21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 584 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 april 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de Landbouw- Visserijraad d.d. 26 en 27 april 2012. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.

De op 24 april 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 25 april 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

II.

Antwoord/Reactie van de staatssecretaris

 

III.

Volledige agenda

 

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de staatssecretaris die op de agenda staan van het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad. De leden van de VVD-fractie hebben op basis van de gestuurde informatie de volgende vragen en opmerkingen. De inbreng is opgesplitst in een onderdeel landbouw en een onderdeel visserij.

Landbouw

In de geannoteerde agenda staat dat het kabinet kan instemmen met het vrijwillige karakter van de mogelijkheden voor top-up betalingen in gebieden met natuurlijke beperkingen en dat bij de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) het kabinet zal bezien in hoeverre deze voorziening mogelijk en wenselijk is. Is de staatssecretaris voornemens om van deze betalingen gebruik te maken? Zo ja, van welk deel van het GLB zou de staatssecretaris dan gebruik willen maken? Welke criteria hanteert de secretaris voor de top-up betalingen in gebieden met natuurlijke beperkingen?

In de kabinetsreactie op de wetsgevingsvoorstellen (Kamerstuk 28 625, nr. 137) heeft het kabinet een herverdeling bepleit die plaatsvindt op basis van het totale GLB-budget per lidstaat in plaats van één voor de eerste en tweede pijler afzonderlijk, ook met het oog op de Nederlandse nettopositie. De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze opstelling, maar vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de herverdeling en wat de Nederlandse inzet precies inhoudt. En is er al meer bekend of de korting op de directe betalingen voor Nederland ten opzichte van andere oude EU-lidstaten minder is geworden dan de 8%?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 19 en 20 maart 2012 dat vereenvoudiging voor de Europese Commissie een rode draad is. Eurocommissaris Ciolos noemde de regeling voor kleine boeren als voorbeeld van vereenvoudiging omdat 80% van de Europese boeren hieronder kan vallen. De leden van de VVD-fractie vinden dit eerder een voorbeeld van sociaal beleid in plaats van deugdelijk landbouwbeleid. Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet? Wat is exact de Nederlandse positie met betrekking tot kleine agrarische bedrijven? Wat is de terugvaloptie van Nederland, als blijkt dat er geen meerheid is in de Raad om verplichte vergroeningsmaatregelen niet voor kleine bedrijven van toepassing te laten zijn?

De VVD-fractie vindt dat alleen actieve boeren gebruik moeten kunnen maken van de middelen van het GLB. De leden van de VVD-fractie wil dat de definitie van de «actieve boer» nog scherper moet worden afgebakend en wordt gekoppeld aan de agrarische grondpositie en agrarische productie. Zo wordt het in de toekomst gemakkelijker om bedrijven zoals luchthavens uit te sluiten van directe betalingen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in de voorgestelde vergroeningsmaatregelen van permanent grasland, gewasdiversificatie en 7% braak leggen van de gronden per individueel bedrijf. Vooral met deze laatste maatregelen hebben de leden van de VVD-fractie moeite. De leden van de VVD-fractie vinden dat het Europese beleid met deze vergroeningsmaatregelen te weinig rekening houdt met de Nederlandse land- en tuinbouw. Juist in Nederland hebben we dure en hoogproductieve gronden. Dat is belangrijk voor de voedselzekerheid. Met de huidige voedseltekorten in de wereld is het niet uit te leggen aan ondernemers en burgers dat een deel hiervan niet wordt benut. En daarbij zou een omzetting van 7% vruchtbare landbouwgronden in natuur een wezenlijke aanslag op ons Bruto Nationaal Product en de export betekenen. Dit kan toch niet de bedoeling zijn. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) betwist de effectiviteit van deze maatregelen in haar rapport. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de staatssecretaris van plan is om in te stemmen met het voorstel van verplichte braaklegging van gronden. En dat boeren die niet voldoende meewerken worden gekort op hun toeslagen uit pijler 1. De leden van de VVD-fractie zijn ontsteld door de opstelling van de staatssecretaris en willen graag een nadere toelichting waarom hij vindt dat het nodig is om mee te gaan in de voorstellen van de Europese Commissie.

Daarnaast pleiten diverse lidstaten voor een keuzemenu voor vergroeningsmaatregelen om de effectiviteit te verhogen. Welk pallet aan maatregelen gaat Nederland inbrengen voor het keuzemenu in Brussel? En welke lidstaten gaan ook voor een flexibelere invulling?

Nederland vindt een vereenvoudiging van het GLB noodzakelijk. Echter, van de toepassing van «key principles» voor vereenvoudiging is weinig terug te zien. De wetgevingsvoorstellen lijken eerder een toename van administratieve lasten te laten zien dan een afname. De leden van de VVD-fractie vinden dit een zorgelijke ontwikkeling. Deze zorgen worden gedeeld door de Europese Rekenkamer die de hervormingsvoorstellen van de Europese Commissie te complex vindt. De voorgestelde maatregelen zouden «een buitensporige administratieve last» inhouden. Ook het Europees Parlement vindt dat de implementatie van het nieuwe GLB werkbaar en niet onnodig bureaucratisch moet zijn. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris merkt in zijn verslag op dat praktische en merkbare vereenvoudiging voor boeren, overheden en betaalorganen van belang is. Vereenvoudiging van regels is ook van belang om het risico op fouten en financiële correcties terug te dringen. De leden van de VVD-fractie zien dit als een positieve ontwikkeling, maar hebben twijfels of Dienst Regelingen in staat is om fouten en financiële correcties te corrigeren ook al wordt de regelgeving in de toekomst mogelijk eenvoudiger.

Zo komen op dit moment ondernemers bij het invullen van de Gecombineerde opgave andere perceeloppervlakten tegen dan is vastgesteld bij de beschikking van 2011. Voor veel ondernemers zijn de oppervlaktes uit de beschikking voor de bedrijfstoeslag van vorig jaar niet overgenomen in de nog in te vullen opgave. Dit zorgt voor veel onrust onder ondernemers en veel extra administratieve lasten voor ondernemers. Hoe kon dit gebeuren? Waarom zijn de oppervlaktes voor de bedrijfstoeslag van 2011 door Dienst Regelingen niet overgenomen? Binnen welke termijn worden de computergegevens alsnog gecorrigeerd door Dienst Regelingen? Met het oog op de deadline van 15 mei 2012 wanneer ondernemers een Gecombineerde opgave moeten indienen, is actie van de staatssecretaris op zeer korte termijn gewenst, aldus de leden van de VVD-fractie.

Visserij

De leden van de VVD-fractie zijn groot voorstander van regionalisering van het visserijbeleid uit Europa. Zoals eerder aangegeven ondersteunen de leden van de VVD-fractie dan ook de lijn van het kabinet in deze. Juist op lokaal niveau kan in overleg met betrokkenen het beste de besluitvorming plaatsvinden over de wijze waarop de doelen van het visserijbeleid kunnen worden gehaald. Het gemeenschappelijk visserijbeleid van de afgelopen periode heeft laten zien wat voor onwerkbare situatie kan ontstaan als er te veel op detailniveau wordt geregeld. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook van mening dat de Europese Commissie algemene uitgangspunten dient op te stellen en dat de uitwerking op regionaal niveau dient te geschieden.

Het gevolg van implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetgeving kan volgens de staatssecretaris zorgen voor een ongelijk speelveld. De staatssecretaris geeft aan dat er een verschil in aanpak kan ontstaan tussen lidstaten. Welke verschillen voorziet de staatssecretaris? En op welke wijze kunnen ongewenste verschillen worden voorkomen? Is de staatssecretaris bereid om de Kamer op de hoogte te houden over de ontwikkelingen in deze?

De resultaten van de evaluatie van het pilot project decentraal aalbeheer zijn bemoedigend, maar er zijn echter ook een aantal onzekerheden. Het is een systeem dat samen met vissers tot stand is gekomen en waarmee tot op heden goede resultaten zijn geboekt. In het onderzoek wordt gesteld dat op termijn in plaats van het pragmatisch quotum een wetenschappelijk quotum moet gaan gelden. Wat zijn volgens de staatssecretaris de gevolgen hiervan voor de visserijsector? Er is namelijk geen inzicht in de economische haalbaarheid van het decentraal aalbeheer. Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie wat de gevolgen hiervan zijn voor het decentraal aalbeheer. Is een dergelijk systeem dan nog haalbaar? De leden van de VVD-fractie vragen tevens op welke termijn er gewerkt moet worden met dit wetenschappelijk quotum.

Onderbouwing van de duurzaam te oogsten aalbiomassa blijkt namelijk van essentieel belang en nadere uitwerking is noodzakelijk. Welke gevolgen heeft deze onzekerheid voor de instemming van de Europese Commissie voor het decentraal aalbeheer?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen bij de agendapunten van het schriftelijk overleg.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de PvdA-fractie willen graag het GLB ombouwen naar een beleid voor duurzame ontwikkeling, waarmee ook energievoorziening, klimaatbestendigheid en vergroening van de economie het doel zijn. Daarbij hoort ook, in de Nederlandse context vooral, een inzet op innovatie: het is immers de kennisintensieve landbouw waar Nederland goed in is. De leden van de PvdA-fractie zouden het demissionair kabinet daarom willen aanmoedigen om te pleiten voor het kunnen afromen van een deel van de inkomsten uit de eerste pijler voor bestedingen in kennis en innovatie, in en buiten de agrarische sector, ten behoeve van een duurzame economie, resource efficiency en biobased economy. Daarnaast zouden de leden van de PvdA-fractie deze inkomsten graag in kunnen zetten op het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000.

De leden van de PvdA-fractie zijn geschrokken van de intentie van het demissionaire kabinet om de voorstellen te amenderen op het punt van de voorgestelde vergroening. Het lijkt er op dat door het schrappen van bestaande wettelijke vereisten, het demissionaire kabinet ook het voldoen aan normale voorwaarden wil gaan vergoeden. Dit kan en mag wat de leden van de PvdA-fractie betreft niet de bedoeling zijn: alleen extra maatregelen tot het voldoen aan hogere eisen voor dierenwelzijn, milieu en klimaat zouden in aanmerking moeten komen voor subsidie. Het principe is immers verplicht danwel gesubsidieerd, niet beide. Eerder werd «good agricultural practice» al beperkt tot voldoen aan de wetgeving. «Good agricultural practice» is in de ogen van de leden van de PvdA-fractie pas aan de orde als bedrijven méér doen. Niet de achterblijvers, maar de voorlopers verdienen steun.

De leden van de PvdA-fractie zouden graag de mogelijkheid laten aan de lidstaten, Nederland in het bijzonder, om de landbouwsteun ook in te zetten voor agrarisch gebruik buiten de reguliere landbouw, bijvoorbeeld in natuurgebieden. Hiermee kan beheer van natuur met behulp van schapen, runderen of paarden ook in aanmerking komen voor landbouwsteun. Hetzelfde zou moeten gelden voor (kleinschalige) landbouwpercelen in handen van de terreinbeherende organisaties (TBO's). De leden van de PvdA-fractie vragen het demissionaire kabinet hiervoor ruimte te bewaken in de nieuwe regels.

De leden van de PvdA-fractie hebben altijd aangedrongen op het aftoppen van de subsidies aan individuele bedrijven: «capping the CAP». De leden van de PvdA-fractie vragen het demissionaire kabinet de Europese Commissie er aan te houden deze aftopping in stand te houden. De subsidies zijn bedoeld om de inkomens in de agrarische sector op fatsoenlijk niveau te brengen, niet om grote bedrijven subsidies te geven van meer dan € 150 000 per jaar. Daarbij achten de leden van de PvdA-fractie het van groot belang dat de subsidies openbaar zijn.

De leden van de PvdA-fractie zouden graag maximaal inzetten op subsidies aan boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen zoals rond Natura 2000-gebieden. Deze leden roepen de nieuwe regering op om maximaal van deze mogelijkheid gebruik te maken, of dit nu verplicht of vrijwillig is.

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de regeling jonge boeren die we nu kennen in Nederland. Mocht de jonge-boerenregeling zoals voorgesteld verplicht worden, dan gaan de leden van de PvdA-fractie er vanuit dat deze de bestaande regeling zal vervangen. Hoeveel kan dat schelen op de Rijksbegroting?

De kleine ontvangers moeten in de ogen van de leden van de PvdA-fractie ook voldoen aan de vergroeningseisen, als was het om te voorkomen dat bedrijven fiscaal of administratief gedeeld worden.

Wat betreft de mogelijke 8% verlaging van het budget voor directe inkomenssteun. Wij vragen de regering om in onderhandelingen in het kader van de meerjarige perspectieven te onderhandelen over het compenseren hiervan op terrein van kennis en innovatie. Een verschuiving tussen minder pijler 1 en meer pijler 2 is in de ogen van de leden van de PvdA-fractie ook een mogelijkheid.

Met het vorige kabinet zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat het landbouwbudget niet boven een nominaal constant niveau mag uitkomen. Als in de loop van de onderhandelingen blijkt dat de Nederlandse inzet om besparingen te realiseren niet haalbaar blijkt, waardoor de hoofddoelstelling (substantieel lagere afdrachten) niet kan worden gerealiseerd, moedigen de leden van de PvdA-fractie het demissionair kabinet aan te bezien of een inzet op een verdere verlaging van de landbouwuitgaven haalbaar is.

