9 Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2025

Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2025

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025 (36600-VII);

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025 (36600-B);

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2025 (36600-C).

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken. We waren ongeveer halverwege de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik ga nu het woord geven aan mevrouw Palmen, die het woord voert namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Palmen (NSC):

Voorzitter, dank u wel. Uiteraard heb ik mijn bijdrage voorbereid en keurig op papier gezet, maar de actualiteit van vandaag maakt dat ik mij toch geroepen voel om nu een statement te maken. Wij staan voor de democratische rechtsstaat en met name ons lokaal bestuur verdient ook rechtsbescherming. Deze aanval op de burgemeesters raakt mij, raakt mij diep in het hart en raakt ook het hart van de democratische rechtsstaat. Wij zijn het hier uitdrukkelijk niet mee eens. Nieuw Sociaal Contract zal dan ook op het moment dat hierover een motie wordt ingediend, in volle overtuiging tegenstemmen.

Voorzitter. Eerst de mens …

De voorzitter:

Een ogenblik, u krijgt nog een interruptie van de heer Sneller.

Mevrouw Palmen (NSC):

Dat is snel.

De heer Sneller (D66):

Nou, collega Palmen begint er zelf mee en over, dus dit lijkt me dan ook het moment om daar een vraag over te stellen. Dit is eigenlijk wat de heer Erkens ook zei: als er een voorstel ligt, zullen wij tegenstemmen. Maar de vragen die wij stelden aan collega Deen, die vertrokken is, gingen natuurlijk ook over de relatie met de rechtsstaatverklaring. "Wij zullen tegen moties stemmen" was volgens mij niet de achtergrond van en de gedachte achter de rechtsstaatverklaring. Wat is die rechtsstaatverklaring voor mevrouw Palmen waard als haar coalitiepartners gewoon dit soort voorstellen doen en zij dan tegen een motie mag stemmen? Dat was namelijk altijd al zo.

Mevrouw Palmen (NSC):

U stelt een heel relevante vraag, want de rechtsstaatparagraaf was ook onderdeel van het hoofdlijnenakkoord. Daar hebben wij hard voor gestreden. Ik ben heel blij om te zien dat die rechtsstaatparagraaf ook is opgenomen in het regeerprogramma. Sterker nog, in de regeringsverklaring heeft onze minister-president uitdrukkelijk aangegeven te staan voor de rechtsstaat. Dat vind ik ontzettend belangrijk. Wij zullen als Kamer moeten controleren of ons kabinet en onze regeringsleider dat gaan naleven. Daarom vind ik het uiteraard ook belangrijk om het aan te geven op het moment dat ik zie dat andere leden van onze democratische rechtsstaat er anders over denken. Dat heb ik zojuist ook gedaan. Ik weet dat ik u daarbij aan mijn zijde zal vinden.

De voorzitter:

Dit wordt uw laatste interruptie, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):

U bent streng doch rechtvaardig, zeggen we dan, ook al vinden we dat niet. Ja, dat moeten we uitspreken, maar dat kunnen we hier allemaal. Dat kunnen we vanuit de oppositie doen; dat kan je altijd doen. De rechtsstaatverklaring was niet iets waar alleen het kabinet zich aan moest houden. Ook de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB zouden zich daaraan houden. Dat staat er expliciet in. We zien alleen dat het niet gebeurt. Mevrouw Palmen noemt het zelf in haar statement vooraf "een aanval op de democratische rechtsstaat". Het treft haar in het hart. Het is een aanval op de burgemeesters, die instituties zijn in onze rechtsstaat. Dan is het toch te mager om te zeggen: wij zullen tegen een motie stemmen en ik zal er iets van zeggen? Daar ben ik overigens blij mee, want tot nu toe bleef het heel erg stil, maar dat is toch te mager?

Mevrouw Palmen (NSC):

Ik val misschien een beetje in herhaling, maar we zullen onze rol moeten pakken hierin. Wij moeten blijven toezien op de naleving en de democratische rechtsstaat. Ik hoop dat we dat met elkaar kunnen blijven doen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het heel goed dat mevrouw Palmen begon met dit inleidende statement. Dat is toch een beetje een aanval van NSC op de PVV, die een aanval op de rechtsstaat pleegde. Zo beschouw ik het dan maar. Maar die rechtsstaatverklaring is natuurlijk meer dan papier. Mijn vraag wordt er toch eentje uit de categorie: hoe vinden jullie zelf dat het gaat in de coalitie? Als we zien dat er een aanval op de rechtsstaat plaatsvindt — dat zijn de woorden van mevrouw Palmen zelf — en dat er nog steeds nagedacht wordt over een onmenselijke noodwet, waarmee het parlement omzeild zou gaan worden, dan is de vraag: hoe vinden jullie zelf dat het gaat met die rechtsstaatverklaring? Kan de PVV inderdaad werkelijk alles blijven afdwingen wat ze willen en blijven zeggen wat ze willen? Wanneer is de grens voor NSC bereikt? Hoe vindt mevrouw Palmen zelf dat het gaat?

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank aan de heer Van Nispen voor zijn vraag. Nieuw Sociaal Contract staat natuurlijk ook voor de handtekening onder het hoofdlijnenakkoord, want ook dat hoort bij de democratische rechtsstaat en goed bestuur. Ik ben blij dat u aangeeft dat de rechtsstaatparagraaf ook in het hoofdlijnenakkoord staat. Dat is voor ons heel belangrijk geweest. Nu dit specifieke voorstel voorligt, zullen wij de processtappen moeten afwachten. Het is nu aan het kabinet om hier iets van te vinden en het is in eerste instantie natuurlijk specifiek aan de minister van Asiel en Migratie om te komen met een dragende motivering. Dat wachten we even af.

De heer Van Baarle (DENK):

De kernvraag is toch wel hoelang NSC nog doorgaat met een politieke samenwerking en het steunen van een kabinet waarin normaal gemaakt wordt wat niet normaal is. We zien elke keer weer voorbeelden van situaties waarin de PVV over de schreef gaat. Nu is het het wegsturen van een burgemeester. Daarvoor was het een tweet waarin stond dat mensen die voor de rechten van Palestijnen opkomen maar het land uitgezet moeten worden. We kennen de uitspraken van PVV-bewindspersonen, die doelbewust de omvolkingstheorie verspreiden, want dat doet de PVV al jarenlang. Dus kom er bij mij niet mee aan dat dat een verspreking was of een term die verkeerd gebruikt is. NSC blijft maar in deze combinatie. NSC blijft er maar bij staan en zeggen: als er een voorstel komt, stemmen wij tegen. Maar gaandeweg wordt dit normaal gemaakt. Gaandeweg is het blijkbaar normaal dat in een coalitie een politieke partij dit soort drek de ether in kan slingeren. Hoelang gaat NSC nog normaal maken wat niet normaal is? Wanneer stopt NSC daarmee?

Mevrouw Palmen (NSC):

Ja, ik begrijp uit de woorden van meneer Van Baarle zijn gepassioneerde zorg over de democratische rechtsstaat. Daarin vindt hij ons zeker aan zijn zijde. Maar wij moeten wel het proces doorlopen. Wij staan voor onze handtekening en volgen de processtappen daar waar zij gezet zijn. In eerste instantie is dat aan het kabinet.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb het hier niet over processtappen. Ik heb het hier over een politieke partij die een burgemeester eruit wil knikkeren, omdat een burgemeester iets doet wat die partij niet zint. Ik heb het hier over een politieke partij die mensen het land uit wil gooien, omdat die mensen met een Palestijnse vlag rondlopen. Ik heb het over een politieke partij waarvan een bewindspersoon aangaf achter de "minder, minder, minder"-uitspraak te staan, waar de heer Wilders voor veroordeeld is. Ik heb het over een politieke partij waarvan ministers in het kabinet zitten die de meest verschrikkelijke dingen gezegd hebben. Dáár vraag ik de mening van NSC over. NSC blijft in deze combinatie zitten en zorgt ervoor dat dit normaal wordt. Wat kan de heer Wilders volgende week weer tweeten? Wat voor verschrikkelijks kan de heer Wilders er volgende week weer uit gooien terwijl NSC toch blijft vasthouden aan deze combinatie? Ziet mevrouw Palmen niet dat zij normaal aan het maken is wat niet normaal is?

Mevrouw Palmen (NSC):

Over het punt van de tweets, tegenwoordig X: wij maken geen beleid op social media. Laten we het debat hier in de Kamer voeren. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. Laten we ook tijd inruimen om te praten over de dingen die ook heel erg belangrijk zijn, want we zijn nu weer alle aandacht aan het verschuiven, terwijl ik heel graag met u zou willen praten over de andere zaken die ik met u zou willen bespreken.

De voorzitter:

Dit wordt uw laatste interruptie.

De heer Van Baarle (DENK):

Dit ís ontzettend belangrijk. "Minder, minder, minder Marokkanen" is wat de staatssecretaris in dit kabinet nog onderschreef. Dat raakte het leven van mensen. Mensen voelen zich daardoor geen onderdeel van dit land, omdat iemand uit de regering zegt dat er minder moet zijn van iemand op basis van afkomst. Dat ís belangrijk. Dan kunnen we niet naar processen verwijzen. Dan kunnen we niet zeggen: het zijn maar tweetjes. Mensen het land uit willen gooien, burgemeesters maar weg willen sturen: NSC is een weg aan het begaan die je niet in mag slaan. Dat doet NSC door dit normaal te maken, dit te accepteren en het elke keer maar weer bij pro-forma-uitingen te houden. Je kan niet accepteren dat mensen in het kabinet en in deze coalitie hier met een dubbel gezicht zitten, door aan de ene kant pro forma een rechtsstaatverklaring te ondertekenen, maar aan de andere kant te laten zien dat achter dat masker nog steeds racisme zit, nog steeds discriminatie zit en nog steeds onrechtstatelijkheid zit. Waarom blijft NSC dat accepteren? Stop hiermee. Stop met het inslaan van deze weg.

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank u wel voor uw toelichting hierop. Wat dat betreft denk ik dat het heel verstandig is om de verantwoordelijkheid primair neer te leggen waar die hoort.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Ik ben er een beetje stil van. Ik ben stil, omdat ik weet dat dit Kamerlid zich altijd keihard inzet voor onze grondrechten en onze weerbare democratische rechtsstaat. Ik hoor nu toch wel woorden en ik zie ook daden die daar niet van getuigen. Ik ben daar stil van. Ik wil u vragen naar de rechtsstaatverklaring. Ik hoop niet dat u zich in stilte waant. U zegt: we hebben die ondertekend; we hebben daar onze handtekening achter gezet. Wat is deze verklaring dan waard? Wat is deze waard op het moment dat coalitiepartijen daar gewoon — excuseer mijn woorden, voorzitter — maling aan hebben? Wat is dat dan waard? En wanneer trekt dit Kamerlid, die de grondrechten en de rechtsstaat hoog in het vaandel heeft staan, een grens? Is die grens al bereikt, ja of nee?

Mevrouw Palmen (NSC):

Ik zou graag van mevrouw Chakor willen weten waar zij nu specifiek op doelt. Doelt u op het statement richting de burgemeester, of bedoelt u dit in het algemeen?

De voorzitter:

Het is niet echt de bedoeling om wedervragen te stellen.

Mevrouw Palmen (NSC):

O, sorry.

