Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32500-VI nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32500-VI nr. 11 |
Vastgesteld 9 november 2010
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen die betrekking hebben op het onderdeel Immigratie en Asiel zijn beantwoord door de minister voor Immigratie en Asiel (zie kamerstuk 32 500 VI, nr. 12).
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De griffier van de commissie,
Nava
2
Wanneer zal naar verwachting het voorstel voor een adolescentenstrafrecht voor de groep van 15 tot 23 jaar gereed zijn?
Het regeerakkoord geeft aan dat het kabinet een voorstel voor een speciaal strafrecht voor jongeren in de leeftijd van 15 tot 23 jaar zal voorbereiden. Voorafgaand aan het opstellen van een wetsvoorstel dient te worden onderzocht hoe een adolescentenstrafrecht het meest optimaal binnen het stelsel van jeugd- en volwassenenstrafrecht kan worden gepositioneerd. Kernvragen daarbij zijn of hiertoe primair de wijze van berechting, de samenstelling van het sanctiepalet dan wel beiden dienen te worden aangepast. Daarbij zijn de uitvoeringsconsequenties voor de ketenpartners een belangrijke factor van overweging. Mede op basis van (internationaal) wetenschappelijk onderzoek zal vervolgens een wetsvoorstel worden opgesteld.
3
Wordt het privatiseren van gevangenissen in overweging genomen?
In het Regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet de privatisering zal voorbereiden van voor het gevangeniswezen relevante taken. De besluitvorming hierover zal plaatsvinden op basis van onderzoek en ervaringen in andere landen. De afronding zal nog in deze Kabinetsperiode plaatsvinden.
4
Welke veranderingen in bevoegdheidsverdeling tussen de bewindspersonen op het terrein van veiligheid op de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie zijn er voorzien? Op welke wijze worden controlerende- en de uitvoerende taken voor wat betreft de bevoegdheidsverdeling gescheiden?
De taken van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het gebied van veiligheid gaan, behoudens de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst, over naar het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het betreft de volgende onderwerpen: politie, brandweer, rampenbestrijding en crisisbeheersing, beleid nationale veiligheid en NCTb. De overgang van de verantwoordelijkheid strekt zich ook uit tot de daarbij behorende wetgeving. De bevoegdheid inzake uitvoerende en controlerende taken inzake de AIVD berust bij de minister van BZK.
Het departement van Veiligheid en Justitie hanteert een bestuursmodel waarbij de aansturing plaatsvindt via de SG en de directeuren-generaal. Uitgangspunt is dat uitvoerende taken doorgaans op afstand worden geplaatst, waarbij aansturing plaatsvindt vanuit de DG’s. Het bestuursmodel biedt de mogelijkheid om binnen en tussen de directoraten-generaal uitvoerende en controlerende taken te scheiden. Met de overgang van het DG veiligheid van BZK naar het departement van Veiligheid en Justitie, is de in dit DG vervatte structuur ten aanzien van scheiding van controlerende en uitvoerende taken gehandhaafd.
5
Hoe vaak per jaar worden er straffen opgelegd van 12 jaar en hoger? Hoe vaak recidiveren de daders aan wie straffen van 12 jaar of meer zijn opgelegd? Wat is de aard van deze recidive?
Er zijn op dit moment geen recente gegevens bekend over hoe vaak daders recidiveren aan wie straffen van 12 jaar en hoger zijn opgelegd. Dit vergt enig onderzoek.
Dit kabinet is voornemens om minimumstraffen in te voeren voor de gevallen waarin een persoon binnen tien jaar opnieuw wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop wettelijk een maximumstraf van twaalf jaar of meer is opgesteld. In dit wetsvoorstel zal worden ingegaan op het aantal daders dat recidiveert en de aard van de recidive
6
Welke extra bedragen zijn er mee gemoeid als alle uitspraken van de rechters op internet worden gepubliceerd? Zijn er technische belemmeringen om alle uitspraken digitaal openbaar te maken?
In totaal worden door de rechterlijke macht op jaarbasis 1,6 miljoen uitspraken gedaan. Als alle uitspraken van rechters geanonimiseerd op internet zouden worden gepubliceerd, betekent dat per jaar ruim 200 fte extra. Hiermee is ca. € 12 mln. gemoeid. Indien niet geanonimiseerd hoeft te worden, kost dit ruim 60 fte op jaarbasis extra.
Er zijn enkele technische belemmeringen om alle uitspraken te publiceren. Zo zullen de systemen die het primaire proces ondersteunen, aangepast moeten worden en zal een nieuwe publicatiemodule gebouwd moeten worden om de toevoer van zulke grote hoeveelheden data te kunnen verwerken. Dat kost circa € 2,7 mln. Daarbij dient deze module geïntegreerd te zijn met de primaire processystemen om het publicatieproces te vergemakkelijken en te versnellen. Veel uitspraken worden overigens al wel gepubliceerd op www. Rechtspraak.nl
7
Wat is de stand van zaken in het sluiten van WOTS-verdragen? Welke van alle aangeschreven landen hebben inmiddels gereageerd? Wat is specifiek de stand van zaken ten aanzien van het verdrag met Peru? En met de Dominicaanse Republiek? En met Brazilië?
Het wotsverdrag met Brazilië werd op 23 januari 2009 ondertekend, waarna in beide landen (Nederland en Brazilië) de parlementaire goedkeuringsprocedure werd gestart. Voor het Koninkrijk der Nederlanden kon deze – na een stilzwijgende goedkeuring – medio november 2009 worden afgerond. In Brazilië vergt een en ander aanzienlijk meer tijd. Het verdrag is eerst naar de President gezonden, die het na geruime tijd heeft doorgeleid naar het parlement. Het parlement heeft inmiddels het verdrag in behandeling genomen. Pas nadat Brazilië klaar is met deze procedure, kan het verdrag in werking treden.
Over een wotsverdrag met Peru zijn in september 2009 te Lima mondelinge onderhandelingen gevoerd die helaas niet geheel konden worden afgerond, omdat de Peruaanse delegatie over enkele aspecten van het verdrag niet tot een eensluidend standpunt kon komen. In de daarop volgende maanden heeft in Peru intern beraad plaats gevonden. Dat heeft er, na nog een schriftelijke ronde, toe geleid dat halverwege september 2010 op ambtelijk niveau overeenstemming over de tekst van het verdrag kon worden bereikt. Het resultaat is een standaard wotsverdrag. De ondertekening ervan wordt nu voorbereid. Daarna zal het verdrag ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement worden gezonden. Hetzelfde zal in Peru moeten gebeuren. Over de overige landen die zijn benaderd met het verzoek een wotsverdrag te sluiten, kan het volgende worden bericht. Aan de Dominicaanse Republiek werd in de zomer van 2009 een voorstel voor een wotsverdrag gedaan. Nadat een overleg tussen de Nederlandse ambassadeur ter plaatse en een aantal vertegenwoordigers van het aangezochte land had plaatsgevonden, is er van Nederlandse zijde bij herhaling aangedrongen op een formele schriftelijke reactie. Deze is tot op heden nog niet ontvangen. Aan Cuba werd eveneens in de zomer van 2009 een voorstel voor een wotsverdrag gedaan. Daarop is tot op heden nog geen reactie ontvangen.
8
Heeft het ministerie van Justitie lespakketten naar scholen worden gestuurd? Zo ja, over welke onderwerpen? Voor welk type onderwijs? Wat zijn de kosten hiervan?
Het ministerie van Veiligheid en Justitie verstuurt geen lespakketten naar scholen. Evenmin verstrekt het ministerie thans financiële steun aan de ontwikkeling van nieuwe lespakketten. In het verleden is dat wel gedaan bij bijvoorbeeld de ontwikkeling van het lespakket «Loop jij wapenvrij?» van de Landelijkse Stichting tegen Zinloos Geweld (voortgezet onderwijs, € 137 000,–). Het Openbaar Ministerie verzorgt momenteel bovendien in het kader van «Officier van Justitie in de klas» gratis lessen in het voortgezet onderwijs.
9
Hoe vaak bereikt Nederland een verzoek uit een ander land om een buitenlands strafvonnis over te nemen en ten uitvoer te leggen? Hoe vaak wordt een dergelijk verzoek ingewilligd? Wat kunnen redenen zijn om een dergelijk verzoek niet in te willigen?
Nederland ontvangt op jaarbasis omstreeks 500 verzoeken om overname van de tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis. Het initiatief voor deze verzoeken gaat altijd uit van de veroordeelde zelf. Tussen de helft en tweederde van deze verzoeken wordt ingewilligd. Redenen om een verzoek niet in te willigen zijn dat betrokkene al eerder naar Nederland is overgebracht, dat een veroordeelde over onvoldoende banden met Nederland beschikt dan wel niet in het bezit is van verblijfsvergunning, of dat er onvoldoende strafrestant is om in Nederland ten uitvoer te leggen. Daarnaast komt het soms voor dat de veroordeelde zelf of de staat waarin hij is veroordeeld bij nader inzien het verzoek intrekt of dat een veroordeelde vervroegd in vrijheid wordt gesteld in het buitenland vóórdat een overbrenging naar Nederland doorgang kan vinden.
10
Kan een beeld worden geschetst van de beleidsimpact en doorvertaling in beleid (bijv. naar gemeenten) van relevant WODC-onderzoek? Hoe is dat te verbeteren en wat is daarvoor nodig?
Het WODC inventariseert op gezette tijden de doorwerking van haar onderzoeken in beleid bij het ministerie van V en J , en bij bijv. het OM. Ook heeft het WODC in het boekje Toetsen en verbinden; Over het WODC in de tijd en de relatie tussen onderzoek en beleid in het bijzonder (C. Klein Haarhuis, L. Hagen) dat in 2009 verscheen bij Boom Juridische Uitgeverij uitgebreid gerapporteerd over het gebruik dat van haar onderzoek(sresultaten) door beleidsmakers gemaakt wordt
Benutting van onderzoek vindt ook plaats door andere organisaties dan de directe ketenpartners van het Ministerie zoals gemeenten. Een voorbeeld is het gebruik van gegevens over trends in de criminaliteit door gemeenten uit de jaarlijkse publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving (WODC en CBS). Andere voorbeelden betreffen gebruik van onderzoeksbevindingen over de effectiviteit van inspecties en handhavingsorganisaties door deze organisaties.
11
Hoe werken nieuwe inzichten en kennis van (extern) wetenschappelijk onderzoek door in het beleid van justitie? Wat valt hieraan te verbeteren?
Nieuwe inzichten en kennis uit (extern) wetenschappelijke onderzoeken werken ten eerste door omdat medewerkers van Justitie via publicaties, informatie op websites, lezingen, wetenschapspagina’s enz er kennis van nemen, nieuwe inzichten opdoen en -met name bij evaluatieonderzoek- leren dat beleidsmaatregelen lang niet altijd de gewenste effecten (zonder neveneffecten) sorteren. Soms wordt daarom wel over de «enlightenment-functie» van wetenschappelijk onderzoek gesproken. Nieuwe inzichten werken ook door omdat zij bijdragen aan het ontstaan van nieuwe «frames» (denkkaders) voor justitievraagstukken; soms werken zij echter juist door omdat ze, bij complex en omvangrijk beleid met een lange geschiedenis, helpen een kenbare ordening aan te brengen in hoofd- en bijzaken van de beleidsinitiatieven. Doordat Justitie in het algemeen en het WODC in het bijzonder al langere tijd tal van samenwerkingsverbanden hebben met wetenschappelijke instellingen in binnen en buitenland, spelen deze vormen van kennisoverdracht een belangrijke rol. Deeltijd-hoogleraarschappen en hoofddocentschappen van medewerkers bij verschillende Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs stimuleren de kennisoverdracht ook. Omdat het WODC via haar afdeling «Extern Wetenschappelijke Betrekkingen» de uitbesteding van onderzoek bij universiteiten en andere onderzoeksinstellingen tot taak heeft, wordt ook langs die weg bijgedragen aan het beschikbaar krijgen van nieuwe inzichten voor het beleid.
Symposia, lezingen en «kenniskamers» zijn manieren om te realiseren dat kennis gebruikt wordt. Het door het WODC uitgegeven blad Justitiële Verkenningen, dat 8 x per jaar verschijnt, snijdt vaak innovatieve topics voor beleidsmakers aan, en is daarmee ook een drager van kennisoverdracht. Recente onderwerpen zijn de themanummers over de relatie tussen architectuur en veiligheid, Justitie en politie, politiek en georganiseerde misdaad en Nodal governance en veiligheidszorg. Dat elk onderzoeksrapport van het WODC op de website staat, draagt ook bij aan de verspreiding en benutting van de kennis. Een belangrijk vehikel om innovaties te bevorderen is ook de rol die het WODC speelt als coördinator van het FES/NWO-onderzoeksprogramma dat relaties tussen cognities, neurowetenschappen en veiligheid analyseert en dient bij te dragen aan effectieve interventies onder andere gericht op het tegengaan, resp. voorkomen van persistent antisociaal gedrag (http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_88HEHW). Dat laatste is ook het geval met de door Justitie ingestelde Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie.
Verbeteringsmogelijkheden zijn gelegen in het breder dan tot nu toe het geval is beschikbaar stellen van toegang tot e-journals op het terrein van VenJ, het meer gaan werken met kennisportals voor verschillende doelgroepen (beleid, ketenpartners, rechtspraak en burgers), het intensiever gebruik van andere ict-ontwikkelingen en – wezenlijk – het waar nodig uitbouwen van de kennis- en onderzoeksinfrastructuur van het ministerie.
12
Zal de wetgeving rond alimentatie worden gemoderniseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer wetgeving tegemoet zien?
Op dit moment zijn verschillende projecten gaande rondom kinderalimentatie.In de eerste plaats wordt bezien of de berekening en de vaststelling van de hoogte van de kinderalimentatie kan worden vereenvoudigd. Daartoe voert het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) samen de Raad voor rechtsbijstand een project uit waarbij scheidende paren op vrijwillige basis advies krijgen over de berekening van de hoogte van de kinderalimentatie. Doel van het project is na te gaan of het mogelijk is te komen tot een eenvoudigere berekening van kinderalimentatie. De gedachte hierachter is dat scheidende paren dan sneller in onderling overleg tot overeenstemming kunnen komen over de hoogte van de kinderalimentatie en dat juridische procedures kunnen worden voorkomen. Daarnaast wordt overleg gevoerd met het LBIO en het Landelijk overleg van voorzitters van de familiesectoren over verbetering van de inning van achterstallige kinderalimentatie. Zoals de toenmalige minister van Justitie u bij brief van 15 januari 2010 heeft meegedeeld, was een motie van het lid Anker c.s. aanleiding om nader onderzoek te verrichten naar de eventuele wenselijkheid van bevoorrechting van de kinderalimentatievordering. Het onderzoek richt zich op de vraag of bevoorrechting van kinderalimentatie ertoe kan bijdragen dat achterstallige kinderalimentatie sneller kan worden geïnd. De resultaten van beide onderzoeken zullen mogelijk leiden tot voorstellen voor aanpassing van de wet- en regelgeving betreffende alimentatie. U zult hierover uiteraard worden geïnformeerd.
13
Hoe zal formeel en in de tijd gezien het regeerakkoord in onderhavige begroting verwerkt worden? Hoe zal een zorgvuldige en integrale beoordeling van de begroting Justitie 2011 door de Tweede Kamer worden gewaarborgd?
De in het Regeerakkoord opgenomen afspraken zullen, voorzover betrekking hebbend op 2011, in de oorspronkelijke begroting van Justitie 2011 verwerkt worden door middel van een Nota van Wijziging (NvW). Deze NvW zal vóór de behandeling van de Justitiebegroting (geagendeerd voor 3 en 4 november a.s.) aan de leden van uw Kamer worden gezonden. De departementale herverdelingen vinden op een later moment plaats.
14
Kan inzicht worden verschaft in de (wetenschappelijk aangetoonde) effectiviteit van taakstraffen (voor verschillende categorieën delicten), bijvoorbeeld voor het terugdringen van recidive?
In 2010 is door het WODC onderzoek2 verricht naar de recidive bij jongeren (12 t/m 17 jaar) en volwassenen die in 2006 een taakstraf opgelegd hebben gekregen. Van de ruim 15 000 jongeren kwam bijna 42% binnen twee jaar opnieuw met justitie in aanraking. Van de bijna 28 000 volwassenen die een taakstraf opgelegd hebben gekregen recidiveerde circa 37% binnen twee jaar.
Bij volwassenen is de recidive na een werkstraf significant lager dan na een gevangenisstraf. Dit blijkt uit recent onderzoek van Wermink, Blokland, Nieuwbeerta en Tollenaar, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Criminologie.3 Uit deze studie blijkt dat daders na werkstraffen substantieel minder recidiveren, zowel op de korte als op de lange termijn. Het gaat daarbij om gemiddeld 50% minder veroordelingen over een periode van acht jaar. In dit onderzoek wordt overigens geen onderscheid gemaakt naar de effectiviteit van taakstraffen voor verschillende categorieën delicten.
15
Heeft de Crisis-Herstelwet voor tot juridisering geleid? Wat zijn in dit opzicht de eerste ervaringen met deze wet?
Er zijn nog onvoldoende ervaringen met de Crisis- en herstelwet opgedaan om daarover een oordeel te geven. De vrees voor juridisering had meer in het bijzonder betrekking op het relativiteitsvereiste (artikel 1.9 CHW). Er zijn nog geen rechterlijke uitspraken verschenen waarin de rechter aan de toepassing van dat vereiste is toegekomen. Bij de door artikel 5.9a CHW voorgeschreven evaluatie van hoofdstuk 1 CHW zal hierop worden teruggekomen.
16
Hoe vaak per jaar een conservatoir beslag wordt aangevraagd? Hoe veel van de aanvragen tot conservatoir beslag worden deze toegekend?
Niet van alle jaren bestaan exact bijgehouden cijfers over het totaal aantal beslagverzoeken. Begin 2010 is een rapport «Conservatoir beslag in Nederland. Zekerheid en pressiemiddel» verschenen over de evenwichtigheid van het Nederlandse systeem voor conservatoir beslag. Onderzoeksjaar voor het rapport is 2006. Het onderzoek richt zich op de rechtbanken Amsterdam, Den Haag, Utrecht en drie kleinere rechtbanken Almelo, Maastricht en Leeuwarden. Uit het rapport (blz. 68 e.v.) kan worden afgeleid dat de aantallen beslagverloven vrij sterk verschillen per rechtbank. Bij Amsterdam zijn dit er in de periode 2006 t/m 2008 circa 3000 per jaar, bij Den Haag circa 1500 per jaar en bij Utrecht circa 1200. Bij kleinere rechtbanken gaat het om gemiddeld circa 500 per jaar. In totaal ging het bij genoemde 6 rechtbanken in 2006 om circa 7000 beslagverloven en in 2008 circa 7500. Dat houdt een groei in van ruim drie en een half procent per jaar. Vanaf 2000 bedroeg de groei gemiddeld ruim anderhalf procent per jaar.
De beslagverzoeken worden vrijwel altijd toegewezen, zo valt uit genoemd rapport te lezen (blz. 15 en 16)
17
Hoe vaak worden in eerste instantie toegekende conservatoire beslagen middels een kort geding opgeheven?
In ruim 40% van de gedingen wordt de zaak voor de zitting door partijen ingetrokken of geroyeerd tijdens dan wel na de zitting in verband met een minnelijke schikking tussen partijen. In 30% van de aan gebrachte zaken het beslag opgeheven en in 6% van de zaken gewijzigd (blz.70 en 71 rapport).
18
Hoe vaak wordt na een afgewezen claim van de beslaglegger een schadevergoeding toegekend?
Uit het rapport «Conservatoir beslag in Nederland» blijkt dat slechts in een gering aantal gevallen schadevergoeding wordt gevorderd door de beslagene, in zes zaken van de 107 onderzochte vonnissen met een inhoudelijke uitspraak over de hoofdvordering waarvoor het conservatoir beslag was gelegd. Van die zes is er een waarin aan de beslagene schadevergoeding wordt toegewezen (p. 96 Rapport).
19
Hoe lang duurt de procedure voor het verkrijgen van een schadevergoeding na een onterecht conservatoir beslag gemiddeld?
Meestal wordt schadevergoeding wegens onterechte beslaglegging gevorderd in de procedure over de hoofdzaak (de vordering waarvoor beslag is gelegd). In het rapport «Conservatoir beslag in Nederland» is de gemiddelde doorlooptijden van de procedure over de hoofdzaak berekend vanaf verlening van het beslagverlof tot aan een inhoudelijk vonnis in de hoofdzaak. De doorlooptijd voor het onderzoeksjaar 2006 bedroeg gemiddeld 17 maanden vanaf het beslagverlof tot aan het vonnis op tegenspraak als er een opheffingskortgeding was gevoerd en 10,7 maanden als er geen opheffingskortgeding was gevoerd (zie p. 84/85 Rapport).
20
Hoe verhouden de procedures omtrent conservatoir beslag zich tot de ons omringende landen?
Het Nederlandse systeem voor conservatoir beslag staat bekend als een systeem waarin relatief eenvoudig een verlof tot het leggen van consevatoir beslag kan worden verkregen. In een aantal ons omringende landen is de aanvankelijke toets voor verlenen van het beslagverlof iets zwaarder dan de toets die de Nederlandse rechter aanlegt. Het relatief eenvoudige systeem voor het leggen van conservatoir beslag lijkt overigens bij te dragen het percentage succesvol geëxecuteerde vonnissen, dat in Nederland iets hoger ligt dan in sommige van de ons omringende landen (Engeland, Duitsland).
Het onderzoek is aanleiding geweest voor het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren om medio 2010 een werkgroep in te stellen die zich buigt over de mogelijkheid om via een wijziging van de zogenaamde beslagsyllabus het rechterlijk beleid aan te passen. Gedacht wordt aan gewijzigd beleid ten aanzien van de substantiërings- en bewijsplicht in het beslagrekest.
21
Kan een overzicht worden gegeven van alle functies (en de bijbehorende procedure) waarbij de minister van Justitie betrokken is bij de benoeming?
De minister van Veiligheid en Justitie is betrokken bij een breed palet aan benoemingen. Gezien de beschikbare tijd voor de beantwoording van deze vraag, is niet gestreefd naar een volledig sluitend overzicht. Het antwoord op de vraag van de vaste commissie voor Justitie is beperkt tot die benoemingen die een goede weergave geven van het terrein waar de minister van Justitie en Veiligheid in hoofdzaak voor verantwoordelijk is. Hierbij zijn de benoemingen zoveel als mogelijk geclusterd. Opgemerkt zij dat de betrokkenheid van de minister van Veiligheid en Justitie soms is gelegen in de voordracht tot benoeming aan de Kroon en het soms directe benoemingen door de minister zelf betreft. De wijze van benoeming is geregeld in de wetten die (zoveel mogelijk) vermeld zijn.
Benoeming functionarissen
Benoeming gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders (artikel 7 Gerechtsdeurwaarderswet).
Benoeming (kandidaat) notarissen (artikel 8 Wet op het Notarisambt)
Voordracht benoeming rechters en officieren van Justitie (Grondwet en Wet op de rechterlijke organisatie)
Benoeming van rechterlijke ambtenaren in opleiding (Raio’s, Wet op de rechterlijke organisatie)
Korpschef van Politie (Politiewet, nieuwe situatie, was minister van BZK)
Benoeming Directeur BIBOB (artikel 22 Wet Bibob)
Voorzitter Commissie Gelijke Behandeling (artikel 16 Algemene wet gelijke behandeling)
Benoeming leden tuchtcolleges en Raden van toezicht
o.a.
Raden voor discipline (artikel 46 e.v. Advocatenwet)
Voorzitter en leden Bureau Financieel Toezicht (artikel 110 Wet op het notarisambt)
Leden Raad van Advies CBP (wet bescherming persoonsgegevens)
Raad van Toezicht Centraal Justitieel Incassobureau (Besluit instelling CJIB)
Diverse commissies in het maatschappelijk veld
o.a.
Commissie Vennootschapsrecht
Commissie Auteursrecht
Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht
Staatscommissie Internationaal Privaatrecht
Bestuur geschillencommissie consumentenzaken
Commissie Kansspelen
22
Wat wordt er op dit moment concreet gedaan aan optimalisering van de nazorg voor nabestaanden en slachtoffers van ernstige verkeersongelukken? Wat zijn de mogelijkheden om te komen tot één aanspreekpunt door het aanstellen van een goed opgeleide hulpverlener/casemanager (vergelijkbaar met de hulp voor nabestaanden van levensdelicten)?
Slachtoffers, en nabestaanden van slachtoffers, van verkeersongevallen (niet zijnde verkeersmisdrijven) komen over het algemeen niet terecht bij het Openbaar ministerie, omdat de politie geen proces verbaal opmaakt dat wordt ingezonden aan het OM. Om die reden heeft het departement Veiligheid en Justitie geen bemoeienis met deze groep slachtoffers en nabestaanden.
Slachtofferhulp Nederland verleent ondersteuning aan de groep verkeersslachtoffers en nabestaanden van verkeersslachtoffers, ongeacht of het een verkeersongeval of een verkeersmisdrijf betreft. Slachtofferhulp Nederland maakt op dit moment plannen om deze ondersteuning verder te versterken, mogelijk in de vorm van casemanagement zoals ook beschikbaar is bij levensdelicten.
23
Welke (strafrechtelijke) grenzen gelden er voor het gebruik van erotiek in reclames? Wat zijn de precieze voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, voordat er opgetreden wordt? Is het normaal wanneer bedrijven vrouwen in reclames enkel als «gebruiksartikel» of «lustobject» presenteren?
Allereerst neemt het reclamemakend bedrijfsleven door middel van zelfregulering zijn eigen verantwoordelijkheid voor de inhoud en verspreiding van reclame-uitingen. Artikel 2 van de reclamecodecommissie schrijft bijvoorbeeld voor dat reclame in overeenstemming dient te zijn met de wet, de waarheid, de goede smaak en het fatsoen. Een ieder die meent dat reclame in strijd is met de Nederlandse Reclame Code, kan bij de Reclame Code Commissie een klacht indienen. Verder is in artikel 240 Sr hij die weet heeft of ernstige reden om te vermoeden dat een afbeelding of voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid is en die afbeelding openlijk tentoonstelt, strafbaar gesteld. En artikel 240b Sr (kinderpornografie) kan van toepassing zijn wanneer het om afbeeldingen van seksuele gedragingen van kinderen gaat.
24
Welke concrete stappen onderneemt de regering om sites met informatie over methoden van zelfdoding minder gemakkelijk toegankelijk te maken?
Zolang, ingevolge artikel 294 van het Wetboek van Strafecht, niet bewezen kan worden dat een site met informatie over methoden van zelfdoding «opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is [geweest] of hem de middelen daartoe verschaft [heeft]» valt deze site onder de vrijheid van meningsuiting zoals verwoord in artikel 7 van de grondwet. Ik zie dan ook geen juridische mogelijkheden om dergelijke sites als zodanig minder makkelijk toegankelijk te maken.
25
Wanneer komt de toegezegde uitgebreide visie op het standpunt van de VN inzake euthanasie in Nederland, met inbegrip van het verzoek om toetsing vooraf te laten plaatsvinden in plaats van achteraf? (Handelingen Tweede Kamer, 2009–2010, nr. 21, blz. 1782 en 1783).
Aan de toegezegde aanvullende reactie op de aanbeveling van het VN comité inzake burgerrechten en politieke rechten inzake euthanasie in Nederland wordt thans gewerkt. Ik verwacht u deze reactie op korte termijn te kunnen doen toekomen.
26
Waar is vastgelegd dat de zinsnede «Bij de gratie Gods» in de aanhef van een wetsvoorstel behoort voor te komen? Indien dit niet is vastgelegd, waarom is hiertoe besloten?
Dit volgt uit additioneel artikel XIX van de Grondwet. Dit handhaaft het traditionele afkondigingsformulier, dat voorheen in de hoofdtekst van de Grondwet was geregeld.
27
Is de rechterlijke organisatie doelmatigheid?
Met de instelling van de Raad voor de rechtspraak is de rechterlijke macht zelf verantwoordelijk voor de eigen doelmatigheid. Ik ben van oordeel dat de rechterlijke organisatie deze doelstelling tot op heden op adequate wijze vormgeeft.
28
Waaruit blijkt dat Nederland veiliger geworden is? Hoe staat het bijvoorbeeld met overvallen op (kleine) ondernemers en in woningen? En hoe staat het met vandalisme en geweldsdelicten?
De afgelopen jaren zijn voor wat betreft de gewelds- en vermogensdelicten goede resultaten geboekt. Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is volgens slachtofferenquêtes fors afgenomen. Burgers geven daarin aan dat zij minder slachtoffer worden van geweld, diefstallen en inbraken. Uit de Integrale Veiligheids Monitor blijkt dat de totale aantallen door burgers ondervonden gewelds- en vermogensdelicten en fietsdiefstallen significant lager liggen dan in 2006. De afname bedraagt 19% (geweldsdelicten), 25% (vermogensdelicten) en 222 000 fietsdiefstallen.
Volgens de integrale veiligheidsmonitor 2009 had de bevolking in Nederland in 2009 naarschatting te maken met 2,8 miljoen vandalismedelicten. Het aantal vandalismedelicten, is hoger dan in het jaar daarvoor.
Het aantal overvallen op woningen laat een daling zien van 556 in 2009 (periode januari tot en met augustus) naar 485 in 2010 (– 13%). Het aantal overvallen op de detailhandel neemt ook af maar met een lager percentage, van 597 in 2009 (periode januari tot en met augustus) naar 549 in 2010 (periode januari tot en met augustus), – 8%.
29
Welke oplossing moeten burgers en bedrijven zelf oplossen en op welke manier moet dit gedaan worden?
Criminaliteitspreventie is gericht op het verminderen van criminaliteit (in omvang en ernst), bij voorkeur met andere dan strafrechtelijke middelen. Preventieve maatregelen kunnen de werking van het strafrecht verhogen. Echter, zoals repressie baat heeft bij preventie, kan preventie profijt hebben van repressie die een reële dreiging inhoudt. In tegenstelling tot de repressie, die uitsluitend een taak van de overheid is, zijn voor de uitvoering van preventie velen verantwoordelijk. Elke burger, elke ondernemer, maar ook elke organisatie en overheid kan bijdragen aan de preventie van criminaliteit. Wanneer sprake is van overzienbare risico’s die met een redelijke inzet van middelen voorkomen kunnen worden, dan mag verwacht worden dat burgers en ondernemers primair zelf hun verantwoordelijkheid nemen bij het voorkomen van slachtofferschap. De mogelijkheden voor preventie zijn bijna even talrijk als dat er criminaliteitsproblemen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het voorkomen van inbraak (goed hang- en sluitwerk), autodiefstal (startonderbrekers), winkeldiefstallen (toezicht, camera’s, pinnen in plaats van contant betalen), cybercrime (goed afschermen van persoonlijke gegegevens) en uitgaansgeweld (o.a. sluitingstijden, toezicht, inrichting van de horecazaak). In essentie komen deze preventieve maatregelen neer op het beperken van de gelegenheid tot het plegen van criminaliteit.
30
Welke instrumenten heeft het ministerie om de instroom in de rechtspraak beheersbaar te houden, gezien de afgesproken begrotingssystematiek een zeker «open einde» karakter heeft?
Het ministerie heeft een aantal instrumenten om een stijgende instroom bij de rechtspraak in financieel opzicht beheersbaar te houden. Deze liggen zowel op het gebied van tijdig inzicht verkrijgen in toekomstige meerjarige ontwikkelingen als ook op het maken van afspraken met de Rechtspraak op kortere termijn.
Via het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) worden jaarlijks ramingen gemaakt van te verwachten meerjarige ontwikkelingen voor onder meer de Rechtspraak. De Rechtspraak gebruikt het PMJ voor het indienen van hun meerjarenbegroting bij het ministerie. Rekening houdend met andere (financiële) ontwikkelingen en prioriteiten binnen het gehele ministerie wordt een afweging gemaakt in hoeverre de ingediende begroting van de Rechtspraak gehonoreerd kan worden. Indien nodig kan tot een herschikking van beschikbare financiële middelen binnen het ministerie worden besloten, kan het kabinet extra middelen toekennen of kunnen volumemaatregelen worden genomen zoals bijvoorbeeld de introductie van kostendekkende griffierechten.
Voor financiering op de korte termijn wordt naast de financiële positie van het ministerie ook de aanwezige financiële reserves bij de Rechtspraak in aanmerking genomen. Deze reserves bij de Rechtspraak zijn bedoeld om schommelingen op korte termijn op te kunnen vangen.
31
Welke maatregelen worden getroffen om, gegeven de budgettaire problematiek, om te kunnen gaan met de hogere instroom in de rechtspraak? Komt er extra geld beschikbaar om de rechterlijke macht in staat te stellen de fors stijgende instroom van zaken af te handelen zonder oplopende wachttijden en verlies aan kwaliteit?
De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Het is van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen.
In het Regeerakkoord staan enkele maatregelen gemeld die een instroombeperkend en inkomstenverhogend effect hebben, zoals wat kortweg wordt aangeduid met «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie.
Voor de kortere termijn zal een extra inspanning van de rechtspraak nodig zijn om het oplopen van voorraden en doorlooptijden zoveel mogelijk te voorkomen en zal de egalisatierekening en het eigen vermogen van de Raad voor de Rechtspraak worden ingezet om de budgettaire problematiek tijdelijk te kunnen opvangen.
De financiële ruimte van het kabinet is zeer beperkt. Bovendien is de omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie uiterst moeilijk te voorspellen. Het is daarom van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen.
In het Regeerakkoord staan enkele maatregelen gemeld die een instroombeperkend en inkomstenverhogend effect hebben, zoals wat kortweg wordt aangeduid met «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie.
Voor de kortere termijn zal een extra inspanning van de rechtspraak nodig zijn om het oplopen van voorraden en doorlooptijden zoveel mogelijk te voorkomen en zal de egalisatierekening en het eigen vermogen worden ingezet om de budgettaire problematiek tijdelijk te kunnen opvangen.
32
Is de capaciteit bij de rechterlijke macht afdoende om de fors stijgende instroom aan zaken het hoofd te kunnen bieden?
Indien de prognoses over de instroom – zoals opgenomen in de begroting 2011 – realiteit worden, is de capaciteit bij de rechterlijk macht mogelijk niet afdoende.
De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is echter uiterst moeilijk te voorspellen. Het is van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen. Daartoe zal de instroom ook worden gemonitord.
In het Regeerakkoord staan enkele maatregelen gemeld die een instroombeperkend en inkomstenverhogend effect hebben, zoals wat kortweg wordt aangeduid met «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie.
Voor de kortere termijn zal een extra inspanning van de rechtspraak nodig zijn om het oplopen van voorraden en doorlooptijden zoveel mogelijk te voorkomen en zal de egalisatierekening en het eigen vermogen van de Raad voor de Rechtspraak worden ingezet om de budgettaire problematiek tijdelijk te kunnen opvangen.
33
Wanneer zal de herziene gerechtelijke kaart zijn geïmplementeerd?
Momenteel bevindt het wetgevingsproces herziening gerechtelijke kaart zich in de voorbereidende fase. Volgens de planning gaat het concept-wetsvoorstel rond deze tijd in consultatie. Gestreefd wordt naar indiening bij de Tweede Kamer van het wetsvoorstel in juni 2011. Na inwerkingtreding van de wet zal de volledige implementatie naar verwachting een aantal jaar vergen, mede om de kosten te beheersen.
34
Waarom worden de verkeersboetes in twee fasen van respectievelijk 15 en 20% verhoogd en niet in één keer met 35%? Wat zou een verhoging van 35% per 2011 aan extra inkomsten genereren ten opzichte van een verhoging in twee fasen?
Ten opzichte van de historische raming is er een oplopend tekort ontstaan op het inkomstenbedrag uit boeten en transacties. Om het structurele verschil vanaf 2012 te mitigeren is structureel een hogere extra dekking noodzakelijk dan in 2011. Het direct per 1 januari 2011 verhogen van de verkeersboetes met 35% levert alleen in het jaar 2011 eenmalig extra inkomsten ten opzichte van de voorliggende begroting 2011 op van maximaal € 55 mln. Hier past wel de kanttekening dat gedragseffecten die een verhoging van de boetes met zich brengt moeilijk zijn in te schatten.
35
Zal het door beter naleven door burgers van wetten en regels en een daarmee samenhangend tegenvallende opbrengst van boetes onvermijdelijk leiden tot het verhogen van boetes om dat gat in de begroting op te vangen?
Nee, er zijn ook andere mogelijkheden om een gat in de begroting als gevolg van tegenvallende opbrengsten op te vangen. Zie beantwoording vraag 109.
36
Zijn het nu primair budgettaire overwegingen dat de verkeersboetes worden verhoogd, of redenen van verkeersveiligheid?
Uit welk onderzoek blijkt dat het veiliger wordt in het verkeer wanneer de boetes voor verkeersovertredingen worden verhoogd en dat mensen zich beter aan de verkeersregels gaan houden?
De boeteverhoging is primair gericht op het verbeteren van de naleving van de verkeersregels door weggebruikers, met als doel de verkeersveiligheid te vergroten. De wenselijkheid van de maatregel wordt echter mede ingegeven door het feit dat de financiële opbrengsten substantieel achterblijven bij de daarover opgestelde ramingen.
Er wordt in wetenschappelijk onderzoek weinig bewijs gevonden van een directe relatie tussen een verhoging van de boetes en het gedrag van weggebruikers. Zo blijkt uit een onderzoek dat Significant in 2008 in opdracht van het ministerie van Justitie verrichtte dat de hoogte van het boetebedrag een indirecte, matig sterke invloed heeft op het rijgedrag.
De hoogte van verkeersboetes is vooral in combinatie met de (subjectieve) pakkans van invloed op een betere naleving van de verkeersregels. Weggebruikers zullen eerder geneigd zijn de regels na te leven wanneer zij de pakkans als redelijk hoog inschatten.
37
Met hoeveel zal de opslag op de verkeersboete (incassokosten) worden verhoogd?
Vanaf 2012 zal de opslag op de verkeersboete bij de eerste en tweede aanmaning worden verhoogd. De procentuele opslag (berekend over de hoogte van de eerder opgelegde boete) bij niet tijdige betaling wordt per 1 januari 2012 verhoogd tot 50% bij de eerste aanmaning (was 25%) en 100% bij de tweede aanmaning (was 50%).
38
Waarom worden er voor 2012 tegenvallende inkomsten uit hoofde van boetes en transacties verwacht?
De raming van de opbrengsten uit boetes en transacties is tot stand gekomen middels extrapolatie van in het verleden behaalde opbrengsten. Het aantal WAHV overtredingen neemt vanaf 2008 echter gestaag af, waardoor er tekorten op de Justitiebegroting zijn ontstaan. Om dit te mitigeren is in 2009 het optimaliseringsprogramma verkeershandhaving gestart, dat o.a. voorziet in de vervanging van de huidige analoge flitspalen door digitale flitspalen en het aanschaffen van nieuwe trajectcontrolesystemen. In aanvulling hierop worden de boetetarieven en de aanmaningen verhoogd.
39
Kan nader uiteengezet worden bij welk soort overtredingen de boetetarieven in twee fasen omhoog gaan?
De verhoging geldt voor de zogenaamde Mulder-boetes, waartoe de meeste (lichte) verkeersovertredingen behoren, maar ook voor alle boetes, die in het strafrecht worden afgedaan. In het laatste geval kan het bijvoorbeeld gaan om een OM-afdoening of een boetevonnis, zoals die bij (veel) zwaardere vormen van criminaliteit kunnen worden opgelegd. Het is gebruikelijk om tariefsverhogingen over de gehele linie door te voeren, omdat de boetes daarmee in de juiste verhouding tot elkaar blijven staan.
40
Zijn er voldoende financiële middelen beschikbaar om de in de geestelijke gezondheidszorg noodzakelijke extra zorg te verlenen aan potentiële individueel opererende bedreigers?
De verwachting is dat er voldoende middelen binnen de bestaande kaders aanwezig zijn en dat het niet zal leiden tot een noemenswaardige extra inzet van middelen voor extra zorg. Het gaat om een relatief klein aantal personen verspreid over Nederland die binnen het bestaande wettelijke kader, met bijbehorende financiering, waar nodig naar zorg worden toegeleid of deze al krijgen. Het project bevindt zich in de beginfase, er kunnen nog geen definitieve uitspraken worden gedaan.
41
Welke minister wordt eerstverantwoordelijk voor het beleid inzake jeugdbescherming, de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, jeugdzorg, kindermishandeling en gezinsbeleid?
De verantwoordelijkheid voor de onderdelen van het toenmalig programma Jeugd en Gezin wordt belegd bij Volksgezondheid, Welzijn en Sport behoudens het kindgebonden budget en de onderdelen die voor de totstandkoming ervan in 2007 behoorden bij Justitie.
Dit betekent dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie eerstverantwoordelijk is voor het beleid inzake de jeugdbescherming en de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is eerstverantwoordelijk voor jeugdzorg (inclusief de gesloten jeugdzorg). De taken op het gebied van de kindregelingen gaan over naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
42
Zijn de burgemeesters voldoende op de hoogte van hun bevoegdheden op grond van artikel 172b van de Gemeentewet en van de wijze waarop zij deze kunnen inzetten?
De burgemeesters zijn door de toenmalig minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij een uitgebreide circulaire van 13 augustus 2010 op de hoogte gebracht van de bevoegdheden op grond van artikel 172b van de Gemeentewet, de wijze waarop ze deze kunnen inzetten en de afwegingen die daarbij in acht dienen te worden genomen. De circulaire is tevens in de Staatscourant gepubliceerd (31 augustus 2010, nr. 13482). Voorts zijn er voorlichtingsbijeenkomsten geweest om een en ander nader toe te lichten en vragen te beantwoorden.
43
Is de daling van de leegstand in de justitiële jeugdinrichtingen voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat vaker gekozen wordt voor zorg en behandeling in de jeugdketen in plaats van detentie?
Per brief van 12 maart 2010 (TK 2009–2010, 24 587, nr. 379) heeft de toenmalige minister van Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de aard en omvang van de leegstand in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s). Daarbij zijn ook de achtergronden van de dalende instroom in de JJI’s geschetst, grootdeels ontleend aan onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar de veranderende capaciteitsbehoefte in de JJI’s: Sonnenschein, A., Moolenaar, D.E.G., Smit, P.R., & Laan, A. M. van der (2010). Memorandum: Capaciteitsbehoefte Justitiële Jeugdinrichtingen in verandering.
Een van de verklarende factoren betreft volgens het WODC de toegenomen mogelijkheden voor een stevige en effectieve aanpak van jongeren door begeleiding en behandeling, zonder hen daarvoor (langdurig) te hoeven opsluiten. Structurele investeringen in een persoonsgerichte aanpak – onder andere op het gebied van nazorg, effectieve gedragsinterventies, jeugdreclassering, veiligheidshuizen en samenwerking in de jeugdstrafrechtketen – hebben daaraan bijgedragen.
Andere factoren die gerelateerd zijn aan de dalende instroom in de JJI’s betreffen een forse daling van het aandeel ernstige delicten in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de periode 2005–2008 en de komst van de instellingen voor gesloten jeugdzorg. Jeugdigen met complexe opvoedings-, gedrags- en/of delictproblematiek worden mogelijk vaker en eerder dan voorheen in civielrechtelijk kader behandeld.
44
Hoe groot is de daling van jeugdcriminaliteit in percentages?
De daling van het aantal minderjarige verdachten zet zich in vanaf 2008. Het Landelijk Verdachtenbeeld 2009 van de KLPD geeft dit weer. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal ingezeten, minderjarige verdachten per 10 000 minderjarigen ten aanzien van het voorgaande jaar in 2008 is gedaald met 10,8%-punt en in 2009 met 17,5%-punt. Opgemerkt dient echter te worden dat de cijfers uit 2009 voorlopige cijfers zijn en dat verschillende factoren, waaronder de invoering van het nieuwe registratiesysteem BVH, op deze cijfers van invloed zijn.
46
Kan er een overzicht worden gegeven van de uitsplitsing van de doelmatigheidskorting van 51 miljoen euro op de Justitiebegroting per onderdeel? Hoeveel fte betekent de doelmatigheidskorting van 51 miljoen euro? Kan het aantal fte per onderdeel ook in het overzicht worden gegeven? Met andere woorden, ten koste van welke taken gaat de doelmatigheidskorting?
De doelmatigheidskorting is vooralsnog geparkeerd op het artikel «nominaal en onvoorzien». Dit bedrag zal verhoudingsgewijs worden verdeeld over de organisatieonderdelen van het oorspronkelijke ministerie van Justitie op basis van de uitgaven aan personeel en materieel. Omdat deze post nog niet is doorverdeeld en de organisatieonderdelen zelf kunnen bepalen of de korting ten koste gaat van personeel of materieel kan er nog niet worden aangegeven hoeveel fte’s hiervoor moeten worden ingeleverd en welke taken eventueel worden geschrapt.
47
Welk deel van de doelmatigheidskorting van de 51 miljoen euro op de Justitiebegroting komt ten laste van het gevangeniswezen? Om hoeveel fte gaat het bij dit specifieke deel? Kan het deel van de doelmatigheidskorting dat betrekking heeft op het gevangeniswezen worden gesplitst in functies? Met andere woorden, hoeveel bewaarders, hoeveel management?
Voor DJI zal het om een doelmatigheidskorting van om en nabij de € 24 mln. gaan. De doelmatigheidskorting is vooralsnog geparkeerd op het artikel «nominaal en onvoorzien» en betreft een korting op personeel en materieel. Op dit moment is nog niet te zeggen of dit ten koste gaat van fte’s en zo ja welke. Voor de JJI’s zal u binnenkort een brief ontvangen.
48
Op welk onderdeel van de Justitiebegroting is het onwenselijk om de doelmatigheidskorting door te voeren? Waarom is het onwenselijk om op dit onderdeel niet te bezuinigen op het personeel?
Vooralsnog is geen enkel organisatieonderdeel uitgesloten van de doelmatigheidskorting. Ieder organisatieonderdeel zal op basis van de omvang van de personele en materiele budgetten verhoudingsgewijs worden aangeslagen.
49
Kan de civiele toevoegingen rechtsbijstand worden uitgesplitst over de verschillende rechtsgebieden?
De civiele toevoegingen kunnen worden uitgesplitst naar civielrecht en bestuursrecht, met daaronder een verdere detaillering naar rechtsprobleem. In de jaarlijkse Monitor Gesubsidieerde rechtsbijstand wordt een nadere specificatie van deze categorieën toevoegingen gepresenteerd. De Raad voor Rechtsbijstand zendt vanaf 2008 deze Monitor rechtstreeks aan de Kamercommissies en de fractievoorzitters. Ook is deze monitor te raadplegen via internet. (http://www.rvr.org/binaries/rbv-library/onderzoeken/mgr/monitor-2009_interactief.pdf).
50
Hoeveel procent van de toevoegingen rechtsbijstand is voor zaken die gevoerd worden in verweer tegen de overheid?
In 2009 is circa 49 500 keer een advocaat toegevoegd voor rechtsbijstand bij een geschil tussen een burger en een overheidsinstantie. De toevoegingen voor zaken op het gebied van vreemdelingen- en asielrecht (circa 25 160 gevallen) zijn hierbij niet meegerekend. Ook toevoegingen voor strafrechtelijke procedures vallen hier buiten. Uit de registratie kan niet worden afgeleid of de burger als eiser dan wel als verweerder optrad.
51
Op basis waarvan wordt een forse stijging verwacht op het gebied van familiezaken, in het bijzonder jeugdzaken?
De ramingen op basis van het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ) geven een stijging aan op het gebied van familiezaken. Hieronder vallen echtscheidingen, beëindiging samenwonen en daaraan verbonden nevenvorderingen op het gebied van alimentatie, ouderlijke macht en omgangsregeling. Jeugdzaken vormen een aanzienlijk aandeel op het gebied van familiezaken, meer specifiek betreft het onder toezichtstelling, adoptie, voogdij en omgangsregelingen. Op deze terreinen is een stijging van het aantal af te geven toevoegingen rechtsbijstand voorzien die gebaseerd is op de ontwikkeling van de bevolkingsdichtheid. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar op het gebied van rechtzaken betreffende het personen- en familierecht.
52
Wat zou het effect zijn, zowel op de begroting als de instroom, van de verhoging van de griffierechten in civiele zaken?
De verhoging van griffierechten in civiele zaken heeft als effect op de begroting dat de opbrengsten aan griffierechten zullen toenemen bij gelijk blijven van het aantal civiele zaken. Het is te verwachten dat bij een verhoging van de griffierechten in civiele zaken de instroom van civiele zaken zal verminderen afhankelijk van de omvang van de verhoging. Indien deze lagere instroom zich voordoet kunnen de uitgaven aan de rechtspraak afnemen.
53
Wordt onder de toename van de productie voor de Raad voor de rechtspraak een toename van het aantal rechters en ondersteunend personeel verstaan? Zo ja, hoe wordt dit concreet ingevuld en op welke termijn zo nee wat moet dan onder de toename worden verstaan?
Onder de toename van de productie Raad voor de rechtspraak wordt de toename verstaan in aantallen afgehandelde zaken.
54
Is bij de toename van de productie voor de Raad voor de rechtspraak rekening gehouden met het gedoog/regeer akkoord en kunt u dit nader toelichten?
Bij de toename van de productie voor de Raad voor de rechtspraak is geen rekening gehouden met het gedoog/regeer akkoord omdat de inhoud hiervan nog niet bekend was bij het opstellen van de begroting.
56
Kan een verklaring worden gegeven van de eenmalige stijging van de inzet van personeel ten behoeve van de brandveiligheid van justitiële inrichtingen? Wordt in de jaren 2012 en verder verwacht geen extra inzet meer te hoeven plegen hiervoor door de inzet van extra personeel voor de avond en nacht? Is de brandveiligheid in de jaren 2012 en verder gewaarborgd?
De brandveiligheid van justitiële inrichtingen wordt gewaarborgd door een combinatie van bouwkundige en organisatorische maatregelen, i.c. inzet van personeel is mede afhankelijk van de bouwkundige kenmerken van de justitiële inrichtingen. De activiteiten in het kader van het bouwprogramma leiden tot een tijdelijke stijging van de personele inzet. Deze tijdelijke stijging van de inzet van personeel is als compenserende maatregel aan uw Kamer toegezegd zolang de bouwactiviteiten nog niet zijn afgerond. In 2010 voeren alle inrichtingen een specifieke brandveiligheidsanalyse uit, waarmee de inrichtingen een op maat gesneden BHV-bezetting kunnen inrichten. Vanaf 2013 daalt de personele inzet naar een stabiel niveau. De brandveiligheid is hiermee vanaf de aanvang van het gehele traject steeds gewaarborgd geweest.
57
Verschillen de eisen die worden gesteld door de plaatselijke brandweer van elkaar? Op welke wijze wordt hierin eenduidigheid betracht?
Op dit moment wordt de Wet veiligheidsregio’s geïmplementeerd. De veiligheidsregio is ingesteld om burgers beter te beschermen tegen de risico’s van brand, rampen en crises en om de burger betere hulpverlening en nazorg te kunnen geven na een brand, ramp of crisis. De Wet veiligheidsregio’s regelt dat de regio het bevoegd gezag adviseert over de risico’s op branden, rampen en crises of andere gevallen die in het beleidsplan (van de regio) zijn opgenomen én dat er een deskundige organisatie wordt opgebouwd voor deze advisering. De brandweer adviseert, namens de regio, over brandpreventie en brandbestrijding en op de gebieden bouwen, milieu en ruimtelijke ordening. Daarbij gebruikt zij landelijk geldende eisen die zijn vastgelegd in de wet- en regelgeving op deze gebieden (Woningwet, Bouwbesluit, Gebruiksbesluit, Wet milieubeheer, Inrichtingen- en vergunningenbesluit, Activiteitenbesluit). Binnen de grenzen van de landelijke regelgeving kan het decentraal bevoegd gezag, geadviseerd door de brandweer, nadere eisen stellen. De kwaliteit en uniformiteit in de decentrale eisen en de toepassing van landelijke eisen wordt zo goed mogelijk gewaarborgd door:
– uniforme functie-eisen aan brandweerfunctionarissen op basis van het Besluit personeel veiligheidsregio’s en landelijke exameneisen;
– het omzetten van lokale regelgeving in landelijke regelgeving, zoals het Gebruiksbesluit dat in de plaats kwam van het brandveiligheidsdeel van de gemeentelijke bouwverordeningen;
– het Besluit brandveiligheid niet-bouwwerken, dat op dit moment wordt ontworpen op basis van de Wet veiligheidsregio’s.
58
Wat verklaart de dip in 2013 bij bijstelling aanbod straf gevangeniswezen?
In het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) 2010 is een daling in de behoefte te zien van 270 plaatsen in 2013 ten opzichte van 2012. In 2014, is de behoefte weer gelijk aan het niveau van 2012 waarna weer een lichte stijging te zien is. De ontwikkeling in de totale capaciteitsbehoefte is het saldo van verschillende maatregelen die zowel een opwaarts als een neerwaarts effect op de behoefte hebben. De «dip» in 2013 hangt vooral samen met het aflopen van een tijdelijke «inhaalslag» ten aanzien van liggende vonnissen die nog moeten worden geëxecuteerd in de periode 2010–2012. De stijging van de behoefte vanaf 2014 is voornamelijk het gevolg van de inwerkingtreding van de Wet Europese Overdracht Strafvonnissen (WEOS).
59
Wordt de sluiting van gevangenissen doorgezet? Zo ja, waarom?
In mei 2009 is aan uw Kamer het Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 aangeboden4. Hierin staat beschreven dat door de verminderde behoefte aan detentiecapaciteit het sluiten van een aantal penitentiaire inrichtingen noodzakelijk is.
Door het beschikbaar stellen van Nederlandse detentiecapaciteit aan België kon het sluiten van penitentiaire inrichtingen vorig jaar op termijn worden gesteld. Vorig jaar is aan uw Kamer bericht dat de penitentiaire inrichtingen Noordsingel (PI Rotterdam), Bankenbosch (PI Veenhuizen, gefaseerd), de locaties Schutterswei en ’t Keern (beide PI Noord Holland Noord), alsmede de locatie Maashegge (PI Zuid Oost) hierdoor per 31 december 2012 worden gesloten5.
Naar nu blijkt neemt de capaciteitsbehoefte nog verder af dan ten tijde van het Masterplan was voorzien. Dit betekent dat een actualisatie gewenst is. Eén van de maatregelen uit de actualisatie van het Masterplan is het in 2011 versnellen van de leegstand in de reeds geplande te sluiten locaties.
60
Waarom worden met ingang van 2014 367 extra plaatsen gesloten ten opzichte van het Masterplan? Hoe zal worden gehandeld als er weer extra plaatsen nodig zijn? Wordt daar in de plannen rekening mee gehouden?
Vorig jaar mei is het Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 aan uw Kamer aangeboden. In dit Masterplan zijn maatregelen opgenomen om het in 2009 voorziene overschot aan detentiecapaciteit af te bouwen. De behoefte aan detentiecapaciteit wordt elk jaar geprognosticeerd door het WODC middels het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). De jaarlijkse PMJ-prognoses bestrijken een periode van zeven jaar, zodat beslissingen over het sluiten (of bijbouwen) van capaciteit altijd worden genomen in het perspectief van de meerjarige ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte.
In december 2009 zijn de prognosecijfers opgesteld ten behoeve van de Justitiebegroting 2011. Gebleken is dat de behoefte aan capaciteit nog meer afneemt dan ten tijde van het Masterplan was voorzien. In de tabel «Overzicht intramurale sanctiecapaciteit» op pagina 115 van de Justitiebegroting is de bijstelling van de detentiecapaciteit op grond van de PMJ-uitkomsten 2010 weergegeven. Hieruit blijkt dat in 2013 376 plaatsen extra gesloten dienen te worden6.
Deze bijstelling vraagt om een actualisatie van het Masterplan. Deze actualisatie bestaat, zoals is opgenomen in de Justitiebegroting, uit het in 2011 versnellen van de leegstand van de reeds geplande te sluiten locaties en het sluiten van extra plaatsen ten opzichte van het Masterplan in 2013.
In het Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 is nadrukkelijk rekening gehouden met reservecapaciteit. Deze reserve bestaat uit direct inzetbare capaciteit en uit strategische reservecapaciteit. Hierdoor is het mogelijk om (tijdelijke) toenames in de behoefte aan detentiecapaciteit op te vangen
61
Waarom wordt vaker gekozen voor zorg en behandeling in de jeugdketen in plaats van detentie?
Vrijheidsbeneming van jeugdigen is binnen de jeugdstrafrechtketen ultimum remedium. Waar mogelijk – gezien de ernst van het delict – is het zaak de factoren die aan het delictgedrag ten grondslag liggen, aan te pakken om zo de kans op recidive te verkleinen. De afgelopen jaren zijn de mogelijkheden toegenomen om een stevige en effectieve aanpak van jongeren door begeleiding en behandeling te realiseren, zonder hen daarvoor (langdurig) te hoeven opsluiten. Structurele investeringen in een persoonsgerichte aanpak – onder andere op het gebied van nazorg, effectieve gedragsinterventies, jeugdreclassering, veiligheidshuizen en samenwerking in de jeugdstrafrechtketen – hebben daaraan bijgedragen.
Overigens is het niet zo dat bij (jeugd)detentie geen sprake is van zorg en behandeling. Ook bij de tenuitvoerlegging van (jeugd)detentie wordt waar mogelijk ingezet op het verkleinen van de risicofactoren die aan de basis liggen van het delictgedrag. Onder andere goede nazorg en de basismethodiek YOUTURN die in alle JJI’s wordt toegepast, dragen daaraan bij.
Ook het kabinet acht begeleiding en behandeling gericht op de risicofactoren van crimineel gedrag belangrijk. Een strenge en consequente aanpak is daarbij wel van groot belang. In het regeerakkoord is daartoe de invoering van een strafdienstplicht opgenomen, gericht op risicojongeren die grensoverschrijdend gedrag vertonen. Een combinatie van straf, verwijdering van de straat, uitvoering van opgedragen werkzaamheden en heropvoeding vanuit het verblijf thuis en op school zal bijdragen aan resocialisatie van de dader ten behoeve van onderwijs en arbeidsparticipatie.
62
Hoe tijdelijk zullen de justitiële jeugdinstellingen (JJI’s) worden ingezet als gesloten jeugdzorginstellingen?
De locaties Overberg (JJI De Heuvelrug) en ’t Anker (Avenier) worden tot en met 2011 ingezet als voorziening voor gesloten jeugdzorg.
63
Hoe moet het overhevelen van de exploitatiebijdrage naar de begroting van Jeugd en Gezin worden gezien in het licht van het regeerakkoord?
In verband met de behoefte aan plaatsen bij de gesloten jeugdzorg en de onderbezetting van de strafrechtelijke capaciteit, worden de locaties Overberg (JJI De Heuvelrug) en Het Anker (Avenier) in 2010 en 2011 ingezet als gesloten jeugdzorginstelling. Het gaat daarbij in totaal om 151 plaatsen. De exploitatiebijdrage voor beide locaties is voor de betreffende jaren overgeheveld naar de begroting van het voormalige programmaministerie voor Jeugd en Gezin.
In het nieuwe kabinet is de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk voor de gesloten jeugdzorg.
Zie ook het antwoord op de vragen 151 en 163.
64
Waarom moet Justitie het tekort op de geraamde boeten en transacties opvangen? Waarom kunnen de opbrengsten van de boeten en transacties niet door het ministerie van Justitie aangewend voor haar eigen begroting?
Conform geldende begrotingsregels dient het ministerie van Veiligheid en Justitie tekorten op boeten en transacties op te opvangen binnen de eigen begroting. De post boeten en transacties maakt onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en vormt daarmee een onderdeel van de dekking van de totale Rijksuitgaven, waaronder de uitgaven van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Eventuele hogere ontvangsten kunnen alleen op basis van door uw kamer goedgekeurde wijzigingsvoorstellen binnen de begroting van Veiligheid en Justitie worden aangewend. Voor eventuele lagere ontvangsten dient het ministerie zelf dekking te vinden. Ook deze voorstellen behoeven de goedkeuring van uw Kamer.
65
Hoe komt de berekening van de ontvangsten uit boeten en transacties tot stand? Op basis waarvan wordt verwacht dat dit na een stijging tot 2013 in 2014 weer gaat dalen?
De gerealiseerde ontvangsten uit het verleden vormen de grondslag voor de toekomstige ramingen. Daarbovenop worden de effecten van diverse te nemen maatregelen geraamd. Sommige van deze maatregelen hebben een oplopende ontvangstenraming, andere een meer gelijkblijvende en weer andere een dalende meeropbrengst in de tijd. De reden dat de raming in 2014 weer gaat dalen is hoofdzakelijk gelegen in verwachte gedragseffecten die samenhangen met tariefsverhogingen van opgelegde boeten en aanmaningen.
66
Waarom wordt bij boetes en transacties uitgegaan van een procentuele verhoging over de volle breedte? Ligt het vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet meer voor de hand om boetes in de laagste categorie verkeersboetes minder sterk te verhogen dan boetes in de hogere categorieën?
In 2006 is een nieuw beoordelingskader ontworpen (het zgn. Tarievenhuis), waarmee de boetetarieven op een uniforme wijze door middel van een aantal criteria kunnen worden vastgesteld. Hierbij is meer dan daarvoor rekening gehouden met het feit dat zwaardere overtredingen verhoudingsgewijs ook zwaarder beboet dienen te worden. In het geval van snelheidsovertredingen betekent dit bijvoorbeeld dat een extra kilometer te hard rijden steeds hoger beboet wordt naarmate de overschrijding van de maximumsnelheid groter is. Om de samenhang en het evenwicht van de sanctie- en boetebedragen te behouden is ervoor gekozen om een procentuele verhoging over de volle breedte door te voeren.
67
Waarom wordt voor de jaren na 2011 geen verdere verhoging van de ontvangsten uit Pluk-ze verwacht?
Bij het opstellen van de begroting door het voorgaande kabinet is er van uitgegaan, gezien de ervaringen in het verleden, dat er geen nieuwe autonome ontwikkelingen zijn, die een aanpassing van de raming van Pluk-ze opbrengsten rechtvaardigen.
In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte is voorzien in een toename van de investeringen om een meervoud aan structurele extra Pluk-ze opbrengsten te realiseren. Bij Nota van Wijziging zal dit op de begroting van Veiligheid en Justitie worden verwerkt.
68
Waarom wordt bij de verbeurdverklaringen uitgegaan van slechts een zeer bescheiden toename?
Naar verhouding is sprake van een forse toename van de geraamde opbrengsten uit verbeurdverklaringen.Ten opzichte van de voorgaande begroting (2010) is sprake van een verdrievoudiging van deze opbrengsten. Bij de aanpassing van de raming is rekening gehouden met de realisatie in de afgelopen periode.
69
Hoe zal de beoogde verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven worden bereikt, dit mede in het licht van het (grote) verschil tussen de gerealiseerde verlaging medio 2010 (16,3%) en de voor 2011 beoogde verlaging (te weten 26,1%). Zal de Kamer een concreet plan van aanpak ontvangen?
In 2011 kan een aantal voorstellen worden ingevoerd die een forse bijdrage leveren aan het administratieve lastenreductieprogramma.
Een van de belangrijkste daarvan is het wetsvoorstel Vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht (kamerstukken 31 058). Door deze wet wordt de rechtsvorm BV zowel vanuit het nationale als het internationale perspectief aantrekkelijker gemaakt. Het levert een AL-vermindering op van 51 miljoen euro per jaar vanaf 2011. Het wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Eerste Kamer. De Invoeringswet (kamerstukken 32 426) ligt bij de Tweede Kamer.
Een andere maatregel betreft de inwerkingtreding van de Wet verbetering toezicht rechtspersonen per 1 januari 2011 (Stb. 2010, 280). Hierdoor wordt het huidige systeem van preventief toezicht vervangen door een systeem van permanente screening van rechtspersonen. De verklaring van geen bezwaar wordt afgeschaft. Dit levert een AL-reductie van bijna 10 miljoen euro op.
Een derde belangrijke maatregel is de verkorte winstaangifte. De belastingdienst heeft in samenwerking met accountants, fiscaal adviseurs en softwareontwikkelaars een verkorte winstaangifte voor de vennootschapsbelasting op basis van Standaard Business Reporting ontwikkeld voor kleine ondernemers. Doel hiervan is het terugbrengen van de kosten die bedrijven moeten maken voor de verschillende jaarrapportages. Gebruik van deze mogelijkheid leidt tot minder administratieve lasten en sneller zekerheid. Deze maatregel is deels al gerealiseerd; in zijn totaliteit levert deze maatregel naar verwachting in 2011 een AL-reductie op van ongeveer 67 miljoen euro.
Samen met een aantal kleinere maatregelen (waaronder de wet lastenverlichting burgers en bedrijven, in werking getreden 1 juli 2010, AL-reductie 0,3 miljoen euro en het wetsvoorstel wijziging Wet bescherming persoonsgegeven, AL-reductie 0,2 miljoen euro) leidt dit tot de verwachting dat in 2011 een reductie van de administratieve lasten wordt gerealiseerd van ongeveer 128 miljoen euro. Samen met de medio 2010 gerealiseerde AL-reductie van 209 miljoen euro komt de totale reductie daarmee op ongeveer 337 miljoen euro. Dat is conform de beoogde AL-reductie van ongeveer 26 % ten opzichte van de nulmeting 1 maart 2007.
70
Hoe realistisch is de doelstelling van 26,1% inzake reductie administratieve lasten voor bedrijven, gezien het gegeven dat er nu nog maar 16,3% is gerealiseerd? Hoe komt het dat bedrijven er vaak niets van merken dat administratieve lasten zijn afgenomen?
De verwachting is dat de doelstelling in 2011 zal worden behaald.
De Commissie Regeldruk Bedrijven (de «Commissie-Wientjes») heeft in haar advies van 6 juli jl. aan de kabinetsinformateurs geconstateerd dat er de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt bij de aanpak van regeldruk. Ook geeft de Commissie aan dat de beleving van de ondernemers nog niet in lijn is met de bereikte resultaten van de regeldrukaanpak van de afgelopen jaren en adviseert daarom versterkte inzet op de communicatie met het bedrijfsleven.
71
Welke voorstellen ter vermindering van administratieve lasten heeft het ministerie nog in voorbereiding?
Het huidige kabinet streeft ook naar een vermindering van administratieve lasten en regeldruk voor burgers en bedrijven. Tot welke concrete wetsvoorstellen dit gaat leiden wordt op dit moment nog bezien.
Ook de Europese Commissie streeft naar een lastenreductie voor het bedrijfsleven, die zij onder meer wil realiseren via wijzigingen in het jaarrekeningenrecht. De Commissie bereidt een vereenvoudiging voor van de 4e en 7e EU-richtlijn betreffende het jaarrekeningenrecht. Ook heeft de Commissie een voorstel gedaan om micro-entiteiten uit te zonderen van de jaarrekening- en publicatieplicht. Nederland is actief betrokken bij de Commissie-werkgroepen waarin deze voorstellen worden besproken.
72
Hoe kan het vergroten van wetgevingskwaliteit leiden tot een bezuiniging van rond de 3 miljoen?
De afname van het budget op artikel 11.2.1 in 2011 ten opzichte van 2010 is € 2,7 mln. De afname wordt voor het grootste deel niet veroorzaakt door bezuinigingen. Het begrootte budget voor het programma Legis is in 2011 € 2,1 mln lager dan in 2010 (budget in 2010 was € 4,1 mln). Legis kent een langere doorlooptijd dan gepland: in het initiële programmaplan was het eind van de tweede tranche voorzien ultimo 2010. De tweede tranche zal echter nog geheel 2011 bestrijken. Het budget dat begroot is hiervoor is € 2 mln.
Daarnaast is er in 2010 voor het opzetten van de website voor internetconsultatie een eenmalige bijdrage van € 0,5 mln toegekend door het Programma Implementatie Agenda ICT-Beleid (PRIMA). Het resterende bedrag van € 0,1 mln betreft wel een bezuiniging in het kader van de taakstelling. Deze taakstelling is rijksbreed opgelegd en geldt ook voor wetgevingskwaleitsbeleid
73
Kan de Kamer de onderzoeksopdracht voor de evaluatie van het beleid dat gericht is op een goed functionerende rechtsorde ontvangen of kan deze worden toegelicht?
Het betreft hier een evaluatieonderzoek op grond van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006. Op grond van de regeling moet beleid gericht op de realisatie van algemene of operationele beleidsdoelstellingen periodiek worden geevalueerd in een beleidsdoorlichting die voldoet aan de in de regeling omschreven eisen (zoals een beschrijving van de beleidsdoelstellingen en van de maatschappelijke effecten). Thans is de wijze waarop het onderzoek zal worden ingericht nog in de verkennende fase. Zo zal waarschijnlijk in belangrijke mate gebruik kunnen worden gemaakt van bestaand evaluatieonderzoek op deelterreinen, zoals het WODC-onderzoek Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008. De beleidsdoorlichting zal overeenkomstig de regeling aan de Kamer worden toegezonden.
74
Wat is de reden dat is besloten om een onderzoek te starten naar de mogelijkheden om het arsenaal van effectieve maatregelen uit te breiden?
De aanleiding voor het onderzoek zijn ervaringen in de rechtspraktijk. Er komen situaties voor die nog niet effectief kunnen worden aangepakt, terwijl dat met het oog op de veiligheid in de samenleving wel gewenst is. Een voorbeeld vormt de verdachte die niet in voorlopige hechtenis kan worden geplaatst en waarvan de zaak nog op zitting moet komen. Om in zo’n geval herhaling van strafbare feiten te voorkomen en de leefomgeving van het slachtoffer te beschermen kunnen elektronisch toezicht, het storten van een borgsom, een gebieds- of een contactverbod of reclassingstoezicht uitkomst bieden. Een onderzoek naar vergelijkbare oplossingen in andere landen moet uitwijzen hoe deze maatregelen in ons land het beste kunnen worden ontwikkeld en ingezet. Bij het onderzoek worden ook betrokken nieuwe mogelijkheden van een passende straf na een veroordeling in de vorm van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel, zoals een reisverbod en een verhuisplicht. Verder wordt de directe tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen onder de loep genomen, ook als door de officier van justitie of verdachte hoger beroep is aangetekend tegen de uitspraak van de rechter.
75
Wordt onder «alternatieven voor een procedure bij de rechter» ook de flitsscheiding bedoeld? Zo nee, waaraan moet gedacht worden?
Met alternatieven voor een procedure bij de rechter wordt niet de flitsscheiding bedoeld.
Met alternatieven wordt hier bijvoorbeeld bedoeld het gebruikmaken van geschilbeslechting door middel van bindend advies of arbitrage bij de SGC (Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken) of de SGB (Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf), wanneer men een consumentenprobleem of business-to-business probleem heeft. Men kan ook denken aan gebruik van mediation in bijvoorbeeld handelszaken, arbeidszaken of bestuurszaken. In het bedrijfsleven zijn er ook verschillende arbitrage instituten die geschillen tussen zakelijke partners beslechten.
76
Zal de regering onverminderd volledig uitvoering blijven geven aan de verplichtingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hierover gedane uitspraken zonder voorbehoud respecteren?
Zoals u ook in het Regeerakkoord kunt lezen, respecteert het kabinet internationale verdragen, waaronder mensenrechtenverdragen als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ten volle. Het spreekt dan ook voor zich dat uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die juridisch bindend zijn (artikel 46, eerste lid, van het EVRM), zullen worden nageleefd.
77
Waarom wordt er bij het College voor Mensrechten zo expliciet aandacht gegeven aan gelijke behandeling? Is beoogd positieve discriminatie toe te passen ten aanzien van het grondrecht van gelijke behandeling boven andere belangrijke grondrechten?
Vragen van gelijke strekking zijn gesteld door de leden van de SGP-fractie in het verslag over het desbetreffende wetsvoorstel (Kamerstukken II 2009/10, 32 467, nr. 5, blz. 3). Graag beantwoord ik deze vragen in dat kader.
78
Wat zijn de kosten die aan het programma «Legis» zijn verbonden? Hoe groot is de kans dat dit programma na evaluatie gestaakt wordt?
In 2011 is 2 miljoen euro verbonden aan het programma Legis.
Legis kent een langere doorlooptijd dan gepland: in het initiële programmaplan was het eind van de tweede tranche voorzien ultimo 2010. Eind 2010 zou een evaluatie plaatsvinden om te bepalen hoe Legis voortgezet zou worden na de tweede tranche, vanaf 2011. De tweede tranche zal echter nog geheel 2011 bestrijken met een review aan het eind van dat jaar. Een goede inschatting van de mogelijkheden tot voortzetting is nu nog moeilijk te maken. De resultaten die Legis boekt in 2011 zijn hiervoor namelijk mede bepalend. In 2011 zal dan ook op basis hiervan besloten worden of Legis voortgezet zal worden.
79
Hoe verhoudt het werven van juristen zich tot het afbouwen van het aantal ambtenaren?
De Academie voor wetgeving en de Academie voor overheidsjuristen bieden opleidingen aan voor nieuwe en zittende juristen bij de rijksoverheid. Ook bij een kleinere overheid blijft de noodzaak bestaan goede jonge juristen aan te trekken en op te leiden, ook als de instroom afneemt. De opleidingen van de academies zorgen ervoor dat de overheid een aantrekkelijke werkgever blijft op een concurrerende arbeidsmarkt.
80
Welke Europese wetgeving en Europese jurisprudentie heeft het laatste jaar de Nederlandse rechtsbijstand beïnvloed? Op welke manier?
Het laatste jaar is het beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand vooral beïnvloed door het arrest van het EHRM van 27 november 2008 inzake Salduz/Turkije. Naar aanleiding van deze uitspraak van het EHRM geldt in Nederland sinds 1 april 2010 dat een aangehouden verdachte voordat het politieverhoor aanvangt het recht heeft een advocaat te consulteren. Van dit recht wordt door verdachten in sterk toenemende mate gebruik gemaakt.
Er wordt bezien of de aanwijzing met betrekking tot raadsman bij politieverhoor kan worden versoepeld.
Verder geldt dat op het niveau van de EU regelgeving is vastgesteld die (mede) tot doel heeft het beroep op rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen voor hen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, te vergemakkelijken. Gewezen kan worden op de Richtlijn tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen in burgerlijke zaken (2003/8/EG), de Alimentatieverordening (2009/4 EG) en de Verordening betreffende Kinderomtvoering (EG 2003/2201).
81
Wat zou het effect zijn, zowel voor de begroting als de toegang tot de rechter, als proceskostenveroordelingen voor de winnende partij kostendekkend zouden zijn?
Onderdeel van de voorstellen in het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing (TK 31 753, nr. 1) is het indexeren van de waarde van de procespunten in het besluit proceskosten bestuursrecht, zodat deze zoveel mogelijk kostendekkend zullen zijn. Indien het bestuursorgaan de procedure verliest, bepaalt de rechter op basis van deze punten de proceskostenveroordeling ten gunste van de burger. Het effect is dat de kosten in belangrijke mate worden doorberekend aan de veroorzaker van de kosten en de winnende partij hiervoor gecompenseerd wordt. De verhoging van de vergoeding leidt naar schatting tot een structurele besparing op de gesubsidieerde rechtsbijstand van € 1,3 miljoen, die reeds in de voorgaande begroting (2010) is verwerkt. Met name een hogere verrekening van de kosten advocaat leidt tot een vermindering van de bijdrage van de Raad voor de rechtsbijstand. Ook prikkelt deze verhoging partijen ertoe besluiten zorgvuldiger te overwegen en als gevolg hiervan kunnen geschillen waar mogelijk worden voorkomen of langs andere weg worden opgelost.
82
Wat is de reden dat het maatschappelijk vertrouwen in het notariaat is gedaald?
Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor het afnemende maatschappelijk vertrouwen in het notariaat. Op de eerste plaats is de afgelopen jaren de consument in het algemeen kritischer geworden op de aan hem geleverde producten of diensten. Ook de notariele dienstverlening wordt door consumenten kritischer beoordeeld dan voorheen.
Op de tweede plaats spelen de (vastgoed)fraudezaken die in de media de nodige aandacht hebben gekregen een rol bij de beeldvorming van de notaris. Hoewel is gebleken dat in lang niet alle gevallen de notaris verwijtbaar heeft gehandeld, is het notariaat als relatief kleine beroepsgroep kwetsbaar als gevolg van de beeldvorming die ontstaat wanneer enkele notarissen zijn betrokken bij malafide praktijken. Het is dan ook, zowel vanuit maatschappelijk belang als vanuit het belang van het notariaat, gewenst dat malafide notarissen zo spoedig mogelijk uit het ambt worden gezet.
83
Hoe wordt omgegaan met minderjarige verdachten die afstand willen doen van een raadsman? Hoe vaak komt het voor dat zij, ook bij minder ernstige delicten, hierdoor een nacht in de cel moeten doorbrengen?
In de aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor die op 1 april 2010 in werking is getreden (Staatscourant nr. 4003, 16 maart 2010) staat beschreven dat minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met vijftien jaar die verdacht worden van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten geen afstand kunnen doen van het recht op consultatiebijstand. Dat geldt ook voor zestien- en zeventienjarigen in een aantal omschreven ernstige misdrijfzaken. Zestien- en zeventienjarigen kunnen bij minder ernstige misdrijven afstand doen van zowel het recht op consultatiebijstand als het recht op bijstand door een raadsman tijdens het verhoor. Dat geldt ook voor alle minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met zeventien jaar die zijn aangehouden voor overtredingen en misdrijven waarbij voorlopige hechtenis niet toegelaten is.
Niet bekend is hoe vaak het voorkomt dat een minderjarige door het wachten op een raadsman een nacht in de cel moet doorbrengen. De politie signaleert wel dat dit thans vaker voorkomt. Momenteel start het WODC in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam een evaluatieonderzoek naar de zogenaamde «Salduzregeling». Dit signaal zal tijdens de evaluatie nader onderzocht worden.
84
Hoe vaak komt het voor dat advocaten niet binnen twee uur de verdachte kan bezoeken?
Hoe vaak het gebeurt dat de advocaat niet binnen twee uur de verdachte kan bezoeken, wordt niet systematisch bijgehouden. Uit de praktijkervaringen vanaf 1 april jl. tot nu toe, kan wel als globaal beeld worden afgeleid dat advocaten over het algemeen goed in staat zijn binnen de aangegeven twee uur de verdachte te bereiken. In gevallen waarin dat niet gaat lukken is de politie over het algemeen flexibel en wacht zij na telefonisch overleg met de advocaat diens komst, binnen een redelijke termijn daarna, af, tenzij het opsporingsbelang zich daar tegen verzet.
Tegelijkertijd wordt onderzocht hoe de aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (stcrt. Nr 4003) kan worden versoepeld in verband met de bedrijfsvierung recherche.
85
Wat is de stand van zaken met de pilot waarbij een advocaat dienst heeft op een politiebureau?
Op 1 december 2009 is op het politiebureau aan de Kroonstraat te Utrecht en het arrestantencomplex Houten een proef gestart waarbij twee advocaten permanent op de locatie aanwezig zijn en zowel de politie als de verdachte niet hoeven te wachten op een piketadvocaat die van kantoor naar het politiebureau moet komen. Op 1 februari 2010 is de proef uitgebreid naar het politiebureau aan de Slotlaan in Capelle aan den IJssel.
Uit een eerste evaluatie in Utrecht en Houten kwam naar voren dat er voor twee advocaten vaak te weinig werk is. Daarom is besloten de proef daar voor de periode 1 juni 2010 tot 1 december 2010 in afgeslankte vorm te continueren. Vanaf 1 juni is er één advocaat ’s ochtends aanwezig in het arrestantencomplex in Houten en ‘s middags vanaf 15.00 uur op het politiebureau Kroonstraat in Utrecht. Momenteel worden tevens voorbereidingen getroffen voor de opzet van een vergelijkbare pilot in de regio Amsterdam-Amstelland. De komende maanden wordt door Raad voor rechtsbijstand in overleg met de politie en de advocatuur bezien of het model voldoende rendement oplevert.
Uit de proef op het politiebureau in Capelle aan den IJssel bleek dat er voor de aanwezige advocaten vaak te weinig werk was en de kosten niet opwegen tegen de kosten van het gewone systeem van piketdiensten, waarbij advocaten na een oproep per telefoon of sms voor een consult naar het politiebureau gaan. Daarom is besloten de proef in Capelle aan den IJssel per 31 mei 2010 te beëindigen.
86
Waar op de begroting zijn de bezuinigingen op de rechtsbijstand te vinden die gebaseerd zijn op de reeds gerealiseerde maatregelen die moe(s)ten leiden tot een ombuiging van € 50 miljoen? Hoe hoog is het bedrag dat naar aanleiding van deze nieuwe maatregelen reeds is bezuinigd? Is incidenteel of structureel?
Op 7 juli jl. is door toenmalige minister van Justitie een brief aan de Tweede Kamer gezonden, waarin de actuele stand van zaken is gepresenteerd van het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing (TK 31 753, nr. 22). Tevens is meegezonden de door het WODC opgestelde Monitor Rechtsbijstand en geschiloplossing. Deze monitor bevat een uitgebreide nulmeting, zodat op termijn de effecten van de diverse maatregelen uit het Programma in beeld kunnen worden gebracht. De maatregelen uit het Programma op het gebied van het aanpassen van de vreemdelingenbewaring en de indexering van de grenzen voor het minimale financiële belang zijn in april 2010 in werking getreden (Staatsblad 2010, nr. 153). In de begroting voor rechtsbijstand (blz. 32) is de structurele ombuiging van € 50 mln. voor de komende jaren verwerkt in het beschikbare budget
87
Wat zijn de redenen van de grote groei in de uitgaven voor gesubsidieerde rechtsbijstand in de afgelopen tien jaar?
De oorzaak voor de toename van de uitgaven voor gesubsidieerde rechtsbijstand ligt deels in de stijging van normvergoeding van de advocatuur (van € 41 in 1994 naar € 111,82 per 1 juli 2010) en deels in het toegenomen beroep op het stelsel. Het toegenomen beroep doet zich op alle terreinen van de gesubsidieerde rechtsbijstand voor, met uitzondering van het asielrecht. De oorzaak van de toegenomen vraag ligt zowel in de algemene juridisering van de samenleving als in de uitbreiding van het stelsel naar nieuwe wettelijke voorzieningen. Wat het laatste betreft kan bijvoorbeeld worden gewezen op de kosteloze rechtsbijstand ten behoeve van civiele vorderingen tot schadevergoeding van slachtoffers van geweldsmisdrijven met ernstig letsel, alsmede op het huisverbod bij huiselijk geweld, waarbij is voorzien in kosteloze rechtsbijstand voor degene die een huisverbod opgelegd krijgt en op de de ambtshalve toevoeging – zonder eigen bijdrage – van een raadsman aan jeugdige verdachten aan wie het Openbaar ministerie een specifieke transactievoorwaarde wil stellen (art. 489 Wetboek van strafvordering). In 2000 bedroegen de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand € 258 mln., terwijl dit bedrag in 2010 opgelopen is tot € 477 mln.
88
Wordt in de projecten «proactieve geschilcommissie door de overheid» bijzondere aandacht besteed aan de positie van kinderen? Zo nee, waarom niet en zo ja, op welke wijze?
Het doel van de projecten pro-actieve geschiloplossing is het voorkomen van onnodige juridisering van geschillen, waarbij het accent ligt op een oplossingsgerichte houding en werkwijze van overheidsorganisaties in relatie tot de burger. Er zijn geen specifieke projecten pro-actieve geschiloplossing die zien op de positie van kinderen. Dit neemt niet weg dat in gevallen waarin sprake is van betrokkenheid van kinderen – zoals bijvoorbeeld veelvuldig het geval is bij een verzoek om naamswijziging het geval is – daarmee vanzelfsprekend rekening wordt gehouden.
89
Hoe is te verklaren dat de juridische dienstverlening door de economische recessie te maken heeft met een afname van werkzaamheden, terwijl de druk op de rechtspraak naar verwachting zal toenemen?
Door de economische recessie hebben consumenten en bedrijven, maar ook de overheid minder te besteden. Er worden bijvoorbeeld minder woningen gebouwd en verkocht, waardoor het notariaat veel minder werk te verrichten heeft voor transport- en hypotheekakten. Ook voor de advocatuur verandert het werkaanbod bij economische recessie. Er zijn minder zakelijke transacties waarbij een advocaat zijn diensten kan verlenen. Tegelijkertijd worden er meer mensen ontslagen en gaan er meer bedrijven failliet. Dat leidt tot meer arbeidsrechtelijke- en faillissementsprocedures bij de rechtbanken, alsmede tot meer incassogeschillen. Voor de gerechtsdeurwaarders betekent dat in beginsel meer werk, maar daarbij moet worden bedacht dat vorderingen in een economische recessie aanzienlijk moeilijker te innen zijn.
Zo komt het dat de juridische beroepsbeoefenaren wel degelijk geraakt worden door de economische recessie, terwijl de gerechtelijke procedures toenemen. Er is dan ook geen sprake van een direct lineair verband tussen de vraag naar juridische dienstverlening en het aantal rechtszaken.
90
Waarom staat de kwaliteit van de ontwikkeling van de juridische dienstverlening onder druk als gevolg van de prijsdruk?
Door de economische recessie is er, over het geheel bezien, sprake van een geringer aanbod van werk voor zowel advocaten als notarissen. Op grond van de economische theorie van vraag en aanbod zal minder vraag naar juridische diensten leiden tot een lagere prijs voor de juridische dienstverlening. Deze tendens heeft zich reeds ingezet. Doordat advocaten en notarissen binnen hun beroepsgroep onderling verschillende kostprijzen hanteren kan er worden geconcurreerd op de prijs voor de dienstverlening zonder dat de kwaliteit daarvan hoeft te zijn verminderd. Als niet meer geconcurreerd kan worden op de prijs, kan dat gevaar opleveren voor de kwaliteit van het product. Uitgangspunt is dat aan de kwaliteit van de juridische dienstverlening niet mag worden getornd. Overigens is de kwaliteit van de advocatuurlijke en notariele dienstverlening onderwerp van verplichte toetsingen door de onderscheiden beroepsorganisaties, die daarmee de vinger aan de pols houden.
91
Op welke wijze zal de kwaliteit worden gewaarborgd van niet aan tuchtrecht onderworpen juridische dienstverlening?
De juridische beroepsbeoefenaren met een wettelijk geregeld tuchtrecht zoals advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders zijn tuchtrechtelijk aanspreekbaar op de wijze waarop zij hun werkzaamheden verrichten. Ook de kwaliteit van de beroepsbeoefening kan daarbij onderwerp van tuchtrechtelijke beoordeling zijn. Voor personen die niet behoren tot de drie hiervoor genoemde beroepen (bijvoorbeeld belastingadviseurs of ondernemingsrechtjuristen), maar die wel juridische werkzaamheden verrichten en niet zijn onderworpen aan een vorm van wettelijke tuchtrecht bestaat de kwaliteitsborging in veel gevallen uit kwaliteitseisen die door gespecialiseerde – op privaatrechtelijke leest gestoelde – beroepsverenigingen worden gesteld, al dan niet in combinatie met verenigingstuchtrecht. Ten slotte zal ook de marktwerking corrigerend werken voor juridische dienstverleners die onder de maat presteren.
92
Wat is het verschil in kosten tussen mediation en een gerechtelijke procedure?
Een algemeen antwoord op deze vraag is niet te geven. Het is niet duidelijk of wordt gedoeld op de kosten voor de overheid of op de kosten voor de burger. Ook kan er sprake zijn van een samenloop van mediation en een procedure, wanneer een rechter partijen verwijst naar mediation. Voor sommige gerechtelijke procedures geldt verplichte procesvertegenwoordiging, voor andere niet. Griffierechten voor procedures lopen sterk uiteen. Kosten voor zowel een procedure als voor mediation zijn mede afhankelijk van de vraag of men in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Wanneer men daarvoor niet in aanmerking komt, hangen de kosten voor de mediation af van het aantal uren dat men daar aan besteedt.
93
Waarom heeft de begroting geen streefgetallen om het aantal zaken in civiel- en bestuursrecht te verlagen door middel van mediation?
Bij het gebruik van mediation moeten wij onderscheiden 1) mediation op verwijzing door de rechter en 2) mediation voorafgaand aan een procedure (dus wanneer partijen nog niet bij de rechter zijn geweest). Het is lastig een streefgetal te geven omdat de uitstroom uit de rechtspraak afhankelijk is van de bereidheid van partijen er samen alsnog uit te komen (na een verwijzing door de rechter) of doordat zij zelf direct de verantwoordelijkheid nemen te zoeken naar mogelijkheden voor een oplossing. Uit de eindevaluatie mediation (Kamerstukken II, 29 528, nr. 6) blijkt dat de rol van mediation in het rechtsbestel nog steeds bescheiden is. Mediation zal het aantal zaken bij de rechter daarom niet sterk terugdringen.
94
Waarom wordt er per 2014 bezuinigd op de rechtspraak? Wat is hier de achtergrond van en waarom is dit realistisch?
In de vraag wordt abusievelijk de rechtspraak genoemd, maar de vraag heeft betrekking op de rechtsbijstand. De bezuiniging is een uitvloeisel van een reeds eerder aangebrachte korting van structureel € 50 mln. op het rechtsbijstandbudget. Deze korting wordt door middel van diverse maatregelen doorgevoerd in het kader van het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing dat met de Tweede Kamer is besproken. Op 7 juli 2010 is door de minister van Justitie een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin ingegaan wordt op een aantal maatregelen in het kader van het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing TK 31 753, nr. 22). Gezien de invoeringstermijn van deze maatregelen is het realistisch om ervan uit te gaan dat de daadwerkelijke besparende effecten qua beroep op de gesubsidieerde rechtsbijstand pas op termijn zullen gaan optreden. In de meerjarenbegroting is hier al rekening mee gehouden.
95
Dragen de «advocaatkosten bij de aanmeldcentra en de kosten voor tolken en vertalers» ook bij aan de gestegen kosten voor de rechtsbijstand voor asielzoekers? Zo ja, kan dat worden toegelicht?
De kosten voor de advocatuur bij de aanmeldcentra en voor tolken en vertalers staan in verhouding tot het aantal asielaanvragen en procedures die er gevoerd zullen gaan worden. Bij een toename van de instroom asiel nemen de kosten toe omdat meer toevoegingen rechtsbijstand zullen worden afgegeven en meer inzet van tolken en vertalers noodzakelijk zijn. Met de invoering van de nieuwe asielprocedure kunnen de kosten van rechtsbijstand (waaronder tolkkosten) toenemen omdat met een intensievere inzet – aan de voorkant – van de betreffende hulpverleners is beoogd de procedure in zijn geheel sneller en goedkoper te maken. In de begroting is, uitgaande van het ingeschatte aantal asielzoekers en toevoegingen voor de komende jaren, hier rekening mee gehouden.
97
Hoeveel geld is inmiddels beschikbaar gesteld en uitgegeven in het kader van het experiment met particuliere instituten voor forensisch onderzoek?
Eind 2008 heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor de capaciteit en financiering van de forensische opsporing. Naar aanleiding daarvan wordt momenteel een experiment uitgevoerd gericht op het inschakelen van particuliere instituten voor forensisch onderzoek (Kamerstukken 2008–2009 II, 31 700 VI, nr. 150). In 2010 en 2011 is jaarlijks een bedrag van € 1,75 miljoen beschikbaar gesteld voor het experiment. Hiervan is inmiddels in 2010 circa € 440 000 uitgegeven. In totaal zijn tot en met 11 oktober jl. 50 aanvragen ingediend, waarvan er 45 zijn gehonoreerd.
98
Hoeveel deskundigen staan inmiddels ingeschreven in het Nationaal deskundigenregister?
De website zal de komende weken de eerste geregistreerden vermelden.
Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) werkt hard aan de «vulling» van het register. Hierbij bestaat oog voor het belang van voldoende beschikbaarheid van geregistreerde deskundigen en het belang van een zorgvuldige toetsing van te registreren deskundigen. Enerzijds immers heeft de gebruiker van het register – de rechter, officier van justitie en de advocaat – baat bij een vakinhoudelijk bekwame deskundige. Anderzijds geldt dat een afwijzing tot registratie grote rechtsgevolgen heeft voor de desbetreffende deskundige. Het NRGD hanteert hierbij een groeimodel, waardoor toetsing van de deskundige op zorgvuldige wijze geschiedt.
Het afgelopen voorjaar zijn de vakinhoudelijk eisen vastgesteld die nodig zijn voor toetsing van te registreren deskundigen. De wettelijk vereiste toetsingscommissie bestaat uit drie leden, (buitenlandse) vakdeskundigen en juristen. De eerste toetsingen van aanvragen betreffende DNA-analyse en interpretatie, Handschriftonderzoek en Forensische Psychologie, Psychiatrie en Orthopedagogiek (FPPO) hebben reeds plaatsgevonden. In verband met de grote aantallen FPPO-rapporteurs (650), de beperkte verwerkingscapaciteit van het NRGD en de beperkte aantallen geschikte toetsers is in overleg met het Openbaar ministerie en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) besloten tot een gefaseerde verwerking.
99
Hoort het in civiele zaken elektronisch indienen van processtukken ook tot de mogelijkheden van het e-Rechtsbestel?
Ja. Artikel 33 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering vormt de grondslag voor het elektronisch indienen van processtukken. Momenteel wordt gewerkt aan de Algemene maatregel van bestuur die ingevolge artikel 33, tweede lid, nodig is alvorens van de mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
100
Zijn er financiële voordelen te verwachten van het programma e-Rechtsbestel? Zo ja hoeveel. Zo nee, zijn er nadelen en hoeveel?
Het programma e-Rechtsbestel is gericht op het bevorderen van de digitale toegankelijkheid van de rechtspraak, het gebruik van een elektronisch proces-verbaal, de betere inrichting en ontsluiting van civielrechtelijke registers en het bevorderen van het grensoverschrijdend gebruik van videoconferentie bij rechtbanken. Op termijn zijn hier financiële voordelen te verwachten. Deze zijn thans nog niet te kwantificeren. Ook op privaat terrein zijn er vergelijkbare initiatieven zoals e-Court. U werd hier reeds over geinformeerd bij brief van 12 april 2010.
101
Hoe verhoudt de wil om de toegankelijkheid van het rechtsbestel te handhaven zich tot de wil om de instroom van zaken bij de rechtbanken te beperken?
Het rechtsbestel omvat meer voorzieningen dan de gang naar de rechter. Niet in alle situaties is de rechter voor de oplossing van conflicten de meest geëigende of meest doelmatige voorziening. Burgers en bedrijven kunnen steeds vaker zelf hun weg vinden in conflicten en andere juridische kwesties als alternatief voor een gang naar de rechter. De overheid helpt daarbij door bijvoorbeeld via internet informatie te verschaffen, die het mogelijk maakt op een verantwoorde wijze de keuze te maken om al dan niet naar de rechter te gaan. Het voorkomen van rechterlijke procedures draagt uiteindelijk ook bij aan de kwaliteit van die procedures die wel nog gevoerd worden.
102
Welke maatregelen worden getroffen om de werkvoorraad van de Hoge Raad terug te brengen tot aanvaardbare proporties?
Voor de korte termijn wordt de Hoge Raad ruimte geboden om met tijdelijk extra capaciteit de werkvoorraad te verkleinen. Het daartoe strekkende begrotingsvoorstel zal bij gelegenheid van de Najaarsnota aan uw Kamer worden voorgelegd. Met de beoogde invoering van het wetsvoorstel Selectiekamer zal het instrumentarium worden geboden om de instroom en behandeling van zaken nader te reguleren.
103
Wat is het oplossingspercentages van de strafbare feiten waarvan aangifte is gedaan? Isdat nog uit te splitsen naar regio’s, of naar type delict?
Een misdrijf heet te zijn opgehelderd (= opgelost) als de identiteit van (tenminste) een verdachte bekend is bij de politie dan wel (een deel van) de gestolen goederen terecht zijn. De verdachte hoeft niet per se te zijn aangehouden, al is dat gewoonlijk wel het geval. Bij een misdrijf kunnen meerdere verdachten betrokken zijn en één persoon kan worden aangehouden als verdachte van meerdere misdrijven. Hierdoor komt de telling van opgehelderde misdrijven niet overeen met de aan het OM aangeleverde verdachten.
Zie de twee tabellen in de bijlage:
Tabel 1
Geregistreerde criminaliteit en opgehelderde misdrijven naar delictgroep 2007. (Bron CBS 2007); Gegevens voor de jaren na 2007 zijn niet beschikbaar in verband met problemen die de politie heeft met de implementatie van nieuwe informatiesystemen (met name de Basisvoorziening Handhaving – BVH).
Tabel 2
Opgehelderde misdrijven per regio als percentage van de registreerde criminaliteit. (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 19-10-2010)
104
Wat is het oplossingspercentages van de aangiften die per internet zijn binnengekomen? Indien deze cijfers niet exact bekend zouden zijn, ligt dit hoger of lager dan bij de aangiften die in persoon zijn gedaan?
Over de opheldering voor internetaangiften zijn geen afzonderlijke cijfers beschikbaar. In het algemeen zal dit ophelderingspercentage lager liggen dan bij aangiften die in persoon zijn gedaan. Dit komt primair door de selectie van misdrijftypes waarover internetaangifte mogelijk is; met name eenvoudige diefstallen, zoals fiets- en winkeldiefstal, en vernielingen. Deze misdrijftypes kennen lage ophelderingspercentages. Secundair komt dit door de omstandigheid dat bij een internetaangifte geen interactie met een rechercheur plaatsvindt waardoor er weinig opsporingsindicaties boven water (kunnen) komen.
105
Welke concrete inzet plegen politie en justitie ten aanzien van de bestrijding van illegale prostitutie en de met prostitutie verbonden mensenhandel? Wordt er ook in contacten met herkomstlanden van prostituees (bijvoorbeeld Hongarije, Bulgarije) aandacht gegeven aan de noodzaak van preventie en bewustwording in de landen van herkomst?
Bij zowel de politie als bij het OM heeft de aanpak van mensenhandel prioriteit. De signalering van mensenhandel en illegale prostitutie vindt onder meer plaats door middel van het houden van (strafrechtelijke) controles in het prostitutiemilieu, waarbij de nadruk ligt op het detecteren van illegale prostitutie en slachtoffers van mensenhandel. Daarnaast vinden diverse opsporingsactiviteiten plaats om illegale prostitutie en slachtoffers van mensenhandel te signaleren. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden zijn zowel bij de politie als bij het OM specialistische medewerkers aangesteld.
Er wordt samengewerkt met diverse herkomstlanden van prostituees, waaronder Hongarije, Bulgarije, Roemenië en Nigeria. Deze samenwerking richt zich – afhankelijk van de aard van de problematiek en de mogelijkheden voor een vruchtbare samenwerking – op diverse aspecten van de aanpak van mensenhandel. Hieronder wordt onder meer verstaan het geven van voorlichting aan de bevolking in het herkomstland, het opvangen van slachtoffers en het trainen van opsporingsfunctionarissen.
106
Wat is de stand van zaken ten aanzien van uitstapprogramma’s voor prostituees? Wordt de financiering hiervan ook na 1 april 2011 doorgezet?
Op dit moment lopen er in het land 15 uitstapprogramma’s in het kader van de tijdelijke Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees. De regeling heeft betrekking op 2009 en 2010. Omdat een aantal programma’s pas later in 2010 is gestart, lopen deze programma’s door tot 1 mei 2011. Momenteel vindt een eerste evaluatie plaats van de programma’s. Naar aanleiding daarvan wordt bezien of en zo ja, hoe de uitstapprogramma’s in de toekomst moeten worden voortgezet.
107
Hoeveel door het Openbaar ministerie in behandeling zijnde zaken hebben een niet openbare behandeling? Wat is het karakter van die zaken? Neemt dit aantal toe of af?
Uitgangspunt is dat rechtszittingen openbaar zijn. In het algemeen gaat het bij zittingen achter gesloten deuren om strafzittingen met minderjarige verdachten. Het Openbaar ministerie houdt niet bij hoeveel rechtszittingen er achter gesloten deuren plaatsvinden.
108
Wat gebeurt er precies met de inkomsten uit boetes, transacties (bijvoorbeeld in fraudezaken) en wederrechtelijk verkregen voordeel dat wordt ontnomen? Vloeit dat naar de Justitiebegroting of naar de algemene middelen?
Inkomsten uit boetes, transacties en wederrechtelijk verkregen voordeel maken onderdeel uit van de totale overheidsbegroting en worden geraamd en gerealiseerd op de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
109
Wat gebeurt er als er mee- of tegenvallers zijn op de begrote inkomsten uit boetes, transacties, en ontnomen voordeel? Als bijvoorbeeld minder mensen verkeersboetes krijgen, moet het ministerie van Justitie dan direct bezuinigen? Zo nee, wat zijn dan de gevolgen van tegenvallers op deze genoemde begrote inkomsten?
Conform geldende begrotingsregels dient het ministerie van Veiligheid en Justitie tekorten op boeten en transacties op te opvangen binnen de eigen begroting. De post boeten en transacties maakt onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en vormt daarmee een onderdeel van de dekking van de totale Rijksuitgaven, waaronder de uitgaven van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Eventuele hogere ontvangsten kunnen alleen op basis van door uw kamer goedgekeurde wijzigingsvoorstellen binnen de begroting van Veiligheid en Justitie worden aangewend. Voor eventuele lagere ontvangsten dient het ministerie zelf dekking te vinden. Ook deze voorstellen behoeven de goedkeuring van uw Kamer.
110
Waarom gaat er de komende jaren minder geld naar het Openbaar ministerie? Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat het Openbaar ministerie steeds benadrukt dat er keuzes gemaakt moeten worden en dat bepaalde vormen van criminaliteit niet of nauwelijks kunnen worden aangepakt?
Volgens de begroting 2011 gaat er in de loop van de komende jaren niet minder geld naar het Openbaar ministerie (OM). Zo neemt ten opzichte van 2010 de begroting van het OM nog met € 4,8 miljoen toe. Ook in 2015 is het geraamde bedrag voor het OM hoger dan in 2010 (zie de tabel op pagina 43 van de begroting 2011).
Het hogere gerealiseerde uitgavenniveau in 2009 ten opzichte van het budgettaire kader 2010, zoals vermeld in de tabel op pagina 43 van de begroting hangt samen met een aantal technische mutaties, die aan het eind van 2009 en bij Slotwet 2009 zijn doorgevoerd.
De piek in het budgettaire kader voor 2012 (zoals vermeld in de tabel op pagina 43 van de begroting 2011) wordt in belangrijke mate verklaard door de reeds in de begroting 2010 verwerkte maatregelen ter intensivering en optimalisering van de verkeershandhaving.
Wanneer de begroting voor 2011 wordt vergeleken met in de begroting 2010 voor het OM gereserveerde budgetten is in 2013, 2014 en 2015 wel sprake van enige daling van het budget. Dat hangt samen met de besparingen als gevolg van de invoering van het GPS-systeem.
Gegeven de beschikbare capaciteit zullen er altijd keuzes gemaakt moeten worden op waar die wordt ingezet. Van tijd tot tijd vergt dat ook herijking daarvan. De uitspraken van de kant van het Openbaar ministerie bevestigen dat.
111
Kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel er wordt bezuinigd op het gevangeniswezen? Welk deel daarvan is het gevolg van het feit dat het aanbod van gedetineerden lager uitvalt, en welk deel kan dan «taakstelling» of «bezuiniging» worden genoemd?
Het gevangeniswezen is onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De DJI ontvangt jaarlijks een bijdrage van het departement. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2011 zijn hier de Rijksbrede kortingen en taakstellingen opgelegd, bijvoorbeeld de taakstelling bedrijfsvoering Rijksdienst, het inhouden van de loonbijstelling tranche 2010 en de financiële problematiek substantieel-bezwarende functies/FLO. Het gevangeniswezen deelt hierin naar rato van het begrotingsbeslag mee. Dat betekent dat circa 50% van de DJI-brede taakstellingen en kortingen ten laste van de sector Gevangeniswezen komen.
In het antwoord op vraag 259 naar de financiële situatie van DJI wordt aangegeven dat DJI een financiële problematiek kent die oploopt naar ca. € 200 mln. structureel. Het aandeel van gevangeniswezen hierin is ca. € 100 mln.
Het gevangeniswezen wordt in beginsel op output gefinancierd, ofwel volgens de methodiek van
p * q (dagprijs * aantal plaatsen), zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2011.
Als de capaciteit wordt teruggebracht, wordt het budgettair kader in principe neerwaarts bijgesteld volgens deze benadering. Aan het reduceren van capaciteit zijn echter omvangrijke incidentele kosten verbonden, zoals voor boventallig personeel (doorbetaling salarissen en sociaal flankerend beleid) en het afkopen van huurcontracten voor penitentiaire gebouwen. Dit betekent dat de reductie van capaciteit zich op de korte termijn niet per saldo vertaalt in een bezuiniging.
112
Kan een toelichting worden gegeven op de cijfers uit de meerjarenramingen van het beleidsartikel Rechtshandhaving, criminaliteits- en terrorismebestrijding (artikel 13), waaruit blijkt dat er het komende jaar een toename zal zijn van bijna € 33 miljoen? Kan bij de toelichting ook het meerjarige verloop van de budgetten worden betrokken?
De toename van bijna € 33 mln. is een optelsom van plussen en minnen op het beleidsartikel Rechtshandhaving, criminaliteits- en terrorismebestrijding. De toename op het beleidsartikel is voor een belangrijk deel te verklaren uit het feit dat diverse ombuigingen in de begroting in 2011 lager uitvallen dan in 2010.
Dit geldt tevens voor de oploop in het meerjarig beeld tot 2013. De daling in het budgettaire kader wordt ondermeer veroorzaakt door afbouw van de toegekende financiële reeks voor optimaliseringsprogramma Boetes en Transacties.
113
Wat is de verklaring van de opmerkelijke stijging voor handhaving en vervolging (OD 13.3) van € 19,4 miljoen in 2011? Kan hiervan ook het verdere meerjaren verloop worden toegelicht?
De stijging bij het OD handhaving en vervolging van € 19,4 mln. in 2011 ten opzichte van 2010 is een optelsom van plussen en minnen. Voor het OD rechtshandhaving en vervolging kan de stijging als volgt worden verklaard:
1. Uitkeren prijsbijstelling 2010.
2. Toename van het budgettair kader bij Rechtshandhaving. Deze toename wordt ondermeer veroorzaakt door PV-vergoedingen bestuurlijke strafbeschikking aan gemeenten en BES-gelden.
3. Toename van het budgettair kader bij het Nederlands Forensisch Instituut. Deze toename wordt ondermeer veroorzaakt door intensiveringen pijler V van het beleidsprogramma Balkenende IV voor cybercrime en forensische assistenten en productie toename op basis van Prognose Model Justitiële Ketens.
4. Toename van het budgettair kader bij het Openbaar ministerie. Deze toename wordt ondermeer veroorzaakt door het optimaliseringsprogramma Boetes en Transacties.
Het meerjaren verloop van OD rechtshandhaving en vervolging kent een grillig verloop. Een oplopend budgettair kader tot 2013 van € 810 mln. en vervolgens een aflopend budgettair kader tot 2015 € 789 mln. Deze tijdelijk piek in het budgettaire kader wordt ondermeer veroorzaakt door de afbouw van de toegekende financiële reeks voor optimaliseringsprogramma Boetes en Transacties.
114
Waarom stijgen de uitgaven voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties (OD 13.4) met € 26,1 miljoen in 2011, en hebben in de jaren daarna een vrij grillig verloop van eerst een daling en daarna weer een stijging?
Het totaalcijfer op operationele doelstelling 13.4 is de optelling dan diverse onderliggende budgetten. Sommigen onderdelen hebben een stijgend verloop (Forensische Zorg), anderen dalen (CJIB). Bij ieder onderdeel afzonderlijk zijn er diverse ontwikkelingen waardoor onderliggende budgetten stijgen en/of dalen. In de toelichting op batenlastendiensten DJI (blz 108 en verder) en CJIB (blz 122 en verder) wordt nader ingegaan op deze ontwikkelingen. Het onderdeel reclassering vertoont een stijgend budget hetgeen de weerspiegeling is van de toegenomen behoefte aan reclasseringsproducten.
115
Hoe kan het dat er een daling van de uitgaven is voorzien voor terrorismebestrijding (OD 13.6) van € 11,8 miljoen in 2011, met een verdere daling in 2012? In hoeverre speelt hierbij de veiligheid een rol?
Daling in de uitgaven is hoofdzakelijk het gevolg van aflopende projectfinanciering en daarnaast een gevolg van een taakstellende korting.
Overigens is terrorismebestrijding een traject van lange adem met een meerjarige aanpak. Daarom hebben wijzigingen in het actuele dreigingsniveau niet op alle onderdelen een directe koppeling met de middelen die voor terrorismebestrijding zijn vereist.
116
Wat is de stand van zaken van de ramingen in de tabel op blz. 43 op basis van de beleidsvoornemens uit het regeerakkoord?
De in het Regeerakkoord opgenomen beleidsvoornemens zullen, voorzover betrekking hebbend op 2011, in de oorspronkelijke begroting van Justitie 2011 verwerkt worden door middel van een Nota van Wijziging (NvW).
Deze NvW zal vóór de behandeling van de Justitiebegroting aan de leden van uw Kamer worden gezonden. De departementale herverdelingen als wel de verwerking van de doelmatigheidskortingen vinden op een later moment plaats.
117
Zullen, naar verwachting de overvalcijfers dalen als winkels geen contant geld meer accepteren en dit duidelijk zichtbaar kenbaar maken? Zo ja, met hoeveel procent zullen de overvallen dalen?
Om het aantal overvallen terug te dringen wordt een aantal repressieve- en preventieve maatregelen genomen. Een van de preventieve maatregelen die het bedrijfsleven op het moment op eigen initiatief neemt om winkels een minder interessant doelwit voor een overval te maken is het promoten van het pingebruik. Overvallers zijn immers op zoek naar contant geld. Overigens hebben winkeliers ook commerciële redenen om het pingebruik te stimuleren.
Onder meer in Amsterdam loopt een proef met winkelgebieden waar nog uitsluitend met pinbetaling wordt gewerkt. Na afloop van de proef, waarschijnlijk volgend jaar, verneem ik de resultaten van het bedrijfsleven. Op dat moment hoop ik meer inzicht te kunnen geven in de relatie tussen pingebruik en het aantal overvallen.
118
Op welke wijze zal ten aanzien van het aanpakken van criminaliteit tegen het bedrijfsleven blijvende aandacht worden geschonken aan (borging van) preventieve maatregelen op lokaal niveau?
Het nemen van preventieve maatregelen door het bedrijfsleven is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. Vanuit de Rijksoverheid wordt dit wel gestimuleerd. Zo is er bijvoorbeeld de regeling Veiligheid kleine bedrijven, die ondernemers een subsidie van maximaal 1000 euro toekent voor preventieve maatregelen en zijn er het Keurmerk Veilig Ondernemen dat ondernemers en locale overheid stimuleert samen te werken bij de aanpak van criminaliteit en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en het politiekeurmerk Veilig Wonen. Deze laatste twee zijn geborgd doordat ze bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid zijn ondergebracht.
119
Wat heeft de continue screening van taxichauffeurs tot nu toe opgeleverd?
In de brief van 16 maart 2010 (TK 31 521, nr. 47) is aan uw Kamer gemeld dat ik voornemens ben de screening van medewerkers in de taxibranche aan te passen. Ik heb hierbij aangegeven dat alvorens gestart kan worden met de aangepaste screening enkele technische en juridische aanpassingen doorgevoerd dienen te worden. De bij deze screening betrokken partijen zijn thans doende deze aanpassingen door te voeren. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de stand van zaken in dit traject, na overleg met de minister van Infrastructuur en Milieu.
120
Wat is de stand van zaken inzake de moties over kansspelbeleid die zijn ingediend tijdens het debat over kansspelen op 17 december 2009 inzake de verhoging van de leeftijdsgrens voor reclame van 19 naar 21 uur en het geven van toetsbare doelstellingen voor reclame en zelfregulering?
De toenmalig minister van Justitie is in overleg getreden met het Nederlands Kansspel Platform over de herziening van de gedrags- en reclamecode kansspelen. Dit mede naar aanleiding van de evaluatie van de gedrags- en reclamecode kansspelen7, de motie-Van der Staaij c.s.8 en de motie-Van der Staaij9. Ook ik hecht er aan gezamenlijk met de kansspelaanbieders spoedig tot een werkbaar resultaat te komen wat tegemoet komt aan de wensen van uw Kamer. Ik hoop u nog dit jaar een resultaat te doen toekomen waarin de moties tot uitdrukking komen.
121
In hoeverre wordt vastgehouden aan het besluit om met betrekking tot loterijen vergunningen af te geven die slechts gelden voor twee jaar in plaats van vergunningen die gelden voor vijf jaar, zoals eerder het geval was?
De vraag refereert vermoedelijk aan de vergunning die in eerste instantie voor twee jaar, maar inmiddels voor vijf jaar aan De Lotto is verleend. Zoals de toenmalig minister van Justitie reeds heeft aangekondigd is een ambtelijke werkgroep van de ministeries van Financiën en Veiligheid en Justitie de mogelijkheid tot herziening van het loterijstelsel aan het onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek worden nog in 2010 verwacht, waarna ik een standpunt zal innemen over de mogelijke herziening van het stelsel. Ook de duur van de vergunningen wordt daarin betrokken.
122
Is aan te geven hoe het aantal wapenincidenten in en rond scholen en horecagelegenheden zich verhoudt tot dat in andere lidstaten?
In de internationale slachtofferenquêtes die in de Lidstaten van de Europese Unie uitgevoerd worden, zijn geen specifieke vragen opgenomen over wapenincidenten in en rond scholen en horecagelegenheden. Wel is er aandacht voor het (dreigen met het) gebruik van wapens bij delicten als beroving, bedreiging en seksueel geweld. Omdat bij deze delicten niet alleen scholen en de horeca als plaats van handeling genoemd worden, maar ook bijvoorbeeld het openbaar vervoer en de werkplek, is een vergelijking met de Nederlandse cijfers niet mogelijk.
123
Op welke wijze wordt ingezet op het nog verder verhogen van het percentage ondernemers dat de leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer en PEGI naleeft?
Door de buitengewone opsporingsambtenaren wordt handhavend opgetreden bij de naleving van art. 240a Sr.
In samenwerking met de audiovisuele branches zijn enkele maatregelen in uitvoering, die ertoe moeten leiden dat het nalevingspercentage stijgt van gemiddeld 14% in 2008 naar tenminste 70% bij de hoogste categorie schadelijk beeldmateriaal (films en games met een classificatie van 16 of ouder) eind 2011. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft in 2009 convenanten gesloten met de audiovisuele brancheorganisaties en ondernemers van grote winkelketens, waarin afspraken zijn opgenomen om de naleving te verbeteren. Daarnaast is publiekscommunicatie10 ontwikkeld om het publiek en met name ouders met opgroeiende kinderen te informeren over de nalevingsverplichtingen.
Ondernemers in de audiovisuele branches hebben in oktober 2009 aanvullend campagnemateriaal ontvangen om ook in de winkel het publiek actief te kunnen attenderen op de vereiste naleving van de leeftijdsgrenzen. Bij ondernemers in het MKB zal het campagnemateriaal in oktober 2010 opnieuw onder de aandacht worden gebracht.
Om ook op internet de bescherming tegen mogelijk schadelijk beeldmateriaal te verbeteren, wordt naast een machinereadable versie van de Kijkwijzer in samenwerking met VWS en diverse private partijen de (technische) mogelijkheden van overige maatregelen momenteel uitgewerkt.
Private partijen hebben in de naleving een eigen verantwoordelijkheid. Mij is bekend dat in de reglementen van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media de verplichting is opgenomen om alle leeftijdsclassificaties na te leven bij de verkoop, vertoning, verhuur en uitleen van beeldmateriaal. Daarnaast is e-learning ontwikkeld voor personeel in de audiovisuele branches, waarin de betekenis van de pictogrammen van Kijkwijzer en Pegi en de daaraan verbonden wetgeving uiteengezet wordt. Voorts zijn twee van de drie uitleensystemen van de bibliotheken en de automatische kaartverkoop van bioscopen aangepast, zodat mogelijk schadelijk beeldmateriaal niet meer verstrekt wordt aan jongeren onder de leeftijdsgrenzen.
Regelmatig wordt mysteryshoponderzoek uitgevoerd om de vorderingen te meten. In april 2010 bleek het nalevingspercentage inmiddels gestegen naar gemiddeld 42%.
124
Wat is het beleid ten aanzien van het afkopen/verminderen van strafvervolging toelichten? Heeft de minister overwogen een financieel plafond hierin aan te brengen?
Over dit vraagstuk heeft de toenmalig minister van Justitie, in het kader van een spoeddebat, op 30 juni jl. uitvoerig met uw Kamer van gedachten gewisseld.
Van afkopen of verminderen van strafvervolging is uiteraard nimmer sprake.
Op grond van artikel 74 Wetboek van Strafrecht kan het OM echter wel een transactie aanbieden. Een transactie kan onder meer bestaan uit een boete, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, vergoeding van de schade en het verrichten van een werkstraf.
In de aanwijzingen van het College van procureurs-generaal zijn nadere regels gesteld aan het mogen aanbieden van een transactie. De «Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties» stelt extra eisen in geval van hoge transacties. Het uitgangspunt is: «niet transigeren in dergelijke zaken (maar voorleggen aan de rechter), tenzij daar een zeer goede reden voor is». Een hoge transactie moet uitdrukkelijk gemotiveerd worden. In de aanwijzing is voorzien in een toetsingsprocedure binnen het OM (via parketleiding en hoofdadvocaat-generaal en College). De aanwijzing schrijft voor dat het College een hoge transactie vooraf aan de minister van Veiligheid en Justitie voorlegt.
De Aanwijzing geeft geen «harde» criteria voor het aanbieden van een hoge transactie. Het is altijd een beoordeling naar de bijzondere omstandigheden van het specifieke geval.
De transactiemogelijkheid (74 Sr) zal op termijn komen te vervallen. Daarvoor in de plaats komt dan de strafbeschikking. De juridische grondslag is anders, omdat de strafbeschikking tevens een vaststelling van schuld inhoudt. Dit is bij de transactie niet het geval.
Het Parket-Generaal is vorig jaar gevraagd te inventariseren hoeveel zaken in de voorgaande vijf jaar met een hoge transactie zijn afgedaan.
De toen gemaakte inventarisatie leverde op dat in 12 zaken een hoge transactie is aangeboden. Er zijn ook jaren dat er geen hoge transactie is voorgekomen. De aantallen: 2005:1, 2006:1, 2007:7, 2008:0 en 2009:3
Een financieel plafond wordt niet overwogen, aangezien er voldoende waarborgen in de procedure aanwezig zijn alhoewel het aanbieden van een transactie bij een moeilijk te bewijzen feitencomplex zeer ongewenst is.
125
Wat zijn de geleerde lessen van enkele vastgoedfraudezaken voor zowel de effectiviteit van het strafvervolging als het vastgoed en grondbeleid van gemeenten, provincies en het Rijk?
Uit de vastgoedfraude is geleerd dat transparantie en integriteit bij iedere groep die een rol vervult in de vastgoedtransacties essentieel zijn om fraude tegen te gaan.
Dit betekent met name dat de vastgoedsector hiermee zelf aan de slag moet gaan. Inmiddels hebben een aantal brancheorganisaties het Integriteitsoverleg Vastgoedsector opgericht om te bezien tot welke verbeteringen men kan komen om misbruik met vastgoed tegen te gaan. Vanuit de overheid is contact met vertegenwoordigers van dit overleg om input te leveren voor mogelijke verbeteringen.
Een van de lessen is ook dat we zo veel mogelijk aan de voorkant van het probleem moeten komen. Strafrechtelijk optreden blijft onmisbaar als sluitstuk, maar misbruik en criminaliteit in de vastgoedsector kan vooral effectief worden bestreden door een brede, programmatische aanpak. Daaraan moeten naast de strafrechtelijke aanpak ook fiscale en bestuurlijke instrumenten worden ingezet. Juridische en financiële dienstverleners die bij vastgoedtransacties een rol hebben te vervullen, moeten een veel scherper oog hebben voor aanwijzingen van misbruik of criminaliteit. Binnen de context van een dergelijke aanpak kunnen een paar goed gekozen, betekenisvolle strafzaken wel een groot uitstralingseffect teweegbrengen (generaal preventieve werking).
Integriteit en transparantie bij het grondbeleid van de overheid wordt ook bevorderd door vastgoedtransacties onder de werkingssfeer van BIBOB te brengen. In de toekomst zullen (o.a.) gemeenten, provincies en Rijk bij vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is, het BIBOB-instrumentarium kunnen toepassen.
126
Kan al iets gezegd worden van de effecten van ouderbetrokkenheid op alcoholmisbruik en delictgedrag?
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het voorlichten van ouders een groter effect sorteert op het drinkgedrag van hun kinderen dan directe voorlichting aan de jongeren zelf. Als ouders toestaan dat hun kind op te jonge leeftijd alcohol drinkt, of er niets van zeggen, is de kans groter dat het kind daadwerkelijk alcohol gaat drinken. Bovendien blijkt dat de invloed van ouders op het alcoholgebruik van hun kinderen veel langer doorwerkt dan ze zelf denken.11 Omdat alcoholgebruik een risicofactor is voor onder meer delictgedrag, draagt ouderbetrokkenheid bij een leerstraf als de Halt-afdoening Alcohol naar verwachting bij aan minder alcoholgebruik en daarmee aan minder (alcoholgerelateerd) delictgedrag van het kind. Uit de evaluatie zal moeten blijken of deze effecten ook voor de Halt-afdoening Alcohol kunnen worden aangetoond.
127
Met hoeveel fte is de politie en het Openbaar ministerie de afgelopen jaren versterkt specifiek voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit? Om welke specialismen gaat het?
Met de start van het Versterkingsprogramma Aanpak Financieel economische criminaliteit (Finec) zijn met ingang van 2008 op structurele basis financiële middelen toegevoegd aan de opsporingsinstanties die betrokken zijn bij de aanpak van financieel-economische en georganiseerde criminaliteit, alsmede aan het Openbaar ministerie en de Rechtspraak.
Doel van dit onderdeel van het Finec-programma was om de capaciteit voor de opsporing en vervolging vanaf 2008 oplopend tot 2012 op structurele basis te versterken.
De voorgenomen versterking loopt volgens schema en is vrijwel geheel gerealiseerd.
De realisatie per dienst is als volgt:
Politie: De beoogde uitbreiding bij de politie in het kader van het Finec-programma omvat voor de periode 2008 tot eind 2012 in totaal 100 fte. Daarvan zijn er op dit moment 92 fte feitelijk gerealiseerd. Inmiddels is bekend dat de uitbreiding bij de politie eind 2012 op in totaal 109 fte uit zal komen. In 2011 zullen de resterende 17 fte worden gerealiseerd.
FIOD: De FIOD is sinds eind 2008 uitgebreid met 37 fte ten behoeve van de bestrijding van witwassen. Hiervan zijn 6 fte ingezet op de versterking van de informatiefunctie («intelligence») op het gebied van witwassen; de overige 31 zijn ondergebracht in 2 specialistische teams opsporing witwaszaken.
Rijksrecherche: De beoogde versterking van de capaciteit van de rijksrecherche voor de aanpak van corruptie bedraagt 17 fte. Op dit moment zijn er daarvan 12 fte gerealiseerd.
Openbaar ministerie: De in het kader van het Finecprogramma voorziene uitbreiding van het Openbaar ministerie voor de periode 2008–2012 bedraagt 50 fte, om de effecten in de keten van de versterking van de opsporing op te vangen. Deze versterking was in 2009 reeds geheel gerealiseerd.
128
Hoeveel ex-veroordeelden recidiveren? Op welke wijze wordt bij een tweede veroordeling rekening gehouden met het feit dat ze recidiveren? Zo ja, op welke manier?
Voor het antwoord op de vraag hoeveel ex-veroordeelden recidiveren, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 130. Artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht bevat voor de rechter een regeling voor het geval iemand zich schuldig maakt aan een misdrijf en er nog geen vijf jaar verstreken zijn sinds de veroordeling tot een gevangenisstraf voor een soortgelijk misdrijf. Als er sprake is van een dergelijke herhaling kan de op het misdrijf gestelde vrijheidsstraf met een derde worden verhoogd. Daarnaast bestaat in het kader van de voorwaardelijke veroordeling de mogelijkheid van een proeftijd van maximaal tien jaar in plaats van de gebruikelijke drie jaar, indien ernstig rekening gehouden moet worden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
129
Is er een afname van het aantal recidivisten te verwachten als gevolg van de persoonsgerichte aanpak? Zo ja, hoeveel procent?
Om recidive onder ex-gedetineerden terug te dringen is in 2002 door het vorige kabinet ingezet op een persoonsgerichte aanpak waarbij de dader, het delict en het risico dat de dader vormt voor de samenleving belangrijke indicatoren zijn voor de op te leggen sanctie en de tenuitvoerlegging. De WODC-Recidivemonitor is de belangrijkste informatiebron voor de uiteindelijke toets of de kwantitatieve doelstelling van 10 procentpunt recidivereductie behaald is.
Voor het meten van het effect van de doelstellingen geldt dat pas na enkele jaren zichtbaar is of ex-gedetineerden niet terugvallen in de criminaliteit. Het is gebruikelijk dat hierover na een periode van zeven jaar definitieve uitspraken kunnen worden gedaan. Dit zou betekenen dat definitieve effecten van de kabinetsmaatregelen ter bestrijding van de recidive in 2010 nog niet zichtbaar zouden zijn. Het WODC is echter gevraagd een inschatting te maken van de definitieve effecten op basis van cijfers die al wél beschikbaar zijn. De doelstelling om 7-jaars recidive onder ex-gedetineerden met 10 procentpunt te verlagen komt overeen met een verlaging van het 2-jaars recidivepercentage met 7,7 procentpunt. Uit de onlangs gepresenteerde cijfers van het WODC (bijlage bij TK 2009/10, 28 684, nr. 276) blijkt dat de 2 jaarsrecidive onder ex-gedetineerden die in 2006 uitstroomden met 4,9 procent is gedaald ten opzichte van 2002.
130
Kunnen de meest recente recidivecijfers (met bronvermelding van onderzoek) in een tabel worden gezet, zowel voor de gevangenisstraf, tbs en werkstraf, gesplitst naar volwassenen en jeugdigen?
Volwassenen 2-jarige algemene recidive | Aantal in 2006 | Percentage recidivisten |
---|---|---|
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf <=6 mnd | 9 790 | 56,4 |
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf > 6 mnd | 7 268 | 46,5 |
werkstraf | 27 823 | 37,2 |
leerstraf | 695 | 35,7 |
voorwaardelijke vrijheidsstraf | 4 274 | 38,3 |
geldstraf | 108 755 | 21,6 |
beleidssepot | 8 383 | 22,7 |
ex-TBS (voorlopig cijfer cohort 2004–2006) | 268 | 21,4 |
Jeugdigen 2-jarige algemene recidive | Aantal in 2006 | Percentage recidivisten |
---|---|---|
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf <=6 mnd | 1 115 | 58,5 |
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf > 6 mnd | 350 | 63,6 |
werkstraf | 14 391 | 39,7 |
leerstraf | 1 716 | 49,6 |
voorwaardelijke vrijheidsstraf | 425 | 50,6 |
geldstraf | 2 722 | 27,8 |
beleidssepot | 1 651 | 31,6 |
Deze cijfers betreffen de prevalentie van algemene recidive, dat wil zeggen een nieuw justitiecontact naar aanleiding van een misdrijf, niet afgedaan met vrijspraak of een technisch sepot, 2 jaar na oplegging van de sanctie of het ontslag uit de inrichting, zowel voor volwassen als jeugdige daders uit 2006 . De bronvermelding betreft:
Wartna, et. al. (2009). Recidivebericht 1997–2006: Ontwikkelingen in de strafrechtelijke Recidive van Nederlandse justitiabelen. Den Haag: WODC. Factsheet 2009–5. Bregman, I.M. & Wartna, B.S.J. (2010). Recidive TBS 1974–2006: Ontwikkelingen in de Strafrechtelijke recidive van ex-terbeschikkinggestelden: een tussenverslag. Den Haag: WODC. Factsheet 2010–4.
Daarbij moet wel worden bedacht dat de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf ook bijdraagt aan de recidivevermindering t.t.v. het moment dat veroordeelden in de cel verblijven.
131
Gebruikt de politie speciale verhoor- en gesprekstechnieken bij het opnemen van een verklaring van een persoon met een geestelijke handicap, zoals autisme?
In de opleiding voor de tactisch rechercheur is, ter verdieping van eerder verworven kennis als verhoorder, de kernopgave «Het verhoren van jonge en verstandelijk beperkte getuigen» opgenomen, met aandacht voor de voorbereiding en het verhoren van jonge en verstandelijk gehandicapte getuigen en slachtoffers. Deze kernopgave wordt gevolgd door mensen met politie-ervaring. Na deze opleiding zijn ze gekwalificeerd als studioverhoorder. Hiervan zijn er momenteel in Nederland ongeveer 100.
Zodra de politie het vermoeden heeft dat de aangever of te (ver)horen persoon medische hulp behoeft dan wel dat hij in een zodanige lichamelijke of psychische staat verkeert, dat twijfelachtig is of hij een verklaring in vrijheid kan afleggen, zal de politie het oordeel van een arts of andere deskundige inwinnen over de vraag of betrokkene kan worden verhoord.
Daarbij wordt tevens nagegaan of eventueel een (gedrags)deskundige bij (de voorbereiding van) het verhoor zou moeten worden betrokken.
Of er sprake is van een persoon met verstandelijke beperkingen is aan de oordeelsvorming van de opsporingsambtenaar. Bij twijfel over de intellectuele vermogens van de te verhoren persoon dient de persoon in kwestie behandeld te worden als ware hij een persoon met verstandelijke beperkingen.
Daarnaast worden de verhoren van personen met een verstandelijke beperking in veel gevallen audiovisueel geregistreerd.
De Aanwijzing Auditieve- en audiovisuele registratie (AVR) die per 1 september 2010 in werking is getreden regelt voor welke categorieën zaken auditieve dan wel audiovisuele registratie verplicht is (Staatscourant 2010, nr. 1 885, 28 juli 2010). De verplichting tot audiovisuele registratie geldt reeds sinds 1 oktober 2006 voor verhoren van kwetsbare personen in zware misdrijfzaken. Overigens dient de Kamer wel te beseffen dat het hier een ingewikkelde en intensieve procedure betreft voor de opsporingsautoriteiten die veel capaciteit vraagt.
132
Staan de uitgangspunten van het programma Modernisering Gevangeniswezen nog fier overeind? Of staan de toezeggingen en voorgestelde maatregelen enigszins onder druk vanwege financiële problemen bij DJI, taakstellingen en (oude en nieuwe) bezuinigingen?
Het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) richt zich op het invoeren van een persoonsgerichte aanpak van het gevangeniswezen. Deze persoonsgerichte aanpak bestaat onder meer uit: een gestandaardiseerde screening bij binnenkomst, het opstellen van detentie-& reïntegratie en het aanbieden van (gedrags)interventies die zoveel mogelijk zijn afgestemd op de individuele criminogene factoren en tekorten op het gebied van schuldhulpverlening, huisvesting en zorg. In 2010 is de implementatie van het programma MGW van start gegaan. Elke vestiging heeft een plan van aanpak opgesteld over de wijze waarop zij de verschillende projecten van MGW gaan implementeren. Het jaar 2011 staat in het teken van de verdere implementatie van de verschillende projecten van MGW.
Deze persoonsgerichte aanpak van gedetineerden is nodig om gericht de recidive terug te dringen. Het terugdringen van recidive is in deze kabinetsperiode ook één van de speerpunten van het beleid. De toezeggingen en voorgestelde maatregelen uit het programma Modernisering Gevangeniswezen staan dan ook niet onder druk, met in achtnemeing van de door te voeren bezuinigingen. Wel zal er een strakkere selectie aan de poort gaat worden doorgevoerd.
133
Wat is de stand van zaken inzake de (bezwaar)procedures rond opvang voor zwaardere categorieën ex-gedetineerden van Stichting Ontmoeting in Zeeland? Wordt er – gezien de successen van persoonsgerichte aanpak bij de bestrijding van recidive – extra geld uitgetrokken voor de nazorg voor ex-gedetineerden?
De Stichting Ontmoeting heeft voor 2010 een subsidie aangevraagd voor uitbreiding van justitiële plaatsen in Zeeland. Deze extra uitbreiding is door het ministerie afgewezen, omdat het ingediende subsidieverzoek ziet op een andere doelgroep dan waar de 24-uurs nazorg instellingen primair voor zijn bedoeld. Op dit moment loopt een bezwaarprocedure.
Op 12 juli 2009 is het samenwerkingsmodel nazorg door de toenmalige staatssecretaris van Justitie en de voorzitter van de VNG ondertekend en daarmee bestuurlijk bekrachtigd. In 2010 en 2011 komt additioneel € 6 miljoen per jaar beschikbaar voor de versterking van gemeentelijke taken op het gebied van nazorg. Aan de verstrekking is een inhoudelijke voorwaarde verbonden, namelijk dat het bedrag besteed wordt aan gemeentelijke nazorgcoördinatie en dat deze nazorg vorm krijgt in regionale samenwerkingsverbanden, zoals de Veiligheidshuizen. De middelen worden verdeeld via de 43 centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang en Verslavingsbeleid, op basis van de aantallen ex-gedetineerden die naar gemeenten uitstromen.
134
Hoeveel veiliger is de tbs-maatregel geworden naar aanleiding de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Visser?
De uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Visser (sinds 2006) had tot doel de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Het aantal onttrekkingen is sindsdien gedaald. De in het kader van de commissie-Visser genomen maatregelen, zoals de verlenging van de duur van het toezicht op tbs-gestelden en de realisatie van het forensisch psychiatrisch toezicht, zijn gericht op recidivevermindering. In hoeverre inderdaad recidivevermindering is gerealiseerd, zal blijken uit de recidivecijfers van het WODC. De recidivecijfers van na 2006 zijn echter pas eind 2011 beschikbaar.
135
Worden tegenwoordig alle gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen gescreend bij binnenkomst? Zo ja, wordt daarbij geregistreerd wat zij nodig hebben op de zorggebieden (zoals huisvesting en inkomen) na vrijlating? Zo nee, voor welke groep gedetineerden wel en voor welke niet?
Op dit moment wordt 80% van de gedetineerden bij binnenkomst gescreend op de vijf leefgebieden, zoals huisvesting en inkomen. In verband met de zeer korte verblijfsduur in detentie van sommige gedetineerden is het praktisch gezien niet haalbaar om alle gedetineerden te screenen. Het betreft hier de vonnissen van korter dan 90 dagen.
136
Hoe staat het met de nazorg aan ex-gedetineerden? Houden inmiddels alle gemeenten zich aan de afspraken met betrekking tot de nazorg aan ex-gedetineerden? Hebben alle gemeenten specifiek beleid ontwikkeld, in theorie en praktijk? Hoe wordt dit in de gaten gehouden?
Het doel van nazorg is dat (ex-)gedetineerde burgers bij ontslag uit detentie over de noodzakelijke basisvoorzieningen beschikken ten behoeve van hun reïntegratie. Deze ambitie is bestuurlijk vastgelegd in het Samenwerkingsmodel Nazorg van juli 2009. Tevens is in dit kader overeengekomen dat er in 2010 en 2011 additioneel € 6 miljoen per jaar extra beschikbaar komt ter versterking van gemeentelijke coördinatie nazorg.
In januari 2010 is gestart met de invoering van het samenwerkingsmodel. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en de VNG ondersteunen dit invoeringstraject, onder andere door de inzet van implementatieadviseurs nazorg voor zowel het Gevangeniswezen als de gemeenten.
Inmiddels hebben meer dan 400 gemeenten een – lokaal of regionaal – coördinatiepunt nazorg opgezet. De centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang vervullen hier vaak een coördinerende en aanjagende rol. Uit een tussentijdse rapportage van de VNG (september 2010) blijkt dat ruim 60% van deze centrumgemeenten samenwerkt met partners op het gebied van nazorg en ook tot structurele afspraken komt met deze partners (al dan niet in het kader van de Veiligheidshuizen). De overige 40% van de centrumgemeenten heeft bij het ontwikkelen van beleid nog een steun in de rug nodig. Deze gemeenten worden daarin bijgestaan door een implementatieteam, bestaande uit vertegenwoordigers van de VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie. De bedoeling is dat eind 2010 overal in het land regionale afspraken zijn gemaakt over de aanpak van de nazorg tussen gemeenten, het Gevangeniswezen én maatschappelijke instellingen (op het terrein van huisvesting, werk/inkomen, zorg en schuldsanering).
137
Kan een overzicht worden gegeven van de doelmatigheid (zowel in termen van kostenefficiëntie als recidivevermindering) van verschillende soorten straffen?
De algemene maatschappelijke doelen van straffen, zoals vergelding en genoegdoening, zijn niet éénduidig meetbaar. Meer in het bijzonder geldt dit voor de vraag in hoeverre één bepaalde sanctie daartoe bijdraagt of dat er sprake is van een complex van factoren. Gegevens over recidive worden wel reeds in de begroting opgenomen. Verder is ten aanzien van de tenuitvoerlegging van sancties een beleidsdoorlichting uitgevoerd op de effectiviteit van de te bereiken doeleinden. De instrumenten die worden ingezet om de strafdoelen te realiseren en de behaalde resultaten staan beschreven in de brief aan de Tweede Kamer van 24 april 2008 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 145).
138
Waarom werkt de regeling van verplicht aangifte doen bij mishandeling van tbs-gestelden van medepatiënten belemmerend?
In december 2010 start de evaluatie van de regeling Verplichte aangifte (eenvoudige) mishandeling in de tbs. Bezien wordt in hoeverre de regeling wordt uitgevoerd zoals beoogd en wat hiervan de directe gevolgen zijn. Uit deze evaluatie zal blijken of en zo ja waarom de regeling belemmerend werkt. De evaluatie is naar verwachting in september 2011 gereed.
139
Wanneer wordt de verplichte verschijning van ouders ter terechtzitting geïmplementeerd?
De verplichte verschijning ter terechtzitting voor ouders van minderjarige verdachten treedt op 1 januari 2011 in werking.
140
Waarop is het onderzoek naar de uitvoeringsgevolgen van de verplichte verschijning van ouders ter rechtszitting gericht en wanneer zijn de onderzoeksresultaten bekend?
Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de huidige situatie rond de aanwezigheid van ouders bij de berechting van hun minderjarige kind en van de gevolgen van de verplichtstelling van hun aanwezigheid. Het onderzoek gaat de beleidstheorie achter de verplichte aanwezigheid expliciteren en onderzoeken, en brengt de te verwachten operationele consequenties (bij OM, ZM, politie en Raad voor de Kinderbescherming) in beeld. Tevens worden de kosten als gevolg van de invoering van de wet berekend. Het eindrapport zal in november 2010 opgeleverd worden.
141
Is het onderzoek (de evaluatie) naar de verzelfstandiging van de Mesdagkliniek inmiddels gestart? Wanneer zullen die resultaten naar de Kamer worden gestuurd?
De evaluatie van de verzelfstandiging van de Van Mesdagkliniek is gestart en is naar verwachting in juni 2011 gereed. Ik verwacht het evaluatierapport kort na de zomer 2011 aan de Tweede Kamer aan te kunnen bieden.
142
Waaronder valt het informatie verstrekken over de detentie/tbs-fasering aan slachtoffers van delicten? Loopt dat naar tevredenheid?
Op 1 januari 2011 treedt de wet ter Versterking van de positie van slachtoffers in het strafproces in werking. Dit leidt tot een uitbreiding van de informatieverstrekking aan slachtoffers. Op grond van artikel 51a lid 3 WvSv (nieuw) is de officier van justitie verantwoordelijk voor het informeren van slachtoffers en nabestaanden over invrijheidstelling van verdachten of veroordeelden van spreekrechtwaardige delicten, zowel in het geval van TBS en PIJ als gevangenisstraf en jeugddetentie.
In mijn brief van 16 november 2009 (TK 2009–2010, 32 123 VI, 66) heb ik u geïnformeerd over de resultaten van een onderzoek naar de informatieverstrekking aan slachtoffers.
Het Openbaar ministerie is voor de informatieverstrekking afhankelijk van gegevensuitwisseling met DJI. Met het oog op de nieuwe wet en op basis van het genoemde onderzoek, richten het OM en de DJI gezamenlijk een verbeterd werkproces in ten behoeve van het informeren van slachtoffers of nabestaanden over detentiefasering en tbs-verloven. Via een centraal punt voor respectievelijk gevangeniswezen (GW) en TBS meldt DJI verloven en invrijheidsstelling aan het OM. Het OM richt daartoe een Informatiepunt Detentie Verloop (IDV) in. Het OM informeert vervolgens het betreffende slachtoffer of de nabestaanden. Vanaf 1 januari 2011 wordt dit de landelijke manier van werken.
143
Worden (nabestaanden van) slachtoffers – bijvoorbeeld via de burgemeester – geïnformeerd als de dader van een gewelds- of levensdelict weer vrijkomt?
Slachtoffers of nabestaanden worden, als zij hebben aangegeven daar prijs op te stellen en het een spreekrechtwaardig delict betreft, door de officier van justitie geïnformeerd over de invrijheidstelling van de verdachte of veroordeelde (conform artikel 51a lid 3 WvSv, inwerkingtreding 1 januari 2011).
144
Wanneer zal de evaluatie van het spreekrecht naar de Kamer worden gestuurd?
De evaluatie van het spreekrecht is reeds naar de Kamer gestuurd.
145
Waarom mag maar één familielid van een slachtoffer van een geweldsdelict in de rechtszaal het woord voeren? Mag zo’n familielid alleen spreken over zijn gevoelens en niet over de misdaad die begaan is?
Bij de totstandkoming van het initiatiefvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden heeft de opsteller ervoor gekozen het spreekrecht voor nabestaanden te beperken tot één nabestaande. De opsteller achtte het op dat moment niet wenselijk dat meerdere personen van het spreekrecht gebruik maken, gezien de belasting voor het gerechtelijke apparaat.
Er is overigens geen bezwaar tegen dat er schriftelijke slachtofferverklaringen, de schriftelijke variant van het spreekrecht, van meerdere nabestaanden in het strafdossier worden opgenomen. Zij komen dan volledig ter kennis van de rechter.
Het spreekrecht geeft op dit moment het slachtoffer of diens nabestaanden de mogelijkheid op de terechtzitting een verklaring af te leggen over welke gevolgen het ten laste gelegde feit bij hem te weeg heeft gebracht. Het is nu niet de bedoeling dat aan het slachtoffer of diens nabestaanden de mogelijkheid wordt geboden zijn visie op de merites van het opsporingsonderzoek of de op te leggen straf te geven. Het slachtoffer is immers wel procesdeelnemer maar geen zelfstandige procespartij. Opzet is dat het aan het slachtoffer of zijn nabestaande is om onweersproken zijn eigen ervaringen weer te geven. Zodra hij evenwel mededeling doet over de door hem gewenste wijze van beslissing over de strafzaak, ontstaat er een recht voor de verdediging om het slachtoffer daarover te ondervragen. Slachtoffers en nabestaanden stellen dit meestal niet op prijs. Overigens wordt er naar gestreefd het spreekrecht uit te breiden.
146
Hoe ziet de programmatische aanpak van radicalisering eruit? Welke prioriteiten heeft de regering?
De programmatische aanpak gericht op weerstandsverhoging waaraan wordt gerefereerd in Begrotingsartikel 13.6, startte formeel in 2008 en is één van de projecten uit het CBRN/E-programma, dat sinds 2005 onder regie van de NCTb wordt gevoerd. Het programma is gericht op het verminderen van de kwetsbaarheid van CBRN/E-instellingen voor personen of groeperingen met terroristische intenties.
Deze programmatische aanpak heeft niet direct betrekking op radicalisering. Vanzelfsprekend voert de rijksoverheid wel een actief beleid op het voorkomen en tegengaan van radicalisering. De NCTb levert daar in nationaal en internationaal verband een substantiële bijdrage aan. Een belangrijk kenmerk van het antiradicaliseringsbeleid is de zogenaamde «lokale aanpak»: gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het effectief operationaliseren van het beleid in hun gemeente. Een effectieve aanpak vergt immers maatwerk.
147
Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen over het Europese PNR-systeem?
De Europese Commissie heeft aangegeven een voorstel voor een Europees PNR systeem begin 2011 te presenteren.
148
Kan een overzicht worden gegeven van de maatregelen (waaronder begrepen het stopzetten van maatregelen) die zijn genomen naar aanleiding van het rapport van de commissie-Suyver?
Het rapport van de Commissie Suyver heeft, conform de motie van de heer Pechtold, aanbevelingen gedaan op welke wijze een onderzoek naar het Nederlandse antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven. Bij brief van 9 juli 2009 (Kamerstuk II 2008/09, 29 754, nr. 164) hebben de gewezen ministers van Justitie en van BZK uw Kamer bericht de aanbevelingen in het rapport van de Commissie Suyver over te nemen en te betrekken bij extern uit te voeren evaluatieonderzoek. Tevens heeft de minister van BZK u gemeld in afwachting van het evaluatieonderzoek het Wetsvoorstel Bestuurlijke Maatregelen Nationale Veiligheid aan te houden.
Tijdens het Algemeen Overleg van 29 oktober 2009 hebben de toenmalige ministers, mede op verzoek van meerdere Kamerfracties, aan uw Kamer gemeld bij nader inzien geen nieuwe commissie te willen instellen maar direct aan de slag te gaan om in eigen verantwoordelijkheid uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Commissie Suyver en zodoende vanuit een praktische invalshoek invulling te willen geven aan de evaluatie van het contraterrorismebeleid. De ministers hebben u daartoe in januari een werkplan toegezonden. Het WODC is thans bezig een evaluatieonderzoek uit te voeren. Dat onderzoek is half december gereed. In januari 2011 zal de Kamer een beleidsreactie ontvangen.
Tevens is gemeld dat de openbare orde bevoegdheden bij de persoonsgerichte aanpak terughoudend zullen worden toegepast.
149
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verlengen van de bewaartermijn van adoptiedossiers?
In antwoord op de motie van de leden Van der Staaij en Langkamp (Kamerstukken II 2008/09, 31 265, nr. 23) waarin de regering wordt verzocht de bewaartermijn van adoptiedossiers door vergunninghouders te verlengen tot 100 jaar, is door het vorige kabinet aangegeven dat nagegaan zal worden op welke wijze deze bewaartermijn kan worden verankerd of dat een andere voldoende lange wettelijke termijn kan worden geregeld. Deze motie zal dan ook worden betrokken bij de herziening van de Wobka. De herziening van de Wobka is momenteel in voorbereiding, waarbij er naar wordt gestreefd om het wetsvoorstel binnen een termijn van drie maanden ter consultatie te laten gaan.
150
Waarom worden interlandelijke adoptie en jeugdcriminaliteit in één paragraaf van de begroting opgenomen? Wil de regering vanwege de overzichtelijkheid deze thema’s in afzonderlijke paragrafen opnemen in de volgende begroting?
Conform de opstelling van de structuur van de begroting en de begrotingsteksten volgens VBTB, is er één algemene beleidsdoelstelling voor artikel 14 Jeugd opgesteld. De algemene beleidsdoelstelling dient dus alle begrotingsartikelen binnen artikel 14 te dekken. De verbijzondering is weergegeven in de onderliggende operationele doelstelling 14.1 en 14.2. Het thema interlandelijke adoptie valt onder operationele doelstelling 14.1 en jeugdcriminaliteit onder operationele doelstelling 14.2. Beide thema’s zijn derhalve al opgenomen in afzonderlijke operationele doelstellingen.
151
Wat is de oorzaak van de stijging van de geraamde uitgaven voor de tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd vanaf 2012 en verder?
In verband met de behoefte aan plaatsen bij de gesloten jeugdzorg en de onderbezetting van de strafrechtelijke capaciteit, worden de locaties Overberg (JJI De Heuvelrug) en Het Anker (Avenier) in 2010 en 2011 ingezet als gesloten jeugdzorginstelling. Het gaat daarbij in totaal om 151 plaatsen. De exploitatiebijdrage voor beide locaties is voor de betreffende jaren overgeheveld naar de begroting van het voormalige programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Vanaf 2012 zijn de exploitatiekosten van deze locaties weer onderdeel van Veiligheid en Justitiebegroting. De stijging van de geraamde uitgaven voor de «tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd» vanaf 2012 en verder wordt voornamelijk hierdoor veroorzaakt.
152
In hoeverre wordt er nu bezuinigd op de JJI’s, ook in termen als «doelmatigheidskorting», «ombuigingen» of «taakstelling»? Of is er slechts sprake van een lager budget als gevolg van een kleiner aantal jeugdigen in JJI’s?
De JJI’s zijn onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). DJI ontvangt jaarlijks een bijdrage van het departement. Op deze bijdrage zijn in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2011 (DJI-brede) kortingen en taakstellingen gelegd. DJI verdeelt deze over de DJI-onderdelen, dus ook de JJI’s delen naar rato van het begrotingsbeslag mee in kortingen en taakstellingen.
Daarenboven is het JJI-budget gekort vanwege te treffen capacitaire maatregelen op grond van de uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens.
153
Is er ook een taakstelling gegeven aan Stichting Adoptievoorziening? Wat is hiervan de achtergrond en wat zijn de gevolgen voor het beleid?
Ja, de Stichting Adoptievoorziening krijgt evenals andere door het ministerie van Veiligheid en Justitie gesubsidieerde instellingen een taakstelling. Dit is een gevolg van de rijksbrede financiële taakstelling. Het is aan de Stichting Adoptievoorziening om te bezien op welke wijze zij invulling geeft aan deze taakstelling.
154
Is het waar dat er sinds 15 juni geen nieuwe adoptiezaken in behandeling zijn genomen die betrekking hebben op Amerika, omdat er geen contracten tot stand gekomen zijn tussen de Nederlandse Adoptiestichting en Amerikaanse kantoren? Wat is hiervan de achtergrond?
Nee. Gelet op de toezegging aan uw Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 265, nr. 26) heeft de Centrale autoriteit voor interlandelijke adoptie als tijdelijke maatregel, de taak op zich genomen te bemiddelen voor aspirant-adoptiefouders die hun bemiddeling via een bepaalde Amerikaanse adoptieorganisatie of -advocaat willen laten lopen, in afwachting van de besprekingen die de vergunninghouder Nederlandse Adoptiestichting met deze organisatie en deze advocaat voert. Dit is eigenlijk geen taak van de Centrale autoriteit, omdat bemiddelingsverzoeken die onder het Haags adoptieverdrag vallen in Nederland per definitie door een vergunninghouder worden behandeld. Daarnaast kan een verzoek voor adoptie uit de Verenigde Staten onder het Haagse Adoptieverdrag via andere Amerikaanse contacten dan diegene die hierboven zijn benoemd. Zowel Stichting Kind en Toekomst als de Nederlandse Adoptiestichting hebben daartoe contracten met enkele andere Amerikaanse adoptieorganisaties gesloten.
Gezien ook het verloop van de besprekingen tussen de Nederlandse Adoptiestichting en de betreffende Amerikaanse adoptieorganisatie of -advocaat, is besloten om per 15 juni 2010 deze taak door de Centrale autoriteit te beëindigen voor verzoekers met een beginseltoestemming die dateert van na de datum dat de VS zijn toegetreden tot het Haags adoptieverdrag, om zo betrokken partijen beter in de gelegenheid te stellen tot samenwerking te komen. Ondanks dat er nog geen samenwerkingsverband is tussen de Nederlandse Adoptiestichting en de Amerikaanse adoptieorganisatie en -advocaat in kwestie, bestaat voor aspirant-adoptiefouders wel de mogelijkheid om hun verzoek voor adoptie via deelbemiddeling met deze Amerikaanse contacten via de Nederlandse Adoptiestichting in te dienen.
Ook ná 15 juni heeft de Centrale autoriteit nieuwe adoptiezaken in behandeling genomen van verzoekers met een beginseltoestemming van vòòr toetreding door de VS tot het Haags adoptieverdrag.
155
Wordt overwogen het bedrag dat ouders krijgen als tegemoetkoming wegens buitengewone uitgaven voor adoptie(binnen het budget als gevolg van de motie-Van der Vlies) te verhogen, nu het aantal adopties nog sterker is teruggelopen? Wordt er ook een inflatiecorrectie toegepast?
Nee, er wordt niet overwogen om het bedrag te verhogen. Dit bedrag is niet gekoppeld aan het aantal adopties. De regeling Tegemoetkoming Adoptiekosten is een inkomensafhankelijke regeling met een vastgestelde tegemoetkoming per interlandelijke adoptie. Dit bedrag per adoptie wordt jaarlijks geïndexeerd. De jaarlijkse wijziging van de hoogte van de tegemoetkoming zal geen effect hebben op het uitvoeringsproces.
De regeling wordt opgenomen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). Deze wijziging van de Wobka is momenteel bij uw Kamer in behandeling.
156
Bestaan er grote verschillen in doorlooptijden van jeugdzaken tussen de verschillende arrondissementen? Zo ja, wat zijn daarvan de oorzaken?
Nee, er zijn geen grote verschillen in doorlooptijden van jeugdstrafzaken tussen de verschillende arrondissementen.
Over het algemeen besteden de arrondissementen structureel aandacht aan de doorlooptijden. Ook zijn diverse verbeterslagen doorgevoerd in de jeugdstrafrechtketen. In het rapport van AEF zijn de uitkomsten van het onderzoek naar de doorlooptijden en knelpunten neergelegd en zijn aanbevelingen gedaan voor het opstellen van normen voor de executiefase en de hoger beroep fase. Verder is een aantal arrondissementen, als een verdiepingsslag op het AEF-rapport «Doorlooptijden doorgelicht» uit 2009, gestart met een dossieronderzoek over de doorlooptijden.
157
Op welke termijn zullen alleen nog de door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies erkende gedragsinterventies worden toegepast?
Er wordt naar gestreefd dat vanaf 2011 alleen erkende gedragsinterventies door Justitie worden gefinancierd. Momenteel is sprake van een overgangssituatie: zowel oude als nieuwe erkende interventies worden ingezet. Een oude gedragsinterventie wordt vervangen door een erkende zodra deze landelijk is geïmplementeerd. Naar verwachting zijn medio 2011 alle gedragsinterventies (voorlopig) erkend.
158
Hoe wordt het risico ondervangen dat niet langer met beleidsexperimenten juist nieuwe kennis ontstaat die mogelijk effectiever is dan een erkende interventie?
De behoefte aan en de mogelijkheden tot innovatie worden in 2011 door het WODC verkend. Daarnaast zal ook naar andere wegen worden gezocht om innovatie te stimuleren, bijvoorbeeld via openbare aanbesteding van gedragsinterventies, waardoor mogelijk andere partijen dan tot dusverre nieuwe effectieve wegen kunnen inslaan. Anderzijds kunnen de evaluaties van erkende gedragsinterventies aanleiding geven tot het stimuleren van nieuwe gedragsinterventies, wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de interventie in praktijk slechts werkt voor een deel van de beoogde doelgroep. In de kostprijs voor de nieuwe reclasseringsproducten is bovendien een opslag opgenomen ten behoeve van productontwikkeling en innovatie.
159
Hoe het staat met de voortgang van het elektronisch huisarrest/detentie, specifiek de samenwerking met (technische) universiteiten?
De toepassing van elektronische detentie is nagenoeg volledig beëindigd. Er worden geen nieuwe veroordeelden meer toegelaten tot elektronische detentie. Op dit moment zijn nog twee zaken aanhangig bij de beroepsrechter die kunnen uitmonden in elektronische detentie.
Nu elektronische detentie nagenoeg beëindigd is, betekent dit ook dat er geen sprake is van samenwerking met (technische) universiteiten op dit gebied.
160
Welke onderzoeksresultaten zijn er met betrekking tot elektronisch (huis)arrest/detentie voor wat betreft kosten en recidive?
De kosten per ED-plaats bedragen circa € 30,= per dag. Wat betreft de recidivecijfers van elektronische detentie verwijs ik naar de brief van de toenmalige staatssecretaris van Justitie van 8 december 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123, VI, nr. 75).
161
Wat houdt het traject om te komen tot verbetering van de registratie van 12-minners met delictgedrag precies in? Tellen dergelijke registraties ook mee voor het vaststellen van recidive?
Omdat 12-minners niet strafrechtelijk vervolgbaar zijn, worden 12-minners met delictgedrag niet overal consequent in de politiesystemen als verdachte geregistreerd. Hierdoor bestaat geen volledig inzicht in aard en omvang van de groep 12-minners die strafbare feiten plegen. Het project Verbetering registratie 12-minners beoogt dit inzicht te vergroten door consequente registratie. Na evaluatie van de pilots die in het kader van dit project lopen, zal in de loop van 2011 het landelijk verbetertraject worden opgestart. Bij het vaststellen van recidive, aan de hand van de recidivemonitor van het WODC, tellen registraties van 12-minners niet mee (zijn niet strafrechtelijk vervolgbaar).
162
Waarom worden er slechts twee (delen van) JJI’s tijdelijk ingezet om de stijgende behoefte aan gesloten jeugdzorgplaatsen op te vangen? Is er overleg geweest over een mogelijke uitbreiding van het aantal instellingen?
Het besluit om twee JJI-locaties – locatie Overberg en locatie ’t Anker – tot en met 2011 in te zetten voor de gesloten jeugdzorg sloot destijds (2009) aan bij de behoefte aan (tijdelijke) capaciteit voor gesloten jeugdzorg.
Er is momenteel geen sprake van een stijgende behoefte aan gesloten jeugdzorgplaatsen. Op 1 september 2010 waren er 210 niet bezette plaatsen in de gesloten jeugdzorg. Eventuele extra inzet van JJI-capaciteit voor gesloten jeugdzorg is dus nu niet aan de orde.
163
Onder wiens verantwoordelijkheid vallen nu de twee (delen van) JJI’s die onder de minister van Jeugd en Gezin zouden vallen?
Locatie Overberg (JJI De Heuvelrug) en locatie ’t Anker (Avenier) zijn tot en met 2011 in gebruik als voorzieningen voor gesloten jeugdzorg. In het nieuwe kabinet is de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk voor de gesloten jeugdzorg.
164
Wat zijn de redenen van de teruglopende capaciteitsbehoefte van de JJI’s? Hoeveel plaatsen in de JJI zijn er in 2009 onbezet gebleven en met welke cijfers houdt u rekening voor de jaren 2010 en 2011?
Zie voor de achtergronden van de dalende (strafrechtelijke) instroom in de JJI’s het antwoord op vraag 43.
De daling van de behoefte aan strafrechtelijke capaciteit werd tot en met 2009 grotendeels «gecompenseerd» door een stijging van de behoefte aan civielrechtelijke capaciteit. De JJI’s waren dus tot in 2009 goed bezet. Pas sinds in de tweede helft van 2009 de feitelijke scheiding van «straf» en «civiel» in een stroomversnelling raakte – sinds juli 2009 zijn geen nieuwe jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel meer in de JJI’s geplaatst – nam de bezettingsgraad in de JJI’s snel af. Was in januari 2009 de bezettingsgraad nog 86%, in december 2009 was deze gedaald tot minder dan 60%.
Voor wat betreft de cijfers voor 2010 en 2011 verwijs ik u naar tabel 14.2.1 op pagina 205 van de Justitiebegroting, waar de ramingen (inclusief capaciteitsmarge) voor deze en verdere jaren op grond van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) zijn weergegeven. Voor 2010 is dat 843, voor 2011 790 plaatsen.
Op grond van de bezetting in de eerste acht maanden van 2010 kan voor dit jaar een bezettingsgraad van 58% worden verwacht. Afgaand op de raming voor 2011 kan voor dat jaar een bezettingsgraad van 55% worden verwacht.
165
Kan het capaciteitsoverschot bij de JJI’s ingezet worden om de stijgende behoefte aan gesloten plaatsen in de Jeugd GGZ, de Jeugd LVG en de gesloten jeugdzorg op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Bij de gesloten jeugdzorg is er geen sprake van een stijgende behoefte. Zie ook het antwoord op vraag 162.
Wat de behoefte aan gesloten jeugd-GGZ en jeugd-LVG betreft, geldt het volgende. De wachtlijsten voor jeugd-GGZ en jeugd-LVG kennen grote regionale verschillen en bestaan bovendien voor een substantieel deel uit extramurale/ambulante zorg. Daarbij wordt zowel in de jeugd-GGZ als in de jeugd-LVG actief ingezet op het verbeteren van de doorstroom. Het realiseren van voldoende (intramuraal) zorgaanbod is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars/zorgkantoren en zorgaanbieders. Zij zijn op de hoogte van de regionale behoefte aan capaciteit. Wanneer daartoe aanleiding is kunnen zorgverzekeraars/zorgkantoren besluiten de (intramurale) capaciteit uit te breiden.
Het veld van jeugd-GGZ en jeugd-LVG (inclusief zorgverzekeraars en zorgkantoren) is op de hoogte van de onderbezetting in de JJI’s en de potentiële mogelijkheid tot inzet van JJI-locaties. Daarbij is van belang dat de locaties/gebouwen (kunnen) voldoen aan de eisen die zijn gesteld aan de zorgkwaliteit voor deze doelgroep en kan worden voldaan aan het realiseren van het juiste pedagogische klimaat. Ook de beschikbaarheid van deskundig personeel voor de jeugd-GGZ en jeugd-LVG doelgroep is van belang.
In het geval van JJI-locatie Rekken van LSG Rentray heeft een en ander tot concrete afspraken tussen zorgkantoor en LSG Rentray geleid. LSG Rentray werkt in nauw overleg met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) aan een transitie van JJI naar LVG-behandelinstelling.
166
Hoeveel kinderen kregen in 2009 een gedragbeïnvloedende maatregel opgelegd en met welke aantallen gedragsbeïnvloedende maatregelen wordt rekening gehouden bij het maken van beleid rekening over de jaren 2010 en 2011?
In 2009 is aan 92 jeugdigen een GBM opgelegd. Na onderzoek wordt over de jaren 2010 en 2011 rekening gehouden met gemiddeld ongeveer 130 GBM’s per jaar.
167
Hoe vaak is de gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen de laatste jaren opgelegd? Klopt het dat het aantal opgelegde maatregelen lang niet zo vaak wordt opgelegd als verwacht? Wat zijn daarvan de redenen?
Overzicht van opgelegde GBM’s
Jaartal | Aantal |
---|---|
2008 | 15 |
2009 | 92 |
2010 | 38 (t/m augustus 2010) |
Uit de conclusies van de impactanalyse 2010, uitgevoerd door onderzoeksbureau Significant, blijkt dat het aantal vonnissen met een gedragsmaatregel beperkt is en naar alle verwachting in de toekomst zal blijven.
De doelgroep blijkt kleiner dan eerder werd aangenomen. Uit de analyse van een steekproef van 45 vonnissen die sinds 2008 in uitvoering zijn genomen en gesprekken met vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdreclassering, NIFP, OM en ZM blijkt dat:
– de rechtbank bij voorkeur eerst een lichtere sanctie oplegt;
– de gedragsmaatregel zelden bij first offenders wordt opgelegd;
– wanneer er sprake is van een first offender, die een zwaar delict heeft gepleegd, er eerder wordt gekozen voor een PIJ maatregel (er is dan in de meeste gevallen sprake van een psychiatrische stoornis waarbij plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk is);
– een gedragsmaatregel voor jongeren tot en met 15 jaar zelden wenselijk wordt geacht (over het algemeen hebben deze jongeren nog geen verleden in het strafrecht of de hulpverlening. Er wordt de voorkeur gegeven aan de mogelijkheden die een civiel traject biedt, waarbij ouders intensiever aangesproken worden op en betrokken worden bij de beoogde gedragsverandering van hun kind.)
– de gedragsmaatregel ook voor jongeren met een licht verstandelijke beperking weinig wordt ingezet (de gedragsmaatregel is wel geschikt voor deze doelgroep vanwege een heldere structuur, maar passende behandeling voor deze doelgroep is vaak niet voorhanden).
168
Welke verdere maatregelen – naast het hoger opleiden van personeel en de certificering – zijn er nog meer nodig om kwaliteitsverbetering vorm te geven?
Er is in de afgelopen jaren een groot aantal maatregelen getroffen om de kwaliteit in de justitiële jeugdinrichtingen (jji) te verbeteren. Het totale pakket aan maatregelen is weergegeven in de brieven van 10 september 2007 en 4 oktober 2007.12 Uw Kamer is over de implementatie daarvan door middel van voortgangsrapportages op de hoogte gehouden.13 Ook dit jaar zal de Kamer in november een rapportage ontvangen. Naast genoemde aspecten zal de komende jaren vooral de borging van de diverse kwaliteitsverbeteringen centraal staan.
169
Slaagt de sector JJI erin om voldoende hoger opgeleid personeel aan te trekken? Leidt de interne deskundigheidsvorming tot een hogere uitstroom (naar bijvoorbeeld de jeugdzorg?)
De jji’s werken toe naar een situatie waarin 75% van het personeel op de groep in bezit is van een hbo-diploma. Daartoe is in 2008 een groot aantal opleidingstrajecten gestart. Op dit moment is bijna een derde van de medewerkers op de groep in het bezit van een hbo-diploma en meer dan de helft beschikt over een mbo-diploma. Ruim 350 medewerkers volgen op dit moment nog een hbo-opleiding, waarvan velen in 2011 naar verwachting het diploma zullen behalen. Daarnaast zijn ruim 70 medewerkers bezig met een mbo-opleiding. Ook hebben alle jji’s een samenwerking tot stand gebracht met hogescholen in hun regio zodat opleidingen beter aansluiten op het werk in de jji’s.
De sector beschikt niet over gegevens die een hogere uitstroom als gevolg van de deskundigheidsbevordering kunnen onderbouwen. Wel is mede om uitstroom van hoog opgeleid personeel te voorkomen, geïnvesteerd in het bieden van meer carrièreperspectief. Dit is bereikt door nieuwe functieprofielen te implementeren en extra functies in hogere schalen toe te voegen.
170
Wordt bij de mogelijke maatregelen ter professionalisering van de taakstraffen voor jeugdigen ook meegenomen dat er meer begeleiding van de jeugdige door (jeugd)reclasseringswerkers kan worden geboden en dat er bijvoorbeeld wordt toegeleid naar werk, stage, opleiding of schuldhulp? Zo nee, waarom niet?
In het programma Aanpak jeugdcriminaliteit worden ook deze mogelijkheden overwogen ter verbetering van de (uitvoering van de) taakstraffen voor jeugdigen.
171
Is het waar dat de laatste jaren steeds minder jongeren wegens ernstige delicten worden opgesloten? Wat is hiervan de achtergrond? Plegen jongeren minder (ernstige) delicten of wordt er meer gebruik gemaakt van andersoortige straffen? Om wat voor straffen gaat het dan?
Het is geen kwestie van het een of het ander. Er is zowel sprake van een substantiële daling van het aandeel ernstige delicten in de geregistreerde jeugdcriminaliteit als van toegenomen mogelijkheden om te voorzien in een stevige en effectieve aanpak van delictgedrag, zonder over te gaan tot (langdurige) vrijheidsbeneming.
Per brief van 12 maart 2010 (TK 2009–2010, 24 587, nr. 379) heeft de toenmalige minister van Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de aard en omvang van de leegstand in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s). Daarbij zijn ook de achtergronden van de dalende instroom in de JJI’s geschetst, grotendeels ontleend aan onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar de veranderende capaciteitsbehoefte in de JJI’s: Sonnenschein, A., Moolenaar, D.E.G., Smit, P.R., & Laan, A. M. van der (2010). Memorandum: Capaciteitsbehoefte Justitiële Jeugdinrichtingen in verandering.
Een van de verklarende factoren betreft de toegenomen mogelijkheden voor een stevige en effectieve aanpak van jongeren door begeleiding en behandeling, zonder hen daarvoor (langdurig) te hoeven opsluiten. Structurele investeringen in een persoonsgerichte aanpak – onder andere op het gebied van nazorg, effectieve gedragsinterventies, jeugdreclassering, veiligheidshuizen en samenwerking in de jeugdstrafrechtketen – hebben daaraan bijgedragen.
Andere factoren die gerelateerd zijn aan de dalende instroom in de JJI’s betreffen een forse daling van het aandeel ernstige delicten in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de periode 2005–2008 en de komst van de instellingen voor gesloten jeugdzorg. Jeugdigen met complexe opvoedings-, gedrags- en/of delictproblematiek worden mogelijk vaker en eerder dan voorheen in civielrechtelijk kader behandeld.
172
Is het waar dat nieuwbouw voor strafrechtelijk veroordeelde jongeren in Sassenheim niet meer nodig blijkt te zijn vanwege teruglopende behoefte aan capaciteit? Was die terugloop niet te voorzien?
De nieuwbouw van JJI Teylingereind zal medio 2011 zijn afgerond. Afgaand op het grote verschil tussen capaciteitsbehoefte in de JJI’s en de beschikbare capaciteit zijn de plaatsen die door deze nieuwbouw beschikbaar komen, niet nodig. Er is echter nog geen besluit genomen over het al dan niet gebruiken van (een deel van) deze plaatsen.
Bij het besluit tot uitbreiding van Teylingereind kon de grote daling van de behoefte aan strafrechtelijke capaciteit niet worden voorzien. Die daling vormde een sterke trendbreuk ten opzichte van eerdere ramingen van het WODC die nog een stijgende trend aangaven van de behoefte aan JJI-capaciteit.
Toen later – in de tweede helft van 2009 – de sterk dalende behoefte aan strafrechtelijke capaciteit zichtbaar werd, kon de bouw vanwege contractuele verplichtingen niet meer worden stopgezet.
173
Nu de verplichte nazorg voor jeugdigen inmiddels een wettelijke basis heeft gekregen, hoe wordt nu in de gaten gehouden hoe dit werkt in de praktijk. Wie heeft hier de regie? Welke partijen zijn hierbij betrokken, en wordt daarin goed samengewerkt?
De verplichte nazorg maakt deel uit van een wetsvoorstel dat nu aanhangig is bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 31 915). Uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat aan jeugdigen met een pij-maatregel en jeugddetentie nazorg in een verplicht kader wordt verleend. Voor de uitvoering hiervan wordt aansluiting gezocht bij de reeds lopende initiatieven tot het verlenen van nazorg. Hiertoe zijn de netwerk- en trajectberaden in het leven geroepen. Deze beraden hebben tot taak de voorbereiding van de terugkeer in de samenleving van deze jeugdigen en het bevorderen van geleidelijke overgangen bij die terugkeer. In deze beraden werken de (jeugd)reclassering, de justitiële jeugdinrichting, de raad voor de kinderbescherming en de gemeente waarin de jeugdige na ontslag uit de inrichting zal verblijven, samen. De Raad voor de Kinderbescherming voert daarbij de regie.
233
Wat zijn in en na 2011 de concrete doelstellingen uitgedrukt in een percentage en een streefjaar als het gaat om de reductie van criminaliteit dan wel verbetering van de veiligheid?
De maatregelen om de criminaliteit te reduceren en de veiligheid te verhogen zijn opgenomen in het regeerakkoord. Deze zullen de komende periode verder worden uitgewerkt.
236
Welke landen vragen regelmatig steun bij de opbouw van hun rechtsorde? Hoe wordt omgegaan met dit verzoek?
De landen die regelmatig steun vragen bij de opbouw van hun rechtsorde zijn groot in aantal en de verzoeken zijn zeer divers van aard (zie ook antwoord bij vraag 238). Indien de verzoeken stroken met de missie van het ministerie van Veiligheid en Justitie en of/andere departementen en capaciteit en (externe) financiering beschikbaar zijn (zoals afkomstig van BZ, EU of multilaterale instellingen), dan wordt positief gereageerd. De implementatie vindt altijd plaats in afstemming met het ministerie van Buitenlandse Zaken en/of de Nederlandse ambassades ter plaatse.
237
Wat zijn de kosten per dag van vreemdelingenbewaring?
De dagprijs van de vreemdelingenbewaring bedraagt € 197 per plaats (zie pagina 109 van de ontwerp-Justitiebegroting 2011).
238
Wat is de expertise van de experts die door Justitie beschikbaar wordt gesteld voor deelname aan civiele opbouwmissies? Wat zijn de kosten hiervoor?
De expertise varieert van kennis van en ervaring met de implementatie van «international standards for prisons» tot en met de algemene expertise van een politiefunctionaris, rechter of openbaar aanklager. De kosten die met een uitzending zijn verbonden worden niet gedragen door de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie maar rusten op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn gerelateerd aan het rijksbrede beleid rondom civiele en militaire missies.
239
Waarom is er in de tabel voor de jaren na 2011 geen bijdrage voor nazorg aan ex-gedetineerden opgenomen? Wat zijn de plannen ten aanzien van continuering van de bijdrage aan de DEMO-instellingen?
Samen met de 24-uurs opvangvoorzieningen wordt op dit moment gewerkt aan een beleidskader en een kostprijsonderzoek voor de jaren 2011–2013. Op basis hiervan zal nadere besluitvorming plaatsvinden.
In 2010 en 2011 is additioneel € 6 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor de versterking van gemeentelijke taken op het gebied van nazorg. Deze gelden fungeren ter ondersteuning voor de gemeenten om hun nazorgbeleid in te richten. Deze middelen worden verstrekt via de centrumgemeenten voor Maatschappelijke opvang. Aan de verstrekking van deze gelden is een inhoudelijke voorwaarde verbonden, namelijk dat het bedrag besteed wordt aan gemeentelijke nazorgcoördinatie en dat deze nazorg vorm krijgt in regionale samenwerkingsverbanden, zoals de Veiligheidshuizen. Deze gelden zijn vanaf 2012 niet langer in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie opgenomen, omdat de gemeenten geacht worden vanaf 2012 zelf voor deze gelden zorg te dragen.
240
Welke loon en prijsbijstelling worden nog verwacht dat daarvoor 19 miljoen voor gereserveerd?
De prijsbijstelling tranche 2010 is uitgekeerd vanaf het jaar 2011. Dit bedrag wordt waarschijnlijk nog verdeeld over de verschillende Justitieonderdelen. In totaal is dit € 17,6 mln. structureel.
241
Is er nu een significante daling te zien van de prijzen van producten die door justitie worden gekocht, nu men te maken heeft met Europese aanbestedingsregels? Kunnen van bedrijfsonderdelen (bijvoorbeeld DJI) vergelijkingen worden gemaakt tussen de prijzen van goederen die via de aanbesteding worden gekocht en de prijzen elders op de markt?
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. De Europese aanbestedingsregels zijn reeds vanaf het midden van de jaren negentig van kracht. In de loop der jaren veranderen veelal de specificaties van producten en diensten die worden ingekocht – denk bijvoorbeeld aan een voortschrijdende technologische ontwikkeling – hetgeen een vergelijking van prijzen over een reeks van jaren moeilijk maakt. Vooral daar waar het kostenbesparingen betreft.
In de aanbestedingsprocessen zelf is uiteraard de prijs een belangrijk selectiecriterium waarbij de prijsvoorstellen van verschillende aanbieders, binnen het proces van een Europese aanbesteding, met elkaar worden vergeleken en beoordeeld.
242
Wat betreft de norm voor de inhuur van externen wordt aangegeven dat als de norm wordt overschreden het ministerie moet motiveren waarom de overschrijding noodzakelijk was. Wat gebeurt er als die motivering niet afdoende is?
Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt over een dergelijke situatie.
243
Kan toegelicht worden waarom het ministerie van Justitie een norm van 13% hanteert voor de inhuur van externen en niet 10%, zoals door de Kamer is uitgesproken?
Zoals toegelicht aan de Tweede Kamer in een brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (TK 31 701, nr. 32), zal het ministerie van Veiligheid en Justitie in 2011 de norm van 10% hanteren. Abusievelijk is dit niet in de voorliggende begroting aangepast.
244
Waar zal de 3% extra bezuiniging op extern personeel vandaan worden gehaald? Hoe wordt motie-Roemer (Kamerstuk 32 360, nr. 5) uitgevoerd?
In een brief die ik u voor behandeling van de begroting 2011 zal doen toekomen, zal ik aangeven dat het de verwachting is dat Veiligheid en Justitie reeds in 2010, onverwachte ontwikkelingen daargelaten, zal kunnen voldoen aan de maximum-norm van 10% aan inhuur van externen. Dit betekent dat in 2011 niet 3% extra op extern personeel bezuinigd hoeft te worden. In welke mate de norm van 10% in 2011 ook daadwerklijk gerealiseerd zal kunnen worden is, naast onvoorziene externe ontwikkelingen, echter ook afhankelijk van de effecten van het Regeerakkoord. Herindeling van departementen, wijziging van taken door nieuw of gewijzigd beleid heeft immers per definitie gevolgen voor de behoefte aan personele capaciteit, permanent en/of tijdelijk. Het beeld van externe inhuur kan hierdoor wijzigen. Uiteraard blijf ik streven naar een norm van maximaal 10% aan inhuur van externen.
245
Hoeveel levert het op wanneer niet 13% van het personeel extern zou worden ingehuurd, maar 10%? Met andere woorden, hoeveel levert een bezuiniging van 3% extra op extern personeel op?
De norm voor externe inhuur is afhankelijk van de omvang van de personele uitgaven. Gezien de omvangrijke veranderingen vanuit het Regeerakkoord bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (bijv. het DG Veiligheid dat in zijn geheel naar het ministerie van Veiligheid en Justitie komt) is de situatie vanaf 2011 te zeer veranderd om daar nu een uitspraak over te kunnen doen.
Bij ongewijzigde indeling zou 3%-punten gelijk staan aan € 62,6 mln.
259
Hoe zou de financiële situatie bij DJI het beste omschreven kunnen worden? Als ernstig? Welke bezuinigingsslagen of taakstellingen uit het verleden zijn nog niet gerealiseerd, maar moeten nu nog wel worden ingehaald?
De financiële situatie bij DJI staat meerjarig onder druk. De budgettaire druk is zowel een gevolg van in het verleden opgelegde taakstellingen en kortingen, als voortkomend uit de begrotingsvoorbereiding 2011 (bijvoorbeeld taakstelling versobering Rijksdienst en inhouden loonbijstellingstranche 2010). Hiernaast brengt de krimp van de organisatie als gevolg van de afnemende capaciteitsbehoefte in de verschillende sectoren van DJI tijdelijk extra kosten met zich, en neemt tegelijkertijd het budgettair draagvlak om de problematiek op te vangen, af.
Het dreigende tekort in 2010 kan worden opgevangen binnen het eigen vermogen (exploitatiereserve) van DJI. Voor wat betreft het meerjarenperspectief wordt gewerkt aan oplossingen om de uitgaven en de inkomsten met elkaar in evenwicht te houden.
260
Hoeveel wordt er in het gevangeniswezen voor volwassenen nu echt bezuinigd, los van het naar beneden bijgestelde aanbod van gedetineerden(n) (jeugdigen)?
Het gevangeniswezen is onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De DJI ontvangt jaarlijks een bijdrage van het departement. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2011 zijn hier DJI-brede kortingen en taakstellingen opgelegd, waaronder de taakstelling bedrijfsvoering Rijksdienst (– € 23 mln.) en het inhouden van de loonbijstelling tranche 2010 (– € 37 mln.). Het gevangeniswezen deelt naar rato van het begrotingsbeslag mee in DJI-brede taakstellingen en kortingen. Dat betekent dat circa 50% van de DJI-brede taakstellingen en kortingen ten laste van de sector Gevangeniswezen komen.
261
Kan nadere toelichting worden gegeven met betrekking tot de financiering van het gevangeniswezen? Klopt het nu dat volgens de P x Q-systematiek per gedetineerde geld uit de algemene middelen naar de Justitiebegroting wordt doorgesluisd? Wat zijn als gevolg van deze financieringssystematiek de exacte consequenties wanneer er minder gedetineerden worden opgesloten dan begroot? Moet DJI het dan per direct doen met minder geld?
Het gevangeniswezen is onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De DJI ontvangt jaarlijks een bijdrage van het departement. De omvang van deze bijdrage wordt voornamelijk bepaald door de in de Veiligheid en Justitiebegroting vastgelegde productietaakstellingen te vermenigvuldigen met de vastgestelde tarieven (PxQ-financiering). Daarnaast worden door het departement incidentele (project)bijdragen verstrekt. In de Veiliheid en Justitiebegroting 2011 is voor het gevangeniswezen een productietaakstelling opgenomen met betrekking tot de intramurale sanctiecapaciteit van 11 727 plaatsen met een gemiddelde prijs ad € 231,– per plaats per dag.
Voor de financiering van de capaciteit van DJI gelden de spelregels van outputfinanciering. Dit betekent dat alleen de werkelijk gerealiseerde capaciteit wordt gefinancierd. Indien de werkelijk productie lager is dan de in de begroting vastgestelde productietaakstelling, worden de middelen die samenhangen met deze lagere productie afgerekend met het departement. Ook voor de bezetting van de capaciteit zijn in het kader van de outputfinanciering spelregels afgesproken. Voor de intramurale capaciteit van het gevangeniswezen geldt dat bij een bezetting beneden de vastgestelde ondergrens van 91,3% van de gerealiseerde productie, het variabele deel van de dagprijs wordt afgerekend met het departement.
262
Geldt bij volwassenen en bij jeugdigen dezelfde financieringssystematiek van P x Q, met dezelfde consequenties wanneer het aantal (jeugdige) gedetineerden lager of hoger uitvalt dan begroot? Zo nee, wat zijn de verschillen?
Voor de financiering van de strafrechtelijke capaciteit voor jeugdigen gelden in principe dezelfde financieringsregels, zij het dat voor de afrekening van onderbezetting een ondergrens is vastgesteld van 90%. Deze ondergrens is lager vastgesteld dan bij het gevangeniswezen vanwege de frictieleegstand die kan optreden als gevolg van de differentiaties (meer dan in het gevangeniswezen) die voorkomen binnen de capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen
263
Hoe worden de stijgende opbrengsten uit arbeid bereikt? Is dat de bruto opbrengst, waarvan de kosten van de arbeid in de penitentiaire inrichtingen nog niet zijn afgetrokken? Kan ook die berekening (de netto-opbrengsten uit arbeid) worden gegeven?
In het gevangeniswezen is als onderdeel van het project Modernisering Gevangeniswezen het project Modernisering Penitentiaire Arbeid (MPA) gestart. Met het project wordt beoogd de arbeid meer kostendekkend te maken door onder andere een intensivering van de acquisitie naar arbeid en het in eigen beheer uitvoeren van drukwerken voor heel Veiligheid en Justitie. Naar verwachting zullen hierdoor de arbeidsopbrengsten de komende jaren stijgen.
De in de ontwerp Justitiebegroting 2011 opgenomen opbrengsten arbeid betreffende de bruto opbrengsten oftewel de aan de afnemers gefactureerde bedragen. Hiervan zijn de arbeidskosten dus niet afgetrokken.
De arbeid, exclusief de toerekening van de personeelskosten, is nagenoeg kostendekkend. Via MPA wordt bevorderd de arbeid toekomstig integraal kostendekkend te maken.
264
Klopt het dat het aandeel van extern ingehuurd personeel drastisch wordt verlaagd en met twee derde wordt teruggebracht? Worden hiermee ontslagen onder gevangenispersoneel voorkomen?
DJI heeft stringent gestuurd op het terugdringen van de inzet van externen, waardoor mede extern personeel wordt vervangen door intern personeel. Ook in de komende periode zal met het oog op het flexibelkunnen inspelen op fluctuaties in de capaciteitsbehoefte nog sprake zijn van de inzet van externen. Dat zal zich echter op een meer bescheiden schaal voordoen, omdat zoveel mogelijk extern personeel wordt vervangen door intern personeel. De gepresenteerde reeks houdt tevens verband met de ontwikkeling van de capaciteit uit hoofde van de behoefteprognoses PMJ 2010. Door het sturen op het beperken van de inzet van externen worden gedwongen ontslagen zoveel mogelijk voorkomen.
265
Wat is de stand van zaken met de pilot «Arbeidstoeleiding vanuit detentie» die door diverse gemeenten wordt gehouden?
De pilot «Arbeidstoeleiding vanuit detentie» bestond in eerste instantie uit een samenwerkingsverband tussen DJI en UWV WERKbedrijf en de gemeente Lelystad in het kader van nazorg aan volwassen gedetineerden. Doel van de pilot is om tijdens de detentie een arbeidstoeleidingstraject (zo nodig inclusief opleiding) voor gedetineerden te starten zodat hun kansen op de arbeidsmarkt toenemen en de detentietijd optimaal benut wordt.
Inmiddels heeft in 2010 een uitbreiding plaatsgevonden naar zes nieuwe locaties. Daar wordt de samenwerking tussen het gevangeniswezen, gemeenten en het UWV Werkbedrijf verder doorontwikkeld.
Het aantal deelnemers aan de pilot blijft helaas achter bij de verwachtingen. Eind 2010 wordt met de betrokken organisaties een kwalitatieve evaluatie uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten van die evaluatie bezie ik welke vervolgstappen nodig zijn om de werkwijze arbeidstoeleiding vanuit detentie te verbeteren en uit te breiden.
266
Hoe kan zonder de risico’s voor de samenleving uit het oog te verliezen de instroom in de tbs worden beperkt?
Als de rechter forensische zorg wil opleggen, staan hem meer mogelijkheden ter beschikking dan alleen tbs met dwangverpleging. Zo kan een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, of een tbs met de voorwaarde dat de veroordeelde zich ambulant of klinisch laat behandelen bij een ggz-instelling of een instelling voor verslavingszorg. Dit bredere sanctiepalet biedt de rechter de mogelijkheid zorg op maat op te leggen. De tbs met dwangverpleging is de zwaarste behandelmaatregel, die uitsluitend open staat voor personen die onder invloed van een psychische stoornis of vanwege een gebrekkige ontwikkeling van de geestelijke vermogens een ernstig misdrijf tegen personen hebben begaan en bij wie het risico op herhaling zonder tbs met dwangverpleging onaanvaardbaar groot is.
267
Kan versobering van tbs zonder dat daarmee de risico’s voor de samenleving niet toenemen? Zo ja, hoe dan?
Versobering van de tbs kan op verschillende manieren. Dit zal de komende periode nader worden onderzocht. Vanzelfsprekend worden alleen die opties onderzocht waarvan vaststaat dat de risico’s voor de samenleving daardoor niet zullen toenemen.
268
Op basis waarvan is het aantal buiten gebruik te stellen MPC plaatsen tot stand gekomen? Welke overwegingen lagen daaraan ten grondslag? Waarom is dat aantal in 2010 lager dan in 2011 en 2013?
Vorig jaar mei is het Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 aan uw Kamer aangeboden. Dit Masterplan bevat voorstellen die moeten bijdragen aan een effectiever en efficiënter capaciteitsmanagement bij een fluctuerend aanbod van het aantal in te sluiten personen. Het gebruik van meerpersoonscellen is één van de mogelijkheden om op een flexibele wijze te voldoen aan de vraag naar celcapaciteit.
Gebleken is dat de behoefte aan capaciteit nog meer afneemt dan ten tijde van het Masterplan was voorzien. Dit betekent dat een actualisatie van het Masterplan gewenst is. Eén van de maatregelen uit de actualisatie van het Masterplan is het buiten gebruik stellen van meerpersoonscellen. Het aantal is afhankelijk van de behoefte per jaar aan detentiecapaciteit.
269
Kan worden ingegaan op de kostendekkendheid van het CJIB?
Voor de uitvoering van zijn taken maakt het CJIB kosten, waarvoor het financiële dekking ontvangt van het departement (OM-afdoening, geldboetevonissen, schadevergoedingsmaatregelen, etc.), van andere departementen (innings- en incassoactiviteiten voor organisaties binnen de Rijksoverheid, maar buiten het justitiële domein) en van de burger (administratiekosten WAHV-sancties). Voor de uitvoering van de taken worden met het CJIB kostendekkende tarieven afgesproken.
270
Waarom is het beleid bij het CJIB om een deel van het personeel flexibel (inhuurconstructie via een uitzendbureau) aan te trekken? Welk percentage van het personeel is extern ingehuurd? Wat kost dat? Is dat uiteindelijk niet duurder dan het aannemen van personeel?
Het CJIB vult een deel van de formatie in met flexibel personeel (circa 10%) om zo adequaat in te kunnen spelen op schommelingen in de productieomvang. Voor 2011 worden de kosten hiervan geraamd op € 5,5 mln.
De kosten van inhuur liggen in lijn met de kosten van ambtelijk personeel voor dezelfde functie. Bijkomend voordeel is dat na het beëindigen van de contractperiode het CJIB geen verdere financiële verplichtingen meer heeft.
271
Wat is de precieze betekenis van de percentages van 60% en 80% in de tabel over afgedane zaken op blz. 125? Wat zijn A- en B-zaken? Betekenen die percentages dat 20% van de te innen bedragen eigenlijk nooit binnenkomt?
A-zaken zijn zaken met een te innen bedrag tot € 10 000.
B-zaken zijn zaken met een te innen bedrag van € 10 000 tot € 100 000.
Het percentage afgedaan betekent dat in betreffende termijn x% zaken wordt afgedaan. Afgedaan betekent dat er geen vordering meer aanwezig is: de betreffende zaak is betaald, maar kan ook zijn afgeboekt wegens oninbaarheid door bijvoorbeeld overlijden.
Hiermee is niet gezegd dat de resterende 40% resp. 20% nooit worden geïnd. Het lukt het CJIB alleen niet om die zaken binnen de in de prestatieindicator genoemde termijn af te doen. De inspanningen van het CJIB stoppen pas nadat de executieverjaringstermijn is verstreken.
272
Is verzelfstandigen van het NFI een mogelijkheid?
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is sinds 2004 een baten-lastendienst. Een eventuele verdere verzelfstandiging van het NFI is afhankelijk van de visievorming over de toekomst van de forensische opsporing. In zijn brief van 26 juni 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 VI, nr. 150) heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd het WODC te vragen een veldverkenning uit te voeren naar marktwerking in het forensisch onderzoek. In die verkenning komt ook de positie van het NFI ter sprake, mede in relatie tot verschillende aspecten van vraag en aanbod. Naar verwachting zal ik u het onderzoek met mijn standpunt daarover nog dit jaar toesturen.
273
Wat zijn de wachttijden voor de meest voorkomende producten van het NFI?
De levertijden tot en met medio oktober 2010 van de meest voorkomende producten van het NFI zijn:
– DNA-onderzoek inzake wet DNA veroordeelden | 15 dagen; |
– DNA-onderzoek inzake High Volume Crime | 12 dagen; |
– Identificatie van Drugs | 8 dagen; en |
– Alcohol in het verkeer | 4 dagen. |
De levertijd is overigens afhankelijk van de zaak. Sinds 2010 biedt het NFI een sprint-portefeuille aan met onder meer de mogelijkheid van een snelle variant voor DNA-onderzoek met resultaat binnen zes uur.
274
Moet uit de woorden «zoveel mogelijk» worden afgeleid dat de kwaliteit van de rechtspraak op langere termijn vanwege de afnemende financiële middelen niet verzekerd is?
Met de woorden «zoveel mogelijk» wordt bedoeld dat er een zekere spanning kan ontstaan tussen de verwachte toename van rechtszaken en de daarbij achterblijvende financiële middelen. Dit mag en zal echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van de afhandeling van zaken. Het is aan de Rechtspraak om te organiseren dat, binnen de mogelijkheden van het door het Kabinet afgegeven financiële kaders, de kwaliteit van de afhandeling van zaken gewaarborgd is.
275
Worden bij alle gerechtshoven kenniscentra ingericht? Voor welke periode zijn of worden de kenniscentra ingericht?
De bestaande kenniscentra, te weten Fraude (hof Amsterdam), Milieu en Gezondheid (hof Den Bosch), Cybercrime (hof Den Haag) en Financieel en economisch recht (rechtbank Rotterdam), worden in 2011 gecontinueerd en door de Raad gefinancierd. De kenniscentra zijn in ieder geval ingericht voor de periode t/m 2012. Vooralsnog wordt niet overgegaan tot de inrichting van nieuwe kenniscentra. De Raad voor de Rechtspraak meent dat er met de huidige kenniscentra meer ervaring moet worden opgebouwd, voordat een eventuele uitbreiding van de kenniscentra kan worden toegestaan. In 2011 wordt het beleid voor kennismanagement herijkt.
276
Sinds wanneer wordt er per zaak gefinancierd bij de rechterlijke macht? Is dit systeem al eens geëvalueerd? Zo nee, wanneer zal dit plaatsvinden en wanneer zullen de resultaten hiervan bekend worden?
Het huidige bekostigingsysteem waarin de Raad voor de rechtspraak grotendeels op basis van output (per zaak) wordt bekostigd, is in 2005 in werking getreden. Het systeem is eind 2006 door de Commissie evaluatie modernisering rechterlijke organisatie (Commissie Deetman) geëvalueerd (TK 29 279, nr. 42). De Commissie komt tot de conclusie dat het huidige systeem voldoet.
277
Is er bij de gerechten sprake van kruisfinanciering tussen civiele zaken en strafzaken?
Nee. Er is geen sprake van kruisfinanciering tussen civiele zaken en strafzaken bij de gerechten. In de driejaarlijks te maken prijsafspraken zijn de kosten specifiek toegerekend aan de verschillende productgroepen. Daarbij is niet uitgegaan van enige vorm van kruisfinanciering.
278
Geeft de financiering per zaak voldoende tijd voor een rechter voor een adequate en zorgvuldige voorbereiding en behandeling van de zaak?
Volgens de bestaande bekostigingssystematiek van de rechtspraak zijn de diverse typen zaken verdeeld in productgroepen waarvoor behandeltijden staan. Het gaat hier om gemiddelde tijden per zaak. Deze tijden per zaak zijn onder meer via uitgebreide onderzoeken in overleg met de Rechtspraak zelf tot stand gekomen. De individuele gerechten hebben de mogelijkheid om binnen de diverse categorieën zelf te prioriteren en onderscheid te maken in de hoeveelheid te besteden tijd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de rechter voldoende tijd heeft voor een adequate en zorgvuldige voorbereiding en behandeling van de zaak.
279
Wanneer kan de Kamer wetgeving over het toezicht op beschermingsbewind, curatele en mentorschap verwachten?
Het wetsvoorstel tot wijziging van enige bepalingen in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, bewind en mentorschap zal naar verwachting begin 2011 in de ministerraad kunnen worden behandeld teneinde voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State te worden verzonden. Met inachtneming van het advies zal het wetsvoorstel in de loop van 2011 bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend.
280
Hoeveel bedrijven houden zich beroepsmatig bezig met bewindvoering, mentorschap en curatorschap? Is er een overkoepelend orgaan die alle belangen van deze bedrijven behartigd? Is dit orgaan de gesprekspartner als het gaat om het vormgeven van de wetgeving?
De Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) is het overkoepelend orgaan van de instellingen die zich beroepsmatig bezighouden met de beschermingsbewindvoering. Deze branchevereniging is de afgelopen jaren sterk gegroeid en kent momenteel 158 leden en circa 50 adspirant-leden. Mentorschap en curatorschap is tot dusverre uitsluitend mogelijk door natuurlijke personen, en niet door bedrijven. Een wetsvoorstel beoogt daar verandering in te brengen. Er bestaan 12 regionale stichtingen die verenigd zijn in de Stichting Mentorschap Netwerk Nederland (MNN). Omtrent het curatorschap ontbreken cijfermatige gegevens. BPBI en MNN zijn beide voorjaar 2010 als gesprekspartner betrokken in de consultatiefase van het wetsvoorstel wijziging beschermingsbewind, mentorschap en curatele.
281
Op welke manier zal de rol van de raadsheer commissaris worden versterkt? Beschikken alle gerechtshoven over een kabinet van de raadsheer commissaris?
Bij praktisch alle hoven bestaat er een kabinet raadsheer-commissaris als organisatievorm. Bij geen van de hoven is een aparte ruimte aanwezig maar wordt gebruik gemaakt van het kabinet (de ruimte) van de rechtbank. Verder zet niet elk gerechtshof de raadsheer-commissaris op dezelfde wijze in.
Binnen de Rechtspraak loopt thans een project dat beoogt de positie van de rechter-commissaris te versterken. In dat verband wordt ook aandacht besteed aan de versterking van de positie van de raadsheer-commissaris. Daarbij wordt mede gekeken naar het verwijzingenbeleid, de inzet van de gedelegeerde raadsheer-commissaris, opleiding en ondersteuning. Ook zal aandacht worden besteed aan de vraag of de bevoegdheden die wettelijk aan de raadsheer-commissaris zijn toebedeeld, toereikend zijn. Bij het project zal uiteraard ook de verwachte herziening van de gerechtelijke kaart worden betrokken. Over de resultaten van dat project zal medio 2011 worden gecommuniceerd.
282
Kan een overzicht worden gegeven van de aantallen gevallen waarin in 2008 en 2009 door de zittingsrechters van de gerechtshoven zaken ter nader onderzoek zijn verwezen naar (a) de raadsheer commissaris en (b) de rechter commissaris? Hoe vaak wordt verwezen naar zowel de raadsheer commissaris als naar de rechter commissaris?
Over de aantallen verwijzingen door zittingsrechters van de gerechtshoven naar de raadsheer-commissaris en de rechter-commissaris zijn momenteel geen betrouwbare gegevens voorhanden. Dit aspect wordt meegenomen in het thans lopende project versterking positie rechter-commissaris. Over de resultaten van dat project zal medio 2011 worden gecommuniceerd.
283
Wat betekent het dat de rechtspraak een deel van de capaciteitsuitbreidingen zal financieren met de beschikbare middelen op de balans?
Op de balans van de Raad voor de Rechtspraak staat o.a. de egalisatierekening en het eigen vermogen.
De komende jaren zullen de kosten naar verwachting toenemen vanwege de verwachte stijging van instroom van zaken. Deze toename, inclusief de bijbehorende capaciteit, wordt grotendeels gefinancierd uit bovengenoemde egalisatierekening en het eigen vermogen.
284
Hoe ver zullen naar verwachting de voorraden en doorlooptijden oplopen bij de Raad voor de Rechtspraak? Welke voorraden of doorlooptijden zijn naar uw mening nog acceptabel?
De voorraden nemen in 2011 vermoedelijk minder toe dan in de begroting nog staat aangegeven, aangezien de instroom in 2010 en 2011 vermoedelijk wat geringer is dan verwacht. Dit komt onder andere doordat de effecten van de economische crisis, waaronder de werkeloosheidcijfers, op de zaaksstroom minder groot zijn als verwacht. De Raad is vermoedelijk in 2011, gegeven de huidige verwachtingen, in staat met inzet van eigen vermogen en egalisatierekening gerechten conform de capaciteitsbehoefte te financieren. De huidige prognose van de Raad houdt een voorraadtoename in van omstreeks 5% in in 2012 en 15% in 2013, oplopend tot 50% in 2015. Een dergelijk substantiële toename van de voorraad vind ik niet acceptabel gezien de gevolgen daarvan voor de doorlooptijden. Het is daarom van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen. In het Regeerakkoord staan enkele maatregelen gemeld die een instroombeperkend en inkomstenverhogend effect hebben, zoals wat kortweg wordt aangeduid met «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie.
Net als voor de begroting 2010 is het niet mogelijk voor specifieke zaaksgroepen het effect van een onderfinanciering ten opzichte van de verwachte instroom te berekenen. De Rechtspraak zal bijvoorbeeld een prioritering bij de behandeling van zaken moeten gaan ontwikkelen. Daardoor zal een capaciteitstekort voor verschillende zaaksgroepen anders uitpakken.
Een voorraadtoename zal zich voor bodemzaken met een vertraging (van een half tot twee jaar gemiddeld) vertalen in een vergelijkbare toename van de doorlooptijd. Dit betekent dat als er op enig moment voldoende capaciteit, d.w.z. overcapaciteit, beschikbaar komt om de voorraad weer te verkleinen het ook nog geruime tijd zal duren tot de doorlooptijden weer op het huidige niveau zijn.
De inspanningen van de Rechtspraak in de afgelopen twee jaar om doorlooptijden van de zaken met een lange behandeltijd (bodemzaken) te bekorten zullen er dit jaar toe leiden dat die doorlooptijden gaan verbeteren. Naar verwachting zal dat effect zich in 2012 gaan doorzetten. Toch zal het de vraag zijn of voor alle zaakstypen aan de doorlooptijdnormering wordt voldaan.
285
Wat wordt bedoeld met het financieren van de capaciteitsuitbreidingen met de beschikbare middelen op de balans? Is de Raad voor de Rechtspraak eigen vermogen aan het aanspreken? Wat zijn daarvan de voor- en nadelen? Hoe groot zijn die beschikbare middelen of eigen vermogen?
Op de balans van de Raad voor de rechtspraak staat de egalisatierekening ter grootte van € 83 mln. en het eigen vermogen ter grootte van € 40 mln. (standen ultimo 2009).
Het financieren van de capaciteitsuitbreidingen met de beschikbare middelen op de balans betekent dat de Raad voor de Rechtspraak de egalisatierekening en het eigen vermogen zal aanwenden voor capaciteitsuitbreidingen.
De egalisatierekening is bedoeld om beperkte schommelingen in de instroom en productie op te vangen. Het eigen vermogen is bestemd om risico’s in de bedrijfsvoering tijdelijk te kunnen opvangen. Deze instrumenten hebben echter geen structureel karakter. Indien de stijging van de instroom langdurig karakter krijgt, zullen andere maatregelen moeten worden genomen.
286
Zijn er toekomstscenario’s ontwikkeld waarin de capaciteitsraming van zowel OM als de parketten zijn doordacht voor respectievelijk 2, 5 en 10 jaar? Zo ja, kan deze naar de Kamer worden toegezonden?
Voor een substantieel deel van de activiteiten van het Openbaar ministerie (OM), namelijk die welke verband houden met de afhandeling van ontvangen zaken (rechtbank- en kantonzaken alsmede Mulderberoepen) wordt op basis van het Prognose Model Justitiële ketens (PMJ) voor een periode van 5 jaar de benodigde capaciteit van de gehele veiligheidsketen (waaronder die van het OM) vastgesteld. Het PMJ model bestaat uit een beleidsneutrale raming, dat wil zeggen dat wordt uitgegaan van een ongewijzigd beleid, en een beleidsrijke kop. In de beleidsrijke kop worden de effecten van voorgenomen beleids- en wetswijzigingen en overige ontwikkelingen doorgerekend, waarover nog geen ervaringscijfers voor handen zijn. De beleidsneutrale raming en de beleidsrijke kop vormen samen de beleidsrijke raming.
De capaciteitsraming van het OM (inclusief de parketten) maakt deel uit van deze cyclus. De uitkomsten van de capaciteitsraming zijn opgenomen in de Justitiebegroting (pagina 203 t/m 206).
287
Is de bijdrage van het ministerie van Justitie voor taken die niet voortvloeien uit de Wet op de rechterlijke Organisatie ook voor na 2011 verzekerd?
Ja. Wat betreft tuchtrecht is in het Regeerakkoord opgenomen dat de beroepsgroepen dit vanaf 2014 zelf dienen te betalen. Voor de overige taken die niet voortvloeien uit de Wet op de Rechterlijke Organisatie zijn geen wijzigingsafspraken in de financiering opgenomen en zij blijven gefinancierd d.m.v. een bijdrage van de minister van Veiligheid en Justitie.
288
Kan een exact overzicht worden gegeven van de voor de activa geldende rentepercentages waarvan het gemiddelde 2,7% zou zijn? Is dat, gezien de nu geldende rentevoet, een reëel percentage?
Tweemaal per jaar (april en oktober) past het ministerie van Financiën de rentepercentages aan. De geldende looptijden bij de Rechtspraak zijn 3, 5, 8 en 10 jaar. De 2,7% is als volgt opgebouwd:
okt 2009 | apr 2010 | |
---|---|---|
3 jaar | 1,89% | 1,41% |
5 jaar | 2,64% | 2,26% |
8 jaar | 3,19% | 2,87% |
10 jaar | 3,75% | 3,46% |
Het gemiddelde percentage is afgerond 2,7%. Het gehanteerde gemiddelde percentage is een reële schatting, omdat het gemiddelde percentage in de afgelopen periode (vanaf april 2009) niet veel van het hiervoor genoemde percentage verschilt.
289
Hoe is te verklaren dat de bijdrage voor de bijzondere kamers rechtspraak tussen 2010 en 2015 bijna 20% wordt verlaagd?
De verlaging van de bijdrage voor bijzondere kamers heeft een technische oorzaak: vanaf 2011 worden de Europees Arrestatiebevelzaken bekostigd via de productgerelateerde bijdrage in plaats van de bijdrage voor bijzondere kamers.
290
Bestaan er nadere concrete gedachten over de instroombeperkende maatregelen die de voorraadproblematiek beperkter van omvang zouden kunnen doen zijn? Kan daar een overzicht van worden gegeven?
In het Regeerakkoord staat reeds een aantal maatregelen die een instroombeperkende invloed hebben, zoals wat kortweg wordt aangeduid met «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie.
291
Op welke manier zullen eventueel later aanvullende maatregelen worden getroffen? Hoe zullen die maatregelen worden gefinancierd? Is dit mogelijk zonder dat de bijdrage van het ministerie van Justitie aan de rechtspraak wordt verhoogd?
Hier wordt gedacht aan instroombeperkende maatregelen zoals «kostendekkende griffierechten» en het toespitsen van hoger beroep en cassatie. Voor zover de zaakstroom kan worden beperkt, is een verhoging van de bijdrage van het ministerie van Justitie niet nodig. Indien de zaakinstroom onvoldoende kan worden beperkt zal de keuze moeten worden gemaakt tussen een hogere bijdrage van het ministerie van Veiligheid en Justitie of het accepteren van oplopende voorraden en doorlooptijden.
292
Kan alsnog aan de tabel «cumulatieve voorraad vanaf 2010» een tabel worden toegevoegd welke doorlooptijden van die toenemende cumulatieve voorraad het gevolg zouden zijn (zoals in het begrotingshoofdstuk van de begroting 2010 opgenomen)?
Nee, zo’n tabel kan niet worden opgenomen omdat het niet mogelijk is voor specifieke zaaksgroepen het effect van een onderfinanciering ten opzichte van de verwachte instroom te berekenen. De Rechtspraak zal bijvoorbeeld een prioritering bij de behandeling van zaken moeten gaan ontwikkelen. Daardoor zal een capaciteitstekort voor verschillende zaaksgroepen anders uitpakken. Overigens is – anders dan de vraagsteller meent – zo’n tabel niet opgenomen in het begrotingshoofdstuk van de begroting 2010. Wellicht wordt abusievelijk bedoeld de tabel waarin de realisatie wordt weergegeven ten opzichte van de norm voor 2010.
293
Waarom is het vanaf 2012 niet meer mogelijk eigen vermogen van de rechtspraak voorfinanciering van capaciteitsuitbreiding in te zetten, terwijl toch nog ruim 22 miljoen beschikbaar is?
Het eigen vermogen is primair bedoeld om bedrijfsvoeringsrisico’s te kunnen opvangen en niet om capaciteitsuitbreidingen te financieren. De Raad voor de Rechtspraak is zélf verantwoordelijk voor zijn bedrijfsvoering en heeft daarvoor een buffer van enige substantiële omvang nodig. Vanaf 2012 zal het eigen vermogen naar verwachting tot een dusdanig niveau zijn gedaald waarop het niet meer verantwoord lijkt om het vanaf dat moment nog in te zetten voor de financiering van capaciteit.
295
Hoe vaak legt de rechter een partneralimentatieverplichting op in verhouding tot het aantal scheidingen/beëindiging van geregistreerd partnerschap? Hoe lang wordt gemiddeld partneralimentatie betaald? Wat is de gemiddelde hoogte van de opgelegde alimentatie?
Er is geen informatie voorhanden waaruit blijkt hoe vaak de rechter partneralimentatie oplegt in verhouding tot het aantal scheidingen/beëindiging van geregistreerd partnerschap. Ook is niet bekend hoe lang er gemiddeld partneralimentatie wordt betaald of wat de gemiddelde hoogte daarvan is.
298
Kan reeds meer inzicht gegeven worden in de inhoud van de nieuwe aanwijzing kinderporno, met name inzake de uitvoering van de motie-Van der Staaij over het handhaven van de zedelijkheidswetgeving inzake 16- en 17-jarigen?
Het precieze tijdstip van de behandeling van die aanwijzing is nog niet bekend. Ik verwacht u nadere informatie te kunnen verschaffen in het tweede voortgangsbericht 2010 over de aanpak van kinderpornografie die ik zoals gebruikelijk u voor het eind van het kalenderjaar beoog toe te sturen.
299
Wat gebeurt er nu reeds aan striktere handhaving van het afficheringsverbod voor drugs? Wordt dit thema wel voortvarend ter hand genomen?
Het afficheringsverbod heeft betrekking op de coffeeshop.Inmiddels heb ik het beeld gekregen dat het verbod behoorlijk goed wordt nageleefd. Zie hiervoor het WODC-onderzoek, waarover uw Kamer bij brief van 12 mei 200814 is geïnformeerd. Daarin staat dat het verbod in 2007 13 maal is overtreden. Het feit dat geen enkele coffeeshophouder reclame via het internet zegt te maken, geeft in ieder geval aan dat men bekend is met het feit dat het afficheringsverbod zich ook tot het internet uitstrekt. Ik zie thans dan ook geen reden om het beleid terzake verder aan te scherpen
300
Wanneer krijgt de Kamer de toegezegde brief over mogelijke maatregelen tegen extreme vormen van porno op internet?
Ik verwijs u naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 28 juni 2010 (kamerstukken II, 2009–2010, 28 684, nr. 279) over het strafrechtelijk verbod op extreem gewelddadig beeldmateriaal, waarin ik heb gemeld dat gesteld kan worden dat er aan beeldmateriaal van extreem seksueel geweld (veelal) een strafbaar feit aan de vervaardiging ervan ten grondslag heeft gelegen, op grond waarvan het materiaal uit het maatschappelijk verkeer geweerd kan worden.
301
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het toegezegde onderzoek naar de gevolgen van koude uitsluiting in het huwelijksvermogensrecht en het tot stand brengen van eventuele vermogensrechtrechtelijke gevolgen voor ongehuwd samenwonenden? Wanneer kan de Kamer dit onderzoek verwachten?
Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd door het Netherlands Institute for Law and Governance (een samenwerkingsverband tussen de rechtenfaculteiten van de Rijksuniversiteit Groningen en de Vrije Universiteit Amsterdam) bevindt zich in de afrondende fase. Na bestudering van de bevindingen van de onderzoekers, zal ik het rapport zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk medio februari 2011 aan uw Kamer doen toekomen, tezamen met het kabinetsstandpunt ter zake.
302
Wat is de stand van zaken in het uitbreiden van de boetebevoegdheden van het College bescherming persoonsgegevens? Welke maatregelen worden wanneer genomen om er voor te zorgen dat het College bescherming persoonsgegevens hogere boetes kan gaan opleggen?
Het wetsvoorstel, benodigd voor de uitbreiding van de bevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens om overtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens te bestraffen met het opleggen van een bestuurlijke boete, zal op korte termijn worden voorbereid. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel in de loop van 2011 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel wordt nogmaals bezien of de hoogte van de bestaande boetemaxima, zowel wat betreft de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke sanctionering, wel voldoende tegemoetkomt aan de gebleken noodzaak de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens te bevorderen.
Ik herinner de Kamer eraan dat het voorstel tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de vermindering van administratieve lasten, wijzigingen teneinde wetstechnische gebreken te herstellen en andere wijzigingen van ondergeschikte aard (Kamerstukken 31 841) reeds een verhoging van het maximumbedrag van de strafrechtelijke boete bevat. Dit wetsvoorstel is nog niet mondeling behandeld.
303
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de (voorbereiding van) wetgeving die het Cbp bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zou onderbrengen?
De verantwoordelijkheid voor de Wet bescherming persoonsgegevens en de daaruit voortvloeiende zorg voor het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) berust in eerste instantie bij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tweede ondertekenaar van de Wet bescherming persoonsgegevens. Er is geen wetgeving in voorbereiding om in die verhouding verandering aan te brengen. Wel moet er nog wetgeving worden voorbereid om de zelfstandige bestuursorganen op het terrein van het ministerie van Veiligheid en Justitie onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen. In dat wetsvoorstel zal ook het Cbp onder de werking van de Kaderwet worden gebracht. Het streven is erop gericht deze voorziening op 1 januari 2012 gereed te hebben.
Samenstelling:
Leden: Rouvoet, A. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV) en Taverne, J. (VVD).
Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. Van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Hachchi, W. (D66), Spekman, J.L. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Bontes, L. (PVV) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).
D.L. Alberda, V.A.M. Drost, B.S.J. Wartna, Recidive onder werkgestrafte jongeren, WODC Factsheet 2010–5.
H. Wermink, A. Blokland, P. Nieuwbeerta & N. Tollenaar, «Recidive na werkstraffen en na gevangenisstraffen. Een gematchte vergelijking», Tijdschrift voor Criminologie 2009 (51) 3, blz. 211 e.v.
In de beleidsagenda van de begroting staat abusievelijk dat met ingang van 2014 367 i.p.v. 376 extra plaatsen ten opzichte van het Masterplan worden gesloten.
Gedurende drie jaar loopt een publiekscampagne met de titel «Heftige films en games: pas op de juiste leeftijd. Te jong? Dan moeten wij nee verkopen».
Zie onder meer: Ouders over alcohol-, roken- en drugspecifieke opvoeding 2007. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek ouders. (Trimbos Instituut, 2008) en «De rol van ouders in de ontwikkeling van alcoholgebruik onder adolescenten.» (Haske van der Vorst en Rutger Engels, 2008).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VI-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.