19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1518 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2012

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 heeft op 21 maart 2012 overleg gevoerd met minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel over Opvang en Terugkeer.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De ondervoorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Kuiken

De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Roovers

Voorzitter: Kuiken

Griffier: Roovers

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Schouw, Voordewind, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Knops, Fritsma, Hilkens, Van Gerven, Dibi en Kuiken,

en minister Leers van Immigratie en Asiel, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister en zijn medewerkers van harte welkom. Ik deel mede dat mevrouw Van Nieuwenhuizen om 11.00 uur weg moet. Verder deel ik mede dat vandaag de brief over Frontex aan de agenda is toegevoegd.

De heer Van Gerven (SP): Hoeveel spreektijd hebben we?

De voorzitter: Ik stel voor om een spreektijd van vijf minuten aan te houden, met één interruptie per spreker.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de snelle beantwoording. Homoseksuelen en jongeren die zich openlijk anders gedragen, zogeheten emo's, zijn hun leven niet zeker in Irak. D66 heeft de minister dan ook gevraagd om de bescherming van asielzoekers uit Irak te verhogen. Het is prima dat de minister met een extra beschermingsmaatregel komt om hen als een kwetsbare minderheidsgroep aan te merken. Wat is het verschil in beschermingsniveau, zoals in de brief wordt genoemd? Dat is abracadabra. Als Irakese homoseksuelen zich beroepen op problemen op basis van hun geaardheid, zal dan sneller worden aangenomen dat het asielrelaas de vereiste zwaarwegendheid heeft? Het gaat erom dat de extra bescherming zichtbaar verschil maakt en niet slechts op papier.

De D66-fractie vindt het voor een correcte beoordeling van de risico's van belang dat er op korte termijn een nieuw ambtsbericht komt over de situatie in Irak. Wat weerhoudt de minister ervan om nu extra inlichtingen in te winnen over de situatie in Irak? De situatie is urgent. Ik zou het op prijs stellen als de minister handelt. Zo niet, dan zal ik de Kamer in een VAO een uitspraak voorleggen.

Nederland heeft zich gecommitteerd om 500 vluchtelingen op te vangen. De voorwaarde van een integratieperspectief die in de laatste brief wordt genoemd, past hier niet bij. Het gaat om primaire bescherming, waarbij men niet dient te selecteren op bijkomstigheden zoals integratie. Bovendien zijn hervestigingsplaatsen schaars. Is de UNHCR het met de minister eens op het punt van integratie? Naar mijn mening is deze eis arbitrair en leidt deze derhalve tot willekeur en rechtsongelijkheid. Hoe moet de minister dat toetsen of meten? Als een vluchteling niet voldoet aan de integratie-eis, wat gebeurt er dan? Gaat hij dan naar een ander land of krijgt hij niet de noodzakelijke bescherming? Ook hierover zal ik de Kamer eventueel een uitspraak voorleggen in een VAO.

VluchtelingenWerk heeft terecht aangekaart bezorgd te zijn over de toegang tot medische zorg. Het is goed dat uitgenodigde vreemdelingen bij aankomst in Nederland nu wel meteen een verblijfsdocument krijgen van de IND, zodat zij onder meer toegang hebben tot medische zorg. Op welke wijze zorgt de minister er vervolgens voor dat zij daadwerkelijk gezondheidsvoorlichting krijgen door de gemeente en dat voor de uitgenodigde vluchtelingen de taal geen belemmering vormt voor toegang tot zorg?

Ik heb nog twee kleine puntjes. Ik ben ervan overtuigd dat de minister bij het aanscherpen van de glijdende schaal totaal uit de bocht vliegt, door dat langer te laten gelden dan 20 jaar. Ik vind het prima om iets aan te scherpen, maar je kunt volgens mij niet verdergaan dan die 20 jaar. Dat verhoudt zich gewoon slecht tot allerlei Europese uitspraken. Het is niet Europees Hof-proof. Waarom doet de minister dat, willens en wetens?

Tot slot was deze week het quotum voor illegalen in het nieuws. Ik denk dat wij er later nog uitgebreid met de minister over zullen praten, maar ik stel het toch op prijs als de minister nog eens precies aangeeft waarom hij in hemelsnaam een quotum zet op de vangst van illegalen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met de gezinslocaties, een punt dat al lange tijd op de agenda staat. Ik ben zelf in Katwijk geweest en ik heb gezien hoe de situatie daar is. Het is positief dat die gezinnen niet meer op straat komen. Hulde aan de minister dat hij dat niet meer laat gebeuren. Toen ik daar was en met de mensen sprak, kreeg ik nog steeds niet helemaal scherp waarom gezinnen toch moeten verhuizen. Als zij uitgeprocedeerd zijn en de eerste aanvraag is afgewezen, kan het nog zo zijn dat zij een tijdlang hier moeten wachten op uitzetting of dat er misschien nog een reguliere verblijfsaanvraag speelt. De procedure is dat zij dan naar een vrijheidbeperkende locatie kunnen gaan, wanneer er uitzicht is op uitzetting. Als dat niet werkt, gaan zij naar de gezinslocatie. Ondertussen heb ik gesproken met kinderen die dertien, veertien of soms wel zestien keer zijn verhuisd in de tijd dat zij in Nederland waren. Dat varieerde van tien tot soms veertien jaar. Ik doe een klemmend beroep op de minister om te kijken naar de verhuizingen van deze gezinnen, waardoor de kinderen elke keer weer naar een andere school moeten. Ik kwam een jongen tegen die op acht basisscholen had gezeten. Hij wist zelfs niet meer waar hij de Cito-toets had gedaan. Hoe kunnen we dat veel meer beperken dan tot nu toe het geval is? Ik dank de minister ervoor dat de jongen Sepan, die heel vaak is verhuisd, nu toch in Katwijk kan blijven. Hoe kunnen we voorkomen dat die gezinnen constant moeten verhuizen? Kunnen ze niet gewoon in de AZC's blijven, in afwachting van hun uitzetting of hun beroepsprocedure?

Met betrekking tot het rapport van Defence for Children over gezinslocaties merk ik op dat mensen de meldplicht of de inhuisregistratie, zoals dat heet, als erg belastend ervaren. Dat heeft ook een uitwerking op de kinderen. Men moet zich elke dag tussen 12.00 en 13.00 uur melden. Men begrijpt vooral niet dat men zich nog steeds op zaterdag moet melden. De minister heeft de zondagmelding al geschrapt, ook op verzoek van mensen die graag op zondag naar de kerk willen, omdat deze ook een belasting vormt, maar op zaterdag is die meldplicht er nog steeds. Men vraagt zich af waartoe en waarvoor, omdat de DT&V op zaterdag helemaal niet werkt, dus dat contact is helemaal niet nodig. Kan de minister naar die meldplicht op zaterdag kijken?

Een ander punt vormen de reiskosten om een advocaat te bezoeken. De reiskosten voor medische bezoeken zijn geregeld, maar die voor advocaten vormen een grote belemmering voor de mensen. Dat geld hebben ze gewoon niet, zodat ze daardoor in de schulden komen. Kan de minister daar ook naar kijken?

De Kamer heeft gesproken over bedreiging en geweld binnen AZC's, met name gericht op ex-moslims en homo's. Hierover zijn enkele moties aangenomen door de Kamer. De minister heeft een onderzoek toegezegd dat dit voorjaar zou komen. Wat is de stand van zaken? Wanneer kunnen wij de resultaten verwachten?

Wat betreft de noodopvang bij de zogenaamde LOGO-gemeenten maakt de minister onderscheid tussen gezinnen met kinderen die reeds op straat waren gezet en gezinnen met kinderen die nog op straat zouden worden gezet. De laatste groep wordt wel opgevangen, maar als gezinnen eenmaal op straat zijn gezet, worden deze niet meer alsnog opgevangen. Waarom doen de gemeenten dat niet? Dat geeft veel problemen bij de LOGO-gemeenten. De vraag van deze gemeenten is hoe de minister het bestuursakkoord op dat punt gaat invullen. Daardoor kan de noodopvang uiteindelijk overbodig gemaakt worden en dan komen die gemeenten nog verder in de problemen.

Over de homo's in Irak zijn ook Kamervragen gesteld, waaraan collega Schouw net heeft gerefereerd. Het ambtsbericht komt pas in augustus. Is de minister bereid, gezien de berichten die wij horen, om te bewilligen in een moratorium op de uitzetting van homo's naar Irak? Dat zou heel mooi zijn.

Ik heb ook Kamervragen gesteld over de psychische problematiek van asielzoekers. De minister heeft toegezegd dat hij in overleg zal treden met de minister van Sociale Zaken en in het voorjaar de Kamer zal informeren over de mogelijkheden om het werken van asielzoekers te vergemakkelijken. Ik hoor graag wat de uitkomst daarvan is.

De jacht op illegalen is weer geopend. De politievakbond ACP heeft al aangekondigd dat er niet voldoende politieagenten zijn om dit te realiseren. Het quotum van 10% zit ook ver boven het percentage illegalen dat overlast geeft of crimineel is. Hoe gaat de politie dit doen? Welke taken moet zij laten vallen om dit te realiseren? Hoe verhoudt dit zich tot het afschaffen van de bonnenquota?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Ik voel mij wel getriggerd door de laatste woorden van de heer Voordewind. Om daar maar meteen bij aan te sluiten, ik vind de hele discussie over de illegalen nu zo ongelofelijk zwaar overtrokken, want als je het even doorrekent, heb je het erover dat een op de tien agenten eenmaal per jaar een illegaal opbrengt. Dat lijkt mij toch wel de bodem van wat je moet kunnen halen, als je ziet dat alle schattingen ervan uitgaan dat we minstens 150 000 illegalen hebben in Nederland. Ik zou niet eens over een quotum willen spreken, maar over iets wat bijna onvermijdelijk is, dat je er zoveel gaat tegenkomen, zeker in relatie tot de criminaliteit.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Volgens mij getuigt het niet van een gevoel van urgentie als de VVD-fractie zegt: wat maakt dat nu uit, die ene politieagent. De politiebonden komen nu al mensen tekort. Zij hebben al 500 animal cops moeten scholen. De pakkans van criminelen is zeer beperkt. Als je die score zou hebben in het bedrijfsleven of waar dan ook, zouden er een hoop ontslagen vallen, en nu moeten ze ook nog weer dit gaan doen. Als het gaat om criminele illegalen, begrijp ik dat ze worden opgepakt, dat is prima, maar heel veel illegalen veroorzaken geen overlast. Waarom dan extra politie-inzet als de ACP al zegt dit niet te kunnen realiseren?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik denk dat het gewoon gaandeweg het werk bijna onvermijdelijk is dat je er zoveel tegen gaat komen. Ik heb het net even over de duim voorgerekend, als je het afzet tegen het aantal agenten dat we hebben. De minister heeft aangegeven dat het wordt uitgebreid in die zin dat niet alleen de Vreemdelingenpolitie zich daarmee bezighoudt, maar dat iedere agent die op straat loopt, er bij wijze van spreken actie op kan ondernemen. Een op de tien agenten één illegaal per jaar lijkt mij niet heel moeilijk te realiseren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is toch een te simpele voorstelling van zaken. Er is wel degelijk een contractafspraak gemaakt met de minister van Binnenlandse Zaken dat het quotum van 10% gehaald moet worden, dus we gaan weer terug naar de bonnenquota, die onder het vorige kabinet volgens mij zijn afgeschaft. Ze moeten wel degelijk jacht maken op illegalen. Ze moeten waarschijnlijk huizen gaan onderzoeken in de Bijlmer. Het aantal illegalen is niet toegenomen, maar zit nog steeds rond 100 000. Wat is de noodzaak, behalve wanneer het gaat om overlastgevende illegalen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik blijf verre van het woord «quotum», maar deze doelstelling is gebaseerd op het aantal illegalen dat in het verleden is opgepakt. Het is bijna onvermijdelijk dat je dat aantal wel gaat halen. Als je dat niet doet, zou je er bij wijze van spreken voor weg moeten lopen. Dat lijkt mij ook niet de bedoeling.

De heer Schouw (D66): Het woord «hypocriet» ligt mij voor in de mond. Onder aanvoering van de VVD moesten de bonnenquota de deur uit, omdat zij een perverse werking hadden binnen het politieapparaat. Kennelijk mag je wel een prestatieafspraak maken als het gaat om de jacht op mensen. Ik vind dat dit zich slecht tot elkaar verhoudt. Ik vraag aan mevrouw Van Nieuwenhuizen hoe zij dat ziet. Waarom zou dat niet hypocriet zijn?

Mijn tweede vraag is of de VVD een idee heeft wat te doen met die vangst van illegalen. Dat is ook een groot probleem. Je kunt ze wel het land uitzetten, maar ze komen weer met hetzelfde gangetje terug. Dat is het draaideuridee, dus het is vooral een symbolische prestatieafspraak.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Wat betreft de eerste vraag, het zou hypocriet zijn als het om de invoering van een quotum zou gaan, maar dat is helemaal niet het geval. Het gaat om een reële inschatting van wat er gaat gebeuren. Het aantal asielzoekers dat in de begroting wordt opgenomen, is ook geen keihard streefcijfer, maar een inschatting van wat je normaal gesproken kunt verwachten. Zo heb ik het opgevat. Als het anders is, zou ik het met u eens zijn, maar dan hoor ik dat zo meteen graag van de minister.

Dan de tweede vraag: is het wel nodig, want ze komen toch zo weer terug. Als we zo gaan redeneren, kunnen we net zo goed met ons hele asielstelsel stoppen. Laat maar gaan, het is onbegonnen werk, we kunnen wel stoppen met ons migratiereglement, want ze komen toch weer binnen. Daar zijn wij niet klaar voor. Als mensen illegaal zijn, zeker in combinatie met criminaliteit, vinden wij dat je dat met alle middelen die we hebben, moet bestrijden.

De heer Schouw (D66): Volgens mij moet de minister nog komen met zijn illegalenaanpak. Dit loopt daarop vooruit, zeg ik maar even. De minister heeft al die gaten nog niet gedicht. Ik wijs mevrouw Van Nieuwenhuizen erop dat er een contract is tussen deze minister en minister Opstelten. Ik kan dat contract niet anders lezen dan als een prestatieafspraak van minister Opstelten om die getallen te halen. Het is geen verwachte inzet, maar het zijn keiharde getallen die erin staan en daar stoort mijn fractie zich aan.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Als het inderdaad keihard afrekenen zou zijn, tot op de persoon, dan sluit ik mij daarbij aan, maar zo heb ik het niet opgevat. Het is al jaren staand beleid. U weet ook heel goed dat er vorig jaar door omstandigheden rond de wetgeving een hele tijd geen mobiel grenstoezicht was en dat daardoor het aantal aanmerkelijk lager was dan het jaar daarvoor. Als je kijkt naar de reële cijfers van de jaren daarvoor, is dit gewoon een heel reële verwachting, niet meer en niet minder.

Voorzitter. Ik hoop dat het volgende onderdeel van mijn betoog niet zoveel interrupties oplevert. Ik denk het niet, want ik deel de zorg die door voorgaande sprekers is uitgesproken over de positie van Irakese homo's. Ik geef daarbij wel aan dat de VVD-fractie zeer hecht aan zorgvuldige, individuele toetsing. Gezien alle berichtgeving moet de zorgvuldigheid volgens ons sterk worden benadrukt, omdat wij niet op ons geweten willen hebben dat we hierbij fouten maken. In dit geval zou ik zeggen: bij twijfel niet inhalen. Deze mensen moeten niet worden uitgezet, als men niet voor 100% het gevoel heeft dat er geen risico is, maar hierbij moet wel een zorgvuldige, individuele beoordeling plaatsvinden.

Dan kom ik bij de overige stukken. Wij hebben al vaker onze zorgen uitgesproken over de financiële ondersteuning of wat mensen in natura krijgen bij terugkeer. Ik hoor graag van de minister wat de evaluatiecriteria zijn bij de proeven die hij hierbij gaat doen. Wanneer vindt de minister dat het terugkeerbeleid is geslaagd? Kan hij al een tipje van de sluier oplichten met betrekking tot de projecten waar de ngo's mee komen?

In de brief over de rol van de vreemdelingenketen bij suïcidale neigingen staan heel ambtelijke teksten. Ik citeer de volgende zin: «Hoewel de procesbeschrijvingen aandacht besteden aan de samenwerking tussen de ketenpartners, kunnen de contactmomenten tussen de ketenpartners beter inzichtelijk worden gemaakt. Dat kan door de koppelvlakken uitdrukkelijker te benoemen.» Daar word ik niet echt vrolijk van. Wanneer een vreemdeling van de een naar de ander wordt overgedragen, moeten alle relevante feiten bekend zijn. Zeker wanneer het gaat om suïcidale neigingen bij iemand die in een justitiële inrichting terechtkomt, moeten deze bekend zijn. Kan de minister garanderen dat de relevante informatie in de hele keten steeds op tijd en volledig wordt overgedragen?

Enige tijd geleden hebben collega Knops en ik een motie ingediend over de terugkeer- en overnameovereenkomsten met landen waarmee Nederland bilaterale contacten heeft. Soms zijn er problemen bij het terugnemen van hun eigen onderdanen. Het hoeft niet nu, maar ik zou hierover graag een voortgangsrapport krijgen. De brief dateert alweer van 1 juli vorig jaar. Ik wil graag weten of er al nieuwe verdragen zijn gesloten met deze landen, waarin hierover afspraken zijn gemaakt. Wat zijn de vorderingen op dat gebied?

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Terugkeer is een belangrijk element in het beleid. We hebben hierover al enkele keren gesproken. Door de vorige kabinetten is ook de strategischelandenbenadering ingezet. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops, waarnaar mevrouw Van Nieuwenhuizen ook vroeg? Hoe gaan de departementen in hun bilaterale contacten om met landen die onvoldoende of niet willen meewerken aan terugkeer? In de brief van 1 juli 2011 is de minister ingegaan op eventuele maatregelen met betrekking tot weigerachtige landen. In het AO van 11 oktober 2011 hebben we deze ook besproken. De minister zou nagaan of er extra prikkels kunnen worden ingebouwd om dergelijke landen tot medewerking te bewegen. We hadden het toen over de carrot and stick-benadering. Ik zou zeggen dat in gevallen waarin de carrot niet volstaat, de stick zeker te voorschijn moet worden gehaald, niet om deze meteen te gebruiken, maar wel om te laten zien dat het ons menens is.

Uit het antwoord op Kamervragen over de situatie in Irak blijkt dat Irak, ondanks de MoU's die enkele landen met dit land hebben afgesloten, weigerachtig is om mee te werken aan gedwongen terugkeer. De minister heeft met de ambassadeur van Irak gesproken en verteld dat Nederland welwillend zal kijken naar eventuele wensen van de zijde van Irak. Volgens ons is dat toch een beetje de wereld op zijn kop. Irak komt zijn verplichting niet na en Nederland moet vervolgens bereid zijn om te kijken hoe of wat. In navolging van mevrouw Van Nieuwenhuizen vraag ik de minister hoe het daarmee staat. Is er iets te melden over de voortgang bij enkele specifieke landen? Kan de minister daar in zijn eerstvolgende brief op terugkomen?