De voorzitter:

Sorry, maar anders gaan debatten nog veel langer duren. U komt nu aan uw laatste interruptie toe, mevrouw Chakor. Ik weet niet of mevrouw Palmen nog meer wil antwoorden op uw vraag. Niet? Dan is het aan u om uw laatste interruptie te plegen.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, ik heb een ordevoorstel; ik weet niet of dat hier past. Ik stel een vraag. Volgens mij is mijn vraag helder. Ik geef ook de vrijheid aan mevrouw Palmen om te bepalen wat ze antwoordt, maar we weten heel goed waar we het nu vandaag over hebben. Ik wil daar gewoon antwoord op. Ik vind het wel vervelend als dat afgaat van mijn interrupties. Er wordt namelijk gewoon geen antwoord gegeven op mijn vraag, terwijl het een heldere vraag is. Ik heb twee simpele vragen gesteld. Ik wil daar gewoon antwoord op hebben.

Mevrouw Palmen (NSC):

Nu moet ik dus gaan gokken wat de vraag precies is. Dat vind ik heel erg vervelend. U gaat over uw vragen en ik over mijn antwoorden, maar ik wil wel antwoord geven op de juiste vragen.

De voorzitter:

Herhaal dan nog even uw vraag, want nu gaat het alleen nog maar langer duren. Mevrouw Chakor herhaalt nog even haar vraag.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dan herhaal ik inderdaad mijn vraag. U had het over de handtekening onder de rechtsstaatverklaring. Wat is deze rechtsstaatverklaring waard als leden van de coalitiepartijen daar schijt aan hebben en daar niks mee doen? Wanneer trekt u een streep? Dat was mijn vraag.

Mevrouw Palmen (NSC):

Zoals ik al aangegeven heb vinden wij de rechtsstaatparagraaf heel erg belangrijk. Wij zijn ook blij dat die in het hoofdlijnenakkoord terecht is gekomen en later ook in het regeerprogramma. Daar zal op moeten worden toegezien, ieder vanuit zijn eigen rol. Wij zien daar ook op toe. U heeft mij zojuist horen zeggen dat wij het niet eens zijn met de aanval op de burgemeesters, omdat juist onze lokale democratische rechtsstaat ook rechtsbescherming verdient.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik denk dat het heel goed is dat collega Palmen dit duidelijk aangeeft. Ik heb haar zojuist, toen dit speelde, een beetje gemist bij de interruptiemicrofoon. Maar wat ze nu zegt, is heel duidelijk en normerend. Ik sta hier met eenzelfde soort zoektocht. Ik geloof dat iedereen een rol heeft in het beschermen van de rechtsstaat. Ik heb daar straks ook kritische vragen over aan de minister. Juist het parlement, het hoogste orgaan, heeft een duidelijke rol in het normeren. Collega Inge van Dijk zei net best mooi dat je een rechtsstaat levend moet houden door je uit te spreken, door je open te stellen. Er gebeuren heel veel rare dingen. Het laatste rare ding dat hier gebeurd is, is dat de grootste coalitiepartij voorstelt om een burgemeester te ontslaan. Maar dat is niet het enige. Dat is het laatste, meest recente in een heel rijtje hele ondermijnende, antirechtsstatelijke voorstellen en uitingen. Daarin moet het parlement normeren. Daarin zoek ik ook bij collega Palmen waar het waardenkader of het wegingskader ligt. Dat zou niet alleen mij heel erg helpen, maar ik denk dat het ook belangrijk is om te laten zien dat het parlement tanden heeft en waar nodig normeert.

De voorzitter:

Dit was de laatste interruptie van mevrouw Koekkoek.

Mevrouw Palmen (NSC):

Hoe de rechtsstaatparagraaf precies moet worden uitgelegd — dat staat ook in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma — blijft een afweging van de concrete situatie die zich voordoet. Het spijt me om het te zeggen, maar ook dat ligt op dit moment primair bij onze kabinetsleden en bij de minister-president.

De voorzitter:

Mevrouw Palmen vervolgt haar betoog.

Mevrouw Palmen (NSC):

Voorzitter. Eerst de mens, dan de regels en daarna de organisatie. De overheid is vanaf midden jaren negentig van de vorige eeuw zichzelf gaan zien als koekjesfabriek, met heel veel verschillende smaken. Managers moesten managen zonder inhoudelijke kennis, ambtenaren werden dienstverleners en burgers klanten op de lopende beschikkingenband. Daarbij gold niet "de klant is koning", maar "de klant is de klos". De burger moest zijn eigen weg maar zien te vinden in alle onheil. Het toeslagenschandaal. Groningen. En nu ook weer de WIA. De kaken van de overheid kunnen mensen verpletteren. Iedereen kan slachtoffer worden. Goed bestuur is ook dat je opkomt voor deze mensen. En dat doen wij. Op het menu staat niet voor niets: duidelijke plannen. Ik noem er vier. Grondrechten van burgers worden weer beschermd door het oprichten van een grondwettelijk hof en toetsen aan de Grondwet. Misstanden worden sneller gemeld en opgelost door een nieuwe klokkenluiderswet. De regio wordt beter verbonden met Den Haag door het kiesstelsel te veranderen. Oneerlijke wetten, waardoor burgers in de knel komen, worden opgespoord, simpeler gemaakt en aangepakt. Mijn vraag aan de minister is: wat is de stand van zaken van deze plannen? We hebben haast en willen doorpakken.

Maar dit is niet genoeg. Wij moeten en kunnen meer doen, en dan met name op het gebied van dienstbaarheid en gelijkheid. Dat zijn twee punten waarop de overheid faliekant tekort is geschoten. Ten eerste dienstbaarheid. In Nederland geven wij financiële ondersteuning aan kwetsbare mensen. Alleen, het probleem is dat deze mensen daar geen gebruik van maken. Niet omdat ze niet willen of omdat ze het niet weten, maar ook heel vaak omdat ze het niet meer durven. Voor veel mensen in de bijstand bestaan bijvoorbeeld maar liefst 25 verschillende regelingen. Afhankelijk zijn van inkomensondersteuning is een dagtaak gebleken. Nieuw Sociaal Contract wil dat veranderen door financiële ondersteuning actief toe te kennen aan deze groep. Wij willen dat ze meer bestaanszekerheid hebben. En dat kan. De overheid heeft deze gegevens van de meest kwetsbare mensen om wie het gaat.

Twee uitgangspunten hierbij zijn de volgende. Gebruik de informatie die al bekend is en vaststaat en deel deze gegevens om mensen te helpen in hun bestaanszekerheid. Het tweede belangrijke uitgangspunt: bied zekerheid. Mensen willen niet meer bang zijn voor allerlei terugbetalingen aan het einde van het jaar. Mensen willen zekerheid hebben over hun inkomen. Wij willen ook toeslagenzekerheid hebben. Een suggestie. Zorg bijvoorbeeld dat bij de inkomstenbelasting mensen al kunnen aanvinken dat zij toeslagen willen aanvragen. Ik dring er bij de minister echt op aan om werk te maken van die bestaanszekerheid. De motie-Mohandis/Palmen is alreeds aangenomen. Die ging over het meer geautomatiseerd toekennen van rechten. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat regelingen actief worden toegekend? Een belangrijke randvoorwaarde voor succes is dat het ministerie van Binnenlandse Zaken juist die goede coördinerende rol heeft.

Het tweede thema dat ik wil bespreken is gelijkheid, of beter gezegd: uniformiteit. In de rechtsstaat is rechtsbescherming door en tegen de overheid heel belangrijk. Soms is de overheid niet eerlijk en zelfs onrechtvaardig. Als mensen in de knel komen, moet de overheid soms extra helpen. Denk aan het toeslagenschandaal, Groningers en, recent, de WIA-fouten. De herstelregelingen functioneren nu niet. Om mensen te compenseren worden door de verschillende ministeries allerlei hapsnapregels gemaakt die niet onderling afgestemd zijn. Na een jarenlang traject krijgt een meerderjarig kind in de toeslagenaffaire bijvoorbeeld €10.000, terwijl slachtoffers van geweld in de jeugdzorg het moeten doen met €5.000. Er is geen duidelijkheid. Herstel is heel duur en mensen staan voor de tweede keer in de kou. Dat moet anders. Daarom komt Nieuw Sociaal Contract met een initiatiefwetsvoorstel om al die verschillende herstelregelingen veel meer hetzelfde te laten zijn. Dan duurt herstel niet meer zo lang, zijn de kosten lager en is herstel effectiever.

Uniforme herstelregelingen moeten een wettelijke verankering gaan vinden in de Algemene wet bestuursrecht. Op 18 november aanstaande zal Nieuw Sociaal Contract een top organiseren. Wij kijken hier enorm naar uit. Vanzelfsprekend nodigen wij hiervoor zeker ervaringsdeskundigen uit, om juist van hen te horen en te leren aan welke voorwaarden een dergelijke regeling moet voldoen.

Nadat in april de Nieuw Sociaal Contract-motie over uniforme herstelregelingen …

De voorzitter:

Ik wil u toch even onderbreken, want mevrouw Van Dijk wil interrumperen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik wil mevrouw Palmen ook wel even het blokje laten afmaken, want mijn vraag gaat over het herstel.

De voorzitter:

Dan vraag ik mevrouw Palmen om door te gaan.

Mevrouw Palmen (NSC):

Nadat in april de Nieuw Sociaal Contract-motie over uniforme herstelregelingen is aangenomen, zou ik nu graag een toezegging van de minister willen om dit gezamenlijk verder op te pakken en voortvarend uit te voeren.

Tot slot, voorzitter. De overheid moet mensen niet tegenwerken, maar helpen. Eerst de mens, dan pas de regel en pas als laatste de organisatie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik weet dat mevrouw Palmen betrokken is bij de hersteloperatie en dat zij daar ook zeker een mening over heeft. Een van de discussies die vaak gevoerd worden, is: beleg herstel nou alsjeblieft niet bij de organisatie die het veroorzaakt heeft. Ik was dus eigenlijk wel een beetje teleurgesteld dat ik in het debat over de WIA, toen ik daar vragen over stelde, daar eigenlijk helemaal geen respons op kreeg. Ik vroeg me af of Nieuw Sociaal Contract het met ons eens is dat we in die kaderwet ook een dergelijk principe moeten opnemen.

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank u wel voor uw verhelderende vraag, mevrouw Van Dijk. Daarom gaf ik net aan dat ik echt van mening ben dat de verankering van die wet moet plaatsvinden in de Algemene wet bestuursrecht onder de coördinatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dan is er sprake van een coördinerende taak en laat je de problemen niet oplossen waar ze zijn ontstaan.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan snap ik het antwoord misschien niet helemaal. Betekent dat eigenlijk dat Nieuw Sociaal Contract het met ons eens is dat we herstel per definitie niet moeten laten plaatsvinden door de organisaties die het hebben veroorzaakt? We hebben gezien wat dat doet bij de toeslagenaffaire. We zagen ouders die het gewoon heel spannend vonden om bij die Belastingdienst naar binnen te lopen en om herstel te vragen, omdat dat de organisatie is die hen zo veel pijn had gedaan.

Mevrouw Palmen (NSC):

Ja, dat snap ik. Ik denk ook dat het heel belangrijk is om een onderscheid te maken. Is er een beschikkingsfout geweest en kunnen we die nog herstellen? En in hoeverre gaan we door naar een volgende fase, als vast is komen te staan dat de overheid in dit geval onrechtmatig heeft gehandeld? Want dan ga je dus echt praten over schadecompensatie. Dat zijn weer andere vraagstukken. Maar dit zijn hele terechte opmerkingen, die we zeker mee moeten nemen in dit initiatief.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ja, ten slotte, voorzitter. Ik hoor weer heel erg een procesantwoord. Ik zou het zo mooi vinden als we gewoon met elkaar de principe-uitspraak kunnen doen dat de organisatie die het leed heeft veroorzaakt, dat niet gaat oplossen. We zien namelijk gewoon in de praktijk hoe moeilijk het is voor mensen om in een volgende fase terecht te komen, namelijk die van herstel.

