

2013

http://easa.europa.eu/language/nl/home.php

 

Evaluatie Wet Luchtvaart (tarievenregeling Schiphol)

17

2012

2012

TK 33 231, nr 1, blg 163097

 

Veiligheidsonderzoek Luchtvaart Nederland

17

2011

2012

Kamerstukken II, 2012/13, 31 936, nr. 117; https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–117.html

 

Beleidsagenda luchtvaartveiligheid

17

2015

2016

 
 

Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)

17

2017

2017

 
           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Scheepvaart

       
 

Evaluatie Loodsenwet/toezicht ACM

18

2013

2013

https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/11402/Autoriteit-Consument-en-Markt-verlaagt-vergoeding-vermogenskosten-Loodswezen/

 

Evaluatie beleidsbrief zeevaart «verantwoord varen en een vitale vloot»

18

2013

2013

 
 

Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met financiën

18

2013

2013

 
 

KBA Volkeraksluizen

18

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/02/minister-schultz-verkort-wachttijden-bij-volkeraksluizen.html

 

KBA Twentekanalen

18

2013

2013

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/feiten_en_cijfers/vaarwegenoverzicht/twentekanalen/

 

CPB:Second opinion KBA Zeetoegang IJmond

18

 

2012

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-kba-zeetoegang-ijmond

 

Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15

18

2014

2015

 
 

Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15

18

2016

2017

 
 

Evaluatie Project Mainport Rotterdam (evaluatie status groot project) IF artikel 17

18

2013

2013

TK 24691

Overig onderzoek

         
           
 

Veiligheid scheepvaart en binnenvaart

18

2012

2012

Bevorderen eigen verantwoordelijkheid van binnenvaartsector voor veiligheid, 16 november 2011; auteur: TwijnstraGudde.

 

Netwerk vaarwegen

18

 

2012

Een separate evaluatie is geschrapt. Wordt meegenomen in de doorlichting van het kernnetwerk van de topsector Logistiek.

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Klimaat

19

     
 

Tegengaan klimaatverandering Actualisatie referentieraming

19

 

2012

www.pbl.nl/publicaties/2012/referentieraming-energie-en-emissies-actualisatie-2012

 

Hernieuwbare energie: evaluatie Europese richtlijn

EZ

   

http://ec.europa.eu/energy/studies/index_en.htm

 

PBL: Basispad voor de thema’s bereikbaarheid, klimaat en energie en natuur

19

 

2012

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL%20notitie%20basispad%20KiK%20 voor%20bereikbaarheid%20energie%20 en%20klimaat%20en%20natuur.pdf

 

MKBA CO2 emissie reductie maatregelen (kosteneffectief klimaatbeleid naar 2050)

19

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/05/22/rapport-kosten-en-baten-van-co2-emissiereductie-maatregelen.html

 

Lokale klimaatinitiatieven

19

2013

2015

 
 

TNO:Determination of Dutch NOx emissions factors for Euro 5 diesel passenger cars

19

 

2012

http://www.tno.nl/content.cfm?context=thema&content= prop_publicatie&laag1=894&laag2=914& laag3=105&item_id=925

 

KPLUSV:Evaluatie klimaatakkoorden

19

 

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/11/19/aanbieding-eind-evaluaties-klimaatakkoorden-rapportage-evaluatie-klimaatakkoorden-deel-1-eindmoitor.html

 

Tussentijdse evaluatie locale klimaatagenda 2011–2012

19

 

2012

Tussentijdse evaluatie Lokale Klimaatagenda 2011–2012 bijlage bij TK 32 825 nr 45

 

Ecofys:kosten, baten en effectiviteit van Domestic Offset systemen

19

 

2012

Bijlage bij TK 32 667 nr. 25

 

ECN: Evaluatie Besluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties

19

2012

2013

Bijlage bij TK 29 383 nr. 211

 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat

19

2013

2013

TK 33193

 

MIA/VAMIL

19

 

2013

 

Overig onderzoek

         
 

RIVM:Greenhouse Gas emissions in the Netherlands 1990–2010

19

 

