32 710 XVII Jaarverslag en slotwet Jeugd en Gezin 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN JEUGD EN GEZIN (XVII)

Aangeboden 18 mei 2011

Uitgaven naar beleidsterrein 2010 (x € 1 miljoen)

Uitgaven naar beleidsterrein 2010 (x € 1 				  miljoen)

Ontvangsten naar beleidsterrein 2010 (x € 1 miljoen)

Ontvangsten naar beleidsterrein 2010 (x € 1 				  miljoen)

Inhoudsopgave

  

blz.

   

A.

ALGEMEEN

6

   

1.

Aanbieding en verzoek tot dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

9

   

B.

BELEIDSVERSLAG

12

   

3.

Beleidsprioriteiten

24

4.

Financiële toelichting bij beleidsartikelen

27

5.

Financiële toelichting bij niet-beleidsartikelen

36

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

41

   

C.

JAARREKENING

42

   

7.

Verantwoordingsstaat

42

8.

Saldibalans

43

   

D.

BIJLAGEN

44

   

9.

Overzicht ZBO/RWT

44

 

Afkortingenlijst

45

 

Trefwoordenregister

46

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001, verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de betrokken ministers decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • het gevoerde financieel beheer;

  • de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • de financiële informatie in het jaarverslag;

  • de betrokken saldibalans;

  • de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • Het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • Het voorstel van de Slotwet over 2010 dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • Het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

  • De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ende Minister van Veiligheid en Justitie, E. I.Schippers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

In dit jaarverslag wordt het beleid dat in 2010 is gevoerd door de minister(s) belast met het programma Jeugd en Gezin verantwoord. Daarnaast wordt verantwoording afgelegd over het beheer van de begroting Jeugd en Gezin 2010, zoals deze is vastgesteld door de Staten Generaal.

De verantwoording heeft een speciaal karakter omdat het programma Jeugd en Gezin is opgeheven bij aanvang van het kabinet Rutte op 14 oktober 2010. Zie Besluit van 14 oktober 2010, nummer 10 002848.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is sindsdien belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van het kindgebonden budget, de kinderbijslag en de tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen, voor zover deze behartiging voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister voor Jeugd en Gezin.

De Minister van Veiligheid en Justitie is sindsdien belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van Jeugd en Gezin waarmee voor 22 februari 2007 uitsluitend de Minister van Justitie was belast en die van 22 februari 2007 tot 14 oktober 2010 behoorden tot het aan de Minister voor Jeugd en Gezin opgedragen programma, behoudens de gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader.

De andere beleidsterreinen, waaronder de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en de Centra voor Jeugd en Gezin, zijn ondergebracht bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Experiment Verbetering verantwoording en begroting

De afgelopen jaren deed Jeugd en Gezin mee aan het Experiment Verbetering verantwoording en begroting. Dit experiment is beëindigd. In samenwerking met de Algemene Rekenkamer wordt het experiment door het Ministerie van Financiën geëvalueerd. Volgens planning zal medio 2011 deze evaluatie met de Tweede Kamer worden besproken en zal worden besproken in hoeverre (onderdelen van) deze experimentele werkwijze rijksbrede invoering verdient.

De Slotwet maakt geen deel uit van dit jaarverslag, maar wordt separaat aangeboden.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag bestaat uit een beleidsmatige verantwoording op hoofdlijnen over het jaar 2010.

Begrotingsartikelen

De beleidsartikelen bevatten een volwaardige financiële verantwoording. In de artikelen worden de veranderingen van de begroting en de uitputting ervan toegelicht. Uit de tabellen blijkt bij welke begrotingswet (1e en 2e Suppletoire wet en Slotwet) die veranderingen zich hebben voorgedaan. Alle veranderingen, mutaties in jargon, ten opzichte van de vastgestelde begroting die groter zijn dan € 3 miljoen of groter zijn dan 3% van het budget van een artikel, zijn hierin toegelicht.

Omdat de begroting over het jaar 2008 de eerste begroting was van Jeugd en Gezin, zijn in dit jaarverslag louter realisatiecijfers van de jaren 2008, 2009 en 2010 opgenomen.

Slotwet

De mutaties in de Slotwetstaat betreffen de budgettaire gegevens die geautoriseerd dienen te worden. De toelichting op deze slotwetmutaties is ook opgenomen in de budgettaire tabellen bij de (niet-)beleidsartikelen die het verloop van de vastgestelde begroting tot aan de uiteindelijke realisatie verklaren.

Groeiparagraaf

De structuur van dit jaarverslag is onveranderd ten opzichte van het jaarverslag 2009.

Verantwoordelijkheid, medebetrokkenheid en apparaatsuitgaven

Verantwoordelijkheid Minister voor Jeugd en Gezin

Naast de onderdelen uit de begroting, vielen tot de aanvang van het kabinet Rutte op 14 oktober 2010, beleidsmatig ook de zorg voor jeugd-licht verstandelijk gehandicapten (jeugd-lvg) en de jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Jeugd en Gezin.

Budgettair gezien vallen deze uitgaven onder het zogenoemde Budgettair Kader Zorg (BKZ). In de premietabellen in artikel 42 Gezondheidszorg en artikel 43 Langdurige zorg van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), maken deze jeugdgerelateerde uitgaven aan lichtverstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg integraal onderdeel uit van de aldaar gepresenteerde realisatiecijfers.

Na aantreden van het kabinet Rutte op 14 oktober 2010, vallen deze uitgaven onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Medebetrokkenheid Minister voor Jeugd en Gezin

De Minister voor Jeugd en Gezin was medebetrokken bij een aantal beleidsterreinen waarvoor andere bewindspersonen primair verantwoordelijk waren. Dit is toegelicht in TK 31 001, nr. 3.

Apparaatsuitgaven Jeugd en Gezin

Jeugd en Gezin had geen eigen ambtelijk apparaat. De ambtenaren waren gehuisvest bij de departementen waar de beleidsonderwerpen vóór de oprichting van Jeugd en Gezin waren ondergebracht.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier verplichte onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel- en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

In 2007 is bij alle departementen de kwantitatieve grens voor de rapportering in de bedrijfsvoeringsparagraaf van onrechtmatigheden en onzekerheden per artikel verhoogd. De rapporteringstolerantie is afhankelijk van de realisatie van het artikel. Er is sprake van een glijdende schaal die afneemt van 10% naar 3%. Bij onrechtmatigheden is er nog een aanvullende bepaling. Deze vereist dat wanneer de artikeltolerantie hoger is dan de 1% tolerantie die geldt voor de totale verantwoording de laagste van de twee uitkomsten wordt toegepast bij de bepaling of er sprake is van een verplichte vermelding in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Omdat bij Jeugd en Gezin een scheiding was aangebracht tussen beleid en uitvoering, worden indien noodzakelijk, fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de getrouwe weergave in de beleidsuitvoering toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering. In dit jaarverslag staan de hoofdconclusies en wordt volstaan met een verwijzing naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het betreffende uitvoerende ministerie. Het kan voor de beleidsbepalende Minister(s) aanleiding zijn om hierbij vanuit hun verantwoordelijkheid aanvullende opmerkingen te maken.

B. BELEIDSVERSLAG

Kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op, ontplooien zich en doen mee. De ondersteuning en zorg voor jeugd en gezin moet beter aansluiten bij de eigen kracht van kinderen, jongeren en hun ouders. Hiermee wordt voorkomen dat normale opvoedvragen dure zorgvragen worden én kunnen we het groeiend beroep op jeugdzorg terugdringen. Deze ambitie ligt ten grondslag aan het Jeugd- en Gezinsbeleid. Dit beleidsverslag beschrijft de in 2010 behaalde resultaten.

Stelselherziening zorg voor jeugd

Het is van belang dat de zorg voor jeugd laagdrempeliger, integraler en efficiënter wordt. Om de werking van het stelsel van jeugdzorg te verbeteren, is in het Regeerakkoord van oktober 2010 vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het Rijk, de provincies, de gemeenten, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om lichtere hulp aan gezinnen te geven en om daardoor het beroep op zwaardere en dure vormen van jeugdzorg terug te dringen. Dit is van belang voor jeugd, gezin en de betaalbaarheid van de zorg. Ouders moeten met hun opvoedvragen kunnen aankloppen bij familie, vrienden of buren en als dat niet kan bij Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Zo voorkomen we dat normale opvoedvragen ook meteen zorgvragen worden.

Het werk in de jeugdzorg moet aantrekkelijker worden. Dit kan door te investeren in de kwaliteit van de zorg voor jeugd en door te voorkomen dat jeugdprofessionals onnodig worden belast met bureaucratische handelingen. De eerste verantwoordelijkheid voor een samenhangend en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben opdracht om het Centrum voor Jeugd en Gezin te ontwikkelen tot de plek waar ouders en jeugdigen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien terechtkunnen. Het wetsvoorstel invoering Centra voor Jeugd en Gezin en regievoering gemeenten wordt voorjaar 2011 plenair behandeld in de Tweede Kamer. De kabinetsplannen sluiten aan bij de analyse en voorstellen van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg van 18 mei 2010 én die van de voormalig Minister voor Jeugd en Gezin in zijn brief van 9 april 2010 (TK 32 296, nr. 7).

Samenhangend Jeugdbeleid

Met het nieuwe kabinet is in oktober 2010 de verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid overgegaan van de voormalig Minister voor Jeugd en Gezin naar de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Beleidsverantwoordelijkheden die voor de totstandkoming van Jeugd en Gezin behoorden tot de verantwoordelijkheid van andere ministeries dan VWS – zoals het beleid rond kinderbescherming én rond inkomensondersteuning van gezinnen – zijn weer terug naar de ministeries van Veiligheid en Justitie (VenJ) respectievelijk Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Verschillende maatregelen in het Regeerakkoord beïnvloeden de positie van kwetsbare jongeren, zoals de stelselherziening jeugdzorg, de bijstelling passend onderwijs en de regeling werken naar vermogen. Om die reden heeft de staatssecretaris van VWS met haar collega’s van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), SZW en VenJ afgesproken de genoemde maatregelen uit het Regeerakkoord in nauwe afstemming uit te werken. Het nieuwe kabinet zet op deze wijze de gecoördineerde aanpak van het jeugdbeleid van de voormalig Minister voor Jeugd en Gezin voort.