Mevrouw Palmen (NSC):

De Algemene wet bestuursrecht en de coördinatie van Binnenlandse Zaken lijken me daar mooie invullingen voor.

De voorzitter:

Mevrouw Chakor, uw laatste interruptie.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Palmen had het over bestaanszekerheid en zekerheid voor mensen. Daar ben ik zeker voor, maar we hebben hier natuurlijk ook het debat over de situatie met betrekking tot de gemeentefinanciën. Gemeentes willen zekerheid. Zij staan voor een diep ravijn en worden daar gewoon keihard in geduwd. Zekerheid willen we ook voor 150.000 kinderen, maar ook voor alle voorzieningen die op de helling staan. Mijn vraag aan mevrouw Palmen is dan ook of zij bereid is om de bezuinigingen waarmee de gemeentes te kampen hebben, terug te draaien en gewoon te laten verdwijnen en juist zekerheid te bieden aan heel veel Nederlanders die nu in onzekerheid leven.

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank aan mevrouw Chakor. Ik begrijp dat mevrouw Chakor zich zorgen maakt over de decentrale overheid. Die zorgen deel ik absoluut, maar wij kijken vanuit Nieuw Sociaal Contract naar meerdere oplossingsvarianten en ook wat meer naar de structurelere kant, niet alleen naar de financiële kant maar ook naar de takenkant en de eigen beschikkingsmacht van de gemeentes. Ik denk dat het heel erg belangrijk is om daar zorgvuldig naar te kijken. Dit proces loopt nog. Vorige week was hier nog een specifiek debat over. Ik heb begrepen dat er begin 2025 vanuit Binnenlandse Zaken een voorstel komt met een uitwerking van de diverse modaliteiten. Dat lijkt me een prima moment om het debat verder te voeren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Op dat punt heb ik iets meer haast, maar daarover later. Ik wil collega Palmen complimenteren voor haar duidelijkheid aan het begin van haar bijdrage. Die duidelijkheid is belangrijk: normeren doet ertoe. Er moet ook worden uitgelegd dat je kritiek mag hebben, maar dat instituties niet kapot moeten worden gemaakt. Ik ben dus heel blij dat NSC dat zo duidelijk uitspreekt. Gelukkig hadden we het ook over de inhoud van deze begroting, want er staat nogal wat op het spel. Deze minister heeft deze periode het nodige te doen. Het is juist goed om daarin aan te moedigen. In dat verband zou ik op een specifiek punt heel graag samen met de NSC-fractie willen optrekken. Dat gaat over de bescherming van de gegevens van onze kinderen, de privacy. We hebben een Autoriteit Persoonsgegevens. Deze Kamer heeft eerder met steun van nagenoeg ons allen, behalve de PVV, uitgesproken dat er ook een kinderautoriteit persoonsgegevens zou moeten komen, zoals we ook een Kinderombudsman kennen. Ze heeft aan de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Digitale Zaken gevraagd: werk dat nou eens uit. Daar ligt nog niks. Op dat punt zou ik zo graag wat stappen verder zetten. Is NSC bereid om met mij te kijken wat we kunnen doen om die kinderautoriteit persoonsgegevens echt een duw in de rug te geven zodat het gaat vliegen?

Mevrouw Palmen (NSC):

In de eerste plaats mijn waardering voor en complimenten aan mevrouw Bikker. Ik vind mevrouw Bikker altijd heel scherp en heel doordacht in haar standpunten. Ook deze zorg over kinderen en hun gegevens kan ik me heel goed voorstellen. Maar ik ben geen regeringslid. Wij kunnen alleen maar aangeven waar onze zorg zit en dat we graag zien dat de minister hier stappen in zet. Dat wil ik zeker ondersteunen. Maar om te weten wat de uitkomst daar precies van is, zullen we even moeten afwachten waar de minister mee komt.

De voorzitter:

Mevrouw Bikker heeft nog één interruptie en die reserveert ze. Dank voor uw inbreng, mevrouw Palmen. Dan gaat nu mevrouw Wingelaar spreken, ook namens Nieuw Sociaal Contract. Zij gaat haar maidenspeech houden. Daarbij is de afspraak dat de betrokkene niet wordt geïnterrumpeerd. Daarna gaan we kort schorsen om mevrouw Wingelaar te feliciteren met vast een succesvolle maidenspeech. Ik wens haar daarmee alle succes. Gaat uw gang.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Dank u wel, voorzitter. "Ik ga nooit de politiek in." Dat was altijd mijn credo. Ik volgde de lokale politiek op de voet, maar de bestuurscultuur in de gemeente waar ik woon was tot tien jaar geleden heel erg slecht. Mijn leven liep op rolletjes, dus ik had weinig reden om me druk te maken over die politiek.

Totdat ik in 2012 op 38-jarige leeftijd de diagnose borstkanker kreeg. Mijn leven en dat van mijn gezin, met een kleuter van net nog geen 4 jaar, stond in één keer op z'n kop. In de periode van behandelingen kwam ik in contact met veel lotgenoten. Het was schokkend om te zien hoe zij net als ik tegen zaken aanliepen waar ik van tevoren geen weet van had. Er waren vrouwen die in financiële problemen raakten door extra zorgkosten. Anderen verloren hun kinderopvangtoeslag, omdat ze door ziekte niet meer konden werken. Weer anderen gingen emotioneel kapot omdat hun partner niet of moeilijk met de ziekte om kon gaan en vertrok.

Ik nam in de afgelopen jaren afscheid van heel wat lotgenoten. En ja, borstkanker is goed te behandelen, maar desondanks overlijden er nog steeds ruim 3.000 vrouwen per jaar aan deze ziekte. Voor mij persoonlijk volgde een lange periode van behandeling, waarbij er veel misging. Het duurde bijna drie jaar voordat ik weer op de been was. Laat me duidelijk zijn: ik heb gewoon heel veel geluk gehad. Kanker is namelijk geen strijd. Een strijd suggereert dat je gelijke kansen hebt en je het kunt overwinnen als je maar hard genoeg vecht. Maar dat is niet waar. Er zijn zo veel dappere vrouwen die vochten als leeuwinnen met de hoop hun kinderen groot te zien worden, overleden.

Deze ervaringen tijdens mijn ziekte hebben mij ertoe aangezet om de politiek in te gaan. Ik vond het onacceptabel dat jonge gezinnen met een zieke ouder in mijn gemeente bijna geen ondersteuning kregen. Toen ik wethouder werd, was een van mijn eerste acties het invoeren van een sociaal-medische indicatie. Dit zorgde ervoor dat gezinnen die hun kinderopvangtoeslag kwijtraakten omdat een ouder ziek was en zijn of haar baan verloor, weer financiële lucht kregen. Dit gaf gezinnen niet alleen financiële ruimte, maar ook de broodnodige ondersteuning. En het bewijst dat je ook echt iets kunt veranderen in de politiek.

Dat brengt mij meteen bij het onderwerp van vandaag. Gemeenten staan dagelijks voor taken die directe impact hebben op hun inwoners. Of het nu gaat om huishoudelijke hulp, trapliften voor mensen met een beperking, tijdelijke ondersteuning van jongeren die het moeilijk hebben op school of verkeersaanpassingen in je straat: gemeenten regelen het allemaal. Onlangs bleek uit een rondetafelgesprek nogmaals hoe gepassioneerd bestuurders zich inzetten voor hun inwoners.

Nieuw Sociaal Contract wil de bestuurlijke verhoudingen herstellen. We willen geen pleisters plakken, maar duurzame oplossingen vinden. Te lang zijn we van incident naar incident gegaan zonder de onderliggende problemen aan te pakken. Gemeenten, provincies en waterschappen vormen het fundament van onze democratie. Dit fundament biedt een uitstekende mogelijkheid om burgers en organisaties te betrekken bij lokale en regionale kwesties.

Om Nederland weer optimaal als gedecentraliseerde eenheidsstaat te laten functioneren, stelt Nieuw Sociaal Contract een aantal fundamentele oplossingsrichtingen voor.

Ten eerste: de herziening van de begrotingsregel. De huidige norm van structureel en reëel evenwicht zoals opgenomen in de Gemeentewet is te beperkt. Wat ons betreft moeten meer kengetallen aan deze norm worden toegevoegd. De minister heeft aangegeven dat er vanaf 2025 mogelijkheden zijn om bij een omvangrijke reservepositie onder voorwaarden een structurele last te dekken. Ik verzoek de minister om inzicht te geven in het aantal gemeenten dat gebruik gaat maken van deze oplossing zodra dat bekend is.

Ten tweede: duidelijkheid over gemeentelijke taken. Het is cruciaal dat gemeenten duidelijk in beeld hebben welke taken zij hebben, wie bepaalt hoe deze ingevuld moeten worden en hoe zij daarvoor op een consistente manier gecompenseerd worden. Nieuw Sociaal Contract pleit voor meer beleidsvrijheid. Dat doet recht aan een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Het overhevelen van specifieke uitkeringen naar het Gemeentefonds is een voorbeeld van hoe gemeenten zelf keuzes kunnen maken en minder uitvoeringslasten dragen. Dit moet wel heel goed uitgewerkt worden wil het functioneren.

Ten derde: de verbetering van de informatiestroom. Een goede informatiestroom tussen het Rijk en decentrale overheden is essentieel. Onvoldoende informatie leidt tot een gebrekkig inzicht in de middelen die nodig zijn voor gemeenten. Een goede informatiestroom zal aan de basis moeten staan van het herstel van de disbalans. Artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet verplicht overigens om een wijziging in de taakstelling van decentrale overheden gepaard te laten gaan met een gedegen financieel overzicht. Een jaarlijkse monitor kan helpen om te bepalen hoe het staat met de verhouding tussen taken en middelen. Op dit moment is het voor Kamerleden erg moeilijk om een goed beeld te krijgen van de financiën en taken van de gemeenten. Ik overweeg om in de tweede termijn hierover een motie in te dienen.

Ten vierde: verankering in de Grondwet. Het vierde en meest omvattende voorstel is om helder in de Grondwet vast te leggen dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is. Ook het decentralisatiebeginsel moet hierin worden opgenomen, zodat taken en bevoegdheden bij de meest nabije overheid worden belegd. Dit betekent dat gemeenten de beleidsvrijheid en financiële middelen krijgen die zij nodig hebben om hun taken uit te voeren. Het verankeren van deze principes in de Grondwet verplicht de wetgever om goed te beargumenteren waarom voor een centrale of decentrale uitvoering van taken wordt gekozen. Hierbij moet ook aandacht zijn voor goede randvoorwaarden en voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen. Ik hoor graag een reflectie van de minister op dit voorstel.

Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal losse vragen voor deze minister.

Gelet op de zorg over de interbestuurlijke verhoudingen, die de minister ook kent, vraag ik haar welke stappen zij al op dit moment neemt om de situatie te verbeteren. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat gemeenten en andere medeoverheden eerder betrokken worden bij het wetgevingsproces? Dat is ook belangrijk voor het versterken van de informatiepositie van de Tweede Kamer.

Hoe kijkt de minister aan tegen de risicoverdeling tussen medeoverheden en het Rijk zoals opgenomen in het regeerakkoord? Hoe draagt deze risicoverdeling bij aan het herstel van de interbestuurlijke verhoudingen?