2012

http://www.rivm.nl/en/Documents_and_publications/Scientific/Reports/2012/april/Greenhouse_Gas_Emissions_in_the_ Netherlands_1990_2010_National_ Inventory_Report_2012

 

RIVM:Emissions of transboundary airpollutant in the Netherlands 1990–2010

19

 

2012

http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/680355008.html

 

Voortgang klimaatbeleid in de balans voor de leefomgeving

19

 

2 jaarlijks

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2012/beleidsdoelen-voor-de-leefomgeving

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Geluid

20

     
 

Swung IenII

20

2015

2015

 

Overig

         
 

Implementatierapport richtlijn omgevingslawaai COM(2011) 321 final of 1 June 2011

20

2011

2012

http://ec.europa.eu/environment/noise/home.htm

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Lucht

20

     
 

PBL:Kosten- en baten van strengere emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/kosten-en-baten-van-strengere-emissieplafonds-voor-luchtverontreinigende-stoffen

 

PBL: beoordeling milieueffecten en gezondheidsbaten van een beheersgebied voor stikstofoxiden in de Noordzee

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/beoordeling-van-de-milieueffecten-en-gezondheidsbaten-van-een-beheersgebied-voor-stikstofoxiden-in-de-noordzee

 

Eindevaluatie NSL

20

 

2017

 

Overig onderzoek

         
 

PBL: Grootschalige concentratie-en depositiekaarten Nederland rapportage 2012

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/grootschalige-concentratie-en-depositiekaarten-nederland-rapportage-2012

 

Jaarlijks monitorrapport NSL

20

   

TK 30 175, nr 130, blg 146685

 

Verbeteren luchtkwaliteit, NEC plafonds

20

 

2012

www.pbl.nl/publicaties/2012/kosten-en-baten-van-strengere-emissieplafonds-voor-luchtverontreinigende-stoffen

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Duurzaamheid

       
 

Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan

21

–-

--

Een aparte voortgangsrapportage LAP is dit jaar niet opgesteld en komt er ook niet meer. Want een dergelijke rapportage is niet nodig gelet op de brieven die aan de Kamer zijn gestuurd over de voortgang van het afvalbeheer en de lopende wijzigingsprocedure van het LAP.

Voor de voortgang van de uitvoering van (delen van) het LAP wordt verwezen naar de volgende documenten:

– Brief van 6 juni 2012 (30 872, nr. 112), waarin met name wordt gerapporteerd over de voortgang van het programma «Meer waarde uit afval» van 25 augustus 2011 (30 872, nr. 79).

– Brief van 15 april 2013 (30 872, nr. 132, waarin wordt gerapporteerd over de stand van zaken van de uitvoering van diverse toezeggingen en moties.

– Inspraaknotitie wijziging Landelijk afvalbeheerplan 2009–2012 (wordt gepubliceerd in de tweede helft van 2013), waarin wordt aangegeven hoe en waarom het geldende LAP wordt gewijzigd.

– Verder is in diverse brieven aan de Kamer gerapporteerd over afzonderlijke afvalstromen, zoals verpakkingsafval, bunkerolie, microplastics, enz.

De voortgang van het LAP komt ook nadrukkelijk aan de orde bij het vormgeven van het programma «Van afval naar grondstof» (VANG). De voortgang van de uitvoering van het huidige afvalbeheer zal namelijk mede bepalend zijn voor de activiteiten die binnen VANG worden uitgevoerd.

 

Ex-ante-evaluatie ontwikkelingsrichtingen mestbeleid op realisatie milieudoelen voor de veehouderij

21

2013

2013

Brief van Staatssecretaris van EZ mede namens Staatssecretaris van I&M aan de TK dd 18 januari 2013 (samen met EZ, I&M trekker)

 

Evaluatie Green Deals ism EZ

 

2013

2013

 
 

Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))

21

2013

2013

 
 

Evaluatie instrument duurzaam inkopen

21

2013

2013

 
 

Evaluatie ketenaanpak

21

2013

2013

 
 

Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening

21

2014

2015

 
 

Ex ante:Fundamentele herziening besluit bodemkwaliteit

21

2015

2016

 
 

Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten

21

2015

2016

 
 

Nitraatrichtlijnrapportage (evaluatie nitraatrichtlijn)

21

2016

2016

 
           

Overig onderzoek

         
 

Monitor verpakkingen

21

 

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/01/24/rapport-nedvang-monitoring-verpakkingen-resultaten-2011.html

 

National ecosystem assessment

21

2013

nvt

 
 

PBL ea:monitor duurzaam Nederland

21

 

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011

           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Externe veiligheid

22

     
 

Bureau KLB evaluatie Reach

22

 

2012

TK 21 501-08, nr 369

           

Overig onderzoek

         
 

Quick scan BRZO bedrijven;steekproef 2011

22

 

2012

TK 26 958, nr 108, blg 123745

 

Van Seveso 2 naar Seveso 3: review

22

 

2012

http://ec.europa.eu/environment/seveso/review.htm

 

Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen

22

2016

2016

 
           
 

Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)

22

2013

2014

 
 

Tussentijdse evaluatie omgaan met risico’s van nanotechnologie

22

2015

2015

 
 

Vierjaarlijkse evaluatie Nationale aanpak Milieu en Gezondheid

22

2013

2013

Bijlage bij TK 28 089 nr. 27

 

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

22

2015

2015

 
 

Evaluatie van de BRZO (RUD)structuur

22

2013

2014

 
 

Evaluatie Activiteitenbesluit

22

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/12/18/reactie-op-verslag-inzake-ontwerpbesluit-derde-tranche-activiteitenbesluit-milieubeheer.html

           

Overig onderzoek

         
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

     
 

Belang Eurometsat satellieten voor KNMI

23

2012

 

http://www.knmi.nl/cms/content/95298/nieuwe_serie_meteosat-weersatellieten

 

Verkenning toekomst KNMI en heroverweging wet KNMI

23

 

2012

TK 32 379, nr 8

 

Evaluatie wet taken metereologie en seismologie

23

2018

   
           
 

Handhaving en toezicht

24

     
 

Publicitair jaarverslag obv meerjarenplan ILT (jaarlijks)

24

 

2012

http://www.ilent.nl/actueel/inspectie_leefomgeving_en_ transport_publiceert_meerjarenplan_ 2013_2017.aspx

 

Staat van de transportveiligheid

24

 

2012

http://www.ilent.nl/organisatie/publicaties/staat_van_de_transportveiligheid/

 

Evaluatie taakoverdracht KIWA

24

 

2012

Bijlage bij TK 33 000 XII, nr 133

 

Evaluatie baten-en lastendienst IVW

24

 

2012

Bijlage bij TK 31 534, nr 4

           
 

BDU Verkeer en Vervoer

25

     
 

Inzicht in besteding gelden BDU verkeer en vervoer

25

 

2010

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/04/26/20102724-inzicht-in-besteding-gelden-bdu-verkeer-en-vervoer.html

 

Nader rapport WGR plusgebieden

25

 

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/18/nader-rapport-wgr-plusgebieden.html

 

Evaluatie subsidie zoetwaterveren

25

 

2012

Bijlage bij TK 33 000, nr 66

 

Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

25

 

2013

http://wetten.overheid.nl/BWBR0018109/ geldigheidsdatum_26-07-2013#BijlageI

Toelichting:

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

De onderzoeks- en adviesrapporten m.b.t. de totstandkoming van de omgevingswet staan op pleio (https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361708/onderzoeksrapporten en

https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361455/adgviesrapporten

KIM publiceert haar rapporten op http://www.kimnet.nl

PBL publiceert haar onderzoeken op de site http://www.pbl.nl

ILT publiceert haar rapporten op http://ilent.nl/

4.7 Afkortingenlijst

ABS

Absolute waarde

AgNL

AgentschapNL

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

AO

Algemeen Overleg

ATB

Automatische treinbeïnvloeding

ATB-V

Arbeidstijdenbesluit Vervoer

BBP

Bruto Binnenlands Produkt

BCT

boordcomputer taxi

BDU

Brede Doeluitkering

BenO

Beheer en Onderhoud

BES

Bonaire, st. Eustatius en Saba

Bevi

Besluit externe veiligheidinrichtingen

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

Bro

Besluit ruimtelijk ordening

BRZO

Besluit Risico en Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBR

Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

CE- markering

Conformité Européenne markering

CER`s

Emissiereducties

Chw

Crisis- en herstelwet

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

Ctgb

College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en biociden

dB

Decibel

db(A)

decibel (audio)

DG

Directeur Generaal

EASA

European Aviation Safety Agency

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECE

Economic Commission for Europe

ECHA

European Chemicals Agency

ECN

EnergieonderzoekCentrum Nederland

EHS

Ecologische Hoofd Structuur

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektronische velden

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ETS

Emission Trading System

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GIS

Geluidsisolatieproject Schiphol

GIV

Geintegreerde Contractvormen

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWN

Hoofd Wegennet

HWN

hoofdwegennet

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie en Communicatie Technologie

IenM

Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

INTERREG

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

IOD

Inlichtingen- en Opsporingsdienst

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPO

Interprovinciaal Overleg

KDC

Knowledge Development Center

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbest Volg Systeem

LIB

Luchthavenindelingbesluit

LPG

Liquified Petrol Gas

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

MIA

Milieu investeringsaftrek

MDN

Monitor Duurzaam Nederland

MER

Milieu-effectenrapportage

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

MOU

Memorandum of Understanding

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

MW

Megawatt

NCAP

New Car Assessment Programme

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceilings

NEN

Nederlands Normalisatie Instituut

NH3

Ammoniak

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NML

Stichting Nederland Maritiem Land

NO2

Stikstofdioxide

NOx

Stikstofoxiden

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OSPAR

Oslo-Parijs

OV

Openbaar vervoer

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PM10

fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer

PPS

Publiek-private samenwerking

ProMT

Programma Milieu en Technologie

PSC

Port State Control

RBML

Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, evaluatie en autorisatie chemische stoffen

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RUD

Regionale Uitvoeringsdiensten

RVOB

Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SDE

Stimuleringsregeling Duurzame Energie

SO2

Zwaveldioxide

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SVOV

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TK

Tweede Kamer

TNO

Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

VAMIL

vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VenW

Verkeer en Waterstaat

VHR

Vogel en Habitat Richtlijn

VI

VROM-Inspectie

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

vluchtige organische stoffen

VROM

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wgh

Wet geluidhinder

WGR

Wet Gemeenschappelijke Regelingen

WMO

Wereld Meteorologische Organisatie

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan


X Noot
4

Op een later moment kan een dergelijke reservering aan de orde zijn voor de hoofdvaarwegen en/of het hoofdwatersysteem. Deze komen dan mogelijk ten laste van de respectievelijke Investeringsruimten van Hoofdvaarwegen en het Hoofdwatersysteem.

X Noot
5

33400-J-19

X Noot
8

31 936, nr. A

X Noot
10

24 804, nr. 80

X Noot
11

33 043, nr. 14

X Noot
12

Bijlage bij 31 710, nr. 12

X Noot
15

Alle resultaten zoals opgenomen in de OV-Klantenbarometer 2012 zijn te vinden op www.kpvv.nl/klb .

X Noot
17

De ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal binnen de permanente organen van ICAO.

X Noot
18

United Nations Framework Convention on Climate Change.

X Noot
19

Milieu-investeringsaftrek.

X Noot
20

Willekeurige afschrijving milieu-investeringen; voorheen: «vervroegde».

X Noot
21

SWUNG: Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid

X Noot
22

BRZO: Besluit Risico's Zware Ongevallen.

X Noot
23

European Organisation for the Exploitation of Meteorological Satellites; www.eumetsat.int .

X Noot
24

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts; www.ecmwf.int .

X Noot
25

World Metereological Organization; www.wmo.ch .

X Noot
26

Wet gemeenschappelijke regelingen

X Noot
27

www.pbl.nl

X Noot
29

www.kimnet.nl

X Noot
30

www.nwo.nl

X Noot
31

www.stab.nl

Naar boven