33 240 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2011

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES(VII)

Aangeboden 16 mei 2012

Gerealiseerde uitgaven (x € 1 000)

Gerealiseerde uitgaven (x € 1 000)

Gerealiseerde ontvangsten (x € 1 000)

Gerealiseerde ontvangsten (x € 1 000)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

5

1

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot déchargeverlening

5

2

Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

13

1

Beleidsprioriteiten 2011

13

2

Beleidsartikelen

26

3

Niet-beleidsartikelen

121

4

Bedrijfsvoeringparagraaf

125

     

C.

Jaarrekening

130

1

De departementale verantwoordingsstaat

130

1

De samenvattende verantwoordingstaat baten-lastendiensten

131

2

De saldibalans

133

3

Topinkomens

144

4

Baten-lastendiensten:

147

 

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

147

 

Centraal Archief Selectiedienst (CAS)

154

 

Doc-Direkt

158

 

Logius

164

 

P-Direkt

171

 

De Werkmaatschappij (DWM)

180

 

FMHaaglanden

188

 

Immigratie en Naturalisatiedienst (IND)

196

 

Rijksgebouwendienst (RGD)

202

 

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

218

     

D.

Bijlagen

225

1

Toezichtrelaties en ZBO’s/RTW’s

225

2

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

227

3

Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2011

230

4

Extra-Comptabel Overzicht Stedenbeleid 2011

231

5

Afkortingenlijst

233

6

Trefwoordenregister

236

A. ALGEMEEN

A1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, het departementale jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2011 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2011 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

A2. LEESWIJZER

In de leeswijzer wordt kort ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid, het beleidsverslag, de begrotingsstructuur, groeiparagraaf, de diensten die een baten-lastenstelsel voeren en de opbouw van het jaarverslag.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Op 14 oktober 2010 is het kabinet Rutte-Verhagen aangetreden. Dit heeft geleid tot een herverkaveling van beleidsaangelegenheden tussen verschillende ministeries. Het gevolg is dat er in 2011 inhoudelijke aanpassingen in de begroting zijn doorgevoerd. Bij de herverkaveling is het beleidsonderdeel Veiligheid afgestoten en ondergebracht bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. De beleidsonderdelen Wonen, Wijken en Integratie (WWI), Rijkshuisvesting en Vreemdelingenzaken zijn op hun beurt toegevoegd aan de beleidskolom van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens zijn enkele baten-lastendiensten toegevoegd, te weten: Dienst van de Huurcommissie, Rijksgebouwendienst en de Immigratie en Naturalisatiedienst. Zie ook de paragraaf «diensten die een baten-lastenstelsel voeren» voor een uitgebreidere toelichting.

Het beleidsverslag 2011

In het beleidsverslag 2011 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2011. Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten 2011, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf.

In het verslag over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording afgelegd over de resultaten uit het afgelopen jaar. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan opmerkelijke (politieke) prestaties. Daarnaast heeft de verantwoording over de maatregelen uit het regeerakkoord en de 17 hervormingen een plaats gekregen in het verslag over de beleidsprioriteiten. Voor BZK betreft het de hervorming van het provinciaal bestuur in de Randstad (Nr. 1), de realisatie van een streng en rechtvaardig asielbeleid (Nr. 6) en de hervorming van de huurmarkt (Nr. 17). Voor de verantwoording wordt in het beleidsverslag gebruik gemaakt van zowel financiële als niet-financiële beleidsinformatie.

Begrotingsstructuur

Met ingang van de Incidentele Suppletoire Begroting 2011 (ISB) is de artikelindeling aangepast. In de budgettaire gevolgen van beleid zijn meerjarige realisatiebudgetten (uitgaven) opgenomen voor de jaren 2007 tot en met 2010 (t-4).

De meerjarige realisatie budgetten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komen uit het jaarverslag 2010. De budgetten voor de artikelen van WWI en Vreemdelingenzaken komen respectievelijk uit het jaarverslag 2010 van Wonen, Wijken en Integratie en Justitie. Hierbij zijn de programma-uitgaven als uitgangspunt genomen.

Groeiparagraaf

In aanvulling op de begroting 2011 zijn middels de Incidentele Suppletoire Begroting de beleidsonderdelen WWI en Vreemdelingenzaken toegevoegd. Voor WWI zijn de volgende artikelen te onderscheiden in het jaarverslag:

Artikel 44 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw;

Artikel 45 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en Bouwwerken;

Artikel 46 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid woningmarkt;

Artikel 47 Integratie niet-westerse migranten;

Artikel 48 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie;

Artikel 49 Rijkshuisvesting.

De apparaatskosten WWI (die tot maart 2010 in de VROM-verantwoording waren opgenomen) zijn toegevoegd aan de BZK verantwoording op artikel 39 (Algemeen).

Voor Vreemdelingenzaken is artikel 50 nieuw in het jaarverslag. Dit betreft:

Artikel 50 Vreemdelingen.

Zoals vermeld in de paragraaf begrotingsstructuur zijn de opgenomen historische gegevens van de uitgaven gebaseerd op de jaarverslagen 2010 van de betreffende departementen (artikelen BZK, WWI en Justitie). De verplichtingen en ontvangsten van alle artikelen zijn niet opgenomen in de budgettaire gevolgen van beleid. Dit heeft te maken met de complexiteit van ontvlechting en conversie van het systeem, waardoor deze niet uit de administratie gehaald kunnen worden.

Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen deze baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen. In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht, financiële verantwoording afgelegd over 2011. Tevens worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie kort toegelicht.

Met de herverkaveling heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aantal nieuwe baten-lastendiensten gekregen. Het gaat om:

  • Dienst van de Huurcommissie (DHC);

  • Rijksgebouwendienst (RGD);

  • Immigratie en Naturalisatiedienst (IND).

De baten-lastendienst Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) is naar het ministerie van Veiligheid en Justitie gegaan.

Opbouw Jaarverslag 2011

Het jaarverslag 2011 is als volgt opgebouwd:

A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

B. het beleidsverslag 2011 over de prioriteiten en de beleidsartikelen.

In deel B is tevens de bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen.

C. de jaarrekening 2011.

Deel C bestaat uit de verantwoordingsstaten van het departement en de baten-lastendiensten, de departementale saldibalans en het overzicht van de gefinancierde topinkomens.

D. de bijlagen:

  • 1. overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

  • 2. overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel;

  • 3. overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2011;

  • 4. extra-comptabel overzicht stedenbeleid 2011;

  • 5. afkortingenlijst;

  • 6. trefwoordenregister.

B. BELEIDSVERSLAG

B1. BELEIDSPRIORITEITEN 2011

1. Inleiding

In 2011 leverde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een betekenisvolle bijdrage aan het realiseren van een compacte en krachtige overheid. Een slagvaardig en dienstverlenend openbaar bestuur waar burgers op kunnen vertrouwen. Het afgelopen jaar werden tevens belangrijke stappen gezet op het beleidsterrein van wonen en bouwen. Verschillende resultaten droegen bij aan het realiseren van betaalbare, veilige en energiezuinige woningen. Op het terrein van immigratie- en asiel werkte BZK aan voorstellen voor een streng en rechtvaardig beleid, welke bijdragen aan een succesvolle participatie en integratie van nieuwkomers. De zorg voor de borging van de kernwaarden van de democratie kwam aan de orde in de kabinetsreactie op het advies van de Staatscommissie Grondwet. De Grondwet als fundament van onze democratische rechtstaat is zo stabiel en stevig dat zij de tand des tijds doorstaat.

Reflecterend op het jaar 2011 springt een aantal bijzondere resultaten in het oog. Het was op wetgevingsterrein een productief jaar. BZK bracht de benodigde wetgeving tot stand ter uitvoering van haar ambities. Het ministerie van Financiën verlaagde de overdrachtsbelasting om het vertrouwen en de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. In de integrale Woonvisie krijgt de noodzakelijke hervorming van de huurmarkt concreet vorm. BZK draagt met beide maatregelen bij aan de verbetering van de toegankelijkheid van de woningmarkt voor koper en huurder. Een andere belangrijke hervorming is de realisatie van een streng en rechtvaardig immigratie- en asielbeleid. De voorgestelde maatregelen leiden tot kortere, efficiëntere en zorgvuldigere asielprocedures. Het geïnitieerde beleid stimuleert de komst van kennismigranten en beperkt de migratie van personen met weinig perspectief.

Het afgelopen jaar bouwde BZK met het programma Compacte Rijksdienst verder aan de vernieuwing van de rijksdienst en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan een krachtige, kleine en dienstverlenende rijksoverheid. Een compact en krachtig openbaar bestuur vormt tevens de kern van de bestuursafspraken 2011–2015 en leidt tot belangrijke decentralisaties van beleid. Een doelmatiger taakverdeling tussen de bestuurslagen, met als motto «Je gaat er over, of niet» en de vermindering van regeldruk hebben een belangrijke prioriteit in de bestuursafspraken. Samen met de medeoverheden legde BZK met deze bestuursafspraken een belangrijke basis voor een slagvaardig openbaar bestuur. Een basis van waaruit de komende jaren verder gebouwd kan worden aan de hernieuwde invulling van de relatie tussen de burger en overheid. Een relatie waarin eigen verantwoordelijkheid, ontplooiing en participatie kernbegrippen zijn en waarbij een krachtige overheid een bijdrage levert aan een sterker, welvarender en veiliger Nederland.

2. Een compacte, slagvaardige en dienstverlenende overheid

De fundamenten voor een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid zijn de afgelopen jaren gelegd met het Programma Vernieuwing Rijksdienst. De kerngedachte beoogt het realiseren van een rijksdienst die minder verkokerd en meer probleem- en resultaatgericht werkt. Samenwerken, efficiëntie en goede ICT-voorzieningen zijn hierbij sleutelbegrippen. Een belangrijke ambitie is het realiseren van een rijksdienst die beleid maakt dat is getest op zijn uitvoerbaarheid, niet gepaard gaat met onnodige regels en ingewikkelde toezichtsvormen en waarbij vertrouwen in de samenleving prevaleert boven wantrouwen.

In mei 2011 ontving de Tweede Kamer de verantwoording van de resultaten in de eindrapportage Vernieuwing Rijksdienst (Kamerstukken II, 31 490, nr. 60). Uit de daarin opgenomen rapportage blijkt dat de realisatie van de taakstelling goed op schema ligt. In de tweede Jaarrapportage Bedrijfsvoering wordt in mei 2012 de eindbalans opgemaakt.

2.1 Een efficiëntere en effectieve bedrijfsvoering bij de overheid

Het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst bouwt voort op de resultaten van het programma Vernieuwing Rijksdienst. Het programma is kaderstellend bij het opstellen van de departementale plannen van aanpak voor de invulling van de rijksbrede taakstelling en draagt bij aan een krachtige, kleine en dienstverlenende rijksoverheid. De Tweede Kamer ontving de kamerbrief over het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst in februari 2011 (Kamerstukken II, 31 490, nr. 54).

Het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst kent drie uitgangspunten:

  • 1. De verdere opbouw van een rijksbrede infrastructuur voor de ondersteunende bedrijfsvoering;

  • 2. Bij de Haagse kerndepartementen een concentratie van de ondersteunende bedrijfsvoering;

  • 3. Ontdubbeling van de uitvoering en van het toezicht.

Infrastructuur bedrijfsvoering

Voor een compactere rijksoverheid is het belangrijk dat als rijksoverheid wordt samengewerkt. Het afgelopen jaar zette BZK, samen met andere departementen, belangrijke stappen voor een rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering. In 2011 behaalde BZK concrete resultaten op de gebieden van inkoop, huisvesting en opleidingen.

Het is belangrijk dat de departementen samen inkopen. Dat bespaart op termijn veel geld. Departementen maakten daarom voorstellen om binnen hun eigen ministerie, of samen met andere departementen, hun inkoop te bundelen in 19 inkoopuitvoeringscentra (IUC’s). Dit is een grote vooruitgang in vergelijking met de huidige 350 inkooppunten.

Het rijkshuisvestingsstelsel is gewijzigd. Voortaan worden rijksdiensten in eigen panden of strategische huurpanden gehuisvest. Op termijn leidt dit tot het afstoten van kantoorpanden van het Rijk. Andere goede resultaten voor een rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering zijn de voorbereidingen voor een Expertise Centrum Organisatie & Personeel, de fusie tussen de Rijksacademie voor de Bedrijfsvoering en de Rijksacademie voor Financiën en Economie en de opgestelde informatiseringstrategie, de zogenoemde I-strategie (Kamerstukken II, 2011–2012, 26 643, nr. 216).

Concentratie bedrijfsvoering Haagse departementen

In 2011 is gewerkt aan de concentratie van de bedrijfsvoering bij de Haagse kerndepartementen. De voorbereidingen uit 2011 hebben op 1 januari 2012 tot belangrijke resultaten geleid. Voorbeelden hiervan zijn de start van de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS) voor drie departementen op 1 januari 2012. Het beheer van de Shared Service Organisatie-ICT wat van het ministerie van IenM naar BZK is overgegaan. Tevens traden de ministeries van OCW en VWS toe tot de Shared Service Organisatie FMHaaglanden die het facilitair management voor departementen verzorgt.

Ontdubbelen uitvoering en toezicht

Het derde punt van de Compacte Rijksdienst is dat de overheid taken in uitvoering en toezicht niet dubbel uitvoert. In 2011 zijn de rapporten van alle projecten afgerond. Er vond besluitvorming plaats over de projecten Clustering BackOffice subsidies, Inkomensondersteuning burgers, en Vastgoed. Voor het project Toezicht niet-financiële markten ligt het wetsvoorstel voor de oprichting van de Autoriteit Consument en Markt bij de Raad van State voor advies.

2.2. Een doelmatiger taakverdeling in het openbaar bestuur

Opschaling provinciaal bestuur Randstad en infrastructuurautoriteit (Hervorming 1)

In het afgelopen jaar voerde BZK overleg met de verschillende betrokken medeoverheden over de bestuurlijke opschaling in de Randstad. BZK leverde daarnaast waar mogelijk een bijdrage aan het verder vormgeven van de samenwerking binnen de Randstad. De gemeenten Rotterdam en Den Haag werken op basis van vrijwillige samenwerking aan de voorbereidingen van de start van de metropoolregio Rotterdam–Den Haag. De beoogde start van deze metropoolregio is 1 januari 2013. De betrokken partijen1 stelden een economische agenda 2012–2015 op. Ook voor de Noordvleugel van de Randstad werken de betrokken partijen aan een dergelijke economische agenda. In samenhang met de verschillende initiatieven voor meer samenwerking werkte BZK in 2011 aan de voorbereiding van een wetsvoorstel voor het afschaffen van de WGR+. In het wetsvoorstel wordt de verkeer- en vervoerstaak opnieuw belegd. Het voorstel is om dat in de Randstad te doen bij Vervoersregio’s in plaats van één infrastructuurautoriteit.

Bestuursafspraken 2011–2015

In 2011 maakten Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Unie van Waterschappen (UvW) een nieuwe set afspraken. Deze Bestuursafspraken 2011–2015 bevatten richtinggevende proces- en principeafspraken voor de decentralisatie van een aantal belangrijke overheidstaken. Het gaat om verantwoordelijkheden op de terreinen Begeleiding, Jeugdzorg, Water en Economie, Ruimte en Natuur. De decentralisatie van overheidstaken draagt bij aan een doelmatiger taakverdeling tussen de bestuurslagen. Deze hervormingen leveren een belangrijke bijdrage aan het verder ontwikkelen van een compacte en slagvaardige overheid. Daarnaast spreken de Bestuursafspraken 2011–2015 belangrijke ambities uit op het terrein van de bestuurlijke en financiële verhoudingen en vermindering van regeldruk. Op dit moment wordt gewerkt aan de implementatie van alle onderdelen van de Bestuursafspraken 2011–2015. Voor afspraken uit het oude Bestuursakkoord spraken het Rijk en de koepels af dat deze niet worden herhaald in de Bestuursafspraken 2011–2015. Deze blijven – tenzij anders vermeld – onverminderd van kracht.

Afschaffing deelgemeenten

In 2011 bracht de Minister van BZK een wetsvoorstel voor het afschaffen van de deelgemeenten in procedure. De Raad van State heeft daarover geadviseerd, waarop in het nader rapport een aantal belangrijke punten is verduidelijkt. Ook bracht de Tweede Kamer verslag uit over het wetsvoorstel. De verwachting is dat in 2012 de wet in werking kan treden, hetgeen de twee betrokken gemeenten, Amsterdam en Rotterdam, voldoende tijd biedt voor een zorgvuldige implementatie.

Verkiezingen

Het jaar 2011 stond in het teken van de verkiezingen voor de leden van de Provinciale Staten. De verkiezingen verliepen goed. De Tweede Kamer ontving hierover een evaluatie van de Minister van BZK op 25 oktober 2011. Het onderzoek naar een nieuw model van het stembiljet wordt, zoals reeds aan de Tweede Kamer gemeld, afgerond in de eerste helft van 2012.

Grondwet

Op 11 november 2010 bracht de staatscommissie Grondwet advies uit aan het kabinet. Het kabinet heeft een reactie op het advies gestuurd aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-Generaal per brief van 24 oktober 2011. In 2012 vinden daarover debatten plaats in beide Kamers.

2.3. Een betere dienstverlening en minder regeldruk

Dienstverlening

De leidraad van het Nationaal Uitvoerings Programma dienstverlening en e-overheid (NUP) is één digitale overheid: betere service en meer gemak. De e-overheidsvoorzieningen dragen bij aan een betere dienstverlening en vormen de basisinfrastructuur. Het afgelopen jaar is een aantal van de voorzieningen zoals overheid.nl, wetten.nl en Antwoord aan beheerorganisaties overgedragen en zijn afspraken gemaakt over het vervolg op het NUP. Het accent ligt op implementatie door alle overheden van de NUP-bouwstenen. Het Rijk ondersteunt de implementatie en draagt waar nodig en mogelijk bij aan de financiering. Daarnaast ontwikkelen BZK en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) van de VNG een samenhangend aanbod voor de implementatieondersteuning van gemeenten.

In 2011 is de inzet van DigiD verder uitgebreid. 8,9 miljoen mensen beschikken over een DigiD, en DigiD is bijna 53 miljoen keer gebruikt. De nieuwe functionaliteit DigiD Machtigen, waarmee burgers namens andere burgers zaken kunnen doen met de overheid, is in 2011 succesvol ingezet bij de aangifte inkomstenbelasting. Digipoort/OTP ondersteunt en bevordert communicatie tussen het bedrijfsleven en de overheid. In het afgelopen jaar werden 54 miljoen berichten uitgewisseld, een stijging van circa 40% ten opzichte van 2010.

In 2011 werd de overheid geconfronteerd met een inbraak op een deel van het PKI certificatenstelsel dat was belegd bij het bedrijf Diginotar. Dat heeft geleid tot het tijdig vervangen van de certificaten zonder daarmee de overheidsdienstverlening in gevaar te brengen. Ook voerde BZK aanvullende acties uit voor de beveiliging van systemen die gebruik maken van DigiD. Dat leidde tot het afsluiten van het gebruik van DigiD in negenendertig gemeenten waar sprake was van inbraak. In 2011 zijn er diverse onderzoeken gestart die moeten leiden tot het toekomstbestendig en duurzaam versterken van de veiligheid van ICT-dienstverlening door de overheid.

Regeldruk

BZK werkte het afgelopen jaar aan verdere vermindering van de regeldruk. In 2011 namen de door de rijksoverheid veroorzaakte administratieve lasten van burgers af in tijd en bleven in kosten gelijk. Ten opzichte van 2002 waren Nederlanders in 2011 31% minder tijd en 30% minder kosten kwijt aan administratieve lasten van het Rijk. Maatregelen die de regeldruk voor burgers in 2011 hebben verminderd, zijn onder andere afschaffing van de Onderwijskaart en de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand naar de Sociale Verzekeringsbank.

Naast vermindering van de regeldruk voor burgers, is het streven om voor het einde van deze kabinetsperiode een merkbare vermindering van regeldruk voor professionals in de publieke sector te realiseren. Hiervoor worden in samenwerking met de departementen V&J, OCW, SZW en VWS verschillende maatregelen genomen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het niet meer hoeven tellen van in beslag genomen vuurwerk door politieagenten. En het aansluiten van bekostigde scholen op het Basisregistratie onderwijsnummer (BRON). Dit laatste resulteert in het eenvoudiger uitwisselen van leerlinggegevens.

Ook voor het verminderen van regeldruk van medeoverheden werkte BZK het afgelopen jaar aan concrete voorstellen. Zo zijn spelregels voor het delen en gebruiken van interbestuurlijke informatie opgesteld en is de verantwoording van medeoverheden aan het Rijk eenvoudiger door Single information Single Audit.

Paspoortwet en geldigheidsduur paspoort

In 2011 is een spoedwet gerealiseerd die de wettelijke grondslag biedt voor het heffen van leges voor de identiteitskaart. Het afgelopen jaar werden ook de paspoortuitvoeringsregels aangepast. Hierdoor is de bewaartermijn van de opgenomen vingerafdrukken teruggebracht tot het moment dat in de reisdocumentenadministratie is geregistreerd dat het aangevraagde reisdocument is uitgereikt of zal worden uitgereikt. Voorheen bedroeg de bewaartermijn van de vingerafdrukken 11 jaar. Daarnaast zette BZK de eerste stappen voor het verwijderen van vingerafdrukken en andere aanvraaggegevens waarvan de bewaartermijn is verstreken.

Basisregistratie personen

Het wetsvoorstel Basisregistratie personen (BRP) is op 13 oktober 2011 voor advies aan de Raad van State aangeboden. Het wetsvoorstel kent vier thema’s: modernisering van de gemeentelijke basisadministratie, uitbreiding van de basisregistratie met niet-ingezetenen, verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie en verbetering van de dienstverlening en vermindering van administratieve lasten.

Bevolkingsadministraties Caribisch Nederland

In 2011 ondersteunde BZK de eilanden van Caribisch Nederland bij het verbeteren van de kwaliteit van de bevolkingsadministraties. Voorbeelden hiervan zijn financiële ondersteuning (voor inhuur van specialisten), detachering, het inrichten van een kwaliteitskring en het opzetten van opleidingen voor ambtenaren Burgerzaken. Het aantal overheidsinstellingen dat is aangesloten op de basisadminstratie (PIVA-V) steeg van een vijftigtal naar ruim honderd. Het aantal verstrekkingen is nog beperkt, omdat niet elke overheidsinstelling evenveel gegevens ontvangt. De in 2011 geplande kwaliteitsmeting schuift door naar het eerste kwartaal in 2012. In 2011 was voor het houden van de kwaliteitsmeting onvoldoende ambtelijke capaciteit beschikbaar.

2.4. De overheid als werkgever

Juist in tijden van budgettaire krapte streeft BZK naar meer flexibiliteit en arbeidsmobiliteit. Het is belangrijk om te blijven werken aan een modern werkgeverschap, dat recht doet aan de verantwoordelijkheid die de overheid draagt voor het welzijn van haar werknemers.

Arbeidsmobiliteit

Om de arbeidsmobiliteit en flexibiliteit te vergroten is in 2011 het project «Beter werken in het Openbaar Bestuur» van start gegaan. Deze vernieuwing wordt in samenspraak met andere overheden tot stand gebracht. Mobiliteit en flexibiliteit dragen bij aan een brede inzetbaarheid van ambtenaren. Dit past bij een modern werkgeverschap waarbij ambtenaren de mogelijkheid krijgen een nieuwe uitdaging aan te gaan. Tevens helpt een goede arbeidsmobiliteit bij het herplaatsen van ambtenaren bij onvermijdelijke bezuinigingen.

Loonmatiging

Gedwongen door de economische crisis besloot het kabinet de lonen bij de rijksoverheid niet te laten stijgen. De loonkosten werden bijvoorbeeld niet aangepast aan de inflatie. Het vorige kabinet besloot tot een nullijn van een jaar. Om te voorkomen dat de bezuinigingen zouden leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de dienstverlening, besloot het kabinet de nullijn met een jaar te verlengen. Door de afstemming met de sectorwerkgevers was er ook in andere overheidssectoren sprake van een loonontwikkeling van bijna nul procent.

Managementontwikkeling bij het Rijk

Door de diverse taakstellingen en krimp van het Rijk stond ook bij het management de arbeidsmobiliteit onder druk. Dankzij de inspanningen van BZK kent het loopbaanbeleid nog steeds een open karakter. BZK investeert met diverse programma’s in de ontwikkeling van de professionaliteit van managers binnen de rijksoverheid. Daarnaast is er gestart met een uitstroomproject dat zich inzet voor managers die een loopbaanstap buiten de rijksoverheid willen maken. 2011 was het eerste volle jaar van ABD TOP Consult. Dit initiatief heeft als doel het verhogen van de flexibiliteit van de ambtelijke top en externe inhuur in het topsegment te verminderen.

Veilige Publieke Taak

Personeel met een publieke taak moet veilig haar werk kunnen doen. Agressie en geweld tegen deze werknemers mag nooit normaal worden gevonden en zal ook niet worden geaccepteerd.

BZK werkt daarom aan het verduidelijken van de grenzen, het aanpakken van de daders en het daarbij ondersteunen van werkgevers. Uit de meting in 2011 blijkt een daling van het percentage slachtoffers van 66% in 2007 naar 59% in 2011. Hiermee heeft BZK het beoogde doel nog niet bereikt en blijft een actieve aanpak noodzakelijk. Inmiddels zijn er acht maatregelen als aanbeveling opgenomen in de Arbo-catalogus en zijn er landelijke afspraken gemaakt met de politie en het Openbaar Ministerie.

In 2011 is het expertisecentrum Veilige Publieke Taak gestart. Dit expertisecentrum adviseert en ondersteunt werkgevers bij een effectieve aanpak van agressie en geweld. De helpdesk Veilige Publieke Taak is een belangrijk onderdeel van het expertisecentrum voor advies en ondersteuning bij het verhalen van schade als gevolg van agressie en geweld.

Klokkenluiden

In 2011 besloot de Tweede Kamer tot de instelling van een commissie Advies- en verwijspunt klokkenluiden. BZK werkt sindsdien aan het benoemen en operationeel maken van de Commissie «advies- en verwijspunt klokkenluiden». De commissie is er zowel voor de publieke als voor de private sector. Bij de commissie kan iedereen – op vertrouwelijke basis – terecht die wil weten welke wegen hij of zij moet bewandelen om een maatschappelijke misstand aan de orde te stellen. De commissie doet zelf geen onderzoek, maar kan doorverwijzen naar instanties die dat wel doen. Het gaat voorlopig om de periode tot 1 juli 2015. Daarna wordt het functioneren van de commissie geëvalueerd.

3. Een streng en rechtvaardig asiel- en immigratiebeleid (Hervorming 6)

Nederland biedt bescherming en opvang aan personen die in hun eigen land worden vervolgd. Daarnaast wordt de komst van migranten die de Nederlandse kenniseconomie versterken gestimuleerd en de migratie van personen met weinig perspectief beperkt. In 2011 is het immigratiebeleid zo vormgegeven dat het als doel heeft migranten beter toe te rusten op hun legaal verblijf in Nederland. Strenge, duidelijke, zorgvuldige en snelle procedures staan hierbij centraal. Dat is in het belang van de samenleving en de vreemdelingen zelf. Het draagt bij aan het maatschappelijk draagvlak voor het toelaten van vluchtelingen en immigranten.

3.1. Het asielbeleid

Stroomlijnen asiel/herschikking asielgronden

BZK werkt aan het verder stroomlijnen en korter maken van de doorlooptijden van de toelatingsprocedures voor asielzoekers. In 2011 is hiervoor beleid ontwikkeld en getoetst op uitvoerbaarheid. Daarbij zijn ook de financiële consequenties in beeld gebracht, die bijdragen aan de afgesproken besparingen.

Dit beleid is vastgelegd in het Wetsvoorstel «Herschikking asielgronden». Het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel is ontvangen, het Nader rapport wordt nog uitgebracht. Het wetsvoorstel formaliseert het vervallen van het categoriale beschermingsbeleid en zal de asielprocedure zodanig versnellen dat op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid kan worden gegeven. Een gedifferentieerde vergoedingensystematiek voor juridische bijstand op basis van «no cure no fee» is eveneens voorbereid.

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) moet nog sneller duidelijk zijn of ze in Nederland kunnen blijven. In 2011 is daarom gewerkt aan een nieuw beleidskader.

Als amv’s niet in aanmerking komen voor bescherming op basis van hun asielaanvraag dan keren zij terug, bij voorkeur naar hun ouders, of naar opvangfaciliteiten in de landen van herkomst. De vreemdelingenbewaring van amv’s is beperkt. Deze vindt alleen nog plaats in specifieke omstandigheden, zoals bij verdenking en/of veroordeling van een misdrijf of als zij binnen 14 dagen kunnen vertrekken.

3.2. Het immigratiebeleid

Immigratie

Op het gebied van immigratie in bredere zin kreeg een aantal maatregelen dit jaar prioriteit. Het gaat dan om het bevorderen van integratie en participatie, het aanscherpen van het gezinsmigratiebeleid in Europa en in Nederland en de bestrijding van fraude en misbruik in toelatingsprocedures (Kamerstukken II, 32 175 nr. 1). Ook voerde Nederland de EU-richtlijn in met voorwaarden voor toelating en verblijf van hooggekwalificeerde arbeidsmigranten.

In september 2011 is de Kamer geïnformeerd over de nationale aanscherping van gezinsmigratie. Hieronder valt ondermeer de beperking tot het kerngezin om de mogelijkheden om gezinshereniging en -vorming als criterium te gebruiken en het besluit een wachttermijn van een jaar in te voeren voor degene die een partner laat overkomen. Aanvullend is een ontwerpbesluit naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd om twee vrijstellingen af te schaffen voor de machtiging tot voorlopig verblijf. Inmiddels is het Nader rapport uitgebracht.

Het gaat daarbij om vreemdelingen die als minderjarige vijf jaar (achtereen) rechtmatig in Nederland waren, en om mensen die in aanmerking komen voor terugkeer naar Nederland op grond van de remigratiewet.

Nationaliteit

Voor deze kabinetsperiode is een aantal belangrijke wijzigingen geformuleerd op het gebied van nationaliteit. BZK maakte het afgelopen jaar een wetsvoorstel om deze punten om te zetten in wetgeving. Het advies van de Raad van State hierover is ontvangen, en het nader rapport wordt nog uitgebracht.

Op 1 januari 2011 is voor naturalisatieverzoekers die in het Caribische gebied wonen de naturalisatietoets uitgebreid met een examen Nederlands. Deze uitbreiding waarborgt dat ook deze naturalisatieverzoekers de Nederlandse taal beheersen.

3.3. Handhaving van het beleid

Handhaving en toezicht algemeen

In 2011 nam BZK maatregelen tegen het illegaal verblijf in Nederland en lichtte deze toe in een brief van 8 juli 2011. Deze maatregelen betreffen onder andere het strafbaar stellen van illegaal verblijf en het afschaffen van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor illegalen. Minderjarigen zijn uitgesloten van strafbaarstelling. Illegaal verblijf is een overtreding. De sanctie is een boete (in de praktijk zal dit tussen € 120 – € 1 200 bedragen). Vervangende hechtenis is mogelijk als de vreemdeling niet kan of wil betalen. Vertrek gaat voor straf. De sanctie vertraagt of belemmert de uitzetting dus niet. Hulp aan illegalen is niet strafbaar. Het wetsvoorstel wordt begin april naar de Tweede Kamer verzonden.

Daarnaast streeft BZK ernaar bij strafrechtelijk veroordeelde EU-burgers het verblijfsrecht vaker te beëindigen en hen als ongewenst te verklaren. Daarom is een instructie uitgebracht voor de KMAR en de Vreemdelingenpolitie voor het opstellen van een ongewenstverklaring. Tevens zocht BZK namens Nederland actief steun bij andere lidstaten en Europa. In 2011 intervenieerde Nederland bijvoorbeeld bij het Hof van Justitie om te pleiten voor een ruimere uitleg van het openbare ordebegrip voor EU-burgers en hun familieleden.Tevens werkte BZK in 2011 aan het verbeteren en intensiveren van gegevensuitwisseling met ketenpartners.

De conceptwijziging van het Vreemdelingenbesluit tot aanscherping van de glijdende schaal is door de Ministerraad aanvaard, het advies van de Raad van State is ontvangen. Het Nader rapport wordt nog uitgebracht. De Kamer wordt per brief geïnformeerd over de aanscherping. De inwerkingtreding kan plaatsvinden na het debat hierover in de Tweede Kamer.

Intensivering van de terugkeer

Het is belangrijk dat mensen snel duidelijkheid krijgen of ze in Nederland mogen blijven. Kan dat niet, dan is het wenselijk en noodzakelijk dat een spoedig vertrek volgt. Nederland moedigt dit aan door mensen in natura te ondersteunen om in het land van herkomst verder te kunnen. Daarbij ontwikkelde BZK een strategie om landen van terugkeer mee te laten werken. In juli 2011 ontving de Kamer het beleidskader «Terugkeer in het vreemdelingenbeleid». Tevens is de Europese terugkeerrichtlijn (nr. 2008/115/EG) geïmplementeerd.

Identiteitsmanagement

Reizigers moeten niet onnodig aan controles aan de grens worden onderworpen. De marechaussee en de douanier moeten hun aandacht volledig kunnen richten op de specifieke groepen en personen die een bedreiging kunnen vormen. Daarom zijn er risicoanalyses en treft BZK voorzieningen voor een semi-automatische grenspassage. Het Programma Vernieuwing Grensmanagement kreeg hiermee een verdere uitvoering in 2011.

Het in 2011 gestarte Programma Biometrie in de Vreemdelingenketen bestrijdt het misbruik van identiteit. Misbruik wordt voorkomen of opgespoord, zodat illegaal verblijf en misbruik van voorzieningen verminderen. Het opnemen van biometrische kenmerken in documenten en administraties is daarvoor de sleutel. Inmiddels worden pasfoto’s digitaal opgenomen op alle nieuwe vreemdelingendocumenten en wordt geëxperimenteerd met mobiele identificatie-toepassingen door de politie.

3.4. Een Europese agenda

In 2011 zette BZK in op de wijziging van EU-regelgeving. Daarvoor is een omvangrijk programma gestart om andere lidstaten en de Commissie te overtuigen van de noodzaak van de Nederlandse standpunten. De reactie op het Groenboek is, voor het eerst, besproken met andere lidstaten. Er is onderhandeld over de herziening van de Kwalificatierichtlijn, de Procedurerichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Dublinverordening.

In november 2011 is de herziening van de Kwalificatierichtlijn goedgekeurd. Daarnaast wordt gewerkt aan het verkrijgen van draagvlak voor de Nederlandse standpunten op het gebied van de Gezinshereningingsrichtlijn.

Verder draagt Nederland bij aan het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO), dat is opgericht om de praktische samenwerking op asielgebied te bevorderen. In de Verordening tot oprichting van het EASO is opgenomen dat de lidstaten nationale (asiel)deskundigen beschikbaar stellen aan zogenoemde asielondersteuningsteams, die operationele steun gaan verlenen aan lidstaten waarvan het asielstelsel en opvangvoorzieningen onder bijzonderde druk staan. Vanaf april 2011 zijn meerdere asielondersteuningsteams werkzaam in Griekenland, waarvoor BZK deskundigen beschikbaar heeft gesteld.

4. Woningmarkt, woningbouw, leefomgeving en integratie

Het jaar 2011 stond in het teken van het versterken van het functioneren van de woningmarkt, mede om de gevolgen van de crisis af te zwakken. In de integrale Woonvisie streeft BZK naar een flexibeler woningmarkt, met meer doorstroming en voldoende mogelijkheden voor huurders en kopers om te verhuizen. BZK verbetert de werking van de huurmarkt en geeft positieve impulsen aan het vertrouwen op de koopmarkt. Zij die ondersteuning nodig hebben kunnen hierop rekenen. Daarnaast werkt BZK aan het verbeteren van het investeringsperspectief voor marktpartijen. Het gehele pakket aan maatregelen leverde het afgelopen jaar een bijdrage aan het in beweging krijgen en houden van de woningmarkt.

4.1. Het verbeteren van de werking van de woningmarkt

Hervorming van de huurmarkt (Hervorming 17)

Verschillende maatregelen in het afgelopen jaar leverden een bijdrage aan het beter laten functioneren van de huurmarkt. Per 1 oktober 2011 is het aantal WWS-punten van woningen in schaarsteregio’s verhoogd met maximaal 25 punten, afhankelijk van de WOZ-waarde. Hiernaast heeft de minister een wetsvoorstel ingediend om voor huurders in een gereguleerde woning met een huishoudinkomen van meer dan 43 000 euro een maximale huurstijging van inflatie+5% toe te staan, om het zogeheten scheefwonen tegen te gaan en de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Voor burgers die dat nodig hebben is ondersteuning beschikbaar in de vorm van huurtoeslag. Daarnaast is het maximale huurverhogingspercentage voor inkomens tot € 43 000,- per 1 juli vastgesteld op het inflatiepercentage van het voorgaande jaar.

Ook voor studenten is aandacht. In november 2011 is het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting 2011–2016 ondertekend, gericht op realisatie van extra studenteneenheden en meer samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Verbeteren van het functioneren van de corporaties

BZK werkte het afgelopen jaar aan verbetering van het toezicht op de corporaties. Hiertoe stuurde de minister het wetsvoorstel Herziening Woningwet op 12 mei 2011 naar de Tweede Kamer. De nota naar aanleiding van het verslag alsmede de betreffende nota van wijziging zijn op 12 maart 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd. Vooruitlopend hierop geldt sinds 1 januari 2011 de «Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting», waardoor corporaties vanaf 1 januari 2011 minimaal 90% van de dat jaar vrijkomende sociale huurwoningen moeten toewijzen aan huishoudens met een inkomen lager dan € 34 085. Ook is besloten dat de zogeheten «Vogelaarheffing» in twee jaar wordt afgebouwd.

Beheersing uitgaven huurtoeslag

In 2011 is een wetsvoorstel aangenomen, dat voorziet in een verlaging van de huurtoeslag boven de kwaliteitskortings- en aftoppingsgrenzen (per 2012) en een opslag op de normhuur (per 2013). Deze wet maakt de budgettaire druk van de huurtoeslag beter beheersbaar.

Versterken van het vertrouwen op de koopwoningmarkt

In 2011 zijn diverse maatregelen genomen om het vertrouwen in de markt te versterken en de effecten van de crisis te bestrijden. Een voorbeeld hiervan is het tijdelijk verlagen van de overdrachtsbelasting naar 2%. Verder wordt de verhoging van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gehandhaafd tot 1 juli 2012, waarna deze in twee jaar geleidelijk zal worden teruggebracht naar het reguliere niveau. In december 2011 heeft het kabinet het wetsvoorstel voor een kooprecht voor huurders van corporatiewoningen voor advies aan de Raad van State verstuurd. Het wetsvoorstel vergroot de mogelijkheden voor huurders om een woning te kopen.

Stimuleren investeringen woningbouw

BZK wil meer ruimte bieden voor woningbouw op basis van kleinschalige natuurlijk groei en particulier opdrachtgeverschap. Daarom zijn in 2011 in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte de ruimtelijke beperkingen van rijkswege weggenomen. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de woningbouw in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Ook is in 2011 besloten, op basis van positieve ervaringen, het Expertteam Eigenbouw met twee jaar te verlengen om particulier opdrachtgeverschap te stimuleren.

In 2011 is het effect van verschillende stimuleringsmaatregelen voor de woningbouw onderzocht. Hieruit blijkt dat deze maatregelen bijdroegen aan het beperken van de crisis. Dit onderzoek is begin 2012 aan de Kamer aangeboden. Ook pakt BZK, samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de leegstand van kantoren aan. In diverse pilots wordt gewerkt aan het omvormen van kantoren tot woningen.

BZK publiceerde het nieuwe Bouwbesluit in december 2011. Dit is een belangrijke stap richting zowel minder als eenvoudiger en meer uniforme regels en voorschriften. Daarnaast voert BZK de adviezen van de Commissie Dekker (2008) uit om meer verantwoordelijkheden bij de private sector te leggen. Een belangrijke uitwerking hiervan is het duale stelsel met private kwaliteitsborging naast publieke toetsing en toezicht.

Bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving

Het besparen van energie draagt bij aan het verminderen van de woon- en energielasten. Daarnaast geeft het stimuleren van energiebesparing een impuls aan de bouwsector, en is energiebesparing tevens van belang voor het bereiken van energie- en klimaatdoelen. De aanpak is divers en richt zich op gedragsverandering, verbetering van de energetische kwaliteit van gebouwen, innovatie en kennisoverdracht. Dit alles heeft een plaats in het Plan van Aanpak Energiebesparing, dat in 2011 met de Tweede Kamer is besproken.

BZK stimuleert burgers, marktpartijen en medeoverheden zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. Een voorbeeld hiervan zijn de dertien pilots in het kader van de Blok-voor-Blokaanpak voor de bestaande woningvoorraad. Het Rijk vervult zelf een voorbeeldrol, ondermeer via de programma’s Duurzaam Inkopen en Rijkshuisvesting 2020. Andere voorbeelden zijn het herijken van de bestaande energieconvenanten voor de bestaande bouw, nieuwbouw en de huursector en het afsluiten van Green Deals op het terrein van energiebesparing in de gebouwde omgeving.

4.2. Stimuleren van een goede woon- en leefomgeving en het bevorderen van burgerschap

Het kabinet heeft de aanpak van de woon- en leefomgeving verbreed, van wijken met de grootste achterstanden naar leefbaarheid in steden, dorpen en krimpgebieden. De leefbaarheid in Nederland is tussen 2008 en 2010 licht verslechterd, maar minder dan verwacht. In de aandachtswijken was zelfs sprake van een lichte verbetering. Zo is de werkloosheid er relatief gezien sneller gedaald dan het landelijk gemiddelde. BZK legt bij het bevorderen van de leefbaarheid de nadruk op burgerschap en het vergroten van het maatschappelijk rendement van initiatieven. Zo ondersteunt het ministerie het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA), de koepel van bewonersorganisaties in aandachtswijken, bij het opzetten van wijkondernemingen naar Engels voorbeeld. Daarnaast is er een nieuwe aanpak ontwikkeld voor de aanpak van multiprobleem-huishoudens. Maatschappelijk Kosten Baten Analyses laten zien dat met deze nieuwe aanpak besparingen kunnen worden behaald in de orde van 25%.

Een andere prioriteit is het Nationaal Programma Kwaliteitssprong Rotterdam-Zuid waarmee in 2011 is gestart. Hiermee wordt gewerkt aan een betere toekomst van de Rotterdamse wijken op Zuid. BZK maakte ook werk van de aanpak van bevolkingskrimp en heeft afspraken gemaakt om convenanten te sluiten met de topkrimpprovincies en de anticipeerregio’s. Daarnaast is BZK samen met gemeenten en provincies gestart met een visie op de stedelijke vernieuwing na 2014 en onderzoek naar de toekomstige financiering van binnenstedelijke vernieuwing.

Ook zijn in 2011 maatregelen vastgesteld om de EU-arbeidsmigratie (met name uit Midden- en Oost-Europa) in goede banen te leiden en de hieraan gerelateerde knelpunten rond huisvesting en integratie prioriteit te geven. Betrokken partijen stelden onder meer een Nationale intentieverklaring huisvesting op, die begin 2012 is ondertekend.

4.3. Integratie en inburgering op basis van eigen verantwoordelijkheid

In het integratiebeleid zijn het afgelopen jaar een aantal wijzigingen doorgevoerd en wetsvoorstellen voorbereid op basis van de Integratievisie die het kabinet in 2011 aan de Kamer heeft gestuurd. Centraal staat ook hier de eigen verantwoordelijkheid die mensen hebben om een zelfstandig bestaan op te bouwen, actief deel te nemen aan de samenleving en zich daarvoor voldoende te kwalificeren. Ook op het gebied van inburgering heeft BZK gewerkt aan belangrijke herzieningen. Het merendeel van de kosten wordt bij de inburgeraar neergelegd. Een lening wordt alleen verstrekt aan diegenen die aantoonbaar niet in staat zijn direct de kosten te dragen. Een voorstel tot wijziging van de Wet Inburgering is aangeboden aan de Tweede Kamer.

Voor de groep gezinsmigranten is de wet- en regelgeving voor het afleggen van het examen in het buitenland reeds gewijzigd. Per april 2011 zijn de hogere eisen die gesteld worden aan de taalvaardigheid van migranten in werking getreden. De invoering van een huisvestingsvereiste als toelatingsvoorwaarde is in voorbereiding. Een voorstel tot versobering van de Remigratiewet is verzonden aan de Tweede Kamer.

Beleid dat burgers ondersteunt om zelfredzaam te zijn en actief bij te dragen aan de Nederlandse samenleving, moet effectief zijn voor iedereen die het nodig heeft. Het afgelopen jaar is gewerkt aan het in kaart brengen van het bereik en de effectiviteit van maatregelen die bijdragen aan de zelfredzaamheid van burgers. Er is gekeken naar de aanpak van maatschappelijke problemen waarbij migranten en hun kinderen zijn oververtegenwoordigd, zoals gezondheidsproblemen, schooluitval, werkloosheid en criminaliteit. De uitkomsten zullen in 2012 nader worden uitgewerkt.

Subsidies ter bevordering van de integratie van specifieke groepen zijn in 2011 niet meer verstrekt. De financiële bijdrage aan de Marokkanen- en Antillianengemeenten wordt eind 2012 stopgezet. Gemeenten zijn het afgelopen jaar reeds ondersteund bij het inbedden van kennis en elementen uit het specifieke beleid in het reguliere beleid.

Vanuit het integratiebeleid levert het kabinet een bijdrage aan het verkleinen van de sociaalculturele afstand tussen mensen. Concrete doelen zijn het bestrijden van (rassen)discriminatie en het indammen van maatschappelijke spanningen, polarisatie en radicalisering in de Nederlandse samenleving. Een wetsvoorstel om gelaatsbedekkende kleding in de openbare ruimte te verbieden is in voorbereiding.

5. Nationale veiligheid

In 2011 werd de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in de uitvoering van zijn wettelijke taken geconfronteerd met twee belangrijke en samenhangende trends: «internationalisering» en «technologisering». Op internationaal gebied deden zich belangrijke onverwachte gebeurtenissen aan. Een voorbeeld hiervan is de politieke ontwikkelingen in de Arabische Wereld. De AIVD toonde zich het afgelopen jaar flexibel in het reageren op dergelijke onverwachte gebeurtenissen en werkte actief samen met de veiligheidspartners. Waar nodig herdefinieerde de AIVD tijdig de verschillende operationele doelen.

De technologische ontwikkelingen vroegen het afgelopen jaar om nieuwe investeringen. De AIVD richtte zich in het bijzonder op actuele ontwikkelingen zoals Signal Intelligence, cybertechnologie en internet.

Naast de uitvoering van de wettelijke taken voorzag de AIVD de Nederlandse regering, veiligheidspartners en andere belanghebbenden van eigen geverifieerde en gevalideerde inlichtingeninformatie. Hiermee neemt de dienst bedreigingen weg in binnen- en buitenland voor Nederlandse belangen en levert de AIVD een substantiële bijdrage aan de nationale en internationale veiligheid. In 2011 zijn er in Nederland, of op Nederlandse belangen in het buitenland, geen aanslagen gepleegd.

B2. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 27: Algemene inlichtingen en Veiligheidsdienst

27 Algemene doelstelling

Tijdige onderkenning van niet direct waarneembare dreigingen en risico’s voor de (inter-)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving en daarop gebaseerde informatieverstrekking aan de partners van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), die daardoor worden aangezet om passende maatregelen te nemen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De AIVD voert haar wettelijke taken (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002) uit in het belang van de nationale veiligheid. Dat wil zeggen «de bescherming van de democratische rechtsorde, dan wel de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.» De AIVD is in staat gebleken om bestuurders, beleidsmakers en andere belanghebbenden op lokaal, nationaal en internationaal niveau, tijdig en adequaat aan te sporen tot handelen. Hiermee zijn dreigingen in binnen- en buitenland tegen Nederlandse belangen weggenomen en is een substantiële bijdrage aan de (inter)nationale veiligheid geleverd. In 2011 zijn er in Nederland of tegen Nederlandse belangen in het buitenland geen aanslagen gepleegd. De AIVD heeft diverse heimelijke activiteiten ontmaskerd en het uitreizen van jihadstrijders voorkomen en ongedaan gemaakt. Ook is een beter inzicht verworven in de politieke intenties van een aantal landen van zorg.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

In 2011 heeft de AIVD bij de uitvoering van zijn wettelijke taken geanticipeerd op de ontwikkeling van twee belangrijke (meerjarige) trends. Ten eerste kregen de risico’s en bedreigingen voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving een sterker internationaal karakter, dat wil zeggen dat zij voortkomen uit een in toenemende mate dynamischer en onzekere internationale omgeving. Ten tweede wordt het zicht krijgen en behouden op risico’s en bedreigingen voor de Nederlandse veiligheidsbelangen steeds moeilijker vanwege de voortgaande technologiesering. Onderzoekssubjecten van de AIVD gebruiken in toenemende mate een scala aan hoogwaardige informatie- en communicatietechnologieën, die vervolgens ook nog eens steeds meer en steeds professioneler worden beveiligd. Om aangehaakt te blijven bij de technologische «wedloop» heeft de AIVD geïnvesteerd in drie terreinen: communicatie-interceptie apparatuur, ICT-technologie voor de verwerking, koppeling en analyse van data- en gegevensstromen, en hoogwaardig gekwalificeerd technisch (ICT-)personeel binnen de formatieve kaders. Naast deze materiële en personele investeringen heeft de AIVD in 2011 de strategische samenwerking met (inter)nationale Inlichtingen- en veiligheidsdiensten op het terrein van technologische innovatie geïntensiveerd, om zodoende een passend antwoord te geven op de ontwikkelingen van Signal Intelligence (Sigint), cybertechnologie en internet. Zo heeft de AIVD zich gedurende 2011 in een apart researchproject gericht op de middelen en mogelijkheden om digitale (cyber)aanvallen vroegtijdig te kunnen onderkennen. Dit had ten doel de belangen van de Nederlandse staat tegen digitale (cyber)aanvallen te beschermen. Met dit researchproject heeft de AIVD een bijdrage geleverd aan de invulling van de Nationale Cyber Security Strategie waarmee rijksbreed adviezen en oplossingen zijn aangedragen.

De laatste jaren wordt de AIVD vanuit zijn afnemers in toenemende mate gevraagd om een breed scala aan informatieproducten te leveren. Ter versterking van de inlichtingenpositie van de AIVD is de samenwerking met (inter)nationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten verder geïntensiveerd. Op nationaal niveau is de samenwerking met de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Regionale Inlichtingendiensten (RID) verbeterd, waarbij de focus lag op de complementariteit van de taakuitvoering.

Door de ontwikkeling van de onderkende trends en de toenemende vraag naar het aantal informatieproducten heeft de AIVD flexibel, effectief en resultaatgericht moeten anticiperen op onverwachte (inter)nationale gebeurtenissen, bijvoorbeeld de politieke ontwikkelingen in de Arabische wereld. Dit is gelukt door de vastgestelde operationele doelstellingen, in afstemming en samenhang met de veiligheidspartners, deels te herprioriteren.

Budgettaire gevolgen van beleid

27.1 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

185 307

215 438

198 326

17 112

               

Uitgaven

174 617

175 172

189 714

190 979

197 147

198 326

– 1 179

27.1 Apparaat

     

182 711

188 574

190 058

– 1 484

27.2 Geheime uitgaven

     

8 268

8 573

8 268

305

               

Ontvangsten

 

 

 

3 207

1 609

591

1 018

Financiële toelichting

Op het artikel Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst is minder uitgegeven dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Verplichtingen

Het verschil tussen realisatie en begroting wordt verklaard door nieuw aangegane meerjarenverplichtingen in 2011. Het betreft vooral verplichtingen op het gebied van ICT-investeringen en reguliere facilitaire zaken.

Ontvangsten

De meerontvangsten zijn onder andere het gevolg van meer doorbelastingen aan het UWV in het kader van de ziektewet en een betere beheersing van het ontvangstenproces.

Realisatie meetbare gegevens

27.2 Indicatoren

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Opvolging van AIVD-producten1

100%

100%

100%

Implementatie IT systemen (dossiervorming mede ten behoeve van targetregistratie, Bravo ten behoeve van de veiligheidsonderzoeken en Victis ten behoeve van de CT Infobox)2

2 van de 3 systemen geïmplementeerd

100%

2 van de 3 systemen geïmplementeerd

Percentage door AIVD uitgevoerde veiligheidsonderzoeken binnen wettelijke termijn van 8 weken3

94%

90%

95 %

X Noot
1

Opvolging van AIVD-producten: In 2011 leiden alle door de AIVD uitgebrachte ambtsberichten en producten ten behoeve van het stelsel Bewaken&Beveiligen tot gekende besluitvorming door de afnemers van die producten.

X Noot
2

Versterking informatiehuishouding; Kamerstukken II, 2007–2008, 30 977, nr 10.

X Noot
3

Terugdringen doorlooptijden A veiligheidsonderzoeken, Kamerstukken II, 2008–2009, 30 805, nr 13.

Met betrekking tot de inspanningen op de ICT vernieuwingsprojecten over de periode 2008–2010, kan gesteld worden dat alleen het project, de ontwikkeling van het dienstbrede dossiervorming- en workflowmanagement systeem, is vertraagd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 30 977, nr. 35.) Inmiddels zijn de ontwikkel- en bouwfasen afgerond en wordt gewerkt aan de implementatie(fase).

27.3 Kengetallen

Waarde 2010

Waarde 2011

Aantal openbare publicaties

7

7

Aantal ambtsberichten (aan min El&I1)

98

59

Aantal ambtsberichten (overige afnemers)

64

41

Aantal dreigingsinformatie-producten t.b.v. stelsel bewaken en beveiligen (art 6.2.e WiV 2002)

140

1292

Aantal dreigingsinformatie-producten t.b.v. beveiligingsbevorderende taak (art 6.2.c Wiv 2002)

17

62

Aantal aangewezen vertrouwensfuncties

76 129

75 556

Aantal door AIVD in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken

8 999

9 017

Aantal geweigerde VGB’s

449

6213

Bron: AIVD

X Noot
1

Dit zijn berichten aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

X Noot
2

In 2011 zijn de stelselproducten «zuiver» gerapporteerd: dreigingsinschatting, dreigingsanalyse en risicoanalyse (incl. samenvatting risicoanalyses). Hiermee zijn de «AIVD-producten» uitgesloten van telling (o.a. mededeling, brief, nota, notitie).

X Noot
3

Hiervan hebben 583 weigeringen betrekking op B-vertrouwensfuncties in de burgerluchtvaart.

27 Operationele doelstellingen 1

Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst.

Om invulling te geven aan de ambities voor 2011 heeft de AIVD zijn strategische doelstellingen vertaald naar operationele doelstellingen en zijn de onderzoeken gericht op onderstaande prioriteiten. Hieronder worden de onderzoeksprioriteiten van 2011 kort uiteengezet en de behaalde resultaten aangegeven.

  • a. (Jihadistisch) Terrorisme.

    De AIVD heeft in 2011 met prioriteit gewerkt aan het verder uitbouwen van een eigen hoogwaardige inlichtingenpositie met betrekking tot personen en organisaties in Nederland én het buitenland die een concrete of zeer voorstelbare jihadistisch-terroristische dreiging vormen voor Nederland of Nederlandse belangen elders. Om dit de realiseren heeft de AIVD in 2011 mede gebruik gemaakt van informatie die inzicht geeft in reisbewegingen. Reisgegevens alleen zijn niet de sleutel voor terrorismeonderzoek, maar vormen één van de elementen waar essentiële informatie omtrent een mogelijke dreiging uitgehaald kan worden. Daarnaast concentreerden de onderzoeken van de AIVD zich op de exogene dreiging. De AIVD heeft zijn inlichtingenpositie over jihadistische netwerken in een aantal risicogebieden uitgebouwd.

  • b. Radicalisme en Extremisme.

    De AIVD heeft binnen dit aandachtsveld in 2011 met prioriteit de aandacht gevestigd op de meest intimiderende en gewelddadige vormen van links-extremisme waarbij het onderzoek naar het verzet tegen het asiel- en vreemdelingenbeleid is geprioriteerd. Uit onderzoek het blijkt dat het verzet tegen het Nederlandse (-en europese) asiel- en vreemdelingenbeleid gedurende 2011 is verhard.

    Bij het aandachtsveld van rechtsextremisme zijn in 2011 geen majeure wijzigingen in het normbeeld geconstateerd – zoals verwoord in de nota «Afkalvend front, blijvend beladen» van november 2010.

    Met betrekking tot radicale islamitische bewegingen in Nederland heeft de AIVD in 2011 de focus gericht op personen die anderen doelbewust aanzetten tot moslimradicalisering en de locaties waar dit gebeurt. Daarnaast richt de AIVD zich op radicaal-islamitische personen, organisaties en instellingen die een radicale boodschap verkondigen en daarmee de radicalisering van anderen bevorderen.

  • c. Heimelijke activiteiten van andere landen.

    De AIVD heeft zich in 2011 gericht op het vroegtijdig onderkennen, in beeld brengen en het inschatten van de potentiële schade die wordt toegebracht door ongewenste en heimelijke activiteiten van andere landen in Nederland. Prioriteit is daarbij gegeven aan de inlichtingenactiviteiten van Iran, Rusland en China, waarbij in ieder geval is gelet op de drie vormen van inmenging, te weten politieke bestuurlijke beïnvloeding, ongewenste bemoeienis met migrantengemeenschappen en de verwerving van (kwetsbare) wetenschappelijke/technische kennis en technologie. Nederland is het afgelopen jaar voor China een aantrekkelijk doelwit gebleken als het gaat om economische en technisch-wetenschappelijke spionage. Met name gegevens over technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen en voorgenomen investeringen van de overheid en het bedrijfsleven zijn interessant voor de Chinese inlichtingendiensten.

  • d. Internationaal-politieke ontwikkelingen.

    De AIVD heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de mondiaal-ecomomische ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende intenties van andere landen, ondermeer op het gebied van schaarse grondstoffen. De Russische Federatie zal zich blijven positioneren als energiegrootmacht. Echter, technologische ontwikkelingen, Europese concurrentiewetgeving en een assertieve Europese energiepolitiek, zorgen ervoor dat Ruslands positie op energiegebied niet langer vanzelfsprekend is.

  • e. Proliferatie van massavernietigingswapens.

    De AIVD heeft in 2011 gezamenlijk met de MIVD onverminderd inspanningen verricht om (eventuele) verwervingspogingen op het gebied van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen door de zogenoemde «landen van zorg» én niet-statelijke actoren tegen te gaan. Daarnaast heeft de AIVD met de MIVD onderzoek verricht naar de aard en omvang van de diverse (wapen)programma’s van «landen van zorg», dat wil zeggen de chemische, biologische, radiologische en nucleaire aspecten daarvan.

  • f. Informatie- en verbindingsbeveiliging en veiligheidsbevordering.

    De AIVD heeft in 2011 de onderzoeksinspanningen ten behoeve van het onderkennen en tegengaan van vormen van digitale spionage en digitale aanvallen voortgezet. Ten behoeve van de bevordering van informatie- en verbindingsbeveiliging heeft de AIVD in 2011 zijn partners in de Rijksoverheid voorzien van het noodzakelijke handelingsperspectief om (hoger) gerubriceerde of gevoelige informatie te beschermen tegen gerichte ICT aanvallen en ICT-gerelateerde dreigingen.

    De AIVD heeft in 2011 de inspanning op het gebied van veiligheidsbevordering (C/E-taak), gecontinueerd (zie ook tabel 27.3 Kengetallen).

  • g. Operationele ondersteuning.

    Mede door de investeringen in de ICT is de AIVD in 2011 is staat geweest zijn technologische competenties, zowel personeel als materieel, te vergroten en daarmee zijn operationele slagkracht in een steeds technologischer omgeving te versterken. Ter illustratie: in verband met de kwaliteit van ons internetonderzoek, is de AIVD een gezaghebbende internationale samenwerkingspartner.

  • h. Verkennend onderzoek.

    Om nieuwe risico’s of ongekende dreigingen tijdig te kunnen onderkennen en te duiden heeft de dienst gedurende 2011 heeft de dienst trendanalyses, toekomstverkenningen en verkennende onderzoeken uitgevoerd.

Vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken

De AIVD voert veiligheidsonderzoeken uit naar personen die vertrouwensfuncties gaan vervullen en adviseert de vakminister dan wel het bevoegd gezag over de aanwijzing van die vertrouwensfuncties.

De veiligheidsonderzoeken moeten binnen een wettelijke vastgestelde termijn van 8 weken zijn afgerond. Over geheel 2011 gemeten was 95% van de zwaarste categorie onderzoeken (alle A/AP veiligheidsonderzoeken) uitgevoerd binnen acht weken; dit is binnen de vastgestelde norm van 90%. In 2011 heeft de AIVD 9 017 veiligheidsonderzoeken uitgevoerd waarmee de vraag naar veiligheidsonderzoeken is gestabiliseerd.

De uitvoering van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) wordt ondermeer ondersteund met beleidsregels en handleidingen. In 2011 zijn de beleidsregels Justitieel (justitiële weigeringgronden, vooral de hoogte van het boetebedrag en de hechtenistermijn) en Onvoldoende gegevens buitenland (beoordeling informatie bij verblijf in buitenland, met name de aanpassing van de beoordelingstermijnen) aangepast. Beide beleidsregels worden per 1 februari 2012 effectief.

In 2011 heeft de AIVD de leidraad Vitaal opgesteld en gepubliceerd. De leidraad vormt een specifieke uitwerking van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) en biedt de vitale sectoren concrete criteria voor de aanwijzing van vertrouwensfuncties.

De AIVD heeft in 2011 ook veiligheidsonderzoeken uitgevoerd op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustacius en Saba) voor de politie- en burgerluchtvaartsector.

De AIVD is in 2011 ook verzocht om de Veiligheidsdienst Sint Maarten (VDSM) bij te staan bij de inrichting van de VDSM. Hiervoor zijn in 2011 voorbereidingen getroffen om, onder regie en verantwoordelijkheid van de VDSM, de opleiding, training en begeleiding van de medewerkers veiligheidsonderzoeken te verzorgen.

De AIVD heeft in 2011 op verzoek van andere mogendheden en van volkenrechtelijke organisaties (veiligheids-) onderzoeken verricht ten behoeve van de afgifte van clearances. Daarnaast heeft de AIVD op verzoek van andere collegadiensten naslagverzoeken uitgevoerd in het kader van in het buitenland geïnitieerde veiligheidsonderzoeken. In totaal heeft de AIVD circa 2 800 naslagen, mededelingen en clearances uitgevoerd en verstrekt in het kader van internationale afspraken en verplichtingen.

De AIVD is in 2011 gestart met het project «Herijking van de B-taak». In dit project wordt de nieuwe visie op de aanwijzing van vertrouwensfuncties en de uitvoering van veiligheidsonderzoeken uitgewerkt. De hoofdpunten van de herijking zijn een scherpere aanwijzing van vertrouwensfuncties, een vernieuwde uitvoering van veiligheidsonderzoeken, die beter aansluit op de missie van de AIVD om de nationale veiligheid te beschermen, optimalisatie van de samenwerkingsrelaties met externe partners en het uitwerken van een voorstel tot het tariferen van uitgevoerde veiligheidsonderzoeken.

27.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eindverantwoordelijk voor de adequate taakuitvoering van de AIVD, waaronder de doeltreffendheid en de doelmatigheid daarvan. De AIVD rapporteert periodiek over deze aspecten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de taakuitvoering van de AIVD.

De minister legt over bovenstaande onderwerpen verantwoording af aan de Tweede Kamer. Dat gebeurt zo veel mogelijk in het openbaar, en waar dat niet kan vanwege geheimhoudingsnoodzaak, via de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

Artikel 31 Bestuur en democratie

31 Algemene doelstelling

Een betere overheid door een goed functioneren openbaar bestuur en democratie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2011 zijn bestuursafspraken gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) die als basis dienen voor een heldere taakverdeling tussen, en goede taakuitvoering door, de verschillende bestuurslagen. Die heldere taakverdeling is een van de pijlers van de visie op het openbaar bestuur die het kabinet in 2011 heeft uitgebracht. Met deze visie is feitelijk de agenda geduid waarmee hoofdstuk 1 van het regeerakkoord wordt uitgevoerd. De bestuurlijke vernieuwing in de Randstad maakt daar een belangrijk deel van uit en in 2011 zijn dan ook de eerste stappen gezet om in deze economische motor van Nederland een slagvaardiger en toekomstbestendiger bestuur te krijgen.

Budgettaire gevolgen van beleid

31.1 Bestuur en democratie

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

122 482

103 597

113 239

– 9 642

               

Uitgaven

62 545

75 009

97 083

85 847

112 038

82 446

29 592

31.25 Apparaat

     

14 718

17 300

11 145

6 155

31.1 Inrichting, werking en financiering openbaar bestuur

     

7 044

5 942

5 853

89

31.2 Democratie en burgerschapsvorming

     

24 481

21 944

23 854

– 1 910

31.3 Reisdocumenten en basisadministratie personen

     

36 203

65 218

39 552

25 666

* Bijdrage baten- en lastendienst BPR

     

27 232

53 098

20 820

32 278

31.4 Constitutionele zaken (CZW)

     

742

0

0

0

31.5 Kiesraad

     

2 659

1 634

2 042

– 408

               

Ontvangsten

 

 

 

217 869

203 710

194 715

8 995

Financiële toelichting

31.25 Er is in 2011 meer uitgegeven dan geraamd. Dit heeft voornamelijk te maken met fte's die dit jaar nog afgebouwd worden in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst. Het budget hierover is grotendeels bij Najaarsnota 2011.