Ik sluit af, voorzitter. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat kan niet functioneren zonder de maximale inzet van gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk. We moeten ons fundament koesteren, want het stelt ons in staat om op verschillende bestuursniveaus in te spelen op specifieke wensen en behoeften van onze burgers. De inzet die daarvoor nodig is, zal ik bieden vanuit mijn rol als Tweede Kamerlid. Dichtbij de burger staan in de hulp die zij nodig hebben, is namelijk mijn drijfveer. Dat is waarom ik hier sta.

Dank u wel, voorzitter.

(Applaus)

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd, mevrouw Wingelaar. U was openhartig, helder en indringend en er waren mooie, warme woorden over uw lotgenoten. We zijn blij dat u het geluk heeft gehad en hier in ons midden bent. Wilt u even hier plaatsnemen? Dan krijgt u de felicitaties van uw collega's.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik wil graag verder met de behandeling van de begroting voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De heer Van Nispen gaat nu het woord voeren, en hij doet dat namens de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik dacht al even dat de NSC-fractie massaal was toegestroomd om naar mijn verhaal te komen luisteren over goed bestuur, democratie en een sterkere rechtsstaat, maar dat was natuurlijk vanwege de hele mooie maidenspeech van mevrouw Wingelaar. Ik wil haar daar van harte mee feliciteren, met dit heel mooie persoonlijke verhaal, maar ook een zeer inhoudelijk verhaal, zeer bevlogen en gepassioneerd. We hadden vorige week al een debat, en toen mocht ik u wel interrumperen. Het is goed bevallen. Maar de verwachtingen zijn hoog. Nogmaals, mijn welgemeende felicitaties!

Voorzitter. Met te veel mensen gaat het in Nederland niet goed. Omdat ze in buurten wonen met veel problemen, en voorzieningen zijn wegbezuinigd door politici. Of omdat ze keihard door de overheid in de problemen zijn gebracht; denk aan de mensen in Groningen of de ouders in het toeslagenschandaal. En het antwoord op deze sociale verschraling en drama's is inderdaad: goed bestuur, meer democratie en zeggenschap en versterking van de rechtsstaat. Maar van mij geen applaus voor mooie woorden; ik wil daden zien. Gaat deze minister bijvoorbeeld haar rug recht houden in de discussie met minister Faber over het uitroepen van de asielcrisis en het omzeilen van het parlement?

Ik ga deze minister aan haar beloftes houden voor het bestuur, grondrechten en democratie. En met niks minder nemen wij genoegen. Van de SP kunt u eigen voorstellen verwachten, zoals bijvoorbeeld voor het referendum. Door meer zeggenschap te geven aan mensen vergroten we het vertrouwen in de politiek. Trots kondig ik hierbij dan ook aan dat wij een volgende stap hebben gezet in de daarvoor noodzakelijke grondwetswijziging, een initiatief van de SP. Ik hoop dat we snel hierover het debat kunnen voeren. Ik vraag aan de minister of zij de voorbereiding van de uitvoeringswet ter hand wil gaan nemen.

We hebben een betrouwbare overheid nodig, die er echt voor mensen is. Te vaak nog worden mensen in de wacht gezet, krijgen ze geen persoon te spreken of zijn ze aangewezen op digitale loketten. Daar moeten we echt vanaf. De overheid moet er weer zijn voor iedereen, met altijd oog voor mensen, en een menselijk gezicht. Komt er echt een forse hervorming van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de mens centraal staat bij al het handelen van de overheid, met de bepaling dat overheidshandelen niet mag leiden tot onevenredige benadeling en onevenredige gevolgen voor mensen? Gaat de minister ook zorgen dat er een recht komt op persoonlijk contact met overheden en uitvoeringsorganisaties? Wanneer kunnen we dat verwachten? En wat kan de minister vanuit haar rol betekenen om laagdrempeligere voorzieningen voor mensen om hun recht te halen, tot stand te brengen en dit te ondersteunen, bijvoorbeeld in de Huizen van het Recht? Ik zie mooie beloftes in het regeerprogramma, maar hoe ga je dat doen in combinatie met een snoeiharde bezuiniging op ambtenaren? Want raakt dat nou echt alleen maar externen en communicatieadviseurs, en niet de uitvoering? En nog zorgelijker: hoe ga je realiseren wat je belooft, als je tegelijkertijd keihard bezuinigt op gemeentes? Je kunt een betrouwbare en bereikbare overheid beloven, bijvoorbeeld in buurthuizen en bibliotheken, maar dat gaat niet als je die net hebt wegbezuinigd. Ziet de minister dat haar bezuinigingen deze ambities in de weg staan?

Die bezuinigingen op de gemeentes zijn onaanvaardbaar. Het financiële ravijn van de gemeentes wordt een ramp voor veel mensen: minder zorg, meer armoede, minder sport en cultuur; en minder voorzieningen: het zwembad gesloten, de kinderboerderij dicht et cetera. Met dank aan deze minister en met dank aan de coalitiepartijen. Wat doet dit nou met het vertrouwen in de overheid? Wij hebben een amendement ingediend: volgend jaar 1 miljard euro extra naar gemeentes. Dat is heel hard nodig. Geen taken zonder knaken.

In onze rechtsstaat verdienen klokkenluiders bescherming. Er is veel gebeurd, onder andere ook door mijn partij en haar inzet in het verleden, maar we zijn er nog niet. Daarom doe ik vandaag drie voorstellen. Een betere bescherming van melders vereist dat het Huis voor Klokkenluiders tanden krijgt, dus een handhavende en sanctionerende bevoegdheid. Wanneer treedt het amendement-Leijten, waarmee het huis sancties op kan leggen, in werking? Twee: geef het huis een centrale rol voor het ontvangen van meldingen, dus inclusief de bevoegdheid om informatie op te vragen bij andere autoriteiten en toezichthouders. En drie: zorg voor een veilige situatie voor de melder en regel dat, net als bij advocaten, een telefoontje naar het huis niet afgeluisterd kan worden.

Ten slotte, jullie salaris als Kamerleden en bewindspersonen. De SP vindt de kloof tussen politici en mensen veel te groot. Als je de eer hebt het volk te mogen vertegenwoordigen, dan hoef je niet meer dan drie keer zoveel te verdienen als de mensen die je vertegenwoordigt. Want terwijl het gemiddelde salaris in ons land €44.000 is, krijgt een minister meer dan twee ton en een Kamerlid €141.000 per jaar. Ik herhaal: €141.000 per jaar. Ik heb mijn loonstrook meegenomen: meer dan €10.000 in een maand. Een SP'er, zeg ik er even bij, ontvangt dat gelukkig niet. 41% hiervan mag ik houden. Dat is ongeveer net zoveel als een leraar op een middelbare school verdient. En terecht. De rest draag ik trots af. Dat is onze solidariteitsregeling. Ik zeg dat, omdat zo'n solidariteitsregeling helpt. Dat helpt, want dit salaris is echt te hoog. Met dit salaris van meer dan €10.000 in de maand vervreemd je je van heel veel gewone mensen. Daarom stelt de SP vandaag als eerste stap een verlaging van 10% van de salarissen van Kamerleden en bewindspersonen voor. Dat is een eerste stap om die kloof tussen mensen en politici te verkleinen. Wij zullen daarvoor in tweede termijn een voorstel indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Plas, die het woord gaat voeren namens BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, burgers in Nederland en ook speciaal de mensen die in de regio's van Nederland wonen, vandaag behandelt de Kamer de begroting van Binnenlandse Zaken voor het jaar 2025. Hier valt ook herstel Groningen onder, maar dat is zo'n belangrijk onderwerp dat dat in een apart debat zal worden behandeld. Vandaar dat ik mij in dit debat ga richten op andere dingen die onder Binnenlandse Zaken vallen. Mijn focus zal daarbij dus liggen op de regio.

Voorzitter. Voor deze minister is het rapport Elke regio telt! leidend. De regio's, het platteland, is het fundament van de BBB. Het is dé reden dat wij onze partij hebben opgericht. Dat is volgende maand, 1 november, vijf jaar geleden. Sinds onze komst in de Kamer is er nog nooit zo veel aandacht geweest voor de regio's. Wij zagen al jaren dat de leefbaarheid van dorpen, platteland en gemeenschappen onder druk staat.

Voorzitter. Het rapport Elke regio telt! was echt keihard en weet echt de kern van het probleem te benoemen. De landelijke overheid raakte haar voelsprieten in de regio kwijt. Ook zegt het rapport dat de Haagse overheidsregels vaak nadelig uitpakken voor grensregio's. Men kan door het oerwoud aan regels niet meer concurreren met concurrenten over de grens. Ook investeert de rijksoverheid wel vaak in kerngebieden in de regio, maar de aanname dat daarmee de kleinere dorpen daaromheen daar ook van profiteren, lijkt niet te kloppen.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Wat gaat de minister doen om de gebroken voelsprieten in de regio's weer te repareren? Is zij bereid om in gesprek te gaan met de regiogemeenten? Met welke burgers en organisaties in de regio's heeft de minister sinds haar aantreden al gesproken om de kloof tussen Den Haag en platteland te dichten? Is de minister het met mij eens dat alleen praten met plattelandsgemeenten niet genoeg is, omdat inwoners de afgelopen jaren heel erg teleurgesteld zijn geraakt? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de afgehaakten weer aanhaken? Is het mogelijk om bij aanbestedingen van het Rijk meer te laten meewegen dat projecten in de plattelandsgebieden een echte impuls kunnen zien en dat dat ook wat waard is?

Voorzitter. Haags beleid wordt hier gemaakt, hier in deze Kamer, maar ook in de ministeries om ons heen. Maar hoe gaan we ervoor zorgen dat Haags beleid beter aansluit op de wensen en de omstandigheden in de regio's? Zijn rijksambtenaren wel voldoende bekend met de verschillende regio's en met de verschillen tussen die regio's? Hoe maken zij echt deel uit van de samenleving in de regio's? Ambtenaren zouden in elke afweging moeten meewegen wat de gevolgen van beleid zijn voor de verschillende regio's. Hoe werkt dat in de praktijk, vraag ik de minister.

Voorzitter. Ik heb ook een voorstel. Wat vindt deze minister van het voorstel om bijvoorbeeld minimaal twee keer per jaar te vergaderen buiten Den Haag? Dan kunnen wij bijvoorbeeld in overleg met een regiogemeente vragen om een lege raadszaal. Dan hebben we dus geen hoge kosten, zoals het hele verhuiscircus van Brussel naar Straatsburg, maar zo brengen we de politiek wel naar de mensen toe. Is het bijvoorbeeld een idee dat in ieder geval Tweede Kamercommissies die vaak vergaderen over zaken die de regio rechtstreeks raken — denk aan Binnenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, LVVN — minimaal twee keer per jaar in een regio vergaderen? Of is het een idee dat er twaalf keer per jaar, dus minimaal één keer per maand, vergaderd wordt in een provincie? Ik doe hierbij ook een oproep aan alle regiogemeenten die meeluisteren met dit debat en dit een goed idee vinden om hierover mee te denken. Kan de minister bijvoorbeeld samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de P10, de grootste plattelandsgemeenten in Nederland, de M50, de middelgrote gemeenten tussen de 30.000 en 80.000 inwoners, of de K80, de kleine gemeenten tot 25.000 inwoners, praten over de mogelijkheden? Kan zij verkennen of hier behoefte aan is, wat dit eventueel zou kosten, wat hiervoor nodig is en hoe we dit kunnen organiseren?