A. Het Gezin

Versterken opvoeding: opvoeddebatten

Met het Opvoeddebat is gedurende anderhalf jaar een impuls gegeven aan het bespreekbaar maken van opvoeding en het organiseren van bijeenkomsten met ouders en andere opvoeders. Het Opvoeddebat is gevoerd langs drie lijnen:

  • 1. de Opvoedestafette om regionale initiatieven tot ontplooiing te brengen en te stimuleren. Vanuit de Opvoedestafette zijn 20 opvoeddebatten door het hele land ondersteund en gevolgd. Deelnemers waren ouders, professionals en jongeren. De debatten werden lokaal ingevuld: de ene gemeente koos voor een «week van de opvoeding», bestaande uit meerdere activiteiten, een andere gemeente koos voor één specifieke debatdag. Alle kennis en ervaring is gebundeld in de digitale inspiratiebundel (www.opvoeddebat.nl);

  • 2. Landelijke aandacht voor opvoeding bestaande uit: diverse onderzoeken, landelijke bijeenkomsten, de website www.opvoeddebat.nl en het genereren van publiciteit rond het thema opvoeden. Het thema «vaders en opvoeden» is bij een grote groep vaders onder de aandacht gebracht met de uitgave van de vaderdagspecial (hiervan werden ruim 200 000 exemplaren verzonden via de bladen J/M en Voetbal International);

  • 3. het Online Opvoeddebat, gestart in februari 2010 met thema’s, opiniepeilingen en stellingen om zoveel mogelijk burgers te betrekken bij het Opvoeddebat. Het Online Opvoeddebat was een klein jaar actief en trok maandelijks gemiddeld 6 000 bezoekers.

In 2010 is ook de handreiking «Scheiden en de zorg voor de kinderen» gereed gekomen. Deze handreiking stelt gemeenten, en in het verlengde hiervan de professionals binnen de CJG’s, in staat een ondersteuningsaanbod voor ouders en kinderen te ontwikkelen die met scheiding te maken (dreigen te) krijgen. Deze handreiking is in juni 2010 aan de wethouders van alle gemeenten gestuurd.

Daarnaast is in 2010 opdracht gegeven voor het ontwikkelen van een digitale handreiking relatieondersteunend aanbod, die bedoeld is om beleidsmedewerkers van gemeenten en professionals binnen CJG’s te ondersteunen in het invullen van hun zorgaanbod bij relatieondersteuning en conflicthantering. Deze handreiking zal in de loop van het voorjaar van 2011 gereed zijn.

Gedurende anderhalf jaar is een impuls gegeven aan het bespreekbaar maken van opvoeding en het organiseren van bijeenkomsten met ouders en andere opvoeders. De website www.opvoeddebat.nl is geadopteerd door het Nederlands Jeugdinstituut en de opbrengsten van het debat krijgen een vervolg in de verdere ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin. De Tweede Kamer is bij brief van 3 september 2010 (TK 30 512, nr. 17) geïnformeerd over de voortgang van het Opvoeddebat.

Meer tijd voor het gezin

In 2010 zijn de trajecten uit de Gezinsnota van 2008 afgerond. Ten aanzien van het keurmerk gezinsvriendelijke werkgever is in 2010 een verkenning uitgevoerd naar het draagvlak onder bedrijven, werknemers- en werkgeversorganisaties. Naar aanleiding hiervan is besloten het keurmerk te verbreden en de werk/privé-balans centraal te stellen. Het ministerie van OCW neemt de doorontwikkeling van het keurmerk over. Aangezien de Rijksoverheid zelf een van de grootste werkgevers van Nederland is en daarmee een voorbeeldrol heeft, is in 2010 in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de gezinsvriendelijkheid van de Rijksoverheid onderzocht. De Tweede Kamer is bij brief van 6 september 2010 over de resultaten geïnformeerd (TK 30 420, nr. 155).

In 2010 zijn ook de belemmeringen onderzocht die mannen ervaren bij de combinatie van gezin en werk. Anders dan vrouwen ervaren mannen de belemmering dat het niet als vanzelfsprekend wordt gezien dat zij gezin en werk combineren. De Tweede Kamer is bij brief van 17 december 2010 over de uitkomsten geïnformeerd (TK 26 447, nr. 56).

In 2010 is vanuit vele invalshoeken aandacht gegeven aan andere manieren van werken. Het nieuwe werken kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het vergemakkelijken van het combineren van gezin en werk. Samen met het ministerie van OCW is opdracht gegeven voor een opinieonderzoek ten behoeve van de «week van het nieuwe werken» die van 8 tot 14 november 2010 heeft plaatsgevonden.

Investeren in Gezinnen: de kinderregelingen

Met het oog op vereenvoudiging van de kinderregelingen, is de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) in 2010 gedeeltelijk geïntegreerd met het kindgebonden budget. Ook is in 2010 de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) gewijzigd waardoor aangesloten wordt bij bepalingen van de leerplichtwet. Daarnaast zijn in de kinderregelingen ombuigingsmaatregelen voor de jaren 2009–2011 ingevoerd. In 2010 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend om het recht op kinderbijslag (en eventueel kindgebonden budget) te beëindigen als een kind uit huis geplaatst is. Het voorstel dat het mogelijk maakt om de kinderbijslag op te schorten om te bevorderen dat de ouders een schriftelijke aanwijzing in het kader van een ondertoezichtstelling opvolgen is niet ingediend bij de Tweede Kamer. Dit vanwege een negatief advies van de Raad van State.

Gezinnen blijvend op de kaart

In 2010 is een traject gestart om de gezins- en kindvriendelijkheid van gemeenten te stimuleren. Hiertoe is een prijs uitgeschreven waarvoor 41 kind- en gezinsvriendelijke initiatieven op het gebied van sociale verbanden, openbare ruimte, balans gezin en werk, of een combinatie hiervan genomineerd zijn. In de zomer van 2011 zullen de winnaars bekend worden gemaakt. De meest inspirerende initiatieven zullen worden gebundeld en worden verspreid.

De OESO-studie naar gezinnen in 2030, zal in 2011 beschikbaar komen.

Kinderrechten en Europees Jeugdbeleid

De rechten van kinderen – die zijn verankerd in het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind – zijn uitgangspunt van het jeugdbeleid (zowel nationaal als internationaal). In Europees verband kunnen we van elkaar leren, cijfers verzamelen en informatie uitwisselen. Behaalde resultaten in 2010 zijn:

  • Aanvaarding initiatiefwetsvoorstel Kinderombudsman door de Eerste Kamer (juni 2010). De Kinderombudsman heeft als taak de bekendheid met kinderrechten te vergroten bij burgers en professionals én het naleven van kinderrechten te bevorderen. De Kinderombudsman gaat begin 2011 van start. Het ministerie van VWS draagt bij aan de structurele financiering van € 1,5 miljoen per jaar.

  • In november 2009 is een nieuwe Europese samenwerkingsstrategie voor de periode 2010–2018 vastgesteld. Tijdens het voorzitterschap van Spanje en België in 2010 is hieraan invulling gegeven met uitwisseling van kennis over sociale inclusie van jongeren respectievelijk de meerwaarde van het jeugdwerk.

  • Openbaarmaking van het Jaarbericht Kinderrechten 2010 tijdens Kleine Prinsjesdag in de Ridderzaal (september 2010).

Jeugdparticipatie

In 2010 is een vervolg gegeven aan de impuls om de pedagogische civil society te vergroten door gezinnen en jongeren te stimuleren zich vrijwillig in te zetten op terreinen van opvoeden en opgroeien. Dit in navolging van de motie Slob (TK 31 700, nr. 17). Verschillende nieuwe praktijkprojecten zijn gestart en in december 2010 verscheen een inspirerend magazine voor onder andere gemeenten, welzijnswerk, vrijwilligersorganisaties en CJG’s over vrijwillige inzet en actief burgerschap.

In 2010 heeft de Nationale Jeugdraad (NJR) het stokje overgenomen van Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009 om de goede voorbeelden die in 2009 in Rotterdam zijn gegenereerd te verspreiden over Nederlandse gemeenten die zoeken naar inspiratie voor hun lokale jeugdparticipatie. Rotterdam dient als voorbeeld en de NJR biedt vanuit haar expertise samen met Rotterdam een breed ondersteuningsaanbod aan.

In november 2010 is door de staatssecretaris van VWS voor de derde keer de Jong Lokaal Bokaal uitgereikt voor het beste initiatief rond jongerenparticipatie. Dit jaar is deze bokaal uitgereikt aan de gemeente Oss. Goede voorbeelden van positief jeugdbeleid en jongerenparticipatie zijn te vinden op de website www.jonglokaalbokaal.nl.

B. Omslag naar preventie: Samenwerken voor de jeugd

Centra voor Jeugd en Gezin

Gemeenten hebben opdracht om het Centrum voor Jeugd en Gezin te ontwikkelen tot de plek waar ouders en jeugdigen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien terecht kunnen.

Op 31 december 2010 beschikten 270 gemeenten over een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dat loopt iets achter op de begrotingsdoelstelling van 300 gemeenten. De vertraging kan ten dele verklaard worden door het feit dat gemeenten tijdens de demissionaire status van het vorige kabinet in onzekerheid verkeerden over de toekomst van het CJG. Gezien de voortvarendheid waarmee gemeenten de centra realiseren is de verwachting dat het tussen gemeenten en Rijk overeengekomen einddoel «alle gemeenten hebben in 2011 een CJG», dat tevens is vastgelegd in de bepalingen ten aanzien van de brede doeluitkering CJG, in 2011 gerealiseerd zal worden.

Het CJG draait om verbeteren van dienst- en hulpverlening. De uitvoerende professionals staan hierbij centraal. Ter ondersteuning van de CJG-ontwikkeling wordt samen gewerkt met de brancheorganisaties, beroepsgroepen en kennisinstituten om te bekijken op welke wijze de professionals ondersteund kunnen worden. Deze samenwerking heeft geleid tot een brochure die onder vele instellingen/professionals en alle gemeenten is verspreid.

Verder hebben twee reeksen van bijeenkomsten plaatsgevonden in het najaar 2010, waarin het thema «samenwerken» centraal stond:

  • masterclasses voor managers (georganiseerd door brancheorganisaties en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG));

  • werkconferenties voor professionals (georganiseerd door de beroepsgroepen).

Ten slotte zijn, in het kader van het gezamenlijke ondersteuningsprogramma met de VNG, intervisiebijeenkomsten voor wethouders en CJG-projectleiders georganiseerd door de VNG.

CJG-Digitaal

Veel gemeenten zijn, naast het fysieke Centrum voor Jeugd en Gezin, bezig met het realiseren of doorontwikkelen van een online Centrum voor Jeugd en Gezin. Vanuit het ministerie van VWS wordt hierbij ingezet op het (door)ontwikkelen van landelijke inhoudelijke voeding van de online CJG’s. Het gaat hierbij om het samenvoegen van bronnen van verschillende content aanbieders tot één landelijke informatiebank met gestandaardiseerde, geredigeerde en gevalideerde informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid. In 2010 zijn afspraken gemaakt hoe hiertoe te komen, onder voortouw van Stichting Opvoeden.nl, met subsidie van het ministerie van VWS. Met welke applicaties en functionaliteiten de landelijke content via de lokale online CJG’s beschikbaar komt voor ouders en jeugdigen is aan de gemeenten in overleg met ICT-aanbieders.

Zorg- en adviesteams

Problemen van kinderen en jongeren komen ook tot uiting op school. Om snelle en goede hulp te bieden en om voortijdig schoolverlaten te voorkomen is de afgelopen jaren de zorg in en om de school enorm versterkt. De Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn een belangrijk onderdeel van de zorg in en om de school. In ZAT’s bieden zorg- en ondersteuningsprofessionals samen met de school hulp aan jeugdigen en hun ouders. Voorkomen moet worden dat kinderen onnodig worden gestigmatiseerd en gebruik moeten maken van dure voorzieningen voor gespecialiseerde zorg. Het is nodig dat hulp en ondersteuning voor jeugdigen zo geïntegreerd, doelmatig en zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd worden, namelijk in het gezin, in de buurt en op school.

Het steunpunt ZAT’s heeft in 2010 informatie, ideeën, tips en handreikingen gegeven over de samenwerking van het onderwijs in de jeugdketen. Het steunpunt ZAT’s heeft daarbij intensief samengewerkt met onder andere de landelijke ondersteuners van het CJG, de verwijsindex risicojongeren en passend onderwijs. Doel van deze samenwerking is om de implementatieondersteuning van innovaties in het onderwijs- en jeugdbeleid zo integraal en efficiënt mogelijk te organiseren, zodat scholen, gemeenten en organisaties voor opvoed- en opgroeiondersteuning zoveel mogelijk vanuit de gedachte «één kind, één gezin, één plan» werken.

Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg

Het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft tot doel de kwaliteit van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) te verbeteren door de papieren dossiers in de JGZ te digitaliseren. Net als een papieren dossier volgt het digitaal dossier de ontwikkeling van een kind. Door digitalisering kunnen professionals binnen de JGZ dossiers beter aan elkaar overdragen, zodat zij kinderen beter kunnen volgen en risico’s sneller signaleren.

Eind 2010 waren 52 van de 73 JGZ-organisaties gedigitaliseerd (71%). Van de overige organisaties verwacht het merendeel in de eerste helft van 2011 de digitalisering af te ronden. Om te waarborgen dat instellingen daadwerkelijk dossiers digitaliseren is in de Wet publieke gezondheid een digitaliseringsplicht opgenomen. Deze is op 1 juli 2010 van kracht geworden. Ook is op 1 oktober 2010 een ministeriële regeling van kracht geworden die eisen stelt aan de te gebruiken software. Deze regeling geeft gemeenten de taak er voor te zorgen dat uniforme registratie plaatsvindt en overdracht van dossiers mogelijk wordt.

In 2010 hebben GGD Nederland en ActiZ JGZ-organisaties ondersteund bij het implementeren van de digitale dossiers en zijn de juridische randvoorwaarden voor de digitalisering van de JGZ-dossiers tot stand gekomen.

In 2010 is het Landelijk Schakel Punt (LSP) gereed gemaakt voor aansluiting van de JGZ-organisaties. Er zijn nog geen JGZ-organisaties aangesloten op het LSP.

Verwijsindex

In augustus 2010 is de Wet Verwijsindex risicojongeren in werking getreden (Stb. 2010, 89 en 302). Via dit landelijk elektronisch systeem worden instanties en professionals in de jeugdzorg onderling geattendeerd op individuele problemen van jeugdigen. Als over dezelfde jeugdige eerder een melding is gedaan, krijgen de meldende professionals een e-mail waarin staat dat zij de Verwijsindex moeten raadplegen. Inmiddels zijn bijna alle gemeenten op de Verwijsindex aangesloten en is het systeem landelijk dekkend. De teller stond in december 2010 op meer dan 260 000 meldingen, die hebben geleid tot ruim 70 000 matches. Hierbij zijn professionals met elkaar in contact gebracht zodat de hulpverlening aan kinderen kon worden afgestemd. Bijna de helft van de matches betrof professionals uit verschillende gemeenten.

Diversiteit in het jeugdbeleid

Migrantenjongeren zijn oververtegenwoordigd in de zwaardere vormen van jeugdzorg terwijl zij nog onvoldoende bereikt worden met preventief jeugdbeleid. In samenwerking met het voormalige programmaministerie voor Wonen, Wijken en Integratie is daarom in 2010 met het ZonMw-programma «Diversiteit in het jeugdbeleid» gewerkt aan het duurzaam verbeteren van de interculturele kwaliteit van de jeugdsector. In september 2010 is de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd. De belangrijkste resultaten tot op heden zijn:

Interculturele kennis en vakmanschap:

  • Via de databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) zijn voor migrantendoelgroepen effectieve interventies ontsloten. De NJi-databanken, het webportaal Jeugdgezondheidszorg en de ZonMw-projectenpoort leveren interculturele kennis voor beleid, praktijk en wetenschap.

  • De interculturele competentieprofielen van jeugdprofessionals in zorg en welzijn zijn beschikbaar. De ontwikkeling van scholing in interculturele competenties binnen opleidingen voor toekomstige jeugdprofessionals in zorg en welzijn op mbo-, hbo- en wo-niveau is gestart. Via een website is het intercultureel scholingsaanbod en een bijbehorende kwaliteitskader ontsloten.

Versterking lokale jeugdvoorzieningen:

  • Aan de algemene gereedschapskist voor Centra Jeugd en Gezin is toegevoegd de Handreiking Interculturalisatie. Deze handreiking gaat in op specifieke problemen van migranten in relatie tot het voorzieningenaanbod, interculturele kwaliteit en diversiteit in het personeelsbeleid van het CJG en het toepassen van effectieve methodieken voor bereik van en hulpverlening aan migranten.

  • 25 lokale participatieprojecten die preventie en vroeg signaleren van problemen rond jeugdigen tot doel hebben en activiteiten ontwikkelen met een brugfunctie naar algemene voorzieningen, worden ondersteund en doorontwikkeld.

Academische werkplaatsen:

  • In drie academische werkplaatsen werken universiteiten/hogescholen en kennisinstituten samen met praktijkinstellingen, jeugd- en migrantenorganisaties en gemeenten. De werkplaatsen richten zich onder andere op laagdrempelige opvoedondersteuning voor ouders met tieners, het ontstaan en verloop van psychosociale problemen bij jonge kinderen en bij (met name Antilliaans-Nederlandse) tienermoeders, borging van interculturele kwaliteit in het lokaal preventief jeugdbeleid en participatie van migrantenjeugd en hun ouders binnen de jeugdvoorzieningen.

Aan het doel om migrantenkinderen en hun ouders goed te bereiken met algemene jeugdvoorzieningen en opvoedondersteuning en de kwaliteitsslag die daarvoor in het jeugdbeleid gemaakt moet worden, is invulling gegeven door het creëren van de randvoorwaarden op het gebied van kennis, kunde en borging in het algemene beleid.

C. Vrijblijvendheid voorbij

Wachtlijsten jeugdzorg

Op 1 januari 2010 zijn de wachtlijsten bij het zorgaanbod in de provinciale jeugdzorg fors gedaald ten opzichte van 1 januari 2009. Het aantal wachtenden bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) dat langer dan vijf dagen wacht op de start van het onderzoek is op 1 januari 2010 nagenoeg nihil (TK 31 839, nr. 51).

De invoering van een nieuwe financieringssystematiek in 2010 is niet gerealiseerd, doordat met provincies nog geen overeenstemming is bereikt over een goed ramingsmodel.

Voor 2010 en 2011 is het Rijk met de provincies het «Afsprakenkader jeugdzorg» overeengekomen. Hiermee is het budget voor twee jaar vastgesteld. Met het Afsprakenkader is overeengekomen dat kinderen tijdig de noodzakelijke zorg ontvangen op een verantwoorde manier.

Verder bevat het Afsprakenkader een aantal maatregelen om de groei van de instroom in de provinciale jeugdzorg een halt toe te roepen (TK 31 839, nr. 75).

Jeugdbescherming

In het kader van het programma Beter Beschermd is door de ketenpartners (Raad voor de Kinderbescherming, Raad voor de Rechtspraak, Rechtbanken en de Bureaus Jeugdzorg) de afgelopen jaren hard gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen.

Doelstelling voor de doorlooptijd was om in 75% van de zaken een doorlooptijd van twee maanden te realiseren. De totale doorlooptijd in de keten is in 2010 teruggebracht naar gemiddeld 89 dagen.

De ambitie om 75% van de zaken binnen twee maanden af te doen is op basis van de ervaringen wel bijgesteld tot 75% binnen 70 dagen. In de praktijk bleek de gewenste doorlooptijd bij de Rechtbanken van 75% binnen 2 weken niet realiseerbaar in verband met de wettelijk verplichte oproeptermijn van 2 weken. Er wordt voor de doorlooptijd bij de Rechtbanken dan ook uitgegaan van 75% binnen 3 weken. Voor de gehele doorlooptijd betekent dit: 75% binnen 70 dagen.

In de komende periode zal de inspanning er op zijn gericht om met name de doorlooptijd bij de Raad voor de Kinderbescherming verder terug te brengen. Naar verwachting wordt in 2012 de oorspronkelijke ambitie bereikt van 75% binnen 42 dagen voor het deel van de keten dat bij de Raad wordt uitgevoerd.

Er is gestreefd naar het inwerking laten treden van de gewijzigde kinderbeschermingswetgeving op 1 januari 2011. In juni 2010 is de wet aangeboden aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft in oktober 2010 verslag uitgebracht. De planning is dat de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer begin 2011 zal plaatsvinden. De streefdatum voor invoering is nu 1 januari 2012.

Aanpak kindermishandeling

Het voorkomen, signaleren, stoppen van kindermishandeling en het beperken van de schadelijke gevolgen hiervan staan centraal in het Actieplan Aanpak Kindermishandeling «Kinderen Veilig Thuis». 2010 was het laatste jaar van Actieplan, waarin de activiteiten grotendeels zijn afgerond. Zo is er wederom een publiekscampagne geweest met als thema «Wat kan ik doen?». Tevens is in 2010 gestart met het prevalentieonderzoek naar kindermishandeling dat in het voorjaar van 2011 zal verschijnen.

De uitvoering van de aanpak kindermishandeling moet vooral op regionaal niveau gestalte krijgen. Hiervoor is geïnvesteerd in een landelijk dekkend, regionaal sluitend netwerk.

In 2007 zijn tussen centrumgemeenten, provincies (inclusief de drie grootstedelijke regio’s) en het Rijk bestuurlijke afspraken gemaakt over de invoering van de regionaal sluitende aanpak van kindermishandeling, gebaseerd op de aanpak van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). Hierbij is afgesproken dat elke regio in 2010 deze aanpak heeft ingevoerd door het opstellen van een regionaal werkplan, van een regionaal handelingsprotocol en van een regionaal scholingsplan. Op één na hebben alle 35 regio’s eind 2010 het werkplan opgesteld. Daarnaast hebben op twee na alle regio’s het scholingsplan opgesteld en in gebruik genomen. Tien regio’s hebben het handelingsprotocol nog niet gereed. In totaal hebben hierdoor 11 regio’s eind 2010 of een werkplan, en/of een handelingsprotocol en/of een scholingsplan nog niet gereed. De regio’s en provincies waarin zij zijn gelegen, werken in 2011 door aan de afronding van benodigde mijlpalen. Met deze regio’s zijn concrete afspraken gemaakt over wanneer de benodigde mijlpalen wel zijn bereikt. Eind 2010 is toegezegd dat alle centrumgemeenten in 2011 een financiële bijdrage van € 50 000 via het Gemeentefonds krijgen om de benodigde mijlpalen te bereiken, de aanpak kindermishandeling duurzaam in de regio te verankeren en te optimaliseren. De voortgang zal nauwgezet gevolgd worden.

In 2010 zijn vooruitlopend op een wetsvoorstel «meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling» diverse activiteiten in gang gezet. Doel van het wetsvoorstel is om organisaties te ondersteunen om kindermishandeling en huiselijk geweld zo vroeg mogelijk te signaleren, hier melding van te maken en het te kunnen stoppen.

In 2010 is een aantal instrumenten ontwikkeld zoals het basismodel meldcode en de basistraining «werken met een meldcode». Het basismodel is landelijk verspreid onder brancheorganisaties en professionals en is positief ontvangen. Het model ondersteunt organisaties om de eigen meldcode te implementeren. In 2010 zijn tevens de eerste trainers opgeleid om de training «werken met een meldcode» aan professionals te geven. In 2010 is een start gemaakt met het ontwikkelen van een landelijke e-learningmodule «werken met een meldcode».

Om organisaties en professionals te informeren over de Wet meldcode zijn presentaties en bijeenkomsten in het land gehouden. Daarnaast zijn er verschillende bijeenkomsten gehouden met het intersectoraal kennisnetwerk Meldcode bestaande uit branche- en beroepsverengingen.

Voor het voorkomen van kindermishandeling is opvoedingsondersteuning via het CJG van belang. Elders in dit verslag is de voortgang van de CJG-ontwikkeling beschreven. Ook het verkorten van de doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen in het kader van Beter Beschermd komt elders aan de orde.

Er is een onderzoek uitgevoerd naar de inzet van het strafrecht bij kindermishandeling, dat inzicht heeft gegeven in de wijze waarop en de frequentie waarmee het strafrecht wordt ingezet bij kindermishandelingszaken.

De Tweede Kamer wordt in de loop van 2011 geïnformeerd over de verdere aanpak kindermishandeling voortbouwend op de inzet van de afgelopen periode.

Gesloten Jeugdzorg

De doelstelling was dat op 1 januari 2010 geen jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg meer in de justitiële jeugdinrichtingen zouden verblijven. De instellingen voor gesloten jeugdzorg, de justitiële jeugdinrichtingen, de provincies en de Bureaus Jeugdzorg hebben, samen met het ministerie van VenJ en Jeugd en Gezin hard gewerkt aan het realiseren van de doelstelling. Deze gezamenlijke inzet heeft ertoe geleid dat de doelstelling is gehaald en sinds 1 januari 2010 geen jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg meer in een justitiële jeugdinrichting verblijven.

De locatie Sprengen van Avenier in Wapenveld is overgeheveld naar de gesloten jeugdzorg en toegewezen aan het zorggebied Noord.

In 2010 was sprake van een voldoende aanbod voor gesloten jeugdzorg. De capaciteit gesloten jeugdzorg bedroeg op 31 december 2010 1 622 plaatsen.

De gemiddelde doorlooptijd van de jeugdigen vanaf aanmelding bij de plaatsingscoördinatie tot opname in een instelling voor gesloten jeugdzorg bedroeg minder dan een maand. Urgente jeugdigen worden in alle zorggebieden gemiddeld binnen enkele dagen geplaatst.

Het vanaf 2008 aan de instellingen uitgekeerde bedrag voor de kwaliteitsimpuls (in 2008 € 10,7 miljoen structureel, later oplopend tot circa € 20 miljoen) is aan verbeteringen besteed. Dit betreft onder andere het verkleinen van de groepsgrootte, het aanstellen van gedragswetenschappers, het (intensiever) opleiden van personeel, het verhogen van het gemiddeld opleidingsniveau van medewerkers en een beter verlofbeleid voor de jeugdigen.

Aanpak jeugdwerkloosheid, plusvoorzieningen en campussen

Samen met het ministerie van OCW en het ministerie van SZW is door middel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid ook in 2010 gewerkt aan het terugdringen van de jeugdwerkloosheid, de aanpak kwetsbare jongeren en het versterken van de regionale en lokale samenwerking met als doel participatie.

Dit heeft in 2010 de volgende resultaten opgeleverd:

  • Het Actieplan Jeugdwerkloosheid heeft bijgedragen aan de daling van de jeugdwerkloosheid in 2010. Tussen het eerste kwartaal 2010 en het eerste kwartaal 2011 daalde de jeugdwerkloosheid (15–26 jaar) van 135 000 naar 99 000.

  • Plusvoorzieningen zijn in alle Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) regio’s in ontwikkeling of opgericht. Op grond van het Regeerakkoord zijn er vanaf 2012 structureel middelen beschikbaar voor de plusvoorzieningen, onder leiding van het ministerie van OCW wordt in 2011 bezien hoe deze middelen verdeeld zullen worden.

  • De arbeidsmarktregio’s hebben een ondersteuningsimpuls ontvangen op basis van de door de regio’s ingediende gezamenlijke voorstellen van de regionale onderwijs-, zorg-, en arbeidsmarktpartijen om kwetsbare jongeren beter te ondersteunen.

  • Een inventarisatie van effectieve instrumenten om kwetsbare jongeren naar de arbeidsmarkt te leiden is gestart en is begin 2011 afgerond.

  • De decentralisatie uitkering Jeugd is een feit en met gemeenten zijn afspraken gemaakt over de inzet van de middelen voor de doelgroep overbelaste jongeren.

  • Er heeft een conferentie plaatsgevonden waarin het vraagstuk niet-participerende jongeren centraal stond.

  • De eindresultaten van het evaluatie onderzoek naar de effectiviteit van de pilot projecten campussen zijn gepresenteerd. Begin december 2010 is met de Tweede Kamer een zorgvuldige afronding van de lopende pilots besproken. Op verzoek van de Tweede Kamer zullen de resterende campusmiddelen worden ingezet voor doorontwikkeling van de campus de Nieuwe Kans uit Rotterdam én kennisverspreiding.

  • In 2011 komen de resultaten van de pilot projecten om jeugdzorgjongeren naar school en te begeleiden onder leiding van MKB-NL en de MO-Groep beschikbaar.

  • Het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap is niet gerealiseerd omdat er te weinig zicht was op structurele financiering.

Aanpak risicojeugd

In samenwerking met de ministeries van VenJ en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het programmaministerie voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI), is in 2010 gewerkt aan een samenhangende aanpak van overlastgevende jeugd. Naast repressieve maatregelen, is preventie en vroegtijdig ingrijpen nodig om problemen later te voorkomen. De gezinsaanpak staat daarbij voorop. Ouders ondersteunen bij de opvoeding en aanspreken als ze die verantwoordelijkheid onvoldoende nemen, zo nodig met drang en dwang. Behaalde resultaten in 2010 zijn:

  • Aanpak 12-minners

    Tussen politie en MOgroep zijn afspraken gemaakt over de aanpak van kinderen onder de 12 jaar die een delict hebben gepleegd: de politie meldt delicten gepleegd door kinderen onder de 12 jaar via een zogenoemd «zorgformulier» aan Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg kan op die manier de benodigde hulp inzetten. Met steun van Jeugd en Gezin is een handreiking voor de medewerkers van Bureaus Jeugdzorg opgesteld om de meldingen van de politie adequaat te kunnen beoordelen. Daarnaast is een handreiking voor gemeenten opgesteld over de rol van de Centra voor Jeugd en Gezin bij de aanpak van 12-minners. Jeugd en Gezin participeert in de stuurgroep pilots Pro-Kid: een signalerings-instrument van de politie om risicosignalen vroegtijdig in beeld te krijgen. Op basis van de lopende evaluatie vindt in de loop van 2011 een beslissing plaats voor landelijke invoering van Pro-Kid.

  • Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren

    Jeugd en Gezin heeft in 2010 geparticipeerd in het samenwerkingsverband van 22 gemeenten en departementen (VenJ, BZK, WWI en Jeugd en Gezin) rond de aanpak van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. In de themabijeenkomsten is ondermeer ingegaan op de verschillende vormen van gezinsmanagement, aanpak 12-minners en de ketensamenwerking in Veiligheidshuizen.

  • Het Rijk heeft in samenwerking met een aantal gemeenten zicht proberen te krijgen op wat wel en niet werkt (binnen «één gezin, één plan»). De gegevens zijn benut voor eigen koersbepaling en besluitvorming. De kennis en ervaringen die zijn opgedaan in het experiment, worden in 2011 breed gedeeld met andere gemeenten.

Bouwimpuls jeugdzorginstellingen

In 2009 en 2010 is de bouwimpuls aan 48 aanbieders van open jeugdzorg en 11 aanbieders van gesloten jeugdzorg verleend. De bouwimpuls moet de bouwsector stimuleren en wordt door de jeugdzorginstellingen gebruikt voor bouw en onderhoud en verduurzaming van bestaande gebouwen. Het totaal verleende bedrag is € 85 miljoen voor de jaren 2009 en 2010.

In 2010 zijn de jeugdzorginstellingen verder aan de slag gegaan met de besteding van de bouwimpuls door opdrachten te geven aan bedrijven in de bouwsector. Er zijn nieuwe panden gebouwd, bestaande panden verbouwd en opnieuw ingericht en waar nodig zijn er voorzieningen getroffen om de brandveiligheid of de energiezuinigheid te vergroten. Eind 2010 moesten de projecten afgerond zijn. Er zijn een aantal instellingen die een verlenging van de projectperiode tot medio 2011 hebben gekregen wegens het onvermijdbare en onvoorzienbare karakter van de door hun opgegeven vertraging.

Aanpak ervaren regeldruk

Meer vrijheid en minder onnodig papierwerk. Dat hebben medewerkers in de jeugdzorg nodig om jongeren en ouders goed te kunnen helpen. In het voorjaar van 2008 zijn cliënten en professionals in de jeugdzorg gevraagd naar hun ervaringen met regeldruk. Samen met de jeugdsector is daarna een actieplan gemaakt om de regeldruk aan te pakken. Dit actieplan loopt door in 2011. In het voorjaar van 2011 wordt gemeten of het doel, de ervaren regeldruk met 25% verminderen, is gehaald. Er wordt dan een vervolgplan gepresenteerd om de regeldruk in deze kabinetsperiode verder te verminderen.

In 2010 zijn de volgende acties opgepakt of afgerond:

  • Voorbereiden van de éénmeting in het voorjaar van 2011 om te kijken wat de effecten zijn, en waar kansen liggen voor het verder verminderen van regeldruk. De Tweede Kamer wordt vóór de zomer van 2011 over de uitkomsten van de éénmeting geïnformeerd, voorzien van nieuwe acties om meer ruimte en minder papierwerk in de jeugdzorg te realiseren;

  • Een landelijke ontregelconferentie op 2 december 2010 met ruim 140 cliënten, professionals en bestuurders;

  • Een succesvolle aanpak van ICT ergernissen door het expertteam van Jeugdzorg Nederland bij medewerkers van Bureaus Jeugdzorg;

  • De lancering van de website www.cliëntroutejeugdzorg.nl;

  • Het ministerie van VWS, het IPO en Jeugdzorg Nederland hebben vastgesteld welke beleidsinformatie nodig is van Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders. Het resultaat is dat 45% minder items worden uitgevraagd. Dit leidt tot minder onnodige registratie voor professionals;

  • De William Schrikker Groep start met het gebruik van «intelligente» formulieren om de administratie in de provinciale jeugdzorg te verminderen. Bureau Jeugdzorg Zeeland en Overijssel volgen in 2011;

  • Voorbereiden van doorbraakprojecten om «slim» organiseren bij circa 12 jeugdzorgaanbieders te stimuleren;

  • Ontwikkelen van een toolkit over privacyaspecten in samenwerkingsverbanden in de brede jeugdketen, in aanvulling op de privacywegwijzer (www.privacywegwijzer.nl);

  • Succesvolle expertmeeting voor gezinsvoogdijwerkers gericht op het in kaart brengen van ervaren regeldruk rond de Deltamethode;

  • Goede voorbeelden om regeldruk te verminderen verspreiden via de nieuwsbrief Regeldruk AanPak (RAP) en het werkboek «Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg».

    • Het indiceren van jongeren is minder en eenvoudiger geworden;

    • Het indiceren van de omvang van de zorg is niet langer nodig (vanaf 1 januari 2010);

    • De indicatie in het vrijwillig kader hoeft niet meer verplicht getoetst te worden door gedragswetenschappers (vanaf 1 januari 2010);

    • De duur van de behandeling wordt uit het indicatiebesluit geschrapt. Het voorstel voor wetswijziging ligt bij de Tweede Kamer;

    • Het is niet langer noodzakelijk om voor ambulante zorg een indicatiebesluit op te stellen.

3. BELEIDSPRIORITEITEN JEUGD EN GEZIN

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang per kabinetsdoel behorend bij Kabinet Balkende IV. De begroting Jeugd en Gezin was ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de administratie van Jeugd en Gezin te herleiden. Daarom worden sommige bedragen bij meerdere kabinetsdoelen genoemd. Bedragen zijn afgerond en in € 1 000.

Nr.

Omschrijving kabinetsdoelstelling

Beleidsartikel/OD

Financieel belang jaarverslag 2010

Behaalde tussenresultaten in 2010

Relevante beleidsnota’s

30

In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund

    
 

Centra Jeugd en Gezin (CJG)

2.1

328 1101

• 65% gemeenten met een CJG.

(270 gemeenten met een CJG per 31-12-2010)2

• 71% van organisaties binnen de JGZ werkt geheel of gedeeltelijk digitaal.3

• Voorlopige cijfers dekkingsgraad ZAT’s is 67% in primair onderwijs, 96% in voortgezet onderwijs en 98% in het middelbaar beroepsonderwijs.4

TK 31 001, nr. 82

 

Digitalisering Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

2.1

1 726

TK 31 001, nr. 82

 

Zorg en Adviesteams

2.1

1 7505

TK 31 001, nr. 91

31

De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.

    
 

Doeluitkering jeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod

3.1

1 155 0006

• De normen uit het Afsprakenkader 2010–2011 worden nageleefd. Provincies slagen er voor de meeste jongeren in zorg te bieden conform de indicatie van Bureau Jeugdzorg.7

• De totale doorlooptijd in de gehele jeugdbeschermingsketen is in 2010 teruggebracht naar gemiddeld 89 dagen.

TK 31 001, nr. 93

TK 31 839, nr. 75

 

Doeluitkering beschermingsmaatregelen

3.2

276 445

 
 

Raad voor de Kinderbescherming

3.2

86 377

 

32

Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.

    
 

Plan van aanpak Kindermishandeling

3.1

5 5078

• Het wetsvoorstel voor de Wet verplichte meldcode, wordt binnenkort naar de Raad van State gestuurd voor advies.

• 59 739 eerste contacten met Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) in 20099. Ten opzichte van 2008 is dit een stijging van 14%.

• 65% gemeenten met een CJG. (270 gemeenten met een CJG per 31 december 2010)

• 24 van de 35 regio’s werken volledig volgens de RAAK-aanpak.10

 
 

Doeluitkering jeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod.

3.1

1 155 000 11

TK 28 345, nr. 11

 

Centra Jeugd en Gezin (CJG)

2.1

328 11012

TK 31 001, nr. 91

TK 31 839, nr. 80

X Noot
1

Met gemeenten is afgesproken, dat zij in 2010 zelf € 75 miljoen bijdragen aan het realiseren van extra opvoedondersteuning door de CJG’s.

X Noot
2

VWS inventariseert het aantal CJG’s.

X Noot
3

VWS ontvangt deze gegevens van de stuurgroep digitalisering JGZ.

X Noot
4

De genoemde cijfers zijn de voorlopige cijfers over 2010. De definitieve cijfers worden in juni 2011 gepubliceerd. Percentages worden bijgehouden middels een monitor door het Nederlands Jeugdinstituut.

X Noot
5

Bedrag is verantwoord door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

X Noot
6

Bedragen zijn inclusief de extra middelen OVA 2010. Uitsplitsen over doelstellingen 31 en 32 is niet mogelijk, daarom is deze bij beide opgenomen.

X Noot
7

Provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen deze informatie van zorgaanbieders en Bureaus Jeugdzorg.

X Noot
8

Van dit bedrag in reeds in 2008 een bedrag van € 2,9 miljoen per jaar, tot er met 2010, overgeboekt naar het ministerie van BZK ten behoeve van centrumgemeenten voor de inzet van regiocoördinatoren.

X Noot
9

De cijfers over 2010 zijn nog niet bekend.

X Noot
10

De gegevens over de RAAK-regio’s worden door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) bijgehouden.

X Noot
11

Bedragen zijn inclusief de extra middelen OVA 2010. Uitsplitsen over doelstellingen 31 en 32 is niet mogelijk, daarom is deze bij beide opgenomen.

X Noot
12

Met gemeenten is afgesproken, dat zij in 2010 zelf € 75 miljoen bijdragen aan het realiseren van extra opvoedondersteuning door de CJG’s.

Financieel beeld Jeugd en Gezin in 2006 en 2007

Omdat Jeugd en Gezin voor het eerst in 2008 een eigen begroting kende, zijn in de financiële toelichtingen bij de artikelen die op de volgende pagina’s staan louter de cijfers uit 2008, 2009 en 2010 opgenomen. In onderstaande tabel staan ter informatie de realisatiecijfers over 2006 en 2007 van de voor Jeugd en Gezin relevante uitgaven en ontvangsten op de begrotingen van het ministerie van VWS, Justitie en SZW. Genoemde bedragen zijn conform de respectievelijke jaarverslagen, waarin door de betrokken bewindspersonen verantwoording is afgelegd.

 

Realisatie 2006

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Bedragen x € 1 000

VWS

  

Artikel 41 Volksgezondheid

  

5. Doelmatige lokale preventieve gezondheidszorg

199 936

216 487

   

Artikel 45 Jeugdbeleid

  

1. Tijdige ondersteuning bij opvoeden en verzorgen

41 966

48 984

2. Tijdige indicatie ernstig bedreigde kinderen

156 952

166 989

3. Kwalitatief goede jeugdzorg

8 207

6 257

4. Tijdig juiste hulp voor geïndiceerde kinderen

811 509

916 499

5. Betaalbare jeugdzorg

0

19

Ontvangsten

9 731

8 563

Justitie

  

Artikel 14 Jeugd

  

1.1 RvdK – civiele maatregelen

115 935

115 593

1.2 LBIO

3 265

4 206

1.3 Bureaus Jeugdzorg

171 814

205 096

3.1 NIDOS – opvang

25 500

11 998

3.2 NIDOS – voogdij

9 980

7 794

Ontvangsten

16 994

10 042

SZW

  

Artikel 33 Tegemoetkoming specifieke kosten

  

2. AKW uitkeringslasten

3 196 200

3 374 400

Kindertoeslag

0

68 219

Ontvangsten

6 860

3 584

   

Artikel 22 Activerend arbeidsmarktbeleid

  

3. Campussen

2 216

4 334

4. FINANCIËLE TOELICHTING BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1: GEZIN EN INKOMEN

Algemene doelstelling

Gezinnen zijn financieel in staat om kinderen gezond en veilig te laten opgroeien zien te ontplooien.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

4 218 357

4 456 566

4 506 386

4 292 764

213 622

      

Uitgaven

4 218 357

4 456 566

4 506 386

4 292 764

213 622

      

Programma-uitgaven

4 218 357

4 456 566

4 506 386

4 292 764

213 622

Financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen

4 218 357

4 456 566

4 506 386

4 292 764

213 622

– waarvan kinderbijslag (AKW)

3 386 700

3 413 000

3 381 000

3 352 426

28 574

– waarvan kindgebonden budget (WKB)

831 657

1 043 566

1 125 386

940 338

185 048

      

Ontvangsten

14 545

113 141

218 492

272

218 220

Toelichting programma uitgaven:

Gezinnen ontvangen een financiele tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden en het onderhouden van kinderen.

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting en Slotwet.

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

4 292 764

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Voor het kindgebonden budget is een nieuwe ramingsmethodiek ontwikkeld. Deze meerjarenraming houdt rekening met te verwachten uitgaven (inclusief nabetalingen) en terugvorderingen in komende jaren.

104 000

Stand 1e suppletoire begroting

4 396 764

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Het verschil tussen de begrotingsraming en realisatie voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is € 25,9 miljoen. Dit verschil wordt voor een bedrag van € 21,2 miljoen verklaard door de achteraf vastgestelde rechten. Dit zijn rechten die zijn ontstaan in het voorafgaande jaar en die op basis van terugwerkende kracht worden uitgekeerd. Het resterende verschil van € 4,6 miljoen wordt verklaard doordat het aantal kinderen met recht op kinderbijslag circa 8 000 meer dan begroot is.

25 900

2. Door een bijstelling van de uitgaven en ontvangsten in de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) komen per saldo de uitgaven van het kindgebonden budget € 372 000 hoger uit.

372

Stand 2e suppletoire begroting

4 423 036

Slotwetmutaties:

 

1. Dit betreft een stijging van de uitgaven voor de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB). In december doet de Belastingdienst de eerste maandbetaling voor de WKB voor het nieuwe jaar. Bij de bepaling van het maandbedrag houdt de Belastingdienst rekening met de openstaande vorderingen van de ontvanger. Deze systematiek zorgt voor een mutatie in de ontvangsten en de uitgaven (inclusief nabetalingen).

80 676

2. Stijging uitgaven voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).

2 674

Stand Realisatie 2010

4 506 386

Toelichting Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

272

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Voor het kindgebonden budget is een nieuwe ramingsmethodiek ontwikkeld. Deze meerjarenraming houdt rekening met te verwachten uitgaven (inclusief nabetalingen) en terugvorderingen in komende jaren.

167 000

Stand 1e suppletoire begroting

167 272

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. De afrekening op de kinderbijslag van 2009 heeft geleidt tot een terugbetaling van € 3,9 miljoen.

3 900

Stand 2e suppletoire begroting

171 172

Slotwetmutaties:

 

1. Dit betreft een stijging van de ontvangsten voor de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB). In december doet de Belastingdienst de eerste maandbetaling voor de WKB voor het nieuwe jaar. Bij de bepaling van het maandbedrag houdt de Belastingdienst rekening met de openstaande vorderingen van de ontvanger. Deze systematiek zorgt voor een mutatie in de ontvangsten en de uitgaven (inclusief nabetalingen).

41 122

2. Stijging ontvangsten voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).

6 198

Stand Realisatie 2010

218 492

(Evaluatie-)onderzoeken

In 2010 zijn geen beleidsdoorlichtingen, effectonderzoeken of andere evaluatieonderzoeken gestart of afgerond.

BELEIDSARTIKEL 2: GEZOND OPGROEIEN

Algemene doelstelling

Kinderen groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

1 241 194

51 707

80 510

74 584

5 926

      

Uitgaven

287 837

342 969

375 574

399 642

– 24 068

      

Programma-uitgaven

287 837

342 969

375 574

399 642

– 24 068

1) kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

274 211

330 441

364 218

383 788

– 19 570

2) kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

13 626

12 528

11 356

15 854

– 4 498

      

Ontvangsten

4 939

7 552

1 869

1 977

– 108

Toelichting programma uitgaven:

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in twee operationele doelstellingen:

  • 1. kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen;

  • 2. kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting en Slotwet.

1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

383 788

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Overboeking naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bestemd voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren.

– 15 000

2. Dit betreft een doorschuif van € 2,7 miljoen impulsbudget BES Jeugd en Gezin dat in 2009 niet tot besteding is gekomen. Het impulsbudget moet worden ingezet voor zichtbare verbeteringen op het gebied van Jeugd en Gezin tot aan de transitiedatum (10–10-2010). Daarnaast is en blijft op de begroting van Jeugd en Gezin structureel € 3,5 miljoen beschikbaar voor de BES. BES staat voor Bonaire, St Eustatius en Saba.

2 700

3. Dit betreft doorschuif van middelen voor het project MKB/MOgroep. Bij 2e suppletoire wet 2009 is al vastgesteld dat de zwaarte van de projecten vooral in 2010 ligt.

2 400

4. Overige mutaties

– 2 240

Stand 1e suppletoire begroting

371 648

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Deze budgettaire ruimte is ontstaan door onderuitputting op het budget voor het project Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (Elektronisch Kind Dossier).

– 3 370

2. Deze budgettaire ruimte is ontstaan bij de subsidieregeling Schippersinternaten.

– 1 500

3. Overige mutaties

– 1 630

Stand 2e suppletoire begroting

365 148

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties

– 930

Stand Realisatie 2010

364 218

2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

15 854

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin naar het ministerie van VWS in verband met projecten vrijwilligerswerk. De motie Slob (TK 2008–2009, 31 700 nr. 17) heeft hiervoor middelen vrijgemaakt op de begroting van Jeugd en Gezin. Uitvoering van deze projecten vindt plaats door ZonMw. In totaal is hiervoor in 2010 € 6,0 miljoen beschikbaar gesteld.

– 6 000

2 Overige mutaties

470

Stand 1e suppletoire begroting

10 324

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Onvoorziene kosten van de Kijkwijzer en de pilot geschiktheidsinformatiesysteem Mediasmarties.

200

2. Overige mutaties

65

Stand 2e suppletoire begroting

10 589

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties

767

Stand Realisatie 2010

11 356

Toelichting Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

1 977

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Overige mutaties

0

Stand 1e suppletoire begroting

1 977

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Overige mutaties

14

Stand 2e suppletoire begroting

1 991

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties

– 122

Stand Realisatie 2010

1 869

(Evaluatie-)onderzoeken

 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsdoorlichting jeugdstelsel

2.1, 3.1, 3.2

2009

2010

TK 32 385, nr. 1

Effectenonderzoek

ex-post

IBO GGZ

VWS 42.3.2

2009

2010

 

Overig evaluatieonderzoek

Diversiteit in het jeugdbeleid

2.2

2008

2011

TK 31 001, nr. 52

BELEIDSARTIKEL 3: ZORG EN BESCHERMING

Algemene doelstelling

Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig, in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

1 715 052

1 962 380

1 888 636

1 801 884

86 752

      

Uitgaven

1 550 179

1 699 073

1 842 971

1 808 123

34 848

      

Programma-uitgaven

1 550 179

1 699 073

1 842 971

1 808 123

34 848

1. Tijdige en effectieve hulp bij een zorgaanbieder

1 224 685

1 308 330

1 442 594

1 373 578

69 016

2. Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen

322 469

386 872

393 642

425 245

– 31 603

3. Campussen

3 025

3 871

6 735

9 300

– 2 565

      

Ontvangsten

15 074

18 901

19 384

12 698

6 686

Toelichting programma-uitgaven:

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in drie operationele doelstellingen:

  • 1. kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder;

  • 2. snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen om hulp op gang te brengen indien dit niet op vrijwillige basis kan en kinderen in hun opvoeding en ontwikkeling ernstig worden bedreigd;

  • 3. jongeren die (om andere reden dan ziekte of verzorging) niet naar school gaan, geen baan hebben en ook niet op zoek zijn naar werk of scholing, krijgen een intensief scholingstraject, dat hen weer terug kan leiden naar werk of opleiding.

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting en Slotwet.

3.1 Tijdige en effectieve hulp bij een zorgaanbieder

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

1 373 578

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Stimuleringsmaatregel bouw en onderhoud jeugdzorginstellingen

In het aanvullende beleidsakkoord 2009–2015 van het kabinet is een reeks van maatregelen opgenomen om de economische ontwikkeling in 2009 en 2010 te stimuleren. Daarbij zijn incidentele middelen beschikbaar gekomen voor bouw en onderhoud van jeugdzorginstellingen. Het gaat in totaal om € 80 miljoen, te verdelen over de jaren 2009 en 2010. Van dit bedrag is € 70 miljoen bestemd voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en € 10 miljoen voor de gesloten jeugdzorg. In de tweede suppletoire begroting 2009 is een lijst met instellingen en maximumbedragen voor 2009 opgenomen. In deze eerste suppletoire begroting 2010 volgen de bedragen voor 2010 (zie paragraaf 2.2 eerste suppletoire begroting 2010 Jeugd en Gezin).

45 000

2. Stimuleringsmaatregel bouw en onderhoud jeugdzorginstellingen (zie ook mutatie 1).

10 000

3. Overheveling instellingssubsidies voor 't Anker voor één jaar en Overberg voor twee jaar van het ministerie van Justitie naar de «Uitvoeringseenheid Gesloten Jeugdzorg» verrekend met de vergoeding van Jeugd en Gezin aan Justitie voor de tijdelijke overgang van de twee instellingen.

13 852

4. Betreft uitkeren prijsbijstelling tranche 2009 van artikel 99.

3 254

5. In 2009 is met het Interprovinciaal overleg (IPO) een nieuw afsprakenkader gemaakt voor 2010 en 2011 hetgeen heeft geleid tot een eenmalige verhoging.

20 000

6. Overige mutaties

3 213

Stand 1e suppletoire begroting

1 468 897

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Overboeking naar het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Het betreft de bijdrage voor 2010 van Jeugd en Gezin voor de onderwijskosten die samenhangen met de capaciteitsuitbreiding van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten jeugdzorg waarbinnen onderwijs georganiseerd moet worden.

– 2 100

2. Deze budgettaire ruimte is met name ontstaan door minder behoefte aan nieuw te bouwen capaciteit gesloten jeugdzorg in 2010 dan oorspronkelijk voorzien. Verder is deze budgettaire ruimte ook ontstaan als gevolg van vertraging in opdrachtverlening.

– 10 300

3. Overige mutaties

– 481

Stand 2e suppletoire begroting

1 456 016

Slotwetmutaties:

 

1. Overboeking verhoging doeluitkering voor Justitiële taken naar artikel 3, operationele doelstelling 2.

– 3 933

2. De budgettaire ruimte is met name ontstaan door een lagere groei in de gesloten jeugdzorg dan geraamd.

– 7 295

3. Overige mutaties

– 2 194

Stand Realisatie 2010

1 442 594

3.2 Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

425 245

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. De groei van de instroom in jeugdbescherming lijkt in 2009 afgezwakt te zijn. Op basis van de realisaties 2009 zijn voor de nieuwe raming de volgende groeipercentages gehanteerd: 2010 +3 %, 2011 +2 %, 2012 +1 %, 2013 e.v. +1 %. Daarnaast is de raming aangepast voor vertraging van de voorziene versnelling van de doorlooptijden.

– 5 800

2. Betreft uitkeren prijsbijstelling tranche 2009 van artikel 99.

1 443

3. Overige mutaties

1 500

Stand 1e suppletoire begroting

422 388

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. De budgettaire ruimte is ontstaan door een lagere groei in de jeugdbescherming dan geraamd.

– 15 000

2. Overige mutaties

95

Stand 2e suppletoire begroting

407 483

Slotwetmutaties:

 

1. Overboeking verhoging doeluitkering voor Justitiële taken van artikel 3, operationele doelstelling 1.

3 933

2. De budgettaire ruimte is ontstaan door een lagere groei in de jeugdbescherming dan geraamd en daardoor een lager beroep op de hardheidsclausule van voorzien.

– 17 706

3. Overige mutaties

– 68

Stand Realisatie 2010

393 642

3.3 Campussen

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

9 300

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Verlenging pilot campussen

4 000

2. Voor het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap (IVV) stond in 2009 € 0,5 miljoen gereserveerd die niet tot besteding is gekomen. Jeugd en Gezin stelt voor deze middelen over te hevelen naar 2010, zodat in 2010 € 5,5 miljoen voor het IVV beschikbaar is 1.

500

3. Overige mutaties

100

Stand 1e suppletoire begroting

13 900

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van art. 3 OD 3 naar artikel 98 (De verzameluitkering Jeugd en Gezin) in verband met de bijdrage van Jeugd en Gezin aan het project School2Care van de gemeente Amsterdam.

– 2 000

2. Overboeking van artikel 3 OD 3 naar artikel 98 (De verzameluitkering Jeugd en Gezin) in verband met de bijdrage van Jeugd en Gezin aan het project vervolg Quickscan.

– 3 000

3. Deze budgettaire ruimte is ontstaan door lager uitgevallen subsidieverzoeken binnen de pilot Campussen.

– 1 700

Stand 2e suppletoire begroting

7 200

Slotwetmutaties:

 

1. Budgettaire ruimte is ontstaan omdat een aantal activiteiten is doorgeschoven.

– 465

Stand realisatie 2010

6 735

X Noot
1

Dit internaat is een afzonderlijke instelling die los staat van de reguliere campussen.

Toelichting ontvangsten

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

12 698

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Overige mutaties

595

Stand 1e suppletoire begroting

13 293

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutaties

0

Stand 2e suppletoire begroting

13 293

Slotwetmutaties:

 

1. Extra ontvangsten met name door toename geïnde ouderbijdragen Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en inhaalslag verrekening kosten interim functievervullingen bij de Raad van de Kinderbescherming.

5 893

2. Overige mutatie

198

Stand realisatie 2010

19 384

(Evaluatie-)onderzoeken

 

Onderzoek

onderwerp

Nummer

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsdoorlichting

jeugdstelsel

2.1, 3.1, 3.2

2009

2010

TK 32 385, nr. 1

Effectenonderzoek ex post

Evaluatie pilots campussen

3.3

2007

2010

TK 31 001, nr. 22

TK 31 001, nr. 95

Overig Evaluatieonderzoek

Evaluatie implementatie nieuwe werkwijze gezinsvoogdij

3.2

2009

2010

www.rijksoverheid.nl onderzoek van het Kohnstam Instituut «Implementatie en doelmatigheid van de Deltamethode Gezinsvoogdij' .

TK 32 202, nr. 6

5. FINANCIËLE TOELICHTING NIET BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 98: ALGEMEEN

Algemeen

In de begroting 2009 is de verzameluitkering Jeugd en Gezin geïntroduceerd. Om deze reden zijn er geen gegevens over 2008 opgenomen.

Deze verzameluitkering kent zijn wettelijke grondslag in de Financiële verhoudingswet.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

0

300

5 357

308

5 049

      

Uitgaven

0

300

5 357

308

5 049

      

Programma-uitgaven

0

300

5 357

308

5 049

      

Verzameluitkering Jeugd en Gezin

0

300

5 357

308

5 049

      

Ontvangsten

0

0

0

0

0

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting en Slotwet.

Stand vastgestelde begroting (bedragen x € 1 000)

308

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

Geen mutaties

0

Stand 1e suppletoire begroting

308

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van artikel 3 OD 3 naar artikel 98 (De verzameluitkering Jeugd en Gezin) in verband met de bijdrage van Jeugd en Gezin aan het project School2Care van de gemeente Amsterdam.

2 000

2. Overboeking van artikel 3 OD 3 naar artikel 98 (De verzameluitkering Jeugd en Gezin) in verband met de bijdrage van Jeugd en Gezin aan het project vervolg Quickscan.

3 000

3. Overige mutaties

57

Stand 2e suppletoire begroting

5 365

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties

– 8

Stand realisatie 2010

5 357

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2010 (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

Geen mutaties

0

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutaties

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

NIET-BELEIDSARTIKEL 99: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Algemeen

Dit is een technisch, administratief artikel, waarop middelen voor de loon en prijsbijstelling worden geparkeerd voordat ze worden overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen. Ook worden hierop de onvoorziene uitgaven geraamd. Daarnaast worden op dit artikel de taakstellingen geboekt, voordat deze verder worden verdeeld over de beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

0

0

0

9 053

– 9 053

      

Uitgaven

0

0

0

9 053

– 9 053

      

Programma-uitgaven

0

0

0

9 053

– 9 053

– Loonbijstelling

0

0

0

2 090

– 2 090

– Prijsbijstelling

0

0

0

6 999

– 6 999

– Onvoorzien

0

0

0

0

0

– Taakstelling

0

0

0

– 36

36

      

Ontvangsten

0

0

0

0

0

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting en Slotwet.

99.1 Loonbijstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

2 090

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Dit betreft de niet uitgedeelde loonbijstelling tranche 2009.

– 2 090

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

99.2 Prijsbijstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

6 999

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Betreft uitkeren prijsbijstelling tranche 2009, waarvan € 3 254 miljoen naar artikel 3 OD 1 en € 1 443 miljoen naar artikel 3 OD 2.

– 4 717

2. Restant artikel 99 deel prijsbijstelling.

– 2 282

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

99.3 Onvoorzien

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

99.4 Taakstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

– 36

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

1. Artikel 99 deel taakstelling

36

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2010 (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties 1e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 1e suppletoire begroting

0

Mutaties 2e suppletoire begroting:

 

Geen mutatie

0

Stand 2e suppletoire begroting

0

Slotwetmutaties:

 

Geen mutatie

0

Stand realisatie 2010

0

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Door de komst van het kabinet Rutte is Jeugd en Gezin per 14 oktober 2010 opgeheven. De uitvoering van de begroting 2010 is onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS door blijven lopen via de departementale administraties van de ministeries van VWS, SZW, VenJ en Financiën. Daar waar relevant wordt hier verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagrafen van de betreffende Ministers.

Vanwege de herverkaveling van het beleidsterrein van Jeugd en Gezin is in deze en in de bedrijfsvoeringsparagrafen van de Ministers van SZW, VenJ en Financiën, waar nodig, bij het financieel en materieel beheer over 2010 opgenomen welke restproblematiek heerst en bij welk ministerie deze geïncorporeerd is.

Financieel en materieelbeheer

Doeluitkering Jeugdzorg

In de bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag van het ministerie van VWS wordt aandacht besteed aan de verantwoording van de doeluitkering jeugdzorg. De Minister geeft ook aan dat de onzekerheid over de volledigheid van de ontvangen ouderbijdragen op grond van de Wet op de Jeugdzorg wordt opgelost.

Financiële administratie en betaalprocessen toeslagen

In 2010 heeft de Belastingdienst in het beheersverslag een verbeterslag gemaakt om verrekeningen zo goed mogelijk in kaart te brengen waardoor de kwaliteit in de splitsing van de uitgaven en ontvangsten per toeslagsoort verbeterd is. De uitgevoerde kwaliteitsverbetering in de verrekening heeft voor 2010 een stijging in de verantwoorde uitgaven en ontvangsten tot gevolg.

Rechtmatigheid begrotingsuitvoering

Subsidieregeling schippersinternaten

Bij de huidige subsidieregeling schippersinternaten is, door de gekozen vorm van subsidiëring, mogelijk sprake van staatssteun. In 2010 is in totaal € 45 miljoen aan verplichtingen verantwoord. Het betreft € 22,5 miljoen verleningen voor 2010 en € 22,5 miljoen verleningen voor 2011 die ultimo 2010 als verplichting in de departementale administratie zijn vastgelegd. Deze bedragen overschrijden de tolerantiegrens voor artikel 2 Gezond opgroeien. De Minister van VWS maakt hier ook melding van in de bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag 2010 van het ministerie van VWS.

De tolerantiegrenzen voor de overige artikelen of op totaalniveau op de begroting van Jeugd en Gezin zijn niet overschreden.

Totstandkoming beleidsinformatie

Er zijn geen tekortkomingen geconstateerd bij de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Overige bedrijfsvoeringsaspecten

Er is geen sprake van vermeldenswaardige bevindingen.

C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT 2010

Bedragen (x € 1000)

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie¹

 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

6 509 890

14 947

 

6 730 288

239 745

 

220 398

224 798

 

Beleidsartikelen

         

1

Gezin en inkomen

4 292 764

4 292 764

272

4 506 386

4 506 386

218 492

213 622

213 622

218 220

2

Gezond opgroeien

74 584

399 642

1 977

80 510

375 574

1 869

5 926

– 24 068

– 108

3

Zorg en Bescherming

1 801 884

1 808 123

12 698

1 888 636

1 842 971

19 384

86 752

34 848

6 686

           
 

Niet-Beleidsartikel

         

98

Algemeen

308

308

0

5 357

5 357

0

5 049

5 049

0

99

Nominaal en onvoorzien

9 053

9 053

0

0

0

0

– 9 053

– 9 053

0

De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1 000)

8. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2010 van Jeugd en Gezin (Bedragen x € 1 000)

DEBET

Ultimo 2010

Ultimo 2009

CREDIT

Ultimo 2010

Ultimo 2009

1)

Uitgaven ten laste van de begroting 2009

 

6 498 907

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2009

 

139 592

1)

Uitgaven ten laste van de begroting 2010

6 730 286

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2010

239 743

 

3)

Liquide middelen

      

4)

Rekening-courant RHB

  

4a)

Rekening-courant RHB

6 490 543

6 359 315

        

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

  

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

  
 

(=intra-comptabele vorderingen)

   

(=intra-comptabele schulden)

  
 

Totaal

6 730 286

6 498 907

 

Totaal

6 730 286

6 498 907

Toelichting op de saldibalans ultimo december 2010

Financiën en uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband. Elk uitvoerend departement neemt in zijn eigen saldibalans, indien van toepassing, de voorschotten, vorderingen, schulden, openstaande verplichtingen, deelnemingen en garanties op en legt hierover ook verantwoording af in het betreffende jaarverslag.

Uitgaven en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de begroting

Dit betreft de totalen van de uitgaven en ontvangsten, die ten laste of ten gunste van de begroting van Jeugd en Gezin over 2010 hebben plaatsgevonden.

Liquide middelen

De liquide middelen betreffen het totaal van de saldi van bankrekeningen van Jeugd en Gezin.

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB)

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven.

D. BIJLAGEN

9 OVERZICHT ZBO’s EN RWT's

In onderstaand overzicht worden per ZBO/RWT de aan de exploitatie gerelateerde uitvoeringskosten vermeld.

Bedragen x € 1 000

Artikel

Naam

ZBO /RWT

Functie

Begroting 2010

Realisatie 2010

3

NIDOS

www.nidos.nl

RWT

Nidos voert als onafhankelijke (gezins-)voogdij instelling, op grond van de wet, de voogdijtaak uit voor Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers.

18 472

18 954

3

Landelijk bureau inning onderhoudsbijdragen (LBIO)

www.lbio.nl

RWT

Het LBIO stelt o.a. de ouderbijdragen jeugdzorg vast en int deze bijdragen. Hierbij gaat het om bijdragen van ouders die kinderen (uithuis)geplaatst hebben in bijvoorbeeld een pleeggezin of internaat.

6 348

6 861

3

Accommodaties Wet op de Jeugdzorg

RWT

Accommodaties in het kader van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) 1

166 825

193 007

X Noot
1

De capaciteit is groter geworden dan in de begroting 2010 werd voorzien, onder andere door de tijdelijke overheveling (in 2010 en 2011) van twee justitiële jeugdinrichtingen ’t Anker en Overberg.

AFKORTINGENLIJST

AD

Algemene Doelstelling

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMK

Advies en Meldpunt Kindermishandeling

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BJZ

Bureau Jeugdzorg

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ministerie van -

CJG

Centrum voor Jeugd en Gezin

CW

Comptabiliteitswet

EKD

Elektronisch Kinddossier

ggz

geestelijke gezondheidszorg

IJZ

Inspectie Jeugdzorg

IPO

Interprovinciaal Overleg

Jgz

Jeugdgezondheidszorg

LBIO

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

LSP

Landelijk Schakel Punt

lvg

licht verstandelijk gehandicapten

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

NJR

Nationale Jeugdraad

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ministerie van -

OD

Operationele Doelstelling

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

RMC

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

RvK

Raad voor de Kinderbescherming

RWT

rechtspersoon met een wettelijke taak

Stb.

Staatsblad

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ministerie van -

TK

Tweede Kamer

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VENJ

Veiligheid en Justitie, ministerie van -

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ministerie van -

Wjz

Wet op de jeugdzorg

WKB

Wet op het Kindgebonden budget

WTOS

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WWI

Wonen, Wijken en Integratie

ZAT

Zorg- en Adviesteam

Zbo

zelfstandig bestuursorgaan

Zvw

Zorgverzekeringswet

TREFWOORDENREGISTER

Beleidsverslag 9, 12

Bescherming 24, 32, 42

Campus 20, 21, 26, 32, 34, 35

Centra voor Jeugd en Gezin 9, 12, 13, 15, 21

Decharge 5, 6, 7

Diversiteit 17, 31

Doeluitkering 15, 24, 25, 33, 34, 41

Gemeente 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 25, 34, 36, 45

Gezin 1, 6, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 33, 34, 35, 36, 41, 42, 43, 44, 45

Inhoudsopgave 5

Jeugdbescherming 18, 20, 24, 34

Jeugdgezondheidszorg 16, 17, 24, 30, 45

Jeugdinrichting 20, 44

Jeugdparticipatie 15

Jeugdzorg 9, 12, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 33, 41, 44, 45

Kabinetsdoelstelling 24, 25

Keurmerk 13

Kinderbescherming 12, 19, 24, 35

Kinderbijslagwet (AKW) 14, 27, 28

Kindermishandeling 18, 19, 20, 25, 45

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) 35

Meldcode 19, 20, 25

NIDOS 26, 44

Opgroeien 12, 15, 16, 27, 29, 32, 41, 42

Opvoeddebat 13

Opvoedestafette 13

Opvoeding 13, 20, 21, 32

Participatie 15, 17, 18, 20

Pilot 21, 30, 34, 35

Preventie 15, 17, 18, 21, 25, 26

Provincie 12, 18, 19, 20, 24, 25

Raad voor de Kinderbescherming 18, 24, 45

Regeerakkoord 12, 21

Saldibalans 5, 6, 43

School 14, 16, 21, 32, 34, 36, 45

Slotwet 1, 6, 9, 10, 27, 28, 29, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40

Stelselherziening 12

Verantwoordingsstaat 5, 42

Verstandelijk gehandicapte 10, 45

Voogdij 23, 26, 35, 44

Werkgever 13

Wet op de jeugdzorg 44, 45

Naar boven