Tijdens dit algemeen overleg is nog een stuk binnengekomen over Frontex en de terugkeervluchten. Ik wil dit nu best behandelen, maar ik sluit niet uit dat ik er in de procedurevergadering op terugkom, want wij mogen ook wel enige voorbereiding hebben. In die brief schrijft de minister dat hij geen overzicht kan geven van de landen die Frontexvluchten weigeren. Mijn vraag is hoe dit kan. Er zijn ook Frontexvluchten die Nederlandse uitgeprocedeerde asielzoekers vervoeren. Als deze worden geweigerd, komen zij toch terug? Is daar inzicht in? Waar blijven die mensen dan? Welke gezamenlijke Europese actie wordt er ondernomen tegen landen die dit soort vluchten weigeren?

De brief aan Amsterdam over het terugkeerbeleid is een heel mooi initiatief. Welke factoren maken dat Randstad Return Initiative Project zo succesvol? Het is goed om te weten welke dingen werken en welke niet, zoals meerdere malen in deze commissie is gezegd. Heeft dat te maken met de omvang van de financiële vergoeding of zijn er andere relevante zaken? Welke lessen zijn er uit dit project te trekken voor andere terugkeerprojecten?

Wij vinden het prima dat met gemeenten en maatschappelijke organisaties wordt samengewerkt om alternatieven te ontwikkelen voor vreemdelingenbewaring. Wat hebben de gesprekken met Kerk in Actie, de gemeente Amsterdam en de Stichting Bridge to Better opgeleverd? Wordt er eventueel nog met andere organisaties over gesproken?

Er verblijven nu 275 gezinnen met minderjarige kinderen in een gezinslocatie. Dit aantal neemt blijkbaar toe, want het COA onderzoekt samen met enkele gemeenten de mogelijkheden voor het inrichten van extra gezinslocaties. Hoe loopt dit? Hoeveel extra capaciteit en geld is daar eventueel voor nodig?

Wij steunen het landenbeleid ten aanzien van de noordelijke Kaukasus, Syrië en Eritrea, maar over Eritrea heb ik nog een paar vragen. In het ambtsbericht over Eritrea staat dat personen bij gedwongen terugkeer kans lopen op gevangenschap, mishandeling en foltering en dat zij bij vrijwillige terugkeer ook dit risico lopen, als zij illegaal uit Eritrea zijn uitgereisd. Hoe wordt vastgesteld of iemand legaal dan wel illegaal uit Eritrea is uitgereisd? Gesteld wordt dat men bij een legale uitreis uit Eritrea vrijwillig kan terugkeren, maar als legaal uitgereisde Eritreeërs niet vrijwillig willen terugkeren, kunnen zij ook niet gedwongen worden uitgezet wegens het risico dat zij zouden lopen. De vraag is dan of zij, wetende dat dit zo is, nog wel zullen meewerken aan vrijwillige terugkeer. De minister stelt weliswaar dat dit een beperkt probleem is, omdat de meeste Eritrese asielzoekers Eritrea illegaal uitreizen, maar als gevolg van het gewijzigde beleid is er wel een stijgende tendens waar te nemen bij Eritrese asielaanvragen.

Dan kom ik op de uitgenodigde vluchtelingen, waarover de heer Voordewind en de heer Schouw ook hebben gesproken. Bij de selectie van uit te nodigen vluchtelingen zullen de integratieaspecten worden meegenomen. Ik denk dat dit op zichzelf begrijpelijk is, omdat integratie een absolute voorwaarde is om succesvol Nederlander te worden in dit land en onderdeel van de samenleving te zijn. Daarover verschilt niemand in deze Kamer van mening. Aan de UNHCR is nu gevraagd om meer high of higher profile vluchtelingen. Is dat omdat er te weinig zijn of omdat de minister alleen die vluchtelingen wil? Hoe gaan we dat dan meten? Ik snap het punt van de integratie wel, maar ik vraag mij af of dat altijd te maken heeft met het opleidingsniveau.

De heer Schouw (D66): Ik ben blij dat de heer Knops hierover begint, want de zorg van mijn fractie is dat je twee soorten vluchtelingen krijgt; een soort elitevluchtelingen die makkelijk integreren en die de minister graag wil hebben en de B-categorie, die dan maar elders hun lot moeten zoeken. Deelt de CDA-fractie die zorg?

De heer Knops (CDA): De vraag stellen is deze bijna beantwoorden. Zoals het hier staat, is het mij niet helemaal duidelijk. Ik vraag mij af of er een correlatie is tussen opleidingsniveau en de mate waarin iemand integreerbaar is. Ik waag dat te betwijfelen. Volgens mij is het niet alleen een kwestie van opleidingsniveau. Ik vind het heel goed om ernaar te kijken of mensen willen integreren, want dat is voor onze samenleving van belang, en ook voor die mensen. Ik vraag me af of er een relatie is met opleidingsniveau. Om die reden stelde ik die vraag aan de minister.

De heer Schouw (D66): Zou het rechtvaardig zijn om die integratie-eis als harde randvoorwaarde te stellen?

De heer Knops (CDA): Ik vind dat wel. Het is een heel grote groep. Nederland werkt daaraan mee. Het is op zichzelf hartstikke goed dat wij dit soort dingen doen, ook met de UNHCR. We mogen best voorwaarden stellen, ook aan de mentale voorbereiding van mensen die hier naartoe komen. Het zijn niet alleen maar rechten, maar ook plichten. Ik stel alleen een vraag of er een relatie is met het opleidingsniveau. Ik ben heel erg voor integratie, omdat ik echt denk dat dit een ontzettend belangrijk aspect is en dat Nederland daarvoor aandacht mag vragen, maar dan verval ik in herhaling.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik wil een vraag stellen over de klopjacht op illegalen die het CDA in opdracht van de PVV steunt. Er is een groep illegalen die niet uitgezet kan worden. Ik heb het absoluut niet over criminele illegalen. Ga daar maar los op, maar er is een groep die je op gaat pakken, die vervolgens opgesloten wordt en waarvan zal blijken dat deze niet uitgezet kan worden, om wat voor reden dan ook, bijvoorbeeld omdat die landen niet meewerken, waar het CDA en de VVD het vaak over hebben. Wat gaan we met die groep doen? Gaan we die oppakken, opsluiten, vrijlaten en weer oppakken, opsluiten, vrijlaten om aan een quotum te voldoen?

De heer Knops (CDA): De heer Dibi gebruikt grote woorden. Ik zou bijna zeggen: zo kennen we hem weer. De klopjacht op illegalen is natuurlijk totale maar dan ook totale onzin. Dat zijn de mooie woorden die hij elke keer gebruikt en die ertoe leiden dat het verhaal dat echt op tafel ligt, totaal wordt gemankeerd. Hij doet er alles aan om dat begrip op een bepaalde manier te verkrachten om daarmee een bepaald beeld te creëren. Dat werp ik verre van mij. Daar distantieer ik mij van. Het irriteert mij mateloos dat de heer Dibi telkens dit soort dingen doet, maar het is goed dat hij deze vraag stelt, zodat ik erop kan antwoorden. Ik zeg tegen de heer Dibi dat er al tien jaar prestatieafspraken zijn over die aantallen, die er ook waren onder staatssecretaris Cohen of staatssecretaris Albayrak. Omdat we nu in een constellatie zitten waarbij de PVV gedoogsteun organiseert, spreekt de heer Dibi over een klopjacht. Ik vind dit echt totale onzin, dat wil ik wel gezegd hebben.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb dit woord niet bedacht, maar dat was een CDA'er, onder andere in Nieuwsuur. Het zijn namelijk vooral christelijke Nederlanders die spreken over een heksenjacht en over een klopjacht op illegalen en ik sluit mij daar volledig bij aan. Het klopt dat voorgaande kabinetten zich ook wilden inzetten om illegalen, zeker criminele illegalen, op te pakken en uit te zetten. Een vergelijking met dit kabinet wijst uit dat dit enorm wordt verhoogd, zeker als je het vergelijkt met vorig jaar, en dat we het ook gaan hebben over kwetsbare illegalen, dus niet-criminele illegalen. Mijn vraag, waar ik geen antwoord op heb gekregen, betreft de groep die niet uit te zetten is en die nu wordt opgepakt, opgesloten, vrijgelaten en vervolgens weer opgepakt, als het aan dit kabinet ligt. Dat doet dit kabinet mede onder invloed van de PVV en dat weet de heer Knops donders goed. Mijn vraag is om op een andere manier met die groep om te gaan dan zoals het kabinet nu wil. Of zegt de heer Knops: nee, we gaan het gewoon doen zoals het kabinet wil, in opdracht van de PVV?

De heer Knops (CDA): De impliciete vraag van de heer Dibi, die ik dan toch ga beantwoorden, is telkens weer dat er onder invloed van de PVV dingen gebeuren. Ik heb toch de behoefte om dit in een ander perspectief te zetten, want de afgelopen tien jaar zijn hier afspraken over gemaakt. In tegenstelling tot de heer Dibi vind ik het niet normaal dat illegaliteit bestaat. Hij zegt dat zij niet uitgezet kunnen worden, maar ze willen niet uitgezet worden.

De heer Dibi (GroenLinks): Sommigen kunnen niet uitgezet worden.

De heer Knops (CDA): Laten we het dan heel scherp formuleren. De heer Dibi neemt illegaliteit for granted. Dat kan, maar dat is niet onze opvatting. We hebben een duidelijk asielbeleid en we hebben de verantwoordelijkheid om dat te handhaven, als mensen geen recht hebben om in Nederland te verblijven en moeten terugkeren, zoals wij ook allerlei andere zaken handhaven. Wie de term «klopjacht op illegalen» ook heeft bedacht, de heer Dibi heeft deze herhaald, maar dat is helemaal niet aan de orde, want de politie heeft meerdere taken en prioriteiten.

De heer Dibi (GroenLinks): De politie doet dat niet.

De voorzitter: Mijnheer Dibi, we spreken niet zo over de tafel heen. De heer Knops is aan het antwoorden.

De heer Knops (CDA): Ik doe inderdaad een poging om de heer Dibi te beantwoorden. Ik ben van mening dat in het verleden is afgesproken dat wij illegaliteit niet for granted nemen en dat wij de politie daartegen laten optreden. Er zijn natuurlijk ook andere prioriteiten, maar dit is ook een element. Als je de cijfers ziet, zijn de taakstellingen zelfs lager vergeleken met andere jaren. Het is niet meer, maar minder dan in de afgelopen jaren. Dan vraag ik toch aan de heer Dibi hoe hij dit soort grote woorden kan gebruiken, hoe hij dit op het conto van de PVV kan schrijven, terwijl het gaat om staand beleid, en ik sta achter dat beleid.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Knops sprak twee zinnen over de gezinslocaties. Ik wil toch een duidelijk antwoord van de CDA-fractie over de problemen die er zijn. Verschillende rapporten, onder andere van Defence for Children, geven aan dat er problemen zijn bij de nieuwe locaties. De boetes worden gezien als een soort straf en wekken irritatie op. Er schijnen geen ontspanningsmogelijkheden voor jongeren te zijn. De medische zorg is niet goed gekoppeld. Er vallen gaten bij het overgaan naar scholen, als zij in Katwijk komen. Wat vindt de CDA-fractie bijvoorbeeld van de meldplicht op zaterdag?

De heer Knops (CDA): Dat zijn veel vragen. Ik zal proberen deze te beantwoorden. De minister heeft een besluit genomen over de gezinslocaties en dat steunen wij van harte. Wij steunen ook de continue inspanningen van deze minister om zaken die niet goed gaan te verbeteren, maar ik zal niet ingaan op alle details. De heer Voordewind noemt zaken die niet goed gaan of anders zouden moeten. Ik heb ook geconstateerd dat de heer Voordewind heeft gezegd dat enkele punten goed zijn opgepakt en worden verbeterd. Die lijn steunen wij.

We hebben al eerder een debat gehad over het aantal verhuisbewegingen. Dat moet je proberen te voorkomen, maar dat kan niet altijd. In het zogezegd normale leven zijn er ook mensen die heel vaak moeten verhuizen, maar dat zijn er niet veel, en dat heeft ook gevolgen voor de kinderen. We moeten het in perspectief plaatsen. Ik ben geen voorstander van veel verhuizen. We hebben er bij de begrotingsbehandeling uitgebreid over gesproken en de minister heeft toegezegd dat hij het aantal verhuisbewegingen zal beperken.

De heer Voordewind vraagt ook om een reactie op de meldplicht op zaterdag. Het lijkt mij goed als de minister daar eerst op reageert. Ik heb geen uitgesproken mening of dit wel of niet moet of dat er een vrijstelling moet zijn, net als bij de zondag. Er zijn natuurlijk bepaalde regels in zo'n locatie. Het is ook een bijzondere locatie, waar mensen niet zomaar zitten. Dat daar regels worden gesteld, vind ik niet meer dan vanzelfsprekend.

De voorzitter: We gaan nu een grote verhuisbeweging doen, namelijk naar de zaal hiernaast. Ik verzoek u om dat binnen een minuut te doen.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Wij bespreken vandaag opvang en terugkeer. Die thema's zijn recentelijk ook weer actueel gemaakt door de gemeente Utrecht. Deze gemeente is namelijk van plan om € 800 000 uit te trekken voor de opvang van dakloze buitenlanders, onder wie uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit is natuurlijk een ernstige ondermijning van het terugkeerbeleid. Het gaat immers om mensen die hier niet meer mogen zijn, die hun vertrekplicht hebben genegeerd en die dus ook niet meewerken aan die verplichte terugkeer. Dat wordt nu beloond met opvangfaciliteiten, waardoor het illegalen gemakkelijker wordt gemaakt om tegen de regels in toch in Nederland te blijven.

Niemand wil dat illegalen op straat leven, ook de PVV-fractie niet. Dat is ook niet de bedoeling, omdat zij simpelweg dienen terug te keren naar hun land van herkomst. Het is jammer dat de gemeente Utrecht juist dat terugkeerprincipe niet begrijpt.

Maar misschien nog wel het allerergste is dat Utrecht met dit plan de gemaakte afspraken aan haar laars lapt. Al in mei 2007 is afgesproken dat gemeenten stoppen met de opvang van uitgeprocedeerden. De PVV-fractie vindt dat het niet te tolereren is dat Utrecht vijf jaar later die afspraken nog steeds geweld aandoet. Ik roep de minister daarom op om daadkracht te tonen tegenover de gemeente Utrecht en er een stokje voor te steken dat die stad breekt met een keiharde afspraak. Wanneer Utrecht de opvangplannen toch door dreigt te zetten, stelt de PVV-fractie voor om haar fors te korten op haar Gemeentefondsuitkering. Graag een reactie.

Om de terugkeercijfers een impuls te geven is wellicht meer nodig ...

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb vervelend nieuws voor de heer Fritsma. Ik vermoed dat heel veel gemeenten zich binnenkort ook gaan uitspreken over het illegalenquotum en gaan zeggen dat zij wel belangrijker prioriteiten hebben die de veiligheid verbeteren dan op illegalen te gaan jagen in opdracht van de PVV. Wat moet de minister met die gemeenten gaan doen?

De heer Fritsma (PVV): Deze vraag overvalt mij een beetje, want ik had het nog niet over de aanpak van illegalen. Ik had het over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, maar ik wil er wel op reageren. Als de heer Dibi in twijfel trekt dat er meer illegalen staande kunnen worden gehouden, dan ben ik het daar niet mee eens.

De heer Dibi (GroenLinks): Nee, u had het over gemeenten die niet meewerken met beleid dat de PVV graag voor zich ziet. Ik gaf een ander voorbeeld, namelijk dat gemeenten zich ook bij dat illegalenquotum zullen gaan verzetten tegen het kabinetsbeleid, tegen datgene wat u hebt laten optekenen in de brief van de minister. Wat moet de minister doen met die gemeenten?

De heer Fritsma (PVV): Ik had het helemaal niet over gemeenten die zich verzetten tegen PVV-beleid. Ik had het over gemeenten zoals de gemeente Utrecht, die gewoon een gemaakte afspraak aan hun laars lappen, een afspraak die al in 2007 is gemaakt. Die afspraak was gekoppeld aan het generaal pardon om te stoppen met noodopvang. Daarvoor hebben gemeenten gewoon getekend. Dat doen die gemeenten nu geweld aan. Dat was het punt dat ik maakte. Dat heeft niets te maken met wat de heer Dibi nu inbrengt.

Om de terugkeercijfers een impuls te geven is wellicht meer nodig dan bestaande afspraken handhaven. Daarnaast zijn uitsluitsel over het land waaruit de betrokken vreemdeling afkomstig is en duidelijkheid over het land waarop de terugkeer of uitzetting zich moet richten wellicht heel belangrijk.

In dat licht heeft de PVV-fractie voorgesteld om een terugkeerverklaring te introduceren. De minister heeft aangegeven hierop terug te komen, dus graag vraag ik naar de stand van zaken op dit punt.

Dan kom ik op de brief over het intrekken van verblijfsvergunningen van vreemdelingen die niet meer in Nederland wonen. Dit is een heel belangrijk punt. Ik wil vragen of er nog winst te behalen is bij de handhaving van dit punt. In de ogen van de PVV-fractie is dit het geval.

Kijk bijvoorbeeld naar het grote probleem van zogenaamde spookburgers. Er zijn honderdduizenden mensen die zich niet bij de gemeente uitschrijven wanneer zij bijvoorbeeld naar het buitenland vertrekken. Als dit mensen zijn die een verblijfsvergunning hebben, kan die worden ingetrokken. Het is immers wel de bedoeling dat je met een Nederlandse verblijfsvergunning ook daadwerkelijk in Nederland woont. Ik weet dat het kabinet het probleem van spookburgers wil aanpakken, maar mijn vraag aan de minister is om ervoor te zorgen dat informatie over spookburgers ook altijd naar de IND gaat. Als gemeenten constateren dat mensen naar het buitenland zijn vertrokken is het, nogmaals, relevant dat de IND dat weet om te kijken of dat gevolgen moet of kan hebben voor het verblijfsrecht.

In dit licht vraag ik ook hoe het staat met de koppeling van bestanden, hetgeen met het nieuwe computersysteem INDiGO zou worden verbeterd. Wat is overigens de stand van zaken rond de invoering van dat computersysteem? Wij hebben daarover twee weken geleden een brief gekregen, maar ik vond die nog een beetje aan de vage kant. Ik heb gelezen dat de conversie van gegevens dit jaar zou zijn afgerond. Wat voor verdere stappen komen daarna nog, treden daarbij knelpunten op en is er zicht op een volledig operationeel systeem?