Voorzitter, tot slot. Ik ga het toch hebben over de maandag volledig uit de hand gelopen demonstratie van pro-Palestijnen, onder wie een deel Hamasaanhangers. Hoe kijkt de minister ertegen aan dat Joodse burgers die met een vlag van hun thuisland, Israël, op straat liepen, fysiek werden aangevallen en werden toegekrijst door hysterische mannen en vrouwen? Hoe kijkt de minister ertegen aan dat hierbij mensen gewond raakten, zoals de Joodse vrouw die aan een aanval een pijnlijke knie en een gebroken nagel overhield? Hoe kijkt de minister ertegen aan dat een oudere man door meerdere demonstranten krijsend werd aangevallen omdat hij een vlag in zijn hand had? Hoe kijkt de minister ertegen aan dat een Israëlische vlag werd besmeurd met nepbloed? Hoe kijkt de minister ertegen aan dat Joodse burgers de opdracht kregen om hun vlaggen met de davidster op te bergen als zij naar huis gingen, in hun tas te stoppen, omdat het te gevaarlijk was om ermee over straat te lopen? Hoezo was er geen gegronde vrees voor wanordelijkheden? Hoezo werd er gezegd dat Joodse burgers en medestanders van de Joodse gemeenschap ongehinderd konden herdenken?

Voorzitter. Waarom werd er überhaupt gesproken van een "tegendemonstratie" door pro-Palestijnse demonstranten? Welke tegendemonstratie? Er was op de Dam helemaal geen demonstratie van Joden en medestanders van de Joodse gemeenschap. Er was een herdenking gaande. Waarom mocht er tijdens de 7 oktoberherdenking op de Dam een demonstratie zijn van krijsende en schreeuwende mannen en vrouwen met gezichtsbedekking, Hamaspamfletten en andere Hamasuitingen op gehoorafstand, terwijl er tijdens de herdenking van 4 en 5 mei wél voor werd gezorgd dat dit soort krijsende Jodenhaat op grote afstand bleef? In het handboek voor demonstraties in Amsterdam staat dat groepen voor zover mogelijk elkaar moeten kunnen zien en horen. Kúnnen, niet moeten. Hoe kijkt de minister ertegen aan dat een groep zogenaamde tegendemonstranten uit was op verstoring van de herdenking? Onder de Wet openbare manifestaties had er dus voor gekozen kunnen worden om de pro-Hamasdemonstranten niet in de buurt van de herdenking plaats te laten hebben.

Voorzitter. Het recht op demonstratie is een groot goed. Het recht van Joden om veilig te zijn, is dat ook. Dat recht is hun op 7 oktober in Amsterdam ontnomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Er is nog een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Niet hierover, maar over het ravijnjaar voor de gemeenten. Ik hoef mevrouw Van der Plas denk ik absoluut niet uit te leggen hoe desastreus die bezuinigingen zijn, niet voor de wethouders en de raadsleden, want die redden zich wel, maar voor de mensen in de dorpen en de steden. Ik heb er bij BBB iets meer vertrouwen in dan bij de PVV dat er nog iets mogelijk is om die sociale kaalslag te voorkomen, want die willen we niet met elkaar. Ik wil mevrouw Van der Plas er niet mee overvallen, dus ik zeg het nu alvast: wij overwegen om in tweede termijn een motie in te dienen om het ravijnjaar te dempen, vooral de ergste jaren. Dat zijn 2026 en 2027. In die jaren vallen er gaten van 2,3 miljard euro per jaar. Daarvoor willen we gebruikmaken van de onderuitputting, die ook dit jaar heel groot was. Die bedroeg ongeveer 8 miljard. Dat is geld dat niet is uitgegeven, bijvoorbeeld omdat het personeel er niet was. Die onderuitputting wordt ook verwacht in de volgende jaren en die is zelfs al geraamd in de begroting. Het Centraal Planbureau zegt: die is eigenlijk te laag geraamd; we verwachten dat de onderuitputting nog veel groter is. Dat is incidenteel geld om incidenteel twee keer de kloof van 2,3 miljard, het ravijnjaar, te dempen. Sorry voor de lange interruptie, voorzitter. Ik wil mevrouw Van der Plas nu niet vragen om ja of nee te zeggen, want dit is iets om over na te denken. Ik wil haar vragen of dit serieus overwogen kan worden, of wij samen kunnen optrekken om de ergste nood en de sociale kaalslag voor heel veel mensen in de gemeentes te voorkomen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat ravijnjaar is natuurlijk niet door ons bedacht; laat ik dat vooropstellen. Dat ravijnjaar is door het vorige kabinet bedacht. Wij hebben in de formatieonderhandelingen gewoon geen mogelijkheden gezien om die korting te voorkomen. Ik ben het met de heer Van Nispen eens dat de ramingen structureel te laag zijn, zoals het CPB zegt. Ze zijn eigenlijk altijd te laag, te hard en te streng; uiteindelijk blijkt dat er dan wel geld over is. Wij hebben al eerder aangegeven — volgens mij heeft mijn collega Henk Vermeer dat ook gezegd bij de Algemene Financiële Beschouwingen, in debat met de heer Van Nispen — dat die ramingen altijd te laag zijn. Hoe kan dat verbeterd worden? Als we straks bij de Voorjaarsnota aankomen, moeten we kijken hoe de situatie op dat moment is en moeten we ervoor zorgen dat de wens om iets te doen voor de gemeenten hoger op het lijstje komt te staan. Ik kan nu geen antwoord geven op een vraag over moties of amendementen die worden ingediend. Zoals u weet, bekijken wij alles altijd goed en doordacht. Ik geef er wel de winstwaarschuwing bij dat een dekking, dus de manier waarop iets betaald wordt, voor alle vier de coalitiepartijen acceptabel moet zijn. Maar wij kijken daar altijd serieus naar. Ik deel zeker de zorgen van de heer Van Nispen hierover.

De heer Van Nispen (SP):

Dat waardeer ik. Ik begrijp ook de opmerking van mevrouw Van der Plas, die zei: "we" hebben dat ravijnjaar niet bedacht. Daarmee doelt ze op de vier onderhandelende coalitiepartijen. Ik heb dat ravijnjaar ook niet bedacht, maar we hebben er hier wel mee te maken. Laten we samen kijken of we met elkaar een oplossing kunnen vinden om de sociale kaalslag, die de minister overigens natuurlijk ook niet wil, te voorkomen. Als we niks doen, gaat die namelijk wel door. Ik waardeer de ruimte die mevrouw Van der Plas ziet.

Maar ik ben nog wel een beetje bezorgd over het volgende. Als wij een voorstel doen waarvan mevrouw Van der Plas met haar fractie en haar financieel woordvoerder zegt "dat is best interessant; daar is over te praten, want die onderuitputting is misschien inderdaad te verwachten", is het dan werkelijk zo dat als bijvoorbeeld de VVD-fractie dat anders ziet, het dan alsnog niet doorgaat? Moet die dekking nou echt voor alle vier de coalitiepartijen uitonderhandeld en acceptabel zijn voordat een van de vier partijen het voorstel kan steunen?

De voorzitter:

Dit was de laatste interruptie van de heer Van Nispen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zal het even iets beter duiden. Wij hebben afgesproken dat het hoofdlijnenakkoord leidend is voor ons. Als er zaken buiten het hoofdlijnenakkoord omgaan, kunnen die niet; dat hebben we met z'n vieren afgesproken. Anders hoef je ook geen hoofdlijnenakkoord te sluiten, als iedereen vervolgens gaat lopen freewheelen. Als het gaat om vrije kwesties, dus zaken die niet in het hoofdlijnenakkoord zitten, of als er een acceptabele dekking te vinden is, gaan we daar natuurlijk naar kijken. De heer Van Nispen moet het dus niet zo opvatten dat alles al helemaal aan de voorkant dichtgetimmerd is, maar wij vinden het belangrijk — dat geldt in ieder geval voor mij en voor BBB — dat we ons houden aan het hoofdlijnenakkoord. Daar hebben alle vier de partijen hun handtekening onder gezet. Soms zijn de dingen die erin staan niet zo leuk, maar wij zijn wel goed voor ons woord. Bij ons geldt: afspraak is afspraak. Zo gaan we daarmee om.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng en de beantwoording van de interrupties. De heer Van Baarle gaat nu het woord voeren. Dat doet hij namens de fractie van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

We zijn getuige van een extreemrechtse mars door de instituties, waar deze minister van Binnenlandse Zaken aan meewerkt. We moeten het blijkbaar allemaal maar normaal gaan vinden dat coalitiepartijen om het ontslag of de deportatie van een burgemeester vragen, de publieke omroep onder controle willen stellen omdat daar iets onwelgevalligs over Israël wordt gezegd, de Europese Unie willen bezetten van binnenuit, een staatsdeelneming beschuldigen van het faciliteren van antisemitisme, journalisten aanvallen omdat ze hun werk doen of het parlement buitenspel willen zetten om maar vluchtelingen te kunnen weren. Ziet deze minister niet in dat zij onderdeel is van een politieke samenwerking die de rechtsstaat stukje bij beetje ondermijnt? De minister, die in het verleden de rechtsstaat moest dienen als rechter, zit nu ook naast mensen die volstrekt racistische en discriminatoire denkbeelden hebben. Minister Faber riep: de Koran verbieden, moskeeën dicht; weg met die Islam! Staatssecretaris Jansen …

De voorzitter:

Meneer Van Baarle?

De heer Van Baarle (DENK):

Ja?

De voorzitter:

Ik vind niet dat u leden van het kabinet racistisch kunt noemen. Dat impliceert u namelijk. Ik verzoek u dat terug te nemen.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, u legt mij woorden in de mond die ik volgens mij niet uitgesproken heb. Ik heb gezegd: racistische en discriminatoire denkbeelden. Maar wanneer u mij die woorden wilt toebedelen, wil ik ze ook best voor mijn rekening nemen. Ik heb er totaal geen moeite mee om mensen die zichzelf racistisch uiten ook racist te noemen. Maar ik heb die woorden niet gebruikt, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kan niet onmiddellijk terugkijken in de Handelingen, maar het kwam wel zo op mij over en ik vind niet dat dat kan. Ik houd u nu goed in de gaten.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind dat ik het beestje een naam mag geven, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar u mag bewindslieden, die hier in dit huis te gast zijn, niet beledigen.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb gezegd dat deze minister naast mensen zit die racistische, volstrekt racistische en discriminatoire denkbeelden hebben.

De voorzitter:

Ja. En dat vind ik dus wel beledigend, want dat impliceert dat het gaat over andere bewindslieden.

De heer Van Baarle (DENK):

Als je het niet meer racistisch mag noemen als de omvolkingstheorie verspreid wordt, als je …

De voorzitter:

Dat is niet wat u doet.

De heer Van Baarle (DENK):

… het verbieden van de Koran niet meer discriminerend mag noemen …

De voorzitter:

Dat is niet wat u doet. Meneer Van Baarle! U spreekt zich uit over mensen die naast de minister zitten.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat klopt.

De voorzitter:

Ja. En ik wil als voorzitter niet toestaan dat u op deze manier kwalificaties bezigt over bewindslieden die hier te gast zijn. Ik verzoek u dus om daarvan af te zien.

De heer Van Baarle (DENK):

Nou, voorzitter, dan hebben we toch een probleem. Ik vind namelijk dat het bij mijn volksvertegenwoordigende taak hoort dat als er in dit kabinet ministers zitten die zich dusdanig uiten, ik dat mag benoemen als we een minister hebben die gaat over de rechtsstaat en discriminatiebestrijding. Als ik dat niet mag benoemen, dan kan ik mijn volksvertegenwoordigende taak niet uitvoeren.

De voorzitter:

U mag bepaalde opvattingen van een kwalificatie voorzien, maar u moet niet personen van kwalificaties voorzien. Dat tast de waardigheid van de Kamer aan. In het Reglement van Orde staat ook duidelijk dat er niet beledigd mag worden in de Kamer. Daar moet u dus echt de grens trekken.