31.1 Voor een aantal projecten zoals het Europees Burgerinitiatief, Burgerparticipatie, Wet Openbaarheid Bestuur, Antidiscriminatie, Reisdocumenten en Interbestuurlijke Informatievoorziening ontbrak nog financiering en die is bij Voorjaarsnota 2011 aan het budget toegevoegd.

31.2 Door vertraging in de afrondende fase van de aanbesteding voor de ontwerpen van stembiljet, stempas, kiezerspas en schriftelijke volmacht zijn de voor 2011 begrote uitgaven niet volledig uitgeput.

31.3 De extra uitgaven worden voor het overgrote deel verklaard door drie oorzaken. Ten eerste compenseerde het Rijk afgelopen jaar gemeenten voor de periode dat het Nederlands identiteitsbewijs gratis verstrekt moest worden en voor de bezwaarschriften die zijn ingediend bij de gemeenten sinds 7 oktober 2010 en die zijn gehonoreerd. Ten tweede worden er jaarlijks meer jeugd-NIK's (Nationale Identiteitskaarten) aangevraagd dan was voorzien. Daarnaast werd per 1 januari 2012 de prijs van een jeugd-NIK verhoogd. Hierdoor ontstond aan het einde van 2011 een run op de jeugd-NIK’s.

Ontvangsten

Het agentschap BPR heeft zijn resultaat op de reisdocumenten over 2010 aan BZK afgedragen. Dit is ingezet om het tekort op het budget voor de jeugd-NIK’s als gevolg van de run gedeeltelijk op te lossen.

  • Grondwettelijke aspecten van intern. en Europese verdragen

  • Financieel-economische ontwikkelingen

  • Technologische ontwikkelingen

  • Veranderende voorkeuren en eisen van burgers

Externe factoren

Realisatie meetbare gegevens

31.2 Indicatoren

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Overheidsdienstverlening

6,6

6,7

7

Nvt1

Bron: Onderzoek naar de kwaliteit van overheidsdienstverlening

X Noot
1

Geen onderzoek meer verricht sinds het aantreden van het huidige kabinet.

31 Operationele doelstelling 1

Bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die op basis van goede interbestuurlijke, financiële en informatieverhoudingen, hun taken zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

Bestuurlijke en financiële verhoudingen met de medeoverheden

Instrumenten

In de bestuursafspraken is tussen Rijk, IPO, VNG en UvW zijn richtinggevende proces- en principeafspraken vastgelegd voor de decentralisatie van een aantal overheidstaken. Het gaat om verantwoordelijkheden en financiële geldstromen op de terreinen Begeleiding, Jeugdzorg, Water en Economie, Ruimte en Natuur. Door deze te decentraliseren naar provincies, gemeenten en waterschappen wordt tot een doelmatiger taakverdeling tussen de bestuurslagen gekomen. Dit draagt bij aan een compacte en slagvaardige overheid. Naast afspraken over deze omvangrijke hervormingen bevatten de Bestuursafspraken 2011–2015 ook afspraken op het terrein van de bestuurlijke en financiële verhoudingen, vermindering regeldruk. Een belangrijke afspraak op het terrein van de financiële verhoudingen is de hernieuwde invoering met ingang van 2012 van de «trap op trap af»-systematiek bij de bepaling van de omvang van het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Bestuurskracht

In 2011 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich gericht op de parlementaire behandeling van de Wet revitalisering generiek toezicht en bijbehorende beleidskaders. De Tweede Kamer heeft in september 2011 met het wetsvoorstel ingestemd. Daarnaast heeft het ministerie zich geconcentreerd op de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur inzake toezichtinformatie. Deze moet het kader stellen voor het opleggen van toezichtinformatieverplichtingen aan gemeenten en provincies. Daarbij worden de uitgangspunten van de spelregels voor interbestuurlijke informatiearrangementen gehanteerd. Verder heeft het ministerie voorbereidingen getroffen voor de implementatie van het nieuwe toezichtstelsel, welke van start moet gaan zodra de wet in werking treedt.

Binnenlands bestuur en Europa

Het ministerie van BZK heeft in samenwerking met BuZa en de betrokken departementen een lichte en permanent bedoelde structuur gerealiseerd voor Grensoverschrijdende Samenwerking (GROS, zie het kabinetsstandpunt in de brief aan de Tweede Kamer d.d. 8 juli 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 851, nr. 1)). De functie van de grensmakelaar is in die context vervallen. Er is een aanvang gemaakt met de omzetting van de Nederlandse knelpuntenlijst naar gezamenlijke bilaterale actielijsten met Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Doel is om binnen twee jaar een aantal knelpunten op te lossen. BZK treedt daarbij op als procesbewaker; de inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de vakdepartementen.

Het high level network on governance is omgevormd tot een platform dat op basis van het werkprogramma van de EU-commissie nieuwe voorstellen analyseert op de gevolgen voor het binnenlands bestuur.

Het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK heeft mede op verzoek van de Europese Commissie een kaderregeling voor gebiedsontwikkeling opgesteld, die vanaf 2012 moet leiden tot een verlichting van administratieve staatssteunlasten voor decentrale overheden.

Het ministerie van BZK heeft in 2011 bijgedragen aan door het VNG op te stellen flankerend beleid bij aanbestedingen, dat moet leiden tot meer (inkoop-)samenwerking en een hoger nalevingspercentage van de aanbestedingsplicht bij met name kleinere gemeenten.

Binnen de Raad van Europa fungeert de stuurgroep lokale en regionale democratie als een platform van Europa-brede uitwisseling van informatie en best practices inzake trends en ontwikkelingen in het openbaar bestuur. Momenteel ligt de nadruk op thema’s als de gevolgen van de economische crisis voor lokale overheden en de bevordering van grensoverschrijdende samenwerking op lokaal niveau.

Realisatie meetbare gegevens

31.3 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

1. Aantal specifieke uitkeringen

101

821

592

45

463

2. Vermindering interbestuurlijke lasten

     

25%

Nvt4

Bron 1: Onderhoudsrapportage specifieke uitkeringen 2011

Bron 2: Nulmeting interbestuurlijke lasten

X Noot
1

Exclusief 27 tijdelijke specifieke uitkeringen, bekostigd met geld uit het Fonds economische structuurversterking.

X Noot
2

Exclusief 29 tijdelijke specifieke uitkeringen, bekostigd met geld uit het Fonds economische structuurversterking.

X Noot
3

Exclusief de uitkeringen uit het Fonds economische structuurversterking waarover is in het Regeerakkoord opgenomen dat deze worden overgeheveld naar het Infrastructuurfonds of de departementale begrotingen. Hierdoor lopen bestaande specifieke uitkeringen af en ontstaan geen nieuwe specifieke uitkeringen.

X Noot
4

Geen onderzoek meer verricht sinds het aantreden van het huidige kabinet

31.4 Kengetal

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Aantal gemeenten onder preventief financieel toezicht

14

10

14

7

Bron: Toezichtverslag 2011 van provincies op gemeenten

31 Operationele doelstelling 2

Het stimuleren van de politieke participatie en de betrokkenheid van de burger bij het democratisch (verkiezings)proces.

Doelbereiking

De participatie van burgers aan het democratisch proces is van belang voor de legitimiteit van het openbaar bestuur. Het kabinet hecht daarom grote waarde aan de actieve deelname van burgers aan de representatieve democratie. Daarnaast zet het kabinet in op het zelforganiserend vermogen dat in de samenleving aanwezig is en wil de rol van de overheid daaraan aanpassen.

Stimuleren van de politieke participatie

Instrumenten

Subsidiëring politieke partijen

Politieke partijen die bij de laatste verkiezingen zetels in de Eerste of Tweede Kamer behaald hebben kunnen aanspraak maken op een jaarlijkse subsidie in het kader van de Wet subsidiëring politieke partijen. In 2011 kwamen 11 politieke partijen in aanmerking voor subsidie, 10 gedurende het hele jaar, de partij 50PLUS met ingang van 1 juni.

Pro Demos

2011 was het eerste volledige jaar van Pro Demos Huis voor democratie en rechtsstaat. Op 15 september 2011 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de locatie van Pro Demos aan de Hofweg te Den Haag geopend. Pro Demos heeft in 2011 diverse activiteiten en programma’s georganiseerd, die tot doel hadden om de politieke participatie van burgers te vergroten. Een voorbeeld hiervan is de Haagse Tribune, een programma dat tot doel heeft om leerlingen uit het voortgezet onderwijs op en rond het Binnenhof ervaring op te laten doen met politiek, democratie en rechtsstaat. In 2011 hebben circa 60 000 scholieren aan dit programma deelgenomen.

Bevorderen burgerparticipatie

In 2011 is gestart met het gezamenlijk zoeken naar een nieuwe balans in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen samenleving en overheid. De visie op burgerschap wordt voor de zomer 2012 naar de Tweede Kamer gezonden. Door het programma burgerparticipatie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten is ingezet op de veranderende rol van lokale ambtenaren, bestuurders en politici. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een bijdrage geleverd aan het VNG-jaarcongres, waar bestuurders en politici kennis konden maken met het anders omgaan met burgerparticipatie en burgerinitiatieven. De VNG heeft de databank met goede voorbeelden verder uitgebreid en deze onder meer inzichtelijk gemaakt met een landkaart op de VNG-site. Verder zijn bijdragen geleverd aan activiteiten van anderen om de kennis die in het programma is opgedaan ook te verspreiden onder bijvoorbeeld professionals die werken met burgerparticipatie.

Ter ondersteuning van participatieprofessionals is ingezet op het ontwikkelen en uitbouwen van een netwerk van participatieprofessionals die kennis en informatie kunnen uitdelen. Daartoe is onder meer op Linked In een groep Burgerparticipatie Gemeenten actief en is het participatieportal aangepast aan de behoeften van de doelgroep.

Vrijwel alle gemeenten zijn bereikt met het VNG programma In Actie met Burgers. Brochures en nieuwsbrieven van dit programma zijn verspreid onder alle gemeenten.

Het participatieportal verspreidt regelmatig een nieuwsbrief onder 678 aangesloten professionals.

Inrichting verkiezingsproces

Op 2 maart 2011 zijn er verkiezingen gehouden voor de Provinciale Staten. Deze verkiezingen zijn goed verlopen. De opkomst was 56 %. Dat is circa 10% hoger van de Provinciale Statenverkiezingen in 2007, 2003 en 1999. Ook vonden de eilandsraadsverkiezingen van 2011 in Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voor het eerst plaats conform de Nederlandse Kieswet. Ook deze verkiezingen zijn zonder incidenten verlopen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft als gebruikelijk een voorlichtingscampagne gevoerd om burgers te informeren over het stemproces. In Bonaire, Sint-Eustatius en Saba lag de nadruk in de voorlichtingscampagne op nieuwe regels voor burgers zoals de langere openingstijden van de stemlokalen en de mogelijkheid om bij volmacht te stemmen. De evaluatie van beide verkiezingen is op 25 oktober 2011 aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 142, nr 30). Het onderzoek naar een nieuw model van het stembiljet zal in de eerste helft 2012 worden afgerond. Dat is de Tweede Kamer ook gemeld in de stukken met betrekking tot de evaluatie van de verkiezingen van Provinciale Staten.

Realisatie meetbare gegevens

31.5 Kengetal

Verleende subsidie 2009

Verleende subsidie 2010

Verleende subsidie 20111

Partij

     

CDA

3 689 447

3 455 182

1 840 367

PvdA

3 123 645

3 084 084

2 318 958

SP

2 394 179

2 334 912

1 422 570

VVD

2 204 470

2 323 101

2 288 226

GL

967 414

1 003 867

949 022

CU

986 719

971 370

715 735

D66

684 230

872 433

1 058 989

PvdD

540 977

558 401

446 473

SGP

816 707

800 842

608 473

OSF

375 589

374 426

316 858

50PLUS

   

179 948

Bron: Financiële administratie ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

X Noot
1

Verleende subsidie 2011 betreft voorschotten. De definitieve cijfers staan in de begroting 2013.

31 Operationele doelstelling 3

Het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

Doelbereiking

Een betrouwbare GBA wordt bereikt door het verbeteren van de kwaliteit van de gegevens in de GBA. Het actieplan kwaliteit GBA heeft als doel de betrouwbaarheid van de GBA op een beter niveau te brengen in samenwerking met VNG en gemeenten (motie Heijnen en Bilder, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200, nr. 34).

Het programma modernisering GBA realiseert het 24 uur per dag online beschikbaar maken van actuele en betrouwbare persoonsgegevens voor geautoriseerde gebruikers. Dit levert een gestandaardiseerde en moderne uitwisseling van de persoonsgegevens en een betere controle op de kwaliteit van de GBA, zoals is vastgelegd in het bestuurlijke akkoord met de VNG op 5 maart 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 27 859, nr. 17). In 2011 is opnieuw een gatewayreview uitgevoerd op het programma modernisering GBA. In deze review werd geconstateerd dat er bij alle betrokkenen groot draagvlak is voor de realisatie van de gemoderniseerde GBA. De aanbevelingen van deze review betroffen onder andere het versterken van de planning en control in het programma en het instellen van een zogenoemde Design Authority. In september en november heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011–2012, 27 859, nrs. 48 en 57) over de uitkomsten van de Gateway Review en de uitvoering van de aanbevelingen.

In 2010 is een initiële kwaliteitsverbetering van de bevolkingsadministraties op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gerealiseerd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunde de eilandbesturen hierbij in 2011 nog. Het ministerie werkte in 2011 het beheer van de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA-V) verder uit. PIVA-V is de GBA-V van de drie eilanden en bedoeld om overheidsinstellingen van persoonsgegevens te voorzien.

Het verbeteren van de kwaliteit van de GBA

Instrumenten

In 2011 is het actieplan Kwaliteit GBA geëvalueerd (Algemeen Overleg Modernisering GBA, Kamerstukken II, 2010–2011, 27 859, nr. 43). In dat kader heeft het ministerie van BZK een drietal onderzoeken geëntameerd. Uit de in 2011 uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er op het punt van het adresgegeven in de GBA nog verbeteringen mogelijk zijn. De Momentopname 2011 toont ten aanzien van de bewoonde adressen een hoger percentage correcte registraties in de GBA ten opzichte van het onderzoek in 2010. Het percentage correcte registraties in 2010 bedroeg 94,4%, in 2011 bedroeg dit percentage 97,8%. Ten aanzien van de leegstaande adressen is het geconstateerde percentage correcte registraties echter omlaag gegaan. In 2011 was 77,3% van de leegstaande adressen correct geregistreerd, in 2010 was dit 87,8%. Uit het onderzoek «Vertrokken Onbekend Waarheen» blijkt dat jaarlijks 65 000 burgers (tijdelijk) kwijt raken omdat burgers hun verhuizing niet (tijdig) doorgeven aan hun woongemeente. Hoewel het gebruik van de GBA als basisregistratie is toegenomen, blijkt uit het onderzoek naar het gebruik van de GBA als basisregistratie dat ondanks dat overheidsorganisaties adresverschillen constateren er niet altijd wordt teruggemeld. Over de resultaten van de onderzoeken is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011–2012, 27 859, nr 57) en zijn de acties benoemd om de kwaliteit verder te verhogen. In 2013 en verder wordt gestart met het nieuwe evaluatie-instrument dat de kwaliteit van de GBA beter moet gaan bewaken (Kamerstukken II, 2011–2012, 27 859, nr 57). Hierin worden ook de controle op terugmeldingen (inclusief de snelheid van afhandeling) en de steekproefsgewijze huisbezoeken door alle gemeenten meegenomen.

Het programma modernisering GBA

De eerste werkende ICT-onderdelen van de Basisregistratie Personen (BRP) zijn gereedgekomen. Er is een migratieaanpak opgesteld en het eerste deel van de ICT-voorzieningen voor migratie is opgeleverd. Er is een implementatiestrategie vastgesteld en in samenwerking met het programma heeft de VNG aan KING, Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten, de opdracht gegeven om de gemeenten te ondersteunen bij de implementatie van de BRP.

In een AO op 13 april 2011 heeft de Tweede Kamer de voortgangsrapportage (Kamerstukken II, 2010–2011, 27 859, nr. 39) besproken. De minister heeft toen zijn voornemen kenbaar gemaakt om voor de Basisregistratie Personen één nieuwe ICT-voorziening te laten ontwikkelen en af te zien van de aanvankelijk geplande doorontwikkeling van de GBA V. In augustus 2011 heeft de minister het definitieve advies van de stuurgroep mGBA voor de vervolgaanpak voor de jaren 2011 tot en met 2016 overgenomen en daarover de Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011–2012, 27 859 , nr. 48). Conform de toezegging van de minister in dit overleg heeft het programma mGBA op 6 september 2011 een technische briefing gegeven aan de Vaste Kamercommissie voor BZK.

Verbeteren van de kwaliteit van de bevolkingsadministraties op Bonaire, Sint Eustatius en Saba

In 2011 heeft het ministerie van BZK de eilanden van Caribisch Nederland op individuele wijze ondersteund bij het verder verbeteren van de kwaliteit van de bevolkingsadministraties. Het ministerie heeft gedurende een half jaar een medewerker gedetacheerd bij Burgerzaken Bonaire en aan Sint Eustatius en Saba financiële ondersteuning gegeven voor de inhuur van een gezamenlijke GBA-specialist. Daarnaast zijn nog andere structurele maatregelen voorbereid, zoals de inrichting van een kwaliteitskring en het tot stand komen van verschillende opleidingen voor ambtenaren Burgerzaken. De voor eind 2011 beoogde kwaliteitsmeting is door capaciteitsgebrek bij het ministerie doorgeschoven naar het eerste kwartaal van 2012. Wat betreft de verdere uitwerking van PIVA-V – de GBA-V van de drie eilanden – is het aantal aangesloten overheidsinstellingen gegroeid van een vijftal naar ruim honderd. Het aantal verstrekkingen is nog beperkt aangezien niet elke overheidsinstelling evenveel gegevens ontvangt.

Reisdocumenten

In zijn brief van 16 november 2011 heeft de toenmalige minister aangegeven dat er uiterst behoedzaam wordt omgegaan met wijzigingen in de reisdocumentenketen. De continuïteit van het aanvragen en uitgeven van de reisdocumenten moet immers gewaarborgd zijn. Het zal daarom nog enige tijd duren voordat duidelijk is hoe de nieuwe reisdocumentenadministratie er uit komt te zien en werkzaam zal zijn (Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012, Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 VII, nr. 94)

Realisatie meetbare gegevens

In de paragraaf van baten-lastendienst Basisregistratie, Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) zijn de meetbare gegevens opgenomen.

31 Operationele doelstelling 4

Het waarborgen van de grondrechten en zorgen voor een goed functionerend constitutioneel bestel

Doelbereiking

Er is een goed functionerend systeem voor de bestrijding van discriminatie en de bevordering van het naleven van grondrechten.

Instrumenten

Het College voor de rechten van de mens (CRM)

Het wetsvoorstel is in 2011 door de Staten-Generaal aanvaard. De Wet College voor de rechten van de mens (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 467, nrs. 1 en 2) wordt gefaseerd ingevoerd. Met de realisatie daarvan is het systeem voor de bestrijding van discriminatie en de bevordering van het naleven van grondrechten nagenoeg afgerond. Zowel op het lokale als op het nationale niveau kan de burger met klachten en meldingen terecht bij een voorziening.

Kinderombudsman

De Kinderombudsman is in 2011 van start gegaan. Hij heeft zich op verschillende momenten geroerd, onder meer tijdens het Nationale Jeugddebat en in de media naar aanleiding van de positie van kinderen van asielzoekers. De Kinderombudsman is als substituut Nationale Ombudsman – een Hoog College van Staat. De Minister van BZK is als ondertekenaar van de Wet nationale ombudsman verantwoordelijk voor de financiële middelen voor het bureau van de Nationale Ombudsman, waaronder de Kinderombudsman ressorteert.

Voorstel voor herziening van grondwet

Op 11 november 2010 bracht de staatscommissie Grondwet advies uit aan het kabinet. Het kabinet heeft een reactie op het advies gestuurd aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-Generaal per brief van 24 oktober 2011. In 2012 vinden daarover beleidsdebatten plaats in beide Kamers.

Educatieve producten in samenwerking met het Huis voor Democratie en Rechtstaat

In 2011 is het Huis voor Democratie en Rechtsstaat van start gegaan en heeft de fusie met voormalig IPP plaatsgevonden. Het Huis is in 2011 vernieuwd in stijl en naamgeving naar Pro Demos. De educatieve producten van Pro Demos zijn onder andere te zien in het programma De Haagsche Tribune, waarbij leerlingen uit het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een dagprogramma op en rond het Binnenhof en diverse gastlesprogramma’s op scholen volgen met het doel ervaring op te doen met politiek, democratie en rechtsstaat.

31 Operationele doelstelling 5

Een zodanige toerusting van de Kiesraad dat een goede organisatie en begeleiding van het verkiezingsproces en een kwalitatief hoogwaardige advisering over het kiesrecht en de verkiezingen zijn gewaarborgd.

Doelbereiking

De Kiesraad adviseert regering en beide kamers der Staten-Generaal over uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen.

De Kiesraad bracht in 2011 vijf adviezen uit; vier aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en één aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

De Kiesraad is het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het Europees Parlement.

In 2011 vonden de volgende verkiezingen plaats:

  • voor de leden van provinciale staten;

  • voor de leden van de eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • voor de leden van de Eerste Kamer;

  • voor de herindelingsgemeente Hollands Kroon.

Bij de verkiezing van de Eerste Kamer besliste de Kiesraad in 2011 als centraal stembureau over de geldigheid van de kandidatenlijsten en stelde de Raad de verkiezingsuitslag vast.

Daarnaast heeft de Kiesraad in 2011 als centraal stembureau in een openbare zitting een extra (26e) zetel toegewezen in het Europese Parlement.

Voor de verkiezingen van de provinciale staten, eilandsraden en Eerste Kamer, vervulde het Informatiepunt Verkiezingen een belangrijke rol in het verschaffen van informatie aan onder meer kiezers, gemeenten, politieke partijen en media. Het Informatiepunt is een samenwerkingsverband tussen de Kiesraad en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en valt onder de verantwoordelijkheid van de Kiesraad.

Na vaststelling van de verkiezingsuitslag voor de Eerste Kamer, benoemde de Raad de Eerste Kamerleden. Daarnaast benoemde de Kiesraad in 2011 in totaliteit negen kandidaten als lid van de Tweede Kamer en het Europees Parlement na het ontstaan van vacatures.

In 2011 zijn twee verzoeken tot registratie van een aanduiding in het register voor de verkiezing van de Tweede Kamer door de Kiesraad ingewilligd.

De Raad deed in 2011 één openbare kennisgeving over de registratie van aanduidingen in de Staatscourant. Deze hield verband met de verkiezing van de gemeenteraad van de nieuwe gemeente Hollands Kroon.

De Kiesraad is in 2011 betrokken geweest bij drie rechtszaken. Bij één zaak was de Raad partij en bij de andere zaken heeft de Raad als adviseur inlichtingen verstrekt aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Instrumenten

Per 1 januari 2011 is de onafhankelijkheid van de Kiesraad ten opzichte van het ministerie van BZK versterkt. De nieuwe relatie werd bekrachtigd met de ondertekening van drie beheersregelingen en een zogeheten Toezichtsarrangement.

Realisatie meetbare gegevens

De Raad valt onder de Kaderwet adviescolleges en stelt in de uitvoering daarvan jaarlijks een jaarverslag op.

Alle adviezen van de Raad worden gepubliceerd op de website van de Raad (www.Kiesraad.nl).

31.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

31.6 beleidsdoorlichting

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start/Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Het stimuleren van de politieke participatie en de betrokkenheid van de burger bij het democratisch (verkiezings)proces.

OD 31.2

A: 2011

 

B.2012

Beleidsdoorlichting

Bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die op basis van goede interbestuurlijke, financiële en informatieverhoudingen, hun taken zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

OD 31.1

A: 2012

B: 2012

 

Beleidsdoorlichting

Het waarborgen van grondrechten en zorgen voor een goed functionerend constitutioneel bestel.

OD 31.4

A: 2013

 

B: 2013

Overig evaluatieonderzoek

Integrale evaluatie financiële functie

OD 31.1

A: 2010

Kamerstukken II, 2009–2010, 30 902, nr. 18

B: 2010

Overig evaluatieonderzoek1

De AWB en Burgers: ervaringen met bezwaarschriftprocedures in de praktijk

OD 31.4

A: 2008

 

B: 2011

Artikel 33: Dienstverlenende en innovatieve overheid

33 Algemene doelstelling

Een betere overheid door goede dienstverlening en minder regeldruk.

Regeldruk

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In de begroting voor 2011 werd uitgegaan van afbouw van het Programma Regeldruk. In het regeerakkoord Vrijheid en Verantwoordelijkheid is echter afgesproken dat de vermindering van regeldruk de komende jaren op de beleidsagenda blijft staan. Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage Regeldruk burgers, professionals en interbestuurlijk (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 362, nr. 195), wordt de komende periode de regeldruk verminderd door middel van een aanpak bestaande uit de volgende onderdelen:

  • de probleemgerichte benadering;

  • meer ruimte voor burgers en professionals;

  • meer transparantie;

  • meer digitalisering waar wenselijk en mogelijk;

  • bejegening: de professional in direct contact met de burger;

  • schrappen van regels en voorkomen nieuwe regeldruk.

De administratieve lasten van burgers als gevolg van rijksregelgeving zijn in 2011 in tijd afgenomen en in kosten gelijk gebleven. Voor de vermindering van regeldruk van professionals in de publieke sector zijn in 2011 plannen gemaakt voor deze kabinetsperiode en enkele concrete maatregelen genomen. Deze worden nader toegelicht bij operationele doelstelling 1. Het streven voor het eind van de kabinetsperiode is dat volgens professionals er sprake is van een merkbare vermindering van de regeldruk.

Budgettaire gevolgen van beleid

33.1 Dienstverlenende en innovatie overheid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

138 544

104 689

77 823

26 866

               

Uitgaven

119 465

139 896

107 125

102 420

85 035

77 823

7 212

33.25 Apparaat

     

6 485

4 465

3 961

504

33.1 Administratieve lasten

     

8 071

2 695

1 514

1 181

33.2 Innovatieve dienstverlening en ontwikkeling

     

35 510

25 244

18 824

6 420

33.3 Beheer e-overheidsvoorzieningen

     

52 354

52 631

53 524

– 893

* Bijdrage baten- en lastendienst BPR

     

3 002

2 967

2 544

423

* Bijdrage baten- en lastendienst Logius

     

44 209

36 016

47 066

– 11 050

               

Ontvangsten

 

 

 

10 557

9 590

0

9 590

Financiële toelichting

Op het artikel dienstverlenende en innovatieve overheid is meer uitgegeven dan geraamd. De ontvangsten zijn hoger dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

33.1. Er is meer uitgegeven aan de reductie van administratieve lasten dan geraamd. In het Regeerakkoord is de doelstelling opgenomen om te komen tot een vermindering van de regeldruk en administratieve lasten voor professionals, burgers en in het interbestuurlijk verkeer. Voor de periode 2010–2015 is een programma opgesteld om die doelstelling te behalen en zijn daarvoor middelen aan de begroting toegevoegd.

33.2 Aan innovatieve dienstverlening en ontwikkeling is meer uitgegeven dan was geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt doordat uit het Programma Implementatie Agenda ICT-Beleid (PRIMA) van EL&I een bijdrage op dit artikelonderdeel is binnengekomen ter uitvoering van projecten in het kader van het programma e-overheid. Dit bedrag is bij Voorjaarsnota 2011 zowel aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant van de begroting toegevoegd.

Ontvangsten

Zie toelichting bij 33.2 met betrekking tot PRIMA-gelden.

Externe factoren

Ondanks de resultaten bij regeldruk die door de vorige kabinetten zijn geboekt, is de overheid er nog beperkt in geslaagd om de tevredenheid van burgers substantieel te vergroten. Dit wordt ook verklaard door steeds veranderende verwachtingen en wensen van burgers. De overheid is er de afgelopen jaren in geslaagd om beter te presteren in de ogen van burgers; er is betere dienstverlening en minder regeldruk, maar burgers verwachten nu meer en andere dingen van de overheid (transparantie, openheid, dienstverlening).4

Realisatie meetbare gegevens

In de begroting werd als doelstelling nog genoemd het behalen van het rapportcijfer 7 voor de overheidsdienstverlening. Het kabinet Rutte heeft er in het regeerakkoord echter voor gekozen deze doelstelling niet over te nemen. Er heeft in 2011 dan ook geen kwantitatieve meting van de waardering van overheidsdienstverlening plaatsgevonden.

33 Operationele doelstelling 1

Het verminderen van de regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden

Doelbereiking

De kabinetsdoelstelling is een nullijn (toenames moeten worden gecompenseerd door afnames) voor de administratieve lasten van burgers tot en met 2012. In kosten zijn de administratieve lasten in 2011 gelijk gebleven en in tijdsbesteding zijn de lasten gedaald, waardoor ten opzichte van 2002 de administratieve lasten inmiddels met 31% in tijd en 30% in kosten zijn gereduceerd. Van de gemeentelijke administratieve lasten voor burgers heeft na 2010 geen meting plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor de merkbaarheid van de vermindering van regeldruk voor professionals. Voor de vermindering van de regeldruk van medeoverheden geldt geen kwantitatieve doelstelling. In de in 2011 gemaakte Bestuursafspraken is afgesproken dat ook medeoverheden zelf de regeldruk voor burgers, bedrijven en instellingen gaan verminderen.

Burgers

Instrumenten

Ingevoerde maatregelen die de regeldruk voor burgers in 2011 hebben verminderd, zijn onder andere afschaffing van de Onderwijskaart, overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand naar de Sociale Verzekeringsbank, vereenvoudiging van monumentensubsidiëring en vele pilots van de Informele aanpak die zijn gestart (ruim 200 overheidsorganisaties in totaal eind 2011). Een andere maatregel, die past in een in gang gezette beweging naar meer merkbaarheid, is het alleen nog in bepaalde gevallen opvragen van een Verklaring van erfrecht door banken. Van de elf «burgerprofielen» waarvan het ministerie van BZK de regeldruk monitoort, profiteert het gezin het meest van de regeldrukverminderende maatregelen van het kabinet.

Professionals

Voor professionals in de publieke sector lopen er acties of zijn programma’s opgesteld door de ministeries van VenJ, OCW, SZW en VWS. Ontwikkelingen om de regeldruk voor professionals aan te pakken, zijn onder andere dat politieagenten in beslag genomen vuurwerk niet meer hoeven te tellen, maar alleen te wegen en dat 75% van de bekostigde scholen is aangesloten op de Basisregistratie onderwijsnummer (BRON) waardoor het uitwisselen van leerlinggegevens makkelijker wordt en scholen zelf minder hoeven te registreren. Verder is in 2011 de landelijke database voor de registratie van gehandicaptenparkeerkaarten in gebruik genomen, wat naar verwachting zal leiden tot minder diefstal van dergelijke kaarten. Naast dat de politieprofessional daardoor minder aangiftes van diefstal van gehandicaptenparkeerkaarten hoeft te verwerken, bespaart dit ook de betreffende gehandicapten administratieve lasten.

Interbestuurlijk

De vermindering van de interbestuurlijke lasten wordt toegelicht in artikel 31.

33.2 Indicatoren

Basiswaarde 2002

Realisatie 2002–2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie

2010

Streefwaarde 20111

Realisatie 2011

Vermindering administratieve lasten van de burger in tijd (t.o.v. 2002)

0%

17%

22%

28%

29%

31%

31%

Vermindering administratieve lasten van de burger in kosten (t.o.v. 2002)

0%

21%

22%

21%

30%2

25%

30%

Vermindering administratieve lasten voor burgers in tijd bij gemeenten (t.o.v. 2007)

0%

0%

41%

3

Vermindering administratieve lasten voor burgers in kosten bij gemeenten (t.o.v. 2007)

0%

0%

21%

3

Bron: Voortgangsrapportage Regeldruk burgers, professionals en interbestuurlijk, kamerstukken II, 2011–2012, 29 362, nr. 195

X Noot
1

Dit is nog de streefwaarde van het kabinet Balkenende IV, zoals genoemd in de begroting 2011. Zoals hierboven onder «Doelbereiking» aangeven, is de nieuwe streefwaarde voor 2011 en 2012 zoals genoemd in de Voortgangsrapportage regeldruk burgers, professionals en interbestuurlijk: 0% (een nullijn) ten opzichte van het begin van deze kabinetsperiode. De realisatie volgens die doelstelling is wat betreft rijksregelgeving 2% in tijd en 0% in kosten.

X Noot
2

Door informatie die in 2011 bekend is geworden, klopt het in het jaarverslag 2010 gerapporteerde realisatiecijfer van 2010 (namelijk 24%) niet meer.

X Noot
3

Er heeft in 2011 geen meting plaatsgevonden.

33 Operationele doelstelling 2

Realisatie meetbare gegevens

Een betere dienstverlening door goed informatiebeleid, innovatie en de ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen.

Doelbereiking

Informatiebeleid staat in dienst van een betere dienstverlening. Het maakt informatie-uitwisseling mogelijk en creëert samenhang in de informatie die de overheid heeft. De e-overheidsvoorzieningen zoals omschreven in het Nationaal Uitvoerings Programma dienstverlening en e-overheid (NUP) dragen bij aan een betere dienstverlening en vormen hiervoor de basisinfrastructuur. Deze voorzieningen zijn voor het merendeel beschikbaar. Het afgelopen jaar is weer een aantal van de voorzieningen aan de beheerorganisatie overgedragen en zijn afspraken gemaakt over het vervolg op NUP met als leidraad één digitale overheid: betere service en meer gemak.

Instrumenten

Op 30 mei 2011 is de Overheidsbrede implementatieagenda voor dienstverlening en e-overheid, kortweg i-NUP, aan de Tweede Kamer gezonden (bijlage bij Kamerstukken II, 2010–2011, 26 643, nr. 182). Met het i-NUP is de agenda voor de e-overheid voor de periode tot en met 2014 bepaald en wordt een vervolg gegeven aan het Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid.

Toegang tot overheidsinformatie en diensten

Eind 2011 is het programma e-Overheid voor Burgers afgerond. Het programma heeft ICT-bouwstenen voor de e-overheid opgeleverd, MijnOverheid is opgenomen als onderdeel binnen Overheid.nl. Op overheid.nl worden producten en diensten met behulp van Samenwerkende Catalogi voor burgers ontsloten. De ICT-bouwstenen, mijnoverheid.nl en overheid.nl zijn in beheer gegeven aan Logius. Het dienstverleningsconcept Antwoord, waaronder het gebruik van 14+netnummer door gemeenten, is overgedragen aan het Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten (KING). Het Kenniscentrum Officiële Overheids Publicaties, waar onder meer wetten.nl wordt beheerd is in zijn geheel overgedragen aan De Werkmaatschappij. BZK heeft dit aangestuurd als gedelegeerd opdrachtgever namens de Programmaraad e-Overheid voor Burgers. Door deze stap kunnen potentiële gebruikers cq uitvoeringsorganisaties deze bouwstenen nu koppelen of integreren in hun eigen bedrijfsvoering.

Persoonsinformatiebeleid

Het kabinet heeft een reactie gegeven op het WRR-rapport iOverheid Kamerstukken II, 2010–2011, 26 643 nr. 211, dat aandacht vraagt voor het ontstaan van een informatie-overheid en de gevolgen daarvan. Het kabinet heeft het rapport van de WRR aangegrepen om zijn visie op de voortgaande digitalisering en de gevolgen hiervan voor burgers en voor de overheid uiteen te zetten.

Informatie-infrastructuur

In 2011 is de eerste groep basisregistraties (waaronder GBA, Kadaster, BAG) beschikbaar en in gebruik als basisregistraties. Digikoppeling, een standaard voor gegevensuitwisseling, wordt breed toegepast. Een eerste versie van Digilevering, een voorziening voor gegevensuitwisseling, is in beheer genomen en wordt beproefd. De activiteiten met betrekking tot het stelsel van basisregistraties vinden plaats in het kader van het programma I-NUP. De eerder met de kamer gecommuniceerde visie ten aanzien van het stelsel (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 362, nr. 176) van basisregistraties is in 2011 aangescherpt.

De vormgeving van de registratie van niet-ingezetenen is in 2011 voortgezet. Voor de realisatie van het technisch systeem is op grond van de specificaties de bouwopdracht aan een externe partij gegeven. De kwaliteitsafspraken met gemeenten en deelnemers zijn vastgelegd in het kwaliteitsstatuut. De convenanten voor de dienstverlening door de gemeenten zijn voorgelegd aan de bestuurders. Voor de conversie van de bestaande deelregistraties die na inwerkingtreding van de wetbasisregistraties personen zijn alle voorbereidingen getroffen. De benodigde wetgeving is voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Beleidscoördinatie en monitoring

Een belangrijk deel van de overheidsorganisaties heeft beleid ingevoerd voor open standaarden en open source. Alle ministeries, uitvoeringsorganisaties en provincies hanteren het principe «pas toe of leg uit». De gemeenten en de waterschappen waren minder ver gevorderd. Van alle (middel-)grote gemeenten had eind 2010 82% het «pas toe of leg uit»-principe ingevoerd (of in voorbereiding). Van de kleinere gemeenten had ongeveer de helft beleid op dit gebied geformuleerd. De meeste ministeries en uitvoeringsorganisaties, 70% van de provincies, 62% van de waterschappen en 44% van de gemeenten hebben een implementatiestrategie open source software vastgesteld of besluitvorming daarover in voorbereiding.

Voor de webrichtlijnen zijn resultaatverplichtingen opgenomen in de implementatieagenda i-NUP. Eind 2012 moeten de gemeenten voldoen aan de minimale eisen van toegankelijkheid. Aan het niet-nakomen van deze verplichting is de consequentie verbonden dat via regelgeving verplichtingen aan gemeenten opgelegd worden.

Aan verdere toename van het gebruik van de basisregistraties zal bijgedragen worden door het door KING ontwikkelde ondersteuningsprogramma. De term OSB is inmiddels vervangen door digikoppeling. Het aantal organisaties met een Overheids Identificatie Nummer (OIN) dat geregistreerd staat in het serviceregister is in 2011 gestegen van 238 naar 358. Dit zijn partijen die Digikoppeling hebben geïmplementeerd en in staat zijn om gegevens via deze standaard met elkaar uit te wisselen. In totaal zijn er 35 businessservices geregistreerd in het serviceregister. Het daadwerkelijk aantal gegevensuitwisselingen met de standaard Digikoppeling is hoger. Allereerst omdat er achter de businessservices een veelvoud aan implementaties met Digikoppeling kan zitten en omdat partijen niet verplicht zijn om gegevensuitwisselingen te registreren.

Ruim 400 gemeenten zijn aangesloten op Regelhulp en dit aantal neemt geleidelijk aan nog steeds toe.

Een aantal overheden stelt gepersonaliseerde informatie via MijnOverheid beschikbaar: de persoonsgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie, de voertuiggegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer, de eigendomsgegevens van het Kadaster, het Digitaal Klantdossier werk en inkomen, de gegevens van LBIO (houdt de status bij van onderhoudsbijdragen aan ex-partners en biedt een fiscaal jaaroverzicht).

Door KING is gestart met de «operatie NUP». In dit programma wordt voor gemeenten een ondersteuningsaanbod ontwikkeld dat gemeenten ondersteunt bij de implementatie van de NUP bouwstenen.

Realisatie meetbare gegevens

33.3 Kengetallen

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Aantal burgers met DigiD-inlogcode

6,8 mln.

7,54 mln.

8,1 mln

8,9 mln.

Aantal burgers aangesloten op mijn overheid.nl

10 000

27 760

80 0001

143 968

Aantal berichten uitgewisseld via de overheidstransactiepoort per jaar

15 mln.

21 mln.

38,6 mln

72 mln.

Bron: Logius

X Noot
1

Mijnoverheid.nl maakt onderdeel uit van overheid.nl

33 Operationele doelstelling 3

Betere dienstverlening door het beschikbaar stellen, optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen.

Doelbereiking

Het accent ligt hierbij op implementatie door alle overheden van de NUP-bouwstenen. Binnen de governance van het INUP wordt met de mede-overheden en de Manifestgroep de sturing op de implementatie ter hand genomen. Knelpunten worden met deze gemeenschappelijke aanpak weggenomen. Zo is de implementatie bij gemeenten gefaciliteerd door een kasschuif uit het gemeentefonds . Daarnaast wordt door KING een samenhangend aanbod aan implementatieondersteuning voor gemeenten ontwikkeld. Dit project, operatie NUP genaamd, wordt gefinancierd door een uitname uit het Gemeentefonds en een bijdrage van het Rijk.

Toegang

Instrumenten

In 2011 is de inzet van DigiD verder uitgebreid. 8,9 miljoen mensen beschikten over een DigiD, en DigiD is bijna 53 miljoen keer gebruikt. De nieuwe functionaliteit DigiD Machtigen, waarmee burgers namens andere burgers zaken kunnen doen met de overheid, is in 2011 succesvol ingezet bij de aangifte inkomstenbelasting.

Gegevensuitwisseling

Digipoort/OTP is een generieke infrastructuur die de elektronische communicatie tussen bedrijfsleven en overheid ondersteunt en bevordert. In het afgelopen jaar werden 54 miljoen berichten uitgewisseld, een stijging van circa 40% ten opzichte van 2010.

Informatiebeveiliging

De beleidsverantwoordelijkheid voor GOVCERT is in de loop van 2011 overgegaan naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Realisatie meetbare gegevens

33.4 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

1. Klanttevredenheid GOVCERT.NL

7,7

7,61

7,9

7

7,9

2. Klanttevredenheid Overheid.nl

7,4

7,8

7,4

7

7,3

3. Klanttevredenheid DigiD

n.v.t

7,1

7,2

7

7,1

4. TPM DigiD voor Burgers

Ja

Ja

2

Ja

2

5. WTz3 PKIoverheid

Ja

Ja

2

Ja

Ja

6. TPM Overheidstransactiepoort

Ja

Ja

2

Ja

2

Bron 1: Govcert.nl

Bron 2: Overheid.nl; Prestatiemeting 2011

Bron 3, 4, 5 en 6: Logius

X Noot
1

Cijfers naar aanleiding van brondocumenten gecorrigeerd ten opzichte van begroting 2010

X Noot
2

Cijfer niet beschikbaar bij publicatie jaarverslag

X Noot
3

WebTrust zegel (WTz) toont aan dat de hiërarchische structuur van de PKIoverheid voldoet aan de in de WebTrust-standaard gestelde eisen.

33.5 Kengetal

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Totaal aantal overheidsorganisaties aangesloten op DigiD

414

487

535

571

Bron: Logius

33.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

33.6 Beleidsdoorlichting

 

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Het verminderen van de regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden.

OD 33.11

A: 2010

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 30 985, nr. 6

B: 2011

Beleidsdoorlichting

Een betere dienstverlening door goed informatiebeleid, innovatie en de ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen.

OD 33.21

A: 2010

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 30 985, nr. 6

B: 2011

Beleidsdoorlichting

Betere dienstverlening door het beschikbaar stellen, optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen.

OD 33.3

A: 2014

 

B: 2014

X Noot
1

Vanwege de raakvlakken van beide beleidsdoorlichtingen zijn deze samen opgepakt.

Artikel 35: Arbeidszaken overheid

35 Algemene doelstelling

Een beter presterende overheid door voldoende inzet van en de zorg voor een competent, divers samengesteld en integer personeelsbestand en een bestand van politieke ambtsdragers.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Competent, integer overheidspersoneel en competente, integere bestuurders zijn van doorslaggevende betekenis voor een rechtmatig en doelmatig presterende overheid.

Dat vergt aandacht voor en beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaardenvorming en een op de middellange termijn krapper wordende arbeidsmarkt. De aantrekkeljjkheid van de overheid als werkgever wordt bevorderd door een gericht arbeidsvoorwaarden- en arbeidsmarktbeleid. Daaronder vallen ook de activiteiten die gericht zijn op het veilig kunnen uitoefenen van een publieke taak (Programma Veilige Publieke Taak) en het verminderen van de interne bureaucratie. Door het bevorderen van «slimmer werken» kan het beroep van de overheid op de arbeidsmarkt worden verkleind. Door arbeidsparticipatie bevorderende maatregelen wordt het potentieel aan mogelijke overheidswerknemers vergroot.

Naast een doelmatig en doeltreffend functionerende overheid, bevorderen zich integer gedragende en zich transparant opstellende overheidsorganisaties en bestuurders het vertrouwen van de burgers in de overheid. Op deze aspecten is beleid ontwikkeld en geïmplementeerd. Te denken valt aan de rapportage over topinkomens, het bevorderen van benchmarks, de herziene klokkenluidersregeling, het (anoniem) kunnen melden van integriteitsschendingen en de aandacht voor de professionalisering van het ambt van burgemeesters.

Budgettaire gevolgen van beleid

35.1 Arbeidszaken overheid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

56 931

83 954

56 462

27 492

               

Uitgaven

124 395

99 650

88 393

57 256

59 458

56 462

2 996

35.25 Apparaat

     

7 597

5 850

4 564

1 286

35.1 Overheid als werkgever

     

15 731

19 327

13 750

5 577

35.2 Politieke ambtsdragers

     

7 998

11 048

10 092

956

35.3 Uitkeringsregelingen voormalige gebiedsdelen

     

25 930

23 233

28 056

– 4 823

               

Ontvangsten

 

 

 

1 224

1 476

820

656

Financiële toelichting

Op het artikel Arbeidszaken overheid is meer uitgegeven dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

35.25 Er is in 2011 meer uitgegeven dan geraamd. Dit heeft voornamelijk te maken met fte's die dit jaar nog afgebouwd worden in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst. Voor de budgettaire dekking is gebruik gemaakt van beschikbare middelen op het artikelonderdeel 35.3 Uitkeringsregelingen voormalige gebiedsdelen.

35.1 Overheid als werkgever. Bij Voorjaarsnota 2011 zijn in 2010 gereserveerde maar nog niet gebruikte middelen opnieuw toegevoegd aan het programmabudget Veilige Publieke Taak. Voortzetten van de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak is onderdeel van het huidige regeer- en gedoogakkoord. Gelet op de eerste positieve resultaten van het programma tijdens de vorige kabinetsperiode zal worden voortgebouwd op de hoofdlijnen van dat programma ( een meer daadkrachtige, uniforme en samenhangende aanpak voor de keten van werknemers, werkgevers, politie en openbaar ministerie in heel Nederland).

35.3 Uitkeringsregelingen voormalige gebiedsdelen. Aan de uitkeringsregelingen is minder uitgegeven dan geraamd. Het aantal uitkeringsgerechtigden is uiteindelijk lager uitgevallen.

Verplichtingen

In 2011 zijn enkele verplichtingen met een meerjarig kaseffect aangegaan die verklaren waarom er meer is verplicht dan geraamd. Het betreft onder andere een bijdrage aan de stichting ICTU, een subsidie aan de stichting CAOP en een subsidie aan het SVO met kaseffecten in 2012 tot en met 2015.

Externe factoren

De economische ontwikkeling is van invloed geweest op het beleid.

Realisatie meetbare gegevens

Op het niveau van de operationele doelstellingen worden meerdere meetbare gegevens geformuleerd, die goed weergeven wat de uitkomsten van de inspanningen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn.

35 Operationele doelstelling 1

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel en voor een betrouwbare, herkenbare overheid door het bevorderen van integriteit, diversiteit, transparantie en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties.

Voldoende aanbod van voldoende gekwalificeerd personeel

Instrumenten

Vanwege de economische crisis heeft het kabinet besloten te bezuinigen op de loonkosten in de publieke sector door het niet uitkeren van loonbijstelling in 2011. Het vorige kabinet had al besloten tot een nullijn in 2010. Om afwenteling op de kwaliteit van de dienstverlening te voorkomen, werd besloten de nullijn een tweede jaar te handhaven. De aandacht heeft zich het afgelopen jaar dan ook voornamelijk gericht op het realiseren hiervan.

De uitdaging is om desondanks als overheid goed te blijven presteren en een aantrekkelijk werkgever te zijn en te blijven. Hiervoor is in 2011 het BZK-programma «Beter Werken in het Openbaar Bestuur» (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 142, nr. 22) gestart. Vanuit de geformuleerde langetermijnvisie over dynamisch werken in een moderne overheid anno 2020 richt het beleid zich op flexibiliteit, mobiliteit en het moderniseren van het werkgeverschap. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de andere overheden. Ook wordt gezamenlijk gewerkt aan het oplossen van arbeidsmarktknelpunten via onder andere kennisdeling, pilots, experimenten en benchmarks.

Een divers samengesteld personeelsbestand

In 2011 is het project diversiteit afgebouwd en de opgedane kennis en de ontwikkelde instrumenten zijn geborgd. De kennisdeling en de communicatie zijn geborgd door de website www.denkdivers.nl en de LinkedIn groep over te dragen aan de Nederlandse Stichting voor Psychotechniek: innovatief in werk (NSvP). De diversiteitsindex is met een promotiefilm onder de aandacht gebracht van de publieke sectoren en blijft ook beschikbaar.

De trajecten met de gemeenten, provincies, waterschappen en HBO hebben gezorgd voor acties binnen diverse organisaties in deze vier sectoren. In 2011 is het eerste kandidatenprogramma voor gemeentesecretarissen afgerond. In totaal zijn 30 talentvolle kandidaten opgeleid voor de functie van gemeentesecretaris. Deze kandidaten zijn in beeld gebracht bij gemeenten. Twee kandidaten zijn in 2011 aan de slag gegaan als gemeentesecretaris. Inmiddels is het tweede kandidatenprogramma is van start gegaan.

Via het flitspanelonderzoek is inzicht verkregen in de relatie diversiteitsmanagement en HRM. Gebleken is dat het draagvlak voor diversiteit binnen de publieke sector is gegroeid en dat diversiteitsmanagement samenhangt met een grotere betrokkenheid, motivatie en baan- en organisatietevredenheid. Werknemers zijn bovendien minder geneigd om te vertrekken.

Bevordering van arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit mede in relatie tot kostenbeheersing/-beperking

In het overleg met de sectorwerkgevers is aandacht gevraagd voor deze thema’s, met name voor het in dienst nemen van mensen met afstand op de arbeidsmarkt. Sommige sectoren – zoals de sector Rijk – hebben hiervoor het afgelopen jaar specifiek beleid ontwikkeld. De ontwikkeling van het aantal arbeidsongeschikten bij de overheid komt overeen met die in de marktsectoren.

De werkloosheid bij overheid en onderwijs loopt op als gevolg van de financiële en economische crisis in samenhang met het streven naar een compacte overheid. Het beleid is daarom sterk gericht op het begeleiden van werk naar werk; overheidswerkgevers geven daaraan ook gevolg, zoals onder meer blijkt uit het Defensie-akkoord met de bonden. Periodiek is overleg gevoerd met de overheidswerkgevers over specifieke arbeidsmarktknelpunten, over de inhoud van het arbeidsvoorwaardenpakket en over de mogelijkheden om dat aantrekkelijk en passend te houden in relatie tot de eisen die de arbeidsmarkt aan de overheid stelt en rekeninghoudend met de financiële randvoorwaarden van het kabinet.

De ziekteverzuimpercentages van de onderwijs- en overheidssectoren bevinden zich in 2011 op hetzelfde niveau als dat van het jaar 2010 (CBS – Statline) en wijken wat de ontwikkeling betreft niet af van de marktsectoren.

Het afgelopen jaar heeft het ministerie van BZK regelmatig overleg gevoerd met de sectorwerkgevers in het Verbond Sectorwerkgevers Overheid. Door deze afstemming is er ook in de andere overheidssectoren sprake van een loonontwikkeling van bijna nul procent zoals afgesproken in het kabinet.

De universiteit Delft (IPSE, Instituut voor Publieke Sector Efficiency) is in opdracht van het ministerie van BZK begin 2010 gestart met een onderzoeksprogramma voor onderzoek en kennisdeling met betrekking tot sturing, innovaties en productiviteit in de publieke sector. Ten behoeve van de sectoren heeft IPSE Delft een aantal benchmarks arbeidsproductiviteit afgerond, onder meer op het gebied van afvalbeheer en de meetbaarheid van veiligheid bij de sector politie. Eveneens is er een literatuuroverzicht met handvatten voor «sturing van slimmer werken» geschreven. Een samenwerkingsverband tussen Kennisland, Kafkabrigade en TNO is eind 2011 van start gegaan met het plan «Innoveren door professionals» Dat programma loopt tot en met 2014. De in dat kader te ontwikkelen activiteiten – onder meer via sociale media en netwerkvorming – sluiten aan bij het arbeidsmarktprogramma «Beter werken in het openbaar bestuur». Specifiek gaat het dan om de doelstellingen met betrekking tot het bevorderen van een hogere arbeidsproductiviteit door slimmer werken en het realiseren van meer ruimte voor de professional. De Goed Werk Hub is eveneens een instrument ter bevordering van innovatieve oplossingen voor beleidsproblemen door het stimuleren van professionaliteit en kwaliteit in de publieke sector via netwerken, opdat kennis tussen sectoren wordt uitgewisseld.

Er is in samenwerking met het ICTU een monitor (feiten en beleving) en benchmark in ontwikkeling om de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties beter in beeld te krijgen (Venster op bedrijfsvoering). Dit instrument wordt in 2012 in de praktijk getoetst. De Vereniging van Gemeentesecretarissen heeft een convenant afgesloten met KING en ICTU om het gebruik van de monitor te bevorderen.

Aansluitend op de wens van het kabinet om regelluwe zones in de zorg te realiseren, wordt in samenwerking met het Programma Regeldruk invulling gegeven aan een project "van regels naar ruimte» (het tijdelijk buiten werking stellen van regelgeving) om een effectievere en efficiëntere uitoefening van de primaire publieke taak van organisaties te bevorderen. Inmiddels bereiden enkele organisaties zich voor om in 2012 met «van regels naar ruimte» te experimenteren.

Integriteit

De betrouwbaarheid van het overheidspersoneel draagt bij aan de kwaliteit van de democratische besluitvorming en de legitimiteit van de overheid. Verbetering hiervan wordt onder meer nagestreefd door aandacht voor het bevorderen van integriteit.

Op 3 oktober 2011 is de AMvB tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden in het Staatsblad gepubliceerd. Inwerkingtreding volgt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Het betreft een tijdelijke voorziening tot 1 juli 2015. Voor die datum is gekozen, zodat de Commissie na twee jaar geëvalueerd kan worden en de uitkomsten daarvan mee kunnen worden genomen in een op te stellen instellingswet die dan voor of per 1 juli 2015 in werking kan treden. Op 9 november 2011 is de AMvB in een Algemeen Overleg met de Kamer besproken. Daarna is gestart met het samenstellen van de commissie en de voorbereidingen voor een operationeel advies- en verwijspunt klokkenluiden.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in samenspraak met koepelorganisaties VNG, IPO en UvW in 2011 een monitor ontwikkeld die inzicht verschaft in de integere werkhouding binnen het openbaar bestuur. Met het inzetten van deze monitor kan invulling worden gegeven aan de Bestuursafspraken 2011–2015 over periodieke monitoring van integriteit(sbeleving). Om te voorkomen dat het bij meten alleen blijft, worden ook individuele organisaties in de gelegenheid gesteld zich te spiegelen aan de sectorale cijfers. Bovendien wordt door het gebruik van eenzelfde monitor bij alle betrokken onderdelen van het openbaar bestuur de mogelijkheid gecreëerd om over de grenzen van sectoren heen kennis en informatie uit te wisselen.

Voor het versterken van het integriteitsbesef en het bevorderen van een evenwichtig en samenhangend integriteitsbeleid bij publieke organisaties wordt subsidie verstrekt aan Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS). Deze subsidie stelt BIOS in staat te zorgen voor kennisdeling en uitwisseling, zowel nationaal als internationaal. Daartoe worden integriteitsbijeenkomsten georganiseerd, presentaties verzorgd, instrumenten en leidraden ontwikkeld en diverse opleidingen en workshops op het gebied van integriteit gefaciliteerd.

Transparantie/afleggen rekenschap

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ook in 2011 bovensectoraal benchmarks gefaciliteerd, als ondersteuning voor de vele overheidsorganisaties die hun bedrijfsvoering efficiënter proberen in te richten. Op die manier kunnen goede praktijken uit de ene sector snel navolging krijgen in een andere sector. De benchmark shared services is hiervan een voorbeeld. In 2011 is de ontwikkeling van een gestandaardiseerd ICT-hulpmiddel voortgezet waarmee overheidsorganisaties hun bedrijfsvoering kunnen doorlichten en spiegelen aan andere organisaties. Het bestaande ICT-instrument omvat de mogelijkheid van een intern klantonderzoek, medewerkerstevredenheidsonderzoek en diverse vragen over te onderscheiden bedrijfsvoeringsaspecten. Het is deze combinatie die naar verwachting veel richting geeft aan mogelijke verbeteracties en verdere transparantie.

Met de Vereniging voor gemeentesecretarissen en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten is gesproken over het testen van het instrument en mogelijk gebruik van het instrument door gemeenten. Definitieve afspraken hierover zijn begin 2012 vastgelegd.

De rapportage 2011 over 2010 in het kader van de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT), is bij brief van 23 december 2011 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 30 111, nr 55). Het percentage organisaties dat conform de WOPT melding heeft gemaakt over topinkomens is 97%.

Het wetsvoorstel Wet Normering topinkomens (WNT) is op 6 december 2011 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aanvaard en vervolgens naar de Eerste Kamer verzonden. (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 600, nr A)

Informatie over topinkomens wordt jaarlijks verspreid via onder meer de website topinkomens www.minbzk.nl/topinkomens. Vanaf medio januari 2012 is dit: https://topinkomens.minbzk.nl

Veilige Publieke Taak (VPT)

De aanpak vanuit het programma Veilige Publieke Taak (VPT) kent drie sporen: grenzen stellen, het aanpakken van daders en het ondersteunen van werkgevers. Basis van deze aanpak zijn de acht maatregelen voor werkgevers voor een effectief veiligheidsbeleid met in het verlengde hiervan de Eenduidige Landelijke Afspraken voor opsporing en vervolging.

In 2011 is opnieuw een meting gehouden. Deze laat een significante daling ten opzichte van 2007 zien; het percentage slachtoffers is van 66% in 2006, via 65% in 2008 gedaald naar 59% in 2010. De oorspronkelijke doelstelling van 51% is hiermee niet behaald. Dat is reden geweest voor het kabinet om het programma met een kabinetsperiode tot 2015 te verlengen, maar wel vast te houden aan de dadergerichte aanpak met meer aandacht voor de norm van acceptabel gedrag en het voorkomen van agressie en geweld.

De afgelopen jaarwisseling was er een lichte stijging in het geweld tegen werknemers met een publieke taak ten opzichte van 2011: van 173 in 2011 naar 186 in 2012. Het aantal incidenten is echter (ruim) lager dan in de jaren daarvoor (2009: 229, 2010: 303).

Stellen van grenzen

De boodschap vanuit de landelijke norm Veilige Publieke Taak is dat agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak nooit kan worden getolereerd. Vanuit VPT wordt deze norm onder andere via publiciteitscampagnes uitgedragen. Steeds meer werkgevers onderschrijven de norm en dragen deze uit aan het publiek.

De inzet van interactieve billboards – als onderdeel van de campagne met het thema «VPT» eind 2010 – heeft in 2011 (inter-)nationaal zeer veel waardering gekregen en er zijn bovendien diverse prijzen gewonnen. Een andere campagne is van SIRE, die VPT betrokken heeft bij de opzet van de campagne «Handen af van onze hulpverleners». Verder is VPT sinds het najaar van 2010 actief op het gebied van sociale en digitale media.

Aanpakken van daders

Vijf politieregio’s zijn aangemerkt als ketenintensiveringsregio; Groningen, Noord- en Oost-Gelderland, Amsterdam Amstelland, Midden- en West-Brabant en Zeeland. Doel is het bevorderen van de samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie en werkgevers. De samenwerking is gericht op het gezamenlijk stellen van een norm en het aanpakken van daders van agressie en geweld tegen de publieke taak. De eerste resultaten zijn bemoedigend. Er is een grote betrokkenheid van alle partijen en de aanpak in de verschillende regio’s wordt voortvarend ter hand genomen. Momenteel zijn de vijf regio's nog druk met de uitvoering; een belangrijke reden om de uitvoeringstermijn te verlengen tot halverwege 2012.

Op basis van onderzoek bij de politie concludeert het IOOV dat van de 25 afspraken (inclusief ketenafspraken en enkele van de uitgangspunten) die deel uitmaken van de eenduidige landelijke afspraken voor politie en Openbaar Ministerie (ELA) ten tijde van het onderzoek 17 werden nageleefd. Om de implementatie van de ELA extra kracht bij te zetten zijn binnen de politiekorpsen implementatiecoördinatoren benoemd die de implementatie en naleving van de ELA borgen. Daarnaast is de ELA opgenomen in het vademecum van initiële en postinitiële politieopleiding.

Door de politie is een uitgebreide pilot met zogenaamde bodycams (op het uniform) gehouden in de regio Haaglanden. De veronderstelling was dat de inzet van camera’s het gebruik van geweld zou kunnen voorkomen, dat die zou bijdragen aan de opsporing en vervolging van verdachten en dat die effect zou hebben op de veiligheidsbeleving van politieambtenaren. Op basis van de bevindingen uit de pilots heeft de Raad van Korpschefs besloten nu niet over te gaan tot enige vorm van landelijke implementatie aangezien hiervoor onvoldoende basis aanwezig is en de opbrengsten op dit moment niet opwegen tegen de investeringen.

Het verhalen van schade als gevolg van agressie en geweld op de dader vormt een belangrijk speerpunt van VPT. Vanuit de behoefte uit de praktijk is recentelijk een viertal factsheets over schadeverhaal opgesteld. Daarnaast wordt op dit moment bezien hoe via het verhaalsrecht (regres) van de verzekeraar er daadwerkelijk verhaald kan worden op de dader. In dit verband is de pilot Intensivering Schadeverhaal (Haaglanden en Midden Nederland) in het leven geroepen.

Ondersteunen van werkgevers

Het programma VPT stimuleert vijf grote, landelijke werkgevers met een publieke taak bij de intensivering van hun aanpak van agressie en geweld. Enkele belangrijke resultaten van deze intensiveringstrajecten zijn:

  • De aanwezigheid van een heldere norm (UWV, Belastingdienst en DJI);

  • Een goed werkend registratiesysteem van incidenten (UWV en Belastingdienst);

  • Trainingen ter bewustwording van het personeel (AZN, DJI, UWV en Belastingdienst);

  • Herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer (DJI);

  • Het borgen van de aanpak via het zogenaamde «zelfinspectie-instrument» van de Arbeidsinspectie (UWV).

De Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer is in 2010 begonnen aan het uitvoeren van het rapport «Veiliger Openbaar Vervoer». Dit rapport bevat 16 maatregelen om het aantal incidenten in het OV terug te dringen. Op dit moment wordt alleen nog door partijen – en gecoördineerd door BZK – gewerkt aan maatregel 1; een convenant dat sociale veiligheid uit de concurrentie zal halen door het in alle concessies vast te leggen. Er wordt toegewerkt naar een spoedige ondertekening.

Naar aanleiding van het onderzoek Bedreigd Bestuur is aan alle 14 000 politieke ambtsdragers van het decentrale openbare bestuur een brief verzonden. Met deze brief wordt het maatschappelijke belang van een gezamenlijke en eenduidige aanpak van agressie en geweld onderstreept. Alle bestuurders, volksvertegenwoordigers en hun ondersteuners worden opgeroepen om agressie en geweld binnen hun organisatie bespreekbaar te maken en structureel aan te pakken. Vanuit het programma VPT is samen met de betrokken partijen gewerkt aan een aantal praktische handvatten voor de aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers. Op 6 oktober 2011 is op het jaarcongres van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters het stappenplan voor een veilige publieke taak voor politieke ambtsdragers gelanceerd. Op de bijbehorende website www.veiligbestuur.nl is op een geordende en toegankelijke wijze inzichtelijk gemaakt hoe gemeenten aan de slag kunnen met het onderwerp.

In het najaar van 2011 is het expertisecentrum Veilige Publieke Taak tot stand gekomen. Het expertisecentrum adviseert en ondersteunt werkgevers voor een effectieve aanpak van agressie en geweld. De Helpdesk Veilige Publieke Taak (voor advies en ondersteuning bij het verhalen van schade als gevolg van agressie en geweld) maakt hier onderdeel van uit.

In 2011 zijn de projecten het kader van de stimuleringsregeling zo goed als afgerond. Verder vond op 6 oktober 2011 de vierde VPT-beurs plaats en is de VPT-AWARD voor de derde keer uitgereikt.

Realisatie meetbare gegevens

35.2 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde

2011

Realisatie 2011

1. Agressie en geweld tegen werknemers met publieke taak

65%

59%

51%

1

2. 50% van de nieuwe instroom bij de overheid is vrouw

58%

55%

59%

50%

1

3. 30% van de nieuwe instroom in topfuncties bij de overheid is vrouw2

41%

42%

39%

30%

1

4. 50% meer niet-westerse allochtonen bij de overheid t.o.v. 2007

5,9%

6,1%

6,1%

8,4%

1

5. 2%-punt minder uitstroom van 50-plussers bij de overheid t.o.v. 2006

3,6%

3,3%

3,8%

5%

1

6. Het percentage organisaties in de openbare sector dat cf. de WOPT melding maakt over topinkomens

97%

94%

97%

95%

1

Bron 1: Effectmetingen 2007, 2009 en 2011, metingen over het voorafgaand jaar

Bron 2,3,4 en 5: trendnota arbeidszaken 2011 (ABP en UWV)

Bron 6: Jaarlijkse rapportage topinkomens aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II, 2011–2012, 30 111, nr. 55, betreft het daaraan voorafgaand jaar.

X Noot
1

Cijfers niet beschikbaar bij publicatie jaarverslag.

X Noot
2

De cijfers instroom van vrouwen en instroom van vrouwen in topfuncties kunnen niet met elkaar worden vergeleken. Bij de instroom van vrouwen gaat het om instroom van buiten de sector, terwijl het bij de instroom in topfuncties ook gaat om de instroom vanuit andere functielagen.

35.3 Kengetallen

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Aantal onvervulde vacatures in de sectoren Rijk, Provincies, Gemeenten, Rechterlijke Macht, Waterschappen, Onderwijs, Politie en Defensie

20 3001

20 7001

10 500

7 700

Bron: CBS

       

Bevorderen van aantrekkelijk werkgeverschap: – Aandeel werknemers dat tevreden is met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden2;

– tevreden over organisatie

59%

3

Bron: tweejaarlijkse Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2008–2011

 

Driejarig gemiddelde afwijking in loonontwikkeling overheid t.o.v. de markt

0,9%

0,3%

0,4%

– 0,36%4

Bron: CPB

X Noot
1

De waarden 2008–2009 wijken af van de begroting 2011. Dit komt omdat CBS in 2010 is overgestapt op de vacaturestatistiek op de standaard bedrijvenindeling 2008 (SBI2008). Vanwege deze overgang zijn alles resultaten van de periode 1997–2010 opnieuw bepaald.

X Noot
2

In het Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2010 is niet specifiek meer gevraagd naar tevredenheid over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, maar naar de tevredenheid over de organisatie waarbij men werkzaam is.

X Noot
3

Het volgend POMO vindt plaats in 2012, de uitkomsten daarvan hebben betrekking op 2011 en komen in het tweede halfjaar 2012 beschikbaar.

X Noot
4

betreft een voorlopig cijfer

35 Operationele doelstelling 2

Het scheppen van voorwaarden voor een brede toegang tot politieke en bestuurlijke functies en voor het verbeteren van de kwaliteit van de functievervulling van politieke ambtsdragers.

Politieke ambtsdragers zijn een kwaliteitsfactor in en voor goed bestuur. Met andere woorden: een goed functionerend openbaar bestuur heeft goede bestuurders en politici nodig. Het beleid is erop gericht hiervoor de randvoorwaarden en instrumenten te creëren.

Rechtspositie en voorstellen Dijkstal

Instrumenten

  • Onderzoek is gestart naar de inrichting van een pensioenfonds voor politieke ambtsdragers en aansluiting bij het ABP;

  • Rechtspositieregelingen voor de verschillende groepen politieke ambtsdragers zijn gemoderniseerd, in dit kader onder meer invoering van de sollicitatieplicht en de verrekening van inkomsten uit nevenfuncties;

  • De uitvoering van pensioenen en uitkeringen van politieke ambtsdragers op de BES-eilanden is geborgd;

  • Huisvestingsregelingen voor burgemeesters zijn geactualiseerd, inclusief een tegemoetkomingsregeling in verband met de dubbele woonlastenproblematiek van burgemeesters;

  • De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer zijn gewijzigd in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen en een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees.

Integriteit

  • Conform het plan van aanpak «bestuurlijke integriteit» zijn over het onderwerp bestuurlijke integriteit discussies gevoerd en werksessies gehouden binnen de verschillende beroepsgroepen. Door de actieve betrokkenheid van de doelgroepen is er een beter beeld ontstaan van de problematiek. De casuϊstiek die naar voren kwam kan in cursussen worden gebruikt en is ook opgenomen in de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers.

  • De Handreiking is in nauwe samenwerking met de koepels en beroepsgroepen geactualiseerd. De meest recente regelgeving is er in opgenomen en bovendien is de tekst afgestemd op regelgeving voor ambtenaren. De nieuwe Handreiking is gepresenteerd op het congres over bestuurlijke integriteit «voorbeeldig bestuur», dat op 14 april 2011 is gehouden en waarvoor grote belangstelling was van bestuurders en politici.

Diversiteit

In 2011 is een eerste editie van het oriëntatieprogramma burgemeesters van start gegaan. Deze eerste editie loopt door tot medio 2012. Dit programma is een vervolg op de scoutingactiviteiten die er in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden naar talenten voor de functie van burgemeester. Het programma biedt een oriëntatie op de burgemeestersfunctie. Deelnemers krijgen een brede blik op het ambt en op de competenties die van burgemeesters verwacht worden. Het programma wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) en van de commissarissen van de Koningin en hun kabinetschefs. Het NGB verzorgt de praktische en logistieke begeleiding van het programma. Belangrijk onderdeel vormen de meeloopstages bij burgemeesters.

Personele zorg

  • De jaarlijkse bijdrage aan het Professionaliseringsfonds voor burgemeesters is gecontinueerd. Dit fonds is gericht op professionalisering van burgemeesters, maar ook op mogelijkheden van mobiliteit;

  • De verbreding van de ervaringen met personele zorg naar andere groepen politieke ambtsdragers binnen de context van die functies heeft zich doorgezet;

  • Er is onderzoek gedaan naar de oorzaken van de stijging van het aantal voortijdig vertrekkende wethouders. De aanbevelingen uit het onderzoek worden ingezet bij de verdergaande ontwikkelingen in professionalisering en personele zorg.

Realisatie meetbare gegevens

35.4 Kengetallen

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Percentage vrouwelijke burgemeesters

20%

19%

19%

20%

bijlage D1 Burgemeestersbenoemingen

35 Operationele doelstelling 3

Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

De pensioenregelingen zijn uitgevoerd.

Realisatie meetbare gegevens

Voor deze operationele doelstelling zijn geen meetbare gegevens beschikbaar. Het betreft hier alleen de uitvoering van regelingen op basis waarvan specifieke groepen aanspraak kunnen maken op een uitkering of pensioen.

35.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

35.5 beleidsdoorlichting

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel en voor een betrouwbare, herkenbare overheid door het bevorderen van integriteit, diversiteit, transparantie en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties.

OD 35.1

A: 2011

 

B: 2012

Beleidsdoorlichting

Het scheppen van voorwaarden voor een brede toegang tot politieke en bestuurlijke functies en voor het verbeteren van de kwaliteit van de functievervulling van politieke ambtsdragers.

OD 35.2

A: 2013

 

Artikel 37: Kwaliteit Rijksdienst

37 Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van management development en bedrijfsvoering.

De algemene doelstelling is gericht op het functioneren van de totale rijksoverheid. Een goed functionerende overheid, die integer, effectief en kostenbewust is, vergroot de legitimiteit van het overheidshandelen.

In 2011 zijn de volgende mijlpalen bereikt:

  • Het takenpakket van inkoopuitvoeringscentra (IUC’s) en aan welke eisen deze dienen te voldoen zijn vastgesteld. Departementen hebben voorstellen geformuleerd voor de wijze waarop ze binnen hun eigen ministerie of in samenwerking met andere departementen hun inkoop bundelen. Dit zijn 19 IUC’s. Dit is een aanzienlijke vermindering ten opzichte van de huidige 350 inkooppunten.

  • De voorbereidingen zijn getroffen voor de fusie van de Rijksacademie voor de Bedrijfsvoering per 1 januari 2012 met de Rijksacademie voor Financiën en Economie.

  • De voorbereidingen zijn getroffen voor de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS). Per 1 januari 2012 is de HIS voor drie departementen van start gegaan.

  • In mei 2011 ontving de Tweede Kamer de eindrapportage Vernieuwing Rijksdienst (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 490, nr. 60). Uit de daarin opgenomen voorlaatste rapportage over de realisatie van de taakstelling uit dit programma bleek dat deze goed op schema lag. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering 2011 wordt de balans op dit punt definitief opgemaakt.

Budgettaire gevolgen van beleid

37.1 Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

     

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

   

139 012

119 708

99 309

20 399

waarvan garantieverplichtingen 

     

258

 

258

             

Uitgaven

121 030

78 635

126 165

118 040

99 309

18 731

37.25 Apparaat

   

19 468

24 271

17 420

6 851

37.1 Management Rijksbreed (ABD)

   

17 811

18 177

20 409

– 2 232

37.2 Functionerende bedrijfsvoering

   

33 956

28 820

24 524

4 296

37.3 Informatisering Rijksdienst

   

39 585

36 118

29 293

6 825

* Bijdrage baten- en lastendienst Doc-Direkt

   

4 731

16 281

4 562

11 719

37.4 Facilitaire zaken Rijksdienst

   

15 345

10 654

7 663

2 991

37.5 Uitvoering garantiestelling

   

0

 

0

0

             

Ontvangsten

 

 

10 472

9 838

2 350

7 488

Financiële toelichting

37.25 Er is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Het grootste deel hiervan betreft uitgaven ten behoeve van het voormalige ministerie VROM waarvoor bij Voorjaarsnota 2011 middelen zijn overgeheveld. Het overige deel betreft de uitgaven in het kader van het stimuleringsbudget die gedekt zijn door overheveling middelen Vernieuwing Rijksdienst uitgaven voor de Kwaliteitsagenda, de Bedrijfsvoeringsacademie en personeel van de Interim-managementpool die gedekt zijn door ontvangsten in 2011.

37.1

Er is minder uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Deels wordt dit veroorzaakt door versoberde opleidingsprogramma’s in lijn met het tijdsbeeld. Ook is er sprake van lagere salariskosten voor de Topmanagementgroep (TMG) door een aantal TMG-contracten met een kortere arbeidsduur, en is er in 2011 geen gebruik gemaakt van verzilvering, de regeling om oudere (57+) topmanagers te behouden voor de Rijksoverheid.

37.2

Er is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt onder andere verklaard doordat bij Voorjaarsnota 2011 budget is overgeheveld van andere departementen ten behoeve van rijksbrede uitgaven op het terrein van organisatie en personeel. Het betreft onder andere activiteiten van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk. Daarnaast betreffen het rijksbrede uitgaven van de Inspectieraad, waar ontvangsten van de verschillende inspecties tegenover staan.

37.3

Met ingang van 2011 is de baten- lastendienst CAS overgegaan in de baten- lastendienst Doc-Direkt. De hiermee samenhangende begrotingsmiddelen worden met ingang van 2011 ook verantwoord onder de bijdrage aan Doc-Direkt. De bijdrage aan Doc-Direkt is hoger dan het oorspronkelijk begrote bijdrage voor CAS, vanwege de bijdragen vanuit diverse departementen voor het wegwerken van de rijksbrede archiefachterstanden. Daarenboven is een extra bijdrage verstrekt aan Doc-Direkt ter versterking van het eigen vermogen. Tot slot is bij Voorjaarsnota 2011 budget overgeheveld van andere departementen ten behoeve van rijksbrede uitgaven op het terrein van ICT. Dit verklaart dat er meer is uitgegeven dan oorspronkelijk is begroot.

37.4

Er is meer uitgegeven dan begroot bij de oorspronkelijke begroting. Dit wordt onder andere verklaard door diverse overboekingen bij Voorjaarsnota 2011 in het kader van de rijksbrede uitgaven met betrekking tot facilitaire zaken. Daarnaast betreft het de overkomst van de programma-organisatie opdrachtgeverschap Rijkskantoren van het voormalig ministerie van VROM.

Ontvangsten

De meerontvangsten worden grotendeels verklaard door de ontvangsten van verschillende inspecties ten behoeve van de rijksbrede activiteiten van de Inspectieraad. Daarnaast is er budget toegevoegd van de verschillende inspecties ten behoeve van de rijksbrede activiteiten van de Inspectieraad. Tot slot betreft het extra ontvangsten van verschillende ministeries voor de inzet van de interim-pools van voormalig VROM en ontvangsten ten behoeve van de Rijksacademie voor Bedrijfsvoering voor opleidingen.

Externe factoren

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt voor de uitvoering van het beleid op het terrein van de bedrijfsvoering nauw samen met alle ministeries. Draagvlak was daarbij de belangrijkste externe factor voor het behalen van de doelstellingen.

Realisatie meetbare gegevens

De uitvoering van de Garantieregelingen.

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheek-garantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn ultimo 2011 nog 8 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,258 mln.

37 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk

De ambtelijke leiding heeft een toonaangevende rol bij het bevorderen van de kwaliteit van het Rijk. Met management development (MD) wordt er structureel geïnvesteerd in de werving, selectie en ontwikkeling van leidinggevenden op strategische posities van het Rijk (de Algemene Bestuursdienst: ABD).

De ambtelijke leidinggevenden zelf, de management development (MD) professionals op de ministeries en bij Bureau ABD werken samen aan de kwaliteit van het management in dienst van het Rijk. Dat betekent investeren in het concernbrede zicht op talent en in specifieke ontwikkeltrajecten voor managers. Maatwerk is daarin leidend: kwaliteit ontstaat uit de unieke koppeling tussen opdracht en individu. Daarnaast zijn er op systeemniveau drie perspectieven in MD:

  • 1. diversiteit: de ambtelijke leiding is een evenredige afspiegeling van de arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden;

  • 2. samenwerking over de grenzen heen: leidinggevenden worden vrij van organisatiegrenzen ingezet binnen het concern Rijk en er is een vruchtbare uitwisseling met andere sectoren in binnen- en buitenland;

  • 3. toekomstgerichtheid: managementtalenten volgen goed afgestemde leerlijnen en ontwikkelprogramma’s.

In het licht van organisatieontwikkelingen en hervormingen van de Rijksoverheid is de ABD betrokken bij de werving, selectie en ontwikkeling van managers op strategische posities.

In 2011 is het Programma Leiderschap Externe Instroom (PLEX) afgerond. ABD-PLEX had als doel leidinggevenden van buiten het Rijk zich snel de politiek-bestuurlijke omgeving eigen te laten maken en daarin succesvol te functioneren.

Bureau ABD biedt topambtenaren het ABD Ambtelijke Professionaliteit Programma (ABD APP). In deze permanente leeromgeving worden de essenties van de ambtelijke professionaliteit overgedragen. De eerste drie modules zijn gestart in 2011.

Het ABD Kandidatenprogramma is een breed en intensief leiderschapsontwikkelingsprogramma voor aankomende topmanagers van het Rijk. In 2011 werd het collectieve deel van de jaargang 2009 van het programma, waar 30 kandidaten aan deelnamen, afgesloten en is een vernieuwde versie van het ABD Kandidatenprogramma ontwikkeld, dat in januari 2012 van start gaat.

In samenwerking met Canada (School of Public Service) heeft Bureau ABD het internationale leiderschapsprogramma GEN (Global Engagement Network) aan directeuren aangeboden.

In 2011 zijn er 97 interim-opdrachten via ABD Interim vervuld. 2011 was het eerste volle jaar van ABD TOP Consult, opgericht door de MR om flexibiliteit van de ambtelijke top te verhogen en externe inhuur in het topsegment te verminderen. ABD TOP Consult voerde 61 opdrachten uit.

2011 was het jaar waarin de departementale herindelingen zijn beslag kregen. Het loopbaanbeleid van Bureau ABD is hierop ingezet. Ook is er gestart met een uitstroomproject dat zich inzet voor ABD-managers die een loopbaanstap buiten de Rijksoverheid willen maken.

In 2011 waren er in de ABD in totaal 67 benoemingen. Het betrof 47 managers die al een ABD-functie bekleedden, 17 managers die zijn doorgegroeid naar een ABD-functie en 3 managers van buiten de Rijksoverheid. De ratio tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk is 7-2-1.

In het kader van de komst van de nationale politie is in 2011 nauw samengewerkt met de kwartiermaker nationale politie en de directie Politie van het ministerie van Veiligheid en Justitie, vooral op het gebied van de procedures van de benoemingen van de top van de verschillende regionale eenheden en de toetsing van de arbeidsvoorwaarden bij nieuwe benoemingen in de Politietop.

Op topniveau werden in de Europese Commissie twee Nederlanders benoemd (plv. directeur-generaal EcFin en plv. directeur-generaal Uitbreiding). De Nederlandse presentie op topniveau in de Europese Commissie is nog niet eerder zo sterk geweest.

Bureau ABD is belast met de uitvoering van de rol van werkgever voor de topmanagementgroep (TMG): benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

Meetbare gegevens

37. 2 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Ratio voor doorstroom, instroom van onderen en instroom van buiten

6-3-1

6-3-1

6-3-1

6-2-2

7-2-1

Bron: BZK/ABD

37.3 indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Percentage vrouwen in de ABD

18,2%

20,2%

24,9%

25,9%

25,7%

Bron: BZK/ABD

37 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie en het personeel van het Rijk.

Uitbouw van de shared service centra

  • Alle ministeries zijn aangesloten op P-Direkt.

  • In 2011 is samen met de departementen een producten- en dienstencatalogus opgesteld voor het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (ECO&P). Per 1 februari 2012 is het EC O&P formeel een feit: acht expertisecentra van de Werkmaatschappij gaan samen in één gezamenlijk expertisecentrum op het gebied van tweedelijns HRM-dienstverlening.

Toekomstvast organisatie- en personeelsbeleid

  • De activiteiten van het programma Flexibilisering en Administratieve Lastenverlichting Personeel Rijk zijn onderdeel geworden van het project «Eén (administratieve) werkgever Rijk» van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. Onderdeel van dit project is het vereenvoudigen van de interdepartementale overplaatsing, waarvan het belang extra is onderstreept door de interdepartementale herindeling. De werkwijze die bij de departementale herindeling door P-Direkt is toegepast wordt nu doorontwikkeld om alle collectieve en individuele interdepartementale overplaatsingen eenvoudig te realiseren. De implementatie staat gepland in het najaar van 2012. Hierdoor zal het merendeel van de benodigde acties bij de overplaatsing van een rijksambtenaar van het ene departement naar het andere departement geautomatiseerd uitgevoerd worden.

  • De departementen zijn op schema met de implementatie van het functiegebouw binnen hun organisatie. De website www.functiegebouwrijksoverheid.nl is in maart 2011 opengesteld voor alle rijksambtenaren. Met deze tool is op een aantrekkelijke interactieve wijze het Functiegebouw Rijk toegankelijk gemaakt voor leidinggevenden en medewerkers.

  • Er is in 2011 onder de naam I-Rijk gestart met een hoogwaardige ICT carrière pool (schaal 12–16) voor het concern Rijk. Daarnaast is de samenwerking tussen de verschillende (departementale) pools geïntensiveerd door middel van de oprichting van de Poolcirkel.

  • In 2011 is een rekenmethodiek ontwikkeld voor strategische personeelsplanning. Hierdoor kan op basis van verschillende dimensies de personeelsprognose aangegeven worden in de toekomst.

Realisatie meetbare gegevens

37.4 Indicatoren1

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

1. % medewerkers, dat een functioneringsgesprek heeft gehad

79,8%

70,7%

63,2%

80%

62,82

2. Werkgeverstevredenheids-onderzoek – % medewerkers, dat tevreden is met hun baan

Geen meting

77%

Geen meting

Geen meting3

Geen meting verricht

3. Werkgeverstevredenheids-onderzoek – % medewerkers, dat tevreden is met hun werkgever

Geen meting

60%

Geen meting

Geen meting3

Geen meting verricht

Bron indicator 1: Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011

Bron indicator 2 en 3: Personeels- en mobiliteitonderzoek

X Noot
1

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de gevolgen van het regeerakkoord voor de indicatoren op het terrein van diversiteit in de BZK-begroting (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 62). Hierin staat dat de kwantitatieve normen voor diversiteit uit de begroting 2011 door het huidige kabinet niet meer worden gehanteerd. Wel blijft de diversiteit gemonitoord en zijn de cijfers opgenomen als kengetallen hieronder.

X Noot
2

Diverse ministeries ondervonden problemen met de registratie van de gesprekken en kunnen daardoor de aantallen gesprekken niet of niet goed reproduceren.

X Noot
3

Meetmomenten zijn aangepast.

37.5 Kengetallen

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

1. Ziekteverzuim (incl. > 1 jaar) – % medewerkers, dat ziek is geweest

5,7%

5,5%

5,4%

5,5%

2. Aandeel allochtonen

8,2%

8,4%

8,4%

8,3%

3. Aandeel vrouwen in de nieuwe instroom

55,4%

52,7%

56%

54,5%

4. Aandeel vrouwen in de nieuwe instroom in topfuncties

n.v.t.

30%

30%

33,3%

Bron: Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011

37 Operationele doelstelling 3

Het bevorderen van de kwaliteit van de ICT en informatievoorziening binnen de rijksoverheid.

Betere bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering

  • De rijksbrede afspraken rondom het CIO-stelsel zijn geëvalueerd en aanvullende maatregelen zijn opgesteld en begin 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2010–2011, 26 643, nr. 172).

  • In mei 2011 is voor de derde keer de rapportage grote ICT-projecten aangeboden. Ditmaal als onderdeel van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Om meer inzicht te bieden is de rapportage dit jaar uitgebreid met hoogrisico projecten van minder € 20 mln. (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501, nr. 14).

  • In november is de I-strategie (Kamerstukken II, 2011–2012, 26 643, nr. 216) aan de Tweede Kamer aangeboden. In de I-strategie komen drie lijnen samen: de uitwerking en uitvoering van het onderdeel informatisering uit het programma Compacte Rijksdienst, doorontwikkeling van bestaand beleid en aanvullingen daarop.

  • Bureau Gateway is ondergebracht bij de Werkmaatschappij. In 2011 zijn 36 Gateway-reviews met succes en naar tevredenheid uitgevoerd bij de Rijksoverheid. Daarmee is de resultaatafspraak ruim gehaald. Afgelopen jaar zijn meer dan 50 collega’s opgeleid tot reviewer. De totale pool opgeleide Gateway-reviewers bestaat nu uit ruim 250 personen.

  • In 2011 zijn er diverse cursustrajecten geweest voor adviseurs van de CIO’s. Deze curricula worden hoog gewaardeerd. Ze versterken de kennis en expertise binnen de departementen en de onderlinge kennisdeling tussen de departementen. Daarnaast is in 2011 gestart met I Interim Rijk (IIR). Via IIR worden de hoogwaardige ICT-projectleiders van de departementen rijksbreed ingezet op de ICT-projecten. Dit betekent behoud en deling van kennis en ervaring binnen het Rijk en daarbij zorgt het voor vermindering van externe inhuur.

Uitbouw van de shared service centra

  • De baten-lastendienst Doc-Direkt is per 1 januari 2011 gestart (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 602, nr. 1). Het aantal strekkende kilometers wegwerken archief ná 1975 heeft niet de streefwaarde bereikt. Voor een belangrijk deel valt dit verklaren uit het feit dat de aanloopfase om tot volledige productie te komen langer is geweest dan gepland. Oorzaken zijn onder andere gelegen in: achterblijvend aanbod vanuit de departementen, intensievere bewerking van archieven dan gepland en overloopwerkzaamheden van de voorlopers van Doc-Direkt.

  • In 2011 zijn de voorbereidingen getroffen om de ICT-directie van de Shared Service Organisatie van I&M om te vormen tot een baten- lastendienst (per 1 januari 2013).

Realisatie van de rijkswerkplek

  • Inmiddels zijn er 15 000 werkplekken gerealiseerd in het kader van de Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR). Dit aantal ligt hoger dan de streefwaarde, maar loopt toch enigszins achter bij eerdere verwachtingen. In het kader van de digitalisering van de werkprocessen zijn in 2011 voorbereidingen getroffen om vanaf 2012 departementen gezamenlijk te laten optrekken en via hergebruik zoveel gebruik te maken van elkaars best practices.

Realisatie meetbare gegevens

37.6 Indicatoren

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Waarde 2011

1. Aantal Gateway-reviews

12

31

25

36

2. Aantal DWR desktops (cumulatief)

0

4 024

11 000

15 303

3. Aantal strekkende kilometers wegwerken archief ná 1975 (cumulatief)

0

22,4

51,4

37,4

Bron 1: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/bureau Gateway

Bron 2: Ministeries leveren informatie aan bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bron 3: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Doc-Direkt

37 Operationele doelstelling 4

Het bevorderen van de kwaliteit van facilitaire dienstverlening, huisvesting en inkoop binnen de rijksoverheid.

Betere bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering

  • In mei 2011 is in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk gerapporteerd over de realisatie van de bijdrage van de ministeries aan het behalen van de kabinetsdoelen op duurzame bedrijfsvoering (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501, nr. 14).

  • De doelstelling van 100% duurzaam inkopen op basis van het toepassen van milieucriteria bij aanbestedingen vanaf 2010 is gehaald. Daarnaast geldt sinds 1 januari 2011 een beperkte toepassing van sociale voorwaarden en sinds 1 juli 2011 het toepassen van social return bij werken en diensten vanaf € 250 000 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501/29 544, nr. 12).

Uitbouw van de shared service centra

  • De samenwerkingsverbanden die in de afgelopen jaren binnen de rijksoverheid zijn ontstaan op facilitair gebied, zijn in 2011 verder uitgebouwd en versterkt. Hieruit vloeit voort dat de kerndepartmenten in Den Haag in nabije de toekomst door dezelfde facilitaire dienstverlener worden gefaciliteerd.

  • Het categoriemanagement als inrichtingsprincipe voor het gezamenlijk inkopen is verder uitgewerkt. Categoriemanagement is een werkwijze op inkoopgebied die leidt tot rijksbrede strategieën voor de verwerving van diensten en goederen en tot meer aandacht voor de gehele levenscyclus van het product of de dienst: van behoefteformulering aan het begin tot contractbeheer en evaluatie aan het einde. Kortom, door slim samenwerken efficiency, duurzaamheid en kostenbesparing realiseren. In 2011 zijn in plaats van de geplande 14 20 categorieën operationeel. De categorie Beveiliging is nieuw opgestart. Voor de onderwerpen Beleidsadvies en Beleidsonderzoek is besloten tot inkoopsamenwerking. Voor ICT zijn de categorieën software, hardware en verbindingen nader gespecificeerd in: Softwarepakketten, Standaardsoftware, Werkplekhardware, Datacenterhardware, Mobiele verbindingen (spraak) en Vaste verbindingen (data). Aan de in 2010 goedgekeurde categorieplannen is in 2011 uitvoering gegeven. In 2011 zijn er nieuwe categorieplannen goedgekeurd: kantoorinrichting, catering, schoonmaak, buitenlandse dienstreizen, ambitiedocument energie.

Realisatie van de rijkswerkplek

  • Er zijn belangrijke stappen genomen voor een rijksbrede huisvestingsstrategie (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 490, nr. 75). In 2011 is voor Den Haag een masterplan kantoorhuisvesting afgerond (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 490, nr. 71). Tevens zijn de voorbereidingen getroffen om de masterplannen voor de rest van Nederland op te stellen. De uitgangspunten voor de op te stellen masterplannen zijn vastgesteld.

  • De programmatische aanpak van de invoering van de rijkswerkomgeving is voortgezet. In 2011 is hiertoe het zogenoemde activiteitgerelateerde huisvestingconcept vastgesteld gekoppeld aan een aantal ruimtenormen, wat tezamen leidt tot een effectieve, efficiëntere en meer flexibele werkomgeving. Dit resulteert tevens in het verminderen van het totaal aantal werkplekken. Op termijn leidt dit tot het afstoten van meerdere rijkskantoorpanden.

  • De interdepartementale toegang wordt het komende jaar verder geïmplementeerd, evenals de mogelijkheid om plaats en tijd onafhankelijk te werken (smart card logon). Hierbij ondersteunt de Rijkspas de rijkswerkplek.

Realisatie meetbare gegevens

37.7 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Waarde 2011

1. Percentage duurzaam inkopen rijksbreed

51%

51%

100%

100%

100%

2. Percentage energiebesparing

98%

96%

93%

92%

1

Bron 1: Monitor duurzaam inkopen

Bron 2: Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk 2011

X Noot
1

Cijfer wordt gepubliceerd in de jaarrapportage.

37.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

37.8 beleidsdoorlichting

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B: Afgerond

Vindplaats

 

Inkoopmanagement Rijk

OD 37.4

A: 2014

 

B: 2014

 

Kwaliteit organisatie en personeel Rijk

OD 37.2

A: 2012

 

B: 2012

 

Het bevorderen van de kwaliteit van de ICT en informatievoorziening binnen de Rijksoverheid

OD 37.3

A: 2012

 

B: 2012

 

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk

OD 37.1

A: 2014

B: 2014

 

Overig evaluatieonderzoek

Rijkshuisvestingsstelsel

OD 37.4

A: 2010

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 490, nr. 75

B: 2010

Artikel 44: Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

44 Algemene doelstelling

Het ondersteunen van burgers en andere lokale partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te versterken.

Het bevorderen van de woningbouwproductie waarbij aanbod en diversiteit zoveel mogelijk aansluit bij de woningbehoefte van de woonconsument.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De inzet op leefbaarheid draagt bij sterke steden en regio’s. Dat is belangrijk voor economische ontwikkeling, voor economische vitaliteit (ook in krimpgebieden) en voor het versterken van burgerparticipatie in relatie tot een compacte overheid. Een voldoende gedifferentieerd aanbod van woningen (huur en koop) dient ervoor te zorgen dat mensen passend kunnen wonen conform hun woonvoorkeur.

Budgettaire gevolgen van beleid

44.1 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

1 322 496

7 959

4 289

3 670

               

Uitgaven

913 698

1 144 423

1 406 985

490 441

8 143

4 539

3 604

44.1 Stimuleren krachtige steden

       

1 095

1 951

– 856

44.2 Vitale wijken tot stand brengen

       

5 470

1 740

3 730

44.3 Voldoende woningproductie

       

1 578

848

730

               

Ontvangsten

 

 

 

 

48 707

0

48 707

Financiële toelichting

Op het artikel Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw is meer uitgegeven dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven/verplichtingen

44.2 Er zijn ten behoeve van de uitvoering en implementatie van het eindadvies van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak bij voorjaarsnota extra middelen vrijgemaakt.

Ontvangsten

De in 2009 en 2010 uitgekeerde middelen stimulering woningbouw worden grotendeels afgerekend in 2011. Als door overheden niet aan de voorwaarden is voldaan, vindt er terugvordering plaats. Hiervoor was bij najaarsnota de ontvangstenraming al bijgesteld naar € 40 mln., uiteindelijk zijn er in 2011 meer ontvangsten gerealiseerd.

  • De ontwikkeling van de economie en van de investeringsmogelijkheden van lokale partijen hebben in 2011 onder druk gestaan. Dit heeft zowel effecten op de stedelijke vernieuwing als op de woningproductie.

  • Partners van de wijkenaanpak hebben aangegeven een integrale, gebiedgerichte aanpak te blijven voeren en kennis te willen delen. Wel worden soms ambities getemporiseerd dan wel bijgesteld.

Externe factoren

Realisatie meetbare gegevens

Bij de hieronder genoemde operationele doelstellingen worden meetbare gegevens gepresenteerd.

44 Operationele doelstelling 1

Stimuleren krachtige steden

Doelbereiking

Krachtige steden zijn belangrijk voor de economische ontwikkeling van Nederland en voor de sociale stijging van burgers. Wanneer steden onvoldoende functioneren, kan dit de welvaart en het welzijn van alle burgers in het gehele land schaden. Daarom blijven steden een belangrijk onderwerp op de rijksagenda.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een regierol in het leefbaar maken en houden van (onder meer) steden.

Instrumenten

Belangrijke instrumenten om bij te dragen aan de leefbaarheid zijn het adviseren van steden, kennisoverdracht, monitoring van resultaten, aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak:

  • Decentralisatie (GSB);

  • Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV);

  • Versterking bewonersbetrokkenheid.

Steden en Visie Stedelijke Vernieuwing

Eind 2011 is als onderdeel van de eindmeting GSB III de output-rapportage verschenen over de gerealiseerde resultaatafspraken die met de G31 zijn gemaakt op sociaal, fysiek en economisch terrein (drie brede doeluitkeringen). Het Rijk heeft bij de beoordeling daarvan een zeer groot deel als «behaald» aangeduid. Voor het (alsnog) afronden van enkele afspraken op het sociale domein (onder andere inburgering) is de termijn verlengd tot en met 2011; de verantwoording hiervan en de vaststelling van de rijksbijdrage op deze onderdelen vindt eind 2012 plaats. In 2011 is een analyse gestart getiteld de «Staat van de Steden» met als doel een vinger aan de pols te houden met betrekking tot de trends en ontwikkelingen in de steden, zodat desgewenst het gesprek kan worden aangegaan. Het streven blijft dat de grote steden hun afstand verkleinen naar het landelijke gemiddelde ten aanzien van de bestaande (outcome) doelstellingen op het terrein van (objectieve en subjectieve) veiligheid, kwaliteit (fysieke) leefomgeving, sociale kwaliteit samenleving, binden midden/hogere inkomens, en versterken economische kracht van de stad.

In 2011 is samen met gemeenten en provincies een start gemaakt met het opstellen van een visie op stedelijke vernieuwing na 2014, als het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing komt te vervallen. Er zijn door de kennisinstellingen KEI en Nicis bijeenkomsten georganiseerd met voorlopers uit het veld die input hebben geleverd voor deze visie. In 2012 zal de visie aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Economisch denken en agenda Wonen en Leefbaarheid

Zowel op sociaal als fysiek terrein is gestart met onderzoek naar en de ontwikkeling van analyse-instrumenten, gefocust op het aanboren van nieuwe geldstromen dan wel het verhogen van het maatschappelijke rendement van inspanningen. Hierbij gaat het vooral om onderzoek naar bestaande en nieuwe financieringsarrangementen en het verder ontwikkelen en toepassen van het instrument Maatschappelijke Kosten Baten Analyses (MKBA). In samenwerking met betrokken departementen worden MKBA-prototypes ontwikkeld op verschillende terreinen. Het betreft de «Gezonde Wijk» samen met VWS en arbeidsparticipatie samen met SZW. Voor het prototype de «Achterdevoordeur»-aanpak is reeds een model ontwikkeld en in 2011 in enkele steden met succes toegepast (integrale aanpak leidt aantoonbaar tot een positief maatschappelijk rendement). Ook is in 2011 gestart met de ontwikkeling van een vorm van MKBA op het niveau van de stad als geheel en in enkele steden met succes het zogenaamde Analysekader Gemeentelijke Investeringen. Dit instrument kan steden helpen bij hun beleidsvoorbereiding ten aanzien van het (re)alloceren van investeringen op fysiek, sociaal, en economisch terrein.

Met de VNG is een gezamenlijke Agenda Wonen en Leefbaarheid vastgesteld. De grote steden zijn betrokken bij de uitwerking van deze agenda. Met de uitwerking ervan werken het ministerie van BZK en de VNG een aantal innovaties uit voor de aanpak op het terrein van wonen en leefbaarheid en voornemens uit het Regeerakkoord. Deze agenda bevat onder meer het inzichtelijk krijgen van de maatschappelijke baten van verschillende maatregelen bij stedelijke vernieuwing, waar deze neerslaan en onder welke condities deze kunnen worden omgezet in investeerbare euro’s.

Ook is in 2011 een onderzoek gestart naar het «terugploegen maatschappelijke baten» om in beeld te krijgen hoe toekomstige baten kunnen worden betrokken bij het financieren van binnenstedelijke investeringen.

Om beter zicht te krijgen op mogelijkheden om stedelijke vernieuwing te (blijven) financieren is voorts de «Toolbox Financieringsconstructies» ontworpen. Dit is een database met voorbeelden van mogelijkheden om risico’s of prijzen te verlagen, zoals garanties, fondsen en innovatieve financieringsconstructies.

Ortega-gemeenten /New Towns

BZK ondersteunt de preventieve aanpak van oude groeikernen, ofwel de New Towns. Motto is het voorkomen van achterstanden, waarbij zelfredzaamheid, preventie en kwalitatieve groei centraal staan.  Business cases, een leertraject en experimenten rond zelforganisatie dragen hier aan bij. In 2011 is een evaluatie gestart van deze Ortega-aanpak.

44 Operationele doelstelling 2

Vitale wijken tot stand brengen

Doelbereiking

Omdat het kabinet de specifieke benadering van wijken met de grootste achterstanden heeft verbreed naar aandacht voor leefbaarheid in steden, dorpen en krimpgebieden, moeten doelstelling en verantwoording in dit bredere perspectief worden geplaatst. In de brief van 28 januari 2011 is dit kader geschetst (Kamerstukken II, 2010–2011, 30 995, nr. 87).

De eerste verantwoordelijkheid voor leefbaarheid ligt bij partijen op lokaal niveau. De rijksoverheid ondersteunt daar waar sprake is van een opeenstapeling van achterstanden of specifieke problemen. In de Integrale visie op de woningmarkt van juli 2011 is beschreven welke maatregelen het kabinet neemt om die ondersteuning binnen de woon- en leefomgeving te bieden. Het gaat dan om: het versterken van burgerschap, het experimenteren met wijkondernemingen, het maken van maatwerkafspraken, het verspreiden van lessen en ervaringen met gebiedsgericht werken, ondersteuning via de Kwaliteitsprong Rotterdam Zuid, uitvoering van het actieplan Bevolkingsdaling met aandacht voor de nieuwe krimpgebieden, het samen met IPO en VNG opstellen van een visie op stedelijke vernieuwing, het ondersteunen van een wijkgerichte aanpak op de BES-eilanden, en het zoeken naar nieuwe financieringsconstructies.

Visitatiecommissie Wijkenaanpak

Instrumenten

In samenspraak met lokale partijen en departementen is in 2009 besloten tot het uitvoeren van een visitatieronde langs de partners van de wijkenaanpak. Via visitaties is bezien in hoeverre de ambities voor 2017 binnen bereik liggen en in hoeverre opgedane ervaring met wijkverbetering ook breder kan worden ingezet. Op 1 maart 2010 is de Visitatiecommissie Wijkenaanpak ingesteld en op 30 juni 2011 heeft de commissie haar bevindingen gepresenteerd. De Tweede Kamer heeft deze 5 oktober 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 30 995, nr. 87) ontvangen. De rapporten per stad, de bevindingen uit de departementale ronde en het eindrapport zelf bieden handvatten; voor lokale partners om focus aan te brengen en te verankeren, en voor het Rijk wat betreft de eigen inzet en rol. De bevindingen worden benut om ervaringen te verspreiden, nieuwe maatwerkafspraken te maken met gemeenten en om een burgerschapsagenda inhoud te geven. De eindrapportage van de Visitatiecommissie dient tevens als beleidsdoorlichting van de gebiedsgerichte aanpak door het Rijk.

Ondersteunen van wijken en buurten

De afspraken met de 40 aandachtswijken en de 40+ wijken zijn onverminderd van kracht. Focus heeft het afgelopen half jaar gelegen op het maken van maatwerkafspraken en op het breed inzetten van kennis en ervaringen zoals opgedaan in het gebiedsgericht werken tot nu toe. Dat is gebeurd via kenniskringen. experimenten, regionale bijeenkomsten van de Buurtalliantie, via Communities of Practice en via het leggen van verbindingen tussen verschillende initiatieven. De landelijke alliantie - het netwerk van organisaties en bedrijven dat de aanpak in wijken ondersteunt - is gericht bezig om expertise, middelen en initiatieven daar in te zetten waar het de lokale ambities kan versterken.

Monitors en onderzoeken om de voortgang te volgen

De Tweede Kamer is op 31 oktober 2011 geïnformeerd over voortgangsrapportages, onderzoeken en monitors die in het kader van de leefbaarheid in 2011 zijn uitgevoerd. Het betreft: de Voortgangsrapportage Wijken in Uitvoering 2011, actualisatie van de Outcomemonitor Wijkenaanpak van het CBS, de eerste herhalingsmeter van waterbedeffecten van het wijkenbeleid 2008–2010, het advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkenaanpak, de Bewonerspeilingen aandachtswijken 2011 en de publicatie Leefbaarheid in Balans.

Plan van aanpak Bevolkingsdaling

De Tweede Kamer is middels de Interbestuurlijke Voortgangsrapportage Bevolkingsdaling op 30 juni 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 757, nr. 31) geïnformeerd over de voortgang van de acties uit het Actieplan Bevolkingsdaling.

Het ministerie van BZK heeft een afspraak gemaakt met de topkrimpprovincies om convenanten te sluiten over de aanpak van bevolkingsdaling.

In november 2011 is er een «agreement of support» getekend met de anticipeerregio Achterhoek, waarin het ministerie op een aantal gebieden concreet aangeeft hoe zij de regio zal ondersteunen. Een anticipeerregio is een gebied dat op de korte of lange termijn te maken krijgt met bevolkingsdaling. Het ministerie van BZK is met andere anticipeerregio’s overleg gestart hoe het Rijk deze regio’s kan ondersteunen bij de aanpak van de gevolgen van bevolkingsdaling.

De MKBA herstructureringsopgave Eemsdelta, die in opdracht van het ministerie van BZK is uitgevoerd, is in 2011 afgerond. Op basis van deze MKBA zijn de lokale partijen bezig met de programmering van de herstructurering. Het ministerie heeft verder een juridische expertpool opgericht, die medeoverheden in krimp- en anticipeergebieden adviseert over het verminderen van de kosten als gevolg van planschadeclaims. Wat betreft de aanpak van knellende wet- en regelgeving, heeft het ministerie van BZK de opzet van een meldpunt knellende regelgeving door de drie topkrimpprovincies (Groningen, Zeeland, Limburg) ondersteund. Daarnaast heeft het ministerie van VWS in samenwerking met de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de ministeries van EL&I en BZK een toelichting gegeven over de mogelijkheden en voorwaarden voor samenwerking tussen zorgaanbieders binnen de wettelijke kaders van de Mededingingswet. Op het gebied van bekostiging heeft het ministerie van BZK bij de herijking van het provinciefonds een maatstaf voor krimp en groei opgenomen. Verder zijn samen met de drie topkrimpprovincies en een aantal kennisinstellingen voorbereidingen getroffen voor een strategische kennisagenda. Daartoe wordt in 2012 een landelijke kennisfaciliteit opgericht.

Kwaliteitssprong Zuid

Op 19 september heeft ondertekening plaatsgevonden van het programma Kwaliteitssprong Zuid. De Tweede Kamer is daar 26 september over geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 847, nr. 4). Met het programma geeft het kabinet invulling aan een onderdeel van de Woonvisie die op 1 juli 2011 aan de Tweede Kamer is toegezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 847, nr. 1). De basis voor het programma is gelegd door de commissie Deetman / Mans die februari 2011 advies uitbracht inzake Rotterdam Zuid. De analyse was dat de sociaaleconomische problematiek in dit deel van Rotterdam dermate groot en complex is dat alleen met meerdere partijen en op verschillende niveaus tot een effectieve aanpak gekomen kan worden. Het advies was daarom om met alle betrokken partijen tot een meerjarige, duurzame visie te komen. Dit is tot stand gekomen via genoemd programma. Op drie pijlers zijn ambities, verantwoordelijkheden en doorbraken vastgesteld; talentontwikkeling, economische versterking en fysieke kwaliteitsverbetering.

Bewonersparticipatie

In 2011 is de laatste tranche van € 25 mln. aan bewonersbudget beschikbaar gesteld aan gemeenten opdat bewoners zelf initiatieven kunnen ontplooien om hun buurt te verbeteren. Uit de Bewonerspeiling 2011 blijkt dat bewoners deze impuls positief waarderen. De Tweede Kamer is daar 31 oktober 2011 over geïnformeerd. Tijdens de conferentie «Ruimte voor burgers» van 27 juni 2011 die samen met het Landelijke Samenwerkingsverband aandachtswijken is georganiseerd is breder ingegaan op de toekomst van bewonersparticipatie in buurten en wijken in relatie tot leefbaarheid. Ook is de link gelegd met een agenda Burgerschap op basis waarvan wordt gezocht naar een nieuwe balans tussen burgers en overheid in de verantwoordelijkheid voor de samenleving; meer ruimte voor burgers enerzijds, een compacte dienstverlenende overheid anderzijds.

Wijkverpleegkundigen

Dit kabinet geeft een stevige impuls aan de zorg en ondersteuning in de buurt. Ten behoeve van de inzet van wijkverpleegkundigen in de aandachtswijken heeft BZK middelen beschikbaar gesteld aan het ministerie van VWS voor het uitvoeringsprogramma «Wijkverpleegkundigen in aandachtswijken» (motie Hamer, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700, nr. 15). Op 19 december 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de tussenstand met betrekking tot de extra inzet van wijkverpleegkundigen in buurten en wijken. Inmiddels zijn tussen de 300 en 350 wijkverpleegkundigen in het kader van het programma ingezet in 50 steden (waaronder de 40 aandachtswijken). Naar schatting zijn er tot nu toe 9 000 cliëntcontacten geweest, hoofdzakelijk met ouderen. Op basis van de tussenevaluatie van het programma zal worden nagegaan hoe de borging en opschaling van wijkverpleegkundigen verder vorm kan krijgen. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd in de brief «Zorg en ondersteuning in de buurt» van de Minister van VWS (Kamerstukken II, 2011–2012), 32 620, nr. 27).

Groene wijkenaanpak

Voor de periode 2010–2013 zijn vanuit WWI middelen beschikbaar gesteld aan het (voorheen) ministerie van LNV om de Groene Wijkaanpak uit te breiden naar Alkmaar, Den Haag, Deventer, Eindhoven en Groningen. Voor de uitvoering wordt aangesloten bij het lopende programma bij EL&I.

44 Operationele doelstelling 3

Voldoende woningproductie

Doelbereiking

De woningbouwsector is getroffen door de economische crisis. Het op peil houden van de investeringen in de woningproductie is belangrijk om de terugval in de werkgelegenheid in deze sector zoveel mogelijk te beperken. De continuïteit in de woningproductie is ook belangrijk omdat als gevolg van bevolkingsgroei en individualisering het aantal huishoudens in de periode 2010 tot 2020 nog met ruim 500 000 zal groeien (bron: woningbehoefteprognoses 2009).

De bouwvooruitzichten voor 2011, en voor de daarop volgende jaren, waren lager dan in de voorafgaande jaren. In de TNO-bouwprognoses 2009–2014 werd voor 2011 uitgegaan van een productie tussen de 56 000 en 69 000 woningen (exclusief productie anderszins). De daadwerkelijke productie lag in 2011 op 57 703 woningen. Bij de verwachtingen rond de gerealiseerde aantallen spelen gedragsveranderingen op de woningmarkt als gevolg van de economische crisis een belangrijke rol, zoals de investeringsbereidheid van private partijen en van burgers. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat de bouwproductie vertraagd de conjunctuur volgt.

De maatregelen die het kabinet in 2009 en 2011 heeft getroffen om de terugval zoveel mogelijk te beperken zijn in 2011 grotendeels voortgezet.

Een aantal regio’s heeft specifieke opgaven door de gevolgen van krimp van de bevolking en het aantal huishoudens. Deze verschillende typen opgaven zijn onder andere vastgelegd in de verstedelijkingsafspraken 2010–2020.

Stimuleringsmaatregelen

Instrumenten

Op basis van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten is in 2009 en 2010 aan gemeenten voor € 351 mln. aan subsidies verleend om door de economische crisis stilgevallen of niet gestarte woningbouwprojecten en de werkgelegenheid te ondersteunen. Door de inzet van het grootste deel van dit budget in 2010 zijn de effecten in de praktijk (het bouwen en opleveren van woningen) vooral in 2011 merkbaar. In 2011 heeft de controle op de laatste tranche van de regeling en de financiële afwikkeling van de gehele regeling plaatsgevonden. Daarnaast is in 2011 gestart met de evaluatie van de door BZK ingezette instrumenten en middelen ter bestrijding van de terugval in de bouw. Het eindrapport hiervan is op 24 januari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Bestuurlijke overleggen

In het kader van het MIRT is twee keer per jaar bestuurlijk overleg met de MIRT- regio’s gevoerd over de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode tot 2020 zijn overeengekomen en de inzet van het Rijk en andere betrokken partijen daarbij. Hierbij is overeengekomen dat het Rijk voor de woningbouwprogrammering alleen nog (nieuwe) afspraken maakt met de noord- en zuidvleugel (naast aandacht voor krimpgebieden). Provincies en samenwerkende gemeenten zijn verder verantwoordelijk voor afstemming en uitvoering.

Het betreft hier een integrale en gebiedsgerichte ontwikkeling van woningbouw en daarmee samenhangende onderwerpen in de stedelijke regio’s (nauwe samenhang met de daaraan gerelateerde opgaven als ontsluiting, water en groen). Over de resultaten hiervan is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 25 november 2011 van de Minister van I&M. Onderdeel hiervan vormt het in 2011 afgesloten onderzoek naar onorthodoxe maatregelen voor gebieds – en locatieontwikkeling. Deze maatregelen zijn nodig om de integrale verstedelijkingsopgave (financieel) uitvoerbaar te maken.

WWI-accountmanagers hebben in 2011 de uitvoering in de steden en de regio’s gemonitord. Op basis daarvan spreken zij lokale en regionale partijen aan.

Particulier opdrachtgeverschap

Het kabinet stimuleert de woningbouw door particulier opdrachtgeverschap en door het bouwen op kleine locaties te bevorderen. Dit gebeurt onder meer door de inzet van een Expertteam Eigen Bouw dat in 2010 is opgericht. Dit team heeft zijn activiteiten in 2011 met succes voortgezet en, op verzoek van gemeenten, de nodige ondersteuning aan deze gemeenten gegeven.

De Tweede Kamer is rond de zomer 2011 gerapporteerd over de voortgang. Tijdens het AO over de Woonvisie is gebleken dat de Tweede Kamer content is met de inzet van dit Expertteam. Komend jaar zal de nadruk nog meer komen te liggen op het uitventen van de opgedane ervaringen.

Grondbeleid

De crisis confronteert vooral gemeenten die actief op de grondmarkt hebben geopereerd met oplopende tekorten bij de grondbedrijven. Met een onderzoek door Deloitte is dit nader in beeld gebracht. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor hun grondbeleid; het rijk stimuleert dat gemeenten vanaf heden veel bewuster de afweging maken tussen de inzet van een actief grondbeleid (met risico) en een faciliterend grondbeleid. Samen met het ministerie van I&M alsmede met de VNG en het IPO worden momenteel verbeteringen in het instrumentarium met betrekking tot grondbeleid verkend.

Transformatie kantorenmarkt

In 2011 zijn er pilots uitgevoerd om te bezien in hoeverre transformatie van leegstaande kantoren toto woonruimte mogelijk is. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2011 geïnformeerd over de resultaten van deze pilots. Door de minister is toegezegd dat de transformatieaanpak zal worden geïntensiveerd in 2012 door de instelling van een expertteam voor Kantorentransformatie.

Bouwagenda

Om het verdienvermogen van de Nederlandse economie te versterken heeft het kabinet besloten dat er een «toekomstagenda bouw» zal worden opgesteld. Deze innovatieve agenda zal worden vormgegeven door een zgn. Bouwteam bestaande uit een beperkt aantal personen met gezag in de kring van de bedrijfstak, kennisinstellingen en overheden. Dit Bouwteam is recent samengesteld met opdracht om in het voorjaar 2012 een «Bouwagenda» uit te brengen opdat de bouwsector sterker uit de crisis komt.

Woonvisie

In de in 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden Woonvisie is onder andere opgenomen hoe invulling zal worden gegeven aan de in het Regeerakkoord genoemde punten zoals meer ruimte voor specifiek beleid, meer ruimte voor kleinschalige woningbouw (ook in het Groene Hart) en particulier opdrachtgeverschap alsmede meer ruimte voor meegroeiwoningen, mantelzorgwoningen en meergeneratiewoningen. Daarbij zijn ook de woondoelstellingen uit de Woonvisie met een ruimtelijke component geïncorporeerd in de actualisering van de Nota Ruimte (de structuurvisie Ruimte).

Realisatie meetbare gegevens

44.2 Prestatie-indicatoren voor voldoende woningproductie

Basiswaarde Woningproductie

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Inzicht over de inzet van de middelen van de tijdelijke stimuleringsregeling woningbouw derde tranche (Kamerstukken II, 2009–2010, 27 562, nr. 46).

1 brief aan TK

1 brief aan TK

Zie de brief van 24 januari 2012 (TK, 2011–2012, 31 757, nr 41)

Twee keer per jaar bestuurlijk overleg met de 8 MIRT-regio’s (waar de stedelijke regio’s onderdeel van uitmaken) over de Verstedelijkingsopgave en -afspraken tot 2020. Onderdeel hiervan vormt de woningbouwopgave en de voortgang daarvan.

16 overleggen

16 overleggen

1

Bron: WWI administraties

X Noot
1

naar aanleiding van het samenvoegen van het voormalige ministerie van V&W en onderdelen van het voormalige ministerie van VROM heeft een algemene herschikking van bestuurlijke overleggen plaats gevonden.

44.3 Kengetallen voldoende woningproductie (bruto productie)

Woningproductie

Prognose

Realisatie

(aantallen woningen)

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2011

Woningproductie in de stedelijke regio’s

58 350

64 836

63 083

68 619

48 000–51 000

46 000–56 000

46 992

Totale woningproductie Nederland

79 700

87 537

86 096

89 880

66 000–70 000

63 000–76 000

65 339

Waarvan productie anderszins

7 300

7 344

7 214

6 948

7 000–8 000

7 000

7 636

Bron: CBS

44.4 Kengetallen onttrekkingen aan de voorraad

Onttrekkingen

Prognose

Realisatie

(aantallen woningen)

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2011

Woningonttrekkingen in de stedelijke regio’s

17 228

19 349

18 098

16 720

16 400

16 400

11 523

Totale onttrekkingen in overig Nederland

4 428

4 491

4 275

2 284

2 600

2 600

2 944

Totale onttrekkingen Nederland

21 656

23 840

22 373

19 004

19 000

19 000

14 467

Bron: CBS/statline

44.5 Tabel Kengetallen Particulier Opdrachtgeverschap

 

Basiswaarde

 

Prognose Realisatie

Particuliere Opdrachtgevers (eigenbouw)

2000

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2011

Absoluut aantal in de stedelijke regio’s

5 060

3 901

4 191

4 331

4 631

3 459

Meer

3 492

Als % van nieuwbouwproductie in stedelijke regio’s

10,0%

7,5%

7,2%

7,6%

7,4%

8,5%

Meer

8,5%

Bron basis- en realisatiewaarden: CBS

44.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
44.6 Beleidsdoorlichtingen
 

Onderwerp

AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Effecten (ex post)

Stimuleringsmaatregelen rond de woningbouw

OD 44.3

A. 2011

B. 2012

1

Beleidsdoorlichting

Wijkenaanpak

OD 44.2

2

 

Beleidsdoorlichting

Woningbouwafspraken

OD 44.3

3

 
X Noot
1

Het eindrapport van deze evaluatie is op 24 januari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 757, nr. 41

X Noot
2

Het eindverslag van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak is op 5 oktober 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden.

X Noot
3

Omdat in het Regeerakkoord is besloten het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) te beëindigen en gezien de overlap met de heroverweging Wonen, waarin dit onderwerp ook is geadresseerd, is afgezien van het maken van een afzonderlijke beleidsdoorlichting inzake de woningbouwafspraken. Dit is ook al gemeld in het jaarverslag 2010 van voormalig WWI.

Artikel 45: Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

45 Algemene doelstelling

Om de veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en bruikbaarheid van woningen, overige gebouwen en bouwwerken duurzaam te borgen en de integrale milieubelasting van woningen en overige gebouwen te verminderen, wordt op nationaal niveau een minimumkwaliteitsniveau vastgesteld. Daarmee wordt bereikt dat voor alle partijen in de bouw dezelfde regels van toepassing zijn. Het Rijk rekent het daarnaast tot zijn verantwoordelijkheid om een hoger (dan minimaal vereist) kwaliteitsniveau te stimuleren.

Het Rijk heeft ook een rol om te komen tot een reductie van de CO2-uitstoot. Dit wordt bereikt door verbetering van de energetische kwaliteit van woningen en overige gebouwen. De sector gebouwde omgeving (huishoudens en utiliteitsbouw) moet een belangrijke bijdrage leveren aan de vereiste CO2-reductie zoals vastgelegd in de nationale doelstellingen van het «Werkprogramma Schoon en Zuinig: Nieuwe Energie voor het Klimaat». Deze rol komt tot uitdrukking in het stimuleren en faciliteren van burgers, marktpartijen en andere overheden, het aanspreken van deze partijen op hun verantwoordelijkheid en, indien nodig en mogelijk, het vaststellen van wettelijke kaders.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het opstellen van de bouwregelgeving en het aanreiken van instrumenten ten behoeve van de naleving van de wettelijke voorschriften en het stimuleren van een hogere kwaliteit van woningen, overige gebouwen en bouwwerken.

Budgettaire gevolgen van beleid

45.1 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

71 095

66 040

57 988

8 052

               

Uitgaven

135 899

28 485

22 501

67 947

72 516

84 850

– 12 334

45.1 Realisatie CO2 reductiedoelstelling in de gebouwde omgeving

       

69 955

83 332

– 13 377

45.2 Borgen en bevorderen bouw- en gebruikstechnische kwaliteit

       

2 561

1 298

1 263

45.3 Overige programmabudgetten

       

0

220

– 220

               

Ontvangsten

 

 

 

 

5

91

– 86

Financiële toelichting

Op het artikel Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken is minder uitgegeven dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

45.1 Er is minder uitgegeven dan begroot. De voor 2011 beschikbare budgetten voor het Energiebesparingskrediet zijn niet volledig tot betaling gekomen vanwege het geringe gebruik van de regeling en daardoor een beperkt beroep op deze garantie. Het betreffende budget is verlaagd bij Najaarsnota.

45.2 Er is meer uitgegeven dan begroot, waarvoor budget bij Najaarsnota is toegevoegd. De hogere uitgaven zijn een gevolg van een technische correctie waarmee een juiste belasting van het artikelonderdeel plaatsvindt.

  • Bereidheid naleving nationale bouwregelgeving;

  • Bereidheid van burgers en bedrijven om te investeren in energiebesparingsmaatregelen;

  • Medewerking en inzet van marktpartijen en andere overheden bij de uitvoering van het klimaatbeleid gebouwde omgeving.

Externe factoren

In het regeerakkoord is aangegeven dat de rijksoverheid weliswaar terugtreedt, maar nadrukkelijk maatschappelijke initiatieven blijft ondersteunen, duidelijke normen en eisen stelt en waar mogelijk het goede voorbeeld geeft. Het kabinet bouwt de inzet van subsidies tijdens deze kabinetsperiode af. Tegelijkertijd wordt er een beroep op marktpartijen en andere overheden gedaan om met de successen die met eerdere regelingen zijn behaald, verder te gaan.

Realisatie meetbare gegevens

Het belangrijkste instrument om energiebesparing in de gebouwde omgeving te bereiken is het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Het Plan van Aanpak bouwt voort op het werkprogramma Schoon en Zuinig. Daarbij heeft wél een omslag van beleid plaatsgehad en is het ambitieniveau gelijkgeschakeld met de Europese energie- en klimaatdoelen, zonder een nationale kop erop. Het Plan van Aanpak is op 25 februari 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd en in maart 2011 in de Kamer behandeld. Het bestaat uit maatregelen als gedragsbeïnvloeding, het verbeteren van de energetische kwaliteit van gebouwen, innovatie en kennisoverdracht. De inzet van het kabinet is mede gericht op het aanspreken van de samenleving (burgers, marktpartijen en andere overheden) op de eigenverantwoordelijkheid. Dit kwam in 2011 concreet tot uitdrukking bij de start van Blok-voor-Blok en de Green Deals, waarbij er wordt ingezet op een grootschalige aanpak voor energiebesparing in de bestaande voorraad.

45 Operationele doelstelling 1

Borgen en bevorderen van de bouw- en gebruikstechnische kwaliteit

Vernieuwing bouwregelgeving

Instrumenten

Op basis van de Woningwet worden in de bouwregelgeving voorschriften gegeven voor het minimum prestatieniveau waaraan bouwwerken in bouw- en gebruikstechnisch opzicht moeten voldoen. Het kabinet wil regels en procedures in de woningbouw beperken en vereenvoudigen. Het huidige Bouwbesluit 2003 is grondig herzien en geïntegreerd met het Gebruiksbesluit waardoor tot minder en eenvoudigere regels is gekomen. Dit nieuwe Bouwbesluit zal op 1 april 2012 van kracht zijn. Daarnaast werkt het kabinet aan een fundamentele herziening van de bouwregelgeving en aan de uitvoering van de Adviezen van de Commissie Dekker. Op 15 december 2011 is een brief naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2011–2012, 28 325, nr. 146), waarin de hoofdlijnen hiervan worden geschetst.

Voorlichting- en ondersteuning uitvoering «nieuwe AMvB

Omdat de Wabo veel eerder in werking is getreden dan het nieuwe Bouwbesluit is de uitleg over het Bouwbesluit 2012 los hiervan uitgevoerd. Hierbij zijn en worden diverse instrumenten ontwikkeld zoals het Praktijkboek Bouwbesluit 2012, trainingen Bouwbesluit 2012, diverse infobladen en een actuele website. De Tweede Kamer is hierover op 28 april 2011 geïnformeerd tijdens de voorhangprocedure via het algemene deel van de toelichting van het Bouwbesluit 2012.

Toezicht op de uitvoering en naleving van bouwregelgeving in de praktijk

Om het uitvoeringsstelsel te versterken heeft de VROM-inspectie  themaonderzoeken uigevoerd, gericht op de naleving van de voorschriften voor constructieve veiligheid, brandveiligheid, binnenmilieu en energiebesparing. De VROM-inspectie heeft ten behoeve van de Minister van BZK in 2011 een aantal onderzoek opgeleverd waaronder het Rapport Brandveiligheid in de zorg.

In 2011 zijn de discussies opgestart over overdacht van de 2e lijns toezichtstaak naar de provincies op basis van de Wet revitalisering toezicht die medio of eind 2012 in werking treedt.

Praktijkmeting effect nieuwe AMvB

Aangezien het Bouwbesluit 2012 later in werking treedt (1 april 2012) dan vooraf beoogd is er in 2011 nog geen aanvang gemaakt met het betreffende onafhankelijke onderzoek waarvan de resultaten worden benut om verbeteringen in het bouwbesluit toe te passen.

Benchmark NL-woningbouwkwaliteit

Vanwege sturing vanuit de politiek is de «algemene vergelijking» omgezet naar een doelgerichte vergelijking waarbij prioriteit is gegeven aan invoering van private bouwkwaliteitsborging conform het regeerakkoord (uitvoering adviezen Commissie Dekker). Er is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de vormgeving van private bouwkwaliteitsborging in een aantal landen waar met dit fenomeen wordt gewerkt (Australië, Canada etc.). Vervolgens is een model uitgewerkt voor de Nederlandse situatie waarvan de verwachting is dat daarmee het doel, kwaliteitsborging en -bevordering, het best is gediend.

Versterking risicobewustzijn brandveiligheid

In de Visie op brandveiligheid is een aantal concrete doelen gesteld op het gebied van de brandveiligheid:

  • a) Voor het uitwerken van een doelkwantificering, als het gaat om slachtoffers bij brand, heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie het voortouw. Op dit moment ligt de focus hierbij op het uniformeren en stroomlijnen van brandonderzoek om zodoende tot eenduidige cijfers te kunnen komen. Vanuit BZK wordt hierbij input geleverd vanuit de bouwregelgeving. Een eerste resultaat van deze doelstelling is een jaarlijks uniform onderzoeken naar de oorzaken van fatale woningbranden. De resultaten hiervan worden jaarlijks door VenJ aan de Kamer aangeboden.

  • b) Met betrekking tot brandveiligheidsbewustzijn zijn twee meetbare doelstellingen genoemd:

    • 1. In 2011 is een «Battle of Concepts» – een wedstrijd om te komen met goede ideeën om rookmelders in huurwoningen te krijgen – georganiseerd om verhuurders te overtuigen van het belang van rookmelders. (http://www.battleofconcepts.nl/battledetails.aspx?m=1&t=2&i=4&bid=154 ) In 2012 worden de beste ideeën opgepakt door het CCV.

    • 2. Het lectoraat heeft in 2011 enige tegenslag gekend in verband met het wisselen van de lector brandveiligheid in de bouw. Inmiddels is de hoofdlijn van een onderwijsprogramma en het bijbehorende lesmateriaal opgesteld, maar nog niet vrijgegeven. In 2012 wordt het lesprogramma afgerond.

  • c) In 2011 zijn – in samenwerking met het NIFV, SBR en NEN – pilotprojecten georganiseerd op het gebied van grote brandcompartimenten en hoogbouw. Hierbij zijn een aantal specifieke knelpunten bij de totstandkoming van een risicobenadering geadresseerd. Aan betrokken partijen is in 2011 opdracht gegeven deze punten uit te werken.

Materiaalgebonden milieuprestatie van gebouwen

Om de toezichthouder inzicht te geven in de materiaalgebonden milieuprestaties van een gebouw, is met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 geregeld dat bij aanvraag om omgevingsvergunning een berekening moet worden overlegd. Dit resultaat is gepubliceerd in het besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012) en zal voor dit onderwerp in werking treden op 1 juli 2012.

Pilots private borging bouwkwaliteit

Naast praktijkexperimenten waarin verschillende toezichtsmodellen worden beproefd, loopt sinds de zomer van 2011 een aantal pilots met woningbouwprojecten waarbij Woningborg als plantoetser en verzekeraar optreedt. Zodra alle pilots zijn afgerond zullen deze worden geëvalueerd en zullen de resultaten hiervan worden meegenomen in de uitwerking van een wetsvoorstel ter uitvoering van de Adviezen van de Commissie Dekker. Zie ook de brief aan de Tweede Kamer d.d. 15 december 2011 (Kamerstukken II, 28 325 nr. 146)

Registratie van incidenten met constructieve veiligheid

Om een exacter beeld te krijgen van het soort en aantal calamiteiten en een toename van de constructieve veiligheid te bewerkstelligen is gestart met de registratie van incidenten en met diverse acties om de constructieve veiligheid te verbeteren. Hiervoor is in 2011 de website www.abcmeldpunt.nl in het leven geroepen.

Gezondheid

De verbetering van het binnenmilieu van scholen en van kinderdagverblijven is in 2011 onder verantwoordelijkheid van de respectievelijke ministeries van OC&W en SZW opgepakt in samenwerking met de branchepartijen. Voor zover het de bouwregelgeving betreft heeft afstemming plaatsgevonden door BZK met de betrokken departementen en branches.

45 Operationele doelstelling 2

Realisatie CO2-reductiedoelstelling in de gebouwde omgeving

Het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving richt zich op het realiseren van energiebesparing in de gebouwde omgeving via twee sporen: het gedrag van de gebruiker en de energetische kwaliteit van het gebouw. De doelen van het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving zijn:

  • 1. Energiebesparing inzetten als middel om burgers en bedrijven meer greep te laten krijgen op de stijging van de woonlasten en energiekosten.

  • 2. Het stimuleren van de bouw- en installatiesector.

  • 3. Het leveren van een bijdrage aan de Europese doelstelling voor CO2-reductie:20% in 20205.

Het rijksbeleid is verbreed van vooral milieu- en klimaatdoelen naar óók economische aspecten, in het bijzonder meer greep krijgen op woonlasten van burgers en energiekosten van bedrijven. Andere belangrijke pijlers voor het kabinet zijn het handhaven van de diverse verplichtingen in zowel de woningbouw als de utiliteitsbouw, het herijken van de bestaande convenanten voor de bestaande bouw, de nieuwbouw en de huursector, en het afsluiten van Green Deals op het terrein van energiebesparing in de gebouwde omgeving. In 2011 is een breed scala aan maatregelen, instrumenten en werkzaamheden opgepakt. De belangrijkste activiteiten waren:

Investeren in grootschalige energiebesparing

  • De «Tijdelijke regeling blok voor blok» is op 16 juni 2011 in werking getreden. Eind 2011 zijn dertien pilotprojecten van start gegaan: acht projecten in het kader van de tijdelijke regeling en vijf Green Dealprojecten. Bij deze aanpak gaat het erom dat marktpartijen, met betrokkenheid van corporaties, gemeenten en provincies, een gezamenlijk plan uitvoeren om minimaal 2 000 woningen (bij de Blok-voor-Blokprojecten) en 1 500 woningen (bij de Green Dealprojecten) in één gemeente fors energiezuiniger te maken. Het doel is om kennis uit de projecten te halen, zowel procesmatig als inhoudelijk van aard, ten einde te bezien of een landelijke opschaling door marktpartijen kan plaatsvinden;

  • In 2011 heeft de Minister van BZK negentien Green Deals gesloten; bij zeven ervan was sprake van een financiële bijdrage. Naast de vijf Green Deals die meelopen in het Blok-voor-Bloktraject, zijn dit de Green Deal Overijssel (energiebesparing in minimaal 10 000 bestaande woningen) en de Green Deal Rotterdam (energieprestatiecontracten voor het maatschappelijk vastgoed van de gemeente, zoals scholen, sportaccommodaties en theaters). Bij de andere Green Deals bestaat de betrokkenheid van het ministerie onder meer uit de inzet van specifieke expertise en/of themagerichte ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van warmte in de gebouwde omgeving.

Bijdrage aan de nationale energiebesparingsaanpak Meer Met Minder

  • In 2011 zijn in de bestaande bouw in 162 000 woningen ten minste twee substantiële gebouwgebonden energiebesparende maatregelen genomen, hetgeen neerkomt op 20 tot 30% energiebesparing per woning oftewel circa twee labelstappen. Dit aantal is een afname ten opzichte van voorgaande jaren. De afname is vooral toe te rekenen aan de categorie eigenaar-bewoners en wordt vermoedelijk veroorzaakt door de economische crisis;

  • Voor nieuwbouw geldt dat er sprake is van een stijgende trend in het aantal vergunningen met een Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) die significant lager is dan de eis. In 2011 was bijna 4% van de afgegeven woningbouwvergunningen minimaal 50% lager dan de referentie-eis van 2007. Door de aanscherping van de EPC per 1 januari 2011 wordt door de hele sector een besparing van 25% behaald ten opzichte van de referentie-eis van 2007 op nieuwbouwvergunningen ingediend na  januari 2011. Bij de utiliteitsbouw wordt met name in de onderwijssector en de bijeenkomstsector al op grote schaal lager dan de referentie-eis van 2011 gebouwd.

Beëindiging tijdelijke subsidieregelingen

  • De meeste subsidieregelingen zijn in 2011 beëindigd (onder meer de regelingen voor het maatwerkadvies en isolatieglas voor eigenaar-bewoners en vereniging van eigenaren en de «Tijdelijke verruiming van de Energie-investeringsaftrek voor huurwoningen» voor verhuurders) dan wel na 2011 niet meer vigerend (onder meer de «Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen»; deze regeling is in 2011 volledig in reserveringen belegd die in 2012 tot uitbetaling komen, nadat burgers energiebesparende voorzieningen in de woning hebben laten aanbrengen). Het hoofddoel van deze regelingen was om eigenaren, beheerders en bewoners van woningen te stimuleren om in energiebesparing te investeren, waardoor de energieprestatie van de woning verbeterde en daarmee een besparing op het energiegebruik zou worden behaald. Veel regelingen waren ook onderdeel van het crisispakket waartoe het vorige kabinet had besloten. De regelingen waren mede bedoeld om de werkgelegenheid binnen de bouwsector te stimuleren;

  • In 2011 is de subsidieregeling voor isolatieglas in particuliere woningen afgewikkeld en geëvalueerd. Naast een jaarlijkse besparing op het gasgebruik en extra werk voor glaszetters, zijn andere positieve effecten lagere woonlasten voor de bewoners, méér wooncomfort en een positief effect op de waarde van de woning. Meer dan 100 000 huishoudens hebben een waardebon voor subsidie aangevraagd;

  • Na de eerste tranche van de «Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen» ter grootte van € 5 miljoen die in juni 2010 is gepubliceerd, is op 31 mei 2011 de tweede, tevens laatste, tranche ter grootte van € 10 miljoen gepubliceerd. Er was veel belangstelling voor deze premie, zodat de regeling uiteindelijk vóór het eind van het jaar moest worden gesloten vanwege het bereiken van het maximumbedrag aan reserveringen. De premie heeft in 2011 veel eigenaar-bewoners aangezet tot energiebesparende maatregelen in hun woning.

Afspraken met de sector

  • In mei 2011 is het traject gestart om de drie bestaande convenanten over energiebesparing in de gebouwde omgeving – voor de bestaande bouw, de nieuwbouw en de huursector – te actualiseren en herijken. Partijen benadrukken dat energiebesparing onvermijdelijk is en dat er in de komende jaren door alle partijen met veel ambitie aan de uitvoering zal worden gewerkt;

  • Op 29 juni 2011 zijn afspraken gemaakt over energiebesparing in de financiële sector tussen de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Verbond van Verzekeraars en het ministerie van BZK. Banken en verzekeraars spannen zich volgens de meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA3) in om in 2020 30% efficiënter om te gaan met energie dan in 2005. De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en het ministerie van BZK hebben op 1 december 2011 soortgelijke afspraken gemaakt over energiebesparing in de universitair medische centra.

Implementatie Europese richtlijnen

  • De invoering van de herziene Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD) is in volle gang. In 2011 is de implementatie met onder meer verdergaande eisen aan het energielabel, de handhaving en de sanctionering voortgezet. Het doel van de richtlijn is om meer energiebesparing in de gebouwde omgeving te realiseren door professionele partijen en burgers meer bewust te maken van de mogelijkheden voor energiebesparing (en daarmee kostenbesparing) in gebouwen. Op 16 december 2011 is het voorstel voor de Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen naar de Tweede Kamer gestuurd;

  • In 2011 is ook gestart met de implementatie van de Europese richtlijn hernieuwbare energie (RES). Dit wordt door zowel het ministerie van EL&I als het ministerie van BZK opgepakt. Voor het ministerie van BZK staat centraal het door de markt laten ontwikkelen en implementeren van een certificatieschema voor installateurs Duurzame Energie.

Communicatie landelijke bewoners- en consumentenorganisaties

  • In 2011 is de samenwerking tussen overheid, bewoners- en consumentenorganisaties en marktpartijen van zowel aanbod als vraagzijde verder uitgebouwd. Om het marktmechanisme op gang te krijgen moet aanbod worden ontwikkeld en vraag gestimuleerd; ook is maatschappelijk draagvlak noodzakelijk. Hiertoe zijn subsidies verstrekt aan onder meer Milieu Centraal (nadruk op het proces dat de burger doorloopt om te komen tot energiebesparing), de uitvoeringsorganisatie Meer Met Minder (nadruk op woning- en gebouweigenaren en huurders om in energiebesparende maatregelen te investeren), Vereniging Eigen Huis (nadruk op eigenwoningbezitters) en de Woonbond (nadruk op huurders en huurdersorganisaties). De meerwaarde van de samenwerking is – vanuit kennis van de achterban – het eenduidig en effectief informeren van burgers en bedrijven, zodat zij op basis van kennis en informatie in staat zijn om energiebesparende keuzes te maken.

Lenteakkoord/excellente gebieden

  • In 2010 zijn dertien excellente gebieden aangewezen. In het verlengde hiervan zijn de drie noordelijke provincies in 2011 in de gelegenheid gesteld om zogenoemde «koplopersgebieden» aan te wijzen (uiteindelijk acht gebieden). Deze excellente/koplopersgebieden behelzen nieuwbouwprojecten die met energiezuinige innovaties bouwen, met een verscherpte Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) waarmee wordt vooruitgelopen op de geplande aanscherping in 2015. De resultaten van de vernieuwingen worden in een kennis- en leertraject verspreid.

Meetbare gegevens

  • Per 1 januari 2011 is de EPC voor woningen, die eisen stelt aan de energiezuinigheid van nieuwbouw, verder aangescherpt tot 0,6. Daarnaast is in april 2011 de nieuwe norm voor de Energieprestatie gebouwen (EPG) gepubliceerd, met nog een tweetal correctiebladen in mei en december 2011. Naar verwachting wordt deze norm per 1 juli 2012 in de bouwregelgeving aangewezen. Met softwareontwikkelaars zijn afspraken gemaakt dat zij tijdig met nieuwe software voor nieuwbouw, aansluitend op de nieuwe EPG-EPC, op de markt komen;

  • In 2011 is de voornorm van de bepalingsmethode voor de Energieprestatie maatregelen op gebiedsniveau (EMG) ten aanzien van de gebouwde omgeving gepubliceerd. Deze voornorm wordt momenteel in de praktijk getoetst en is hiertoe in de EPG als bepalingsmethode aangewezen om gebiedsmaatregelen mee te kunnen nemen bij de EPC-bepaling. Het toetsingskader EMG voor gemeenten is opgeleverd en opgenomen in het EPCheck handboek. Hiermee kunnen gemeenten EMG-maatregelen in de bouwaanvraag beter toetsen;

  • Eind 2011 is de pilot energielabel bij oplevering gestart. Hierbij wordt samen gewerkt met gemeenten en de convenantpartijen van het Lenteakkoord. Het doel is ervaring op te doen met het conceptopnameprotocol nieuwbouw en na te gaan op welke wijze de naleving kan worden verbeterd;

  • Energiesprong, het programma dat de Stichting Experimenten Volkshuisvesting (SEV) in opdracht van het ministerie van BZK uitvoert, heeft een looptijd van 2010 tot en met 2014. In 2011 zijn diverse innovatieregelingen opgestart en verder tot uitvoer gebracht, onder meer «Kleinschalige Binnenstedelijke Gebieden» met initiatieven om een bestaand bebouwd gebied grootschalig en samenhangend te verduurzamen; «Lokaal Alle Lichten op Groen» met initiatieven rond de energieneutrale renovatie van minmaal twintig particuliere woningen; en de «Trajectaanpak Woningbouw» met initiatieven om ten minste dertig nieuwe of bestaande woningen zo aan te pakken dat ze een totale energiereductie van minimaal 60% opleveren, om daarna met dertig andere woningen aan de slag te gaan die dat doen voor 80%. Alle projecten worden gevolgd in het kader van het kennis- en leertraject, en de bevindingen worden gedocumenteerd en verspreid via database, brochures en nieuwe media. Kennisoverdracht staat immers centraal;

  • Gebieden Energieneutraal (GEN) is ingesteld om kennis te ontwikkelen voor energieneutrale gebiedsontwikkeling. Het programma moet drie complete businesscases opleveren: één voor een nieuwbouwproject, één voor een stedelijk herstructureringsproject en één voor een renovatieproject. Op 30 september 2011 is de samenwerkingsovereenkomst getekend voor een businesscase voor energieneutrale nieuwbouw op voormalig Marinevliegkamp Valkenburg.

45.2 Overzicht in te zetten instrumentarium in 2011 voor de sector gebouwde omgeving, onderdeel utiliteitsbouw (te behalen besparing in de periode 2008–2020 24 PJ)

doelgroep

aantal gebouwen

doelstelling additionele besparing in PJ in 2020

stimuleringsinstrumentarium

bedrag op begroting departement

direct betrokken branche-/koepelorganisaties e.d.

Non-profit

Onderwijs 14 500

10 PJ

Meerjarenafspraak (MJA) Universiteiten en hogescholen

BZK

VSNU, HBO-raad, VO-raad, PO-raad, Meer Met Minder

     

«Werkprogramma Energie en Gebouwde Omgeving 2011», kennisoverdracht en instrumentontwikkeling (uitvoering Agentschap NL)

BZK

 
     

Regeling Groenprojecten (groen beleggen en financieren)

BZK en Financiën

 
 

Zorg 5 800

 

MJA Universitair medische centra

BZK

Actiz, Energiecentrum MKB

 

«Werkprogramma Energie en Gebouwde Omgeving 2011», kennisoverdracht en instrumentontwikkeling (uitvoering Agentschap NL)

BZK

 

     

Regeling Groenprojecten (groen beleggen en financieren)

BZK en Financiën

 

Profit

Kantoren 79 000

14 PJ

MJA Dienstensector (banken en verzekeraars)

BZK

Bouwend Nederland, Energiecentrum MKB, IVBN, NEPROM, NRW

   

«Werkprogramma Energie en Gebouwde Omgeving 2011», kennisoverdracht en instrumentontwikkeling (uitvoering Agentschap NL)

BZK

 
     

Energie-investeringsaftrek (EIA) Utiliteitsbouw

ELI

 
 

Winkels 141 000

 

Energie-investeringsaftrek (EIA) Utiliteitsbouw

ELI

 
 

 

 

MJA Supermarkten

ELI

 
 

Bedrijfshallen 160 000

 

Energie-investeringsaftrek (EIA) Utiliteitsbouw

ELI

 
 

Overig

 

Energie-investeringsaftrek (EIA) Utiliteitsbouw

ELI

 
45.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

45.3 beleidsdoorlichting

Onderwerp

AD/OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Realisatie CO2-reductiedoelstelling in de gebouwde omgeving

OD 45.2

A. 2012

 

B. 2012

 

Beleidsdoorlichting

Borgen en bevorderen van de bouw- en gebruiktechnische kwaliteit (Bouwregelgeving)

OD 45.1

A. 2014

 

B. 2014

 

In het kader van een integrale herziening van de planning van beleidsdoorlichtingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is besloten om in 2012 een integrale beleidsdoorlichting uit te voeren naar beide operationele doelen gezamenlijk.

Artikel 46 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid woningmarkt

46 Algemene doelstelling

De Minister van BZK wil zorgen voor voldoende goede en betaalbare huisvesting voor iedereen. Met name voor groepen die vanwege hun inkomenssituatie of andere persoonlijke omstandigheden moeite hebben op eigen kracht in passende huisvesting te voorzien. Maatregelen zijn gericht op het waarborgen van de betaalbaarheid van het wonen voor lagere en middeninkomens en het bevorderen van keuzevrijheid bij het vormgeven van de woonsituatie. Instrumenten hiervoor zijn: de regulering van de woonruimteverdeling en huurontwikkeling, de huurtoeslag en de ondersteuning van het eigenwoningbezit onder starters.

Om de huisvesting van kwetsbare groepen zoals senioren en gehandicapten, dak- en thuislozen en buitenlandse werknemers beter te kunnen waarborgen dient het aanbod van geschikte woningen voor bijzondere aandachtsgroepen, te verruimen. Verder dienen voor een rechtvaardige werking van de woningmarkt verschillende vormen van onrechtmatige bewoning te worden bestreden.

Doelbereiking, maatschappelijke effecten en meetbare gegevens

Het wetsvoorstel Huisvestingswet 2012 is gericht op het voorkomen van onrechtvaardige en onevenwichtige effecten van schaarste voor doelgroepen aan de onderkant van de woningmarkt. Conform het regeerakkoord is daarnaast het maximale huurverhogingspercentage in 2011 vastgesteld op het inflatiepercentage te weten 1,3%. Om de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen zal voor huurders van een gereguleerde woning en met een huishoudinkomen van meer dan 43 000 euro een maximale huurstijging van inflatie plus 5% mogelijk worden. Bij geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van de huurprijzen en servicekosten kan voor een laagdrempelige beslechting de hulp van de Huurcommissie worden ingeroepen. Om de betaalbaarheid van het zelfstandig wonen voor lagere inkomensgroepen te garanderen bestaat het instrument huurtoeslag. Het effect op de huren van de groepen wordt gemeten met het kengetal netto-huurquote. Ter ondersteuning van het woningbezit is de tijdelijke verhoging van de NHG-kostengrens ook in 2011 van kracht gebleven.

In het kader van de huisvesting van kwetsbare groepen wordt in de Monitor Investeren voor de Toekomst de voortgang in de realisatie van voor ouderen en mensen met beperkingen geschikte woningen in beeld gebracht. Het Plan van aanpak maatschappelijke opvang ter voorkoming van het (weer) dakloos raken is in 2011 vastgesteld. In overleg met belanghebbende koepels en lokale partijen wordt getracht ten aanzien van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa een betere regionale verdeling van huisvesting en het verhogen van het aanbod van tijdelijke vormen van huisvesting tot stand te brengen.

Budgettaire gevolgen van beleid

46.1 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

2 802 006

2 819 569

2 612 253

207 316

               

Uitgaven

2 303 832

2 411 817

2 487 587

2 733 600

2 859 787

2 629 450

230 337

46.1 Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad

       

99

250

– 151

46.2 Garanderen betaalbaarheid voldoende huurwoningen

       

131

242

– 111

46.3 Garanderen betaalbaarheid wonen lage inkomensgroepen (vraaggericht)

       

2 785 859

2 608 132

177 727

46.4 Garanderen laagdrempelige huurgeschillenbeslechting

       

23 636

20 136

3 500

46.5 Verruiming aanbod geschikte woningen bijzondere aandachtsgroepen

       

62

690

– 628

46.6 Nationale hypotheekgarantie

       

50 000

0

50 000

               

Ontvangsten

 

 

 

 

530 338

377 569

152 769

Financiële toelichting

Op artikel 46 is meer uitgegeven dan geraamd. De ontvangsten zijn hoger dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Verplichtingen

De verplichtingen zijn opgehoogd voor de meerontvangsten huurtoeslag, de hogere uitgaven voor de huurtoeslag en de Nationale Hypotheek Garantie.

Uitgaven

46.3 Garanderen betaalbaarheid wonen lage inkomensgroepen

Bij de huurtoeslag is meer uitgegeven en ontvangen dan begroot. Hiervoor zijn bij Voorjaarsnota en Najaarsnota de budgetten aangepast. Deze toename van de uitgaven en ontvangsten zijn grotendeels het gevolg van de nieuwe wijze van verantwoorden door de belastingdienst. Door deze wijziging worden verrekeningen van vorderingen met uit te betalen toeslagen expliciet in beeld gebracht wat tot uiting komt in een toename van zowel de uitgaven als de ontvangsten. Daarnaast zijn de hogere uitgaven in 2011 het gevolg van de nabetaling a.g.v. definitieve vaststellingen 2010 die hoger zijn uitgevallen dan het aantal voorlopige toekenningen.

46.4 Garanderen laagdrempelige huurgeschillenbeslechting

Er is meer uitgegeven dan begroot. Het moederdepartement heeft aan de Dienst Huurcommissie een extra bijdrage gegeven in aanvulling op de opdracht voor 2011. Het betreft versterking van het eigen vermogen.

46.6 Nationale hypotheekgarantie (NHG)

De storting in de begrotingsreserve NHG ten behoeve van de toekomstige 100% achtervang van het Rijk, leidt tot meer uitgaven. Bij Voorjaarsnota is dit budget aan de begroting van BZK toegevoegd.

Ontvangsten

Naast meer ontvangsten voor de huurtoeslag (zie 46.3) is € 50 mln. ontvangen van Stichting Waarborg Fonds Eigen Woning. Dit was bij Voorjaarsnota 2009 aangekondigd.

Externe factoren

Externe factoren bij het realiseren van de algemene doelstelling waren in 2011:

  • Investeringen in nieuwbouw en woningverbetering door marktpartijen en corporaties;

  • De inkomensontwikkeling van huishoudens;

  • De bereidheid van corporaties om hun verantwoordelijkheid voor de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen te nemen.

46 Operationele doelstelling 1

Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Het wetsvoorstel Huisvestingswet 2012 is gericht op het voorkomen van onrechtvaardige en onevenwichtige effecten van schaarste voor doelgroepen aan de onderkant van de woningmarkt.

Op 31 augustus 2011 is een nota van wijziging (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 271, nr. 8) en een nota naar aanleiding van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 271, nr. 7) naar de Tweede Kamer gestuurd. Behandeling van het wetsvoorstel Huisvestingswet 2012 staat gepland voor het voorjaar 2012.

In het wetsvoorstel is opgenomen dat de werking van de Huisvestingswet is beperkt tot de goedkope woningvoorraad. Het toezicht op de Huisvestingswet wordt ingevuld in lijn met de inzichten van de commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezichtarrangementen.

In 2011 is gestart met de evaluatie van de inmiddels vijf jaar van kracht zijnde Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. De evaluatie zal naar verwachting voor de zomer van 2012 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

46 Operationele doelstelling 2

Garanderen van de betaalbaarheid van voldoende huurwoningen

Conform regeerakkoord is het maximale huurverhogingspercentage per 1 juli 2011 vastgesteld op het inflatiepercentage van het voorgaande jaar, zijnde 1,3%. Per 1 juli 2011 is het energielabel opgenomen in het woningwaarderingsstelsel. Verder is met ingang van 1 oktober 2011 het aantal WWS-punten van woningen in regio’s met schaarste verhoogd met 15 punten. Indien de WOZ-waarde per m2 van een woning in een schaarstegebied meer dan € 2 900,– bedraagt krijgt deze 25 extra punten.

De doorstroming op de huurmarkt wordt bevorderd door voor huurders van een gereguleerde woning met een huishoudinkomen van meer dan 43 000 euro een maximale huurstijging van inflatie+5% toe te staan. Een wetsvoorstel ter zake (Kamerstukken II, 2011–2012, 33129) is ingediend bij de Tweede Kamer. Inwerkingtreding is voorzien per 1 juli 2012.

Een aanpassing van het Besluit huurprijzen woonruimte ten aanzien van de huurprijzen van monumenten heeft nog niet plaatsgevonden. Deze is voor 2012 voorzien.

46 Operationele doelstelling 3

Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht)

Om de betaalbaarheid van het zelfstandig wonen voor lage inkomensgroepen te garanderen hanteert de overheid onder meer het instrument van de huurtoeslag.

Doelbereik

Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor de huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

De tabel laat naast de in de begroting 2011 verwachte ontwikkeling van de netto-huurquote de gerealiseerde ontwikkeling van de netto-huurquote over 2011 zien.

46.2 Kengetallen

         

Begroting

Realisatie

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

Eenpersoonshuishouden

minima

17,7%

17,3%

17,3%

17,3%

17,3%

17,3%

Meerpersoonshuishouden

minima

14,7%

14,4%

14,4%

14,3%

14,2%

14,3%

Eenpersoonsouderhuishouden

minima

20,7%

20,3%

20,0%

20,1%

20,2%

20,1%

Meerpersoonsouderhuishouden

minima

15,1%

14,8%

14,5%

14,5%

14,6%

14,5%

Eenpersoonshuishouden

boven minimaal

20,2%

19,8%

19,4%

19,4%

19,6%

19,4%

Meerpersoonshuishouden

boven minimaal

16,3%

15,9%

15,6%

15,6%

15,6%

15,5%

Eenpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

19,8%

19,6%

17,7%

17,8%

18,0%

17,9%

Meerpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

16,6%

16,3%

13,7%

13,8%

14,0%

13,9%

Bron: WBI

Voor de gepresenteerde huishoudens komt de huurquote gelijk of lager uit dan in de begroting 2011. Ten opzichte van 2010 is, ondanks de verhoging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag met € 0,86 per maand, nauwelijks sprake van een stijging.

In 2010 hebben 130 000 huishoudens de aankoop of verbouwing van hun woning gefinancierd met een Nationale Hypotheekgarantie. Consumenten kunnen normaal gesproken een hypotheekgarantie aanvragen voor leningen tot € 265 000. Om de woningmarkt een extra impuls te geven, is de NHG-kostengrens halverwege 2009 tijdelijk verhoogd naar € 350 000. In 2010 zijn in dit hoge segment 16 000 NHG’s verstrekt.

46.3 Indicatoren BEW-toekenningen, starterbijdragen, NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
             

Realisatie

 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

BEW-toekenningen

60

40

3 250

10 150

15 252

6 899

1 

Bijdragen starterleningen

Nvt

Nvt

639

1 638

2 294

4 947

1 

NHG verstrekking

121 000

113 000

90 000

84 000

97 000

130 000

136 5002 

Aandeel eigenwoningbezit

55,2%

55,8%

56,6%

57,3%

57,8%

59,3%3

59,7%3

X Noot
1

In 2011 zijn geen BEW-toekenningen en startersleningen meer verstrekt

X Noot
2

Voorlopig cijfer, definitieve cijfers zijn medio 2012 beschikbaar (bron: jaarverslag 2010 Stichting WEW. Bron 2011: kwartaalbericht 1e kwartaal 2012 Stichting WEW)

X Noot
3

Bron: BZK/WBI Systeem Woningvoorraad (Syswov).

Per 1 november 2011 zijn de regels over de verkoop van bestaande huurwoningen gewijzigd.

Onder voorwaarden kunnen corporaties woningen aan natuurlijke personen voor eigen bewoning verkopen met meer dan 10% korting zonder ministeriële toestemming vooraf. De belangrijkste voorwaarde betreft de terugbetaling van verleende korting aan de koper en deling in de waardeontwikkeling bij doorverkoop volgens het zogenaamde Fair Value model. Dit model regelt de verhouding tussen de hoogte van de korting voor de koper en het aandeel van de woningcorporatie in de waardeontwikkeling van de woning. Deze verhouding die 1:2 betrof, is met ingang van 1 november 2011 gewijzigd in de verhouding 1:1,5.

46 Operationele doelstelling 4

Garanderen van een laagdrempelige geschillenbeslechting

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen. Via vernieuwde brochures, de internetsite en de telefonische helpdesk heeft de Huurcommissie die informatie verschaft. Daarnaast beantwoordt de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.

46.4 Prestatie-indicatoren huurgeschillenbeslechting

 

Realisatie aantallen 2011

Begrote Aantallen 2011

Behandeltermijn 2011

Regulier Huurprijsgeschil en, afgerond binnen 6 mnd

5 235

7 150

92%

Huurverhoginggeschil en, afgerond binnen 6 mnd

587

2 200

93%

Servicekostengeschilen, afgerond binnen 7 mnd

3 093

4 500

83%

Haalplichtverklaringen

458

1 000

 –

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissies

46 Operationele doelstelling 5

Verruiming van het aanbod van geschikte woningen voor bijzondere aandachtsgroepen, alsmede het bestrijden van onrechtmatige bewoning

Het Actieplan «Beter (t)huis in de buurt» ten faveure van ouderen en mensen met beperkingen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XVIII, nr. 48, bijlage), dat in samenwerking met het ministerie van VWS werd uitgevoerd is in 2011 geëxpireerd. Uit de Monitor Investeren voor de Toekomst 2009 bleek, dat er tot 2018 gemiddeld jaarlijks 36 000 tot 40 000 woningen voor ouderen extra nodig zijn om de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden. Tijdens een Algemeen Overleg op 24 november 2011 is de Tweede Kamer een actieplan Ouderenhuisvesting toegezegd dat medio 2012 gereed moet zijn.

Het Plan van aanpak maatschappelijke opvang, tweede fase is in tegenstelling tot eerdere voornemens pas in 2011 vastgesteld. Als gevolg hiervan wordt de uitvoering ervan pas in 2012 ter hand genomen. Het Rijk en de vier grote steden willen voorkomen dat mensen (weer)

dakloos raken. Tevens wordt nagestreefd, dat mensen zoveel als mogelijk (blijven) participeren in de samenleving.

Het Plan van aanpak huisvesting en inburgering van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 407, nr. 106) gaat in op problemen die in een aantal gevallen gepaard gaan met de instroom van deze arbeidsmigranten.

Doelstelling is het vergroten van de «sense of urgency» bij belanghebbende koepels en lokale partijen, het tot stand brengen van een betere regionale verdeling van huisvesting en het verhogen van het aanbod van tijdelijke vormen van huisvesting. In 2011 is BZK inmiddels actief in 8–10 regio’s om regionale spreiding tot stand te brengen. Daarnaast start begin 2012 een gezamenlijke campagne van alle betrokken koepelpartijen om lokale leden aan te sporen bij te dragen aan een oplossing voor de huisvestingsproblematiek voor MOE-landers. Ook is in 2011 gestart met een pilotprogramma via de SEV om te komen tot meer aanbod van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten.

Op 7 juli 2011 is de Monitor Investeren voor de Toekomst (MIT 2009) naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 847, nr. 2). Deze monitor brengt enerzijds de voortgang in de realisatie van voor ouderen en mensen met beperkingen geschikte woningen in de periode 2006–2009 in beeld en anderzijds de opgave voor de periode 2009–2018. Sinds de vorige monitor(2006) blijkt de geschikte woningvoorraad te zijn uitgebreid met 89 000 woningen tot in totaal 1,8 mln. Het tekort aan geschikte woningen is gedaald met 45 000 ten opzichte van het tekort dat in 2006 werd gemeten.

In 2010 is samen met de gemeente Rotterdam een expertmeeting georganiseerd over de aanpak van malafide verhuurders. Deze bijeenkomst heeft een vervolg gekregen in een nog lopend traject, waarbij door BZK in overleg met Rotterdam en het ministerie van Veiligheid en Justitie de mogelijkheden worden bezien voor nieuwe maatregelen gericht op het overnemen van het beheer van woningen van malafide verhuurders door bonafide derde partijen.

46 Operationele doelstelling 6

Om het eigen woningbezit te bevorderen staat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie.

In de Voorjaarsnota 2009 is de ontvangst van € 50 mln. afkomstig van Stichting Waarborgfonds Eigen Woning aangekondigd. Dit bedrag is in 2011 ontvangen.

46.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

46.5 beleidsdoorlichting

Onderwerp

AD/OD

A.Start

B. Afgerond

Vindplaats

Beleidsevaluatie

Evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek

OD 46.1

A. 2011

 1

B. 2012

 
X Noot
1

De evaluatie zal naar verwachting voor de zomer van 2012 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Artikel 47 Integratie niet-westerse migranten

47 Algemene doelstelling

Integratie heeft zowel betrekking op de voorwaarden voor deelname als de feitelijke deelname aan het economische, sociale, culturele leven. In het integratieproces moeten achterstanden worden ingelopen en afstanden worden overbrugd. Er is substantiële vooruitgang op een aantal terreinen, maar op andere terreinen is er nog achterstand. Zo is vooruitgang geboekt voor wat betreft instroom en deelname van niet-westerse migranten in het hoger onderwijs, de arbeidsmarktdeelname, het beroepsniveau en het eigen woningbezit. Tegelijkertijd is er nog veel schooluitval, is de sociale segregatie eerder toe- dan afgenomen en is de arbeidsmarktpositie van jongeren van niet-westerse afkomst nog altijd slechter. De arbeidsmarktpositie van deze jongeren staat verder onder druk door een oplopende jeugdwerkloosheid. Jongeren van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse afkomst verlaten hun school relatief vaker zonder startkwalificaties, zijn vaker werkloos en ook vaker verdacht van een misdrijf dan hun leeftijdsgenoten. Ook speelt discriminatie nog altijd een rol op terreinen als de arbeidsmarkt, leefomgeving en horeca. Daarvoor is integratiebeleid nodig.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De aangekondigde maatregelen van de minister voor WWI zijn voor een belangrijk deel gerealiseerd. Het slagingspercentage van het aantal mensen dat het inburgeringsexamen heeft gehaald is hoger dan verwacht werd voor 2011. Conform toezegging is het taalniveau van het inburgeringsexamen buitenland verhoogd van niveau A 1min naar niveau A 1. Gemeenten zijn ondersteund bij het terugdringen van de overlast, criminaliteit, schooluitval en werkloosheid van risicojongeren van Marokkaans Nederlandse en Antilliaans Nederlandse afkomst en met name ten aanzien van het punt van overlastbestrijding zijn er positieve veranderingen zichtbaar. Op het terrein van discriminatie is in 2011 uitvoering gegeven aan het actieprogramma bestrijding van discriminatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

47.1 Integratie niet-westerse migranten

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

399 930

323 079

345 962

– 22 883

               

Uitgaven

425 434

442 593

409 750

424 447

335 677

351 962

– 16 285

47.1 Bewerkstelligen dat oud- en nieuwkomers hun inburgeringsexamen halen

       

283 372

288 559

– 5 187

47.2 Versterken van de maatschappelijke emancipatie en het vergroten van de sociale integratie van niet-westerse migranten

       

52 305

63 403

– 11 098

               

Ontvangsten

 

 

 

 

141 356

58 937

82 419

Financiële toelichting

Op het artikel Integratie niet-westerse migranten is minder uitgegeven dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Verplichtingen

De gerealiseerde verplichtingen zijn lager uitgevallen dan begroot. De voornaamste oorzaak van het verschil tussen stand vastgestelde ISB begroting en realisatie wordt bij de uitgaven toegelicht.

Uitgaven

47.1 Er is minder uitgegeven dan geraamd. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat het voor 2011 geplande deel van het Deltaplan Inburgering, vanwege gewijzigd kabinetsbeleid, niet geheel tot uitvoering is gekomen en inmiddels is afgelopen. Daarnaast zijn er door een technische correctie middelen vrijgekomen die deels zijn gebruikt in het kader van uitvoering van de Wet inburgering. Ook zijn bij voorjaarsnota middelen vrijgemaakt voor de afrekening van de Brededoeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU-SIV) 2005–2009.

47.2 Er is minder uitgegeven dan geraamd. Bij najaarsnota is de raming bijgesteld nadat bleek dat de verwachte stijging in het beroep op de Remigratiewet niet op gang kwam. Daarnaast is de integratievisie later dan verwacht vastgesteld waardoor later is begonnen met de uitvoering. Dit heeft geleidt tot lagere uitgaven in 2011.

Ontvangsten

Er is meer ontvangen dan geraamd. De in 2010 geraamde ontvangsten van gemeenten in het kader van afrekening BDU-SIV 2005–2009 zijn bij voorjaarsnota doorgeschoven naar 2011. Tegelijkertijd zijn de ontvangsten naar beneden bijgesteld doordat gemeenten meer inburgeringstrajecten hebben afgewikkeld dan voorzien. Bij najaarsnota werd verwacht dat door bezwaar- en beroepprocedures afrekening voor een deel pas in 2012 zou plaatsvinden. Uiteindelijk zijn deze ontvangsten alsnog in 2011 gerealiseerd.

Specifiek voor inburgering

Externe factoren

Alle gemeenten hebben in 2011 uitvoering gegeven aan de Wet Inburgering. In 2011 hebben 25 037 inburgeringsplichtigen hun inburgeringsdiploma behaald.

Specifiek voor realisatie integratieprogramma

In 2011 is regelmatig met maatschappelijke partners gesproken over de wijze waarop zij kunnen bijdragen aan het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van migranten voor hun integratie. Vanuit generiek beleid is het van belang dat het bereik van instellingen effectief is voor alle bevolkingsgroepen. Met gemeenten wordt gesproken over de wijze waarop zij dit kunnen bevorderen.

Realisatie meetbare gegevens

47.2 Kengetallen voor integratie

Percentage netto arbeidsparticipatie van de bevolking 15–64 jaar

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde in 2011

Realisatie 2011

Niet-westerse migranten

53,6

56,9

55,2

52,8

 

53,5

Autochtone Nederlanders

68,7

70,0

69,9

69,4

 

69,6

Verschil

– 15,1

– 13,1

– 14,7

– 16,6

Afname

16,1

Percentage met startkwalificatie van de niet schoolgaande bevolking 15–64 jaar

           

Niet-westerse migranten 2e generatie

68,1

67,1

67,4

67,2

 

69,5

Autochtone Nederlanders

70,5

71,4

72,2

72,9

 

72,4

Verschil

– 2,4

– 4,3

– 4,8

– 5,7

Afname

– 2,9

Aantal verdachten per 10 000 van de bevolking van 12 jaar en ouder

           

Niet-westerse migranten

478

460

397

   

nnb

Autochtone Nederlanders

126

116

100

   

nnb

Verschil

352

344

297

 

Afname

nnb

Bron: CBS kernindicatoren. Jaarlijkse aanlevering conform onderzoeksopdracht WBI

47 Operationele doelstelling 1

Bewerkstelligen dat oud- en nieuwkomers hun inburgeringsexamen halen

Doelbereiking

De ambitie voor 2011 was dat 32 552 mensen zouden slagen voor hun inburgeringsexamen en dat het slagingspercentage 65% zou zijn. Op basis van de gegevens uit het Informatiesysteem Inburgering (ISI) van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) per begin februari 2012 kan geconcludeerd worden dat het aantal mensen dat voor hun inburgeringsexamen is geslaagd 25 037 bedraagt en daarmee lager was dan verwacht. Ten opzichte van 2010 is sprake van een lichte afname van het aantal deelnemers aan het inburgeringsexamen. Reden hiervoor is dat inburgeringstrajecten langer duren dan vooraf voorzien was. Daarnaast is het slagingspercentage licht gedaald naar 69%, maar wel hoger dan voor 2011 was geraamd. Het aantal inburgeraars dat in 2011 voor het staatsexamen NT2 (dit is een hoger niveau dan het inburgeringsexamen) slaagde is wel toegenomen ten opzichte van 2010. In 2011 lag dit aantal op 4 524 (in 2010: 3 754).

Wet inburgering

Instrumenten

In 2011 is een aanvang gemaakt met de vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van de nieuwkomers. Hiertoe is op 14 november 2011 een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Inburgering e.a. ingediend in de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 33 086). Het wetsvoorstel beoogt de eigen verantwoordelijkheid van vreemdelingen voor de inburgering te versterken. De inburgeringsplichtige dient zelf het initiatief te nemen om ten minste de taalvaardigheden en kennis te verwerven die nodig zijn voor deelname aan de samenleving en dient zelf de kosten hiervan te dragen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voornemen in het Regeerakkoord dat migranten en asielgerechtigden zelf zorg dragen voor hun inburgering in ons land.

Wet inburgering in het buitenland

Conform de Wet inburgering in het buitenland moeten bepaalde groepenvreemdelingen die zich in Nederland willen vestigen slagen voor het basisexamen inburgering in het buitenland om een machtiging tot voorlopig verblijf te verkrijgen. Conform het Regeerakkoord is per 1 april 2011 het taalniveau van het examen verhoogd van niveau A1min naar niveau A1 van het Europese raamwerk voor vreemde talen. Tevens is per die datum een toets Geletterdheid en Begrijpend lezen toegevoegd op niveau A1 en is het zelfstudiepakket Naar Nederland ontwikkeld.

Realisatie meetbare gegevens

47.3 Prestatie-indicatoren inburgering Nederland

Prestatie-indicatoren inburgering Nederland

2007

2008

2009

2010

Begroting 2011

Realisatie 2011

Aantal deelnemers dat voor het inburgeringsexamen is geslaagd

696

7 373

18 006

27 425

32 552

25 037

Slagingspercentage

85%

81%

75%

72%

65%

69%

Bron: Informatiesysteem Inburgering (ISI) van DUO, stand per ultimo 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011

(Peildatum 14 februari 2012).

47 Operationele doelstelling 2

Het versterken van de maatschappelijke emancipatie en het vergroten van de sociale integratie van niet-westerse migranten

Doelbereiking

Uitgangspunt van het integratiebeleid van het kabinet is dat het reguliere beleid op de terreinen van onderwijs, werk, gezondheid, welzijn en sport, justitie en openbare orde voor iedereen even effectief werkt. Waar het reguliere beleid onvoldoende niet westerse migranten bereikt en voldoende effectief is, zijn aanvullend flankerende dan wel specifieke, afzonderlijke maatregelen en acties nodig. In dit verband zijn op de terreinen aanpak risicojongeren, rechtstaat, jeugdbeleid, aanpak rassendiscriminatie, remigratie, huwelijksmigratie diverse maatregelen in 2011 genomen, waarvan een flink deel is gerealiseerd. Voor een specificatie daarvan wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten die hierna volgt.

Risicojongeren

Instrumenten

Het Rijk kiest ervoor om problematiek via generiek beleid aan te pakken. De financiële ondersteuning van gemeenten die samenwerken bij het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans Nederlandse risicojongeren op de terreinen voortijdig schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit wordt daarom in 2012 beëindigd.

Jaarlijks wordt voor de deelnemende gemeenten de stand van zaken in beeld gebracht met een monitor. Bij de in 2011 uitgevoerde meting was nog geen duidelijke verbetering waarneembaar op de terreinen voortijdig schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit. Dit was in lijn met de verwachtingen omdat veel maatregelen pas in 2010 zijn ingevoerd en de effecten nog nauwelijks in de resultaten tot uitdrukking konden komen. (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 268, nr. 53)

De gemeenten uit het samenwerkingsverband Marokkaans-Nederlandse risicojongeren geven aan positieve veranderingen te zien met name op het punt van overlastbestrijding. Daarom zijn zij bereid te blijven investeren in de ontwikkelde aanpak en nemen (elementen van) de specifieke aanpak over in hun reguliere beleid.

Samen met gemeenten is het afgelopen jaar een start gemaakt met het inbedden van kennis en elementen uit het specifieke beleid in het reguliere beleid.

Programma Diversiteit in het Jeugdbeleid

Migrantenjongeren zijn oververtegenwoordigd in de zwaardere vormen van jeugdzorg omdat de diagnose te laat gesteld wordt. In samenwerking met het ministerie van VWS, is daarom met het ZonMw-programma «Diversiteit in het jeugdbeleid van 2008–2012 gewerkt aan het duurzaam verbeteren van de interculturele kwaliteit van de jeugdsector. Het gaat er daarbij om dat de jeugdsector voortaan goed in staat is om migrantenjongeren en hun ouders met op hun situatie toegespitste effectieve aanpakken op tijd in de zorg en uit de problemen te krijgen.

Er is in 2011 verder vorm gegeven aan het programma. De belangrijkste resultaten die het programma Diversiteit inmiddels heeft opgeleverd zijn:

  • De NJi-databanken DEI, DIRK, NOJO, het webportaal JGZ van het RIVM /Centrum Jeugdgezondheid en de ZonMw-projectenpoort ( en zo mogelijk de databank Kinder- en Jeugdpsychiatrie) leveren interculturele kennis voor beleid, praktijk en wetenschap;

  • De ontwikkeling en actualisatie van scholing in interculturele competenties binnen opleidingen voor toekomstige jeugdprofessionals in zorg en welzijn op mbo-, hbo- en wo-niveau is in gang gezet. Hetzelfde geldt voor na- en bijscholing. Via een website het intercultureel scholingsaanbod en een bijbehorende kwaliteitskader ontsloten;

  • Aan de algemene gereedschapskist voor Centra Jeugd en Gezin is toegevoegd de handreiking interculturalisatie voor Centra voor Jeugd en Gezin;

  • In drie academische werkplaatsen werken universiteiten/hogescholen en kennisinstituten samen met praktijkinstellingen, jeugd- en migrantenorganisaties en gemeenten. Deze werkplaatsen leveren een concept voor verankering in bestuur, beleid en uitvoering van een ook voor migrantenjongeren effectief preventief jeugdbeleid op lokaal niveau.

De follow up van het programma wordt via het generieke beleid, ook in het kader van de stelselherziening jeugdzorg, verzekerd.

Rechtstaat en pluriformiteit

Onder het thema rechtsstaat en pluriformiteit is inzet geleverd om verschillende beleidsthema’s uit de nota «Integratie, binding en burgerschap» nader uit te werken. Zo is aan de Kamer onlangs het voorstel van Wet verbod gelaatsbedekkende kleding aangeboden. Eerder is ook het kabinetsstandpunt etnische registratie aan de Kamer verzonden. Op korte termijn kan de Kamer de agenda burgerschap tegemoet zien, waarin aandacht zal worden besteed aan de sociale stabiliteit in ons land en het belang van dialoog met de samenleving.

Aanpak rassendiscriminatie

In 2011 is het beleid met name gericht op de uitvoering van het actieprogramma bestrijding van discriminatie (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 VII, nr. 74). Het beleid richtte zich onder andere op de bestrijding van discriminatie op het internet (handreiking moderatiebeleid), reguliere overleggen met partijen in het veld en voorbereidende werkzaamheden voor een nieuwe discriminatiemonitor en een conferentie over burgerschap en discriminatie.

Remigratiewet

De Remigratiewet biedt een uitweg aan migranten die ooit naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben naar hun herkomstland en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Het betreft personen die ondanks hun inburgering en andere inspanningen tot integratie hier geen bestaans-perspectief meer zien of die oud zijn en geen uitzicht meer hebben op een zinvolle participatie in de Nederlandse samenleving. De wet kent twee voorzieningen: een eenmalige tegemoetkoming in de kosten voor verhuizing en een periodieke uitkering voor de bestaanskosten in het bestemmingsland voor personen vanaf 45 jaar die langdurig werkloos, arbeidsongeschikt of bijstandsgerechtigd zijn.

Er is in 2011 gewerkt aan de voorgenomen wijzigingen van de Remigratiewet naar aanleiding van de moties Van Toorenburg en Dibi. De belangrijkste wijzigingen zijn vastgelegd in een wetsvoorstel. Dit betreft onder meer het voornemen tot afschaffing van de basisvoorzieningen en de verhoging van de leeftijd van 45 naar 55 jaar. Tevens worden de doelgroepen beperkt tot de eerste generatie en kunnen aanvragen voor de wet tot 1 januari 2025 worden ingediend )

Huwelijks- en gezinsmigratie

De aanpak huwelijks- en gezinsmigratie is er op gericht de succesvolle integratie van deze groep te verzekeren en deze migratie te reguleren, onder andere door een inzet op verhoging van inburgeringseisen voor komst naar Nederland, het aanscherpen van de toelatingseisen mede via aanpassing van de Europese gezinsherenigingsrichtlijn als ook de versterkte inzet op het tegengaan van huwelijksdwang. In 2011 zijn de taaleisen in het buitenland verhoogd en zijn migranten via voorlichting gewezen op hun bijzondere verantwoordelijkheid om hun inburgering voor en na komst actief op te pakken. Op Europees niveau is via het Groenboek gezinsherenigingsrichtlijn ingezet op aanpassing van de richtlijn. Preventie en bestrijding van huwelijksdwang is actief op gepakt via straf- en civielrechtelijke maatregelen. Preventieve maatregelen zijn in voorbereiding genomen en zullen in 2012 worden geïmplementeerd.

Realisatie meetbare gegevens

47.4 Gemeenschappelijke beleidsagenda

Gemeenschappelijke beleidsagenda

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Percentage gemeenten dat deelneemt aan de gemeenschappelijke beleidsagenda voor het integratiebeleid.

0%

niet gemeten

34%

1

40%

45%

Bron: eindevaluatie rapport Twijnstra Gudde

X Noot
1

nog niet bekend; betreft tweejaarlijkse meting.

47.5 Tabel Marokkaans-Nederlandse risicojongeren in 22 gemeenten

Marokkaans-Nederlandse risicojongeren

meting 2010

meting 2011

Meting 2013

Oververtegenwoordiging in schooluitval

27%

37%

Afname

Oververtegenwoordiging in werkloosheid(werkzoekenden)

95%

76%

Afname

Oververtegenwoordiging in criminaliteit

163%

174%

Afname

Bron: Monitor Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse risicojongeren; 2010 is de nulmeting;

47.6 Antilliaans-Nederlandse risicojongeren in 22 gemeenten

Antilliaans-Nederlandse risicojongeren

meting

2010

meting

2011

meting

2013

Oververtegenwoordiging in schooluitval

68%

72%

afname

Oververtegenwoordiging in werkloosheid(werkzoekenden)

120%

112%

afname

Oververtegenwoordiging in criminaliteit

136%

140%

afname

Bron: Monitor Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse risicojongeren; 2010 is de nulmeting.

47.7 Aanpak rassendiscriminatie

Aanpak rassendiscriminatie

2007

2008

2009

2010

2011

Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening van discriminatie op grond van ras.

1 835

2 003

2 363

2 376 

1

Bron: Kerncijfers 2008; landelijk overzicht van discriminatieklachten geregistreerd bij antidiscriminatiebureaus en meldpunten in Nederland opgesteld door Art.1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie in samenwerking met de Universiteit van Utrecht.

X Noot
1

Gegevens zijn naar verwachting medio 2012 beschikbaar.

Facilitering remigratie

2008

2009

2010

2011

Aantal remigranten met een éénmalige uitkering voor reis- en vervoerskosten en kosten hervestiging

339

279

289

292

Aantal remigranten met een periodieke uitkering per einde jaar

10 542

10 923

11 386

11 876

Bron: Jaarlijkse opgave van de Sociale verzekeringsbank (SVB) van het aantal rechthebbenden en de raming daarvan.

47.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid.

47.8 beleidsdoorlichting

Onderwerp

AD/OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Deltaplan Inburgering

AD

A. 2011

 

B. 20121

 

Effecten onderzoek ex post

Jaarrapport integratie

OD 47.2

Jaarlijks

 SCP rapport 8 februari 2012 uit. www.scp.nl

X Noot
1

Het onderzoek is gestart in 2011 en wordt in 2012 afgerond.

Artikel 48: Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

48 Algemene doelstelling

Het maatschappelijke domein van Wonen, Wijken en Integratie kan door het Rijk alleen goed worden beïnvloed als deze ook beschikt over voldoende actuele kennis over de verschillende onderdelen van dit domein en in hun onderlinge samenhang. Het Rijk kan helpen lokale problemen beter te lijf te gaan door het toevoegen en verspreiden van kennis aan de uitvoeringspraktijk.

Bij de uitvoering van het beleid van wonen en wijken hebben de woningcorporaties een belangrijke rol. De verantwoordelijkheden tussen de woningcorporaties en het Rijk, de toezichthouder, de lokale overheden, andere spelers in het maatschappelijk middenveld en de bewoners moeten herijkt worden naar de actuele maatschappelijke opgaven en inzichten.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Door het beschikbaar stellen van voldoende actuele kennis over de verschillende beleidsonderdelen kon het maatschappelijke domein van Wonen, Bouwen en Integratie in 2011 worden beïnvloed. Door het toevoegen en verspreiden van kennis aan de uitvoeringspraktijk heeft het Rijk geholpen om lokale problemen beter te lijf te gaan.

Tevens zijn in 2011 stappen gezet op het gebied van de verbetering van het bestel van woningcorporaties en de positie van de woonconsument.

Budgettaire gevolgen van beleid

48.1 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

4 794

13 008

15 911

– 2 903

               

Uitgaven

8 679

10 851

8 506

9 929

14 648

12 212

2 436

48.1 Tijdig inspelen op maatschappelijke veranderingen

       

3 287

3 253

34

48.2 Ontsluiten van kennis en onderzoekscoordinatie

       

9 661

7 293

2 368

48.3 Bevorderen maximale maatschappelijke prestaties wooncorporaties

       

412

255

157

48.4 Versterken positie van de woonconsument

       

1 288

1 411

– 123

               

Ontvangsten

 

 

 

 

508

0

508

Financiële toelichting

Op het artikel Kennis en ordening Wonen, Wijken en Integratie is meer uitgegeven dan begroot. De ontvangsten zijn hoger dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

48.2 Er is meer uitgegeven dan begroot. Een aantal opdrachten is, als onderdeel van de eindejaarsturing en binnen de kaders, eerder dan geraamd tot betaling gekomen.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling is afhankelijk geweest van de beschikbaarheid van kennis en gegevens van derden en de actieve participatie van betrokken partijen.

Realisatie meetbare gegevens

Aangezien het programma van dit artikel er primair op was gericht om de prestaties uit de artikelen 44, 45, 46 en 47 te realiseren, zijn er voor deze algemene doelstelling geen algemene indicatoren (outcome) beschikbaar en gerealiseerd.

48 Operationele doelstelling 1

Tijdig inspelen op maatschappelijke veranderingen

Realisatie Instrumenten

In 2011 is de Woonvisie verschenen, waarin het kabinet heeft aangegeven welke maatschappelijke ontwikkelingen wat betreft de woningmarkt, woningbouw en de woon- en leefomgeving verwacht worden en hoe daar in het beleid tijdig op kan worden ingespeeld.

Tevens is in 2011 een nieuwe versie van de Strategische Kennisagenda WWI (Ska WWI) vastgesteld. Hierin zijn de strategische kennisvragen geformuleerd wat betreft rol van de overheid, woningmarkt, woningbouw en herstructurering, woon- en leefomgeving en integratie. De Ska WWI wordt gebruikt in de gesprekken met adviesraden, planbureaus en kennisinstituten over hun werkprogramma 2012.

48 Operationele doelstelling 2

Ontsluiten van kennis en onderzoekscoördinatie

Kennis als interventie-instrument

Instrumenten en realisatie meetbare gegevens

In 2011 is verscheidene malen de digitale nieuwsbrief Kennisplein WWI uitgebracht, waarin nieuw verschenen onderzoeken onder de aandacht zijn gebracht. Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd om kennis te verspreiden. Zo is bijvoorbeeld het congres 110 jaar Woningwet georganiseerd samen met het onderzoeksinstituut OTB en het NIROV. Ook is er een helpdesk waar externen met vragen over cijfers en onderzoek op het gebied van wonen, wijken en integratie terecht kunnen.

Kennisinfrastructuur

Mede op basis van de Ska was er afstemming en uitwisseling van kennis met de planbureaus, de adviesraden en kennisinstituten, onder andere via periodieke werkoverleggen, kennisbijeenkomsten, etc.

Wat betreft de samenwerking met SEV, NICIS, KEI en NIROV zijn dit jaar forse stappen gezet om te komen tot één kennisinstituut voor stad en regio. De beoogde fusiedatum is 1 juli 2012.

Daarnaast is Wonen, Wijken en Integratie actief betrokken bij het NWO/Nicis programma Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS). Dit koepelprogramma verbindt vier onderzoeksprogramma’s die werken aan het ontwikkelen van kennis die nodig is om op tijd te kunnen inspelen op stedelijke vraagstukken: Urban Regions in the Delta (URD), Joint Programming Initatiative Urban Europe (JPI UE), Kennis voor Krachtige Steden (KvKS) en Duurzame Bereikbaarheid van de Randstad (DBR).

Verder heeft BZK een financiële bijdrage geleverd aan de oprichting van een kenniscentrum voor de aanpak van funderingsproblemen.

Onderzoek, monitoring, prognoses:

  • In 2011 zijn de voorbereidingen en het veldwerk gestart voor het WoON 2012. De eerste resultaten zullen voorjaar 2013 gereed zijn;

  • de bevolkingsprognose Primos en de TNO bouwprognoses zijn verschenen;

  • de outcomemonitor 40 wijken is geactualiseerd;

  • er zijn rapportages op basis van het Survey Integratie Nieuwe Groepen (SING) verschenen over Chinezen, Polen en vluchtelingen (SCP);

  • het Jaarrapport Integratie is verschenen (SCP);

  • de Leefbaarometer is geactualiseerd, de nieuwste inzichten zijn verwerkt in de publicatie Leefbaarheid in balans;

  • de SEV heeft diverse experimenten op het terrein van woningmarkt, woon- en leefomgeving, woningbouw en energiebesparing uitgevoerd, waaronder de Energiesprong;

  • het NICIS heeft onderzoek uitgevoerd in het kader van het kennisprogramma Krachtige Steden en diverse kennisbijeenkomsten georganiseerd over onder andere krimp en de wijkenaanpak;

  • het Survey Integratie Minderheden (SIM) is afgerond, waarmee basisinformatie over de sociaal-economische en sociaal-culturele positie van de vier klassieke minderheidsgroepen beschikbaar is gekomen;

  • er is een publicatie Crisis en de woningmarkt verschenen (OTB).

48 Operationele doelstelling 3

Bevorderen maximale maatschappelijke prestaties van woningcorporaties

In 2011 zijn de werkzaamheden om te komen tot verbetering van het bestel voor woningcorporaties voortgezet. De minister heeft op 12 mei 2011 het wetsvoorstel Herziening Woningwet (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 769 nr. 1–4) naar de Tweede Kamer gestuurd, waarmee ook duidelijkheid ontstond over de taakverdeling tussen het ministerie van BZK en het Centraal Fonds Volkshuisvesting betreffende het toezicht. Vooruitlopend op inwerkingtreding hiervan geldt vanaf 1 januari 2011 de tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, waarmee corporaties minimaal 90% van de vrijkomende sociale huurwoningen dienen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen lager dan € 34 085 (per 1 januari 2012). In 2011 is gestart met de uitwerking van de bij de herzieningswet behorende Algemene maatregel van bestuur, die het Besluit beheer sociale huursector en het Besluit Centraal Fonds Volkshuisvesting zal vervangen.

Het wetsvoorstel tot herziening van de woningwet maakt een breed  werkdomein van woningcorporaties  mogelijk. Daarmee kan – in lijn met het Regeerakkoord – de samenwerking met andere maatschappelijke organisaties worden vormgegeven. De samenwerking tussen toegelaten instellingen en bijvoorbeeld welzijns- en zorgorganisaties is een uitstekend middel om tot betere maatschappelijke prestaties te komen.

Conform het Regeerakkoord is in 2011 geregeld dat de «Vogelaarheffing» in twee jaar stapsgewijs wordt afgebouwd.

De in interdepartementaal verband op basis van de besluitvorming van de Tweede Kamer voorbereide wetgeving over de normering van topinkomens in de semipublieke sector is op 6 december 2011 door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen.

Ter uitvoering van het Regeerakkoord heeft de minister van BZK het wetsvoorstel voor een kooprecht voor huurders van corporatiewoningen in december 2011 voor advies naar de Raad van State gestuurd.

In augustus 2011 heeft de Tweede Kamer het door het Centraal Fonds Volkshuisvesting opgestelde volkshuisvestelijke en financiële Sectorbeeld Voornemens Woningcorporaties 2011–2015 ontvangen. Hierin was tevens de verwachte realisatie 2010 opgenomen. In november 2011 heeft de Tweede Kamer deel 1 van het Sectorbeeld Realisaties Woningcorporaties ontvangen. Hierin is ingegaan op de volkshuisvestelijke prestaties (investeringen, verkopen, e.d.) van de corporatiesector in 2010. In januari 2012 heeft de Tweede Kamer het integrale Sectorbeeld Realisaties, dus inclusief het financieel presteren van de sector, ontvangen.

Bij WSG Geertruidenberg is (met name vanwege financiële problemen) eind 2011 een extern toezichthouder namens de minister aangesteld. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.

48 Operationele doelstelling 4

Versterken van de positie van de woonconsument

Het wetsvoorstel ten behoeve van een initiatiefrecht voor huurders is ingetrokken. Geschillenbeslechting op grond van de Wet op het overleg huurders is per 1 januari 2012 ook mogelijk bij de Huurcommissie.

De verplichting voor woningcorporaties voor het opstellen van een lokaal handvest inzake sloop en renovatie zal worden opgenomen in de nieuwe Woningwet. Dit is opgenomen in Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (Kamerstukken II, 2010–2011, nr. 32 769), die in behandeling is in de Tweede Kamer.

De evaluatie van de verzoekschriftprocedure op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder is afgerond en wordt aan de Kamer gezonden.

48.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

48.2 beleidsdoorlichting

Onderwerp

AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Analyse prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties 2010; De voornemens met betrekking tot 2011 van de gehele sector worden geanalyseerd. De prestaties op specifieke thema’s worden geëvalueerd.

OD 48.2

Jaarlijks

 

Artikel 49: Rijkshuisvesting en architectuurbeleid

49 Algemene doelstelling

Het kabinet hecht sterk aan de inpassing van zijn doelen op verschillende beleidsthema’s in de rijkshuisvesting, omdat dit bijdraagt aan consistent en consequent rijksbeleid en goed voorbeeldgedrag van de rijksoverheid zelf. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor het rijksbrede beleid op onder meer het terrein van de huisvesting van de rijksdienst en zorgt uit dien hoofde voor het vastleggen van deze inpassing in rijksbrede kaders. De Rijksgebouwendienst adviseert over – en ondersteunt bij – de vorming en implementatie van deze kaders.

De Rijksgebouwendienst onderhoudt de monumenten die aan de zorg van de dienst zijn toevertrouwd, maar die buiten het huur-verhuurstelsel vallen, omdat deze monumenten daartoe niet geschikt zijn (ruïnes, grafmonumenten, vestingwerken etc).

Daarnaast verzorgt de Rijksgebouwendienst de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken, die niet onder het huur-verhuurstelsel vallen. De objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken worden met ingang van 2010 wel op een wijze analoog aan het huur-verhuurstelsel behandeld.

De Rijksbouwmeester is dé adviseur van het kabinet en van de Rijksgebouwendienst op het gebied van stedenbouw, monumenten, architectuur(beleid) en beeldende kunst. De Rijksbouwmeester bevordert en bewaakt de kwaliteit van architectuur, stedenbouwkundige inpassing en van beeldende kunst bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van rijkshuisvesting.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het doel en de onderliggende operationele doelstellingen zijn in 2011 gerealiseerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

49.1 Rijkshuisvesting en architectuurbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

65 118

55 355

47 675

7 680

               

Uitgaven

102 274

88 176

74 050

65 118

55 355

47 675

7 680

49.1 Vanuit de uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen

       

7 406

6 964

442

49.2 Monumenten beheren

       

11 670

10 088

1 582

49.3 Huisvesten van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Algemene Zaken

       

33 819

28 213

5 606

49.4 Stimuleren van de architectonische kwaliteit

       

2 460

2 410

50

               

Ontvangsten

 

 

 

 

859

357

502

Financiële toelichting

Op het artikel Rijkshuisvesting is meer uitgegeven dan begroot. De ontvangsten zijn vrijwel gerealiseerd.

Uitgaven 49.1, 49.2 en 49.4.

Voor deze operationele doelen geldt een methodiek van bevoorschotting en afrekening. Halverwege het jaar heeft de Rijksgebouwendienst op basis van de voorgelegde voorstellen en verwachtingen omtrent de realisatie een 80% voorschot op de begrotingsmiddelen ontvangen. In november is, gegeven de verwachtingen van volledige realisatie het 20% restantbudget aan de Rijksgebouwendienst voldaan. Eventuele meer- of minderuitgaven door de Rijksgebouwendienst ten opzichte van het budget worden in 2012 afgerekend.

Uitgaven 49.3.

Het budget voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van AZ en de 3 staatspaleizen is overschreden. Dit wordt met name veroorzaakt door latere opleveringen van projecten (onder andere Raad van State en Paleis op de Dam) dan verwacht.

Externe factoren

Het behalen van de huisvestingsdoelstelling voor het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken was mede afhankelijk van de mate waarin de gebouwen functioneel aangepast konden worden voor de betreffende gebruikers. Dit komt omdat zij veelal in monumenten zijn gehuisvest en aan specifieke locaties gebonden zijn.

Realisatie meetbare gegevens

n.v.t.

49 Operationele doelstelling 1

Vanuit de uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting bijdragen leveren aan rijksdoelen

Doelbereiking

De Rijksgebouwendienst heeft uiteenlopende initiatieven genomen om de rijkshuisvesting duurzamer en efficiënter te maken. Door het gebruik maken van innovatieve (energiebesparende) technieken wordt invulling gegeven aan de voorbeeldfunctie van het Rijk.

Instrumenten

Financiële bijdragen aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst om vanuit de uitvoeringspraktijk bijdragen te leveren aan rijksdoelstellingen door te adviseren over onder meer:

  • Het verbeteren van de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk;

  • Het verbeteren van de veiligheid van de gebouwen;

  • De doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel;

  • De totstandkoming van de rijkswerkplek;

  • Door interne en externe belangen van de aanbestedende overheidsdiensten op het vlak van bouwopdrachten te bundelen en te versterken door het verzorgen van coördinatie tussen aanbestedende rijksdiensten.

Realisatie meetbare gegevens

De Rijksgebouwendienst besteedt in rijkshuisvestingsprojecten aandacht aan de verschillende aspecten van overheidsbeleid. Zo is in het nieuwbouwproject voor het districtkantoor van Rijkswaterstaat in Assen, dat is opgeleverd met een energielabel A, gebruik gemaakt van warmte-koude-opslag, zomerwarmte werend beton en veel recyclebare materialen conform de «cradle-to-cradle"principes.

In maart 2011 is het gebouw van de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst aan de Kempkensberg in Groningen in gebruik genomen. De aanbestedingsvorm DBFMO heeft het consortium gestimuleerd om innovatief en integraal te ontwerpen en uit te gaan van de levenscyclusbenadering. Vanaf het eerste ontwerp is rekening gehouden met onderhoud, energiegebruik en zelfs voor de langere termijn, hergebruik van het pand voor woningen.

49 Operationele doelstelling 2

Monumenten beheren

Doelbereiking

De Rijksgebouwendienst heeft aan de doelstelling in 2011 door middel van reguliere onderhoudsprojecten uitvoering gegeven. Periodiek wordt de onderhoudsbehoefte van de monumenten geïnventariseerd, geprioriteerd en uitgevoerd. Grotere projecten in 2011 waren het herstel van de vestingmuren van Bastion Katten en de restauratie van de Utrechtse Poort in de vesting Naarden. In Delft is de eerste fase van de restauratie van het grafmonument van Tromp uitgevoerd. In Goedereede is de voormalige lichttoren gerestaureerd.

Instrumenten

Financiële bijdrage aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst voor het handhaven van de monumentale waarde van de monumenten in beheer bij de Rijksgebouwendienst en het bevorderen van de gebruiksmogelijkheden en verhuurbaarheid door periodiek onderhoud en herstel.

Realisatie meetbare gegevens

49.2 Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Realisatie 2011

Periode

Aantal geïnspecteerde monumenten

0

2007

70

71

2011

Bezettingsgraad monumenten

95%

2009

95%

95%

2011

Bron: Rgd administraties

49 Operationele doelstelling 3

Huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken

Doelbereiking

Deze doelgroep, die buiten het huur-verhuurstelsel valt, moet adequaat worden gehuisvest. De gebouwen van de doelgroep worden sinds 2010 analoog aan het huur-verhuurstelsel behandeld. Het betreft het uitvoeren van investeringsprojecten, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van een leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. In 2011 is de gevelrestauratie van het Paleis op de Dam afgerond. Daarnaast gaat het om onderhoudswerkzaamheden voor ongeveer 240 000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Instrumenten

Financiële bijdragen aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst, met name in de vorm van gebruiksvergoeding, voor het verzorgen van de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staat en voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.

Realisatie meetbare gegevens

49.3 Prestatie-indicator

Streefwaarde

Realisatie 2011

Periode

Klanttevredenheid

Nulmeting

n.v.t.

2011

Bron: Rgd administraties

Toelichting

De Rijksgebouwendienst heeft in 2010, zoals in het jaarverslag over 2010 vermeld, afgezien van de opstelling van een nieuwe methode voor het meten van de klanttevredenheid. Een nulmeting is derhalve niet opgesteld. Om de sturing op klanttevredenheid te verbeteren en effectiever te maken werkt de Rijksgebouwendienst met zogenaamde geobjectiveerde prestatie-indicatoren: met de stakeholders worden meetbare afspraken gemaakt over te leveren prestaties, op sleutelmomenten in het primaire proces van de Rijksgebouwendienst. In 2011 is actief gestuurd op een aantal indicatoren die gemeten kunnen worden en die voor de stakeholders relevant zijn.

49 Operationele doelstelling 4

Stimuleren van de architectonische kwaliteit

Doelbereiking

De Rijksbouwmeester is dé adviseur van het kabinet en van de Rijksgebouwendienst op het gebied van stedenbouw, monumenten, architectuur(beleid) en beeldende kunst. Met diverse projecten en adviezen is uitvoering gegeven aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van architectuur, stedenbouwkundige inpassing en van beeldende kunst bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van Rijkshuisvesting. Hierbij gaat het ondermeer om het selecteren van architecten, het mede begeleiden van verbouwingen aan monumenten (onder andere Mauritshuis) en het mede op de kaart zetten van Binnenstedelijk Bouwen met Prachtig Compact NL. Voor de Minister van BZK is gewerkt aan de leefbaarheid in de wijken. Daarnaast is door de toepassing van de percentageregeling beeldende kunst één van de grootste kunstcollecties van Nederland ontstaan.

Instrumenten

Financiële bijdrage aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst voor stimuleren van de architectonische kwaliteit door middel van studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.

Realisatie meetbare gegevens

n.v.t.

Artikel 50: Vreemdelingen

50 Algemene doelstelling

Een gereglementeerde en beheerste toelating tot, verblijf in en vertrek uit Nederland of terugkeer van vreemdelingen, die in nationaal en internationaal opzicht maatschappelijk verantwoord is.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2011 is gewerkt aan het verder stimuleren van de immigratie die een bijdrage levert aan de samenleving en anderzijds is gewerkt aan het beperken van de instroom van migranten die weinig perspectief hebben op een zelfstandig bestaan in Nederland. Met prioriteit is gewerkt aan wet- en regelgeving om de asielprocedure verder te stroomlijnen, het stapelen van procedures tegen te gaan en de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegalen te intensiveren. Verder is op nationaal en Europees niveau gewerkt aan mogelijkheden om gezinsmigratie verder te reguleren en gezinsmigratie van kansarme vreemdelingen tegen te gaan. Hiertoe is nationale regelgeving aangepast en is een Europees beïnvloedingstraject opgezet om de Nederlandse standpunten ten aanzien van gezinsmigratie onder de aandacht te brengen van de EU partners en draagvlakte te verkrijgen voor het Nederlandse standpunt.

Budgettaire gevolgen van beleid

50.1 Vreemdelingen

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

     

Realisatie

Vastgestelde ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

   

1 052 589

1 274 925

765 573

509 352

             

Uitgaven

1 059 944

1 064 761

1 055 196

902 604

765 573

137 031

50.1 Opvang gedurende beoordeling verblijf

     

809 371

672 090

137 281

50.2 Terugkeer vreemdelingen

     

93 233

93 483

– 250

             

Ontvangsten

 

 

 

8 469

467

8 002

Financiële toelichting

Op het artikel vreemdelingen is meer uitgegeven dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Verplichtingen

Het verschil is te verklaren door toevoeging van de intensiveringmiddelen uit het Regeerakkoord op het beleidsterrein van immigratie en asiel. De intensiveringen hebben ten doel misbruik zoveel mogelijk in te perken en asielprocedures te versnellen. Tevens heeft een actualisatie plaatsgevonden voor de toerekening van de kosten voor eerstejaars opvang van asielzoekers aan het ODA-budget. Daarnaast is een deel van het verschil te verklaren door de verplichting die jegens het COA voor het jaar 2012 is aangegaan in het begrotingsjaar 2011 (€ 366 mln.).

Uitgaven

Het verschil is te verklaren door uitgave van de bovengenoemde intensiveringmiddelen, ten behoeve van het inperken van misbruik en versnelling van asielprocedures, en de actualisatie van de toerekening aan het ODA-budget.

Ontvangsten

Betreft een saldo van ontvangsten van verschillende ketenpartners ter dekking van de uitgaven voor het BVV systeem (Basis Voorziening Vreemdelingen), ontvangsten in het kader van detacheringen en een vertraagde ontvangst over het jaar 2010 in het verantwoordingsjaar.

Externe factoren

Een groot deel van het vreemdelingenbeleid is ingebed in Europese regelgeving en is daarmee afhankelijk van uitkomsten van onderhandelingsprocessen en rechterlijke uitspraken op dit niveau. Zo is het succes van het vreemdelingenbeleid mede afhankelijk van de mate waarin het Europese migratiebeleid moet worden vertaald naar de Nederlandse praktijk. Voor een effectief beleid is daarom de inzet van Nederland in Europa nodig, met name in de Europese Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken. Ook wordt het vreemdelingenbeleid beïnvloed door internationale factoren, zoals verdragen en de medewerking van derde landen bij de terugname van personen en de situatie in de landen van herkomst.

Realisatie meetbare gegevens

Het is niet mogelijk om aan de hand van enkele indicatoren uitspraken te doen over de maatschappelijke effecten van het vreemdelingenbeleid. Doelstellingen als het beheersen en reglementeren van migratie en maatschappelijk draagvlak voor beleid zijn moeilijk in cijfers uit te drukken. Wel wordt onder de operationele doelstellingen, daar waar mogelijk, inzicht gegeven in de gerealiseerde input, en output van het beleid.

50 Operationele doelstelling 1

Zorgvuldige en tijdige afdoening van aanvragen van verlening van een verblijfsvergunning of van een naturalisatieverzoek

Doelbereiking

In het afgelopen jaar is een groot aantal beleidswijzigingen voorgesteld, geïmplementeerd en geëvalueerd. Met deze activiteiten wordt op het terrein van het vreemdelingenbeleid de optimale omstandigheden gecreëerd om de doelstelling te verwezenlijken. Waar het om geïmplementeerd of geëvalueerd beleid gaat, zijn de resultaten hieronder opgesomd, waar het om nieuw beleid gaat is de te verwachte bijdrage benoemd.

De asielprocedure

Instrumenten

Op 1 juli 2010 is de verbeterde asielprocedure in werking getreden. Conform toezegging is na de zomer van 2011 aan de Tweede en Eerste Kamer verslag gedaan over de eerste bevindingen na één jaar verbeterde asielprocedure (Kamerstukken II, 2010–2011, 19 637, nr. 1460).

De belangrijkste wijzigingen die zijn doorgevoerd in de verbeterde asielprocedure zijn:

  • het verplaatsen van de rust- en voorbereidingstermijn naar de voorkant van de asielprocedure in plaats van na de AC-fase (de eerste aanvraag bij een aanmeldcentrum);

  • het gedurende de rust- en voorbereidingstermijn bieden van een medisch advies;

  • het verruimen van de zogeheten 48-uursprocedure (circa vijf à zes werkdagen) tot 8 dagen in de algemene asielprocedure;

  • het in principe in alle gevallen afnemen van het nader gehoor in de algemene asielprocedure in plaats van in de toenmalige OC (Onderzoek- en Opvangcentrum)-fase;

  • het gedurende de vertrektermijn bieden van opvang aan asielzoekers die na afwijzing van hun asielverzoek in de algemene asielprocedure tegen deze beslissing in beroep gaan;

  • het zoveel mogelijk meenemen van bijzondere aspecten, zoals medische omstandigheden en slachtofferschap van mensenhandel, in de asielprocedure dan wel het zoveel mogelijk parallel laten lopen van aparte procedures met de asielprocedure;

  • het verruimen van de toepassing van artikel 83 Vreemdelingenwet (Vw) (ex nunc-toets in beroep), waardoor rechters bij toetsing nieuwe feiten en omstandigheden mogen meewegen in hun oordeel;

  • het begeleiden bij terugkeer van ex-asielzoekers na afloop van de vertrektermijn gedurende een periode van in principe twaalf weken, vanuit een vrijheidsbeperkende locatie.

Het belangrijkste resultaat van de nieuwe asielprocedure is de stijging van het aantal asielaanvragen dat wordt afgedaan in de algemene asielprocedure naar 56% in 2011. Dit betekent dat een veel groter deel van de asielzoekers snel (ongeveer twee maanden na de eerste aanmelding) duidelijkheid heeft over hun perspectief op verblijf in Nederland.

Daarnaast geldt voor die zaken waarin beroep wordt aangetekend (tegen een afwijzing in de algemene asielprocedure) dat de rechter over het algemeen binnen de vertrektermijn van achtentwintig dagen uitspraak doet in de bodemzaak dan wel aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen, zodat opvang wordt gecontinueerd tot het moment van de uitspraak.

Een ander belangrijk resultaat is dat het in de nieuwe asielprocedure is gelukt om in principe in alle gevallen continuïteit van de rechtsbijstand te realiseren. Verder wordt in de rust- en voorbereidingstermijn door Vluchtelingenwerk Nederland aan vrijwel iedere asielzoeker voorlichting gegeven over de asielprocedure en vindt er een eerste gesprek plaats met de advocaat. De asielzoeker gaat hierdoor beter voorbereid de asielprocedure in. Tevens lijkt op basis van een analyse van de beschikbare gegevens in circa negentig procent van de gevallen het nader gehoor ook in de algemene asielprocedure te zijn afgenomen.

Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures

In het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures wordt invulling gegeven aan de maatregelen van het Kabinet die erop gericht zijn toelatingsprocedures verder te stroomlijnen en doorlooptijden te bekorten. Hierdoor wordt procedure-stapelen tegengegaan en worden prikkels weggenomen die de (uitgeprocedeerde) vreemdeling ertoe kunnen aanzetten het verblijf in Nederland te verlengen. In 2011 is hiertoe het beleidskader uitgewerkt en zijn de gevolgen van de maatregelen voor de uitvoering onderzocht. Daarbij zijn tevens de financiële consequenties in beeld gebracht die bijdragen aan de besparingsreeksen uit het Regeerakkoord.

Het wetsvoorstel «herschikking asielgronden», voortvloeiend uit het Programma, is versneld uitgevoerd en op 16 september 2011 goedgekeurd door de Ministerraad. Dit wetsvoorstel ligt nu voor bij de Raad van State.

Europese harmonisatie

Nederland is een belangrijke pleitbezorger van Europese harmonisatie van het asielbeleid. In 2011 is onderhandeld over de herziening van de Kwalificatierichtlijn, de Procedurerichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Dublinverordening om te komen tot een Europees asielstelsel. Tijdens de Europese Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 24 november 2011 is de herziening van de Kwalificatierichtlijn goedgekeurd. De Nederlandse inzet is dat een vreemdeling die binnen de Europese Unie internationale bescherming vraagt in alle lidstaten op eenzelfde uitkomst kan rekenen. Harmonisatie is ook belangrijk, omdat daarmee de verschillen tussen de lidstaten, die van invloed kunnen zijn op de richting van de asielzoekersstromen binnen de EU, worden weggenomen en dus asielshoppen wordt voorkomen. Lidstaten zouden een zekere mate van procedurele autonomie moeten behouden, zolang wordt voldaan aan gezamenlijk vastgestelde procedurele waarborgen.

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)

In maart 2011 is beleid ingevoerd om vreemdelingenbewaring van alleenstaande minderjarige vreemdelingen sterk te beperken. Zij kunnen alleen nog in bewaring worden gesteld indien er sprake is van één of meer van onderstaande omstandigheden:

  • betrokkene is verdacht van of veroordeeld wegens een misdrijf;

  • het daadwerkelijke vertrek van betrokkene kan binnen veertien dagen worden gerealiseerd;

  • betrokkene is eerder met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang of heeft zich niet gehouden aan een opgelegde meldplicht of vrijheidsbeperkende maatregel;

  • aan betrokkene is de toegang geweigerd aan de buitengrens, en de minderjarigheid is nog niet vastgesteld.

In mei 2011 is tijdens een algemeen overleg met de Tweede Kamer gesproken over de aangekondigde herijking van het amv beleid. In de loop van 2011 is deze herijking verder uitgewerkt. Hierbij zijn relevante (keten)partners betrokken. Vooralsnog is de beschermde opvang voor amv’s voor een periode van drie jaar verlengd. Met het COA vindt overleg plaats over de benodigde aanpassingen naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen uit het WODC-rapport betreffende de evaluatie van de beschermde opvang.

Opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers bij aanvragen op medische gronden

Sinds 1 januari 2010 kunnen uitgeprocedeerde asielzoekers onder bepaalde voorwaarden opvang krijgen gedurende hun aanvraag op medische gronden. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie Spekman (Kamerstukken II, 30 846, nr. 16). In februari 2011 heeft de minister voor Immigratie en Asiel de Tweede Kamer geïnformeerd dat de werkwijze die in 2010 voor een testfase van één jaar werd uitgevoerd, in 2011 wordt opgenomen in de reguliere werkprocessen van de uitvoeringsorganisaties (Kamerstukken II, 30 846, nr. 17).

Uitplaatsing statushouders uit de centrale opvang

In 2011 is intensief gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden van verblijf in de opvang van vergunninghouders en het terugdringen van de achterstanden in de huisvestingsopdracht bij gemeenten. Het aantal vergunninghouders in de opvang is daardoor afgenomen van ongeveer 5000 naar ongeveer 3000.

Gedurende de eerste helft van 2011 is de Taskforce Thuisgeven actief geweest die een advies aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel heeft afgegeven over de mogelijke versnelling van het huisvestingsproces. Een projectteam heeft zich sinds medio 2011 gericht op het realiseren van quick-wins ter verbetering van het proces en het uitvoeren van een pilot op de door de Taskforce voorgestelde versnelde werkwijze. De resultaten van de pilot komen begin 2012 beschikbaar.

De reguliere procedure

De leges voor reguliere vergunningen zijn per 1 juli 2011 verhoogd om daarmee een grotere mate van kostendekkendheid te bereiken en de opbrengsten voor de begroting van 2011 met € 9 mln. te verhogen. Tevens is een nieuw legesstelsel in ontwikkeling dat ingevoerd kan worden zodra het Modern Migratiebeleid van kracht wordt.

Arbeids- en kennismigratie

Op 19 juni 2011 is de EU richtlijn betreffende de voorwaarden voor toelating en verblijf van hooggekwalificeerde arbeidsmigranten (de zogenoemde Blauwe Kaartrichtlijn) geïmplementeerd. Op 13 december 2011 heeft het Europese parlement ingestemd met de Richtlijn single permit, waardoor arbeiders uit derde landen met één procedure werk en verblijf kunnen regelen.

Om oneigenlijk gebruik van de nationale kennismigrantenregeling te voorkomen, is in de regelgeving opgenomen dat de IND een aanvraag tot een verblijfsvergunning kan weigeren, indien het opgegeven salaris niet marktconform is voor de desbetreffende functie.

Op EU-niveau wordt onderhandeld over een voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toelating en verblijf van intra corporate transferees en een voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toelating en verblijf van seizoenwerkers.

Met betrekking tot de pilot circulaire migratie is de conclusie getrokken dat deze niet voldoende van de grond is gekomen. Deze is daarom door de Minister van Buitenlandse Zaken per 1 september 2011 beëindigd.

Gezinsmigratie

Ter uitwerking van het Regeerakkoord heeft het kabinet maatregelen gepresenteerd die gericht zijn op het bevorderen van integratie en emancipatie, de bestrijding van fraude en misbruik in de toelatingsprocedure en het voorkomen van kansarme migratie. Hierbij is de inzet in Europa bij de verdere harmonisatie van het gezinsmigratiebeleid (Kamerstukken II, 32 175, nr. 1) van essentieel belang. De wijziging van het Vreemdelingenbesluit ter aanscherping van de voorwaarden voor gezinsmigratie is nagenoeg gereed voor publicatie. In het kader van voorkoming van fraude en misbruik worden liaisonmedewerkers op diplomatieke posten ingezet. Deze liaisonfunctionarissen kunnen ingezet worden om op verschillende posten medewerkers te trainen in het voorkomen en herkennen van fraude, bijvoorbeeld bij huwelijksmigratie of gezinsmigratie in het kader van nareis.

Staatkundige Hervorming Nederlandse Antillen en Aruba

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het Kabinet met een voorstel komt voor een Rijkswet personenverkeer. In 2011 heeft Nederland samen met Aruba en Sint Maarten op ambtelijk niveau werkzaamheden verricht ten behoeve van de nadere uitwerking van het vraagstuk inter-landelijk verkeer van personen in het Koninkrijk. Op 14 december 2011 hebben de landen afgesproken dat deze werkzaamheden in 2012 worden voortgezet en dat de kaders en randvoorwaarden medio 2012 zijn opgesteld.

Toezicht en handhaving

In 2011 heeft de IND zijn inspanningen op het gebied van handhaving verder geïntensiveerd. Daarnaast is een start gemaakt met themagerichte en doelgroepgerichte interventies. Themagerichte interventies zijn gericht op de bescherming van specifieke rechtsbelangen, zoals openbare orde, publieke middelen en de arbeidsmarkt. De doelgroepgerichte interventies zijn bestuursrechtelijke maatregelen gericht op risicogroepen, waarbij onder andere op basis van signalen van ketenpartners een verhoogd risico op fraude of misbruik bestaat.

Ook is in 2011 een start gemaakt met de trajectcontroles in het reguliere proces, waarbij in substantiële aantallen systematisch gecontroleerd is of nog steeds aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning werd voldaan. Waar mogelijk is hier gebruik gemaakt van (geautomatiseerde) koppelingen van relevante gegevensbestanden van keten- of netwerkpartners.

De ketensamenwerking is tevens verder geïntensiveerd, onder andere in het kader van de voorbereidingen op de invoering van het Modern Migratiebeleid. Zo zijn de afspraken met de keten- of netwerkpartners op beleids- en operationeel niveau, maar vooral ook op het gebied van de (geautomatiseerde) gegevensuitwisseling (ten behoeve van de trajectcontroles), vernieuwd of versterkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken met de Belastingdienst, het UWV en de Arbeidsinspectie.

Tot slot zijn ook de voorbereidingen voor de invoering van het Modern Migratiebeleid in 2011 voortgezet. In het kader van dit beleid zal de IND toezicht houden op de naleving van de informatie-, administratie- en zorgplichten van (erkende) referenten.

Naturalisatie

Op 1 januari 2011 is voor naturalisatieverzoekers, die woonachtig zijn in het niet-Europees deel van Nederland, de naturalisatietoets uitgebreid met een examen Nederlands. Hiermee is gewaarborgd dat ook deze verzoekers om naturalisatie de Nederlandse taal beheersen. Met ingang van 1 januari 2012 is de naturalisatieprocedure efficiënter ingericht door het onderzoek naar justitiële antecedenten in het Europees deel van Nederland te concentreren bij de IND. Het onderzoek naar de justitiële antecedenten werd voorheen tweemaal gedaan in de naturalisatieprocedure: eerst bij de gemeente waar het verzoek werd ingediend en daarna nog eens bij de IND bij het voorbereiden van de beslissing.

1. Prognose instroom IND (autonome ontwikkeling)

Realisatie meetbare gegevens

50.2 Instroom vreemdelingenketen
         

Begroting 

Realisatie 

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

verschil

1. Asielinstroom

             

Asielinstroom

9 700

15 300

16 163

15 148

17 000

14 631

– 2 369

Overige procedure asiel

7 000

3 800

6 475

8 566

6 198

9 133

2 935

Regulier (asielgerelateerd)

5 500

1 600

1 659

1 154

3 975

1 195

– 2 780

Totale instroom

22 200

20 700

24 297

24 868

27 173

24 959

– 2 214

               

2. Regulier

             

Instroom:

             

Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)

             

– gezinsvorming en -hereniging

20 800

26 900

29 000

33 200

28 300

28 914

614

– overig

19 400

22 500

21 700

20 400

21 000

20 808

– 192

Verblijfsvergunningen regulier (VVR)

             

– eerste aanleg gezinsvorming en -hereniging.

19 600

22 500

21 700

20 900

22 900

22 400

– 500

– eerste aanleg overig

35 400

38 500

36 100

35 100

37 200

36 533

– 667

– vervolg

129 300

95 800

95 700

74 600

98 100

77 613

– 20 487

– overig

48 500

19 200

17 400

22 800

60 100

73 114

13 014

Visa

14 600

8 000

5 000

3 400

5 700

2 419

– 3 281

Totale instroom

287 600

233 500

226 600

210 400

273 300

261 801

– 11 499

               

3. Naturalisatie

             

Instroom:

             

– verzoeken

27 100

24 500

25 150

26 276

26 500

26 300

– 200

– fraudeonderzoek

 

150

200

125

200

100

– 100

Totale instroom

27 100

24 650

25 350

26 401

26 700

26 400

– 300

Bron: IND

Asiel

De asielinstroom is iets lager dan in 2010. Ten opzichte van 2009 vertoont de asielinstroom een licht dalende trend. In de begroting van 2012 werd de asielinstroom dan ook verlaagd naar 15 000. Het hogere aantal «overige asielprocedures» heeft voor een groot deel betrekking op de Griekse Dublinzaken die in de nationale procedure zijn ingestroomd. Verder zijn meer asiel-verlengingsaanvragen ingediend dan geraamd. De reguliere (asielgerelateerde) instroom is aanzienlijk lager dan geraamd. Het lagere aantal wordt deels verklaard, doordat het verlenen van de reguliere asielgerelateerde vergunning in eerste aanleg (VVR 1a) niet meer wordt geregistreerd als apart product. De gerealiseerde instroom heeft alleen nog betrekking op de verlenging of herbeoordeling van deze vergunningen.

Regulier

De totale verwachte instroom regulier valt voor 2011 lager uit dan geraamd. De instroom van de VVR-overig valt voor 2011 hoger uit dan is begroot door het grote aantal VVR- omwisselingen. Deze omwisselingen hebben betrekking op de vijfjaarlijkse vernieuwing van de verblijfsdocumenten. Deze zijn destijds voor de overdracht van de taken van de Vreemdelingenpolitie massaal verlengd door de VP. In de begroting is verder uitgegaan van een instroom van 98 100 VVR- vervolgprocedures. Dit bleek een te hoge inschatting; eind 2010 is dit in de meerjarige productieprognose (MPP) al bijgesteld naar 74 200. De lagere instroom visa wordt veroorzaakt doordat de diplomatieke posten steeds meer zelfstandig beslissen.

Naturalisatie

De instroomrealisatie is nagenoeg gelijk aan de begroting.

2. Streefwaarden doorlooptijden
50.3 % Vreemdelingenzaken waarop binnen de gestelde wettelijke termijn is besloten
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Asiel

51

65

73

82

88

80

8

Regulier

81

88

93

95

88

100

– 12

Naturalisatie

85

84

95

96

87

100

– 13

Bron: IND

Asiel

De streefwaarde van 80% is ruimschoots gehaald.

Regulier

De streefwaarde van 100% voor regulier is in 2011 niet gerealiseerd. Dit is mede het gevolg van de vertraagde invoering van INDiGO. Ook is de termijn die voor bezwaar geldt in de praktijk lastig te realiseren.

Naturalisatie

De tijdigheid van de productie is naar 87% gedaald. Deze daling wordt mede verklaard, doordat een deel van de terugmeldingen van de ceremonie van de gemeenten na de wettelijke termijn retour wordt ontvangen.

3. Streefwaarden kwaliteit procedures
50.4 Standhouding beslissingen in %
 

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil 2011

Asiel

81

82

78

77

77

85

– 8

Regulier

78

81

82

82

79

80

– 1

Bron: IND

Asiel

Het aandeel instandhoudingen beroep is lager dan begroot. Een hoog aantal gegrondverklaringen met betrekking tot de Dublin Griekenland zaken in met name de maanden februari, maart en april heeft het percentage instandhouding beslissingen ongunstig beïnvloed. In de daarop volgende maanden is het aandeel Dublin Griekenland te verwaarlozen.

50.5 Kwaliteit vreemdelingenprocedure (streefwaarden % klachten als indicator)

Doelstelling

Indicator

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011 en verder

Verschil

Asielprocedure

Klachten

1,5

< 2

– 0,5

Reguliere procedure

Klachten

1,2

< 2

– 0,8

Procedure naturalisatie

Klachten

0,1

< 0,5%

– 0,4

Bron: IND

4. Opvang

50.6 Kerngegevens opvang

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil 2011

Instroom

8 977

14 623

15 343

15 624

13 762

16 600

– 2 838

Uitstroom

10 308

16 148

13 726

16 640

18 640

16 600

2 040

TNV-capaciteit1

707

2 064

2 231

656

Gemiddelde bezetting

23 114

19 704

20 914

21 641

18 723

19 400

– 677

Gemiddelde kosten per opvanggerechtigde (x € 1)

20 760

23 980

24 280

22 425

24 410

20 550

3 860

Bron: COA

X Noot
1

Tijdelijke noodvoorziening (TNV) bestaat niet meer

Instroom

In begroting 2011 is rekening gehouden met een instroom van 16 600 vreemdelingen. De totale instroom is met 13 762 lager dan geraamd.

Uitstroom

In begroting 2011 is rekening gehouden met een uitstroom van 16 600. De totale uitstroom is met 18 640 hoger dan geraamd. De hogere uitstroom is te danken aan het stringenter voeren van beleid. Met de invoering van de verbeterde asielprocedure is beoogd een snellere en zorgvuldigere afhandeling van asielaanvragen te bewerkstelligen evenals een afname van het aantal herhaalde aanvragen. Ook zijn maatregelen ingevoerd om te bewerkstelligen dat zo min mogelijk (ex-) asielzoekers met rechtmatig verblijf op straat terecht komen en om een effectief terugkeerbeleid verder te ondersteunen. Daarnaast wordt door een maximale inspanning binnen de vreemdelingenketen versneld de achterstand in het huisvesten van statushouders weggewerkt.

Bezetting opvang

Het aantal asielzoekers dat door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers in 2011 wordt opgevangen, schommelt tussen de 18 000 en 19 000.

Gemiddelde kosten per bezette opvangplaats

De kosten per opvanggerechtigde waren in 2011 hoger dan begroot, onder andere als gevolg van krimpkosten en een lagere bezetting dan geraamd. De kosten per opvanggerechtigde waren in 2011 hoger dan in 2010 vanwege onder andere loon- en prijseffecten en hogere krimpkosten in 2011.

50 Operationele doelstelling 2

Een effectieve en zorgvuldige uitvoering van het vreemdelingentoezicht, grenstoezicht en terugkeerbeleid, opdat een vreemdeling die niet of niet meer rechtmatig in Nederland verblijft, Nederland zelfstandig of gedwongen verlaat.

Doelbereiking

Vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven zijn maatschappelijk en sociaal-economisch bijzonder kwetsbaar. Bovendien vormen zij een belasting voor (gemeentelijke) overheden. Het terugkeerbeleid is gericht op het vertrek van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven. Zij dienen terug te keren naar het land van herkomst of te vertrekken naar een ander geschikt land. Illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland moet zo veel mogelijk voorkomen worden, onder meer door een effectief en goed georganiseerd grenstoezicht.

Effectievere terugkeer

Instrumenten

Op 1 juli 2011 is de kamerbrief «Terugkeer in het vreemdelingenbeleid» gepubliceerd. Hierin worden nieuwe en enkele relevante bestaande maatregelen uiteengezet. Tevens is voor terugkeer relevant de kamerbrief «Internationale Migratie en Ontwikkeling» (Kamerstukken II, 30 573, nr. 74).

Strategische benadering landen van herkomst met het oog op terugkeer

In eerdergenoemde kamerbrieven is vastgelegd dat de inzet op het terrein van migratie en ontwikkeling (M&O) ondersteunend zal zijn aan het terugkeerbeleid. Meer dan voorheen zal het budget voor M&O ingezet kunnen worden in landen die prioritair zijn voor terugkeer. Tevens wordt in de brieven het principe van conditionaliteit – het stellen van voorwaarden – geïntroduceerd. Voor de belangrijkste landen werd een begin gemaakt met de ontwikkeling van een strategie waardoor de medewerking aan terugkeer kan worden bevorderd.

Terug- en overnamebeleid

In 2011 is het EU-overnamebeleid herzien. Nederland heeft de aanbevelingen over de in te zetten stimulansen richting potentiële terug- en overnamelanden gesteund en heeft zich er bovendien voor ingezet dat ook sancties mogelijk worden indien een land langdurig niet mee zou werken aan terugkeer. De JBZ-Raad van 9 juni 2011 heeft besloten dat stimulansen kunnen worden ingezet om landen te bewegen mee te werken aan terugkeer. Dit kunnen zowel elementen zijn uit de «Global Approach to Migration» als andere vormen (niet-migratie gerelateerde) van samenwerking met het desbetreffende land. Dit betreft maatwerk. Ook kan conditionaliteit worden toegepast indien landen niet meewerken aan terug- en overname. Tot slot zullen in de toekomst ook onderhandelingen over terug- en overnameovereenkomsten worden geïnitieerd met herkomstlanden, waar tot op heden voornamelijk onderhandelingen werden gevoerd met buurlanden van de Europese Unie.

Met de herziening van het Beneluxbeleid voor terug- en overname is in 2011 een aanvang gemaakt. Deze herziening zal in 2012 worden afgerond. In 2011 is de EU-overnameovereenkomst met Georgie inwerking getreden. Tevens werd een bilateraal uitvoeringsprotocol met de Russische Federatie getekend. Dit protocol trad in werking op 1 november 2011. Tot slot werd in mei een Benelux-terug- en overnameovereenkomst getekend met Kosovo.

Implementatie terugkeerrichtlijn

De Europese terugkeerrichtlijn (nr. 2008/115/EG) is door de Eerste Kamer aanvaard en is op 31 december 2011 inwerking getreden. In de terugkeerrichtlijn zijn duidelijke en transparante gemeenschappelijke (minimum) normen vastgesteld voor terugkeer, uitzetting, het gebruik van dwangmaatregelen, vreemdelingenbewaring en het opleggen van een inreisverbod aan niet-rechtmatige verblijvenden, met de volledige inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen. In 2011 is bij de toepassing van genoemde instrumenten en maatregelen steeds conform de terugkeerrichtlijn gehandeld.

Beter grenstoezicht

In 2011 zijn de onderhandelingen over de herziene Frontexverordening afgerond. Met de herziening van de Frontexverordening is het mandaat van dit agentschap uitgebreid. Door deze wijziging zal Frontex sneller en effectiever kunnen reageren indien dit gewenst is. Verder heeft de Europese Commissie voorstellen gepresenteerd die bijdragen aan een verbeterd en effectiever grenstoezicht, zoals de technische wijziging van de Schengengrenscode, het voorstel over het Schengenevaluatiemechanisme, de noodremprocedure, en de mededeling over «slimme grenzen». Deze voorstellen sluiten aan bij de Nederlandse ambities op dit terrein voor de komende jaren, namelijk het creëren van een effectief en efficiënt grenstoezichtproces dat ten goede komt aan de mobiliteit van bonafide reizigers, illegale immigratie tegengaat en maximaal bijdraagt aan de veiligheid van Nederland en het Schengengebied.

Programmadirectie Identiteitsmanagement en Immigratie

Op basis van het regeerakkoord is begin 2011 de programmadirectie ingericht om invulling te gegeven aan drie intensiveringen op het gebied van het vreemdelingenbeleid.

In 2011 zijn de voorbereidingen getroffen om in de periode 2012–2014 een snelle, slimme en betere grenspassage te realiseren. Dit kan door beter gebruik van passagiersgegegevens en het introduceren van een self service grenspassage. De implementatie van biometrische gegevens op het vreemdelingendocument in mei 2011 en de succesvolle uitrol van de eerste regio voor het Europese visumsysteem maken het mogelijk om de komende jaren stappen te maken in het kader van de bestrijding van illegale migratie. Tevens is gestart met de voorbereidingen om de komende jaren de keteninformatisering in de Vreemdelingenketen op een hoger niveau te krijgen.

Effectieve bestrijding illegaliteit

In de brief van 8 juli 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 19 637, nr. 1435) is, mede in reactie op het rapport van het WODC met betrekking tot de illegalenschatting 2009, nader ingegaan op de maatregelen die worden getroffen in het kader van de aanpak van illegaal verblijf. Deze maatregelen maken deel uit van een integraal en samenhangend pakket van voorstellen op het gebied van immigratie en asiel, zoals neergelegd in het Regeerakkoord. Uitgangspunten daarbij zijn dat Nederland staat voor een streng en rechtvaardig beleid, dat tevens duidelijk en consequent is. Illegale migratie en illegaal verblijf worden nadrukkelijker ontmoedigd. In dat kader wordt illegaal verblijf strafbaar gesteld. Het wetsvoorstel waarin de strafbaarstelling van illegaal verblijf is uitgewerkt, is bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter consultatie ingediend. Naar verwachting kan begin 2012 het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Het verblijfsrecht van vreemdelingen kan worden beëindigd als zij onherroepelijk zijn veroordeeld voor een misdrijf. Op basis van een beoordeling van de hoogte van de opgelegde straf in relatie tot de verblijfsduur in Nederland volgt een beslissing om wel of niet tot verblijfsbeëindiging over te gaan.

Dit is uitgewerkt in artikel 3.86 van het Vreemdlingenbesluit (glijdende schaal). Het Kabinet heeft besloten om de glijdende schaal aan te scherpen. Het aangescherpte beleid is in februari 2012 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 19 637, nr. 1494).

De Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie zijn in februari 2011 geïnstureerd om vaker het verblijfsrecht van criminele EU-burgers te beëindigen en hen vaker tot ongewenst vreemdeling te verklaren op basis van de Europese richtsnoeren op dit terrein. Voorts blijft de inzet van Nederland om in Europees verband actief steun te verwerven bij de Commissie en andere lidstaten om het openbare ordecriterium van de Richtlijn vrij verkeer van personen (RL 2004/38) te verruimen. Nederland heeft in 2011 geïntervenieerd bij het Hof van Justitie om te pleiten voor een ruimere uitleg van het openbare orde begrip voor EU-burgers en hun familieleden.

In 2011 is de Taskforce VRIS (Vreemdelingen in de Strafrechtketen) verlengd tot december 2012. De Taskforce heeft als doel «het realiseren van een doeltreffende, integrale aanpak van criminele vreemdelingen en criminele illegalen door een optimale verbinding tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen om specifieke, voor vreemdelingen in de strafrechtketen geldende maatregelen te kunnen toepassen, dan wel in voorkomende gevallen uitzetting van vreemdelingen te waarborgen».

Zelfstandige terugkeer

De maatregelen voor zelfstandige terugkeer zijn uitgewerkt in beleidsregels die in het najaar van 2011 openbaar zijn gemaakt. Met deze beleidsregels worden de ondersteuningsmogelijkheden uitgebreid voor uitgeprocedeerde asielzoekers die vrijwillig willen terugkeren naar het land van herkomst. Naast de bestaande financiële ondersteuning via de herintegratieregeling terugkeer (HRT) kunnen uitgeprocedeerde asielzoekers ook in aanmerking komen voor ondersteuning in natura. Organisaties uit het maatschappelijk middenveld kunnen projecten indienen voor ondersteuning in natura. De financiële ondersteuning wordt in ieder geval tot het najaar van 2012 geboden door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De middelen voor deze ondersteuning komen uit het budget voor Migratie en Ontwikkeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vreemdelingenbewaring

Mede naar aanleiding van een motie van het lid Gesthuizen (SP) is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om meer gebruik te maken van minder restrictieve en goedkopere alternatieven voor vreemdelingenbewaring. De Tweede Kamer is via genoemde kamerbrief «Terugkeer in het vreemdelingenbeleid» over de uitkomst van het onderzoek geïnformeerd. Er worden kleinschalige pilots ingericht om de effectiviteit van een aantal alternatieven voor bewaring te onderzoeken. De Kamer is op 22 december 2011 bij brief nader geïnformeerd over de te starten pilots en de uitwerking daarvan (Kamerstukken II, 19 637, nr. 1483).

Realisatie meetbare gegevens

50.7 Kengetallen terugkeer (% van uitgeprocedeerden)
 

2007

2008

2009

2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil 2011

Zelfstandig vertrek

7

12

14

16

20

15

5

Gedwongen vertrek

38

34

33

35

32

35

– 3

Niet aantoonbaar vertrek

55

54

53

49

48

50

– 2

Totaal

100

100

100

100

100

100

 

Bron: KMI

50.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

50.8 beleidsdoorlichting

Onderwerp

A Start

B. Afgerond

Vindplaats

 

Zorgvuldige en tijdige afdoening van aanvragen van verlening van een verblijfsvergunning of van een naturalisatieverzoek

A. 2013

B. 2014/2015

n.n.b.

 

Evaluatie Perspectiefprojecten

B. Afgerond

www.wodc.nl

 

Evaluatie Vreemdelingentoezicht

A. Voorgenomen

www.wodc.nl

 

Evaluatie regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (pardonregeling)

B. Afgerond

www.wodc.nl

       
 

Effectiviteit van het vreemdelingenbeleid

A. 2014

B. 2015/2016

n.n.b.

B3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet beleidsartikel 39 Algemeen

39 Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de apparaatuitgaven begroot van de beheersmatige ondersteuning van het BZK-beleid door de ambtelijke staf. Tevens wordt op dit artikel de onderzoeksbudgetten van de stafdirectie kennis en de werkzaamheden van internationale zaken begroot.

Budgettaire gevolgen van beleid

39.1 Algemeen

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

     

Realisatie

Vastgestelde

ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

121 170

215 936

225 380

– 9 444

               

Uitgaven

109 318

117 261

129 794

116 799

215 148

229 915

– 14 767

39.1 Apparaat algemeen

     

107 983

166 865

97 912

68 953

* Bijdrage baten- en lastendienst P-Direkt

     

4 585

0

1 919

– 1 919

* Bijdrage baten- en lastendienst Werkmaatschappij

     

64 120

0

34 859

– 34 859

39.5 Kennis, onderzoek (en internationaal)

     

7 731

840

3 091

– 2 251

39.6 Internationaal

     

720

24

1 465

– 1 441

39.7 Apparaat WWI

       

27 326

99 509

– 72 183

39.8 Regelingen WWI

       

0

9 481

– 9 481

39.9 Apparaat DGVz

       

9 126

5 302

3 824

39.10 Verzameluitkering

     

365

10 967

13 155

– 2 188

               

Ontvangsten

 

 

 

23 692

36 176

32 271

3 905

Financiële toelichting

Op het artikel Algemeen is minder uitgegeven dan geraamd. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

39.1 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard door doorberekeningen dienstverlening P-direkt en werkmaatschappij en de ontvlechting VROM/WWI. Hiervoor zijn bij Voorjaarsnota budgetbedragen toegevoegd.

39.5 De realisatie is substantieel lager omdat de beleidsgebonden strategische kennisontwikkeling en onderzoeksprogrammering decentraal belegd zijn na de interdepartemenale herindeling bij BZK. Bij Najaarsnota is het budget hierbij aangepast.

39.6 Door de interdepartementale herindeling is het budget bij Voorjaarsnota bijna volledig overgeboekt naar V&J.

Ontvangsten

Door de departementale herindeling moesten er in 2011 nieuwe DVA's opgesteld worden voor de RGD en Dienst van de Huurcommissie. Bij Voorjaarsnota heeft een ophoging van het ontvangstbudget plaatsgevonden.

39 Operationele doelstelling 1

Apparaat algemeen

Onder deze operationele doelstelling zijn de apparaatbudgetten van de departementale staf opgenomen. Deze apparaatuitgaven zijn niet specifiek toe te rekenen aan de beleidsdoelstellingen. Daarnaast worden op dit artikelonderdeel de uitgaven begroot voor de dienstverlening die de staforganisatie aan het kerndepartement verleent. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, vraaggerichte aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan.

39 Operationele doelstelling 5

Kennis en onderzoek

Naar aanleiding van de departementale herindeling is in 2011 de centraal georganiseerde kennisfunctie binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken opnieuw belegd. De beleidsgebonden strategische kennisontwikkeling en de onderzoeksprogrammering zijn decentraal belegd. De BZK-brede strategische kennisontwikkeling en advisering en de interdepartementale coördinatie blijven centraal belegd.

39 Operationele doelstelling 6

Internationale Zaken

De onder deze operationele doelstelling opgenomen budgetten zijn in verband met de departementale herindeling nagenoeg geheel overgeheveld naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Niet beleidsartikel 41 Nominaal en Onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid

41.1 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde

ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

0

0

11 056

– 11 056

               

Uitgaven

0

0

0

0

0

15 656

– 15 656

41.1 Loonbijstelling

     

0

0

0

0

41.2 Prijsbijstelling

     

0

0

9 391

– 9 391

41.3 Onvoorzien

     

0

0

6 265

– 6 265

               

Ontvangsten

 

 

 

0

 

0

0

Financiële toelichting

De middelen zijn aangewend voor de uitvoeringsproblematiek 2011.

Niet beleidsartikel 43 VUT-fonds

Budgettaire gevolgen van beleid

43.1 VUT-fonds

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde

ISB begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

     

50 009

240 000

200 000

40 000

               

Uitgaven

800 000

300 000

0

50 010

240 000

200 000

40 000

43.1 VUT-fonds

     

50 010

240 000

200 000

40 000

               

Ontvangsten

 

 

 

139 340

13 380

13 100

280

Financiële toelichting

Gebleken is dat steeds meer mensen besluiten om later gebruik te maken van FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden). De liquiditeitsbehoefte van het VUT-fonds is daardoor sterk gewijzigd. Dit heeft (al in 2009) geleid tot een nieuwe aangepaste leenovereenkomst tussen de Staat en het fonds. Kern daarvan is dat de lening maximaal € 1,8 miljard bedraagt. Verder kan het VUT-fonds op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche van de lening en is zij bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Daardoor kan het fonds beter inspelen op de actuele liquiditeitsbehoeften.

Het beroep op de VUT-regeling is niet met grote nauwkeurigheid in te schatten. Bij OW 2011 was voorzien dat de leenbehoefte van het VUT-fonds aanzienlijk lager zou zijn dan eerder begroot, maar een relatief kleine extra liquiditeitsvoorziening bleek noodzakelijk. Voor 2011 heeft de gewijzigde liquiditeitsbehoefte, als gevolg van wijzigingen in het gebruik van FPU, ertoe geresulteerd dat het fonds in 2011 in totaal een additioneel beroep op de leenfaciliteit heeft gedaan van € 40 mln. ten opzichte van OW 2011.

B4 BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt ingegaan op aandachtspunten en relevante kwaliteitsverbeteringen in de bedrijfsvoering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het verslagjaar 2011.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voorgeschreven is dat de bedrijfsvoeringparagraaf in ieder geval ingaat op de aandachtspunten in het financieel en materieel beheer, de rechtmatigheid, de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie, en de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer inzake het rechtmatigheidonderzoek.

Daarnaast wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf de stand van zaken gemeld op enkele overige aspecten van de bedrijfsvoering, zoals onderwerpen waarover rijksbrede afspraken zijn gemaakt en/of toezeggingen aan de Tweede Kamer zijn gedaan.

1. Rechtmatigheid

In 2011 is geen sprake van overschrijding van de tolerantiegrenzen voor fouten in de rechtmatigheid en voor de getrouwe weergave bij het kerndepartement. Wel is sprake van onzekerheid over de rechtmatigheid van een deel van de in 2011 afgerekende specifieke uitkeringen. Vastgesteld is dat niet in voldoende mate gesteund kan worden op de acountantscontrole van de SISA-bijlage van de gemeenten en provincies over het jaar 2010. Het niet kunnen steunen op deze derdengegevens dient aangemerkt te worden als een tekortkoming in de werking van het onderzoek accountantscontrole in het M&O-beleid.

Voor het ministerie van BZK betreft het een onzekerheid met een bedrag van maximaal € 50 miljoen aan afgerekende specifieke uitkeringen voor de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009. Dit bedrag is groter dan de rapporteringstolerantie van € 5,7 miljoen voor onzekerheden voor artikel 44 «Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw».

Single Information, Single Audit (SiSa)

De departementale auditdienten (IODAD) hebben in hun gezamenlijke (single) review vastgesteld dat niet in voldoende mate gesteund kan worden op de accountantscontrole van de SiSa-bijlage van de medeoverheden over het jaar 2010. De SISA-bijlage vormt de basis voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan los van de SISA-bijlage en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SISA-bijlage is vermeld. Departementen hebben waar nodig en mogelijk aanvullende werkzaamheden verricht om alsnog zekerheid te verkrijgen over de rechtmatige besteding van de betreffende uitkeringen. Er is ook nauw contact tussen het ministerie en de IODAD Stuurgroep Single Review over de uitvoering van de door de Stuurgroep geadviseerde acties. Ook worden de gevolgen voor de goedkeuring van de Rijksrekening 2011 en de departementale jaarverantwoording 2011 besproken met de Algemene Rekenkamer en de Rijksauditdienst.

Voor het ministerie van BZK betrof het in eerste instantie een onzekerheid voor het totaalbedrag van € 240 miljoen van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009, tweede en derde tranche. Het ministerie heeft daarop extra actie ondernomen om waar mogelijk aanvullende zekerheid te verkrijgen over de afrekeningen van deze specifieke uitkeringen. Na deze aanvullende werkzaamheden resteert een onzekerheid voor een bedrag van maximaal € 50 miljoen aan afgerekende specifieke uitkeringen. Hiermee wordt de tolerantiegrens voor onzekerheden overschreden. Overigens is op basis van informatie van AgentschapNL aannemelijk dat het overgrote deel hiervan ook rechtmatig is besteed.

Het ministerie van BZK is tevens verantwoordelijk voor de werking van de SiSa-systematiek. Samen met het ministerie van Financiën, en in overleg met overige departementen, werkt het ministerie van BZK maatregelen uit die tot verbetering van de werking van de SiSa-systematiek moeten leiden.

Inmiddels zijn brieven gestuurd aan de medeoverheden en de beroepsvereniging van accountants (NBA), waarin zij met nadruk gevraagd worden alert te zijn op de juiste aanlevering van benodigde informatie, respectievelijk een adequate controleaanpak. Verder vindt overleg plaats over mogelijke verbeteringen in de werkwijze van accountants met het NBA en de AFM.

Voor de lange termijn streeft het ministerie van BZK naar een robuuster en minder foutgevoelige SiSa-systematiek – inclusief de verantwoording en de controle daarop. Zo wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit de SiSa-evaluatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000-B-10), en worden voorwaarden geschapen om de naleving van SiSa te verbeteren. Gedacht wordt onder meer aan het verder toespitsen van de SiSa-bijlage op de puur financiële indicatoren en het versoepelen van de bestedingsruimte van specifieke uitkeringen.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingvoorschriften van het ministerie van Financiën. De totstandkoming is in vergelijking met het verslagjaar 2010 verder verbeterd. De tijdigheid van dossiervorming en de vastlegging van kwaliteitsmaatregelen rondom de interne bronsystemen verdient nog aandacht.

Een bijzondere categorie niet-financiële informatie zijn de beleidsdoorlichtingen. In de begroting voor 2011 stonden zes beleidsdoorlichtingen gepland. Vier van de zes beleidsdoorlichtingen zijn gestart in 2011 en zullen in 2012 worden afgerond. Het eindrapport van de beleidsdoorlichting Wijkenaanpak is in oktober 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 847, nr. 5). Van de beleidsdoorlichting Woningbouwafspraken is afgezien, omdat in het Regeerakkoord is besloten het Besluit Locatiegebonden Subsidies te beëindigen.

3. Financieel en materieelbeheer

EU-aanbestedingen

De aandacht voor fouten in EU-aanbestedingen heeft ertoe geleid dat het aantal onderdelen met dergelijke fouten is gedaald ten opzichte van 2010. De totale budgettaire omvang van de fouten is in 2011 echter wel gestegen. Zowel bij het kerndepartement als bij enkele baten-lastendiensten zijn aanbestedingsfouten geconstateerd. Bij FMHaaglanden betreft het bijvoorbeeld onrechtmatigheden met een totaalbedrag van € 11,7 miljoen. De aanpak in 2012 is erop gericht het aantal fouten verder te verminderen.

Huurtoeslag

De huurtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. De uitgaven worden verantwoord op de begroting van BZK. In 2011 zijn in tegenstelling tot voorgaande jaren de fouten en onzekerheden in de uitgaven voor de huurtoeslag niet de tolerantiegrens voor het betreffende beleidsartikel gepasseerd.

Baten-lastendiensten

Centrale Archiefselectiedienst

Voorzien was dat de Centrale Archiefselectiedienst per 31 december 2010 als baten-lastendienst van BZK zou worden beëindigd. Voor de intrekking is op basis van de Regeling baten-lastendiensten een goedkeurende controleverklaring bij de slotbalans vereist. De administratie en het beheer van onderhanden werk van Centrale Archiefselectiedienst was niet voldoende op orde, waardoor het afgeven van de verklaring in 2011 niet mogelijk was.

Na afstemming met het ministerie van Financiën is in november 2011 besloten om de Centrale Archiefselectiedienst als baten-lastendienst te laten voortbestaan, om zodoende een adequate afwikkeling in 2012 mogelijk te maken.

Doc-Direkt

De tijdelijke baten-lastendienst Doc-Direkt is op 1 januari 2011 gestart als nieuwe organisatie. In 2011 is hard gewerkt aan het inrichten en op orde krijgen van Doc-Direkt. Doc-Direkt heeft 2011 afgesloten met een negatief bedrijfsresultaat, vanwege onder meer het achterblijven van aanbod aan nieuw werk, en een substantieel lager aantal productieve uren dan begroot. In 2011 heeft Doc-Direkt direct ingezet op een uitgebreid pakket aan besparingsmaatregelen.

Mede door problematiek in het beheer en de afsluiting bij de Centrale Archiefselectiedienst kon in eerste instantie geen definitieve openingsbalans voor Doc-Direkt worden opgesteld. Deze is begin 2012 alsnog opgesteld en voorzien van de benodigde goedkeurende verklaring.

Het financieel beheer bij Doc-Direkt is ultimo 2011 nog in ontwikkeling. Over geheel 2011 was geen sprake van bedrijfsprocessen die als (voldoende) ordelijk en beheerst zouden kunnen worden gekenmerkt. Bij het opstellen van het jaarverslag bij Doc-Direkt hebben zich dan ook problemen voorgedaan. De betrouwbaarheid van de financiële jaarverantwoording over 2011 kon om diverse redenen niet worden gegarandeerd. Door onder meer het ontbreken van contracten, een betrouwbare registratie van productiegegevens, een solide tijdsverantwoording en het (beperkte) functioneren van de onvervangbare interne controle, is er onvoldoende controlebewijs om de juistheid en volledigheid vast te stellen van de verantwoorde omzet en daaraan gerelateerde balansposities (onderhanden werk, debiteuren en nog te vorderen bedragen).

Het gebrek aan controlebewijs bij de jaarrekening van Doc-direkt leidt ertoe dat de Rijksauditdienst geen controleverklaring kan afgeven bij de jaarrekening van Doc-direkt. Als Doc-Direkt dit bewijs levert kan alsnog een controleverklaring worden afgegeven.

Daar waar extra sturing en beheersing gewenst was zijn halverwege 2011, met de instelling van een monitorteam en een taskforce, reeds maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering verder te ontwikkelen en te verbeteren. Doc-Direkt zal in 2012 op basis van een verbeterplan inzetten op het verder implementeren van de bedrijfsvoering en het verbeteren ervan.

P-Direkt: keten in control

In 2010 stelde de Algemene Rekenkamer een onvolkomenheid vast in de gecentraliseerde personeelsadministratie van P-Direkt. In 2011 heeft P-Direkt stappen gezet om de controlketen op orde te brengen, waaronder:

  • de doorontwikkeling van het interne beheerstelsel;

  • de verbetering van managementinformatie;

  • afstemming in de keten met financial auditors;

  • verbeteren processen rondom wijzigingen, autorisaties e.d.

In 2012 zal de uitwerking van de in 2011 geïnitieerde maatregelen worden gemonitord en blijft P-Direkt verder werken aan het op orde brengen van het beheersstelsel.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Management Control Systeem

In de tweede helft van 2011 is het raamwerk en geheel aan afspraken, waaronder het management control systeem, dat ten grondslag ligt aan de financiële kolom binnen het ministerie van BZK geactualiseerd. Dit mede vanwege de departementale herindeling in oktober 2010 waarmee nieuwe onderdelen aan BZK werden toegevoegd en die hun eigen werkwijze met zich mee brachten. Eind 2011 zijn hiermee de interne regels en werkwijze opnieuw geharmoniseerd.

Gebruik Open Source

Het ministerie van BZK is in 2011 niet afgeweken van artikel 3, eerste lid van de Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten. BZK heeft geen producten of diensten aangeschaft waarvoor gebruik moet worden gemaakt van open standaarden.

Externe inhuur

In een brief aan de Tweede Kamer d.d. 18 mei 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501, nr. 16) heeft het ministerie van BZK gemeld dat de uitgaven externe inhuur 2011 werden geraamd op een percentage van 14,9% van de totale uitgaven ambtelijk personeel. De realisatie over 2011 komt uit op een percentage van 14,0%.

In de bijlage Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel zijn de uitgaven van het ministerie van BZK voor externe inhuur in 2011 opgenomen en van een toelichting voorzien.

Personeel

Het ministerie van BZK heeft haar fte-taakstelling voor 2011 gerealiseerd. Het ministerie zit als geheel 107 fte onder het gestelde plafond. Het project Vernieuwing Rijksdienst is eind 2011 afgerond.

Betaalgedrag

De betaalsnelheid lag in het laatste kwartaal van 2011 bij het ministerie van BZK boven de rijksnorm van 90%. De lagere betaalsnelheid in de eerste maanden van 2011 was vooral het gevolg van de departementale herindeling en de implementatie van de nieuwe versie van het workflow- en archiveringssysteem Digidoc.

5. Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft in het rapport bij het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2010 naast het controleraamwerk van P-Direkt en de systematiek van Single Information, Single Audit (SiSa), aandacht gevraagd voor de planning en controlcyclus voor informatiebeveiliging bij het ministerie van BZK.

In 2011 is een goede basis gelegd voor de planning en controlcyclus voor informatiebeveiliging. Zo is een decentraal netwerk van beveiligingscoördinatoren ingericht en is gestart met het uitwerken van een set indicatoren gericht op integrale beveiliging. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over een verdere uitwerking van de controlcyclus op het terrein van informatiebeveiliging, zoals actualisatie van de afhankelijkheidsanalyses en informatiebeveiligingsplannen.

C. JAARREKENING

C1 DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2011 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting, incl. ISB (+/–) dep. Herindeling

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

4 856 198

681 268

 

5 275 596

1 006 021

 

419 398

324 753

                     
 

Beleidsartikelen

                 

27

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

198 326

198 326

591

215 438

197 147

1 609

17 112

– 1 179

1 018

31

Bestuur en Democratie

113 239

82 446

194 715

103 597

112 038

203 710

– 9 642

29 592

8 995

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

77 823

77 823

0

104 689

85 035

9 590

26 866

7 212

9 590

35

Arbeidszaken overheid

56 462

56 462

820

83 954

59 458

1 476

27 492

2 996

656

37

Kwaliteit Rijksdienst

99 309

99 309

2 350

119 708

118 040

9 838

20 399

18 731

7 488

44

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

4 289

4 539

0

7 959

8 143

48 707

3 670

3 604

48 707

45

Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

57 988

84 850

91

66 040

72 516

5

8 052

– 12 334

– 86

46

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

2 612 253

2 629 450

377 569

2 819 569

2 859 787

530 338

207 316

230 337

152 769

47

Integratie niet-westerse migranten

345 962

351 962

58 937

323 079

335 677

141 356

– 22 883

– 16 285

82 419

48

Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

15 911

12 212

0

13 008

14 648

508

– 2 903

2 436

508

49

Rijkshuisvesting en architectuurbeleid

47 675

47 675

357

55 355

55 355

859

7 680

7 680

502

50

Vreemdelingen

765 573

765 573

467

1 274 925

902 604

8 469

509 352

137 031

8 002

                     
 

Niet-Beleidsartikelen

                 

39

Algemeen

225 380

229 915

32 271

215 936

215 148

36 176

– 9 444

– 14 767

3 905

41

Nominaal en onvoorzien

11 056

15 656

0

0

0

0

– 11 056

– 15 656

0

43

VUT-fonds

200 000

200 000

13 100

240 000

240 000

13 380

40 000

40 000

280

Samenvattende verantwoordingsstaat 2011 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
Bedragen x € 1 000

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting, incl. ISB (+/–) dep. herindeling

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

     

Totale baten

89 649

118 755

29 106

Totale lasten

89 649

104 144

14 495

Saldo van baten en lasten

0

14 611

14 611

       

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

1 900

8 881

6 981

       

Centraal Archief Selectiedienst

     

Totale baten

10 996

5 330

– 5 666

Totale lasten

10 996

5 369

– 5 627

Saldo van baten en lasten

0

– 39

– 39

       

Totale kapitaalontvangsten

420

2 216

1 796

Totale kapitaaluitgaven

824

1 156

332

       

Doc-Direkt

     

Totale baten

0

19 692

19 692

Totale lasten

0

24 136

24 136

Saldo van baten en lasten

0

– 4 444

– 4 444

       

Totale kapitaalontvangsten

0

1 288

1 288

Totale kapitaaluitgaven

0

732

732

       

Logius

     

Totale baten

75 378

75 683

305

Totale lasten

75 378

76 675

1 297

Saldo van baten en lasten

0

– 992

– 992

       

Totale kapitaalontvangsten

400

2 325

1 925

Totale kapitaaluitgaven

978

658

– 320

       

P-Direkt

     

Totale baten

70 625

79 215

8 590

Totale lasten

70 371

79 156

8 785

Saldo van baten en lasten

254

59

– 195

       

Totale kapitaalontvangsten

10 000

2 400

– 7 600

Totale kapitaaluitgaven

21 750

17 653

– 4 097

       

De Werkmaatschappij

     

Totale baten

123 607

96 905

– 26 702

Totale lasten

122 057

98 500

– 23 557

Saldo van baten en lasten

1 550

– 1 594

– 3 144

       

Totale kapitaalontvangsten

0

2 602

2 602

Totale kapitaaluitgaven

3 585

1 996

– 1 589

       

FMHaaglanden

     

Totale baten

68 519

91 922

23 403

Totale lasten

68 519

89 147

20 628

Saldo van baten en lasten

0

2 775

2 775

       

Totale kapitaalontvangsten

4 000

14

– 3 986

Totale kapitaaluitgaven

7 810

4 817

– 2 993

       

Immigratie en Naturalisatiedienst

     

Totale baten

354 005

383 324

29 319

Totale lasten

354 005

357 092

3 087

Saldo van baten en lasten

0

26 232

26 232

       

Totale kapitaalontvangsten

10 200

13 626

3 426

Totale kapitaaluitgaven

35 707

35 549

– 158

       

Rijksgebouwendienst

     

Totale baten

1 352 210

1 427 486

75 276

Totale lasten

1 350 773

1 481 149

130 376

Saldo van baten en lasten

1 437

– 53 663

– 55 100

       

Totale kapitaalontvangsten

484 000

530 556

46 556

Totale kapitaaluitgaven

742 190

951 684

209 494

       

Dienst van de Huurcommissie

     

Totale baten

22 844

19 272

– 3 572

Totale lasten

23 879

18 683

– 5 196

Saldo van baten en lasten

– 1 035

589

1 624

       

Totale kapitaalontvangsten

1 372

2 900

1 528

Totale kapitaaluitgaven

1 372

1 210

– 162

C2 Saldibalans per 31 december 2011

Saldibalans per 31 december 2011 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

1)

Uitgaven 2011

5 275 588 007

 

2)

Ontvangsten 2011

1 006 020 345

             

3)

Liquide middelen

71 819

       
             

4)

Rekening-courant RHB

50 000 000

 

4a)

Rekening-courant RHB

4 237 214 142

 

Nationale Hypotheekgarantie

         
             

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-compt. vorderingen)

27 484 645

 

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

59 909 985

             
       

6b)

Begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie

50 000 000

             

7)

Openstaande rechten

   

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

 
             

8)

Extra-comptabele vorderingen

699 711 422

 

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

699 711 422

             

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

   

9)

Extra-comptabele schulden

 
             

10)

Voorschotten

2 662 258 126

 

10a)

Tegenrekening voorschotten

2 662 258 126

             

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

680 443

 

11)

Garantieverplichtingen

680 443

             

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

1 068 399 171

 

12)

Openstaande verplichtingen

1 068 399 171

             

13

Deelnemingen

   

13a)

Tegenrekening deelnemingen

 
             
 

TOTAAL

9 784 193 633

   

TOTAAL

9 784 193 633

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2011

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 71 819 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)

52 169

Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)

18 654

Overig

996

Totaal

71 819

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Opbouw Rekening-courant RHB:

Rekening-courant Hoofdstuk 7

–/–4 237 214 142

Rekening-courant Nationale Hypotheek Garantie (NHG)

–/–50 000 000

Totaal

–/–4 187 214 142

De Rekening-courant Nationale Hypotheek Garantie: in 2011 is de begrotingreserve NHG gevormd.

Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW).

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 27 484 645 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:

   
 

AIVD

300 212

 

AGNL

29 266

 

DUO

463

 

DT&V

303 811

b.

Te vorderen van ministeries en derden

7 142 594

c.

Verstrekte subsidies uit Europese fondsen (PEF)

16 883 422

d.

Intra-comptabele voorschotten

595 148

e.

Intra-comptabele debiteuren

2 229 729

 

Totaal

27 484 645

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit diverse vorderingen op eigen personeel, salarissen en pensioenpremie overdracht gedetacheerden bij de EU-organisatie.

Het saldo van DT&V bestaat voornamelijk uit vorderingen op Politie Hollands Midden (€ 0,3 mln).

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

Dit saldo bestaat voornamelijk uit nog te verrekenen met het agentschap RGD (€ 3,9 mln) en diverse door de salarisadministratie nog te verrekenen kosten met de BZK agentschappen.

Ad c. Verstrekte subsidies uit Europese fondsen (PEF)

Het Programmasecretariaat Europese Fondsen beheert een viertal fondsen op het terrein van Migratiebeleid. Jaarlijks ontvangt PEF vanuit Brussel subsidie om de programma’s van deze fondsen te kunnen financieren. Na afronding van deze programma’s (cyclus van 3 jaar) vindt de eindafrekening plaats. Het openstaande saldo vertegenwoordigt de verstrekte subsidievoorschotten die nog moeten worden afgerekend met de subsidie ontvanger.

Ad d. Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag betreft door P&O verstrekte salarisvoorschotten.

Ad e. Intra-comptabele debiteuren

Het saldo bestaat uit diverse vorderingen, veelal op andere ministeries, m.b.t. door BZK voorgeschoten kosten.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 109 909 985 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

   
 

AIVD

461 024

 

CJIB

5 081

 

DT&V

1 572 088

b.

Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

20 234 926

c.

Ontvangen subsidies uit Europese fondsen (PEF)

27 337 305

d.

Begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

50 000 000

e.

Overige intra-comptabele schulden

10 299 561

 

Totaal

109 909 985

Ad a. Kasbeheerders

Het saldo bestaat voornamelijk uit ontvangen Europese subsidies ( € 1,5 mln) en nog af te dragen BTW ( € 0,5 mln.)

Ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo betreft de nog af te dragen loonheffing en premies van de inhoudingen die in december hebben plaatsgevonden.

Ad c. Ontvangen subsidies uit Europese Fondsen (PEF)

Het Programmasecretariaat Europese Fondsen beheert een viertal fondsen op het terrein van Migratiebeleid. Jaarlijks ontvangt PEF vanuit Brussel subsidie om de programma’s van deze fondsen te kunnen financieren. Na afronding van deze programma’s (cyclus van 3 jaar) vindt de eindafrekening plaats.

Ad d. Begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

In 2011 is de begrotingsreserve NHG gevormd.

Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiele dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

Ad e. Overige intra-comptabele schulden

Dit saldo bestaat voornamelijk uit specifieke EU subsidie ontvangsten, waaronder € 5 mln voor het Grote Stedenbeleid en € 3,4 mln voor Migratiebeleid (o.a. project EU-VIS).

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2011 wordt hieronder per jaar gespecificeerd:

(x € 1)

Stand 31-12-2011

t/m 2007

856 817

2008

69 074

2009

2 264 542

2010

4 517 012

2011

692 003 977

Totaal

699 711 422

Het saldo per 31 december 2011 wordt hieronder per artikel gespecificeerd:

Stand openstaande vorderingen per 31 december 2011 per artikel in €

Artikel

Omschrijving

Stand per 31-12-2011

31

Bestuur en Democratie

66 886

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

142 000

37

Kwaliteit Rijksdienst

707 397

39

Algemeen

16 361 591

43

VUT-fonds (lening)

670 000 000

44

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

4 236 454

45

Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

124 199

46

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

763 790

47

Integratie niet-westerse migranten

4 909 705

48

Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

107 496

50

Vreemdelingen

2 291 904

 

Totaal

699 711 422

Toelichting:

Artikel 31 Bestuur en Democratie

De vorderingen hebben betrekking op een 3-tal kleine doorberekeningen m.b.t. bijdragen aan onderzoekskosten en één met een met de VNG te verrekenen creditfactuur.

Artikel 33 Dienstverlenende en innovatieve overheid

De openstaande vorderingen bestaan voornamelijk uit doorberekeningen van detacheringkosten van naar Bonaire uitgezonden medewerkers (€ 0,1 mln).

Artikel 37 Kwaliteit Rijksdienst

De vorderingen betreffen doorberekeningen aan medeoverheden m.b.t. detacheringen door BABD (€ 0,4 mln.) en dienstverlening door DGOBR (€ 0,3 mln).

Artikel 39 Algemeen

De openstaande vorderingen hebben betrekking op doorberekeningen door DCB aan de Werkmaatschappij en overige departementen m.b.t. dienstverleningsafspraken, waaronder huisvestingskosten (€ 16,3 mln).

Artikel 43 VUT-fonds

De vorderingen betreffen een zestal leningen aan het VUT-fonds. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijkshoofdboekhouding.

Artikel 44 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

De vorderingen bestaan voornamelijk uit afrekeningen van subsidieverstrekkingen m.b.t. de stimuleringsregeling Woningbouwprojecten (€ 4,2 mln). Het beheer van deze vorderingen wordt door AG-NL uitgevoerd.

Artikel 45 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

De openstaande vordering betreft de afwikkeling van een subsidieverstrekking i.h.k.v. Innovatief en Demontabel Bouwen. Het beheer van deze vordering wordt door AG-NL uitgevoerd.

Artikel 46 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

De openstaande vorderingen betreffen voornamelijk afrekeningen van verstrekte huursubsidies (€ 0,7 mln). Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door het CJIB.

Artikel 47 Integratie niet-westerse migranten

De vorderingen betreffen voornamelijk de afwikkeling verstrekte Leningen aan Inburgeringsplichtigen (€ 2,2 mln). Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door DUO. Ook staat een vordering op het COA open i.h.k.v. de afrekening van de subsidie Programma Taal (€ 2,4 mln).

Artikel 48 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

De vorderingen bestaan voornamelijk uit afrekeningen van subsidieverstrekkingen m.b.t. de regeling Geldelijke Steun Eigen Woningen (€ 0,1 mln). Het beheer van deze vorderingen wordt door AG-NL uitgevoerd.

Artikel 50: Vreemdelingen

De openstaande vorderingen betreffen voornamelijk de afrekeningen van de bijdrage Basisvoorziening Vreemdelingen (€ 1,7 mln) en een vordering op Kluwer (€ 0,5 mln).

Ad 9. Extra-comptabele schulden

Ad 9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden

Door de invlechting van nieuwe beleidsonderdelen is in 2011 de beginbalans per 1 januari 2011 opgesteld, in principe rekening houdend met de gecertificeerde eindstanden van de nieuwe onderdelen. Bij de standen van voormalig WWI is bij de beginbalans per 1 januari 2011 sprake van een klein verschil met de gecertificeerde eindstand. Dit betreft de saldibalanspost Extracomptabele Schulden (openstaande K=V-facturen). Aangezien de financiële administratie van BZK niet is ingeregeld op het verwerken van dergelijke transacties en verantwoording volgens de comptabele regelgeving niet is voorgeschreven, zijn deze K= V-facturen niet in de BZK-verantwoording per 1 januari 2011 opgenomen. Ook per ultimo 2011 zijn deze derhalve niet verantwoord.

Ad. 10. Openstaande voorschotten

Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2011 openstaande voorschotten en van de in 2011 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Als gevolg van de departementale herindelingen (ontvlechtingen van DGV, IOOV en KOV en de invlechtingen van DGVZ en DGWWI) in de loop van het boekjaar sluit de eindstand in de saldibalans 2010 niet meer aan op de beginstand 2011; in onderstaand overzicht is dit inzichtelijk gemaakt.

Gecorrigeerde eindstand openstaande voorschotten per 1 januari 2011

(x € 1)

Stand per 31-12-2010

Correctie WWI

Correctie DGVZ

Correctie DGV

Gecorrigeerd Stand per 01-01-2011

t/m 2007

161 309 108

2 119 173 258

301 681

– 110 082 130

2 170 701 917

2008

253 296 867

1 062 038 550

760 060

– 212 261 163

1 103 834 314

2009

438 364 873

1 204 742 841

7 312 862

– 383 474 477

1 266 946 099

2010

4 866 439 712

892 783 750

489 356 092

– 4 674 518 875

1 574 060 680

Totaal

5 719 410 560

5 278 738 399

497 730 695

– 5 380 336 645

6 115 543 010

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2011 per jaar gespecificeerd

(x € 1)

Stand per 01-01-2011

Verstrekt 2011

Afgerekend 2011

Stand per 31-12-2011

t/m 2007

2 170 701 916

0

– 1 899 235 634

271 466 282

2008

1 103 834 314

0

– 847 519 536

256 314 778

2009

1 266 946 100

0

– 717 416 797

549 529 303

2010

1 574 060 680

0

– 1 067 817 097

506 243 583

2011

0

1 113 186 448

– 34 482 268

1 078 704 180

Totaal

6 115 543 010

1 113 186 448

– 4 566 471 332

2 662 258 126

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2011 per artikel x € 1

Artikel

Omschrijving

Stand per 31-12-2011

27

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

8 396 126

31

Bestuur en Democratie

63 007 929

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

124 021 693

35

Arbeidszaken overheid

69 331 455

37

Kwaliteit Rijksdienst

41 000 748

39

Algemeen

226 003 010

44

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

235 186 566

45

Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

60 887 710

46

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

23 765 541

47

Integratie niet-westerse migranten

1 204 961 404

48

Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

67 304 165

49

Rijkshuisvesting en architectuurbeleid

21 336 000

50

Vreemdelingen

483 081 801

 

Derden

33 973 978

 

Totaal

2 662 258 126

Toelichting:

Artikel 27 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

De voorschotten bestaan voornamelijk uit de betalingen aan Loyalis over de jaren 2010 en 2011 (€ 8,4 mln.). Nadat er een goedkeurend accountantsrapport is ontvangen zullen deze voorschotten worden afgerekend.

Artikel 31 Bestuur en Democratie

Onder dit artikel vallen subsidies aan Politieke Partijen (€ 12,4 mln) die in 2012 verantwoord en afgerekend worden. Verder zijn er voorschotten verstrekt aan ICTU voor werkzaamheden m.b.t. Modernisering Gem. Basis Administratie (€ 16,7mln) en aan Agentschap BPR voor de Jeugd NIK’s (€ 20,0 mln). Deze voorschotten zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2012 e.v. jaren worden afgerekend.

Artikel 33 Dienstverlenend en innovatieve overheid

De voorschotten bestaan voornamelijk uit bijdragen verstrekt aan de stichting ICTU (€ 41 mln) in het kader van grootschalige projecten als Gemeenschappelijke machtigingsvoorzieningen, Contactcenter en Kenniscentrum. Ook aan Logius zijn voorschotten verstrekt (€ 64,2 mln) in het kader van de projecten die de ICT-infrastructuur tussen Overheid, burgers en bedrijven sneller, betrouwbaarder en gemakkelijker maken. De voorschotten zullen worden vastgesteld na ontvangst en beoordeling van de financiële verantwoordinginformatie.

Artikel 35 Arbeidszaken Overheid

De openstaande voorschotten hebben onder meer betrekking op de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 23,2 mln), welke pensioenregelingen betaalt aan gewezen overheidspersoneel en hun nagelaten betrekkingen uit de voormalige overzeese gebieden.

Voor het programma Veilige Publieke Taak zijn diverse subsidies verstrekt (€ 9,0 mln). De overige voorschotten (€ 10,9 mln) betreffen bijdragen aan ICTU voor het project Internetspiegel en nog te verwerken vaststellingen van diverse subsidies, zoals die aan de stichting CAOP (€ 9,7 mln), stichting VFO (€ 4,7 mln), A+O fonds (€ 2,0 mln) en NGB (€ 3,4 mln). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordinginformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 37 Kwaliteit Rijksdienst

Het merendeel van de voorschotten zijn verstrekt aan de St. ICTU en de projectorganisatie DWR voor de uitvoering van meerjarige projecten. Dit zijn rijksbrede projecten die in het kader van de vernieuwing Rijksdienst en de ICBR zijn vastgesteld.

In het kader van het Informatiseringbeleid Rijk zijn voorschotten verstrekt aan de projecten Ontwikkeling en beheer Digitale Werkomgeving Rijksdienst/DWR (€ 23,2 mln), Baseline/ Marij/Renoir (€ 2,1 mln), KDI/Kennislab/ICTU (€ 1,5 mln), E- inspecties (€ 3,5 mln) aan I&M. Ook bij Faciliteiten-, Huisvesting- en Inkoopbeleid Rijk zijn voorschotten verstrekt aan de projecten: Rijkspas/ICTU (€ 2,5 mln), Overheids Telecommunicatie/OT2010 (€ 1,2 mln). De overige voorschotten betreffen subsidies, met als grootste die voor het A&O fonds (€ 7,1 mln). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze worden afgewikkeld.

Artikel 39 Algemeen

Er staat ca. € 226 mln als voorschot open. Hiervan betreft ca € 10,6 mln van het ondertussen afgeronde subsidieprogramma «werkgelegenheidsimpuls grotestedenbeleid». Deze subsidies zijn onlangs vastgesteld en zullen begin 2012 worden afgewikkeld.

Ca. € 31,0 mln betreft de subsidies «grote bouwlocaties», die binnenkort, in overleg met het Agentschap.NL afgeboekt gaan worden. € 157,0 mln betreft de «verzameluitkering» in het kader van IPSV. Tot een bedrag van ca € 25,0 mln. betreft dit voornamelijk bijdragen aan de gemeenten Enschede, Almere en Deventer, die in de vorige kabinetsperioden zijn verricht om lokale knelpunten op te lossen. Afhankelijk van de daaraan in de desbetreffende beschikking verbonden voorwaarden kunnen deze worden afgewikkeld, na ontvangst en vaststelling van de desbetreffende verantwoording.

Artikel 44 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

Er staat nog ca. € 235,2 mln open. Dit betreft voornamelijk voorschotten verstrekt aan Agenstschap.NL met betrekking tot meerjarige specifieke uitkeringen aan gemeenten, die in de periode 2000–2010 aan gemeenten zijn verstrekt, onder de regelingen ISV, BLS en BDU SIV (€ 213,8 mln). Een bedrag van ca. € 13,0 mln betreft de onlangs afgeronde regeling «stimulering woningbouwproductie (crisismaatregelen Balkenende 4)». Deze voorschotten zullen het komende jaar worden afgerekend op basis van de door de betreffende gemeenten in te dienen eindverslagen.

Artikel 45 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

Er staan voor € 60,9 mln aan voorschotten open. Deze betreffen voornamelijk aan Agenstchap.NL (€ 23 mln), Coöperatie Genua (€ 4.5 mln), Nederlandse Woonbond (€ 2,0 mln), Den Haag (€ 12,4 mln), Stichting SEV (€ 15,8 mln), Vereniging Eigen Huis (€ 1,3 mln) en het Waarborgfonds Eigen Woning (€ 2,0 mln) verstrekte subsidies en bijdragen. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze bedragen worden afgerekend.

Artikel 46 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

Er staat ca. € 23,8 mln aan voorschotten open. Dit betreft voornamelijk een voorschot van € 23,6 mln aan de huurcommissie. Na ontvangst en vaststelling van de verantwoording zullen de voorschotten worden afgewikkeld.

Artikel 47 Integratie niet-westerse migranten

Er staan voor ca. € 1 205,1 mln aan voorschotten open. Deze betreffen via het Agentschap SZW (€ 246,6), het Ministerie van SZW (€ 651,1) en Agentschap.NL (€ 223,2) verstrekte voorschotten. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsstukken zullen deze bedragen worden afgewikkeld.

Artikel 48 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

Er staat voor ca. € 67,0 mln aan voorschotten open. Dit betreft de «startersregeling» (€ 40 mln) die 5 jaar loopt, waarvan de afrekening is voorzien in 2012. De overige voorschotten hebben onder andere betrekking op de deelfinancieringen(subsidie) aan de kennis en onderzoeksprogramma’s van de reguliere kennisinstituten (€ 23,6 mln), individuele doelsubsidies binnen het begrotingsdoel «kennis» aan andere samenwerkingsverbanden (€ 0,97mln) en voorschotten als gevolg van (onderzoek)opdrachten voor BWI beleidsonderbouwend onderzoek (€ 2,7 mln) aan onderzoekbureaus. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 49 Rijkshuisvesting en architectuur

De voorschotten hebben betrekking op de bevoorschotting Rijksgebouwendienst in het kader van «Werkplan RGD 2011 (€ 21,3 mln). De afrekening van deze bedragen zal in december 2012 plaats vinden.

Artikel 50 Vreemdelingen

De openstaande voorschotten hebben betrekking op het COA voor de Opvang Asielzoekers in algemene zin (€ 468,4 mln) over de jaren 2010 en 2011. Ook staat de bevoorschotting 2010 aan de Internationaal Organisatie voor Migratie (€ 6,9 mln) voor de uitvoering van de REAN regeling nog open. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten in 2012 worden afgewikkeld.

Derden

De voorschotten op derden bestaan voornamelijk uit de betalingen aan Loyalis over de jaren 2008 t/m 2011 (€ 33,0 mln.). Deze voorschotten zullen worden afgerekend nadat er een goedkeurend accountantsrapport is ontvangen.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 680 443 garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 2011

1 527 870

 

Verleende garanties in 2011

0

+

 

1 527 870

 
       

Vervallen garanties in 2011

847 427

–/–

       

Totaal openstaande garanties per 31 december 2011

680 443

 

De garanties betreffen:

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheek-garantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. In 2011 is een herijking uitgevoerd m.b.t. de lopende garanties. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot neerwaartse bijstelling van de garantiewaarde. Er zijn ultimo 2011 nog 9 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,29 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2011 bedraagt € 0,68 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 1 068 399 171 bestaat voor € 1 066 711 742 aan openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband en voor € 1 687 429 aan verplichtingen buiten begrotingsverband.

De verplichtingen binnen begrotingsverband zijn als volgt opgebouwd:

Tabel openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband:

Verplichtingen 1 januari 2011

   

1 712 904 371

 

Aangegane verplichtingen in 2011

   

5 643 266 784

+

     

7 356 171 155

 
           

Tot betaling gekomen in 2011

5 275 588 007

     

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

1 013 871 406

     
     

6 289 459 413

–/–

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2011

   

1 066 711 742

 

In de negatieve bijstelling van 1 mld. zit een bedrag van ruim 0,9 mld. ISV 3. Met ingang van 2011 is deze regeling/Wet ISV 3 overgeheveld naar het gemeente/provinciefonds.

De verplichtingen buiten begrotingsverband zijn als volgt opgebouwd:

Tabel openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband:

Verplichtingen 1 januari 2011

   

1 503 233

 

Aangegane verplichtingen in 2011

   

647 925

+

     

2 151 158

 
           

Tot betaling gekomen in 2011

463 729

     

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

     
     

463 729

–/–

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2011

   

1 687 429

 

C3 TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van de medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000 (was in 2010 € 193 000).

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro's.

Organisatie

Functie

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Totaal 2010

Belastbaar jaarloon 2011

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2011

Ontslagvergoeding 2011

Totaal 2011

Motivering

Opmerking

BZK

SG DEF

156 024

37 064

193 088

158 878

38 183

0

197 061

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

164 853

40 185

205 038

164 982

41 374

0

206 356

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG BZK

177 882

40 595

218 477

185 504

47 026

0

232 530

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen (inclusief achterstallige betaling 2008–2010)

 

BZK

SG VenJ

158 196

37 665

195 861

158 162

39 047

0

197 209

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Deltacommissaris

173 421

45 599

219 020

173 487

46 989

0

220 476

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG SZW

150 789

49 512

200 301

149 375

54 822

0

204 197

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG VWS

174 063

39 805

213 868

172 322

46 082

0

218 404

39-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

IG Raad van Bestuur Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit van EL&I

157 892

39 283

197 175

163 619

40 121

0

203 740

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Directeur ABD TOP Consultants van BZK

141 028

71 298

212 326

151 498

64 631

0

216 129

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

156 389

37 339

193 728

156 357

38 710

0

195 067

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG OCW

150 529

36 034

186 563

157 341

37 120

0

194 461

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

157 312

37 537

194 849

157 261

38 966

0

196 227

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

DG RIVM VWS

157 918

38 015

195 933

163 022

39 165

0

202 187

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

portefeuillemanager bij BZK

71 293

16 386

87 679

152 751

2 792

50 000

205 543

Schadeloosstelling i.v.m. ontslag o.g.v. artikel 99 ARAR. Van de schadeloosstelling € 183 228,00 is € 133 228,00 reeds opgenomen in het belastbaar loon.

Ontslag per 1-3-2011

BZK

afdelingshoofd bij BZK

103 460

45 852

149 312

213 734

44 025

 

257 759

Uitkering Besluit Sociaal Flankerend Beleid € 48 743,22 en uitbetaling van zelf opgebouwde levensloopvoorziening € 62 630,81

Ontslag per 1-12-2011

BZK

implementatiemanager bij BZK

106 730

26 839

133 569

194 091

15 322

 

209 413

Uitkering Besluit Sociaal Flankerend Beleid € 125 259,01

Ontslag per 15-8-2011

Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers in de zin van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, is voor 2011 vastgesteld op € 193 000 (gebaseerd op een arbeidsduur van 36 uur).

In 2011 waren er 13 leden van de topmanagementgroep (TMG) waarvan het belastbare inkomen boven deze norm kwam. Voor deze TMG-leden geldt dat zij vooral boven de WOPT-norm uitkomen vanwege een langere arbeidsduur dan 36 uur.

Meer informatie over de beloning van rijksambtenaren en van de topmanagementgroep in het bijzonder is te vinden in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011.

C4 BATEN-LASTENDIENSTEN

Baten-lastendienst BPR

Inleiding

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) beheert de stelsels van de identiteitsgegevens van burgers in Nederland. De missie van BPR is het borgen van een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten.

BPR wil een excellente uitvoeringsorganisatie zijn. Het agentschap blijft bij zijn kerntaken (stelselbeheer) en wil deze zodanig uitvoeren dat er een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten gegarandeerd wordt, voor nu en in de toekomst.

De kosten voor het beheren van de GBA berekent BPR door aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkend tarief. Vanaf 2008 is het grootste deel van de overheid overgestapt op budgetfinanciering. Budgetfinanciering is een systeem waarmee de rijksoverheid de kosten betaalt voor het gebruik van de GBA voor verschillende overheidsinstellingen. Deze aangesloten overheidsinstellingen ontvangen daarom geen factuur meer. Voor de overige overheidsinstellingen en afnemers gebruikt BPR het systeem van tarieffinanciering.

Het beheer van de beheervoorziening BSN, Sedula en PIVA V wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De kosten komen daarmee voor rekening van de begroting van BZK.

De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief (rijksleges) dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties.

Bedrijfsvoering

In 2011 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid niet overschreden. Er is sprake van een getrouwe weergave van de cijfers.

De exploitatie van de GBA is in 2011 gebaseerd op 160 mln berichten. Hiervan zijn 60 mln berichten tariefgefinancierd en 100 mln budgetgefinancieerd. De realisatie van de tariefgefinancierde berichten is bijna 10% hoger ten opzichte van de begroting. De realisatie van de budgetgefinancierde berichten in 2011 is eveneens bijna 10% hoger. De hogere bevragingen op de budgetgefinancierde berichten hebben geen invloed op de opbrengsten, omdat met de opdrachtgever (BZK) een vaste bijdrage is afgesproken.

GBA Berichten verkeer

Soort

Begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil

Tarieffinanciering

60

65,66

5,66

Budgetfinanciering

100

109,27

9,27

Totaal

160

174,93

14,93

In 2011 is de begroting gebaseerd op 1,7 mln paspoorten, 1,0 mln Nederlandse identiteitskaarten (NIK’s) en 0,3 mln jeugdNIK, die geleverd worden aan de uitgevende instanties. In 2011 zijn er bijna 1,9 mln paspoorten en 1,9 mln identiteitskaarten waarvan 0,7 mln jeugd NIK verstrekt.

Reisdocumenten

Soort

Begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil

PN

1,70

1,86

0,16

NIK

1,00

1,28

0,28

JNIK

0,30

0,65

0,35

Totaal

3,00

3,79

0,79

Reisdocumenten

De kostprijs van de documenten is gelijk aan de leges die BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties, zoals de gemeenten en de buitenlandse posten. De gepresenteerde kostprijs is exclusief de gemeentelijke leges en eventuele spoedtoeslagen. De kostprijs van het paspoort is in 2011 4 % hoger dan in 2010. Voor de NIK is de kostprijs met circa 3,0 % gestegen. De kostprijs is conform het vastgestelde indexcijfer van de producent voor productie en distributie gestegen. Het aantal uitgegeven reisdocumenten ligt jaarlijks op circa 3 mln stuks.

GBA

Het basistarief voor de GBA is in 2011 met 3 cent gedaald ten opzichte van 2010. De oorzaak van deze daling is een succesvolle aanbesteding voor een nieuw contract voor de GBA berichtendienst, waarin vaste prijs afspraken zijn gemaakt. Voorheen waren de kosten variabel. Gezien het feit dat het GBA berichtenverkeer elk jaar toeneemt, is dit een behoorlijke kostenbesparing voor BPR.

Exploitatie

Baten-lastendienst BPR
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

23 364

35 204

11 840

30 234

Omzet overige departementen

0

853

853

0

Omzet derden

66 235

82 460

16 225

77 934

Rentebaten

50

238

188

79

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

89 649

118 755

29 106

108 247

         

Lasten

       

Apparaatskosten

88 058

102 877

14 819

93 847

– personele kosten

7 345

6 767

– 578

7 329

– materiële kosten

80 713

96 110

15 397

86 518

Afschrijvingskosten

1 556

1 248

– 308

4 422

– inventaris en installaties

500

192

– 308

186

– materieel (m)GBA

0

0

0

0

– materieel RAAS

1 056

1 056

0

2 111

– materieel ORRA

0

0

0

2 125

Overige lasten

35

19

– 16

94

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

35

19

– 16

94

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

89 649

104 144

14 495

98 363

         

Saldo van baten en lasten

0

14 611

14 611

9 884

waarvan te restitueren aan GBA afnemers

 

3 772

 

5 408

waarvan te restitueren aan opdrachtgever reisdoc.

 

10 839

 

4 476

Saldo van baten en lasten

 

0

 

0

Toelichting:

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement is hoger dan de begroting.

  • Dit komt doordat er meer opbrengsten zijn gegenereerd bij de jeugdNIK dan was begroot;

  • In de rijksbegroting is € 3,2 mln opgenomen als opbrengst beheersvoorziening BSN, terwijl de begroting door BZK is goedgekeurd voor € 3 mln.;

  • De opbrengst budgetfinanciering GBA (vaste vergoeding) loopt evenredig met de oorspronkelijke vastgestelde begroting.

Opbrengst overige departementen

BPR heeft per 1 januari 2011 PIVA V en Sedula in beheer genomen. De beheerkosten wordt gefinancierd door BZK.

Opbrengst derden

De opbrengst derden bestaat uit het tariefgefinancierde GBA berichtenverkeer en de verstrekte reisdocumenten. De realisatie van het opbrengst GBA is hoger dan het begroot was. De realisatie van de opbrengst reisdocumenten is ook hoger dan het geraamd was. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt ten opzichte van de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor de inventaris en installaties zijn lager dan begroot omdat in 2011 minder geïnvesteerd is.

Resultaat

Over het jaar 2011 is een positief exploitatieresultaat behaald van € 3,8 mln bij het beheer van de GBA. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de GBA.

De oorzaak van het positieve exploitatieresultaat is het gestegen volume van het berichtenverkeer (ruim 9%). Dit leidt tot een positief resultaat van € 0,6 mln. De rest van dit positieve resultaat is tot stand gekomen doordat de werkelijke kosten in 2011 lager zijn dan begroot, door vertraging in de besluitvorming en capaciteitsgebrek en besparing op de berichtendienst.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een positief exploitatieresultaat van ruim € 10,8 mln. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de opdrachtgever van de reisdocumenten. Het positieve exploitatieresultaat komt door hogere opbrengsten uit de spoedleges (€ 1,3 mln) en het hoger aantal uitgegeven documenten dan geraamd (€ 3,5 mln). Verder zijn de productiekosten (€ 6,0 mln) lager dan begroot was. De oorzaak van deze daling is een succesvolle aanbesteding voor een nieuw contract voor de productie van de reisdocumenten.

Bij de overige producten en programma’s zijn de baten gelijk aan de lasten. Met de opdrachtgevers is in DVO’S afgesproken dat de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. De baten bestaan uit de vergoeding voor de gemaakte kosten en zijn dus per definitie gelijk aan de lasten.

Balans

Baten-lastendienst BPR
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

277

1 309

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

277

253

– overige materiële vaste activa

0

1 056

Voorraden

0

0

Debiteuren

3 507

4 766

Nog te ontvangen

570

190

Liquide middelen

59 197

42 918

Totaal activa

63 551

49 183

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

5 162

5 162

– exploitatiereserve

5 162

5 162

– onverdeeld resultaat

0

0

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het MvF

0

0

Crediteuren

6 617

5 312

Nog te betalen

51 772

38 709

Totaal passiva

63 551

49 183

Toelichting

Eigen vermogen

Het eigen vermogen is in 2011 € 0,3 mln minder dan de gemaximeerde omvang. Deze wordt vooralsnog niet opgehoogd. Het resultaat 2011 is voor een deel toegevoegd aan het tegoed van de opdrachtgever reisdocumenten en een ander deel toegevoegd aan het tegoed van de gebruikers van de GBA. Er zijn geen voorzieningen opgenomen op de balans. De overige materiële vaste activa worden uit de eigen middelen gefinancierd.

In de nieuwe financieringsafspraken over de mGBA is € 2,9 mln. als dekking gereserveerd. Er resteert dan nog een eigen vermogen van € 2,3 mln. Er wordt geen exploitatiereserve gevormd.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst BPR
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

31 947

42 918

10 971

2.

Totaal operationele kasstroom

0

25 159

25 159

 

Totaal investeringen (–/–)

– 500

– 216

284

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 500

– 216

284

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 7 276

– 7 276

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 1 400

– 1 389

11

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1 400

– 8 665

– 7 265

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

30 047

59 196

29 149

Toelichting

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de uitkering van het positieve resultaat van € 4,5 mln op de reisdocumenten over 2010 en een bijdrage van € 2,8 mln ten behoeve van het programma Reisdocumenten.

De stand van de liquide middelen per 31 december 2011 is hoger dan aan het begin van het jaar 2011. Dit komt o.a. door een hogere omzet op reisdocumenten, verrekening van subsidie op de jeugdNIK en het positieve resultaat op GBA.

Doelmatigheid

Baten lastendienst BPR
Doelmatigheids indicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2008

2009

2010

2011

Kostprijzen per product:

       

* GBA ( in centen)

18

17

13

10

* Reisdocumenten: Paspoort (in euro's)

21,92

22,40

22,95

23,70

Identiteitskaart (in euro's)

17,01

17,37

17,80

18,34

         

Omzet per productgroep:

       

* GBA

24 485

26 291

20 404

17 043

* Reisdocumenten

70 638

79 993

84 841

98 214

 

 

 

 

 

FTE totaal ( excl. externe inhuur)

98

87

81

70

         

Saldo van baten en lasten (%)

0

0

0

0

Systeem

Omschrijving

Norm

Resultaat 2011

GBA netwerk

Beschikbaarheid

99,9%

100%

GBA-V

Beschikbaarheid

99,0%

99,93%

Responstijd

< 3 seconden

< 1 seconde

NGR

Storingen

< 1 per maand

0

Incidenten

< 2 per jaar

0

Beschikbaarheid

99,9%

99,96%

Basisregister

Beschikbaarheid

99,3%

99,80%

Verificatieregister

Beschikbaarheid

99,7%

99,70%

BSN

Beschikbaarheid

99,8%

99,93%

Klanttevredenheid

   

1

X Noot
1

In 2012 zal er een meting plaatsvinden. De voorbereidende werkzaamheden zijn in 2011 gestart.

Toelichting kostprijzen per product

GBA

Het basistarief voor de GBA is in 2011 met 3 cent gedaald ten opzichte van 2010. De oorzaak van deze daling is een succesvolle aanbesteding voor een nieuw contract voor de GBA berichtendienst, waarin vaste prijs afspraken zijn gemaakt. Voorheen waren de kosten variabel. Gezien het feit dat het GBA berichtenverkeer elk jaar toeneemt, is dit een behoorlijke kostenbesparing voor BPR.

Reisdocumenten

De prijs van de producent voor het personaliseren van de reisdocumenten wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de KVGO prognose, indexcijfer CAO lonen en de distributiekosten TNT. Deze productieprijs is ruim 85% van de kostprijs.

BATEN-LASTENDIENST CENTRALE ARCHIEFSELECTIEDIENST (CAS)

Inleiding

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, was tot 2011 de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (lees: Shared Services Organisatie) op het terrein van selectie, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten, waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter borging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

  • Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

  • Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Bedrijfsvoering

De doelstelling om de CAS per ultimo 2010 te liquideren is niet haalbaar gebleken wegens onder meer onzekerheden in het onderhanden werk van CAS. De liquidatie zal op een nader te bepalen moment plaatsvinden. Bijgaande jaarrekening is derhalve ook de jaarrekening van een organisatie in transitie. De activa en passiva van de CAS zijn grotendeels per 31 december 2010 overgezet naar Doc-Direkt. Wat resteert zijn de aangepaste cijfers voor de eindbalans ultimo 2010. In principe betreft dit een financiële positie omdat de mensen naar Doc-Direkt zijn overgegaan. Daarom volstaan wij in deze jaarverantwoording met de tabellen.

Toelichting

Het was de bedoeling om de CAS per 1 januari 2011 volledig in te brengen in Doc-Direkt. In november 2011 is echter besloten om de CAS niet op te heffen.

Het bleek niet mogelijk de CAS te liquideren. Omdat de waardering van het Onderhanden Werk problemen opleverde kon de, op basis van de Regeling baten-lastendienst 2011 bij de slotbalans vereiste goedkeurende accountantsverklaring, niet worden afgegeven. De reden hiervoor was dat

de historische gegevens in de CAS administratie niet konden worden benaderd, contracten van het Onderhanden werk zijn niet opgeleverd of ontbreken mogelijk en de verliesvoorziening op het Onderhanden kon niet worden herijkt.

Na afstemming met het ministerie van Financiën, de Directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijksdienst en directie Financieel-economische Zaken is in november 2011 besloten om de CAS als baten-lastendienst te laten voortbestaan, totdat de administratieve problemen zijn uitgezocht. Per 1 januari 2011 zijn wel een aantal activa en passivaposten van de CAS naar Doc-Direkt overgedragen. Het Onderhanden werk en de daaraan gerelateerde posten zijn achtergebleven in de CAS. Om dezelfde redenen als hierboven genoemd is de waardering van het Onderhanden werk per ultimo 2011 ad € 3,1 mln onzeker.

Exploitatie

Baten-lastendienst CAS
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

4 562

4 919

357

3 486

Omzet overige departementen

6 434

0

– 6 434

6 750

Omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

 0

0

0

0

Bijzondere baten

 0

411

411

315

Totaal baten

10 996

5 330

– 5 666

10 551

         

Lasten

       

Apparaatskosten

10 364

4 919

– 5 445

10 077

– personele kosten

7 419

0

– 7 419

7 035

– materiële kosten

2 945

4 919

1 974

3 042

Afschrijvingskosten

559

0

– 559

372

– immaterieel

559

0

– 559

372

– materieel

0

0

0

0

Overige lasten

73

450

377

239

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– materiële kosten projecten

0

0

0

239

– rentelasten

73

0

– 73 

51

– bijzondere lasten

0

450

450

0

Totaal lasten

10 996

5 369

– 5 627

10 739

         

Saldo van baten en lasten

0

– 39

– 39

– 188

Toelichting

In 2011 is de werkvoorraad van de CAS, op het contractwerk inzake het bewerken van archieven na, uitgevoerd door d baten-lastendienst Doc-Direkt.

Balans

Baten-lastendienst CAS
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000

 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

 

0

Materiële activa

 

1 945

– grond en gebouwen

 

702

– installaties en inventarissen

 

535

– overige materiële vaste activa

 

708

Voorraden

 

52

Debiteuren

 

970

Nog te ontvangen

4 031

378

Liquide middelen

2 984

71

Totaal activa

7 015

3 416

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 39

– 271

– exploitatiereserve

– 39

– 83

– onverdeeld resultaat

 

– 188

Voorzieningen

 

0

Leningen bij het MvF

 

1 156

Crediteuren

 

505

Nog te betalen

7 054

2 026

Totaal passiva

7 015

3 416

Toelichting

Toename vlottende activa is tweeledig. In 2011 is de materiéle vaste activa tegen boekwaarde overgedragen aan Doc-Direkt. Daarnaast is per abuis door het MvF de verkoopopbrengst van de archiefgerelateerde onderdelen van de Belastingdienst terechtgekomen bij de CAS. CAS stort in 2012 de ten onrechte ontvangen opbrengst door naar de Belastingdienst. De toename in de post nog te betalen is het gevolg van onderlinge transacties tussen de CAS en Doc-Direkt.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst CAS
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

712

71

– 641

2.

Totaal operationele kasstroom

559

1 853

1 294

 

Totaal investeringen (–/–)

– 420

0

420

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1 945

1 945

3.

Totaal investeringskasstroom

– 420

1 945

2 365

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

271

271

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 404

– 1 156

– 752

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

420

0

– 420

4.

Totaal financieringskasstroom

16

– 885

– 901

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

867

2 984

2 117

Toelichting:

Vanwege de eerder gegeven toelichting over de opheffing van de CAS, zijn geen doelmatigheidsindicatoren opgenomen.

TIJDELIJKE BATEN-LASTENDIENST DOC-DIREKT

Inleiding

De tijdelijke baten-lastendienst (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011) Doc-Direkt is een nieuwe organisatie die zich in het eerste jaar van haar bestaan nog moet zetten. Met het ontstaan van Doc-Direkt is ook de archiefketen gewijzigd. Hierdoor moeten ook de nieuwe onderlinge relaties en verhoudingen zich uitkristalliseren. Op 12 maart 2012 heeft de RAD geconcludeerd dat er onvoldoende controlebewijs was om een controleverklaring af te kunnen geven bij de verantwoording van Doc Direkt. Het ontbreken van contracten en voorcalculaties, het onvoldoende vertalen van contractvoorwaarden en urenregistraties naar de juistheid en volledigheid van de omzetverantwoording en het Onderhanden werk en daaraan gerelateerde balansposities (debiteuren en nog te factureren bedragen) ligt hier aan ten grondslag.

De RAD wijst erop dat zij de controle 2012 niet mogen starten voordat de problemen in het beheer zijn opgelost. Zij adviseren het door de eigenaar gevraagde verbeterplan op korte termijn op te stellen. Dit wordt ter hand genomen.

Missie

Doc-Direkt is de rijksbrede shared service organisatie die archieven bewerkt en beheert ten behoeve van een toegankelijke, tijdige en transparante informatievoorziening van de rijksoverheid. Doc-Direkt draagt bij aan het zijn van een betrouwbare rijksoverheid.

Visie

Doc-Direkt zorgt ervoor dat de rijksoverheid op het vlak van documentaire informatiehuishouding in control en op orde is. Doc-Direkt draagt hiermee bij aan de kernwaarden van de democratie en aan goed openbaar bestuur. Doc-Direkt werkt vraaggestuurd, ketengericht, doelgericht en zakelijk dienstverlenend.

Het doel van Doc-Direkt is: bijdragen aan een efficiënt, effectief, innovatief en professioneel documentair informatiemanagement binnen de rijksoverheid, o.a. door het centraal uitvoeren, regisseren en uniformeren van de (papieren) archiefbewerking binnen de rijksoverheid, het beheer van archieven en het bijdragen aan het vereenvoudigen en innoveren van het selectieproces (in nauw overleg met de ketenpartners).

De organisatie Doc-Direkt heeft drie hoofdtaken:

  • 1. Beheren en bewerken van de reguliere instroom;

  • 2. Wegwerken van de achterstanden van na 1976 (incl. het tussentijds benodigde beheer). Alle achterstanden moeten in 2019 (totaal 10 jaar) zijn weggewerkt;

  • 3. Oppakken digitale archiefbewerking; m.i.v. 2012 zal het oppakken van de digitale archiefbewerking nader uitgewerkt worden.

Doc-Direkt verwerft omzet met producten en diensten die tot drie productgroepen zijn te bundelen:

  • 1. Beheren

    • Opslag van semi-statische archieven;

    • Het beheer van semi-statische archieven zoals materiële verzorging, verstrekken van inlichtingen en verzorgen van uitleningen, in- en uithuizing van bestanden, afvoer van vernietigbare bestanden.

  • 2. Bewerken

    • Het selecteren en toegankelijk maken van archieven van termijnbestanden.

    • Het selecteren, toegankelijk maken en materieel verzorgen van archieven bestemd voor overbrenging naar een openbare archiefbewaarplaats alsmede voorbereiding en begeleiding van deze overbrenging.

  • 3. Overige diensten

    • Uitvoeren en/of begeleiden van maatwerkopdrachten;

    • Advies op verzoek;

    • Ontwikkelen en beheer selectielijsten;

    • Speciaal transport.

Bedrijfsvoering

Bij de start van Doc-Direkt was bekend dat er nog geen eigen systemen en processen beschikbaar waren. Gedurende het uitvoeringsjaar zijn deze (verder) ontwikkeld en geïmplementeerd. De realisatie van het management informatie systeem, waarvan de projectenadministratie een substantieel element is, is eind 2011 operationeel geworden. Hierdoor was in het eerste jaar op zeer beperkte schaal integrale uitvoeringsinformatie beschikbaar. Onder meer deze omstandigheid heeft ertoe geleid dat in 2011 geen sprake is geweest van bedrijfsprocessen, die als (voldoende) ordelijk en beheerst zouden kunnen worden gekenmerkt.

Doc-Direkt wil op een gestructureerde wijze aandacht besteden aan de bedrijfsvoering en zal in 2012 op basis van een verbeterplan inzetten op het verder implementeren van de bedrijfsvoering en het verbeteren ervan.

Exploitatie

Baten-lastendienst Doc-Direkt
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)/2e suppletoire begroting1

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

13 767

7 369

– 6 398

 

Omzet overige departementen

11 112

7 178

– 3 934

 

Omzet derden

0

176

176

 

Rentebaten

0

0

0

 

Vrijval voorzieningen

0

0

0

 

Bijzondere baten

0

4 969

4 969

 

Totaal baten

24 879

19 692

– 5 187

0

         

Lasten

       

Apparaatskosten

24 372

23 299

– 1 073

 

– personele kosten

14 315

13 156

– 1 159

 

– materiële kosten

10 057

10 143

86

 

Afschrijvingskosten

0

727

727

 

– immaterieel

0

0

0

 

– materieel

0

727

727

 

Overige lasten

0

111

111

 

– dotaties voorzieningen

0

0

0

 

– rentelasten

0

111

111

 

– bijzondere lasten

0

0

0

 

Totaal lasten

24 372

24 136

– 236

0

         

Saldo van baten en lasten

507

– 4 444

– 4 951

0

X Noot
1

Bij de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011 waren voor Doc-Direkt nog geen ramingcijfers opgenomen. Deze zijn eerst bij tweede suppletoire begroting 2011 gepresenteerd. Ten behoeve van inzicht in de afwijkingen tussen ramings- en realisatiecijfers zijn in bovenstaande tabel, in de kolom oorspronkelijke vastgestelde begroting, de ramingscijfers van de tweede suppletoire begroting 2011 opgenomen. De toelichting is geënt op de vergelijking tussen tweede suppletoire begroting en realisatie.

Toelichting

De omzet van zowel het moederdepartement als van de overige departementen is substantieel achtergebleven ten opzichte van de begroting als gevolg van een lagere dan geplande productie. Dit is enerzijds te wijten aan onvoldoende aanlevering van nieuw te bewerken projecten en anderzijds aan een minder efficiënte productie dan gepland.

Om verlies in de toekomst te voorkomen worden afspraken tussen Doc-Direkt, eigenaar en opdrachtgevers gemaakt.

De omzet derden betreft de omzet van het notariaat die in de begroting niet juist was gerubriceerd.

De post bijzondere baten betreft bijzondere aanspraken op de BZK-verplichting inzake wegwerken achterstanden, alsmede een eenmalige bijdrage van Directie Concernstaf en Bedrijfsvoering (DCB) inzake verliesuren wegens niet functioneren van ICT.

Verdeling baten naar productgroep:

Verdeling omzet naar productgroepen

2e suppletoire begroting 2011

Realisatie 2011

Baten

   

Bewerken

17 858

8 742

Beheren

6 074

5 697

Overige diensten

947

284

Bijzondere baten

0

4 969

Totaal baten

24 879

19 692

De afschrijvingskosten en rentelasten waren ten tijde van de begroting gerubriceerd onder de materiële kosten.

Balans

Baten-lastendienst Doc-Direkt
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Openingsbalans

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

2 611

3 238

– grond en gebouwen

606

691

– installaties en inventarissen

1 584

1 950

– overige materiële vaste activa

420

597

Voorraden

82

52

Debiteuren

1 219

0

Nog te ontvangen

8 677

369

Liquide middelen

0

0

Totaal activa

12 589

3 659

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 3 254

0

– exploitatiereserve

– 4 444

0

– onverdeeld resultaat

1 190

0

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het MvF

2 703

3 239

Crediteuren

742

0

Nog te betalen

12 398

420

Totaal passiva

12 589

3 659

Toelichting

Het saldo debiteuren is de debiteurenpositie per balansdatum. Deze post was bij de openingsbalans nihil omdat de vorderingen van de CAS niet zijn overgedragen aan Doc-Direkt vanwege onzekerheid over de volwaardigheid van deze vorderingen.

De post nog te ontvangen bedragen ad € 8,677 mln. laat de uitkomst zien van een eerste jaar exploitatie. Ten tijde van de openingsbalans was hiervoor nog geen balanspositie aanwezig.

Het saldo liquide middelen is de positie per balansdatum. Deze post was bij de openingsbalans nihil. Het negatieve resultaat per balansdatum is als onderdeel van het negatief eigen vermogen opgenomen. In 2011 is een bijdrage van de eigenaar ad € 1,190 mln. ontvangen als rechtstreekse dotatie aan het eigen vermogen. Hiermee bedraagt het eigen vermogen per balansdatum – € 3,254 mln. In 2012 zal het negatieve eigen vermogen bij eerste suppletoire worden aangevuld door de eigenaar, DGOBR.

De balanspositie leningen bij MvF is lager dan ten tijde van de openingsbalans is verondersteld omdat er minder dan verwacht is geïnvesteerd.

Het saldo crediteuren is de crediteurenpositie per balansdatum. Deze post was bij de openingsbalans nihil omdat het openstaande saldo per ultimo 2010 verondersteld werd geheel op de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) betrekking te hebben.

Onder de post nog te betalen is de verplichting BZK opgenomen ad € 8,865 mln. Dit betreft het saldo van vorderingen en schulden tussen moederdepartement en Doc-Direkt per balansdatum. Daarnaast is nog een bedrag ad € 3,046 mln. opgenomen wegens nog te betalen bedragen voor nog te ontvangen facturen, reserveringen voor personeelsuitgaven en een bijstorting door het moederdepartement (€ 1,1 mln) wegens onvoldoende liquide middelen; deze bijstorting is een verplichting aan het moederdepartement. Tot slot bevat de post nog te betalen, het negatieve saldo ad € 0,486 mln. van de rekening courant MvF.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst Doc-Direkt
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)/2e suppletoire begroting(1)1

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

507

– 1 042

– 1 549

 

Totaal investeringen (–/–)

– 800

– 98

702

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 800

– 98

702

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

1 190

1 190

 

Aflossingen op leningen (–/–)

0

– 634

– 634

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

800

98

– 702

4.

Totaal financieringskasstroom

800

654

– 146

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

507

– 486

– 993

X Noot
1

In analogie van de staat van baten en lasten zijn ook hier in de kolom oorspronkelijk vastgestelde begroting de ramingscijfers uit de tweede suppletoire begroting 2011 opgenomen.

Toelichting

De negatieve operationele kasstroom wordt sterk bepaald door het negatieve resultaat en de mutaties in de overige activa en passiva.

De investeringskasstroom en de financieringskasstroom zijn beïnvloed door het achterblijven van de investeringen die pas in 2012 worden gedaan.

Doelmatigheid

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2009

2010

2e suppletoire begroting 2011

Realisatie 2011

Kostprijs/uur1

       

Bewerken

   

68,00

 

Beheren

   

62,00

 

Overige diensten

   

144,00

 

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

   

318

243,53

FTE-productief

   

263

 200,8

Uren per productieve FTE

   

1 370

1 103

Saldo van baten en lasten (%)

   

 2%

– 23% 

         

Realisatie achterstand in km

   

 20,2

8,2

Ziekteverzuim%

   

5

7,5

X Noot
1

Het gemiddelde uurtarief van de drie processen bewerken, beheren en overige diensten samen is € 79,11. Hiertegenover staat een gemiddeld gerealiseerd tarief van € 109,58.

Toelichting

De tarieven zijn hoger uitgevallen wegens hogere kosten dan in planning en wegens een lager aantal productieve uren per FTE (1103 uren) dan in de planning (1370 uren).

Het ziekteverzuimpercentage is fors hoger dan de norm van 5% als gevolg van de samenstelling van het medewerkersbestand.

De realisatie in km blijft ten opzichte van de norm achter wegens onvoldoende aanvoer van nieuw werk en een minder efficiënte werkwijze.

BATEN-LASTENDIENST LOGIUS

Inleiding

Missie en visie Logius

De missie van Logius luidt als volgt: «Logius, de dienst digitale overheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen.» Logius levert daartoe producten en diensten op het gebied van Toegang, Gegevensuitwisseling, Informatiebeveiliging en Standaardisatie. Logius is sinds 1 januari 2011 beleids- en beheermatig ondergebracht bij DGOBR.

Kerntaken

Het beheer en de exploitatie van bestaande producten;

De inbeheername van nieuwe producten;

De doorontwikkeling van reeds in beheer genomen producten;

Faciliteren van gebruik van in beheer zijnde producten.

Het afgelopen jaar is de portfolio bji Logius sterk uitgebreid. Om de uitvoering van de taken kwalitatief en efficiënt uit te kunnen blijven voeren heeft Logius in 2011 een nieuwe organisatiestructuur doorgevoerd.

Logius is in 2011 meermalen in de publiciteit geweest o.a. in de DigiNotar-affaire en de « Lektober»-maand. Als gevolg van deze affaires heeft Logius extra (beveiligings) taken toebedeeld gekregen die al deels in 2011 zijn gestart.

Bedrijfsvoering

Doelmatigheidsverbetering

Bij doelmatigheidsverbetering gaat het met name om het verder ontwikkelen van een aantal indicatoren waarmee inzicht wordt verkregen in de doelmatigheids- en kwaliteitsverbetering zoals de ontwikkeling van de productiviteit, kostenefficiëntie als gevolg van professioneler inkoop-, contract-, en leveranciersmanagement en de ontwikkeling van de klanttevredenheid.

Productiviteitsverbetering

Logius heeft een nulmeting en een tussenmeting laten uitvoeren op kosten en tarieven, productiviteit, bezetting en kwaliteit. Eind 2011 is een benchmark gestart voor het meten van de marktconformiteit (prijs/kwaliteit) van enerzijds de Logius extern betrokken diensten en anderzijds de dienstverlening van Logius zelf aan haar klanten. De benchmark betreft de kosten voor gebruik, beheer, onderhoud en (additionele) dienstverlening van de producten DigiD voor Burgers; Digipoort; Haagse Ring (onderdeel van Diginetwerk) en Stelselcatalogus. Deze zal in maart 2012 zijn afgerond.

Kostenefficiëntie

In 2011 is de kostenefficiëntie op het gebied van contract- en leveranciersmanagement verbeterd. Er is een rationalisatie van alle hostingcontracten doorgevoerd en opnieuw aanbesteed (kavel «managed services»). Daarmee worden in de toekomst de diverse hosting-omgevingen teruggebracht tot één hosting-omgeving en -contract.

Voorts is de beperking van de inhuur van externen in 2011 in gang gezet; het percentage inhuur is in 2011 onder de drempel gebleven. Tot slot is een begin gemaakt met de kwaliteitverbetering van de financiële informatievoorziening door financiële en overige administratieve systemen beter en eenduidig op elkaar aan te sluiten.

Klanttevredenheid

Evenals in 2009 en 2010 is er eind 2011 een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder de beleidsopdrachtgevers. De uitkomsten worden meegenomen in de verdere verbetering van de organisatie.

Kostprijsmodel

Op basis van de cijfers 2010 is als eerste proeve een kostprijs berekend voor DigiD burger en Digipoort (zie overzicht doelmatigheidsindicatoren). Deze kostprijzen worden echter nog niet in de praktijk toegepast. In de eerste helft 2012 wordt het kostprijsmodel verdere uitgewerkt. Voorgaande betekent dat in 2011 vooralsnog geen vervolg is gegeven aan de genoemde eerste proeve van kostprijzen. Dit houdt in dat in hoofdstuk 4 de indicatoren betreffende kostprijzen niet zijn ingevuld.

Overgang Govcert

Medio 2011 is Govcert, als onderdeel dat werkzaam is in het veiligheidsdomein, overgeheveld naar het ministerie van V&J. De financiële administratie en het financiële beheer van Govcert is op 1 juni 2011 overgedragen.

Exploitatie

Baten-lastendienst Logius
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

63 904

39 154

– 24 750

45 860

Omzet overige departementen

7 164

28 843

21 679

10 801

Omzet derden

4 310

7 686

3 376

2 192

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

75 378

75 683

305

58 853

         

Lasten

       

Apparaatskosten

74 792

76 223

1 431

58 532

– personele kosten

20 460

25 774

5 314

22 071

– materiële kosten

54 332

50 449

– 3 883

36 461

Afschrijvingskosten

558

381

– 177

493

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

558

381

– 177

493

Overige lasten

28

71

43

107

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

28

71

43

63

– bijzondere lasten

0

 

0

44

Totaal lasten

75 378

76 675

1 297

59 132

         

Saldo van baten en lasten

0

– 992

– 992

– 279

Baten

Voor de producten Beheer, exploitatie en onderhoud geldt dat de omzet, conform de opdrachtbrief, de werkelijke kosten 2011 bevat. Voor de projectmatige werkzaamheden zoals de nieuwe ontwikkelingen, in beheer names, werk in opdracht en de overige producten, geldt dat de omzet de in rekening gebrachte werkelijke (project) kosten zijn. Echter met dien verstande dat waar het gaat om de langlopende en – over de jaargrens van 2011 lopende- projecten (SBR, Dgid_X etc.) de omzet vastgesteld is op de werkelijk gemaakte kosten. Dit betekent dat het resultaat aan het einde van het project vastgesteld wordt.

Opbrengst moederdepartement

De opbrengsten van het moederdepartement hebben betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de omzet voor:

  • Beheer en exploitatie van de producten zoals DigiD (voor burgers), DigiD Machtigen, Digikoppeling, Digilevering en Digimelding, Digipoort OTP, Eenmalig inloggen, PKI Overheid, Stelselcatalogus en Zoekdienst;

  • In beheer name van nieuwe producten in de loop van 2011 zoals DigiD Machtigen, Digilevering, Stelselcatalogus en Zoekdienst;

  • Doorontwikkeling van met name DigiD, DigiD Machtigen, Digikoppeling grote berichten en Digilevering.

Verschil met begroting wordt in hoofdlijnen veroorzaakt door:

  • Het niet dan wel slechts ten dele doorgaan van diverse projecten (E-overheid voor burgers € 7 mln, Govcert € 3 mln) of een lagere omzet;

  • Producten die in 2011 van eigenaar zijn gewisseld waardoor de baten verschuiven van moederdepartement naar overige departementen en derden (Digipoort PI € 4 mln en Antwoord voor Bedrijven € 3 mln).

Opbrengsten overige departementen

De opbrengsten van de overige departementen bestaan uit de omzet voor:

  • Beheer, exploitatie en ontwikkeling van DigiD voor bedrijven (EL&I) en Forum Standaardisatie (EL&I);

  • Ondersteuning van het programma Electronisch Bestellen en Factureren (ELI & BZK/ DGOBR);

  • Ontwikkeling en implementatie van het Standard Business Reporting (SBR)-programma (EL&I) en Veiligheidsprojecten NCV, NL-Alert en Informatieknooppunt (V&J).

Verschil met begroting wordt in hoofdlijnen veroorzaakt door een toename van de werkzaamheden waardoor de kosten toenemen en daarmee ook de omzet. Dit geldt voor SBR (€ 3,8 mln), programma Electronisch Bestellen en Factureren (€ 9,6 mln) en Veiligheidsprojecten (€ 2,0 mln). Het restant is veroorzaakt doordat producten in 2011 van eigenaar zijn veranderd (o.a. Rijkspas, Antwoord voor Bedrijven).

Opbrengst derden

De opbrengst derden bestaat met name uit de omzet van de Haagse Ring (€ 2,0 mln), Rijkspas (€ 2,7 mln) en de omzet in het kader van diverse in beheer names en beheer van nieuwe producten voor de Inspectieraad (€ 1,9 mln). In de begroting was Rijkspas onder opbrengst moederdepartement opgenomen. Daarnaast was de opbrengst Haagse Ring € 0,9 mln te hoog ingeschat en zijn de opbrengsten van E-Inspecties € 0,7 mln hoger dan begroot.

Lasten

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De toename wordt veroorzaakt door een toename van projecten die niet in de begroting zijn opgenomen, zoals Electronisch Bestellen en Factureren (€ 1,5 mln), het project Informatieknooppunt (€ 1,5 mln), diverse in beheername- en doorontwikkelingstrajecten (€ 1,8 mln) en het uitvoeren van diverse ongeplande facturabele projecten (€ 0,5 mln).

Materiële kosten

De daling van de materiële kosten wordt veroorzaakt door het afstoten van Govcert en lagere kosten voor DigiD voor burgers.

Rentelasten

Dit betreft de rente die betaald is over de rekening-courant (€ 20 000) en leningen Financiën (€ 51 000). In de begroting is de rente op de lening niet opgenomen.

Afschrijvingen

De daling van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door het overdragen van de activa van Govcert aan het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Resultaat

Het saldo van baten lasten voor Logius over 2011 is een verlies van € 0,992 mln en kan worden verklaard uit 2 componenten, te weten:

Een financieringsverlies ad. € 0,312 mln veroorzaakt doordat per saldo van een aantal producten onvoldoende financiering beschikbaar was.

Een zogenaamd dekkingsverlies van € 0,680 mln.

Balans

Baten-lastendienst Logius
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000

 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

393

990

– grond en gebouwen

57

162

– installaties en inventarissen

132

248

– overige materiële vaste activa

204

580

Voorraden

0

0

Debiteuren

4 456

2 672

Nog te ontvangen

3 462

2 527

Liquide middelen

20 687

12 421

Totaal activa

28 998

18 610

     

Passiva

 

 

Eigen Vermogen

– 992

0

– exploitatiereserve

0

0

– onverdeeld resultaat

– 992

0

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het MvF

220

467

Crediteuren

4 406

6 120

Nog te betalen

25 364

12 023

Totaal passiva

28 998

18 610

Debiteuren

Voor een aantal grote opdrachten zijn de facturen aan het eind van het jaar opgenomen in de administratie waardoor het saldo debiteuren stijgt.

Nog te ontvangen

De stijging wordt veroorzaakt door een hoger bedrag aan vooruitbetalingen voor 2012 en de nog te factureren werkzaamheden uit 2011.

Liquide middelen

De stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt onder andere veroorzaakt door vooruit ontvangen bedragen voor werkzaamheden in het eerste kwartaal 2012.

Eigen vermogen

In 2012 zal het negatieve eigen vermogen worden aangevuld door de eigenaar, DGOBR.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De daling ten opzichte van de beginbalans is te verklaren uit de aflossingen in 2011. Voor 2011 zijn geen nieuwe leningen afgesloten. Een deel van de gefinancierde investeringen is in 2011 overgedragen aan het ministerie van V&J vanwege de overgang van Govcert naar het ministerie van V&J. Het niveau van leningen is daarop nog niet aangepast waardoor het aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen is gestegen naar boven de 118%.

Nog te betalen

De stijging van deze post ten opzichte van de openingsbalans wordt met name veroorzaakt door de toename van vooruit gefactureerde bedragen aan opdrachtgevers. Deze hebben betrekking op werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2012 worden uitgevoerd, ondermeer als gevolg van uitloop van projecten.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst Logius
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

0

12 421

12 421

2.

Totaal operationele kasstroom

578

6 599

6 021

 

Totaal investeringen (–/–)

– 400

– 310

90

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1 232

1 232

3.

Totaal investeringskasstroom

– 400

922

1 322

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

279

279

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 578

– 348

230

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

400

814

414

4.

Totaal financieringskasstroom

– 178

745

923

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

0

20 687

20 687

Het verschil met de begroting is te verklaren uit de desinvesteringen met betrekking tot Govcert in 2011 en de vergroting van de operationele kasstroom. Bij de oorspronkelijke begroting is uitgegaan van een banksaldo van € 0 per 1 januari 2011.

Doelmatigheid

 

Realisatie 2011

Begroting 2011

Realisatie 2010

Generiek deel

     

Tarieven/uur

€ 135

 

€ 153

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

110

73

82

% FTE primair proces

84

76

84

% FTE Overhead

16

24

16

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,30

0

– 0,5

Klanttevredenheid

6,8

7

6,9

Betrouwbaarheid/TPM

Ja

Ja

Ja

Periodieke Benchmark producten Logius

gestart

 

uitgevoerd

Specifiek deel

     

Omzet per productgroep (in %)

     

. Beheer & exploitatie

54

83

54

. In beheername trajecten

1

 

7

. Doorontwikkeling

8

4

4

. Stimulering gebruik

2

2

2

. Projecten

34

11

33

DigiD

 

 

 

. Aantal nieuw aangesloten overheidsorganisaties

30

30

17

. Aantal burgers met DigiD

8,8 mln.

8,2 mln.

8,1 mln.

. Aantal DigiD authenticaties

52,9 mln.

45 mln.

37,2 mln.

PKI-Overheid

     

. Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

7

2

0

Digipoort (OTP)

 

 

 

. Aantal aangesloten bedrijven

604

1 250

480

. Aantal berichten via Digipoort

72 mln.

45 mln

38,6 mln.

Govcert

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

       

Overige indicatoren

 

 

 

Vragen/klachten

     

. Aantal vragen/klachten

30

 

14

. Snelheid van eerste reactie

3 dagen

 

3 dagen

. Snelheid van afhandeling

14 dagen

 

39 dagen

Tijd tussen verzoek klant en realisatie

     

. Doorlooptijd

     

Contract- en leveranciersmanagement

gestart

   

. Prijsbenchmark

     

Aantal inhuurkrachten vs. eigen medew.

99%

 

178%

Proces inbeheername nieuwe producten

1

 

n.v.t.

. Tijdigheid van overdracht/conform planning

 

. Operationeel conform klantverwachting

 

DigiD:

     

Kostprijs per abonnement (naar authenticaties)

     

. Klein gebruiker

1

 

€ 1 028

. Middel gebruiker

1

 

€ 11 307

. Groot gebruiker

1

 

€ 61 676

. Zeer groot gebruiker (individuele abonn. prijs)

1

 

€ 0,1 tot € 2,8 mln

 

   

 

Kostprijs per aansluiting (eenmalig)

1

 

€ 670

Kostprijs per authenticatie

1

 

€ 0,17

       

Digipoort:

     

Kostprijs per abonnement (jaarlijks)

     

. Klein

1

 

€ 53 000

. Middel

1

 

€ 402 000

. Groot

1

 

€ 3 216 000

X Noot
1

Normen en definities zijn nog in ontwikkeling. De kostprijzen worden nog niet daadwerkelijk toegepast. In de eerste helft 2012 vindt verdere ontwikkeling plaats van het kostprijsmodel plaats.

BATEN-LASTENDIENST P-DIREKT

Inleiding

P-Direkt is dé innovatieve HR-dienstverlener van en voor de ministeries. De verwerking van de personeels- en salarisadministratie voor tien ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin is samengebracht in één organisatie. De dienstverlening bestaat uit HRM-informatie, de personeelsadministratie en salarisverwerking, gebruikersondersteuning via het contactcenter, digitale zelfbediening via het P-Direktportaal met daarbij de digitale personeelsdossiers en managementrapportages.

Bedrijfsvoering

Aansluiting ministeries

In 2011 zijn de laatste aansluitingen van de ministeries volbracht. Nadat in het eerste halfjaar de ministeries Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) en Infrastructuur en Milieu (I&M) zijn aangesloten op de complete dienstverlening van P-Direkt, is in oktober het ministerie van Financiën als laatste aangesloten. Daarom is eind 2011 de oorspronkelijke opdracht van het kabinet gerealiseerd en werkt P-Direkt voor tien ministeries en 125 000 ambtenaren.

Herindeling Rijksdienst

In 2011 ondersteunde P-Direkt de herindeling van de Rijksdienst met een innovatieve aanpak van ruim 20 000 administratieve verplaatsingen van personeel tussen ministeries. In het voorjaar zijn al zo’n 6 000 medewerkers verplaatst. Later in het jaar heeft P-Direkt de integratie van I&M uitgevoerd, waarbij per oktober 2 000 ex VROM-medewerkers zijn verplaatst. Tot slot werd de integratie EL&I voorbereid, waardoor de verplaatsing van 4 000 EZ-ers en een reorganisatie van totaal 11 000 man van EL&I per 1/1/2012 kon worden gerealiseerd.

Releases en verbeteringen in 2011

Met de eerste release van 2011, release 4.0, zijn belangrijke verbeteringen in de gebruikersvriendelijkheid van het P-Direktportaal gerealiseerd.

Medio 2011 zijn in een technische upgrade van het SAP systeem verbeteringen aangebracht in het productieproces en de laadproblematiek en is de beheersbaarheid (ook met een groter wordende gebruikspopulatie) verder op niveau gebracht.

Door de ingrepen vanuit het project Verbeteren Informatievoorziening zijn in 2011 een aantal belangrijke verbeteringen op de standaard dienstverlening gerealiseerd. Daarnaast zijn in het 3e en 4e kwartaal verbeteringen aangebracht in de rapporten voor managers. De set van rapportages is verkleind en de betrouwbaarheid en het up-to-date zijn van de rapportages kan daarmee worden gegarandeerd.

P-Direkt: keten in control

In 2010 stelde de Algemene Rekenkamer een onvolkomenheid vast van het personeelsbeheer bij een aantal departementen en de gecentraliseerde personeelsadministratie van P-Direkt. Daarmee was de verantwoordelijkheid van de coördinerend minister onvoldoende ingevuld. In 2011 zijn forse stappen gezet om de controleketen verder op orde te brengen, waaronder:

  • De ontwikkeling van het interne beheerstelstel

  • De verbetering managementinformatie

  • Afstemming in de keten met Financial auditors

  • Verbeteren processen rondom changes, incidenten e.d.

P-Direkt legt in maart 2012 in het beheerverslag verantwoording af over de betrouwbaarheid en controleerbaarheid van haar primaire dienstverlening aan de opdrachtgevers van P-Direkt. Alhoewel er forse stappen zijn gezet in het verbeteren van control in de keten en bij P-Direkt, zal een deel van deze acties pas in 2012 volledig hun beslag krijgen.

Personeel

P-Direkt heeft in de loop van 2011 de volle personele omvang bereikt. Eind 2011 zijn er 473 medewerkers (432 FTE) in dienst. De medewerkers van P-Direkt vormen een van de belangrijkste pijlers van onze dienstverlening. P-Direkt heeft in 2011 een HR Strategie geformuleerd met als belangrijkste HR-speerpunten het terugdringen van ziekteverzuim, verhogen kwaliteit van de medewerkers, sturen op uitstroom van medewerkers, sturen op instroom van medewerkers.

P-Direkt heeft na de reorganisatie een hoog ziekteverzuim van 8,1%. In 2011 is met behulp van extra voorlichting, verzuimgesprekken, speciale aandacht voor speciale groepen en veel aandacht in de sociaal medische teams op ManagementTeam en afdelingsniveau, veel gedaan aan het terugdringen ervan. Teneinde de effectiviteit van de ziekteverzuimaanpak te verhogen is eind 2011 een uitgebreid onderzoek is gestart naar verzuim en betrokkenheid van medewerkers Op basis van de uitkomsten hiervan zullen eventueel nog aanvullende acties gestart worden.

P-Direkt wil uitblinken als organisatie op het gebied van klanttevredenheid en wil beschikken over hoogwaardige inhoudelijke kennis. P-Direkt vindt het belangrijk dat mensen goed zijn toegerust voor hun functie en zich verder kunnen ontwikkelen. Zo heeft het contactcenter heeft sinds 2011 een volwaardige MBO-opleiding Personeel en Arbeid en is erkend als leerbedrijf. De eerste 16 medewerkers met de MBO-opleiding zijn gestart in 2011. P-Direkt heeft zich daarnaast in 2011 succesvol gericht op het aantrekken van een flink aantal interne medewerkers met kennis en ervaring in het ICT domein.

Exploitatie

Baten-lastendienst P-Direkt
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

1 919

6 733

4 814

6 533

Omzet overige departementen

68 706

72 445

3 739

70 155

Omzet derden

0

22

22

0

Rentebaten

0

15

15

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

149

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

70 625

79 215

8 590

76 837

         

Lasten

       

Apparaatskosten

54 451

62 855

8 404

63 785

– personele kosten

26 696

39 492

12 796

41 065

– materiële kosten

27 755

23 363

– 4 392

22 720

Afschrijvingskosten

11 820

11 757

– 63

8 754

– immaterieel

11 750

11 671

– 79

8 674

– materieel

70

86

16

80

Overige lasten

4 100

4 544

444

4 249

– dotaties voorzieningen

0

372

372

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

– rentelasten

4 100

4 172

72

4 249

Totaal lasten

70 371

79 156

8 785

76 788

         

Saldo van baten en lasten

254

59

– 195

49

Baten en Lasten

De doorberekening van de reguliere dienstverlening is conform de vastgestelde Jaarplantarieven en het aantal individuele arbeidsrelaties per ministerie. De baten en lastenrealisatie is hoger dan begroot, Enerzijds door de doorbelasting van de meerkosten optimalisatie P-Direkt (de optimalisatie van het SAP HR-systeem, de opbouw van het contactcenter en de transitie van de departementen) en anderzijds door een aantal grote projecten (Herindeling Rijksdienst, Single Sign on, Functiegebouw Rijk, Bouw datawarehouse JOPI, Digitale loonstrook).

De inhuur van extern personeel, is hoger dan begroot. Dit betreft «de meerkosten» extern personeel ten behoeve van de optimalisatie P-Direkt en de uitvoering van de projecten. Daarnaast is een deel van het extern personeel dat begroot was onder de materiële kosten, geherclassificeerd naar de Personele kosten.

Balans

Baten-lastendienst P-Direkt

Balans per 31 december 2011 (in € 1 000)
 

Balans 31-12-11

Balans 31-12-10

Activa

   

Immateriële vaste activa

89 242

99 522

Immateriele activa in aanbouw/ontwikkeling

Materiële vaste activa

157

131

– Grond en gebouwen

   

– Installaties, inventarissen, hard-software

157

131

Voorraden

   

Debiteuren

342

355

Nog te ontvangen

5 501

1 153

Liquide middelen

18 736

24 253

Totaal activa

113 978

125 414

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

2 593

135

– Exploitatiereserve

2 534

86

– Onverdeeld Resultaat

59

49

Langlopende leningen bij het MvF

78 483

93 947

Voorzieningen

372

Crediteuren

1 545

1 280

Nog te betalen

30 985

30 052

Totaal passiva

113 978

125 414

Activa

Onder de immateriële activa worden geactiveerd de in beheer genomen investeringen in de nieuwe dienstverlening. Hieronder zijn opgenomen de eigen uren, de kosten van derden, de opslag voor algemene ontwikkelondersteuning zoals de kosten van het het bouw-, test- en implementatieteam evenals de rentekosten in relatie tot de opgenomen leningen, tijdens de bouwperiode. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingprijs of vervaardigingprijs, verminderd met afschrijvingen of bijzondere waardeveranderingen. De afschrijvingen op immateriële vaste activa zijn gebaseerd op een economische levensduur van 10 jaar. Mocht de economische levensduur korter zijn dan geldt onderstaande verrekeningsclausule. Vanwege deze redenen is de afschrijvingstermijn langer dan als richtlijn (2–5 jaar) is gegeven in de Regeling baten-lastendienst 2011. In het pSG-beraad van 31 augustus 2006 is een convenant opgesteld waarin de deelnemende twaalf ministeries verklaren de diensten van P-Direkt te zullen afnemen en de kosten van de afschrijvingen en het onderhoud en beheer te zullen dragen totdat de activa volledig zijn afgeschreven. Bij voortijdige opzegging van het convenant is er een verrekeningsclausule van de restschuld en eventuele afwikkelingskosten met de deelnemers.

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Elektronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en Fase ll (Contactcenter). Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op 2012 en vooruitbetaalde kosten.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

Eigen Vermogen

Het eigen vermogen geeft P-Direkt speelruimte om bedrijfsmatige risico's op te vangen en efficiencyverbeterende projecten voor te financieren. Begin 2011 zijn met de afnemers en de eigenaar afspraken gemaakt over de opbouw van het eigen vermogen.

In het jaar 2011 heeft een directe vermogensmutatie plaatsgevonden van € 2,4 mln. waardoor ultimo 2011 de verhouding eigen vermogen vs gemiddelde omzet 3,7% bedraagt. Met de risico-opslag 2012 zal P-Direkt naar verwachting ultimo 2012 de volgens de regeling baten- en lastendiensten maximaal toegestane reserve van 5% hebben bereikt waarmee P-Direkt in staat is gesteld zijn eigen bedrijfsvoeringsrisico's te dragen.

Voorzieningen

In 2011 heeft P-Direkt een eenmalige dotatie gedaan aan een voorziening ten behoeve van toekomstige personele kosten.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

Op 1 januari 2011 bestond de post leningen uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.

De liquiditeit- en solvabiliteitspositie aan het eind van 2011 liet toe om een extra aflossing van € 4.4mln op de leningen te doen.

De aflossingsverplichtingen van de leningen voor het jaar 2012 van € 11,232 mln. zijn op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.

De aflossingsverplichtingen van leningen voor het jaar 2011 zijn op de balans onder Nog te betalen opgenomen. De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2011 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2012 betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de vooruitontvangen bedragen 2011, de nog te betalen kosten 2011 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst P-Direkt
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

20 380

24 253

3 873

2.

Totaal operationele kasstroom

12 254

9 736

– 2 518

 

Totaal investeringen (–/–)

– 10 000

– 1 503

8 497

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 10 000

– 1 503

8 497

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

 

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

2 400

2 400

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 11 750

– 16 150

– 4 400

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

10 000

0

– 10 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1 750

– 13 750

– 12 000

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

20 884

18 736

– 2 148

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn lager dan begroot. Er is wel een leenaanvraag gedaan voor 2011 voor investering in nieuwe dienstverleningsonderdelen maar ontwikkeling hierin heeft niet plaatsgevonden omdat de focus lag op het stabiel krijgen van de huidige dienstverlening en realiseren van de aansluitingen, en daardoor zijn de projecten voor nieuwe dienstverlening on hold gesteld.

De aflossing op leningen is hoger dan begroot. De liquiditeit- en solvabiliteitspositie aan het eind van 2011 liet toe om een extra aflossing van € 4,4 mln op de leningen te doen.

De hoge stand van de rekening courant RHB realisatie is conform begroting en wordt veroorzaakt door facturering van de dienstverlening van P-Direkt 1e kwartaal 2012. Deze facturering is afgestemd op de liquiditeitsbehoefte die P-Direkt in de eerste maanden van 2011 heeft.

Doelmatigheid

P-Direkt heeft zich gecommitteerd aan een jaarlijkse efficiencystijging van 2% in 2010, 2011 en 2012 en 3% in 2013 en 2014. In 2011 is veel aandacht geweest voor verbetering van de productiviteit.

Om de efficiencystijging van 2% te realiseren hebben de productieafdelingen een 35% hogere productiviteit geleverd aangezien de aanwas van eindgebruikers in 2011 veel hoger was (ca 55%) dan de aanwas van productiemedewerkers (ongeveer 8%) .Dit betekende dat de medewerkers meer werk moesten gaan verzetten. Daarom heeft het Contactcenter ingezet op de verbetering van de productiesturing van medewerkers en systemen. Het hiervoor opgetuigde project Helder in Productie (HIP) heeft in 2011 ervoor gezorgd dat er slimmer en efficiënter wordt gewerkt. Het feit dat P-Direkt de dienstverlening heeft weten te realiseren binnen de financiële kaders laat zien dat dit de benodigde efficiency heeft opgeleverd.

Kosten-baten analyse P-Direkt

Met betrekking tot de bijdrage van P-Direkt aan de doelmatigheid op rijksniveau en de evaluatie van de resultaten van het «P-Direkt-project» is in 2011, in opdracht van de eigenaar dgOBR, de kosten-batenanalyse P-Direkt geactualiseerd. Vastgesteld is dat een jaarlijkse structurele besparing op personele- en ICT-kosten van € 51 mln op jaarbasis is gerealiseerd. Daarnaast kan de dienstverlening van P-Direkt op veel terreinen worden uitgebreid en verbeterd, waardoor nog meer besparingen binnen de rijksdienst mogelijk zijn. Deze mogelijkheden worden momenteel verkend.

Dienstverlening

Jaarlijks spreken we met de opdrachtgevers wat de (ontwikkeling in de) dienstverlening is. Deze wordt vastgelegd in het Jaarplan en de daaraan gekoppelde producten en dienstengids. Ook maken we met hen afspraken over de servicelevels op die dienstverlening in het Servicecharter. Maandelijks wordt gerapporteerd over de productie en de gerealiseerde servicelevels in de dienstverleningsrapportage. .

Optimaal beheer bedrijfsvoering

P-Direkt geeft uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

  • te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers. Onder andere door bij leveranciers afspraken te maken om de dienstverlening jaarlijks goedkoper af te nemen;

  • binnen een in opbouw zijnde organisatie een efficiënte inzet van personeel te realiseren om hiermee de overhead op een laag niveau te houden. Onder andere door functies die nog geen volledige capaciteit vergen te bundelen en door de inzet van externen in de bedrijfsvoeringfuncties te beperken;

  • te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

Daarnaast heeft P-Direkt een benchmarkonderzoek laten uitvoeren naar de omvang en de waarde van de overhead in vergelijking met de benchmarkgroep uitvoerende publieke organisaties.

P-Direkt heeft in 2011 gestuurd op een percentage van 17,5% overhead en ook gehaald en zit daarmee onder het gemiddelde dat de agentschappen volgens dit benchmarkonderzoek hebben behaald. (2007: 24,5%, 2008: 20%, 2009: 18%, 2010: 17%).

In 2011 zijn samen met de eigenaar uniforme Key Performance Indicator (KPI’s) voor de bedrijfsvoeringsdienstverlening doelmatigheidsmeting in de jaren 2012 en verder. Voor het jaar 2011 heeft P-Direkt nog op de oude wijze gerapporteerd. De basisdienstverlening wordt doorberekend middels een IAR-tarief per maand. Tot medio 2011 was er nog sprake van een mix van productafname door verschillende aansluitmomenten van ministeries waardoor de financiële impact per ministerie verschillend is.

Vanaf 2012, nu in 2011 de laatste ministeries zijn aangesloten, is er sprake van een integrale afname van de basisdienstverlening door alle ministeries tegen 1 tarief: het gaat dan om het zelfbedieningsportaal, het personeelsinformatiesysteem, gebruiksondersteuning via het contactcenter, de personeels- en salarisverwerking/betaling en het digitale personeelsdossier.

Om de doelmatigheid van P-Direkt aan te tonen zal sprake moeten zijn van een dalende kostprijs bij een (minstens) gelijk blijvende kwaliteit. Naast beschikbaarheid en betrouwbaarheid wordt ook gerapporteerd over de reactiesnelheid (calls, incidenten en serviceverzoeken opgelost binnen streeftijd voor alle klanten samen, per product).

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2008

realisatie 2009

realisatie 2010

begroting 2011

realisatie 2011

Kostprijzen per product (groep)1

580

580

576

565

575

Tarieven/uur

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Omzet per productgroep (pxq)

25 716

50 677

63 913

70 625

72 057

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

70

93

377

410

432

           

Saldo van baten en lasten (%)

0,00%

0,06%

0,06%

0,36%

0,10%

           

Omschrijving Specifiek Deel

 

 

 

 

 

ICT Diensten

 

 

 

 

 

           

Tijdige afhandeling verwerkingsopdrachten:

 

 

 

 

 

– nabewerking (CRM)

nvt

nvt

97%

90%

98,6%

– centraal proces (CRM)

nvt

nvt

95%

90%

96,8%

Contactcenter vraagafhandeling

nvt

nvt

90%

78,4%

Klachtbehandeling

nvt

nvt

 

 90%

83,3%

Contactcenter responsetijden

nvt

nvt

nvt

30sec

97,4 sec

Portal beschikbaarheid

99%

99%

99%

98%

98,1%

Rijksweb tijdige plaatsing wet- en regelgeving

nvt

nvt

98%

100%

Contactcenter gebruikerstevredenheid

nvt

nvt

7

6

X Noot
1

P-Direkt heeft de jaarlijks prijsstijgingen op haar inkoop van resources van per saldo 2% niet in de tarieven verdisconteerd waarmee impliciet is voldaan aan de toezegging aan de afnemers om jaarlijks een efficiencywinst te realiseren van minimaal 2%. De bezuiniging wordt zowel intern (taakstelling personeel) als extern (efficiencykorting leveranciers) gerealiseerd.

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

  • Tijdige afhandeling verwerkingsopdrachten: opdrachten zijn verwerkt bij de afgesproken salarisbetaling. Dit is onder te verdelen in nabewerking invoer via SAP-HR maar bewerking van P-Direktmedewerker nodig) en centraal proces (binnenkomst via telefoon, mail of post; invoer door P-Direkt medewerker).

  • Contactcenter vraag/klachtafhandeling: P-Direkt handelt de ingediende vragen/klachten ingediend per telefoon / e-mail / post < 5 werkdagen af.

  • Contactcenter responstijden: De gemiddelde responstijd voor het opnemen van de telefoon is gemiddeld minder dan 30 seconden.

  • Portal beschikbaarheid: De P-Direktsystemen P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.00 uur – 17.30 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.

  • Rijksweb wet- en regelgeving up-to-date: publicatie op rijksweb binnen 2 weken na plaatsing in Staatscourant.

Gebruikerstevredenheid

Het Contactcenter houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om zes vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over de afhandelingsnelheid van vragen, de inhoudelijke kwaliteit van de beantwoording en de klantvriendelijkheid. Uit de eerste enquêtes komt het volgende (zeer voorlopige) beeld naar voren:

  • De respondenten geven het Contactcenter van P-Direkt een kleine voldoende (rapportcijfer 6) voor de afthandelingssnelheid en kwaliteit van de antwoorden.

  • De respondenten geven de medewerkers van het Contactcenter een ruime voldoende (rapportcijfer 7) voor de klantvriendelijkheid.

BATEN-LASTENDIENST DE WERKMAATSCHAPPIJ

Inleiding

De Werkmaatschappij (DWM) is een concernbreed platform en thuisbasis voor interdepartementale samenwerking op het terrein van de bedrijfsvoering in brede zin binnen de gehele Rijksoverheid. DWM bestaat inmiddels uit 17 bedrijfseenheden. Een bedrijfseenheid is het resultaat van een interdepartementale samenwerking die tot volle wasdom is gekomen, en aldus in staat concrete producten en diensten te leveren en de daarmee samenhangende kosten in rekening te brengen bij de opdrachtgevers. Als blijkt dat er betere alternatieven zijn voor de positionering van een eenheid binnen de Rijksoverheid dan stroomt de betreffende eenheid uit. In januari 2011 is daarom de eenheid Facilitaire Samenwerking (FaSam) uitgestroomd naar FMHaaglanden.

DWM biedt ook onderdak aan de volgende interdepartementale samenwerkingsverbanden: Bureau Inspectieraad (vanaf 2008), Expertisecentrum Leren en Ontwikkelen (vanaf 2010) en I-Interim Rijk (vanaf 2010). Deze kunnen bij DWM terecht voor de afname van PIOFACH-ondersteuning, zij maken echter geen deel uit van DWM.

De 17 bedrijfseenheden van DWM leveren een breed scala aan producten en diensten op het terrein van de bedrijfsvoering aan onderdelen van de Rijksoverheid. Bijvoorbeeld HRM diensten zoals arbeidsmarktcommunicatie, arbeidsjuridische ondersteuning of bedrijfsmaatschappelijk werk, maar ook post- en koeriersdiensten, grafische en ICT-dienstverlening, het bieden van coaching, en financiële dienstverlening.

Door op concernniveau producten en diensten aan te bieden wordt schaalvoordeel bereikt. Het is een forse impuls voor de gewenste kwaliteitsverhoging en levert concrete besparingen op bij de afnemende departementen zowel in fte’s als in geld.

Naast de producten en diensten die door de bedrijfseenheden van DWM voor de onderdelen van de Rijksoverheid worden geleverd heeft DWM een aanvullende taak. DWM stimuleert ondernemerschap en creëert een omgeving -waarbinnen kansrijke initiatieven tot wasdom kunnen komen. DWM helpt aangesloten organisaties bij het implementeren en optimaal benutten van bedrijfsprocessen en systemen. Daarbij wordt zoveel mogelijk ingezet op standaardisatie, ketenintegratie en efficiencywinst. Naast de centrale inkoop van diensten biedt DWM ondersteuning op het gebied van strategie, management, onderzoek, ontwikkeling en begeleiding naar een baten-lastenorganisatie. Dankzij de ondersteuning van DWM kunnen de bedrijfseenheden een hogere kwaliteit van producten en diensten realiseren tegen een vergelijkbare of lagere prijs. Innovatie is daarbij een dragende kracht.

In 2011 is een Gateway review uitgevoerd naar DWM. Een van de conclusies was dat DWM haar toegevoegde waarde in de afgelopen jaren heeft bewezen en dat de koers die is ingezet de juiste is. Alle aanbevelingen van de review zijn door DWM overgenomen.

Bedrijfsvoering

Financieel Beheer

Het financiële beheer en de financiële verantwoording van DWM moeten voldoen aan de voorschriften voor baten-lastendiensten. Daarnaast wordt er een aantal algemene bedrijfseconomische beginselen als uitgangspunt genomen. Algemeen uitgangspunt is dat getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht wordt gegeven in de grootte en samenstelling van het vermogen van de baten-lastendienst en de omvang van de baten en lasten, het saldo van baten en lasten, kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten.

In 2011 zijn vanuit het verbeterprogramma Beweging in balans belangrijke verbeteringen doorgevoerd in het financieel beheer. De regiegroep Informatievoorziening is uitgebreid naar de totale bedrijfsvoering. Alle geledingen van DWM zijn daarin vertegenwoordigd. Dit betekent een verdere stroomlijning van de infrastructuur.

Veel energie is gaan zitten in het gereed maken van DWM voor Digi-Inkoop. De projectmatige aanpak heeft het gewenste resultaat. Ook is veel geïnvesteerd in het stroomlijnen van de websites en het voldoen aan de webrichtlijnen. Uitgangspunt is dat de Werkmaatschappij zoveel mogelijk gebruik maakt van Rijksportaal en www.rijksoverheid.nl.

De kwaliteit van de vier-maandsafsluitingen is verder verbeterd door meer op basis van een interne risicoanalyse invulling te geven aan de control-functie. Geheel 2011 was Bureau Bedrijfsvoering & Control onderdeel van de houdster. In 2011 is de fusie met het Administratiekantoor voorbereid. De nieuwe eenheid heeft de naam Financiën & Control.

In 2011 zijn de door de Rijksauditdienst geconstateerde fouten en onzekerheden ruim onder de daarvoor geldende tolerantiegrenzen gebleven.

Ontwikkelingen

Tussen verschillende Bedrijfseenheden ontstaat steeds meer samenhang. De Expertisecentra op het terrein van HRM hebben in 2011 de formele bundeling tot het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (ECOP) doorgemaakt. Alle formele stappen zijn doorlopen. De nieuwe organisatie start op 1 februari 2012.

DWM heeft actief geparticipeerd in de verschillende projecten in het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst.

Het jaar 2011 laat zien dat het concept dat achter DWM zit steeds verder inhoud krijgt. In 2011 zijn de tarieven grotendeels gelijk gebleven. Op een aantal terreinen zijn tarieven verlaagd. Tevens is de tendens zichtbaar dat grote uitvoeringsorganisaties producten en diensten van DWM afnemen. De opstelling van DWM is om zoveel mogelijk in partnership met andere dienstverleners te komen tot een optimale dienstverlening (zowel in tarief als geleverde kwaliteit) voor de opdrachtgevers.

Ontwikkeling financiële positie

Met het negatieve resultaat 2011 resteert eind 2011 een eigen vermogen van 2% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Voor 2012 zijn met de eigenaar een aantal belangrijke afspraken gemaakt om de (vaste) lasten 2012 meer in overeenstemming te brengen met de verwachte omzet 2012. De bundeling van de 8 bedrijfseenheden tot één bedrijfseenheid EC O&P, leidt tot belangrijke kostenbesparingen. Ook de bundeling van het administratiekantoor en het bedrijfsbureau leidt tot efficiencyvoordelen. Bij vijfkeerblauw is een pakket aan maatregelen doorgevoerd om de afnemende vraag als gevolg van «digitaal tenzij...» te kunnen opvangen. Voor 2012 wordt dan ook een positief resultaat uit normale bedrijfsuitoefening verwacht.

Exploitatie

Baten-lastendienst DWM
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

34 859

31 177

– 3 682

53 616

Omzet overige departementen

83 107

62 992

– 20 115

74 294

Omzet derden

5 128

1 692

– 3 436

1 683

Rentebaten

10

106

96

3

Vrijval voorzieningen

0

252

252

0

Bijzondere baten

503

686

183

716

Totaal baten

123 607

96 905

– 26 702

130 312

         

Lasten

       

Apparaatskosten

117 559

96 395

– 21 164

129 680

– personele kosten

56 397

59 852

3 455

71 573

– materiële kosten

61 162

36 543

– 24 619

58 107

Afschrijvingskosten

3 195

1 109

– 2 086

658

– immaterieel

290

335

45

557

– materieel

2 905

774

– 2 131

101

Overige lasten

1 303

996

– 307

690

– dotaties voorzieningen

148

821

673

307

– rentelasten

700

175

– 525

146

– bijzondere lasten

455

0

– 455

237

Totaal lasten

122 057

98 500

– 23 557

131 028

         

Saldo van baten en lasten

1 550

– 1 594

– 3 144

– 716

Toelichting op belangrijke verschillen:

  • De effecten van de uittreding van FaSam op de omzet (€ – 21 565), kosten (€ – 20 870) en resultaat (€ – 695) zijn in de 1e suppletoire begroting 2011 (kamerstukken II, 32 780 VII, nr. 2) verwerkt.

  • Enkele aannames in de begroting 2011 zijn niet gerealiseerd wat resulteert in belangrijk lager omzet. Met name bij de bedrijfseenheden van EC O&P is de omzet belangrijk achtergebleven, zonder dat dit in dezelfde mate met kostenbesparende maatregelen is opgevangen. Ook bij Vijfkeerblauw is de omzet achtergebleven en zijn extra investeringen in de bedrijfsvoering doorgevoerd.

  • Bij de bedrijfseenheid DWR heeft de lagere aansluitingsgraad geleid tot minder investeringen in benodigde licenties en als gevolg daarvan lagere afschrijvingskosten. Doordat DWR in 2010 minder gebruik heeft gemaakt van de leenfaciliteit werkt dit door in lagere rentelasten dan begroot.

  • Actief incassobeleid heeft geleid tot vrijval voorziening dubieuze debiteuren in plaats van de begrote dotatie.

  • Het vormen van een voorziening voor flankerend personeelsbeleid en een voorziening verliesgevende projecten was niet begroot.

  • De bijzondere baten van € 0,686 mln bestaan vooral uit een bijdrage van DGOBR van € 0,6 mln in de ontwikkelkosten EC O&P ter grootte van € 0,681 mln.

Toelichting op saldo van baten en lasten per groep van activiteiten

Houdster, AK en BB&C

Het vormen van de voorziening sociaal flankerend beleid, heeft geleid tot een lager dan begroot resultaat bij de houdster. Bij AK en BB&C zijn meer opdrachten binnen komen dan verwacht.

Pijler EC O&P

Bij het Cluster Advies heeft Arbeidsjuridisch een substantieel hoger resultaat dan begroot. Het werkaanbod uit reorganisaties binnen de Rijksoverheid in 2011 was hoger dan voorzien. Bij het Cluster Arbeid, Vitaliteit en Welzijn [AVW] is afzet weggevallen i.v.m. de departementale herindeling. Kostenbesparingen hebben de daling in afzet in 2011 nog niet kunnen opgevangen. Bij het Cluster In-, Door- en Uitstroom [IDU] is bij de Mobiliteitsorganisatie de hoeveelheid werk substantieel achtergebleven. Bij overkomst van medewerkers kwam onvoldoende werk mee over. De genomen besparingsmaatregelen hebben het verlies in 2011 nog niet kunnen mitigeren. Het verlies bij Flexchange komt door een 33% lager inkoopbemiddelingsvolume

Pijler Facilitair

Het positieve resultaat van DWR is een gevolg van de herinrichting van de hosting. Daarnaast zijn delen van de beheerkosten lager uitgepakt dan begroot. Bij vijfkeerblauw zijn het uitblijven van omzet vanuit «Voorlichting op Aanvraag» en een vergaande digitalisering bij de departementen de oorzaken van het fors lagere resultaat. De lagere productiekosten konden het verlies aan omzet niet mitigeren. Door sturing van het management van vijfkeerblauw op afzet en andere bedrijfseconomische verbetermaatregelen is een groter verlies in 2011 voorkomen.

Pijler Rijk/Innovatie

Bij het Buitenhuis zijn enkele grote verwachte opdrachten ter grootte van € 0,5 mln niet doorgegaan. De maatregelen van het management van het Buitenhuis hebben een vertraagd effect en worden pas in 2012 zichtbaar.

Balans

Baten-lastendienst DWM
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

1 275

1 557

Materiële activa

3 250

2 244

– grond en gebouwen

385

437

– installaties en inventarissen

2 400

1 493

– overige materiële vaste activa

465

314

Voorraden

144

183

Debiteuren

6 835

7 516

Nog te ontvangen

5 307

10 080

Liquide middelen

19 900

16 921

Totaal activa

36 711

38 501

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

2 369

5 132

– exploitatiereserve

3 962

5 848

– onverdeeld resultaat

– 1 594

– 716

Voorzieningen

570

0

Leningen bij het MvF

1 693

293

Crediteuren

5 492

7 441

Nog te betalen

26 587

25 635

Totaal passiva

36 711

38 501

Eigen vermogen

Het eigen vermogen eind december 2011 is 2,0% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar en blijft hiermee met € 3,5 mln onder het toegestane maximum van 5%. Zonder de onttrekking, als gevolg van de uittreding van FaSam per 1 januari 2011, zou het eigen vermogen eind 2011 € 3,5 mln bedragen.

Nog te ontvangen en nog te betalen bedragen

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit € 1,2 mln voor vooruitbetaalde bedragen en € 3,1 mln nog te factureren omzet, voornamelijk bij de bedrijfseenheden RBO [€ 0,8 mln] en EC O&P [€ 1,2 mln].

De voorziening betreft de financiële gevolgen van de in 2011 gemaakte afspraken op het gebied van flankerend personeelsbeleid voor een aantal medewerkers in verband met het beëindigen van het dienstverband in 2012 en voor één medewerker op basis van een gerechtelijke uitspraak, waartegen DWM in hoger beroep gaat.

De nog te betalen bedragen bestaan uit € 2,2 mln te verrekenen met het moederdepartement, € 4.6 mln vooruitgefactureerde bedragen, € 4,4mln te verrekenen met uitzendbureaus uit inhuurbemiddeling via Flexchange, € 2,5 mln voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 3 mln nog te besteden gelden en € 7,8 mln nog te betalen kosten bij de bedrijfseenheden DWR [€ 2,7 mln], SBO [€ 0,5 mln], RBO [€ 0,8 mln], EC AMC [€ 0,6 mln], EC MO [€ 0,4 mln] en de houdster [€ 1,7 mln] en voor € 0,6 mln aflossingsverplichting op de leningen bij het MvF.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst DWM
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

21 986

16 919

– 5 067

2.

Totaal operationele kasstroom

4 745

2 373

– 2 372

 

Totaal investeringen (–/–)

– 3 335

– 1 837

1 498

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

5

5

3.

Totaal investeringskasstroom

– 3 335

– 1 832

1 503

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

600

600

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 250

– 159

91

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

1 997

1 997

4.

Totaal financieringskasstroom

– 250

2 438

2 688

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

23 146

19 898

– 3 248

Een lagere operationele kasstroom is het gevolg van een lager dan begroot activiteitenniveau. De investeringen in 2011 bestaan voornamelijk uit de aanschaffingen van licenties en de aanvullingen op en verbeteringen van bestaande geautomatiseerde primaire systemen. De behoefte bij DWR aan licenties is achtergebleven bij de verwachting. De eenmalige storting door het moederdepartement betreft de bijdrage in de ontwikkelkosten van het EC O&P. Het beroep op de leenfaciliteit betreft de financiering van de aanschaffingen van licenties bij de bedrijfseenheid DWR.

Doelmatigheid

De Werkmaatschappij brede indicatoren

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011

Jaarplan 2011

Realisatie 2011

Klanttevredenheid departementen

7,1

7,1

n.b.1

Medewerkerstevredenheid

7,5

7,5

7.6

% fte overhead2 (obv benchmark)

n.b

n.b.

1x per 2 jaar

% fte primaire proces (obv benchmark)

n.b

n.b.

1x per 2 jaar

Omzet (in € X 1000)

123 094

101 988

95 861

Gemiddeld aantal fte3

6894

624

578

Omzet per fte in €

179 000

163 000

166 000

X Noot
1

Niet uitgevoerd in 2011.

X Noot
2

overhead inclusief verkoop

X Noot
3

fte inclusief tijdelijk IF/detachering

X Noot
4

na correctie uittreding FaSam resteert 613

Ontwikkeling omzet

Zie toelichting onder het kopje Exploitatie.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt bijna € 179 000 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van ruim € 166 000 (een daling van ruim 7%). De daling in de omzet is enerzijds een gevolg van de uittreding van FaSam en anderzijds de achterblijvende vraag. In 2011 houdt de daling in het aantal fte’s geen gelijke tred met de omzetdaling.

Ten opzichte van het jaarplan 2011 is sprake van een stijging van 3%. Een omzetgroei gaat niet altijd gepaard met een overkomst van ambtelijk personeel en bij een aantal bedrijfseenheden leidt dit tot inhuur van extern personeel om aan de (soms ook tijdelijke) vraag vanuit departementen te kunnen voldoen. Dit leidt wel tot een toename van de omzet, maar niet tot een toename van het aantal fte’s ambtelijk personeel, waarop het kengetal is gebaseerd.

Indicatoren per bedrijfseenheid

Gezien de veelheid aan producten/diensten bij DWM is ter bevordering van het inzicht gekozen voor de onderstaande samenvattende overzichten van indicatoren. In onderstaande tabel is de realisatie 2011 vergeleken met de begroting 2011.

Hieruit blijkt dat de realisatie over het algemeen in lijn is met de begroting 2011. Duidelijk is dat hoofdzakelijk bij Vijfkeerblauw, Flexchange, A&G en Het Buitenhuis de afname aantallen in de realisatie lager zijn dan begroot in het jaarplan 2011. Hierin is ook de verklaring van de lagere resultaten van deze bedrijfseenheden te vinden.

 

Indicatoren per BE

Realisatie 2010

Begroting 2011

Realisatie 2011

Houdster

Inkooptarief Piofach dienstverlening (in €)

18 255

19 155

18 476

 

tarief houdster uitgedrukt in opslag % op direct inkooptarief

110,20%

109,70%

110,00%

 

klanttevredenheid eenheden

7,1

7,1

Niet uitgevoerd

Vijfkeerblauw

opslag printen zwart/wit (in €)

0,0265

0,0264

0,0268

 

volume zwart/wit

29,2 mln

45 mln

28,2 mln

 

opslag printen kleur (in €)

0,1114

0,1114

0,1225

 

volume kleur

13,5 mln

27 mln

8,8 mln

Intercoach

kostprijs coachtrajecten (in €)

775

704

547

 

deelnemers coachtrajecten

134

120

66

Flexchange

Tarief uitgedrukt in opslag % op directe inkoopkosten

3%

nvt

nvt

 

directe inkoopkosten uitzendkrachten (in €)

137 mln.

155 mln.

103 mln.

AJ

gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

103,82

100,04

99,25

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

65,31%

68,34%

64,73%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 194

1 250

1 184

FA

gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

111

111

111

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

40,29%

52,00%

44,86%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 046

1 275

1 100

RA

gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

130,07

128,71

131,66

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

47%

66,83%

69,36%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 009

1 109

1 151

AMC

gemiddeld uurtarief maatwerkvacatureplaatsingen (in €)

112,5

112,5

101,55

 

gemiddeld tarief per standaardvacatureplaatsing in media (in €)

217,5

217,5

211,59

A&G

gemiddelde kostprijs/decl.uur (in €)

116,64

118,27

162,39

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

72,41%

75,55%

52.5

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 190

1 254

901

BMW

gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

84,8

84,8

95.90

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

57,00%

58,00%

60,80%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 236

1 250

1 154

Bhuro

gemiddelde kostprijs per decl.uur (in €)

106,22

102,03

106,39

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

55,92%

62,50%

57,53%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 278

1 225

1 130

Buitenhuis

gemiddeld tarief per declarabel uur GDR (in €)

125

125

125

 

gem. kostprijs per decl. uur sessie algemeen (in €)

125

125

125

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

949

1 120

534

IPKD

tarief basis/plusronde per adres (in €)

655

655

775

DWR

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

74,60%

74,60%

75,90%

 

SWF tarief

143,82

22,46

19,06

 

DWR Client tarief

n.v.t.

371,83

181,91

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 562

1 364

1 427

 

verhouding managementkosten vs. totale personeelskosten

8,11%

8,90%

4,04%

SBO

gemiddeld tarief per declarabel uur (in €)

118,12

129,31

126,49

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 373

1 354

1 283

BBR

gemiddeld tarief per declarabel uur ( in € )

134,68

134,68

135

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 252

1 152

1 099

RBO

gemiddeld tarief per decl. uur rijksbeveiligers ( in € )

52,18

53,28

52,61

MO

gemiddeld tarief per declarabel uur dienstverlening (in €)

108

102,29

108

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

924

1 250

661

TIJDELIJKE BATEN-LASTENDIENST FMHAAGLANDEN

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) verzorgt de facilitaire dienstverlening voor de volgende departementen:

Buitenlandse Zaken (BZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Milieu (IenM), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Veiligheid en Justitie (VenJ).

Per 1 januari 2012 sluiten de departementen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan.

Missie

FMHaaglanden (voormalig 4FM) wil de klant gemak in zijn of haar werk bieden, in elk gebouw en in elk ministerie, door het leveren van alle faciliteiten op en rond de werkomgeving en wil een organisatie zijn waar haar facilitair professionals met plezier werken, waardoor de klant zich goed bediend voelt.

Visie

De twee bovenstaande bouwstenen Klanten en Medewerkers vormen het belangrijkste kapitaal van FMH (voormalig 4FM) en zijn dan ook het uitgangspunt in ons denken en handelen.

Producten en diensten

FMHaaglanden levert producten en diensten op het gebied van gebouwbeheer, exploitatie, consumptieve diensten, risicobeheersing, schoonmaak, verhuizen, post en reprografie, verstrekken van inrichting, voorzieningen, vervoer, facility management en overige diensten.

Klanttevredenheid

Voormalig 4FM heeft zich bij de start als doel gesteld dat de dienstverlening door de eindgebruikers als gelijk wordt ervaren als voor de start (vóór 1 april 2010).

Het Klanttevredenheidsonderzoek (KTO) is eind 2011 afgenomen bij SZW en BZK (voormalig VROM = Rijnstraat en Oranje Buitensingel). IenM heeft eigenstandig een geïntegreerd onderzoek gedaan, waarvan de facilitaire resultaten zijn gedeeld.

De doelstelling «gelijkblijvende klanttevredenheid» is niet op alle onderdelen gehaald. De onderdelen waarbij de resultaten nagenoeg gelijk zijn aan de nulmeting zijn onder andere schoonmaak, meubilair op de werkplek, bewaking en beveiliging en verhuisdiensten.

De onderdelen waarbij sprake is van een lagere score ten opzichte van de nulmeting hebben met name betrekking op het servicepunt en de communicatie in het algemeen rondom de dienstverlening. Daarnaast zijn de restauratieve voorzieningen aan de locatie Rijnstraat lager beoordeeld.

In 2012 worden deze aandachtspunten opgepakt en zal de voortgang nauwlettend worden gemonitord.

Samenwerking 4FM en FaSam

Per 1 januari 2011 zijn 4FM en FaSam samengegaan en verder gegaan als FMHolding. Per 1 juli is de naam gewijzigd naar FMHaaglanden. Vooruitlopend op de verdere integratie, is een start gemaakt met de integratie van de bedrijfsvoeringonderdelen van voormalig FaSam en 4FM.

Er zijn in 2011, naast de integratie van bedrijfsvoering, geconsolideerde tertaalrapportages, een gezamenlijke productendienstencatalogus en één jaarplan opgesteld. Daarnaast is het kostprijsmodel zoveel mogelijk geharmoniseerd en zal er per 1 januari 2012 sprake van één financiële administratie.

FMHaaglanden als facilitaire dienstverlener van de regio Haaglanden

In lijn met het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst hebben de Belastingdienst Centrum voor Facilitaire Dienstverlening (B/CFD) en FMHaaglanden een viertal gebouwen voor facilitaire dienstverlening aan elkaar over te dragen. FMHaaglanden draagt de dienstverlening in Hoofddorp (231 werkplekken), Zwolle (125 werkplekken) en Winschoten (174 werkplekken)over aan B/CFD. Omgekeerd draagt B/CFD aan FMHaaglanden de dienstverlening over van het Beatrixpark in Den Haag (1 500 werkplekken). De overdracht is per 1 januari 2012 gerealiseerd en is hiermee een mooi voorbeeld van samenwerking tussen de twee facilitaire dienstverleners.

Exploitatie

Baten-lastendienst FMH
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

0

30 711

30 711

0

Omzet overige departementen

67 519

60 202

– 7 317

44 884

Omzet derden

0

18

18

0

Rentebaten

0

10

10

0

Vrijval voorzieningen

0

15

15

15

Bijzondere baten

1 000

966

– 34

1 330

Totaal baten

68 519

91 922

23 403

46 229

         

Lasten

       

Apparaatskosten

64 042

84 334

20 292

39 616

– personele kosten

14 494

21 023

6 529

9 363

– materiële kosten

49 548

63 311

13 763

30 253

Afschrijvingskosten

3 810

3 556

– 254

2 697

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

3 810

3 556

– 254

2 697

Overige lasten

667

1 257

590

2 105

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

667

294

– 373

266

– bijzondere lasten

0

963

963

1 839

Totaal lasten

68 519

89 147

20 628

44 418

         

Saldo van baten en lasten

0

2 775

2 775

1 811

De hogere realisatie voor zowel de baten als lasten ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is het gevolg van de samenvoeging van voormalig 4FM en FaSam tot FMHaaglanden. De oorspronkelijk vastgestelde begroting heeft alleen betrekking op voormalig 4FM. De gerealiseerde baten en lasten van voormalig FaSam bedragen respectievelijk € 30,1 mln en € 28,7 mln.

Baten

De lagere omzet overige departementen is het gevolg van de interdepartementale herindeling. Hierdoor is een deel van de omzet (circa € 16 mln) verschoven van overige departementen naar het moederdepartement.

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Basis

47 629

68 076

20 447

Basis+

5 014

7 262

2 248

Maatwerk

2 811

6 224

3 413

Werkelijk

11 305

8 031

– 3 274

Opstartkosten

760

0

– 760

Overige opbrengsten

0

1 338

1 338

Totaal

67 519

90 931

23 412

       

Vrijval voorzieningen

0

15

15

       

Rentebaten

0

10

10

 

 

 

 

Bijzondere baten

1 000

966

– 34

       

Totaal baten

68 519

91 922

23 403

De Productgroep Basis is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan gedurende het jaar vast.

De productgroep Basis+ heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt. De prijs (p) staat gedurende het jaar vast, de hoeveelheid (q) is afhankelijk van de afname.

Bij de productgroepen maatwerk en werkelijke kosten zijn zowel de prijs (p) als de hoeveelheid (q) afhankelijk van de afname/vraag.

De omzet op bovenstaande producten, is met uitzondering van de werkelijke kosten, hoger dan begroot.

De opstartkosten zijn niet in rekening gebracht door FMHaaglanden.

De overige opbrengsten van € 1,3 mln hebben met name betrekking op de werkzaamheden ten behoeve van de aansluiting van OCW en VWS per 1 januari 2012.

Bijzondere baten

Het programma bureau Vernieuwing RijksDienst heeft aan voormalig 4FM een bedrag toegekend van in totaal € 4,35 mln. Hiervan heeft € 3,35 mln betrekking op 2010 en € 1,0 mln op 2011.

Lasten

De toename van de lasten is zoals eerder beschreven het gevolg van de samenvoeging van voormalig 4FM met voormalig FaSam.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn onder te verdelen in kosten voor het eigen apparaat en de inkoopkosten van derden voor de dienstverlening. De inkoopkosten bedragen circa 89% van de totale materiële kosten.

Rentelasten en afschrijvingslasten

De rentelasten en afschrijvingslasten zijn lager dan begroot omdat de investeringen lager zijn dan gepland. Daarnaast is het rentepercentage lager dan begroot.

Bijzondere lasten

Dit zijn de kosten die betrekking hebben op het programma Vernieuwing RijksDienst.

Resultaat

Het resultaat over 2011 bedraagt circa € 2,8 mln en wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat minder middelen nodig waren om de afgesproken basisdienstverlening te kunnen leveren. Bij de bepaling van de kostprijzen is rekening gehouden met een risico-opslag van € 1,1 mln voor eventuele tegenvallers. Deze blijkt achteraf niet nodig te zijn geweest.

Balans

Baten-lastendienst FMH
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

 

0

Materiële activa

11 576

13 571

– grond en gebouwen

 

0

– installaties en inventarissen

11 172

13 298

– overige materiële vaste activa

404

273

Voorraden

0

0

Debiteuren

3 236

397

Nog te ontvangen

2 501

2 331

Liquide middelen

16 388

14 747

Totaal activa

33 701

31 046

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

5 672

1 811

– exploitatiereserve

2 897

0

– onverdeeld resultaat

2 775

1 811

Voorzieningen

44

59

Leningen bij het MvF

7 702

10 781

Crediteuren

8 208

8 640

Nog te betalen

12 075

9 755

Totaal passiva

33 701

31 046

Activa

Materiële activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs, vermindert met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen. Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats. De afschrijvingstermijnen zijn als volgt:

Installaties en inventaris

 

Meubilair

10 jaar

Computerhardware en software

3 jaar

   

Overige materiële vaste activa

 

Vervoersmiddelen

4 jaar

Overige materiële vaste activa

5 jaar

Debiteuren

Het saldo debiteuren betreft vorderingen op departementen.

Nog te ontvangen

De post nog te ontvangen is als volgt samengesteld:

 

31-12-2011

(x € 1 000)

Vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen

555

Nog te factureren bedragen

1 543

Onderhanden werk

403

 

2 501

Liquide middelen

De rekening courant bij het ministerie van Financiën per 31 december 2011 bedraagt € 16,39 mln.

Passiva

Eigen vermogen

De Regeling Baten- en lastendiensten 2011 stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastendienst gebonden is aan een maximum omvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar. Indien een baten-lastendienst korter bestaat dan 3 jaar, wordt de gemiddelde jaaromzet berekend over deze kortere periode.

Voor de berekening van het maximum eigen vermogen is 2011 als eerste jaar van de 3-jaarscyclus genomen. Aan de gekozen insteek liggen een aantal argumenten ten grondslag.

Ten eerste is er over 2010 geen sprake van een jaaromzet in zin van de Regeling baten-lastendiensten. Immers FMH is pas op 1 april opgericht.

Ten tweede dient de berekeningswijze van een gemiddelde jaaromzet ervoor dat het Eigen Vermogen niet gaat fluctueren naar boven en naar beneden; er wordt stabiliteit gecreëerd. Een jaar meetellen, waarin er een (omzetgenererende) bedrijfseenheid minder (Fasam) is en sprake is van een periode korter dan 12 maanden omzet, vertroebelt dat beeld.

Ten derde nu alleen de berekening loslaten op 2011 ligt veel meer in lijn met de geraamde omzet van de toekomst. De baten 2012 liggen slechts 10 mln hoger dan de realisatie nu als gevolg van 2 nieuwe toetreders. Deze trend zet zich voort. Om die reden is 2011 gekozen als maatstaf omdat dat het eerste jaar is met een jaaromzet (waarin ook Fasam zit).

Over deze berekeningswijze heeft afstemming plaatsgevonden met de RAD.

Het eigen vermogen komt uit op bijna € 5,7 mln en is € 1,1 mln hoger dan de maximumomvang. Conform de regeling baten-lastendienst zal de eigenaar actie ondernemen om het eigen vermogen naar het maximum van 5% terug te brengen.

Leningen bij het MvF

FMHaaglanden is voor de overgenomen activa van de deelnemende departementen een lening aangegaan bij het ministerie van Financiën.

Voorzieningen

Dit betreft een voorziening ambtsjubilea. In overeenstemming met de Regeling baten-lastendiensten 2011 heeft 4FM besloten de voorziening niet verder op te bouwen maar deze in vijf jaar af te bouwen.

Crediteuren

De post crediteuren is als volgt samengesteld:

 

31-12-2011

(x € 1 000)

Crediteuren moederdepartement

2 684

Crediteuren ministeries

178

Crediteuren overig

5 346

 

8 208

Onder de crediteuren overig zijn de van leveranciers ontvangen inkoopfacturen opgenomen.

Nog te betalen

Onder deze post is voor een bedrag van circa € 7,5 mln aan nog te ontvangen facturen opgenomen en € 3,1 mln voor de aflossing in 2012 van de lening bij het ministerie van Financiën. De overige posten hebben onder andere betrekking op personele verplichtingen (vakantiegeld, -dagen en 13e maand), onderhanden werk en overige schulden.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst FMH
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 20111

– 65

21 112

21 177

2.

Totaal operationele kasstroom

3 810

78

– 3 732

 

Totaal investeringen (–/–)

– 4 000

– 1 571

2 429

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

14

14

3.

Totaal investeringskasstroom

– 4 000

– 1 557

2 443

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

 

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

 

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 3 810

– 3 246

564

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4 000

 

– 4 000

4.

Totaal financieringskasstroom

190

– 3 246

– 3 436

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

– 65

16 387

16 452

X Noot
1

waarvan 4FM € 14,7 mln en Fasam, ingebracht per 1 jan 2011, € 6,4 mln.

Door FMH is met name geïnvesteerd in inventaris.

Doelmatigheid

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2008

realisatie 2009

realisatie1 2010

begroting1 2011

realisatie 2011

Kostprijzen per werkplek

nvt

nvt

4 924

5 693

nvt

Omzet per productgroep (pxq)

         

– Basis

nvt

nvt

34 918

47 629

68 076

– Basis+

nvt

nvt

2 255

5 014

7 262

– Maatwerk

nvt

nvt

1 086

2 811

6 224

– Werkelijk

nvt

nvt

6 392

11 305

8 031

           

Saldo van baten en lasten (in €)

nvt

nvt

1 811

0

2 775

Saldo van baten en lasten (%)

nvt

nvt

4%

0%

3%

           

Personele kosten als % van de totale kosten

nvt

nvt

21,1%

21,2%

23,6%

Materiële kosten als % van de totale kosten

nvt

nvt

68,1%

72,3%

71,0%

           

Apparaatskosten (in €)

nvt

nvt

12 634

14 887

27 902

           

Kostenbesparing aanbestedingen (5%) 4FM

nvt

nvt

1 432

461

 

 

 

 

 

 

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

nvt

nvt

 

 

283,9

X Noot
1

Betreft alleen 4FM.

Algemeen

De realisatie 2010 en de begroting 2011 hebben betrekking op voormalig 4FM, waarvan 2010 voor een periode van 9 maanden.

Kostprijzen per werkplek

Om tot een kostprijs per werkplek te komen voor FMHaaglanden moeten eerst de Producten en Diensten Catalogi (PDC) en de kostprijsmodellen (KPM) van voormalig 4FM en FaSam op elkaar afgestemd worden. Dit is voor 2012 gedaan. Realisatiecijfers kunnen over 2012 worden opgeleverd.

Indicatoren specifiek deel

In de begroting 2011 zijn specifieke indicatoren opgenomen voor alleen 4FM. Fasam was hierin dus niet begrepen. Het opleveren van realisatiecijfers van alleen 4FM geeft een incompleet beeld. Derhalve is opname achterwege gelaten. In plaats daarvan zijn de personele en materiele kosten als percentage van de totale kosten voor beide eenheden opgenomen.

Kostenbesparing aanbestedingen 4FM (5%)

De aanbestedingen hebben geleid tot een inkoopbesparing van € 0,46 mln in 2011. Deze inkoopbesparing is lager dan begroot (€ 1,4 mln). Dit wordt vooral veroorzaakt door vertraging van grote aanbestedingen. Hierdoor wordt de periode waarop de lagere tarieven doorwerken korter. Wanneer gekeken wordt naar de inkoopbesparing op 1 januari 2013 dan zal het gestelde doel van 5% worden gehaald.

BATEN-LASTENDIENST IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST (IND)

Inleiding

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is de toelatingsorganisatie van Nederland. Als baten-lastendienst wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals is vormgegeven binnen het beleidsartikel 50 «Vreemdelingen».

Exploitatie

Baten-lastendienst IND
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

296 245

307 291

11 046

314 974

Omzet overige departementen

       

Omzet derden

57 560

68 033

10 473

48 385

Rentebaten

200

 

– 200

 

Bijzondere baten

 

8 000

8 000

 

Totaal baten

354 005

383 324

29 319

363 359

         

Lasten

       

Apparaatskosten

332 445

327 091

– 5 354

347 971

– personele kosten

203 978

197 874

– 6 104

210 450

– materiële kosten

128 467

129 217

750

137 521

Rentelasten

2 000

1 667

– 333

1 869

Afschrijvingskosten

19 560

15 342

– 4 218

10 794

– immaterieel

4 349

5 800

1 451

1 214

– materieel

15 211

9 542

– 5 669

9 580

Overige lasten

 

– dotaties voorzieningen

12 992

12 992

– bijzondere lasten

 

Totaal lasten

354 005

357 092

3 087

360 634

         

Saldo van baten en lasten

0

26 232

26 232

2 725

Baten

Omzet moederdepartement

Uitgangspunt voor het berekenen van de totaal gerealiseerde baten zijn de vastgestelde bekostigingsafspraken en IND kostprijzen 2011. Daarnaast is de IND nog separaat gefinancierd met gelden voor intensiveringen uit het regeerakkoord.

Baten direct (pxq)

Op basis van de bekostigingsafspraken wordt IND gefinancierd voor geleverde prestaties op basis van kostprijs x hoeveelheden (p x q).

In 2011 is de geleverde prestatie bij Asiel, Regulier en Naturalisatie lager dan begroot. Dit wordt enerzijds verklaard door het lagere aanbod (instroom). Anderzijds is sprake van lagere productie bij regulier en naturalisatie waardoor de voorraden per ultimo 2011 zijn toegenomen.

Intensivering RA

Voor de intensiveringen regeerakkoord is totaal een bijdrage van € 20,7 miljoen beschikbaar. Voor de intensiveringen regeerakkoord wordt vanuit de gerealiseerde capaciteitsinzet een bedrag van € 17,7 miljoen verantwoord. Voor het onderdeel versnellen toelatingsprocedure is recent een EAUT uitgevoerd. De gelden hiervoor zijn dan ook niet/zeer beperkt tot uitvoering gekomen, waardoor dit niet in de verantwoording wordt meegenomen.

Omzet derden

In de omzet derden zijn onder andere de leges voor het aanvragen van vergunningen die wordt ontvangen van vreemdelingen opgenomen. De legesopbrengsten 2011 bedragen € 59,8 mln.

De legesopbrengsten met betrekking tot aanvragen om naturalisatie zijn in 2011 gestegen. Dit is het gevolg van de legesverhoging per 1 januari 2011. De legesopbrengsten met betrekking tot aanvragen om toelating zijn in 2011 ook gestegen. Deze toename is enerzijds veroorzaakt door de legesverhoging per 1 juli 2011 en anderzijds door de toename in aantallen. De toename in aantallen is te verklaren door de vijfjaarlijkse vernieuwing van het verblijfsdocument voor onbepaalde tijd. De post overige opbrengsten bevat onder andere doorbelastingen op het gebied van huisvesting en resultaten uit (internationale) projecten ter grootte van € 8,3 miljoen.

Rente

Er is in 2011 geen gebruik gemaakt van de depositofaciliteit. De rente op de rekening courant was in 2011 nihil.

Bijzondere baten

De invoering van INDiGO is een gezamenlijk traject van IND en Ivent (Ministerie van Defensie) en heeft vertraging opgelopen. Er is op ministerieel niveau overleg over de verdeling van de opgelopen schade. In dit overleg is besloten dat Ivent de IND tegemoet gaat komen voor een bedrag ter grootte van € 8 miljoen.

Lasten

Apparaatskosten

  • Personele kosten

    De personele lasten zijn lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat in de begroting (op aanwijzing van DFEZ Justitie) ook rekening is gehouden met de programmagelden VGM/IDMI (ca. € 4 mln.). In de begroting was rekening gehouden met een sterke daling van de capaciteit als gevolg van de implementatie van INDIGO. Ondanks de vertraging van INDIGO is de daling van het ambtelijk personeel wel doorgezet. Deze daling heeft effect gehad op de inhuur van externe capaciteit, waardoor meer inzet van extern personeel noodzakelijk was.

    De kosten van externe inhuur in 2011 bedragen € 26,4 miljoen; 12,5% van de personele lasten. In vergelijking met voorgaande jaren is in 2011 de dalende lijn aan externe inhuur voortgezet. Als gevolg van de vertraging INDIGO is een aanvullend beroep gedaan op externen voor de automatiseringsactiviteiten. Daarnaast wordt externe inhuur ingezet op niet-structurele intensiveringen uit het regeerakkoord (wegwerken van verzoeken Dublin–Griekenland).

  • Materiële kosten

    De materiële kosten zijn ruim € 8 miljoen gedaald ten opzichte van 2010. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van de huisvestingslasten, enerzijds door het afstoten van een aantal panden. Anderzijds zijn de lasten lager na het vernieuwen van een aantal contracten met een lagere huurprijs.

Rentelasten

De rentelasten zijn lager dan in de begroting doordat enerzijds de rentepercentages lager zijn dan begroot en anderzijds zijn de investeringen in voorgaande jaren minder dan verwerkt in de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa. In 2011 is € 5,8 miljoen afgeschreven op immateriële activa (INDiGO) en is voor € 9,5 miljoen afgeschreven op de materiële vaste activa. De IMVA is hoger dan begroot door een hogere startwaarde van de activa. Daarnaast is er een verschuiving van MVA naar IMVA; software wordt niet als pakket aangeschaft, maar binnen de IND ontwikkeld.

De MVA is lager dan begroot door minder investeringen in huisvesting en vertraging in de aanschaf van hardware.

Dotaties voorzieningen

De dotaties in 2011 hebben betrekking op de Remkes-regeling en de dotatie voor de getroffen voorziening INDIS. In 2011 is totaal € 12,9 miljoen gedoteerd.

Balans

Baten-lastendienst IND
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

54 602

47 321

Materiële activa

14 441

20 843

– grond en gebouwen

3 149

3 805

– installaties en inventarissen

2 380

3 110

– overige materiële vaste activa

8 912

13 928

Voorraden

866

696

Debiteuren

4 816

5 191

Nog te ontvangen

18 921

12 750

Liquide middelen

44 855

14 164

Totaal activa

138 501

100 965

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

6 043

– 32 251

– exploitatiereserve

– 20 189

– 34 976

– onverdeeld resultaat

26 232

2 725

Leningen bij het MvF

57 367

63 070

Voorzieningen

15 194

3 407

Crediteuren

2 133

6 735

Nog te betalen

57 764

60 004

Totaal passiva

138 501

100 965

Wijziging vergelijkende cijfers

De rubricering van een aantal posten in de jaarrekening 2011 is ten opzichte van de jaarrekening 2010 gewijzigd. Hiermede voldoet de jaarrekening beter aan de eisen die voortvloeien uit de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving. De vergelijkende cijfers zijn eveneens aangepast. Deze aanpassingen hebben geen gevolgen voor de grootte van het vermogen en/of resultaat.

Immateriële vaste activa

De in bovenstaande tabel opgenomen immateriële vaste activa hebben betrekking op de ontwikkelkosten van het systeem INDiGO. In 2010 is de basis voor INDiGO neergezet en in 2011 is vervolgens doorontwikkeld op INDiGO. Deze doorontwikkelingen betreffen o.a. ketenkoppelingen en koppelingen voor biometrie. Ook zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd die benodigd zijn voor nieuwe wetgeving evenals veel noodzakelijke wijzigingen om de functionaliteit voor de gebruikers te verbeteren.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zoals opgenomen in bovenstaande tabel hebben voornamelijk betrekking op verbouwingen, gebouwen, installaties, inventaris en overige activa.

Nog te ontvangen

Deze balanspost betreft onder andere vooruitbetaalde huren en vervoersabonnementen voor personeelsleden.

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit BTW compensatie en nog te factureren posten aan derden voor uitgevoerde diensten.

Door het Ministerie van Defensie toegezegde bijdrage in de additionele kosten als gevolg van de vertraagde implementatie van het INDiGO-systeem. Dit bedrag zal verrekend worden met de ingediende en nog in te dienen facturen van Ivent.

Liquide middelen

De post liquide middelen bestaat voornamelijk uit de rekening courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) van het Ministerie van Financiën.

Voorzieningen

De voorziening heeft betrekking op de zogenoemde «Remkes-regeling» (FPU-plus). De toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de Rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een Flexibele Pensioen Uitkering (FPU-plus arrangement) aan te bieden.

Ook is er een voorziening voor INDIS opgevoerd ter grootte van € 12,7 mln. Deze voorziening betreft de exploitatie- en beheercontracten met betrekking tot de legacy systemen (oa. INDIS en GAAS) voor 2012. Evenals voor de afbouw en verwijdering van de legacy systemen.

Crediteuren

De post crediteuren betreft verplichtingen aan leveranciers, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht en betalingen onderweg welke op 31 december 2011 nog niet van de bank zijn afgeschreven.

Nog te betalen

Dit zijn betalingen die vooral betrekking hebben op nog te betalen facturen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst IND
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

12 665

14 096

1 431

2.

Totaal operationele kasstroom

19 360

40 512

21 152

 

Totaal investeringen (–/–)

– 10 200

– 16 321

– 6 121

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

101

101

3.

Totaal investeringskasstroom

– 10 200

– 16 220

– 6 020

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

     
 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

12 062

12 062

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 25 507

– 19 228

6 279

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

10 200

13 525

3 325

4.

Totaal financieringskasstroom

– 15 307

6 359

21 666

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

6 518

44 747

38 229

Investeringen

De investeringen zijn hoger dan begroot doordat er meer doorontwikkeling is geweest op INDiGO. In 2010 is de basis voor INDiGO neergezet.

In 2011 is vervolgens doorontwikkeld op INDiGO. In een 3-tal releases zijn het berichtenverkeer via INDiGO gerouteerd, ketenkoppelingen en koppelingen voor biometrie ontwikkeld. Daarnaast zijn er extra functionaliteiten ten behoeve van correspondentie, nieuwe wetgeving en Klant Dienst Wijzer toegevoegd.

Aflossing op lening

De aflossing op de lening is lager, doordat in de begroting gerekend is met hogere leningen in voorgaande jaren.

Doelmatigheid

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

     

Realisatie

Begroting

 

2008

2009

2010

2011

2011

IND-totaal:

         

Ambtelijk FTE-totaal (gemiddeld)

3 150

3 199

3 110

2 924

3 103

Saldo van baten en lasten in % totale baten

– 9,7

– 10,5

0,9

6,8

0

           

Asiel

         

Doorlooptijd (wettelijke termijn) in %

65

73

82

88

80

Standhouden van beslissingen in %

82

78

77

77

85

Aantal gegronde klachten in %

1,1

1,1

0,7

1,5

<2

Gemiddelde kostprijs ( x € 1)

8 400

5 859

5 017

5 001

5 470

Omzet (x mln.)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

159

159,3

           

Regulier

         

Doorlooptijd (wettelijke termijn) in %

88

93

95

88

100

Standhouden van beslissingen in %

81

82

82

79

80

Aantal gegronde klachten in %

0,5

0,6

0,5

1,2

<2

Gemiddelde kostprijs (x € 1)

680

753

828

645

621

Omzet (x mln.)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

167,2

170,8

           

Naturalisatie

         

Doorlooptijd (gestelde termijn) in %

84

95

96

86

100

Aantal gegronde klachten in %

0,1

0,1

0,1

0,1

<0,5

Gemiddelde kostprijs (x € 1)

700

435

487

485

358

Omzet (x mln.)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

18,1

18,5

Doorlooptijden

Asiel

Realisatie streefwaarde doorlooptijd ruim boven de norm. Geen bijzonderheden.

Regulier

De streefwaarde van 100% voor regulier wordt in 2011 niet gerealiseerd, dit is mede het gevolg van de problematiek die speelt met INDIGO. Ook is de termijn die voor bezwaar geldt in de praktijk lastig te realiseren.

Naturalisatie

De tijdigheid van de productie is naar 86% gedaald. Deze daling wordt mede verklaard doordat een deel van de terugmeldingen van de ceremonie van de gemeenten na de wettelijke termijn retour wordt ontvangen.

Standhouding beslissingen

Asiel

Het aandeel instandhoudingen beroep is lager dan begroot. Een hoog aantal gegrondverklaringen met betrekking tot de Dublin Griekenland zaken in vooral de maanden februari, maart en april heeft het percentage instandhouding beslissingen ongunstig beïnvloed. In de daarop volgende maanden is het aandeel Dublin Griekenland te verwaarlozen.

Regulier

Realisatie is nagenoeg gelijk aan de norm. Geen bijzonderheden.

BATEN-LASTENDIENST RIJKSGEBOUWENDIENST

Inleiding

De Rijksgebouwendienst ziet het als zijn missie bij te dragen aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed. Sinds 1 januari 1999 heeft de Rijksgebouwendienst de status van baten-lastendienst. Deze status vloeit voort uit het destijds vernieuwde rijkshuisvestingsstelsel. Het rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.

In 2008 is het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 gewijzigd (Stb. 2008, 381). Daarmee is onder andere besloten om de verantwoordelijkheid voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid van rijkshuisvesting bij het DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te beleggen. Per 14 oktober 2010 ressorteert de Rijksgebouwendienst onder het ministerie van BZK.

De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. Het product Huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.

Rapportage aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit

De Rijksgebouwendienst heeft een meldpunt mededinging, dat fungeert als aanspreekpunt voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Bij dat meldpunt kunnen zowel medewerkers van de Rijksgebouwendienst als externe partijen vermoedens van prijs- of marktverdelingsafspraken of andere overtredingen van de Mededingingswet melden.

In 2011 zijn analyses van inschrijvingsbegrotingen uitgevoerd. Deze analyses zijn periodiek gerapporteerd aan en besproken met de NMa.

Overige prestaties

Indicator

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Brandveiligheid

Fase 2 in justitiële inrichtingen gerealiseerd.

gerealiseerd

Duurzaamheid

Energieindex is verbeterd

gerealiseerd

Energieambitie 2020

In 320 000m2 rijksgebouwen FCIB gerealiseerd

Kopgroep gestart

Duurzaam inkopen

Rgd gaat voor enkele projecten verder dan criteria voor duurzaam inkopen

gerealiseerd

Inspecties monumenten

70 inspecties uitgevoerd

71 inspecties uitgevoerd

Toelichting

Brandveiligheid

Fase 2 is in de justitiële inrichtingen, binnen de kaders voor planning en budget, medio 2011 gerealiseerd. Hiermee voldoen alle ruimten binnen een justitiële inrichting aan de bouwkundige brandveiligheidseisen. Voor ruimten met de gebruiksfunctie «dwangverblijf» gold als streefniveau het nieuwbouwniveau uit het Bouwbesluit 2003, tenzij dat vanwege organisatorische, technische of financiële redenen niet haalbaar of wenselijk was (onder meer de monumentale koepelgevangenissen). Voor overige ruimten is het bestaande bouwniveau gerealiseerd. (Kamerstukken II, 24 587 nr. 431).

Duurzaamheid

Toepassing van de duurzaam inkoopeisen hebben tot een energiezuiniger portefeuille geleid. Een groot deel van de kantoren van de Rijksgebouwendienst (huur en eigendom) en penitentiaire inrichtingen heeft een energielabel. In 2010 hadden de kantoorgebouwen gemiddeld een energielabel D en de penitentiaire inrichtingen energielabel E. Het energielabel van een gebouw wordt bepaald met de energie-index. De gemiddelde Energie-Index van de kantoren en de penitentiaire inrichtingen is verbeterd van 1,45 op 1 januari 2010 naar 1,42 op 1 januari 2011 en daarmee met de beoogde jaarlijkse verbetering van 2%. Voor de kantoren betekent deze verbetering van de portefeuille theoretisch een jaarlijkse reductie van gezamenlijk 3 600 ton CO2-emissie en een besparing van € 0,7 mln op energiekosten.

Voortgang programma Energieambitie 2020

De doelstelling om in 8% van de geprogrammeerde 4 mln m² rijksgebouwen (320 000 m²) het functioneel controleren, inspecteren en beheren (FCIB) van klimaatinstallaties te realiseren, is niet gehaald. Deze 8% betreft de objecten uit de zogenaamde kopgroep, waarvoor een leertraject was ingezet voor de aanpak van overige te behandelen objecten. De planning van de uitvoering van FCIB is afgestemd op de lopende onderhoudsplanning van de Rgd en de lopende bedrijfsprocessen bij de gebruiker, zodat de financiële middelen zo efficient mogelijk kunnen worden ingezet. Deze afstemming heeft geleid tot een vertraging, waardoor het werk uit de kopgroep voor ruim 2/3e deel kon worden uitgevoerd. Deze vertraging zal in de loop van het traject worden ingelopen.

Duurzaam inkopen

In maart 2011 is het gebouw van de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst aan de Kempkensberg in Groningen in gebruik genomen. De aanbestedingsvorm DBFMO heeft het consortium gestimuleerd om innovatief en integraal te ontwerpen en uit te gaan van de levenscyclusbenadering. Vanaf het eerste ontwerp is rekening gehouden met onderhoud, energiegebruik en zelfs voor de langere termijn, hergebruik van het pand voor woningen. De score op Greencalc is 254 ten opzichte van de voor duurzaam inkopen verplichte 200 punten. Om deze hogere score te bereiken zijn de gevel, de materialisering, de afwerking en integratie van installaties alle afgestemd op een hoge mate van duurzaamheid en een minimale milieubelasting.

In 2011 heeft het toekomstige Paleis van Justitie in Amsterdam, onderdeel van het nieuwbouwproject IJDock, als één van de eerste gebouwen in Nederland een breeam-certificaat ontvangen. Het ontwerp heeft met gemak een BREEAM-NL Nieuwbouw keurmerk «good» verdiend. Hoewel de ontwikkeling al was gestart voordat de verplichting van 100% duurzaam inkopen inging, is kostenneutraal een Greencalc score van 214 bereikt.

Inspecties monumenten

In 2010 heeft de Rijksgebouwendienst een landelijke overeenkomst voor inspecties op bouwkundige aspecten afgesloten met de monumentenwachten in de diverse provincies. De bouwkundige inspecties in 2011 zijn uitgevoerd door gecertificeerde inspecteurs conform de NEN 2 767 methodiek.

Financieel deel bij het jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW2001) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotings- en verantwoordingsvoorschriften (RBV), de Regeling Departementale Begrotingsadministratie 2007 (RDB 2007) en de Regeling Baten-lastendiensten 2011. De Rijksgebouwendienst heeft bij de invoering van het rijkshuisvestingsstelsel met het ministerie van Financiën nadere afspraken gemaakt omtrent bepaalde onderdelen van de jaarrekening. Deze afspraken zijn herijkt in het kader van de Regeling Baten-lastendiensten 2007 (en daarna in 2011). In deze Regeling is in beginsel het Burgerlijk Wetboek 2 (BW 2), titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) van toepassing verklaard. De afwijkingen van BW 2 titel 9 en RJ zijn goedgekeurd door het ministerie van Financiën en FEZ van het moederdepartement. De afwijkingen zijn nader toegelicht bij de betreffende posten van de balans en de staat van baten en lasten.

Baten-lastendienst Rijksgebouwendienst
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Leveren producten/diensten

       

Omzet moederdepartement

19 934

21 570

1 636

23 088

Omzet overige departementen

1 307 236

1 373 204

65 968

1 394 474

Omzet derden

11 110

12 024

914

12 021

         

Bedrijfsvoering

       

Rentebaten

800

3 089

2 289

3 571

Overige baten

13 130

16 282

3 152

32 403

Vrijval voorzieningen

0

1 317

1 317

 

Totaal baten

1 352 210

1 427 486

75 276

1 465 557

         

Lasten

       

Product Huisvesting

       

Apparaatskosten (netto)

77 976

87 065

9 089

90 085

Huren

302 499

287 781

– 14 718

307 079

Rentelasten

268 192

272 539

4 347

283 915

Afschrijvingen

311 573

346 684

35 111

326 763

Onderhoud

136 076

155 775

19 699

145 526

Dotaties voorzieningen

500

17 749

17 249

27 322

Belastingen en heffingen

23 836

23 900

64

23 500

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

100 975

113 132

12 157

133 358

Overige producten

       

Services

59 691

48 443

– 11 248

61 929

Adviezen

4 343

8 818

4 475

8 318

Beleidsondersteuning

7 599

6 941

– 658

7 735

PPS lasten

39 000

39 218

218

19 363

Overige lasten

18 513

73 104

54 591

28 330

         

Totaal lasten

1 350 773

1 481 149

130 376

1 463 223

Saldo van baten en lasten

1 437

– 53 663

– 55 100

2 334

Toelichting op de staat van baten en lasten uitgaande van baten-lastendienst Rgd

Baten

Baten: leveren producten en diensten

De omzet overige departementen hebben betrekking op:

de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen).

de à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten voor ministeries (investeringen buiten de gbv);

het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie). In 2011 is er sprake van een afname van de egalisatierekening.

Het onderdeel services betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht.

Services worden door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten.

De opbrengsten adviezen hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden.

De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere/lagere baten staan ook hogere/lagere lasten.

Opbrengsten moeder

Onder inputfinanciering buiten de huur- verhuurrelatie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie (inclusief Paleis Soestdijk), de beleidsondersteunende taken van de Rijksgebouwendienst en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Voor de dekking van de inputfinanciering wordt zorg gedragen door het moederdepartement. Het moederdepartement verstrekt gedurende het jaar voorschotten aan de Rijksgebouwendienst en op basis van de definitieve realisatiecijfers worden de kosten het jaar daarop afgerekend.

Het verschil tussen de voorschotten (en overige ontvangsten) en de realisatie wordt afgerekend met het moederdepartement. De kosten en opbrengsten zijn per saldo aan elkaar gelijk.

Opbrengsten derden

De opbrengsten van derden betreffen de huuropbrengsten die de Rijksgebouwendienst via RVOB ontvangt. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten voor de exploitatie van de bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen).

Baten: Bedrijfsvoering

Rentebaten

Specificatie rentebaten

(Bedragen in € 1 000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Rentebaten rekening-courant RHB

70

99

0

Rentebaten projecten

3 352

1 435

0

Overige rentebaten

149

1 555

800

Totaal

3 571

3 089

800

Het rentepercentage op de rekening-courant RHB is nagenoeg nihil. Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Tegenover deze baten staan lasten voor de Rijksgebouwendienst als gevolg van voorfinanciering tijdens de realisatiefase.

Overige baten

Specificatie overige baten

(Bedragen in € 1 000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Boekwinst verkoop onroerend goed

255

735

5 050

Resultaat op investeringsprojecten

410

468

0

Resultaat op nazorg

5 733

819

0

Baten voorgaande boekjaren

7 487

3 987

0

Diverse overige baten

18 518

10 273

8 080

Totaal

32 403

16 282

13 130

In de post diverse overige baten zitten onder meer de opbrengsten uit de bestemmingsreserve ten behoeve van apparaats- en onderhoudskosten brandveiligheid ad € 6,9 mln., de bijbehorende kosten worden bij de overige lasten gepresenteerd.

Lasten: product huisvesting

Apparaatskosten

Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet gedekt worden uit de overige producten te weten huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid maar die gedekt dienen te worden uit 1-opslag Gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT-kosten. De correctie technisch advies heeft betrekking op de uitgevoerde advies werkzaamheden die direct ten laste van de projecten komen.

Specificatie apparaatskosten

(Bedragen in € 1 000)

 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Totaal (bruto) kosten Personeel

 

108 324

94 387

101 024

Totaal (bruto) kosten Materieel

+/+

37 313

37 640

40 077

Totaal personele en materiële kosten

 

145 637

132 027

141 101

Correctie Technisch Advies

–/–

1 172

2 431

2 525

Apparaatskosten (bruto)

 

144 465

129 596

138 576

         

Totaal toegerekend aan overige producten

–/–

54 380

42 531

60 600

Totaal apparaatskosten (= netto)

 

90 085

87 065

77 976

De gerealiseerde bruto apparaatskosten 2011 liggen lager dan is geraamd bij begroting 2011. In de begroting 2011 is uitgegaan van een gemiddelde bezetting van 926 fte, terwijl de realisatie 873 fte bedraagt. Ook de inzet van externen is lager dan begroot. Daarmee samenhangend is ook sprake van lagere materiële kosten over 2011.

Over 2011 is sprake van een lagere toerekening aan producten dan begroot. Hierdoor zijn de netto-apparaatskosten € 9,1 mln. hoger dan begroot (lagere kosten € 9 mln. maar ook een lagere toerekening aan producten met € 18,1 mln.). Deze lagere productie, is in lijn met de ontwikkelingen rond een krimpende rijksoverheid, waardoor de opdrachten van departementen aan de Rijksgebouwendienst afnemen. In aanloop naar het nieuwe Rijkshuisvestingsstelsel is tegelijkertijd wel sprake van een uitbreiding van taken van de Rijksgebouwendienst, zoals bijvoorbeeld in de ondersteuning van DGOBR bij de opstelling van masterplannen. Dergelijke huisvestingsstudies in het kader van voorraadoptimalisatie werden tot nog toe gedaan in opdracht van en gefinancierd door de gebruiker.

Huren

Het betreft hier de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt. De daling t.o.v. 2010 wordt veroorzaakt door het aankopen van diverse huurpanden door de Rijksgebouwendienst.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord.

Afschrijvingen

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) verantwoord. De gerealiseerde afschrijvingen zijn hoger dan geraamd bij begroting als gevolg van doorwerking van 2010 ( onder meer door diverse aankopen van huurpanden). Daarnaast is ook sprake van afwijkingen van de daadwerkelijke oplevering ten opzichte van de geplande data. Tegenover de hogere lasten staan ook hogere opbrengsten gebruiksvergoedingen.

Onderhoud

Onder deze post vallen dagelijks onderhoud, planmatig onderhoud, het beheer van monumenten en bijzondere objecten.

Mutaties voorzieningen

Deze post bestaat enerzijds uit dotaties aan de voorzieningen (ad € 17,7mln.) en anderzijds uit vrijval van voorzieningen (ad € 1,3 mln.). Een specifieke toelichting op de dotatie of de vrijval is terug te vinden bij de toelichting op de balans bij de betreffende voorziening.

Belastingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB) over de verhuurde voorraad onroerend goed. De OZB is afgedragen aan Domeinen.

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting. Kleine projecten voor ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten. Het betreft hier voornamelijk (ver)bouwactiviteiten van relatief geringe financiële omvang.

PPS Lasten

De PPS -lasten omvatten de totale vergoeding, die Rijksgebouwendienst uit hoofde van DBFMO-contracten verschuldigd is aan consortia, gecorrigeerd voor de aflossingscomponent van de langlopende schuld (indien van toepassing).

Overige producten

Services

De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rgd worden verricht en overige services. Hieronder valt ook het facilitymanagement. De service projecten komen pas in het uitvoeringsjaar in beeld en de totale omvang fluctueert jaarlijks.

Adviezen

De Rgd levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten. De hogere realisatie is gevolg van het uitvoeren van meer adviesaanvragen voor de diverse ministeries. De adviesvraag van klanten aan de Rgd fluctueert over de jaren heen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn opgenomen de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning.

Overige lasten

De overige lasten ad € 73,1 mln. hebben betrekking op:

  • apparaats- en onderhoudskosten van brandveiligheid € 6,9 mln.

  • boekwaardecorrecties € 42,7 mln.

  • bouwkundig tekenwerk € 5,6 mln.

  • lasten voorgaande boekjaren € 10,4 mln., onder meer afschrijvings- en huurlasten.

  • aanvullende huurrestitutie PI Alphen € 3,1 mln. i.v.m. vertraging herstelwerkzaamheden.

  • afdracht DGOBR € 1,0 mln.

  • projectresultaten € 2,2 mln.

  • btw aanslag jaren 2004–2007 € 1,1 mln.

Toelichting op het resultaat

In de onderstaande tabel is het resultaat van de Rijksgebouwendienst gepresenteerd op productniveau.

Specificatie resultaat 2011 per product

(Bedragen in € 1 000)

Baten

Lasten

Resultaat

Huisvesting

1 365 730

1 416 947

– 51 217

Services

45 996

48 443

– 2 447

Adviezen

8 819

8 818

1

Beleidsondersteuning

6 941

6 941

0

Totaal

1 427 486

1 481 149

– 53 663

Binnen het product huisvesting is sprake van een component die vanuit tarieven (gebruiksvergoeding, a fonds perdu) gefinancierd wordt, de grootste posten betreffen rente & afschrijving, huren uit de markt en 1-opslag. Daarnaast is sprake van een component die, ten laste van het eigen vermogen komt (bijvoorbeeld boekwaardecorrecties, dotaties aan voorzieningen). In de eerste categorie is sprake van positief resultaat (€ 21,3 mln.), terwijl in de tweede sprake is van een negatief resultaat van € 72,5 mln. Het negatieve resultaat buiten de tariefstelling betreft met name de boekwaardecorrectie naar aanleiding van de ministerraadbesluitvorming rond het masterplan Den Haag (€ 36,4 mln.). De rest van het resultaat (€ 14,8 mln.) is een saldo van positieve en negatieve resultaten in de reguliere bedrijfsvoering (zie toelichting eerder).

Met betrekking tot services is sprake van een verliespost van € 2,4 mln. Het betreft de afwikkeling van eerdere jaren.

Het aandeel van de producten Adviezen en Beleidsondersteuning in de omzet van de Rijksgebouwendienst is beperkt. De baten en de lasten voor deze producten zijn in evenwicht.

Balans

Baten-lastendienst Rijksgebouwendienst
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

6 330 520

6 230 678

– grond en gebouwen

5 238 090

5 179 649

– onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit)

1 092 339

1 050 896

– inventaris en overige bedrijfsmiddelen

91

133

Egalisatierekening

726 695

746 308

Financiële vaste activa

318 916

198 208

Vlottende activa

125 551

122 232

– onderhanden werk services, adviezen en overig

51 026

53 925

– debiteuren en overige vorderingen

39 446

53 042

– overlopende activa

35 079

15 265

Liquide middelen

426 206

448 820

– bank/kas

1

7 756

– in bewaring genomen gelden NRA

6 281

4 283

– RHB

419 924

436 781

Totaal activa

7 927 888

7 746 246

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

149 683

210 284

– exploitatiereserve

130 000

130 000

– bestemmingsreserves

73 346

77 950

– onverdeeld resultaat

– 53 663

2 334

Voorzieningen

86 095

84 517

– asbestverontreiniging

36 728

32 379

– herstel onderhoud

43 372

43 540

– overig

5 995

8 598

Langlopende schulden

6 763 702

6 625 909

– leenfaciliteit Financiën

6 445 188

6 428 459

– overige langlopende schulden

318 514

197 450

Kortlopende schulden

928 408

825 536

– nazorgbudgetten

42 006

28 957

– crediteuren

32 954

28 885

– overige schulden en overlopende passiva

358 436

326 802

– kortlopend deel langlopende schulden

495 012

440 892

Totaal passiva

7 927 888

7 746 246

Grond en Gebouwen

In 2011 genomen besluiten rond het masterplan den Haag hebben geleid tot een boekwaardecorrectie van € 36,4 mln. i.v.m. lagere verwachte opbrengstwaarden van de activa.

De mogelijke financiële consequenties van de masterplannen die worden uitgewerkt voor de rest van Nederland zijn nog onzeker en derhalve niet in de jaarrekening verwerkt.

Egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het rijkshuisvestingsstelsel, door de Ministerraad vastgesteld. Het ministerie van Financiën heeft bij brief BZ 2006–878 d.d. 23/01/2007 ingestemd met de egalisatierekening. Met brief BZ 2007–00220 d.d. 26/11/2007 is de egalisatierekening aangemerkt als geaccepteerde afwijking van de Regeling baten-lastendiensten 2007. Ook de Algemene Rekenkamer heeft aangegeven met de regeling RMR in te stemmen bij brief 6004413R d.d. 31/08/2006.

De gebruiksvergoeding wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten (inclusief rente en afschrijvingen) en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht. Dit bedrag wordt dan gecrediteerd op de egalisatierekening.

De egalisatie is berekend op basis van de aannames bij de berekening van de gebruiksvergoeding en de vooraf geraamde inflatie. Omdat het ministerie van Financiën in haar brief BZ 2007–07210 d.d. 21/12/2007 heeft aangegeven dat dit ministerie vanaf het verslaggevingsjaar 2007 het inflatierisico draagt op rente en afschrijving dat de Rijksgebouwendienst loopt als gevolg van de regeling RMR, hebben de verschillen tussen de geraamde en de werkelijke inflatie geen gevolgen voor het resultaat van de Rijksgebouwendienst. Ingeval van een positief resultaat wordt dit afgedragen aan het ministerie van Financiën, ingeval van een negatief resultaat wordt de Rijksgebouwendienst hiervoor gecompenseerd door het ministerie van Financiën.

Het inflatieresultaat over 2011 bedraagt € 2 374 286,= negatief en zal worden gevorderd van het ministerie van Financiën.

Egalisatierekening

(Bedragen in € 1 000)

Saldo per 1 januari 2011

   

Egalisatie afschrijvingskosten

312 042

 

Egalisatie rentekosten

434 266

 
   

746 308

Mutaties

   

Egalisatie afschrijvingskosten

– 2 752

 

Egalisatie rentekosten

– 9 460

 

Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten

– 3 232

 

Afgekochte egalisatie rentekosten

– 4 169

 
   

– 19 613

Saldo per 31 december 2011

   

Egalisatie afschrijvingskosten

306 058

 

Egalisatie rentekosten

420 637

 

Saldo per 31 december 2011

 

726 695

Financiële Vaste Activa

Vorderingen PPS

Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 is de Regeling Baten-lastendiensten 2011 van kracht geworden. Deze Regeling zou door artikel 17 lid 9 voor de Rijksgebouwendienst tot gevolg hebben dat een ongelijksoortige behandeling van PPS-projecten zou ontstaan. Het ministerie van Financiën heeft toestemming verleend om de huidige verwerkingswijze van de PPS-projecten te handhaven en als financieel vast actief in de balans op te nemen.

PPS Contracten

(Bedragen in € 1 000)

Saldo per 1 januari 2011

   

196 762

       

Mutaties

     

Oprenting

+/+

14 819

 

Betaling

–/–

22 302

 

Nieuw contract

+/+

133 302

 
     

125 819

Saldo per 31 december 2011

   

322 581

       

Toelichting PPS Contracten

     

(Bedragen in € 1 000)

     

Kortlopend deel

   

8 899

Langlopend deel

   

313 682

Saldo per 31 december 2011

   

322 581

In 2011 is 1 nieuw PPS-project opgeleverd waarbij activering noodzakelijk is. De Rijksgebouwendienst heeft per ultimo 2011 drie (geactiveerde) PPS – contracten lopen. De vorderingen omvatten de geïndexeerde renovatiekosten respectievelijk bouwkosten van een in publiek, privaat samenwerking (PPS) uitgevoerd project. Tegenover deze vorderingen staat een zelfde bedrag aan schulden aan de drie consortia in verband met het design, build, finance maintain and operate (DBFMO)-contracten die ten behoeve van deze projecten zijn afgesloten.

Afkoop BTW

(Bedragen in € 1 000)

Saldo per 1 januari 2011

   

6 608

       

Mutaties

     

Afname

–/–

936

 

Afgekochte BTW

+/+

494

 
     

– 442

Saldo per 31 december 2011

   

6 166

       

Toelichting Afkoop BTW

     

(Bedragen in € 1 000)

     

Kortlopend deel

   

932

Langlopend deel

   

5 234

Saldo per 31 december 2011

   

6 166

Activering van afgekochte BTW vindt plaats op basis van goedkeuring van het ministerie van Financiën. In 2011 heeft er één BTW -afkoop via de leenfaciliteit plaatsgevonden. De afkopen worden opgenomen in de gebruiksvergoeding en in 10 jaar verrekend.

Toelichting op het eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling 2010–2011
excl. bestemmingsreserves
(Bedragen in € 1 000)

Saldo per 1 januari 2011

210 284

Correctie bestemmingsreserves

– 80 284

Bijdrage door het moederdepartement

0

Uitkering aan het moederdepartement

0

Exploitatiereserve

130 000

Saldo van baten en lasten

– 53 663

Rgd eigen vermogen ultimo 2011 t.b.v. normering eigen vermogen

76 337

De correctie bestemmingsreserves per 1-1-2011 is inclusief de toevoeging van het positieve resultaat over 2010 (€ 2,3 mln.).

Uit voorgaande opstelling blijkt dat het vermogen van de Rijksgebouwendienst tot ruim onder het gemaximeerde eigen vermogen van € 130 mln. is gedaald. Er wordt voorgesteld om het negatieve resultaat 2011 ten laste van de exploitatiereserve te brengen.

Voor de bepaling van het gemaximeerde eigen vermogen dienen de bestemmingsreserves buiten beschouwing gelaten te worden.

Voorzieningen

De voorzieningen worden gevormd voor egalisatie van kosten en voorzienbare specifieke risico’s en verplichtingen die uitgaan boven het algemene bedrijfsrisico dat aan het bedrijfsproces van de Rgd is verbonden. De voorzieningen zijn opgebouwd door kwantificering van de voorzienbare redelijkerwijs in te schatten risico’s.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2011

(Bedragen in € 1 000)

Stand 01-01-2011

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Stand 31-12-2011

Asbestverontreiniging

32 379

– 741

5 090

0

36 728

Wachtgelden en FPU uitk.

3 297

– 1 392

282

0

2 187

Bodemsanering

3 176

– 1 552

403

– 7

2 020

Verlieslatende contracten

1 757

– 179

0

0

1 578

Herstel onderhoud

43 540

– 11 267

11 549

– 450

43 372

Geschillen en rechtsgedingen

368

– 337

307

– 128

210

Sub-totaal

84 517

– 15 468

17 631

– 585

86 095

           

Dubieuze debiteuren

2 227

– 159

118

– 732

1 454

Totaal

86 744

– 15 627

17 749

– 1 317

87 549

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen bestaan uit:

Post

Omschrijving

Bedrag

Markthuren

De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt.

looptijd < 1 jaar € 37,1 mln

looptijd > 1 ≤ 5 jaar € 387,2 mln

looptijd > 5 jaar € 1 444 mln

Geïntegreerde contracten

(PPS)

De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen in het jaarverslag 2011 is identiek aan de gevolgde systematiek 2009 en 2010.

De verplichtingen, die voortvloeien uit de projecten waarvan de financial close heeft plaatsgevonden maar die nog niet zijn opgeleverd, zijn meegenomen als onderdeel van de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen:

 
 

Nieuwbouw justitieel complex Schiphol

In 2010 is de DBFMO -overeenkomst gesloten. De geplande opleverdatum is december 2012 en het contract kent een looptijd van 25 jaar.

€ 336 mln.

 

Opgeleverde DBFMO -contracten waarbij sprake is van een financiële verplichting m.b.t. onderhoud en facilitaire diensten:

 
 

Inzake de huisvesting van het ministerie van Financiën (Korte Voorhout 7)

€ 147,1 mln.

 

Inzake detentiecentrum Rotterdam

€ 80,8 mln.

 

Inzake DUO – groep te Groningen Aan het einde v.d. looptijd is er een bedrag van € 50,4 mln. verschuldigd aan het consortium.

€ 136,7 mln.

PPS contract zonder eigendom

Opgeleverd DBFMO -contract zonder eigendom:

 
 

Belastingkantoor Doetinchem

€ 47 mln.

Projecten

De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2012 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie.

€ 561 mln. Allen hebben een looptijd korter dan 5 jaar.

Projecten

Oostvaarderskliniek te Almere: Na de oplevering in 2008 zijn er bouwkundige en installatietechnische problemen aan het licht gekomen. Er spelen een achttal belangrijke knelpunten, die opgelost dienen te worden. Hiervoor heeft in 2011 onderzoek plaatsgevonden, de aanvullende onderzoeken vinden plaats in 2012. Er is op dit moment nog onvoldoende inzicht in de exacte omvang van de herstelkosten die substantieel zullen zijn. Ook de mogelijke verdeling van deze kosten tussen de Rijksgebouwendienst, de aannemers en gebruiker is nog niet bepaald.

 

Verplichting afdracht eigen vermogen boven € 130 mln.

De Rijksgebouwendienst draagt het eigen vermogen af voor zover dit het genormeerd eigen vermogen van maximaal € 130 miljoen overstijgt dan wel voegt dit toe aan de bestemmingsreserves.

Er wordt voorgesteld het verlies ad € 53,7 mln. t.l.v. het eigen vermogen te brengen.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst Rijksgebouwendienst
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

493 782

436 781

– 57 001

2.

Totaal operationele kasstroom

299 712

410 552

110 840

 

Totaal investeringen (–/–)

– 425 000

– 501 567

– 76 567

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

59 000

14 209

– 44 791

3.

Totaal investeringskasstroom

– 366 000

– 487 358

– 121 358

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 460

0

460

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 316 730

– 450 117

– 133 387

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

425 000

516 347

91 347

4.

Totaal financieringskasstroom

107 810

66 230

– 41 580

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

535 304

426 205

– 109 099

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten egalisatie, voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva, voor zover dit niet betreft de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Op verzoek van het ministerie van Financiën worden de «In bewaring genomen gelden», de gelden voor het programma ter realisatie van «Het Nieuwe Rijksmuseum» te Amsterdam, met ingang van 2011 in het kasstroomoverzicht opgenomen. Om de aansluiting met voorgaand boekjaar niet te verstoren is het beginsaldo (4,283 mln.) in de operationele kasstroom verwerkt. Ook de mutatie van € 2,1 mln. is in de operationele kasstroom verwerkt want dit betreft geen investeringen of financieringen.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen. Per 31 december 2011 is in de volgende vaste activa geïnvesteerd:

Onderhanden werk (investeringen) € 501,6 mln.

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen € 0,1 mln.

De desinvesteringen bestaan alleen uit grond en gebouwen.

Het verschil tussen de realisatie desinvesteringen en de oorspronkelijk vastgestelde begroting komt door de lagere – dan begrote – afstootresultaten, die niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden zijn.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën (€ 450 mln.). Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan

Doelmatigheid

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2008

realisatie 2009

realisatie 2010

begroting 2011

realisatie 2011

Producten en diensten

         

Omzet product huisvesting * € 1 000

1 369 596

1 316 615

1 246 328

1 243 202

1 365 730

Omzet product adviezen * € 1 000

5 375

7 384

5 801

4 343

8 819

Omzet product services * € 1 000

66 389

58 303

59 100

59 691

45 996

           

Saldo van baten en lasten * € 1 000

– 3 678

– 5 717

2 334

1 437

– 53 663

Saldo van baten en lasten (%)

– 0,2

– 0,4

0,2

0,1

– 3,8

           

Klanttevredenheid

67%

nulmeting

Leegstand

2,4%

3,3%

3,8%

3,9%

4,8%

ITK

2,26

2,32

2,32

2,1 – 2,8

2,21

           

Bedrijfsvoering

         

Gemiddelde bezetting fte's

993

966

927

926

873

Gemiddelde loonkosten * € 1

66 402

70 528

74 816

75 864

Bruto Apparaat/omzet

8,6%

9,3%

9,9%

10,2%

9,1%

Bruto Apparaat/m2 * € 1

20,66

20,22

20,94

18,34

Klanttevredenheid

Om de sturing op klanttevredenheid te verbeteren en effectiever te maken werkt de Rijksgebouwendienst met zogenaamde geobjectiveerde prestatie-indicatoren. Met de stakeholders worden meetbare afspraken gemaakt over te leveren prestaties, op sleutelmomenten in het primaire proces van de Rijksgebouwendienst. In 2011 is actief gestuurd op een aantal indicatoren dat gemeten kunnen worden en die voor de stakeholders relevant zijn.

Leegstand

De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (4,8%) is hoger dan begroot (3,9 %). De verwachting is dat de leegstand in 2012 verder zal oplopen. De totale huisvestingsbehoefte zal de komende jaren minder worden als gevolg van de afslanking bij de Rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties zullen toenemen. Het RVOB is verantwoordelijk voor het afstoten van door de Rijksgebouwendienst aangemelde objecten. Zowel het tijdstip waarop, als de opbrengstwaarde, is niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden.

ITK

De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De realisatie voldoet aan de doelstelling.

Bezetting in fte’s

De gemiddelde bezetting over 2011 was 873 fte. De werkelijke bezetting per 31 december 2011 bedroeg 811 fte. De taakstelling Balkenende IV bedroeg voor de Rijksgebouwendienst ultimo 2011 875 fte. Deze is ruimschoots gerealiseerd.

Gemiddelde loonkosten

Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken op vakantiegeld en eindejaarsuitkering, alsmede incidentele beloningen. De stijging van de gemiddelde loonkosten is het gevolg van de daling van het aantal medewerkers in de lagere loonschalen.

Apparaatsindicatoren

De realisatie van de indicator bruto apparaat versus omzet over 2011 is lager dan begroot, als gevolg van lagere dan begrote apparaatskosten en een hogere omzet. De indicator bruto apparaat per m² is lager dan begroot, doordat de gerealiseerde apparaatskosten lager zijn dan begroot in 2011 en de voorraad in 2011 minder is gedaald, dan waar bij de begroting vanuit werd gegaan.

BATEN-LASTENDIENST DIENST VAN DE HUURCOMMISSIE

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen. Via vernieuwde brochures, de internetsite en de telefonische helpdesk heeft de Huurcommissie die informatie in 2011 verschaft. Daarnaast beantwoordt de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.

De Huurcommissie is sinds 1 april 2010 één landelijk functionerend ZBO. Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie, die met ingang van 1 januari 2010 de status van baten-lastendienst heeft verkregen. Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.

In 2011 is veel energie gestoken in de invoering van een nieuw ICT-systeem dat de primaire processen ondersteunt. Dit nieuwe systeem maakt het mogelijk om de werkzaamheden doelmatiger te verrichten en de sturing hierop te verbeteren, waardoor de doorlooptijden verkort kunnen worden.

Exploitatie

Baten-lastendienst DHC
Gespecificeerde verantwoordingstaat 2011
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB)

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

17 504

15 078

– 2 426

17 008

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

2 708

954

– 1 754

322

Rentebaten

0

2

2

0

Vrijval voorzieningen

0

804

804

1 185

Bijzondere baten

2 632

2 434

– 198

4 122

Totaal baten

22 844

19 272

– 3 572

22 637

         

Lasten

       

Apparaatskosten

19 749

14 785

– 4 964

16 508

– personele kosten

11 711

8 382

– 3 329

11 119

– materiële kosten

8 038

6 403

– 1 635

5 389

Afschrijvingskosten

1 372

1 205

– 167

721

– immaterieel

569

949

380

198

– materieel

803

256

– 547

523

Overige lasten

2 758

2 693

– 65

6 002

– dotaties voorzieningen

0

0

0

603

– rentelasten

126

0

 – 126

31

– bijzondere lasten

2 632

2 693

61

5 368

Totaal lasten

23 879

18 683

– 5 196

23 231

         

Saldo van baten en lasten

– 1 035

589

1 624

– 594

Toelichting op de staat van baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De voornaamste bate van de Dienst van de Huurcommissie bestaat uit de vergoeding door de opdrachtgevende WBI-beleidsdirectie voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze vergoeding wordt bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak.

Over 2011 is de opbrengst als volgt berekend:

Soort zaak

aantal zaken

tarief

vergoeding

Huurprijsgeschillen

5 235

€ 1 621

€ 8 485 935

Servicekostengeschillen

3 093

€ 1 686

€ 5 214 798

Huurverhogingsgeschillen

587

€ 1 621

€ 951 527

Redelijkheid huurprijzen

458

€ 930

€ 425 940

Totaal

9 373

 

€ 15 078 200

Het negatieve verschil tussen de begrote en gerealiseerde vergoeding is voornamelijk het gevolg van een lagere productie dan geraamd (9 373 in plaats van 14 850) wat weer veroorzaakt is door een lagere instroom van verzoeken dan verwacht (9 149 in plaats van 14 850).

Opbrengst derden

De opbrengst van de leges is aanzienlijk lager dan bij de begroting de inschatting was. Dit is veroorzaakt door enerzijds de eerder genoemde lagere productie als gevolg van een lagere instroom en anderzijds een gemiddeld genomen lagere legesopbrengst per uitspraak dan verwacht.

Vrijval voorzieningen

De voorziening voor uitgaven ten behoeve van medewerkers die de dienst gaan of hebben verlaten, kon neerwaarts bijgesteld worden. Zie verder de toelichting bij de balanspost «Voorzieningen».

Bijzondere baten

Ten behoeve van kosten van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement een specifieke bijdrage toegezegd en betaald. De hoogte van deze bijdrage wordt bepaald op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De personele kosten waren in 2011 aanzienlijk lager dan begroot. Een voorname oorzaak hiervan was een lagere inhuur van externe medewerkers in samenhang met de lagere instroom van verzoeken dan verwacht.

Apparaatskosten: materiële kosten

Ook deze kosten waren aanzienlijk lager dan begroot. Deels hangt dit samen met de lagere instroom van verzoeken dan verwacht, deels is dit het gevolg van in 2011 getroffen doelmatigheids- en versoberingsmaatregelen alsmede meevallende kosten waarop de Huurcommissie geen invloed heeft.

Bijzondere lasten

In 2011 zijn kosten gemaakt voor de invoering van een nieuw ICT-systeem, voor het aanpassen van de systemen en processen in verband met het introduceren van het energielabel in het woningwaarderings-systeem, voor herplaatsingkosten en medewerkers die in samenhang met de reorganisatie in 2009 de dienst hebben verlaten.

Saldo van baten en lasten

Over 2011 is een positief exploitatieresultaat behaald van € 0,589 mln.

Balans

Baten-lastendienst DHC
Balans per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

 

 

Immateriële activa

3 773

3 609

Materiële activa

203

362

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

139

92

– overige materiële vaste activa

64

270

Voorraden

3 357

3 664

Debiteuren

777

210

Nog te ontvangen

70

70

Liquide middelen

8 679

3 340

Totaal activa

16 859

11 255

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

3 895

406

– exploitatiereserve

3 306

1 000

– onverdeeld resultaat

589

– 594

Voorzieningen

786

1 590

Leningen bij het MvF

0

0

Crediteuren

100

74

Nog te betalen

12 078

9 185

Totaal passiva

16 859

11 255

De Dienst van de Huurcommissie stelt voor om het bedrijfsresultaat ad € 0,589 mln. ten gunste van de exploitatiereserve te brengen.

Toelichting op de balans

Activa

Immateriële activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Op bedragen van de post Themis wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus vanaf 2011.

Materiële activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag van de Huurcommissie. De Huurcommissie huurt haar kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.

Voorraden

Dit betreft het onderhanden werk.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2011. De exploitatiereserve is gevormd door de beginstand per 1 januari 2011 ad € 0,406 mln. en de eenmalige bijdrage van het moederdepartement ad € 2,9 mln. ter versterking van het eigen vermogen. Deze bijdrage is beschikbaar gesteld omdat het de verwachting was dat per ultimo 2011 de voorzieningen met een gelijk bedrag verhoogd zou moeten en kunnen worden met het oog op reorganisatiekosten en kosten in verband met aanpassing van systemen. Bij nader inzien is gebleken dat de in 2011 genomen besluiten terzake volgens de verslagleggingsregels onvoldoende basis bieden voor het treffen van de beoogde voorzieningen; daartoe waren de besluiten te generiek van aard.

Doordat wél de bijdrage van het moederdepartement is ontvangen, maar niet de beoogde dotatie aan de voorzieningen heeft plaatsgevonden, bedraagt het eigen vermogen € 3,895 mln..

Daarmee is het maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet van 2010 en 2011 zoals bepaald in de Regeling baten-lastendiensten 2011 overschreden. In 2012 zal het bestuur van de Huurcommissie zodanig specifieke besluiten inzake reorganisatie en systemen nemen, dat in overeenstemming met de verslagleggingsregels de benodigde voorzieningen getroffen zullen worden. Als gevolg daarvan zal het eigen vermogen per ultimo 2012 weer op of onder het maximum van 5% komen.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2011 is bij het Ministerie van Financiën in afwijking van het voornemen geen initiële lening opgenomen ter financiering van de betaling aan het moederdepartement voor de overgenomen activa. Evenmin is een lening opgenomen ter financiering van de investeringen, deze konden gefinancierd worden uit de beschikbare liquide middelen.

Voorzieningen

De voorziening die op de balans staat betreft herplaatsingskosten en maatwerkafspraken in het kader van de in 2009 afgeronde reorganisatie. De hoogte van de herplaatsingskosten is berekend aan de hand van de te verwachten loonkosten van desbetreffende medewerkers die ultimo 2011 de status van herplaatser hebben voor de periode dat ze aan deze status rechten kunnen ontlenen.

De maatwerkafspraken betreffen kosten voor personeelsleden die in het kader van de reorganisatie van 2009 vervroegd zijn uitgetreden. Deze kosten staan vast. Uitbetaling zal tot en met 2012 plaatsvinden.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2011 Bedragen x € 1 000

Stand per 1-1-2011

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo per 31-12-2011

Herplaatsers

530

0

– 73

0

457

Maatwerkafspraken

1 060

0

– 731

0

329

Totaal

1 590

0

– 804

0

786

De kosten voor de posten Herplaatsers en Maatwerkafspraken zijn in 2011 vergoed door het moederdepartement conform in het verleden gemaakte afspraken, zodat geen onttrekking heeft plaatsgevonden. De verlaging van de voorziening als vrijval komt via de verlies- en winstrekening ten goede aan het resultaat.

Op de balans is geen voorziening voor jubilea opgenomen, omdat dit niet doelmatig is.

Crediteuren

Dit betreft in 2011 ontvangen maar per ultimo 2011 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2011.

Nog te betalen

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever en het moederdepartement, alsmede verplichtingen jegens het personeel.

Onder deze post is ook de schuld aan het moederdepartement voor de overgenomen activa opgenomen.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst DHC
Kasstroomoverzicht per 31 december 2011
Bedragen x € 1 000
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (incl ISB) (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

0

3 340

3 340

2.

Totaal operationele kasstroom

1 372

3 649

2 277

 

Totaal investeringen (–/–)

– 1 372

– 1 210

162

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1 372

– 1 210

162

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

2 900

2 900

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 1 372

0

1 372

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1 372

0

– 1 372

4.

Totaal financieringskasstroom

0

2 900

2 900

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

0

8 679

8 679

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Ten tijde van het opstellen van de begroting is verondersteld dat de reguliere bedrijfsvoering de liquide middelen zou genereren die nodig zijn voor het aflossen van de lening die in 2011 zou worden opgenomen bij het Ministerie van Financiën. In 2011 is evenwel geen beroep gedaan op de leenfaciliteit, en was er derhalve ook geen sprake van aflossingen. De uitgaven voor de investeringen konden gefinancierd worden uit de liquide middelen.

Het saldo liquide middelen is ten opzichte van de beginbalans gestegen. Dit is veroorzaakt door de eenmalige bijdrage van het moederdepartement ter versterking van het eigen vermogen, de vergoeding voor nog te ontvangen facturen (kosten die al wel gemaakt zijn maar nog niet betaald) en voortuitontvangen bedragen voor productie en projecten.

Doelmatigheid

Doorlooptijden

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van vier maanden. Zoals hiervoor is aangegeven, is in 2011 een nieuw ICT-systeem ingevoerd met behulp waarvan de doorlooptijden verkort kunnen worden. De in de begroting vermelde streefwaarden voor 2011 zijn gerealiseerd.

 

Begroting

Realisatie

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 6 maanden

80%

92%

% servicekostengeschillen afgerond binnen 7 mnd

80%

83%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 6 mnd

80%

93%

Integrale kostprijzen

Op basis van de werkelijke kosten over 2011 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product bepaald.

Integrale kostprijzen (x € 1)

Begroting

Realisatie

Geschil huurprijs

1 433

1 677

Geschil servicekosten

1 600

1 870

Verklaring redelijkheid huurprijs

645

979

De integrale kostprijzen zijn hoger dan begroot omdat het aantal afgewikkelde zaken in 2011 minder was dan was verondersteld ten tijde van het opstellen van de begroting. De kosten zijn eveneens lager dan begroot, maar de zogenaamde vaste kosten (de kosten die niet beïnvloed worden door het aantal afgewikkelde zaken) moeten aan een lager aantal afgewikkelde zaken toegerekend worden, als gevolg waarvan de kostprijs per zaak stijgt.

Ingroeimodel

Voor de Begroting 2013 zal bezien worden welke doelmatigheidsindicatoren toegevoegd kunnen worden, rekening houdend met het bijzondere karakter van de werkzaamheden van de Huurcommissie.

D. BIJLAGEN

D1 TOEZICHTSRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Naam organisatie

RWT

ZBO

Art.

functie

Financiering van RWT’s (bedragen x € 1 000)

   

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

Begrotings&ramingen/

Realisatiecijfers van het afgelopen jaar

premies

tarieven

     

Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA)

Cijfers 2010

X

X

50

– Huisvesting van asielzoekers;

– Het geven van begeleiding en informatie aan asielzoekers;

– Het leveren van goederen aan asielzoekers;

– Het verwerven, beheren en sluiten van opvanglocaties;

– Het handhaven van de veiligheid in de opvanglocaties.

485 282

0

14 896

www.coa.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

Cijfers 2010

X

X

35

Uitvoeren van pensioenregelingen

van gewezen overheidspersoneel van Indonesië

36 125

0

0

www.saip.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

Cijfers 2010

X

X

Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanerings- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting.

0

0

4 151

www.cfv.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja

Dienst van de Huurcommissie

Cijfers 2011

 

X

46

Het doen van uitspraken in geschillen ten aanzien van aanvangshuur, huur- stijgingen en servicekosten. Tevens huurprijstoetsing in het kader van een huurtoeslag aanvraag.

15 078

0

954

www.huurcommissie.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja (maakt onderdeel uit van de verklaring baten-lastendienst DHC bij het jaarverslag BZK)

Kiesraad

Cijfers 2011

 

X

31

De Kiesraad is centraal stembureau, adviesorgaan én informatiecentrum op het gebied van kiesrecht en verkiezingen.

1 635

0

0

www.kiesraad.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja (maakt onderdeel uit van het jaarverslag BZK)

Waarborgfonds Eigen Woningen

Cijfers 2010

 

X

 

De WEW voert de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) uit.

128 924

0

0

www.nhg.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja

Bureau Architectenregister

Cijfers 2010

X

X

Beheren van het architectenregister

236

0

903

www.architectenregister.nl

www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk

Ja

D2 OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Inleiding

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Rijksbegrotingvoorschriften 2012.

Ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Verslagjaar: 2011

Uitgaven in 2011 (in € x 1 000)

Programma- en apparaatskosten

1. Interim-management

3 200

2. Organisatie- en Formatieadvies

1 144

3. Beleidsadvies

2 183

4. Communicatieadvisering

1 720

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

8 247

5. Juridisch Advies

2 822

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

24 300

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

5 526

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

32 648

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

71 303

Ondersteuning bedrijfsvoering

71 303

Totaal uitgaven inhuur externen

112 198

Inhuur Vernieuwing Rijksdienst projecten

6 204

Totaal

118 402

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV2012). De baten-lastendiensten zijn ook opgenomen in dit overzicht. Dit betreffen RGD, DHC, Doc-Direkt, BPR, IND, P-Direkt, FMHaaglanden, Logius en de Werkmaatschappij. In lijn met de wijze waarop gerapporteerd is aan de Tweede Kamer door het voormalige departement VROM wordt de externe inhuur bij RGD voor het primaire proces buiten beschouwing gelaten bij de berekening van het sturingspercentage voor BZK. Over 2011 betreft dit een bedrag aan externe inhuur van € 16,5 mln.

Onder post 8 is behalve de uitzendkrachten ook de externe inhuur van RCN voor BZK zelf opgenomen. Doorbelasting van de uitgaven inclusief externe inhuur vindt maandelijks plaats door RCN aan de betrokken departementen. In deze tabel is het BZK-aandeel van € 0,5 mln in de totale externe inhuur van RCN over 2011 opgenomen.

Toelichting op de uitgaven

Gevolgen regeerakkoord en departementale herindeling

De departementale herindeling als gevolg van het regeerakkoord heeft een opwaarts effect gehad op de geraamde externe inhuur voor BZK. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor onderlinge compensatie tussen de onderdelen van BZK grotendeels verdwenen.

Gevolgen rijksbrede norm van 10% voor BZK

Bij brief dd 18 mei 2011 (vergaderjaar 2010–2011, 32 501, nr. 16) heeft BZK de Tweede Kamer geïnformeerd dat BZK op basis van de verwachtingen toen uit zou komen op een geraamd sturingspercentage externe inhuur 2011 van 14,9%.

Ultimo 2011 voldoet BZK voor de reguliere bedrijfsvoering van het kerndepartement aan de rijksbrede norm van 10%. De afgesproken norm van 10% betreft echter niet alleen BZK als kernministerie, maar ook de baten-lastendiensten. Een norm van 10% voor BZK als geheel (het kernministerie plus de baten-lastendiensten) kan niet gerealiseerd worden, zonder dat het ten koste gaat van de taakuitoefening van die baten-lastendiensten en de dienstverlening aan de burger.

Projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst

BZK continueerde in 2011 een aantal innovatieve projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst. Het tijdelijke karakter van de werkzaamheden en de specifieke gevraagde kennis hebben hun weerslag op de omvang van de externe inhuur bij BZK. Vanwege het incidentele karakter van de inhuur die met deze projecten is gemoeid, is deze net als in 2009 en 2010 in de tabel apart inzichtelijk gemaakt. Conform de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV2012) worden deze uitgaven niet meegeteld bij de externe inhuur voor BZK en valt daardoor ook buiten de berekening van het percentage.

Sturingsinstrument externe inhuur

In 2009 heeft het kabinet een nieuw sturingsmodel afgesproken voor externe inhuur. Hierbij mogen de uitgaven externe inhuur vanaf 2011 maximaal 10% bedragen van de totale personele uitgaven.

Sturingspercentage BZK in 2011 (in € x 1 000)

Uitgaven ambtelijk personeel

590 475

Uitgaven externe inhuur

95 727

Totaal personele uitgaven

686 202

Percentage inhuur 2011

14,0%

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2011 door BZK buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten 

2011

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

1

 

Betreft de inzet (in totaal 4,5 uur a € 305/uur) bij de baten-lastendienst BPR voor een review op een onderzoek in het kader van de beheersvoorziening BSN (Burger Service Nummer).

D3 OVERZICHT VAN DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN IN 2011

Periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011.

Overzicht burgemeestersbenoemingen

Totaal aantal benoemingen in de periode 1 januari 2011 t/m 31 december 2011

53

Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde

53

Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters

Aantal vrouwelijke burgemeesters op 1 januari 2011

74

Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op

0

Vrouwelijke burgemeester volgt een man op

8

Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling

2

Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man

3

Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester

1

Aantal vrouwelijke burgemeesters op 31 december 2011

75

Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2011

Partij

Posten

%

Inwoners

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

130

35,3

4 050 748

26,2

106

24

130

PvdA

93

25,3

5 695 853

36,7

74

19

93

VVD

93

25,3

4 115 391

26,6

69

24

93

D66

22

6,0

820 453

5,3

18

4

22

CU

9

2,4

293 059

1,9

9

0

9

GL

9

2,4

233 685

1,5

5

4

9

SGP

7

1,9

185 411

1,2

7

0

7

OVG

4

1,1

71 490

0,5

4

0

4

Geen

1

0,3

9 799

0,1

1

0

1

Totaal 

368

 

15 475 889

 

293

75

368

D4 EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT STEDENBELEID 2011

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is programmaminister voor het stedenbeleid. Vanuit die coördinerende verantwoordelijkheid heeft hij onderhavige overzichtsconstructie tot zijn beschikking, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012. Het overzicht heeft een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid zichtbaar gemaakt, ook al wordt het beleid door meer ministers uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

Beleidsterrein/instrument

(indicatieve bedragen x € miljoen)1

Type uitkering 2011

Ministerie

2011

2012

2013

2014

2015

Sociaal domein

             

Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid 2

decentralisatie-uitkering

VWS

260

254

254

254

254

               

Gezond in de stad

decentralisatie-uitkering

VWS

5

5

5

5

5

               

Veiligheid en Leefbaarheid 3

decentralisatie-uitkering

           

Van Montfrans- en Leefbaarheidsmiddelen

 

V&J en BZK

64

0

0

0

0

               

Onderwijsachterstandenbeleid

specifieke uitkering 4

           

OAB-Besluit van 23 augustus 2010 5

 

OCW

182

182

182

182

182

OAB-Besluit tot wijziging van 28 november 20116

 

OCW

70

95

95

95

               

Participatiebudget

specifieke uitkering

           

Inburgering

 

BZK

153

98

46

0

0

Volwasseneneducatie

 

OCW

45

43

21

21

21

               

Aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren

decentralisatie-uitkering

           

Voorkomen criminele loopbaan allochtone jongeren (G4)

 

V&J

5

5

0

0

0

               

Jeugd

decentralisatie-uitkering

           

Voortijdig schoolverlaten (accent op aanpak overbelaste jongeren) 7

 

OCW

22

22

22

22

22

               

Vrouwenopvang/huiselijk geweld 8

decentralisatie-uitkering

VWS

81

78

78

78

78

Totaal beschikbare middelen sociale domein

   

817

757

703

657

657

               

Fysiek domein

             

Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

decentralisatie-uitkering

BZK

210

148

153

139

0

Budget voor stedelijke vernieuwing (bodem)

decentralisatie-uitkering

I&M

21

21

21

21

0

Totaal beschikbare middelen sociale en fysieke domein

   

1 048

926

877

817

657

X Noot
1

Met het oog op de vergelijkbaarheid met de reeksen in voorgaande jaren wordt uitgegaan van de G4/G27 (G31), tenzij anders vermeld.

X Noot
2

Het betreft hier de 27 centrumgemeenten maatschappelijke opvang binnen de G31.

X Noot
3

De uitkering geldt voor een 40-tal gemeenten: G31, de zogenoemde Ortega-gemeenten (Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer, Zoetermeer) en 4 gemeenten met Marokkaans-Nederlandse jongerenproblematiek (Culemborg, Gouda, Veenendaal, Zeist).

X Noot
4

In eerste instantie geldt de specifieke uitkering voor een periode van vier jaar (tot en met 2014); bij de evaluatie kan worden bezien of oormerking langer wenselijk of nodig is (Staatsblad 2010, 687).

X Noot
5

De specifieke uitkering gaat naar alle gemeenten met onderwijsachterstandsleerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente); het betreft hier het bedrag voor de G31.

X Noot
6

Het betreft hier een aanvullende bekostiging bestemd voor vve, schakelklassen en zomerscholen aan G37 (G31, Ortega-gemeenten en gemeente Delft); Staatsblad 2011, 582.

X Noot
7

De uitkering gaat naar de G31 en naar de gemeenten Almere, Apeldoorn, Ede en Zoetermeer.

X Noot
8

Het betreft hier de 25 centrumgemeenten vrouwenopvang binnen de G31.

D5 AFKORTINGENLIJST

ABD

Algemene Bestuurs Dienst

ABD APP

ABD Ambtelijke Professionaliteit Programma

ABP

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

AMC

Arbeidsmarktcommunicatie

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

AMV’s

Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen

Appa

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers

AWB

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Basisregistraties voor adressen en gebouwen

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BIOS

Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

BRON

Basisregistratie Onderwijsnummer

BSN

Burger Service Nummer

BVV

Basis Voorziening Vreemdelingenketen

BZ

Buitenlandse Zaken

BZK

Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst

CAS

Centrale Archief Selectiedienst

CBS

Centraal bureau voor de statistiek

CIVD

Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CRM

College voor de Rechten van de Mens

CTIVD

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

DGOBR

Directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk

DBR

Duurzame Bereikbaarheid van de Randstad

DBFMO

Design Build Finance Maintain Operate

DHC

Dienst van de Huurcommissie

DigiD

Digitale identificatie

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DT&V

Dienst Terugkeer en Vertrek

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWM

De Werkmaatschappij

DWR

Digitale Werkomgeving Rijksdienst

EPBD

Energy Performance of Building Directive

EASO

Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken

EPC

Energieprestatiecöefficient

EMG

Energieprestatie maatregelen op gebiedsniveau

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FCIB

Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven

FPU

Flexibel Pensioen en Uittreding regeling

Fte

Fulltime-equivalent

GBA

Gemeentelijke Basisadministratie

GBA-V

GBA-Verstrekkingen

GROS

Grensoverschrijdende Samenwerking

GEN

Global Engagement Network

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HIS

Haagse Inkoop Samenwerking

HRM

Human Resources Management

HRT

Herintegratieregeling Terugkeer

IAR

Individuele arbeidsrelatie

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

ICTU

ICT-uitvoeringorganisatie

IDMI

Identiteitsmanagement en Immigratie

IND

Immigratie en Naturalisatiedienst

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

I&M

Infrastructuur en Milieu

INDIGO

ICT Systeem IND

IUC’s

Inkoopuitvoeringscentra

IPSE

Instituut voor Publieke Sector Efficiency

IPO

Interprovinciaal Overleg

ISI

Informatiesysteem Inburgering

JPI UE

Joint Programming Initiative Urban Europe

KEI

Kennis-, Expertise- en Innovatiecentrum Stedelijke Vernieuwing

KING

Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten

KLPD

Korps Landelijke Politiediensten

KMAR

Koninklijke Marechaussee

KTO

Klanttevredenheidsonderzoek

KvKS

Kennis voor Krachtige Steden

LSA

Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken

mGBA

Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie

MKAB

Maatschappelijke Kosten Baten Analyses

MD

Management development

MIVD

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MVV

Machtiging tot voorlopig verblijf

MIT

Monitor Investeren voor de Toekomst

MPP

Meerjarige Productie Prognose

M&O

Migratie en Ontwikkeling

NGB

Nederlands Genootschap van Burgemeesters

NHG

Nationale Hypotheek Garantie

NICIS

Netherlands Institute for City Innovation Studies

NiROV

Nederlands instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting

NUP

Nationaal Uitvoeringsprogramma

NSvP

Nederlandse Stichting voor Psychotechniek

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OIN

Overheids Identificatie Nummer

OM

Openbaar Ministerie

ORRA

Online Raadpleegbare Reisdocumenten Administratie

OSB

Overheidsservicebus

PDC

Producten en Diensten Catalogi

PIOFACH

Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Administratie, Communicatie en Huisvesting

PIVA-V

Personeelsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba

PKI

Public Key Infrastructure

PLEX

Programma Leiderschap Externe Instroom

POMO

Personeelsontwikkeling en Mobiliteitsonderzoek

PRIMA

Programma Implementatie Agenda

RAAS

Reisdocumenten Aanvraag en Afgifte Station

RGD

Rijksgebouwendienst

RID

Regionale Inlichtingendienst

RWT

Rechtspersoon wettelijke taak

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

SAIP

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

SBR

Standard Business Reporting

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SEV

Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting

Sigint

Signal Intellegence

SING

Survey Integratie Nieuwe Groepen

SIM

Survey Integratie Minderheden

SVB

Sociale Verzekeringbank

Ska WWI

Strategische Kennisagenda

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TEV

Toelating en Verblijf

TMG

Topmanagementgroep

TPM

Third Party Mededeling

URD

Ùrban Regions in the Delta

UvW

Unie van Waterschappen

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VDSM

Veiligheidsdienst Sint Maarten

VenJ

Veiligheid en Justitie

VerDus

Verbinden van Duurzame Steden

VGB

Verklaring van geen bezwaar

VGM

Vernieuwing Grensmanagement

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VPT

Veilige Publieke Taak

VVR

Verblijfsvergunning regulier

VW

Vreemdelingenwet

WEW

Waarborgfonds Eigen Woningen

WNT

Wet Normering Topinkomens

WOPT

Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens

WRR

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

Wvo

Wet op de veiligheidsonderzoeken

WWI

Wonen, wijken en integratie

ZBO

Zelfstandig bestuursorgaan

D6 TREFWOORDENREGISTER

ABD Kandidatenprogramma 61

Agressie en geweld?18, 56

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 25, 26, 130, 134, 233

Apparaatuitgaven 121, 122

Arbeids- en kennismigratie 112

Arbeidsmarkt 49, 51, 52, 61, 93, 113, 180, 233

Arbeidsvoorwaarden 49, 51, 56, 62

Asielprocedure 13, 19, 108, 109, 110, 114, 115, 116

Basisregister 153

Basisregistraties 45, 46, 233

Basisvoorzieningen 98

Begrotingsstructuur 9, 10

Belastingdienst 55, 87, 90, 106, 113, 127, 156, 189, 203, 218

Benchmark NL-woningbouwkwaliteit 79

Bestrijding illegaliteit 118

Bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering 64, 65

Bestuursakkoord 15

Bestuurskracht 33, 41

Bevolkingsdaling 71, 72

Bouwagenda 75

BPR 4, 32, 33, 39, 42, 139, 147, 148, 149, 150, 152, 153, 227, 229, 233

BSN 147, 149, 153, 229, 233

Burgerparticipatie 32, 36, 68

Caribisch Nederland 17, 38

Concentratie bedrijfsvoering 14

Convenanten 23, 24, 45, 71, 81, 82

Decentralisatie 13, 15, 33, 69, 232

Dienst van de Huurcommissie 4, 9, 10, 90, 121, 132, 218, 219, 221, 226, 233

Dienstverlening 16, 17, 18, 33, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 50, 63, 65, 121, 122, 137, 164, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 177, 178, 180, 181, 186, 187, 188, 189, 191, 228

DigiD 16, 46, 47, 164, 165, 166, 167, 169, 170, 233

Discriminatie 25, 32, 39, 93, 96, 97, 99

Doc-Direkt 4, 59, 60, 65, 127, 128, 131, 154, 155, 156, 158, 159, 160, 161, 162, 227

Europese agenda 21

Externe inhuur 18, 62, 65, 128, 153, 163, 169, 178, 194, 197, 227, 228

FMHaaglanden 4, 15, 126, 131, 180, 188, 189, 190, 193, 194, 227

Frontexverordening 117

GBA 37, 38, 39, 45, 127, 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153, 158, 210, 233, 234

Gemeentefonds 33, 47

Gemeenten 15, 16, 24, 25, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 51, 53, 55, 56, 69, 70, 71, 72, 74, 81, 83, 93, 94, 96, 97, 98, 99, 103, 111, 115, 125, 140, 148, 201, 232, 234, 235

Geweld 18, 19, 29, 50, 54, 55, 232

Gezinsmigratie 20, 98, 108, 112

Govcert 47, 165, 166, 167, 168, 169

Green Deals 23, 78, 81

Grenspassage 21, 118

Groene wijkenaanpak 73

Grondwet 13, 16, 33, 39

Herindeling 40, 62, 63, 121, 122, 128, 129, 130, 131, 132, 138, 171, 173, 183, 190, 228, 230

Hervorming van de huurmarkt 9, 13, 22

Herziening Woningwet 22, 102

Hoge Colleges van Staat 104, 105, 106, 171

Huisvesting 9, 10, 14, 22, 23, 24, 57, 65, 66, 67, 84, 86, 88, 91, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 111, 112, 130, 137, 139, 140, 141, 197, 198, 202, 204, 205, 206, 207, 208, 209, 210, 214, 216, 225, 234

Huisvestingswet 86, 88

Huurcommissie 86, 87, 90, 103, 141, 218, 220, 221, 222, 224, 226

Huurtoeslag 22, 86, 87, 88, 89, 90, 127, 218, 226

Identiteitsmanagement 21, 118, 233

Immigratie 4, 5, 9, 10, 13, 19, 20, 108, 111, 112, 118, 132, 196, 233

Implementatie Europese richtlijnen 82

Inburgeringsexamen 93, 95, 96

IND 4, 5, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 29, 30, 31, 33, 35, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 54, 56, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 105, 106, 107, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 117, 118, 119, 120, 121, 126, 127, 128, 129, 135, 136, 138, 140, 141, 146, 148, 150, 151, 153, 154, 157, 159, 160, 162, 163, 164, 165, 166, 168, 170, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 178, 181, 182, 184, 185, 186, 188, 191, 192, 194, 195, 196, 197, 198, 199, 200, 201, 202, 203, 208, 210, 212, 214, 216, 217, 218, 222, 224, 227, 231, 232, 233, 234, 235

Informatiehuishouding 28, 158

Informatievoorziening 32, 37, 64, 67, 158, 165, 171, 181, 234

Infrastructuur bedrijfsvoering 14

Integratie en inburgering 24

Integriteit 49, 50, 52, 53, 57, 58, 233

Intensivering van de terugkeer 21

Jeugdbeleid 96, 97

Justitie 9, 10, 20, 30, 41, 47, 62, 79, 91, 96, 109, 119, 122, 167, 188, 197, 203, 214, 235

Kennisinfrastructuur 101

Kiesraad 32, 40, 41, 226

Kieswet 36

Kinderombudsman 39

Koninklijk Huis 104, 105, 106

Kwaliteit Rijksdienst 59, 130, 136, 137, 139, 140

Kwaliteitssprong Zuid 72

Leenfaciliteit 106, 124, 152, 156, 162, 169, 174, 176, 182, 185, 194, 200, 209, 210, 212, 215, 216, 223

Lenteakkoord 83

Levensloop 146

Management development 59, 61, 234

Meer Met Minder 81, 83, 84

Migratie en Ontwikkeling 117, 119, 234

Modernisering GBA 37

Monumenten 43, 89, 104, 105, 106, 107, 202, 203, 205, 207

Nationale veiligheid 25, 26, 31

Nationaliteit 20

Naturalisatie 4, 9, 10, 20, 109, 113, 114, 115, 120, 132, 196, 197, 201, 233

Netto-huurquote 86, 89

Operationele doelstelling 10, 27, 28, 33, 35, 37, 39, 40, 42, 43, 44, 46, 50, 56, 58, 61, 63, 64, 65, 69, 70, 73, 78, 80, 88, 89, 90, 91, 92, 95, 96, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 109, 116, 122

Orra 23, 76, 78, 87, 88, 90, 91, 105, 149, 150, 155, 156, 161, 168, 174, 184, 191, 196, 198, 207, 208, 217, 221, 234

Ouderenhuisvesting 91

Overdrachtsbelasting 13, 23

Paspoort 17, 148, 153

Paspoortwet 17

P-Direkt 4, 63, 121, 128, 129, 131, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 177, 178, 179, 227

Personeelsbestand 49, 51

Politieke partijen 35, 40

Provinciefonds 33, 72, 142

Provincies 24, 33, 34, 35, 41, 46, 51, 56, 69, 71, 72, 74, 79, 81, 83, 125, 203

Realisatie van de rijkswerkplek 65, 66

Rechtsstaat en pluriformiteit 97

Reisdocumenten 4, 17, 32, 33, 39, 131, 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153, 233, 234

Reisdocumentenketen 37, 39, 147

Remigratiewet 20, 24, 94, 98

Rijksgebouwendienst 4, 9, 10, 104, 105, 106, 107, 132, 141, 202, 203, 204, 205, 206, 207, 208, 209, 210, 211, 212, 213, 214, 215, 216, 217, 234

Risicojongeren 93, 96, 99

Shared service centra 63, 65, 66

Sociale verzekeringsbank 99

Stimuleren investeringen woningbouw 23

Subsidieregelingen 82

Terug- en overnamebeleid 117

Toezicht en handhaving 113

Topinkomens 4, 11, 49, 53, 56, 102, 144, 146, 235

Veilige publieke taak 55

Verdeling van woonruimte 88

Vernieuwing Rijksdienst 13, 14, 32, 50, 59, 128, 227, 228

Versterking risicobewustzijn brandveiligheid 79

Visitatiecommissie Wijkenaanpak 68, 71, 76

Vreemdelingen 9, 10, 19, 20, 21, 29, 95, 96, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 130, 136, 137, 139, 141, 196, 197, 233, 235

Vreemdelingenbewaring 19, 111, 117, 119

VUT 124, 130, 136, 137

Werkmaatschappij 4, 45, 63, 64, 121, 131, 137, 180, 181, 185, 227, 233

Wet Inburgering 24, 94, 95

WGR 15

Wijkverpleegkundigen 73

Wonen, Wijken en Integratie 9, 10, 100, 101, 130, 136, 137, 139, 141

Woningcorporaties 100, 102, 103

Woonconsument 68, 100, 103


X Noot
1

De Zuidvleugelpartners zijn: provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam, gemeente Den Haag, Stadsregio Rotterdam, Stadsgewest Haaglanden, Holland Rijnland, Drechtsteden en Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland.

X Noot
5

In de brief Kabinetsaanpak klimaatbeleid op weg naar 2020 (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 813, nr. 1) staan de afspraken over de bijdrage van sectoren zoals de gebouwde omgeving en de procedure die het kabinet zal volgen in geval van tegenvallers bij uitvoering van beleid van het vakdepartement. Het monitoren van de CO2-eq emissies is een verantwoordelijkheid van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat dit uitvoert samen met Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Tweejaarlijks wordt hierover in de Balans van de Leefomgeving gepubliceerd. De eerstvolgende Balans van de Leefomgeving komt uit in 2012.

Naar boven