Goed nieuws is er ook, bijvoorbeeld de aanscherping van de glijdende schaal. Criminele vreemdelingen kunnen hierdoor veel beter worden aangepakt middels het veel sneller intrekken van de verblijfsvergunning. Nu is het zo dat iemand die bijvoorbeeld nog maar twee jaar in Nederland is en een misdaad heeft gepleegd waarop een gevangenisstraf staat van een kleine zes maanden, hier kan blijven. Die gepleegde misdaad heeft geen gevolgen voor het verblijfsrecht. Nu wordt het gelukkig mogelijk dat de verblijfsvergunning in zo'n situatie na één dag gevangenisstraf verloren gaat. Voor de PVV-fractie is dit punt, het sneller intrekken van het verblijfsrecht van criminelen, heel belangrijk. Het is afgesproken in het gedoogakkoord, maar ook hier vraag ik naar de handhaving. Krijgt de IND alle gegevens door van vreemdelingen die misdrijven hebben gepleegd of moet de dienst zelf het initiatief nemen om die op te vragen? Wellicht is ook op dit punt koppeling van bestanden relevant.

Het is al eerder aangestipt dat gezinslocaties vol raken en dat er wellicht uitbreiding moet plaatsvinden. Is dit een teken dat de terugkeer van gezinnen met kinderen stagneert? Dat zou natuurlijk wel een probleem zijn. Wij weten dat er een rechterlijke uitspraak is dat uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen toch opvang moeten behouden. Wat is het effect geweest op de terugkeer?

Ten slotte geven wij steun aan het punt om meer illegalen staande te houden.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Misschien gaat het wat snel bij de PvdA, want Hans Spekman was nog niet vervangen door Diederik Samsom en nu ben ik er. De een werd voorzitter, de ander partijleider. Als de functie van woordvoerder asiel een voorspellende waarde heeft, wacht mij misschien een leuke toekomst.

Het is nog maar een halfjaar geleden dat Hans Spekman het plan presenteerde om de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel te sluiten. Hij stelde destijds voor om voortaan te werken aan terugkeer vanuit een voor de asielzoeker vertrouwde omgeving. Helaas constateer ik dat de urgentie van dat plan alleen maar groter is geworden, want niet alleen ging de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel niet dicht, er kwam ook nog een locatie bij. De gezinslocaties die zijn opgericht omdat Nederland terecht geen kinderen op straat mag zetten, hebben eigenlijk net zo goed een vrijheidsbeperkend karakter. Ik ga daar graag namens de PvdA verder op in, want het resultaat is wat ons betreft dat gezinnen met kinderen die moeten terugkeren eigenlijk inmiddels standaard in vrijheidsbeperking worden geplaatst.

Wij hebben een brief van de gemeente Oude Pekela laten agenderen waarin die gemeente vraagt of zij misschien zelf de terugkeer van gezinnen uit deze woonplaats mag organiseren. Als ik goed geïnformeerd ben, heeft de minister op dat verzoek «nee» gezegd. Ik ben heel benieuwd waarom. Waarom hecht de minister er blijkbaar zo aan om deze mensen van hot naar her te blijven slepen terwijl de methode van soberheid en vrijheidsbeperking niet bewezen effectief is? Als ik het goed begrijp is er heel veel kritiek op de methode en is niet aangetoond dat de terugkeer sindsdien beter en soepeler verloopt. Daarom heb ik een heel praktische vraag aan de minister. Kan hij de Kamer inzicht geven in de terugkeercijfers die specifiek betrekking hebben op deze aanpak?

Over het tweede punt is ook al veel gezegd: de homoseksuelen in Irak. Het is voor de PvdA essentieel dat wij geen enkel risico nemen met deze mannen en vrouwen, dus we vragen de minister in navolging van D66 om zo snel mogelijk met een nieuw ambtsbericht te komen. Het allerbelangrijkste is wat ons betreft om in afwachting van dat nog te maken ambtsbericht geen Irakese homo's terug te sturen naar dat land. Wij verzoeken eigenlijk, heel simpel, om een uitzetmoratorium voor deze groep.

Het derde punt waarover ik iets wil zeggen, betreft de opvang van zieke ex-asielzoekers. Bij de behandeling van de begroting van Immigratie en Asiel heeft Hans Spekman aandacht gevraagd voor de opvang van deze groep. Die opvang leek geregeld te zijn, maar het beleid dat daarvoor gemaakt is blijkt in de praktijk nogal weerbarstig. Althans, die berichten bereikten ons. Is de minister bereid om een gesprek te voeren met belangenorganisaties die aandacht vragen voor dit probleem door hen simpelweg aan te horen en de knelpunten die zij signaleren ook serieus te nemen? Wil hij daarover vervolgens aan Kamer berichten? Ik hoop op enige welwillendheid.

In de discussie tussen Tofik Dibi en de heer Knops van zojuist werd het beleid van mevrouw Albayrak en de heer Cohen aangehaald ter verdediging van het nieuwe illegalenquotum. Ik kan daar maar heel kort namens de PvdA fractie nu iets over zeggen. Wij hebben een heel simpele visie: wij zijn tegen de strafbaarstelling van illegaliteit en wij geloven dat de verhoging van dit quotum een heleboel negatieve effecten over ons zal afroepen. Dus wij sluiten ons helemaal aan bij GroenLinks en zijn tegen de jacht op illegalen.

De heer Knops (CDA): Ik had mij voorgenomen om onze nieuwe collega hier te ontzien, maar ik word nu bijna uitgedaagd. Mijn vraag aan mevrouw Hilkens is dan ook of zij achteraf afstand neemt van het beleid van de heer Cohen en mevrouw Albayrak, beiden als staatssecretaris van Justitie. De cijfers die nu genoemd worden zijn wel hoger dan in 2011 – daarvoor is ook een verklaring te geven – maar niet hoger dan in de jaren daarvoor. Dus zegt mevrouw Hilkens nu eigenlijk na die jaren: wij hebben het toen eigenlijk allemaal verkeerd gezien en we hadden dat eigenlijk nooit moet doen?

Mevrouw Hilkens (PvdA): Ik had mij nog zo voorgenomen om vandaag mijn grote mond te houden om niet meteen al de eerste keer in problemen te komen. Die missie is niet geslaagd. Het is niet aan mij om hier afstand te nemen van de staatssecretarissen Albayrak en Cohen, het is aan mij om uit te leggen waar onze fractie vandaag staat. Ik neem afstand van de verhoging van het quotum namens de zittende fractie en ik constateer ook dat Cohen noch Albayrak voorstander was van strafbaarstelling van illegaliteit. Daarvan distantieer ik mij ook.

De heer Knops (CDA): Het laatste over de strafbaarstelling is juist, maar ik probeer alleen aan te geven – daarbij zal ik het dan ook laten in de richting van mevrouw Hilkens, de volgende keer komen wij daar nog wel op terug – dat het feit dat streefcijfers worden genoemd om illegalen op te pakken iets is wat in ieder geval in de afgelopen acht jaar heeft gespeeld en dat het aantal dat dit jaar wordt genoemd in vergelijking met 2009, 2010 enzovoort zelfs aan de lage kant is. Dus het is gewoon staand beleid dat ook door PvdA-bewindslieden in gang is gezet.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Ik wil alleen maar opmerken dat het klaarblijkelijk nodig is om de PvdA ter verdediging van dit beleid er steeds met de haren bij te slepen. Ik wens het CDA beleid toe dat ook zonder ons standhoudt in de verdediging.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik vervang vandaag mevrouw Gesthuizen. Zij komt weer terug. Ik heb geen aspiraties om leider of fractievoorzitter te worden.

Allereerst toch even over de bonnen- of de illegalenquota. Aan het adres van de heer Knops zeg ik dat die quota zijn verhoogd ten opzichte van 2010. De vraag blijft of het het juiste effect zal hebben en of het nodig is, maar dat punt is nu niet geagendeerd, dus de SP komt daar later verder op terug.

Dan het verblijf op medische gronden. Laatst was mijn collega Gesthuizen op bezoek bij het project Medische Opvang Ongedocumenteerden (MOO). Daar werd verteld dat bijna elke vreemdeling, dus bijna 285 – onthoud dat getal – van de 300 die waren afgewezen voor de Spekmanroute, wel succesvol een beroep heeft gedaan op de artikel 64-procedure. Dat moet toch te denken geven.

De medische redenen om niet uitgezet te worden waren dus aanwezig. Maar dan komen de mensen op straat te staan en kunnen zij niet terugkeren vanwege hun medische toestand. Wanneer zal deze minister door de Kamer overtuigd kunnen worden van de noodzaak om artikel 64 van de Vreemdelingenwet weer automatisch te koppelen aan een recht op opvang? Deelt hij de mening van de SP dat goede medische behandeling en de bijbehorende opvang uiteindelijk ook zorgt voor een snelle terugkeer? De praktijk heeft helaas uitgewezen dat de voorlopige voorziening ten behoeve van de opvang enkel wordt toegewezen op het moment dat er concrete uitzettingshandelingen naar het land van herkomst plaatsvinden. Dat is een beetje vreemd om deze procedure als oplossing aan te bieden als iemand op grond van artikel 64 voorlopig niet mag worden uitgezet.

Waarom vindt de minister eigenlijk nog dat een dergelijke procedure voldoende ruimte biedt voor psychisch zieke vreemdelingen om alsnog opvang krijgen?

Niet alleen psychisch zieke vreemdelingen komen op straat terecht, ook kinderen hebben niet altijd recht op opvang. In dit licht heeft de Raad van State een aantal keren uitgesproken dat Nederland zich niet zomaar achter de verantwoordelijkheid van de ouders kan verschuilen. De Staat heeft op basis van Europese en internationale regelgeving dus een eigen verantwoordelijkheid om huisvesting aan te bieden aan kinderen totdat is vastgesteld dat daarin op een andere wijze adequaat kan worden voorzien.

De minister draait echter de redenering om en gaat er bij voorbaat van uit dat uitgeprocedeerde ouders voor hun kinderen én voor opvang kunnen zorgen, terwijl ze ook nog hun terugkeer moeten regelen. Of kan hij garanderen dat bij elk gezin met minderjarige kinderen vooraf wordt gekeken naar aanwezige opvangmogelijkheden voordat ze op straat worden gezet? Dat zou toch meer voor de hand liggen? Graag horen wij hoe die afwegingen precies lopen.

Hoe komt de minister in het licht van de eerder genoemde resolutie en gerechtelijke uitspraken aan zijn scheiding – anderen hebben er ook al op gewezen – tussen kinderen die worden opgevangen en die toch al op straat leven? De laatsten hebben volgens hem geen recht meer op opvang, maar kinderen zijn kinderen en hebben toch gewoon recht op opvang, in ieder geval wanneer de ouders daar feitelijk niet in kunnen voorzien?

Verder noem ik het punt van de herhaalde asielaanvragers die volgens de minister geen recht op opvang hebben. Hoe ziet de minister zijn opstelling in het licht van de Opvangrichtlijn, waarin eenieder die op welke manier dan ook om internationale bescherming verzoekt een asielzoeker is en daarmee recht heeft op opvang tijdens de procedure? Waarop baseert hij dit verzonnen verschil tussen eerste en opvolgende asielaanvragers? Wat de SP betreft is voor zo'n scheiding geen rechtsgrond te vinden, integendeel zelfs.

Dan de glijdende schaal. Je zou kunnen zeggen dat je als het ware het land uitglijdt, als ik het goed heb begrepen.

Als een vreemdeling een verblijfsstatus heeft verkregen, vervolgens een zwaar misdrijf begaat en er gevaar is voor de openbare orde en veiligheid, kunnen onder het huidige beleid ook consequenties worden verbonden aan zijn of haar verblijfsrecht. Daar is niets mis mee, want je bent hier te gast en als je je misdraagt heeft dat consequenties. Dat hangt natuurlijk wel af van de ernst van het misdrijf en van de vraag hoe lang iemand al legaal in ons land woont. Voor de SP is het dus belangrijk dat je kijkt naar de proportionaliteit, naar eventuele strijdigheid met internationale verdragen en Europese regelgeving en natuurlijk ook naar effectiviteit en doelmatigheid. Men ziet echt niet af van een misdrijf, puur vanwege de hoogte van de straf. De minister wil vergunninghouders uitzetten wanneer zij drie misdrijven hebben gepleegd, hoe lang een veelpleger ook in Nederland verblijft. Om in Nederland te worden aangemerkt als veelpleger gelden echter heel andere regels. Waarom houdt de minister hier niet aan vast? Eigenlijk komen er dus twee soorten Nederlanders, als wij het goed begrijpen. Graag krijg ik een toelichting hoe de minister dat ziet.

De relatie tussen hoe lang iemand hier verblijft en de ernst van het delict dreigt volgens de SP zoek te raken. Dit is van groot belang, omdat het bijvoorbeeld ook gaat om de kansen dat iemand goed inburgert. Een Nederlander die een strafbaar feit begaat, hoeft alleen te vrezen voor strafrechtelijke vervolging, terwijl een vergunninghouder naast strafrechtelijke vervolging ook nog eens het risico loopt te worden uitgezet naar het land van herkomst, hoe lang hij of zij hier ook woont. Dat is toch een tegenstrijdigheid? Hoe ziet de minister dit?

De vraag blijft wat de nieuwe aanscherping oplevert. Wij hebben de afgelopen 20 jaar voortdurend aanscherpingen gezien. Wat is de effectiviteit daarvan? Kan de minister bijvoorbeeld eens aangeven wat de verwachte daling is in criminaliteitscijfers?

De heer Fritsma (PVV): Ik heb een vraag over de glijdende schaal, want ik denk dat het voor heel Nederland heel belangrijk is om criminaliteit hard aan te pakken, ook criminele vreemdelingen. Nu is het zo, op grond van de huidige glijdende schaal, die ik hier voor mij heb liggen, dat iemand die nog maar één dag in Nederland is, net zijn verblijfsvergunning in ontvangst heeft genomen en een misdrijf pleegt waarop bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 30 dagen staat gewoon in Nederland kan blijven. Vindt de SP-fractie dat verdedigbaar? Met andere woorden, vindt de SP-fractie dat de huidige glijdende schaal niet mag worden veranderd?

De heer Van Gerven (SP): Ja. Dat hebt u uit mijn betoog begrepen. Het gaat om de proportionaliteit, de relatie met de Europese wet- en regelgeving en de effectiviteit. De vraag is natuurlijk veel principiëler. Waardoor ontstaat criminaliteit? Dus wat is de bron van criminaliteit? Wat de PVV doet is eenvoudige oplossingen zoeken in de trant van: zo veel mogelijk het land uit, dan zijn wij er vanaf. Maar mensen hebben ook bepaalde rechten. Je moet ook vooral kijken naar de oorzaken van criminaliteit en die aanpakken. Dat vinden wij een beter begaanbaar pad dan alsmaar die glijdende schaal verder aanscherpen.

De heer Fritsma (PVV): Toch nog even een reactie op dit heel concrete voorbeeld. Kijken naar oorzaken van criminaliteit, ik geloof het allemaal wel, maar mensen zijn natuurlijk wel in eerste instantie verantwoordelijk voor hun eigen daden of wandaden. Ik wil toch graag een visie van de SP-fractie op hoe die proportionaliteit er volgens haar uitziet. Nogmaals, als iemand hier een dag is, net een verblijfsvergunning in ontvangst heeft genomen en een misdaad pleegt waar 30 dagen gevangenisstraf op straat, vindt de SP-fractie het dan echt onterecht dat zo iemand weer uit Nederland wordt uitgezet?

De heer Van Gerven (SP): Dit is een voorbeeld waarover je niets kunt zeggen, want het gaat om de omstandigheden waarin zo iemand verkeert. Dus als de PVV daar een algemeen, abstract punt van maakt, wil ik wel precies weten hoe het dan zit. Om welk delict gaat het precies, wat zijn de achtergronden van die persoon? Het maakt heel wat uit of iemand bijvoorbeeld manisch-depressief is – ik gooi er maar eens even vanuit mijn doktersachtergrond een ziekte tegenaan – of psychisch volledig bij zijn verstand is. Dus je kunt dat niet zo veralgemeniseren. Onze algemene stelling is dat de glijdende schaal wat ons betreft op dit moment ver genoeg gaat en waarschijnlijk niet het middel is om de criminaliteit onder vergunninghouders effectief te bestrijden.

Met betrekking tot de kwestie van homoseksuelen in Irak sluit de SP-fractie zich aan bij het betoog van D66 en bij de vragen die hierover zijn gesteld.

Ik weet niet of het woord «humaniteit» een begrip is dat bestaat bij de PVV in relatie tot Utrecht.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie is over het algemeen niet zo enthousiast over allerlei quota, maar er zijn quota die ons wel aanspreken. Die zijn hier vandaag aan de orde.

Dan begrijpt u allemaal dat ik het heb over het hervestigingsbeleid waarvoor nadrukkelijk ook een quotum genoemd is, namelijk dat Nederland ernaar streeft om gemiddeld 500 vluchtelingen per jaar uit te nodigen. Het is een opvallend beleid om mensen uit te nodigen en een vast groot aantal naar Nederland te laten komen. Daar staan wij achter. Wij vinden dat een terechte inzet. Het valt wel op dat andere Europese landen dit veel minder doen. Dus Nederland heeft kennelijk een opvallend humaan of mild beleid door vluchtelingen naar Nederland te laten komen. Zouden andere landen daarop niet ook meer kunnen worden aangesproken? Zou het niet goed zijn om ook binnen Europa te zeggen: wij hebben een zekere norm waar wij ook andere landen aan kunnen houden om vluchtelingen uit te nodigen zich daar ook te vestigen?

Wij vinden het ook terecht dat daarbij integratieaspecten worden meegenomen, simpelweg door je de vraag te stellen: als mensen naar Nederland komen, laten dat dan ook diegenen zijn die perspectief hebben op inburgering in Nederland. Ik sluit mij aan bij degenen die hebben gezegd dat wij daarbij niet te eenzijdig alleen op het opleidingsniveau moeten focussen, want er kunnen ook heel andere omstandigheden zijn waardoor mensen gemakkelijker een plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Soms kunnen juist mensen met een lagere opleiding of vakmensen heel nuttig en nodig zijn in de Nederlandse samenleving en integratiekansen hebben. Is daar ook aandacht voor?

Er is in de stukken ook gesproken over de vergoedingsregelingen die bestaan. Gemeenten kunnen een aanvraag doen voor uitgenodigde vluchtelingen waarvoor een bepaald geldbedrag beschikbaar is. Is dat niet een beetje een ingewikkelde bureaucratie: met aanvragen die moeten worden gedaan door gemeenten en die dan worden toegekend, en als zij die aanvragen niet zelf doen worden zij weer uitgenodigd om die aanvragen te doen? Kan dat allemaal niet wat eenvoudiger en directer worden gekoppeld aan vluchtelingen die worden uitgenodigd en die in de betrokken gemeente worden gevestigd?

Een tweede onderwerp dat ik aan de orde wil stellen zijn de aanpassingen van de glijdende schaal voor criminele vreemdelingen. Op zichzelf vinden wij het prima om te kijken of nadere aanscherpingen kunnen worden gepleegd. Wij hebben daaraan in het verleden ook onze steun gegeven. Alleen kwam in de debatten destijds wel steeds naar voren in hoeverre wij nu de bestaande mogelijkheden benutten. Toen bleek bijvoorbeeld dat bij verlenging of vervanging van verblijfsdocumenten maar heel beperkt wordt getoetst aan die glijdende schaal en dat bij de aanhouding van een crimineel de registratie door de basispolitiezorg vaak gebrekkig was. Is er op die punten ook daadwerkelijk vooruitgang geboekt, dus worden de mogelijkheden die er nu al zijn voldoende benut?

Tot slot op dit onderdeel: is er ook steeds sprake van een individuele regeling? Blijft er ruimte voor maatwerk, ook bij aanscherping van de regels? Dat vinden wij ook een belangrijk punt.

Als het gaat om het onderwerp gezinslocaties wil ik weten wat de daadwerkelijke inzet is van het kabinet. Aan het eind van de brief over gezinslocaties wordt onder het kopje «toekomst» gesteld dat de inzet natuurlijk blijft om onnodig lang verblijf zonder perspectief tegen te gaan. Dat is natuurlijk terecht. We hebben het vaak over ingewikkelde situaties waarin mensen eigenlijk niet mogen blijven maar zich al wel in Nederland bevinden. Dan kom je telkens weer voor dilemma's te staan wat nu wel en wat niet in het onderwijs, de zorg et cetera mogelijk is. De inzet zou natuurlijk juist moeten zijn om die schimmige tussenfase zo veel mogelijk te voorkomen en om onnodig lang blijven zonder perspectief tegen te gaan. Wat gebeurt daar nu concreet aan?

Dan kom ik bij het laatste onderwerp dat nu niet formeel geagendeerd is. We komen daar graag nog afzonderlijk in het debat op terug. Dan gaat het om de discussie over het aanhouden van illegalen. Het staat niet op de agenda maar omdat erover gesproken wordt is het misschien goed om van de minister te horen wat nu daadwerkelijk de verandering is in beleid op dit onderwerp. De SGP heeft geen behoefte aan een soort rigide quota, waarvoor ook geen voorstellen worden gedaan, vergelijkbaar met de bonnenquota. Wij vinden het heel terecht dat er een serieuze handhavingsinspanning wordt gepleegd. Dan moet je niet zeggen: het is illegaal, laat het allemaal maar lopen en alleen als mensen heel vervelend doen zullen wij er een punt van maken. Nee, er moet wel een serieuze handhavingsinspanning zijn, met prioriteit bij de overlastgevende. Hoe zorgen we ervoor dat aanhoudingen ook daadwerkelijk tot succes leiden, namelijk tot terugkeer? Daar gaat het om. Wat wordt daar aanvullend aan gedaan?

De heer Schouw (D66): Wij kennen de SGP als redder van regeringen in nood, maar gaan wij de SGP ook leren kennen als redder van mensen in nood? We hebben allemaal gesproken over homoseksuele Irakezen die verkeren in een urgente situatie. Ik weet dat de heer Van der Staaij zijn stukken goed leest. Is hij het nu eens met een groot deel van de Kamer dat je eigenlijk toch een uitzendmoratorium zou moeten hebben voor die homoseksuele Irakezen totdat er een nieuw ambtsbericht komt?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben het in dit geval eens met verscherpte aandacht voor Irakese homoseksuelen. Ik vind inderdaad de feiten die daarover aan het licht zijn gekomen buitengewoon stuitend en schokkend. De klopjachten op Irakese homo's zijn ongekend. Dus bijzondere aandacht daarvoor in de asielprocedure bepleit ik ook van harte en ondersteun ik. Ik heb wel nog de vraag in hoeverre daarbij sprake is van een koppeling met Buitenlandse Zaken. Wordt er ook in Europees verband echt werk van gemaakt om de situatie in het land te verbeteren? Dat is natuurlijk wel de eerste prioriteit. Ik zou het dus wel belangrijk vinden dat wij zorgvuldig naar de asielkant kijken maar ook op het terrein van Buitenlandse Zaken grote inspanningen doen.

De heer Schouw (D66): Met alle waardering voor de woorden van de heer Van der Staaij wijs ik erop dat meer aandacht allemaal mooi is maar dat je daarmee als je niet uitkijkt mensen wel de dood in jaagt, om het even heel vierkant neer te zetten. Zouden wij toch de minister niet moeten vragen om bijvoorbeeld voor Irak hetzelfde beleid te gaan hanteren als voor Iran als het gaat om de uitzetting van homoseksuelen?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik wil me niet vastleggen op één bepaalde juridische vorm in de zin van: zo moet het en niet anders, want anders jagen wij mensen de dood in. Dat zijn heel zware termen. Bij asiel gaat het natuurlijk heel vaak om vragen van leven en dood of van ernstige vervolging. Dus er is alle reden om daar bijzondere aandacht aan te besteden. Deze feiten zijn reden om te zeggen dat dit wel een bijzondere categorie is waarvoor wij extra scherp moeten kijken. Iemand zei: bij twijfel niet inhalen. Bij twijfel moet natuurlijk ook voorrang worden gegeven aan het daadwerkelijk bieden van verblijf aan mensen.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met een vraag aan de minister. Wij hebben eind februari een dertigledendebat met de minister gevoerd naar aanleiding van uitspraken van de Kinderombudsman over kinderen die vanwege lange procedures medisch-psychische klachten krijgen. Toen heeft de minister gezegd binnen twee of drie weken met een omvangrijk pakket aan maatregelen te komen. Die drie weken zijn verstreken. De fractie van GroenLinks wordt ongeduldig en is ook een beetje wantrouwig omdat het punt immigratie natuurlijk op tafel ligt in het Catshuis. Komt dat omvangrijke pakket aan maatregelen nog deze week of wordt het nu eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de heer Wilders?

Dan kom ik bij het illegalenquotum of de jacht op illegalen. Niemand wil dat – de politie niet, gemeenten niet, wethouders niet, kerken niet – behalve dit kabinet. De vraag is waarom precies. Wat is de onderbouwing voor de verhoging? Ging het niet goed in het verleden waardoor wij nu te maken hebben met deze verhoging, of is het gewoon een verzoek van de PVV om meer werk te maken van uitzetting?

Wat doen we met de groep illegalen die niet uitgezet kan worden en waarvoor geen zicht is op terugkeer? Moeten agenten dan toch nog aan hun quotum komen en mensen gaan aanhouden, bijvoorbeeld mensen met een buitenlands uiterlijk? Hoe kijkt de minister daartegen aan in de uitvoering?

Hoe kijkt de minister aan tegen het feit dat gemeenten waarschijnlijk niet gaan meewerken aan deze afspraak? Zij zeggen namelijk terecht dat zij andere prioriteiten hebben in hun gemeente op het gebied van onveiligheid.

Ik sluit dit punt van het illegalenquotum af met de opmerking dat GroenLinks – dit zeg ik ook tegen het CDA – voor gedwongen terugkeer is. Dit is een belangrijk onderdeel van ons asielbeleid. Maar er moet wel zicht zijn op terugkeer. Met mensen in vreemdelingendetentie plaatsen die vervolgens niet kunnen worden uitgezet schieten we niets op. Die mensen willen wij liever inzetten dan uitzetten.

Dan de uitgenodigde vluchtelingen. Dit kabinet wil integratieaspecten zwaarder laten meewegen bij de uitnodiging van vluchtelingen, terwijl bescherming altijd leidend was. Wat is daarvoor de onderbouwing? Wat was het probleem in het verleden? Waren er mensen die wij uitnodigden en die vervolgens niet integreerden? Zo ja, kan de minister daar cijfers over op tafel leggen? Ik heb deze vraag al eerder gesteld en daarop geen reactie gekregen.

Dan kom ik bij homoseksuele Irakezen, maar ook emo's, want ook wat androgyne, sombere jongens worden vermoord in Irak. Ik weet niet of de minister het filmpje daarover onlangs heeft gezien. Een van de vorige ministers, minister Verdonk, heeft ooit maatregelen genomen voor homoseksuelen uit Iran. Dat resulteerde niet in een aanzuigende werking. Sterker nog, het aantal Iraanse asielzoekers daalde. Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers die hebben gepleit voor een nieuw ambtsbericht en tot die tijd een vertrekmoratorium. Kan de minister aangeven of hij daartoe bereid is?

Het college van burgemeester en wethouders van Oude Pekela heeft gezegd dat men te maken heeft met kinderen die misschien niet in aanmerking komen voor opvang en niet in opvang zitten, voor wie men soms een eigen oplossing zal vinden omdat het verhuizen van zo'n gezin naar een gezinsopvanglocatie gepaard gaat met een afscheid van school en van vriendjes en vriendinnetjes. De voorzieningen zijn vervolgens karig, de toegang tot het onderwijs is slecht, de registratie in huis is belastend, de informatievoorziening gebrekkig en de medische zorg onvoldoende. Waarom geven wij aan gemeenten, maar ook aan het COA, niet de ruimte om op hun eigen manier voor opvang te zorgen voor dit soort gezinnen met kinderen? Waarom dan toch een rigide opstelling door te zeggen dat zij gewoon moeten verhuizen?

De heer Fritsma (PVV): De heer Dibi heeft in zijn betoog de indruk gewekt dat heel veel illegalen gewoon niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Dat klopt niet. Is de heer Dibi bekend met de volgende twee zaken?

Allereerst noem ik het punt dat mensen die echt niet terug kunnen keren naar het land van herkomst een verblijfsvergunning kunnen krijgen op grond van het zogenaamde buitenschuldcriterium. De heer Dibi heeft het over een kleine groep waarin beleidsmatig al is voorzien.

Is de heer Dibi voorts bekend met het WODC-rapport Kiezen tussen twee kwaden, waaruit blijkt dat slechts een enkeling vrijwillig wil terugkeren naar het land van herkomst?

De heer Dibi (GroenLinks): Een deel van de illegalen kan terugkeren en wil dat liever niet. Voor die groep vind ik terugkeer noodzakelijk en onvermijdelijk. Dus als het kabinet daarop inzet, net als voorgaande kabinetten, en daarover ook afspraken maakt met de politie en de Vreemdelingenpolitie, heb ik daar geen moeite mee. Ik heb bewust in mijn eigen inbreng gesproken over de illegalen voor wie er geen zicht is op terugkeer, die zorg en hulpverlening gaan mijden doordat ze bang zijn opgespoord te worden. Daarover heb ik een vraag gesteld aan de minister. Met die groep moet je anders omgaan dan met de criminele illegalen of de illegalen die kunnen terugkeren maar niet willen terugkeren.

De heer Fritsma (PVV): Erkent de heer Dibi daarmee dat het slechts een kleine groep is die niet kan terugkeren? In het WODC-rapport dat ik aanhaalde staat duidelijk dat slechts een enkeling vrijwillig wil terugkeren, terwijl heel veel mensen gewoon onwillig zijn. Als de heer Dibi dat punt erkent, zouden wij misschien verder kunnen komen.

De heer Dibi (GroenLinks): Illegalen die moeten terugkeren maar onwillig zijn worden gewoon uitgezet. Dat is staand beleid. Dat is altijd al zo geweest. Dus het niet willen terugkeren als illegaal zie ik niet als reden om vervolgens niet over te gaan tot terugkeer.

De vragen die ik stel gaan over iets anders, wat zeer onderbelicht is in het hele asieldebat, niet alleen over illegalen maar ook over uitgeprocedeerde asielzoekers. Er is een deel waarbij het land van herkomst niet meewerkt, waarbij er geen zicht is op duurzame terugkeer. Die mensen laten wij vervolgens verpieteren in allerlei detentie- of opvanglocaties. Daarvan zegt GroenLinks – dat is inderdaad iets totaal anders dan wat de PVV zegt – dat wij die mensen willen inzetten in plaats van uitzetten.

Minister Leers: Voorzitter. Zeer veel dank aan de geachte afgevaardigden voor hun inbreng. Het is een drukke agenda met heel veel punten. Ik begrijp de vragen die links en rechts zijn gesteld. Als u het mij toestaat wil ik toch proberen de vragen bij elkaar te pakken in een aantal grote onderwerpen en ze een beetje te combineren.

Met uw toestemming wil ik graag beginnen met de gezinslocaties, om dan te komen op het punt van de hervestiging en de discussie over de integratie. De terugkeer is het volgende punt. Daarbij wil ik ook het vreemdelingentoezicht aan de orde stellen, de glijdende schaal en al die elementen die met terugkeer te maken hebben. Het landelijk gebonden asielbeleid is het daaropvolgende punt, waarbij ik kom op de problematiek in Irak en Iran, homo's en LABT's. Ten slotte zijn er dan nog de overige punten die aan de orde zijn gesteld. Langs die lijnen wil ik de vragen aflopen.

De voorzitter: Nu u de blokjes hebt aangegeven, merk ik op dat ik twee interrupties toesta, niet per blokje maar in totaliteit. Als er bijna geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot interrupties en er is iemand die nog een derde interruptie wil, doen wij dat, maar gelet op de tijd moet ik een beetje maximeren.

Minister Leers: Ik begin met de gezinslocaties. Het is goed dat we dit punt met elkaar bespreken. Dit is de eerste keer dat we hierover overleg plegen. Ik ben blij dat ik de kans krijg om eventuele misverstanden en de zorgen, waarvoor ik ook opensta, met u te bespreken.

Misschien is het goed om eerst nog eens te zeggen waarom in 2011 is gekozen voor de oprichting van de gezinslocaties. Tot dat moment werden gezinnen die uitgeprocedeerd waren op straat gezet. Er werd van mensen verwacht dat zij zelfstandig terug zouden gaan. Dat is de verantwoordelijkheid van mensen die aan het eind van de procedures zijn. Wij hebben toen gezegd, ook naar aanleiding van de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag, dat wij gezinnen met kinderen onderdak zouden geven. Over dat onderdak hebben wij goed nagedacht. Dat moet je niet doen bij AZC's, want dan vermeng je mensen die nog in procedure zijn met mensen die moeten vertrekken. Dan krijg je dus niet de goede uitsplitsing en geef je ook niet de goede signalen af. Dat neemt niet weg dat wij mensen die wij in gezinslocatie willen neerzetten niet gaan wegpesten. Het moet niet zo zijn dat wij een locatie gaan instellen of optuigen waarvan het de bedoeling is om mensen te gaan wegpesten. Het gaat er wel om deze mensen voortdurend voor te houden dat ze aan het eind van de procedure zijn, dat het enige alternatief nu vertrek is en dat wij daarop ook continu de aandacht richten.

Daarom zijn er afspraken gemaakt in die gezinslocaties, de VPL's. Dat wil overigens niet zeggen dat wij zouden willen afdoen aan de faciliteiten, bijvoorbeeld voor kinderen, dat wij de ruimten slechter maken of wat dan ook. Nee, de afspraken die wij hebben gemaakt hebben vooral te maken met voortdurend bezig zijn met terugkeer. Vandaar ook de vrijheidsbeperking in de zin dat men zich iedere dag moet melden. Voor het overige hebben kinderen dezelfde opvang als in de AZC's. Zij krijgen medische verzorging en hebben recht op onderwijs. Ik zal dadelijk nog iets zeggen over de meldplicht op zaterdag en zondag. Kortom, voor kinderen verandert er eigenlijk niet veel.

Voor ouders hebben wij wel een beperkt regime in die zin dat zij geen zakgeld of leefgeld meer krijgen zoals vroeger en dat zij alleen maar naar een advocaat kunnen reizen als het gaat om hun asielprocedure. In dat kader mogen zij reizen, maar niet meer om bijvoorbeeld te switchen naar een reguliere procedure. Dat zijn de afspraken die wij hebben gemaakt

De voorzieningen zijn dus wat mij betreft in principe op orde, maar het kan altijd beter. Daarom ben ik ook zelf gaan kijken en heb ik ook gezien dat er wel een paar verbeteringen nodig waren, op de eerste plaats bij de overplaatsing. Laat ik nog eens zeggen dat ik het volstrekt met u eens ben dat het niet zo moet zijn dat kinderen zestien keer verhuizen. Dat is overigens één individueel geval geweest dat een beetje overdreven was, want ik heb gezien dat het om twaalf verhuizingen ging, al ben ik het volstrekt met u eens dat dat onaanvaardbaar is. Kinderen moeten niet twaalf keer verhuizen en van school wisselen. Ik deel dat helemaal met u. Ik heb ook gezegd dat ik alles op alles ga zetten om de voortdurende overplaatsing naar andere scholen terug te dringen. Dat kan niet.

Dus is bepaald dat wij voordat het gezin überhaupt wordt overgeplaatst naar een gezinslocatie eerst kijken of gewaarborgd is dat het kind straks naar school kan. Wij gaan ook kijken of gewaarborgd is dat er medische voorzieningen zijn. De lopende medische behandelingen moeten kunnen worden voortgezet op de nieuwe locatie. Ook daarover heb ik afspraken gemaakt. Het kan niet meer zo zijn dat kinderen en hun ouders in een lastige positie komen op het terrein van de medische verzorging.

Dan de meldplicht. Inderdaad moest men zich zeven dagen per week, ook op zondag, melden. Ik ben het volstrekt met u eens dat dat niet gewenst is. Daarom heb ik gezegd dat wij die meldplicht op zon- en feestdagen gaan afschaffen. Je moet mensen ook niet de hele dag achter de broek zitten. Het is voor hen al lastig genoeg. Zij weten dat er voor hen maar één perspectief is, namelijk vertrek. Dat is emotioneel al belastend, dus die zondag komt te vervallen.

Voor kinderen is er al geen meldplicht. Dat hebben we bewust gedaan omdat je kinderen zich niet moeten laten melden terwijl ze naar school moeten. Dus voor kinderen bestond er al geen meldplicht op zon- en feestdagen. Wat ik wel ga doen, is de gelegenheid bieden in individuele gevallen voor kinderen om ook een weekend te gaan logeren of iets dergelijks, zodat ouders daar de mogelijkheid toe hebben. Ook voor de zaterdag zullen wij bekijken of wij in principe voor de kinderen ruimte krijgen zodat ze op die dag meer dingen kunnen doen, want ik snap ook heel goed dat er nog eerdere sociale contacten bestaan uit AZC's.

Kortom, ik ben graag bereid om met u te zoeken naar een fatsoenlijke behandeling voor gezinnen en voor kinderen. Maar we moeten wel met elkaar afspreken dat de gezinslocaties bedoeld zijn om uiteindelijk terug te keren naar het land van herkomst. Het is geen opvang om de opvang te rekken. Dat moeten wij niet willen met elkaar.

Dat brengt mij meteen op de vraag waarom een gemeente als Oude Pekela niet zelf mag voorzien in de opvang. Ik zou dat een heel slechte ontwikkeling vinden, want daarmee zouden wij de noodopvang eigenlijk weer in ere gaan herstellen. Dan gaan we weer doen waarvan wij eerder hebben gezegd dat we dat nu net niet wilden. Dan gaat weer iedere gemeente op zijn eigen manier mensen huisvesting en opvang bieden, waardoor mensen weer de signalen krijgen dat zij toch even mogen blijven. Dat moet niet de bedoeling zijn. Wij proberen consequent en eerlijk te zijn in onze procedures.

Als mensen procedures hebben doorlopen en het over is, rest er maar één ding: vertrek. Dat dat niet altijd mogelijk is, ben ik met u eens. Soms komt het voor – helaas veel te vaak, daar kom ik straks nog op terug – dat landen niet meewerken. Als er inderdaad sprake van is dat men niet terug kan maar wel wil, ben ik bereid om bij het hanteren van het buitenschuldcriterium consequent te zijn en te zeggen dat je mensen ook niet jarenlang voor de gek moet houden dat ze terug kunnen terwijl ze dat feitelijk niet kunnen. Dan kunnen wij daar iets aan doen, maar in principe kan iedereen terug die dat wil. Daarin willen wij helpen met instrumenten, met ondersteuning en wat dan ook.

Samenvattend, bij de gezinslocaties sta ik open voor verbeteringen als die noodzakelijk zijn, maar wel binnen de context die ik heb geschetst, namelijk dat de boodschap duidelijk moet zijn dat mensen terug moeten gaan. Dat is toch een boodschap die ze vaak niet willen horen.

Ik heb u verteld waarom ik de splitsing met het AZC wil, dus het niet vermengen van twee groepen, een groep die nog in procedure is en een andere groep die aan terugkeer moet werken. U moet het allemaal zien in de context waarvoor uw Kamer ook hard aan het werk is en waarover wij denken dat in deze Kamer een grote mate van gemeenschappelijkheid bestaat, namelijk zorgen dat de procedures snel zijn, dat we consequent zijn en dat we laten zien dat wie mag blijven mag blijven maar dat wie terug moet ook terug moet. Daarom kom ik met dat totale pakket waarop de heer Dibi doelde. Ik ben dat nog aan het verfijnen. De Ombudsman heeft drie keer zijn advisering uitgesteld. Ik heb daarop zitten wachten. Ik wil ook een fatsoenlijk antwoord aan de Ombudsman kunnen geven en ik wil ook zijn serieuze idee betrekken bij mijn verhaal. Ik wil dat zorgvuldig doen en daar heb ik wat tijd voor nodig. Ik kan u niet zeggen of dat één week of twee weken gaat duren, maar op afzienbare termijn hoop ik toch met het pakket te komen. Dat hangt ook een beetje af van uw eigen procedurevergadering bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel zoals het er ligt. Ik zeg u toe dat ik ruim voor die tijd met de stukken zal komen.

Over de meldplicht heb ik gesproken, net als over de vervoerbewijzen omdat wij in het kader van de RVA afspraken maken en reiskosten vergoeden.

Tenslotte nog twee individuele vragen, ten eerste die van de heer Voordewind waarom ik niet de gezinnen opvang die op straat staan. Als gemeenten worden geconfronteerd met een gezin dat op straat leeft en om opvang verzoekt, heb ik altijd gezegd dat ik bereid ben dat over te nemen. De DT&V staat open voor gezinnen die nu op straat leven en die graag opvang willen maar die dan ook willen werken aan terugkeer. Dat is wel de conditie die wij met elkaar afspreken. De DT&V zal op basis van maatwerk telkens bekijken wat er mogelijk is. Elk gezin dat vanuit de illegaliteit om opvang vraagt automatisch opvang geven om maar weer te blijven, vind ik een verkeerd signaal. Dan moet het gezin ook bereid zijn om terug te gaan en mee te werken. Mensen hebben een vertrekplicht. Ik wil geen valse hoop wekken: u mag alle alternatieven proberen en als zij uitgeput zijn komt u nog maar even bij ons, dan mag u blijven en begint de cirkel weer opnieuw. Dat moeten wij niet doen. We moeten consequent zijn maar wel barmhartig waar dit aan de orde is en we moeten mensen ook opvang bieden als dat noodzakelijk en geïndiceerd is.

De heren Fritsma en Knops hebben gevraagd naar de stand van zaken rond de nieuwe gezinslocaties. Het is inderdaad waar dat de gezinslocaties bijna vol zitten. Het COA is inderdaad in gesprek met verschillende gemeenten over een extra gezinslocatie. Ik weet niet precies wat er nog gaat komen. Er zijn gemeenten die daar niet voor voelen maar ook gemeenten die bereid zijn om hieraan mee te werken. Het feit dat zij meer gezinslocaties hebben zegt niets over de terugkeer op zichzelf.

Ik zeg hier zonder meer bij dat het vaak het moeilijkste sluitstuk is van mijn portefeuille om mensen te laten terugkeren. Want mensen willen dat niet, zij hebben vaak veel geld betaald om hier te mogen blijven. Dan is de boodschap hard als je terug moet. Dit is een ontzettend lastig en weerbarstig onderdeel van het vreemdelingenbeleid. Er zijn gezinnen in opvanglocaties die wel degelijk ook teruggaan. Er is een behoorlijke uitstroom, zeker ook dankzij het nieuwe instrumentarium dat wij hebben, het IOM-instrumentarium. Dat helpt, maar we hebben nu te maken met de nieuwe situatie waarin wij sinds anderhalf jaar verplicht zijn om gezinnen op te vangen. Dat zijn we nu ook aan het doen. Daarom moet ik ook goede informatie geven over de ontwikkelingen die op de gezinslocaties aanstaande zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik dank de minister voor zijn reactie op een aantal knelpunten die spelen en op een aantal rapporten die zijn verschenen. Ik loop nog even heel kort twee dingen langs.

Van de meldplicht op zaterdag zegt de minister dat hij zal kijken of daarvoor een uitzondering te maken is. Kunnen wij met de minister afspreken dat kinderen worden uitgezonderd van die meldplicht op zaterdag? Kinderen hoeven zich niet melden, dat begrijp ik, maar ze zijn wel belemmerd door de meldplicht op zaterdag, waardoor zij niet met hun ouders weg kunnen. Want je stuurt een kind van vijf of zes jaar niet weg zodat de ouders weg kunnen op zaterdag. Ik zou hierover toch graag iets meer duidelijkheid krijgen.

Dan de DT&V en de gezinnen die nu al op straat staan. Hoe verhoudt zich dat nu bijvoorbeeld met de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag en de uitleg van internationale verdragen dat gezinnen met kinderen niet op straat mogen komen te staan? De minister zegt: ik vang ze wel op wanneer zij bereid zijn om terug te keren maar niet wanneer dat niet helemaal duidelijk is. Maar er zijn gewoon uitspraken van de rechter dat dit niet mag. Dus waarom brengt de minister daar nu een knip in aan?

Als laatste punt noem ik de basisschoolleerlingen die nu op de gezinslocaties naar school gaan. Ik krijg steeds meer signalen dat kinderen er de voorkeur aan geven, omdat zij dat bij de AZC's ook hebben gedaan, om buiten de gezinslocatie als «gewoon» kind naar een basisschool te gaan omdat zij er toch heel veel stress van ondervinden om met elkaar in het centrum naar school te moeten. Ze zouden liever gewoon naar een basisschool willen gaan.

Minister Leers: Het laatste punt is eigenlijk heel eenvoudig. Op de locatie Katwijk die wij op dit moment hebben is een lagere school. Daar is ook ruimte. Dan vind ik het ook logisch dat je daar de kinderen primair naartoe stuurt. Als het zo zou zijn dat we straks in de situatie zitten met de nieuwe gezinslocatie dat er geen lagere school zou zijn, gaan wij in de omgeving zoeken. Bij middelbare scholen doen wij dat ook. Dan kijken wij of elders in de omgeving die middelbare schoolopleiding er is.

Over de meldplicht heb ik net al gezegd dat dit op zon- en feestdagen niet hoeft, voor kinderen sowieso niet. Ik ben bereid om ook voor de ouders op de zaterdag de meldplicht op zaterdag naar het eind van de dag te brengen. Ik heb al aangegeven dat ik daartoe bereid ben en ik herhaal dat hier graag. Daardoor worden gezamenlijke activiteiten op die zaterdag gemakkelijker.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Om 18.00 uur?

Minister Leers: Ja, zoiets, dat zouden wij kunnen afspreken, aan het eind van de middag, tegen de avond. Het lijkt net alsof dit een beetje triviaal is. Nogmaals, ik zit geen ouders te pesten, maar het gaat om duidelijk te maken dat die VBL er niet voor niets is, dat men moet werken aan terugkeer. Maar dat snapt heer Voordewind ook wel.

Waarom die knip? Het ging om de situatie dat het gerechtshof zei: u mag geen gezinnen meer op straat zetten. Er zijn indertijd gezinnen geweest die er zelfstandig voor gekozen hadden om met onbekende bestemming te vertrekken. Daar zit precies het probleem. Als die gezinnen terugkomen en zeggen dat zij alsnog opvang willen, dan zeg ik: ja, dat kan, want u komt uit de illegaliteit in het systeem, maar dan wel onder de conditie dat u werkt aan terugkeer. Dat is wat ik bedoel met maatwerk. Wij zetten niemand meer op straat die nu uitgeprocedeerd is, want dat mag niet, dat is inherent aan de uitspraak van het gerechtshof. Maar van mensen die al eerder vertrokken zijn met onbekende bestemming en die nu terugkomen, zeggen wij dat we maatwerk zullen bekijken en onder de genoemde condities.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat om die basisschoolleerlingen, bijvoorbeeld in Katwijk. Daar is inderdaad een school, maar dat was mijn punt niet. Het gaat om de kinderen daar die met veel stress allemaal bij elkaar zitten terwijl zij voorheen buiten zo'n AZV tussen gewone kinderen zaten, zonder die stress, en kind konden zijn. Dus het beroep was, ook van de ouders: waarom kunnen onze kinderen niet met een busje naar een gewone lagere school zodat ze daar tussen gewone kinderen zitten?

Minister Leers: Als mensen een school moeten kiezen voor hun kinderen, kiezen zij meestal voor de dichtstbijzijnde school. Dat is ook vaak aan de orde omdat daar de vriendjes en vriendinnetjes zitten en de schoolpopulatie gezamenlijk in die omgeving zit. Ik denk dat het praktisch bijna onuitvoerbaar is om eenieder zomaar zijn eigen keus te laten maken van een school. Dat wordt een enorme logistieke operatie met transport en zo; volgens mij moeten wij dat niet doen. Die basisschool is er. We willen dat kinderen de positie houden – en terecht – dat zij ook gebruik kunnen maken van onderwijs en voorzieningen. Die school is er, het lijkt mij logisch dat we daar primair naar kijken.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Ik heb een vraag aan de minister over wat hij noemt de behoorlijke uitstroom uit gezinslocaties en uit vrijheidsbeperkende locaties terug naar het land waarnaar mensen zijn uitgezet. Als ik de brieven lees die hierover gaan, is de hele verdediging van deze sobere, vrijheidsbeperkende instellingen gebaseerd op het bevorderen van terugkeer naar het thuisland in de laatste fase waarin men nog in Nederland is. Dat is duidelijk, maar ons bereiken allerlei berichten dat die terugkeer vervolgens hierdoor niet op gang komt. Dus het lijkt er een beetje op dat de hele doelstelling vooralsnog niet wordt bereikt. Nu zegt de minister dat er sprake is van een behoorlijke uitstroom. Ik hoor iets anders, dus ik ben heel benieuwd hoe behoorlijk die uitstroom is. Over hoeveel gezinnen hebben wij het dan die dankzij dit nieuwe beleid terugkeren?

Minister Leers: Dit is een zeer terechte vraag die mevrouw Hilkens stelt. We hebben de gezinslocaties en de VBL's nu sinds anderhalf jaar, naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak. We hebben ervoor gekozen om dit zo in te richten. Dat was iets nieuws. We hebben met goede argumenten gezegd dat we die splitsing, die ontvlechting moeten maken tussen mensen die in procedure zitten en mensen die moeten vertrekken. Ik ga natuurlijk monitoren of dat effect heeft. Ik zeg u toe dat u in de terugkeerbrief ook de aantallen krijgt, zodat we kunnen zien wat dit nu betekent. Ik vind de tijd wat te kort om dit nu al te zeggen, want wij zijn nog een beetje de strubbelingen aan het rechtbreien.

Ik ben hier heel pragmatisch in. Als andere middelen beter zijn om uiteindelijk meer mensen terug te krijgen, waarom zou ik die dan niet willen pakken? Het is logisch dat we allemaal samen tot de conclusie zijn gekomen dat mensen goede procedures krijgen. Moeten ze terug, dan moeten wij wel zorgen dat dat zo effectief mogelijk plaatsvindt. Als blijkt dat dit geen goede aanpak is, ben ik de eerste om te zeggen dat wij dat zo niet moeten doen. Maar dat wil ik dan wel kunnen doen op basis van de analyse van cijfers, van feiten.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Maar waarop baseert de minister nu de conclusie dat er sprake is van een behoorlijke uitstroom? Ik vind dat wij echt voorzichtig moeten zijn met dat soort conclusies. Als ik conclusies hoor dat deze mensen in redelijk afschuwelijke omstandigheden daar met hun kinderen zijn weggestopt, is dat eigenlijk nog geen cijfermateriaal, want wij moeten nog gaan monitoren, maar tegelijkertijd zou er sprake zijn van een behoorlijke uitstroom. Dat klopt niet.

Minister Leers: De feiten op een rij: voor de zomer kan ik een eerste indicatie geven van de cijfers waar u naar vraagt. Het lijkt me goed om in de tweede helft van het jaar de evaluatie te maken. Dan bestaan wij zo'n beetje twee jaar. Waarop is nu mijn uitspraak gebaseerd? Ik zie dat het nieuwe instrumentarium dat wij hebben effectief is, het instrumentarium waarin gezinnen met steun van de overheid in materiële en immateriële zin kunnen terugkeren. Daar heeft een behoorlijk aantal gezinnen op ingetekend. Die gezinnen komen uit gezinslocaties. Dus dat is effectief.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil nog even stilstaan bij het recht van kinderen op een dak boven hun hoofd. Hoe ziet de minister dat er wordt gemeten? Ik begrijp wel dat ouders allerlei dingen kunnen doen die mogelijk ook niet in het belang zijn van het kind als het gaat om deze kwestie, maar dan vind ik toch dat de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Vindt de minister dat ook en is hij bereid om hoe dan ook te garanderen dat kinderen een dak boven hun hoofd hebben?

Minister Leers: Anderhalf jaar geleden heeft het gerechtshof in Den Haag een uitspraak gedaan naar aanleiding van de zaak-Ferrera. In die uitspraak is men tot de conclusie gekomen dat je kinderen niet zomaar zonder dak boven hun hoofd kunt uitzetten. De overwegingen hebben wij uiteindelijk gevolgd. Wij hebben daarvan gezegd dat wij dat ook zo moeten doen.

Ik denk dat wij gezinnen die zelfstandig met onbekende bestemming vertrekken niet achterna kunnen rennen met de eis dat wij dat dak boven hun hoofd moeten bieden. Het is mijn onaantastbare intentie dat ik mij blijf houden aan de internationale afspraken die zijn gemaakt. Dat zullen wij straks nog wel horen in de discussies over andere onderdelen. Ik houd mij aan internationale afspraken waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd, uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Kinderrechtenverdrag en dergelijke. Dat is voor mij in ieder geval de ruimte waarbinnen het asielbeleid en het vreemdelingenbeleid altijd moeten worden getoetst, of je het nu over een glijdende schaal hebt of andere zaken, en dit blijft voor mij het richtsnoer. Vanuit die gedachte opereer ik en kijk ik ook naar de situatie die er ligt, waaraan ik ook zo goed mogelijk invulling probeer te geven, overigens zonder daarbij in een situatie terecht te komen dat wij onze eigen effectiviteit teniet doen bij de terugkeer. Want dat is voortdurend het dilemma waar je mee zit. Je wilt zorgen dat mensen terugkeren en aan de andere kant wil je ze in de periode dat ze hier zijn wel een fatsoenlijk dak boven het hoofd bieden. In dat dilemma probeer ik zo goed mogelijk te opereren.

De heer Van Gerven (SP): Ik begrijp dat dilemma. Natuurlijk speelt dat, maar het punt is dat hier de rechten van het kind wellicht voor een zekere doelmatigheid gaan. Want de minister kan het kinderen toch niet verwijten als bijvoorbeeld de ouders marchanderen en op een bepaalde manier uitzetting frustreren? Hij kan de kinderen daarvan toch niet de dupe laten worden? Natuurlijk, als een gezin niet te traceren is, is het niet te traceren, maar als het wel getraceerd is of aangemeld wordt, vind ik dat het recht van het kind gaat boven een bepaalde effectiviteit en doelmatigheid. Vindt de minister dat ook en zou dat niet moeten leiden tot een andere opstelling dan verwoord?

Minister Leers: Ouders blijven verantwoordelijk voor de keuzes die zij maken. Uw ouders hebben ook keuzes gemaakt waarin u als kind moest volgen en die consequenties hadden voor u als kind. Dus ik kan niet alle verantwoordelijkheden van ouders vervolgens omdraaien of voor mijn rekening gaan nemen. Daarnaast wijs ik erop dat we in onze procedure al rekening houden met de zelfstandige positie van kinderen. Verder heb ik natuurlijk ook gekeken naar de interessante conclusies van de Kinderombudsman. Ik wil die niet afdoen als allemaal niets. Integendeel, ik wil er zorgvuldig mee omgaan. Ik kom er straks op terug en dan krijgt u van mij een heel duidelijk antwoord op uw vragen.

Dan kom ik op het tweede blok, de discussie over uitgenodigde vluchtelingen. Wij doen mee met het VN-programma voor uitgenodigde vluchtelingen van de UNHCR. Wij opereren hierbij in een internationale context met andere belangrijke landen zoals de VS en Canada. Het beleid wordt voortgezet, in de zin dat we met een quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar de komende vier jaar blijven doorgaan. Dat vind ik een belangrijke zaak. Wel heb ik aangegeven dat we een aantal elementen in dit beleid specifiek van belang achten, onder andere het meewegen van integratie in de hervestigingsaanpak. Waarom is dat gedaan? Laat ik vooropstellen dat dit niet nieuw is, maar ook onder het vorige kabinet al een uitgangspunt was. De maatschappelijke consequenties kunnen aanzienlijk zijn als integratie veel problemen oplevert voor een vreemdeling. Natuurlijk is het voor de vreemdeling zelf ook nadelig als deze niet kan integreren. Wat voor leven heb je als je hier naartoe komt en de hele tijd geïsoleerd aan de kant blijft staan?

Dat alleen nog vluchtelingen met intellectuele bagage worden uitgenodigd, zoals wordt gesuggereerd, is volstrekte onzin. Dat is geen juiste weergave van het hervestigingsbeleid. De bescherming staat voorop en ik maak geen keuze alleen maar op basis van integratie of welke andere kwaliteiten dan ook. Het is een aspect dat in het geheel wordt meegewogen. We gaan integratie als een criterium naast de beoordeling van het asielrelaas meewegen. We bekijken daarbij of er een bepaalde mate van zelfredzaamheid en aanpassingsvermogen is. We weten uit ervaring dat in de praktijk de hervestiging af en toe volkomen mislukt. Ik heb een aantal voorbeelden, maar ik wil nu niet op casuïstiek ingaan. We willen in ieder geval voorkomen dat mensen hier afglijden en in een onmogelijke situatie terechtkomen, dus wegen we dat mee.

Ik zal mij er in Kenia persoonlijk van op de hoogte stellen hoe zo'n hervestigingsoperatie werkt. Ik zal ook verslag doen van datgene wat daar gebeurt. Mijn intentie is om een uitgebalanceerde caseload te hebben. Dan is het echt niet zo dat we alleen maar kijken naar intellectuelen, professoren, journalisten etc. Ik wil ook de kwetsbaarheid vooropstellen, met een goede combinatie van high profile-vluchtelingen die de integratie juist kunnen vergemakkelijken. Met andere woorden, ik wil die afweging op een zorgvuldige manier doen, waarbij de kwetsbaarheid op de allereerste plaats staat en waarbij de noodzaak tot hervestiging prioritair is. Het gaat er dus echt niet om in de toekomst alleen maar slimme mensen of mensen met bepaalde kwaliteiten uit te nodigen. Iemand die niet opgeleid is, is hier misschien uiteindelijk veel beter af en kan veel gemakkelijker integreren in Nederland dan iemand die dat wel is. Het gaat mij erom al die aspecten mee te wegen in het geheel, en dat is niets nieuws.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd waarom ik zo moeilijk doe met betrekking tot het extra bedrag voor de gemeenten. Er is een discussie in de Kamer geweest over de vrijkomende gelden doordat vluchtelingen niet meer in een gemeenschappelijke opvanglocatie geplaatst worden, maar rechtstreeks worden toebedeeld aan individuele gemeenten. Het geld dat we daarmee uitsparen, heb ik deels eenmalig toegezegd aan gemeenten. Per uitgenodigde vluchteling krijgen ze daarvoor een bedrag van naar ik meen € 2000. Dat is om de eerste ervaringen op dat punt te versnellen. Het is eigenlijk een ondersteuning om het nieuwe beleid in de praktijk wat soepeler te laten verlopen.

We hebben het voorbeeld gehad van een mevrouw die uitgenodigd was en van wie door de selectiecommissie was vastgesteld dat ze lage cognitieve vaardigheden had en niet Latijns gealfabetiseerd was. De verwachting was toen al dat het voor die mevrouw erg moeilijk zou zijn om Nederlands te leren. Het blijkt dat in Nederland uiteindelijk het hele gezin ontspoord is. De kinderen van deze mevrouw zijn uit huis geplaatst omdat zij niet in staat was om die kinderen op te voeden. Een kind is opgenomen in een tehuis voor verstandelijk beperkten en een ander kind heeft al een ongewenste zwangerschap. Kortom, het is een grote ellende in dat gezin, omdat men op geen enkele wijze in staat was om zich in Nederland aan te passen respectievelijk mee te doen. Dat soort situaties wil ik gewoon vermijden. Een van de afwegingsfactoren is om daar goed naar te kijken, zonder dat doorslaggevend te laten zijn. Het is een van de aspecten. Ik heb al gezegd dat de kwetsbaarheid wat mij betreft vooropstaat.

Gevraagd is wat er gebeurt als een uitgenodigde vluchteling niet door Nederland wordt opgenomen. De betrokkene blijft in het land van opvang. Eventueel wordt de persoon opgenomen door een ander hervestigingsland. We doen dit samen met de UNHCR.

Ook is gevraagd naar de medische begeleiding. In het land van opvang vindt tijdens de selectiemissies evenals nu een medisch onderzoek plaats. Het medisch dossier wordt door het BMA overgedragen aan de huisarts voordat de vluchteling naar Nederland komt. Bij bepaalde medical cases zal het BMA een belangrijke rol kunnen vervullen.

Ik heb de vraag van de heer Knops of Nederland alleen nog high profile-zaken wil al beantwoord. We willen juist een balans hebben in het geheel.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of andere landen niet kunnen worden aangespoord tot hervestiging. Ik ben het op dat punt helemaal met hem eens en dat is ook wat ik doe. Iets minder dan de helft van de landen neemt deel aan de hervestiging. Het is uiteraard aan de landen zelf om daarover te beslissen, maar ik heb in de JBZ-Raad al een paar keer een appel gedaan op mijn collega's om op dit punt meer samen op te trekken

De heer Schouw (D66): Ik weet niet of de minister zijn eigen brief op dit punt kent. Over het integratieperspectief zegt hij zoiets van: het was verzonnen door mevrouw Albayrak en eigenlijk stelt het niet veel voor. In de brief schrijft de minister zelf dat de beoordeling vanuit dat integratieperspectief reden kan zijn om een voordracht te weigeren. Dat is echt nieuw. Het kan een reden zijn om een voordracht te weigeren, dus het is doorslaggevend. De minister moet niet doen alsof dit iets is wat een ander heeft bedacht, nee, hij heeft dit zelf bedacht. Mijn vraag is dan ook hoe dat toetsingskader er uitziet. Zoals het er nu staat, is het veel te vaag. Wanneer wordt het ingevoerd? Wat vinden de vrienden van de UNHCR ervan als Nederland zegt: om integratieredenen willen we die persoon niet toelaten, breng die maar naar een ander land? Dat is toch niet sociaal?

Minister Leers: De UNHCR heeft er geen problemen mee. Wij selecteren zelf op basis van de uitgangspunten die door de UNHCR worden aangegeven. Ik ga zelf een reis naar Kenia maken om te bekijken hoe het in de praktijk gaat. Het lijkt mij dat we er verder over praten als ik terug ben. Dan kan ik aan de hand van een praktisch voorbeeld daarover verder met de Kamer praten. Het gaat mij maar om één ding en dat is dat vluchtelingen die we naar Nederland uitnodigen, hier een toekomst kunnen opbouwen. Het is in het belang van de samenleving, maar ook in hun belang, dat ze mee kunnen doen. Dat zou u juist moeten onderschrijven. We moeten mensen niet alleen maar hier naartoe halen om ze daar uit de nood te halen en ze vervolgens hier in een vervelende situatie te brengen. Dat is waar het mij om gaat.

De heer Schouw (D66): Waar het mij om gaat, is dat er nieuw beleid wordt geïntroduceerd zonder dat de criteria duidelijk zijn, hetgeen leidt tot willekeur en onzorgvuldigheid. De minister zegt nu dat hij naar Kenia gaat om wat te doen aan die willekeur en onzorgvuldigheid. Dan vind ik dat hij moet toezeggen dat hij wat betreft het integratieperspectief geen enkele stap zet voordat hij naar deze Kamer komt met het verslag van zijn Keniareis, wat dan zal moeten uitmonden in criteria, want anders laadt de minister de verdenking op zich van willekeur.

Minister Leers: Ik weet niet of de heer Schouw beseft wat hij vraagt. Dat betekent gewoon dat we gaan opschorten en dat we voorlopig niemand meer uitnodigen. Ik denk dat dit toch ook niet in zijn voordeel is.

De heer Schouw (D66): Dat zeg ik helemaal niet.

Minister Leers: Dat zegt u wel, want u zegt dat ik niet door moet gaan met selecteren.

De heer Schouw (D66): Ik heb het gehad over het integratieperspectief.

Minister Leers: Ik heb u al gezegd dat het een van de aspecten is die meegewogen worden. U doet het telkens voorkomen alsof dat een doorslaggevend element is. Het is een van de aspecten die meewegen. Als uiteindelijk blijkt dat iemand niet integreerbaar is, stel ik de vraag of het wel verstandig is om dat geval mee te nemen. Dat betekent helemaal niet dat vervolgens niet iemand anders naar Nederland komt. Wij houden vast aan het quotum. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om aan de hand van de ervaringen die ik zelf opdoe, met u in debat te gaan op dit punt. Ik vind het belangrijk dat iemand straks hier op een goede manier een toekomst kan opbouwen. Dat is de enige gedachte die er bij mij achter zit.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb nog een vraag over de inspanningen in Europees verband. De minister gaf al aan dat hij in de JBZ-Raad ook andere lidstaten erop aanspreekt om mee te werken aan dat hervestigingsprogramma. Ziet hij daarvan al resultaat? Wordt die oproep ook gevolgd?

Minister Leers: Het is concreet aan de orde geweest in de discussie over de problematiek in Syrië en in het noordelijk deel van Afrika, waar vluchtelingen in de knel kwamen. Wij hebben aangegeven dat in die situaties meer landen de bereidheid moeten hebben om een deel van de vluchtelingen die daar in de problemen zitten, te hervestigen. Die discussie heeft concreet plaatsgevonden. Een aantal landen heeft toen op tafel gelegd bereid te zijn om iets extra's te doen. Overigens heeft Nederland op dat punt een geste gedaan, weliswaar een heel beperkte, maar we hebben toen een aantal mensen opgenomen. Andere landen hebben dat ook gedaan. Ik ben het wel met u eens dat we dat structureler zouden moeten doen, waardoor in de toekomst de hervestiging zeker in de Europese context eigenlijk een vanzelfsprekende zaak is, want niet alle landen doen nu mee.

De heer Van der Staaij (SGP): Is er sprake van afstemming tussen de landen die wel meewerken aan het hervestigingsprogramma? Zijn er daarin nog specifieke «spitsen» of is het volstrekt willekeurig en afhankelijk van de UNHCR wie er voorgedragen wordt? Bij het integratieperspectief zou het op zichzelf niet vreemd zijn om er rekening mee te houden dat in Nederland al een belangrijke gemeenschap uit een bepaald land aanwezig is, in de zin dat dit een positieve invloed kan hebben op integratie. Hoe wordt daarmee omgegaan?

Minister Leers: Ik ben het volstrekt met u eens. De landen die meedoen, zijn het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, Tsjechië, Finland, Frankrijk, Ierland, Portugal, Spanje, Roemenië, Duitsland, Hongarije en Bulgarije. Er vinden al gezamenlijke hervestigingsoperaties plaats. Ik ben het volkomen met u eens dat we hierbij meer gezamenlijkheid moeten betrachten. Maar ja, breek me de bek niet open over de moeizaamheid wat dit betreft. Wanneer het gaat om asiel en dergelijke zijn er nog een heleboel landen die heel weinig doen en nauwelijks hun verantwoordelijkheid nemen. Het is niet voor niets dat 90% van de asielaanvragen in tien Europese landen plaatsvindt. Als we eenheid in het Europese asielsysteem nastreven, wordt het dus ook tijd dat er meer samengewerkt wordt.

Mijn derde blok betreft de terugkeer, inclusief de discussie over illegalen en de glijdende schaal. Terugkeer is het lastigste onderdeel van mijn portefeuille. Los van de discussie over onze procedures vooraf en over het verblijf in Nederland, zijn er ten aanzien van terugkeer nog heel veel bottlenecks te overwinnen. Ik voer een beleid op dit punt waarbij ik probeer zorgvuldig en consequent te zijn, en dat is gericht op zelfstandig vertrek van mensen, want dat is vaak de beste manier om terug te keren. Dan kunnen mensen met opgeheven hoofd terug, nadat ze eerder met veel geld een deconfiture hebben meegemaakt, in de zin dat ze niet mogen blijven. Je moet mensen psychologisch helpen om over die drempel te stappen. Men mag niet blijven en men moet terug en dat is vaak een teleurstelling. Dat maakt dit beleid niet makkelijk, want je moet mensen wel prikkelen en ze de hoop ontnemen dat ze mogen blijven, aangezien daar geen grond voor is. Daarom zoek ik vooral instrumenten om positieve steun te geven, maar soms is het helaas ook noodzakelijk om met wat negatievere instrumenten die prikkels te geven.

Dat brengt mij meteen op de illegalenaanpak. Als je van terugkeer een ontzettend belangrijk punt maakt, ook om daarmee de integriteit van je asielbeleid te handhaven, dan moet je ook consequent zij ten aanzien van mensen die hier toch illegaal blijven. Als je dat niet doet, ondermijn je je eigen beleid. Als je terugkeer serieus neemt, moet je illegaal verblijf ook aanpakken. Anders wordt afwijzing van een aanvraag een dode letter en wordt terugkeer niet meer dan een vrijblijvende optie. Dat is wat ik wil voorkomen. Ik heb ook de Vreemdelingenpolitie nodig om bij het vertrek van mensen een rol te vervullen. Dat is Europees allemaal geborgd. Niet lang geleden heb ik de Kamer de Terugkeerrichtlijn gestuurd. Ik stel tegelijkertijd vast dat in Nederland een discussie over de politie gaande is, waarbij mijn collega bezig is om de nationale politie vorm te geven. Ik wil hebben dat bij die nationale politie de Vreemdelingenpolitie haar positie behoudt, zodat ik kan rekenen op voldoende inzet. Ik wil niet hebben dat in de prioritering langzaam maar zeker de Vreemdelingenpolitie van tafel verdwijnt, want er is altijd tekort aan politie. Dan is er morgen weer meer nodig voor inbraken en overmorgen voor andere zaken, dus ik wil waarborgen dat de Vreemdelingenpolitie een positie krijgt.

De cijfers geven aan dat vanaf 2008 het aantal vreemdelingen dat door de politie overgedragen is aan de Dienst Terugkeer en Vertrek, alleen maar is teruggelopen. In 2008 werden nog 5 610 vreemdelingen door de politie overgedragen aan de DT&V. In 2010 is dat aantal 4 350 en in 2011 is het zelfs gedaald tot 3530. Er zijn allerlei redenen voor te geven, maar ik wil die trend niet laten doorgaan. Er moet op een fatsoenlijke manier invulling worden gegeven aan die taak. Dat was de aanleiding voor de afspraak dat er van de politie een bepaalde prestatie mag worden verwacht. Niet om de illegalen als prestatieobject te nemen, maar om de politiezorg op dit punt te handhaven. Om die reden heb ik gezegd dat de overdracht van dossiers aan de DT&V met 10% zal moeten stijgen ten opzichte van 2010. Sterker nog, ik wil gewoon terug naar het niveau uit het verleden. Dat is wat we in het convenant hebben afgesproken. Het moet een serieuze handhavingsinspanning zijn in het belang van terugkeer. Dat is de lijn die voorligt, niet meer en niet minder.

Ik verzet mij fel tegen allerlei verhalen alsof het hier om een illegalenjacht gaat. Ik accepteer dat niet. Er zijn drie ingangen. Ten eerste de criminele illegaal, waarvan de heer Dibi terecht zei: ga daar maar op los. Ten tweede de overlastgevende illegaal. Ten derde geldt: als je illegalen tegenkomt als politie, laat je die uiteraard niet lopen, om het terugkeerbeleid ook serieus te laten zijn. Ik accepteer niet dat het beeld geframed wordt dat hier een illegalenjacht plaatsvindt. Dat is op geen enkele manier aan de orde. Het enige wat ik wil doen, is op een serieuze manier het terugkeerbeleid uitvoeren dat we met elkaar hebben afgesproken.

Gevraagd is wat er gaat gebeuren met illegalen die staande worden gehouden. Als een illegale vreemdeling staande wordt gehouden en er gronden zijn om deze in bewaring te stellen, wordt deze overgedragen aan de DT&V die vervolgens aan de slag gaat om daadwerkelijk vertrek te realiseren. Voor de aanpak van criminele illegalen is er het VRIS-protocol, dat effectief blijkt.

Gaat de politie illegalen opwachten en arresteren bij kerken, voedselbanken et cetera? Natuurlijk niet. Wij gaan geen heksenjacht op illegalen maken. Ik heb dat eerder gezegd en dat blijf ik ook zeggen. De prioritering vreemdelingentoezicht uit 2008 wordt gehandhaafd. We richten ons op criminele en overlastgevende vreemdelingen. Daarnaast kan de politie zich richten op vreemdelingen die geen verblijfsvergunning meer hebben. Zoals ook is vastgelegd, zal de politie bij de opsporing altijd rekening houden met kwetsbare groepen zoals minderjarige, oudere en zieke illegalen en mogelijke slachtoffers van mensenhandel. Zij zullen zo veel mogelijk worden ontzien.

De heer Knops maakte een aantal terechte opmerkingen over terugkeer. Terugkeer kan alleen maar plaatsvinden als ik daarbij de medewerking krijg van niet alleen de landen in kwestie maar ook mijn collega's die met die landen relaties hebben. Nederland heeft veel relaties met landen waar ook terugkeer aan de orde moet zijn. Ik heb in het kabinet regelmatig overleg met de desbetreffende collega's om hun te vragen om mij daarin te helpen. Anders kan ik natuurlijk nooit datgene leveren wat we afgesproken hebben. Dat betekent concreet dat we landen die niet meedoen en die hun eigen onderdanen weigeren op te nemen, niet alleen eerst met de carrot maar ook met de stick gaan behandelen. Dat wil zeggen dat het niet uitgesloten moet worden geacht dat je consequenties verbindt aan bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking of wat dan ook. Ik vind dat niet meer dan logisch. Als landen van ons iets verwachten of willen hebben, mogen wij ook van hen iets verwachten. Dat is op z'n minst dat ze hun eigen onderdanen weer terugnemen. In de tweede helft van dit jaar zal ik de Kamer nauwkeurig informeren over de inspanningen en resultaten van de strategischelandenbenadering.

De heer Fritsma heeft mij gevraagd naar mijn oordeel over de proef met de noodopvang in Utrecht. Welnu, ik ben het daar niet mee eens. De heer Fritsma heeft gelijk dat bij het generaal pardon is afgesproken dat gemeenten met de noodopvang zouden stoppen. Dan moet je dus niet met een nieuwe noodopvang beginnen. Ik vind tegelijkertijd niet dat ik er met een enorme knuppel op los moet slaan. Ik snap de gevoelens van de heer Fritsma op dit punt, maar ik denk dat wij het altijd nog moeten hebben van overredingskracht, van het duidelijk maken dat we samen aan dezelfde kant van het touw trekken. Ik probeer met Utrecht en andere gemeenten op een fatsoenlijke manier te praten en het op een fatsoenlijke manier op te lossen, waarbij ik ze duidelijk maak dat noodopvang niet helpt in de aanpak die we uiteindelijk gezamenlijk moeten kiezen.

De heer Dibi (GroenLinks): Allereerst een vraag over de illegalenjacht van de minister van PVV-zaken. Om het afgesproken quotum te halen, is er meer nodig dan alleen het oppakken van criminele en overlastgevende illegalen. Als de politie alleen hen oppakt, zal ze het quotum niet halen. Dus zal ze gedwongen zijn om ook actief te gaan zoeken naar mensen waarvan ze denkt dat ze illegaal zijn, op plekken waarvan ze weet dat er illegalen komen. Erkent de minister dat?

Minister Leers: Ik vraag mij weleens af waar de heer Dibi drie, vier, vijf jaar geleden was toen dat quotum ook gehaald werd en waarom hij toen niet die vragen stelde. Die quota zijn in het verleden namelijk gehaald. Het enige wat ik doe, is proberen het weer terug te brengen naar de situatie van toen. Met andere woorden: ik doe niet meer en niet minder dan vragen om zich te houden aan de afspraken over wat in verleden is geleverd. Ik ben ervan overtuigd dat de politie met een betere inzet en met efficiënter werken, waarbij wij ze ook gaan helpen, wel degelijk gefaciliteerd is om dat te doen. Dat is dan wel een kwestie waar de politie zelf prioriteit aan moet geven. Daarom heb ik die afspraak gemaakt met de heer Kuijs en mijn collega Opstelten. De politie moet nu zelf zorgen voor invulling van de afspraken die gemaakt zijn.

De heer Dibi (GroenLinks): Op de legitieme vraag waar GroenLinks de afgelopen jaren was kan ik het volgende antwoorden: GroenLinks heeft altijd kritiek gehad op dit soort afspraken – sla de Handelingen er maar op na – ook bij kabinetten waaraan de PVV geen gedoogsteun gaf. Overigens ben ik wel extra alert bij dit kabinet vanwege de brief van Ab Klink bij de totstandkoming van dit kabinet, waaruit naar voren komt dat de motivatie voor beleid bij dit kabinet anders is dan bij voorgaande kabinetten. Dat is waarom ik extra kritisch op deze minister let.

Verder wijs ik erop dat er onder de gemeenten, de wethouders, de politiebonden, de kerken, kortom het maatschappelijk middenveld, geen draagvlak is voor deze aanpak. We weten al dat het draagvlak in Europa afwezig is voor de plannen van dit kabinet, hetgeen op zichzelf geruststellend is. Maar wat gaat de minister doen als gemeenten niet meewerken aan het jagen op illegalen omdat ze vinden dat ze belangrijkere prioriteiten hebben – wat mij betreft terecht – en van mening zijn dat een deel van de illegalen kwetsbare mensen zijn die niet uitgezet kunnen worden?

Minister Leers: Gemeenten hoeven niet mee te werken, want ik ga niet jagen op illegalen. De heer Dibi zei zo-even dat hij extra op mij gaat letten. Mag ik dan ook een beetje op hem letten? Ik ken de heer Dibi als een scherp debater en als een fair iemand. Ik vraag hem dan ook om op deze punten fair te blijven in mijn richting. Ik zeg hem: we gaan geen illegalenjacht houden. Dat is niet mijn intentie. Mijn intentie is om integer beleid te voeren. Daarbinnen ben ik ook consequent in de aanpak van mensen die terug moeten keren. Het gaat dan niet aan om signalen af te geven dat ze toch wel illegaal in Nederland mogen verblijven. Verder wil ik net als de heer Dibi draagvlak behouden, bij gemeenten maar ook bij mensen die langzamerhand zien dat er wel problemen zijn in dit land. Juist bij die mensen wil ik draagvlak behouden voor het asielbeleid, om te voorkomen dat dit wegspoelt omdat we te veel ontsporingen zien. Daar moet de heer Dibi mij ook in ondersteunen. Daarom was ik zo blij met zijn opmerking: ga maar los op die criminele illegaal. Welnu, dat doen we ook samen. Dat is ook primair mijn inzet. Het is daarnaast fijn dat hij extra kritisch blijft. Ik zou hem willen zeggen: volg mij hierin en ondersteun mij om ervoor te zorgen dat we consequent kunnen blijven, in de zin dat mensen die binnen mogen blijven, daarvoor de kans krijgen, en dat de mensen die weg moeten, ook echt gaan. Laten we elkaar daarin vinden.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil nog even stilstaan bij de glijdende schaal.

Minister Leers: Daar kom ik nog op.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb nog wel een punt maar dat kan ik eventueel ook in de tweede termijn aan de orde stellen. Dat roept bij mij wel de vraag op of we straks nog een tweede termijn krijgen, want anders breng ik het nu in.

De voorzitter: Er zit wat mij betreft nog een tweede termijn in, dus dan kunt u het straks doen.

De heer Knops (CDA): Ik heb van de minister begrepen dat hij aan het eind van het jaar per brief terugkomt op de terugkeer in relatie tot carrot and stick. Ik wil hem vragen om daarbij dan niet met meel in de mond te praten.

Minister Leers: In de brief die de Kamer gisteren heeft ontvangen, heb ik aangegeven dat ik niet beschik over een overzicht van landen die niet bereid zijn om mee te werken aan Frontex-vluchten. Voor de beoordeling van de effectiviteit van het terugkeerbeleid is dergelijke informatie ook minder relevant. Verreweg het grootste deel van de terugkeer vanuit Nederland vindt individueel plaats. Soms doen we dingen samen met Frontex. Dat wordt dan ook betaald door Frontex. Wat we gezamenlijk kunnen doen, doen we gezamenlijk. Als er een vlucht is vanuit Zweden of Denemarken waarop we kunnen aanhaken, doe we dat ook. Vaak initiëren we dat zelf ook. Ik weet echter niet welke landen niet met Frontex willen werken, om wat voor reden dan ook. Wel gaan we van dit instrument meer gebruikmaken, omdat het helpt en effectief is.

De heer Knops (CDA): Wij zijn in feite ook Frontex, dus in die zin is het wel relevante informatie. Ik vond het antwoord in de brief die we gisteren hebben ontvangen, enigszins teleurstellend. Daarom vraag ik de minister om in de toegezegde terugkeerbrief uitgebreid in te gaan op Frontex.

Minister Leers: Ik wil contact opnemen met Frontex om mij zo goed mogelijk informatie te geven van de achtergronden. Je weet pas vaak of een land bereid is om mee te werken, als er een concrete Frontex-vlucht gepland is. Dan is het aan het land zelf om af te wegen of het mee wil doen. Ik zal in ieder geval met Frontex contact opnemen en de Kamer vervolgens zo goed mogelijk informeren over dat instrument.

Verder heeft de heer Knops gevraagd om de landen aan te geven waarheen mensen nauwelijks terug te sturen zijn en om daarbij niet met meel in de mond te praten. Ik zit wat dat betreft met een dilemma. Het is makkelijk om al die landen hier aan de wand te nagelen en als zondebokken te betitelen, maar de vraag is of dat wel effectief is. Dan stigmatiseer je die landen en breng je de onderhandelingen, die vaak heel gevoelig zijn, in een lastigere positie. Ik probeer die landen te overtuigen, bijvoorbeeld door instrumenten en hulp te bieden of door ze op hun terrein tegemoet te komen om ze zo ver te krijgen dat ze meedoen. Als dat niet lukt, heeft de heer Knops gelijk. De vraag is wat bij datgene wat we willen bereiken, de toegevoegde waarde ervan is om te zeggen welke landen niet meedoen.

Er zijn allerlei vragen gesteld over de glijdende schaal. Hoe langer iemand hier blijft, hoe meer feiten er moeten zijn om iemand tegen te werpen. Over het loslaten van de eindtermijn bij de glijdende schaal is een vraag gesteld over zeer ernstige misdrijven na een verblijf van meer dan twintig jaar. Welnu, tot nu toe kan dat niet. We hebben afgewogen of het in incidentele, individuele gevallen wenselijk is om iemand, ondanks de lange verblijfsperiode, wel het recht op verblijf te kunnen ontzeggen, om daarmee tegemoet te komen aan het rechtsgevoel, bijvoorbeeld bij misdrijven die de rechtsorde schokken. Daarbij kan worden gedacht aan kindermisdrijven. Er wordt altijd individueel getoetst. Ik heb al eerder gezegd dat voor mij de internationale regels heilig zijn. Ook hierbij wordt individueel getoetst of er geen strijdigheid is met de Europese en internationale regels.

De heer Van Gerven heeft gevraagd of de voorgestelde aanscherping nog wel proportioneel is. De omstandigheden waaronder een misdrijf wordt gepleegd, zijn verdisconteerd in de strafmaat. De systematiek van de glijdende schaal houdt in dat bij een aanvraag tot verlenging van een verblijfsvergunning eerst wordt bezien of iemand voldoet aan de normen van de glijdende schaal. Indien dat het geval is, betekent dat niet automatisch dat er een afwijzende beschikking volgt. Er vindt altijd weer die individuele toetsing plaats.

De heer Fritsma heeft gevaagd of er met betrekking tot de glijdende schaal ook daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Toetsing vindt plaats bij een aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning. Zo'n toetsing vindt om de vijf jaar plaats. Voorts wordt via het VRIS-protocol informatie uitgewisseld tussen de politie en de IND. Dat is een instrument dat effectief is. We hebben dat onlangs opnieuw aangescherpt en het werkt.

De heer Van Gerven heeft gevraagd of de criminaliteit zal afnemen als gevolg van de onderhavige aanscherping. Ik verwacht dat deze aanscherping zal leiden tot meer verblijfsbeëindiging. Daarnaast gaat er ook een belangrijke signaalwerking van uit, in de zin van: mensen, let op, als jullie dingen doen die niet mogen, kan dat consequenties hebben voor je verblijfsvergunning. Daarmee wordt uiteraard beoogd de criminaliteit terug te dringen.

Verder is gevraagd waarom ik niet vasthoud aan de bestaande definitie van veelplegers in relatie tot proportionaliteit en de Europese regelgeving. Er is niet een algemene definitie van veelplegers in bijvoorbeeld het strafrecht. Dit kabinet kiest voor een heldere eenduidige definitie van veelplegers, namelijk drie misdrijven. Bij drie misdrijven is men veelpleger. Ook bij veelplegers wordt een afweging gemaakt tussen allerlei belangen en het individuele belang.

De heer Van Gerven (SP): Ik ben wel een beetje in verwarring. De minister zegt dat voor veelplegers één begrip wordt gehanteerd. Op rijksoverheid.nl staat echter dat men na meer dan tien misdrijven veelpleger is, dus ik verzoek de minister hiervoor nog even bij zijn ambtenaren te rade te gaan. Mijn vraag is overigens meer gericht op de effectiviteit. Het rechtsgevoel kan zijn dat er strenger gestraft moet worden. Dat bekt en ligt lekker, maar het gaat erom of het ook echt iets oplevert. Heeft de minister cijfers die zijn bewering staven dat verdere aanscherping wat dat betreft ook helpt?

Minister Leers: Het strafrecht kent geen wettelijke definitie van de veelpleger. Dat de mogelijkheid bestaat dat men het bij tien houdt, sluit ik niet uit. Ook vanuit mijn ervaringen destijds als burgemeester weet ik dat er op verschillende manieren gekeken wordt naar veelplegers en dat het ook afhankelijk is van welke definiëring de rechter eraan verbindt. In het kader van de glijdende schaal handhaven wij op drie misdrijven. Dat is de keuze die we zelf mogen maken.

Dan het punt van de effectiviteit. De aanscherping in het verleden heeft geleid tot veel meer ongewenstverklaringen. Dat is zeker een feit. Tegelijkertijd zeg ik dat het hier een coalitieafspraak betreft. Het verleden heeft aangetoond dat er consequenties zaten aan het hebben van een crimineel verleden of het plegen van criminele feiten voor de verblijfsvergunning. Als je het aanscherpt, krijgt dat dus nog meer consequenties. Het WODC-onderzoek uit 2009 geeft aan dat de aanscherping leidt tot meer intrekkingen van verblijfsvergunningen.

De heer Van Gerven (SP): Dat is geen antwoord op mijn vraag. Natuurlijk, als je de regels aanscherpt, knikker je meer mensen het land uit. Dat is een open deur. Dat is evident. Waar het om gaat, is of het middel proportioneel en effectief is. Mensen worden al gestraft, zoals u zelf ook al hebt aangegeven. Bij mensen die een delict plegen, is naast de inzet van strafmaatregelen van belang de vraag hoe je ze weer kunt laten integreren kunt laten deelnemen aan de samenleving om verdere criminaliteit te voorkomen. Welnu, die mechanismen worden hier volledig uitgeschakeld. Ik constateer dat de aap uit de mouw komt dat de minister het feitelijk doet om de PVV te gerieven. En dat is heel wat anders dan dat het werkelijk effectief is.

Minister Leers: We zullen het waarschijnlijk niet eens worden op dit punt. Er is een coalitieafspraak over aanscherping van de glijdende schaal, met als inzet om duidelijk te maken dat criminele feiten niet geaccepteerd worden bij vreemdelingen. Een gevolg van de aanscherping is dat men dan sneller de verblijfsstatus verliest. Er gaat ook een signaalwerking van uit, hetgeen ook belangrijk is.

Dan het punt van de proportionaliteit. De ACVZ heeft ook gevraagd of het nog wel proportioneel is. De systematiek van de toepassing van de glijdende schaal is dat bij een aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning eerst wordt bezien of iemand voldoet aan de norm en dat pas dan bekeken wordt of hij ook voor de consequenties van die glijdende schaal in aanmerking moet komen. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden in individuele gevallen, dus die proportionaliteit is in die belangenafweging verdisconteerd. Voor vreemdelingen die lang in Nederland verblijven, geldt evenzeer dat een aanvraag alleen kan worden afgewezen indien dit verenigbaar is met de eisen van proportionaliteit. Daarnaast hebben we dan nog het overkoepelende gebeuren met betrekking tot de EU-richtlijnen, artikel 8 van het EVRM, et cetera. Het is dus niet zo dat wanneer iemand iets doet, zomaar zijn verblijfsvergunning kan worden ingetrokken, met voorbijgaan aan toetsing aan bijvoorbeeld artikel 8 van het EVRM. Er vindt altijd individuele toetsing plaats en er wordt altijd rekening gehouden met internationale normen.

Dan kom ik te spreken over het landenbeleid, meer in het bijzonder de problematiek van de situatie van homoseksuelen en de emo's, waarvoor de heer Dibi aandacht vroeg. Ik snap de grote zorgen die hij heeft geuit, want die zorgen heb ik ook. Ik vind het ook onaanvaardbaar wat daar gebeurt. Ik heb er met afschuw kennis van genomen. Dat was voor mij ook aanleiding om het beleid voor deze groep te versoepelen. In de brief van gisteren heb ik de Kamer laten weten dat ik homoseksuelen in Irak in het kader van het asielbeleid heb aangewezen als kwetsbare minderheidsgroep. Dat is een versoepeling ten opzichte van de status die er voorheen was. Die versoepeling houdt in dat al bij de geringste indicatie een asielvergunning kan worden verleend. Het verschil ten opzichte van de vorige indicatie is dat het niet meer nodig is dat de asielzoeker zelf al problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn homoseksualiteit. Ook problemen die andere homoseksuelen in zijn directe sociale omgeving hebben ondervonden, kunnen al aanleiding zijn om asiel te verlenen. Het gaat niet meer om de individuele consequenties maar ook om de consequenties voor de groep in de omgeving. Dat is een extra beschermingslaag, waarbij je natuurlijk wel individueel blijft toetsen of die indicaties aanwezig zijn. Als die er zijn, is dat wat mij betreft voldoende om dat te doen.

Er komt in augustus een nieuwe landenrapportage, een nieuw landenbericht. Dat zou aanleiding moeten zijn om te kijken of we misschien nog een stap verder moeten gaan. Ik zeg er meteen bij dat we nu al een heel eind zijn. Volgens mij doe ik al alles wat kan om mensen in een onmogelijke situatie te helpen. Ik wil echter niet zo ver gaan om te zeggen: als je er een beroep op doet, krijg je automatisch een verblijfsvergunning. Er moet altijd wel individueel getoetst worden, want anders wordt misbruik van een dergelijke regeling natuurlijk heel snel in de hand gewerkt en dat wil ik niet. Ik wil recht doen aan de kwetsbare positie van deze mensen en tegelijkertijd wil ik voorkomen dat het een vrije doortocht wordt. Het gaat erom dat we de mensen beschermen die bescherming nodig hebben.

Verder is gevraagd of het raadzaam is om een thematisch ambtsbericht te vragen. Zoals gezegd, wordt het algemeen ambtsbericht verwacht in augustus. Als ik daarmee de Kamer tegemoet kan komen, ben ik bereid om de minister van Buitenlandse Zaken te vragen om mij een thematisch ambtsbericht te verstrekken op dit onderdeel. Daarmee trek ik dit onderdeel dan wat naar voren uit het algemene ambtsbericht dat in augustus gepland is.

Dan de vraag waarom homoseksuelen uit Irak niet dezelfde bescherming word gegeven als die uit Iran. We bekijken het van land tot land. De politieke en veiligheidssituatie in de verschillende herkomstlanden en de specifieke positie daarbinnen van minderheidsgroepen zoals homoseksuelen in Iran, laten zich moeilijk met elkaar vergelijken. Het beleid voor Iranese homoseksuelen is specifiek beleid voor die specifieke groep uit dat specifieke land. Je moet het dus van land tot land bekijken.

Ook is gevraagd waarom er niet wordt gekozen voor een besluit- en vertrekmoratorium totdat het nieuwe ambtsbericht er is. Via de ambtsberichten en andere rapporten heb ik voldoende zicht op de situatie van homoseksuelen in Irak. Ik voer volgens mij een beleid dat goed aansluit bij de zorgelijke situatie, die ook uit de ambtsberichten en uit andere bronnen blijkt, dus wat dat betreft heb ik voldoende zicht. Natuurlijk ben ook ik geschokt door de recente ontwikkelingen. Daarom ben ik bereid het thematisch ambtsbericht in de tijd iets naar voren te halen.

De heer Schouw (D66): De minister schrijft zelf in zijn brief dat het vorige ambtsbericht eigenlijk niet inging op de situatie die nu wordt geschetst door verschillende organisaties, dus het is een waardeloos ambtsbericht en er moet iets nieuws komen. Ik moedig de minister aan om er snelheid mee te maken. Ik begrijp echt niet waarom we tot die tijd niet even een moratorium kunnen instellen. De situatie is daar namelijk veel te ernstig.

Minister Leers: De heer Schouw heeft gelijk dat het ambtsbericht van eind vorig jaar was, zoals ook in mijn brief staat, maar ik houd ook rekening met andere omstandigheden. Dat was de reden voor de aanscherping die er desondanks gekomen is. Op basis van het ambtsbericht en de andere rapporten heb ik volgens mij nu een goed instrumentarium, maar ik wil wel monitoren hoe het in Irak verdergaat. Dat is ook de geste die ik in de richting van de Kamer doe, om de minister van Buitenlandse Zaken een thematisch ambtsbericht te vragen, Als dat aanleiding geeft om een stap verder te zetten, ben ik ook bereid om die stap te zetten, maar ik ben op dit moment voldoende geëquipeerd en van informatie voorzien om de beslissingen te nemen die ik heb voorgelegd.

Mevrouw Hilkens (PvdA): De minister stelt dat zo'n moratorium, waar ook de PvdA voor pleit, het risico van een aanzuigende werking in zich draagt. Ik zou graag van hem willen horen met welke feiten hij die angst kan onderbouwen. De enige casus die we kennen, namelijk het moratorium in Iran, toont het tegenovergestelde effect aan. Ik vind dat toch een wat zwakke verdediging.

Minister Leers: Dat mag u zo vinden, maar u trekt conclusies op basis van een reportage op televisie en dergelijke, die mij overigens net zo goed raken als u. Het lastige is nu dat de situatie in het land niet keihard duidelijk maakt dat er systematische vervolging aan de orde is. Dat kun je pas constateren op basis van informatie uit onafhankelijke bronnen en niet op basis van één reportage. Daarom ben ik daar zo zorgvuldig in. Ik kan niet beleid maken op basis van een incidentele reportage. Dan moet ik ook echt weten of die systematische vervolging in dat land daadwerkelijk plaatsvindt. Ik ben nog aan het zoeken hoe ik aan de onrust die u op dit punt hebt, tegemoet kan komen. Daarom doe ik u de geste om het ministerie van Buitenlandse Zaken te vragen om zo snel mogelijk te komen met het thematisch ambtsbericht. Dan weet ik ook of er sprake is van systematische vervolging. Als dat zo is, kunnen we verdergaande maatregelen nemen.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik dank de minister voor zijn opstelling. Het zou goed zijn als dat thematisch ambtsbericht er zo snel mogelijk komt. Ik heb nog wel een kritische vraag. Wat doen we totdat het thematisch ambtsbericht er is? Dat vraag ik omdat uit dossieronderzoek onder afgewezen asielzoekers blijkt dat zelfs als iemand overtuigd homoseksueel is, het voorkomt dat de aanvraag wordt afgewezen en dat er bij twijfel nog veel vaker sprake is van afwijzing. Kan de minister toezeggen dat er tot die tijd heel nauwlettend gekeken wordt naar de aanvragen?

Verder wijs ik erop dat er in 2006 een apart beleid kwam voor Iranese asielzoekers. De aanvragen zijn toen gedaald van 921 in 2006 naar 355. Dus het beeld dat er misbruik gemaakt gaat worden van de regeling, wordt niet gestaafd met feiten. Het kan gebeuren, maar er is geen onderbouwing voor.

Minister Leers: Dat laatste ben ik helemaal eens met de heer Dibi. Dat kan gebeuren; de onderbouwing heb ik ook nog niet gevonden, maar het is een risico. Op basis van het huidige beleid en de aanscherping, ga ik het van geval tot geval beoordelen. Ik zeg de heer Dibi overigens toe dat ik signalen van organisaties nauwlettend zal volgen. Ik ben natuurlijk ook niet gek. Uiteraard kijk ik wat daar gebeurt. Alleen wil ik wel een zorgvuldige afweging kunnen maken of er sprake is van systematische vervolging, om dan de volgende stap te zetten. Per individueel geval zal ik dat goed bekijken. Ook gelet op uw zorgen, weet ik wat mij te doen staat bij de afwegingen die we moeten maken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister zegt dat wat betreft de kwetsbare minderheidsgroepen niet alleen gekeken zal worden naar individuele gevallen van bedreiging maar ook naar wat er in hun omgeving gebeurt. Dat laatste is soms lastig vast te stellen. Wanneer is het iemands omgeving? Is dat dan zijn stad of zijn directe familie en vrienden?

Verder heb ik de minister onlangs een rapport toegestuurd over de toegenomen vervolging van christenen. Is de minister bereid om, wanneer hij toch een thematisch ambtsbericht laat maken over de homo's, ook de christenen daarbij te betrekken?

Minister Leers: Nee, dat laatste moeten we nu niet doen. Ik wil juist snelheid betrachten om snel duidelijkheid te krijgen omtrent de vervolging van homo's. Er is geen aanleiding om ten aanzien van christenen en andere religieuze groepen nu ook stappen te zetten. In augustus hebben we het volledige ambtsbericht.

Dan de vraag wat ik bedoel met de omgeving van het individu. We kijken niet alleen of het individu gevaar loopt. Als er in zijn directe omgeving – ik bedoel dan familie en vrienden – iets gebeurt, is dat een indicatie om te zeggen dat een status is geïndiceerd.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): De minister zegt dat het thematisch ambtsbericht zo spoedig mogelijk zal komen. Op welke termijn kunnen we dat tegemoetzien?

Minister Leers: Mij lijkt voor het zomerreces. Ik ga het nu doorgeven en dan moet men er nog zorgvuldig naar kijken. Ik zal proberen om het zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen

De voorzitter: We gaan thans over tot een zeer korte tweede termijn, waarbij ik elke woordvoerder nog één vraag of een opmerking gun.

Ik deel nog mee dat de heren Knops en Van der Staaij zich hebben afgemeld, niet uit desinteresse maar omdat ze naar een ander debat moesten.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik vind de laatste opmerking van de minister over het themagebonden landenbericht een dode mus. Hij zegt er rond de zomer mee te komen, maar dan zou hij eigenlijk al komen met dat andere ambtsbericht. Dat helpt helemaal niets, terwijl de situatie daar ernstig is. Ik zal dan ook een VAO aanvragen, waarvan ik hoop dat dit volgende week kan plaatsvinden. Ik vraag de minister te bekijken wat in Duitsland, Frankrijk en België het regime rondom Irak is en om ons daarover een brief te doen toekomen, want ik wil echt dat het Iranbeleid voor de homo's ook gaat gelden voor de homo's in Irak.

Ik ben verder niet overtuigd door het verhaal van de minister ten aanzien van de jacht op illegalen. Ik vind dat wij als politiek dan maar een hoorzitting moeten organiseren om de werkelijkheid boven tafel te krijgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik dank de minister ervoor dat hij is ingegaan op de concrete punten die door de ChristenUnie zijn aangeleverd. Ik constateer dat hij daar welwillend naar kijkt.

Met betrekking tot de meldplicht is de minister bereid om het tijdstip hiervoor naar 18.00 uur te verplaatsen. Als het hem dan toch om het even is, zou ik hem willen vragen om dat in de ochtend mogelijk te maken, zodat de dag langer kan zijn. Dat is dus meer op pragmatische gronden.

Dan het moratorium ten aanzien van de homo's. Als het ambtsbericht pas in juli komt, vraag ik de minister om voor die tijd geen homo's terug te zenden naar Irak.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. In eerste termijn ben ik één vraag vergeten, die ik nu alsnog wil stellen. Ik heb al eerder de problematiek aangekaart van de minderjarige vreemdelingen die nog niet uitgezet kunnen worden en tot hun achttiende recht hebben op opvang, maar die zich niet kunnen identificeren. De minister heeft gezegd daarop nader te zullen ingaan in zijn herijkingsbrief. Natuurlijk is dat prima, maar het lijkt mij dan tevens een goed idee – ik kijk dan ook de collega's aan of zij het ook een goed idee vinden – om de ACVZ hierover advies te vragen, omdat dit bij uitstek een juridisch probleem is, dat wel een keer opgelost moet worden. Is de minister daartoe bereid?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik wil graag nog even terugkomen op het plan van de gemeente Utrecht om uitgeprocedeerde asielzoekers toch opvang te verlenen, waarmee dus het terugkeerbeleid wordt ondermijnd en een keiharde afspraak wordt geschonden. De minister hoopt voldoende overredingskracht te hebben om de gemeente Utrecht op andere gedachten te brengen. Ik vraag hem om spoedig terug te koppelen of dat lukt. Nogmaals, er mag niet acht ton aan belastinggeld worden uitgegeven aan dit plan. Dit probleem loopt al jaren. Er zijn al jaren gemeenten, Utrecht voorop, die deze afspraak willen schenden, dus het wordt een keer tijd dat wie niet horen wil, maar moet voelen. In ieder geval moet voorkomen worden dat dit plan doorgaat.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Mijn eerste vraag is of de minister nog voor de zomer probeert te monitoren wat de effectiviteit van de gezinslocaties is voor de terugkeer. Met betrekking tot de homoseksuelen in Irak gaat het niet om één reportage in EenVandaag zoals de minister impliceert, het gaat ook om berichtgeving van AFP en Amnesty International. Het lijkt mij heel risicovol en raar om, terwijl we de noodzaak van een thematisch ambtsbericht op korte termijn erkennen, tot die tijd geen moratorium in te stellen. Ik vind dat echt onverantwoord.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Met betrekking tot de hervestiging vind ik het standpunt van het kabinet over de high profile-vluchtelingen toch wel merkwaardig. Ik kan me nog wel voorstellen dat je een culturele afweging maakt, maar niet dat je hierbij een sociaaleconomische afweging maakt. Die hervestiging is namelijk juist bedoeld om mensen opvang te bieden, ook vanwege sociaaleconomische aspecten.

Verder zou ik graag nog een reactie van de minister krijgen op mijn opmerking in eerste termijn over de Spekmanroute. Het feit dat 285 van de 300 beroepszaken wordt toegekend, geeft toch wel aan dat er iets mis is. Ik hoor graag hoe de minister dat denkt op te lossen.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Ten aanzien van de Irakese homoseksuelen en emo's heb ik de minister aldus beluisterd, dat er snel een thematisch ambtsbericht komt en dat tot die tijd zeer nauwkeurig wordt gekeken naar het uitzetten van homoseksuele asielzoekers en emo's, al mag dat misschien geen vertrekmoratorium heten. Ik snap dat mijn collega's er een wat duidelijkere uitspraak over willen, maar ik voel mij redelijk gerustgesteld op dit punt.

Dan heb ik nog een vraag over het draagvlak. Het draagvlak voor het immigratiebeleid brokkelt in rap tempo af, in de EU maar ook in Nederland bij gemeenten. Utrecht is maar een van de vele gemeenten die zeer kritisch zijn over het immigratiebeleid. De minister mag niet eens met zijn brief komen voor de Catshuisonderhandelingen, terwijl hij er wel mee zou komen. Wat is zijn oordeel over het draagvlak voor zijn beleid?

Minister Leers: Voorzitter. Ik denk dat de heer Dibi goed heeft verwoord hoe ik aankijk tegen de problematiek rond de Irakese homoseksuelen en de emo's. Ik ga niet besluiten tot een moratorium omdat ik vind dat daartoe nu geen aanleiding bestaat. Wel ga ik zorgvuldig kijken, ook op basis van de signalen van allerlei organisaties en instellingen, naar wat daar gebeurt. Ik zeg tegen de heer Schouw dat ik de inzet verwacht voor de zomer, maar wat mij betreft zo spoedig mogelijk. Als dat in mei of in juni mogelijk is, is dat ook goed. Ik ga de minister van Buitenlandse Zaken duidelijk maken dat ik behoefte heb aan een zo snel mogelijk advies, maar ik moet hem natuurlijk ook de tijd gunnen om dat advies zorgvuldig op te stellen. Ik zeg dus toe dat ik eerder of zo veel mogelijk op tijd zal proberen het thematisch ambtsbericht voor elkaar te krijgen. Het beleid van andere landen, zoals Duitsland, Frankrijk en België, maakt daar onderdeel van uit. Dat wordt betrokken in de afweging. Zoiets maakt altijd vast onderdeel uit van zo'n ambtsbericht.

Ik blijf me verzetten tegen het beeld van een jacht op illegalen. Dat is echt niet aan de orde. Op die manier wordt er iets geframed wat ik niet terecht vind.

De heer Voordewind heeft gevraagd om verplaatsing van het meldplichttijdstip naar de ochtend. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar niets in zie. Men heeft zich op vrijdag al gemeld en dan zou men zich zaterdagochtend weer moeten melden. Ik denk dat we dat niet moeten doen. Ik ben bereid om de mensen de gelegenheid te bieden om die zaterdag met elkaar van alles te kunnen doen. Vandaar dat het tijdstip is bepaald aan het eind van de dag.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft het gehad over een document over illegalen in het kader van de amv-problematiek. Ik vraag haar te wachten op de brief die ik naar de Kamer zal sturen over de amv-aanpak, want daarin staat wat ik van plan ben op dat punt te gaan doen. Het lijkt mij niet zinvol om de ACVZ daarover een advies te vragen. Ik heb al advies gevraagd aan anderen. Op dit moment wordt de conclusie uitgewerkt, op papier gezet en nog een keer getoetst. Als mevrouw Van Nieuwenhuizen toch nog een advies wil, kunnen we dat dán doen, maar volgens mij moet ik dat niet vooraf doen.

De heer Fritsma heeft gevraagd of ik wil terugkoppelen naar Utrecht. Dat zal ik doen. Ik ben voortdurend in gesprek met gemeenten, waaronder Utrecht, ook met het oog op het realiseren van perspectief. Alle gemeenten weten dat we ervoor openstaan om probleemgevallen die ze zelf hebben, op te vangen en om in het kader van de DT&V perspectief te bieden, maar dan moet wel helder zijn dat de mensen moeten vertrekken en dat de maatregel bedoeld is om tot vertrek te komen en niet om het verblijf te verlengen. Vanuit dat perspectief bied ik aan om te zeggen: als je van die probleemgevallen hebt, dan behoef je niet te voorzien in noodopvang, want wij willen dat op ons nemen. Dat geldt ook voor illegalen of mensen van welke achtergrond dan ook: kom ermee. Ik praat regelmatig met de gemeente Utrecht. Ik stel mij voor dat ik voor de zomer naar de Kamer terugkoppel over het vervolg van de gesprekken.

Mevrouw Hilkens heeft gevraagd naar de effectiviteit van gezinslocaties. Ik heb gezegd dat ik een indicatie zal geven van het aantal gezinnen dat vertrekt uit de gezinslocaties. De effectiviteit van de gezinslocaties gaan we in het najaar bekijken.

De heer Van Gerven heeft nog een vraag gesteld over high profile. Met betrekking tot de journalisten of kritische mensen die vervolgd worden, heb ik juist beoogd een handreiking te doen om deze mensen expliciet mee te nemen, omdat ze vaak in de meest lastige situaties verkeren. Het zijn mensen die weerbaar zijn en die vaak een en ander voor zichzelf goed geregeld hebben, maar die wel vervolgd worden in hun land. Het zijn vaak ook vergeten groepen. Om juist democratisering mogelijk te maken en de mensen de angst te ontnemen dat ze problemen krijgen, wanneer ze iets zeggen, heb ik gezegd te bezien of we deze groepen kunnen meenemen. Bovendien kunnen ze een rol spelen in de totale gemeenschap als ze hier in Nederland zijn.

Ik heb eerder toegezegd te zullen kijken naar de Spekmanroute. Welnu, daar ben ik inmiddels ook mee bezig. Het vereist wel enige tijd omdat ik eerst de procedure onder de loep neem om op te sporen waar de knelpunten zitten. Als de aanpak in de praktijk knelpunten oplevert, is dat niet de bedoeling. We moeten wat dat betreft artikel 64 op zijn werking toetsen. De Kamer krijgt daarover van mij dus nog bericht.

De voorzitter: Wanneer is dat?

Minister Leers: In de tweede helft van het jaar. Dan heb ik een goed beeld.

De heer Dibi heeft het gehad over een afbrokkelend draagvlak. Het asiel- en migratiebeleid is een veelbesproken onderwerp. Toen ik aantrad, heb ik gezegd de negatieve gevoelens die er in de samenleving over dit onderwerp ontstaan, te willen omvormen. Ik wil laten zien dat het niet iets is van de onderbuik, maar van het hart en het hoofd, en wel door rationeel en consequent te zijn en door ook maatregelen te nemen. Je moet namelijk ook durven maatregelen te nemen. Of wij daarbij worden afgeserveerd door Europa moet nog blijken. Ik heb al eerder gezegd dat sommigen van u te vroeg zijn met hun conclusies over het groenboek. Mevrouw Malmström zal een conclusie moeten gaan trekken. Dat zal ze beredeneerd en beargumenteerd doen, waarbij ze zal kijken naar de standpunten van de individuele landen. Ik zie dat in toenemende mate de verschillende landen ook de knelpunten signaleren die wij hebben opgebracht, op het gebied van misbruik en integratie. Laten we afwachten waar mevrouw Malmström mee komt. Ik ben ervan overtuigd dat ze ook aan die problemen niet voorbijgaat.

De voorzitter: Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van dit algemeen overleg. Er is een VAO aangevraagd. We zullen dit aanmelden.

De toezeggingen staan in het verslag. Ik denk u allen hartelijk voor uw aanwezigheid.

Volledige agenda

1. Beleidsontwikkelingen op het gebied van het landgebonden asielbeleid Syrië, 19637–1489 – Brief regering d.d. 30-01-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

2. Wijziging in het landgebonden asielbeleid t.a.v. Eritrea, 19637–1488

  • Brief regering d.d. 27-01-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

3. Informatievoorziening aan (gezinnen met) kinderen in de centrale opvang (naar aanleiding van motie nr. 19 637, 1448)

19 637-1486 – Brief regering d.d. 10-01-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

4. Gezinslocaties

29 344-85 – Brief regering d.d. 21-12-2011

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

5. Afschrift van een reactie op de brief van de gemeente Amsterdam over het terugkeerbeleid

2011Z25093 – Brief regering d.d. 05-12-2011

minister voor Immigratie en Asiel, G.B.M. Leers

6. Omgang met (ex-)asielzoekers met psychische problematiek, waaronder suïcides

19 637-1490 – Brief regering d.d. 31-01-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

7. Praktijk ten aanzien van intrekken verblijfsvergunning na terugkeer herkomstland of verplaatsen hoofdverblijf

19 637-1491 – Brief regering d.d. 03-02-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

8. Beleidskader hervestiging 2012–2015

19 637-1493 – Brief regering d.d. 10-02-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

9. Aanscherping van de glijdende schaal (artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000)

19 637-1494 – Brief regering d.d. 10-02-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

10. Landgebonden asielbeleid Noordelijke Kaukasus

19 637-1495 – Brief regering d.d. 21-02-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

11. Reactie op het rapport Defence for Children/Unicef over de gezinslocaties

29 344-86 – Brief regering d.d. 12-03-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

12. Tussentijds bericht directe plaatsing in gemeenten van uitgenodigde vluchtelingen

19 637-1502 – Brief regering d.d. 12-03-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers

13. Afschrift van de brief aan de gemeente Pekela over de gezinslocaties

2012Z05534 – Brief regering d.d. 19-03-2012

minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Sterk (CDA), Van Bochove (CDA), Aptroot (VVD), Van Dam (PvdA), Knops (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Fritsma (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Karabulut (SP), Kuiken (PvdA), ondervoorzitter, Peters (GroenLinks), Berndsen (D66), Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD), Schouw (D66), Van der Steur (VVD), Van Klaveren (PVV) en Taverne (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Arib (PvdA), Çörüz (CDA), Omtzigt (CDA), De Liefde (VVD), Çelik (PvdA), Smilde (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Bontes (PVV), Kooiman (SP), Hazekamp (PvdD), Sap (GroenLinks), Jasper van Dijk (SP), Jadnanansing (PvdA), Voortman (GroenLinks), Hachchi (D66), Azmani (VVD), Pechtold (D66), Venrooy-van Ark (VVD), Kortenhoeven (PVV), Schaart (VVD), Van Dekken (PvdA) en Elissen (PVV).

Naar boven