De heer Van Baarle (DENK):

Nou, voorzitter, ik heb het gehad over racistische en discriminatoire denkbeelden. Mag ik de omvolkingstheorie niet meer een racistisch denkbeeld noemen?

De voorzitter:

Dat mag u.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat heb ik gezegd, voorzitter.

De voorzitter:

Dat mag u, maar niet over personen.

De heer Van Baarle (DENK):

Als ik dit niet meer mag zeggen, dan kan ik net zo goed mijn spullen inpakken en weggaan. Als dit mij onmogelijk wordt gemaakt, snap ik het ook niet meer.

De voorzitter:

U luistert niet naar wat ik zeg, meneer Van Baarle. U mag denkbeelden van een kwalificatie voorzien, maar personen niet. Nu gaat u verder met uw betoog. Als u die kwalificaties aan personen plakt, dan zal ik ingrijpen.

De heer Van Baarle vervolgt zijn betoog.

De heer Van Baarle (DENK):

Feitelijk is het zo dat minister Keijzer stelde dat antisemitisme bijna onderdeel is van de islamitische cultuur. Dat is een feitelijke uiting die zij heeft gedaan. Feitelijk heeft minister Klever gezegd dat asielzoekers tbc, hepatitis, polio, cholera, tyfus en andere exotische ziektes zouden meenemen. Feitelijk heeft minister Agema gezegd dat vrouwen met een hoofddoek pas echt vrij zouden zijn als ze die hoofddoek zouden afdoen.

Ik vraag aan deze minister hoe zij dit kan accepteren van alle leden van het kabinet die, nu of in het verleden, dit soort uitingen hebben gedaan. Schaamt zij zich niet dat zij tussen mensen zit die dit soort uitingen hebben gedaan? Stukje bij beetje zorgt dit kabinet voor de normalisering van het gedachtegoed van Wilders. Elke keer weer kan er iets verschrikkelijks getweet worden vanuit dat vak, en het kabinet en deze coalitie staan erbij en kijken ernaar. Dat is een middelvinger naar al die minderheden in het land die bedreigd worden door extreemrechts.

Deze minister is nota bene de coördinerend minister discriminatiebestrijding. Los van hoe geloofwaardig dat is in dit kabinet, wil DENK uiteraard weten van deze minister hoe zij deze rol voor zich ziet. Hoe gaat zij coördineren op discriminatiebestrijding? Welke tastbare stappen kunnen wij van haar verwachten die anders zijn dan die van haar voorgangers? Welke doelen stelt zij zich? Erkent zij met de staatscommissie dat racisme en discriminatie diepgewortelde problemen zijn met een institutioneel karakter? Kan de minister mij helder uiteenzetten of er extra middelen beschikbaar zijn voor discriminatiebestrijding de komende kabinetsperiode, omdat er ook incidentele middelen wegvallen? Hoeveel geld is er ook structureel de komende jaren?

In het regeerakkoord staat dat er een nationaal programma met een meerjarenagenda moet worden opgesteld om discriminatie aan te pakken. Kan de minister al aangeven welke uitgangspunten zij in dit plan wil gaan hanteren en hoe dit plan tot stand zal moeten gaan komen? Liggen we ook op schema met dit plan? Kan de minister toezeggen dat hier ook concrete doelen en streefcijfers in gaan komen, zoals twee aangenomen DENK-moties van haar vragen?

Cruciaal voor DENK in de aanpak van discriminatie is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Die is tot eind 2025 verlengd. DENK pleit voor een permanente coördinator met doorzettingsmacht en voldoende middelen om echt een verschil te kunnen maken. Deelt de minister dit? Wij overwegen samen met collega's op dit punt een motie.

Als overheid moeten we te allen tijde het goede voorbeeld geven door niet samen te werken met discriminerende bedrijven. Kan de minister ervoor zorgen dat dit verplicht als ontbindende voorwaarde zal worden opgenomen in alle contracten die de overheid aangaat? Ook op dit punt overwegen wij een motie.

DENK vindt ook dat er meer maatregelen genomen moeten worden voor de aanpak van discriminatie in de strafrechtketen. Wat vindt de minister van het idee om gespecialiseerde gelijkebehandelingsrechters in het leven te roepen? Ook op dit punt overwegen wij een motie. Kan de minister ook toezeggen dat er absoluut niet bezuinigd gaat worden op de bestrijding van discriminatie, dus geen bezuiniging op de gespecialiseerde officieren van justitie, geen bezuiniging op het Team Arbeidsdiscriminatie bij de Inspectie SZW en geen bezuiniging op de gespecialiseerde discriminatierechercheurs? Graag een heldere reactie.

De fractie van DENK heeft twee amendementen ingediend. Een voor een publiekscampagne om de meldingsbereidheid te vergroten en een ander over een nationaal coördinator moslimdiscriminatiebestrijding. Wij zien de reactie van de minister graag tegemoet.

Als hoeder van de Grondwet is het de taak van de minister van Binnenlandse Zaken om discriminerende wetten en plannen te schrappen. Wat vindt de minister in dit kader van het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, in de volksmond ook wel het nikabverbod genoemd? Uit de evaluatie blijkt zeer duidelijk dat deze wet het leven van vrouwen alleen maar moeilijker maakt. Is de minister bereid om op basis van deze evaluatie deze wet zo snel mogelijk in te trekken? In het regeerprogramma moeten we ook lezen dat er regels opgesteld gaan worden voor de versterkte gebedsoproep. Lees natuurlijk de islamitische gebedsoproep. Die gebedsoproep is geen bedreiging. Het is een grondrecht en een religieuze uiting voor meer dan 1 miljoen Nederlandse moslims. Waarom wil de Nederlandse regering deze gebedsoproep aan banden leggen? Welk probleem gaat de regering hiermee oplossen? Waarom moet dit? Wie heeft hierom gevraagd? Op welke manier wil de regering dit gaan doen? Druist dit niet overduidelijk in tegen de vrijheid van religie?

Dan het slavernijverleden. Het vorige kabinet zei hierover: excuses zijn geen punt, maar een komma. Hoe wil deze minister deze komma invullen? Je kunt geen rechtvaardige toekomst bouwen zonder verantwoordelijkheid te nemen voor de fouten, de smerige fouten, uit het verleden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat we structureel investeren in de erkenning en verwerking van dit verleden, nadat het incidentele budget hiervoor is opgeraakt?

Tot slot moet mij wat van het hart over hoe er gesproken wordt over al die mensen die in de afgelopen dagen de straat op zijn gegaan om op te staan voor een vrij Palestina. Hoe al die mensen in dit huis door politieke partijen versleten worden voor antisemiet of terreuraanhanger, terwijl die mensen zien dat er een genocide plaatsvindt in Gaza en daar hun emoties over willen uiten en daartegen willen opstaan. Ik vind het schandalig dat deze mensen zo worden weggezet. Ik vind het ook hypocriet als ik zie dat de NSC, BBB en de VVD op dit moment staan voor de bestrijding van antisemitisme, terwijl ze in een coalitie zitten met een politieke partij die van discriminatie haar handelsmerk heeft gemaakt. Deze partij wil de vrijheid van godsdienst voor Nederlanders buiten werking stellen. Deze partij roept op tot het hebben van minder mensen van een bepaalde bevolkingsgroep in Nederland. Als precies de partijen die samenwerken met de PVV, die openlijk bevolkingsgroepen discrimineert, nu een pleidooi houden voor de bestrijding van discriminatie, dan is dat volstrekt, maar dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Als deze politieke partijen dat zouden menen, dan zouden ze niet samenwerken met een extreemrechtse partij.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De PVV moet zich maar zelf daartegen verdedigen. Wat ik kan zeggen is dat wij als BBB ons eigen beleid hebben. De heer Van Baarle kent ons verkiezingsprogramma en daar staat helemaal niets extreemrechts of racistisch in. Ik wil er ook even op reageren dat wij zogenaamd zouden zeggen dat al die mensen die maandag hebben staan demonstreren, allemaal antisemieten zijn. Dat heb ik nadrukkelijk niet gezegd in mijn toespraak net. Ik heb nadrukkelijk gezegd: een pro-Palestijnse demonstratie, waarvan een groep pro-Hamas is. Dat heb ik expliciet erbij gezegd. Er zijn namelijk heel veel mensen die zich gewoon zorgen maken over wat er in Gaza gebeurt, over de bombardementen, over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Ik maak altijd het onderscheid tussen Hamasaanhangers, Hezbollahaanhangers, Iranaanhangers en gewoon mensen in Nederland die zich daar zorgen over maken en ergens gaan zitten om te demonstreren. Dat laat onverlet dat ik het volstrekt ongepast vond om dat op 7 oktober te doen. Op 4 en 5 mei — dat heb ik ook aangehaald — hebben wij er ook voor gezorgd dat dit niet gebeurt. Een herdenking moet gewoon in alle rust en stilte kunnen plaatsvinden. Dat wilde ik even rechtzetten, want ik heb nadrukkelijk niet gezegd dat al die mensen antisemiet zijn, maar er lopen wel antisemieten tussen.

De heer Van Baarle (DENK):

Mevrouw Van der Plas kan het natuurlijk hebben over de eigen standpunten van de BBB, maar de BBB normaliseert het gedachtegoed van Geert Wilders door in deze coalitie te zitten en heeft mensen in het zadel geholpen die de omvolkingstheorie hebben verspreid, die de koran willen verbieden, die moskeeën willen sluiten. Mevrouw Van der Plas zet daarmee de bijl aan onze rechtsstaat en heeft in deze coalitie eigenlijk een minderheidsgroep in Nederland voor de bus gegooid. Dat vind ik zeer schandalig. Binnen deze coalitie is de NS beschuldigd van het faciliteren van antisemitisme. Dat is gewoon gezegd. Mevrouw Van der Plas zei het inderdaad: op 7 oktober opstaan voor de gelijke rechten van Palestijnen, dat doe je niet, je moet je mond houden. Voorzitter, ik vind dat al die mensen die willen opstaan voor de gelijke rechten van Palestijnen en dat op een waardige manier doen, het recht hebben om dat te doen. Mevrouw Van der Plas kan niet tegen mensen zeggen dat ze dan maar hun mond moeten houden, terwijl er een genocide plaatsvindt in Gaza. Wij laten ons niet de mond snoeren en al die mensen in het land laten zich ook niet de mond snoeren als zij gebruikmaken van hun recht.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb ook niet gezegd dat mensen hun mond moesten houden. Ik heb gezegd: blijf thuis; blijf gewoon op 7 oktober thuis. Ik heb een oproep gedaan om het op die dag niet te doen. Om de Joodse gemeenschap en mensen in Nederland die de Joodse gemeenschap en de Joden steunen, de gelegenheid te geven om op 7 oktober te herdenken. Ik heb een oproep gedaan. Ik heb nergens gezegd: het moet verboden worden. Ik heb nergens gezegd: ze moeten allemaal hun mond dichthouden. Ik heb een oproep gedaan. Dan hebben we het over de vrijheid van meningsuiting, een grondwettelijk recht. Die mening mag ik gewoon geven. De heer Van Baarle mag zijn mening geven. Daar heb ik helemaal niets op aan te merken. Maar als hij z'n mening geeft, moet hij wel de juiste bewoordingen gebruiken. Ik heb een oproep gedaan met de hashtag #StayHomeNow, relaterend aan Bring Them Home Now. Die oproep doe ik nu ook nog een keer. Breng ze thuis, de gijzelaars die nu nog vastzitten in de tunnels van Hamas.

De heer Van Baarle (DENK):

Als mevrouw Van der Plas tegen alle mensen voor wie 7 oktober ook staat voor het begin van de verschrikkelijke genocide in Gaza zegt "Blijf thuis. Je mag jezelf niet uiten. Je moet dus eigenlijk je mond houden. Je moet dat niet doen", dan zegt mevrouw Van der Plas dus tegen al die mensen dat ze geen gebruik mogen maken van hun recht om te staan voor het stoppen van de genocide en een vrij Palestina. Ik zeg dat de politieke partijen in dit huis, met name aan de rechterkant, eraan moeten wennen dat het in Nederland niet zo werkt dat deze politieke partijen mensen in het land de mond kunnen snoeren en kunnen bepalen wat een welgevallige en wat een onwelgevallige mening is. Zo werkt het niet in de Nederlandse democratie.

De heer Erkens (VVD):

Ik ga de vraag heel simpel stellen. Volgens mij vroegen mevrouw Van der Plas en mijn partijleider: er zijn 365 dagen per jaar, dus is het nodig dat er op de dag dat de slachtoffers van 7 oktober herdacht worden op dezelfde plek ook tegendemonstraties plaatsvinden? Ik vraag de heer Van Baarle: vindt u het gepast dat er pogingen zijn gedaan om de herdenking van de Joodse gemeenschap in Amsterdam te verstoren? Vindt u dat gepast?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind dat herdenken en omgaan met elkaar in dit land altijd in alle waardigheid dienen te gebeuren. Alleen, ik vind dit punt van de VVD toch wel zo stuitend. De partijleider van de VVD heeft gewoon letterlijk gezegd dat de NS antisemitisme zou faciliteren. Zij heeft gewoon een staatsdeelneming met nota bene zo'n pijnlijk oorlogsverleden in Nederland voor de bus gegooid en gesteld dat de NS antisemitisme zou faciliteren omdat er mensen demonstreren op stations. Wat is dat nou voor waardigheid? Hoe is dat zorgen voor verbinding? Als de heer Erkens mij deze vraag durft te stellen, dan zou ik hem toch wel even serieus willen oproepen om afstand te nemen van de woorden van zijn eigen partijleider, die hiermee alleen maar nodeloos groepen uit elkaar aan het rijten is en groepen mensen in de samenleving zonder enige grond wegzet als antisemieten.

De heer Erkens (VVD):

Ik stel een heel simpele vraag. Ik snap dat de heer Van Baarle die niet wil beantwoorden. Ik vroeg of u het gepast vindt dat een herdenking van de Joodse gemeenschap verstoord wordt op 7 oktober. Dat is een heel simpele ja-neevraag. Die kunt u volgens mij ook gewoon beantwoorden zonder allemaal jij-bakken. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen en dat krijg ik graag wel.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb gezegd dat ik vind dat wij in deze samenleving in alle waardigheid met elkaar om moeten gaan. Daartoe roep ik iedereen altijd op, op elk moment. We hebben dit debat ook gevoerd rondom de dodenherdenking. Toen heb ik opgeroepen tot inlevingsvermogen en wederzijds respect voor elkaars gevoelens. Daar sta ik voor en daar sta ik op elk moment voor. Ik constateer dat er in dit huis en deze samenleving totaal geen oog is voor de mensen die keihard geraakt worden door het feit dat er op dit moment een genocide plaatsvindt in Gaza. Er is geen oog voor de Palestijnse gemeenschap, die op dit moment emoties, pijn en verdriet, voelt omdat hun familie wordt afgeslacht. Ik vind het harteloos om tegen die mensen te zeggen: uit jezelf maar niet; je mag niks zeggen en je bent een antisemiet als je de straat op gaat. Daar komt het namelijk op neer. Dat zouden alle politieke partijen hier zichzelf ook moeten aanrekenen op het moment dat ze oproepen tot waardigheid. Dat doen deze politieke partijen niet. Dat zegt wat over de intenties.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Flach gaat nu spreken namens de SGP. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Onze parlementaire democratie staat als een huis, het huis van Thorbecke. Er zijn veel redenen te noemen waarom de parlementaire democratie ondanks alle trubbels die er zijn zo sterk is in Nederland. Ik noem er twee.

Ik heb twintig jaar op de stevige begane grond van dit huis gewerkt, waarvan ruim dertien jaar als wethouder. Die eerste overheid, die zo dicht bij de burger werkt en in de haarvaten van de samenleving functioneert, vormt een heel stevige basis. Het balkon van de regio is een stevig muuranker. Laten we extra zuinig zijn op die lokale overheid.

De tweede verklaring is onze consequent doorgevoerde evenredige vertegenwoordiging, gekoppeld aan een lage kiesdrempel. Iedere kiezer is vertegenwoordigd en dat is goed voor de democratische legitimiteit. Het is het tegenovergestelde van het "the winner takes it all"-model in de VS en is de basis onder ons poldermodel: iedereen gematigd blij. Daar moeten we dus zuinig op zijn. Het is daarom best bijzonder dat de regering een nieuw kiesstelsel wil. De kiezer is niet ontevreden. Integendeel, de tevredenheid is juist behoorlijk groot. Gemeenten vragen om praktische maatregelen om de uitvoerbaarheid van het stelsel te blijven garanderen in plaats van om een nieuw stelsel. Wat is de reactie van de minister op die hartenkreet van gemeenten? Gaat deze fikse herziening werkelijk opleveren wat de regering hoopt?

De SGP ziet op voorhand een aantal risico's. Ik wijs op de verplichting van artikel 53 van de Grondwet dat ons kiesstelsel als grondslag de evenredige vertegenwoordiging heeft. De uitwerking van de plannen kan ertoe leiden dat dit uitgangspunt in de knel komt. Is dit uitdrukkelijk een toetssteen voor de minister? De SGP wacht de verdere keuzes van het kabinet over het kiesstelsel hierover graag af, maar op twee punten is het wat ons betreft nu al zaak om richting mee te geven.

Allereerst is dat de rol die de kiesdeler kan vervullen. Als we zo veel mogelijk recht willen blijven doen aan de opdracht om evenredige vertegenwoordiging te garanderen, kan het niet zo zijn dat we bij de toekenning van vereffeningszetels ook nog eens een kiesdrempel gaan invoeren. Het ligt voor de hand om daarbij de gewone kiesdeler vast te houden en niet onnodig veel wijzigingen door te voeren. Neemt dat de minister dat mee als lijn in haar uitwerking?

Een tweede punt is gericht op de mogelijkheid van lijstverbindingen bij de verkiezingen. De regering beoogt de wens van de kiezer duidelijker te laten doorklinken door invoering van het nieuwe systeem. Het systeem van lijstverbindingen draagt daar bij uitstek aan bij. De kiezer weet dan immers op voorhand aan welke partij zijn stem, na de partij van de eerste voorkeur, ten goede komt, in plaats van dat die bij restzetels op een heel andere plek terechtkomt. Wil de minister deze mogelijkheid betrekken bij de ontwikkeling van de plannen?

Dan de regio, voorzitter. Het kabinet schrijft in het regeerprogramma dat elke regio in Nederland telt. Dat is mooi, want elke regio heeft ook specifieke uitdagingen. Die zijn in Flevoland echt anders dan in Zeeland of in Rivierenland. Helaas voegt het regeerprogramma de daad echter niet bij het woord, want het kabinet gaat alleen aan de slag met regio's die aan de randen van ons land liggen. Die regio's verdienen natuurlijk zeker ondersteuning, maar er liggen echt nog veel meer regio's tussen de Randstad en de rand van het land. De SGP doet een dringend beroep op de minister om alle regio's die langjarige plannen willen maken, een kans te geven.

Dan de financiële positie van gemeenten. Daar hebben we het al veel over gehad, maar de SGP vraagt opnieuw aandacht voor de financiële positie van gemeenten. Het is onbevredigend dat bij specifieke uitkeringen een percentage voor besparing is gekozen dat, zelfs volgens de Raad voor het Openbaar Bestuur, niet realistisch is en dat zelfs niet is onderbouwd. De minister gaat de specifieke uitkeringen beoordelen aan de hand van een kader. Wordt daarbij ook getoetst in hoeverre de korting realistisch is, vraag ik de minister.

De tweede problematiek is de ontwikkeling van de hoogte van het Gemeentefonds. De SGP vindt het niet eerlijk dat gemeenten jaarlijks honderden miljoenen mislopen omdat de prognoses van de inflatie niet kloppen. Die ramingen moeten realistischer. Wat gaat de minister hieraan doen?

In het kader van de gemeentefinanciën vraagt de SGP ook aandacht voor herindelingen. Door de financiële druk op gemeenten kan vanaf 2026 weer opnieuw de discussie gaan spelen dat gemeenten zouden moeten gaan fuseren. Het argument van bestuurskracht van gemeenten wordt dan van stal gehaald, terwijl de oorzaak eigenlijk ligt in de ontoereikende financiering door het Rijk. Vanuit het perspectief van de democratische legitimiteit is dit een slechte zaak. Kan de minister bevestigen dat toenemende financiële druk niet tot een druk op herindelingen mag leiden? En kan zij bovendien toezeggen dat het kabinet de huidige lijn doorzet dat herindelingen in beginsel niet doorgaan als niet alle betrokken gemeenten daarmee instemmen?

Tot slot wil ik het hebben over de ondersteuning van onze volksvertegenwoordigers en bestuurders op die begane grond van het huis van Thorbecke. Het functioneren van volksvertegenwoordigers is ook op lokaal en provinciaal niveau van groot belang voor de gemeenschap. Het is bijvoorbeeld van groot belang dat bij ingewikkelde projecten en wetgeving voldoende raadsleden en statenleden met ervaring betrokken zijn. Daarover bestaan in de afgelopen jaren zorgen. In veel provincies hebben nog maar minder dan 20% van de Statenleden meer dan vier jaar ervaring. Dat is nog veel meer dan hier, zou je kunnen zeggen, maar dat is toch wel heel dun. Vergelijkbare problemen spelen ook bij wethouders. Bij veel partijen blijkt het steeds lastiger te worden om daarvoor goede mensen te vinden. De druk om te stoppen lijkt ook groter te zijn geworden. Wat wil de minister hieraan doen?

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. O, een ogenblik nog. De laatste interruptie van de heer Erkens, geloof ik. Er wordt instemmend geknikt bij de Griffie hier, dus dat klopt.

De heer Erkens (VVD):

Er werd enthousiast geknikt toen u zei dat dit mijn laatste interruptie was; dat snap ik, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, dus nog één vraag.

De heer Erkens (VVD):

Eén vraag, over die lokale bestuurders en politici. We zien inderdaad dat het vak minder aantrekkelijk wordt voor veel mensen, zoals de heer Flach zei. Is hij het ook eens met de VVD dat het voor mensen die bijvoorbeeld raadslid zijn, meer mogelijk gemaakt moet worden om het te kunnen combineren met een drukke voltijdbaan? We zien dat vergaderingen nu ook meer overdag plaatsvinden. Dat is vaak moeilijk te combineren voor mensen natuurlijk.

De heer Flach (SGP):

Ja, dat is een beetje een discussie waarbij het ervan afhangt vanaf welke kant je het bekijkt. De raadsvergoedingen zijn in de afgelopen jaren fors omhooggegaan. Die zijn eigenlijk bedoeld om niet vijf dagen maar vier dagen te kunnen werken en om bijvoorbeeld een dag extra te kunnen besteden aan het politieke werk. Ik denk eerlijk gezegd dat dat ook echt nodig is. Als je dit werk echt serieus wil doen, dan kun je het bijna niet helemaal naast een fulltimebaan doen en dan zal je er ook echt tijd voor moeten inruimen. Dat is precies het probleem. Die vergoeding is dus één punt, maar ook andere vormen van ondersteuning vormen een probleem. Bij wethouders zie je een ander probleem. Vaak wordt er een beroep gedaan op mensen die al een aardige maatschappelijke carrière achter de rug hebben en heel veel moeite hebben om daar dan een aantal jaar uit te stappen om als wethouder te kunnen gaan werken. Bij de overheid heb je dan terugkeergaranties. We moeten verkennen wat nog meer mogelijk is om mensen te interesseren voor dit prachtige ambt.

De voorzitter:

Dank, nogmaals. Mevrouw Bikker gaat nu spreken namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel. Allereerst natuurlijk mijn felicitaties aan de collega.

Voorzitter. De dichter van het Bijbelboek Spreuken wist het al: een koning die het recht handhaaft, houdt zijn land in stand. In al die millennia is er niet zo heel veel veranderd. Nog altijd begint de tirannie daar waar het recht ophoudt. Nog altijd hebben burgers bescherming nodig tegen een tirannieke overheid. Daarom is het zo waardevol dat de overheid gebonden is aan het recht en niet willekeurig kan handelen. Daarom is het zo belangrijk dat wij allen, ook hier, opkomen voor onze rechtsstaat. Die rechtsstaat is geen blok beton. De rechtsstaat is als zand; voor je het weet sijpelt het tussen je vingers door en ben je het kwijt. De voorbeelden daarvan zijn niet eens zo ver weg te vinden, in Oost-Europa al. Het is dus zaak om waakzaam te zijn. Want ondanks een rechtsstaatverklaring zien we dat dit kabinet en de coalitiepartijen niet ophouden met dat zand door de vingers te laten gaan. Daarmee wordt de rechtsstaat uitgehold.

Ik wil de minister daarom ook vragen om uitgebreid te reflecteren op de staat van de rechtsstaat in Nederland. Hoe stelt de minister zich bovendien op als andere bewindspersonen aan de fundamenten van de rechtsstaat morrelen en zonder blikken of blozen noodrecht inzetten, discriminatoire uitspraken herhalen of de vrijheid van onderwijs willen beperken? Ik vraag haar daarbij in het bijzonder naar de botsing van de sociale grondrechten zoals volkshuisvesting, werkgelegenheid en bestaanszekerheid, als daarop gehamerd wordt, met de klassieke grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst, of het discriminatieverbod. Hoe neemt deze minister burgemeesters in bescherming die soms onmogelijke besluiten moeten nemen, bijvoorbeeld rondom het demonstratierecht, en vervolgens online bij de voeten worden afgezaagd?

Voorzitter. Terwijl het dak van ons rechtsstatelijke huis lekt, is de minister druk met luxe verbouwplannen: een serre eraan zetten, terwijl eigenlijk het huis op orde moet zijn. Het aangekondigde kiesstelsel en constitutioneel hof zijn voor onze fractie op dit moment niet anders te typeren. Wat mij daarbij de meeste zorgen baart, is het gekozen tempo. Al in 2025 moet de grondwetswijziging bij de Kamer worden ingediend. Het kan niet anders dan dat deze haastige spoed gaat leiden tot brokken. Hoe borgt de minister dat de wetskwaliteit niet zal lijden onder de snelheid? Is het schrappen van artikel 120 van de Grondwet niet een eenvoudige tussenstap die de voorkeur zou kunnen verdienen? Een regionalisering van ons stelsel zet de evenredige vertegenwoordiging onder druk. Bovendien kent ons huidige stelsel al kieskringen. Die mogelijkheid wordt alleen nog nauwelijks benut. Moeten we niet eerst eens grondig onderzoeken hoe het huidige systeem met kieskringen beter gebruikt kan worden?

Voorzitter. Afgelopen zomer is de Nederlandse uitvoering van het VN-verdrag voor personen met een handicap beoordeeld. Daaruit blijkt dat er nog veel werk aan de winkel is om gehandicapten volwaardig mee te laten doen in de samenleving. Wat is de reactie van de minister op deze bevindingen? Hoe gaat zij zich inspannen om de geconstateerde rechtsongelijkheid tussen gemeenten en de leemtes in wet- en regelgeving verder weg te werken?

Voorzitter. In zijn handelen zet het kabinet niet alleen de rechtsstaat, maar ook de regio's op de tocht. De verhoudingen met de medeoverheden staan onder hoogspanning door het aankomende ravijnjaar van 2,4 miljard en de asielchaos die gecreëerd wordt. Beseft de minister dat deze bezuiniging grote gevolgen gaat hebben voor welzijnswerk, bibliotheken en groenonderhoud in gemeenten, of dat inwoners een forse lastenverzwaring tegemoet kunnen zien? Heeft zij in beeld wat de gevolgen zijn van deze bezuiniging? Komt de minister binnen het kabinet als verantwoordelijke voor de gemeenten voor hen op? Hoe spant zij zich in om de asielchaos te bestrijden?

Voorzitter, ik rond af. Minister, kies voor het recht, kies voor de regio. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevouw Koekkoek gaat nu spreken namens de fractie van Volt. Gaat uw gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Ook van mijn kant felicitaties aan collega Wingelaar voor haar mooie maidenspeech.

Voorzitter. Volt heeft de afgelopen jaren veel opgetrokken met de leider van NSC als het gaat om een transparante overheid. Het verbaast ons dan ook niet dat we dit debat voeren met een NSC-minister. We hebben hoge verwachtingen van deze minister.

Voor Volt blijft de inzet gelijk. We willen dat de GRECO-aanbevelingen voor Nederland worden geïmplementeerd. Hoe sneller hoe beter, maar het invoeren van een lobbyregister zou een goed begin zijn. Uit recent onderzoek van de Open State Foundation bleek dat vrijwel geen enkele bewindspersoon zich houdt aan de afspraken omtrent openbaarheid van de agenda's. In antwoorden aan collega's Chakor en Sneller liet de minister weten dat het de eigen verantwoordelijkheid is van alle ministers. Maar we zien dat het tot nu toe nog niet zo lekker gaat, zal ik maar zeggen, terwijl het goed mogelijk is. Volt is een kleine fractie, maar ook wij hebben onze agenda's transparant gemaakt, en volgens mij collega Sneller ook. Het is haalbaar en er bestaan hele concrete instrumenten voor. Gaat de minister zich dan ook inzetten om het bijhouden makkelijker te maken voor haar collega's, bijvoorbeeld door de introductie van digitale middelen, automatisering of andere technische oplossingen? Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Het is namelijk belangrijk om te weten wie toegang heeft tot de macht. Daarom diende Volt ook een motie in om een lobbyparagraaf toe te voegen aan het regeerakkoord. Als ik daarnaar kijk, verbaast het me dat een aantal belangrijke partijen niet in die lobbyparagraaf staan. Denk aan de Raad voor de rechtspraak en de Raad voor het Openbaar Bestuur. Even ter vergelijking: er is wel gesproken met Maurice de Hond. Niets ten nadele van Maurice de Hond, maar kan de minister toelichten waarom er niet met deze raden gesproken is? Want juist als het gaat over ideeën voor goed bestuur en een sterke rechtsstaat, lijken deze raden me essentieel.

Het laatste over dit punt. Over het versterken van democratie en goed bestuur is veel onduidelijk. Er wordt geld vrijgemaakt, maar het is onduidelijk waar het aan uitgegeven wordt. Het is daardoor onmogelijk voor ons als Kamer om te zien of het geld doelmatig besteed wordt. Dat zegt ook de Algemene Rekenkamer. Kan de minister toelichten welke doelen ze wil bereiken en hoeveel geld daarvoor gereserveerd is?

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken is de hoeder van onze democratie en onze rechtsstaat. Ja, dat zou het hele kabinet moeten zijn. Maar op het moment dat NSC in zee ging met de PVV, wisten zij dat het onrustige wateren zouden worden. Vooralsnog lijkt het er niet op dat deze minister die wilde zee weet te temmen. Ik wil dit zo concreet mogelijk maken. Vorige maand kwam naar buiten dat ambtenaren van Binnenlandse Zaken sterk adviseerden tegen de activering van de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet. Ik wil aan de minister vragen waarom het dan niet is gelukt om de doorgang te blokkeren. Kan de minister aangeven wanneer zij ingrijpt? Zou zij in een kabinet blijven waarin ongegronde wettelijke maatregelen worden genomen? De adviezen van de ambtenaren van BZK kennende, hoe reflecteert deze minister dan op de uitspraken over de asielcrisis van premier Schoof gisteren in de Eerste Kamer dat er niet gewerkt wordt aan een plan B en dat het uiteindelijk wel of niet inroepen van het noodrecht een kwestie is van de politiek, ongeacht de adviezen? Vindt deze minister ook dat we die adviezen in principe terzijde mogen schuiven? Is ook het advies van de Raad van State een dergelijk advies?

Voorzitter. Ik had ook iets willen zeggen over de aanval van de PVV op burgemeester Halsema, maar dat heb ik net al kunnen doen. Daarom het volgende. Het is verontrustend en eng om te ervaren hoe de PVV een totaal gebrek aan respect en ontzag heeft voor onze instituties, hoe zij met onze burgemeesters omgaat, hoe zij met collega's in de Kamer omgaat en hoe zij met de Grondwet omgaat. Je kan hier geen zinnig debat over houden. Het zijn stukjes rood vlees. Dat besef ik. Tegelijkertijd moeten wij in de Kamer niet normaal maken wat niet normaal is en moeten we ons blijven uitspreken. Deze vraag wil ik ook aan de minister stellen. Zij heeft een bijzondere verantwoordelijkheid als hoeder van de Grondwet. Op welke manier en met welke kracht normeert zij wanneer dit soort zaken spelen in kabinet, Kamer en maatschappij?

Voorzitter. Ik ben zo kritisch omdat dit een concreet voorbeeld is van het uithollen van de democratie en de rechtsstaat. Er is een stappenplan om democratieën omver te werpen. Er worden momenteel grote stappen gezet: het aanvallen van instituties, media, wetenschap en gemarginaliseerde groepen. Ik roep deze minister op om erop toe te zien dat dit stopt. Diezelfde oproep — ik had er net een interruptiedebat over met collega Palmen — doe ik richting deze Kamer. Ook wij hebben een rol hierin te vervullen.

Voorzitter. Een ander onderwerp waar ik mij zorgen over maak, is de aanpak van discriminatiebestrijding. Ik zal gelet op de tijd even iets korter door de vragen hierover heen gaan. In de antwoorden op mijn vragen over institutioneel racisme verwijst het kabinet naar veel onderzoek en externe partijen die de minister ondersteunen bij het bestrijden van discriminatie en racisme. Dat is goed, maar ik zou ook wel graag willen weten wat de minister nu al doet. En heel specifiek: hoe gaan de minister en staatssecretaris ervoor zorgen dat het makkelijk wordt voor mensen om te zien dat er gebruikgemaakt is van algoritmen en/of AI, kunstmatige intelligentie? Is het een idee om informatie daarover verplicht onderdeel te maken van de motivering van besluiten?

Kortheidshalve sluit ik me aan bij de vragen van collega's over de positie van de nationaal coördinator. Ook ik vind dat die een veel meer structurele positie zou moeten hebben. Ik wil de minister ook vragen op welke manier zij nu al de nationaal coördinator betrekt bij haar besluiten.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Tot slot van de eerste termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Eerdmans. Hij voert het woord namens de fractie van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank je wel, met veel genoegen. Goedemiddag. