33 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

3

     

B.

DE BEGROTINGSTOELICHTING

5

     

1

Leeswijzer

5

     

2

Beleidsagenda

8

     

3

Beleidsartikelen

27

11

Nederlandse rechtsorde

27

12

Rechtspleging en rechtsbijstand

37

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

50

14

Jeugd

66

17

Internationale rechtsorde

77

21

Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid

84

23

Veiligheidsregio’s en Politie

94

25

Veiligheid en bestuur

110

29

Inspectie openbare orde en veiligheid

117

     

4

Niet beleidsartikelen

120

91

Apparaatsuitgaven kerndepartement

120

92

Nominaal en onvoorzien

124

93

Geheime uitgaven

125

     

5

De baten-lastendiensten

126

1

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

126

2

Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)

140

3

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

145

4

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (Dienst Justis)

151

5

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI)

158

6

Korps landelijke politiediensten (KLPD)

165

     

6

De Raad voor de rechtspraak

171

     

7

Overzicht ZBO’s en RWT’s

179

     

8

Bijlage Prognosemodel Justitiële Ketens

182

     

9

Lijst met afkortingen

186

     

10

Trefwoordenlijst

190

     

Internetbijlagen (gepubliceerd op www.rijksbegroting.nl)

 

1.

Verdiepingshoofdstuk

 

2.

Moties en toezeggingen

 

3.

Wetgevingsprogramma

 

4.

Subsidie-overzicht

 

5.

Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

 

DEEL A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die deel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2012 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2012. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2012.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2012 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Justitiële Uitvoeringsdienst, Toetsing, Integriteit, Screening (Justis), Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) en Korps landelijke politiediensten (KLPD) voor het jaar 2012 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

Wetsartikel 3

Met ingang van 2002 is het stelsel van de rechtspraak ingrijpend gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de rechtspraak, mede door de instelling van de Raad voor de rechtspraak en de invoering van het principe van integraal management bij het besturen van de gerechten, verantwoordelijk is geworden voor het eigen beheer. Op grond van de nieuwe bevoegdheidsverdeling is de Minister van Veiligheid en Justitie niet verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de rechterlijke organisatie, wel heeft de minister een toezichthoudende verantwoordelijkheid.

Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de positie van de Minister van Veiligheid en Justitie ten opzichte van de rechterlijke organisatie verduidelijkt. Dit betekent voorts dat in deel B naast de toelichting op beleidsartikel 12, waarin de beleidsdoelstelling van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van de rechtspleging wordt toegelicht, een apart hoofdstuk Raad voor de rechtspraak wordt opgenomen, waarin de feitelijke vertaling van de aan de rechterlijke organisatie ter beschikking gestelde bijdrage in concrete beleidsdoelstellingen en prestaties van de Raad en de gerechten voor het jaar 2012 wordt gegeven.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

DEEL B. BEGROTINGSTOELICHTING

HOOFDSTUK 1 LEESWIJZER

Algemeen

Deze leeswijzer gaat kort in op Verantwoord Begroten, de beleidsagenda en de begrotingsartikelen, de wijzigingen in de begrotingsstructuur, de overzichtsconstructies, een aantal specifieke afspraken met het Ministerie van Financiën en de opbouw van de Memorie van Toelichting.

Verantwoord Begroten

Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie moet leiden tot meer inzicht in financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. Het merendeel van de veranderingen wordt eerst in de begroting 2013 doorgevoerd. In deze begroting zijn slechts enkele maatregelen verwerkt en wel de volgende:

  • De begroting bevat één centraal artikel (artikel 91) waarop alle apparaatsuitgaven van het kerndepartement zijn opgenomen. Als gevolg hiervan is in artikel 11 en artikel 17 vanaf 2012 een «nulbudget» opgenomen. Bij verdere invoering van Verantwoord Begroten bij begroting 2013 wordt de inhoud van deze artikelen geheralloceerd in de overige beleidsartikelen en de beleidsagenda.

  • De beleidsdoorlichtingen staan niet meer apart vermeld onder de beleidsartikelen maar zijn in een totaaloverzicht opgenomen in de beleidsagenda.

  • De apparaatsuitgaven van de batenlastendiensten worden uitgesplitst in een aantal categorieën.

  • Ten slotte is als bijlage een subsidieoverzicht aan de begroting toegevoegd.

Beleidsagenda en begrotingsartikelen

De beleidsagenda gaat uitgebreid in op de prioriteiten van het kabinet Rutte-Verhagen en op de stand van zaken met betrekking tot de zogeheten 17 hervormingen voor zover deze betrekking hebben op Veiligheid en Justitie. Voor Veiligheid en Justitie betreft het de vorming van de nationale politie en de aanscherping van het strafrecht. De beleidsagenda bevat daarnaast een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties. In de artikelen vindt u de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen programma-uitgaven. Hetzelfde geldt voor de in de beleidsagenda genoemde beleidsdoelstellingen van VenJ. Deze worden in de beleidsagenda veelal weergegeven aan de hand van streefwaarden (bijvoorbeeld het aantal overvallen dat in de komende vier jaar moet dalen tot onder het niveau van 2006). In de artikelen worden deze doelstellingen verder geconcretiseerd; veelal in de vorm van concrete prestatie-indicatoren (zo is in artikel 13 een prestatie-indicator opgenomen voor het aantal overvallen dat in 2014 onder de 1900 moet uitkomen. In 2010 bedroeg het aantal overvallen 2572).

Begrotingsstructuur

De begrotingsstructuur is ten opzichte van vorig jaar aangepast. Dit hangt samen met de departementale herverdeling van beleidsterreinen. Doordat asiel en migratie nu deel uitmaken van de begroting van het Ministerie van BZK is artikel 15 in de begroting van Veiligheid en Justitie komen te vervallen. Uitzondering hierop is het onderdeel Vreemdelingenbewaring, dat wordt uitgevoerd door de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dit onderdeel is overgeheveld naar artikel 13 (operationele doelstelling 13.7). Met de overheveling van Politie van het Ministerie van BZK zijn de artikelen 21, 23, 25 en 29 toegevoegd aan de begroting van Veiligheid en Justitie. Aan artikel 21 is het onderdeel Terrorismebestrijding, dat voorheen werd verantwoord op artikel 13 (operationele doelstelling 13.6), toegevoegd. Hiermee is het beleid op het terrein van contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid gebundeld in één artikel.

De overzichtsconstructies

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie levert een bijdrage aan twee interdepartementale overzichtsconstructies: «Stedenbeleid» en de «Homogene Groep Internationale Samenwerking» (HGIS). De coördinatie hiervan is in handen van respectievelijk de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Buitenlandse Zaken.

Specifieke afspraken

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft ten aanzien van de begroting (vormvereisten en inhoud) specifieke afspraken gemaakt met het Ministerie van Financiën. Deze punten worden hieronder genoemd.

Meerjarenperspectief

Per beleidsartikel is een meerjarenperspectief opgenomen, waardoor alle begrotingsartikelen steeds een doorkijk hebben naar de toekomst.

Budgetflexibiliteit

In de begroting is de informatie omtrent budgetflexibiliteit opgenomen in de tabellen betreffende de «budgettaire gevolgen van beleid». Concreet betekent dit dat daarin een regel is opgenomen die aangeeft welk deel van het totale budget op een beleidsdoelstelling juridisch verplicht is.

Toelichten programma- en apparaatsuitgaven met volume- en prijsgegevens

In overleg met het Ministerie van Financiën zijn apparaats- en programmauitgaven met volume- en prijsgegevens niet toegelicht indien dit niet zinvol is.

Meetbare gegevens: outcome, output, throughput, input

De beleidsartikelen bevatten prestatiegegevens. Bij voorkeur wordt het beoogde maatschappelijk effect van het beleid vermeld. Het is echter niet altijd mogelijk om een inschatting te maken van het maatschappelijk effect van het beleid (outcome): soms omdat dit methodologisch te ingewikkeld is, soms omdat de relatie tussen het VenJ-beleid en het beoogde maatschappelijke effect niet één-op-één is vast te stellen, soms omdat het eenvoudigweg nog te vroeg is om maatschappelijke effecten vast te kunnen stellen.

Is opname van outcome-indicatoren niet mogelijk, dan wordt volstaan met indicatoren op een lager aggregatieniveau. Het kan gaan om outputgegevens (de concrete producten van het beleid), om throughputgegevens (die inzicht bieden in processen, zoals bijvoorbeeld doorlooptijden) of om inputgegevens. In het laatste geval gaat het om een weergave van de beleidsinspanningen: welke activiteiten worden ondernomen, welke middelen worden ingezet, et cetera. Dit alles om toch een zo maximaal mogelijk inzicht te bieden in de beleidseffecten die met het VenJ-beleid worden beoogd. Door middel van het comply or explain principe wordt dit toegelicht.

Indien in het geheel onmogelijk is om prestatiegegevens op te nemen, wordt de reden daarvan aangegeven en wordt waar mogelijk toegelicht hoe op een meer kwalitatieve wijze inzicht wordt verkregen in de beleidsprestaties (explain).

Beleidsdoorlichtingen

Met betrekking tot de beleidsdoorlichtingen heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een meerjarige programmering vastgesteld voor de periode van 2012 tot en met 2016 waarin alle operationele doelstellingen zijn opgenomen. Deze programmering is terug te vinden in de beleidsagenda.

Raad voor de rechtspraak

In het wetslichaam is een apart wetsartikel opgenomen voor de Raad voor de rechtspraak. In de Wet op de rechterlijke organisatie is de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering geattribueerd aan de gerechten en aan de Raad voor de rechtspraak. Per 1 januari 2005 kent de Rechtspraak een bekostigingssystematiek die gebaseerd is op outputfinanciering en is gelijktijdig het baten-lasten stelsel ingevoerd. Het Ministerie van VenJ heeft gekozen voor een «bijdrage-constructie». Dit betekent dat op artikel 12 «Rechtspleging en rechtsbijstand» de bijdrage aan de Raad is opgenomen en de Raad voor de rechtspraak niet in de begrotingsstaat inzake baten/lastendiensten is opgenomen. In de begroting heeft de Raad een apart hoofdstuk (hoofdstuk 6).

Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ)

Als bijlage is opgenomen de uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens. Deze uitkomsten geven de geraamde capaciteitsbehoeften binnen de Justitiële keten in meerjarig perspectief weer.

Opbouw Memorie van Toelichting

De Memorie van Toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel;

  • Begrotingstoelichting, uitgesplitst in:

    • 1. Beleidsagenda;

    • 2. Beleidsagenda;

    • 3. Beleidsartikelen;

    • 4. Niet-beleidsartikelen;

    • 5. De baten-lastendiensten;

    • 6. Raad voor de rechtspraak;

    • 7. Overzicht ZBO's en RWT's;

    • 8. PMJ-bijlage;

    • 9. Lijst met afkortingen;

    • 10. Trefwoordenlijst.

HOOFDSTUK 2 BELEIDSAGENDA

Een veiliger Nederland, dat is waar wij voor staan. Paal en perk stellen aan criminaliteit, overlast en geweld. En voor een Nederland dat is voorbereid op rampen, terroristische aanslagen en andere crises.

Wij zetten ons in voor een sterke rechtsstaat. Dit als basis voor een samenleving waarin vrijheid en eigen verantwoordelijkheid centraal staan. In zo’n rechtsstaat wordt het zelfoplossend vermogen van burgers bevorderd en hebben burgers en ondernemers het vertrouwen om te ondernemen en zo Nederland welvarender te maken. In een geloofwaardige rechtsstaat wordt consequent en doeltreffend gehandhaafd. En waar de instrumenten van het recht tot toepassing komen, geschiedt dat zorgvuldig en zo spoedig mogelijk.

Om deze ambities niet alleen voor de korte termijn, maar ook voor de langere termijn te verwezenlijken, zijn door dit kabinet ingrijpende veranderingsprocessen in gang gezet. Een aantal zaken moet beter: slimmer, sneller en effectiever. Dit alles past in de grote lijnen van het kabinetsbeleid: een compactere overheid, met gezonde overheidsfinanciën ten behoeve van een meer dynamische en innoverende samenleving.

Het nieuwe Ministerie van Veiligheid en Justitie is een beeld van deze verandering. Het benadrukt dat het openbaar bestuur, de politie en het Openbaar Ministerie samen in Nederland staan voor veiligheid en recht. Het maakt duidelijk dat enkel strafrechtelijke samenwerking tussen de traditionele «partners in crime» niet genoeg is. Het lokale gezag, maar ook anderen, zijn van cruciaal belang voor een geloofwaardige rechtsstaat; nu en in de toekomst.

Belangrijke veranderingen staan voor de politieorganisatie op stapel. Begin 2012 één nationale politie, dat is de ambitie. De positie van de politieagent wordt versterkt; meer daadkracht op straat. Ook bij de gerechten en het OM staan door de herziening van de gerechtelijke kaart grote organisatorische veranderingen op de agenda.

Niet alleen de organisatie, maar ook de werkprocessen worden kritisch tegen het licht gehouden; we gaan sneller berechten en zo nodig straffen, waarbij kwaliteit van de rechtspleging en de toegankelijkheid voorop staan. Informatisering zal in de justitiële ketenprocessen beter worden benut. En de positie van het lokale bestuur wordt verder versterkt als het gaat om de centrale, regisserende rol die het vervult bij het oplossen van veel veiligheids- en openbare ordeproblemen en het daarbij toepassen van het bestuurlijk instrumentarium.

Om Nederland veiliger te maken, zijn landelijke prioriteiten voor de politie vastgesteld1. Dit in nauwe samenwerking met de lokale veiligheidspartners en aansluitend op de problemen die op lokaal niveau met voorrang om een oplossing vragen. Slagkracht voor de professional, de buurt veilig voor bewoner en ondernemer en offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit zijn de speerpunten binnen deze landelijke prioriteiten. De positie van het slachtoffer is voor ons van bijzondere betekenis. De materiële en immateriële voorzieningen zullen voor hen worden geoptimaliseerd.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft overal in Nederland een gezicht: de politieman, de officier van Justitie, de reclasseringswerker, de raadsonderzoeker, de rechter en de gevangenbewaarder. Samen werken vele duizenden mensen iedere dag opnieuw, dicht bij de mensen, benaderbaar, waakzaam en dienstbaar aan een veiliger Nederland. De ambitieuze doelstellingen voor deze kabinetsperiode kunnen, dat kan niet genoeg benadrukt worden, alleen gehaald worden in samenwerking met gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers. Zij allen beschikken over mogelijkheden om criminaliteit, overlast en onveiligheid te voorkomen en aan te pakken. Zij hebben daartoe niet alleen de mogelijkheden maar ook een eigen verantwoordelijkheid. Juist omdat veiligheid een eigen verantwoordelijkheid is van ons allemaal, worden ook ouders versterkt aangesproken op het gedrag van hun kinderen, zonodig ook financieel. Het gaat niet alleen om ingrijpen door de overheid. Wij moeten er voor zorgen dat juist burgers en bedrijven de kans krijgen en de ruimte hebben om zelf problemen aan te pakken. Gezamenlijk concrete resultaten boeken voor een veiliger Nederland, daar gaat het om!

I Slagkracht voor onze professionals

[Eén nationale politie: een toekomstbestendige politieorganisatie]

De uitdagingen in het kader van een veiliger Nederland vragen om een toekomstbestendige politieorganisatie; een vereenvoudigde organisatiestructuur, korte lijnen en duidelijke verantwoordelijkheden. Begin 2012, zo is de ambitie, moet één nationale politie een feit zijn. In juni 2011 is het betreffende wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Met inachtname van het parlementaire wetgevingsproces staat dit najaar en 2012, zonder onomkeerbaar vooruit te lopen, in het teken van het in de praktijk vormgeven van één politieorganisatie. Daartoe is begin mei 2011 de landelijk kwartiermaker en beoogd korpschef aan de slag gegaan. Het gezag over de politie blijft lokaal belegd: bij de burgemeester en de officier van Justitie. In de lokale driehoek worden afspraken gemaakt over de inzet van de politie. Als basis voor deze afspraken dient onder meer het integraal veiligheidsplan, dat periodiek door de burgemeester wordt opgesteld en door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Het lokaal gezag wordt hierdoor versterkt. Het komen tot één nationale politie is een forse operatie. Voor diegenen die het aangaat, is dit een ingrijpende verandering. De wijkagent, de rechercheur, de dierenagent en vele anderen zullen in de nationale politie hun werk nog beter kunnen doen.

[De rechtspleging kwalitatief hoogwaardig en doelmatig: herziening gerechtelijke kaart]

Net als voor de politieorganisatie het geval is, is ook een organisatorische herstructurering noodzakelijk om de rechterlijke organisatie voor toekomstige uitdagingen goed toe te rusten. 2012 staat in het teken van de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart. September 2011 is dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Met inachtname van het parlementaire proces en zonder onomkeerbare stappen te zetten, wordt het aantal arrondissementen en rechtbanken teruggebracht van 19 naar 10, het aantal ressorten en gerechtshoven van 5 naar 4. De behandeling van zaken kan zo kwalitatief beter en efficiënter worden georganiseerd. De rechtspraak krijgt meer ruimte om deskundigheid te garanderen, de kwaliteit van de rechtspraak te optimaliseren, in eenheid te opereren en tegelijkertijd – waar nodig – meer maatwerk te leveren.

[Actieprogramma Bureaucratie Politie: minder regels, meer op straat]

Het Actieprogramma «meer blauw, minder regels» is in 2011 gestart. Dit programma brengt de administratieve lasten van politieagenten in deze kabinetsperiode terug met 25% en vergroot het werkplezier en het vakmanschap. In 2012 wordt daartoe landelijk al een administratieve lastenverlichting van 5% behaald. Voor alle diensten bij elkaar opgeteld, leidt dit in 2012 tot een verhoging van het aantal direct inzetbare uren politiewerk van het equivalent van +/- 1 000 fte. In 2013 en 2014 is dat respectievelijk 3 000 en 5 000 fte. Deze uren komen binnen de afgesproken operationele sterkte van 49 500 fte in de vorm van een productiviteitsverhoging extra beschikbaar voor de primaire politietaken.

In 2011 is reeds een aantal belangrijke resultaten behaald: zo zijn de 16 meest gebruikte formulieren in de Basisvoorziening Handhaving vereenvoudigd en gebruikersvriendelijker gemaakt, is de rittenadministratie bij de politie afgeschaft, is in 5 steden een slimmere werkwijze van directe afhandeling ingevoerd, is in 7 korpsen gestart met de Front office back office-werkwijze (Fobo) en is ook het vereenvoudigde proces-verbaal minderjarigen ingevoerd. Veel van deze werkwijzen zullen in 2012 landelijk worden ingevoerd. Een ander initiatief is de overdracht van administratieve taken rond bekeuringen van de politie naar het CJIB. Op het moment dat de nationale politie van start gaat, zal er nog maar één rapportagesysteem voor de politie zijn. De aanrijtijden van de politie worden verkort. Uitgangspunt is daarbij de norm dat de politie in 90% van de spoedeisende zaken binnen 15 minuten ter plaatse is.

[ICT bij de politie op orde]

Om slagvaardig optreden van de politie te kunnen garanderen, moet de ICT op orde zijn. Goed werkende ICT-voorzieningen betekenen een goede informatiepositie, met als doel een effectieve aanpak van criminaliteit. Mede op basis van de aanbevelingen van een aantal kritische rapporten, waaronder die van de Algemene Rekenkamer, is het Aanvalsprogramma Vernieuwing Informatievoorziening Politie 2011–2014 opgesteld. In 2012 zullen de voor de basispolitiezorg en recherche noodzakelijke informatiesystemen worden gestabiliseerd zodat de continuïteit van bedrijfsprocessen gewaarborgd is. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan de vervanging van de ICT-infrastructuur en bijbehorende ICT-organisatie bij de politie.

[Dierenpolitie aan de slag]

Deze kabinetsperiode komen er 500 «animal cops», de dierenpolitie. In de jaren 2011–2014 worden ieder jaar 125 agenten opgeleid en operationeel met een evenredige verdeling over het hele land. De dierenpolitie heeft als primaire taak dierenmishandeling en -verwaarlozing aan te pakken en heeft daartoe de noodzakelijke specialistische kennis. Het landelijk alarmnummer 1-4-4 voor dieren in nood is in oktober 2011 operationeel.

[Meer (aandacht voor) vrijwilligers bij de politie]

Vrijwilligers zijn essentieel voor politie en samenleving. Het aantal vrijwilligers bij de politie loopt terug. Dit is onwenselijk. Wij streven er daarom naar het aantal vrijwilligers bij de politie op te voeren naar 10% van de operationele sterkte in 2015. Dit doen wij door de opleidingen beter toe te snijden op de taakuitvoering, vrijwilligers de kans te bieden zich door te ontwikkelen in het politievak en een landelijk uniform beleid voor de inzet van vrijwilligers te bevorderen.

II Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

[Criminaliteit daadkrachtig aangepakt]

Georganiseerde criminaliteit waarvan de netwerken veelal onttrokken zijn aan het blote oog, zullen in de periode tot 2015 versterkt worden aangepakt door onder meer de inzet van slimmere opsporingsmethodes en door gericht te investeren in innovatie van methoden en technieken; het aantal aangepakte criminele groepen wordt deze kabinetsperiode daarmee verdubbeld (van gemiddeld 20% per jaar (niveau 2009) naar 40% in 2015). De doelstelling is om in 2012 een percentage van 27% te realiseren. Het accent ligt hierbij op mensenhandel, drugscriminaliteit en witwassen (onder andere via vastgoedtransacties).

[Aanpak mensenhandel versterkt]

De aanpak van mensenhandel heeft onverkort prioriteit. Eind 2011 wordt een wetsvoorstel tot verhoging van de wettelijke strafmaxima voor mensenhandel bij de Tweede Kamer ingediend. Inzet is verder een verbeterde opvang van slachtoffers. Doel is het realiseren van een structurele voorziening voor slachtoffers van mensenhandel, waarbij de verschillende soorten slachtoffers (slachtoffers van seksuele uitbuiting of arbeidsuitbuiting) gespecialiseerde opvang krijgen. Mede onder aanvoering van de Task Force aanpak mensenhandel en met behulp van het instrumentarium waarin het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche voorziet, wordt verder fors ingezet op de aanpak van verschillende vormen van mensenhandel, zoals loverboys, mensenhandel via het internet en arbeidsuitbuiting.

[Offensief tegen kinderporno]

De Amsterdamse zedenzaak heeft nog eens indringend duidelijk gemaakt hoe ingrijpend en verwerpelijk dit soort zaken is. Per 1 januari 2012 is er een landelijke stuurploeg kinderporno van OM en politie. Ook is er dan één landelijke organisatie bij zowel het OM als de politie die met de uitvoering van de aanpak van kinderporno is belast. In deze landelijke organisatie wordt voorzien in capaciteit voor informatie- en kennisdeling, voor coördinatie en voor landelijke opsporing. De sterkte van de totale organisatie komt op 150 fte. In de aanpak staan de slachtoffers centraal. Met politie en OM zijn resultaatafspraken gemaakt. Inzet is een stijging van het aantal bij het OM aangeleverde verdachten met 7,5% voor eind 2012. Omdat ook aandacht voor zogenoemde downloadzaken geboden blijft, worden andere afdoeningsvormen ontwikkeld en geïmplementeerd. Aangiften en meldingen behoren een gepaste behandeling te krijgen. Een risico-inschatting van acuut gevaar op misbruik maakt hier deel van uit.

[Daders meer financieel treffen]

Het crimineel vermogen zal geen rustig bezit zijn. Er zal meer worden afgenomen. Dit beperkt zich niet tot het strafrecht. Integendeel. Straf-, civiel- en bestuursrecht vullen elkaar hierin aan. Doelstelling is dat het bedrag van 136 miljoen euro dat in 2010 door de inzet van het strafrecht is afgenomen, zal stijgen naar een bedrag van circa 141 miljoen euro in 2012, 160 miljoen euro in 2014 en 190 miljoen euro na 2018. Het aandeel, door het OM afgenomen crimineel vermogen, zal uiteindelijk ruim 100 miljoen euro zijn. Geïnvesteerd wordt in extra capaciteit bij het OM, politie, bijzondere opsporingsdiensten en andere partners in de strafrechtketen. Zo zijn twee landelijke opsporings- en vervolgingsteams bij de FIOD en de Nationale Recherche actief. De «crimineel vermogen informatiebox» brengt – met inachtneming van de wettelijke privacyregels – informatie bij elkaar om beter zicht te krijgen op crimineel vermogen. Financieel voordeel wordt ook afgenomen door het bevorderen van het betalen van schadevergoeding door de veroordeelde aan de slachtoffers. Bestuursrechtelijk kan financieel voordeel worden afgenomen door naheffingen en terugvorderingen al dan niet met (afroom)boetes.

[Alle mogelijke middelen ingezet: bestuurlijk, fiscaal en strafrechtelijk]

Om de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te intensiveren, zijn er door het hele land Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en een Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) ingericht. De integrale aanpak van hennepteelt is een ander sprekend voorbeeld van gezamenlijk optrekken. In Noord-Brabant is de Taskforce B5 opgericht om drugsgerelateerde georganiseerde criminaliteit een halt toe te roepen door nauwe samenwerking tussen de vijf grootste Brabantse gemeenten, de politie, het OM, de twee RIEC's, de Belastingdienst en de KMar. Over de eerste resultaten berichtten wij u al bij brief van 26 mei 20113.

[Aanpak cybercrime geïntensiveerd – meer aandacht voor cybersecurity]

Binnen Europa is in geen enkel land het aantal internetaansluitingen verhoudingsgewijs zo hoog als in Nederland. Het internet biedt ongekende mogelijkheden, helaas ook voor criminelen. Cybercrime varieert van het «hacken» van computers, het achterhalen en gebruiken van andermans creditcardgegevens tot aan terroristische activiteiten. Ook vormt cybercrime een bedreiging voor (het vertrouwen in) de financieel-economische infrastructuur. Cybercrime is bij uitstek een vorm van criminaliteit waar het internationale en het lokale heel dicht bij elkaar liggen. Een internationale aanpak is dan ook noodzakelijk om te voorkomen dat cybercrime-netwerken in hun criminele activiteiten ongemoeid blijven. Voor de bestrijding van cybercrime zijn er specifieke, landelijke afspraken tussen OM en politie gemaakt om de komende jaren met cyberspecialisten aan meer én complexere zaken te werken. Het «high tech crime» team bij het KLPD wordt uitgebreid, zodat jaarlijks 20 grote cybercrime-zaken kunnen worden uitgevoerd. De pakkans moet hierdoor worden verhoogd.

Met de oprichting van de Cyber Security Raad (CSR) op 30 juni 2011 is geborgd dat overheid, bedrijfsleven en wetenschap gezamenlijk invulling geven aan de nationale cyber security strategie. De CSR zal in 2012 het kabinet adviseren over diverse prioritaire thema’s, zoals een adequate response capaciteit en het vergroten van het bewustzijn van cyber dreigingen. Door middel van dreigings- en risicoanalyses wordt inzicht verschaft in ontwikkelingen, dreigingen en trends. In januari 2012 wordt het Nationaal Cyber Security Centrum, operationeel en verder uitgebouwd. In dit kader wordt nauw samengewerkt met de Ministeries van Defensie en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

[Criminele vreemdelingen aangepakt]

Het gezag voor het vreemdelingentoezicht berust bij de Minister voor I&A. De politie speelt een belangrijke rol bij het controleren, identificeren en overdragen van criminele (illegale) vreemdelingen aan de strafrechtketen en aan de vreemdelingenketen ter fine van uitzetting. Ten aanzien van de aanpak van (faciliteerders) illegaliteit en criminele vreemdelingen zijn er door de Minister voor Immigratie en Asiel prestatieafspraken gemaakt met de politie. In 2014 moeten 90% van de geregistreerde identiteitsonderzoeken voldoen aan de afgesproken kwaliteitseisen. In 2012 moet dit percentage 83% bedragen. Verder worden in 2012 de processen van identiteitsvaststelling van verdachten en vreemdelingen in elkaar geschoven. De Minister voor Immigratie en Asiel komt met wetsvoorstel waarin illegaliteit strafbaar wordt gesteld als overtreding. Strafbaarstelling is geen doel op zich, maar één van de instrumenten om illegale migratie en verblijf te ontmoedigen.

III De buurt veilig, voor bewoner en ondernemer

Naast een grote inzet op het voorkomen van criminaliteit, zoals bij de voorkoming van overvallen, blijft een daadkrachtige aanpak van criminaliteit over de hele linie noodzakelijk. De pakkans bij ernstige misdrijven moet substantieel omhoog. De landelijke prioriteiten van de politie 2011–2014 weerspiegelen deze ambitie. Zo moet de pakkans voor delicten met een hoge impact op het slachtoffer – overvallen, straatroof, inbraken en geweld – landelijk met een kwart omhoog. In 2012 gaat de pakkans voor het geheel van deze criminaliteit al omhoog naar 34,5% (in 2009 was de pakkans 30%). Naar gelang de lokale veiligheidssituatie kan het lokaal gezag binnen de algehele trend van een substantiële verhoging van de pakkans, andere accenten binnen deze prioriteiten leggen.

Om de pakkans te verhogen zullen slimmere werkwijzen worden toegepast. Een aantal politiekorpsen is hier reeds mee begonnen; de meest effectieve werkwijzen zullen landelijk worden ingevoerd. Voorbeelden daarvan zijn het meer gebruik maken van «real time» intelligence, camera’s in winkels met een directe alarmknop en directe doorzending van beelden naar de politie. Ook de landelijke uitrol van burgernet en de inzet van social media draagt sterk bij aan de verhoging van de pakkans. In 2012 zijn 325 gemeenten aangesloten, zodat eind 2012 800 000 burgers participeren.

[Overvalcriminaliteit]

In het afgelopen jaar is door publieke en private partijen in de Taskforce Overvallen fors geïnvesteerd in de aanpak van overvallen. Onder meer door het instellen van vaste overvallenteams bij de politie en de inzet op preventie die samen met het bedrijfsleven is gepleegd, is het aantal overvallen per 1 augustus 2011 al 23% gedaald ten opzichte van 1 augustus 2009. Maar nog altijd worden te veel winkeliers en andere ondernemers het slachtoffer van overvalcriminaliteit met grof geweld.

Het aantal overvallen moet in 2014 zijn teruggedrongen tot het niveau van 2006, dus onder de 1 900. Het ophelderingspercentage moet stijgen naar tenminste 40%. Het aantal daders dat wordt bestraft, moet verdubbelen naar minstens 32% en het percentage overvallers dat binnen twee jaar recidiveert, wordt teruggebracht naar 40%. Om de in 2011 ingezette trend voort te zetten, wordt voor 2012 gestreefd naar een daling van het aantal overvallen tot 2 100 en een oplossingspercentage van 32%.

[Aanpak van straatroof]

Het aantal straatroven wordt teruggedrongen van ongeveer 8 700 in 2010 naar ruim 6 000 in 2014 (- 25%) . Voor 2012 en 2013 zal het aantal afnemen met respectievelijk 5% en 10%. De pakkans zal ook hier landelijk met een kwart toenemen.

[Offensief tegen geweld]

Er wordt ingezet op een verdere reductie van het aantal geweldsincidenten. Dit gebeurt met een dadergerichte aanpak, mede op basis van het programma «Aanpak geweld in het semi-publieke domein». Veiligheidshuizen zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Daders kunnen erop rekenen dat zij opgespoord, vervolgd en veroordeeld worden. Voor daders van enkelvoudige geweldsdelicten zal de pakkans in 2014 landelijk met 25% vergroot zijn (respectievelijk 5% en 15% in 2012 en 2013).

In 2012 zal daarnaast de huidige aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak worden voortgezet; lik-op-stuk en (super-)snelrecht. Daarbij zal bijzondere aandacht uitgaan naar het doen van aangifte, het verhalen van schade op de dader en een intensievere en bredere toepassing van civiel- en bestuursrechtelijke maatregelen.

[Aanpak van inbraken]

Ook voor de aanpak van inbraak van woningen geldt landelijk een verhoging van het oplossingspercentage met 25% in 2014, en respectievelijk in 2012 en 2013, 5% en 15%. Nadruk ligt daarbij op de aanpak van inbraken waarbij tevens sprake is van geweld. Onder meer de inzet van Burgernet is in dit kader van belang. Burgers worden actief aangespoord hieraan mee te doen. Verder is het Keurmerk Veilig Wonen een belangrijk instrument. Door preventieve maatregelen kunnen inbraken in veel gevallen worden voorkomen.

[Criminele jeugdbendes van de straat]

Het aandeel van jeugdbendes in de criminaliteit is aanzienlijk. Veel overlast in buurt en wijk is hen toe te rekenen. De aanpak van deze bendes heeft dan ook hoge prioriteit. Met het OM en de politie is afgesproken dat zij samen met de lokale partners binnen twee jaar ervoor zorgen dat alle 89 criminele jeugdbendes, die nu in beeld zijn, zijn aangepakt. Vanuit het ministerie wordt deze aanpak ondersteund door een landelijk team. Knelpunten in de aanpak op lokaal niveau worden opgelost en «good practices» breed verspreid. Gebruikmaking van interventies als de «patseraanpak», het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen, erkende gedragsinterventies en Prokid wordt gestimuleerd. Er wordt consequent opgetreden; ook tegen eenvoudige verstoringen van de openbare orde en kleinere strafbare feiten. Criminele jeugdbendes worden daarmee over de hele linie aangepakt. De aanpak van de hinderlijke en overlastgevende jeugdbendes wordt door gemeenten eveneens krachtig voortgezet.

Een aantal grote steden kampt met overlast veroorzakende werknemers uit Midden- en Oost Europa (MOE). Om fraude binnen het domein van werk en inkomen te voorkomen zullen de mogelijkheden om bestuursrechtelijk te kunnen ingrijpen sterk worden vergroot. Met het oog op een effectieve handhaving zal ook het strafrechtelijk regime worden aangescherpt. Hiernaast zal het Rijk in 2012 samen met gemeenten gericht en waar nodig met verhoogde inzet van het bestaande instrumentarium, overlast als gevolg van MOE-landers aanpakken.

[Aanscherping van het coffeeshopbeleid]

Overlast en criminaliteit rond coffeeshops moet stoppen. In dat kader wordt een einde gemaakt aan het huidige «open-deur-beleid» van de coffeeshops. Kleinschaligheid en beheersbaarheid staan centraal. In 2012 worden coffeeshops besloten clubs die er enkel nog voor de lokale markt zijn. Om dit te realiseren, krijgen alleen meerderjarige ingezetenen van Nederland toegang tot een coffeeshop op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en op basis van lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop. Het lidmaatschap wordt in de vorm van een clubpas verleend. Kleinschaligheid wordt bereikt door maximering van het aantal leden van de coffeeshop. De minimale afstand van coffeeshops tot scholen wordt 350 meter en drugsgebruik op scholen wordt stevig ontmoedigd. Een aanscherping van de gedoogcriteria behorende bij de aanwijzing Opiumwet zal per 1 januari 2012 een feit zijn. In 2012 worden tussen Rijk en coffeeshopgemeenten mede in dit kader afspraken over de handhaving gemaakt.

[Aanpak van wapenbezit]

Er is sprake van een grover gebruik van wapens bij overvallen en straatroof. Met het wetsvoorstel verruiming preventief fouilleren krijgen politie en OM meer mogelijkheden om voortijdig in te grijpen.

Het illegale wapenbezit in ons land wordt onverkort aangepakt. Het project opsporing vuurwapens op internet en het informatiegestuurd handhaven op vuurwapens door politie, KMar en Douane (onder andere met gebruik van ANPR en geprofileerde informatie) zijn hiervan voorbeelden in het kader van de brede aanpak van de overvalcriminaliteit.

Mede naar aanleiding van de onderzoeken naar het schietincident in Alphen aan de Rijn (het strafrechtelijk onderzoek, rijksrechercheonderzoek, IOOV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid) – wordt bekeken welke wijzigingen in het stelsel en de uitvoering zullen worden doorgevoerd.

[Eenvoudiger aangifte doen]

Meer aangiften, betekent meer aanknopingspunten om criminaliteit gericht te bestrijden. Het doen van een aangifte is een belangrijk contactmoment van de burger met de politie. Een soepel verlopend aangifteproces is van wezenlijk belang voor het vertrouwen. Burgers en ondernemers moeten thuis, onderweg of op het politiebureau, snel en eenvoudig aangifte kunnen doen. Ook moeten zij tijdig informatie ontvangen over wat er met hun aangifte gebeurt. In 2011 is gestart met een aanpak waarbij de burger via 6 kanalen aangifte of een melding bij de politie kan doen. Met een aangiftevolgsysteem is de aangever zelf in staat de status van zijn aangifte op te vragen. Dit systeem wordt in 2012 intensief beproefd met het oog op een landelijke uitrol. Burgers zullen ook gestimuleerd worden meer 1-1-2 te bellen als zij iets verdachts zien. 90% van alle aanhoudingen vindt immers plaats op aanwijzing van een aangever of een getuige. De politie zet in op het verbeteren van de «heterdaadkracht». Door snel optreden wordt het aantal aangehouden verdachten verhoogd en kunnen zaken snel(ler) worden afgedaan. Doelstelling is dat de heterdaadratio (verhouding tussen wel en niet op heterdaad aangehouden verdachten) in 2014 met 25% is verhoogd. In 2012 moet dit 5% zijn verhoogd en in 2013 met 15%.

[Aanpak van criminaliteit in wijk en buurt: doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen]

Voor een veiligere buurt en wijk zijn de Veiligheidshuizen onmisbaar. Hier werken de gemeentebestuurder, de officier van Justitie, de politieagent, de reclasseringsambtenaar op lokaal niveau samen met andere partners om daders – individueel of in groepsverband – aan te pakken. De doorontwikkeling van de samenwerking binnen de Veiligheidshuizen staat voor 2012 centraal en zal zich richten op het slagvaardiger en professioneler maken van de geïntegreerde, dadergerichte aanpak van veelplegers, huiselijk geweldplegers, risicojongeren en ex-gedetineerden. Mijlpalen in 2012 zijn: meer inzicht in maatschappelijk rendement, regionalisering, bestuurlijke afspraken over inzet van participerende organisaties en een goed werkend systeem voor informatie-uitwisseling op casusniveau.

[Aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven]

Criminele activiteiten die schadelijk zijn voor ondernemers – en daarmee ondermijnend zijn voor de Nederlandse economie – dienen te worden teruggedrongen. Los van de specifieke aanpak van overvalcriminaliteit en cybercrime, zijn ook de volgende op het bedrijfsleven gerichte acties in gang gezet: georganiseerde winkeldiefstal door mobiele bendes wordt teruggedrongen door informatie van detailhandel en politie te bundelen. Ladingdiefstal en transportcriminaliteit wordt tegengegaan door het slim en actief toepassen van cameratoezicht langs de snelwegen («secure lane»).

Met winkeldieven wordt alsnog afgerekend. Naast een strafrechtelijk traject, is doelstelling om winkeldieven standaard een bedrag van € 151 in rekening te brengen als schadevergoeding voor de tijd die de winkelier aan de aanhouding en afhandeling moet besteden.

Om diefstal, inbraak en vernielingen tegen te gaan worden in samenwerking met het bedrijfsleven extra projecten Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) uitgerold. Afpersing wordt programmatisch aangepakt in samenwerking met politie, OM, de stichting Meld Misdaad Anoniem, VNO-NCW/MKB-Nederland en Koninklijke Horeca Nederland. Daarbij wordt ingezet op het vergroten van de kennis en weerbaarheid bij bedrijven; het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid en de professionalisering van de aanpak door de politie. Om slachtoffers goede ondersteuning te bieden, is een landelijke vertrouwenslijn afpersing ingericht.

[Veiligheidsregio's: meer slagkracht bij crisisbeheersing en rampenbestrijding]

Om burgers beter te beschermen tegen de risico's van branden, rampen en crises is in 2010 de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Een belangrijk onderdeel daarvan is regionale bestuurlijke regie, met als doel een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing. Het streven is om de verplichte regionalisering van de brandweer en de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid begin 2012 wettelijk van kracht te laten zijn waarmee de regionale bestuurlijke regie verder versterkt wordt. In 2012 wordt de wet veiligheidsregio's geëvalueerd, waarbij wordt gekeken naar het functioneren van het stelsel en het presterend vermogen van de veiligheidsregio's. Daarnaast staat het komende jaar de verdere professionalisering van de brandweer hoog op de agenda. De opkomsttijden, de variabele voertuigbezetting alsmede het (landelijke) dekkingsplan zijn daarbinnen belangrijke onderwerpen. Ook wordt – in samenwerking met de betrokkenen – een toekomstvisie op de brandweervrijwilligers opgesteld. De brandweervrijwilligers zijn immers het hart van de brandweerorganisatie. De aanbevelingen van de inspectie OOV alsmede de bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in de rapportages naar aanleiding van de brand in Moerdijk worden voortvarend opgepakt. Thema’s hierbij zullen zijn: crisiscommunicatie, bovenregionale samenwerking en opschaling.

IV Een geloofwaardige rechtsstaat

[Sneller recht doen, sneller straffen]

Recht dat te lang op zich laat wachten, voelt als onrecht. Juist voor een geloofwaardige rechtsstaat is het van het grootste belang dat justitiabelen snel en doeltreffend hun zaak behandeld krijgen. (Super)snelrecht is een sprekend voorbeeld van sneller recht doen en sneller straffen. Dat geldt voor relatief eenvoudige zaken. Winst is echter ook elders te behalen. 2/3 deel van de standaardzaken dient eind 2014 binnen één maand te zijn afgedaan, waar dat nu soms wel acht of negen maanden is. In het programma Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving wordt ketenbreed gewerkt aan permanente verbetering en versnelling van de werkprocessen van politie tot en met rechtspraak. In 2011 zijn ketenpartners in de regio’s Haarlem–Alkmaar, Maastricht–Roermond en Arnhem–Zutphen gestart met het ketenbreed doorlichten en verbeteren van de werkprocessen. Najaar 2011 sluiten hier tenminste nog drie regio’s (regio «Noord», Almelo–Zwolle, Breda–Middelburg) en de Centrale Verwerking OM (CVOM) bij aan. Eind 2012 zijn alle regio’s aangesloten. In 2012 zullen bij de reeds aangesloten regio’s sterke verbeteringen zichtbaar worden. Het streven voor die regio’s is een gemiddelde behandelduur van acht weken in 2/3 deel van de standaardzaken. Dat gemiddelde gaat dan stapsgewijs omlaag van acht naar zes weken naar uiteindelijk vier weken in 2014.

Het OM is in 2011 samen met de politie in vijf regio’s gestart met de ZSM-werkwijze (Zo Selectief, Snel, Simpel, Slim, Samen Mogelijk) waarmee een versnelling in het afdoeningsproces van veelvoorkomende criminaliteit wordt gerealiseerd. De informatie die nodig is voor een afdoeningsbeslissing wordt zo spoedig mogelijk door de betreffende ketenpartners beschikbaar gesteld en op basis daarvan wordt snel een effectieve sanctie opgelegd. Zo worden eenvoudige zaken «aan de voorkant» van de keten uitgefilterd en direct afgedaan zodat ze niet langer beslag meer leggen op de capaciteit in de keten. Doel van deze werkwijze is in bijna alle eenvoudige strafzaken van veel voorkomende criminaliteit zaken gedurende de eerste zes uren respectievelijk drie dagen na aanhouding een eerste en vaak finale beoordeling van de zaak te realiseren. Eind 2012 geldt deze werkwijze landelijk.

De «night courts» gaan in 2012 van start door vergrote beschikbaarheid van officieren van justitie (7 x 16 uur) voor de versnelde afdoening in het kader van de Wet OM-afdoening. Dit is een eerste stap, waarna wordt bezien of aanvullend bijvoorbeeld verruiming van openingstijden van rechtbanken nodig is.

Op een berechting dient met evenveel voortvarendheid een veilige tenuitvoerlegging te volgen. Dit is het doel van het Programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen. Met de tenuitvoerlegging zal sneller gestart worden, veiliger verlopen (ook bij verlof of plaatsing in de zorg) en de ketenpartners zoals gemeenten zullen beter geïnformeerd worden over justitiabelen.

[Zwaardere straffen en meer maatwerk]

Burgers moeten worden beschermd, zeker tegen mensen die van een eerdere veroordeling kennelijk niets hebben geleerd. Duidelijkere grenzen moeten worden gesteld aan daders, die niet laten zien dat ze in het kader van hun straf (willen) leren. Vrijheidsbeneming zal vaker volgen, wanneer een dader een taakstraf of maatregelen niet voltooit of voorwaarden bij voorwaardelijke straffen niet nakomt. Minimumstraffen worden ingevoerd voor criminelen die zich opnieuw schuldig hebben gemaakt aan een zwaar misdrijf. Hierin is geregeld dat criminelen zwaarder worden bestraft als zij binnen tien jaar opnieuw een misdrijf plegen, waarop een langdurige maximum gevangenisstraf staat. De rechter zal in zo’n geval minstens de helft van het strafmaximum opleggen. De nieuwe regeling zal alleen voor volwassenen gelden. Het wetsvoorstel waarin deze regeling is opgenomen, is voor advies aan de Raad van State gezonden. De indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer vindt later dit jaar plaats.

Daarnaast wordt mogelijk gemaakt dat een onherroepelijk vrijgesproken verdachte voor hetzelfde delict opnieuw wordt vervolgd, wanneer nieuw zeer belastend bewijs opduikt. Niet alleen bij misdrijven waar levenslange gevangenisstraf op staat en die de dood van een ander tot gevolg hebben, maar ook bij doodslag en bij geweld – en zedenzaken met dodelijke afloop. Ook wordt mogelijk gemaakt dat na inwerkingtreding van de wet ook met terugwerkende kracht strafzaken na een vrijspraak kunnen worden herzien. Het wetsvoorstel dat dit mogelijk maakt (Wet herziening ten nadele), is in juni 2011, samen met het wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele, bij de Tweede Kamer ingediend.

Ten slotte wordt met de invoering van een adolescentenstrafrecht voorzien in een samenhangend sanctiepakket waarmee jongere en jongvolwassen daders gericht en effectief kunnen worden bestraft. Daarmee komt voor risicojongeren van 15 tot 23 jaar een pedagogische aanpak beschikbaar die zich kenmerkt door duidelijk en consequent optreden. Kansen bieden en investeren in de aanpak van sociale en psychische problemen die leiden tot delictgedrag is belangrijk, maar consequent handhaven wanneer die kansen niet worden gegrepen, evenzeer. Onder meer wordt voorzien in een verhoging van de maximumduur van de jeugddetentie bij 16- en 17-jarigen, aanpassing van de PIJ-maatregel, een verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen jeugd- en volwassenenreclassering en een uitbreiding van de toepassing van elektronisch toezicht bij jongeren en jongvolwassenen. Een wetsvoorstel met deze strekking gaat dit najaar in consultatie.

[Sterkere positie slachtoffers]

Het is van belang dat de stem van slachtoffers van misdrijven goed wordt gehoord. Meer recht moet worden gedaan aan hun behoeften en belangen. Het spreekrecht van slachtoffers wordt uitgebreid. Vertegenwoordiging wordt ook toegestaan in die gevallen dat een slachtoffer niet in staat is zelf te spreken. Daarnaast wordt conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers mogelijk gemaakt. Er komt een beslagtitel in het strafrecht om in een vroeg stadium beslag te leggen op middelen van verdachten die onder meer ten goede kunnen komen aan de schadevergoeding en proceskosten van slachtoffers. De twee wetsvoorstellen die dit regelen, zijn in juni 2011 in consultatie gezonden en zullen najaar 2011 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Europees wordt samengewerkt om eveneens de positie van slachtoffers – ook Nederlandse – in andere EU-landen te versterken. Een landelijk netwerk slachtofferloketten wordt in 2012 uitgerold door politie en OM in samenwerking met Slachtoffer Hulp Nederland (SHN). Onderzocht wordt of aparte slachtofferzittingen kunnen worden georganiseerd, waarin reeds afgedane strafzaken gezamenlijk worden aangebracht ten behoeve van de schadevergoedingclaims van het slachtoffer. Ten slotte wordt ingezet op casemanagement bij zware gewelds- en zedenzaken en een hernieuwde wijze van voegingsondersteuning, die als structurele voorziening door SHN wordt aangeboden.

[Een toekomstbestendige Tbs]

Een Tbs-maatregel dient zo veilig mogelijk te worden uitgevoerd. Alle risico’s uitsluiten is niet mogelijk, maar er is nog veel ruimte voor verbetering. Bij verlofaanvragen moeten nadrukkelijker de belangen van het slachtoffer worden meegewogen. In het belang van het slachtoffer kunnen nadere eisen worden gesteld aan de uitvoering van het verlof. Jaarlijks weigeren enkele tientallen verdachten hun medewerking aan Pro Justitia-onderzoeken, in de hoop te ontkomen aan de Tbs-maatregel. Het WODC heeft aangetoond dat verdachten hier steeds vaker in slagen. Dat is niet acceptabel. Verbetering kan worden bereikt door gedragsdeskundigen inzage te geven in documenten en rapporten van andere relevante instanties. Zo kunnen zij de rechter een completer beeld geven van de geestestoestand van een verdachte.

Bij zedendelinquenten kan het van belang zijn levenslang toezicht te houden. Alles moet gericht zijn op het voorkomen van herhaling. Terugvalgedrag en dreigende recidive kunnen dan tijdig worden gesignaleerd en daarmee kunnen nieuwe slachtoffers worden voorkomen. Een hiertoe strekkend wetsvoorstel wordt dit najaar in consultatie gezonden.

[Veiligheid en privacy]

Om persoonsgegevens beter te kunnen beschermen, wordt een meldplicht voor datalekken geïnitieerd. Ook wordt het verwerken van persoonsgegevens, zo nodig met doorbreking van een geheimhoudingsplicht, mogelijk gemaakt voor situaties waarin het vitaal belang van een betrokkene of een derde daartoe dringend noodzaakt. Dit zal worden geregeld in het wetsvoorstel maatregelen tot versterking van de naleving van de Wet bescherming persooonsgegevens. De EU-privacyrichtlijn wordt op basis van een voorstel van de Europese Commissie door de Raad en het Europese Parlement herzien, met mogelijk een ingrijpende modernisering van het gegevensbeschermingsrecht tot gevolg. Ook wordt de wet- en regelgeving met betrekking tot privacy binnen het veiligheidsdomein concreet toepasbaar gemaakt.

[Kansspelen: veilig en verantwoord]

Nederlandse burgers die willen deelnemen aan kansspelen moeten dat op een veilige en verantwoorde manier kunnen doen. Daarvoor is een eigentijdse visie ontwikkeld, met als uitgangspunt dat burgers en bedrijven in staat zijn hun eigen verantwoordelijkheid te nemen binnen de gestelde kaders. Van groot belang hierbij is dat kwetsbare groepen, waaronder jong volwassenen, zoveel mogelijk worden beschermd tegen het risico kansspelverslaving te ontwikkelen. Door het stellen van strikte regels (in wet en vergunningen) en goed toezicht op de naleving van die regels moet het spelen veilig en verantwoord zijn. Om dit te bereiken zal het voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen om kansspelen via internet te reguleren medio 2012 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Tevens wordt de inrichting van het loterijstelsel nader vorm gegeven. De uitkomsten van de onderzoeken naar meer marktwerking bij onder andere speelcasino’s en sportprijsvragen zullen in 2012 leiden tot besluitvorming.

[Auteursrecht 20@20]

De manier waarop wij kunst en cultuur bekijken, beluisteren en beleven, is in de digitale wereld in snel tempo veranderd. Daarnaast moet ook vanuit het oogpunt van particulier initiatief en verdiencapaciteit van kunstenaars het auteursrecht creativiteit en innovatie niet afremmen, maar juist bevorderen. Daartoe wordt in 2012 een viertal in 2011 gepresenteerde speerpunten uitgewerkt en waar nodig in wetten omgezet; het vergroten van het vertrouwen in auteursrechtorganisaties door versterking van de toezichtstructuren, het verbeteren van de contractuele positie van de auteurs, instrumenten voor handhaving op internet en afbouw van de thuiskopieregeling en steun voor Europese initiatieven op het terrein van grensoverschrijdende, pan-Europese licenties waardoor een bedrijf in de hele EU kan opereren. Ook zal in Europees verband worden gestreefd naar introductie van een zogeheten fair use exceptie.

[Interlandelijke adoptie]

Om de kwaliteit van het adoptieproces verder te verhogen wordt in 2012 een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet Opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). Uitgangspunt voor dit wetsvoorstel is hoe de belangen van te adopteren kinderen enerzijds en de wensen van potentiële adoptieouders (inclusief potentiële adoptiefouders van gelijk geslacht), om een gezin te vormen anderzijds een evenwichtige invulling kunnen krijgen en welke taak en rol van de overheid daaruit voortvloeien. Waar deze wensen en belangen met elkaar in strijd zijn, prevaleert altijd het belang van het kind. Bij het wetsvoorstel wordt ook de druk die op het adoptieproces ligt door het afnemende aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt, waarbij het aandeel oudere kinderen en kinderen met een handicap («special needs») steeds verder toeneemt, meegenomen.

[Meer ruimte voor ondernemen]

Economische groei en verbetering van het investeringsklimaat zijn voor Nederland – en voor Nederlandse ondernemers en consumenten in het bijzonder – van essentieel belang. Dit vergt maatregelen op het gebied van de juridische infrastructuur, die vooral zijn vastgelegd in het burgerlijk wetboek. Administratieve lasten worden verlaagd door in 2012 in te zetten op snelle vaststelling van de in 2011 verschenen Europese richtlijnvoorstellen voor modernisering van het jaarrekeningrecht en een vrijstelling voor kleine ondernemingen. Rechtsvormen als de versoepelde BV en de personenvennootschap, die in 2012 hun beslag moeten krijgen, maken het starten van een bedrijf goedkoper en eenvoudiger. De aanpassing van de wet collectieve afwikkeling massaschades maakt schadeafwikkeling goedkoper en zal ook in faillissementssituaties een oplossing kunnen bieden. Uitwassen van de zogeheten claimcultuur worden aangepakt, onder andere door eisen te stellen aan claimstichtingen.

Het voorliggende programma is breed en ambitieus. Op deze wijze zetten wij ons deze kabinetsperiode – samen met vele anderen – in voor een veiliger en rechtvaardiger Nederland. Door de gezamenlijke inspanningen van het Rijk, gemeenten, politie en justitie en met de hiervoor genoemde maatregelen om onveiligheid aan te pakken moeten de ervaren overlast en de gevoelens van onveiligheid aan het einde van deze kabinetsperiode met 10% zijn afgenomen ten opzichte van het begin.

Planning beleidsdoorlichtingen VenJ

Onderstaand overzicht geeft aan wanneer de operationele doelstellingen van de VenJ-begroting worden doorgelicht.

Art.

Omschrijving artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

11

Nederlandse Rechtsorde

             
 

• Nationale wetgeving (AD 11)

 

X

         

12

Rechtspleging en rechtsbijstand

             
 

• Adequate toegang tot het rechtsbestel (OD 12.2)

         

X

 
 

• Slagv.& kwalitatieve goede rechtspleging (OD 12.3)

         

X

 

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

             
 

• Preventieve maatregelen (OD 13.1)

   

X

       
 

• Opsporing & forensisch onderzoek (OD 13.3)

       

X

   
 

• Handhaving & vervolging (OD 13.3)

       

X

   
 

• Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties (OD 13.4)

           

X

 

• Slachtofferbeleid (OD 13.5)

     

X

     
 

• Terrorismebestrijding (was OD 13.6)

X

           

14

Jeugd

             
 

• Interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering (OD 14.1)

   

X

       
 

• Tenuitvoerlegging jeugdsancties (OD 14.2)

X

           

17

Internationale rechtsorde

             
 

• Internationale rechtsorde (OD 17.1)

 

X

         

21

Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

             
 

• Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid (OD: 21.1, 21.2 en 21.3)

       

X

   
 

• Terrorismebestrijding (OD 21.4)

           

X

23

Veiligheidsregio’s en Politie

             
 

• Veiligheidsregio’s en Politie

(OD: 23.1, 23.2, 23.3 en 23.4)

   

X

       

25

Veiligheid en Bestuur

             
 

• Veiligheid (Radicalisering) (OD 25.1)

 

X

         
 

• Veiligheid (ICT) (OD 25.2)

   

X

       

29

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

             
 

• Inspectie Openbare orde en Veiligheid

           

X

Overzichtstabel met belangrijkste beleidsmatige mutaties

Onderstaande tabel bevat de belangrijkste budgettaire mutaties sinds de begroting 2011 (inclusief de eerste suppletoire begroting 2011).

Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties
x € 1 000
   

Artikel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

 

Taakstellingen

             

1a

Taakstelling Rijk, Agentschappen en uitvoerende ZBO's

alle

0

0

– 62 056

– 125 296

– 182 166

– 192 988

1b

Doelmatigheidskorting Rijksdienst 2010

alle

0

– 43 121

– 43 121

– 43 121

– 43 121

– 43 121

1c

Additionele taakstelling

92

0

– 37 400

– 37 600

– 22 400

– 22 900

– 22 900

                 

2

Stijging instroomramingen Rechtspraak

12

25 000

88 000

88 000

88 000

88 000

88 000

3

Raad voor Rechtsbijstand

12

0

0

0

– 50 000

– 50 000

– 50 000

4

Griffierechten

12

0

0

– 77 000

– 77 000

– 77 000

– 77 000

5

Veiliger op straat

13

20 500

20 500

20 900

20 500

20 400

20 400

6

Rechtshandhaving (Pluk-ze)

13

10 000

15 000

20 000

20 000

20 000

20 000

7

Verdubbeling gepakte criminele organisaties

13

14 600

14 800

14 700

15 100

15 200

15 200

8

High Impact Crime

13

10 900

10 700

10 400

10 400

10 400

10 400

9

Kasschuif Europol en Eurojust

13

– 350

– 10 830

– 1 330

610

6 930

4 970

10

Reclassering (minder groepstaakstraffen)

13

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

11

Straf Forensische zorg

13

5 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

12

Capaciteitsbehoefte strafjeugdbescherming

14

– 19 000

– 17 400

– 17 400

– 17 400

– 17 400

– 17 400

13

Nationale politie

23

0

0

– 30 000

– 50 000

– 80 000

– 100 000

14

Intensivering politie

23

300 000

320 000

340 000

360 000

370 000

370 000

15

Kosten evenementen

23

0

– 30 000

– 30 000

– 30 000

– 30 000

– 30 000

16

Politieacademie en cursussen

23

0

– 10 000

– 20 000

– 30 000

– 30 000

– 40 000

17

Politieonderwijs

23

0

0

0

0

– 60 000

– 60 000

18

Meldkamers

23

0

0

0

0

– 10 000

– 10 000

19

Compensatie BTW

23

15 517

15 517

15 517

15 517

15 517

15 517

20

Rentecompensatie vermogensnormering politie

23

502

11 836

10 435

9 131

7 848

6 540

21

Subsidieregeling Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid

25

– 20 800

– 14 400

0

0

0

0

22

Toespitsen hoger beroep, cassatie

92

0

0

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

Beleidsprogramma uitgaven

1a. Taakstelling Rijk, Agentschappen en uitvoerende ZBO's

Zoals aangekondigd in het Regeerakkoord, krijgen alle departementen (inclusief baten-lastendiensten en uitvoerende ZBO’s), bovenop de € 231 miljoen waartoe het demissionaire kabinet Balkenende reeds heeft besloten, een taakstelling van afgerond 1,5% (netto) per jaar in de periode 2013–2015 oplopend tot afgerond 4,5% in 2015 op personeel en materieel.

1b. Doelmatigheidskorting Rijksdienst 2010

De doelmatigheidskorting Rijksdienst is vorig jaar reeds opgelegd door het kabinet Balkenende IV. Deze taakstelling wordt vanaf 2012 verdeeld over de verschillende Justitieonderdelen.

1c. Additionele Taakstelling

Ter dekking van macro tegenvallers heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2011 besloten tot extra ombuigingsmaatregelen. Deze taakstelling is vooralsnog op artikel 92 geparkeerd.

2. Stijging instroomramingen Rechtspraak

De meerjarige instroomramingen laten voor de Rechtspraak een forse toename zien van het aantal zaken. Mede als gevolg van de nasleep van de financiële crisis neemt de capaciteitsbehoefte civiele zaken en de bestuursrechtspraak toe. Dit laatste wordt met name veroorzaakt door het groeiend aantal bijstandzaken en sociale verzekeringszaken. Dekking voor deze toename wordt gevonden in hogere griffieontvangsten naar aanleiding van de per 1 november 2010 in werking getreden «Wet griffierechten burgerlijke zaken» en het versneld per 1 juli 2012 in werking laten treden van de maatregel «kostendekkende griffierechten» uit het Regeerakkoord. De overig benodigde middelen worden gedekt uit de eigen reserves van de rechtspraak zelf (zie ook ontvangstenmutaties).

3. Raad voor Rechtsbijstand

In het Regeerakkoord is een besparing van € 50 miljoen op het budget van de rechtsbijstand opgenomen vanaf 2014. Deze besparing wordt gerealiseerd door het invoeren van de mogelijkheid om zonder tussenkomst van een advocaat een echtscheiding aan te vragen en door aanpassingen en/of niet indexeren van de tarieven van de advocaten in de gesubsidieerde rechtshulp (zie ook ontvangstenmutaties).

4. Griffierechten

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat er met ingang van 2013 kostendekkende griffierechten komen, met een structurele opbrengst van € 240 mln. per jaar. Deze bestond uit een instroombeperkend effect bij de Rechtspraak van € 115 mln. en hogere verwachte ontvangsten uit hoofde van griffierechten met € 225 mln. Daarnaast was er € 100 mln. beschikbaar voor compenserende maatregelen. Bij de nadere uitwerking van het voorstel blijkt dat het instroombeperkend effect bij de rechtspraak € 38 mln. lager uitvalt en de ontvangsten structureel € 62 mln. neerwaarts bijgesteld moeten worden doordat de griffierechten voor minder draagkrachtigen niet kostendekkend worden vastgesteld. Hiervoor worden de beschikbare middelen voor compenserende maatregelen (€ 100 mln.) ingezet. De compenserende maatregelen worden in de tarieven verwerkt. Per saldo blijft de maatregel derhalve € 240 mln. opleveren (zie ook ontvangsten mutaties).

5. Veiliger op straat

Door middel van inzet van snelle interventieteams (16 uur per dag, 7 dagen in de week beschikbaar) worden snellere OM-besluiten genomen. De interventieteams bestaan uit professionals die vóór in het proces de daarvoor in aanmerking komende feiten beoordelen, op het gebied van veel voorkomende criminaliteit. Dit leidt tot een forse reductie in de doorloop van de afdoening. Het OM-besluit kan voorzien in een beslissingen als een OM-beschikking, voorgeleiding rechter-commissaris, (super)snelrecht, dagvaarding ten behoeve van themazitting.

Er wordt gestart in vijf arrondissementen waarna vervolgens uitbreiding zal plaatsvinden naar uiteindelijk tien. In het eerste en tweede jaar wordt er in alle arrondissementen en bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) een extra investering gevraagd om deze nieuwe manier van werken op te zetten. Daarmee wordt capaciteit vrijgespeeld voor de beoordeling en daarmee de versnelling van de doorlooptijden.

6. Rechtshandhaving (Pluk-ze)

De activiteiten in het kader van het afnemen van met misdrijf verkregen financieel voordeel worden geïntensiveerd, conform afspraken uit het Regeerakkoord.

Hiervoor zijn, onder andere bij het Openbaar Ministerie, vanaf 2011 investeringen nodig. Vooralsnog worden deze middelen geplaatst op artikelonderdeel 13.3.1. De extra opbrengsten worden vanaf 2012 gegenereerd (zie ontvangstenmutaties).

7. Verdubbeling gepakte criminele organisaties

Het aanpakken van meer misdaadgroepen is een belangrijke doelstelling voor de komende jaren. Het streven is het aantal aan te pakken criminele organisaties te verdubbelen in 2015. Dit vraagt om extra personele inzet en investeringen in technische voorzieningen zoals de «crimineel vermogen informatiebox».

8. High impact crime

Bestrijden en vervolgen van misdaden met een groot maatschappelijk effect heeft een hoge prioriteit. Voorbeelden van dergelijke misdaden zijn kinderporno en roofovervallen, maar ook het oplossen van zogenaamde «cold cases». Naast meer inzet van personeel zijn hiervoor ook investeringen in ICT benodigd net als extra middelen om ervoor te zorgen dat slachtoffers beschikken over goede en actuele informatie inzake de voortgang van hun dossier.

9. Kasschuif Europol en Eurojust

De nieuwbouw voor Eurojust heeft vertraging opgelopen. Er was meer tijd benodigd dan aanvankelijk gedacht om aan de eisen en wensen, die aan het pand worden gesteld, tegemoet te komen.Daarnaast is het betalingsritme voor de nieuwbouw anders dan aanvankelijk voorzien. Derhalve is een kasschuif nodig.

10. Reclassering (minder groepstaakstraffen)

Zoals aangekondigd in het Regeerakkoord wordt 90% van de huidige groepstaakstraffen vervangen door individuele taakstraffen. Hierdoor wordt een besparing van € 10 mln. binnen de reclassering gerealiseerd doordat de kosten voor begeleiding van deze groepstaakstraffen vervallen. De begeleiding wordt voortaan verzorgd door de instantie waar de taakstraf wordt vervuld.

11. Straf forensische zorg

De kosten in de forensische zorg nemen toe door groei van de zorgbehoefte. Op grond van de trend in de afgelopen jaren wordt verwacht dat de groei zich met name zal manifesteren in de ambulante (extramurale) zorg. De intramurale zorg zal zich op een meer constant niveau bewegen. Voor de jaren 2012 t/m 2016 is uitgegaan van een autonome groei van 8 % per jaar in de ambulante zorg ten opzichte van de verwachte omvang van de zorg in 2011. Gezien de stijging over 2008-2010 (circa 25%) is dit een licht conservatieve raming van de groei per jaar.

12. Capaciteitsbehoefte strafjeugdbescherming

Voor de raming van de capaciteitsbehoefte binnen de strafjeugdbescherming wordt gebruik gemaakt van de laatste realisatiecijfers en de instroomcijfers van de Raad voor de Kinderbescherming die zich met vertraging vertalen in de cijfers van de jeugdbescherming. Op basis hiervan wordt een overschot in capaciteit verwacht dat wordt vergroot door het stabiliseren van de instroom. Daarnaast is een afname van de verblijfsduur waarneembaar.

13. Nationale politie

De regionale korpsen, het KLPD, de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaan op in het nog op te richten Korps nationale politie. Op termijn zal ook de Politieacademie onderdeel gaan uitmaken van het Korps nationale politie. Het Korps nationale politie moet leiden tot meer ruimte voor de professional, minder bureaucratie, minder bestuurlijke drukte, een veiliger leefomgeving en een effectievere opsporing. De hiermee gepaard gaande efficiencywinst loopt op van € 30 mln. in 2013 tot € 230 mln. structureel vanaf 2019.

14. Intensivering politie

Op basis van het Regeerakkoord wordt de huidige sterkteafspraak van 48 000 fte verhoogd naar 49 500 fte structureel bij de 25 regionale korpsen en het KLPD. Dit is 3 000 fte meer dan zonder extra middelen mogelijk is. Hiervan worden 500 fte ingezet als animal cops. (zie ook de brief d.d. 14 december 2010, TK 29 628-23). Hiervoor is op de Aanvullende Post van het Rijk een bedrag van € 300 mln. in 2011 tot € 370 mln. in 2015 en verder beschikbaar ten behoeve van de operationele sterkte van de politie.

15. Kosten evenementen

Op basis van het Regeerakkoord worden vanaf 2012 de kosten van politie-inzet doorberekend aan de organisatie van een evenement. Deze maatregel levert echter niet de volledige reeds ingeboekte structurele opbrengst van € 30 mln. vanaf 2012 per jaar op. Het besparingsverlies zal binnen de VenJ-begroting van dekking worden voorzien.

16. Politieacademie en cursussen

De maatregel uit het Regeerakkoord inzake het meer inzetten van politietoezichthouders wordt niet uitgevoerd. De invulling zal plaatsvinden door een stroomlijning van de bekostiging van de politieacademie en voorts door een doelmatiger inkoop van onderwijs en cursussen voor de politie. Zonodig zal aanvullende dekking vanuit de VenJ-begroting plaatsvinden.

17. Politieonderwijs

Aspiranten bij politie ontvangen, conform het Regeerakkoord, niet langer een salaris dan wel bijdrage in hun kosten voor levensonderhoud. Daarnaast wordt de opleidingsduur aan de politieacademie bekort. Vanaf 2015 levert dit een structurele besparing van € 60 mln. op.

18. Meldkamers

De meldkamerorganisatie wordt vernieuwd door opschaling (minder locaties), standaardisatie van werkprocessen en een uniforme regeling van de uitwijkfunctie. Ook wordt een nieuw werkconcept in gevoerd. Deze vernieuwing leidt tot verdere kwaliteitsverbetering en levert een besparing op die oploopt van € 10 mln. in 2015 tot € 50 mln. vanaf 2020.

19. Compensatie BTW

In verband met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s kunnen de Veiligheidsregio’s voor de wettelijke taken de BTW niet meer compenseren via de deelnemende gemeenten (de zogenaamde Transparantieregeling). Ter compensatie van deze extra kosten wordt een structureel budget toegevoegd aan de VenJ-begroting vanuit het BTW Compensatiefonds. Dit betreft een technische mutatie.

20. Rentecompensatie vermogensnormering politie

In 2009 is in het onderhandelingsakkoord tussen Minister van BZK en het korpsbeheerdersberaad i.o. afgesproken om € 400 mln. eigen vermogen om te zetten in vreemd vermogen. De middelen komen vervolgens weer beschikbaar voor de politiesector. Voor de negatieve gevolgen van deze omzetting van eigen vermogen naar vreemd vermogen wordt door het Ministerie van Financiën rentecompensatie geboden voor een periode van 10 jaar.

21. Subsidieregeling MIA-V

De Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid (MIA-V) is een project van de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI). Hiervoor wordt in 2011 € 5,75 mln. overgeheveld naar Defensie. Naar EL&I wordt € 15,1 mln. overgeheveld in 2011 en € 14 mln. in 2012. (Dit is inclusief SBIR-fysieke veiligheid en training & simulatie) De subsidies worden verstrekt aan samenwerkende bedrijven die een product of dienst willen ontwikkelen of doorontwikkelen, waarmee de ambulancesector, de brandweer, politie of andere publieke veiligheidsorganisaties hun dienstverlening kunnen verbeteren.

22. Toespitsen hoger beroep, cassatie

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat in de civiele rechtspraak de meervoudige rechtspraak wordt beperkt. Alle civiele kantonzaken worden in hoger beroep enkelvoudig behandeld. Dit levert een besparing op van € 10 mln. per jaar vanaf 2013.

Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties
x € 1 000
   

Artikel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1a

Griffierechten

12

0

0

225 000

225 000

225 000

225 000

1b

Correctie griffierechten

12

0

0

– 62 000

– 62 000

– 62 000

– 62 000

2

Wet griffierechten Rechtspraak

12

25 000

88 000

88 000

88 000

88 000

88 000

3

Pluk ze

13

0

5 000

10 000

20 000

40 000

50 000

4

Opbrengst licenties

13

0

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Beleidsprogramma ontvangsten

1. Griffierechten

Zie voor de toelichting, punt 4 bij de belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties.

2. Wet griffierechten Rechtspraak

Zie voor de toelichting, punt 4 bij de belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties.

3. Pluk ze

Via additionele investeringen (zie uitgaven) worden vanaf 2012 extra Pluk-ze opbrengsten gegenereerd. In 2012 gaat het op € 5 mln. oplopend naar € 50 mln. in 2016.

4. Opbrengst licenties

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat een licentiefee wordt geïntroduceerd voor het verkrijgen van vergunningen voor de exploitatie van internetkansspelen en loterijen. Dit levert vanaf 2012 per jaar € 10 mln. extra ontvangsten op.

HOOFDSTUK 3 BELEIDSARTIKELEN

11 Nederlandse rechtsorde

Algemene doelstelling

Een goed functionerende rechtsorde waarbinnen samenleving en burger tot hun recht komen.

Meerjarenperspectief

Ontwikkelingen in de maatschappij zorgen voor veranderende inzichten en ideeën over een goed functionerende rechtsorde en vergen continue aandacht voor onderhoud en aanpassing van de algemene wetboeken op het terrein van strafrecht en strafvordering, burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht en de Algemene wet bestuursrecht. De belangrijkste thema’s van het wetgevingsprogramma zijn:

  • de bevordering van veiligheid en rechtshandhaving, o.a. door verbetering van de politieorganisatie en aanscherping van het strafrecht;

  • een doelmatig en doeltreffende rechtspleging als voorwaarde voor een goed functionerende rechtsstaat;

  • een juridische infrastructuur die ruimte geeft aan innovatie en ondernemen.

Ook blijft het noodzakelijk om de kwaliteit van wetgeving te bewaken en te bevorderen. Deze taak strekt zich steeds meer uit tot internationale regelgeving die haar weerslag heeft op de nationale rechtsorde.

Omschrijving van de samenhang

Veiligheid en Justitie heeft tot taak om een juridische infrastructuur in stand te houden waarin het rechtsverkeer tussen mensen onderling en tussen overheid en burgers kan floreren. Het recht ordent, biedt structuur en ruimte en beschermt. De wet moet bestendig zijn en gebaseerd zijn op de in de samenleving gedragen rechtsovertuigingen. Dat vergt voortdurende aandacht voor onderhoud, kwaliteit en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen op sociaal, cultureel, economisch en technologisch gebied.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het tot stand brengen van wet- en regelgeving ter uitvoering van de grondwettelijke opdracht het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht, het strafrecht en het strafprocesrecht in algemene wetboeken en algemene regels van bestuursrecht bij wet vast te leggen. Tevens is deze verantwoordelijk voor het rijksbreed bevorderen van de kwaliteit van wetgeving en de coherentie en consistentie daarvan. Onder deze verantwoordelijkheid valt ook de versterking van de juridische kwaliteit binnen de rijksoverheid.

Externe factoren

Nieuwe sociale, culturele en economische ontwikkelingen hebben hun weerslag op het recht en de wet. Hetzelfde geldt voor zeer uiteenlopende factoren als demografische ontwikkelingen, (terrorisme)dreigingen, de bevolkingsintensiteit en de betekenis daarvan voor economie en milieu.

Meetbare gegevens

De maatschappelijke effecten van het beleid ter bevordering van een goed functionerende rechtsorde lenen zich niet goed voor kwantificering in outcome- en outputindicatoren. Het aantal op te stellen wetten en regels vormt geen doel op zich en directe maatschappelijke effecten van instrumenten om de kwaliteit van wetgeving te versterken zijn moeilijk meetbaar. Op enkele onderdelen zijn echter wel indicaties te geven van de beoogde resultaten, zij het maximaal op het niveau van output. Bij individuele wetsvoorstellen is zo goed mogelijk op kwalitatieve wijze aangegeven wat de beoogde resultaten zijn. De kwaliteit van wetgeving wordt continu getoetst, per wetsvoorstel of ontwerp-AMvB. Dit wordt voor de behandeling in de ministerraad getoetst aan de kwaliteitscriteria zoals verwoord in de «Aanwijzingen voor de regelgeving» en bestaande toetsingskaders. Het effect van de toetsing blijkt uit de adviezen van de Raad van State en het uiteindelijk oordeel van de beide Kamers der Staten-Generaal.

De juridische functie van het Rijk is wel periodiek onderwerp van een visitatie die tot aanbevelingen tot versterking kan leiden (zie onder 11.2.).

Wel kan er enig inzicht gegeven worden in de ontwikkeling van het aantal regels en de ontwikkeling van de administratieve lasten.

Ontwikkeling aantal regels

Eén element van kwalitatief goede wetgeving is het vermijden van onnodige regelgeving. Nu zegt het aantal geldende regelingen op een bepaald moment niets over de vraag of regelgeving wel of niet onnodig is, maar het aantal regelingen is wel medebepalend voor de regeldruk die wordt ervaren.

Figuur: Aantal geldende wetten, AmvB's en ministeriële regelingen per 1 januari 2004–2011 Bron: Basiswettenbestand.

Figuur: Aantal geldende wetten, AmvB's en ministeriële 					 regelingen per 1 januari 2004–2011 Bron: 					 Basiswettenbestand.

Vanaf 2004 tot 2010 is het aantal geldende wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen gedaald, maar in 2011 was sprake van een lichte stijging van het aantal wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen ten opzichte van 2010. Belangrijke reden hiervoor is de extra regelgeving die nodig was voor het ingaan van de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk der Nederlanden per 10 oktober 2010.

Reductie administratieve lasten bedrijven, burgers en professionals.

In het Regeerakkoord (kabinet Rutte-Verhagen) is bepaald dat de administratieve lasten voor bedrijven en burgers omlaag gaan. Daarnaast zal ook regeldruk voor professionals met een publieke taak (onder andere politie, brandweer) en voor de mede-overheden verder worden verminderd.

De administratieve lasten en regeldruk voor bedrijven dienen in 2012 ten opzichte van 2010 met 10% te zijn afgenomen. Voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie gaat het dan om de vereenvoudiging van de regelgeving inzake BV’s en de verkorting van de winstaangifte Vennootschapsbelasting.

Na 2012 vindt een jaarlijkse reductie van 5% van de administratieve lasten voor bedrijven en burgers plaats.

Met Prinsjesdag 2011 presenteert het kabinet een kader voor nalevingskosten. Uitgangspunt van dit kader is dat nalevingskosten van nieuwe regelgeving van het kabinet binnen deze kabinetsperiode worden gecompenseerd met reducties in de nalevingskosten van bestaande regelgeving.

In het aanvalsplan op de bureaucratie en versterking van vakmanschap in de basispolitiezorg en de recherche (Minder regels, meer op straat) (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 628, nr. 238) heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aangekondigd de administratieve lasten van de politie in deze kabinetsperiode met 25% te verminderen en het vakmanschap te versterken. Een nulmeting wordt uitgevoerd en in 2013 zal een tussentijdse meting plaatsvinden van de bereikte reductieresultaten.

De mogelijkheden voor het aanpakken van regeldruk voor professionals die werkzaam zijn bij de brandweer, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht zullen worden geïnventariseerd.

Doelstelling AL-bedrijven
 

Beginstand kabinet 14 oktober 2010

Reductie 2011

Reductie 2012

AL bedrijven uit VenJ-regelgeving

1 086 mln. (euro)

– 76,8 mln. (– 7,1%)

– 126,8 mln. (– 11,7%)

Bron: Programma Vermindering Regeldruk Bedrijven

Doelstellingen AL-burgers en politie
 

Beginstand kabinet 14 oktober 2010

Reductie einde kabinetsperiode

AL burgers uit VenJ-regelgeving (in tijd)

4,1 mln. (uren)

– 763 000

AL burgers uit VenJ-regelgeving (in out-of-pocket kosten)

596,8 (euro)

– 641 000

Bron: Programma Vermindering Regeldruk voor burgers, professionals en interbestuurlijk

Bovenstaande reductiecijfers zullen worden bereikt met de huidige in gang gezette en gekwantificeerde maatregelen binnen het VenJ-terrein. Als gevolg van nieuwe gekwantificeerde maatregelen en wijzigingen binnen de bestaande maatregelen kunnen de reductiecijfers wijzigen. Over de voortgang van de administratieve lastenreductie wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd door de betreffende regiegroepen.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

17 515

15 992

0

0

0

0

0

                 

Apparaatsuitgaven

18 454

15 992

0

0

0

0

0

                 

11.1 (Nationale) wetgeving

7 820

7 260

0

0

0

0

0

 

11.1.1 Directie Wetgeving

7 820

7 260

0

0

0

0

0

11.2 Wetgevingskwaliteitsbeleid

10 634

8 732

0

0

0

0

0

 

11.2.1 Directie Wetgeving

10 634

8 732

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

886

0

0

0

0

0

0

In het kader van het rijksbrede begrotingsproject Verantwoord Begroten zijn alle apparaatsuitgaven van het bestuursdepartement van Veiligheid en Justitie overgeheveld naar het artikel apparaatsuitgaven kerndepartement (artikel 91), waardoor op dit artikel een «nulbudget» resteert. Bij verdere invoering van Verantwoord Begroten bij begroting 2013 wordt de inhoud van dit artikel gereallocceerd in de overige beleidsartikelen en de beleidsagenda.

Operationele doelstelling 11.1

Het tot stand brengen van wet- en regelgeving ter uitvoering van de grondwettelijke opdracht het burgerlijk recht, het strafrecht, het burgerlijk- en strafprocesrecht in algemene wetboeken en algemene regels van bestuursrecht bij wet vast te leggen.

Motivering

Een goed functionerende rechtsorde waarbinnen samenleving en burger tot hun recht komen vraagt om nieuwe regelgeving en om aanpassing van bestaande op basis van de actuele behoeften in de samenleving. In onderstaande komen de prioritaire beleidsinstrumenten aan de orde. Daarnaast wordt het wetgevingsinstrument ingezet ter realisering van overige beleidsdoelen van Veiligheid en Justitie. Dit is terug te vinden onder de operationele doelstellingen op de overige beleidsartikelen, behoudens de regelgeving die als prioritaire activiteit van zelfstandige betekenis is.

Bevordering van veiligheid en rechtshandhaving

Instrumenten

De buurt veilig, voor bewoner en ondernemer

Om de veiligheid op straat, bij uitgaansgelegenheden en evenementen te garanderen en te vergroten is een wetsvoorstel opgesteld tot verruiming van de mogelijkheden tot preventief fouilleren, dat naar verwachting in 2012 in werking zal kunnen treden (zie artikel 25.1).

Het wetsvoorstel, waarin een regeling van het adolescentenstrafrecht en de invoering van de strafdienstplicht voor jeugdigen is opgenomen, treedt in 2012 in werking. (zie artikel 14.2). Met het oog op versterking van de gemeentelijke regie van het integraal lokaal veiligheidsbeleid is bij het parlement aanhangig het wetsvoorstel regierol gemeenten. Deze wet treedt naar verwachting in 2012 in werking.(zie artikel 25.1)

Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

Om een effectievere aanpak van terroristische organisaties mogelijk te maken, zal de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme op een aantal onderdelen worden aangescherpt. In 2012 wordt ten aanzien van het wetsvoorstel uitbreiding en verbetering Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) de parlementaire behandeling afgerond en treedt de wet in werking. (zie artikel 13.1)

Slagkracht voor onze professionals

In 2012 treedt wetgeving in werking die de politie (en het OM) meer slagkracht geven. Het gaat hierom een nota van wijziging bij het wetsvoorstel wijziging van de Politiewet voor de totstandkoming van één nationale politie. Tevens is een voorstel voor een invoerings- en aanpassingswet nationale politie ingediend die het noodzakelijke overgangsrecht en aanpassing van andere wetgeving aan de nationale politie bevat (zie ook artikel 23). Daarnaast wordt dan een complex aan lagere regelgeving aangepast aan de nieuwe Politiewet, zoals regels voor beheer, rechtspositie en de toepassing van geweldsmiddelen. (zie artikel 23). De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ANPR, die het mogelijk maakt dat automatische kentekenherkenning bijdraagt aan preventie, opsporing en vervolging van strafbare feiten en aan de handhaving van fiscale verplichtingen, kan in 2012 worden afgerond.

Een doelmatige en doeltreffende rechtspleging

Slagkracht voor de rechtspraak en vermindering kosten

De burger heeft baat bij een sterke rechtsstaat. Daarin past een doelmatige en doeltreffende rechtspleging. In 2012 treedt het wetsvoorstel herziening van de gerechtelijke kaart, dat tot doel heeft een meer gespecialiseerde kwaliteit bij de gerechten en op een indeling die meer gericht is op de burgers, in werking. In 2012 worden de griffierechten verhoogd door inwerkingtreding van het wetsvoorstel verhoging griffierechten(zie artikel 12.2). In 2012 wordt verder gewerkt aan een aantal maatregelen die leiden tot minder hoge kosten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand. Mogelijk leidt een studie naar een meer toekomstbestendig stelsel tot een herziening van de Wet op de rechtsbijstand (zie artikel 12).

Juridische beroepen

Het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet ter implementatie van aanbevelingen van de Commissie advocatuur (32 382) waarbij het toezicht op de advocatuur wordt geregeld, treedt naar verwachting in 2012 in werking.

Positie slachtoffer

Om slachtoffers een sterkere positie te geven in het strafproces is een wetsvoorstel opgesteld dat uitbreiding regelt van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel dit najaar bij de Tweede Kamer worden ingediend en in 2012 worden afgehandeld (zie artikel 13.2).

Aanscherping strafrecht

In het kader van de aanscherping van het strafrecht zal in de toekomst geen taakstraf meer kunnen worden opgelegd voor ernstige zeden – en geweldsmisdrijven. Het daartoe strekkende wetsvoorstel zal naar verwachting in 2012 in werking treden. Om Nederland veiliger te maken komen er minimumstraffen voor daders die zich binnen tien jaar opnieuw schuldig maken aan een zwaar misdrijf. Burgers moeten beschermd worden, zeker tegen mensen die van een eerdere veroordeling niets geleerd hebben. Daarom zal een daartoe strekkend wetsvoorstel in 2012 in werking kunnen treden. Bij de Eerste Kamer is aanhangig het wetsvoorstel herziening ten nadele. Dit wetsvoorstel maakt terugwerkende kracht mogelijk in verband met het oplossen van cold cases. Ook is de categorie misdrijven waarvan herziening ten nadele mogelijk is, bij de in het Regeerakkoord aangekondigde nota van wijziging uitgebreid met andere ernstige delicten. De nieuwe wettelijke regeling treedt in 2012 in werking.

Stroomlijning executieketen

Teneinde de executieketen beter te stroomlijnen, is een programma centralisering executietaken opgezet. Een wetsvoorstel inzake de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de executieketen zal begin 2012 in consultatie worden gezonden (zie artikel 13.3).

Modernisering Awb

De afgelopen jaren is een proces op gang gekomen dat leidt tot snellere, meer omvattende en meer samenhangende bestuurlijke besluitvorming en bestuursrechtelijke geschilbeslechting. Het Awb-bestuurs(proces)recht zal worden gemoderniseerd:

  • door de Crisis- en herstelwet permanent te maken;

  • door de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht. Deze wet biedt de rechter de mogelijkheid om gebreken te passeren als er niemand is benadeeld, zorgt ervoor dat er meer aandacht zal zijn voor afstemming van belangrijke richtinggevende uitspraken in hoogste instantie en voorziet in verruiming van de mogelijkheid om hoger beroep eenvoudiger af te doen;

  • een regeling met betrekking tot schadevergoeding bij rechtmatige en onrechtmatige overheidsbesluiten;

  • bezien of wetswijziging noodzakelijk is om de regiezitting, waarbij in elke zaak kort na binnenkomst van beroeps- en verweerschrift een zitting plaatsvindt om de gang van zaken en de processuele positie van partijen te bespreken, verder te faciliteren;

  • een regeling voor de terugvordering van staatssteun, en

  • een wijziging van de Awb die moet leiden tot meer kostendekkende griffierechten.

Procesrecht

De komende tijd staan vele veranderingen in het procesrecht op stapel, zowel van Europese als van nationale oorsprong. In 2012:

  • een wetsvoorstel met aanpassingen in de Wet collectieve afwikkeling massaschade, waardoor de werking van deze wet wordt verbeterd. Daarbij wordt voor het instellen van een collectieve actie een representativiteitseis ingevoerd, om te voorkomen dat elke willekeurige stichting zich op kan werpen als belangenbehartiger, ongeacht of deze stichting een daadwerkelijke achterban vertegenwoordigt;

  • het wetsvoorstel, dat het mogelijk maakt om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad, zodat partijen in massazaken eerder antwoorden op belangrijke rechtsvragen hebben.

In 2012 kan de plenaire behandeling plaatsvinden van een wetsvoorstel dat de aansprakelijkheidspositie van de Nederlandse Bank en de Autoriteit Financiële Markten verder in overeenstemming brengt met de positie van vergelijkbare financiële toezichthouders van andere Europese landen.

Ruimte voor innovatie en ondernemen

Ondernemingsrecht

Het vestigingsklimaat wordt versterkt met de invoering van de versoepelde rechtsvorm van de BV. De afronding van het parlementaire proces zal in 2012 plaatsvinden. De nieuwe BV-vorm is eenvoudiger en goedkoper op te richten en wordt overigens gekenmerkt door meer flexibiliteit.

De beslechting van geschillen in NV’s en BV’s (tussen bestuur en aandeelhouders of tussen aandeelhouders onderling) via het enquêterecht kan beter. Begin 2012 wordt een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer tot wijziging van de toegang tot de procedure en de versterking van processuele waarborgen. In 2012 zal de parlementaire behandeling kunnen worden afgerond van een wetsvoorstel waarin de mogelijkheid is opgenomen om bijzondere maatregelen te treffen bij financiële ondernemingen in problemen. Maatregelen die leiden tot de overdracht van de onderneming aan een private partij en een overname door de Staat indien de financiële instelling systeemrelevant is worden hierin onderscheiden.

Jaarrekeningenrecht

In 2012 zal gestart worden met de implementatie van de richtlijn om de verplichtingen van micro-entiteiten in het kader van de jaarrekening te verlichten. Verder wordt in 2012 onderhandeld over een ontwerp-richtlijn ter vervanging van de twee EU-jaarrekeningrichtlijnen. Daarbij is verlichting van de administratieve lasten van de jaarrekening het uitgangspunt.

Incassokosten

De hoogte van buitengerechtelijke incassokosten wordt bij wet vastgelegd. Schuldeisers en schuldenaren weten hierdoor beter waar zij aan toe zijn. Er komt hiervoor een wettelijke grondslag in Boek 6 BW en een AMvB met een concrete staffel die in 2012 in werking treden. Voor vorderingen op consumenten mag niet ten nadele van de consument van de staffel worden afgeweken.

Consumentenrecht

De inzet van het kabinet bij het consumentenrecht is het vinden van een passend evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor consumenten en beperkte administratieve lasten voor bedrijven. Beide vormen voor het kabinet het uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng bij de discussies in de Europese Unie over een herziening van het wetgevend kader voor consumentenbescherming en de begin 2012 verwachte plannen van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn over consumentenbescherming bij (pakket)reizen.

Richtlijn betalingsachterstanden

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat te late betaling van facturen door de overheid of in het verkeer tussen bedrijven zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen. Ook in de onderlinge verhoudingen tussen bedrijven kan een betere betalingsdiscipline bijdragen aan een verbeterde liquiditeitspositie van bedrijven, die juist in deze economisch moeilijke tijden onder druk kan staan. In 2012 vindt de parlementaire behandeling plaats van wettelijke maatregelen die hieraan bijdragen, waaronder verhoging van de rente bij te late betalingen.

Overig

Bescherming van persoonsgegevens

In 2012 wordt een wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens ingediend bij de Tweede Kamer gericht op meer informatiebeveiliging en de bescherming van persoonsgegevens.

Polygamie

In 2012 zullen wetsvoorstellen worden ingediend bij de Tweede Kamer die de erkenning van in het buitenland gesloten polygame huwelijken beperken, onder meer door als weigeringsgrond voor zo’n erkenning op te nemen dat ten tijde van de huwelijkssluiting ten minste een van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats in Nederland had of de Nederlandse nationaliteit bezat.

De overige maatregelen die in 2012 aan de Tweede Kamer zullen worden voorgelegd betreffen een verbod op neef/nichthuwelijken, een verbod op kinderhuwelijken, alsmede het vergemakkelijken van de nietigverklaring van een huwelijk indien sprake is van dwang.

Meetbare gegevens

De maatschappelijke effecten van het beleid ter bevordering van een goed functionerende rechtsorde laten zich niet goed cijfermatig in beeld brengen. Wel worden hieronder ten aanzien van enkele speerpunten, voortgangsindicatoren gegeven voor 2012.

Kwaliteit algemene wetboeken en wetgeving (operationele doelstelling 11.1)

(sub) doelstelling

Indicator/verwijzing

Streefwaarde 2012

Coherentie tussen nationale en Europese rechtsorde

Snelheid implementatie Europese richtlijnen, percentage binnen de Europese normen zoals beschreven in het Scoreboard van de interne markt.

– In 0% van de geldende richtlijnen termijnoverschrijding van meer dan 2 jaar (Nederland: 0%)

– In ten hoogste 1% van de geldende richtlijnen termijnoverschrijding (Nederland nu: 0,5%).

Bron: I-Timer, elektronische Termijnbewakingssysteem implementatie Europese regelgeving

Operationele doelstelling 11.2

Het bevorderen van de kwaliteit van wetten en regels, van de onderlinge samenhang en consistentie van wetgeving en het versterken van de juridische functie van het Rijk.

Motivering

Heldere, uitvoerbare en rechtmatige wetgeving is noodzakelijk voor een rechtsorde die de vrijheid van mensen beschermt en ruimte biedt aan mensen om zich te ontplooien en aan bedrijven om te kunnen ondernemen. Wetgeving draagt hieraan bij door duidelijke regels en kaders te stellen. Hiervoor is vereist dat wet- en regelgeving voldoen aan hoge kwaliteitseisen en dat departementen voldoende juridische kwaliteit leveren. Speerpunten voor 2012 zijn: aandacht voor nut en noodzaak van wetgeving en voor de uitvoerbaarheid ervan; ruimte voor burgers, professionals, bedrijven en mede-overheden en stroomlijning en versnelling van procedures en van het wetgevingsproces zelf.

Instrumenten

Hieronder zijn de beleidsinstrumenten opgenomen die moeten bijdragen aan de kwaliteit van wetgeving en versterking van de juridische functie.

Kwaliteit van wetgeving

In 2012 wordt de bewaking van de wetgevingskwaliteit voortgezet met behulp van de volgende bestaande instrumenten:

  • Toetsing: ontwerpwetgeving wordt getoetst voor behandeling in de ministerraad aan de algemeen aanvaarde kwaliteitscriteria als administratieve en bestuurlijke lasten, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, grondrechten en internationaal en Europees recht;

  • Kenniscentrum Wetgeving: het kenniscentrum vormt het permanente forum binnen de rijksoverheid voor de ontwikkeling van nieuwe instrumenten van wetgeving en uitwisseling van kennis en ervaring van betrokkenen bij het wetgevingsproces;

  • Academie voor wetgeving en Academie voor overheidsjuristen: opleiden van nieuwe en zittende wetgevingsjuristen én opleiden van juristen die belast zijn met andere taken;

  • Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid: de ICCW vormt het ambtelijke voorportaal van de Raad voor de Veiligheid en is tevens het interdepartementale forum voor departementsoverschrijdende juridische zaken, waaronder begrepen het algemeen wetgevingsbeleid;

  • Interdepartementale Commissie Europees recht: draagt bij aan de samenhang van nationaal en Europees recht onder meer door bewaking van voor het nationaal recht relevante ontwikkelingen op Europeesrechtelijk terrein en door Europeesrechtelijke advisering over nationale voorstellen;

  • Vermindering regeldruk: een bijdrage leveren aan het realiseren van de kabinetsdoelstellingen voor het verminderen van regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals met een publieke taak. Dit kan door de regeldruk van bestaande regelgeving op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie te verminderen en de stijging van regeldruk door nieuwe regelgeving te voorkomen.

In 2012 worden de volgende nieuwe activiteiten uitgevoerd:

Stroomlijning en versnelling van het wetgevingsproces

Om in het kader van het streven naar een compacte overheid de snelheid en de efficiëntie van het wetgevingsproces te verhogen zet het kabinet in op een betere planning en prioriteitstelling van de voorbereiding van nieuwe wetgeving.

Gebruik van ICT-instrumenten in het wetgevingsproces

Dit programma is gericht op de ontwikkeling van ICT-instrumenten ter ondersteuning van het wetgevingsproces en de kwaliteitsverbetering van wetgeving. Bijvoorbeeld een interdepartementaal wetgevingsvoortgangssysteem, een digitaal toetsloket voor het efficiënt kunnen toetsen van alle voorstellen waarvoor verplichte toetsen moeten worden uitgevoerd en een wetgevingseditor om efficiënter wet- en regelgeving te kunnen maken. In 2012 worden de ontwikkelde instrumenten geïmplementeerd zodat ministeries hiervan gebruik kunnen maken.

Implementatie integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving

In 2011 (TK 29 515, nr. 330) heeft het kabinet besloten dat nieuwe voorstellen voor beleid en wetgeving die aan het parlement worden voorgelegd antwoord moeten geven op de centrale vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK). Dit draagt bij aan een gestructureerd «evidence-based» beleid bij de beslissing tot overheidsinterventie door onder andere wetgeving. Bestaande toetsingsinstrumenten zijn gesaneerd en geïntegreerd in een digitaal systeem dat beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen ondersteunt bij de ontwikkeling en verantwoording van nieuw beleid en nieuwe regelgeving. Dit is onder andere van belang om in onderraden en ministerraad de aandacht te vergroten voor de kwaliteitsaspecten van nieuw beleid en nieuwe wetgeving, waaronder de uitvoerbaarheid. In 2012 wordt de toepassing van het IAK bij de voorbereiding van beleid en wetgeving verder geïmplementeerd.

Vaker consulteren via internet

Op basis van de ervaringen in het rijksbrede experiment internetconsultatie wetgeving is besloten om vaker via internet te consulteren over voorstellen voor wet- en regelgeving. Dit vergroot de transparantie van het wetgevingsproces, versterkt de mogelijkheden voor publieke participatie en draagt bij aan de kwaliteit van voorstellen voor wet- en regelgeving. In 2012 wordt ingezet op het uitvoeren van internetconsultatie waar dat nuttig is, met name bij voorstellen die veel veranderingen aanbrengen in rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of die grote consequenties hebben voor de uitvoeringspraktijk.

Juridische functie van het Rijk en uitvoering Compacte Rijksdienst

De directies juridische zaken van de verschillende departementen werken structureel samen om ervoor te zorgen dat de ministeries juridisch «in control» zijn. De Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid (ICCW) speelt hierbij een centrale rol. In dit kader worden ook verdere mogelijkheden voor shared services verkend en toegepast, bijvoorbeeld voor het beheer van ICT-instrumenten in het wetgevingsproces. In het kader van het programma Compacte Rijksdienst coördineert het Ministerie van Veiligheid en Justitie in 2012 de voorbereiding van de wetgeving die nodig is voor de in dat programma voorziene clustering van de incasso van rijksvorderingen bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau.

Implementatie van Europese regelgeving

In 2012 zal het project «Implementatieverbanden» worden afgerond. De verdere standaardisering van transponeringstabellen (verwijzingstabellen voor omzetting van Europese regelgeving in nationale regelgeving), die door dit project wordt gerealiseerd, maakt het mogelijk om deze tabellen ook voor andere doeleinden te gebruiken. Bijvoorbeeld om de relaties tussen nationale en Europese regelgeving inzichtelijker te maken en om mogelijkheden te inventariseren om de snelheid en kwaliteit van (implementatie)regelgeving te verbeteren.

Meetbare gegevens

Voor het bereiken van maatschappelijke effecten op diverse beleidsterreinen is een goede kwaliteit van wetgeving en een sterke juridische functie van het Rijk van groot belang. De directe maatschappelijke effecten van de instrumenten die ingezet worden om de kwaliteit van wetgeving te bevorderen en ter versterking van de juridische functie, zijn echter moeilijk meetbaar. Zoals in bovenstaande is aangegeven, worden diverse inspanningen verricht om de kwaliteit van wetgeving voortdurend te monitoren en te verbeteren.

In onderstaande tabel zijn streefwaarden vermeld voor de belangrijkste beleidsinstrumenten.

Rijksbrede wetgevingskwaliteit (operationele doelstelling 11.2)
 

Indicator

2012

Systematisch monitoren wetgevingskwaliteit en daar algehele beleidslijn t.b.v. wetgevingskwaliteit uit destilleren

Wetsevaluaties worden systematisch bijeengebracht.

In het clearing house wetsevaluatie en daar aan de hand van een analysekader geanalyseerd om informatie te verzamelen over de werking van wetgeving.

In 2012 wordt een eindrapportage opgesteld door het clearing house wetsevaluatie en door de Minister van Veiligheid en Justitie aan het parlement gezonden.

Integrale voorbereiding van beleid en wetgeving en verantwoording van gemaakte keuzes

Toepassing werkwijze van het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) en verantwoording van gemaakte keuzes in beleid- en regelgevingsvoorstellen.

Structurele inbedding in beleids- en wetgevingsproces houdt in dat zoveel mogelijk beleidsnota’s en wetsvoorstellen worden voorbereid met behulp van het IAK en dat de gemaakte keuzes expliciet worden verantwoord in de beleidsnota of toelichting bij een wetsvoorstel.

Vaste verandermomenten (VVM)

Toepassing VVM en verantwoording hierover in de toelichting bij een wettelijke regeling.

In 2012 wordt een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de werking van het systeem van VVM en de mate waarin het systeem wordt nageleefd. De resultaten van dit onderzoek worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer.

12 Rechtspleging en rechtsbijstand

Algemene doelstelling

Een doeltreffend en doelmatig rechtsbestel.

Meerjarenperspectief

In het Regeerakkoord is opgenomen dat de rechtspraak op civiel en bestuursrechtelijk terrein vanaf 2013 zo veel mogelijk zal worden bekostigd door degenen die daar gebruik van maken. Vanwege de financiële problematiek die zich al in 2012 voordoet, is de ingangsdatum van deze maatregel met een half jaar vervroegd.

De inzet van het kabinet is om te komen tot een beter functionerend rechtsbestel. De versterking van het toezicht op de juridische beroepen is één van de maatregelen die daar aan bijdraagt. De kosten voor het wettelijke toezicht op de juridische beroepen komen met ingang van 2014 ten laste van de beroepsorganisaties van advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Ook voor de gefinancierde rechtsbijstand moeten in de komende jaren besparingen worden gerealiseerd. Een ander aspect van het rechtsbestel is de schuldsanering voor natuurlijke personen. Deze wordt gekenmerkt door een sterke verbondenheid met de economische conjunctuur. Voor de komende jaren moet rekening worden gehouden met een verdere toename van de schuldenproblematiek. Inzet van het kabinet is en blijft het stimuleren van buitengerechtelijke oplossingen en vooral preventieve maatregelen.

Het kabinet is voornemens een impuls te geven aan innovatie binnen het rechtsbestel, met name aan projecten en toepassingen die de geschiloplossing voor burgers, bedrijven en professionele partijen sneller, goedkoper en beter laten verlopen.

Omschrijving van de samenhang

De zorg voor het gehele rechtsbestel impliceert niet alleen dat het stelsel als samenhangend geheel blijft voortbestaan, maar ook dat de toegankelijkheid ervan is gegarandeerd (12.2) en dat het doeltreffend en doelmatig functioneert (12.3).

Verantwoordelijkheid

De stelselverantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie strekt zich voornamelijk uit tot het scheppen van optimale voorwaarden voor het in stand houden en verbeteren van een goed en toegankelijk rechtsbestel ten behoeve van de civiele, bestuurlijke en strafrechtspleging. Dit omvat dus ook het vormgeven, onderhouden en verbeteren van de strafrechtsketen.

De beleidsverantwoordelijkheid ligt op het terrein van de rechtspleging (met inachtneming van de onafhankelijke positie van de rechter en de zelfstandige positie van de Raad voor de rechtspraak), de keteninformatievoorziening en de toegang tot het rechtsbestel. Tot dit laatste wordt ook de beleidsverantwoordelijkheid gerekend voor alternatieve geschillenbeslechting en schuldsanering. De Minister van Veiligheid en Justitie is daarbij verantwoordelijk voor het wettelijke traject van de schuldsaneringsregeling, de faillissementsrechters en de bewindvoerders, terwijl de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verantwoordelijk is voor het daaraan voorafgaande (buitengerechtelijke) minnelijke traject van schuldhulp, uitgevoerd door de gemeenten en gemeentelijke kredietbanken.

Voor de Raad voor Rechtsbijstand, het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) heeft de minister een sturingsverantwoordelijkheid, hetgeen betekent dat de uitvoering van het beleid is overgedragen aan extern verzelfstandigde taakorganisaties of aan privaatrechtelijke instellingen. Deze verantwoordelijkheid betreft in het bijzonder het in stand houden en conditioneren van productieve werkrelaties tussen het kerndepartement en betreffende organisaties.

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een verantwoordelijkheid voor het wettelijk kader ten aanzien van tolken, vertalers, deskundigen en andere zelfstandige professionals binnen het justitiële domein zoals, advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders.

Ten aanzien van de Raad voor de rechtspraak en de Hoge Raad heeft de minister een beheersmatige verantwoordelijkheid die zich beperkt tot de financiering, het beheersmatig toezicht houden en het optreden als werkgever (voor de rechterlijke macht). Dit omvat ook de verantwoordelijkheid voor de arbeidsvoorwaarden van rechterlijke ambtenaren.

Dit geldt eveneens ten aanzien van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).

Externe factoren

Het goed functioneren en de inrichting van (de stelsels van) rechtspraak en rechtsbijstand wordt mede beïnvloed door een aantal externe factoren. Dit betreft met name Europese wetgeving en jurisprudentie. Daarnaast wordt het beroep op het rechtsbestel mede beïnvloed door economische, demografische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.

Meetbare gegevens

De bevoegdheid van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van het rechtsbestel is beperkt en vooral voorwaardenscheppend. Toch is Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het rechtsbestel als zodanig. Normen voor een adequaat rechtsbestel laten zich niet in indicatoren vatten, die in één oogopslag de beleidseffectiviteit in beeld brengen. Met behulp van monitoren, trendrapportages, beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties wordt op kwantitatieve, maar ook op kwalitatieve wijze inzicht verkregen in de effecten van het beleid om de toegang tot de rechtspleging te bevorderen (12.2). Voor de rechtspraak (12.3) kan dit slechts met kwalitatieve indicaties. Daarnaast is bij de operationele doelstellingen een aantal input-, throughput- en outputindicatoren opgenomen die samen inzicht bieden in de effectiviteit van beleidsinstrumenten op de geformuleerde doelstellingen. In 2010 zijn twee rapporten van het WODC aan de Tweede Kamer aangeboden met een beleidsreactie inzake onderscheidenlijk geschillenbeslechting voor burgers en geschillenbeslechting in het midden- en kleinbedrijf (TK 31 753, nr. 19). Deze rapporten bieden inzicht in het gedrag van burgers en bedrijven die worden geconfronteerd met (potentieel) juridische geschillen. De onderzoeken bieden voorts materiaal dat nodig is om beleidsvoorstellen op het terrein van het civiele en bestuursrecht nader te onderbouwen en te ontwikkelen.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

983 503

1 521 659

1 569 535

1 482 135

1 387 124

1 394 689

1 403 642

                 

Apparaatuitgaven

32 949

34 362

36 009

32 723

26 205

32 198

32 160

12.3.2 Hoge Raad

32 949

34 362

36 009

32 723

26 205

32 198

32 160

               

Programma-uitgaven

1 403 183

1 487 297

1 533 526

1 449 412

1 360 919

1 362 491

1 371 482

                 

12.2

Adequate toegang tot het rechtsbestel

483 277

526 941

524 712

528 079

453 930

460 117

470 548

Waarvan juridisch verplicht

 

526 941

524 712

430 196

370 158

320 153

220 153

 

12.2.1 Raden voor rechtsbijstand

458 368

496 695

494 816

497 883

433 772

439 964

450 395

 

12.2.2 Overig

24 909

30 246

29 896

30 196

20 158

20 153

20 153

12.3

Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging

919 906

960 356

1 008 814

921 333

906 989

902 374

900 934

Waarvan juridisch verplicht

 

959 806

941 530

912 641

900 184

894 645

892 243

 

12.3.1 Raad voor de rechtspraak – gerechten

904 692

944 786

993 131

905 874

891 811

887 371

885 973

 

12.3.3 Overige diensten

15 214

15 570

15 683

15 459

15 178

15 003

14 961

                 

Ontvangsten

199 380

244 282

302 882

465 655

465 655

465 655

465 655

Waarvan Griffie-ontvangsten

190 743

236 026

295 026

461 526

461 526

461 526

461 526

Het niet-juridische verplichte deel op dit beleidsartikel is gereserveerd voor bestuurlijk gebonden uitgaven via diverse subsidiebeschikkingen, onder meer voor de Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken, de Nederlandse Orde van Advocaten en het Bureau Financieel Toezicht. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor de gesubsidieerde rechtsbijstand in de vorm van toevoegingen en piketten. Ook zijn er middelen bestemd voor toezicht en onderzoek, bijvoorbeeld op het terrein van rechtspraak, schuldsanering en rechtsbijstand.

Operationele doelstelling 12.2

Burgers en bedrijven hebben toegang tot een passende en effectieve vorm van geschillenbeslechting en/of rechtspleging.

Motivering

Een effectieve toegang tot het rechtsbestel is van belang om burgers en rechtspersonen in staat te stellen hun recht te halen. Daarbij staat het waarborgen van de toegang tot het recht centraal. Voorts is het uitgangspunt dat burgers en bedrijven in eerste instantie proberen zelf en samen een oplossing te vinden voor onderling gerezen geschillen. Burgers en bedrijven hebben baat bij een toegankelijke juridische infrastructuur omdat die de rechtszekerheid biedt die noodzakelijk is voor het functioneren van de economie en het vertrouwen in de rechtsstaat. De toegang is effectief als burgers met een juridisch probleem of geschil snel terecht kunnen voor bijstand bij de meest passende dienstverlener (advocaat, mediator, notaris, gerechtsdeurwaarder, Juridisch Loket). Om de effectiviteit te vergroten wordt in 2012 ingezet op de volgende zaken:

  • het beter laten aansluiten van rechtsbijstand en rechtspraak en het bevorderen van buitengerechtelijke geschiloplossingen;

  • het verbeteren van het maatschappelijke vertrouwen in het notariaat en de advocatuur;

  • het bevorderen van het professioneel handelen van de advocaat, de gerechtsdeurwaarder en de notaris.

Kostendekkende griffierechten

Instrumenten

In het Regeerakkoord is de invoering van een kostendekkend griffiestelsel aangekondigd. Deze maatregel wordt verwezenlijkt door verhoging van de tarieven. Dit verhoogt enerzijds de inkomsten uit griffierechten en vermindert anderzijds de instroom van zaken bij de rechtspraak. Voor 60% van de Nederlandse bevolking komt er een gereduceerd tarief. Zo wordt voorkomen dat het recht op toegang tot de rechter in het gedrang komt. Niet alleen on- en minvermogenden worden gedeeltelijk gecompenseerd voor de hogere griffierechten, maar ook de middeninkomens krijgen compensatie.

Voorts spreekt de maatregel de eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende aan doordat diegenen die gebruik maken van de rechtspraak hiervoor meer zelf moeten betalen. Door de hogere lasten zal de rechtzoekende een betere afweging maken tussen de gang naar de rechter en een andere wijze van geschiloplossing. Het streven is om het wetsvoorstel in het voorjaar 2012 in de Eerste Kamer te behandelen zodat de wet kostendekkende griffierechten per 1 juli 2012 ingevoerd kan worden.

Rechtsbijstand

Als gevolg van de taakstelling op de rechtsbijstand moet de burger meer eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de procedure waarbij hij betrokken is. De besparing bestaat uit verschillende componenten, zoals de verhoging van de eigen bijdrage bij echtscheiding en de verlaging van de vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand met 5% vanaf 1 januari 2012. Ook wordt indexatie van deze vergoeding aangepast.

Hier tegenover staat een lastenverlichting voor de advocatuur. Deze wordt bereikt doordat de Raad voor Rechtsbijstand niet langer alle individuele aanvragen controleert. Ook gaan advocaten zelf hun aanvragen elektronisch bij de Raad voor Rechtsbijstand indienen. Implementatie van de lastenverlichting is in 2011 gestart en zal ultimo 2013 zijn gerealiseerd.

Als laatste maatregel wordt de Raad voor Rechtsbijstand zelf een financiële taakstelling per 2014 opgelegd. In 2011 is onderzocht hoe het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand kan worden vernieuwd om de financiële beheersbaarheid voor de langere termijn te waarborgen. Daarbij is in het bijzonder gekeken naar de mogelijkheden van een leenstelsel, aanbesteding van rechtsbijstand en verbetering van de filterende functie van het Juridisch Loket. In 2012 wordt besloten welke richting gekozen en uitgewerkt wordt.

Raadsman bij politieverhoor

Naar aanleiding van arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en arresten van de Hoge Raad wordt wetgeving voorbereid die de verdachte het recht geeft om voorafgaand aan het eerste politieverhoor, gedurende een half uur, een raadsman te consulteren en in bepaalde gevallen tevens te verzoeken of de raadsman bij het verhoor aanwezig mag zijn. Bij de voorbereiding wordt voortgebouwd op de geldende Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (Staatscourant 4003, 16 maart 2010). Het wetsvoorstel wordt naar verwachting begin 2012 bij de Tweede Kamer ingediend.

Toezicht juridische beroepen

Het bevorderen van het maatschappelijk vertrouwen in het functioneren van het notariaat door het versterken van het wettelijk toezicht krijgt in 2012 zijn beslag door de wijziging van de Wet op het notarisambt, die een versterking van het toezicht op het notariaat inhoudt en tevens een scheiding aanbrengt tussen toezicht en tuchtrechtspraak. Het uitgangspunt van het versterken van het toezicht op de juridische beroepsbeoefenaren, waarbij naast het financiële toezicht meer aandacht uitgaat naar de integriteit van de beroepsuitoefening, geldt ook voor de gerechtsdeurwaarders en advocaten. Voor beide beroepsgroepen zijn wetswijzigingen in voorbereiding. Voorts wordt ook de bekostiging van het toezicht en de tuchtrechtspraak van de juridische beroepen met een wettelijk geregeld toezicht en tuchtrecht gewijzigd, waarbij uitgangspunt is dat de beroepsorganisaties zelf deze kosten dragen.

Schuldsanering

De Wet schuldsanering natuurlijke personen is onderdeel van de Faillissementswet en wordt gekenmerkt door een sterke verbondenheid met de economische conjunctuur. De verwachting is dat voor 2012 rekening moet worden gehouden met een verdere toename van de schuldenproblematiek. Inzet van het kabinet is een buitengerechtelijke oplossing bij een problematische schuldenlast en een nadruk op preventieve maatregelen. Centraal staat de implementatie van de aanbevelingen uit het quick scan advies van de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad heeft als één van de doelstellingen voor 2012 om te trachten de samenwerking tussen het buitengerechtelijke en het wettelijke traject te verbeteren. Schuldenproblematiek is sterk verweven met andere problematiek; soms zijn de schulden oorzaak van probleemgedrag. Ingezet wordt daarom op het beschermingsbewind via de kantonrechter. Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal eind 2012 in werking kunnen treden (Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen).

Meetbare gegevens

Zoals aangegeven onder de kopjes verantwoordelijkheid en prestatiegegevens bij de algemene doelstelling is de verantwoordelijkheid van de minister voor een effectieve toegang tot het rechtsbestel beperkt tot het scheppen van optimale voorwaarden. Derhalve zijn geen outcome-indicatoren opgenomen, maar wordt volstaan met input-, throughput- en outputindicatoren. In onderstaande tabellen worden gegevens gepresenteerd die samen inzicht bieden in de effectiviteit van de ingezette beleidsinstrumenten. Daarnaast geven evaluatieonderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid kwantitatief en kwalitatief inzicht in de beleidseffecten. Bijvoorbeeld de twee rapporten van het WODC inzake onderscheidenlijk geschillenbeslechting voor burgers en geschillenbeslechting in het midden- en kleinbedrijf (TK 31 753, nr. 19) en de jaarlijkse monitors en trendrapportages bij dit beleidsartikel (onder meer programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing, WSNP, gesubsidieerde rechtsbijstand).

A. Alternatieve geschillenbeslechting

Mediation
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Slagingspercentage mediations binnen het justitiële domein

57

60

60

60

60

60

60

Verwijzing door de rechter

4 311

4 500

3 440

3 470

3 510

3 550

3 590

Verwijzing door het Juridisch Loket

1 924

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

Afgegeven mediation toevoegingen

7 330

7 300

7 300

7 300

7 300

7 300

7 300

Bron: Raad voor Rechtsbijstand en Raad voor de rechtspraak

Toelichting

De doorverwijzingsvoorzieningen bij het Juridisch Loket en bij de rechtspraak zijn effectief en blijven nodig om ervoor te zorgen dat partijen hun verantwoordelijkheid voor de oplossing van hun conflict ook op zich nemen, al dan niet met behulp van een mediator. De prognose voor het aantal doorverwijzingen door de rechter is naar beneden bijgesteld. De verwachting is dat het slagingspercentage van mediation stabiel rond de 60% zal blijven.

Geschillencommissies

Steeds meer mensen vinden hun weg naar de Geschillencommissie (SGC) waardoor zij op een eenvoudige, snelle en goedkope manier hun recht te weten vinden in geschillen met een leverancier of dienstverlener.

B. Rechtsbijstand

Zie ook monitor gesubsidieerde rechtsbijstand 2010.

Rechtsbijstand
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Programmauitgaven

             
               

Strafzaken (ambtshalve)

             

Aantal afgegeven toevoegingen

98 125

98 126

99 350

99 306

94 707

95 723

96 929

Uitgaven (mln.)

€ 111,7

€ 118,8

€ 113,3

€ 114,4

€ 103,4

€ 104,5

€ 105,8

               

Strafzaken (regulier)

             

Aantal afgegeven toevoegingen

52 652

50 063

52 797

51 780

46 129

47 830

48 905

Uitgaven (mln.)

€ 38,8

€ 37,1

€ 36,9

€ 36,5

€ 30,8

€ 32,0

€ 32,7

               

Civiele zaken

             

Aantal afgegeven toevoegingen

244 203

238 388

249 590

250 193

216 801

220 267

224 898

Uitgaven (mln.)

€ 197,7

€ 204,6

€ 201,7

€ 204,3

€ 167,8

€ 170,4

€ 174,0

               

Inverzekeringstellingen

             

Aantal toevoegingen

100 360

119 476

133 531

132 169

130 894

131 411

133 103

Uitgaven (mln.)

€ 27,7

€ 31,7

€ 33,4

€ 33,4

€ 31,3

€ 31,4

€ 31,8

               

Lichte adviestoevoeging

             

Aantal afgegeven toevoegingen

10 660

9 160

9 160

9 160

7 660

7 460

7 460

Uitgaven (mln.)

€ 2,6

€ 2,2

€ 2,1

€ 2,1

€ 1,7

€ 1,6

€ 1,6

               

Asiel

             

Instroom asielzoekers in AC

15 150

15 000

15 000

15 000

15 000

15 000

15 000

Aantal afgegeven toevoegingen

29 201

29 105

29 105

29 105

29 105

29 105

29 105

Uitgaven (mln.)

€ 41,2

€ 42,7

€ 46,4

€ 45,1

€ 39,8

€ 40,1

€ 43,3

               

Het Juridisch Loket

             

Aantal klantencontacten

777 955

785 657

801 062

816 467

831 872

847 277

847 277

Uitgaven (mln.)

€ 23,1

€ 23,2

€ 23,9

€ 23,9

€ 24,0

€ 24,4

€ 24,6

               

Uitvoeringslasten Rechtsbijstand

             

Raad voor Rechtsbijstand

€ 30,2

€ 29,0

€ 29,9

€ 29,9

€ 27,2

€ 27,6

€ 28,5

               

Totaal uitgaven (mln.)

€ 473,0

€ 489,4

€ 487,4

€ 489,6

€ 426,0

€ 432,1

€ 442,4

Bron: Raad voor Rechtsbijstand

Algemeen

De aantallen werkelijk afgegeven toevoegingen opgenomen in deze begroting voor 2010 wijken af van het Jaarverslag van de Raad voor Rechtsbijstand. Dit heeft te maken met het feit dat de Rechtsbijstand gefinancierd wordt op basis van het aantal toevoegingen afgegeven in de periode september 2009 tot en met augustus 2010. Voor de prijzen geldt als uitgangspunt de gemiddelde prijs van de afgehandelde declaraties, rekening houdend met de indexering voor 2010. Vanaf 2012 vertonen de prijzen een daling in verband met aanpassing van het tarief voor de gesubsidieerde advocatuur met 5 %. In deze begroting is de taakstelling van € 50 mln. per 2014 verwerkt.

Ambtshalve straftoevoegingen

De ambtshalve straftoevoegingen vertonen een daling vanaf 2014 op basis van de uitkomsten van de zogenoemde PMJ-ramingen (Prognosemodel Justitiële Ketens).

Reguliere straftoevoegingen

De PMJ-ramingen gaan voor reguliere straftoevoegingen uit van eerst een stabiel beeld en vanaf 2014 is de verwachting dat een daling zal optreden.

Civiele toevoegingen

De PMJ-ramingen geven het beeld van een toename voor de korte termijn (tot en met 2013) en daarna weer een afname. De in te voeren maatregelen uit het Programma Taakstelling rechtsbijstand en geschiloplossing leiden tot minder afgegeven toevoegingen. Deze afname zal zich naar verwachting vooral na 2013 aftekenen.

Inverzekeringstellingen

Gelet op de verwachting dat het aantal consulten door advocaten voorafgaand aan het verhoor (als gevolg van arrest Salduz door het Europese Hof voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) zal stijgen, leidt dit tot een structurele toename van het aantal toevoegingen.

Lichte adviestoevoegingen

Per 1 juli 2009 is de eigen bijdrage voor de lichte adviestoevoegingen verhoogd. Dit heeft geleid tot een afname van het aantal toevoegingen. De verwachting is dat voor 2012 en de volgende jaren het aantal gelijk blijft en na 2014 verder daalt.

Asiel

Voor 2010 is een instroom van 15 150 asielzoekers gerealiseerd en voor de jaren daarna wordt een instroom van 15 000 verwacht. Op deze cijfers zijn de aantallen afgegeven toevoegingen begroot. De invoering van de nieuwe asielprocedure per 1 juli 2010 leidt tot meer inzet van toegevoegde raadslieden aan het begin van de procedure en dit heeft dus een prijsverhogend effect. Daarnaast worden ook de advocaatkosten bij de aanmeldcentra en de kosten voor tolken en vertalers meegenomen.

Het Juridisch Loket

Voor de komende jaren is een verdere toename van de inzet van het Juridisch Loket voorzien in het kader van het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing (Diagnose en Triage). Door het intensiveren van de contacten met de burgers in verband met geschiloplossing en uitbreiding van de adviesmogelijkheden worden meer geschillen buiten de advocaat en de rechter beslecht. De omvang van de organisatie zal licht toenemen in verband met de uitbreiding van taken.

Raad voor Rechtsbijstand

Medio 2010 is het formele traject van centralisatie tot één Raad afgerond. Veel processen en activiteiten worden geüniformeerd en gestroomlijnd zodat een eenvormig beleid ontstaat ten aanzien van het afgeven van toevoegingen en het verwerken van de declaraties. Ook op het gebied van automatisering en digitalisering worden deze stappen gezet.Dit alles naast het ontwikkelen van kwaliteitssystemen om ervoor te zorgen dat in de komende jaren de rechtmatigheid en doelmatigheid van de gefinancierde rechtsbijstand geborgd zijn. Dit omvormingsproces zal de efficiency verhogen en een administratieve lastenverlichting betekenen voor de advocatuur.

inkomenscategorie

verzamelinkomen tot1

eigen bijdrage1

aandeel in totaal inkomensafhankelijke toevoegingen 2

alleenstaande

niet-alleenstaande

A

€ 17 300

€ 24 200

€ 101

80%

B

€ 17 900

€ 25 000

€ 159

2%

C

€ 18 900

€ 26 300

€ 274

3%

D

€ 20 700

€ 29 300

€ 482

6%

E

€ 24 600

€ 34 700

€ 757

9%

       

100%

X Noot
1

per 1-1-2011

X Noot
2

bron: Monitor rechtsbijstand 2010

C. Juridische beroepsgroepen

In 2010 heeft een samenvoeging plaatsgevonden van de verschillende trendonderzoeken voor de juridische beroepen en de verwerking van gegevens van het CBS, de Raad voor de rechtspraak, rechtsbijstandverzekeraars, de Raad voor Rechtsbijstand en andere instanties. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuwe monitor rechtsbestel die relevante beleidsindicatoren oplevert die in totaliteit inzicht geven in de meerjarige trends en kwantitatieve ontwikkelingen in de onderscheiden beroepsgroepen en samenhangende verbanden en ontwikkelingen in het rechtsbestel.

Om een beeld te kunnen schetsen van de ontwikkelingen in het (maatschappelijk) functioneren van het rechtsbestel op het gebied van civiel en bestuursrecht is behoefte aan beleidsinformatie over de ontwikkelingen in het stelsel van geschilbeslechting in de afgelopen jaren. Er bestaan, onder andere bij het WODC, verschillende monitoren en trendrapportages die informatie geven over de juridische beroepsgroepen, rechtspraak en geschilbeslechting. Doel van de nieuwe «Monitor Rechtsbestel» is de informatie van verschillende monitoren en ander relevant onderzoek te bundelen in één – tweejaarlijks te verschijnen – rapport. De Monitor zal zich vooral richten op het weergeven van trends of nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de toegankelijkheid en kwaliteit van procedures en juridische dienstverleners in het rechtsbestel. In 2007 is een eerste rapport van het WODC verschenen, «Geschilprocedures en rechtspraak in cijfers 2005», waarin gegevens over de jaren 2000–2005 zijn gepresenteerd. De huidige monitor bouwt hierop voort en wordt uitgebreid met gegevens die in voorgaande jaren werden verzameld voor de Trendrapportages van de juridische beroepsgroepen (advocatuur, notariaat, gerechtsdeurwaarders).

D. Schuldsanering

Het aantal schuldsaneringprocedures is in 2010 met 25% toegenomen. Ook nu (2011) stijgt het aantal schuldsaneringprocedures nog steeds. De verwachting is dat ook voor 2012 rekening moet worden gehouden met een verdere toename van de schuldenproblematiek. Het is aannemelijk dat als gevolg van de economische recessie er meer mensen een beroep doen op de schuldhulp- en schuldsaneringsregelingen. Dat het effect van de recessie zich nu nog steeds laat zien in meer schuldhulp- en schuldsaneringszaken komt doordat er sprake is van een vertragend effect voordat men in werkelijke schuldenproblematiek belandt. Inzet is en blijft buitengerechtelijke oplossing bij een problematische schuldenlast. Voor nadere analyses wordt verwezen naar de Monitor Wet schuldsanering natuurlijke personen, Zesde Meting (Tk 32 123 VI, nr. 125). De Zevende monitor is medio 2011 gereed.

Operationele doelstelling 12.3

Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel.

Motivering

In 2012 wordt, net als in de afgelopen jaren, ingezet op een doelmatig functionerend rechtsbestel. Dit wordt bereikt door samenwerking in de keten, het rechtsbestel als geheel. Efficiënt en doelmatig werken binnen het rechtsbestel ter bevordering van de kwaliteit komt de komende jaren tot uiting in de herziening van de gerechtelijke kaart, het streven naar betere digitale toegankelijkheid en het bevorderen van het gebruik van moderne technologie. Deze stappen zijn ook nodig tegen de achtergrond van een stijgende instroom bij de rechtspraak.

Herziening gerechtelijke kaart

Instrumenten

In het verlengde van de parlementaire goedkeuring van het voorstel tot herziening van de gerechtelijke kaart (TK 29 279, nrs. 85, 90, 97 en 100) staat het jaar 2012 in het teken van de verdere voorbereidingen voor de implementatie van de nieuwe gerechtelijke kaart en de beoogde inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart. Deze herziening is een belangrijke voorwaarde om de grote uitdagingen (zoals de verkorting van doorlooptijden en versnelling in strafzaken) bij een stijgende instroom van rechtszaken, de taakstelling op de rechtspraak door middel van kostendekkende griffierechten en innovatie van civiel- en bestuursrechtelijke procedures waar de rechtspraak zich voor gesteld ziet aan te kunnen gaan. Door terugbrenging van het aantal arrondissementen en rechtbanken van negentien naar tien en het aantal ressorten en gerechtshoven van vijf naar vier ontstaan meer mogelijkheden om de behandeling van zaken binnen één gerecht beter te organiseren. De rechtspraak krijgt zo meer ruimte om deskundigheden op te bouwen op specialistische terreinen. Bij de voorbereidingen worden geen onomkeerbare stappen gezet.

Innovatie rechtsbestel

Parallel aan het kostendekkend maken van de griffierechten, wordt een innovatieprogramma voor het griffiestelsel ontwikkeld. Doel van dit programma is om gerechtelijke procedures sneller, effectiever en goedkoper te maken voor burgers en bedrijven. In september 2011 is een innovatieagenda naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de activiteiten en te bereiken resultaten voor 2012 zijn opgenomen. Voorts heeft innovatie binnen het rechtsbestel ook betrekking op het bevorderen van het gebruik van moderne technologie in het rechtsbestel. De volgende thema's hebben prioriteit: het wegnemen van wettelijke belemmeringen voor een digitaal toegankelijk rechtsbestel, het bevorderen van videoconferentie in het strafrecht, het digitaal strafdossier, het elektronische procederen in het civiele recht, het digitaal toegankelijk maken van registers en het op Europees niveau bevorderen van European e-Justice.

Visie toekomst forensisch onderzoek

In zijn brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 2009 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie zijn visie gegeven op de toekomst van het forensisch onderzoek (TK 31 700 VI, nr. 150). Het NFI blijft een centrale rol spelen. Echter, er moet worden ingespeeld op de behoefte bij politie, OM, rechtspraak en verdediging aan verbreding van het aanbod aan forensische dienstverlening. Om te bezien wat de effecten zijn als naast het NFI particuliere instituten worden ingeschakeld, is in 2011 een experiment voor de inschakeling van particuliere instituten en een WODC-onderzoek naar kwaliteit en beschikbaarheid van forensisch onderzoek uitgevoerd. Tevens is een veldverkenning uitgevoerd van de mogelijkheden van marktwerking in het forensisch onderzoek. De uitkomst hiervan dient als basis voor een nieuwe inrichting en financiering van het forensisch onderzoek. Mogelijke beleidsmaatregelen op dit gebied krijgen in 2012 hun beslag.

Versnelling doorlooptijden keten strafrechtelijke handhaving

In 2012 wordt verder uitvoering gegeven aan lopende initiatieven om deze kabinetsperiode te komen tot een zodanige versnelling van de doorlooptijden in de strafrechtketen dat ten minste tweederde van de zogenaamde standaardzaken binnen een maand eindigt met een strafbeschikking of een eindvonnis in eerste aanleg. Politie en Openbaar Ministerie (OM) beproeven daartoe in regionale pilots verschillende werkvormen om te komen tot een snelle selectie en afdoening van eenvoudige strafzaken «aan de voorkant» (het zogeheten ZSM-traject). In 2012 moet op basis van de ontwikkelde best practices invoering van een landelijk uniforme werkwijze plaatsvinden. Daarnaast is een meerjarig traject gestart gericht op ketenbrede verbetering en versnelling van de interne werkprocessen, van politie tot en met de Rechtspraak, door de professionals op de werkvloer zelf. Hierbij wordt geïnvesteerd in eigen mensen en gebruik gemaakt van hun kennis en kunde. In 2012 moeten in alle regio’s verbetertrajecten lopen voor de aanpak van processen in standaardzaken.

Verkorten RAIO-opleiding

Volgens het Regeerakkoord wordt met ingang van 2016 € 10 mln. structureel bezuinigd op de RAIO-opleiding. Gelet op deze taakstelling hebben de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal op 31 januari 2011 besloten de RAIO-opeiding te verkorten door afschaffing van de buitenstage. Voorts is besloten het aantal plaatsen voor deelname aan de RAIO-opleiding te beperken van 60 tot 25 studenten per jaar. Deze aanvullende maatregel wordt verantwoord geacht tegen de achtergrond van de teruglopende vraag naar strafvorderlijke interventies en rechtspraak en dat er als gevolg hiervan de komende jaren sprake zal zijn van een beperktere vervangingsvraag dan voorgaande jaren. In 2012 zullen de eerste effecten zich manifesteren van genoemde besparingsmaatregelen. Rechtspraak en het OM zullen de opbrengsten hiervan eerst aanwenden voor investeringen in de modernisering en kwaliteitsverbetering van de initiële opleiding.

Meetbare gegevens

Zoals aangegeven onder de kopjes verantwoordelijkheid en prestatiegegevens bij de algemene doelstelling is de verantwoordelijkheid van de minister voor de samenhang, slagvaardigheid en doelmatigheid van het rechtsbestel, beperkt tot het scheppen van optimale voorwaarden. Daarom wordt volstaan met input-, throughput- en outputindicatoren. Wel wordt met evaluatieonderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid ook op kwalitatieve wijze inzicht verkregen in de beleidseffecten. Zo is in twee rapporten van het WODC inzake geschillenbeslechting voor burgers en geschillenbeslechting in het midden- en kleinbedrijf (TK 31 753, nr. 19) geconstateerd dat er geen echte barrières zijn in de toegang tot het recht. Burgers weten de informatie en hulp te vinden die ze voor het oplossen van geschillen nodig hebben. Ze geven de ontvangen rechtshulp en het rechtsbestel als zodanig hoge scores. Ook ondernemingen uit het MKB zijn in hun algemene oordeel positief over het functioneren van de dienstverleners waarop zij een beroep hebben gedaan.

Een aantal jaren geleden is de Raad voor de rechtspraak begonnen met het publiceren van kengetallen over het functioneren van de gerechten in de vorm van afzonderlijke analyses per gerecht. Uit een evaluatie kwam naar voren dat er bij de rechtspraak zelf, maar ook bij het ministerie behoefte is aan een rechtspraakbrede vergelijkende analyse. Voor informatie over de waardering van of het vertrouwen in de rechtspraak en de kwaliteitsindicatoren die de rechtspraak hanteert wordt dan ook verwezen naar het jaarplan en het jaarverslag met als bijlage de publicatie kengetallen gerechten van de Raad voor de rechtspraak die elk jaar aan de Staten-Generaal worden gestuurd.

Prijsafspraken

In het Besluit Financiering Rechtspraak 2005 is bepaald dat de prijzen voor de Rechtspraak voor een periode van drie jaar worden vastgesteld en opgenomen in de Justitiebegroting (nu begroting Veiligheid en Justitie). Vorig jaar is een akkoord bereikt over de prijzen voor de periode 2011–2013.

Instroom, financiering en productieafspraken

Belangrijke indicatoren voor het functioneren van de rechtspraak zijn de verwachte instroomontwikkelingen in relatie tot de financiering van de rechtspraak. Conform de Wet op de rechterlijke organisatie dient de Raad voor de rechtspraak jaarlijks zijn begroting in bij de Minister van Justitie (nu Minister van Veiligheid en Justitie). Deze begroting is in belangrijke mate gebaseerd op de verwachte instroomontwikkeling en de vastgestelde productgroepprijzen. Om de instroomontwikkelingen zo goed mogelijk in te kunnen schatten zijn voor de afzonderlijke sectoren (ketenbrede) prognosemodellen ontwikkeld die jaarlijks op basis van onder andere de meest recente macro-economische ontwikkelingen en gerealiseerde instroom worden geactualiseerd. Die uitkomsten laten evenals voorgaande jaren een stijging zien.

De totale instroomverwachting zoals de Raad in zijn begroting heeft opgenomen is in onderstaande tabel opgenomen.

Instroomontwikkeling
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Instroom totaal

1 975 184

1 933 225

1 972 662

2 060 972

2 166 331

2 276 557

2 390 478

Jaarlijkse mutatie

0,7%

– 1,2%

2,0%

4,5%

5,1%

5,1%

5,0%

Bron: Raad voor de rechtspraak

vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product; indien dit wel het geval zou zijn, zou de mutatie in 2011 + 4,1% bedragen.

Toelichting

De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid heeft ertoe geleid dat de ingediende begroting van de Raad, in overleg met de Raad, maar beperkt is gehonoreerd. Daarbij is vooralsnog uitgegaan van een gelijkblijvende instroom vanaf het jaar 2012. Daarnaast is bij de instroomverwachting waarop het begrotingsvoorstel van de Raad is gebaseerd nog geen rekening gehouden met het instroombeperkende effect dat de maatregel kostendekkende griffierechten met zich meebrengt.

Bijdrage Raad
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Bijdrage begroting 2011

919 819

922 611

916 012

910 125

896 463

896 551

896 551

Mutatie

 

32 330

80 920

3 049

– 4 851

– 9 380

– 10 779

Bijdrage begroting 2012

 

954 941

996 932

913 174

891 612

887 171

885 772

Bron: Raad voor de rechtspraak

Toelichting

Met deze bijdrage is de volgende productieafspraak met de Raad voor de rechtspraak gemaakt:

Productie
 

2010

20111

2012

2013

2014

2015

2016

Productie totaal

1 959 617

1 877 907

1 914 702

1 836 193

1 792 256

1 782 884

1 780 221

Jaarlijkse mutatie

1,3%

– 4,2%

2,0%

– 4,1%

– 2,4%

– 0,5%

– 0,1%

Bron: Raad voor de rechtspraak

X Noot
1

Vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product; indien dit wel het geval zou zijn, zou de mutatie in 2011 + 1,3 % bedragen.

Toelichting

Het verschil met de instroomverwachting is met name in de latere jaren aanzienlijk. Omdat de omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie uiterst moeilijk te voorspellen is, is vooralsnog uitgegaan van een gelijkblijvende instroom vanaf het jaar 2012. Daarnaast is bij de productieafspraak rekening gehouden het de instroombeperkende effect van de kostendekkende griffierechten. Het is van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen, zodat indien nodig en mogelijk alsnog aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden.

Ontwikkeling Hoge Raad
 

2010

2011 1

2012

2013

2014

2015

2016

Straf

             

Instroom

3 685

3 600

3 600

3 600

3 600

3 600

3 600

Uitstroom

3 681

3 750

3 750

3 100

3 100

3 100

3 100

               

Civiel

             

Instroom

653

650

660

625

625

625

625

Uitstroom

627

635

625

525

525

525

525

               

Fiscaal

             

Instroom

1 031

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

Uitstroom

1 083

1 000

1 000

900

900

900

900

               

Totaal

             

Instroom

5 369

5 250

5 260

5 225

5 225

5 225

5 225

Uistroom

5 391

5 385

5 375

4 525

4 525

4 525

4 525

Bron: Hoge Raad

X Noot
1

Vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product; indien dit wel het geval zou zijn, zou de mutatie in 2011 + 1,3 % bedragen.

Toelichting

Het streven van de Hoge Raad is erop gericht de jaarlijkse instroom van zaken af te doen. Op de instroom van zaken heeft de Hoge Raad echter geen invloed. Bij de inschatting van de uitstroom van zaken in de strafsector is rekening gehouden met de stijging van het percentage niet-peken (zaken met rechtsmiddelen) ten opzichte van de peken (zaken zonder rechtsmiddelen). Als het percentage niet-peken stijgt leidt dit tot een hogere belasting voor raad en parket in de strafsector. Naar verwachting treden in 2012 de wetten aangaande selectie van zaken en het stellen van prejudiciële vragen in werking. Op dit moment is nog niet vast te stellen wat de effecten van deze in te voeren wetten zijn. Bij het opstellen van de cijfers is geen rekening gehouden met enig effect van de nieuwe wetgeving.

13 Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

Algemene doelstelling

Het bestrijden van criminaliteit door een doelmatige en effectieve preventie, rechtshandhaving en sanctietoepassing.

Meerjarenperspectief

Er zijn successen geboekt met het terugdringen van veel vormen van criminaliteit, maar veel burgers voelen zich nog steeds onveilig. De veiligheidssituatie in de buurt, voor burgers en ondernemers, kan en moet beter. Burgers en bedrijven worden gestimuleerd om zelf preventieve maatregelen te nemen. Agressie tegen overheidsdienaren en hulpverleners wordt niet geaccepteerd. Geweld, overvallen, agressie en intimidatie worden de komende jaren harder aangepakt. De aanpak van (vaak grensoverschrijdende) georganiseerde misdaad en financieel- economische criminaliteit wordt sterk geïntensiveerd. Deze vormen van criminaliteit hebben een ontwrichtende en ondermijnende werking op de integriteit van de samenleving en uiteindelijk op het vertrouwen in de rechtsstaat. Niet alleen de criminele organisaties maar ook de onderliggende criminogene factoren worden bestreden, door middel van een geïntegreerde aanpak waarbij de overheid als één front optreedt: er wordt een mix van preventieve, strafrechtelijke, fiscale en bestuurlijke maatregelen ingezet. Innovatie en slimmer werken (inzet technologie) zijn daarbij essentieel in reactie op nieuwe ontwikkelingen in de criminaliteit, bijvoorbeeld op het gebied van internet en cybercrime.

Omschrijving van de samenhang

De bijdragen van Veiligheid en Justitie aan rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding liggen op de beleidsterreinen preventie (13.1), opsporing en handhaving van straf- en ordeningswetgeving (13.3), ten uitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen (13.4) en slachtofferzorg (13.5).

Verantwoordelijkheid

Op het terrein van preventie, opsporing, vervolging, de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen en slachtofferzorg, is de Minister van Veiligheid en Justitie beleidsverantwoordelijk én verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid. Op het gebied van corruptiebestrijding en ordeningswetgeving is deze verantwoordelijkheid beperkt tot de strafrechtelijke handhaving van deze wetgeving. Voorts ligt de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie bij het functioneren van de politieorganisatie en het leveren van politiezorg. De verantwoordelijkheid voor de bijzondere opsporingsdiensten ligt bij de betreffende vakdepartementen (de Ministers van Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en Infrastructuur en Milieu). De Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid.

Aan de verantwoordelijkheid van de minister voor de strafrechtelijke handhaving wordt uitvoering gegeven door het stimuleren van de professionaliteit en de effectiviteit van de rechtshandhaving. Dit gebeurt door het ontwikkelen van instrumenten en het bevorderen van het gebruik daarvan door andere ministeries, overheden en bestuursorganen in de niet-strafrechtelijke handhaving.

Externe factoren

Over de externe factoren die de mate van criminaliteit beïnvloeden bestaan diverse criminologische theorieën. Door het WODC is bezien op welke maatschappelijk problemen deze theorieën zich richten. Daarbij is een aantal omgevingsfactoren onderscheiden, die criminaliteit in positieve of negatieve zin kunnen beïnvloeden:

  • demografische factoren;

  • sociaal-economische factoren;

  • maatschappelijke factoren;

  • en natuurlijk ook internationale ontwikkelingen op dit terrein.

Meetbare gegevens

De ontwikkelingen en samenhangen in de criminaliteit en de rechtshandhaving worden periodiek en systematisch in kaart gebracht en zoveel mogelijk geduid door beleidsdoorlichtingen/-evaluaties en door middel van de jaarlijkse publicatiereeks «Criminaliteit en rechtshandhaving» (C&R). Door in deze publicatiereeks de informatie over de verschillende onderdelen met elkaar in verband te brengen, wordt de samenhang in de strafrechtketen kwantitatief in beeld gebracht (outcome).

Daarnaast wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de jaarlijkse resultaten van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). Deze monitor betreft een jaarlijks integraal onderzoek dat vanaf 2009 de sociale veiligheid in Nederland op landelijk, regionaal en lokaal niveau in kaart brengt. Naast departementen en politiekorpsen, meten ook veel gemeenten hun veiligheidscijfer volgens deze monitor. De IVM levert onder meer belangrijke informatie voor het meten van outcome-doelstellingen. Tot slot zijn onderstaande prestatie-indicatoren een indicatie van de effectiviteit van het beleid.

 

Nulwaarde

Doel

 
 

2011

2014

2015

de pakkans (het ophelderingspercentage)1

23%

40%

aantal daders dat werkelijk wordt bestraft2

16%

> 32%

 
X Noot
1

Bron: Landelijk Overvallen Registratie Systeem (LORS).

Waarmee de pakkans voor het totale segment van zware misdrijven met 25% omhoog gaat.

X Noot
2

Bron: Openbaar Ministerie-COMPAS/GPS

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

3 071 967

3 118 186

3 087 921

3 071 041

3 025 110

2 982 104

2 974 256

                 

Waarvan garanties1

300

560

692

818

945

1 071

1 198

                 

Apparaatsuitgaven2

   

576 603

565 695

556 211

547 574

546 343

13.3.1 Rechtshandhaving

   

8 000

8 000

8 000

8 000

8 000

13.3.2 Openbaar Ministerie

   

568 603

557 695

548 211

539 574

538 343

                 

Programma-uitgaven

2 910 089

3 119 186

2 510 318

2 505 346

2 468 899

2 434 530

2 427 913

                 

13.1

Preventieve maatregelen

27 793

33 646

33 186

33 357

31 373

29 696

29 145

Waarvan juridisch verplicht

 

33 646

33 186

33 357

31 373

29 696

29 145

 

13.1.1 Dienst Justis

9 501

14 185

10 230

9 919

9 599

9 382

9 343

 

13.1.2 Overig

18 292

19 461

22 956

23 438

21 774

20 314

19 802

13.3

Handhaving en vervolging

811 137

837 247

278 169

284 408

287 573

281 467

279 644

Waarvan juridisch verplicht

 

817 410

264 023

261 117

260 678

251 871

249 342

 

13.3.1 Rechtshandhaving

129 084

121 093

116 276

122 956

120 814

110 535

108 862

 

13.3.2 Openbaar Ministerie

615 642

642 518

87 855

90 055

96 855

101 855

101 855

 

13.3.3 NFI

66 411

73 636

74 038

71 397

69 904

69 077

68 927

13.4

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

2 000 713

2 050 836

2 001 147

1 988 664

1 955 044

1 931 271

1 927 379

Waarvan juridisch verplicht

 

2 042 609

1 982 749

1 953 889

1 904 540

1 865 074

1 861 278

 

13.4.1 DJI-gevangeniswezen-regulier

1 035 610

1 043 413

991 802

989 128

965 195

950 465

947 976

 

13.4.2 DJI-Forensische zorg

672 255

712 015

717 742

699 546

687 840

678 206

676 635

 

13.4.3 Reclassering

241 569

260 273

278 830

288 762

291 473

292 199

292 391

 

13.4.5 CJIB

43 978

27 981

5 553

4 156

3 596

3 565

3 559

 

13.4.6 Overig

7 301

7 154

7 220

7 072

6 940

6 836

6 818

13.5

Slachtofferzorg

33 072

48 452

46 758

45 873

45 296

44 807

44 855

Waarvan juridisch verplicht

 

48 452

46 758

45 873

45 296

44 807

44 855

 

13.5.1 Slachtofferhulpbeleid

17 384

24 133

22 619

22 417

22 442

22 342

22 441

 

13.5.2 Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

15 688

24 319

24 139

23 456

22 854

22 465

22 414

13.6

Terrorismebestrijding

37 374

0

0

0

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht

             
 

13.6.1 NCTb

37 374

0

0

0

0

0

0

13.7

Vreemdelingenbewaring en uitzetten

 

149 005

151 058

153 044

149 613

147 289

146 890

Waarvan juridisch verplicht

 

149 005

149 548

149 983

145 124

141 397

141 014

 

13.7.1 Vreemdelingenbewaring

 

113 645

114 523

117 054

114 417

112 746

112 470

 

13.7.2 Uitzetcentra

 

35 360

36 535

35 990

35 196

34 543

34 420

                 

Ontvangsten

842 826

938 063

1 042 047

1 089 361

1 085 361

1 049 261

1 061 261

Waarvan Boeten & Transacties

746 106

859 705

971 324

1 008 138

993 638

937 038

939 038

Waarvan Pluk ze

33 885

30 820

35 820

45 820

55 820

75 820

85 820

Het niet-juridisch verplichte deel op dit beleidsartikel is bestuurlijk gereserveerd voor onder meer strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie en systeemvernieuwing van het CJIB. Daarnaast is een gedeelte complementair noodzakelijk of anderszins bestuurlijk gebonden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om projecten als Meld Misdaad Anoniem, Veiligheidshuizen, Regionale Arrondissementale Justitiële Beraden en bestrijding voetbalvandalisme. Indien de middelen niet besteedbaar zijn, heeft dit consequenties voor de capaciteit bij het OM en het CJIB. Voor wat betreft het programma Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV) zijn er plannen opgesteld waardoor steeds meer geld bestuurlijk gebonden is.

X Noot
1

Dit bedrag betreft het geschatte potentiële risico (4,6%) op de daadwerkelijk uit te keren bedragen als gevolg van afgegeven garanties aan faillissementscuratoren.

X Noot
2

Indicatief.

Operationele doelstelling 13.1

Het voorkomen en verder terugdringen van criminaliteit en het effectief bestrijden van huiselijk geweld

Motivering

Een effectieve en efficiënte rechtshandhaving is het meest gebaat bij een combinatie van preventie en repressie. Bij preventie van criminaliteit heeft niet alleen de rijksoverheid verantwoordelijkheden, maar de samenleving als geheel.

Het tegengaan van expressief geweld

Instrumenten

In 2011 is het programma «Geweld in het (semi-)publieke domein» afgerond. De integrale aanpak wordt in 2012 geborgd en in samenwerking met de politie actief verspreid. De risicofactoren voor geweld (o.a. alcohol, wapens, geweldsbeelden) worden teruggedrongen door:

  • de invoering van alcohol- en drugsregistratie bij geweld;

  • het aanmerken van middelengebruik als strafverzwarende omstandigheid en het opleggen van bijzondere voorwaarden die ingrijpen op het middelengebruik om geweldsrecidive te voorkomen;

  • het voeren van een bewustwordingscampagne om het wettelijk verbod op stiletto’s, vlinder- en valmessen te begeleiden;

  • het verbeteren van de controle op internet bij de verkoop van leeftijdsgebonden goederen (o.a. alcohol, tabak, films, wapens, games).

De aanpak van criminaliteit gericht tegen bedrijven

De volgende lopende maatregelen worden in 2012 voortgezet:

  • het terugdringen van overvallen onder regie van Taskforce Overvallen;

  • het tegengaan van winkeldiefstal door het stimuleren van beveiligingsmaatregelen zoals ongeüniformeerde beveiligers en het tegengaan van geprepareerde tassen;

  • het trainen van managers om diefstal door eigen personeel sneller tegen te gaan;

  • de aanpak van rondtrekkende bendes en transportcriminaliteit;

  • de aanpak van afpersing door het vergroten van aangiftebereidheid en betere hulpverlening voor slachtoffers;

  • de aanpak van koperdiefstal onder meer door het anoniem aanbieden van koper te verminderen en gestolen koper beter op te sporen.

De aanpak van huiselijk geweld

In 2012 wordt ingezet op een rijksbrede aanpak van geweld in huiselijke kring: huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling, vrouwelijke genitale verminking en ouderenmishandeling. VenJ stelt de volgende prioriteiten in 2012:

  • De afronding van het wetgevingstraject verplichte meldcode, samen met het Ministerie van VWS;

  • De doorontwikkeling van de databank effectieve interventies. In 2012 wordt gewerkt aan het verder vullen van de databank;

  • De uitvoering van de effectevaluatie Wet tijdelijk huisverbod, die in 2011 is gestart en in 2013 afgerond zal zijn;

  • De ontwikkeling van een stevige daderaanpak voor geweld in huiselijke kring in strafrechtelijk kader.

BIBOB

Het doel van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) is te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert. De Wet BIBOB wordt onder meer uitgebreid met de mogelijkheid om vastgoedtransacties te toetsen om te voorkomen dat de overheid panden koopt van criminelen.

Na de parlementaire behandeling zal de gewijzigde wet in 2012 in werking treden. Om te voorkomen dat de overheid in verband met de handel in verdovende middelen ongewild overlast en criminaliteit faciliteert, wordt de inzet van de Wet BIBOB bij coffeeshops geïntensiveerd. Bij een advies met de conclusie «ernstig gevaar» kan de gemeente de vergunning intrekken.

Verklaring Omtrent het Gedrag

Het toepassen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt geïntensiveerd om te voorkomen dat personen die ongeschikt zijn om een functie uit te oefenen, vanuit een afhankelijkheidsrelatie anderen schade kunnen berokkenen. Dit betekent dat de continue screening zoals deze in 2011 voor taxichauffeurs is ingevoerd, ook gaat gelden voor medewerkers in de kinderopvang en mogelijk andere begroepsgroepen. Ook worden vanaf medio 2012 relevante justitiële gegevens uit het buitenland betrokken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag van personen die met kinderen werken. Daarnaast wordt het mogelijk om een VOG-aanvraag rechtstreeks elektronisch in te dienen in plaats van via de burgemeester. Dit scheelt de burger tijd en geld.

Kansspelen

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie wil ervoor zorgen dat Nederlandse burgers op een veilige en verantwoorde manier kunnen deelnemen aan kansspelen. Kwetsbare groepen, waaronder jong volwassenen, dienen zoveel mogelijk te worden beschermd tegen het risico kansspelverslaving te ontwikkelen. Ook moet misbruik in de vorm van fraude, witwassen en illegaal aanbod bestreden worden. Dit wordt bereikt door het stellen van strikte regels (in wetten en vergunningen) en goed toezicht op de naleving van die regels.

Naar verwachting wordt in 2012 de Kansspelautoriteit ingesteld. Voorts wordt in 2012 een voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen bij de Tweede Kamer ingediend om kansspelen via internet te reguleren. In een later stadium wordt het loterijstelsel herzien en zo mogelijk meer marktwerking ingevoerd bij andere spelvormen (zoals speelcasino’s).

Meetbare gegevens

De hieronder opgenomen tabellen laten zien welke bijdrage de dienst Justis levert aan het beschermen van de integriteit van kwetsbare groepen en de publieke sector.

Integriteit: aantal aangevraagde en geweigerde VOG’s
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal aangevraagde VOG’s

384 724

474 751

454 027

500 000

500 000

520 000

Waarvan geweigerd in de beschikkingsfase op basis van antecedenten

3 195

2 951

4 063

3 000

3 000

3 000

Bron: Justis

Integriteit: aantal BIBOB adviezen en BIBOB adviezen ernstig gevaar
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal adviezen

197

265

300

350

300

300

Waarvan ernstige mate van gevaar

113

100

92

Nog niet bekend

Nog niet bekend

Bron: Justis

Toelichting

Zowel bij BIBOB als bij VOG is er sprake van beschikkingen op basis van aanvragen. Het aantal aanvragen dat ontvangen wordt, is niet door het Ministerie van Veiligheid en Justitie te beïnvloeden.

Nu het Programma Aanpak Geweld is beëindigd, worden de onderliggende subdoelstellingen niet langer gemonitored. Dit betekent dat de in de voorgaande begrotingen opgenomen indicatoren zijn komen te vervallen. Het gaat hierbij om:

  • Alcohol gerelateerd geweld;

  • Wapen gerelateerd geweld;

  • Naleving leeftijdsgrenzen Kijkwijzer en PEGI;

  • Daling criminaliteit tegen ondernemingen;

  • Percentage gemeenten dat bekend is met de integrale aanpak zoals neergezet in het Programma Aanpak Geweld;

  • Een vijftal subdoelen met betrekking tot de integrale aanpak zoals neergezet in het Programma Aanpak Geweld.

Deze indicatoren worden vervangen door één nieuwe indicator, namelijk Aanpak van expressief geweld.

Aanpak van expressief geweld

Voor de aanpak van geweld is het oogmerk het geweldsniveau in 2012 op zijn minst te stabiliseren op het niveau van de Integrale Veiligheidsmonitor 2010: 5,5%. Daarmee worden de bereikte resultaten van de afgelopen jaren bestendigd.

Operationele doelstelling 13.3

Het bestrijden van criminaliteit door een effectief en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging.

Motivering

Opsporing en vervolging zijn een logisch en noodzakelijk vervolg op preventie. Waar preventie faalt, zal repressief optreden tegen criminaliteit volgen. De objectieve veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger moeten worden verhoogd, zodat burgers veilig door het leven kunnen gaan. Aandacht gaat uit naar vormen van criminaliteit die een zware impact hebben op de veiligheid van de burger, door een hardere aanpak van criminaliteit en gewelddadige vermogenscriminaliteit.

Om de sluipende bedreiging van de integriteit van het financieel-economische stelsel tegen te gaan en de mogelijke ondermijning van het functioneren van de rechtstaat is een intensivering van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit nodig. Vele lokale, zichtbare criminaliteit is het gevolg van het werk van «niet zichtbare criminele organisaties». Vanwege het ondermijnende karakter van de georganiseerde criminaliteit moeten drempels worden opgeworpen. Denk bijvoorbeeld aan het mogelijk maken van BIBOB-toetsing bij vastgoedtransacties, aan meer fraudebestendige regelgeving en aan samenwerking met energiebedrijven bij de bestrijding van hennepteelt.

Gewelddadige vermogenscriminaliteit

Instrumenten

Beleidsdoelstelling van het programma «Gewelddadige Vermogenscriminaliteit» is om in 2014, in samenwerking met alle relevante partners, het aantal overvallen in de komende vier jaar in elk geval onder het niveau van 2006 te brengen. Ook moet het aantal daders dat werkelijk wordt bestraft in die tijd verdubbelen naar minstens 32%. Daartoe moet het ophelderingspercentage stijgen naar ten minste 40%. Door middel van intensief toezicht en nazorg wordt beoogd het percentage overvallers dat binnen twee jaar recidiveert terug te brengen naar 40%. In aansluiting hierop hebben de private partijen in de Taskforce Overvallen (Detailhandel Nederland, Koninklijke Horeca Nederland, VNO-NCW, MKB-Nederland, Transport en Logistiek Nederland) zich gecommitteerd aan een verhoging van het percentage bedrijven dat preventieve maatregelen tegen overvallen neemt, tot ten minste 85% in 2014. Voor het jaar 2012 is het streven het aantal overvallen terug te dringen tot maximaal 2200.

Om overvallen te voorkomen komen er preventieve maatregelen. Hoewel bedrijfsleven en burger in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn, wordt vanwege de aanjagende en stimulerende rol van de overheid in 2012 weer een week van de veiligheid georganiseerd. De overheid sluit hierop aan met een Donkere Dagen Offensief waarin de publieke partijen extra aandacht besteden aan het delict overvallen. In 2012 worden er vijftien extra «Keurmerk Veilig Ondernemen»-projecten gestart, met een accent op overvallen. Om ervoor te zorgen dat de winkeliers zich bewust zijn van de risico’s van een overval en ook weten wat zij moeten doen om een overval te voorkomen worden er in 2012 vierentwintig regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor de winkeliers.

In de vijf regiokorpsen met de grootste problemen richt de politie «High Impact Crime Teams» (HIC-teams) in; Bij de overige korpsen komen aparte teams die zich specifiek richten op de volgende problematiek. De heterdaadkracht wordt verbeterd, de expertise in de organisatie geborgd, de sturing op de prioriteit verbeterd en de doelgroep (veelal bekende meerplegers) gevolgd. Ook wordt de informatiehuishouding beter afgestemd op de operationele realiteit. Bij de parketten worden contactofficieren voor overvallen aangesteld, worden HIC-teams ingericht en wordt een landelijk officier overvallen aangesteld. Om recidive te beperken wordt -met OM en reclassering- het toezicht en controle geïntensiveerd (door inzet van «probation officers» en elektronisch toezicht).

Offensief tegen ondermijnende en financieel-economische criminaliteit

Eind 2014 is een verdubbeling te zien in de aantallen aangepakte criminele samenwerkingsverbanden. Het zwaartepunt komt te liggen in de jaren 2013 en 2014. Het streven is om in 2012 een percentage van 27% te realiseren7. Daarbij ligt het accent op mensenhandel en -smokkel, drugscriminaliteit en witwassen. Grensoverschrijdende aspecten van deze vormen van criminaliteit maken intensieve internationale samenwerking nodig. Door een focus op die criminele samenwerkingsverbanden met de hoogste criminele winsten en het meeste gebruik van geweld, intimidatie en corruptie, wordt de maatschappelijke impact van de aanpak vergroot. Daarnaast ligt de focus ook op de aanpak van facilitators van georganiseerde en financieel-economische criminaliteit. Daarbij wordt zoveel mogelijk de geïntegreerde aanpak toegepast, een combinatie van preventieve, bestuurlijke, fiscale en strafrechtelijke maatregelen. Deze aanpak zal in elk geval op de thema’s georganiseerde hennepteelt, vastgoedfraude en mensenhandel worden toegepast. De opgedane ervaringen van deze geïntegreerde aanpak met projecten als Emergo, een gebiedsgerichte aanpak van georganiseerde misdaad in het centrum van Amsterdam en de aanpak van de georganiseerde misdaad in de 5 grote Brabantse steden worden breder toegepast.

Uiteenlopende vormen van fraude brengen bedrijfsleven, overheid en burgers schade toe en ondermijnen de samenleving. De bestrijding van fraude vindt plaats door een combinatie van preventie en een gerichte inzet van opsporing en vervolging. Hierover worden afspraken gemaakt met actoren uit bedrijfsleven en het openbaar bestuur.

Afnemen crimineel vermogen

In 2012 wordt meer geïnvesteerd in het strafrechtelijk afnemen van crimineel vermogen als onderdeel van het rijksbreed afnemen van financieel voordeel via het bestuursrecht, strafrecht of het vergoeden van schade van slachtoffers. De doelstelling is dat met een investering oplopend tot € 20 miljoen het door het Openbaar Ministerie afgenomen crimineel vermogen oploopt naar circa € 100 miljoen vanaf 2016 en volgende jaren. Ten opzichte van de oorspronkelijke begrotingskaders betekent dat een toename van het jaarlijks afgenomen vermogen met ongeveer € 60 miljoen.

Voor 2012 betekent dit dat € 15 miljoen extra wordt geïnvesteerd en dat € 49 miljoen aan opbrengsten wordt verwacht. In 2012 werken twee gespecialiseerde teams aan de aanpak van criminele dienstverleners.

In het kader van de versterkte aanpak van criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) wordt binnen de bestaande operationele sterkte de financiële expertise bij de politie in 2012 vergroot. In de landelijke prioriteiten van de politie is bepaald dat in ieder strafrechtelijk onderzoek vanaf het begin financieel wordt gerechercheerd, zowel met het oog op waarheidsvinding als op afnemen van crimineel vermogen en/of een schadevergoeding voor slachtoffers.

Aanpak cybercrime

De aanpak van cybercrime is onderdeel van het bredere thema cyber security, zie art. 21.1. Doelstelling bij de aanpak van cybercrime is om te komen tot een verdrievoudiging van het aantal grote internationale zaken door het Team High Tech Crime tot 20 per jaar in 2015. Deze groei zal de komende jaren geleidelijk worden opgebouwd. In 2012 wordt het aantrekken van extra kennis en expertise voortgezet om het fundament te leggen waar in de volgende jaren op kan worden voortgebouwd. In 2012 zullen er ongeveer 8–10 zaken kunnen worden gedraaid. Naast versterking van de landelijke diensten zal in 2012 de versterking van de capaciteit bij de korpsen verder vorm krijgen door binnen de bestaande formatieve sterkte te heralloceren waardoor specialisten kunnen worden opgeleid en aangetrokken zoals informatiespecialisten, digitale experts en tactische rechercheurs. Een aantal projecten zoals het digitaal bedrijvenloket en het project versterking van de intake van cybercrimezaken in de Noordwestelijke politieregio’s zullen worden geëvalueerd en waar mogelijk verbreed naar de gehele politie. Ook wordt de internationale samenwerking versterkt: met buitenlandse statelijke en niet statelijke partijen zal worden samengewerkt aangezien de aanpak van cybercriminaliteit in haar aard grenzeloos is. Dit zal gebeuren middels een publiek private samenwerking bij de aanpak van botnets, via Joint Investigation teams en via bi- en multilaterale samenwerking.

Aanpak kinderporno

Bij de aanpak van kinderporno gaat de aandacht uit naar de aanpak, productie en verspreiding daarvan. Daarnaast worden slachtoffers achterhaald en waar mogelijk uit een misbruiksituatie ontzet. Om misbruik via internet een aan te kunnen pakken, wordt binnen de politieorganisatie de zedenportefeuille verder versterkt. De huidige werkvoorraad bij politie moet afnemen door 25% meer productie (aan OM aan te leveren zaken). Dit wordt gerealiseerd door een nationale inrichting van de aanpak van kinderporno (nationaal team, centrale aansturing en weging) met meer focus op opsporing en vervolging van producenten en verspreiders van kinderporno, maar ook door de inzet van meer capaciteit (75 fte extra). De eerste resultaten van deze productievergroting, die in 2011 wordt ingezet, moeten in 2012 zichtbaar worden.

Versterking bestrijding (zware) milieucriminaliteit

In 2012 wordt de uitvoering van het programma Versterking strafrechtelijke milieuhandhaving gecontinueerd. Dit programma is gericht op de versterking van de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de bij de opsporing van (zware) milieucriminaliteit betrokken organisaties, politie en OM en BOD’en. Ook richt het programma zich op het verbeteren en borgen van de kwaliteit en capaciteit van met name politie en OM. Projecten in 2012 die het zicht op (zware) milieucriminaliteit en de aanpak daarvan moeten vergroten zijn de ontwikkeling van een milieucriminaliteitsbeeld door het OM (december 2012 gereed) en de uitvoering van een proeftuin aanpak internationale milieucriminaliteit. Een absolute randvoorwaarde voor de daadwerkelijke versterking van de strafrechtelijke milieuhandhaving is de totstandbrenging van een landelijk netwerk robuuste Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s).

Meetbare gegevens

De hieronder opgenomen tabellen laten zien welke (meetbare) doelstellingen er zijn opgenomen in het regeerakkoord. Daarnaast wordt inzichtelijk gemaakt welke bijdrage het Openbaar Ministerie, de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU NL) en het Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie (CIOT) leveren aan de opsporing en vervolging van criminaliteit.

 

Nulwaarde

 

Doel

 
   

2012

2014

2015

Gewelddadige vermogenscriminaliteit

       

aantal overvallen1

 2 572

2 100

< 1 900 (niveau 2006)

 

Pakkans overvallen, straatroof, inbraken en geweld 2

30%

34,5%

37,5%

 

Aantal straatroof overvallen3

8 700

8 265

Ruim 6 000

 

Oplossingspercentage straatroof3

25%

30%

   

Oplossingspercentage woninginbraken5

11%

12%

14%

 

Pakkans daders enkelvoudige geweldsdelicten6

n.n.b

5%

25%

 

percentage overvallers dat binnen twee jaar recidiveert7

54% 

40%

 

percentage bedrijven dat preventieve maatregelen tegen overvallen neemt8

73% 

>85%

 
         

ondermijnende en financieel-economische criminaliteit

       

aantal aangepakte criminele samenwerkings-

verbanden (csv’s)9

20% 

27%

40%

 
         

Afnemen crimineel vermogen

       

crimineel vermogen dat langs strafrechtelijke weg wordt afgepakt (Plukze)10

€ 30,8 mln.

€ 35,8 mln.

€ 55,8 mln.

€ 75,8 mln.

         

Aanpak cybercrime

       

aantal grote internationale zaken dat wordt opgepakt door het Team High Tech Crime11

5

8–10

 

20

         

Aanpak kinderporno

       

aan OM aan te leveren zaken12

480 

516

600

 
X Noot
1

Bron: Landelijk Overvallen en Ramkraken Systeem. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
2

Het jaar 2009 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
3

Het jaar 2011 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
5

Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
6

De startpositie moet nog worden bepaald, hierover zijn nog geen cijfers bekend.

X Noot
7

Bron: Fijnaut c.s., 2010. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd. Begin 2012 wordt (cf methodiek Fijnaut) onderzoek gedaan naar recidive van overvallers (binnen 2 jaar) op basis van de gegevens van 2011.

X Noot
8

Bron: Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009. Het jaar 2009 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
9

Eind 2009 wordt als nulsituatie gehanteerd. De genoemde percentages gelden nadrukkelijk als globale streefwaarden. Criminele samenwerkingsverbanden zijn namelijk vaak fluïde werkverbanden die in een bepaalde periode actief zijn en geen vaste groepen die kunnen worden uitgedrukt in mathematische rekeneenheden.

X Noot
10

Bron: OM. Het jaar 2011 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
11

Bron: KLPD. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
12

Bron: Jaarbericht OM 2010. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

Financial Intelligence Unit Nederland (FIU NL)

Prestatiegegevens1
 

Realisatie 2010

2011*

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal ongebruikelijke transacties (OT)2

183 400

190 800

191 900

193 000

194 200

195 300

196 400

Aantal verdachte transacties (VT)

29 800

32 900

31 700

30 400

29 100

27 800

26 500

Doormeldpercentage3

13%

13%

13%

13%

13%

13%

13%

Bron: FIU Net

X Noot
1

De prognose OT en VT is gebaseerd op de historische aantallen zoals deze zijn geregistreerd (OT) en doorgemeld (VT) vanaf 2004 tot en met 2010 en is berekend door middel van een regressie-analyse op de historische waarden.

X Noot
2

Door de dynamische context is met name het aantal OT’s erg lastig te voorspellen.

X Noot
3

Het doormeldpercentage is een momentopname en wordt bepaald door voor een bepaalde registratieperiode het aantal transacties met de status «doorgemeld» te delen op het totale aantal geregistreerde transacties. Het doormeldpercentage is eind mei 2011 gepeild voor de afgelopen vijf jaar en is doorgetrokken voor de periode tot en met 2016.

Toelichting

De FIU-Nederland voorziet voor de komende jaren de volgende mogelijke veranderingen die van (grote) invloed kunnen zijn op het aantal OT’s (en dientengevolge ook op het aantal VT’s) en die ertoe kunnen leiden dat de realisatiecijfers uiteindelijk afwijken van de prognose:

  • Het toepassen van de «all crimes» benadering in de meldplicht, met als gevolg het verplicht melden van alle transacties verbonden aan financiële criminaliteit, inclusief alle fraudedelicten;

  • Het onder de meldplicht brengen van nieuwe meldergroepen, zoals (faillissements)curatoren, taxateurs van veilinghuizen (inclusief de veiling van emissierechten) en andere bij AMvB aan te wijzen dienstverleners, en

  • Het toepassen van verscherpt toezicht als gevolg van een verruiming van de toezichthoudende taken binnen de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (WWFT)

Productie en prestaties arrondissementsparketten
 

Realisatie 2010

Begroting 2011

2012

2013

2014

2015

2016

Rechtbankzaken (afdoeningen)

209 900

220 900

196 900

188 800

188 100

187 300

187 000

Overdracht aan buitenland

100

200

200

200

200

200

200

Onvoorwaardelijk sepot

23 900

22 100

19 690

18 880

18 810

18 730

18 700

Transactie, strafbeschikking en voorwaardelijk sepot

55 000

61 900

55 100

52 900

52 700

52 400

52 400

Voegen (ter berechting of ad info)

5 200

4 200

3 810

3 520

3 490

3 570

3 500

dagvaardingen

125 700

132 500

118 100

113 300

112 900

112 400

112 200

wv Meervoudige kamer (inclusief economisch en militair)

14 800

14 700

14 700

14 700

14 700

14 700

14 700

wv Politierechter (inclusief economisch en militair)

99 900

105 900

92 800

88 400

88 000

87 600

87 400

wv Kinderrechter

11 100

11 900

10 600

10 200

10 200

10 100

10 100

Interventiepercentage (%)

87%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

doorlooptijd (% afdoening < 180 dagen na 1e verhoor

51%

53%

55%

60%

65%

70%

70%

Doorloopsnelheid jeugd binnen 3 maanden afgedaan OM (%)

81%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Kantonzaken (afdoeningen)

216 000

190 500

164 600

136 900

136 500

138 900

140 200

Sepot, transacties, strafbeschikkingen, voegen en overdracht buitenland

45 800

38 100

32 900

27 400

27 300

27 800

28 000

Dagvaardingen

170 200

152 400

131 700

109 500

109 200

111 100

112 200

               

Mulderzaken (afdoeningen)

             

Uitstroom beroepen Openbaar Ministerie

321 200

341 600

346 300

355 200

365 700

373 500

373 900

Bron: Openbaar Ministerie

Productie en prestatie Ressortparketten
 

Realisatie 2010

Begroting 2011

2012

2013

2014

2015

2016

Uitstroom

             

Rechtbankappellen

16 100

15 200

15 200

15 200

13 500

13 000

12 900

Kantongerechtsappellen

4 400

5 200

5 200

5 200

4 500

3 700

3 700

Klachten artikel 12 Sv

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

Mulderberoepen

2 300

2 100

2 100

2 100

2 200

2 200

2 300

Bron: Openbaar Ministerie

Toelichting

De cijfers zijn voor zover mogelijk gebaseerd op de instroomraming van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). In deze tabel is dit enigszins aangepast bij kantonzaken vanwege de scherpe daling in 2012. In de jaren 2012 en 2013 is een vertraging van een half jaar ingebouwd.

Vanwege de verwachte verdere implementatie van de OM-afdoening is er sprake van een teruglopende in- en uitstroom.

Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie

Prestatiegegevens
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal aanbieders

153

160

180

200

200

200

200

Aantal vragen

2 592 320

3 200 000

3 200 000

3 200 000

3 200 000

3 200 000

3 200 000

Hit-rate (%)1

93%

96%

97%

97%

97%

97%

97%

Bron: Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie

X Noot
1

Hit-rate is het aantal hits gedeeld door het aantal vragen maal 100%. De hit-rate wordt bepaald door het aantal aangesloten aanbieders, de kwaliteit van de vragen en de kwaliteit van de aangeleverde gegevens. Een hit op een vraag kan een of meerdere antwoorden bevatten.

Toelichting

Tijdens onderzoek naar criminele activiteiten, bij de opsporing van verdachten en ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid vergaren de (Bijzondere) Opsporing- en Inlichtingendiensten op een snelle, efficiënte, veilige, gestructureerde en volume onafhankelijke wijze gegevens die noodzakelijk zijn voor het opsporingsproces. Deze aanpak heeft geleid tot een aanzienlijke verlaging van de administratieve lasten bij zowel de overheid als bij het bedrijfsleven. De ondersteuning zal de komende jaren toenemen door meer aanbieders van telefoon en internet benaderbaar te maken. Het aantal vragen en de bijbehorende «hit-rate» zijn hierbij graadmeters voor het belang en de doelmatigheid en effectiviteit van dit opsporingsinstrument.

Operationele doelstelling 13.4

Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen

Motivering

Voor een veiliger Nederland is niet alleen strenger straffen belangrijk. Het verbeteren van de uitvoering van de sanctietoepassing door een persoonsgerichte aanpak is ook nodig. Ter versterking van de rechtstaat wordt ingezet op het bekorten van de doorlooptijden in de hele strafrechtketen. Daarnaast zal ook in 2012 de aandacht gericht zijn op het verder terugdringen van maatschappelijke overlast als gevolg van criminaliteit veroorzaakt door recidivisten. Het terugdringen van recidive blijft een prioriteit.

Programma stroomlijning executieketen

Instrumenten

Naast het sneller opsporen, vervolgen en berechten zet het Ministerie van Veiligheid en Justitie met politie, OM, DJI, reclassering en CJIB in het programma Stroomlijning Executieketen ook in op:

  • het sneller ten uitvoerleggen van rechterlijke beslissingen;

  • een veiliger verloop en afloop van straffen door betere informatie-uitwisseling in de keten;

  • betere informatievoorziening aan slachtoffers en burgemeesters van gemeenten waar risicovolle justitiabelen (bijvoorbeeld ernstige gewelds- en zedendelinquenten) terugkeren na ommekomst van hun straf.

In 2012 wordt hieraan gewerkt door:

  • betere strategische sturing door de ketenpartners op de gezamenlijke prestatie van de keten.

  • scherpere verantwoordelijkheidsverdeling tussen ketenorganisaties en een versterkte regierol van het departement:

    • De verantwoordelijkheid voor de fase van executie komt te liggen bij het departement (i.p.v. gedeeld met het OM);

    • De nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling vergt wijziging van het Wetboek van Strafvordering. Deze wijziging is in 2014 gereed;

    • Ter verheldering van de verantwoordelijkheden in het operationele ketenproces in de toekomstige tien gerechtelijke regio’s wordt een handboek ketenwerkprocessen opgesteld en geïmplementeerd.

Ruimere toepassing justitiële voorwaarden

Met de Wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, is vanaf 2012 sprake van meer voorwaardelijke veroordelingen met bijzondere voorwaarden. Dit leidt naar verwachting tot een toename van de reclasseringsproducten advies en toezicht van respectievelijk 3 en 6%. De wet bevat drie op zorg gerichte voorwaarden, te weten ambulante behandeling, klinische behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Deze op zorg gerichte voorwaarden krijgen een kwaliteitsimpuls door een gerichte inkoop van zorg op basis waarvan veroordeelden in zorg kunnen worden geplaatst. Daarnaast biedt de wetswijziging voorwaardelijke sancties de mogelijkheid om sneller en consequenter te reageren op overtreding van de voorwaarden.

Tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en nazorg

De veranderingen binnen het gevangeniswezen richten zich op de invoering van een persoonsgerichte aanpak van gedetineerden. Om de recidive onder ex-gedetineerden te verminderen en overlast tegen te gaan, wordt ingezet op de re-integratie van ex-gedetineerden in de maatschappij. Hierbij is meer accent komen te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden. Dit betekent allereerst een goede screening bij binnenkomst als basis voor het detentie- en re-integratieplan voor alle gedetineerden. Bij de invulling hiervan wordt gekeken naar: de criminogene factoren, het gedrag van de gedetineerde, recidive, de motivatie en de zorgbehoefte. Er wordt alleen in gedetineerden geïnvesteerd, zoals door het aanbieden van gedragsinterventies, scholing en terugkeeractiviteiten, als kans op succes aanwezig is en als de motivatie en/of houding van de gedetineerde hiertoe aanleiding geeft.

Op deze manier wordt ook de vrijblijvendheid in het aanbod van activiteiten beperkt en wordt efficiënter omgegaan met de beschikbare middelen.Ook het aanbod van nazorg is minder vrijblijvend en wordt niet oneindig aangeboden.

Om gedetineerden voor te bereiden op hun terugkeer naar de maatschappij is samenwerking tussen het gevangeniswezen, gemeenten en maatschappelijke partners zoals woningbouwcorporaties, UWV werkbedrijf, schuldhulpverleners en zorginstellingen essentieel. Deze regionale samenwerking wordt in 2012 bevorderd door:

  • de informatie-uitwisseling via het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) sneller en meer betrouwbaar en volledig te laten verlopen: voor 80% van de gedetineerde burgers wordt in beeld gebracht wat de noodzakelijke basisvoorzieningen zijn;

  • te stimuleren dat de organisatie en coördinatie van nazorg in regionale samenwerkingsverbanden, via de Veiligheidshuizen, wordt vormgegeven.

Eind 2012, begin 2013 zullen de effecten van al deze inspanningen in het gevangeniswezen en de justitiële en gemeentelijke inspanningen op het gebied van nazorg geëvalueerd zijn en bekend worden.

Ontwikkeling recidive

Meetbare gegevens

In de periode van 2002–2010 diende onder meer de 2-jaars recidive met 7,7% te dalen. Belangrijkste bevinding inzake ex-gedetineerden is dat de gecorrigeerde 2-jaars recidive tussen 2002 en 2007 met 6,6%-punt is afgenomen, van 55,9% naar 49,3%. De inspanningen van het huidige kabinet kunnen uiteraard nog niet zichtbaar zijn in de recente recidivecijfers. Wel zetten de dalende recidivecijfers het kabinet aan stevig te blijven investeren in recidivebestrijding, zoals dat de afgelopen jaren is ingezet. (Bron: Recidivemonitor WODC).

Forensische zorg

Tijdige, passende en kwalitatief hoogwaardige forensische zorg draagt bij aan de vermindering van recidive. Met de beoogde inwerkingtreding van de wet forensische zorg (in 2012) wordt de stelselwijziging binnen de forensische zorg een feit. Eén van de aanleidingen voor de stelselwijziging was een tekort aan behandelcapaciteit voor justitiabelen met dikwijls complexe stoornissen en meervoudige problematiek. Het traject om de concrete zorgverlening aan een verdachte/veroordeelde te realiseren start met een indicatiestelling waarin de forensische zorgbehoefte en het noodzakelijke beveiligingsniveau wordt bepaald. Op basis hiervan wordt een justitiabele geplaatst bij een zorginstelling. In 2012 zal het forensisch zorgstelsel in zijn geheel werkend zijn. Het uiteindelijke doel is het leveren van een bijdrage aan de recidivevermindering. In samenwerking met het WODC wordt daarom in 2012 een recidivemonitor forensische zorg opgezet.Het aantal beschikbare zorgplaatsen in en ten behoeve van het gevangeniswezen is opgenomen in de paragraaf baten-lastendiensten van DJI.

Eind 2011 komen er prestatie-indicatoren opgesteld voor de forensisch psychiatrische centra (FPC’s). Daarmee komt er meer zicht op goede en slechte behandelmethoden. Met deze inzichten kan de kwaliteit van de Tbs-behandeling in 2012 en volgende jaren worden verbeterd. Onder andere de behandelduur en de snelheid waarmee verlof wordt aangevraagd zullen als prestatie-indicator worden gebruikt. Hierdoor zal de vergelijkbaarheid tussen FPC’s toenemen, en daarmee op termijn ook de kwaliteit.

Justitiële voorwaarden

Het beleid is erop gericht een toename te bewerkstelligen van trajecten met bijzondere voorwaarden. Onderstaande tabel geeft de ramingen weer.

Justitiële voorwaarden
 

2009

2010

2011

2012

Aantal kandidaten voorwaardelijke invrijheidstelling

500

1 070

1 300

1 380

Aantal verslaafden dat onder justitiële voorwaarden in zorg wordt geplaatst

4 264

5 000

6 000

6 000

Bron: Impactanalyse voorwaardelijke invrijheidstelling 2007 en 2009 en Recidivebrief 2008, TK 24 587, nr. 299

Toelichting

Beide reeksen dragen bij aan de doelstelling om een toename te bewerkstelligen van trajecten met bijzondere voorwaarden.

Nazorg
 

2009

2010

2011

2012

Percentage screeningen en informatieoverdracht aan gemeenten1

80

90

100

100

Percentage dekking gemeentelijke contactpersonen

90

95

100

100

Percentage regionale afspraken nazorg

 

75

75

75

X Noot
1

Bij gedetineerden die korter dan twee weken verblijven, worden alleen naam, adres, woonplaats, datum van binnenkomst en verwachte ontslagdatum doorgegeven.

Toelichting

Bij het percentage regionale afspraken nazorg: in 2010 en 2011 is het proces van regionalisering gevolgd. Uit een rapportage van de VNG (eindrapport van de implementatieadviseur nazorg, april 2011) komt naar voren dat circa 75% van de centrumgemeenten afspraken over nazorg in regionaal verband, via de Veiligheidshuizen, vorm geeft.

Het bijdragen aan de beperking van de schade van slachtoffers door een effectieve slachtofferzorg.

Operationele doelstelling 13.5

Motivering

In de rechtsstaat zijn de rechten van slachtoffers stevig verankerd. Hun – door het misdrijf – geschokte vertrouwen in de rechtsorde moet worden hersteld en vervolgschade (secundaire victimisatie) moet zo veel mogelijk beperkt blijven. Slachtoffers willen de geschonden norm herbevestigd zien. Daarvoor is nodig dat organisaties in de strafrechtsketen slachtoffers erkennen en als volwaardig procesdeelnemer bejegenen. Daarnaast is van belang dat slachtoffers adequaat worden ondersteund bij het uitoefenen van hun rechten in het strafproces en dat het uitvoeringsproces daarop is ingericht.

Verdere versterking positie slachtoffers

Instrumenten

In 2012 zal het spreekrecht verder worden uitgebreid. Zo zal het aantal nabestaanden dat ter zitting mag spreken worden uitgebreid en wordt ook vertegenwoordiging toegestaan voor slachtoffers die niet zelf in staat zijn om te spreken. De mogelijkheid van conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers wordt in 2012 verder organisatorisch ingebed, zodat bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel de organisaties in de keten hierop voorbereid zijn. In dit wetsvoorstel wordt, zoals in het Regeerakkoord aangekondigd, bepaald dat beslag kan worden gelegd op goederen van verdachten, vooruitlopend op een door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer.

Uitbreiding overige diensten

Onder voorbehoud van positieve evaluatie in 2011 zullen in 2012 het casemanagement bij zware gewelds- en zedenzaken en de hernieuwde wijze van voegingsondersteuning als structurele voorziening voor slachtoffers door SHN worden aangeboden.

Meetbare gegevens

De hieronder opgenomen tabellen laten zien welke bijdrage het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) en Slachtofferhulp Nederland (SHN) leveren aan de beperking van de schade van slachtoffers.

Aantal uitkeringen uit SGM
 

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal positieve beslissingen SGM

4 459

5 459

5 266

5 000 1

5 500 2

Bron: Jaarverslagen SGM (2008–2010)

X Noot
1

Gebaseerd op voorlopige cijfers

X Noot
2

Concept-kaderbrief SGM 2012

Aantal slachtoffer-dadergesprekken
 

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal slachtoffer-dadergesprekken

904

1 050

1 077

1 200 1

1 200

Bron: Jaarverslagen Slachtoffer in Beeld (2008–2010)

X Noot
1

Gebaseerd op voorlopige cijfers

Aantal slachtoffers dat ondersteuning ontvangt van SHN
 

2010

2011

2012

Juridische ondersteuning

43 374

43 850 1

44 000 2

Emotionele ondersteuning

34 420

35 7001

36 0002

Praktische ondersteuning

35 478

37 6501

38 0002

Bron: Jaarverslag Slachtofferhulp Nederland (2010)

X Noot
1

Gebaseerd op voorlopige cijfers

X Noot
2

Raming

Toelichting

Juridische ondersteuning bestaat uit de diensten «verhalen schade», «begeleiding in strafproces», «schriftelijke slachtofferverklaring/spreekrecht» en «kwaliteitscontrole voegen».

Praktische ondersteuning bestaat uit de diensten «doorverwijzingen» en «overige praktische ondersteuning».

Bovenstaande tabellen tonen dat het aantal slachtoffers dat door SGM wordt geholpen naar verwachting in 2012 stijgt. Hieruit kan worden afgeleid dat men het SGM steeds beter weet te vinden. Dit wordt bevestigd in onderzoeken die hebben plaatsgevonden naar de bekendheid van het SGM en naar het belang dat slachtoffers hechten aan de erkenning die blijkt uit een schadevergoeding.

Operationele doelstelling 13.7

Vreemdelingenbewaring: het in detentie houden van personen die niet of niet meer rechtmatig in Nederland verblijven met het oog op het al dan niet gedwongen verlaten van Nederland.

Motivering

Vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven zijn maatschappelijk, sociaal en economisch bijzonder kwetsbaar. Bovendien vormen zij een belasting voor (gemeentelijke) overheden. Illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland moet daarom voorkomen worden. Niet-Nederlanders die geen verblijfsvergunning hebben verkregen dienen terug te keren naar het land van herkomst of te vertrekken naar een ander geschikt land. Voorafgaand aan een voorgenomen onvrijwillige terugkeer kunnen zij in bewaring worden genomen. Vreemdelingenbewaring wordt uitgevoerd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De Minister voor Immigratie en Asiel is verantwoordelijk voor het vreemdelingenbeleid. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring als onderdeel van het vreemdelingenbeleid.

Instrumenten

De Dienst Justitiële Inrichtingen draagt zorg voor de vreemdelingenbewaring. De capaciteit voor vreemdelingenbewaring (inclusief uitzetcentra) is voldoende om vreemdelingen in bewaring te stellen en te houden indien dit aangewezen is.

Meetbare gegevens

De hieronder opgenomen tabel geeft de hoeveelheid middelen en capaciteit weer voor de vreemdelingenbewaring (incl. uitzetcentra). Deze capaciteit is voldoende om vreemdelingen in bewaring te stellen en te houden. Voor een volledig overzicht van de beschikbare capaciteit voor vreemdelingenbewaring wordt verwezen naar de baten-lastenparagraaf van DJI.

Overzicht capaciteit vreemdelingenbewaring en uitzetcentra
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2012

2 381

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

Verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit:

             

– vrijheidsbeneming (art. 6 Vw)

195

168

168

168

168

168

168

– vreemdelingenbewaring (art. 59 Vw)

1 568

1 357

1 162

1 357

1 357

1 357

1 357

– in bewaring gestelden op politiebureaus

2

5

5

5

5

5

5

– uitzetcentra

486

421

421

421

421

421

421

Reservecapaciteit

130

130

325

130

130

130

130

               

Bezettingsgraad ( in %)1

75,0

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

X Noot
1

betreft direct inzetbare capaciteit exclusief in bewaring gestelden politiebureaus en uitzetcentra.

14 Jeugd

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Meerjarenperspectief

De fundamentele herziening van het stelsel van jeugdzorg heeft de komende jaren ook grote betekenis voor jeugdzorg in gedwongen kader. De taken van de jeugdreclassering en de jeugdbescherming komen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Veiligheid en Justitie zet zich, gezien de bijzondere aard van deze taken, in voor een zorgvuldige overdracht van deze taken aan het einde van het traject van decentralisatie van de jeugdzorg.

Op het terrein van interlandelijke adoptie worden beleid en wetgeving in 2012 nader bezien in verband met de druk op het adoptieproces door verschillende factoren. Zo wordt voor de komende jaren een verdere afname voorzien van het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Daar staat tegenover dat het aandeel oudere kinderen en kinderen met een handicap («special needs») steeds verder toeneemt. Naar verwachting zal de illegale opname van kinderen toenemen, mede als gevolg van de globalisering.

Wat betreft internationale kinderontvoering blijft de inzet om de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken te verkorten.

Het aanpakken van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren is één van de speerpunten van het kabinet Rutte-Verhagen. De aanpak van criminele jeugdgroepen vormt hierbij een belangrijke prioriteit (TK 2010–2011, 28 684, nr. 319). Criminele jeugdbendes vragen om een directe en doortastende dadergerichte aanpak die de jongere perspectief biedt en die recht doet aan het publiek belang, aan het slachtoffer en het gevoel van maatschappelijke vergelding. De komende twee jaar worden alle criminele jeugdgroepen aangepakt. Ook de maatregelen in het kader van het adolescentenstrafrecht zullen vanaf 2012 bijdragen aan het effectief optreden tegen jeugdcriminaliteit.

Omschrijving van de samenhang

Kinderen hebben recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid. Dit recht is opgenomen in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat door Nederland is ondertekend. Het Rijk is voorwaardenscheppend ten behoeve van dit recht van kinderen. Het justitieel jeugdbeleid bestaat uit het beleid inzake de bescherming van jeugdigen, waaronder interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie is eerstverantwoordelijk voor de effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit, het beleid inzake jeugdbescherming en het zorgvuldig uitvoeren van de vastgestelde verdragen inzake internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en internationale kinderbescherming

Verschillende departementen en organisaties zijn verantwoordelijk voor de preventie van jeugdcriminaliteit. Het kabinet stimuleert dat deze organisaties gezamenlijk in een zo vroeg mogelijk stadium bedreigende situaties voor jeugdigen signaleren en passende maatregelen treffen. Zo wordt de druk op de jeugdstrafrechtketen tot een minimum beperkt.

Ook voor de bestrijding van jeugdcriminaliteit wordt door vele organisatie samengewerkt, zoals politie, Halt, het Openbaar Ministerie, de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Zittende Magistratuur. De Minister van Veiligheid en Justitie stuurt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering.

Naast de Minister van Veiligheid en Justitie zijn ook de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk voor vraagstukken rond jeugd.

De Minister van VWS is verantwoordelijk voor het algemene jeugdbeleid en de jeugdzorg.

De Minister van OCW is primair verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.

Externe factoren

Veiligheid en Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Veiligheid en Justitie heeft evenmin invloed op het aantal kinderontvoeringen.

De omvang van jeugdcriminaliteit en de benodigde jeugdbescherming is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door Veiligheid en Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.

Meetbare gegevens

De resultaten op het gebied van jeugdbescherming,

interlandelijke adoptie, internationale kinderontvoering en jeugdcriminaliteit worden door verschillende factoren beïnvloed. Voor een deel vallen deze ook buiten de directe beïnvloedingssfeer van de Minister van Veiligheid en Justitie. Hierdoor is het niet eenvoudig om precies te meten c.q. inzichtelijk te maken in hoeverre het beleid van Veiligheid en Justitie bijdraagt aan de realisatie van de maatschappelijk effecten (outcome) die met dit artikel worden beoogd. Desalniettemin worden onder de operationele doelstellingen enkele meetbare gegevens opgenomen die inzicht bieden in de inspanningen van Veiligheid en Justitie.

Voor de beide operationele doelstellingen geldt dat naast de (kwantitatieve) prestatiegegevens door middel van evaluatieonderzoek periodiek en indien nodig onderwerpspecifiek, op kwalitatieve en kwantitatieve wijze informatie wordt verkregen over de beleidseffecten.

Maatschappelijk effect: jeugdbendes

Binnen 2 jaar (2011–2013) dienen de 89 criminele jeugdbendes, die eind 2010 met de shortlistmethodiek in beeld zijn gebracht30, te worden aangepakt. De uitkomsten van deze shortlistmethodiek worden gepubliceerd in het landelijk beeld jeugdbendes (www.beke.nl/www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl). In deze rapportage wordt jaarlijks het aantal problematische groepen per politieregio weergegeven. Onder verantwoordelijkheid van de lokale driehoek (politie, OM en lokaal bestuur) wordt per criminele jeugdbende een plan van aanpak opgesteld, waaraan zij gezamenlijk uitvoering geven.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

419 600

908 965

889 779

874 551

857 666

849 954

849 179

                 

Apparaatsuitgaven

   

170 970

169 459

167 747

165 886

165 857

14.1.1 RvdK – civiele maatregelen

   

88 354

87 378

85 827

84 594

84 599

14.2.2 RvdK – strafzaken

   

82 616

82 081

81 920

81 292

81 258

                 

Programma-uitgaven

445 169

908 965

718 809

705 092

689 919

684 068

683 322

                 

14.1

Uitvoering jeugdbescherming

6 721

412 665

305 705

292 225

279 132

277 502

277 500

Waarvan juridisch verplicht

 

405 028

301 193

287 623

275 098

273 336

273 334

 

14.1.1 RvdK – civiele maatregelen

4 798

90 347

0

0

0

0

0

 

14.1.2 Landelijk bureau Inning Onderhoudsbijdrage

0

3 526

3 538

3 538

3 538

3 538

3 538

 

14.1.3 Bureaus jeugdzorg -voogdij en OTS

0

313 523

294 529

281 122

267 595

265 978

265 978

 

14.1.4 Overig

1 923

5 269

7 638

7 565

7 999

7 986

7 984

14.2

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

438 448

466 314

388 537

388 382

386 396

382 374

381 604

Waarvan juridisch verplicht

 

456 526

376 990

374 560

370 601

364 748

364 002

 

14.2.1 DJI – jeugd

253 982

259 138

272 052

272 031

270 983

266 879

266 180

 

14.2.2 RvdK – strafzaken

98 264

86 712

0

0

0

0

0

 

14.2.3 HALT

12 986

12 337

12 776

13 106

13 116

13 114

13 114

 

14.2.4 Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering

60 194

65 602

68 204

65 167

64 955

64 661

64 461

 

14.2.5 DJJ – overig

13 022

42 525

35 505

38 078

37 342

37 720

37 849

14.3

Voogdij AMV's

0

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

Waarvan juridisch verplicht

 

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

 

14.3.1 NIDOS – opvang

0

29 986

24 567

24 485

24 391

24 192

24 218

                 

Ontvangsten

8 048

12 188

2 800

2 800

2 800

2 800

2 800

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is gereserveerd voor onder andere de aanpak van jeugdcriminaliteit en de verbetering van de kwaliteit van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's). Ook de bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en Tbs-inrichtingen alsmede de inkoop van forensische zorg in het strafrechtelijk kader zijn onder het verplichte deel inbegrepen.

* De garanties betreffen het geschatte potentiële risico (0%) op het daadwerkelijk uit te keren bedrag inzake de afgegeven hypothecaire garanties voor de particuliere jeugdinrichtingen.

!!!geen nootverwijzing aanwezig!!!

Operationele doelstelling 14.1

Effectieve bescherming van jeugdigen tegen voor hun opvoeding en ontwikkeling bedreigende situaties met inzet van juridische dwangmiddelen en een zorgvuldige toepassing van regelingen betreffende internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en internationale kinderbeschermingszaken.

Motivering

Het welzijn van een kind verdient bescherming, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders en anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind. Een kind moet zich kunnen ontwikkelen tot een volwaardig lid van de maatschappij dat zijn verantwoordelijkheid binnen de gemeenschap volledig kan dragen. Er is een aanbod van voorzieningen om ouders en kinderen bij te staan. Soms is het echter nodig om de oorspronkelijke opvoedingscontext te doorbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulpverlening in het kader van een maatregel van jeugdbescherming. Daarnaast speelt het belang van het kind een rol bij onderwerpen als kinderalimentatie en draagmoederschap. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het zorgvuldig uitvoeren van wetgeving en de verschillende verdragen met betrekking tot de bescherming van jeugdigen.

Om te voldoen aan het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt gewaarborgd dat ouders door de Stichting Adoptie Voorziening adequate voorlichting krijgen, wordt gezinsonderzoek uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming om de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders te onderzoeken en wordt toezicht gehouden op de vergunninghouders die verantwoordelijk zijn voor de adoptiebemiddeling. De Centrale autoriteit voor interlandelijke adoptie verleent en verlengt de vergunningen van deze vergunninghouders, conform de uitgangspunten van het Kwaliteitskader vergunninghouders, welke voor de Inspectie Jeugdzorg dient als toetsingskader. De Centrale autoriteit voor internationale kinderontvoering richt zich op de bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering, onder meer door het geven van voorlichting.

Interlandelijke Adoptie

Instrumenten

  • Om de kwaliteit van het adoptieproces verder te verhogen wordt in 2012 een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Daarbij worden het toezicht op en de controle van het voldoen aan de kwaliteitseisen door de vergunningshouders (dat wordt uitgeoefend door de Inspectie Jeugdzorg) versterkt. Daarnaast wordt ingezet op een verantwoorde herziening van de deelbemiddelingsprocedure, op maatregelen om illegale adopties tegen te gaan, op verruiming van de leeftijdsgrenzen tot een maximale leeftijd van 48 jaar voor de aspirant-adoptiefouders en 8 jaar voor het adoptiekind, met een maximaal leeftijdsverschil van 40 jaar en een verlenging van de bewaartermijn van de dossiers van 30 naar 100 jaar. Hiertoe wordt de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) gewijzigd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Kalsbeek.

  • Implementatie van de (tijdelijke) Regeling tegemoetkoming kosten van adoptie zoals opgenomen in de Wobka. De regeling vervangt de mogelijkheid van aftrek wegens buitengewone uitgaven (Wet inkomstenbelasting 2001). De regeling komt tegemoet aan de motie Van der Vlies (Tweede Kamer, 2007/08, 31 200, nr. 50) en een aanbeveling van de Commissie Kalsbeek om financiële drempels voor aspirant-adoptiefouders te verlagen.

  • In 2012 doet de Inspectie jeugdzorg onderzoek naar de adoptieprocedures van buitenlandse kinderen met een handicap («special needs kinderen»).

Internationale kinderontvoering

  • Inzet in 2012 is de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken tot 18 weken te continueren.

  • Per 2012 wordt gewerkt onder de nieuwe constellatie dat de procesvertegenwoordigende taken van de Centrale autoriteit zijn overgedragen aan de advocatuur.

Internationale bescherming van kinderen

  • Sinds 1 mei 2011 is in Nederland het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 van kracht.

  • In 2012 wordt de implementatie van dit verdrag bij de betreffende organisaties geëffectueerd, waardoor effectiever kan worden ingezet op internationale bescherming van kinderen.

Kinder- en jeugdbescherming

  • In de bestuursaspraken 2011–2015 is vastgelegd hoe de decentralisatie van de jeugdzorg, en meer specifiek de jeugdbescherming en de jeugdreclassering, vormgegeven wordt. In 2012 worden deze afspraken in overleg met de medeoverheden uitgewerkt. Het betreft hier bijvoorbeeld de randvoorwaarden voor intergemeentelijke samenwerking en de kwaliteitseisen die aan uitvoerende instellingen van jeugdzorg gesteld gaan worden.

  • De opdracht aan gemeenten wordt neergelegd in een nieuw wettelijk kader, dat enerzijds recht doet aan gemeentelijke beleidsvrijheid en anderzijds jeugdigen en hun opvoeders de nodige ondersteuning garandeert die nodig is. In 2012 wordt het desbetreffende wetsvoorstel voorbereid en in consultatie gebracht.

  • In 2011 wordt de kinderbeschermingswetgeving aangepast. Eind 2011 worden de consequenties daarvan in een ex ante evaluatieonderzoek in kaart gebracht. In 2012 start de implementatie van de gewijzigde wetgeving plaats bij de Raad voor de Kinderbescherming, de rechterlijke macht en de Bureaus Jeugdzorg.

  • Om ervoor te zorgen dat de juiste kinderbeschermingsmaatregel daadwerkelijk kan worden ingezet en adequaat kan worden uitgevoerd, worden in 2012 methoden voor een adequate en effectieve jeugdbescherming verder ontwikkeld en geborgd, en wordt gewerkt aan professionalisering van de jeugdbescherming, arbeidsmarktbeleid, risicomanagement en een aanpak van de regeldruk in de jeugdbeschermingsketen.

  • Verschillende maatregelen in het Regeerakkoord beïnvloeden de positie van kwetsbare groepen, zoals de stelselherziening jeugdzorg, passend onderwijs en werken naar vermogen. De Staatssecretarissen van VWS, VenJ en SZW en de Ministers van OCW en BZK hebben daarom afgesproken deze maatregelen in nauwe afstemming uit te werken en te volgen.

Interlandelijke adoptie

Meetbare gegevens

In 2008 zijn 1 861 verzoeken om beginseltoestemming ingediend, 1 047 verleend en 767 kinderen opgenomen. In 2009 zijn 1 770 verzoeken om beginseltoestemming ingediend, 946 verleend en 682 kinderen opgenomen. In 2010 zijn 1 620 verzoeken ingediend, 959 verleend en 705 kinderen opgenomen.

Op de doorlooptijden van de adoptieprocedure kan worden gestuurd tot het moment dat het dossier naar de vergunninghouder gaat. Daarna bepaalt de keuze voor een land het vervolg van de procedure en wachttijden. In het belang van de aspirant-adoptiefouders duurt de doorlooptijd vanaf het starten van de voorlichting tot aan het krijgen van de beginseltoestemming niet langer dan noodzakelijk. De doorlooptijd bestaat uit de voorlichtingsperiode van twaalf tot veertien weken die in een aantal jaarlijkse cycli plaatsvindt, gevolgd door het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming dat, conform de normen van de Raad, binnen 90 dagen na aanvang ervan dient te zijn afgerond.(De Raad streeft er vanaf 2010 naar om 75% van de onderzoeken binnen die normtijd te realiseren). Daarna neemt de Centrale autoriteit binnen twee weken een beslissing over het al dan niet toekennen van een beginseltoestemming.

Doorlooptijden gezinsonderzoek1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Percentage zaken dat binnen de norm voor de doorlooptijd van gezinsonderzoek moet worden gerealiseerd

60

75

75

75

75

75

X Noot
1

Bron: Raad voor de Kinderbescherming. De norm van 90 dagen doorlooptijd is vastgelegd in het Kwaliteitskader 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming en voorheen in de Normen 2000. (binnen de Raad geldt de werkafspraak dat bij de categorie ASAA zaken, waar deze onderzoeken onder vallen, vanaf 2010 75% van de aangeboden zaken binnen de termijn wordt afgedaan.

Internationale kinderontvoering

De implementatie van de verkorting van de teruggeleidingsprocedure is in 2011 afgerond. Door de verkorting van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken van internationale kinderontvoering wordt de doorlooptijd verkort tot in beginsel gemiddeld 18 weken: zes weken intake door de Centrale autoriteit, eventueel met mediation, zes weken teruggeleidingsprocedure bij de rechtbank Den Haag (eventueel met mediation) en in geval van hoger beroep zes weken procedure bij het gerechtshof Den Haag. De termijn van intake bij de Centrale autoriteit kan meer tijd in beslag nemen dan zes weken doordat bijvoorbeeld de buitenlandse centrale autoriteit niet de benodigde gegevens opstuurt of doordat het adres van de ontvoerende ouder en het kind niet bekend is en moet worden achterhaald.

Jeugdbescherming
 

20101

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal OTS

33 118

37 772

37 217

34 945

33 157

32 418

Voorlopige voogdij

136

210

212

212

212

212

Overige Voogdij

6 696

6 726

6 825

6 825

6 604

6 342

             

Gemiddelde duur OTS in jaren

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

X Noot
1

Bron: bureaus jeugdzorg.

Toelichting

Het aantal ondertoezichtstellingen zal tijdelijk stijgen als gevolg van de vernieuwing van de Kinderbeschermingswetgeving en zal daarna weer afvlakken.

Operationele doelstelling 14.2

Bestrijden van jeugdcriminaliteit door het terugdringen van grensoverschrijdend, crimineel gedrag van risicojongeren, individueel en in groepen.

Motivering

Jeugdcriminaliteit ondermijnt de veiligheid en de veiligheidsgevoelens in de samenleving en moet stevig worden aangepakt. In de aanpak is een samenhangend pakket van maatregelen ondergebracht. Speerpunten zijn de aanpak van criminele jeugdbendes, een dadergerichte aanpak en consequent handhaven. Ook de maatregelen in het kader van het adolescentenstrafrecht dragen bij aan een effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit.

Terugdringen van grensoverschrijdend gedrag gaat uit van de dadergerichte aanpak. In het kader van deze aanpak richt de keten zich ook op kinderen onder de 12 jaar die in aanraking komen met de politie. Dit is een belangrijke doelgroep, omdat de kans op gedragsverandering het grootst is wanneer de reactie zo vroeg mogelijk plaatsvindt. Consequent handhaven heeft betrekking op het optreden in de keten in geval een jongere zich niet aan de opgelegde voorwaarden houdt. Een snelle en consequente reactie op het niet naleven van voorwaarden draagt bij aan het voorkomen van recidive.

Het terugdringen van jeugdcriminaliteit gebeurt ook in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI), waar daders van vaak ernstige delicten worden voorbereid op een terugkeer naar de samenleving. De JJI’s zijn gericht op verdere verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van begeleiding en behandeling.

Programma «Jeugdcriminaliteit»

Instrumenten

Aanpak criminele jeugdbendes

Uit wetenschappelijk onderzoek naar jeugdcriminaliteit is gebleken dat 75% van de gepleegde jeugdcriminaliteit in Nederland voortkomt vanuit een jeugdbende of groepsdynamische processen. Criminele jeugdbendes vormen de zwaarste categorie jeugdbendes en plegen ernstige delicten. Om deze bendes aan te pakken is een actieprogramma geformeerd. In 2012 is een kennisdatabank operationeel (onder de vlag van het CCV) waarvan ketenpartners gebruik kunnen maken. Er is een landelijk platform van regionale regisseurs ingericht, waarin samengewerkt wordt aan:

  • De monitoring van criminele jeugdbendes.

  • Uitwisselen van «goede praktijk» en knelpunten in de uitvoering.

  • Het vergroten van de pakkans.

Dadergerichte aanpak

De effectiviteit van sancties neemt toe wanneer deze aansluit op de problematiek van de jongere. Inmiddels zijn verschillende interventies (voorlopig) erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De dadergerichte aanpak wordt bevorderd door:

  • De inzet van het landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen om zeer doelgericht informatie te verzamelen over de jongere, zodat met een passende interventie kan worden gereageerd. In september 2011 wordt naar aanleiding van pilots en de evaluatie besloten of het instrumentarium landelijk kan worden toegepast. Indien hiertoe wordt besloten wordt het instrumentarium in 2012 landelijk uitgerold.

  • De landelijke implementatie van een volledig palet aan erkende gedragsinterventies, zodat op alle criminogene factoren passende en kwalitatief goede interventies worden ingezet. In 2012 worden evaluatieonderzoeken van erkende interventies uitgevoerd.

Het is tevens van belang om bij 12-minners vroegtijdig signalen waar te nemen en te voorkomen dat zij een criminele carrière ontwikkelen. Daarom wordt – in het kader van de verbeterde aanpak van 12-minners – ingezet op:

  • Vroegtijdige signalering van risico’s bij kinderen op basis van gegevens in de politieregistratie. In pilots is ervaring opgedaan met het gebruik van de gevalideerde methodiek Pro-Kid33. Gesignaleerde risicokinderen worden doorverwezen naar Bureau jeugdzorg. Op basis van de ervaringen uit de pilot-projecten wordt Pro-Kid in 2012, bij gebleken succes, landelijk uitgerold.

Consequent handhaven

Indien een jongere zich niet houdt aan opgelegde werkstraf en/of de bij vonnis opgelegde voorwaarden, dient vanuit de jeugdstrafrechtketen een snelle en consequente reactie te volgen. Dit draagt er toe bij dat jongeren zich daadwerkelijk houden aan de opgelegde voorwaarden en daarmee aan het voorkomen van recidive. Met het oog op consequent handhaven is aansluiting van Veiligheid en Justitie op zorg en onderwijs van belang.

  • In 2012 wordt het toezichtssysteem aangepast nadat het op uitvoerbaarheid is uitgetest. Doel is een vereenvoudigd en geordend model van toezicht.

  • Verbeteringen van de registratie van 12-minners met delictgedrag. In 2012 wordt middels een 1-meting getoetst of de verbeteringen zijn doorgevoerd en worden per politieregio verbeterpunten gemonitord. Verbetering van de registratie is de basis voor risicosignalering door Pro-Kid en een sluitende aanpak van 12-min verdachten.

Adolescententenstrafrecht

In 2012 zullen in het kader van het adolescentenstrafrecht34 concrete stappen worden gezet om een samenhangende aanpak van minderjarigen en jongvolwassenen te realiseren. In 2012 wordt hiertoe een wetsvoorstel ingediend:

  • Voor de doelgroep van 15 t/m 23 jaar komt het volledige sanctiepakket uit het jeugd- en volwassen strafrecht ter beschikking;

  • De maximum duur van de jeugddetentie voor 16- en 17-jarigen gaat van twee naar vier jaar;

  • Het wordt mogelijk om een PIJ-maatregel om te zetten in een Tbs-maatregel wanneer bij afloop van de PIJ-maatregel nog een groot risico op ernstige recidive aanwezig is;

  • Bij overtreden van voorwaarden en mislukte taakstraffen wordt strakker en consequenter opgetreden;

  • De samenwerking en informatie-uitwisseling van jeugd- en volwassenenreclassering worden in 2012 verbeterd;

  • Het toezicht op jeugdigen door de jeugdreclassering wordt aangescherpt, onder meer door meer toepassing van elektronisch toezicht.

Justitiële Jeugdinrichtingen

De afgelopen jaren is een groot aantal maatregelen afgerond om in de JJI’s de kwaliteit en veiligheid te verbeteren. De gezamenlijke inspecties hebben in 2010 in hun eindrapport over de JJI’s geconcludeerd dat deze maatregelen succesvol zijn geweest. Als gevolg van de sterk dalende strafrechtelijke instroom en de overgang van civielrechtelijk geplaatste jeugdigen naar de gesloten jeugdzorg, is eind 2010 besloten tot een forse capaciteitsreductie. In 2011 is daarmee gestart. In 2012 wordt het capaciteitsplan verder geïmplementeerd.

2012 staat voor de JJI’s voorts in het teken van borging van gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen:

  • Implementatie van vastgestelde visies op ouderparticipatie, seksualiteit, middelengebruik en psychiatrische zorg voor jongeren met een PIJ-maatregel;

  • Uitwisselen van expertise met de instellingen voor gesloten jeugdzorg;

  • Het borgen van de kwaliteit van het onderwijs in de JJI’s door het sluiten van samenwerkingsconvenanten met middelbaar onderwijs en werkgevers in de regio.

Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

Het kabinet geeft een impuls aan de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen om de samenwerking daarbinnen door te zetten en te optimaliseren. Via de samenwerking in Veiligheidshuizen kan ernstige overlast en criminaliteit effectief en slagvaardig worden aangepakt. Het programma «Doorontwikkeling Veiligheidshuizen» richt zich op het stimuleren en ondersteunen van de Veiligheidshuizen en deelnemende organisaties in het vormgeven en verbeteren van de integrale, probleemgerichte aanpak rond risicogroepen met complexe problematiek. Knelpunten in beleid en regelgeving die belemmerend werken voor de samenwerking, worden opgelost.

De inspanningen van het programma richten zich in 2012 op:

  • Stimuleren van regionale samenwerking, door ontwikkeling van samenwerkings- en besturingmodellen. Ook wordt een toekomstbestendig bekostigingsmodel ontwikkeld, dat vanaf 2013 in werking zal treden.

  • Inzicht in effectiviteit en maatschappelijk rendement: om (meer) zicht te hebben op de effectiviteit van de interventies en het maatschappelijk rendement van de samenwerking wordt een rendementsanalyse ontwikkeld.

  • Professionalisering: er wordt een opleidings- en trainingsprogramma en een landelijk kennis- en expertiseplatform ontwikkeld. Dit draagt bij aan het ontsluiten van best practices, het ontdekken van nieuwe werkwijzen en het versterken van ketenregie.

  • Informatiemanagement: doorontwikkeling en implementatie van het Generiek Casusoverleg ondersteunend Systeem (GCOS) en een werkwijze voor gegevensuitwisseling.

Meetbare gegevens

De belangrijkste (outcome) indicator voor beoogde beleidseffecten vormt de aanpak van de nu bekende 89 criminele jeugdbendes in Nederland. Aanvullend worden onder meer indicatoren gehanteerd die inzicht geven in de bekendheid van de verschillende instrumenten en in de kwaliteit van de registratie van 12-minners. Deze indicatoren bieden in gezamenlijkheid zicht op de effecten van verschillende in te zetten beleidsinstrumenten ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive.

Dadergerichte aanpak

Er zijn momenteel geen exacte gegevens over de bekendheid van de instrumenten om een dadergerichte aanpak te realiseren, maar wel signalen dat die bekendheid nog onvoldoende is. Doelstelling voor 2012 is dat 90% van de managers, afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie (jeugd), de politie (jeugd), bureau Halt, Justitiële Jeugdinrichtingen en Bureaus Jeugdzorg bekend zijn met het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen, Prokid en de erkende gedragsinterventies.

Consequent handhaven

In 2012 zal een nul-meting plaatsvinden naar het handhavingsniveau binnen de jeugdstrafrechtketen. Op basis hiervan zal een concrete doelstelling worden geformuleerd.

Voor een verbeterde registratie van 12-min verdachten heeft de politie in 2011 een verbetertraject uitgevoerd. Met ingang van 2011 wordt systematisch gemeten welk percentage 12-min verdachten correct geregistreerd is. Het streven in 2012 is dat er in 90% van de gevallen sprake is van correcte registratie (0-meting 2011: 70%).

Verbeteringen JJI’s

Alle justitiële jeugdinrichtingen zijn gecertificeerd volgens de kwaliteitsstandaard van HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).

Doorlooptijden

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtsketen
 

Percentage binnen de norm voor doorlooptijden

 

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie

2010

Doel 2011

Doel 2012

Eerste verhoor

           

Halt verwijzing (7 dgn)

67

72

75

76

80

80

Ontvangst PV (1 mnd)

73

74

78

80

80

80

Start Halt-afdoening (2 mnd – m.i.v. 2010 35 dagen)

63

72

74

60

80

80

Afdoening OM (3 mnd)

77

79

79

81

80

80

Vonnis ZM (6 mnd)

57

54

62

62

80

80

             

Melding Raad

           

Afronding taakstraf (160 dgn)

80

81

80

84

80

80

Rapport Basisonderzoek (40 dgn)

60

63

65

72

80

80

Bron: factsheets doorlooptBron: Factsheets doorlooptijden jeugdstrafrechtketen (PaG)

Toelichting

Korte doorlooptijden dragen bij aan de vermindering van recidive daar de interventie snel volgt op het delict. In 2001 is de landelijke richtlijn voor doorlooptijden vastgesteld (Kalsbeeknorm). Het hanteren van deze 80%-norm laat ruimte voor complexe jeugdstrafrechtzaken die mogelijk een langere doorlooptijd vergen.

Bereik nazorgtraject
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden

100

100

100

100

100

100

Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden

95

97

100

100

100

100

Toelichting

Goede nazorg is het sluitstuk van een strafrechtelijke interventie. Een geslaagde terugkeer in de samenleving vermindert de kans op terugval in het criminele gedrag. Naar aanleiding van diverse maatregelen is op dit moment voor alle jongeren die een JJI verlaten zorg gegarandeerd.

Operationele doelstelling 14.3

Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Motivering

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk

voor een adequate voogdijvoorziening van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Instrumenten

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie subsidieert de stichting NIDOS.

Wat de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen betreft wordt verwezen naar artikel 10 van de begroting van de Minister voor Immigratie en Asiel.

Prestatiegegevens

Prestatiegegevens Nidos (voogdij)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Verm. Uitkomst 2011

2012

2013

2014

2015

Aantal jongeren onder voogdij aan het begin van het jaar

2 495

2 964

2 911

2 775

2 630

2 570

2 430

Aantal instroom jongeren onder voogdij

1 426

1 254

950

1 060

1 060

1 060

1 060

Aantal uitstroom jongeren onder voogdij

967

1 285

1 125

1 205

1 120

1 120

1 100

Gemiddelde bezetting voogdij

2 669

2 952

2 850

2 703

2 600

2 540

2 490

Gemiddelde bezetting opvang door Nidos

1 717

1 808

2 234

2 108

2 028

1 981

1 942

Gemiddelde prijs voogdij per jongere

5 228

5 258

5 838

5 984

6 134

6 287

6 444

Gemiddelde prijs verzorging jongere in Nidosopvang

5 083

5 384

4 809

4 929

5 052

5 179

5 308

Gemiddelde prijs opvang per jongere (inclusief voogdij)

10 311

10 643

10 647

10 913

11 186

11 466

11 752

Toelichting

Toename aantal «uitstroom» 2010 (1 285) t.o.v. 2009 (967)

Het grote verschil wordt volledig verklaard doordat er in 2010 veel meer Nidos pupillen meerderjarig werden dan in 2009; respectievelijk 1010 ten opzichte van 631.

Toename begeleidingskosten 2011 t.o.v. 2010 (€ 5 838 t.o.v. € 5 258)

In 2010 heeft het «Onderzoek herijking financieringssystematiek» plaatsgevonden. Dit heeft eind 2010 geleid tot het besluit dat de caseloadnorm per 1 januari 2011 verlaagd werd.

Daling verzorgingskosten jongeren in Nidos opvang 2011 (€ 4 809) t.o.v. 2010 (€ 5 384)

De belangrijkste verklaring voor deze daling is dat met ingang van 2011 ruim 60% van de Nidos pupillen kon worden aangemeld voor de Zorgverzekering. De zorgkosten komen voor die pupillen vanaf die datum dan niet meer ten laste van Nidos maar ten laste van de zorgverzekering.

17 Internationale rechtsorde

Algemene doelstelling

Bevorderen van de ontwikkeling van de Europese en de internationale rechtsorde.

Meerjarenperspectief

De komende jaren richt Veiligheid en Justitie zich onder meer gericht op het creëren van een Europese rechtsruimte waar burgers en bedrijven worden beschermd tegen corruptie en criminaliteit en gefaciliteerd op het gebied van het burgerlijk en het handelsrecht (te denken valt bijvoorbeeld aan grensoverschrijdende aspecten van huwelijksvermogensrecht en contractenrecht). Actief optreden in bilaterale, regionale, Europese en internationale verbanden is eveneens nodig ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme, voor de beheersing van grensoverschrijdende crises, voor de verbetering van gegevensuitwisseling en -bescherming, voor de verhoging van de veiligheid van onze digitale infrastructuur (cyber security) en voor de bevordering van de veiligheid, rechtsstatelijkheid en stabiliteit (onder meer door deelname aan vredesmissies) in andere landen.

Europese en internationale regels reiken steeds verder. Waar dit effectief en efficiënt kan, moet beleids- en wetgevingscapaciteit pro-actief worden ingezet op het beïnvloeden van Europees en internationaal beleid, waarbij een scherp oog wordt gehouden op nationale belangen en beleidsruimte. Ter beïnvloeding van het beleid en uitvoering zal Nederland vaker coalities met gelijkgestemde EU-lidstaten moeten vormen.

Omschrijving van de samenhang

Onze rechtsstaat en onze veiligheid zijn nauw verbonden met de Europese en internationale rechtsorde. Op alle beleidsterreinen van Veiligheid en Justitie zijn internationale raakvlakken, zoals ook zichtbaar in de andere beleidsartikelen van deze begroting. In dit artikel zijn speerpunten in samenhang als de prioritaire Europese en internationale opgave van Veiligheid en Justitie gepresenteerd.

In het bijzonder wordt in dit artikel ook aandacht besteed aan de activiteiten van Veiligheid en Justitie in Europees en internationaal verband die de reikwijdte van de andere begrotingsartikelen overstijgen, zoals de noodzakelijke inspanningen gericht op het bevorderen van het goed functioneren van Europese en de internationale instituties en van de rechtsstatelijkheid, veiligheid en stabiliteit elders in de wereld.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie is samen met de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel, verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de Europese en internationale ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Deze verantwoordelijkheid stoelt op artikel 90 van de Grondwet, dat bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierin een coördinerende taak

Externe factoren

De ontwikkeling van de Europese en internationale rechtsorde krijgt gestalte in onderhandeling in de EU en met de lidstaten, in de interactie met internationale organisaties, zoals de Raad van Europa en de Verenigde Naties, en tussen staten onderling.

Meetbare gegevens

De bijdrage van Nederland aan de ontwikkeling van de Europese en de internationale rechtsorde laat zich, mede door de afhankelijkheid van andere landen en internationale organisaties, moeilijk in meetbare prestatie-indicatoren uitdrukken. Op afzonderlijke beleidstrajecten wordt de Nederlandse input echter zo concreet mogelijk gemaakt. Zo wordt de inzet van Veiligheid en Justitie in de EU per wetgevingsvoorstel concreet gemaakt in met name BNC-fiches en wordt over de resultaten van onderhandelingen aan de Kamers verantwoording afgelegd. Mede vanwege de lastige effectmeting laat Veiligheid en Justitie periodiek de internationale functie evalueren. Op basis van dergelijk evaluatieonderzoek, tracht Veiligheid en Justitie de effectiviteit van deze functie te waarborgen.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

2 359

1 704

0

0

0

0

0

                 

Apparaatsuitgaven

2 415

1 704

0

0

0

0

0

                 

17.1 Internationale regelgeving

2 415

1 704

0

0

0

0

0

 

17.1.1 Directie Wetgeving

2 415

1 704

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

87

0

0

0

0

0

0

In het kader van Verantwoord Begroten zijn alle apparaatsuitgaven van het bestuursdepartement van Veiligheid en Justitie overgeheveld naar het artikel Apparaatsuitgaven kerndepartement (artikel 91), waardoor op dit artikel een «nulbudget» resteert. Bij verdere invoering van Verantwoord Begroten bij begroting 2013 wordt de inhoud van dit artikel gerealloceerd in de overige beleidsartikelen en de beleidsagenda.

Operationele doelstelling 17.1

Bijdragen aan een Europese en internationale ruimte van vrijheid, veiligheid en recht

Motivering

Veiligheid en Justitie staat voor een veilige en rechtvaardige samenleving. Om dat te bereiken moeten we ook Europees en internationaal actief zijn.

Bij de bevordering van veiligheid, recht en vrijheid voor Nederlandse burgers en bedrijven werkt Nederland nauw samen met vele partners: andere landen, de EU en haar agentschappen, NGO’s en internationale organisaties, zoals VN, NAVO, OESO, Raad van Europa en Benelux. Naast bijdragen aan Europese en internationale regels en afspraken betreft dit operationele samenwerking, kennisuitwisseling, rechtsstaatopbouw – onder andere via niet-operationele politiesamenwerking – en deelname aan vredesmissies.

In 2012 en volgende jaren zet Veiligheid en Justitie in Europees en internationaal verband in op:

  • versterken van de Europese rechtsruimte voor burgers en bedrijven op het terrein van het burgerlijk recht en het handelsrecht;

  • vergroten van de cyber security;

  • terrorismebestrijding en crisisbeheersing;

  • criminaliteitsbestrijding;

  • grensoverschrijdende samenwerking met de buurlanden;

  • bestrijding van georganiseerde criminaliteit;

  • strafrechtelijke handhaving internationaal en humanitair recht;

  • aanpak van piraterij;

  • gegevensbescherming en -uitwisseling;

  • mensenrechten;

  • de versterking van het internationale juridische instrumentarium voor strafrechtelijke samenwerking m.b.t. internationale misdrijven;

  • rechtsstaatopbouw en civiele missies.

Op al deze gebieden beogen de activiteiten van Veiligheid en Justitie bij te dragen aan een veiliger samenleving, zowel dicht bij huis als internationaal, en in de EU aan het wegnemen van obstakels voor de interne markt en het vrij verkeer van personen. Zo worden recht en veiligheid dichter bij de burger gebracht.

Uitvoering Stockholm-programma

Instrumenten

In 2010 is een Europees meerjarenprogramma vastgesteld (2010–2014) dat de strategische hoofdlijnen omvat voor wetgeving en operationele maatregelen in het kader van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie. Op basis van dit Stockholm-programma heeft de Europese Commissie een actieplan opgesteld. Er vinden in Brussel onderhandelingen plaats over tal van ontwerprichtlijnen en verordeningen die in het Stockholm-programma en actieplan van de Europese Commissie zijn opgenomen. Afhankelijk van de voortgang van deze onderhandelingen en de totstandkoming van de betreffende richtlijnen, zal in 2012 de benodigde implementatiewetgeving moeten worden opgesteld en in procedure moeten worden gebracht. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken rond de implementatie van het actieplan ter uitvoering van het Stockholm-programma. Enkele richtlijnen die hieruit voortgekomen zijn:

  • een richtlijn over het recht op informatie van personen die zijn aangehouden

  • een richtlijn inzake de toegang tot een raadsman in strafprocedures

  • een richtlijn inzake de bestrijding van cybercrime

  • een richtlijn inzake het strafrechtelijk Europees beschermingsbevel

  • richtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel

  • een richtlijn betreffend het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit.

De Commissie heeft aangekondigd een voorstel te doen voor een nieuw algemeen wetgevingskader voor gegevensbescherming. Hierin worden opgenomen: de «Richtlijn inzake bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van zulke gegevens» (1995) en het «Kaderbesluit bescherming van gegevens die verwerkt worden in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken» (2008), worden opgenomen.

De Commissie heeft aangekondigd een voorstel te doen voor een nieuw algemeen wetgevingskader voor gegevensbescherming. Hierin worden opgenomen: de «Richtlijn inzake bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van zulke gegevens» (1995) en het «Kaderbesluit bescherming van gegevens die verwerkt worden in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken» (2008), worden opgenomen.

Burgerlijk recht en handelsrecht in de Europese rechtsruimte

Nederlandse burgers en bedrijven hebben belang bij een goed werkende Europese rechtsruimte die waarborgen biedt voor hun private en handelsbelangen vooral waar deze zich uitstrekken binnen de Unie. Dit jaar en komende jaren staan de ontwikkelingen in Europa in het teken van de digitale agenda en de verdere uitbouw van de interne markt.

  • In 2012 wordt op basis van het beschermingsniveau dat het nationale recht biedt, actief deelgenomen aan de besluitvorming met betrekking tot een Europese erfrechtverordening en verordeningen inzake het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerd partnerschap.

  • De digitalisering vraagt in Europees verband om modernisering van het auteursrecht. Veiligheid en Justitie wil komen tot verbetering van het economische potentieel van culturele werken in de digitale omgeving en ter bevordering van het legaal aanbod van muziek, audiovisuele werken en e-books op internet en van digitalisering van cultureel erfgoed.

  • Daarnaast is verbetering en grotere bekendheid van EU-brede elektronische juridische dienstverlening bij grensoverschrijdende geschillen van belang. Veiligheid en Justitie neemt daartoe deel in Europese e-Justice-projecten. In 2012 komt er een publiciteitscampagne om de bekendheid van het Europese e-Justice portaal, waar juridische informatie elektronisch toegankelijk wordt gemaakt, in Nederland te vergroten.

  • In 2012 zullen de onderhandelingen plaatsvinden over een voorstel voor een Europees bankbeslag, dat in 2011 wordt gepresenteerd, en over de door de Europese commissie voorgestane aanpak van massaschade en het gemeenschappelijk referentiekader voor grensoverschrijdende contracten, op voorwaarde dat de commissie in 2011 met voorstellen komt.

Cyber security: bestrijding van terrorisme en criminaliteit

Cyber security is daarom ook essentieel voor de bestrijding van terrorisme en criminaliteit. De Nationale Cyber Security Strategie is richtinggevend voor onze inzet, zoals onder operationele doelstelling 21.1 nader wordt uitgewerkt. In 2012 wordt voorts aangestuurd op de totstandkoming van een Europese modelovereenkomst over publiek-private partnerschappen ter bestrijding van cybercriminaliteit en voor computerbeveiliging, op een versterkt beleid inzake netwerk- en informatiebeveiliging en op de modernisering van het Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA).

Crisisbeheersing

Aansluitend op nationale maatregelen voor crisisrespons en -beheersing (operationele doelstelling 21.2) is samenwerking in Benelux-, EU- en NAVO-verband, alsmede met grensregio’s, noodzakelijk, ook al ligt het primaat bij zowel preventie (risicobeoordelingen) als respons nationaal. Veiligheid en Justitie draagt de methodiek van de Strategie Nationale Veiligheid uit door de totstandkoming te ondersteunen van een «all hazards» aanpak (een aanpak die rekening houdt met alle dreigingen) bij de uitwerking van de EU-interne veiligheidsstrategie, die een impuls moet zijn voor een effectieve koppeling van risicoanalyse, beleidsvorming en capaciteitsinzet.

Strafrechtelijke samenwerking, rechten van slachtoffers, verdachten en gedetineerden

De strafrechtelijke samenwerking in de EU is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Dit veronderstelt vertrouwen in elkaars rechtspleging wat waar nodig minimumnormen vereist, waarmee de rechten van verdachten en gedetineerden kunnen worden gegarandeerd. Niet uit te sluiten valt dat ook de komende jaren op onderdelen harmonisatie van materieel strafrecht nodig is om obstakels in de strafrechtelijke samenwerking op te heffen.

In 2012 wordt in Europees verband aangestuurd op de evaluatie van justitiële samenwerking in strafzaken, waartoe samen met Duitsland en Frankrijk in 2011 een pilotproject is gestart ter ontwikkeling van een evaluatiemethodiek voor strafrechtelijke instrumenten, in het bijzonder het Europees arrestatiebevel.

Daarnaast moet de positie van slachtoffers in de hele EU worden versterkt. Veiligheid en Justitie zet met name in op het verbeteren van de mogelijkheden voor slachtoffers om hun schade daadwerkelijk gecompenseerd te krijgen, op slachtoffers als verplicht onderdeel van de opleiding van medewerkers in de strafrechtketen en op een zo effectief mogelijke bescherming van slachtoffers die zich in een andere lidstaat vestigen.

Georganiseerde criminaliteit

Het grensoverschrijdende karakter van veel vormen van georganiseerde criminaliteit maakt internationale samenwerking essentieel bij de bestrijding ervan. Capaciteit en expertise van politie en justitie moeten daarbij efficiënt worden ingezet. Daarom zal versterking van de operationele samenwerking met de veiligheids- en rechtsketens in andere lidstaten en met Europol, Frontex, OLAF, Eurojust en Interpol vooral plaatsvinden ten aanzien van vormen van criminaliteit die nationaal of internationaal in de EU-interne veiligheidsstrategie en de EU-beleidscyclus prioriteit krijgen. Bij de tenuitvoerlegging brengt Veiligheid en Justitie een geïntegreerde ketenaanpak in, waarvan conform het Stockholm Programma ook de bestuurlijke aanpak onderdeel uitmaakt.

In 2012 zullen concrete projecten worden uitgevoerd via het EU Comité voor Interne Veiligheid (COSI), waarbij de nadruk ligt op joint investigation teams (JIT), cyber security (kinderporno, botnets), bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, publiek-private samenwerking tegen georganiseerde criminaliteit, kinderporno en kindersekstoerisme en mensenhandel.

Buurlanden

De politiële, justitiële en bestuurlijke informatie-uitwisseling met grens- en nabuurlanden wordt de komende jaren versterkt. In 2011 is daartoe gestart met het opstellen van gemeenschappelijke criminaliteitsbeeld-analyses.

Ook in 2012 worden gezamenlijke opsporingsonderzoeken in de grensstreek uitgevoerd. De methoden voor informatie-uitwisseling met buurlanden voor politiële, justitiële en bestuurlijke doeleinden worden onder meer door snellere toegang verbeterd. De informatie-uitwisseling met België en Duitsland kan zo efficiënter en met minder administratieve lasten verlopen.

Gegevensbescherming en -uitwisseling

De toenemende vraag naar internationale – digitale – informatie-uitwisseling vergt de komende jaren ook meer aandacht voor de bescherming van de privacy van de burger. Veiligheid en Justitie steunt de verbetering van het EU-stelsel van gegevensbescherming en stelt zich kritisch op ten aanzien van Europese instrumenten die uitwisseling van privacygegevens met zich mee brengen en streven naar gelijkwaardige gegevensbescherming binnen en buiten de EU. De ontwikkeling van een EU-privacy impact assessment en van zelfreguleringsinstrumenten, zoals EU-privacycertificering wordt gesteund. Dit is uitgangspunt in de onderhandelingen en de besluitvorming over de EU-richtlijn bescherming persoonsgegevens in 2012.

Met België en Duitsland wordt verder gewerkt aan internationale gegevensuitwisseling voor rechtshandhaving. Informatie moet decentraal kunnen worden uitgewisseld en direct toegankelijk zijn voor Nederlandse rechtshandhavingsdiensten en hun buitenlandse partners. Hiertoe wordt verder geïnvesteerd in politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking met autoriteiten in de Benelux, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.

Mensenrechten

Veiligheid en Justitie draagt – vanuit de nationale verantwoordelijkheid voor de mensenrechten – actief bij aan het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geleide proces van de toetreding van de EU tot het EVRM. Daarnaast heeft het een leidende rol in de verbetering van de werking van het EHRM (Interlaken-proces). In 2012 zal ten aanzien van het EHRM gepleit worden voor onder andere de ontwikkeling van een statuut van het Hof, een stelsel van griffierechten en een verbetering van het systeem van checks en balances binnen de Raad van Europa. In bilaterale contacten met relevante landen zal Veiligheid en Justitie aandacht vragen voor de tenuitvoerlegging van uitspraken van het EHRM. Een snelle en effectieve tenuitvoerlegging draagt immers bij aan de aanpak van de overbelasting van het EHRM. Wat betreft de toetreding van de EU tot het EVRM zal in de Nederlandse inzet zorgvuldigheid steeds voorop staan.

Rechtsstaatopbouw en vredesmissies

Ter bevordering van de veiligheid en stabiliteit in de wereld draagt Veiligheid en Justitie met deskundigheid uit alle taakgebieden – binnen de kaders van het internationale kabinetsbeleid – bij aan de rechtsstaatopbouw in landen (waar nodig ook binnen de EU) waar die opbouw noodzakelijk en door dat land gewenst is. Dit met prioriteit waar onze eigen rechtsorde en andere nationale belangen gediend worden. Zoveel als mogelijk wordt daarbij samengewerkt met andere partijen, waaronder de EU, onder meer via het EU-twinning instrument.

In 2012 wordt de sinds 2009 ingezette ondersteuning van het Kroatische Ministerie van Justitie bij de versterking van de bestuurskracht (onderdeel MATRA-programma tot eind 2011) voortgezet via een EU-twinningproject. Het meerjarig samenwerkingsprogramma met Indonesië wordt geïntegreerd in de OS-samenwerking met dat land.

Veiligheid en Justitie continueert de bijdrage aan de Nederlandse deelname aan vredesmissies, in het bijzonder de politiemissie Afghanistan maar ook andere missies zoals in Kosovo, Irak en mogelijk Soedan (afhankelijk van de beslissing van het kabinet over een nieuwe bijdrage aan de nieuwe missie in Zuid-Soedan).

Europese en internationale regelgeving

Implementatiewetgeving op het terrein van het strafrecht. In 2012 worden de volgende kaderbesluiten en richtlijnen geïmplementeerd:

  • het kaderbesluit wederzijdse erkenning van vrijheidsstraffen;

  • het kaderbesluit wederzijdse erkenning alternatieve straffen;

  • de richtlijn inzake vertolking en vertaling;

  • richtlijn bestrijding mensenhandel. Inwerkingtreding wordt voorzien in 2012;

  • de richtlijn bestrijding seksueel misbruik kinderen. Naar verwachting wordt dit wetsvoorstel in 2012 parlementair behandeld.

In de loop van 2012 zijn voorstellen te verwachten:

  • voor richtlijnen met betrekking tot de versterking van de positie van slachtoffers;

  • de communicatie in detentie met consulaat, familie en werkgever;

  • de herziening van de bestaande richtlijn inzake dataretentie;

  • richtlijn inzake dataprotectie;

  • een richtlijn inzake de verruiming van de mogelijkheden tot voordeelontneming;

  • een richtlijn tot vervanging van het kaderbesluit wederzijdse erkenning van geldboetes.

Ten slotte heeft de Europese Commissie onlangs een voorontwerp van Europese wetgeving inzake detentieomstandigheden uitgebracht en wordt in 2012 een verordening verwacht met betrekking tot het bevriezen van tegoeden van personen die verdacht worden van terrorisme.

Meetbare gegevens

Bevorderen internationale rechtsorde

Maatschappelijk effect

Indicator/verwijzing

Streefwaarde 2012 en verder

Bevorderen van de mensenrechten

• Hervorming van het EHRM, zodat het beter kan functioneren en de overbelasting wordt aangepakt.

• Succesvolle voortgang van het Interlakenproces met een zichtbare Nederlandse inzet, waarbij steeds zo mogelijk gezamenlijk met andere landen zal worden opgetreden.

 

• Toetreding EU tot het EVRM

 
     

Nederlandse prioriteiten in JBZ-meerjarenprogramma

• Voortgang bij de uitvoering van Nederlandse prioriteiten en voorstellen in JBZ verband, waarbij Nederlandse doelstellingen worden neergelegd in de BNC-fiches.

• Besluitvorming en start ratificatieproces

   

• Bereiken vastgelegde Nederlandse doelstellingen op geprioriteerde maatregelen wordt gemonitored

21 Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid

Algemene doelstelling

Het voorkomen van en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en zorgen dat burgers, bedrijfsleven en overheidsorganisaties goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

Meerjarenperspectief

Hedendaagse ontwikkelingen en hieruit mogelijk voortkomende dreigingen kunnen leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting. Om hier als overheid adequaat op te anticiperen wordt gewerkt met de Strategie Nationale Veiligheid waaronder de «Nationale Risicobeoordeling».

Volgens de Strategie Nationale Veiligheid is hetvanwege de onzekerheid en onbekendheid van dreigingen van belangom de Nederlandse weerbaarheid en veerkracht als geheel te versterken. Daarbij ishet noodzakelijk om voorbereidingen te treffen tegen specifieke dreigingen of rond specifieke thema's, zoalsterrorisme of cybersecurity.Daarnaast wordt ingezet op versterking van de rijkscrisisorganisatie. Zowel de brede als de specifieke benadering moeten resulteren in een veilige samenleving in Nederland.

Eén van de specifieke dreigingen betreft terrorisme. In het kader van terrorismebestrijding is de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015 ontwikkeld, waarin de belangrijkste strategische keuzes voor de komende vijf jaar beschreven staan. Voor de periode 2011–2015 kiest het kabinet voor de volgende prioriteiten:

  • Inzet op de aanpak van internationaal jihadisme;

  • Het beperken van risico’s die voortkomen uit migratie en

  • reisbewegingen;

  • Ingaan op de kansen en bedreigingen die technologie en

  • innovatie bieden;

  • De doorontwikkeling van het stelsel Bewaken en

  • Beveiligen. Het doel van het stelsel is het voorkomen van (terroristische) aanslagen op personen, objecten en diensten.

Omschrijving van de samenhang

Het nationale veiligheids- en terrorismebestrijdingsbeleid is gericht op het kunnen identificeren en beoordelen van, en het omgaan met dreigingen die onze maatschappij kunnen ontwrichten. Doel is om zoveel mogelijk te voorkomen dat crises zich voordoen en de weerbaarheid van onze maatschappij te verhogen, mocht zich toch een crisis voordoen.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een coördinerende verantwoordelijkheid voor de nationale veiligheid en crisisbeheersing op nationaal niveau en voor de coördinatie van terrorismebestrijding.

Bij de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie horen:

  • de coördinatie van terrorismebestrijding;

  • de bestuurlijke en operationele coördinatie, regie en aansturing van de crisisbeheersing op nationaal niveau en de zorg voor de aansluiting van de nationale op de decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

  • de kwaliteit van de informatievoorziening vóór, tijdens en ná een aanslag of crisis, of de dreiging hiervan;

  • de kwaliteit en effectiviteit van de crisisbeheersing op nationaal niveau;

  • de regie op de uitvoering van de Nationale Contraterrorisme strategie en de strategie Nationale Veiligheid.

Externe factoren

De steun, inzet en samenwerking van en tussen de partners in veiligheid is belangrijk voor het realiseren van een samenleving waarin de burgers goed worden beschermd tegen grootschalige dreigingen. Zo ontstaat er een samenleving die goed is voorbereid op crises. De volgende factoren hebben hier invloed op:

  • goed functionerende (inter-)nationale veiligheidsstructuren en organisaties en diverse internationale ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleid;

  • structurele en actieve betrokkenheid van alle partners en het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen door het bedrijfsleven;

  • de continuïteit van vitale producten en diensten, omdat deze van fundamenteel belang zijn om crises te voorkomen dan wel in te perken. Deze producten en diensten worden geleverd door de vitale sectoren die veelal in private handen zijn;

  • het vermogen tot (tijdelijke) zelfredzaamheid van de bevolking;

  • de ontwikkeling van technologieën die van invloed zijn op het beheersen van crisis.

Meetbare gegevens

De maatschappelijke effecten in het kader van het crisisbeleid en de terrorismebestrijding laten zich door het grote aantal activiteiten en instrumenten en de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen niet in prestatie-indicatoren uitdrukken.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

67 369

55 406

57 493

56 979

56 576

56 633

                 

Apparaatsuitgaven

   

10 615

10 615

10 615

10 615

10 615

21.4.1 NCTb

   

10 615

10 615

10 615

10 615

10 615

                 

Programma-uitgaven

0

68 703

44 791

46 878

46 364

45 961

46 018

                 

21.1 Nationale veiligheid

0

7 947

9 763

9 737

9 706

9 687

9 684

Waarvan juridisch verplicht

 

7 947

9 763

9 737

9 706

9 687

9 684

 

21.1.1 Nationale veiligheid

0

7 947

9 763

9 737

9 706

9 687

9 684

21.2 Nationaal crisiscentrum

0

19 555

8 349

8 274

8 162

8 095

8 090

Waarvan juridisch verplicht

 

18 566

8 349

8 274

8 162

8 095

8 090

 

21.2.1 Nationale veiligheid

0

19 555

8 349

8 274

8 162

8 095

8 090

21.3 Onderzoeksraad voor veiligheid

0

11 386

11 175

11 174

11 173

11 171

11 171

Waarvan juridisch verplicht

 

11 386

11 175

11 174

11 173

11 171

11 171

 

21.3.1 Nationale veiligheid

0

11 386

11 175

11 174

11 173

11 171

11 171

21.4 Terrorismebestrijding

0

29 815

15 504

17 693

17 323

17 008

17 073

Waarvan juridisch verplicht

 

15 619

11 526

12 726

12 726

12 726

12 726

 

21.4.1 NCTb

0

29 815

15 504

17 693

17 323

17 008

17 073

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is gereserveerd voor onder andere een effectieve nationale crisisreponsorganisatie. Verder zijn middelen voor het identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid en de Onderzoeksraad voor de Veiligheid onder het verplichte deel inbegrepen.

Operationele doelstelling 21.1

Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid en het in kaart brengen en waar nodig versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel om er mee om te gaan.

Motivering

Om dreigingen te voorkomen en adequate voorbereidingen te treffen is inzicht nodig in de aard en omvang van dreigingen die Nederland mogelijk kunnen treffen. Hierbij wordt ook de mate van kwetsbaarheid van de vitale infrastructuur in kaart gebracht. Dit kan immers van invloed zijn op wat de impact van bepaalde dreigingen zal zijn op de maatschappij. Voor overheid, bedrijfsleven en in het licht van de internationale samenwerking, is het belangrijk om te weten welke dreigingen met voorrang aandacht verdienen, zodat afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt.

Identificeren van dreigingen

Instrumenten

De Nationale Risicobeoordeling wordt ook in 2012 uitgevoerd door het analistennetwerk; een netwerk van kennisinstellingen en inlichtingendiensten. Op basis van de uitkomsten van de nationale risicobeoordeling wordt voor de belangrijkste capaciteiten inzichtelijk gemaakt waar en hoe concreet versterking moet plaats vinden. Dit gebeurt in samenwerking met bedrijfsleven, medeoverheden, operationele partners, maatschappelijke organisaties en internationale partners. Maatschappelijke capaciteiten worden hierbij breed bezien: mensen, middelen, kennis en expertise, wetgeving en/of plannen en procedures.

In 2011/2012 wordt specifiek aandacht besteed aan de volgende thema’s:

  • Actualisatie van de scenario’s met betrekking tot pandemie, op basis van de ervaringen met de Nieuwe Influenza A (H1N1);

  • Actualisatie van bestaande polarisatie en radicaliseringscenario’s;

  • Ontwikkeling van een nieuw cyberscenario;

  • Ontwikkeling van een nieuw scenario voor het snijvlak nationaal-internationaal;

  • Ontwikkeling van een terrorisme-scenario;

  • Ontwikkeling van een scenario met betrekking tot zonneuitbarstingen en de uitval van GPS.

De risicobeoordeling en capaciteitenanalyse op deze thema’s kunnen in 2012 (en verder) leiden tot maatregelen om de weerbaarheid verder te versterken.

Capaciteiten

In 2012 wordtde strategische samenwerking tussen de veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en de rijksoverheid gecontinueerd. De regionale risicoprofielen worden vergeleken met de Nationale Risicobeoordeling. Uit deze vergelijking zal blijken of er nieuwe NRB-scenario’s moeten worden ontwikkeld, dan wel geactualiseerd. Ook zal duidelijk worden of er extra versterking van capaciteiten op regionaal en/of nationaal niveau noodzakelijk is. Nationale en regionale crisisplannen worden op elkaar afgestemd, zodat (inter)nationale en regionale partners elkaar op elk moment weten te vinden. Ook worden de geleerde lessen met betrekking tot de (zelf)redzaamheid van burgers en bedrijven geborgd op het niveau van de veiligheidsregio’s.

Ten slotte is in 2010 geconstateerd dat internationale ontwikkelingen een potentiële dreiging zijn voor de nationale veiligheid. Nationaal en internationaal zijn in een moderne samenleving steeds meer met elkaar verweven. In 2012 wordt in het licht van de NRB verder gewerkt aan de verbinding tussen internationale (veiligheids)ontwikkelingen en hun invloed op de nationale veiligheid. Om deze verbinding te leggen wordt onder andere actief geparticipeerd in Europese activiteiten, zoals het Europese programma voor bescherming van de vitale infrastructuur, de Europese interne Veiligheidsstrategie en het traject van de Europese risicobeoordelingen;

Nafase

De Rijksoverheid vindt het noodzakelijk om goed voorbereid te zijn op de fase ná de directe bestrijding van een ramp. In 2012 wordt verder gewerkt aan het structureel versterken van de nafase waarbij de aanbevelingen uit het interdepartementale onderzoek naar rollen, taken en verantwoordelijkheden, dat in 2011 is verricht, worden opgepakt. Zo wordt in 2012 onder meer een Interdepartementaal draaiboek voor de nafase ontwikkeld. Het Nationaal Crisisplan wordt, voor wat betreft het hoofdstuk nafase, geactualiseerd en waar mogelijk wordt de nafase meegenomen in oefeningen.

Verhogen weerbaarheid tegen spionage

In 2011 heeft de Rijksoverheid bezien welke kernbelangen er binnen de Rijksoverheid gevoelig zijn voor spionage. In 2012 worden de aanbevelingen uit deze zelfanalyse geïmplementeerd. Verder zal worden bevorderd dat organisaties buiten de overheid, zowel publiek als privaat, de handleiding Kwetsbaarheidsanalyse Spionage (KWAS) implementeren. In 2012 onderzoeken de rijksinspecties de voortgang van de maatregelen die departementen hebben getroffen om de weerbaarheid tegen spionage te vergroten.

Nationale cyber security strategie (NCSS)

In 2012 wordt de NCSS in samenwerking met EL&I en Defensie verder geïmplementeerd om de veiligheid van een open en vrije digitale samenleving te versterken. Het gaat hierbij om het verder uitbouwen van het, in januari 2012 opgerichte, Nationale Cyber Security Centrum door versterking van de samenwerking in diverse dimensies: de publiek-private, de civiel-militaire en de internationale samenwerking. Ook worden periodiek dreigingsanalyses/trendrapportages opgesteld op basis waarvan de Cyber Security Raad thema's vaststelt voor verdere publiek-private samenwerking. In 2012 wordt verder de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving tegen ICT-verstoringen en cyberaanvallen versterkt, mede naar aanleiding van het Capaciteitsadvies Elektriciteit en Telecom. Gezien het sterk internationale karakter van de dreiging zal verder worden ingezet op versterking van de internationale samenwerking. Zo zal Nederland in 2012 actief bijdragen aan de inspanningen van bijvoorbeeld de EU (Digitale Agenda en de Interne Veiligheidsstrategie), de NAVO (ontwikkelen van cyber defence beleid in het kader van het nieuwe strategische concept) en het Internet Governance Forum.

Evaluaties incidenten

Grote incidenten en crises worden structureel geëvalueerd, ten einde ervan te leren en verbeteringen mogelijk te maken. De verwachting is dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid eind 2011/begin 2012 de evaluatie van de Brand in Moerdijk publiceert. Verbeterpunten die voortkomen uit deze (en andere) evaluatie(s) worden in 2012 opgepakt.

Meetbare gegevens

De maatschappelijke effecten in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid laten zich niet in prestatie-indicatoren uitdrukken (explain). Voor kwalitatieve informatie wordt verwezen naar de jaarlijkse voortgangsbrief Nationale Veiligheid waarin aan de hand van de Nationale Risicobeoordeling en hier aan gekoppelde capaciteitenanalyse een beeld wordt geschetst van de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving en het op basis hiervan ingezette beleid (inclusief stand van zaken) met betrekking tot de Nationale Veiligheid van Nederland.

Operationele doelstelling 21.2

Een effectieve nationale crisisresponsorganisatie voor de aansturing van crisisbeheersing.

Motivering

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor een kwalitatieve en effectieve crisisrespons op het nationale niveau. Deze respons bestaat ten eerste uit bestuurlijke, crisiscommunicatieve en operationele coördinatie, regie en aansturing van de crisisbeheersing op nationaal niveau. Ten tweede betreft dat de zorg voor de aansluiting van de nationale op de decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de kwaliteit van de informatievoorziening vóór, tijdens en ná een crisis of de dreiging ervan. Het is een kerntaak van de overheid te zorgen voor een veilige samenleving: een (dreigende) crisis kan objectief en subjectief een veilige samenleving alsmede het vertrouwen van burgers in het optreden van de overheid verstoren. De overheid moet, naast de stelselverantwoordelijkheid voor veiligheidsregio’s, ook zorgen dat de eigen nationale crisisorganisatie goed is voorbereid, 24 uur per dag, zeven dagen in de week. Dat impliceert enerzijds interdepartementaal afgestemde crisisplannen, procedures en werkprocessen. Anderzijds moeten betrokken ambtenaren en bewindspersonen opgeleid, getraind en beoefend zijn in de processen van informatievoorziening, advisering en communicatie. Zeker in crisissituaties verwachten burgers van de overheid dat zij tijdig en goed worden geïnformeerd. Het ontwikkelen van gedegen crisiscommunicatieplannen, het systematisch oefenen zowel op bestuurlijk als op communicatief niveau zijn voorwaardenscheppend voor een effectievere crisiscommunicatie. Maar ook voordat een specifieke crisis zich voordoet, kunnen burgers worden voorbereid op potentiële risico’s en de wijze, waarop zij zich hierop kunnen voorbereiden.

Instrumenten

Een eerste algemeen instrument is de herinrichting van de rijkscrisisstructuur voor het Nationaal CrisisCentrum en de departementale crisiscentra die in 2012 verder zijn beslag krijgt. Ten aanzien van de regierol van de rijksoverheid bij (dreigende) crises worden conform de brief Nationale Veiligheid aan de Tweede Kamer (TK 2011–20000040746) de mogelijkheden tot versterking verkend. Daarbij wordt specifiek gekeken naar het gebied van crisiscommunicatie, het optreden van landelijke operationele diensten en de wijze van opschaling. Op basis hiervan komt het kabinet in 2011 met een voorstel. De uitkomsten van dit traject worden in 2012 geïmplementeerd.

Om de crisisrespons in 2012 te versterken worden deze nieuwe specifieke instrumenten ingezet:

Bovenregionale samenwerking

In 2012 wordt de bovenregionale samenwerking op het gebied van risico- en crisiscommunicatie gestimuleerd zodat veiligheidsregio’s elkaar ondersteunen op het personele vlak en qua kennisontwikkeling zowel in crisistijd als in de voorbereiding daarop.

Crisiscommunicatie

De website crisis.nl wordt in 2011/2012 geactualiseerd. Tevens worden de inspanningen uitgebreid om social media in crisistijd te benutten voor zowel voor het «binnenhalen» van de publieksbeleving als voor het «zenden» van overheidsinformatie.

In het kader van de professionalisering van het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) worden opleidingen, trainingen en oefeningen verzorgd voor de negentig crisiscommunicatieprofessionals, die in 2010 en 2011 zijn geworven en buiten crisistijd werkzaam zijn bij de departementen.

Crisisplannen en Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming

In 2012 worden twee specifieke Nationale Crisisplannen ontwikkeld op basis van risico’s zoals geïdentificeerd in de Nationale Risicobeoordeling als verdiepingsslag van het generieke Nationale Crisisplan. De exacte onderwerpen worden eind 2011 bepaald. Het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming wordt geïntegreerd in het generieke Nationale Crisisplan.

Interdepartementaal informatieknooppunt

De realisatie en implementatie van een interdepartementaal informatieknooppunt vindt in 2012 plaats. Met dit informatieknooppunt worden bestaande crisismanagementsystemen aan elkaar gekoppeld. Departementen die niet over een eigen systeem beschikken krijgen een inkijkfunctie in het informatieknooppunt.

Opleiden en oefenen

Het Nationaal CrisisCentrum (NCC) draagt zorg voor leerprogramma’s voor crisisprofessionals. Tevens organiseert het NCC jaarlijks politiek-bestuurlijke oefeningen om de nationale crisisbesluitvormingsstructuur te beoefenen, afwisselend een middelgrote (2010: Cyberstorm III) en een grote (Indian Summer 2011). In 2012 wordt op basis van een thema uit de Nationale Risicobeoordeling de volgende middelgrote oefening gedraaid.

NL-Alert

NL-Alert is het systeem voor rampen- en crisisinformatie per mobiele telefoon. Nederland is internationaal gezien het eerste land dat dit middel in gaat zetten om in crisistijd mensen in de omgeving van een bepaalde zendmast op grote schaal via een bericht op hun mobiele telefoon te kunnen alarmeren en informeren over een acute crisis. Hierbij kunnen aan de burger verschillende handelingsperspectieven worden meegegeven. In 2011 wordt NL-Alert getest in drie veiligheidsregio’s. Afhankelijk daarvan wordt bepaald of en op welke wijze de landelijke uitrol in 2012 gestalte krijgt.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij de algemene doelstelling.

Operationele doelstelling 21.3

Wegnemen van structurele veiligheidstekorten binnen het Koninkrijk door de uitvoering van onafhankelijk onderzoek naar ernstige ongevallen, rampen of dreiging daartoe.

Motivering

De Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) verricht op grond van de Rijkswet Onderzoeksraad Voor Veiligheid onafhankelijk onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid en het wegnemen van structurele veiligheidstekorten. De OVV besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uitzonderingen hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken die door de OVV worden verricht (waaronder lucht- en scheepvaart). De financiering van de OVV verloopt via de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Meetbare gegevens

De Onderzoeksraad Voor Veiligheid doet onafhankelijk onderzoek naar oorzaken of vermoedelijke oorzaken van «voorvallen» en categorieën voorvallen. De Onderzoeksraad beslist zelf, op grond van de Rijkswet, vanuit de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid welke (reeksen van) voorvallen worden onderzocht. Zij zoekt hierbij naar structurele tekortkomingen en rapporteert daarover aan de betrokken partijen en de samenleving. Het onderzoek vormt dan ook het primaire proces en het product is altijd een rapport. Daarom worden in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen meetbare gegevens opgenomen.

Operationele doelstelling 21.4

Het risico op en de vrees voor terroristische aanslagen in Nederland zo veel mogelijk verkleinen, alsmede het op voorhand beperken van schade als gevolg van een mogelijke aanslag.

Motivering

In Nederland zijn ruim twintig instanties betrokken bij de bestrijding van terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) heeft tot taak een doeltreffende coördinatie, samenwerking en afstemming van beleid en uitvoering te ontwikkelen. Dit betreft niet uitsluitend een preventieve taak, maar is ook noodzakelijk op het moment van concrete dreiging.

Instrumenten

De beleidsinstrumenten die worden ingezet ten behoeve van terrorismebestrijding in Nederland zijn onder te verdelen in vijf pijlers, zoals verwoord in de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015 (29 754, nr. 203, vergaderjaar 2010–2011). Het gaat om de pijlers «verwerven», «voorkomen», «verdedigen», «voorbereiden» en «vervolgen». De werkzaamheden van de NCTV vallen binnen de eerste vier pijlers. Het opsporen en vervolgen van verdachten van terroristische handelingen is binnen VenJ voorbehouden aan het KLPD en het OM.

Verwerven

Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland

In 2012 verschijnt vier maal het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN is een integrale dreigingsanalyse waarvoor van verschillende kanten input wordt geleverd; o.a. inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades) en open bronnen. Het eindresultaat mondt uit in een dreigingsniveau. Het DTN wordt geschreven voor bestuurders en beleidsmakers. Het fungeert als inhoudelijke basis voor het contraterrorismebeleid en stelt de NCTV in staat beleidsmatig en operationeel snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

Voorkomen

Gewelddadig extremisme

Binnen de pijler «Voorkomen» neemt de preventieve aanpak van gewelddadig extremisme een belangrijke plek in. Aan de hand van regionale dreigingsanalyses worden belangrijke gebieden aangewezen die prioriteit hebben; dit zijn zogenaamde «hot spots», die prioriteit behoeven in de aanpak van gewelddadig extremisme. Lokale partners worden daarbij gefaciliteerd in het (beter) signaleren en tegengaan van gewelddadig extremisme. De NCTV bevordert in dit kader lokale deskundigheid en vroegsignalering en biedt zo nodig ondersteuning bij interventies.

Counter narrative

Een belangrijk onderdeel van de aanpak van het jihadisme is het ondermijnen van het aanbod en de overtuigingskracht van extremistische boodschappen. Daartoe zal het kabinet de samenwerking met internationale partners versterken, om bijvoorbeeld bestaande tegengeluiden te inventariseren en deze toegankelijker te maken voor diegenen die ontvankelijk zijn voor niet-jihadistische boodschappen. Zo worden tegengeluiden gesteund die de jihadistische propaganda tegenspreken of op een andere manier ontkrachten.

Internet

Er wordt doorlopend ingezet op het verminderen van de toegankelijkheid en aanwezigheid van jihadistische boodschappen op het internet, onder meer via de gedragscode Notice-and-Takedown. Deze publiek-private gedragscode beschrijft de te volgen handelswijze bij klachten over onrechtmatige informatie op het internet. In samenwerking met diverse Europese partners wordt het project «Clean IT» uitgevoerd. Het project moet leiden tot een samenwerkingsverband tussen de internetsector en lidstaten waarmee het illegaal gebruik van internet voor terroristische, radicale en extremistische doeleinden beter kan worden tegengegaan. Het voornemen is om te komen tot een raamwerk waarbinnen de best practices op het gebied van publiek private samenwerking Europees kunnen worden uitgerold.

Reisbewegingen

Het kabinet richt zich op het in een vroeg stadium onderkennen en aanpakken van terrorisme gerelateerde veiligheidsrisico’s die zijn verbonden aan migratie en reisbewegingen. Dit vraagt om een effectieve en efficiënte bewaking van de Schengen buitengrenzen, een optimaal functionerende migratieketen, veiligheidsbewustzijn bij contactfunctionarissen in binnen- en buitenland en een adequate informatiepositie van gemeenten, politie- en inlichtingendiensten over lokale ontwikkelingen. In 2012 zal de NCTV, in samenwerking met partners, verder werken aan het vergroten van het kennisniveau en de handelingsmogelijkheden. Ook wordt het onderwerp in Europees en internationaal verband geagendeerd.

Beveiliging burgerluchtvaart – PNR

De NCTV is betrokken bij de onderhandelingen over een voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het verzamelen van Passenger Name Records (PNR-gegevens) in de EU. Dit Europese systeem moet helpen bij het verkrijgen van inlichtingen over passagiersbewegingen en inzicht in verdachte gedragingen.

Verdedigen

Herkenning digitale informatie en fingerprinting

Ook in het derde en laatste jaar zal het programma Herkenning digitale informatie en fingerprinting technieken ontwikkelen en stimuleren waarmee diensten uit de sector Openbare Orde en Veiligheid sneller en efficiënter relevante informatie kunnen detecteren in de digitale wereld. Meer nadruk zal worden gelegd op het delen van de opgedane kennis en ervaring met de projectpartners, en de privacybestendigheid van de ontwikkelde tools. De ambitie is om de ontwikkelde software applicaties zoveel mogelijk in gebruik te laten nemen door het Internet Recherche Netwerk. Dit is een snel groeiend en innovatief computernetwerk waarmee opsporingsambtenaren aan internetsurveillance, -recherche, en -monitoring kunnen doen.

Bewaken en beveiligen – geradicaliseerde eenlingen

De NCTV coördineert een pilot project dat door een geïntegreerde aanpak van politie, inlichtingendiensten en de geestelijke gezondheidszorg ervoor zorgt dat de risico's van gekende solistische bedreigers van personen uit het Rijksdomein gereduceerd worden. In 2012 wordt er onderzoek verricht naar de effectiviteit van diverse manieren om de dreiging van ongekende geradicaliseerde eenlingen te onderkennen en weg te nemen. Om expertise te vergroten en de Nederlandse aanpak op dit gebied verder vorm te geven wordt samenwerking gezocht met partners in binnen- en buitenland.

CBRN en zelfgemaakte explosieven (CBRN/E)

Sinds haar oprichting werkt de NCTV aan het voorkomen van (de dreiging) van terrorisme met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN)-middelen en/of (zelfgemaakte) explosieven. Het deelprogramma CBRN richt zich op CBRN security, waarbij onder andere de beveiliging van risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen wordt verbeterd door concrete beveiligingsmaatregelen te treffen en te werken aan bewustwording rond (mogelijke) risico’s: security awareness. Dit project is in 2012 zo goed als afgerond.Het Europese actieplan op CBRN-gebied is verder richtinggevend.

Het deelprogramma Zelfgemaakte Explosieven is gericht op het voorkomen van fabricage en gebruik van zelfgemaakte explosieven. Het deelprogramma loopt parallel aan een Europese Actieplan op dit gebied.

Tevens wordt de respons op CBRN/E incidenten in Nederland versterkt door bijvoorbeeld verbetering van bestaande operationele procedures.

Voorbereiden

Security awareness and performance

Het meerjarenprogramma Security awareness & performance is gericht op het vergroten van de veiligheid bij bedrijven en instellingen die een vitale functie hebben voor de Nederlandse samenleving. Het prestatievermogen van de mens staat centraal bij het oefenen van incidenten en herkennen van afwijkend gedrag en afwijkende situaties. Binnen het programma, dat een publiek-privaat karakter kent, worden instrumenten ontwikkeld die het veiligheidsbewustzijn van medewerkers vergroten. Het gaat hierbij onder meer om trainingen, e-learning modules, de ontwikkeling van serious gaming en het uitvoeren van realistische oefeningen. Met (onaangekondigde) oefeningen worden vitale instellingen en (semi-) overheden fysiek en via internet binnengedrongen waarbij de veiligheid en de paraatheid tegen risico’s van terroristische dreiging worden beoordeeld.

Alertering

Het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) waarschuwt zowel decentrale als centrale operationele diensten alsmede bedrijfssectoren in geval van een verhoogde dreiging of bij een concrete aanslag. In 2012 wordt het systeem diverse malen beoefend om de werking te testen. Daarnaast wordt het systeem en het netwerk in overleg met de sectoren en ketenpartners verder ontwikkeld waarbij recente ontwikkelingen (bijvoorbeeld op gebied van de Veiligheidsregio’s) verder geoperationaliseerd worden. Ten slotte wordt bezien in hoeverre het ATb en vergelijkbare programma’s die zich bezig houden met zogenaamde vitale sectoren, aansluiting bij elkaar kunnen vinden om te komen tot een duidelijkere centrale overheidsfunctie.

Meetbare gegevens

De maatschappelijke effecten in het kader van de terrorismebestrijding laten zich niet in prestatie-indicatoren uitdrukken (explain). Voor de kwalitatieve informatie wordt verwezen naar de periodieke Voortgangsrapportage Terrorismebestrijding waarin een beeld wordt geschetst van de stand van zaken van het terrorismebeleid in Nederland.

23 Veiligheidsregio’s en Politie

Algemene doelstelling

Een veilige samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Meerjarenperspectief

Het kabinet wil komen tot de vorming van nationale politie.

Door een wijziging van wetsvoorstel 30 880 is het kabinet voornemens nationale politie in juridische zin vorm te geven. De vorming van nationale politie is geen doel op zich, maar een van de manieren om Nederland veiliger te maken. De vorming van nationale politie moet aan de veiligheid bijdragen door de politieorganisatie effectiever en efficiënter in te richten. Door invoering van nationale politie wordt de bestuurlijke drukte verminderd en ontstaat er meer ruimte voor de professionaliteit van de politiemedewerkers. De vorming van de nationale politie krijgt dan ook gestalte in nauwe samenhang met het realiseren van de prioriteiten van de Minister van Veiligheid en Justitie: de buurt veilig voor bewoner en ondernemer, een offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit en het vergroten van de slagkracht voor professionals.

Met de nationale politie wordt het aantal spelers in de besturing en het bestuur van de politie overzichtelijk. Dit komt ten goede aan de daadkracht, flexibiliteit en uniformiteit in het optreden van de politie. Met een eenduidige governancestructuur kan er beter gestuurd worden op lokale en landelijke prioriteiten. De centralisatie van het beheer, waaronder de bedrijfsvoering, zal in belangrijke mate bijdragen aan het doelmatiger werken van de politieorganisatie. De informatie-uitwisseling tussen de korpsen en de ICT-structuur worden door centrale aansturing sterk verbeterd. Een Aanvalsprogramma Informatiehuishouding zal na de zomer aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Naast de komst van de nationale politie is een aantal maatregelen genomen om het presterend vermogen van de politie te vergroten. Denk hierbij aan het aanvalsplan vermindering bureaucratische lasten en de invoering van een frontoffice – backoffice structuur binnen de politie.

De nationale politie wordt een organisatie waarin de professionele ruimte van de medewerkers groot is en de administratieve lasten beperkt zijn. Een politiekorps waarvan de onderdelen goed met elkaar samenwerken, een korps dat functioneert als één eenheid.

De nationale politie wordt wettelijk geregeld via een Nota van Wijziging op de Politiewet die gelijktijdig met het voorstel voor een Invoerings- en Aanpassingswet bij de Tweede Kamer is ingediend. Tot de nieuwe wet een feit is, worden er geen onomkeerbare stappen gezet.

Omschrijving van de samenhang

Voor de samenleving is veiligheid een basisvoorwaarde. De politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening (GHOR) leveren een essentiële bijdrage aan het voorkomen en oplossen van veiligheidsproblemen, van zowel strafrechtelijke, openbare orde of hulpverlenende aard, soms ook in crisissituaties.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de verantwoordelijkheid om veiligheid te (helpen) bieden. De minister stelt daartoe kaders en normen, zet ontwikkelingen in gang en geeft ondersteuning. De eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven wordt gestimuleerd.

Bij de verantwoordelijkheid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het borgen van een kwalitatief hoogwaardig optreden van politie, brandweer en GHOR;

  • het via wet- en regelgeving zorgen voor beleidsuitvoering en standaardisering/normering;

  • het rechtvaardig verdelen van de rijksmiddelen;

  • het doelmatig en effectief beheer van de politieorganisatie;

  • het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van het beheer van en de taakuitvoering door de politie.

De nationale politie komt onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie en zal bestaan uit 10 regionale eenheden, 1 of meer landelijke eenheden en 1 of meer ondersteunende diensten. De regionale korpsen, het Korps landelijke politiediensten (KLPD), de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) en de Politieacademie gaan hierin op. Er komen tien regionale eenheden die overeenkomen met de grenzen van de tien arrondissementen van de te herziene gerechtelijke kaart. De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie.

Externe factoren

Nadat de Nota van Wijziging op wetsvoorstel 30 880 van kracht is geworden, zijn de regioburgemeesters en de landelijk korpschef medebepalende spelers. Het gezag over de politie blijft ongewijzigd, burgemeesters en OM. Wat betreft het beheer zal de rol van de regionale korpsbeheerders beëindigd worden omdat het beheer bij de minister berust. Gemeenten en veiligheidsregio’s blijven belangrijke partners, met grote maatschappelijke opgaven.

Meetbare gegevens

Ten opzichte van de begroting 2011 zijn de indicatoren jeugdcriminaliteit, aantal verdachten van Politie naar OM en normering verdachtenratio geweld behorend tot de landelijke prioriteiten 2008–2011 van het voorgaand kabinet niet meer opgenomen. Daarnaast zijn de kengetallen ten aanzien van de brandweer verplaatst van algemene doelstelling naar operationele doelstelling 23.4.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

5 840 978

5 764 420

5 747 841

5 736 234

5 561 318

5 231 089

                 

Waarvan garanties1

0

0

0

0

0

0

0

                 

Programma-uitgaven

0

5 533 528

5 466 020

5 432 741

5 361 734

5 265 018

5 231 089

                 

23.1 Bekostiging politie (boven)regionaal

0

4 332 553

4 323 876

4 320 865

4 289 117

4 267 352

4 233 333

Waarvan juridisch verplicht

 

4 115 312

4 107 682

4 104 822

4 074 661

4 053 984

4 021 666

 

23.1.1 Veiligheidsregio's en politie

0

4 332 553

4 323 876

4 320 865

4 289 117

4 267 352

4 233 333

23.2 Bekostiging politie landelijk

0

670 721

672 268

666 219

665 069

607 443

608 759

Waarvan juridisch verplicht

 

637 185

638 803

633 056

631 964

577 219

578 469

 

23.2.1 Veiligheidsregio's en politie

0

670 721

672 268

666 219

665 069

607 443

608 759

23.3 Kwaliteit politie en veiligheidsregio's

0

355 485

295 196

270 979

232 870

215 544

214 318

Waarvan juridisch verplicht

 

337 093

279 724

256 480

221 227

204 767

203 602

 

23.3.1 Veiligheidsregio's en politie

0

355 485

295 196

270 979

232 870

215 544

214 318

23.4 Bekostiging veiligheidsregio's

0

174 769

174 680

174 678

174 678

174 679

174 679

Waarvan juridisch verplicht

 

166 031

165 946

165 944

165 944

165 944

165 944

 

23.4.1 Veiligheidsregio's en politie

0

174 769

174 680

174 678

174 678

174 679

174 679

                 

Ontvangsten

0

403 014

750

500

500

500

500

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is onder ander gereserveerd voor de bekostiging van het politie- en brandweerkorps BES en de FPU/FLO uitkeringen van politiepersoneel. Verder wordt uitvoering gegeven aan het versneld wegwerken van de dekkingsproblemen van C2000.

X Noot
1

De garanties betreffen de garantstellingen die door het bestuursdepartement zijn afgegeven voor de politieregio’s voor het geïntegreerd middelenbeheer bij het Ministerie van Financiën. In totaal is voor circa € 2,2 miljard aan garanties afgegeven. Dit legt echter geen beslag op het beschikbare kasbudget.

Operationele doelstelling 23.1

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen op regionaal en bovenregionaal niveau.

Motivering

De politie is een belangrijke factor in het bieden van veiligheid en bescherming aan de burger. De politie houdt toezicht op straat en handhaaft de openbare orde, in het uiterste geval met inzet van geweldsmiddelen, geeft hulp aan burgers en spoort strafbare feiten op. Voor een goede uitvoering van dit diverse en omvangrijke takenpakket dient de politieorganisatie over voldoende middelen te kunnen beschikken. De Minister van Veiligheid en Justitie stelt hiertoe voor de politie een algemene en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar.

Tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet zijn de regionale colleges verantwoordelijk voor het vaststellen van het organisatieplan, de formatie(verdeling), de begroting, de jaarrekening, het beleidsplan en het jaarverslag.

Na de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet stellen de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie het beleidsplan van de regionale eenheid vast. Dit wordt gebaseerd op de lokale prioriteiten in de gemeenten (opgetekend in een integraal veiligheidsplan) en de landelijke prioriteiten van de minister. In het regionaal beleidsplan krijgen de door de minister vastgestelde landelijke prioriteiten een coherente doorvertaling.

De politie-inzet is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Voor wat betreft de openbare orde en hulpverlening is dat de burgemeester en voor de strafrechtelijke rechtshandhaving de officier van justitie. In de praktijk worden hierover in de lokale driehoek afspraken gemaakt.

Het is een maatschappelijke noodzaak dat de politieorganisatie een adequaat niveau van politiezorg in een regio garandeert en dat ook budgettair kan verantwoorden. Daarom houdt het Rijk toezicht op het financiële beheer van een politieregio.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende bijdragesoorten die de Minister van Veiligheid en Justitie ter beschikking staan om de politieorganisatie te kunnen voorzien van voldoende middelen.

TABEL 23.2 Bijdragesoorten

Algemene bijdragen*:

Bijzondere bijdragen:

Aanvullende bijdragen:

Algemeen budget

Bijdrage Artikel 3 Bfrp

Bijdrage Artikel 4 Bfrp

Specifiek budget

(Besluit Financiën Regionale

(Besluit Financiën Regionale

Compensaties

Politiekorpsen)

Politiekorpsen)

Asiel

   

De algemene bijdrage wordt verdeeld over de regiokorpsen via het Budgetverdeelsysteem (BVS).

Totaal is voor de politieorganisatie in 2012 € 4,256 miljard beschikbaar aan algemene en bijzondere bijdragen. De verdeling over de korpsen is in onderstaande grafiek weergegeven. Deze gegevens zijn gebaseerd op de junicirculaire 2011.

Budget x € 1 miljoen

Budget x € 1 miljoen

Preventief toezicht

Instrumenten

Preventief toezicht moet worden ingesteld wanneer de begroting van een regionaal politiekorps een tekort vertoont en het evenwicht in de drie daarop volgende jaren niet tot stand komt óf als de begroting op het oog sluitend is, maar na nadere bestudering blijkt dat er toch geen sprake van evenwicht is. Preventief toezicht kan leiden tot een aantal bezuinigingen bij het regionale politiekorps, maar ook tot de gedeeltelijke besteding van het eigen vermogen binnen de gestelde grenzen.

Repressief toezicht

De minister houdt toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen. Uitgangspunt is dat de begroting in principe niet aan preventief toezicht onderworpen is. Dus zolang een regionaal politiekorps een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, behoeft de begroting geen goedkeuring van de minister en kan worden volstaan met repressief toezicht.

Toekenning bijdragen

Voor het kunnen toekennen van de diverse bijdragen ontwikkelt en houdt de Minister van Veiligheid en Justitie adequate bekostigingsstelsels in stand. Daarnaast zorgt de minister voor het ontwikkelen en in stand houden van een systeem van monitoring, dat adequate sturingsinformatie oplevert. De bekostiging van de nieuwe regionale eenheden zal plaatsvinden aan de hand van een budgetverdeelsystematiek. De landelijke eenheden worden met een lump-sum bedrag, passend bij hun taakuitvoering, bekostigd.

Meetbare gegevens

Kengetallen (x € 1 miljoen)

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Waarde 2013

Waarde 2014

Waarde 2015

Algemene bijdrage aan regionale politiekorpsen

3 634

3 616

3 873

3 839

3 832

3 832

Bijzondere bijdragen aan regionale politiekorpsen

343

540

383

379

338

289

Bron: Junicirculaire 2011

Operationele doelstelling 23.2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op landelijk niveau.

Motivering

De Minister van Veiligheid en Justitie realiseert samen met de politiekorpsen, de politievakorganisaties, de politieberaden en de Politieacademie een verhoging van de professionaliteit van de politie. Dit wordt bereikt door te investeren in voldoende, gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Daarnaast wordt uit oogpunt van doelmatigheid, effectiviteit, kwaliteit en gemeenschappelijk functioneren van de politie een aantal bedrijfsvoeringstaken op landelijk niveau (o.a. bij het KLPD) georganiseerd.

Politieacademie

Instrumenten

  • Er wordt een wetswijziging ingediend om de Politieacademie in het politiebestel te brengen. De Politieacademie gaat beheersmatig op in de nationale politieorganisatie. De onafhankelijke kwaliteit van het politieonderwijs zal worden gewaarborgd door een aparte rechtspersoon Politieacademie die tot taak krijgt het waarborgen en verzorgen van het politieonderwijs alsmede een kennis- en onderzoekstaak.

  • De politieacademie voert de centrale regie over de werving en selectie van aspiranten die jaarlijks moeten instromen om de operationele sterkte op niveau te houden.

  • De gemiddelde jaarlijkse instroom in de periode 2012 tot en met 2015 bedraagt op basis van de huidige prognose circa 2 100 aspiranten. Bij het invullen van de instroom wordt in overleg met de regionale korpsen rekening gehouden met de gewenste kwalitatieve versterking van de politie.

  • Op basis van de uitkomsten van een business case worden alle onderwijsactiviteiten die nu in de politiekorpsen en bij de Politieacademie worden uitgevoerd georganiseerd vanuit het perspectief dat de politie één landelijke organisatie vormt.

  • Het vakmanschap bij de politie wordt vergroot door de ontwikkeling van nieuwe opleidingen op basis van herijkte beroepsprofielen.

  • Voor zittende politieambtenaren wordt onderzocht hoe de flexibiliteit van het politieonderwijs kan worden vergroot zodat zij zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun ontwikkeling en bijscholing.

  • De duur van de opleiding niveau 3 voor de politie wordt beperkt met behoud van kwaliteit.

  • Om de instroom van vrijwillige politieambtenaren te stimuleren wordt de opleiding beter aan deze doelgroep aangepast.

  • Op basis van rapportages van de Inspectie OOV worden maatregelen in het onderwijs doorgevoerd die leiden tot kwaliteitsverbetering.

  • In het kader van het Actieprogramma Bureaucratie wordt het aantal functiegerichte applicaties (verplichte certificeringen) in het politieonderwijs met 25% teruggebracht.

  • De samenwerking met het regulier onderwijs wordt versterkt door te sturen op uitbreiding van het aantal onderwijsinstellingen dat doorlopende leerlijnen met het politieonderwijs verzorgt. Hierdoor wordt efficiency bereikt doordat het politieonderwijs in kortere tijd kan worden doorlopen.

  • De onderzoeksfunctie voor de Nationale Politie wordt zodanig gestructureerd dat vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd.

Korps landelijke politiediensten (KLPD)

Met de bekostiging van het KLPD stelt de Minister van Veiligheid en Justitie dit onderdeel in staat om de politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de toelichting in het hoofdstuk baten-lastendiensten van deze begroting.

Meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling betreft met name de bekostiging van de Politieacademie en het KLPD. Deze organisaties hebben een grote mate van vrijheid om beleid vorm te geven en uit te voeren. Dit maakt het niet zinvol om bij deze operationele doelstelling aparte meetbare gegevens op te nemen. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over het functioneren van politie Nederland, het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Operationele doelstelling 23.3

Verhogen van het prestatievermogen en de professionaliteit van de politieorganisatie.

Motivering

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De Minister van Veiligheid en Justitie ondersteunt dit met maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan een hogere veiligheid in Nederland. Op grond van de Rijkswet politie en de Veiligheidswet BES is de Minister van Veiligheid en Justitie korpsbeheerder van het politie- en brandweerkorps op de BES-eilanden.

Instrumenten

De landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014 (TK, 2010–2011, 29 628, nr. 237).

De 10 landelijke prioriteiten kunnen als volgt op hoofdlijnen met bijbehorende indicatoren worden samengevat.

Cluster I: De buurt veilig voor bewoner en ondernemer

  • 1. Aanpak van tenminste de helft van de criminele jeugdbendes

    Conform de brief aan de Tweede Kamer (TK 29 628, nr. 237) was de doelstelling de aanpak van tenminste de helft van de criminele jeugdbendes.

    Bij brief 5690980, nr. 11 is deze landelijke prioriteit herijkt. De minister heeft medio 2011 afgesproken met de lokale partners binnen twee jaar alle 89 criminele jeugdbendes, die op dit moment in beeld zijn, aan te pakken.

    De aanpak van overlastgevende en hinderlijke bendes in gemeenten heeft in de afgelopen jaren zijn vruchten afgeworpen. Deze bestaande, lokale aanpak wordt geïntensiveerd voortgezet. Onder regie van de gemeenten wordt in de lokale driehoek bepaald welke problematische jeugdbende de hoogste prioriteit krijgt en waarop een (met name bestuurlijke) groepsaanpak wordt opgesteld met het accent op preventie en «zorg». Jaarlijks wordt ook een standaardrapportage over problematische jeugdbendes opgesteld. Het programma gaat de gemeenten de komende twee jaar ondersteunen in het versterken van deze regierol.

    Daarnaast zal de politie een bijdrage leveren aan de integrale aanpak zoals geformuleerd in het integraal veiligheidsplan.

  • 2. Aanpak delicten met een hoge impact op het slachtoffer: overvallen, straatroof, inbraken en geweld

    De high impact wordt een prioriteit met specifiek aandacht voor overvallen, straatroof, inbraken en geweld. Dit wordt verwerkt in een in 2011 ontwikkelde verdachtenratio high impact.

  • 3. Veiligheid op straat

    Per gemeente wordt een gebiedsscan Criminaliteit en Overlast opgemaakt. De frequentie van het opmaken van deze scan wordt bepaald door het politiekorps in afstemming met de gemeente. De politie levert de gebiedsscan op aan de gemeente voorzien van een advies ten behoeve van het integraal veiligheidsplan van de gemeente.

  • 4. Aanpak dierenmishandeling: 500 politiemedewerkers dierenpolitie

    In het Regeerakkoord is opgenomen dat er 500 gecertificeerde politiemedewerkers dierenpolitie komen en dat er een alarmnummer komt voor dieren in nood. Ultimo 2011 zijn de eerste 125 fte dierenpolitie volledig operationeel. In 2012 zal het meldnummer 144 operationeel zijn bij de politie. Daarnaast wordt in oktober 2011 een samenwerkingsconvenant getekend tussen de Ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Veiligheid en Justitie en de handhavingsorganisaties.

Cluster II: Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

  • 5. Versterking integrale aanpak cybercrime/kinderporno

    De landelijke afspraken worden uitgewerkt in de landelijke programma’s met daarbij een implementatieplan. Het landelijk programma rapporteert jaarlijks over deze prioriteit.

  • 6. Intensievere opsporing en hardere aanpak van Criminele Samenwerkings Verbanden (CSV)

    Intensiveren opsporing en hardere aanpak van CSV’s op vooral de thema’s mensenhandel, productie/in- en uitvoer van drugs, witwassen en zware milieucriminaliteit zal in 2012 een extra impuls krijgen. Er is sprake van verdubbeling van het aantal aangepakte CSV’s. Hierbij is het uitgangspunt dat de integrale en financiële aanpak wordt gehanteerd. In 2011 zijn er indicatoren uitgewerkt, het aantal aangepakte CSV’s en het aantal aangehouden verdachten gekoppeld aan CSV’s, van deze landelijke prioriteit met betrekking tot de specifieke aandachtsgebieden. In de eerste voortgangsrapportage van 2012 zal de Tweede Kamer hierover worden gerapporteerd. Hiermee wordt bijgedragen aan het realiseren van de doelstelling in het programma afpakken (ketenafspraak).

Cluster III: Slagkracht voor onze professionals

  • 7. Verbetering intake en afhandeling aangifte in kwantitatieve als kwalitatieve zin

    Verbetering afhandeling aangiften door standaardisering en vereenvoudiging aangifteproces. De Minister van Veiligheid en Justitie komt met richtlijnen om te verzekeren dat burgers overal snel en eenvoudig aangifte kunnen doen en tijdig informatie ontvangen wat er met hun aangifte gebeurt. Het terugmelden aan aangevers zal plaatsvinden volgens een uniforme systematiek. Daarom heeft de politie in 2011 de «multichannel aanpak» aangifte ontwikkeld. Dit houdt onder meer de ontwikkeling in van een landelijke, uniforme standaard en uitbreiding van internetaangifte en het uitontwikkelen en landelijk uitrollen van een 3D loket in 2012. Het landelijk programma rapport jaarlijks over deze prioriteit.

  • 8. Aanvalsplan bureaucratie politie: daling van administratieve lasten met 25%

    De uitvoering van het aanvalsplan «Minder regels, meer op straat» vindt plaats voor en door de politie onder de regie van de Minister van Veiligheid en Justitie. Begin 2011 is het aanvalsplan bureaucratie politie naar de Tweede Kamer gezonden. De Minister van Veiligheid en Justitie wil met dit plan bewerkstelligen dat in deze kabinetsperiode het vakmanschap van de politie wordt versterkt en de administratieve lasten van de politie met 25% worden verminderd. Daarnaast wordt in 2012 landelijk het concept Frontoffice – Backoffice verder geïmplementeerd en dit is als ontwerpeis opgenomen in de opdracht van de kwartiermaker nationale politie. In het Frontoffice Backoffice (FoBo) concept nemen administratieve ondersteuners veel werk uit handen van agenten. Zij kunnen hierdoor meer tijd aan het werk op straat besteden en zij gaan beter geïnformeerd naar meldingen toe. FoBo wordt een inrichtingseis voor de nationale politie. Voorts wordt, in overleg met de politievakbonden, in 2012 de flexibilisering van het arbeidstijdenregime (verder) vormgegeven, met het oog op stroomlijning van de bedrijfsvoering (roosterplanning, capaciteitsmanagement, etc.) van de politie.

  • 9. Verbetering heterdaadkracht

    Aanhoudingen op heterdaad – door politie of burgers – zijn de beste garantie voor een snelle, zichtbare en doeltreffende reactie in de strafrechtketen. Het doel is het aantal aangehouden verdachten te vergroten door een snellere afdoening te realiseren. De doorontwikkeling van de heterdaadratio wordt landelijk opgepakt.

Cluster IV Aanpak (faciliteerders) illegaliteit en criminele vreemdelingen

  • 10. Het controleren, identificeren en overdragen van criminele (illegale) vreemdelingen aan de strafrechtketen, conform de werkwijze Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS) en aan de vreemdelingenketen ter fine van uitzetting.

    In de brief van 2 mei 2011 (TK 29 628, nr. 256) is deze prioriteit als volgt uitgewerkt:

    • a. van de in de PSH-V geregistreerde identiteitsonderzoeken voldoet 90% in 2014 aan de afgesproken kwaliteitseisen;

    • b. alle naar het OM verzonden pv’s met een niet-Nederlander als verdachte worden voorzien van een vreemdelingennummer.

    Tevens wordt verwezen naar artikel 13.7.

Naast de 10 landelijke prioriteiten worden er ook activiteiten ontwikkeld op het gebied van:

Burgernet

De landelijke uitrol van Burgernet verloopt boven verwachting. Eind 2012 zijn 750 000 deelnemers en 250 gemeenten aangesloten. Het belangrijkste doel van Burgernet blijft de versterking van de directe opsporing. Daarbij zijn enerzijds zoveel mogelijk deelnemers nodig en moet anderzijds de inzet van deelnemers maximaal effectief zijn. Dit wordt in 2012 bereikt door (nog) meer bekendheid te geven aan Burgernet, door de relatie tussen gemeenten, politie en burgers te versterken zodat zij (gecoördineerd) gaan samenwerken aan veiligheid en door het aantal deelnemende gemeenten verder te vergroten.

Havank

Het vernieuwde geautomatiseerde vingerafdrukkensysteem Havank is sinds 2010 in gebruik. Het biedt de politie betere zoekmogelijkheden, onder andere op handpalmen. In 2011 wordt gewerkt aan de uitwisseling van vingerafdrukken met andere Europese landen in het kader van het verdrag van Prüm, aan het digitaal «rollen» van vingerafdrukken en aan de koppeling met Progris (identificatiesysteem in de strafrechtketen).

Veiligheid Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Veiligheid en Justitie is per 10 oktober 2010 korpsbeheerder van het politie- en brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De uitgaven worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De jaarlijkse vastgestelde begroting van het ministerie vormt telkens de wettelijke grondslag voor de bekostiging van beide korpsen.

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie- en brandweerorganisatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gebeurt door de versterking van en investeren in de kwaliteit van het personeel (opleiding en bijscholing) evenals het wegwerken van het achterstallig onderhoud (inclusief vervangingsinvesteringen) op het terrein van onder andere de huisvesting, infrastructuur, (persoonlijke) uitrusting en materieel. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van expertise en ondersteuning van de Nederlandse ketenorganisaties.

Bewapening en uitrusting politie

De bewapening en uitrusting van de politie worden altijd bezien in relatie tot een proportioneel geweldgebruik. Hierbinnen past een verdergaande ontwikkeling op het gebied van de zogenaamde «less lethal» wapens. Daarnaast worden bestaande wapens, waaronder het huidige dienstpistool, vervangen.

Operationele sterkte van de politie

Het Kabinet heeft ten aanzien van de sterkte van de Nederlandse politie drie doelstellingen:

  • 1. het handhaven van de betaalbare operationele sterkte op 49 500 fte in deze kabinetsperiode;

  • 2. het oplossen van financiële problematiek bij de korpsen door het in evenwicht brengen van geld en sterkte op korpsniveau;

  • 3. het beter verdelen van de sterkte over Nederland, zodat de sterkte daar is, waar zich het werk voordoet.

De gemiddelde jaarlijkse instroom in de periode 2012 tot en met 2015 bedraagt op basis van de huidige prognose circa 2100 aspiranten. Er wordt naar gestreefd vanaf 2012 meerjarig een zo stabiel mogelijke instroom van nieuw personeel bij de politie te realiseren. Bij het invullen van de instroom wordt in overleg met de regionale korpsen rekening gehouden met de gewenste kwalitatieve versterking van de politie.

Niet operationele sterkte

De vorming van nationale politie zal de effectiviteit en efficiency van de politie moeten verhogen. Uitgangspunt hierbij is dat de kosten van de overhead in mensen en middelen met circa 25% worden teruggedrongen als gevolg van onder andere de bundeling van (bedrijfsvoerings) taken bij de vorming van nationale politie. Recent uitgevoerde studies en business cases naar de bedrijfsvoering bij de politie geven aan dat deze reductie realistisch is. De vorming van de nationale politie zal dan ook, zoals Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 880, nr. 11 52 opgenomen in het regeerakkoord, leiden tot besparingen van € 30 mln. in 2013, € 50 mln. in 2014, € 80 mln. in 2015 (in totaal € 160 mln. in deze kabinetsperiode) en oplopen tot € 230 mln. structureel in latere jaren.

Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie

Eind 2011 loopt de huidige «CAO» Politie af. Voor 2012 zijn de belangrijkste thema’s op het gebied van arbeidsvoorwaarden de werkgelegenheid, de inzetbaarheid van de politie en het verhogen van de professionele weerbaarheid.

Integriteit

Na invoering van nationale politie zal landelijke regie dienen plaats te vinden betreffende aanwijzing en (gedeeltelijke) uitvoering van veiligheidsonderzoeken in het kader van Wet Veiligheidsonderzoeken en van betrouwbaarheidsonderzoeken in het kader van de nog in te voeren Wet Verruiming screening (aanpassing artikel 50 politiewet 1993). Nader onderzoek zal uitwijzen op welke plaats deze activiteiten dienen te worden georganiseerd, in de 10 regionale eenheden of als onderdeel van het Politiedienstencentrum. Na de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet zal, ongeacht of de Wet Verruiming screening dan al is ingevoerd, implementatie van de uitvoering betrouwbaarheidonderzoeken bij de regionale eenheden c.q. bij het Politiedienstencentrum in gang worden gezet.

Uitvoering plan van aanpak ICT politie

In het najaar van 2011 zal het Aanvalsprogramma informatiehuishouding 2011–2014 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Met de uitvoering daarvan wordt in het najaar van 2011 voortvarend begonnen.

Vernieuwing techniek

Om de continuïteit van (informatie)systemen op lange termijn te verzekeren en de vernieuwing van systemen mogelijk te maken worden de bestaande bovenregionale en landelijke computercentra vervangen door één landelijk computercentrum en de bestaande computercentra afgebouwd. Daarnaast moeten de organisatie en processen van het beheer worden heringericht. De bestaande systemen worden, indien haalbaar, wenselijk en/of noodzakelijk verhuisd naar het landelijke computercentrum. De focus van 2012 is het inrichten van het landelijke computercentrum en de bijbehorende beheerorganisatie.

Vernieuwing functionaliteit

De focus van 2012 is de verbetering en vernieuwing van de Basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing. Naast het continue verbeteren van deze basisvoorzieningen om het gebruiksgemak te verhogen en de invoerlast te verlagen moeten beide basisvoorzieningen worden vernieuwd. De roadmap voor de vernieuwing wordt vooral bepaald door de technische levensduur van de bestaande basisvoorzieningen. Activiteiten die in 2012 moeten plaatsvinden zijn het formuleren van functionele en technische eisen en het voorbereiden van een Europese aanbesteding.

Borging continuïteit

Om de continuïteit van (informatie)systemen op korte termijn te kunnen verzekeren zijn vorig jaar de door het Korpsbeheerdersberaad geïnitieerde interventies voor het stabiliseren van de bedrijfszekerheid van de computercentra en het verbeteren van het beheer ervan afgerond. Aangezien de inrichting van één landelijk computercentrum en de verhuizing van de systemen veel tijd zal vergen, moet ook de continuïteit op middellange termijn worden verzekerd. Hiervoor worden de bestaande systemen verbeterd, onderhouden of afgestoten en de bestaande organisatie en processen van het beheer verder verbeterd.

Inrichting organisatie

De focus van 2012 ligt op het voorbereiden van de overgang van de bestaande ICT-functies van de korpsen, de CIO-office en de VtsPN in de nationale politie. Daarnaast moet de standaardisatie van de werkprocessen van de politie worden gestart met het oog op de vernieuwing van de basisvoorzieningen. Zonder deze standaardisatie kunnen de informatie-uitwisseling en ICT-ondersteuning niet adequaat worden verbeterd.

Verbetertrajecten C2000

In 2012 wordt in samenwerking met het veld verder uitvoering gegeven aan de verbetertrajecten voor het C2000 netwerk, op basis van de aanbevelingen van de Expertgroep C2000 (TK 25 124, nr. 64). Deze trajecten betreffen het versneld wegwerken van de dekkingsproblemen in Dekkings Issues Prioritering Procedure lijst (DIPP-lijst), het verbeteren van het gebruik van C2000 en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen rijk en het veld bij het strategisch beheer van het netwerk.

Nieuw meldkamerorganisatie

In 2012 krijgt de nieuwe meldkamerorganisatie vorm door opschaling (minder locaties), standaardisatie van werkprocessenen het uniform regelen van de uitwijkfunctie voor meldkamer. Ook wordt een nieuw werkconcept ingevoerd op basis van een visievoorstel dat na de zomer 2011 aan de Minister van Veiligheid en Justitie wordt aangeboden. Dit moet leiden tot een kwaliteitsverbetering en tot een besparing in het meldkamerproces.

Tabel 23.3 Indicatoren
 

Nulwaarde

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Streefwaarde 2014

Streefwaarde 2015

Uitvoering plan van aanpak ICT politie: Vermindering aantal verzorgingsgebieden1

7

 

7

7

5

1

Verhoging aantal direct inzetbare uren politiewerk2

0

 

1 000 fte

3 000 fte

5 000 fte

 

Heterdaadratio met 25% omhoog in 20143

n.n.b.

 

5%

15%

25%

 

Vrijwillige ambtenaren van politie (executief, volontair en administratief-technisch)4

2 406 (2010)

2 500

3 125

3 750

4 375

5 000

X Noot
1

Verzorgingsgebieden zijn computercentra van vtsPN die ICT-diensten verlenen aan de korpsen. Er zijn zes regionale verzorgingsgebieden en één verzorgingsgebied Land (t.b.v. alle korpsen). In 2015 dienen deze zes regionale verzorgingsgebieden en het landelijk verzorgingsgebied over te zijn gegaan naar één centraal verzorgingsgebied.

X Noot
2

Uitgangspunt is operationele sterkte van 49 500 met een gemiddelde administratieve last van 43%. Hiervan moet 25% gereduceerd worden. Dit resulteert in een productieviteitswinst equivalent aan 1 000 fte’s in 2012 die bereikt wordt door uitvoering van het actieprogramma bureaucratie. (Het getal van 43% wordt dit najaar nog gevalideerd in aanvullend onderzoek).

X Noot
3

De startpositie moet nog worden bepaald, hierover zijn nog geen cijfers bekend.

X Noot
4

Om vrijwilligheid bij de politie te bevorderen worden de volgende maatregelen getroffen: initiële opleidingen verkorten zodat ze beter passen bij de taakuitvoering en opleidingen voor hogere niveaus ontwikkelen en aanbieden om de gelegenheid en stimulans te bieden om zich te verbreden en verdiepen in politievak; een landelijk uniform beleid voor de inzet van vrijwilligers tot stand brengen binnen de (nationale) politie; de rechtspositie wordt gemoderniseerd, onder andere het mogelijk maken van vergelijkbare vergoedingen als het vrijwillige executief personeel voor het vrijwillige administratief technische personeel na de invoering van de politiewet; er wordt een intensieve en permanente wervingscampagne ontworpen en gestart voor vrijwilligers bij de politie.

Tabel 23.4 Indicatoren
   

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

1.

Gerealiseerde sterkte korpsen1

48 062

49 597

49 745

49 500

49 500

2.

Tijdige afhandeling incidenten binnen

         
 

C2000 infrastructuur2

96%

97,7%

97,4%

95–98%

95–98%

3.

Beschikbaarheid systeem C20002

>99,9%

99,8%

99,9%

98%

98%

4.

Radiodekking C2002

>97,4%

97,4%

97,4%

95%

95%

5.

Aantal opgeleide agenten Dierenpolitie3

     

125

125

X Noot
1

In 2009 is met de Kamer een nieuwe definitie operationele sterkte afgesproken (TK 29 628, nr. 160). In deze begroting wordt via deze definitie gerapporteerd. Tevens is een nieuwe sterkteafspraak gemaakt met het Parlement van 49 500 fte operationele sterkte.

X Noot
2

Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN).

X Noot
3

Landelijke prioriteiten politie (TK 29 628, nr. 237).

Toelichting:

Ten opzichte van de begroting 2011 is een aantal indicatoren niet meer opgenomen, te weten:

  • Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen korpsleiding

  • Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding

  • Percentage allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties.

  • Aantal extra wijkagenten in fte.

  • Aantal extra forensisch assistenten in fte.

In het Regeerakkoord is bepaald dat diversiteitbeleid wordt gestopt en niet meer gemonitored wordt. De overige onderwerpen behoren niet meer tot de speerpunten van het huidige kabinet.

Operationele doelstelling 23. 4

Vergroten bestuurlijke en operationele slagkracht veiligheidsregio’s en deze regio’s voorzien in middelen die nodig zijn voor een adequate taakuitvoering door veiligheidsregio’s.

Motivering

De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is per 1 oktober 2010 inwerking getreden. De wet bepaalt dat samenwerkingsverbanden van gemeenten onder één regionale, bestuurlijke regie vallen. Dit biedt betere mogelijkheden voor een effectieve organisatie en aanpak van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hiermee worden burgers beter beschermd tegen risico’s en kan een betere hulpverlening worden geboden bij branden, rampen en crises.

Het vergroten van de bestuurlijke en operationele slagkracht van de veiligheidsregio’s vraagt permanente aandacht. De regio’s bevinden zich in een complexe omgeving waarin de ontwikkelingen elkaar in een hoog tempo opvolgen. De Minister van Veiligheid en Justitie ondersteunt de veiligheidsregio’s met een aantal maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan het vergroten van de slagkracht van de professionals bij veiligheidsregio’s, brandweer en GHOR. In 2012 betreft dit onder andere de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en de verplichte regionalisering van de gemeentelijke brandweerorganisatie.

Instrumenten

Verhogen van het prestatievermogen van de brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie. Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening.

Multidisciplinaire samenwerking

De politie is een cruciale partner van de veiligheidsregio’s bij de voorbereiding en bestrijding van rampen en crises. De Minister van Veiligheid en Justitie zal erop toezien dat de komst van de nationale politie op geen enkele manier afbreuk zal doen aan de werking van de Wet veiligheidsregio’s en dat de politie haar bijdrage aan de (opgebouwde) multidisciplinaire samenwerking blijft leveren. Hiertoe monitort de minister in 2012, na inwerkingtreding van de Wet nationale politie, de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en de regionale eenheden van de nationale politie.

Oprichting Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

In 2012 wordt het IFV opgericht, een instituut van en voor de veiligheidsregio's, dat de regio's zal ondersteunen op materieel, personeel en organisatorisch gebied. In dit instituut, bestuurd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio's, worden taken op het gebied van brandweeronderwijs en examinering, kennis en expertiseontwikkeling, waaronder documentenbeheer, en het beheer van landelijk rampenbestrijdingsmaterieel ondergebracht. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) (inclusief de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding) en het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) gaan onder meer op in het IFV. Daarnaast zal het instituut de bovenregionale samenwerking vorm geven en stimuleren door in opdracht van de veiligheidsregio's gemeenschappelijke taken uit te voeren.

Het verhogen van het prestatievermogen van de brandweer

Door het regionaliseren van alle gemeentelijke brandweerorganisaties wordt invulling gegeven aan de Motie Hennis-Plasschaert (TK 32 500 VI, nr. 23). Dit wordt, gelijk met de oprichting van het IFV per 1 januari 2012, in de Wet veiligheidsregio's aangepast.

In samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en de Vakvereniging Brandweervrijwilligers (VBV) wordt onderzocht hoe vrijwilligheid binnen de brandweer kan worden behouden. Ook ondersteunt het Ministerie van Veiligheid en Justitie diverse onderzoeken die een bijdrage kunnen leveren aan het presterend vermogen van de brandweer. Alles is gericht om de inzet van de brandweer te optimaliseren, zoveel mogelijk aangepast op de huidige risico's en situatie.

Geneeskundige hulpverlening (GHOR)

In het Besluit veiligheidsregio’s zijn de eisen met betrekking tot de geneeskundige hulpverlening over onder andere procedures, inzet, onderhoud en oefenen waarover afspraken met de zorginstellingen moeten worden gemaakt. In tegenstelling tot de brandweer zijn nog geen inhoudelijke eisen gesteld. In 2012 wordt onderzocht of uitbreiding van het aantal kwaliteitseisen kan bijdragen aan een verbeterde geneeskundige hulpverlening.

Met de wijziging van de Wet publieke gezondheid worden de organisaties van de GGD en GHOR vanaf 2012 aangestuurd door één directeur publieke gezondheid. Daarnaast treedt de tijdelijke Wet ambulancezorg in werking. Hiermee wordt de ambulancezorg op de schaal van de veiligheidsregio’s georganiseerd. De wet voorziet dat de regionale ambulancevoorziening afspraken moet maken met de veiligheidsregio over hun inzet bij de geneeskundige hulpverlening.

Vitale sectoren

De Minister van Veiligheid en Justitie stimuleert, in samenwerking met het Veiligheidsberaad, de veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en politie om afspraken te maken over samenwerking tijdens een crisis en de voorbereiding daarop. 2012 staat in het teken van de implementatie van reeds afgesloten convenanten op het gebied van drinkwater, gas, elektra, telecom, spoor en Rijkswaterstaat. Het ministerie bewaakt de voortgang en stelt gelden ter beschikking om de implementatie te bevorderen. In 2012 wordt onderzocht in hoeverre uitbreiding naar andere sectoren wenselijk en haalbaar is.

Evaluatie Wet veiligheidsregio’s

In 2012 wordt de Wet veiligheidsregio’s geëvalueerd. Doel van deze evaluatie is om na te gaan hoe de wet in de praktijk werkt. De Inspectie OOV levert eind 2012 een nieuwe «Staat van de rampenbestrijding» op. Hierin wordt gerapporteerd of de regio’s voldoen aan enkele eisen in de Wet veiligheidsregio’s. Het gaat hierbij onder andere om voertuigbezetting, opkomsttijden, bovenregionale samenwerking, risicoprofiel en regionale crisisplannen. De bevindingen van de Inspectie OOV zullen worden betrokken bij de evaluatie van de wet.

Brede DoelUitkering Rampenbestrijding (BDUR)

Met een bijdrage op grond van het Besluit Veiligheidsregio’s worden de veiligheidsregio’s mede in staat gesteld uitvoering te geven aan het beleid met betrekking tot brandweer, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Tabel 23.5 kengetallen
 

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Meldingen brand

49 700

47 300

45 300

47 100

Meldingen hulpverlening

40 000

49 400

43 900

41 800

Doden bij brand

80

68

97

57

Gewonden bij brand

1 073

843

874

1 018

Reddingen bij brand

586

576

880

609

Vrijwillig operationeel personeel

21 644

21 429

21 417

21 587

Waarvan vrouwen

1 188

1 300

1 300

1 300

Beroeps operationeel personeel

5 440

5 424

5 468

5 522

Waarvan vrouwen

313

307

300

300

Niet operationeel personeel1

3 396

3 271

3 582

3 921

X Noot
1

Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie. Bron: CBS

Toelichting

Brandweer en GHOR zijn lokaal georganiseerde, gefinancierde (via het Gemeentefonds) en bestuurde taken. De veiligheidsregio’s worden in beperkte mate additioneel door het Ministerie van Veiligheid en Justitie gefinancierd. Van het eenzijdige formuleren van outputindicatoren door het Rijk kan daarom geen sprake zijn. Daarbij heeft het terrein van de fysieke veiligheid een hoog abstractieniveau en het is daarmee moeilijk «SMART» te formuleren.

Een jaar na invoering van de Wet Veiligheidsregio’s, te weten 1-10-2011 dienen alle regio’s aan de wettelijke eisen te voldoen. Derhalve zijn de indicatoren van aantal regio’s dat voldoet aan de wettelijke verplichting conform de Ontwerpwet Veiligheidsregio’s zoals opgenomen in de begroting 2011, komen te vervallen.

Tabel 23.6 Meetgegevens
 

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Geregionaliseerde brandweer

14

25

25

Toelichting

Het aantal veiligheidsregio’s waar alle gemeenten die daarvan deel uitmaken het besluit hebben genomen de gemeentelijke brandweer op te heffen en de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer de taken uitvoert die zijn genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s. Per 1 januari 2011 was dit aantal 14. Dit aantal is voortgekomen uit besluitvorming op vrijwillige basis. Thans is het wetsvoorstel met betrekking tot de verplichte regionalisering in voorbereiding. De verwachting is dat deze op 1 januari 2012 in werking zal treden. Binnen drie maanden na inwerkingtreden moeten de gemeentebesturen van alle gemeenten, die nog over een gemeentelijke brandweer beschikken, het besluit hebben genomen deze op te heffen, waarna de taken worden overgedragen aan de veiligheidsregio.

25 Veiligheid en bestuur

Algemene doelstelling

Een veiliger samenleving door de bestuurlijke kracht van de decentrale overheden en hun partners in veiligheid te versterken.

Meerjarenperspectief

Nederland moet veiliger. Er zijn gunstige ontwikkelingen te zien maar het moet beter. De kerntaak van de lokale overheid met betrekking tot het aanpakken van maatschappelijke veiligheidsvraagstukken, zoals het terugdringen van overlast en verloedering en de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, wordt steeds belangrijker. Partners van het lokale bestuur, maar ook de burger verwachten dat het lokaal bestuur serieuze invulling geeft aan deze rol.

De samenhang binnen en tussen ketens moet worden versterkt. Hierbij gaat het nadrukkelijk ook om de samenhang tussen ketens op lokaal niveau en om de samenhang met lokale overheden. Hierbij fungeren veiligheidshuizen en de politie als informatieknooppunten op lokaal niveau. Structuren zoals het Landelijke Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) en de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIECs) spelen een centrale rol in het netwerk voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Het bestuur wordt verder in staat gesteld zijn verantwoordelijkheid voor het realiseren van integraal veiligheidsbeleid en de daarvoor benodigde ketensamenwerking, opgesteld onder regie van de burgemeester, optimaal vorm te geven.

Omschrijving van de samenhang

Op het terrein van een veiligere samenleving en vergroting van lokale veiligheid richt de inzet zich op de versterking van de bestuurskracht van decentrale overheden en de randvoorwaarden die veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen (25.1) Met betrekking tot deze versterking wordt meer specifiek ingezet op het bevorderen van efficiënt en effectief gebruik van communicatie, informatie en technologie door de veiligheidspartners (25.2).

Verantwoordelijkheid

De stelsel- en coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie strekt zich uit tot het bestuurlijk bestel inzake veiligheid. Hij is belast met het ontwikkelen van visie, beleid en samenwerkingsvormen op het terrein van de bestuurlijke aanpak van onveiligheid en criminaliteit. Inspanningen zijn er op gericht het lokaal bestuur zo effectief en efficiënt als mogelijk in staat te stellen de lokale veiligheid te vergroten. De coördinerende verantwoordelijkheid wordt ingevuld samen met het lokale bestuur, onder andere via structurele overleggen met de G4, de G32 en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een beleidsverantwoordelijkheid met betrekking tot lokale veiligheidsdossiers. Meer concreet gaat het daarbij om: het handhaven van de openbare orde en veiligheid, het vergroten van de leefbaarheid (waaronder overlast en verloedering), het bestuurlijke voorkomen en afbreken van de verbinding tussen boven- en onderwereld en het bewaken van de bestuurlijke integriteit (BIBOB).

De besturingsverantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie heeft betrekking op het LIEC en de RIECs.

Externe factoren

De bestuurlijke verhoudingen en de steun, inzet en samenwerking van en tussen de partners in veiligheid zijn belangrijke externe factoren in het realiseren van een veiliger samenleving.

Meetbare gegevens

De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de resultaten van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). Deze monitor betreft een integraal onderzoek dat vanaf 2009 de sociale veiligheid in Nederland op landelijk, regionaal en lokaal niveau in kaart brengt. Naast departementen en politiekorpsen, meten ook veel gemeenten hun veiligheidscijfer volgens deze monitor. De IVM en de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven maken de bijdrage van de inzet aan lokaal veiligheidsbeleid meetbaar. Deze inzet richt zich op ondersteuning van de veiligheidspartners en implementatie van wetgeving en beleid. Daarnaast wordt met behulp van beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties op kwantitatieve wijze inzicht gekregen in de effecten van beleid.

Over de resultaten van het project Veiligheid begint bij Voorkomen is de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd. In 2010 is de slotrapportage aangeboden (TK 28 684, nr. 276). Vanwege de afronding van dit project zijn de indicatoren zoals die waren opgenomen in de begroting 2011 komen te vervallen.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

47 529

34 599

24 508

24 271

24 127

24 119

                 

Programma-uitgaven

0

48 212

33 916

24 508

24 271

24 127

24 119

                 

25.1 Veiligheid en bestuur

0

19 259

7 172

32

31

31

31

Waarvan juridisch verplicht

 

18 175

7 172

32

31

31

31

 

25.1.1 Veiligheid en bestuur

0

19 259

7 172

32

31

31

31

25.2 Veiligheid, informatie en technologie

0

28 953

26 744

24 476

24 240

24 096

24 088

Waarvan juridisch verplicht

 

27 505

25 407

23 252

23 028

22 891

22 884

 

25.2.1 Veiligheid en bestuur

0

28 953

26 744

24 476

24 240

24 096

24 088

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is gereserveerd voor onder andere de uitvoering van het actieplan Overlast en Verloedering, de verdere opbouw van de Regionale Informatie- en Expertisecentra (Riec). Op gebied van ICT is budget gereserveerd voor uitvoering subsidieregeling Innovatie Maatschappelijke Veiligheid, bijdragen aan NCTV projecten voor Terrorisme en Radicalisering en afronding project 112.

Operationele doelstelling 25.1

De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen.

Motivering

Het Rijk en de gemeenten zijn samen met hun partners verantwoordelijk voor de integrale (sociale en fysieke) veiligheid. Op lokaal niveau worden in hoge mate de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger bepaald. De gemeenten vervullen hierbij een regierol en worden daarbij, net als de overige partners in veiligheid, door het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteund. Een geïntegreerde en effectieve aanpak van de veiligheidsproblematiek op alle bestuurlijke niveaus is van belang.

Instrumenten

Toezicht en handhaving in de openbare ruimte

Het kabinet zet in 2012 in op meer toezicht en handhaving op straat. Daarnaast heeft de Tweede Kamer middels de motie Brinkman (32 500 VI, motie nr. 35) de Minister van Veiligheid en Justitie gevraagd te komen tot meer uniformiteit bij toezichthouders en handhavers43. Het is essentieel om de groei van het toezicht en de handhaving en het vergroten van de uniformiteit gepaard te laten gaan met een aantal verbeteringen in de kwaliteit, de samenwerking en de regievoering tussen de partijen (zoals politie, Openbaar Ministerie en gemeenten) in het toezicht en de handhaving in de openbare ruimte. Hiervoor is in 2011 een actieplan opgesteld, dat in 2012 zal worden geïmplementeerd. Dit actieplan ziet onder meer toe op het beleggen van de strategische regie bij de burgemeester en de operationele regie bij de politie en de verdere professionalisering van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). De uitwerking van de operationele regie in wet- of regelgeving is afhankelijk van het wetgevingstraject rond het nieuwe politiebestel. Voorts wordt ook in 2012 ingezet op de verdere professionalisering van de boa die voor een deel verantwoordelijk is voor het toezicht en de handhaving op straat. Hiervoor wordt onder andere de mogelijkheid onderzocht aanvullende bekwaamheidseisen per domein te formuleren en de informatie uitwisseling tussen de partijen in de handhaving te verbeteren.

Prostitutie

Eind 2011 treedt de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche in werking. De inwerkingtreding brengt grote wijzigingen voor lokaal prostitutiebeleid met zich mee. Alle seksbedrijven zullen over een vergunning moeten beschikken en toezicht en handhaving met betrekking tot de branche wijzigt. Voorts wordt voorzien in een prostitutieregister voor prostituees en dienen gemeenten in positie te worden gebracht om mensenhandel te signaleren. Gemeenten en politie worden in 2012 bij de implementatie van de wet onder meer ondersteund door middel van voorlichtingsbijeenkomsten en een handreiking.

Alcoholgerelateerde overlast

De wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW) biedt het lokale bestuur de mogelijkheden om alcoholgerelateerde overlast aan te pakken. Na inwerkingtreding van de wet, die in 2012 is voorzien, zal onder andere het toezicht op de naleving van de DHW overgaan van de VWA naar gemeenten, worden jongeren onder de 16 jaar met alcohol aanwezig op de openbare weg en in voor publiek toegankelijke ruimten strafbaar gesteld en krijgt de gemeenteraad bevoegdheden om toegangstijden voor de horeca te koppelen aan leeftijdsgrenzen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zal er samen met het Ministerie van VWS voor zorgen dat gemeenten goed zijn voorbereid. Zo wordt voor gemeenten een handreiking ontwikkeld, wordt een expertisecentrum toezicht DHW ingericht, worden voorlichtingsbijeenkomsten voor burgemeesters, wethouders en gemeenteambtenaren gehouden en worden ondernemers, betrokken instellingen en het publiek voorgelicht over de wetswijziging.

Overlast

Rijk en gemeenten werken op verschillende manieren samen om wijken veiliger te maken en overlast aan te pakken. Dit betreft onder meer de aanpak van overlastgevende en hinderlijke jeugdgroepen door de gemeenten. Op verschillende terreinen worden goede voorbeelden aan gemeenten ter beschikking gesteld om de veiligheid te vergroten. Met behulp van praktijkteams wordt de slag van beleid naar uitvoering gemaakt. Daarnaast wordt de participatie van burgers bij het verbeteren van de veiligheid in de eigen woonomgeving bevorderd. Ook op het terrein van veiligheid bij evenementen biedt het Ministerie van Veiligheid en Justitie instrumenten en vindt samenwerking met gemeenten en andere ketenpartners plaats.

Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

Om notoire openbare ordeverstoorders te kunnen aanpakken geldt vanaf 1 september 2010 de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. In 2012 wordt deze wet geëvalueerd. De evaluatie richt zich op het effect van de wet en het achterliggende proces. Ook wordt bezien of de maatregelen hebben bijgedragen aan een terugdringen van voetbalvandalisme en zo nee, of het gewenst en noodzakelijk is om elementen uit het Engelse model van de voetbalwet te incorporeren in de Nederlandse wetgeving.

Coffeeshops

Coffeeshops worden in 2012 besloten clubs die alleen voor meerderjarige inwoners van Nederland toegankelijk zijn op vertoon van een clubpas. Verder dient een afstand van ten minste 350 meter tussen scholen en coffeeshops te worden aangehouden. Landelijk beleid ziet erop dat gemeenten maatregelen als het afstandscriterium in hun vergunningen handhaven. De maatregelen leveren een bijdrage aan het kleiner en beheersbaar maken van de coffeeshop en maken een einde aan het huidige «open-deur-beleid» van de coffeeshops.

Versterking regierol gemeenten

Het wetsvoorstel regierol gemeenten wordt in 2012 van kracht. Dit wetsvoorstel verplicht gemeenteraden om minimaal een maal per vier jaar een integraal veiligheidsplan vast te stellen. Het college van Burgemeester en Wethouders bereidt dit plan voor en maakt afspraken ter uitvoering van dit plan met de betrokken partijen (bijvoorbeeld politie, Openbaar Ministerie, jeugdzorg, welzijn, onderwijs, woningbouwcorporaties en dergelijke). De burgemeester dient toe te zien op het lokaal veiligheidsbeleid. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de samenhang tussen gemeentelijk veiligheidsbeleid en het politiebeleid, alsook aan de gevolgen van de ontwikkeling van de nieuwe politieorganisatie en die van de veiligheidshuizen. Het wetsvoorstel regierol gemeenten verankert de positie van de gemeente op het terrein van veiligheid. De komst van de nationale politie doet aan die positie geen afbreuk. De lokale integrale veiligheidsplannen zullen dienen als input voor de prioriteiten van de politie op lokaal niveau.

Preventief fouilleren

Het wetsvoorstel verruiming fouilleerbevoegdheden zal in 2012 inwerkingtreden. Het wetsvoorstel bevat een aantal maatregelen: de burgemeester kan voor maximaal 12 uur een gebied aanwijzen waar de politie op (mondeling) bevel van (hulp)officier van justitie, preventief fouilleert op wapens; de burgemeester kan zo’n gebied ook in een noodverordening aanwijzen; onderzoek aan kleding en tassen bij arrestatie; verruiming fouilleerbevoegdheden bij insluiting in politiecel.

Cameratoezicht

In overleg met vertegenwoordigers vanuit de bestuurlijke, justitiële en politiële/operationele praktijk wordt bezien op welke wijze de toepassing van cameratoezicht kan worden verruimd en of aanpassing van het wettelijke regime voor cameratoezicht daartoe noodzakelijk is. Inwerkingtreding van deze aanpassing is in 2012 voorzien. Gemeenten zullen bij de verruiming en uitvoering van (gewijzigde regels omtrent) cameratoezicht ondersteund worden door de Minister van Veiligheid en Justitie door middel van onder meer een handreiking.

Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit

De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt in 2012 via een aantal sporen versterkt:

  • Uit onderzoek blijkt bij gemeenten behoefte aan ondersteuning bij de inrichting van bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit, implementatie van beleid en een verbetering van de informatiepositie. Zo wordt de betrokkenheid van gemeenten vergroot, de informatie-uitwisseling tussen het bestuur en de opsporing geïntensiveerd, door onder andere een betere signalering richting gemeenten en het scheppen van benodigde randvoorwaarden ten aanzien van de privacy.

  • De inzet van het bestuurlijk instrumentarium ter bestrijding van criminaliteit verbeterd door onder andere het bevorderen van de inzet van Wet BIBOB. Een belangrijke rol hierbij is weggelegd voor de RIECs en het LIEC. De RIECs en het LIEC zullen bijdragen aan het vergroten van de gemeentelijke bekendheid met de aanwezigheid van georganiseerde misdaad, het vergroten van kennis en kunde van gemeenten over bestuurlijk aanpakken van criminaliteit en het ondersteunen van gemeenten via een shared service centrum bij de inrichting van de bestuurlijke aanpak, implementatie van beleid en verbeteren informatiepositie gemeenten.

Het wetsvoorstel Evaluatie- en Uitbreidingswet BIBOB is op 7 maart 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 32 676). Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt in 2012 voorzien. Er wordt bijzondere aandacht gegeven aan de ondersteuning van bestuursorganen die – vanwege de in het wetsvoorstel voorziene uitbreiding van sectoren- de Wet BIBOB gaan toepassen. In 2011 is onderzoek verricht naar een alternatief voor de uit het wetsvoorstel BIBOB genomen sluitingsbevoegdheid van de burgemeester. Voorts is bezien of een nieuwe preventieve sluitingsbevoegdheid kan bijdragen aan het sluiten van instellingen die strafbare feiten hebben gepleegd in de vorm van oproepen of aanzetten tot geweld, zoals in het regeerakkoord vermeld. In 2012 zal hieromtrent waarschijnlijk een wetstraject gestart worden.

Veiligheidsbeleving

Naast het treffen van maatregelen om de veiligheid daadwerkelijk te vergroten is de veiligheidsbeleving van burgers een belangrijk onderwerp. De feitelijke mate van overlast en criminaliteit verschilt van de perceptie die burgers daarvan hebben. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt daarom samen met gemeenten aan maatregelen om ook de beleving van veiligheid te vergroten.

Fysieke Veiligheid

Fysieke veiligheid is van vitaal belang om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen dan wel te verkleinen. Daarom blijft het Ministerie van VenJ structureel aandacht besteden aan risicobeleid, brandveiligheid en externe veiligheid. Zowel proactief, preventief als wat betreft de nafase van rampen en crises ondersteunt VenJ het lokale en regionale bestuur om de fysieke gevaren voor mens en dier te helpen voorkomen, beperken en te bestrijden. Ook op nationaal niveau geeft VenJ invulling aan de verantwoordelijkheden ten aanzien fysieke veiligheid waaronder het waarborgen van de belangen van zelfredzaamheid, de incidentbestrijding en de slachtofferhulpverlening. Concreet worden de volgende instrumenten door het Ministerie van VenJ ingezet:

  • Het actieplan Samen verantwoordelijk voor veiligheid wordt voorgezet waarbij ingezet wordt op een intensivering van de participatie van burger en bedrijfsleven in veiligheid.

  • Eenduidige gegevens zijn noodzakelijk om tot betere onderbouwing van het brandveiligheidsbeleid (doelkwantificering) te komen. Om dit te bewerkstelligen zal het project Verbeteren brandweerstatistiek in 2012 worden gecontinueerd waarin nieuw centraal registratiesysteem voor de brandweerstatistiek wordt opgezet..

  • Om de belangen van zelfredzaamheid, incidentbestrijding en slachtofferhulpverlening op het terrein van de externe veiligheid (tunnels, transport gevaarlijke stoffen en bijzondere inrichtingen) te waarborgen, zal ook in 2012 het Landelijk Platform Transportveiligheid worden ondersteund. Verder vindt er continue afstemming plaats met de interdepartementale partners, de hulpverleningskoepel en het Veiligheidsberaad.

  • Op basis van onderzoek uit 2011 wordt het nodeloze uitrukken van de brandweer in 2012 teruggedrongen.

  • Het implementeren van de interbestuurlijke samenwerking met betrekking tot grootschalige natuurbranden.

  • In nauwe samenwerking met andere ministeries worden projecten van het veiligheidsberaad ondersteund om de adviesrol van de veiligheidsregio richting lokaal en regionaal bestuur verder te versterken.

De invoering van Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) en de regionalisering van de brandweer vragen om een ontwikkeling van de toezicht- en handhavingregimes van de brandweer. Daarom zullen middelen beschikbaar worden gesteld aan de door het Veiligheidsberaad geadviseerde projecten.

Meetbare gegevens

De inzet richt zich op ondersteuning van de veiligheidspartners en implementatie van wetgeving en beleid. Met behulp van beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties wordt op kwantitatieve wijze inzicht gekregen in de effecten van beleid. Daarnaast worden de bijdragen van de inzet aan lokaal veiligheidsbeleid zijn meetbaar gemaakt door middel van de Veiligheidsmonitor en Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven.

Operationele doelstelling 25.2

Het bevorderen van efficiënt en effectief gebruik van communicatie, informatie en technologie door de veiligheidspartners.

Motivering

Juiste en tijdige communicatie en informatie en toepassing van innovatieve technologieën zijn essentiële randvoorwaarden om het prestatievermogen van de veiligheidspartners en de veiligheid in de samenleving te verhogen.

Informatie Beleid Veiligheid (IBV)

Instrumenten

Met dit beleid faciliteert het Ministerie van Veiligheid en Justitie de politie, brandweer, GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen)HulpH en lokaal bestuur bij het bevorderen van een samenhangende informatiehuishouding en goede communicatie binnen en tussen deze disciplines. Ondersteuning in de vorm van beleidskaders, advisering en financiële bijdragen wordt geboden bij de vertaling van wet- en regelgeving en het e-overheidsbeleid in de landelijke informatie- beleidsplannen van de veiligheidspartners en de uitvoering van die plannen. In 2012 wordt de Nood Communicatie Voorziening (NCV) voor de veiligheidspartners als vervanger van het Nationaal Noodnet in beheer genomen. De NCV is een «last resort» voorziening voor de veiligheidspartners die alleen mag worden gebruikt als (delen van) andere telecommunicatievoorzieningen zijn uitgevallen.

Implementatie van Europese en internationale verdragen

Voor de uitwisseling van opsporingsinformatie in Europees en internationaal verband wordt in 2012 onder andere verder gewerkt aan de vervanging van de nationale component van het Schengen Informatie Systeem (project SIS II). De afronding van dit project is voorzien in het eerste kwartaal 2013. Tevens wordt in het kader van het Verdrag van Prüm fasegewijs het aantal lidstaten uitgebreid, waarmee Nederland digitaal vingerafdrukken kan uitwisselen, naar uiteindelijk 27 lidstaten in 2013. Ook wordt de gegevensuitwisseling tussen het Europol Informatie Systeem (EIS) en de Basisvoorziening Opsporing van de Nederlandse Politie operationeel.

Veilig door Innovatie

Het project Veilig door Innovatie levert nieuwe technologieën op die het presterend vermogen van de veiligheidspartners verhogen. Door subsidies aan ondernemers, veiligheidspartners en maatschappelijke organisaties worden deze gestimuleerd technologische vernieuwingen te ontwikkelen en bestaande technologieën op een innovatieve wijze toe te passen. De vernieuwingen richten zich onder andere op fysieke bescherming van hulpverleners, opleiden en trainen met behulp van simulatoren en samenwerken en informatie uitwisselen binnen een netwerk van organisaties.

Misbruik Alarmnummer 1-1-2

Na de ingebruikname van de nieuwe 1-1-2-centrale, die sneller verbindingen tot stand brengt waardoor extra aanbod gegenereerd werd. Het misbruik bestaat voor 99% uit SIM-kaartloze oproepen. Het uitsluiten van SIM-kaartloze oproepen is een effectieve maatregel om het misbruik terug te dringen. Met de providers zullen afspraken gemaakt worden zodat deze maatregel kan worden doorgevoerd. Verwachting is dat wanneer de geplande uitsluiting van SIM-kaartloze oproepen een feit is, een misbruikpercentage van 50% of minder in 2012 haalbaar is.

Meetbare gegevens

112
 

Realisatie 2007

2008

2009

2010

Begroting 2011

2012

Beschikbaarheid 112 netwerk

99,90%

>99,9%

≥ 99,9%

99,90%

≥ 99,9%

≥ 99,9%

Percentage misbruik 1121

70%

65%

60%

71%

50%

50%

Bron: Korps landelijke politie diensten (KLPD)

X Noot
1

Betreft % aan «misbruik» telefoontjes van alle mobiele oproepen die bij het KLPD binnenkomen

29 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht, onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de kwaliteit van hun werk en daarmee de veiligheid te verbeteren.

Meerjarenperspectief

Veiligheidsvraagstukken worden steeds complexer, maar ook veranderingen op het politiek-bestuurlijke terrein en ontwikkelingen in het brede veiligheidsdomein vragen om een moderne toezichthouder. Om effectief toezicht uit te voeren is het nodig om snel en flexibel in te spelen op ontwikkelingen en vraagstukken in de samenleving.

Door het structureel en systematisch verzamelen van informatie levert de Inspectie een actueel en continu beeld van de staat van de rampenbestrijding, het politieonderwijs en de politiezorg op. Mogelijke gesignaleerde risico’s uit dit type onderzoek kunnen aanleiding zijn voor nader thematisch onderzoek.

Omschrijving van de samenhang

Toezicht en onderzoek zijn een onderdeel van de beleidscyclus. Het is de schakel tussen beleid en regelgeving enerzijds en uitvoering anderzijds. Op basis van informatie die toezicht en onderzoek leveren over de uitvoering, kan bestaand beleid worden aangepast of nieuw beleid worden ingevoerd om een bijdrage te leveren aan een veiliger samenleving. Ook de onder toezicht geplaatsten kunnen de resultaten van toezichtonderzoeken gebruiken om de kwaliteit van hun taakuitvoering te verbeteren.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het rijkstoezicht ten aanzien van veiligheid en justitie. Het gaat hier om het toezicht op de kwaliteit van de taakuitvoering van onder andere politie, brandweer, gemeenten, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties. De verantwoordelijkheid voor het toezicht wordt ingevuld door onderzoek te laten verrichten naar en aan de Tweede Kamer te rapporteren over de kwaliteit waarmee verantwoordelijke organisaties en besturen binnen het domein hun publieke taken invullen.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling van de Inspectie hangt af van (brede) opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie OOV door de eerstverantwoordelijke bestuurders en betrokken organisaties.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Het effect van het toezicht door de Inspectie wordt uiteindelijk zichtbaar in een kwaliteitsverbetering van de taakuitvoering door de eerstverantwoordelijke bestuurders en betrokken organisaties binnen het domein van veiligheid en justitie. Het directe causaal verband van toezicht en kwaliteitsverbetering is niet in meetbare gegevens uit te drukken. Door vervolgonderzoek meet de Inspectie in hoeverre aanbevelingen zijn opgevolgd en of dit heeft geleid tot kwaliteitsverbetering. De Inspectie neemt de voorgenomen onderzoeksactiviteiten op in haar werkplan. In haar jaarverslag rapporteert de Inspectie over de resultaten en effecten van de onderzoeken. Zowel het werkplan als het jaarverslag van de Inspectie worden door de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer aangeboden.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

5 621

4 583

4 625

4 624

4 624

4 683

                 

Apparaatsuitgaven

 

4 608

4 183

4 180

4 180

4 180

4 180

29.1.1 IOOV

 

4 608

4 183

4 180

4 180

4 180

4 180

                 

Programma-uitgaven

0

1 013

400

445

444

444

503

                 

29.1 Toezicht onderzoek en aanbevelingen

0

1 013

400

445

444

444

503

Waarvan juridisch verplicht

 

1 013

400

445

444

444

503

 

29.1.1 IOOV

0

1 013

400

445

444

444

503

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Operationele doelstelling 29.1

Het vergroten van de kwaliteit van de taakuitvoering en de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties door toezicht en onderzoek.

Motivering

De Inspectie oefent toezicht uit op de besturen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor veiligheid. De Inspectie toetst of wet- en regelgeving en geformuleerd beleid in de praktijk daadwerkelijk tot de gewenste resultaten leiden. Op basis van professioneel en onafhankelijk uitgevoerde inspecties stelt de Inspectie de verantwoordelijke organisaties en besturen in staat de veiligheid te verbeteren. Ook in de beleidsvormende fase heeft de Inspectie een adviserende rol. De Inspectie kan aangeven of (voorgenomen en bestaand) beleid, wet- en regelgeving en andere normen in de praktijk handhaafbaar en uitvoerbaar zijn. Daarnaast kan de Inspectie gevraagd en ongevraagd haar oordeel geven over actuele en maatschappelijke veiligheidsvraagstukken.

Instrumenten

De Inspectie verricht uitvoeringstoezicht met als doel de daadwerkelijk geleverde prestaties door besturen en organisaties in het veiligheidsdomein inzichtelijk te maken. Zij kan daar de volgende instrumenten voor inzetten:

  • Systematisch toezicht op de politie, het politieonderwijs en de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing door veiligheidsregio’s;

  • Thematisch onderzoek naar risico’s in de taakuitvoering binnen de verschillende terreinen in het domein veiligheid;

  • Incidenteel onderzoek naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten of incidenten.

De Inspectie hanteert risicoanalyse als instrument om keuzes te maken, binnen de kaders van geldende wet- en regelgeving en de te realiseren beleidsdoelen. De Inspectie betrekt relevante besturen en organisaties bij de risicoanalyse en de totstandkoming van het Werkplan 2012. Het Werkplan wordt eind 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Inspectie werkt waar nodig actief samen met partijen op het gebied van beleid, uitvoering en toezicht (zoals de rijksinspecties). Dit gebeurt zowel in het veiligheidsdomein als op aanverwante terreinen. Daarnaast adviseert de Inspectie, als onderdeel van de beleidscyclus, over de mate waarin beleidsdoelen toetsbaar en publieke taken uitvoerbaar zijn.

In het kader van de beleidsdoelen van de Minister van Veiligheid en Justitie richt de Inspectie zich in de periode tot en met 2012 onder meer op de prioriteiten «politie», «aanpak georganiseerde criminaliteit» en «veiligheidsregio’s op orde». Daarnaast richt de Inspectie zich op bestuurlijke veiligheidsvraagstukken zoals de toepassing van de Wet Mbveo (Voetbalwet) en het bewustzijn binnen de rijksdienst over de kwetsbaarheid voor spionage.

Politie

De Inspectie zal de diverse onderdelen van de politie periodiek doorlichten op de kwaliteit van de taakuitvoering, naast haar taak in thematisch en incidentonderzoek. In 2011 is een aanvang gemaakt met een periodieke doorlichting. Deze ontwikkeling wordt voortgezet, waarna de Inspectie in 2012 voor het eerst over de resultaten van de periodieke doorlichting van diverse onderdelen van de politie zal rapporteren (Staat van de politie). Uiteindelijk zal de Staat van de politie moeten leiden tot een periodiek inzicht in de kwaliteit van de taakuitvoering van de politie. Bij de vormgeving van het toezicht is nadrukkelijk aandacht voor het voorkomen van een verzwaring van de administratieve lasten voor de politieorganisatie. In het kader van toezicht op de BES kan de Raad voor de Rechtshandhaving (bij toezicht op de uitvoeringstaak van de politie) gebruik maken van de kennis en expertise van de Inspectie OOV.

Aanpak georganiseerde criminaliteit

De focus van het toezicht van de Inspectie ligt tevens op aspecten van sociale veiligheid. Daarbij zal de Inspectie nauwlettend aansluiten bij de beleidsprioriteiten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waaronder «aanpak georganiseerde criminaliteit». Het toezicht zal dan vooral gericht zijn op de naleving van landelijke afspraken (TK 29 628, nr. 237, Landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014) die de Minister van Veiligheid en Justitie in het kader van de beleidsprioriteiten heeft vastgesteld. In 2012 wordt onder andere onderzoek uitgevoerd op de speerpunten «aanpak van overvalcriminaliteit» en «aanpak mensenhandel».

Rampenbestrijding en Veiligheidsregio’s op orde

De Inspectie levert eind 2012 een «Staat van de rampenbestrijding» op, waarin gerapporteerd wordt of de veiligheidsregio's voldoen aan enkele eisen zoals geformuleerd in de Wet veiligheidsregio’s en in de bijbehorende AMvB (onder andere voertuigbezetting, opkomsttijden, bovenregionale samenwerking, risicoprofiel en regionale crisisplannen). De uitkomsten worden betrokken bij de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s.

Ook zal de Inspectie in dit kader toezichtactiviteiten verrichten conform de Veiligheidswet BES.

Daarnaast is de programmering van de Inspectie zodanig flexibel dat incidenten binnen het veiligheidsdomein kunnen worden onderzocht om leerpunten snel inzichtelijk te maken. Ook zullen hier incidenten op het terrein van de beveiliging burgerluchtvaart onder vallen.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij Algemene doelstelling.

HOOFDSTUK 4 NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 91 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het bestuursdepartement van Veiligheid en Justitie weergegeven. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
     

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

188 658

251 746

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

                   

Apparaatsuitgaven

225 982

251 746

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

                   

91.1

Apparaatsuitgaven kerndepartement

225 982

251 746

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

 

91.1.1

Effectieve besturing van het VenJ apparaat

225 982

251 746

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

                   

Ontvangsten

 

6 445

2 073

2 073

2 073

2 073

2 073

2 073

De Minister van VenJ is verantwoordelijk voor een zestal baten-lastendiensten. In de onderstaande tabel zijn de totale apparaatskosten van deze baten-lastendiensten weergegeven. Deze worden verder uitgesplitst en toegelicht in de baten-lastenparagraaf. Onderstaande tabel geeft eveneens de totale apparaatsuitgaven voor VenJ weer. Hierbij zijn de apparaatskosten van de baten-lastendiensten, het OM, het bestuursdepartement bij elkaar opgeteld. Tevens wordt inzicht gegeven in de apparaatsuitgaven van de ZBO’s en RWT’s (alle ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie vallen zijn hierin opgenomen, ook wanneer deze geen financiële relatie met VenJ hebben).

Apparaatsuitgaven en -kosten Ministerie van Veiligheid en Justitie
x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Bestuursdepartement

225 982

251 747

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

               

Baten-lastendiensten

             

KLPD

548 988

562 692

543 911

554 397

553 244

554 450

554 650

DJI

2 154 116

2 241 391

2 198 890

2 054 038

1 982 831

1 961 462

1 983 600

CJIB

90 943

92 222

78 498

79 131

79 690

80 157

80 616

NFI

65 341

72 085

72 562

69 321

68 028

67 701

67 451

Justis

28 949

32 202

29 845

28 384

27 955

27 344

27 344

GDI

32 678

29 387

32 065

31 979

31 893

31 809

31 725

               

OM

   

568 603

       

Rvdr

   

1 011 155

       

RvdK

   

170 970

       

Hoge Raad

   

36 0091

       

IOOV

   

4 183

       

NCTb

   

10 615

       

JustID

   

7 0001

       

CIOT

   

1 0001

       
               

ZBO’en RWT’s

             

Bureau Financieel Toezicht2

   

6 216

       

College Bescherming Persoonsgegevens

   

7 679

       

College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten3

   

440

       

College van Toezicht op de Kansspelen (CvTK)

   

495

       

Commissie Gelijke Behandeling (CGB)

   

5 045

       

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

   

5 120

       

Halt

   

12 200

       

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

   

3 538

       

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV)4

   

15 807

       

Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD)

   

1 688

       

Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV)

   

10 081

       

Particuliere Jeugdinrichtingen

   

96 123

       

Particuliere TBS-inrichtingen

   

225 124

       

Politieacademie (PA)

   

192 770

       

Politieregio's

   

3 996 3601

       

Raad voor de rechtsbijstand (RRB)

   

29 900

       

Reclasseringsorganisatie

   

216 0001

       

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

   

15 532

       

Stichting Nidos

   

24 567

       
X Noot
1

Indicatief

X Noot
2

Het Bureau Financieel Toezicht wordt vanaf 2014 bekostigd door de organisaties waarop toezicht wordt gehouden.

X Noot
3

Het College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten wordt bekostigd door de organisaties waarop het toezicht wordt gehouden. De begroting behoeft goedkeuring van de Minister van Veiligheid en Justitie.

X Noot
4

NIFV is een ZBO's die zijn eigen opbrengsten genereren. Incidenteel ontvangen zij subsidies van het Ministerie van VenJ voor specifieke opdrachten die voortkomen uit een opdrachtgevers/opdrachtnemersrelatie.

De apparaatsuitgaven van het bestuursdepartement zijn (indicatief) als volgt toe te delen aan de verschillende beleidsartikelen.

Apparaatsuitgaven onderverdeeld naar beleidsartikel
x € 1 000

Art.

Omschrijving

2011

2012

2013

2014

2015

2016

11

Nederlandse rechtsorde

15 992

11 973

11 897

11 719

11 583

11 687

12

Rechtspleging en rechtsbijstand

30 380

33 940

31 095

29 500

29 694

29 734

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

77 500

73 397

70 197

69 449

68 725

68 328

14

Jeugd

25 307

22 224

21 085

20 785

20 616

20 544

17

Internationale rechtsorde

1 704

1 715

1 705

1 674

1 647

1 675

21

Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid

8 550

7 290

7 389

7 388

7 383

7 519

23

Veiligheidsregio's en politie

102 254

111 150

105 443

104 350

102 569

101 822

25

Veiligheid en bestuur

7 663

6 250

6 024

6 021

6 020

6 126

29

Inspectie openbare orde en veiligheid

92

83

80

80

80

81

               
 

Totaal:

269 442

268 022

254 915

250 966

248 317

247 516

Een aantal budgetten van centrale diensten zijn niet direct toe te wijzen aan een specifiek beleidsartikel. Deze budgetten zijn naar rato verdeeld over de beleidsartikelen. Het betreft hier diensten als personeelszaken, financiële administratie, facilitaire zaken, voorlichting et cetera.

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s

Met het Regeerakkoord hebben alle departementen (inclusief baten-lastendiensten en uitvoerende ZBO’s) een taakstelling op personeel en materieel opgelegd gekregen van afgerond 1,5% per jaar in de periode 2013–2015 oplopend tot afgerond 4,5% vanaf 2015. Hierbij is uitgegaan van de indeling naar departementen zoals die op dat moment bestond. Onderstaande tabel geeft de totale taakstelling die is opgelegd aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De cijfers zoals opgenomen in het Regeerakkoord zijn daarbij aangepast aan de departementale herindeling. Bovendien is de taakstelling van 1,5% op personeel en materieel vanaf 2012, waartoe het demissionaire kabinet Balkenende IV heeft besloten, hierbij opgeteld. Aldus ontstaat een taakstelling van 1,5% in 2012 oplopend tot 6% in 2018.

 

2012

2013

2014

2015

Struc.

Totaal VenJ

– 45 034

– 107 092

– 170 331

– 227 206

– 256 618

De taakstelling zal op hoofdlijnen als volgt worden ingevuld:

1. Synergie-effecten

Door samenvoeging van onderdelen of samenvoeging van taken wordt gestreefd naar synergie-effecten. Ten dele hangen deze samen met voornemens uit het kabinetsprogramma Compacte Rijksdienst met betrekking tot samenvoeging van kantoorlocaties, inkooppunten en ICT-voorzieningen, ten dele met de herindeling van de ministeries, die aanleiding geeft tot reorganisaties en daarmee tot wegwerken van overlap. Intensievere samenwerking in de bedrijfsvoeringsketen zal leiden tot centralisatie van diverse taken die tot nu toe teveel afzonderlijk per dienst of directie werden uitgevoerd.

2. Efficiency

De bestaande primaire processen binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden opnieuw kritisch bezien als het gaat om efficiency. Daarbij wordt gestreefd naar het wegwerken van vertragende factoren, het uniformeren van de processen en het optimaal inzetten van digitalisering. Door meer samenwerking tussen de taakorganisaties zal ook beter inzicht komen in «best practices» die breder kunnen worden benut. Ook hier kunnen trajecten uit het kabinetsprogramma Compacte Rijksdienst worden benut, zoals het project naar een Rijksbrede Incasso. Ook bij de taakorganisaties binnen VenJ zal de focus nog meer liggen op efficiency van de werkprocessen.

3. Versobering

Naast synergie en efficiency is versobering van programma’s en materieel een volgende route om de taakstelling in te vullen. Voorbeeld daarvan is het verminderen van externe opleidingen, het verminderen van inzet van externe deskundigen (eventueel verambtelijking) en het beperken van bestaande programma’s.

Inschatting van de personele effecten

Voor een belangrijk deel zullen de projecten van het kabinetsprogramma Compacte Rijksdienst een effect hebben op de efficiency, dat met name materieel van aard is. De verbeterde inkooptrajecten, beperking van het aantal vestigingen van diverse onderdelen en centralisatie van ICT-voorzieningen zullen met name via de beperking van materiële uitgaven efficiency realiseren. Tegelijk is duidelijk dat hierbij – en bij andere wegen naar efficiency – ook personele effecten zullen optreden. Daarbij kan worden gedacht aan beperking van inkooppunten en ook een zekere daling van het aantal medewerkers in het primaire proces – uiteraard bij een gelijkblijvende productie. De omvang van deze personele effecten is voorshands moeilijk kwantitatief te duiden.

Niet-beleidsartikel 92 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

70 519

30 482

17 589

24 879

23 392

22 298

                 

Uitgaven

0

70 519

30 482

17 589

24 879

23 392

22 298

                 

92.1 Nominaal en onvoorzien

0

70 519

30 482

17 589

24 879

23 392

22 298

 

92.1.1 Nominaal en onvoorzien

0

70 519

30 482

17 589

24 879

23 392

22 298

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

De grondslag voor het in de begroting opnemen van het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» staat in artikel 6, lid 1c van de Comptabiliteitswet 2001 (CW). Niet-beleidsartikel 92.1 wordt bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie echter niet gebruikt voor het aanhouden van middelen ter dekking van onvoorziene uitgaven. Dit niet-beleidsartikel wordt uitsluitend gebruikt voor het tijdelijk «parkeren» van nog te verdelen loon- en prijsbijstellingen, het tijdelijk «parkeren» van andere nog te verdelen middelen en nog te verdelen taakstellingen.

Niet-beleidsartikel 93 Geheim

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

2 428

2 998

3 074

3 077

3 080

3 080

3 080

                 

Programma-uitgaven

2 429

2 998

3 074

3 077

3 080

3 080

3 080

                 

93.1 Geheim

2 429

2 998

3 074

3 077

3 080

3 080

3 080

 

93.1.1 Geheime uitgaven

2 429

2 998

3 074

3 077

3 080

3 080

3 080

                 

Ontvangsten

254

0

0

0

0

0

0

De grondslag voor het in de begroting opnemen van geheime uitgaven staat in artikel 6, lid 1b van de Comptabiliteitswet 2001 (CW).

HOOFDSTUK 5 DE BATEN- LASTENDIENSTEN

01 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan onze zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk bestaan op te bouwen.

De capaciteit van DJI is ondergebracht bij de beleidsartikelen «Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding» en «Jeugd». DJI levert een bijdrage aan de operationele doelstellingen 13.4, 13.7 en 14.2.

Meerjarige begroting van baten en lasten

Meerjarige begroting van baten en lasten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1. Baten

             

1.1.Opbrengst moederdepartement

2 127 317

2 163 571

2 132 654

2 113 749

2 073 631

2 042 839

2 037 681

1.2.Vordering op moederdepartement

 

15 400

66 400

– 17 200

– 38 600

– 26 000

 

1.3. Opbrengst derden

133 990

120 584

100 996

60 012

59 913

59 573

59 573

1.4. Rentebaten

285

500

250

250

250

250

250

1.5. Bijzondere baten

10 687

           

Totaal baten

2 272 279

2 300 055

2 300 300

2 156 811

2 095 194

2 076 662

2 097 504

               

2. Lasten

             

Apparaatskosten

             

2.1. Personele kosten

1 031 344

1 045 777

1 002 655

918 552

895 430

878 420

878 363

– waarvan externe inhuur

 

40 000

38 500

38 500

38 500

38 500

38 500

2.2. Materiële kosten

1 122 772

1 195 614

1 196 235

1 135 486

1 087 401

1 083 042

1 105 237

– waarvan ICT1

 

83 751

86 413

91 652

97 784

104 929

121 726

Overige lasten

             

2.3. Rentelasten

2 397

2 740

3 172

3 874

4 483

4 962

4 906

2.4. Afschrijvingskosten

56 292

55 636

54 603

53 224

52 297

50 803

49 689

2.5. Dotaties voorzieningen

46 726

50 088

43 634

45 675

55 583

59 435

59 309

2.6. Bijzondere lasten

25 756

           

Totaal lasten

2 285 286

2 349 855

2 300 300

2 156 811

2 095 194

2 076 662

2 097 504

               

Saldo van baten en lasten

– 13 007

– 49 800

0

0

0

0

0

Saldo baten en lasten als % totale baten

– 0,6

– 2,2

         
X Noot
1

geen rekening is gehouden met onder meer de kosten van de werkplekken

Toelichting

De ontwikkeling in de meerjarenraming van baten en lasten wordt in belangrijke mate verklaard door de capaciteitsmutaties volgend uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), het DJI-aandeel in de diverse kortingen en taakstellingen (o.a. Regeerakkoord) alsmede het opnemen van de vordering op het moederdepartement.

Het geraamde (negatieve) saldo van baten en lasten in 2011 komt ten laste van de exploitatiereserve van DJI (€ 49,8 mln.).

Onderstaand wordt nader ingegaan op de specifieke posten zoals opgenomen in het overzicht Meerjarige begroting van baten en lasten.

1. Baten
1.1. Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement is gebaseerd op de geldende kostprijzen, gerelateerd aan de bij de -zie onderdeel kengetallen per operationele doelstelling- opgenomen productieaantallen. Uitvoering van de kerntaak van DJI betekent het tegen kostprijzen leveren van een gedifferentieerd aanbod van detentie-, behandel- en opvangplaatsen. In de jaarafspraken tussen het moederdepartement en DJI worden onder meer afspraken gemaakt over de hoeveelheid en kwaliteit van de te leveren producten en de kostprijzen. Bekostiging vindt plaats op basis van output (P x Q). Ook de uit te voeren projecten vormen een onderdeel van de jaarafspraken. De omvang van de bijdrage wordt hierop afgestemd.

Onderstaand overzicht bevat informatie omtrent de (geraamde) gemiddelde prijs per plaats/per dag.

Overzicht gemiddelde prijs per plaats/per dag (x € 1,–)

Omschrijving

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Operationele doelstelling 13.4.

             

– Intramurale sanctiecapaciteit GW

229

248

247

237

234

233

233

– Extramurale sanctiecapaciteit GW

51

46

46

46

46

46

46

– FPC’s/forensische zorg

480

484

489

506

506

507

507

– Intramurale for..zorg in GW

367

378

381

381

380

380

380

– Intramurale for. zorg in GGz-inst.

285

298

302

303

303

303

303

Operationele doelstelling 13.7.

             

– Vreemdelingenbewaring en uitzetcentra

193

199

196

186

184

184

184

Operationele doelstelling 14.2.

             

– Jeugdplaatsen

510

561

563

565

566

567

570

In het algemeen geldt dat de dagprijzen per 2011 stijgen ten opzichte van 2010 als gevolg van:

  • de incidentele loonontwikkeling en premiemutaties;

  • de prijsontwikkeling;

  • het verlagen van de operationele capaciteit en het creëren van (goedkopere) reservecapaciteit en in stand te houden capaciteit, waardoor de vaste (overhead)kosten aan een lager aantal direct inzetbare plaatsen worden toegerekend;

  • de doorwerking van te treffen tekortbeperkende maatregelen in de dagprijs.

Meer specifiek geldt nog dat:

  • bij de FPC’s/forensische zorg de contracten betreffende (goedkopere) tendercapaciteit aflopen;

  • bij de jeugdplaatsen door capaciteitskrimp de kleinschaligheid en de vaste kosten (o.a. huisvesting), die over een minder aantal plaatsen moeten worden omgeslagen, een opwaarts effect op de dagprijs heeft.

Doelmatigheid

Belangrijke indicator voor de doelmatigheid betreft de hierboven genoemde gemiddelde prijzen per plaats/per dag. Op termijn wordt, als gevolg van de verdere implementatie van tekortbeperkende maatregelen, bij een aantal producten een daling van de dagprijs voorzien.

Vermenigvuldiging van de kostprijs («P») en de gemiddelde capaciteit («Q») per product(categorie) levert voor de DJI in vergelijking met de meerjarenraming baten en lasten, het volgende beeld op:

Overzicht opbouw baten en lasten volgens P x Q – benadering

Omschrijving

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Operationele doelstelling 13.4.:

           

– Intramurale sanctiecapaciteit (incl. reserve/aan te houden cap.)

1 075 778

1 029 243

982 099

973 088

975 694

979 689

– Extramurale sanctiecapaciteit

7 615

7 240

6 994

6 839

6 709

6 725

– FPC’s/forensische zorg (incl. reservecap.)

373 647

368 852

373 746

365 683

354 719

343 328

– Intramurale forensische zorg in GGz-inst.

154 791

166 701

167 504

167 080

167 062

167 603

– Inkoop ambulante forensische zorg

48 500

50 000

50 000

50 000

50 000

50 000

– Intramurale forensische zorg in GW

96 689

97 362

97 471

96 964

96 964

97 215

Operationele doelstelling 13.7.:

           

– Vreemdelingenbewaring en uitzetcentra (incl. reserve en aan te houden capaciteit)

160 012

153 462

151 095

149 977

149 282

150 209

Operationele doelstelling 14.2.:

           

– Jeugdplaatsen (incl. reserve en aan te houden cap.)

198 470

201 075

201 791

201 893

201 936

203 007

Subtotaal volgens p x q

2 115 501

2 073 936

2 030 700

2 011 525

2 002 366

1 997 776

             

Opbrengst derden (excl. België)

81 984

60 996

60 012

59 913

59 573

59 573

Verhuurcapaciteit België

38 600

40 000

       

Capaciteit Caribisch Nederland

7 356

8 816

9 368

9 367

9 367

9 367

Middelen t.b.v. flankerend beleid

79 312

68 460

46 441

8 570

   

Overig niet in PxQ begrepen

27 103

48 092

10 290

5 819

5 356

30 788

Totaal lasten

2 349 855

2 300 300

2 156 811

2 095 194

2 076 662

2 097 504

Toelichting

In bovenstaande tabel is per operationele doelstelling de uitkomst volgens de P x Q-systematiek gepresenteerd. De per operationele doelstelling gepresenteerde reeks loopt parallel met de ontwikkeling van de capaciteit. De onder de post «niet in P x Q begrepen» bedragen hebben met name betrekking op incidentele kosten (b.v. afkoop boekwaarde). Verder is rekening gehouden met de kosten verbonden aan de bewaringscapaciteit in het Caribisch Nederland. Het gaat hier om een (structureel) bedrag van € 9,4 mln. ten behoeve van de exploitatie van 125 plaatsen. Voor 2011 en 2012 gaat het respectievelijk om 95 en 110 plaatsen.

1.2. Vordering op moederdepartement

DJI realiseert naar verwachting in 2011 en 2012 een negatief jaarresultaat. Ter afdekking van deze tekorten wordt een langlopende vordering op het moederdepartement opgenomen. Per 2013 realiseert DJI weer positieve jaarresultaten en zal hierdoor in staat zijn deze vordering in de periode 2013–2015 af te boeken. Het opnemen van deze post vormt een onderdeel van de met het Ministerie van Financiën gemaakte afspraken teneinde DJI in de toekomst financieel sterk te maken.

1.3. Opbrengst derden

De opbrengst derden kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Opbrengst derden x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Opbrengsten arbeid

14 744

11 350

11 570

11 490

11 390

11 050

11 050

Opbrengst verdrag België

28 371

38 600

40 000

       

Diverse opbrengsten

90 875

70 634

49 426

48 522

48 523

48 523

48 523

Totaal opbrengsten

133 990

120 584

100 996

60 012

59 913

59 573

59 573

Opbrengsten arbeid

Het betreft hier de (bruto) opbrengsten uit de (als regimeactiviteit) verrichte arbeid, zoals die in de rijksinrichtingen plaatsvindt ten behoeve van derden. Aan externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen.

Opbrengst verdrag België

Het verdrag regelt dat Nederland tijdelijk de penitentiaire inrichting Tilburg en het daarbij behorende personeel ter beschikking stelt aan België en het gehele beheer van de inrichting tegen betaling verzorgt. Het gaat hier om een periode van 3 jaar (2010 t/m 2012) en 650 detentieplaatsen (2011en 2012).

Diverse opbrengsten

De «Diverse opbrengsten» betreffen voornamelijk de opbrengsten van het vreemdelingenvervoer ten behoeve van derden, de externe dienstverlening (onder andere bijzondere bijstand en ondersteuning), de exploitatievergoeding voor de VN-bewaring en het Internationaal Strafhof, de opbrengst ESF-subsidies en de afrekeningen van verstrekte voorschotten aan particuliere inrichtingen.

De geraamde opbrengsten in 2011 zijn incidenteel hoger als gevolg van met name het tijdelijk beschikbaar stellen van gesloten jeugdzorgplaatsen ten behoeve van het Ministerie van VWS (ruim € 12 mln.). Daarnaast is er een (incidentele) hogere opbrengst in verband met afrekeningen van verstrekte voorschotten aan particuliere inrichtingen en de verhuur van capaciteit Caribisch Nederland aan het Ministerie van BZK (totaal circa € 7 mln.).

1.4. Rentebaten

Het betreft hier rentebaten als gevolg van een positieve rekening-courant verhouding met het Ministerie van Financiën, alsmede rentebaten door het gebruikmaken van de depositofaciliteit. Bij de berekening is uitgegaan van een gemiddeld percentage van 0,7%.

2. Lasten
2.1. Personele kosten

De in onderstaande tabel opgenomen raming kent per 2012 een voorlopig karakter. Dat komt omdat de personele consequenties van onder andere de capaciteitsramingen van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) en het Regeerakkoord, zich nog niet volledig hebben vertaald in een aanpassing van de personele meerjarenraming. Dit geschiedt op basis van concrete Plannen van aanpak voor de te treffen capacitaire maatregelen en vormt een onderdeel van de begrotingsuitvoering. Verder is in de raming geen rekening gehouden met de kosten in het kader van de substantieel bezwarende functies (SBF). De hiermee gemoeide kosten komen ten laste van de voorziening.

Personele kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Ambtelijk personeel:

             

– Gemiddelde loonsom (x € 1,–)

55 545

55 830

55 830

55 830

55 830

55 830

55 830

– Aantal fte’s

16 698

16 575

16 534

15 398

15 395

15 185

15 184

Ambtelijk personeel

927 357

925 378

923 089

859 667

859 499

847 775

847 719

Reiskosten woon-/standplaats

22 702

22 572

22 479

20 935

20 930

20 645

20 644

Overige personele kosten

81 285

97 827

57 087

37 951

15 000

10 000

10 000

Totaal

1 031 344

1 045 777

1 002 655

918 552

895 430

878 420

878 363

Toelichting

DJI heeft als beleid om een deel van het personeel flexibel (d.w.z. inhuur via bijvoorbeeld een uitzendbureau) aan te trekken. Op deze wijze kan worden ingespeeld op wijzigingen in de vraag en aanbod van capaciteit. De financiering hiervan vindt plaats vanuit «ambtelijk personeel» door het blokkeren van vacatures en vormt onderdeel van de begrotingsuitvoering. De hiermee gemoeide kosten worden verantwoord onder de post «overige personele kosten». Naast bovengenoemde kosten zijn onder de post «overige» de (incidentele) kosten in het kader van sociaal flankerend beleid en de kosten voor onder meer post-actieven geraamd.

De in de meerjarige begroting van baten en lasten opgenomen reeks voor externe inhuur correspondeert met de norm en de definitie voor de inhuur van deze categorie personeel zoals door de Minister van BZK vastgesteld. Voor DJI gaat het om een (structureel) bedrag van € 38,5 mln.

2.2. Materiële kosten

Onder deze post zijn de reguliere exploitatiekosten van DJI begrepen. In het algemeen geldt, dat de gepresenteerde reeks parallel loopt met de ontwikkeling van de capaciteit.

Materiële kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Financiering particuliere inrichtingen

360 156

355 694

352 823

350 281

346 635

338 782

337 851

Huisvesting

286 406

300 246

305 763

306 585

308 799

311 661

311 390

Inkoopplaatsen forensische zorg

170 312

205 930

226 529

213 085

211 849

211 871

211 872

Overig

305 898

333 744

311 120

265 535

220 118

220 728

244 124

Totaal

1 122 772

1 195 614

1 196 235

1 135 486

1 087 401

1 083 042

1 105 237

De reeks «Financiering particuliere inrichtingen» betreft vooral de bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en Tbs-inrichtingen alsmede de Tbs-contractplaatsen in de GGZ en gehandicaptenzorg. De opgenomen reeks voor huisvesting heeft met name betrekking op de aan de Rijksgebouwendienst te betalen kosten van huur- en serviceovereenkomsten.

Verder is in de tabel rekening gehouden met de kosten verbonden aan de inkoop van forensische zorg in het strafrechtelijke kader.

Onder de post «Overig» zijn onder meer begrepen de kosten van de justitieel ingeslotenen in de rijksinrichtingen (onder andere voeding), de kosten van de arbeid (onder andere materialen), de inhuur van deskundigen/adviseurs, ICT alsmede de overige exploitatiekosten betreffende DJI.

2.3. Rentelasten

Voor de vervangings- en uitbreidingsinvesteringen wordt in beginsel een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar in de staat van baten en lasten en is verdisconteerd in de dagprijs. Uitgegaan is van een gemiddelde rente van 3,1% over de gemiddelde stand van de leningen per jaar.

2.4. Afschrijvingen

De afschrijvingsreeks is gebaseerd op de actuele omvang van de vaste activa, rekening houdend met de geplande vervangings- en uitbreidingsinvesteringen. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en volgens voorgeschreven termijnen per activagroep en voorts op basis van de aanname dat de restwaarde (afgezien van uitzonderingen) nul is. De gehanteerde afschrijvingspercentages gaan in beginsel uit van de volgende gemiddelde levensduur:

  • inventaris/installaties 5–10 jaar

  • computerhard- en software 3–5 jaar

  • vervoermiddelen 4–5 jaar

  • overige materiële vaste activa 2–5 jaar

  • immateriële vaste activa 2–5 jaar

2.5. Dotaties aan voorzieningen

De jaarlijkse dotaties aan de voorzieningen hebben voornamelijk betrekking op dotaties in het kader van de substantieel bezwarende functies (SBF).

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1

Rekening Courant RHB 1 januari

107 703

147 473

94 932

62 202

67 747

105 742

135 172

                 

2

Totaal operationele kasstroom

46 798

– 17 300

– 14 400

30 200

67 500

75 500

71 500

                 

3a

Totale investeringen

– 60 769

– 57 000

– 43 900

– 43 700

– 43 200

– 43 200

– 43 200

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen

26 381

           

3

Totaal investeringskasstroom

– 34 388

– 57 000

– 43 900

– 43 700

– 43 200

– 43 200

– 43 200

4a

eenmalige uitkering aan departement

             

4b

eenmalige uitkering door departement

             

4c

aflossing op leningen

– 12 640

– 18 241

– 16 430

– 22 955

– 28 305

– 32 870

– 35 283

4d

beroep op leenfaciliteit

40 000

40 000

42 000

42 000

42 000

30 000

30 000

4

Totaal financieringskasstroom

27 360

21 759

25 570

19 045

13 695

– 2 870

– 5 283

                 

5

Rekening Courant RHB 31 december

147 473

94 932

62 202

67 747

105 742

135 172

158 190

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

Het betreffen hier de voorgenomen investeringen die worden gepleegd in de materiële vaste activa. In hoofdzaak betreft het investeringen in gebouwelijke voorzieningen, installaties en inventaris alsmede computer hard- en software.

In 2012 zijn de volgende investeringen gepland:

Investeringen 2012 x € 1 000

Omschrijving

Vervanging

Uitbreiding

TOTAAL

Verbouw en nieuwbouw

13 000

2 500

15 500

Inventaris/installaties

12 700

2 500

15 200

Automatisering

9 800

1 000

10 800

Vervoermiddelen

2 000

400

2 400

Overige materiële activa

   

Totaal

   

43 900

Financieringskasstroom

Het saldo van deze reeks heeft betrekking op het voorgenomen beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën voor investeringen, en de hierop betrekking hebbende aflossingen.

Garanties

Garanties x € 1 mln.
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Garantieplafond

             

Uitstaand risico per 1-1

73,6

56,2

52,9

49,4

45,8

44,4

43,0

Vervallen of te vervallen garanties

– 3,8

– 3,3

– 3,5

– 3,6

– 1,4

– 1,4

– 1,1

Verleende of te verlenen garanties

             

Overgedragen garanties aan VWS/J&G

– 13,6

           

Uitstaand risico per 31-12

56,2

52,9

49,4

45,8

44,4

43,0

41,9

Het feitelijke risico van de verleende garanties aan particuliere jeugdinrichtingen betreft borgstellingen ten behoeve van het restantbedrag van leningen die particuliere inrichtingen zijn aangegaan ter financiering van gebouwen. Zonder garantieverlening was het niet mogelijk tegen gunstige condities leningen bij externe financiers af te sluiten.

Conform het aangescherpte rijksbeleid worden geen nieuwe garanties ten behoeve van externe geldgevers meer afgegeven. De particuliere JJI’s hebben op vrijwillige basis toegang gekregen tot het geïntegreerd middelenbeheer van het Ministerie van Financiën. Voor de financiering van investeringen kunnen de toegelaten inrichtingen een beroep doen op de leenfaciliteit. Indien een beroep wordt gedaan, staat het Ministerie van Veiligheid en Justitie garant voor het nakomen van de verplichting.

Overzicht verplichtingen volgend uit het beroep op de leenfaciliteit Ministerie van Financiën door particuliere JJI’s:

x € 1 mln.

Omschrijving

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Uitstaand risico per 1-1

36,8

77,7

89,1

85,8

82,4

78,9

75,3

Vervallen of te vervallen garanties

– 0,1

– 1,2

– 3,3

– 3,4

– 3,5

– 3,6

– 3,8

Verleende of te verlenen garanties

41,0

12,6

         

Uitstaand risico per 31-12

77,7

89,1

85,8

82,4

78,9

75,3

71,5

Publiek Private Samenwerking (PPS)

x € 1 mln

Omschrijving

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Detentiecentrum Rotterdam

5,0

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

Justitieel Complex Schiphol

1,3

5,0

5,0

5,0

5,0

Penitentiaire inrichting Zaanstad

nnb

nnb

nnb

Totaal

5,0

9,7

11,0

14,7

14,7

14,7

14,7

Toelichting

Het Detentiecentrum Rotterdam is volgens planning medio 2010 in gebruik genomen. Vanaf 2011 worden de kosten van het detentiecentrum geraamd op € 9,7 mln. bij een geraamd aantal ingeslotenen van ruim 500. In dit bedrag zijn naast de kosten voor huisvesting ook de facilitaire kosten en de kosten voor de verzorging opgenomen. De personele kosten vormen geen onderdeel van de PPS-constructie.

De bouw van het Justitieel Complex Schiphol ligt op schema. Het pand, waarin naast een detentiecentrum van DJI ook een aanmeldcentrum (IND) en een rechtbank wordt gehuisvest, zal naar verwachting eind 2012 in gebruik genomen worden. Het aandeel in de kosten voor DJI wordt geraamd op € 5 mln. Ten aanzien van «Zaanstad» is sprake van vertraging. Gelet op de stand van zaken kan nog geen kostenindicatie worden gegeven.

Kengetallen per operationele doelstelling

Capaciteiten en prijzen

Als belangrijkste indicator voor zowel de rijks- als particuliere inrichtingen alsmede de inkoopplaatsen geldt de capaciteitseenheid (plaats, bed) ten behoeve van gedetineerden, pupillen en Tbs-gestelden. Op basis hiervan en aan de hand van de overeengekomen prijs per capaciteitseenheid vindt bekostiging (in termen van p x q) van DJI plaats.

Operationele doelstelling 13.4

Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.

Overzicht intramurale sanctiecapaciteit
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

12 272

11 727

11 796

11 525

11 794

11 982

11 982

– uitvoeringsverschillen

– 105

           

– uitvoering Masterplan

 

200

         

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012:

             

– terugdringen in bewaring gest.pol.bureaus

 

– 23

– 50

– 50

– 50

– 50

– 50

– verhogen/verlagen dir. inzetb. cap. MPC

 

181

– 147

5

– 151

– 286

– 291

– omzetten dir.inzetb.cap. naar res.cap.

 

– 181

147

– 5

151

286

291

– bijst. dir. inzetb. cap i.v.m. bijst. FZG-plts.

 

72

72

72

72

72

72

– actualiseren capaciteitsmarge 5,1%

 

13

– 13

59

– 1

– 34

– 35

– van/naar in stand te houden capaciteit

 

– 13

13

– 59

1

34

35

– tijdelijk activeren 5,1% cap. marge

 

194

 

64

     

– omzetten reg.cap naar in stand te houden

   

– 160

 

– 152

– 320

– 326

Stand ontwerpbegroting 2012

12 167

12 170

11 658

11 611

11 664

11 684

11 678

Verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit:

             

– strafrechtelijke sanctiecapaciteit

11 657

11 416

10 944

10 903

10 951

10 969

10 964

– in bewaring gestelden op politiebureaus

64

47

20

20

20

20

20

– capaciteit t.b.v. internationale tribunalen

96

114

114

114

114

114

114

Reservecapaciteit

350

593

580

574

579

581

580

               

Gemiddelde prijs per plaats/per dag direct

             

inzetbare capaciteit (x € 1,–)

229

248

247

237

234

233

233

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

             

– direct inzetbare capaciteit

987,7

1 049,1

1 000,4

956,3

944,5

942,0

945,5

– reservecapaciteit

17,0

26,7

26,1

25,8

26,1

26,0

26,1

               

Bezettingsgraad (in %)1

90,9

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

X Noot
1

betreft het percentage van de direct inzetbare capaciteit exclusief in bewaring gestelden op politiebureaus

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling in de intramurale sanctiecapaciteit weer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2011 is de productietaakstelling bijgesteld in verband met de uitvoering Masterplan (2011) en de PMJ uitkomsten 2012. Naast de direct inzetbare capaciteit is in de tabel rekening gehouden met de reservecapaciteit. Het gaat hier om (over)capaciteit die tegen een sterk gereduceerd tarief (gemiddeld € 123,– per plaats/per dag) in het kader van DJI is opgenomen. Indien deze capaciteit toekomstig moet worden ingezet, kan deze op relatief korte termijn operationeel zijn.

Overzicht in stand te houden capaciteit
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

             

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012

   

160

 

152

320

326

– inzetten capaciteit t.b.v. FZG-plaatsen

   

– 72

 

– 72

– 72

– 72

Stand ontwerpbegroting 2012

   

88

 

80

248

254

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

   

2,8

 

2,5

7,7

8,0

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling van de in stand te houden capaciteit weer. Het gaat hier om (over)capaciteit die slechts zeer beperkt gefinancierd is (o.a. kosten huurcontract). Deze capaciteit wordt niet gerekend tot de productietaakstelling. Het gemiddelde tarief van deze plaatsen bedraagt € 86,– per plaats per dag.

Overzicht extramurale sanctiecapaciteit
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

526

498

493

498

501

508

508

– uitvoeringsverschillen

– 9

           

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012

 

– 48

– 58

– 72

– 80

– 95

– 103

Stand ontwerpbegroting 2012

517

450

435

426

421

413

405

Verdeeld naar:

             

(B)PP met of zonder ET1

450

450

435

426

421

413

405

ED

67

           
               

Gemiddelde prijs per plaats/per dag (x € 1,–)

51

46

46

46

46

46

46

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

9,6

7,6

7,2

7,0

6,8

6,7

6,7

X Noot
1

het betreft hier het aantal door DJI uitgevoerde penitentiaire programma’s (PP), eventueel in combinatie met een aanvullende maatregel als elektronisch toezicht (ET).

Toelichting

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2011 is de productietaakstelling neerwaarts bijgesteld op grond van de verwachte lagere behoefte aan extramurale capaciteit (PMJ 2012).

Overzicht FPC’s/Forensische zorg
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

2 156

2 223

2 182

2 130

2 130

2 130

2 130

– uitvoeringsverschil reservecapaciteit

 

– 57

         

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012:

             

– omzetten reg.cap naar reservecapaciteit

 

– 88

– 103

– 85

– 65

– 74

– 143

– reservecapaciteit

 

88

103

85

65

74

143

– afstoten bovenmatige reservecapaciteit

 

– 11

– 73

– 57

– 96

– 156

– 218

Stand ontwerpbegroting 2012

2 156

2 155

2 109

2 073

2 034

1 974

1 912

Verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit:

             

– rijks Tbs-klinieken

427

427

427

427

427

427

427

– particuliere Tbs-klinieken

1 456

1 379

1 325

1 281

1 234

1 167

1 098

Inkoop GGZ en Gehandicaptenzorg

273

256

256

256

256

256

256

Reservecapaciteit (rijk/part.)

 

93

101

109

117

124

131

               

Gemiddelde prijs per plaats/per dag direct

             

Inzetbare capaciteit (x € 1,–)

480

484

489

506

506

507

507

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

             

– direct inzetbare capaciteit

377,6

364,1

358,5

362,6

353,7

342,0

329,9

– reservecapaciteit

 

9,5

10,7

11,2

12,0

12,7

13,4

               

Bezettingsgraad Justitiële Tbs-klinieken (in %)1

91,9

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

X Noot
1

betreft percentage direct inzetbare capaciteit

Toelichting

Op grond van de PMJ uitkomsten 2012 is de capaciteitstaakstelling neerwaarts bijgesteld. Naast de direct inzetbare capaciteit – verdeeld naar rijk en particulier – is in de tabel rekening gehouden met de reservecapaciteit. Het gaat hier om capaciteit die tegen een gereduceerd tarief (gemiddeld € 281,– per plaats/per dag) in het kader is opgenomen. Bij het bepalen van de bovenmatige reservecapaciteit is de reeds aanwezige reservecapaciteit volgens de ontwerpbegroting 2011 verdisconteerd.

Overzicht intramurale inkoopplaatsen forensische zorg in Gevangeniswezen
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

700

700

700

700

700

700

700

– uitvoeringsverschillen

             

Stand ontwerpbegroting 2012

700

700

700

700

700

700

700

               

Gem. prijs per plaats/per dag (x € 1,–)

367

378

381

381

380

380

380

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

93,8

96,7

97,4

97,5

97,0

97,0

97,0

Overzicht intramurale inkoopplaatsen forensische zorg in GGZ-instellingen/Gehandicaptenzorg
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

1 259

1 494

1 582

1 585

1 585

1 585

1 585

– uitvoeringsverschillen

– 15

           

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012

 

– 72

– 2

– 72

– 72

– 72

– 72

Stand ontwerpbegroting 2012

1 244

1 422

1 510

1 513

1 513

1 513

1 513

Verdeeld naar:

             

Inkoop forensische zorg in strafrechtelijk kader

1 052

1 174

1 262

1 265

1 265

1 265

1 265

Inkoop forensische zorg voor gedetineerden

192

248

248

248

248

248

248

               

Gem. prijs per plaats/per dag (x € 1,–)

285

298

302

303

303

303

303

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

129,4

154,8

166,7

167,5

167,1

167,1

167,1

Toelichting

Naast de inkoop van de in bovenstaande tabel genoemde intramurale plaatsen, zal vanaf 2012 voor circa € 50 mln. ambulante zorg worden ingekocht ten behoeve van personen met een strafrechtelijke titel die niet in een justitiële inrichting zijn opgenomen. Dit is – als gevolg van autonome groei van de forensische zorg – € 10 mln. meer dan opgenomen in de begroting 2011.

Operationele doelstelling 13.7

Vreemdelingenbewaring: het in detentie houden van personen die niet of niet meer rechtmatig in Nederland verblijven met het oog op het al dan niet gedwongen verlaten van Nederland.

Overzicht capaciteit vreemdelingenbewaring en uitzetcentra
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Vrijheidsbeneming (art. 6 Vw)

196

168

168

168

168

168

168

Vreemdelingenbewaring (art. 59 Vw)

1 564

1 357

1 357

1 357

1 357

1 357

1 357

In bewaring gestelden op politiebureaus

5

5

5

5

5

5

5

Uitzetcentra

486

421

421

421

421

421

421

Reservecapaciteit

130

130

130

130

130

130

130

Stand ontwerpbegroting 2011

2 381

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

– omzetten dir.inzetb.cap. in res. cap. i.v.m. BZK

   

– 195

       

– reservecapaciteit

   

195

       

Stand ontwerpbegroting 2012

2 381

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

2 081

Verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit:

             

– vrijheidsbeneming (art. 6 Vw)

195

168

168

168

168

168

168

– vreemdelingenbewaring (art. 59 Vw)

1 568

1 357

1 162

1 357

1 357

1 357

1 357

– in bewaring gestelden op politiebureaus

2

5

5

5

5

5

5

– uitzetcentra

486

421

421

421

421

421

421

Reservecapaciteit

130

130

325

130

130

130

130

               

Gemiddelde prijs per plaats/per dag direct

             

inzetbare capaciteit (x € 1,–)

193

199

196

186

184

184

184

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

             

– direct inzetbare capaciteit

165,0

141,4

125,8

132,3

131,2

130,7

131,4

– reservecapaciteit

 

6,0

15,1

6,2

6,2

6,2

6,2

               

Bezettingsgraad ( in %)1

75,0

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

91,3

Toelichting

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2011 is de samenstelling van de productietaakstelling gewijzigd (2012) als gevolg van het omzetten van 195 plaatsen direct inzetbare capaciteit naar reservecapaciteit. Genoemd aantal correspondeert met een bedrag van € 4,2 mln. dat, na besluit in de Ministerraad, overgeheveld wordt naar de begroting van het Ministerie van BZK in het kader van de ontwikkeling van alternatieven voor vreemdelingenbewaring. De nu opgenomen capaciteitsreeks vanaf 2013 kan op grond daarvan te zijner tijd een wijziging ondergaan.

De reservecapaciteit wordt gefinancierd tegen een sterk gereduceerd tarief (gemiddeld € 131,– per plaats/per dag). Indien deze capaciteit toekomstig moet worden ingezet, kan deze op relatief korte termijn operationeel zijn.

Overzicht in stand te houden capaciteit
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

400

700

700

700

700

700

700

Stand ontwerpbegroting 2012

400

700

700

700

700

700

700

Verdeeld naar:

             

In stand te houden capaciteit korte termijn inzetbaar

126

330

330

330

330

330

330

In stand te houden capaciteit lange termijn inzetbaar

274

370

370

370

370

370

370

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

6,0

12,6

12,6

12,6

12,6

12,6

12,6

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling van de in stand te houden capaciteit weer. Het gaat hier om (over)capaciteit die slechts zeer beperkt gefinancierd is (o.a. kosten huurcontract). Deze capaciteit wordt niet gerekend tot de productietaakstelling. Het gemiddelde tarief van de in stand te houden capaciteit korte termijn inzetbaar en lange termijn inzetbaar bedraagt respectievelijk € 76,– en € 25,– per plaats per dag.

Operationele doelstelling 14.2

Het voorkomen dat jeugdigen delicten plegen èn wanneer zij dat wel doen, niet in herhaling vervallen (het verminderen van recidive).

Overzicht Jeugd-plaatsen
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

1 318

1 352

1 537

1 568

1 603

1 603

1 603

– uitvoeringsverschillen

             

– actualisatie o.b.v. capaciteitsplan JJI

 

– 214

– 437

– 468

– 503

– 503

– 503

– afboeken reserve capaciteit

 

– 300

– 300

– 300

– 300

– 300

– 300

– reserve capaciteit vaststellen op 150 plts.

 

150

150

150

150

150

150

Stand ontwerpbegroting 2012

1 318

988

950

950

950

950

950

verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit:

             

– rijks jeugdinrichtingen

688

454

358

358

358

358

358

– particuliere jeugdinrichtingen

630

384

442

442

442

442

442

Reservecapaciteit

 

150

150

150

150

150

150

               

Gemiddelde prijs per plaats/per dag direct

             

inzetbare capaciteit (x € 1,–)

510

561

563

565

566

567

570

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

             

– direct inzetbare capaciteit

245,3

171,6

164,3

165,1

165,2

165,4

116,3

– reserve capaciteit

 

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

               

Bezettingsgraad (in %)1

52,8

90,0

90,0

90,0

90,0

90,0

90,0

X Noot
1

Betreft percentage direct inzetbare capaciteit.

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling van het aantal plaatsen in de JJI’s weer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2011 is de samenstelling van de productietaakstelling gewijzigd als gevolg van de verwachte lagere behoefte aan strafrechtelijke capaciteit zoals verwoord in de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 16 november 2010 inzake het capaciteitsplan Justitiële Jeugdinrichtingen (Kamerstukken II 2010–2011, 24 587, nr. 403). Naast de direct inzetbare capaciteit is in de tabel rekening gehouden met de reservecapaciteit. Het gaat hier om (over)capaciteit die tegen een sterk gereduceerd tarief (gemiddeld € 143,– per plaats/per dag) in het kader van DJI is opgenomen. Indien deze capaciteit toekomstig wederom moet worden ingezet, kan deze op relatief korte termijn operationeel zijn.

Overzicht in stand te houden capaciteit
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2011

13

123

89

58

23

23

23

– bijstelling o.g.v. PMJ uitkomsten 2012

 

240

463

494

529

529

529

Stand ontwerpbegroting 2012

13

363

552

552

552

552

552

               

Totaal kader p x q (x € 1 miljoen)

0,8

19,0

28,9

28,9

28,8

28,8

28,8

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling van de in stand te houden capaciteit weer. Het gaat hier om (over)capaciteit die slechts zeer beperkt gefinancierd is (o.a. kosten huurcontract). Deze capaciteit wordt niet gerekend tot de productietaakstelling. Ten aanzien van de in stand te houden capaciteit geldt een tarief van € 143,– per plaats/per dag.

02 Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

Het CJIB levert een bijdrage aan de operationele doelstelling 13.4

«Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen». In dit kader is het CJIB verantwoordelijk voor het afhandelen, innen en coördineren van opgelegde financiële straffen, sancties, transacties, strafbeschikkingen en maatregelen. Naast zijn reguliere taken binnen het domein van Veiligheid en Justitie, worden ook voor andere organisaties binnen de Rijksoverheid innings- en incassoactiviteiten uitgevoerd. In het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst zal het CJIB per 2012 als Rijksincasso starten met inning- en incassowerkzaamheden voor de Rijksoverheid in brede zin (departementen, uitvoeringsorganen, baten-lasten diensten en ZBO’s). De financiële consequenties van Rijksincasso voor het CJIB hangen sterk samen met een aantal nog te maken beleidsmatige keuzes. Derhalve zijn deze niet opgenomen in onderstaande reeksen. Ten slotte is het CJIB aangewezen als centrale autoriteit bij de executie van Europese geldelijke sancties en confiscatiebeslissingen in Nederland.

Meerjarige begroting van baten en lasten

x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

47 963

27 798

5 507

4 152

3 563

3 533

3 527

Opbrengst overige departementen

6 604

13 700

13 987

13 987

13 987

13 987

13 987

Opbrengst derden

59 253

70 601

79 857

81 964

83 271

83 865

84 424

Rentebaten

0

50

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

113 820

112 150

99 351

100 103

100 821

101 385

101 938

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

• Personele kosten

58 117

52 452

49 479

49 711

49 890

50 139

50 397

waarvan eigen personeel

52 555

47 713

47 020

47 020

47 014

47 014

47 014

waarvan externe inhuur

5 562

4 739

2 459

2 691

2 876

3 125

3 383

• Materiële kosten

32 826

39 770

29 019

29 420

29 800

30 018

30 219

waarvan ICT

14 134

14 250

12 495

12 668

12 831

12 925

13 012

Gerechtskosten

7 350

14 009

14 567

14 671

14 813

14 880

14 941

Rentelasten

1 066

980

717

712

709

710

713

Afschrijvingskosten

12 628

4 939

5 569

5 588

5 609

5 637

5 667

Overige lasten

             

• Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

• Bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

111 987

112 150

99 351

100 103

100 821

101 385

101 938

               

Saldo van baten en lasten

1 833

0

0

0

0

0

0

Toelichting op meerjarige begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De onder deze post vermelde baten sluiten aan bij de in het budgettaire kader beschikbare middelen, eventueel verhoogd met aanvullend beschikbaar gestelde middelen vanuit de begroting van Veiligheid en Justitie. Vanaf 2012 worden de administratiekosten van de boetevonnissen en OM-afoening aan de burger in rekening gebracht. Daardoor wordt de bijdrage van het moederdepartement vanaf 2012 neerwaarts bijgesteld.

 

Transacties

Vrijheidsstraffen

Taak straffen

Schadevergoedings maatregelen

Ontnemingsmaatregelen

totaal

P (x € 1,-)

€ 31,14

€ 96,12

€ 34,58

€ 457,00

€ 3 213,38

 

Q (stuks)

45 661

7 217

11 194

3 830

390

 

P x Q (x € 1 000)

1 422

694

387

1 750

1 254

5 507

Opbrengst overige departementen

Dit betreffen de opbrengsten van andere overheidsorganisaties voor de inning van bestuurlijke boetes. Daarnaast int het CJIB voor het Ministerie van BZK ten onrechte uitgekeerde huurtoeslag en voor het Ministerie van VWS de inning en incasso van de zorgpremie bij wanbetalers en onverzekerden.

Opbrengst derden

Per 2 juli 2009 is de financiering van de WAHV-sancties volledig afkomstig van aan de burger in rekening gebrachte administratiekosten. Met ingang van 2012 worden ook bij de producten boetevonnissen en OM-afdoeningen administratiekosten bij de burger in rekening gebracht. Er wordt uitgegaan van kostendekkende tarieven. Deze opbrengsten worden hier verantwoord.

Rentebaten

Voor het jaar 2012 wordt geen rekening gehouden met renteopbrengsten over de stand van de rekening-courant.

Lasten

Personele kosten

Onderstaand een opgave van het aantal fte’s en de gemiddelde loonsom van het actief personeel. Het CJIB heeft als beleid om een deel van zijn personeel flexibel (inhuurconstructie via een uitzendbureau) aan te trekken.

Personele kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

– Ambtelijk personeel

             

kosten

49 832

45 696

45 508

45 508

45 508

45 508

45 508

aantal fte

929,0

851,6

848,1

848,1

848,1

848,1

848,1

               

– Overige personele kosten

             

kosten

8 268

6 739

3 959

4 191

4 376

4 625

4 883

aantal fte

85,7

73,0

37,9

41,5

44,3

48,2

52,1

               

– Postactief personeel

             

Dotatie voorziening post

actief personeel

17

17

12

12

6

6

6

aantal fte’s

4,0

4,0

2,0

2,0

2,0

1,0

1,0

               

Totale kosten

58 117

52 452

49 479

49 711

49 890

50 139

50 397

In de opgave van het post-actief personeel zijn de medewerkers die gebruik maken van de Remkes-regeling niet meegenomen. Voor de kosten hiervan is een voorziening getroffen.

Materiële kosten

Onder deze post zijn alle reguliere exploitatiekosten van het CJIB opgenomen. Het betreffen de volgende kostensoorten:

Materiële kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

print- en mailservice

6 152

8 400

5 438

5 514

5 585

5 626

5 663

huisvestingskosten

7 794

9 200

6 890

6 985

7 076

7 127

7 175

werkplekgebonden kosten

2 232

2 300

1 973

2 000

2 026

2 041

2 055

kosten betalingsverkeer

883

1 750

781

791

802

807

813

ICT-beheer en -onderhoud

4 179

3 750

3 694

3 745

3 794

3 821

3 847

systeemontwikkeling

9 955

10 500

8 800

8 922

9 037

9 103

9 164

diverse materiële kosten

1 631

3 870

1 442

1 462

1 481

1 491

1 501

               

Totaal

32 826

39 770

29 019

29 420

29 800

30 018

30 219

Gerechtskosten

Dit betreffen ondermeer de kosten voor de inschakeling van gerechtsdeurwaarders in het incassotraject.

Rentelasten

Dit betreft de te betalen rente in 2012 als gevolg van het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van investeringen in (im)materiële vaste activa. De gemiddelde rente over de stand van de leningen bedraagt 2,6%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingsbedragen zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn (zelfde termijnen als voorgaande jaren). Afschrijvingen geschieden lineair en tijdsevenredig over het jaar. De afschrijvingstermijnen sluiten aan op de richtlijnen die zijn vastgelegd in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid.

Afschrijvingskosten x € 1 000

Activa

Afschrijvingstermijn

Bedrag

Immateriële vaste activa

5 jaar

489

     

Materiële vaste activa

   

hardware

3 resp. 5 jaar

2 099

software

3 resp. 5 jaar

1 583

inventarissen

7,5 resp. 10 jaar

724

apparatuur

3 resp. 5 jaar

188

verbouwingen

10 jaar

486

 

(subtotaal )

5 080

     
   

5 569

Dotaties aan voorzieningen

Dotaties aan voorzieningen worden niet voorzien. Wel zal jaarlijks worden beoordeeld of het saldo van de voorziening voor de FPU-regeling voldoende is voor de verplichtingen voor de komende jaren. Op basis hiervan zal een dotatie ten gunste dan wel vrijval ten laste van de voorziening worden geboekt.

Doelmatigheid

Een belangrijke indicator voor de doelmatigheid is de kostprijs per product in combinatie met kwaliteitsindicatoren. Belangrijke kwaliteitsindicatoren voor het CJIB zijn de innings- en afdoeningspercentages.

Innings- en afdoeningspercentages
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

WAHV-sancties

             

Tarief

€ 6,00

€ 6,00

€ 6,00

€ 6,00

€ 6,00

€ 6,00

€ 6,00

% geïnde zaken binnen 1 jaar

95,6%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

Boetevonnissen

             

Kostprijs

€ 70,79

€ 70,97

         

Tarief

   

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

% afgedane OH-zaken binnen 1 jaar

70,8%

70,0%

70,0%

70,0%

70,0%

70,0%

70,0%

Transacties

             

Kostprijs

€ 34,76

€ 31,14

€ 31,14

€ 31,14

€ 31,14

€ 31,14

€ 31,14

% geïnde zaken binnen 1 jaar

64,9%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

OM-afdoeningen

             

Kostprijs

nvt

€ 40,65

         

Tarief

   

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

% geïnde zaken binnen 2 jaar

89,9%

 

75,0%

75,0%

75,0%

75,0%

75,0%

Vrijheidsstraffen1

             

Kostprijs

€ 73,35

€ 96,12

€ 96,12

€ 96,12

€ 96,12

€ 96,12

€ 96,12

Taakstraffen1

             

Kostprijs

€ 25,90

€ 34,58

€ 34,58

€ 34,58

€ 34,58

€ 34,58

€ 34,58

schadevergoedingsmaatregelen

             

Kostprijs

€ 438,47

€ 457,00

€ 457,00

€ 457,00

€ 457,00

€ 457,00

€ 457,00

% afgedane zaken binnen 3 jaar

87,4%

84,0%

85,0%

85,0%

85,0%

85,0%

85,0%

Ontnemingsmaatregelen

             

Kostprijs

€ 3 745,49

€ 3 213,38

€ 3 213,38

€ 3 213,38

€ 3 213,38

€ 3 213,38

€ 3 213,38

% afgedane A-zaken binnen 3 jaar

64,3%

60,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

% afgedane B-zaken binnen 10 jaar

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

X Noot
1

Voor vrijheidsstraffen en taakstraffen zijn er geen kwaliteitsindicatoren die direct aan de activiteiten van het CJIB zijn te koppelen. De taak van het CJIB is de administratieve regie (coördinatie) op de betreffende ketenprocessen.

Kasstroomoverzicht

x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1

Rekening courant RHB 1 januari

– 227

9 600

5 484

0

0

0

0

                 

2

Totaal operationele kasstroom

16 961

4 963

5 892

13 056

10 520

9 925

8 296

                 
 

Totaal investeringen

– 2 787

– 24 032

– 11 540

– 8 270

– 5 970

– 5 170

– 5 170

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen

497

3

Totaal investeringskasstroom

– 2 290

– 24 032

– 11 540

– 8 270

– 5 970

– 5 170

– 5 170

                 
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

 

Eenmalige storting door moederdepartement

 

Aflossing op leningen

– 8 144

– 9 079

– 11 377

– 13 056

– 10 520

– 9 926

– 8 296

 

Beroep op leenfaciliteit

3 300

24 032

11 540

8 270

5 970

5 170

5 170

4

Totaal financieringskasstroom

– 4 844

14 953

163

– 4 786

– 4 550

– 4 756

– 3 126

                 

5

Rekening courant RHB 31 december

9 600

5 484

0

0

0

0

0

Toelichting op kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringkasstroom

De investeringen betreffen de voorgenomen vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in 2012.

Voor 2012 zijn de volgende investeringen gepland:

x € 1 000

hardware

uitbreiding/vervanging

3 865

software

uitbreiding

5 505

meubilair

uitbreiding

2 170

   

11 540

Financieringskasstroom

Dit betreffen de kasstromen die voortvloeien uit het voorgenomen beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën ten behoeve van de investeringen en de hierop betrekking hebbende aflossingen.

Rekening courant

De daling van de rekening-courant wordt veroorzaakt door een afroming van de liquide middelen in 2009 door het moederdepartement in het kader van een efficiënter kasbeheer en vorderingen van het CJIB op het moederdepartement.

03 Nederlands Forensisch Instituut

Het NFI draagt bij aan de operationele doelstelling 13.3 «Het bestrijden van criminaliteit door een effectief en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging» door middel van het leveren van kwalitatief hoogstaand forensisch onderzoek ten behoeve van de partners in de strafrechtketen. De drie kernproducten daarbij zijn het uitvoeren van onderzoek op overwegend technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijk terrein, het doen van onderzoek naar nieuwe methoden en technieken en het overdragen van kennis op het gebied van forensisch en wetenschappelijk onderzoek.

Meerjarige begroting van baten en lasten

x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

66 311

73 630

74 032

71 391

69 898

69 071

68 921

Opbrengst derden

4 258

4 143

4 100

4 100

4 100

4 100

4 100

Rentebaten

24

32

30

30

30

30

30

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal Baten

70 593

77 805

78 162

75 521

74 028

73 201

73 051

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

– Personele kosten

38 606

39 505

39 505

39 505

39 505

39 505

39 505

– Waarvan eigen personeel

37 981

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

– Waarvan externe inhuur

625

905

905

905

905

905

905

– Materiële kosten

26 637

32 580

33 057

29 816

28 253

28 196

27 946

– Waarvan ICT1

1 178

1 214

1 200

1 200

1 200

1 200

1 200

               

Overige lasten

             

– Rentelasten

541

574

500

500

500

500

500

– Afschrijvingskosten

4 719

5 146

5 100

5 700

5 500

5 000

5 100

– Dotaties voorzieningen

59

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

70 660

77 805

78 162

75 521

74 028

73 201

73 051

               

Saldo van baten en lasten

– 67

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Afschrijvingskosten ICT zijn niet meegenomen.

Toelichting op meerjarige begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

In de opbrengst van het moederdepartement zijn de uit het Regeerakkoord voortvloeiende mutaties verwerkt. Voor wat betreft het huidige regeerakkoord betreft het onder andere middelen voor het project Verbetering Uitwisseling Informatie en de taakstelling. Waar het gaat om het voorgaande regeerakkoord is er onder andere sprake van uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering DNA, pathologie en toxicologie.

Opbrengst moederdepartement x € 1 000
 

Opbrengst 2012

Productiebudget

62 167

Projecten

11 865

Totaal

74 032

Rekening houdend met het deel van het NFI-budget dat betrekking heeft op projecten is er binnen het NFI-budget voor 2012 ruimte om ongeveer een gelijk aantal producten te leveren als gepland voor 2011.

De prijs van de producten voor forensisch onderzoek is het voorcalculatorische gemiddelde.

 

Aantal 2012

Prijs 2012

a. Forensisch onderzoek (aantal)1

83 707

743

b. Research & Development (uren)

68 459

nvt

c. Kennis & Expertise (uren)

27 643

nvt

X Noot
1

Er is sprake van een grote variëteit aan forensische onderzoeken: zowel naar soort als aantal. De betekenis van een gemiddelde prijs is daardoor beperkt.

Opbrengst derden

Opbrengst derden is opgebouwd uit diverse inkomsten. Een deel daarvan heeft betrekking op onderzoek dat tegen betaling wordt verricht voor overheden buiten de justitiële keten. Verwacht wordt dat het totaal aan opbrengsten stabiel is over de jaren.

Rentebaten

De rentebaten betreffen de rente van deposito’s bij het Ministerie van Financiën. Het rentepercentage voor termijndeposito’s (1 tot en met 12 maanden) is circa 0,85% (gebaseerd op rentepercentage 2011).

Lasten

Personele kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

– Ambtelijk personeel

             

Kosten1

37 981

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

Aantal fte’s2

524

525

560

560

560

560

560

               

– Overige personele kosten

             

Kosten

625

905

905

905

905

905

905

Aantal fte's

nb

11

11

11

11

11

11

               

– Postactief personeel

             

Dotatie voorziening post actief personeel

59

0

0

0

0

0

0

Aantal fte’s

5

4

3

1

1

1

1

Totale kosten

38 763

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

38 600

X Noot
1

Kosten ambtelijk personeel zijn inclusief opleidingskosten en kosten woon-werkverkeer.

X Noot
2

De structurele formatie van het NFI is 560 fte. De formatie was en is in 2010 respectievelijk 2011 niet volledig bezet.

Personele kosten

De formatieve groei van het aantal fte’s vanaf 2008 vloeit vooral voort uit het Programma Veiligheid begint bij Voorkomen.

Omdat in eerdere jaren een voorziening voor FPU en een voorziening voor wachtgeld is gevormd, zijn er geen kosten voor postactief personeel opgenomen in 2011 tot en met 2016. Op 1 januari 2011 bedroeg de voorziening voor FPU € 0,148 miljoen en de voorziening voor wachtgeld € 0,178 miljoen; totaal € 0,326 miljoen.

Materiële kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Huisvestingskosten

9 926

9 881

9 881

9 881

9 881

9 881

9 881

Bureaukosten

1 622

1 753

1 753

1 753

1 753

1 753

1 753

Onderhoud en exploitatie bedrijfsmiddelen

4 195

4 452

4 452

4 452

4 452

4 452

4 452

Laboratoriumkosten

6 305

8 210

8 210

8 210

8 210

8 210

8 210

Kosten deskundigen

2 422

1 954

1 954

1 954

1 954

1 954

1 954

Overige exploitatiekosten

2 265

6 330

6 807

3 566

2 273

1 946

1 696

Totaal

26 735

3 580

33 057

29 816

28 523

28 196

27 946

Materiële kosten

Het niveau van de materiële kosten voor 2012 en verder is geraamd op basis van de planning 2011 en het verloop van projecten. De taakstelling uit het Regeerakkoord van circa € 3,3 miljoen in 2016 is voorlopig in mindering gebracht op materieel. Het NFI zal in de loop van 2011, mede op basis van overleg met de partners in de justitiële keten, een voorstel doen voor de realisatie van de taakstelling. De materiële kosten in 2011 zijn hoger dan in 2010. Dit komt door (nieuwe) projecten en productieuitbreiding en kwaliteitsverhoging van DNA-onderzoek.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit de leningen die nodig zijn voor de aanschaf van de materiële vaste activa. Voor 2012 wordt voor de nieuwe leningen uitgegaan van een gemiddeld rentepercentage van circa 2% (gebaseerd op gemiddeld rentepercentage voor nieuwe leningen aangegaan in 2010).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn met dezelfde afschrijvingstermijnen als voorgaande jaren. Alleen voor gebouwgebonden installaties (temperatuurbeheersingssysteem, wapenkluizen en dergelijke) is de afschrijvingstermijn per 1 januari 2006 met goedkeuring van het Ministerie van Financiën gewijzigd van 5 naar 15 jaar.

Het NFI hanteert een ondergrens van € 2 000,- bij het activeren van investeringen. Het NFI hanteert de onderstaande afschrijvingstermijnen.

Afschrijvingskosten 2012 X € 1 000
 

Afschrijvingstermijn

Afschrijvingskosten

Verbouwingen (> € 45 000)

10

100

Installaties

15

400

Meubilair

10

700

Audio-visuele middelen

5

100

Laboratoriumapparatuur

7

2 400

Overige inventaris

5

300

Werkplek hardware

3

900

Overige vervoermiddelen

5

200

Totaal

 

5 100

Doelmatigheid

Sinds 2009 wordt jaarlijks een Service Level Agreement (SLA) afgesloten tussen het NFI en politie en OM voor zaakonderzoek. Doel van de SLA is afstemming tussen vraag en aanbod.

Onderstaande tabel bevat een indicatieve meerjarige technische doorrekening van de beschikbare productiecapaciteit van de verschillende afdelingen van het NFI. De doorrekening is gebaseerd op de gemiddelde prijzen in 2011 en de beschikbare productiebudgetten in de jaren 2012–2016.

Doelmatigheid NFI
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Digitale Technologie en Biometrie

           

Aantal

1 687

1 720

1 684

1 654

1 631

1 627

Kostprijs

5 827

5 827

5 827

5 827

5 827

5 827

Omzet (p * q * € 1 000)

9 831

10 021

9 813

9 637

9 504

9 483

             

Frontoffice

           

Aantal

194

198

194

190

188

187

Kostprijs

13 443

13 443

13 443

13 443

13 443

13 443

Omzet (p * q * € 1 000)

2 608

2 658

2 603

2 557

2 521

2 516

             

Fysische en Chemische Technologie

           

Aantal

1 072

1 093

1 070

1 051

1 036

1 034

Kostprijs

5 675

5 675

5 675

5 675

5 675

5 675

Omzet (p * q * € 1 000)

6 083

6 201

6 073

5 963

5 881

5 868

             

Humane Biologische Sporen

           

Aantal

66 638

67 928

66 520

65 326

64 422

64 279

Kostprijs

293

293

293

293

293

293

Omzet (p * q * € 1 000)

19 519

19 897

19 485

19 135

18 870

18 828

             

Micosporen

           

Aantal

1 178

1 201

1 176

1 155

1 139

1 136

Kostprijs

6 959

6 959

6 959

6 959

6 959

6 959

Omzet (p * q * € 1 000)

8 198

8 357

8 184

8 037

7 926

7 908

             

Pathologie/Toxicologie

           

Aantal

6 510

6 636

6 498

6 382

6 294

6 280

Kostprijs

1 543

1 543

1 543

1 543

1 543

1 543

Omzet (p * q * € 1 000)

10 045

10 239

10 027

9 847

9 711

9 689

             

Verdovende Middelen

           

Aantal

4 805

4 898

4 796

4 710

4 645

4 635

Kostprijs

819

819

819

819

819

819

Omzet (p * q * € 1 000)

3 933

4 010

3 926

3 856

3 803

3 794

             

Wetenschap, Interdisciplinair onder-zoek, Statistiek en Kennismanagement

           

Aantal

33

34

33

32

32

32

Kostprijs

23 276

23 276

23 276

23 276

23 276

23 276

Omzet (p * q * € 1 000)

768

783

767

753

743

741

             

Totaal

           

Aantal

82 117

83 707

81 972

80 500

79 386

79 210

Kostprijs

743

743

743

743

743

743

Omzet (p * q * € 1 000)1

60 986

62 167

60 878

59 785

58 958

58 827

             

Gemiddelde levertijd (in kalenderdagen)

20

20

20

20

20

20

% op tijd

90%

90%

90%

90%

90%

90%

X Noot
1

productiebudget moederdepartement

Kasstroomoverzicht x € 1 000
 

Omschrijving

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1

Rekening Courant RHB 1 januari

5 789

2 641

2 932

2 538

3 696

4 577

4 557

                 

2

Totaal operationele kasstroom

1 917

5 146

5 100

5 700

5 500

5 000

5 100

                 

3a

-/- totaal investeringen

– 2 490

– 4 643

– 4 804

– 5 387

– 5 884

– 6 050

– 6 559

3b

+/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

27

0

0

0

0

0

0

3

Totaal investeringskasstroom

– 2 463

– 4 643

– 4 804

– 5 387

– 5 884

– 6 050

– 6 559

                 

4a

-/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4b

+/+ Eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c

-/- Aflossingen op leningen

– 4 527

– 4 855

– 5 494

– 4 541

– 4 619

– 5 021

– 5 524

4d

+/+ Beroep op leenfaciliteit

1 925

4 643

4 804

5 387

5 884

6 050

6 559

4

Totaal financieringskasstroom

– 2 602

– 212

– 690

846

1 265

1 029

1 035

                 

5

Rekening courant RHB 31 december

2 641

2 932

2 538

3 696

4 577

4 557

4 132

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorziening en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

Van de € 4,8 miljoen investeringen voor 2012 is ongeveer € 4,3 miljoen vervangingsinvesteringen. De rest (€ 0,5 miljoen) betreft uitbreidingsinvesteringen. De vervangingsinvesteringen zijn van essentieel belang voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. De uitbreidingsinvesteringen zijn vooral bedoeld voor de realisatie van de CBRNE-responscapaciteit.

In 2012 zijn de volgende investeringen gepland:

Investeringen x € 1 000

 

Overige vervoermiddelen

426

Audio-visuele middelen

137

Laboratoriumapparatuur

2 082

Overige inventaris

570

Werkplek hardware

1 589

Totaal

4 804

Financieringskasstroom

Dit betreft de kasstroom die voortvloeit uit het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën voor investeringen, de aflossingen op de leenfaciliteit en de eenmalige uitkering aan moederdepartement.

04 Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (JUSTIS)

Justis is de screeningsautoriteit op het gebied van integriteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Integriteit is een maatstaf om betrouwbaarheid en kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties te beoordelen. Justis toetst of personen relevante antecedenten hebben die het uitoefenen van een bepaald beroep of werk in de weg staan. Daarnaast toetst Justis of partijen die bepaalde verklaringen, vergunningen en subsidies aanvragen, aan integriteitseisen voldoen. Deze screening van betrouwbaarheid vermindert veiligheidsrisico's en draagt zo bij aan een meer integere en veiligere samenleving. Ook voert Justis de regelgeving op het gebied van naamswijziging, gratie en het nieuwe toezicht op rechtspersonen genoemd in de wet Controle op Rechtspersonen uit.

Justis levert een bijdrage aan de beleidsartikelen 13.1, 13.3 en 13.4.

Meerjarige begroting van baten en lasten

Meerjarige begroting van baten en lasten x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

8 252

15 173

17 202

16 143

15 674

14 957

14 125

Opbrengst derden

19 831

17 740

14 870

14 870

14 870

14 870

14 870

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

28 083

32 913

32 072

31 013

30 544

29 827

28 995

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

• Personele kosten

13 784

15 882

16 303

15 903

15 743

15 443

15 443

– Waarvan eigen personeel

12 472

14 435

15 102

14 702

14 542

14 242

14 242

– Waarvan externe inhuur

902

455

375

375

375

375

375

• Materiële kosten

15 165

16 320

13 542

12 481

12 212

11 901

11 901

– Waarvan ICT

4 951

6 562

5 431

5 072

5 104

5 093

5 093

               

Overige lasten

             

• Rentelasten

10

82

205

210

150

89

39

• Afschrijvingskosten

121

629

2 022

2 419

2 439

2 394

1 612

• Dotaties voorzieningen

308

           

Totaal lasten

29 388

32 913

32 072

31 013

30 544

29 827

28 995

               

Saldo van baten en lasten

– 1 305

0

0

0

0

0

0

Toelichting op meerjarige begroting van baten en lasten

  • Bijdrage door het moederdepartement voor producten waarvoor geen, of geen kostendekkende leges (kan) worden geheven;

  • Opbrengst derden betreft leges die worden geheven voor een aantal van haar producten

  • De post «opbrengst derden» is gedaald als gevolg van het vervallen van het product Verklaring van Geen Bezwaar (VvGB). Hiervoor in de plaats komt Herziening Toezicht Rechtspersonen (HTR) waarvoor geen leges geheven worden.

Baten

Opbrengst moederdepartement 2012

De opbrengst moederdepartement betreft de geraamde bekostiging van de producten waarvoor geen of geen kostendekkende leges worden geheven.

Product x € 1 000

Gratie

1 032

GSR

879

HTR

3 800

BIBOB

4 000

WPBR, BOA en WWM

1 500

HTR

5 991

Totaal

17 202

Opbrengst derden 2012

Deze geraamde opbrengsten betreffen de bij derden in rekening te brengen leges voor onderstaande producten.

Product

aantal

Px Q leges

x € 1 000

Klantgroep

Naamswijziging (NW)

1 900

€ 835,00

1 587

particulieren

BIBOB

300

€ 500,00

150

decentrale overheden

Verklaring omtrent Gedrag (VOG NP)

515 800

€ 22,55

11 631

particulieren, bedrijfsleven

Verklaring omtrent Gedrag (VOG RP)

5 200

€ 147,50

767

particulieren, bedrijfsleven

Verklaring omtrent Gedrag Integriteitsverklaring Beroepsgoederenvervoer (IVB NP)

4 200

€ 22,55

95

particulieren, bedrijfsleven

Verklaring omtrent Gedrag Integriteitsverklaring Beroepsgoederenvervoer (IVB RP)

1 800

€ 147,50

266

particulieren, bedrijfsleven

Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (WPBR; vergunningen)

625

€ 479,00

299

bedrijfsleven

Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (WPBR; leidinggevenden)

1 100

€ 58,00

64

bedrijfsleven

Wet Wapens en Munitie (WWM)

240

€ 50,00

12

bedrijfsleven

Totaal

   

14 870

 

Voor Naamswijziging is per 1 september 2011 een wetswijziging ingegaan. Deze wetswijziging gaat onder andere in op stijging van de leges. Bij het opstellen van de meerjarenbegroting is rekening gehouden met de nieuwe legesprijs.

Lasten

Personele kosten

Personele kosten x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Ambtelijk personeel

             

gemiddelde loonsom

53,2

57,8

60,2

61,4

61,8

62,1

62,1

aantal fte's

234,4

249,6

247,3

239,3

235,3

229,3

229,3

Loonsom ambtelijk

12 472

14 435

14 887

14 702

14 542

14 242

14 242

               

Overige personeelskosten

1 312

1 447

1 201

1 201

1 201

1 201

1 201

Waarvan externe inhuur

902

455

375

375

375

375

375

               

Totaal

13 784

15 882

16 088

15 903

15 743

15 443

15 443

De in 2011 voorziene organisatorische aanpassingen leiden in 2012 tot een verlaging van het aantal ambtelijk medewerkers. In de «loonsom ambtelijk» is in 2011 de taakstelling verwerkt.

Vanaf 2012 daalt de inhuur externen door het wegvallen van het project Herziening Toezicht Rechtspersonen.

De gemiddelde loonsom per fte stijgt vanaf 2012 als gevolg van het implementeren van de ICT vernieuwing, waardoor minder administratieve krachten nodig zijn. Het aantal fte’s daalt door de efficiency voortkomend uit de ICT vernieuwing.

Materiële kosten

Materiële kosten x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Huisvesting

3 260

3 766

3 510

3 510

3 510

3 510

3 510

Bureaukosten

704

731

1 039

1 039

1 039

1 039

1 039

ICT

4 951

6 562

5 431

5 073

5 104

5 093

5 093

Externe inhuur

5 281

3 192

1 133

430

430

430

430

Overig materieel

969

2 069

2 429

2 429

2 129

1 829

1 829

               

Totaal

15 165

16 320

13 542

12 481

12 212

11 901

11 901

Huisvesting

De toegangsbeveiliging van de huisvesting van Justis is in 2011 incidenteel verbeterd. Daarnaast wordt DocDirekt vanaf 2012 begroot onder de bureaukosten.

Bureaukosten

De bureaukosten stijgen doordat DocDirekt in 2011 is begroot binnen de huisvestingskosten.

ICT

De automatiseringskosten dalen doordat het project Herziening Toezicht Rechtspersonen ten einde loopt.

Externe inhuur

De kosten inzake externe inhuur dalen door de organisatorische aanpassingen en de beëindiging van het project Herziening Toezicht Rechtspersonen.

Overig materieel

De kosten inzake het vernieuwingsprogramma zijn begroot in de post materieel. Justis wil zich continu blijven vernieuwen.

Rentelasten

Dit is de rente die betaald wordt voor het beroep op de leenfaciliteit. Er is uitgegaan van een geraamd rentepercentage van gemiddeld 2,8% (zie Vaststelling rentepercentages per 1-04-2011 i.h.k.v. de regeling baten-lastendiensten 2007, kenbaar gemaakt door Ministerie van Financiën met kenmerk BZ/2011/248 M).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten stijgen door het opleveren van het project Herziening Toezicht Rechtspersonen en de vernieuwing van de IT-ondersteuning. De afschrijvingskosten zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn met dezelfde afschrijvingstermijnen als voorgaande jaren.

Voor software is gekozen voor een afschrijvingstermijn van vijf jaar.

Doelmatigheid

Belangrijke indicator voor de doelmatigheid is de kostprijs per product.

Doelmatigheid x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beleidsartikel 13.1

VvGB1

             

Volume

71 254

37 000

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Kostprijs (€)

39,77

56,69

         

Bedrag (x € 1 000)

2 834

2 098

         

Totale omzet (x € 1 000)

6 445

3 358

         

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

56,03%

37,54%

         

Aantal fte's

19,53

13,26

         

VIV1

             

Volume

22 689

10 340

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Kostprijs (€)

15,49

25,88

         

Bedrag (x € 1 000)

351

268

         

Totale omzet (x € 1 000)

0

0

         

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

0,00%

0,00%

         

Aantal fte's

2,56

2,02

         

HTR2

             

Volume

nvt

375

750

750

750

750

750

Kostprijs (€)

 

7 526,46

7 729,12

       

Bedrag (x € 1 000)

 

2 822

5 797

       

Totale omzet (x € 1 000)

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

 

nvt

nvt

       

Aantal fte's

 

21,00

23,00

23,00

23,00

27,00

27,00

GSR

             

Volume

485

750

750

750

750

750

750

Kostprijs (€)

675,49

765,35

798,95

       

Bedrag (x € 1 000)

328

574

599

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

2,15

4,03

4,00

4,00

4,00

4,00

4,00

X Noot
1

VvGB en VIV vervallen per 1 juli 2011

X Noot
2

HTR start per 1 juli 2011

Doelmatigheid x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beleidsartikel 13.1

BIBOB

             

Volume

232

300

300

300

300

300

300

Kostprijs (€)

19 105,65

16 957,80

18 742,39

       

Bedrag (x € 1 000)

4 433

5 087

5 623

       

Totale omzet (x € 1 000)

111

150

150

       

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

– 3 893,25%

– 3 291,56%

– 3 648,48%

       

Aantal fte's

29,02

34,00

34,00

34,00

34,00

34,00

34,00

VOG NP

             

Volume

490 721

520 000

515 800

515 800

515 800

515 800

515 800

Kostprijs (€)

16,41

17,54

18,02

       

Bedrag (x € 1 000)

8 053

9 121

9 295

       

Totale omzet (x € 1 000)

11 066

11 631

11 631

11 631

11 631

11 631

11 631

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

27,23%

21,58%

20,09%

       

Aantal fte's

53,69

56,58

56,58

56,58

56,58

56,58

56,58

VOG RP

             

Volume

7 252

7 000

5 200

5 200

5 200

5 200

5 200

Kostprijs (€)

142,17

163,28

226,9

       

Bedrag (x € 1 000)

1 031

1 143

1 180

       

Totale omzet (x € 1 000)

1 070

767

767

767

767

767

767

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

3,64%

– 49,02%

– 53,83%

       

Aantal fte's

7,2

7,59

7,59

7,59

7,59

7,59

7,59

IVB NP/RP

             

Volume

6 060

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

Kostprijs (€)

108,26

121,23

125,18

       

Bedrag (x € 1 000)

656

727

751

       

Totale omzet (x € 1 000)

1

360

360

360

360

360

360

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

 

– 102,05%

– 108,63%

       

Aantal fte's

4,58

4,83

4,83

4,83

4,83

4,83

4,83

Naamswijziging

             

Volume

2 686

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

2 250

Kostprijs (€)

532,5

705,66

732,00

       

Bedrag (x € 1 000)

1 430

1 588

1 647

       

Totale omzet (x € 1 000)

764

707

1 587

1 587

1 587

1 587

1 587

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

– 87,21%

– 124,57%

– 3,78%

       

Aantal fte's

9,57

9,70

9,87

9,87

9,87

9,87

9,87

Beleidsartikel 13.3

WWM beroepen

             

Volume

130

100

100

100

100

100

100

Kostprijs (€)

6 679,15

7 381,24

7 736,68

       

Bedrag (x € 1 000)

868

738

774

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

       

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

5,99

5,04

5,04

5,04

5,04

5,04

5,04

WWM ontheffingen

             

Volume

250

245

245

245

245

245

245

Kostprijs (€)

436,57

415,88

426,31

       

Bedrag (x € 1 000)

109

102

104

       

Totale omzet (x € 1 000)

13

12

12

12

12

12

12

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

– 739,56%

– 749,09%

– 770,38%

       

Aantal fte's

0,67

0,56

0,56

0,56

0,56

0,56

0,56

X Noot
1

De omzet voor IVB NP/RP is in 2010 meegenomen in de omzet VOG NP en VOG RP.

Doelmatigheid x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beleidsartikel 13.3

BOA

             

Volume

8 205

8 500

8 500

8 500

8 500

8 500

8 500

Kostprijs (€)

116,88

143,81

133,20

       

Bedrag (x € 1 000)

959

1 222

1 132

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

6,59

7,30

6,93

6,93

6,93

6,93

6,93

BOD

             

Volume

nvt

nvt

340

340

340

340

340

Kostprijs (€)

   

56,52

       

Bedrag (x € 1 000)

   

19

       

Totale omzet (x € 1 000)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

               

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

   

nvt

       

Aantal fte's

   

0,13

0,13

0,13

0,13

0,13

WPBR ondernemingen

             

Volume

747

840

840

840

840

840

840

Kostprijs (€)

919,64

786,51

696,9

       

Bedrag (x € 1 000)

687

661

585

       

Totale omzet (x € 1 000)

299

335

299

299

299

299

299

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

– 129,76%

– 97,21%

– 95,78%

       

Aantal fte's

4,50

3,83

3,63

3,63

3,63

3,63

3,63

WPBR leidinggevenden

             

Volume

1 036

1 135

1 135

1 135

1 135

1 135

1 135

Kostprijs (€)

312,4

278,41

305,00

       

Bedrag (x € 1 000)

324

316

346

       

Totale omzet (x € 1 000)

60

64

64

64

64

64

64

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

– 439,41%

– 393,74%

– 440,90%

       

Aantal fte's

2,07

2,13

2,13

2,13

2,13

2,13

2,13

WBP

             

Volume

133

130

130

130

130

130

130

Kostprijs (€)

320,07

310,70

342,45

       

Bedrag (x € 1 000)

43

40

45

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

0,28

0,28

0,29

0,29

0,29

0,29

0,29

EG-verklaringen

             

Volume

65

30

30

30

30

30

30

Kostprijs (€)

654,91

1 346,37

1 483,95

       

Bedrag (x € 1 000)

43

40

45

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

0,28

0,28

0,29

0,29

0,29

0,29

0,29

 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beleidsartikel 13.4

             

Gratie

             

Volume

2 193

2 100

2 100

2 100

2 100

2 100

2 100

Kostprijs (€)

629,39

512,65

534,12

       

Bedrag (x € 1 000)

1 380

1 077

1 122

       

Totale omzet (x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

nvt

nvt

nvt

       

Aantal fte's

8,31

10,6

7,23

7,23

7,23

7,23

7,23

De kostprijzen 2012 wijken af van de kostprijzen 2011. In het kostprijsmodel is een kleine aanpassing doorgevoerd. Het betreft een specifiekere toedeling van de kosten aan de producten. Bij het berekenen van de kostprijzen 2012 zijn de niet structurele kosten voortkomend uit vernieuwing (o.a. afschrijving- en rentelasten) buiten beschouwing gelaten. Hierdoor ontstaan stabielere kostprijzen.

De norm voor de doorlooptijden is conform de wettelijke termijnen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht x € 1 000
 

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

1. Rekening Courant RHB 1 januari

2 752

1 197

1 197

1 197

1 197

1 197

             

2. Totaal operationele kasstroom

286

1 246

2 022

2 419

2 439

1 612

             

3a totaal investeringen

– 20

– 5 506

– 2 876

– 1 831

– 177

 

3b totaal boekwaarde desinvesteringen

           

3. Totaal investeringskasstroom

– 20

– 5 506

– 2 876

– 1 831

– 177

0

             

4a eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 1 710

0

0

0

0

0

4b eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

4c aflossingen op leningen

– 111

– 1 246

– 2 022

– 2 419

– 2 439

– 1 612

4d beroep op leenfaciliteit

0

5 506

2 876

1 831

177

0

4. Totaal financieringskasstroom

– 1 821

4 260

854

– 588

– 2 262

– 1 612

             

5. Rekening Courant RHB 31 december

1 197

1 197

1 197

1 197

1 197

1 197

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd met afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

Voor 2012 zijn investeringen gepland voor HTR (€ 450 000). Voor de implementatie van de informatiearchitectuur is een investering gepland van € 6 000 000 verdeeld over de jaren 2011 tot en met 2014.

05 Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI)

Het GDI heeft als missie het leveren van excellente, generieke ICT beheerdiensten aan klanten ressorterend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie én de Rijksoverheid. Het GDI is de interne ICT-leverancier voor het beheren, ontwikkelen en onderhouden van volgende ICT-diensten:

  • Enterprise Resource Planning (ERP): advies en beheer van bedrijfsvoeringsystemen gebaseerd op SAP en ORACLE;

  • Enterprise Content Management (ECM): advies en beheer van documentmanagementsystemen inclusief werkprocesondersteuning en contentbeheersystemen voor internet- en intranetsites;

  • Digitale Werkplek Omgeving (DWO): beheer van ICT-werkplekken inclusief telefonie en standaard applicaties;

  • Operations & Infrastructure (O&I): secure housing en hosting van servers en beheer van netwerkinfrastructuren;

Daarnaast voert het GDI projecten uit waarin consultancy wordt geleverd over nieuwe ICT toepassingen en dienstverlening. Andere projecten betreffen de invoering en ontwikkeling van beheerdiensten bij het GDI.

Het GDI is intensief betrokken bij het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. Relevant voor het GDI zijn de concentratie van het aantal datacenters en het streven naar één ICT dienstverlener voor de kerndepartementen. In dat kader vindt in 2011 een onderzoek plaats naar de gewenste aanpassingen van de dienstverlening van het GDI. In afwachting van besluitvorming daarover is voor de begroting 2012 uitgegaan van de huidige diensten.

Meerjarige begroting van baten en lasten voor het jaar 2012

Meerjarige Begroting van baten en Lasten 2012 x € 1 000
 

Realisatie 2010

Begroting 2011

Begroting 2012

prognose o.b.v. continuïteit 2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

38 876

32 709

34 860

34 774

34 689

34 604

34 521

Opbrengst overige departementen

1 267

1 206

804

804

804

804

804

Opbrengst Derden

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

2 423

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

42 566

33 915

35 664

35 578

35 493

35 408

35 325

               

Lasten

2 010

2 011

2 012

2 013

2 014

2 015

2 016

Apparaatskosten

             

Personele kosten

20 142

16 242

19 307

19 307

19 307

19 307

19 307

waarvan eigen personeel

12 654

13 692

14 612

14 612

14 612

14 612

14 612

waarvan externe inhuur

7 488

2 550

4 695

4 695

4 695

4 695

4 695

Materiële kosten

12 536

13 145

12 758

12 672

12 586

12 502

12 418

waarvan ICT

9 348

6 432

6 368

6 304

6 241

6 179

6 117

               

Overige lasten

             

Rentelasten

131

528

100

100

100

100

100

Afschrijvingskosten

2 833

4 000

3 500

3 500

3 500

3 500

3 500

Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere lasten

2 157

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

37 799

33 915

35 664

35 578

35 493

35 408

35 325

               

Saldo van baten en Lasten

4 765

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de meerjarige begroting van baten en lasten

Baten

Baten per groep van producten en diensten

Het GDI werkt met afspraken met opdrachtgevers over de dienstverlening en de kosten daarvan op basis van kostencomponenten, tarieven en afname aantallen.

Opbrengst totaal x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beheer (incl. opleidingen)

29 879

27 310

26 211

26 211

26 211

26 211

26 211

Projecten (incl. verhuur werkplekken)

9 514

5 855

8 703

8 617

8 532

8 447

8 364

Bijdrage Computervloer SSC-ICT

750

750

750

750

750

750

750

Bijzondere baten

2 423

           

Totale opbrengst

42 566

33 915

35 664

35 578

35 493

35 408

35 325

Opbrengst moederdepartement

Dit betreft inkomsten voor geleverde diensten en producten aan dienstonderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Opbrengst moederdepartement x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Beheer (incl. opleidingen)

28 612

26 104

25 407

25 407

25 407

25 407

25 407

Projecten (incl. verhuur werkplekken)

9 514

5 855

8 703

8 617

8 532

8 447

8 364

Bijdrage Computervloer SSC-ICT

750

750

750

750

750

750

750

Totale opbrengst moederdepartement

38 876

32 709

34 860

34 774

34 689

34 604

34 521

Opbrengst overige departementen

Het GDI verleent beperkt ICT-diensten aan andere departementen, zoals P-Direkt, DT&V en IND van het Ministerie van BZK. Nieuwe opbrengsten worden in de begroting meegenomen zodra de afspraken concreet zijn.

Opbrengst overige departementen x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

BZK

             

Beheer (incl. opleidingen)

1 267

1 206

804

804

804

804

804

Projecten (incl. verhuur werkplekken)

0

0

0

0

0

0

0

Totale opbrengst overige departementen

1 267

1 206

804

804

804

804

804

Rentebaten

Omdat op een positief rekening-courantsaldo geen rente wordt vergoed wordt geen rekening gehouden met rentebaten.

Lasten

Personele kosten

Het GDI heeft volgens het Organisatie- & Formatierapport uit 2009 een basisformatie van 141 fte, maar in de praktijk is een hogere bezetting nodig om de gevraagde dienstverlening te kunnen leveren. Vanwege de personele taakstelling moest een groot deel ingevuld worden door inhuur tegen hogere kosten. Daarom heeft in 2011 ophoging van het formatiekader van het GDI plaatsgevonden naar 174 fte. Gelet op de verwachte omzet is voor 2012 een capaciteit benodigd van 222 fte.

Vanaf 2012 zal het GDI volledig op kosten kunnen sturen waardoor een doelmatige afweging van de inzet en verdeling over vast en variabel personeel mogelijk is. Voor 2012 wordt uitgaan van verdeling van 80% vaste bezetting, 6% tijdelijke bezetting en 14% extern.

Personele kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Gemiddelde loonsom

67,3

75,0

70,0

70,0

70,0

70,0

70,0

gemiddelde bezetting in fte vast

157,3

134,0

177,4

177,4

177,4

177,4

177,4

gemiddelde bezetting in fte variabel

18,2

34,0

13,6

13,6

13,6

13,6

13,6

Opleiding & vorming

500

672

764

764

764

764

764

Overige personele kosten

344

420

478

478

478

478

478

               

Ambtelijk personeel

             

kosten

12 654

13 692

14 612

14 612

14 612

14 612

14 612

aantal fte

175,5

168,0

191,0

191,0

191,0

191,0

191,0

Overig personeel

             

kosten

7 488

2 550

4 695

4 695

4 695

4 695

4 695

aantal fte

20

17

31

31

31

31

31

Postactief personeel

             

dotatie voorziening post actief personeel

0

0

0

0

0

0

0

aantal fte’s

0

0

0

0

0

0

0

Totale personele kosten

20 142

16 242

19 307

19 307

19 307

19 307

19 307

Materiële kosten

Het GDI is gehuisvest in Zoetermeer. Voor ICT dienstverlening op locatie bij opdrachtgevers zoals lokaal beheer van werkplekken en systemen beschikt GDI over enkele werkplekken bij opdrachtgevers, zoals het bestuursdepartement. Het GDI beschikt over ruim 400 werkplekken voor de eigen organisatie, voor ICT-projecten van opdrachtgevers en voor collega ICT beheerorganisaties.

De automatiseringskosten betreft de interne automatisering van het GDI, de beheerde systemen en omgevingen, het aandeel van GDI in de computervloer van het Shared Service Centrum ICT van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waar de productiesystemen staan en de computervloer in Zoetermeer waar de ontwikkel-, test- en acceptatiesystemen staan. Het (verder) implementeren van nieuwe technieken zoals virtualisatie moet het GDI in staat stellen efficiencyvoordelen op materiële kosten te realiseren.

De post risico-opslag is opgenomen als buffer voor niet voorzienbare kostenfluctuaties.

Materiële kosten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Huisvesting

2 488

3 540

3 240

3 240

3 240

3 240

3 240

Facilitair

416

400

400

400

400

400

400

Overig materieel

284

2 273

2 250

2 228

2 205

2 183

2 162

Automatisering (excl. afschr./incl. SSC)

9 348

6 432

6 368

6 304

6 241

6 179

6 117

Risico-opslag

0

500

500

500

500

500

500

Totale materiële kosten

12 536

13 145

12 758

12 672

12 586

12 502

12 418

Rentelasten

De post Rentelasten is gebaseerd op de omvang van de leenfaciliteit en het gemiddelde rekening-courantsaldo bij het Ministerie van Financiën. Het gemiddelde rentepercentage van de uitstaande leningen bedraagt 2,10%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingsbedragen zijn een gemiddelde over de verschillende investeringsjaren, op basis van lineaire afschrijving en een tijdsevenredige verdeling over het jaar. Deze zijn in 2010 toegenomen door de overname van activa van de ICT afdeling van het bestuursdepartement. Daarvoor is een interne financiële verrekening met het moederdepartement overeengekomen. Als gevolg hiervan lopen de omvang van de afschrijvingen tijdelijk niet in de pas met de omvang van de aflossingen op de bij het Ministerie van Financiën opgenomen leenfaciliteit. Nadat deze activa in het kader van vervangingsinvesteringen met de daarbij behorende opname van de leenfaciliteit zijn vernieuwd, komen de afschrijvingen en aflossingen weer in verhouding.

Voor de diverse activaklassen worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

Activaklassen

Termijn (jaar)

Meubilair

10

Installaties

5

Kantoormachines

5

Overige inventaris

5

Netwerk

3

Technische Infrastructuur Software

3

Technische Infrastructuur Hardware

4

Werkpleksoftware

4

Werkplek Hardware

3

Licenties

3

Dotatie voorziening post actief personeel

Niet van toepassing.

Saldo baten en lasten

De verwachte baten zijn gelijk aan de begrote lasten. Indien door een eventueel batig saldo het eigen vermogen boven de 5% norm uit komt, wordt in overleg met de eigenaar van het GDI een bestemming vastgesteld.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1. Rekening Courant RHB 1 januari

7 368

7 612

4 826

6 812

8 734

10 656

12 578

2. Totaal operationele kasstroom

6 958

1 482

3 438

3 422

3 422

3 422

3 422

3a. totaal investeringen

– 1 594

– 3 350

– 3 600

– 2 450

– 1 600

– 3 400

– 2 750

3b. totaal boekwaarden desinvesteringen

2

0

0

0

0

0

0

3. Totaal investeringskasstroom

– 1 592

– 3 350

– 3 600

– 2 450

– 1 600

– 3 400

– 2 750

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 4 600

– 2 500

0

0

0

0

0

4b. eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c. aflossingen op leningen

– 1 998

– 1 768

– 1 452

– 1 500

– 1 500

– 1 500

– 1 500

4d. beroep op leenfaciliteit

1 476

3 350

3 600

2 450

1 600

3 400

2 750

4. Totaal financieringskasstroom

– 5 122

– 918

2 148

950

100

1 900

1 250

5. Rekening Courant RHB 31 december

7 612

4 826

6 812

8 734

10 656

12 578

14 501

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen, mutaties in (eventuele) voorzieningen en in het netto werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de vervangings- en uitbreidingsinvesteringen. Voor 2012 zijn conform de ingediende leenaanvragen de volgende vervangingsinvesteringen voorzien:

Investeringen x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verbouwingen

87

0

0

0

0

0

0

Meubilair

24

0

0

0

0

0

0

Installaties

14

0

0

0

0

0

0

Kantoormachines

8

0

0

0

0

0

0

Audio-visuele middelen

3

0

0

0

0

0

0

Overige Inventaris

1

0

0

0

0

0

0

Werkplek Hardware

764

500

600

800

500

600

800

Netwerk

0

0

800

0

0

800

0

Techn. Infrastructuur SW

111

100

50

100

100

50

100

Licenties

15

1 100

300

0

400

300

0

Techn. Infrastructuur HW

567

1 500

1 800

1 200

600

1 500

1 800

Informatiesystemen

0

0

0

350

0

0

0

Werkplek Software

0

150

50

0

0

150

50

Totaal Investeringen

1 594

3 350

3 600

2 450

1 600

3 400

2 750

Gezien de financiële consequenties die de diverse bezuinigingsmaatregelen met zich mee brengen zullen opdrachtgevers terughoudend zijn met het investeren in nieuwe diensten en producten. Daarom is de verwachting dat de uitbreidingsinvesteringen minimaal zijn.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom bestaat uit het beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ten behoeve van de vervangingsinvesteringen van materiële activa.

Doelmatigheid

Als baten-lastendienst streeft het GDI naar een zo efficiënt mogelijk ICT beheer. Optimale dienstverlening voor een zo laag mogelijke prijs. Dit komt tot uitdrukking in het uurtarief en de prijzen van de componenten.

Het GDI streeft naar het kunnen aanbieden van lage uurtarieven. Hiervoor wordt gestuurd op de productiviteit, de verhouding intern- vs extern personeel en de inhuurtarieven. Door het kunnen internaliseren van een aantal externen voor de continuering van meerjarige beheeropdrachten verwacht het GDI in 2012 een tariefdaling van 3% te kunnen realiseren.

Het GDI streeft naar doelmatigheidsverbetering van de dienstverlening. Dit werkt door in de kostprijzen en componenttarieven voor opdrachtgevers. Voor 2012 en verder blijft het GDI naar verdere efficiencyverbetering streven.

Doelmatigheid is meer dan lagere kosten. Uit een jaarlijkse meting in een onafhankelijke benchmark ten opzichte van vergelijkbare ICT-organisaties, volgt de afwijking van de gemiddelde marktprijs. Hierin is rekening gehouden met vijf indicatoren die samen bepalend zijn voor de mate van doelmatigheid: volume, complexiteit, kwaliteit, productiviteit en kosten. De afwijkingen op deze indicatoren ten opzichte van de markt worden uitgedrukt in een gewogen gemiddelde percentage prijsverschil. GDI streeft naar een gemiddelde prijsafwijking van 2% vanaf 2011 en de jaren daarna ten opzichte van de referentiegroep. Voor de opdrachtgevers is dit een aanvaardbare afwijking ten opzichte van soortgelijke ICT-organisaties.

De beschikbaarheid van de systemen betreft daadwerkelijke toegang tot de systemen als percentage van de met opdrachtgevers afgesproken openingstijden.

De betrouwbaarheid van de dienstverlening betreft het percentage van het aantal met opdrachtgevers afgesproken serviceniveaus dat daadwerkelijk wordt gehaald. De norm 98% voor 2011 is alleen haalbaar tegen hogere kosten. Vanwege de beperkte budgetten van opdrachtgevers is deze norm voor 2012 en verder lager gesteld.

De klanttevredenheid is een gemiddelde over diverse metingen naar de tevredenheid van klanten met het beheer, de projecten en de gebruikersopleidingen van het GDI.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Generieke indicatoren

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Gemiddeld uurtarief

102,55

101

98

98

98

98

98

Totale omzet per product(groep)

40 143

33 915

35 664

35 578

35 493

35 408

35 325

Beheer (incl. opleidingen en expl. Bijdrage SSC-ICT)

30 629

28 060

26 961

26 961

26 961

26 961

26 961

Projecten

9 514

5 855

8 703

8 617

8 532

8 447

8 364

Aantal fte's (excl. inhuur) werkzaam bij de BL-Dienst

175,5

168,0

191,0

191,0

191,0

191,0

191,0

Aantal externe fte's ingezet bij de BL-Dienst

20,0

17,0

31,3

31,3

31,3

31,3

31,3

Aantal externe fte's als % van totale fte's

10%

9%

14%

14%

14%

14%

14%

Saldo van baten en lasten als % van totale baten

11%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Omschrijving specifiek deel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2015

Doelmatigheidsverbetering op de kostprijs bestaande diensten

7,3%

5%

1%

1%

1%

1%

1%

Benchmark ten opzichte van vergelijkbare ICT-organisaties

NB

2%

2%

2%

2%

2%

2%

Beschikbaarheid systemen

99,9%

99,9%

99,9%

99,9%

99,9%

99,9%

99,9%

Betrouwbaarheid dienstverlening

91,1%

98%

95%

95%

95%

95%

95%

Klanttevredenheid

6,9

7

7

7

7

7

7

06 Korps landelijke politiediensten (KLPD)

Het Korps landelijke politiediensten (KLPD) is onderdeel van de Nederlandse politie. Sinds 1998 heeft het KLPD de status van agentschap.

De Nederlandse politie bestaat uit 26 politiekorpsen zijnde 25 regionale (gebiedsgebonden) en één landelijk korps zijnde het Korps landelijke politiediensten. (Inter)nationale stromen van mensen, goederen, geld en vooral informatie hebben steeds meer invloed op sociale processen. Het werkgebied van het korps ligt vooral bij deze stromen en de daarbij behorende knooppunten. Naast de Nationale Recherche en de specialistische ondersteuning heeft het korps een zelfstandige taak ten aanzien van opsporing van criminaliteit. In het verlengde van deze nationale taak is sprake van een internationale opdracht, namelijk de loketfunctie voor de gehele Nederlandse politie op het terrein van de internationale politiesamenwerking. Expertise en specialisme vormen de kern van de toegevoegde waarde van het KLPD voor de Nederlandse politie.

Op hoofdlijnen houden de diensten van het KLPD zich bezig met veiligheid op het water, verkeer, lucht, recherche en specialistische interventie. Hierbij kan gedacht worden aan het tegengaan van gevaarlijk rijgedrag en het bieden van noodhulp tijdens ongevallen op het rijkswegennetwerk, de eerste opvang bij incidenten in de beroeps- en recreatievaart, toezicht op juiste naleving van de regels op het water, opsporing op het gebied van onder andere drugs, witwassen en high tech crime. De beveiligingsaspecten behoren eveneens tot de taken van het korps.

De komende jaren zal de vorming van de Nationale Politie effect hebben voor het korps. De onderliggende begroting gaat op hoofdlijnen uit van het continueren van de huidige taakuitvoering. De effecten die zullen voortvloeien uit de vorming van de Nationale Politie zijn niet meegenomen.

De beleidslijnen zoals vastgelegd in het Transitieakkoord worden door het korps gevolgd. Dit betekent onder meer dat vacatures in de niet-operationele sterkte niet c.q. terughoudend zullen worden ingevuld. Daarnaast zal terughoudendheid worden betracht bij het aangaan van grote investeringen.

De begroting is opgesteld met inachtneming van de volgende (financiële) doelstellingen:

  • duurzaam evenwicht in baten en lasten;

  • jaarlijks sluitende exploitatiebegroting;

  • realiseren van een operationele sterkte van minimaal 4 038 fte (inclusief Prüm);

  • handhaven van weerstandvermogen van minimaal 2%.

Meerjarige begroting van baten en lasten x € 1 000
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

A. Baten

             

Opbrengst moederdepartement

574 097

530 340

536 268

535 210

531 478

532 399

532 399

Opbrengst overige departementen

17 426

68 537

49 681

49 252

52 525

52 310

52 310

Opbrengst derden

14 954

17 026

18 702

18 825

17 831

17 831

17 831

Rentebaten

Bijzondere baten

3 997

Totaal baten

610 474

615 903

604 651

603 287

601 834

602 540

602 540

               

B. Lasten

             

Apparaatskosten

– Personele kosten

Waarvan eigen personeel

Waarvan externe inhuur

– Materiële kosten

Waarvan ICT

389 865

369 333

20 532

159 123

57 073

391 846

371 251

20 595

170 846

63 705

386 096

368 962

17 134

157 815

57 066

392 032

374 548

17 484

162 365

61 266

392 929

375 445

17 484

160 315

61 266

395 385

377 901

17 484

159 065

61 266

395 585

378 101

17 484

159 065

61 266

               

Overige lasten

             

– Rentelasten

4 841

4 888

4 770

4 520

4 220

3 720

3 520

– Afschrijvingskosten

42 442

43 255

43 475

44 370

44 370

44 370

44 370

– Dotaties voorzieningen

– Bijzondere lasten

11 008

2 244

6 758

138

12 495

Totaal lasten

609 523

617 731

604 651

603 287

601 834

602 540

602 540

               

Saldo van baten en lasten

951

– 1 828

Toelichting op meerjarige begroting van baten en lasten:

Algemeen

In de afgelopen jaren is aan het KLPD een aantal bijzonder gefinancierde activiteiten toegevoegd, waarvan hoewel het beleid structureel is (bijvoorbeeld bestrijding kinderporno) de financiering daarvan incidenteel wordt vastgelegd. In deze begroting is verondersteld dat de financiering van deze activiteiten wordt gecontinueerd.

In 2010 heeft een departementale wijziging plaatsgevonden. Dit betekent ondermeer dat de bijdrage voor het Recherche Samenwerkings Team, beleidsmatig en financieel de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als gevolg van die departementale herinrichting niet langer meer valt onder de post «opbrengst moederdepartement» maar onder de post «opbrengst overige departementen».

Voor het jaar 2011 en 2012 wordt op grond van de junicirculaire 2011 voor de gehele Nederlandse politie een tweetal voorzieningen gevormd voor het verbeteren van de ICT-huishouding van de politie en voor de kosten van vroegpensioen en levensloop. Deze voorzieningen hebben tot gevolg dat binnen het korps ombuigingsmaatregelen moeten worden genomen om het financiële evenwicht van het korps te kunnen waarborgen. Het aandeel van het KLPD is verwerkt in onderhavige begroting. De opgelegde vorming van de voorzieningen houdt voor het jaar 2011 in dat de ombuigingen niet in zijn geheel in 2011 kunnen worden gerealiseerd waardoor in dat jaar een negatief jaarresultaat wordt verwacht.

Baten

Opbrengst Moederdepartement en opbrengst overige departementen

Het financiële kader van de politiekorpsen wordt bepaald per circulaire. De post «opbrengst moederdepartement» bestaat uit de in de circulaires genoemde algemene bijdrage en bijzondere bijdragen.

Ten opzichte van de begroting 2010 is het financiële kader aangepast met de posten uit drie circulaires (december 2010, maart 2011 en juni 2011). De wijzigingen hebben met name betrekking op bijdrage voor Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland (2011–2013), een structurele bijdrage voor High Tech Crime alsmede een bijdrage op grond van het Regeerakkoord voor de bekostiging van het aandeel van het KLPD in de operationele sterkte van de Nederlandse politie. Daarnaast is een bijdrage toegekend voor de uitzending van politiefunctionarissen naar het buitenland (o.a. Afghanistan) en landenprogramma’s op grond van gesloten Memoranda of Understanding. Daarnaast is met een aantal departementen een convenant gesloten voor diverse werkzaamheden zoals SWAB (verkeersregelaars) en WIM.NL (weight in motion, controle op (over)beladingstransport).

Ten aanzien van het jaar 2011 wordt opgemerkt dat het financiële kader neerwaarts is bijgesteld in verband met een wijziging in de bekostiging van de Vts-PN. In de tweede helft van 2011 loopt de bekostiging rechtstreeks via het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Opbrengst derden

Voor het verrichten van landelijke taken op verzoek van de regionale politiekorpsen (bijvoorbeeld de tapfaciliteit) en anderen worden de kosten doorberekend.

Lasten

Personele kosten

Onder personele kosten wordt verstaan alle kosten verband houdende met het hebben van personeel. Basis hiervoor is het gestelde in de politie CAO 2010–2011 ten aanzien van salarissen en overige vergoedingen van het personeel in dienst bij het korps, de politiespecifieke opleidingen alsook de opleidingen voor burgerpersoneel.

In voorgaande jaren is het beleid ingezet om te komen binnen het gestelde kader om het aantal fte’s in de operationele functie te vergroten ten laste van functies in de ondersteunde sfeer. Dit heeft tot gevolg dat een tijdelijke daling is te zien in 2012 in het aantal fte’s en de daarbij behorende lasten.

Materiële kosten

Onder materiële kosten worden verstaan de kosten die verband houden met de exploitatie en de aanschaf/vervanging van politiematerieel.

Afschrijvingskosten

Aanschaffingen/investeringen kennen een economische levensduur. Voor de vervanging van de aanschaf/investeringen dient te worden afgeschreven. Onder afschrijvingen wordt de jaarlijkse tranche verstaan om op termijn voldoende liquide middelen te hebben vrijgespeeld.

Dotaties voorzieningen

In enig jaar worden voor toekomstige lasten (ICT en pensioenen) voorzieningen getroffen om deze op een bepaald moment in de toekomst aan te wenden voor het doel waarvoor de voorziening oorspronkelijk is gevormd. De dotatie voorziening gaat ten laste van het jaarresultaat.

Rentelasten

Voor aangegane leningen bij het Ministerie van Financiën op grond van de Regeling leen en depositofaciliteit agentschappen wordt een rentepercentage in rekening gebracht.

Kasstroomoverzicht x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1.

Rekening courant RHB 1 januari (plus stand depositorekeningen)

73 286

59 579

62 394

62 620

57 442

52 341

47 527

                 

2.

Totaal operationele kasstroom

21 057

38 493

40 129

40 022

40 147

40 147

40 147

                 

3a.

Totaal investeringen

– 29 770

– 42 165

– 44 165

– 40 465

– 32 865

– 31 565

– 31 565

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen

1 320

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

3.

Totaal investeringskasstroom

– 28 450

– 41 165

– 43 165

– 39 465

– 31 865

– 30 565

– 30 565

                 

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

4b.

Eenmalige storting door moederdepartement

4c.

Aflossingen op leningen

– 12 814

– 13 613

– 15 738

– 17 335

– 17 383

– 17 096

– 17 096

4d.

Beroep op leenfaciliteit

6 500

19 100

19 000

11 600

4 000

2 700

600

4.

Totaal financieringskasstroom

– 6 314

5 487

3 262

– 5 735

– 13 383

– 14 396

– 14 396

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december (plus stand depositorekeningen)

59 579

62 394

62 620

57 442

52 341

47 527

40 613

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Algemeen:

Voor de kapitaalintensieve investeringen wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Van de totale investeringen wordt voor € 19 mln geleend via de Regeling Leen- en depositofaciliteiten agentschappen. Deze leningen hebben betrekking op vaartuigen en huisvesting (installaties/inventaris). De overige investeringen hebben betrekking op operationele politiemiddelen. De financiering hiervan geschiedt door middel van het vrijkomen van afschrijvingen. Onder deze investeringen wordt verstaan vervanging van instructiemiddelen, voertuigen, verbinding en automatisering geweldsmiddelen en uitrusting) (wapens, uniformkleding) en specifieke politiemiddelen.

Investeringen x € 1 000
 

2012

2012

Omschrijving

Vervanging

Uitbreiding

Instructiemiddelen

165

0

Installaties/inventaris (via leenfaciliteit)

5 000

0

Voertuigen

10 000

0

Varend materieel (via leenfaciliteit)

14 000

0

Vliegend materieel

0

0

Verbindingen en automatisering

8 000

0

Geweldsmiddelen en uitrusting

1 000

0

Operationele middelen

6 000

0

Totaal

44 165

0

Gezien de financiële consequenties die de diverse bezuinigingsmaatregelen met zich mee brengen als ook de vorming van de Nationale Politie, zal terughoudend worden geïnvesteerd. De investeringen dienen alleen ter vervanging. De verwachting is dan ook dat er geen uitbreidingsinvesteringen zullen plaatsvinden.

Voor de regionale politiekorpsen zijn de afschrijvingstermijnen vastgelegd in de Regeling Harmonisatie Politie (HAP). Deze afschrijvingstermijnen wijken op onderdelen af van de afschrijvingstermijnen geldend voor een agentschap. Om vergelijkbaar te zijn met de regionale politiekorpsen worden de HAP afschrijvingstermijnen gehanteerd. De afschrijvingstermijnen van de twee regelingen zijn hieronder weergegeven.

Categorie

Levensduur in jaren

Regeling Baten & Lasten

Regeling Harmonisatie Politie

Instructiemiddelen

10

 

Huisvesting

8, 20

5, 10

10, 15

Voertuigen

4, 5, 10

4, 5

3, 5, 10

Vliegtuigen

10

Vaartuigen

7, 10

4, 10, 20

Verbindingsmiddelen

4, 5, 10

3, 5

5, 7, 10

Automatisering

3, 5

3, 5

3, 5, 10

Wapens en uitrusting

5, 10

Operationele middelen

5, 10

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde jaarresultaat (saldo) van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in voorzieningen en het werkkapitaal

Investeringskasstroom

De investeringen betreffen de voorgenomen vervangingsinvesteringen in 2012 zoals in het bovenstaande schema is aangegeven

Financieringskasstroom

Dit betreffen de kasstromen die voortvloeien uit het voorgenomen beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën voor de investeringen en de hierop betrekking hebbende aflossingen

Rekening courant

De daling van de rekening-courant wordt veroorzaakt door een verminderd beroep op de Regeling leen- en depositofaciliteit agentschappen van het Ministerie van Financiën alsmede de voortzetting van de al in voorgaande jaren in gang gezette lijn

Doelmatigheid

Voor de Nederlandse politie worden landelijke prioriteiten vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie. Voor de jaren 2011–2014 is dit op landelijk niveau aangeduid met «Nederland Veiliger, Staan voor een veilige en rechtvaardige samenleving». De benoemde prioriteiten zijn:

  • de buurt veilig voor bewoner en ondernemer;

  • offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit;

  • slagkracht voor onze professionals;

  • versterking van de rechtsstaat.

    Gelet op de verschillen in de taakopdrachten tussen de 25 regionale en het landelijke politiekorps worden thans nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop door het Korps landelijke politiediensten invulling wordt gegeven aan deze thema’s.

    Met de uitvoering van deze thema’s wordt beoogd de Nederlandse politie doelmatiger te laten functioneren.

Met betrekking tot de doelmatigheid op het terrein van beheer zijn de volgende doelstellingen gedefinieerd.

  • Betaling van de facturen binnen 30 dagen: 95%;

  • Verminderen van de niet-operationele sterkte met 120 fte;

  • Vermindering bureaucratische processen;

  • Terugdringen ziekteverzuim.

Omschrijving

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

• Het aantal fte’s (exclusief externe inhuur) werkzaam bij de baten-lastendienst

5 147

5 166

5 064

5 124

5 090

5 155

5 155

• Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

-/-2,97%

Kwaliteitsindicator

             

• Ziekteverzuim

6,5%

5,5%

5,5%

5,5%

5,5%

5,5%

5,5%

• Inhuur externen

3,7%

10%

10%

10%

10%

10%

10%

Het ziekteverzuim percentage kwam in 2010 uit op 6,5%. Dit percentage moet meerjarig gaan dalen. Het streefpercentage van het korps ligt op maximaal 5,5%. De maatregelen om dit te bewerkstelligen zullen met de Korpsbeheerder worden afgestemd.

Voor het inhuren van externen is voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie een gemiddeld sturingspercentage vastgesteld van 10 % van de ambtelijke personeelslasten. Het interne sturingspercentage van het KLPD ligt op 6% .

HOOFDSTUK 6 RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Beleidsmatige ontwikkelingen

Een kwalitatief goede en efficiënte rechtspraak is een belangrijk fundament voor het functioneren van rechtstaat en samenleving. Voor het tijdig en op kwalitatief goede wijze verwerken van de verwachte instroom van zaken zonder dat de doorlooptijd oploopt is de beschikbaarheid van voldoende middelen voor de rechtspraak een belangrijke voorwaarde. Bij de verwachte toename van het aantal rechtzaken en daarbij achterblijvende financiële middelen zal de druk op de gerechten toenemen. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit. Zoveel mogelijk worden de inspanningen van de afgelopen jaren om de kwaliteit van rechtspraak ook op de lange termijn te verzekeren en waar nodig te verbeteren voortgezet. Daarnaast zal er ruimte dienen te zijn voor innovatie en organisatieverandering. Hieronder worden de geplande activiteiten op de genoemde gebieden nader toegelicht.

Voor goede rechtspraak is evenzeer vereist dat de Rechtspraak in staat is te blijven beantwoorden aan de veranderende wensen uit de samenleving.

Voor het behoud van het gezag van de Rechtspraak en daarmee van het rechterlijk oordeel is van groot belang dat de kernwaarden, onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en professionaliteit worden versterkt. Het huidige stelsel van gedragsnormen voor rechters, raadsheren en andere medewerkers zal worden uitgebreid op basis van internationale standaarden. Waar nodig zal gebruik worden gemaakt van de verruimde mogelijkheden voor disciplinaire maatregelen. De deskundigheid en professionaliteit zal worden vergroot door kwaliteitsnormen aan te scherpen en de mogelijkheden die de herziening van de gerechtelijke kaart hiertoe biedt optimaal te benutten. Bijzondere aandacht zal daarbij worden geschonken aan versterking van de kennis op niet-juridisch gebied, op specialistische gebieden en op het terrein van het Europese recht. Instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn o.m. concentratie van zaken, kenniscentra, normen voor permanente educatie en digitale ontsluiting van kennisbronnen.

Belangrijke doelstelling van de Rechtspraak is dat deze aansluit bij behoeften in de samenleving. De uitvoering verloopt langs de lijnen van de vaststelling van normen voor doorlooptijden en op het sturen op de realisatie daarvan, het leveren van maatwerk door middel van differentiatie, het verbeteren van digitale toegankelijkheid en het zoeken naar wegen om de effectiviteit van rechterlijke interventies te vergroten, zodat de bijdrage die deze interventies kunnen leveren aan de oplossing van maatschappelijke problemen eveneens wordt vergroot.

Met ingang van juli 2012 wordt een nieuw stelsel van kostendekkende griffierechten ingevoerd. Beoogd wordt de rechtspraak in civiele en bestuurszaken te laten bekostigen door degenen die daar gebruik van maken. Dit gaat gepaard met de invoering van hogere tarieven. Met invoering van het voorgestelde tarievenstelsel wordt beoogd structureel een netto ombuiging van € 240 mln. te realiseren, bestaande uit extra ontvangsten griffierechten en lagere kosten voor de Rechtspraak door een lagere instroom van zaken. De nu voor de jaren 2012 en verder geraamde extra ontvangsten en lagere kosten zullen in de reguliere begrotingscyclus nauwkeurig worden gevolgd en indien nodig geactualiseerd. In het wetsvoorstel «kostendekkende griffierechten» zijn verhogingen van griffierechten opgenomen en wijzigingen in de tariefstructuur. Het wetsvoorstel houdt een lastenverzwaring in voor burgers, bedrijven én overheidsorganen. Enerzijds worden de griffierechten voor partijen fors hoger en daarnaast gaan, in tegenstelling tot nu, in het bestuursrecht overheidsorganen griffierecht betalen wanneer burgers in beroep gaan tegen hun besluiten. Verhoging van de griffierechten heeft als consequentie dat men er vaker dan nu, vanaf zal zien om zijn zaak aan de rechter voor te leggen. Die kostenpost gaat zwaarder meewegen in de kosten-baten afweging om al dan niet naar de rechter te stappen. In deze afweging spelen niet alleen de eigen kosten, maar ook het risico te verliezen en in de proceskosten van de wederpartij te worden veroordeeld. Naar verwachting zal invoering van het wetsvoorstel rechtspraakbreed leiden tot ruim 5% minder zaken.

De implementatie van de herziening van de gerechtelijke kaart zal voor de Rechtspraak in de komende jaren een majeure operatie betekenen. Naar verwachting zal in 2012 de parlementaire behandeling van de wetgeving die benodigd is voor de invoering van de nieuwe gerechtelijke kaart kunnen worden afgerond. Momenteel is nog onduidelijk wat de precieze invoeringsdatum zal kunnen zijn. De herziening zal moeten leiden tot versterking van de bestuurskracht van de organisatie en tot vergroting van de mogelijkheden om de kwaliteit van de rechtspraak ook op de langere termijn te waarborgen. De voorbereiding van de invoering zal ook in 2012 een grote inspanning van de organisatie vergen.

Het Regeerakkoord voorziet in tal van intensiveringen op het gebied van politie en Justitie. Naast een hoger aantal OM-afdoeningen, zal dit ook voor de Rechtspraak leiden tot extra zaaksinstroom. Daarbij worden extra megastrafzaken verwacht. Ook zal de kennis op forensische en technisch gebied worden versterkt en zullen maatregelen worden genomen waarbij in specifieke gevallen avond- nacht en weekendopenstelling van rechtbanken mogelijk wordt.

Zoals hierboven aangegeven zal, ondanks de verhoogde druk op de productie bij gerechten ten gevolge van het verwachte verschil tussen instroom en financiële middelen, de kwaliteit van gerechtelijke procedures en uitspraken centraal dienen te staan. Er moet financiële ruimte blijven voor kwaliteitsbepalende elementen, zoals de meervoudige behandeling van zaken, instructie en feitenonderzoek en het meelezen van vonnissen. Waar het gaat om de deskundigheid op bijzondere kennisgebieden zijn er kenniscentra bij de gerechtshoven ingericht.

Om de forse toename van de instroom van zaken te verwerken zou een substantiële verhoging van de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vanaf 2013 nodig zijn. De uitkomst van de afweging van het kabinet op dit moment is echter dat voor de rechtspraak in geringe mate extra geld beschikbaar is. Uit deze middelen moet voor de Rechtspraak ook de prijsontwikkeling worden gedekt. Als de huidige instroomverwachtingen uitkomen en er, ook in latere jaren, geen aanvullende financiering beschikbaar komt zal dit onvermijdelijk leiden tot oplopende voorraden en doorlooptijden.

De Rechtspraak wil daarbij al wat mogelijk is doen om te hoog oplopende voorraden tegen te gaan.

Meerjarige begroting van baten en lasten

Baten

Bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie

De bijdrage bestaat uit een productiegerelateerde bijdrage, een bijdrage voor gerechtskosten en een bijdrage voor overige taken. Daarnaast bevat de bijdrage middelen voor taken die niet voortvloeien uit de Wet op de rechterlijke organisatie zoals tuchtrecht en de commissies van toezicht voor het gevangeniswezen.

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Baten

             

Bijdrage Ministerie van VenJ

918 821

954 941

996 932

913 174

891 612

887 171

885 772

Overige bijdrage van Min van VenJ

33 133

33 133

33 133

33 133

33 133

33 133

33 133

Overige opbrengsten

11 933

11 933

11 933

11 933

11 933

11 933

11 933

Rentebaten

0

100

100

100

100

100

100

bijdrage meer/minder werk

5 932

15 200

 

15 200

     

Totaal baten

969 819

1 015 307

1 042 098

973 540

936 778

932 337

930 938

               

Lasten

             

Personele kosten

733 603

756 505

770 907

722 069

696 710

685 700

684 634

Materiële kosten

228 622

235 759

240 248

225 028

217 125

213 694

213 361

Afschrijvingskosten

21 923

22 000

23 000

25 000

25 000

25 000

25 000

Rentekosten

2 846

3 600

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Gerechtskosten

3 673

3 943

3 943

3 943

3 943

3 943

3 943

Totale lasten

990 667

1 021 807

1 042 098

980 040

936 778

932 337

930 938

Resultaat

– 20 848

– 6 500

0

– 6 500

 

0

0

Overige bijdragen van het Ministerie van VenJ en overige opbrengsten

Deze posten betreffen bijdragen van het Openbaar Ministerie (VenJ) voor Spirit en SSR en bijdragen aan de Rechtspraak van andere departementen.

Rentebaten

Voor het jaar 2012 wordt rekening gehouden met een renteopbrengst van € 100 000,–.

Bijdrage meer- en minderwerk

De bijdrage meer- en minderwerk (egalisatierekening van de Rechtspraak) betreft het saldo van meer- en minderwerk ten opzichte van de productie zoals afgesproken met en gefinancierd door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het meer- en minderwerk wordt afgerekend tegen 70% van de afgesproken productgroepprijzen.

Lasten

Personele kosten

Ten opzichte van 2010 zullen de personele kosten in 2011 en 2012 toenemen omdat de Rechtspraak een fors hogere instroom zal verwerken

Materiële kosten

De materiele kosten nemen gelijk met de personele kosten in de jaren 2011–2012 toe maar zullen daarna ook weer worden teruggebracht.

Afschrijvingskosten

Materiele vaste activa

Afschrijvingstermijn

Hard- en software

3 jaar

Vervoersmiddelen, inventaris, meubilair kort en kantoormachines

5 jaar

Audio- en visuele middelen en stoffering

8 jaar

Verbouwingen, installaties, bekabeling en meubilair lang

10 jaar

De afschrijvingskosten voor de Rechtspraak zijn berekend door de totale afschrijvingskosten op de activa in een jaar te verminderen met de verwachte vrijval in dat jaar van de balanspost «»Vooruitontvangen bedragen OM»». De post «»vooruitontvangen bedragen OM»» betreft de eerder door het OM verstrekte bijdrage in de aanschaf van activa die gemeenschappelijk worden gebruikt door OM én ZM. Met deze bijdrage in de aanschaf heeft het OM destijds zijn deel van de afschrijvingskosten voldaan.

Rentekosten

Voor de financiering van materiële vaste activa sluit de Rechtspraak leningen af bij het Ministerie van Financiën. Voor de berekening van deze kosten wordt rekening gehouden met de door Financiën afgegeven rentepercentages. Gemiddeld betreft dit een rentepercentage van 3%.

Gerechtskosten

Het gaat hier om de kosten die het gerecht in civiele en bestuurlijke zaken maakt gedurende of als gevolg van de behandeling van een aan de rechter voorgelegde zaak zoals advertentiekosten bij faillissementen, tolken en vertalers en deskundigen.

Bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie

In de tabel opbouw bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie is de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie gespecificeerd.

Opbouw bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie x € 1 000,–
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Productiegerelateerde bijdrage

913 502

955 052

870 846

848 874

844 031

842 632

             

Bijdrage voor gerechtskosten

3 943

4 194

3 943

3 943

3 943

3 943

             

Bijdrage voor overige uitgaven

           

Bijzondere kamers rechtspraak

8 034

8 030

8 048

8 049

8 049

8 049

College van Beroep v/h bedrijfsleven

5 960

5 939

5 927

5 928

5 928

5 928

Megazaken

14 953

15 232

15 913

16 321

16 722

16 722

             

Bijdrage Niet-BFR 2005 taken

           

Tuchtrecht

3 013

3 012

3 012

3 012

3 012

3 012

Cie's. van toezicht voor het gevangeniswezen

5 462

5 473

5 485

5 486

5 486

5 486

Overige taken

74

0

0

0

0

0

             

Bijdrage Min. van VenJ begroting 2012

954 941

996 932

913 174

891 612

887 171

885 772

De productiegerelateerde bijdrage is het meest omvangrijke onderdeel van de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Deze bijdrage komt tot stand door de productieafspraken tussen Raad en minister te vermenigvuldigen met de afgesproken prijzen. In onderstaande tabel zijn de productieafspraken opgenomen.

Productieafspraken begroting 2012
 

2010

20111

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

1 959 550

1 877 907

1 914 702

1 836 193

1 792 256

1 782 884

1 780 221

               

Gerechtshoven

             

Civiel

16 660

16 877

18 176

16 500

16 086

15 995

15 969

Straf

37 820

37 847

37 852

37 852

36 737

36 530

36 470

Belasting

3 660

3 174

3 212

2 885

2 812

2 796

2 792

               

Rechtbanken

             

Civiel

289 560

307 045

343 645

283 124

274 971

273 101

272 652

Straf

195 910

196 080

186 583

182 345

182 718

183 018

183 118

Bestuur (excl. Vreemdelingenkamers)

46 960

48 618

51 596

46 334

44 803

43 915

43 609

Bestuur (Vreemdelingenkamers)

50 740

53 336

55 500

55 500

55 500

55 500

55 500

Kanton

1 287 470

1 187 111

1 187 111

1 187 677

1 157 912

1 151 387

1 149 492

Belasting

23 220

19 940

22 528

15 977

13 217

13 142

13 121

               

Bijzondere colleges

7 550

7 879

8 500

8 000

7 500

7 500

7 500

Centrale Raad van Beroep

             
X Noot
1

Afspraak op basis van de 1ste suppletoire begroting

De financiering blijft vanaf 2013 achter bij de instroomverwachtingen van de Rechtspraak. Hiermee ontstaat het risico dat de voorraden en daarmee de doorlooptijden de komende jaren kunnen gaan oplopen. De ontwikkelingen zullen in de reguliere begrotingscyclus op de voet worden gevolgd en indien nodig en mogelijk zullen later aanvullende maatregelen getroffen worden.

Productgroepprijzen 2011–2013

In de tabel hierna zijn de prijzen opgenomen die de Raad voor de rechtspraak en het Ministerie van Veiligheid en Justitie in januari 2010 overeengekomen zijn voor de periode 2011–2013

Overzicht prijzen per productgroep x € 1

Productgroep

20111

Rechtbanken

 

Civiel

885,21

Bestuur

1 994,56

Straf

865,44

Kanton

138,31

Vreemdelingen

846,37

Belasting

1 094,70

   

Gerechtshoven

 

Civiel

3 578,16

Straf

1 302,76

Belasting

3 026,30

   

Centrale Raad van Beroep

3 287,37

X Noot
1

de prijzen zijn gebaseerd op loon- en prijspeil 2010

Ontwikkeling eigen vermogen

Ontwikkeling eigen vermogen x € 1 000,–
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Eigen vermogen per 1–1

39 296

18 448

11 948

11 948

5 448

5 448

5 448

Resultaat

– 20 848

– 6 500

0

– 6 500

 

0

0

Eigen vermogen per 31–12

18 448

11 948

11 948

5 448

5 448

5 448

5 448

In de jaren 2011 en 2013 is de Rechtspraak voornemens om eigen vermogen in te zetten voor een capaciteitsuitbreiding in aanvulling op de bijdrage van het departement. Naar de huidige inzichten zal de egalisatierekening en het eigen vermogen met ingang van 2014 geen ruimte meer kunnen bieden om de hogere kosten te dekken.

Doorlooptijden

In onderstaande tabel wordt de realisatie weergegeven ten opzichte van de norm voor 2010. Wanneer de meerjarige financiering achterblijft bij de instroom zullen de voorraden oplopen en komt het halen van de aangegeven doelstelling in gevaar.

Lengte van procedures; percentage zaken binnen de norm afgezet tegen de norm voor 2010*
 

Realisatie 2008

2009

2010

norm 2012

Rechtbanken, sector kanton

%

%

%

%

binnen

Handelszaken met verweer

95%

96%

95%

90%

1 jaar

 

81%

81%

78%

75%

6 maanden

Beschikking arbeidsontbinding op tegenspraak

96%

95%

96%

90%

3 maanden

Handelszaken zonder verweer (verstek)

92%

91%

84%

90%

15 dagen

Beschikking geregelde arbeidsontbinding

79%

77%

83%

90%

15 dagen

Kort geding

96%

95%

95%

90%

3 maanden

Overtreding

89%

88%

88%

80%

1 maand

Mulderzaak

74%

80%

80%

80%

3 maanden

           

Rechtbanken, sector civiel

%

%

%

%

binnen

Handelszaken met verweer

85%

86%

87%

80%

2 jaar

 

62%

62%

63%

70%

1 jaar

Handelszaken zonder verweer (verstek)

69%

73%

76%

90%

1 maand

Verzoekschriftprocedure handel (vooral insolventie)

84%

86%

84%

90%

3 maanden

Beëindigde faillissementen

73%

72%

77%

90%

3 jaar

Scheidingszaak

91%

94%

93%

95%

1 jaar

 

60%

58%

62%

50%

2 maanden

Alimentatie en bijstandsverhaal

94%

94%

93%

90%

1 jaar

Omgangs- en gezagszaken

83%

82%

81%

80%

1 jaar

Beschikking verzoekschriftprocedure kinderrechter

90%

90%

92%

90%

3 maanden

Kort geding

91%

91%

92%

90%

3 maanden

           

Rechtbanken, sector straf

%

%

%

%

binnen

Strafzaak MK (=meervoudig behandeld)

86%

85%

84%

90%

6 maanden

Politierechterzaak (incl. economische)

85%

86%

84%

90%

5 weken

Strafzaak bij de kinderrechter (enkelvoudig)

84%

83%

82%

85%

5 weken

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

99%

100%

99%

95%

2 weken

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

82%

81%

80%

85%

4 maanden

           

Rechtbanken, sector bestuur

%

%

%

%

binnen

Bodemzaak bestuur regulier

73%

71%

68%

90%

1 jaar

 

47%

47%

49%

70%

9 maanden

Voorlopige voorziening bestuur regulier

95%

95%

94%

90%

3 maanden

Bodemzaak belasting lokaal

44%

42%

48%

90%

9 maanden

Bodemzaak rijksbelastingen

51%

51%

53%

90%

1 jaar

Bodemzaak vreemdelingen

68%

67%

57%

90%

9 maanden

           

Gerechtshoven

%

%

%

%

binnen

Handelszaak dagvaarding

67%

71%

74%

80%

2 jaar

Handelsrekest

57%

70%

70%

90%

3 maanden

Familierekest

88%

87%

85%

90%

1 jaar

Belastingzaak

33%

30%

42%

85%

1 jaar

Strafzaak MK (=meervoudig behandeld)

74%

67%

55%

85%

9 maanden

Strafzaak EK

59%

44%

36%

90%

6 maanden

Strafzaak EK kantonzaak

64%

55%

67%

90%

6 maanden

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

50%

45%

55%

95%

2 weken

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

32%

61%

46%

85%

4 maanden

Toelichting

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen, mutaties in eventuele voorzieningen en in mutaties in het netto werkkapitaal. De Raad heeft een vordering op het Ministerie van Veiligheid en Justitie van € 16,7 mln. voor een dotatie aan de egalisatierekening. In het kasstroomoverzicht wordt er door de Raad van uitgegaan dat dit bedrag in 2011 wordt gestort.

Kasstroomoverzicht x € 1 000
 

Omschrijving

Realisatie 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1.

Rekening-courant RHB 1 januari

150 936

111 439

106 439

106 439

84 739

84 739

84 739

2.

Totaal operationele kasstroom

17 482-

3 300

25 000

3 300

25 000

25 000

25 000

3a-

Totaal investeringen (-/-)

30 703

30 000

30 000

26 000

26 000

26 000

26 000

3b+

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

   

3.

Totaal investeringskasstroom

30 703-

30 000-

30 000-

26 000-

26 000-

26 000-

26 000-

4a-

Eenmalige uitkering aan bestuursdepartement (-/-)

 

4b+

Eenmalige storting door bestuursdepartement (+)

 

16 700

4c-

Aflossingen op leningen (-/-)

22 015

25 000

25 000

25 000

25 000

25 000

25 000

4d+

Beroep op leenfaciliteit (+)

30 703

30 000

30 000

26 000

26 000

26 000

26 000

4.

Totaal financieringskasstroom

8 688

21 700

5 000

1 000

1 000

1 000

1 000

5.

Rekening-courant RHB 31 december*

111 439

106 439

106 439

84 739

84 739

84 739

84 739

*

inclusief Rekening-Courant Egalisatierekening

61 860

36 660

29 160

6 460

6 460

6 460

6 460

Investeringen

Om de kapitaalgoederenvoorraad op peil te kunnen houden is in 2012 een vervangingsinvestering van € 30 mln. nodig. Daarnaast is rekening gehouden met de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen ten gevolge van de groei van de Rechtspraak.

Investeringen
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Hard- en software

10 800

10 800

9 360

9 360

9 360

9 360

Vervoersmiddelen, inventaris, meubilair kort en kantoormachines

2 100

2 100

1 820

1 820

1 820

1 820

Audio- en visuele middelen en stoffering

2 420

1 545

2 570

2 870

3 120

3 120

Verbouwingen, installaties en meubilair lang

14 680

15 555

12 250

11 950

11 700

11 700

Totaal

30 000

30 000

26 000

26 000

26 000

26 000

Investeringen verdeeld naar vervanging en uitbreiding

           

Vervanging

17 962

14 675

16 575

17 063

17 334

17 334

Uitbreiding

12 038

15 325

9 425

8 937

8 666

8 666

HOOFDSTUK 7 OVERZICHT ZBO’S en RWT’S

 

Naam organisatie*

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotings- ramingen (x € 1 000)

Apparaatsuitgaven begrote kosten (x € 1 000)

verwijzing/url

1

Bureau Financieel Toezicht, BFT1

 

x

toezicht op notarissen en gerechtsdeurwaarders, toezicht naleving wet identificatie bij dienstverlening (WID) en wet melding ongebruikelijke transacties (MOT)

12.2.2

6 216

6 216

www.bureauft.nl

2

College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)

 

x

ziet erop toe dat persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat privacy blijft gewaarborgd

12.1.3

7 679

7 679

www.cbpweb.nl

3

College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten2

 

x

toezicht op de naleving van auteursrechten

 

440

440

www.cvta.nl

4

College van Toezicht op de Kansspelen (CvTK)

 

x

toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen

13.1.2

495

495

www.toezichtkansspelen.nl

5

Commissie Gelijke Behandeling (CGB)

 

x

ziet toe op de naleving van haar oordelen, adviseert en geeft voorlichting over gelijke behandeling

12.1.3

5 045

5 045

www.cgb.nl

6

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

x

x

stelt financiële tegemoetkoming ter beschikking aan slachtoffers van een geweldsmisdrijf voor opgelopen letselschade

13.5.2

24 139

5 120

www.schadefonds.nl

7

Gerechtsdeurwaarders, cluster.3

 

x

   

NVT

NVT

 

8

HALT

x

 

preventie en bestrijding jeugdcriminaliteit. Jongeren kunnen recht zetten wat zij hebben fout gedaan, waardoor zij niet in aanraking komen met de rechter

14.2.3

12 200

12 200

www.halt.nl

9

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

x

x

innen van alimentatie, indien dit niet vrijwillig wordt afgedragen

 

3 538

3 538

www.lbio.nl

10

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV)4

x

x

met actuele kennis, advisering, toegepast onderzoek, vraaggerichte opleidingen en oefeningen en leiderschapsontwikkeling helpt het NIFV professionals binnen de brandweer, GHOR en crisisbeheersing, beleidsmakers en bestuurders zich optimaal voor te bereiden om de fysieke veiligheid van onze samenleving te borgen

23

5 340

15 807

www.nifv.nl

11

Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD)

 

x

het register waarborgt en bevordert een constante kwaliteit van de inbreng van deskundigen in de rechtsgang

13.3.1

1 788

1 688

www.nrgd.nl

12

Notarissen, cluster.5

 

x

   

NVT

NVT

 

13

Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV)

x

x

doet onafhankelijk onderzoek naar oorzaken of vermoedelijke oorzaken van «voorvallen» en categorieën voorvallen

21

11 175

10 081

www.onderzoeksraad.nl

14

Particuliere Jeugdinrichtingen

x

 

behandeling van jeugdigen op grond van strafrechtelijke titel

14.2.1

96 123

96 123

 

15

Particuliere Tbs-inrichtingen

x

 

behandeling van Tbs-gestelden

13.4.2

225 124

225 124

 

16

Politieacademie (PA)

x

x

het nationale wervings-, selectie-, opleidings- en kennisinstituut voor de Nederlandse politie

23

208 800

192 770

www.politieacademie.nl

17

Politieregio's

x

   

23

4 995 451

3 996 360

Jaarverslag politie 2010

18

Raad voor Rechtsbijstand (RRB)

x

x

heeft toezicht op en draagt zorg voor de organisatie en van de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand

12.2.1

29 900

29 900

www.rvr.org

19

Reclasseringsorganisaties

x

 

voorkomen en verminderen van crimineel gedrag door begeleiding aan personen die ene strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht

13.4.3

216 000

216 000

 

20

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

x

 

ondersteuning aan slachtoffers van misdrijven

13.5.1

15 532

15 532

www.slachtofferhulp.nl

21

Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, SDKB.6

 

X

sinds 2004 worden de gegevens van sperma- eicel- en embryodonoren landelijk geregistreerd. Beheer van deze gegevens en verstrekken deze op verzoek aan het donorkind, ouders of huisarts

 

NVT

NVT

www.donorgegevens.nl

22

Stichting Nidos

 

X

voert als onafhankelijke (gezins-) voogdij instelling, op grond van de wet, de voogdijtaak uit voor Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers

 

24 567

24 567

www.Nidos.nl

X Noot
*

Alle ZBO's en RWT's die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie vallen zijn in dit overzicht opgenomen, ook wanneer deze geen financiële relatie met het Ministerie van Veiligheid en Justitie hebben.

X Noot
1

Het Bureau Financieel Toezicht wordt vanaf 2014 bekostigd door de organisaties waarop toezicht wordt gehouden.

X Noot
2

Het College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten wordt bekostigd door de organisaties waarop het toezicht wordt gehouden. De begroting behoeft goedkeuring van de Minister van Veiligheid en Justitie.

X Noot
3

Gerechtsdeurwaarders en notarissen vallen conform het rijksbrede ZBO-register onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. Er is geen financiële relatie met het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

X Noot
4

NIFV is een ZBO die zijn eigen opbrengsten genereren. Incidenteel ontvangen zij subsidies van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor specifieke opdrachten die voortkomen uit een opdrachtgevers/opdrachtnemersrelatie.

X Noot
5

zie noot 3.

X Noot
6

De Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting valt conform het rijksbrede ZBO-register onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, maar heeft geen financiële relatie met Veiligheid en Justitie.

HOOFDSTUK 8 BIJLAGE PROGNOSEMODEL JUSTITIËLE KETENS

Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ): ramingen capaciteitsbehoefte 2011–2016

Om het beleid van VenJ goed uit te kunnen voeren is zicht op de beschikbaarheid van voldoende capaciteit essentieel. Of het nu gaat om gevangeniscellen of om de instroom in de rechtsbijstand. De beschikbare capaciteit in de strafrechtketen en in de civiele- en bestuursrechtspraak dienen steeds zo goed mogelijk te zijn afgestemd op de capaciteitsbehoefte.

De capaciteitsbehoefte wordt bepaald door diverse maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast leiden nieuwe wet- en beleidsvoorstellen doorgaans ook tot nieuwe en/of gewijzigde capaciteitsbehoeften.

Een goed inzicht in de criminaliteitsontwikkeling is een noodzakelijke voorwaarde voor een adequate raming van de capaciteitsbehoefte. Met het wetenschappelijk gevalideerde Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) wordt jaarlijks geraamd wat de capaciteitsbehoefte in de strafrechtelijke-, civielrechtelijke- en bestuursrechtelijke keten is. Dit model is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten in de criminaliteitsontwikkeling.

De ramingen worden elk jaar door het WODC gelijktijdig met de begroting gepubliceerd (vindplaats: www.wodc.nl)

A. Prognoses strafrechtketen

12.1 Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging
12.1.1 Raad voor de rechtspraak – gerechten
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Afdoening kanton straf

231 035

193 040

195 879

204 704

210 201

213 411

Afdoening rechtbank straf

191 747

178 765

166 895

165 673

164 368

163 395

Afdoening gerechtshof straf

36 172

34 156

33 496

33 393

33 388

33 427

12.1.2 Hoge Raad
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Cassaties strafzaken

3 569

3 560

3 544

3 532

3 537

3 549

12.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel
12.2.1 Raden voor Rechtsbijstand
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Reguliere straftoevoegingen

50 263

49 797

49 780

49 129

48 730

48 405

Ambtshalve straftoevoegingen (incl. vreemdelingenbewaring)

98 626

98 750

98 306

99 907

99 723

99 429

Piketdiensten (incl. Vreemdelingenbewaring)

144 476

163 531

182 169

200 894

219 911

244 103

13.3 Handhaving en vervolging
13.3.2 Openbaar Ministerie
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Instroom kantonzaken

190 536

138 589

135 173

137 897

139 841

140 648

Instroom rechtbankzaken

220 923

196 888

188 849

188 086

187 307

187 000

WAHV-zaken: beroep Officier van Justitie

341 643

346 346

355 320

365 655

373 515

373 896

13.4 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties
13.4.1 DJI – Gevangeniswezen – regulier
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Gevangeniswezen-strafrechtelijk

13 241

12 940

12 812

12 920

12 965

12 952

13.4.2 DJI -Tbs/Forensische Zorg
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

TBS

2 155

2 099

2 053

2 004

1 934

1 862

13.4.3 Reclassering
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Vroeghulpbezoeken

15 800

15 800

15 800

15 800

15 800

15 800

Reclasseringsadvies met RISc

21 421

21 921

22 793

22 855

22 788

22 669

Reclasseringsadvies o.b.v. Quick Scan

16 259

16 775

17 652

17 717

17 649

17 530

Reclasseringsadvies met RISc t.b.v. TBS/PIJ

416

416

417

417

417

417

Te starten werkstraffen

32 208

31 724

30 780

30 944

31 074

31 494

ITB-criem

918

1 024

1 131

1 214

1 270

1 306

ITB-harde kern

297

300

304

308

313

318

Gedragsinterventies

2 943

3 079

2 880

2 721

2 589

2 506

Toegeleidingen zorg

139

1 157

1 513

1 283

1 124

991

Toezicht (3 niveaus)

34 116

32 187

34 521

34 027

34 160

34 559

13.4.5 CJIB
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Instroom WAHV-zaken

11 102 010

11 486 790

11 900 640

12 331 460

12 493 240

12 626 410

Lopende vonnissen en vervangende hechtenissen

22 379

21 089

20 232

19 708

19 239

18 846

Ontnemingsmaatregelen

1 030

957

875

846

824

813

Schadevergoedingsmaatregelen

12 348

11 957

11 197

10 835

10 574

10 437

Geldboetevonnissen (STRABIS)

141 614

89 544

63 853

53 256

50 730

49 635

Transacties (TRIAS)

487 760

510 278

519 712

520 759

515 062

509 620

Taakstraffen meerderjarig

38 374

39 028

37 642

37 742

37 900

28 342

13.4.6 Raad voor de strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Instroom beroepszaken

3 091

3 082

3 060

3 049

3 036

3 028

Instroom doorzendingen

404

406

404

405

407

409

Instroom overige zaken

347

356

375

384

392

397

13.5 Slachtofferzorg
13.5.1 Slachtofferhulp Nederland
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal geholpen slachtoffers

102 972

100 599

98 192

95 747

93 494

91 560

13.5.2 Schadefonds Geweldsmisdrijven
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal binnengekomen verzoeken

8 360

7 821

7 831

7 246

6 563

6 003

13.7 Vreemdelingen
13.7.1 Vreemdelingenbewaring
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Vreemdelingenbewaring

2 099

2 084

2 182

2 279

2 291

2 274

14.2 Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd
14.2.1 DJI-jeugd
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

DJI capaciteit minderjarigen

784

743

706

690

682

676

14.2.2 Raad voor de Kinderbescherming – strafzaken
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal te starten taakstraffen (ZM+OM)

21 535

21 430

21 210

21 712

22 244

22 776

Aantal basisonderzoeken

31 042

31 983

32 886

33 767

34 556

35 293

Aantal vervolgonderzoeken

3 057

3 149

3 238

3 325

3 403

3 475

14.2.3 HALT
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Te starten HALT-afdoeningen

20 143

20 637

21 156

21 594

21 886

21 987

14.2.4 Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Reguliere jeugdreclassering

9 932

9 787

9 146

9 066

8 994

8 934

Samenloop

1 538

1 534

1 506

1 508

1 514

1 523

B. Prognoses civielrechtelijke keten

12.1.1 Raad voor de rechtspraak
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Rechtbank civiel

339 427

349 466

358 667

370 066

380 690

391 326

Rechtbank kanton

974 983

1 039 822

1 114 376

1 192 330

1 277 299

1 367 979

Gerechtshof civiel

16 877

19 084

19 561

20 244

21 102

21 971

Hoge Raad civiel

671

690

703

714

725

737

12.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Toevoegingen civiel (excl. Vreemdelingenzaken)

249 238

249 590

250 193

250 801

251 267

244 894

C. Prognoses bestuursrechtelijke keten

12.1.1 Raad voor de rechtspraak
Aantallen

Capaciteitsbehoefte

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Rechtbank bestuur

52 389

55 358

57 653

60 999

64 844

69 074

Rechtbank belasting

19 940

23 294

25 023

26 898

30 052

32 780

Gerechtshof belastingzaken

3 435

3 212

3 626

3 891

4 174

4 649

Cassaties in bestuurszaken

920

982

912

917

1 016

1 096

Centrale Raad van Beroep

7 879

9 449

10 487

11 114

11 837

12 809

HOOFDSTUK 9 LIJST MET AFKORTINGEN

A

 

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

ANPR

Automatic Number Plate Recognition

ATb

Alerteringssysteem Terrorismebestrijding

B

 

BDUR

Brede DoelUitkering Rampenbestrijding

BES-eilanden

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BFT

Bureau Financieel Toezicht

BIBOB

Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur

BOA

Buitengewoon Opsporingsambtenaar

BOD

Bijzondere Opsporingsdiensten

BFrp

Besluit Financiën regionale politiekorpsen

BNC

Beoordeling nieuwe (EU)Commissievoorstellen

BVS

Budgetverdeelsysteem

BW

Burgerlijk Wetboek

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

C

 

CAO

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBP

College Bescherming Persoonsgegevens

CBRN

Chemisch Biologisch Radiologisch en Nucleair

CCV

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid

C&R

Criminaliteit en Rechtshandhaving

CGB

Commissie Gelijke Behandeling

CIO

Centrale Informatie Organisatie

CIOT

Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie

CJIB

Centraal Justitieel Incasso Bureau

COSI

EU Comité voor interne veiligheid

CSV

Criminele Samenwerkings Verbanden

CVOM

Centrale verwerking Openbaar Ministerie

CvTK

College van Toezicht op de kansspelen

D

 

DIPP

Dekkings Issues Prioritering Procedure

DHW

Drank- en Horecawet

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DPAN

Digitaal Platform Aansluiting Nazorg

DTN

Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland

DTV

Dienst Terugkeer en Vertrek (BZK)

DWO

Digitale Werkplekomgeving

E

 

ECM

Enterprise Content Management

EG

Europese Gemeenschap

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EIS

Europol Informatie Systeem

EK

Eerste Kamer

EL&I

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

ENISA

European Network and Information Security Agency

ERP

Enterprise Resource Planning

ESF

Europese Sociale Fondsen

EU

Europese Unie

EVRM

Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

F

 

FIOD-ECD

Fiscale Inlichten- en Opsporingsdienst – Economische Controle Dienst

FIU

Financial Intelligence Unit

FPC

Forensisch Psychiatrisch Centrum

FoBo

Frontoffice Backoffice

FPU

Flexibele Pensioen Uitkering

FRONTEX

Europees Agentschap Frontières Extérieures

FZG

Forensische Zorg

G

 

GCOS

Generiek Casusoverleg ondersteunend systeem

GDI

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT

GGD

Gemeentelijke Geneeskundige Diensten

GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

GHOR

Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen

GPS

Global Positioning System

GSR

Garantstellingregeling

GW

Gevangeniswezen

H

 

HALT

Het Alternatief

H1N1

Nieuwe Influenza A

HKZ

Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorg

HRM

Human Resource Management

HTR

Herziening Toezicht Rechtspersonen

I

 

I&A

Immigratie en Asiel

IAK

Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving

IBV

Informatie Beleid Veiligheid

ICCW

Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IND

Immigratie- en naturalisatiedienst

IOOV

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

ITB

Individuele Traject Begeleiding

IVB RP/NP

Integriteitsverklaring Beroepsgoederen Rechtspersonen / Natuurlijke personen

IVM

Integrale Veiligheidsmonitor

IVRK

Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

J

 

JBZ

Justitie en Binnenlandse Zaken

JIT

Joint Investigations Teams

JJI

Justitiële Jeugdinrichtingen

JUSTIS

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening

K

 

KLPD

Korps landelijke politie diensten

KMar

Koninklijke Marechaussee

KWAS

Kwetsbaarheidsanalyse Spionage

L

 

LBIO

Landelijk Bureau Inning Ouderbijdrage

LIEC

Landelijk Informatie en Expertise Centrum

M

 

MBVEO

Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast

MIA-V

Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid

MOT

Meldpunt Ongebruikelijke Transacties

MoU

Memorandum of Understanding

MPC

Meerpersoonscel

MvF

Ministerie van Financiën

N

 

Nbbe

Nederlands bureau brandweerexamens

NCC

Nationaal CrisisCentrum

NCSS

Nationale cyber security strategie

NCV

Nood Communicatie Voorziening

NCTV

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

NGO

Non-Gouvernementele Organisatie

NIFV

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid

NFI

Nederlands Forensisch Instituut

NRB

Nationale risicobeoordeling

NVBR

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding

NVC

Nationaal Voorlichtingscentrum

O

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

O&I

Operations & Infrastructure

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLAF

Office Européen de lutte anti-fraude

OM

Openbaar Ministerie

OOV

Openbare Orde en Veiligheid

OT

Ongebruikelijke transacties

OvV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

P

 

PEGI

Pan European Game Information

PI

Penitentiaire Inrichting

PIJ

Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen

PM

Pro Memorie

PMJ

Prognosemodel Justitiële Ketens

PNR

Passenger Name Record

PPS

Publiek-Private Samenwerking

R

 

RAIO

Rechterlijk ambtenaar in opleiding

Rbtv

Register beëdigde tolken en vertalers

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIEC

Regionale Informatie en Expertise Centra

RRB

Raad voor Rechtsbijstand

RUD

Regionale Uitvoeringsdiensten

RvdK

Raad voor de Kinderbescherming

RvS

Raad van State

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

S

 

SBF

Substantieel bezwarende functies

SDKB

Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting

SGM

Schadefonds Geweldsmisdrijven

SHN

Slachtoffer Hulp Nederland

SIS

Schengen Informatie Systeem

SLA

Service Level Agreement

SSC-ICT

Shared Service Center ICT

SGC

Stichting Geschillen Commissies Consumentenzaken

SGM

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Stb

Staatsblad

Stcr

Staatscourant

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

T

 

Tbs

Terbeschikkingstelling

TK

Tweede Kamer

U

 

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

V

 

VBV

Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOG

Verklaring omtrent het gedrag

VRIS

Vreemdelingen in de strafrechtketen

VT

Verdachte transacties

VtsPN

Voorziening tot samenwerking Politie Nederland

VvGB

Verklaring van Geen Bezwaar

VVm

Vaste verandermomenten

VWA

Voedsel- en Warenautoriteit

Vw

Vreemdelingenwet

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

W

 

WAHV

Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften

Wobka

Wet opneming buitenlandse kinderen te adoptie

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum

WPBR

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Wsnp

Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wth

Wet tijdelijk huisverbod

Wvr

Wet Veiligheidsrisico’s

WWFT

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

WWM

Wet wapens en munitie

X

 

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZM

Zittende Magistratuur

ZSM

Pilot versnelde afdoening strafzaken

HOOFDSTUK 10 TREFWOORDENLIJST

Academie voor wetgeving 34

Adoptie 19, 20, 66, 67, 68, 69, 70, 189

Afdoeningen 59, 141, 143, 172, 184

Afschrijvingskosten 126, 140, 142, 145, 147, 148, 151, 153, 158, 161, 166, 167, 173, 174

Algemene wet bestuursrecht 27

BES-eilanden 100, 186

BIBOB 30, 53, 54, 55, 110, 114, 152, 154, 186

Biometrie 148

Brandweer 16, 26, 28, 29, 94, 95, 96, 100, 103, 107, 108, 109, 114, 115, 117, 118, 179, 187, 188

Bureau Financieel Toezicht 121, 179, 181, 186

C2000 96, 105, 106

Commissie Gelijke Behandeling 121, 179, 186

Cybercrime 12, 15, 50, 56, 57, 58, 79, 101

DNA 145, 147

Eergerelateerd geweld 53

Elektronisch toezicht 18, 55, 73, 135

Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie 72

Europese Unie 33, 186

Forensische Zorg 183, 187

Gedragsinterventies 14, 61, 72, 74, 183

Gerechtskosten 140, 142, 173, 174

Geschilbeslechting 32, 44

Griffierechten 22, 23, 26, 31, 32, 39, 40, 45, 47, 48, 82, 171, 172

Halt 12, 66, 74, 75, 121, 179

Hoge Raad 32, 38, 39, 40, 48, 121, 182, 185

Homogene Groep Internationale Samenwerking 6

Huiselijk geweld 15, 52, 53

Integriteit 1, 3, 30, 40, 50, 53, 54, 55, 104, 110, 151, 152, 171, 186, 187

Interlandelijke adoptie 19, 21, 70

Internationale rechtsorde 77, 83

JBZ 83, 187

Jeugd 1, 14, 18, 21, 30, 59, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 100, 101, 112, 122, 126, 127, 128, 130, 138, 180, 184, 188

Jeugdbescherming 22, 24, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 184

Jeugdcriminaliteit 66, 67, 68, 71, 72, 74, 95, 179

Jeugdinrichtingen 68, 72, 73, 74, 121, 132, 138, 180, 187

Jeugdreclassering 66, 68, 70, 73, 185

Jeugdzorg 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 113, 129, 185

Jihadisme 84, 90

Kansspelen 19, 53, 121, 179

Kinderbescherming 66, 68, 69, 70, 71

Mediation 41, 71

Mensenrechten 78, 82, 83

Mot 61, 64, 69, 99, 111, 167

MOT 179, 187

Nationale politie 5, 8, 9, 10, 25, 30, 94, 95, 99, 100, 102, 103, 104, 105, 107, 113, 165, 169

Nazorg 55, 61, 62, 63, 75, 186

Oda 10, 12, 13, 17, 32, 35, 38, 40, 43, 46, 48, 55, 63, 72, 83, 86, 88, 99, 100, 102, 103, 106, 116, 119, 171

OM 1, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, , 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142, 143, , 144, 145, 146, 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153, 154, 155, 156, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 163, 164, 165, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 177, 179, 180, 181, 182, 183, 184, 186, 187, 188, 189

Openbaar Ministerie 8, 24, 39, 46, 51, 52, 56, 57, 59, 66, 111, 113, 173, 183, 186, 188

Opsporing 11, 15, 21, 25, 31, 50, 54, 55, 56, 57, 60, 81, 91, 101, 102, 104, 112, 114, 115, 116, 145, 165, 186

Politiebestel 99, 112

Politieonderwijs 22, 25, 99, 100, 117, 118

Politieorganisatie 8, 9, 27, 50, 57, 94, 95, 96, 97, 100, 113, 119

Politiewet 30, 94, 96, 104, 106

Preventie 13, 14, 15, 21, 30, 31, 37, 41, 50, 51, 52, 55, 56, 58, 66, 80, 90, 98, 100, 109, 113, 114, 179, 186

Raad van Europa 77, 78, 82

Raad van State 17, 28, 188

Raad voor de Kinderbescherming 24, 67, 69, 70, 71, 74, 184, 188

Radicalisering 21, 86, 111

Rechtsbijstand 1, 7, 21, 22, 23, 31, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 121, 122, 180, 182, 188

Rechtshandhaving 1, 21, 22, 23, 27, 30, 50, 51, 52, 82, 96, 119, 122, 126, 186

Rechtsorde 1, 21, 27, 30, 34, 63, 77, 82, 122

Rechtspleging 1, 3, 7, 8, 9, 21, 27, 31, 37, 38, 39, 80, 122, 182

Rechtsstaat 8, 16, 27, 31, 39, 50, 63, 77, 78, 79, 82, 170

Recidive 13, 19, 52, 55, 58, 60, 61, 62, 72, 73, 74, 75, 138

Reclassering 9, 15, 18, 22, 24, 51, 55, 60, 61, 73, 121, 180, 183

Sanctiecapaciteit 127, 128, 134, 135

Sanctietoepassing 50, 60

Schadefonds Geweldsmisdrijven 52, 63, 121, 179, 184, 188

Schuldsanering 37, 39, 41, 44, 45, 189

Slachtofferhulp 52, 63, 64, 114, 115, 121, 180, 184

Slachtofferzorg 52, 63, 184

Strafrechtsketen 37, 63, 75

Subsidies 26, 116, 121, 129, 151, 179, 181

Taakstraffen 22, 24, 73, 143, 183, 184

Tbs 18, 62, 68, 73, 130, 133, 135, 180, 183, 188

Terrorisme 1, 6, 27, 30, 59, 77, 80, 83, 84, 86, 90, 91, 92, 93, 111, 122, 186, 189

Terrorismebestrijding 6, 21, 52, 78, 84, 85, 90, 92, 93, 186, 187

VbbV 52

Veelplegers 15

Veiligheid begint bij Voorkomen 52, 146

Veiligheid 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 13, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 25, 26, 27, 29, 30, 34, 35, 36, 37, 38, 45, 47, 50, 51, 53, 54, 55, 60, 65, 66, 67, 68, 71, 73, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 126, 132, 138, 140, 151, 158, 159, 160, 165, 167, 170, 172, 173, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 186, 187, 188, 189

Veiligheidshuizen 13, 15, 52, 62, 63, 73, 110, 113

Verblijfsvergunning 64

Verenigde Naties 77

Verklaring van Geen Bezwaar 151, 188

Voogdij 68, 71, 75, 76, 181

Vreemdelingenbeleid 65

Vreemdelingenbewaring 5, 52, 64, 65, 127, 128, 136, 137, 182, 184

Wobka 19, 69, 189

Zelfstandig Bestuursorgaan 189


X Noot
1

TK 2010–2011, 29 628, nr. 237.

X Noot
3

TK 2010–2011, 29 911, nr. 49

X Noot
7

Eind 2009 werd jaarlijks grofweg 20% van de bij politie en OM bekende criminele groepen, actief op prioritaire thema’s, via een strafrechtelijk onderzoek aangepakt. Het streven is dit aantal eind 2014 verhoogd te hebben naar 40%, een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele groepen.

X Noot
30

Ferwerda, H. en T. van Ham (2010). Problematische jeugdgroepen in Nederland. Omvang en aard in het najaar van 2010.

X Noot
33

R. Scholte, M. Boerkamp en R. Engels (2008). ProKid. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de methodiek ProKid. Radboud Universiteit Nijmegen.

X Noot
34

Zie de brief van 25 juni 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer (TK 28 741-17)

X Noot
43

Reactie middels brief d.d. 23 maart 2011 met kenmerk 2011–2000020309.

Naar boven