De leden van de PvdA-fractie dringen aan op een radicale vereenvoudiging door het zo snel mogelijk afbouwen van de historische referentie en overgang naar een vaste, lage hectarepremie en daarnaast betalingen voor groene en blauwe diensten en percentuele optoppingen voor bedrijven in gebieden met natuurlijke handicaps. De hoop is daarmee gevestigd op het voorkomen van tientallen miljoenen aan jaarlijkse terugvorderingen, zoals we die nu kennen.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Bij de stukken voor dit schriftelijk overleg ontbreekt de door de staatssecretaris toegezegde kwartaalrapportage over de onderhandelingen in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De leden van de PvdA-fractie hechten er aan deze kwartaalrapportages te ontvangen om zo op de hoogte te blijven van de voorliggende keuzes en niet pas achteraf voor voldongen feiten te worden gesteld. Ondanks de toezegging hebben de leden van de PvdA-fractie deze kwartaalrapportage niet ontvangen, wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?

Sociaal-economische dimensie van het GVB

Terecht stelt de staatssecretaris in de geannoteerde agenda dat de visserijsector zich moet ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. De sector moet niet afhankelijk zijn van subsidie, maar deze moet ingezet worden voor innovatie. Het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) wordt door de Europese Commissie gepresenteerd als gunstiger voor de kleinschalige visserij en de aquacultuur. Maar de leden van de PvdA-fractie missen daadwerkelijk aanpakken van de verduurzaming. Deze leden willen dat voorrang verleend wordt aan het toekennen van subsidies aan «low impact fisheries». Juist deze visserijen met selectieve vistechnieken, minder schade aan het ecosysteem en minder brandstofverbruik verdienen een stimulans.

Een bijzondere positie in dit verhaal neemt de garnalenvisserij in. De laatste weken is er veel te doen over het gebruik van nieuwe technieken zoals de pulskor. De leden van de PvdA-fractie willen van het kabinet een overzicht van wat er momenteel bekend is aan de gevolgen van de pulskorvisserij nu er een ontheffing verleend is voor 5% van de Nederlandse vloot. Wat zijn de economische en ecologische gevolgen? Er komen signalen binnen dat kabeljauwachtigen slecht reageren op de puls en aangeland worden met interne bloeduitstortingen, maar dit is niet altijd het geval. Is de oorzaak hiervan bekend? Is er bij de garnalenvisserij sprake van één pulskortechniek of een stapeling van technieken? Is dit volgens het kabinet nog binnen de grenzen van de vergunning? Is het een idee om het overaanbod aan garnalen tegen te gaan door bepaalde gebieden te sluiten voor garnalenvisserij? Zeker omdat gevist wordt in een kwetsbaar natuurgebied is het zaak deze visserij zorgvuldig te monitoren. Ook al jaren speelt de discussie over het motorvermogen. Is er in het nieuwe EFMZV een mogelijkheid voor subsidie voor zaken als tachografen en camera’s op de garnalenkotters? Wat is de visie van het kabinet hierop? Is het kabinet het met de leden van de PvdA-fractie eens dat verduurzaming nodig is om de garnalenvisserij toekomstbestendig te maken?

Legbatterijverbod

De Europese Commissie heeft 13 lidstaten waaronder Nederland een aanmaningsbrief gestuurd omdat deze landen in gebreke zijn gebleven bij de implementatie van de richtlijn. De leden van de PvdA-fractie vinden het ernstig dat het zo ver heeft moeten komen dat Nederland hierover een aanmaningsbrief heeft gekregen. Heeft het kabinet gereageerd op deze aanmaningsbrief en zo ja, kan de Kamer hiervan een afschrift ontvangen?

Onderhandelingsmandaat voor een visserijprotocol tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden

De leden van de PvdA-fractie vinden het visserijprotocol tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden een belangrijk protocol, onder andere omdat dit één van de akkoorden is over de tonijnvangst, een vissoort waarvoor het al lang geleden vijf voor twaalf is geweest. Uiterste zorgvuldigheid is dan ook op zijn plaats. De leden van de PvdA-fractie vinden dat eerst een evaluatie inzake het visserijprotocol aan de Kamer toegezonden moet worden, met daarbij een reactie van het kabinet op de evaluatie. Alleen dan kunnen de leden van de PvdA-fractie beoordelen of het nu voorliggende onderhandelingsresultaat voldoende bescherming biedt voor de visserijbestanden in de Stille Oceaan. Zonder deze evaluatie geven de leden van de PvdA-fractie de staatssecretaris niet het mandaat in te stemmen met het visserijprotocol tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 – directe betalingen

De inzet van het kabinet is een nominaal gelijkblijvend GLB budget ten opzichte van 2013. Dit houdt een verlaging in ten opzichte van het huidige budget. Daarom steunen de leden van de CDA-fractie de inzet dat bij de herverdeling het gelijkheidsbeginsel het uitgangspunt moet zijn voor alle lidstaten met een hectare- betaling boven het EU-gemiddelde. De leden van de CDA-fractie missen echter een goede overgangsregeling. Zoals de LEI-onderzoeksrapporten laten zien maken sectoren zoals de melkveehouderij forse klappen. De leden van de CDA-fractie zien graag een langere overgangstermijn tot 2020 en meer ruimte ter invulling van deze overgang. Kan de staatssecretaris het krachtenveld op dit punt weergeven? Kan de staatssecretaris aangeven hoe het Europees krachtenveld zich aftekent met betrekking tot de vergroeningsdoelstelling? De leden van de CDA-fractie vinden het aanbrengen van focus gewenst. Versnippering van 1e pijler middelen (jonge boeren, kleine boeren, herkoppelen, e.d.) draagt niet bij aan focus op de Europese 2020 strategie/duurzaam GLB en brengt het gelijkspeelveld in gevaar. Welk krachtenveld ontwikkelt zich op dit punt?

Realisatie van verplichte groepshuisvesting van drachtige zeugen op 1 januari 2013

Uit de inventarisatie in Nederland bleek dat medio 2011 in totaliteit 71 procent van de drachtige zeugen in Nederland in groepshuisvesting zat. De staatssecretaris meldt dat Nederland vasthoudt aan 100% omschakeling per 1 januari 2013. De leden van de CDA-fractie gaan er vanuit dat de staatssecretaris de knelpunten ondermeer in relatie tot vergunningsverlening gezamenlijk met de sectorvertegenwoordigers als ook betrokken bevoegde gezagen gaat oplossen zodat de deadline 100% omschakeling per 1 januari 2013 wordt behaald.

Mededeling over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten

De staatssecretaris zet zich in het nieuwe beleid beter te laten aansluiten van programma’s aan maatschappelijke voorkeuren op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn. De leden van de CDA-fractie steunen de inzet op

het overbruggen van de kloof tussen burger en consument dus in plaats van de informatievoorziening te beperken tot hygiëne, milieu, dierenwelzijn en het probleem van de margeverdeling verbreden naar de triple-P benadering welke

past bij GLB na 2013 en de Europa 2020-strategie. Hoe kunnen duurzaam geproduceerde producten ondersteund worden in afzet? Aan welke eisen moeten deze producten dan voldoen? Hoe zit dat met de zogeheten nontrade concerns?

Acht de staatssecretaris het spoor van duurzaamheidscertificaten in deze haalbaar? Deelt de staatssecretaris de mening dat deze weg ook vereenvoudiging van regelgeving met zich mee brengt? Alsook bijdraagt aan een betere

taakverdeling tussen sector en overheid en Europese Commissie en lidstaten? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Klopt het dat de invulling voor het nieuwe promotiefonds vooral gericht is op de landbouwsectoren die al geld krijgen in het kader van het GLB? Klopt het dat het promotiefonds het enige onderdeel van het landbouwbeleid is waar ook de bloemen- en plantensector van kan profiteren? De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat de staatssecretaris inzet pleegt dat ook de bloemen- en plantensector het promotiefonds kunnen benutten. Zoals de voorstellen nu voorliggen is dat nog niet het geval: promotie voor regionale en lokale producten pakt voor Nederland, in ieder geval voor onze bloemensector, verkeerd uit. Er is immers sprake van gemengde boeketten met niet alleen Nederlandse bloemen. Promotie in derde landen pakt ook ongunstig uit, want bloemen zijn te bederfelijk en planten te zwaar om goed te kunnen concurreren met markten in derde landen. Is geregeld dat producten als pluimvee-, rund-, kalfs- en varkensvlees en eieren structureel worden toegevoegd aan de lijst van «eligible products»? Wat vindt de staatssecretaris van de gedachtelijn richting een EU-logo? En welke kansen ziet hij nu voor een EU-logo? De leden van de CDA-fractie steunen de lijn om de begunstigde term op te rekken. Is de staatssecretaris bereid om de inzet betreffende het streekproductenloket als voorbeeld aan te geven richting de Europese Commissie? Een programma zou immers goed uitgevoerd kunnen worden door een kleinere

producentengroepering of door zelfs door groep van een paar producenten bijvoorbeeld via duurzaamheidscertificaten. Op welke wijze geeft de staatssecretaris uitvoering aan de motie van de leden Koopmans en Jacobi (Kamerstuk 22 112, nr. 1231)? En hoe staan de voorstellen in verhouding tot het gestelde in de brief over het voedingsbeleid (Kamerstuk 31 532, nr. 64). De leden van de CDA-fractie bespeuren in de nu voorliggende beleidsstukken meer ruimte. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris. De Europese Commissie wil tot in detail drie jaar alle media

die men gaat gebruiken vastleggen en dat past niet bij de opkomst van sociale media en digitalisering van campagnes. Graag aandacht van de staatssecretaris voor dit punt.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): overdraagbare visserijconcessies

De inzet van de staatssecretaris richt zich erop om op communautair niveau enkel een kader voor individueel overdraagbare visserijconcessies vast te leggen met daarbij enkele essentiële randvoorwaarden. De verdere invulling moet worden overgelaten aan de lidstaten. Hoe ziet hij de invulling voor Nederland? Hoe ziet het krachtenveld in Europa eruit?

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn dat de visserijsector zich moet ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector en dat de inzet van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) hierop gericht dient te zijn. De staatssecretaris geeft aan dat Nederland geen steun geeft aan het voorstel van de Europese Commissie om bij de verdeling van subsidies over de lidstaten het aandeel van de kleinschalige (kust)visserij in de totale vloot als één van de criteria te hanteren. Ook stelt hij dat in de regelgeving voor het nieuwe GVB zelf geen onderscheid gemaakt dient te worden tussen de groot- en kleinschalige vloot in de Europese Unie. Wat is het Europese krachtenveld in deze? Het GVB moet er verder zorg voor dragen dat visserij en aquacultuuractiviteiten ecologisch, economisch en sociaal op lange termijn duurzaam zijn. Welke inzet pleegt de staatssecretaris?

In het kader van de aanpak van de discards vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor de problematiek van de Marine Stewardship Council-gecertificeerde scholvissers. Zij werken met grotere mazen in de netten, maar dit wordt in het kader van het kabeljauwherstelplan (terwijl ze niet op kabeljauw vissen) afgestraft door een korting op het aantal zeedagen. Dit druist in tegen doelstellingen voor meer duurzaamheid. De staatssecretaris zou hierop ingaan in de toegezegde eerste kwartaalrapportage over het GVB. Deze is echter nog niet naar de Kamer gestuurd. Wat is de stand van zaken? Gaat de staatssecretaris er voor zorgen dat Nederlandse vissers onder het regime van het rigide kabeljauwherstelplan uit kunnen komen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot discards? Is sprake van strenger doorontwikkelen van het voor Nederland negatieve Noorse model, zoals dat nu in het Skagerrak aan de orde lijkt te zijn, terwijl de Noren zelf bij hun eigen model blijven? De leden van de CDA-fractie verzoeken de staatssecretaris om op korte termijn actief in gesprek te gaan met de visserijorganisaties over hun benadering van het discards dossier, door discards te vermijden (betere regelgeving, bijv. vangstsamenstelling), vermindering en overleving (technische innovatie in werkwijze en vistuigen, waaronder pulskor) en het stimuleren en ondersteunen van vissers in hun constante zoektocht naar discardsvermindering en tegelijkertijd rigide maatregelen achterwege te laten.

Regionalisering van het GVB was een onderbelicht thema. Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat visserijbeleid niet enkel over vissers gaat, maar ook dat deze betrokken dienen te worden bij het beleidsproces immers zijn zij de experts van de zee. Hiervoor dienen de regionale advies commissies (RAC’s) steviger gepositioneerd te worden, dus inclusief bevoegdheden. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat alle Noordzeestaten elkaar gevonden hebben op dit punt. Maar de signalen dat Nederland hierin niet mee gaat verontrusten deze leden. Klopt het dat Nederland bezwaren heeft tegen de gezamenlijke verklaring? Zo ja, welke dan? Kunnen de Noordzeestaten op de steun van Nederland rekenen om de RAC’s stevig te positioneren? Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de maatregelen voortvloeiend uit de implementatie van de Kaderrichtlijn Marien (KRM), zoals die nu door hem en de minister van Infrastructuur en Milieu zijn overeengekomen? Kan de staatssecretaris de samenhang tussen de KRM en de GVB-herziening nader duiden?

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd met de positieve resultaten van de pilot decentraal aalbeheer in Friesland en met het voornemen om de pilot dit jaar door te laten lopen onder de voorwaarde dat de Europese Commissie hiermee instemt. Wanneer is dat voorzien? Op welke wijze benut de staatssecretaris de periode tot aan de herziening van het Europese aalbeheerbeleid eind 2013 om te komen tot een beleid op basis van duurzaam beheer, zoals het decentraal aalbeheer boven het beleid op basis van voorzorgsprincipe? Streeft de staatssecretaris in gezamenlijkheid met alle spelers in het veld, onder andere sportvissers en Stichting Duurzame Palingsector Nederland (DUPAN), naar een langetermijnbeleid op basis van duurzaam beheer? Aan welke voorwaarden zoals gesteld in de brief met het rapport «Kansen voor decentraal aalbeheer» (Kamerstuk 29 664, nr. 100) wordt nu niet voldaan? Welke acties lopen hierop? En op welke wijze wordt de sector hierin gefaciliteerd? Op welke wijze bevordert de staatssecretaris de goedkeuring van het decentraal aalbeheer bij de Europese Commissie en de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben vaak protest aangetekend tegen het verschijnsel van landbouwsubsidiemiljonairs. Het is maatschappelijk niet te rechtvaardigen dat rijke individuen en grote bedrijven miljoenen aan landbouwsubsidies ontvangen terwijl er anderzijds boeren zijn die in armoede leven. De leden van de SP-fractie vinden het door de commissie voorgestelde beleid voor het aftoppen van steun aan grote bedrijven een belangrijke stap. De leden van de SP-fractie zijn verbijsterd dat de staatssecretaris zijn belofte niet na lijkt te komen om het eind te bepleiten van de landbouwsubsidiemiljonairs door een maximum te stellen aan de betalingen. Hoe verhoudt dit zich tot eerdere toezeggingen en het overnemen van de motie van het lid Van Gerven over eerlijke verdeling van landbouwsubsidies en een subsidie plafond (Kamerstuk 21 501-32, nr. 459)? Wil de staatssecretaris toezeggen te pleiten voor het aftoppen van landbouwsubsidies zoals aan de Kamer toegezegd?

Ook vragen de leden van de SP-fractie de staatssecretaris om zijn eerder toegezegde inzet om alleen steun te geven aan actieve landbouwers gestand te houden en er voor te pleiten geen steun te geven aan niet-actieve landbouwers zoals luchthavens, koningshuizen en multinationals.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat om voor een hectarepremie na 2013 in aanmerking te komen, je in 2011 toeslagrechten moet hebben verzilverd in Nederland. Betekent dit dat alleen die boeren die historische gezien subsidies ontvingen dit in de toekomst ook zullen krijgen? Worden nieuwkomers en boeren die nu geen rechten hebben hiermee niet uitgesloten en de facto de historische rechten gehandhaafd? Dreigen hiermee boeren uitgesloten te worden? Zo ja, hoeveel? Geeft de staatssecretaris de garantie dat geen enkele actieve boer bij voorbaat uitgesloten wordt van Europese subsidies?

De leden van de SP-fractie hechten belang aan een goede regeling voor jonge boeren en vragen de staatssecretaris zich hier hard voor te maken.

De leden van de SP-fractie zijn erop tegen om kleine boeren en kleine ontvangers uit te sluiten van subsidies. Voor Nederland is dit uitsluiten sowieso ongunstig in verband met hoge uitvoeringslasten.

De leden van de SP-fractie vinden de door de Europese Rekenkamer verwachte toename van administratieve lasten en bureaucratie teleurstellend. Welke weg wil de staatssecretaris bewandelen om dit tegen te gaan?

De leden van de SP-fractie dringen aan op onmiddellijke implementatie van het legbatterijverbod in Nederland, en op strikte aanpak van andere overtredende EU-landen. Met welke inzet gaat de staatssecretaris naar de Landbouw en Visserijraad?

Kan de staatssecretaris de voortgang en het te bewandelen pad schetsen van de verplichte groepshuisvesting zeugen per 1 januari 2012 in Europa en in Nederland?

Wil de staatssecretaris het concept-onderhandelingsmandaat voor het visserijakkoord met de Salomonseilanden aan de Kamer zenden? Wil de staatssecretaris goedkeuring van dit conceptmandaat uitstellen totdat dit gebeurd is? Waarom is de Kamer niet eerder en uitgebreider dan in een paar zinnen geïnformeerd over dit concept-onderhandelingsmandaat? De leden van de SP-fractie zijn het oneens met de premature instemming van de staatssecretaris met het onderhandelingsmandaat voor de Salomonseilanden. De evaluatie van het vorige akkoord is nog niet afgerond. Er is volgens de staatssecretaris een verwijzing opgenomen naar het belang van goed beheer in regionale beheerorganisaties. Welke verwijzing is dit? Hoe gaat goed regionaal beheer in de Stille Zuidzee gegarandeerd worden nu de onderhandelingen van de Western and Central Pacific Fisheries Commission (WCPFC) zijn mislukt? Goede regionale beheersakkoorden zijn essentieel voor het al dan niet inslaan van de weg naar duurzaam beheer. Ondertussen is de situatie voor de tonijn in de Stille Zuidzee kritiek en zijn er grote duurzaamheidsvraagstukken bij de tonijnvisserij. Wat is de onderhandelingsinzet van Europa bij dit visserijakkoord op het gebied van duurzaamheid? Wat is de onderhandelingsinzet van Europa op het gebied van bijvangst? Wat is de onderhandelingsinzet van Europa op het gebied van bestandsherstelmaatregelen voor tonijn? Welke soorten tonijn behelst het? Wat is de onderhandelingsinzet van Europa op het gebied van inspraak en profijt voor de lokale bevolking? Hoe gaat selectievere visserij bewerkstelligd worden? Is de staatssecretaris bereid te wachten met goedkeuring van het concept onderhandelingsmandaat op positieve uitkomsten van de evaluatie? Of is de staatssecretaris bereid hier een clausule over op te nemen? Is het in de ogen van de staatssecretaris niet logisch om goedkeuring van visserijakkoorden afhankelijk te maken van een positieve evaluatie? Is de staatssecretaris bereid duidelijke eisen te stellen voor (definitieve) goedkeuring van het onderhandelingsmandaat betreffende: inspraak van en profijt voor de lokale bevolking, en inzet op duurzaamheidsgaranties betreffende herstel tonijnstand en terugdringen van de bijvangst. Is de te verwachten evaluatie openbaar? Gaat de staatssecretaris dit bepleiten en het document aan de Kamer toezenden? Welke punten uit het onderhandelingsmandaat hebben het kabinet ervan overtuigd dat dit steun verdient? Op welke punten wil de regering verbeterpunten aanbrengen? Op welke punten voldoet het onderhandelingsakkoord aan de door de regering gestelde duurzaamheidseisen? Welk bedrag is er gereserveerd voor het nieuwe visserijakkoord en wat is er voor het vorige visserijakkoord met de Salomonseilanden uitgegeven? Welke garanties heeft de staatssecretaris dat de volgens wetenschappers noodzakelijke aanscherping van beheersmaatregelen zal plaatsvinden?

De leden van de SP-fractie zijn tegen het vanuit de Europese Unie verplichten van overdraagbaarheid van visserijconcessies. De noodzaak hiertoe ontbreekt. De staatssecretaris erkent nu ook dat dit niet zal bijdragen aan reductie van vlootcapaciteit. Is de staatssecretaris bereid tegen deze verplichting te stemmen? Is de staatssecretaris bereid te pleiten voor een voorkeurspositie voor duurzame vissers bij het uitgeven van visserijconcessies? Welke kwaliteitswaarborg wil de staatssecretaris inbouwen om de kwaliteit van alle regionale adviesraden te garanderen? Hoe wil de staatssecretaris bewerkstelligen dat een verplichte Europese verhandelbaarheid van visserijconcessies gaat leiden tot schaalvergroting? Verhandelbare concessies leiden immers tot opkoping en concentratie van concessies bij de grootste spelers.

Wil de staatssecretaris kleinschalige kustvisserij in Europa ondersteunen om verdergaande schaalvergroting te voorkomen?

Is de staatssecretaris voornemens om de pilot decentraal aalbeheer landelijk in te voeren en zo ja, wanneer?

Is de staatssecretaris bereid te bepleiten dat promotiegelden landbouw alleen voor producten ingezet mogen worden die aantoonbaar duurzamer zijn? Is de staatssecretaris bereid te bepleiten om vlees uit de bio-industrie uit te sluiten?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij benutten graag deze gelegenheid om het kabinet een aantal specifieke vragen te stellen over de inzet.

Jonge boeren

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet uiteen te zetten welke verhouding zij het liefste ziet tussen steunmaatregelen voor jonge boeren en verduurzaming. Klopt het, zo vragen deze leden, dat de aanvullende voorzieningen voor jonge boeren in de voorstellen los staan van de groene maatregelen? Is dat wat het kabinet betreft een goede zaak, zo vragen zij. Zouden maatregelen gericht op nieuwe investeringen in de landbouw, gekoppeld aan duurzame prestaties zoals de bestaande nationale «garantstelling plus» niet een meer marktconforme mogelijkheid zijn om startende agrariërs te faciliteren zonder direct op aanvullende inkomenstoeslagen terug te grijpen?

Vrijwillig gekoppelde betalingen

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet conform de aangenomen moties, zoals de motie van de leden Jacobi en Van Veldhoven (Kamerstuk 21 501-32, nr. 552) zich actief uit te (blijven) spreken tegen herkoppeling van betalingen en daarbij ook bijvoorbeeld de analyse van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor wat betreft de voordelen van de slagen die reeds gemaakt zijn in het ontkoppelen van betalingen en productie daarbij aan te halen.

Top ups voor boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet nader in te gaan op de vraag of er wel een echt heldere en objectieve definitie te geven is van «gebieden met natuurlijke beperkingen» en zo ja, in welke mate deze samenhangt met een lager inkomen voor landbouwbedrijven? Hoe verhoudt dit criterium zich tot algemene economische kenmerken, de nabijheid van steden en daarmee samenhangend inkomen buiten het boerenbedrijf of de vraag op de relevante markt voor de producten van deze landbouw?

Actieve landbouwer

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet te schetsen hoe de verhoudingen liggen inzake de genoemde discussie over de definitie van een «actieve landbouwer»? Zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld in het geval dat er geen meerderheid is voor het door het kabinet genoemde voorstel, hiervoor in ieder geval voor een nationale bevoegdheid te bepleiten voor de lidstaten die daar wel voor willen kiezen?

Aftopping van de directe betalingen

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet te becijferen grofweg hoe groot de administratieve lasten voor het aftoppen van de directe betalingen in Nederland zouden zijn en voor hoeveel bedrijven die lasten zouden optreden?

Decentraal aalbeheer

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of aangegeven kan worden of en zo ja, op welke wijze de uitgevoerde pilot decentraal aalbeheer uitwerkt voor de stand van de aal in Friesland? Deze leden vragen het kabinet voorts om aan te geven of eenzelfde niveau aan handhaving mogelijk is bij een langer uitgestrekte periode van vissen?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

De leden van de fractie van de ChristenUnie staan voor verantwoorde marktwerking. Het GLB moet vergroening stimuleren. De leden van de ChristenUnie-fractie hechen er aan dat vergroeningsmaatregelen een stimulerend karakter krijgen. Deze leden krijgen van de staatssecretaris graag een reactie op het tienpuntenplan dat deze leden begin van 2012 hebben gepresenteerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag zien dat de maatregelen voor de 30 procent vergroening in het GLB worden uitgebreid met dierenwelzijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarbij speciale aandacht voor weidegang, omdat dat een voor Nederland aangelegen punt is. Het GLB zou een duurzame zuivelketen moeten stimuleren. Is daar aandacht voor in de onderhandelingen? Heeft weidegang ook een plek in de vergroenings- en innovatieslag die de leden van onze fractie van het GLB verwachten? Is de staatssecretaris bereid dit punt krachtig in te brengen? Deze leden hebben begrepen dat in Denemarken de weidegang dramatisch is teruggelopen. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat voorkomen moet worden dat dit ook in Nederland de trend wordt en daarbij kan het GLB helpen. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook aandacht voor de positie van de kleine agrarische bedrijven. Deze leden zijn geen voorstander van verplichte vergroeningsmaatregelen, maar zien liever stimuleringsmaatregelen. De inzet van Nederland is om de maatregelen in ieder geval niet verplicht te stellen voor kleine bedrijven. Is die inzet haalbaar en wat zal de inzet zijn als dit voorstel het niet haalt?

Met betrekking tot het herverdelingsvraagstuk moet Nederland niet onevenredig hard worden geraakt. Herverdeling is op zichzelf een logisch gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie, maar moet geleidelijk plaatsvinden, wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft. Boeren moeten zich kunnen instellen op de nieuwe situatie. Deelt het kabinet dat uitgangspunt? Wil het kabinet zich hard maken voor een geleidelijke overgangsregeling? Welke vorderingen worden geboekt omtrent het verminderen van de achteruitgang voor Nederland?

De Europese Rekenkamer waarschuwt voor administratieve lasten die voortvloeien uit de nieuwe Europese plannen met het GLB (betreft advies nr. 1, 2012). De leden van de ChristenUnie-fractie krijgen graag een reactie op dit rapport van het Nederlandse kabinet.

Verordening beheerplan kabeljauw

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het kabinetsstandpunt om niet in te stemmen met een mandaat voor de Europese Commissie om middels gedelegeerde handelingen referenties en doelstellingen voor het beheer van kabeljauw aan te passen. Dit zijn essentiële onderdelen waarvoor een eventuele aanpassing via de gewone wetgevingsprocedure dient te gebeuren.

Aanlandingsplicht

De leden van de fractie van de ChristenUnie betreuren de focus van het kabinet op het introduceren van een aanlandingsplicht. Terecht stelt het kabinet dat het geen doel is maar een middel, maar dat betekent ook dat naar de integrale gevolgen en proportionaliteit moet worden gekeken. Kan het kabinet aangeven wat de gevolgen voor de vissers zijn in termen van extra kosten, gederfde inkomsten (in verband met benodigde ruimte op de schepen bijvoorbeeld) en administratieve lasten? Is dit al eens in kaart gebracht?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook blij dat nu naar fasering wordt gekeken, maar ten principale vinden deze leden dat positieve prikkels om te komen tot selectiviteit voorop moeten staan. Nu lijken deze alleen als mitigerende maatregelen opgenomen te zijn en dat is wat betreft de leden van de ChristenUnie-fractie de omgekeerde volgorde. De leden van de ChristenUnie-fractie pleiten er daarom nogmaals voor om samen met de vissers te komen tot maatregelen om dit te bereiken en vragen in hoeverre hierover al gesprekken zijn gevoerd met vissers en er wordt gewerkt aan een akkoord op dit punt? Op de langere termijn sluiten de leden van de fractie van de ChristenUnie voor de resterende discards een aanlandingsplicht niet uit, maar eerst moet alles worden gedaan om te komen tot selectiviteit en moeten de gevolgen voor de visserijsector beter in beeld zijn.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de Nederlandse inzet om het EFMZV primair in te zetten om een duurzame, innovatieve en concurrerende visserij- en aquacultuursector te realiseren die selectiever vist. Uiteraard moet schade aan het ecosysteem en teruggooi zo veel mogelijk worden voorkomen. De leden van de ChristenUnie-fractie steunen ook de inzet dat toedeling niet gebaseerd moet zijn op aandeel kleine kustvisserij in totale vloot. Dit kan immers voorlopers benadelen en ook leiden tot een suboptimaal resultaat voor zowel de visserijsector als het ecologisch systeem. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er zicht is op de financiële gevolgen van de verschillende scenario’s die door de landen worden bepleit voor de verschillende visserijtakken?

Regionalisering Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de inzet van de staatssecretaris om bij de regionalisering van het GVB voldoende waarborgen te realiseren zodat er sprake blijft van een gemeenschappelijk speelveld tussen de landen. Dit vereist dat de Raad en het Europees Parlement de eindverantwoordelijkheid blijven houden.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor een ondernemersvriendelijke overgang van het historische model naar het regionale model van directe betalingen. Verschillende groepen ondernemers in de agrarische sector moeten flink inleveren, zowel als gevolg van het nieuwe model als van de vergroening. Deze leden vinden dat alle ruimte benut moet worden om deze ondernemers mee te laten schakelen. Het is voor hen echter niet duidelijk wat het kabinet beoogt. In de kabinetsreactie op de wetgevingsvoorstellen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 582) schrijft het kabinet dat zij een zo kort mogelijke overgang voorstaat. In de geannoteerde agenda schrijft zij dat zij zoekt naar een goed evenwicht tussen een soepele en haalbare overgangsperiode en anderzijds zo snel mogelijk duidelijkheid en aanpassing aan de nieuwe situatie. Graag een toelichting. Is het kabinet bereid, in overleg met de betrokken sectoren, zich nationaal en op Europees niveau in te zetten voor een ruimhartige overgangsperiode, zodat ondernemers voldoende tijd krijgen om mee te schakelen? Is het kabinet bereid daar, zo nodig, de hele periode tot 2020 voor te gebruiken?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de Mededeling over de afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten. De Nederlandse bloemen- en plantensector vreest dat zij onvoldoende kan profiteren van het nieuwe promotiefonds. Is het kabinet bereid voor deze nationaal sterke sector op te komen, ook ten aanzien van het promotiefonds, en daarover met deze sector in overleg te treden?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het scheuren van grasland. Als boeren hun grasland willen scheuren ten behoeve van graslandvernieuwing, mag dat op zandgrond sinds 2010 maar tot 31 mei. Dat is vroeg in het jaar en kost één of meer sneden gras. Onderzoeksinstituut Alterra heeft de afgelopen twee jaar praktijkonderzoek gedaan naar de effecten op nitraatuitspoeling. Uit dit onderzoek blijkt dat zelfs onder voor uitspoeling gunstige omstandigheden het voor het risico op uitspoeling niet uitmaakt als de deadline een maand verschuift, dus naar 1 juli. De leden van de SGP-fractie hebben hier enige tijd geleden schriftelijke vragen over gesteld. De leden zouden graag zien dat de deadline al dit jaar wordt verschoven naar 1 juli. Het kabinet gaf in de beantwoording (Aanhangsel bij de Handelingen, nr. 2165) aan dat zij aanpassing van de geldende regels voor het scheuren van grasland wil bepleiten, maar dan pas in het kader van het volgende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Het kabinet koppelt het genoemde Alterra-rapport aan een rapport van de Commissie van Deskundigen Meststoffen, waarin verdergaande aanpassingen worden voorgesteld. De leden begrijpen dat een deel van deze voorstellen moet wachten tot het volgende Actieprogramma. Dat geldt echter niet voor het verlengen (met een maand) van de periode voor het scheuren van grasland ten behoeve van graslandvernieuwing. De onderzoeksresultaten spreken duidelijke taal en boeren moeten daarom niet nog eens twee jaar met een onnodig strenge deadline te maken krijgen. Is het kabinet bereid de toegestane periode voor het scheuren van grasland ten behoeve van graslandvernieuwing op zeer korte termijn met een maand te verlengen?

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Wat zijn de hoofdlijnen van het advies van Raad van State? Het kabinet had toegezegd dat de uitwerking van de PAS, inclusief het advies van Raad van State, eind maart 2012 naar de Kamer gestuurd zou worden. De leden hebben nog niets gezien en horen graag wanneer dit gaat gebeuren.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de regeling garantstelling visserij. Ondernemers die hun schepen in het buitenland hebben geregistreerd en onder buitenlandse vlag varen, maar in economisch en fiscaal opzicht wel in Nederland actief zijn, komen niet in aanmerking voor de garantstellingsregeling. Alleen ondernemers die hun schepen in Nederland geregistreerd hebben en een Nederlandse visvergunning hebben, komen in aanmerking. Deze leden hebben begrepen dat in andere EU-lidstaten, zoals België, alleen ondernemers die economisch en fiscaal actief zijn in de betreffende lidstaat voor stimuleringsregelingen in aanmerking komen en dat registratie in de betreffende lidstaat, in tegenstelling tot Nederland, geen voorwaarde is. Dat betekent dat ondernemers die economisch en fiscaal in Nederland actief zijn, maar in een andere EU-lidstaat geregistreerd zijn, tussen wal en schip kunnen vallen. De leden van de SGP-fractie vinden dit ongewenst. Graag horen zij de visie van het kabinet. Is de veronderstelling juist dat de Nederlandse uitsluiting van niet geregistreerde schippers niet in lijn is met Europees beleid en regelgeving? Is het kabinet bereid de regeling zo aan te passen dat de voorwaarden voor de regeling garantstelling visserij sporen met de voorwaarden in andere, relevante EU-lidstaten en alle economisch en fiscaal in Nederland actieve schippers voor de garantstelling in aanmerking kunnen komen?

Het kabinet heeft bij de afgelopen Visserijraad aangegeven voor de introductie van een aanlandingsplicht te zijn. De leden van de SGP-fractie achten dit niet in lijn met de aangenomen motie van het lid Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 32 201, nr. 28), waarin ondermeer staat dat een aanlandingsplicht het sluitstuk moet zijn van een effectief sanctiemechanisme en niet bij voorbaat een onderdeel van het maatregelenpakket. De leden horen graag waarom het kabinet hiervan is afgeweken.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De staatssecretaris heeft tijdens het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad op 14 maart 2012 toegezegd een kwartaalrapportage met stand van zaken inzake de onderhandelingen inzake het GVB voor 22 april a.s. aan de Kamer te sturen. Waarom is dit niet gebeurd en wanneer kan de Kamer de kwartaalrapportage wel verwachten? Er worden belangrijke hervormingen inzake het visserijbeleid in Brussel besproken en de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat de Kamer daarover moet kunnen meebeslissen. Zij zien de kwartaalrapportage dan ook graag voor het einde van de week tegemoet. Graag krijgen zij hier een toezegging op van de staatssecretaris.

Overdraagbare visserijconcessies

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat uit hetgeen de staatssecretaris in de geannoteerde agenda schrijft over overdraagbare visserijconcessies inzake de hervormingen van het GVB niet voldoende blijkt dat hiermee ook echt de overcapaciteit van de Europese vloot effectief zal worden hervormd en verkleind, terwijl dit onmisbaar is om de overbevissing effectief aan te pakken. Deelt de staatssecretaris de mening dat maatregelen omde vlootcapaciteitte verminderen niet mogen leiden tot de verdere concentratie van machten middelenin de handenvan slechtseen klein aantalgrote spelers omdat zij toevallig het meest economisch levensvatbaar zijn? Deelt de staatssecretaris de mening dat juist de invoering van overdraagbare visserijconcessies zal bijdragen aan de bevooroordeling van de economisch meest vermogende exploitanten? Zo nee, waarom niet en kan hij uiteenzetten op basis waarvan hij dit kan garanderen? Zo ja, hoe beoordeelt de staatssecretaris in dit licht zijn sympathieke houding ten opzichte van het voorgestelde stelsel van overdraagbare visserijconcessies? Deelt de staatssecretaris de mening dat de toewijzing van toegang tot vangstmogelijkheden niet enkel op basis van het economische vermogen van de exploitant mag geschieden maar dat bij deze toewijzing in acht zou moeten worden genomen hoe groot de bijdrage van individuele exploitanten is aan de overbevissing van visbestanden en schade aan het mariene ecosysteem? Zo nee, kan de staatssecretaris dan uitleggen waarom hij dit niet van belang acht? Deelt de staatssecretaris de mening dat het stelsel van overdraagbare visserijconcessies niet voldoende rekening houdt met deze factoren? Deelt de staatssecretaris de mening dat toewijzing vande toegang totde visbestanden juist gezien zou moeten worden als een voorrecht met daaraan verbonden duidelijke verplichtingen? Zo ja, op welke wijze wil de staatssecretaris dit bewerkstelligen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat er niet langer gewacht kan worden met het effectief aanpakken van de overbevissing. Zij zijn van mening dat hiervoor criteria nodig zijn die de toegang tot visserijbronnen prioriteren en verdelen op basis van een voorkeursbeleid ten opzicht van exploitanten die het minste impact hebben op de ecologische leefomgeving, die vissen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving, en die opereren binnen en bijdragen aan lokale kustgemeenschappen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren constateren dat deze gedetailleerde criteria, doelen en een daarbij behorende tijdsplanning om de overcapaciteit af te bouwen nog steeds ontbreken in de herziening van het GVB. Graag ontvangen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een reactie hierop. Is de staatssecretaris bereid dit gemis en de zorgen die hierover bestaan in Brussel aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?

Onderhandelingsmandaat visserijprotocol met Salomonseilanden

De Europese Commissie is opnieuw van plan een tonijnakkoord te sluiten met de Salomonseilanden voor vier EU-vaartuigen, wat betekent dat er Europees belastinggeld waaraan de Nederlandse belastingbetaler bijdraagt zal worden uitgegeven om Franse en Spaanse vissers te laten vissen op tonijnen in de Stille Oceaan. Met dit onderhandelingsmandaat wil de staatssecretaris toestaan om bedreigde tonijnsoorten te mogen vangen en daarbovenop zal een belangrijk deel van de bijvangst ook bestaan uit bedreigde tonijnsoorten. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met verbazing kennis genomen van hetgeen de staatssecretaris hierover schrijft in de geannoteerde agenda. De staatssecretaris schrijft dat hij voornemens is met het mandaat in te stemmen, maar vervolgens schrijft hij dat de afspraken over het tonijnbeheer en de evaluatie pas in juni beschikbaar komen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat Nederland niet moet instemmen met tonijnakkoorden maar dat de staatssecretaris zeker niet het voornemen in Brussel kan uitspreken om in te stemmen met dit akkoord nog zonder dat de Kamer gedegen inzicht heeft gekregen in de afspraken die zijn gemaakt in de betreffende regionale beheerorganisatie en zonder dat de evaluatie daarvan, die pas in juni beschikbaar komt, beschikbaar is. Waarom kiest de staatssecretaris er voor zijn voornemen om in te stemmen al in Brussel uit te spreken, terwijl de informatie om een gedegen afwegen hierin te maken nog niet eens beschikbaar is? Kan de staatssecretaris de Kamer toezeggen niet zijn voornemen uit te spreken in te stemmen met het onderhandelingsmandaat met de Salomonseilanden alvorens de onderhandelingsresultaten en een evaluatie van het visserijprotocol inzichtelijk zijn en de Kamer daarover heeft kunnen meebeslissen? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ontvangen graag de evaluatie inzake het visserijprotocol met de Salomonseilanden zodra deze beschikbaar komt. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? Kan de staatssecretaris samen met de evaluatie van het visserijprotocol zijn reactie op het de onderhandelingsresultaten bijvoegen?

II. Antwoord/Reactie van de staatssecretaris

VVD

De leden van de VVD fractie hebben diverse vragen gesteld over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Inzake de maatregel voor top-up betalingen voor gebieden met natuurlijke beperkingen hoeft het kabinet momenteel nog geen besluit te nemen om deze wel of niet toe te passen. Dat is pas aan de orde na afronding van de discussie over de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie bij de nationale implementatie van het nieuwe GLB in de individuele lidstaten. Volgens de voorstellen van de Europese Commissie kan een lidstaat hiervoor dan tussen 0% en 5% van de envelop voor de directe betalingen inzetten.

Voorts hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd naar de stand van zaken in de discussie over de herverdeling van GLB-middelen.

Dit is onderdeel van de discussies over de begroting 2014–2020, ook wel aangeduid als het Meerjarig Financieel Kader (MFK). In de Commissievoorstellen is een gefaseerde herverdeling tussen de lidstaten van de directe betalingen tot 2017 voorzien. Het kabinet pleit er voor dat ook de middelen voor de tweede pijler bij de herverdeling worden betrokken en zet zich in voor een lagere dan de voorgestelde korting van ruim 8% op de Nederlandse enveloppe voor directe betalingen.

Waar het gaat om de zogenaamde kleine boerenregeling worden, in de visie van de Commissie, lidstaten verplicht om ontvangers van lage directe betalingen een lumpsum-betaling aan te bieden en de betrokken bedrijven vrijstelling te geven van het randvoorwaardenbeleid (cross compliance). Het kabinet is hier geen voorstander van. Het kabinet ziet geen reden waarom kleine bedrijven vrijstelling zouden moeten krijgen van cross compliance verplichtingen.

Kleine bedrijven worden door de Commissie gedefinieerd als ontvangers van een lage toeslag, maar kunnen qua productie ook grote, intensieve bedrijven zijn met slechts enkele hectaren landbouwgrond. In Nederland zouden slechts een relatief gering aantal bedrijven kwalificeren als «klein», waardoor het voorstel van de Commissie voor Nederland ook een relatief grote uitvoeringslast kent, zeker gezien de zeer ingewikkelde uitvoering in het eerste jaar.

Er zijn lidstaten die wel voordeel kunnen hebben van de voorgestelde kleine boerenregeling. Het gaat dan om lidstaten met een relatief groot aantal kleine bedrijven. De te betalen lumpsum is een vervanging van de betalingen voor de verschillende deelregelingen onder het regime van de directe betalingen, waardoor in die landen een vereenvoudiging wordt bereikt. Dat deze kleine bedrijven niet aan de verschillende vergroeningsmaatregelen hoeven te voldoen, zoals de VVD terecht constateert, lijkt overigens geen groot bezwaar. Voor deze vergroeningsmaatregelen gelden immers in de meeste gevallen al ondergrenzen zoals drie hectare voor gewasdiversificatie. Het geheel overziend, pleit het kabinet voor een optionele toepassing door lidstaten.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd naar de definitie van «actieve landbouwer» en de mogelijkheid om bepaalde bedrijven uit te sluiten van de directe betalingen. Vrijwel alle lidstaten keren zich tegen de definitie van «actieve landbouwer» zoals voorgesteld door de Europese Commissie.

Ik merk dat veel lidstaten zeer geïnteresseerd zijn in de Nederlandse benadering om bepaalde bedrijven en (semi)publieke organisaties uit te kunnen sluiten en ik zet me er daarom voor in dat deze benadering een plek kan krijgen in het uiteindelijke compromis. Hierdoor is het mogelijk om bijvoorbeeld luchthavens uit te sluiten van de directe betalingen, zoals ook nu al het geval is in Nederland.

De leden van de VVD-fractie vragen om een reactie betreffende de vergroeningsmaatregelen van de Europese Commissie.

Het kabinet acht evenals vele lidstaten de door de Commissie voorgestelde maatregelen gewasdiversificatie en permanent grasland niet effectief. De voorgestelde maatregel voor ecologische aandachtsgebieden lijkt wel effectief, maar het kabinet acht het door de Commissie voorgestelde percentage van 7% van het landbouwoppervlak te hoog. Verder is de mogelijkheid voor een invulling hiervan door collectieven van boeren niet voorzien door de Commissie, terwijl dit de uitvoering kan vergemakkelijken en het doelbereik kan verbeteren. Ik handel daarmee in lijn met de motie Van Veldhoven/Koopmans (32563 nr. 17).

Waar het gaat om de concrete vergroeningsmaatregelen streeft Nederland, evenals andere lidstaten, naar een keuzemenu waarmee landen de te nemen maatregelen kunnen toesnijden op de situatie in het eigen land. Ik voel me daarin gesteund door uw Kamer. Ik zet mij er voor in dat bijvoorbeeld de stimulering van duurzame productiemethoden onderdeel kan zijn van het keuzemenu. Verder heeft het kabinet begrip getoond voor de door de Commissie voorgestelde koppeling (op termijn) tussen de basispremie en de vergroeningspremie. Hierdoor kan immers ook de basispremie doelgerichter worden.

Waar het gaat om vereenvoudiging onderschrijft het kabinet de analyse en de conclusies van de Europese Rekenkamer. Deze stelde vorige week in een onderzoek vast dat de voorstellen van de Europese Commissie voor het nieuwe GLB niet leiden tot vereenvoudiging en dat de uitvoeringskosten zouden stijgen. Daarom heeft Nederland samen met een aantal lidstaten een serie vereenvoudigingsvoorstellen ingediend, welke ik ook als bijlage heb toegevoegd bij het verslag van de Landbouwraad van 19 en 20 maart jl. (TK 21 501-32, nr. 580).

De leden van de VVD-fractie hebben vragen gesteld over het perceelsregister en de gecombineerde opgave.

Dienst Regelingen (DR) werkt met een actueel perceelsregister. DR actualiseert perceelsgrenzen als er nieuwe gegevens binnenkomen. Ik zal een aantal voorbeelden geven van dergelijke nieuwe gegevens. Ten eerste zijn dit wijzigingen die ondernemers gedurende het jaar zelf doorgeven via «Mijn Dossier». Hierbij kan gedacht worden aan wijzigingen naar aanleiding van verkoop, verhuur of aanpassingen van percelen. Ten tweede worden de gebruikte luchtfoto’s in het perceelsregister regelmatig geactualiseerd. DR werkt inmiddels met een winterfoto en een zomerfoto conform het advies van het rapport van Blauw & Korff, dat ik uw Kamer eerder toezond. Daarmee kan de registratie nauwkeuriger aangepast worden aan de actuele situatie. Ten slotte noem ik de controlerapportages van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Als de controleresultaten aanleiding geven om de perceelsregistratie aan te passen, dan voert DR deze wijzigingen door. Deze bijgewerkte en nieuwe situatie is voortdurend zichtbaar in «Mijn Dossier» en wordt in de Gecombineerde opgave 2012 getoond.

De oppervlaktes van 2011 zijn overgenomen voor zover zij om bovengenoemde redenen niet zijn bijgesteld. Europese wet- en regelgeving verplicht de lidstaat de meest recente situatie te gebruiken voor de GDI-opgave. Mochten er nog andere redenen van wijzigingen zijn, dan vindt de ondernemer op de website van het DR-loket informatie hoe te handelen. Ook als ondernemers andere vragen hebben dan is het raadzaam het DR-loket te bellen. Ook de hulp via de «meekijk-applicatie» is beschikbaar.

De leden van de VVD-fractie vragen welke verschillen in aanpak tussen lidstaten ik voorzie als gevolg van regionalisering in het visserijbeleid, op welke wijze ongewenste verschillen kunnen worden voorkomen en of ik de Kamer op de hoogte wil houden van de ontwikkelingen in deze.

In het voorstel van de Commissie kunnen de lidstaten op regionaal niveau binnen door de EU vastgestelde kaders uitwerking geven aan maatregelen. Het gaat bijvoorbeeld om meerjarenbeheerplannen en technische maatregelen. De lidstaten moeten deze regionaal uitgewerkte maatregelen in hun nationale wetgeving implementeren. Dit leidt onherroepelijk tot van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende nationale regels, zo verwacht een meerderheid van de lidstaten. Vandaar dat de Noordzee-lidstaten een afzegening door de Visserijraad van de regionaal overeengekomen maatregelen wensen. Uiteraard houd ik de Kamer van de ontwikkelingen op de hoogte via de geannoteerde agenda’s voor de Landbouw- en Visserijraden, de verslagen van die Raden en de kwartaalrapportages over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Een eerste kwartaalrapportage zal ik u toesturen na de Raad van 14 en 15 mei a.s., maar ruim voor de Raad van 12 juni a.s. Op dat moment hebben de drie oriënterende debatten in de Raad (in maart, april en mei) over de hervorming plaatsgevonden en is een eerste stand van zaken op te maken.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn met een wetenschappelijk quotum gewerkt kan worden en of decentraal aalbeheer met een wetenschappelijk quotum wel haalbaar is.

Het quotum waarmee nu in de pilot wordt gewerkt, is gebaseerd op de aalvangst die in 2010 is gerealiseerd buiten de gesloten periode. Dit om het Friese quotum op een vergelijkbaar niveau te houden met de vangstmogelijkheid op grond van het Aalbeheerplan dat door de Europese Commissie is goedgekeurd. Afhankelijk van de reactie van de Europese Commissie op de evaluatie van dit Aalbeheerplan uiterlijk eind 2013, zal duidelijk worden of deze een nadere aanscherping wenst van de nu getroffen beschermingsmaatregelen. Dit hangt mede af van de effectiviteit van de huidige maatregelen.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd naar een gerichte inzet van eerste pijler middelen voor kennis en innovatie ten behoeve van een duurzame economie, resource efficiency, biobased economy en het behalen van doelen van de Kaderrichtlijn water en Natura2000.

Het kabinet streeft naar een doelgerichte inzet van de GLB-betalingen: versterking van innovatievermogen en concurrentiekracht en daarnaast beloning voor maatschappelijke prestaties. Het door de Europese Commissie voorgestelde percentage van 30% van de directe betalingen voor vergroening is daarbij een goede stap. Gezien het Europese krachtenveld kan nu al worden geconcludeerd dat er geen meerderheid is binnen de Raad voor deze voorstellen. Voorts zijn er in de voorstellen van de Europese Commissie nog andere optionele mogelijkheden voorzien om betalingen doelgerichter in te kunnen zetten, zoals de mogelijke overheveling van de directe betalingen (eerste pijler) naar het plattelandsbeleid (tweede pijler) en een extra betaling in gebieden met natuurlijke beperkingen. Eventuele keuze voor deze mogelijkheden is pas aan de orde bij de implementatie van het nieuwe GLB. Het kabinet streeft er naar om zowel in de vergroeningsvoorstellen als in de andere onderdelen van de wetgevingsvoorstellen zoveel mogelijk ruimte te creëren voor het kunnen stimuleren van duurzame ontwikkeling en innovatie. Ik voel me hierin gesteund door uw Kamer.

Inzake de vergoeding voor vergroening is er geen sprake van dat het kabinet wettelijke eisen wil schrappen of verzachten, zoals de leden van de PvdA-fractie stellen. De voorgestelde vergroeningsmaatregelen komen boven op de wettelijke vereisten. Ook indien de voorstellen van diverse lidstaten overgenomen zouden worden om een Europees keuzemenu voor de vergroening te introduceren, zal het moeten gaan om bovenwettelijke eisen.

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet de voorstellen voor aftopping van directe betalingen boven een bepaald maximum in stand te houden.

Zoals eerder is besproken in verschillende AO’s, is het kabinet tegen de aftopping van directe betalingen te zijn omdat het kabinet het behalen van doelen centraal stelt en niet de bedrijfsgrootte.

Het principe hier achter is dat het in beginsel aanmoediging verdient als een landbouwer meer publieke diensten levert en daarvoor ook een hogere beloning ontvangt. De mate waarin doelen worden behaald is daarmee maatgevend voor de inzet van gemeenschapsgelden. Daarnaast is in de kostenbaten-analyse van het Impact Assessment van de Commissie gebleken dat aftopping van directe inkomenssteun in Nederland niets oplevert, terwijl wel (hoge) uitvoeringslasten te verwachten zijn.

De leden van de PvdA-fractie roepen de regering op om gebruik te maken van de mogelijkheid voor betalingen aan boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen. Voor dit antwoord verwijs ik u naar mijn antwoord aan de leden van de VVD-fractie.

Het kabinet steunt voorts de Commissievoorstellen om jonge boeren extra ondersteuning te geven. De Europese Commissie wil een extra hectarebetaling in de eerste pijler voor jonge boeren, naast de al bestaande en voort te zetten investeringssubsidie voor jonge boeren in het plattelandsbeleid (tweede pijler).

Voor de vragen betreffende kleine bedrijven en de herverdelingsdiscussie verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen die gesteld zijn door de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd naar de inzet van het kabinet inzake de onderhandelingen over het Meerjaren Financieel Kader. Over de kabinetsinzet op dit terrein bent u op 17 april jl. per brief door mij en mijn collega van Buitenlandse Zaken geïnformeerd.

De PvdA roept op tot verdergaande vereenvoudiging door een snelle overgang naar het nieuwe model.

Ook het kabinet streeft naar vereenvoudiging en naar doelgerichte betalingen. Het kabinet vindt het ook van belang om bij de bepaling van de omvang en het tempo van de overgang rekening houden met de spankracht van het bedrijfsleven.

De PvdA-fractie heeft mij gevraagd naar de aanmaningsbrief inzake het verbod op legbatterijen.

Ik heb op deze brief gereageerd. Een afschrift van deze brief zal vertrouwelijk ter inzage worden gelegd aan uw Kamer.1

De leden van de fractie van de PvdA vragen om bij het toekennen van subsidies uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voorrang te verlenen aan «low impact fisheries».

Het is de inzet van het kabinet om met de maatregelen uit het EFMZV bij te dragen aan een duurzame, innovatieve en concurrerende visserij- en aquacultuursector zoals aangegeven in de Kabinetsreactie op de GVB-voorstellen (Kamerstukken 2011–2012, 33 201, nr. 20) en het BNC-fiche over het EFMZV (Kamerstukken 2011–2012, 22 112, nr. 1320). Darmee een inzet zoals bepleit in de motie Slob (29 675 nr. 112) Daartoe behoren ook investeringen voor een meer selectievere visserij, energiebesparing en de beperking van de impact op het mariene milieu.

Ook voor de verduurzaming van de garnalensector kunnen uit het EFMZV dergelijke investeringen worden ondersteund, zo ook het gebruik van camera’s aan boord waar deze fractie naar vraagt.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de toegezegde kwartaalrapportage.

De toezegging om dat voor 22 april te doen, hield verband met het verzoek om de rapportage toe te sturen voorafgaand aan het werkbezoek van uw vaste Commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan Brussel. Dit bezoek heeft u echter uitgesteld naar komend najaar. Ik zal de kwartaalrapportage aan uw Kamer toezenden ruim vóór de Raad van 12 juni, zoals al vermeld in antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de laatste stand van zaken rond de pulsvisserij.

Alle onderzoeken naar de impact en gevolgen van deze visserij zijn afgerond en eind vorig jaar voorgelegd aan de Europese Commissie. Daarbij is ook gekeken naar de impact van de vaartuigen die momenteel met een pulslicentie vissen. Uit het wetenschappelijk onderzoek dat tot nu toe is gedaan, is vastgesteld dat ongeveer tien procent van de kabeljauw problemen ondervindt van de puls (gebroken ruggenwervels). Het gaat om volwassen vis die toch in het net terecht was gekomen. Jonge kabeljauw ondervindt juist geen hinder van de puls. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat andere vissoorten ook verwondingen oplopen. Ik ken de meldingen vanuit de garnalenvissserij en neem deze serieus. Ik zal dan ook laten onderzoeken of de verwondingen veroorzaakt kunnen zijn door de pulsvisserij. Er is overigens geen stapeling van pulstechnieken en het past ook binnen de vergunning. Wat betreft de impact van de puls op de garnalenmarkt ben ik van mening dat de puls hierop geen negatieve invloed zal hebben. De garnalenmarkt is wat betreft vraag en aanbod altijd lastig gebleken. Het beheer van de garnalen en de discussie over mogelijke beheermaatregelen zoals sluiting van gebieden staat los van de toepassing van de pulstechniek.

De door Nederland geleverde onderzoeksrapporten over de pulsvisserij zijn de door de Europese Commissie aan het STECF voorgelegd voor advies. Het STECF heeft vorige week vergaderd en ik verwacht over enkele weken het advies aan de Europese Commissie. Zodra de Commissie over het advies beschikt, zal ik, conform eerdere toezegging, met de Commissie in gesprek gaan over de verdere invoering van de pulsvisserij.

De leden van de PvdA-fractie geven aan alvorens in te kunnen stemmen met het visserijprotocol tussen de EU en de Salomonseilanden eerst een evaluatie van het lopende protocol en een kabinetsreactie daarop te willen ontvangen.

Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat evaluaties van akkoorden tijdig beschikbaar moeten zijn en openbaar gemaakt moeten worden. Dit is mede op aandringen van Nederland opgenomen in de Raadsconclusies over de externe dimensie van het GVB. De evaluatie van het protocol met de Salomonseilanden zal echter pas half juni beschikbaar zal zijn, het evaluatieproces was al in gang gezet vóór aanneming van de Raadsconclusies. Ik wil mijn goedkeuring aan het onderhandelingsmandaat geven. Mijn oordeel over de uitkomst van de onderhandelingen zal ik mede baseren op de informatie die beschikbaar komt uit het evaluatierapport en de aanvullende informatie uit de onderhandelingen. Wanneer de uitkomst van de evaluatie bekend is, zal ik uw Kamer hierover informeren.

CDA

De leden van de CDA-fractie hebben gepleit voor een goede overgangsregeling in het nieuwe GLB om de overgang naar een systeem van directe betalingen stapsgewijs in te voeren.

Inzake een overgangsregeling voor boeren streeft het kabinet, zoals aangegeven, naar een goed evenwicht tussen enerzijds een korte overgangsperiode om bedrijven snel duidelijkheid te geven en zich snel aan te laten passen aan de nieuwe situatie en anderzijds bedrijven wel voldoende tijd geven voor deze aanpassing. Ik ben hierover in overleg met LTO. Daarnaast zal ik mij, evenals het merendeel van de andere lidstaten, inzetten voor een kleinere dan nu door Commissie voorgestelde eerste stap in 2014 en een betere verdeling over de overgangsjaren dan in de huidige voorstellen is voorzien. Bovendien zet ik mij in voor de mogelijkheid om de speciale toeslagrechten stapsgewijs uit te kunnen faseren, zodat ook voor de bedrijven die deze toeslagrechten in het bezit hebben de overgang geleidelijker kan plaatsvinden.

Voor de vraag over vergroening verwijs ik naar de beantwoording aan de leden van de VVD-fractie

Het CDA vraagt verder of versnippering van de eerste pijlermiddelen over verschillende regelingen de focus op Europa 2020 en het gelijke speelveld niet in gevaar brengt.

De Europese Commissie heeft voorgesteld om naast de basispremie ook andere betalingen mogelijk te maken, zoals voor jonge boeren en voor gebieden met natuurlijke beperkingen. De meeste lidstaten lijken deze voorstellen van de Commissie te steunen. Niet duidelijk is momenteel in hoeverre de verschillende lidstaten ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van de verschillende mogelijkheden. Het betreft immers veelal optionele regelingen. Door de verschillende regelingen binnen het Europese kader te plaatsen, wordt het gelijke speelveld gewaarborgd. Met dit samenstel van regelingen worden belangrijke stappen gezet naar een meer doelgerichte inzet van de GLB middelen.

Het CDA heeft gevraagd naar de omschakeling naar groepshuisvesting van zeugen per 1 januari 2013.

Het kabinet is van mening dat het in de eerste plaats aan het bedrijfsleven zelf is om de omschakeling tijdig te realiseren. Wel heb ik contacten met de sectororganisaties LTO en NVV over de voortgang van de omschakeling en attendeer ik gemeenten en provincies om, waar mogelijk, medewerking te verlenen aan een snelle doorloop en afronding van vergunningaanvragen.

Het CDA stelt diverse vragen over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten.

Ten aanzien van de vraag over de eisen aan duurzame producten en hoe deze producten kunnen worden ondersteund, zie ik geen problemen ten aanzien van nontrade concerns. Duurzaamheidscertificaten kunnen zeker bijdragen aan herkenbaarheid bij het op de markt brengen van producten.

Wat betreft vereenvoudiging van de regelgeving van promotiemaatregelen ben ik er niet van overtuigd dat de weg van verduurzaming automatisch leidt tot vereenvoudiging van de regelgeving, noch dat dit leidt tot een betere taakverdeling tussen nationale overheid en Europese Commissie. Dat zal in sterke mate afhangen van de eisen die de Europese Commissie zal stellen, bijvoorbeeld aan de controles op keurmerken. Overigens kan vereenvoudiging op meer terreinen worden behaald. Belangrijkste punt daarbij voor de indienende organisaties is de mate van detail waaraan de programma's moeten voldoen. Voor een periode van drie jaar moet nauwkeurig worden vastgelegd welke activiteiten, met welk budget, staan gepland. Daar is wat mij betreft veel winst te halen.

Voorts stelt het CDA de vraag of de invulling voor het nieuwe promotiefonds vooral gericht is op de landbouwsectoren die al geld krijgen in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Dit is niet het geval. Op de lijst van producten waarvoor de regeling geldt staan immers: groenten en fruit, vlas, bloemen en planten, olijfolie, tafelolijven, zaadolie, melk en zuivelproducten, vlees geproduceerd volgens een communautaire of nationale kwaliteitsregeling, het merken van consumptie-eieren, honing en producten van de bijenteelt, wijnen met een geografische aanduiding en pluimveevlees. Daarnaast komen de volgende thema's in aanmerking: het logo van de ultraperifere regio's, beschermde oorsprongsbenaming, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en de producten van de biologische landbouw. Voor alle producten geldt dat de steun ontkoppeld is van de productie. Specifiek voor de groenten- en fruitsector geldt dat in het kader van de gemeenschappelijke marktordening financiële ondersteuning mogelijk is voor producentenorganisaties.

De invulling van het nieuwe promotiefonds is er nog niet. Allereerst zal het raamwerk vastgesteld moeten worden. Daarna zal in de uitvoeringsverordening nader aangegeven worden welke producten in aanmerking komen.

Wat betreft de vragen van het CDA over de bloemen en planten sector is het inderdaad juist dat voor de bloemen- en plantensector het promotiefonds de enige vorm van ondersteuning is in het kader van het GLB. Er zijn door Nederlandse organisaties regelmatig programma's ingediend voor bloemen en planten, zowel voor de interne markt als voor programma's in derde landen. Programma's zijn door de Europese Commissie ook goedgekeurd. De laatste tijd worden deze bloemen- en plantenprogramma's afgewezen. Gelet op de afwijsredenen van de Europese Commissie heb ik vooralsnog de indruk dat dit gebeurt op inhoudelijke gronden (begrotingstechnisch of de communautaire dimensie van de programma’s) en niet omdat de sector niet belangrijk genoeg zou zijn.

Aangaande het EU-logo heb ik reeds eerder aangegeven sympathiek te staan tegenover een dergelijk logo.

Wat betreft de oprekking van de term «begunstigde» denk ik bijvoorbeeld aan instanties als het Voedingscentrum. Maar dit zouden ook andere organisaties kunnen zijn. Belangrijk is voor mij dat deze organisaties een bepaalde kritische massa hebben. Het risico dat een beperkte groep spelers op de markt vooral aandacht voor zichzelf kan genereren is niet de bedoeling van de promotieregeling.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ik uitvoering geef aan de motie Koopmans/Jacobi (TK 22 112, nr. 1231) betreffende co-financiering. Tijdens de besprekingen over het voorstel voor de nieuwe verordening, die naar verwachting in de tweede helft van dit jaar gaan starten, zal het kabinet zich ervoor inzetten dat de huidige vorm van (co)financiering blijft gehandhaafd.

Voorts kan ik de leden van de CDA-fractie melden dat het gebruik van diverse soorten media zeer zeker mijn aandacht heeft. Hierover wordt, in het kader van de beoordeling van ingediende programma's, regelmatig met de Europese Commissie van gedachten gewisseld.

De leden van de CDA-fractie vragen mij hoe ik de invulling voor Nederland van een systeem van overdraagbare visserijconcessies zie en hoe het krachtenveld in de EU er uitziet.

Het kabinet is van oordeel dat aan de lidstaten op dit punt, binnen een Europees kader, zoveel mogelijk flexibiliteit geboden moet worden. Dit uiteraard binnen enkele randvoorwaarden zoals een collectief beheer van individuele visserijmogelijkheden en gemeenschappelijke criteria die gebruikt worden om te bepalen welke vissoorten onder een regime van individuele visserijconcessies vallen. Ik streef ernaar binnen een dergelijk toekomstig systeem binnen Nederland ons huidige systeem van individuele overdraagbare quota voort te zetten. Ten aanzien van het krachtenveld is duidelijk dat er bij lidstaten veel weerstand bestaat tegen het voorstel van de Europese Commissie, ofwel omdat zij geen verplicht systeem willen ofwel omdat de Europese Commissie te gedetailleerd de nationale invulling ervan heeft uitgewerkt.

De leden van de fractie van het CDA vragen welke inzet ik pleeg in het streven naar een GVB dat er zorg voor moet dragen dat visserij- en aquacultuuractiviteiten ecologisch, economisch en sociaal op lange termijn duurzaam zijn.

Die inzet is vastgelegd in de kabinetsreactie op de GVB-hervormingsvoorstellen van 30 september 2011 (TK 32 201, nr. 20).

De leden van de CDA-fractie herinneren mij er terecht aan dat ik heb toegezegd de problematiek van de MSC-gecertificeerde scholvissers te behandelen in de kwartaalrapportage.

Voor het moment van toezending verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie van het CDA spreken hun zorg uit over het voorstel van de Commissie om de toedeling van financiële middelen uit het (Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZ) te baseren op het aandeel kleinschalige vaartuigen in de vloot van een lidstaat.

Het is mijn inzet dat het criterium «kleinschalige vloot» niet zal worden toegepast bij de verdeling van financiële middelen; ook in de regelgeving voor het nieuwe GVB zelf dient dit onderscheid niet gemaakt te worden. In deze opstelling wordt Nederland vooralsnog gesteund door in elk geval Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland en Denemarken. Onder de overige lidstaten lijkt veel sympathie te bestaan voor het voorstel van de Europese Commissie. Dit in reactie op de vraag van de fractie van de CDA-fractie over het krachtenveld in deze. Wat betreft de inzet van het GVB, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

Met betrekking tot de aanlandingsplicht vragen de leden van de CDA-fractie of hier het model van het Skagerrak zal worden gevolgd.

Dat kan ik niet bevestigen. Voor het Skagerrak is overeengekomen in 2012 een aantal mogelijkheden voor de aanpak van discards te onderzoeken. Welk model uiteindelijk gekozen wordt, is nu nog niet bekend. Het schept in principe geen precedent voor andere gebieden.

Welke maatregelen gaan gelden voor de Noordzee kan nog niet worden opgemaakt uit het actuele voorstel van de Europese Commissie. Hierover zullen we pas meer helderheid krijgen wanneer de nieuwe integrale beheerplannen vorm krijgen. Daar hoeven we niet op te wachten; we kunnen nu alvast experimenteren met bijvoorbeeld de pilot voor volledig gedocumenteerde visserij, om te kijken wat wel en niet mogelijk is. Het verzoek om op korte termijn met de visserijorganisaties om tafel te gaan over hun benadering van de discardproblematiek, zie ik als een ondersteuning van mijn beleid. Zoals aangegeven wil ik graag met de visserijorganisaties om tafel om heldere en haalbare stappen en doelstellingen vast te stellen. Dat gesprek heeft nog niet plaatsgehad. Vanuit de sector is er weinig enthousiasme om dit gesprek aan te gaan, mogelijk in afwachting van de ontwikkelingen ten aanzien van de Europese besluitvorming.

De leden van de fractie van het CDA geven aan dat regionalisering nog een onderbelicht thema is en pleit voor versteviging van de positie van de Regionale Advies Raden (RACs).

Ten aanzien van het voorstel van een aantal lidstaten rond de Noordzee inzake regionalisering, steun ik de opvattingen over de versterkte rol van de RACs. Wel is het kabinet van mening dat de regionale voorstellen in de Raad moeten worden goedgekeurd om een «level playing field» te borgen.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de maatregelen voortvloeiend uit de implementatie van de Kaderrichtlijn Marien (KRM). Ik kan u mededelen dat deel I van de mariene strategie, dat wil zeggen de initiële beoordeling, de doelstelling en indicatoren, uitgewerkt is. Het pakket met maatregelen moet in 2015 klaar zijn. Mogelijke maatregelen betreffen onder meer het op duurzaam niveau brengen van visbestanden (Maximum Sustainable Yield), sluiting van gebieden ter bescherming van de biodiversiteit, met daarbij oog voor de motie Ouwehand (gewijzigde motie 32 201 nr. 27), vermindering van de bodemberoering, vermindering van de ongewenste bijvangsten en het beperken van de bijvangsten van kwetsbare dieren als haaien, roggen, zeezoogdieren en zeevogels. De Nederlandse inzet is dat het GVB moet bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de KRM.

Wat betreft decentraal aalbeheer vragen de leden van de CDA-fractie wanneer instemming door de Europese Commissie met de verlenging van de Friese pilot voorzien wordt.

Het verzoek tot verlenging van deze pilot is inmiddels bij de Europese Commissie neergelegd. Ik hoop u op korte termijn meer duidelijkheid te kunnen geven.

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie hoe ik de periode tot aan de herziening van het Europese aalbeheerbeleid eind 2013 benut, om te komen tot een beleid op basis van duurzaam beheer zoals het decentraal aalbeheer, aan welke voorwaarden door de sector nog niet wordt voldaan en op welke wijze ik de goedkeuring van decentraal aalbeheer bij de Europese Commissie en ICES bevorder.

Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 20 april jl. meldde, kan decentraal aalbeheer een mogelijk alternatief zijn voor generieke maatregelen voor heel Nederland (waaronder de driemaandelijkse sluiting). In het nu geldende Aalbeheerplan is reeds het streven opgenomen om ook regionaal beheer mogelijk te maken. Mijn inzet is er daarom op gericht deze mogelijkheid van decentraal beheer bij de Commissie (en de International Council for the Exploration of the Sea; ICES) open te houden als alternatief voor generieke maatregelen. Ik doe dit onder meer door de Commissie bij de evaluatie te informeren over de resultaten van de pilot. Tegelijkertijd moet ik constateren dat een bredere uitrol van decentraal aalbeheer over heel Nederland nu nog niet aan de orde is. Daarvoor moet nog meer ervaring worden opgedaan met de Friese pilot, onder andere ten aanzien van de controle en handhaving. Bovendien is op dit moment nog niet voldaan aan de voorwaarde dat er sprake is van een landsdekkende sectororganisatie die bindende afspraken met zijn leden kan maken over bevissingsmogelijkheden en het handhaven ervan, gekoppeld aan een eigen sanctioneringssysteem.

SP

De leden van de fractie van de SP hebben diverse vragen gesteld over aftopping van de directe betalingen en het uitsluiten van niet-actieve landbouwers.

Waar het gaat om aftopping verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van de PvdA- en t.a.v. de niet-actieve landbouwers naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen zich af of het klopt dat een agrariër in 2011 toeslagrechten moet hebben verzilverd in Nederland om na 2013 voor een toeslagrechten in aanmerking te komen. In de Commissievoorstellen is voorzien dat bedrijven die al in 2011 deelnamen aan het GLB in 2014 toegang krijgen tot het nieuwe systeem. Daarnaast worden er voorzieningen getroffen voor de toegang tot het systeem voor sectoren die tot nu toe geen toeslagrechten hadden, zoals groente- en fruittelers. Eveneens worden er voorzieningen getroffen voor bijvoorbeeld ondernemers die in of na 2011 een bedrijf hebben gestart of zullen starten. Ik verwacht daarom geen problemen met de opzet van het nieuwe GLB.

Waar het gaat om de maatregelen voor jonge boeren verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie. Voor beantwoording van de vragen over de regeling voor kleine boeren verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van de VVD. In aanvulling daarop blijft de uitsluiting van relaties met zeer kleine toeslagbedragen in de voorstellen gehandhaafd, evenals in het huidige GLB.

Voor het antwoord op de vraag met betrekking tot administratieve lasten en bureaucratie verwijs ik u naar mijn antwoord aan de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen naar mijn inzet in met betrekking tot de implementatie van het verbod op legbatterijen.

De Europese Commissie zal zo spoedig mogelijke volledige implementatie van het legbatterijverbod in de nog in gebreke zijnde lidstaten afdwingen via infractieprocedures.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd naar de voortgang en het te bewandelen pad van de verplichte groepshuisvesting zeugen per 1 januari 2012 in Europa en in Nederland.

Het kabinet houdt vast aan de Europese deadline van 1 januari 2013. In mei ontvangen alle zeugenhouders een brief om hen te attenderen dat per 1 januari 2013 alle drachtige zeugen in groepen moeten worden gehuisvest. Eind deze zomer zal de NVWA een brief versturen waarin de consequenties van het niet voldoen aan de 2013-eis worden uiteengezet en hoe de NVWA hierop vanaf het najaar tot in 2013 gaat handhaven. Ik ben voornemens uw Kamer in de loop van mei nader te berichten over de invulling van de handhaving.

Eind deze zomer zal de NVWA een brief versturen waarin de consequenties van het niet voldoen aan de 2013-eis worden uiteengezet en hoe de NVWA hierop vanaf het najaar tot in 2013 gaat handhaven. Ik ben voornemens uw Kamer in de loop van mei nader te berichten over hoe de invulling van handhaving er verder uit zal gaan zien.

Voor de vragen van de SP-fractie naar de inzetbaarheid van promotiegelden verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie stellen vragen over het concept-onderhandelingsmandaat voor een nieuw visserijprotocol met de Salomonseilanden.

Dit onderhandelingsmandaat is geen openbaar document. Conform de afspraken die de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken met uw Kamer heeft gemaakt over informatievoorziening, kan ik op uw verzoek dit document vertrouwelijk aan uw Kamer ter inzage leggen.

In mijn brief van 26 oktober 2011 (TK 21 501-32, nr. 529) heb ik een overzicht gegeven van alle visserijpartnerschapsakkoorden en ook aangegeven dat de Europese Commissie voor de Salomonseilanden naar verwachting begin 2012 met een concept-onderhandelingsmandaat zou komen. Zo’n conceptmandaat wordt kort voor de eerste behandeling in een Raadswerkgroep toegezonden aan de lidstaten. Ik zal de Tweede Kamer vervolgens zo snel mogelijk te informeren. Deze werkwijze biedt de beste garantie dat uw Kamer in ieder geval drie weken voordat een besluit over het betreffende onderhandelingsmandaat valt, is geïnformeerd.

Voor wat betreft mijn inzet met betrekking tot het mandaat, de duurzaamheid van de akkoorden en het al dan niet openbaar maken van de evaluatie van het lopende protocol, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de PvdA-fractie. Daar kan ik aan toevoegen dat het onderhandelingsresultaat moet voldoen aan de Raadsconclusies over de externe dimensie van het GVB. De inzet is de bevordering van duurzame visserij. EU-vaartuigen mogen alleen vissen op het surplus, dat deel van de vangstmogelijkheden dat het partnerland niet wenst te gebruiken.

Het akkoord moet onder andere bijdragen aan de verbetering van de levensomstandigheden van de lokale vissers en de verbetering van de visserijcontroles. Ook is een mensenrechtenclausule opgenomen. In het mandaat is verder een passage opgenomen waarin wordt verwezen naar het belang van beheer in regionale visserijorganisaties. Op deze manier is een link gelegd tussen de beheermaatregelen in de regionale visserijorganisatie en de uitkomst van de onderhandelingen. Dit geeft een handvat om bij onvoldoende voortgang op dit punt mijn goedkeuring aan een nieuw protocol te onthouden. Uiteraard zal ik dit telkens zorgvuldig afwegen en daarbij ook kijken naar de inzet van een partnerland in dit verband.

Voor wat betreft de inzet van de EU in het externe visserijbeleid verwijs ik naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 maart, dat ik u op 29 maart heb toegezonden (TK 21 501-32, nr. 580). De Raadsconclusies over de externe dimensie van het GVB zie ik als een ondersteuning voor de inzet van de EU in de Western and Central Pacific Fisheries Commission (WCPFC). De EU zet zich daarbij in voor aanscherping van beheermaatregelen. Garanties kan ik u onmogelijk geven. De onderhandelingen in de WCPFC worden in december voortgezet. Het gaat daarbij om tropische tonijnsoorten. Tijdens het VAO van 22 maart jl. heb ik toegezegd uw Kamer binnen 3 maanden te informeren over de wijze waarop de visserijpartnerschapsovereenkomsten van Kiribati en Madagascar passen binnen de afspraken die hier over zijn gemaakt in de regionale beheerorganisaties. Dit betreft zowel de afspraken binnen de Indian Ocean Tuna Commission als de afspraken binnen de WCPFC. Hierop zal ik dus nog terugkomen.

Wat betreft het bedrag dat is gemoeid met het oude protocol verwijs ik naar de brief van 26 oktober 2011 (TK21 501-32, nr. 529). Het bedrag dat is gemoeid met het nieuwe protocol wordt pas bekend tijdens de onderhandelingen.

De leden van de SP-fractie vragen mij naar mijn inzet ten aanzien van de overdraagbare visserijconcessies.

De Europese Commissie wil dat lidstaten visserijmogelijkheden gaan beheren met overdraagbare visserijconcessies. In Nederland hebben wij al jaren een dergelijk systeem van individueel overdraagbare quota, dat goed functioneert. Het leidt tot een meer optimale visserij en adequate waarborgen dat binnen de quota wordt gevist. Vanuit oogpunt van duurzaamheid zou het dus goed zijn als een dergelijk systeem ook elders in de EU ingevoerd wordt.  Essentieel is dan wel dat deze individuele quota collectief beheerd worden. Daarom ben ik van mening dat de Commissie in haar voorstel te ver in detail voorschrijft hoe lidstaten het systeem in eigen land moeten inrichten.

Ik ben er nog niet van overtuigd of de invoering van overdraagbare visserijconcessies ook een adequaat antwoord zal bieden op de overcapaciteit van de Europese vloot. Wel ben ik van mening dat een juist antwoord op de overcapaciteit gevonden kan worden in het voeren van een goed visserijbeleid met een sterk vereenvoudigd en werkbaar beheersysteem dat vanuit de kern is gericht op verduurzaming. Dit alles in combinatie met een sluitende controle en handhaving. Dan is het positief als men gaat werken met overdraagbare visserijconcessies. Dat biedt immers meer garanties dat men binnen de quota vist. Als dit goed voor elkaar is, dan kan daarnaast ruimte gelaten worden voor marktwerking. Daarbij is het maken van een onderscheid tussen groot- en kleinschalige visserij niet wenselijk. Ik ben, zoals eerder aangegeven, er geen voorstander van om in de regelgeving van het GVB en bij de verdeling van financiële middelen over de lidstaten of in de regelgeving de kleinschalige vloot te bevoordelen. Er is geen enkele reden te discrimineren tussen de grootschalige en kleinschalige vloot. Immers voor zowel de kleinschalige als de meer grootschalige visserij geldt dat deze innovatief, duurzaam en concurrerend moet zijn of moet worden.

Verder ben ik geen voorstander van het loslaten van het capaciteitsplafond, zoals de Europese Commissie nu voorstelt. Dit zou betekenen dat de capaciteit uitgebreid kan worden, hetgeen vooral voor de wateren buiten de EU consequenties kan hebben.

De leden van de SP-fractie vragen of ik voornemens ben de pilot decentraal aalbeheer landelijk in te voeren.

Voor het antwoord hierop verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie.

D66

De leden van de D66 fractie vragen de regering uiteen te zetten welke verhouding zij het liefste ziet tussen steunmaatregelen voor jonge boeren en verduurzaming. In aanvulling op het antwoord aan de PvdA wil ik aangeven dat de jonge boeren die deze steunmaatregelen ontvangen moeten voldoen aan de vergroeningsvoorwaarden. De investeringssubsidie voor jonge boeren in het plattelandsbeleid is gericht op de stimulering van een duurzame bedrijfsvoering, maar ook de generieke hectarebetaling is van groot belang voor de jonge boer die in de regel wordt geconfronteerd met hoge kosten in de eerste jaren na bedrijfsovername.

De leden van de D66 fractie vragen de regering zich actief uit te (blijven) spreken tegen herkoppeling van betalingen.

Het kabinet is conform de door de fractie van D66 aangehaalde motie Jacobi – Van Veldhoven zeker geen voorstander van gekoppelde betalingen en spreekt zich daarover dan ook helder uit in de onderhandelingen.

De leden van de D66 fractie vragen de regering nader in te gaan op de vraag of er wel een echt heldere en objectieve definitie te geven is van «gebieden met natuurlijke beperkingen» en zo ja, in welke mate deze samenhangt met een lager inkomen voor landbouwbedrijven.

De gebieden met natuurlijke beperkingen zijn al aangewezen in het kader van het plattelandsbeleid. De top-up waarvan hier sprake is mag alleen worden gegeven in deze gebieden. Tevens is het niet toegestaan dat de eventuele betaling in deze gebieden in het kader van het plattelandsbeleid, samen met de hier bedoelde top-up, overcompensatie veroorzaakt van de productienadelen in deze gebieden.

De leden van de D66 fractie vragen de regering te schetsen hoe de verhoudingen liggen inzake de genoemde discussie over de definitie van een «actieve landbouwer»? Voor de beantwoording hiervan verwijs ik naar de antwoorden aan de VVD-fractie.

De leden van de D66 fractie vragen de regering te becijferen grofweg hoe groot de administratieve lasten voor het aftoppen van de directe betalingen in Nederland zouden zijn en voor hoeveel bedrijven die lasten zouden optreden.

De administratieve lasten ten gevolge van de aftopping voor de bedrijven zijn afhankelijk van de gevraagde inkomensgegevens en andere loonkosten. Deze zullen pas in uitvoeringsbepalingen nader worden omschreven. Daarnaast zullen de uitvoeringslasten fors kunnen oplopen door met name de handhavingskosten en de fraus legis bepaling. Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording aan de PvdA-fractie.

De D66-fractie vraagt of aangegeven kan worden op welke wijze de pilot decentraal aalbeheer uitwerkt voor de aalstand in Friesland en of eenzelfde niveau van handhaving mogelijk is bij een langer uitgestrekte periode van vissen.

Het effect van de Friese pilot op de aalstand is hetzelfde als het effect van de driemaandelijkse sluiting omdat het quotum voor de pilot daarop is gebaseerd. De handhaving in de pilot is anders georganiseerd dan bij de drie maandelijkse sluiting en daarom lastiger daarmee te vergelijken. In de pilot wordt gevangen paling voorafgaand aan de aanlanding per sms geregistreerd. In navolging van de door mijn voorganger gegeven randvoorwaarden, heeft de sector zichzelf verplicht via externe controleurs hierop toezicht te laten houden. De NVWA houdt weer steekproefsgewijs toezicht op dit toezicht. Het is mijn oogmerk hiermee dit jaar binnen deze pilot meer ervaring op te doen.

ChristenUnie

De ChristenUnie heeft diverse vragen gesteld over het GLB.

In het voorgaande ben ik ook ingegaan op de meeste punten die in het tienpuntenplan van de CU zijn genoemd. Hieronder ga ik in op de nog niet aangeroerde onderdelen van het tienpuntenplan van de ChristenUnie. Ten aanzien van het punt betreffende agrarisch natuurbeheer wordt niet voorzien dat agrarisch natuurbeheer uit de basispremie wordt gefinancierd. Inzake de stimulering van eiwit gewassen laat het Productschap Akkerbouw onderzoek uitvoeren naar de teelt van eiwitgewassen en naar innovaties daaromtrent. Wat betreft de zachte landing van de melkquotering heeft het kabinet het maximale gedaan om een zachte landing van het melkquotum in Nederland te bewerkstelligen en doet dat nog steeds. De realiteit is echter dat er geen Europees draagvlak voor is.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de extra kosten van een aanlandingsplicht al in kaart zijn gebracht.

Het LEI heeft een eerste quick scan gedaan van de kosten en baten van een aanlandingsplicht voor een deel van de Nederlandse vloot. Dit is indicatief en geeft geenszins een compleet of actueel beeld. Het zou goed zijn zodra er meer helderheid is over het hele pakket van maatregelen, de gevolgen voor de sector in beeld te brengen.

Met betrekking tot het verzoek om in gesprek te gaan met de sector over de mogelijkheden om discards te verminderen verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben zorgen over het toedelingscriterium «kleinschalige vloot».  Meer concreet vraagt deze fractie of er al zicht is op de financiële gevolgen van de toekenningen uit het EFMZV.

De allocatie van middelen uit het EFMZV is nog niet bekend. De Europese Commissie brengt dit naar buiten na besluitvorming over zowel het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) als de Verordening voor het EFMZV zelf. Binnen de nationale financiële enveloppen die lidstaten daarmee zal worden toegekend, is het aan de lidstaat zelf om prioriteiten te leggen bij maatregelen in de onderscheidende visserij- en aquacultuursectoren en/of visserijgebieden.

SGP

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor een ondernemersvriendelijke overgang van het historische model naar het regionale model van directe betalingen.

Ik verwijs voor de beantwoording naar de antwoorden aan de CDA-fractie.

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het scheuren van grasland. Gevraagd wordt om de termijn dit jaar al met een maand te verlengen.

In mijn brief van 10 april jl. heb ik er op gewezen dat de bepalingen voor het vernietigen van grasland een voorwaarde zijn die de Europese Commissie heeft verbonden aan de verleende derogatie. In het licht daarvan acht ik het niet passend eenzijdig tot wijziging van de voorschriften te besluiten. Ik ben wel bereid de onderzoeksresultaten aan de Commissie voor te leggen en te vragen of zij er op basis daarvan mee kan instemmen dat de datum reeds dit jaar wordt aangepast.

De leden van de fractie van de SGP hebben mij vragen gesteld over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Ik zal deze vragen later separaat beantwoorden.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de mogelijkheden om vissers die varen onder de vlag van een andere lidstaat, gebruik te kunnen laten maken van de garantstellingsregeling of andere stimuleringsregelingen.

Met de genoemde stimuleringsregelingen wordt beoogd de door Nederland en de EU beschikbaar gestelde financiële middelen in te zetten voor de door Nederland geformuleerde doelen zoals verduurzaming en het bijdragen aan een gezonde economische sector. De investeringssteun die op deze wijze aan ondernemers wordt toegekend, dient naar mijn mening – onder meer om redenen van toezicht en naleving – beperkt te blijven tot het Nederlands grondgebied. Daaronder vallen derhalve niet de vaartuigen van visserijondernemers die er vrijwillig voor kiezen hun vaartuig tot het grondgebied van een andere lidstaat te laten behoren. In een eerstvolgende kwartaalrapportage zal ik op de Europees rechtelijke kant van de vraag van de SGP-fractie een reactie geven.

De leden van de SGP-fractie vragen mij naar de uitvoering van de motie-Dijkgraaf (TK 32 201, nr 28) in relatie tot de aanlandingsplicht.

Ik heb in november 2011 aangegeven deze motie als ondersteuning van mijn beleid te zien. De aanlandingsplicht is het sluitstuk van een effectief sanctiemechanisme. Ik zie dat als een onderdeel van het pakket, nodig om de gewenste selectiviteit van de visserij te bevorderen.

PvdD

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de kwartaalrapportage over de hervorming van het GVB. Voor het antwoord verwijs ik u naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdD-fractie vragen mij ook naar mijn inzet ten aanzien van de overdraagbare visserijconcessies. Ik verwijs hiervoor naar de beantwoording van de vragen van de leden van de fracties van het CDA en de SP.

De leden van de PvdD-fractie stellen voorts vragen over mijn voornemen in te stemmen met het onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie voor een visserijprotocol tussen de EU en de Salomonseilanden.

Voor mijn inzet en de achterliggende redenen verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de fracties van de PvdA en de SP.

Overige

Tenslotte maak ik graag van de gelegenheid gebruik om te melden dat er nog drie onderwerpen als diversen zijn aangemeld voor bespreking in de Landbouw- en Visserijraad. Polen vraagt aandacht voor de situatie op de Europese en mondiale zuivelmarkt. Ik zal de Poolse interventie en de eventueel reactie van de Europese Commissie met belangstelling aanhoren. Indien aan de orde zal ik opnieuw wijzen op de noodzaak van een zachte landing van melkquotering op weg naar beëindiging van de quotering in 2015. Verder merk ik in dit verband op dat het kabinet conform de wens van de Kamer geen voorstander is van herintroductie van exportsubsidies.

Hongarije zal onder diversen aandacht vragen voor de financiering van producentengroeperingen in de groenten- en fruitsector en Tsjechië voor de transparantie tussen de lidstaten op het gebied van voedselveiligheidsinformatie. Over de inhoud van deze verzoeken zijn mij momenteel geen details bekend.

III. Volledige agenda

  • 1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad april 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 583). Brief regering d.d. 20-04-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 2. Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 maart 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 580). Brief regering d.d. 29-03-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 3. Verzoek Koopmans over het signaal dat Italie tot 2014 krijgt om volledig om te schakelen naar verrijkte kooien (Kamerstuk 33 000-XIII, nr. 170). Brief regering d.d. 06-03-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 4. Brief n.a.v. toezegging in het AO over de Landbouw- en Viserijraad van 18 januari 2012 over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het legbatterijverbod in de EU-lidstaten en de inbreukprocedures daarover vanuit de Europese Commissie (Kamerstuk 31 923, nr. 28). Brief regering d.d. 20-03-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 5. Fiche: Verordening beheerplan kabeljauw (Kamerstuk 22 112, nr. 1382). Brief regering d.d. 23-03-2012, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.

  • 6. Afschrift van de brief aan de Duitse organisatie ter bescherming van Atlantische Zalm, «Der Atlantische Lachs e.V.» (2012Z06226). Brief regering d.d. 27-03-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 7. Update Schmallenbergvirus (Kamerstuk 29 683, nr. 120). Brief regering d.d. 22-03-2012, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

  • 8. EU-voorstel: Mededeling afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten COM(2012)148 (2012Z06862). Europese Commissie d.d. 03-04-2012.

  • 9. Reactie op aanvullend verzoek commissie ELI over risico’s voedselveiligheid door Pools strooizout (Kamerstuk 26 991, nr. 334). Brief regering d.d. 10-04-2012, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven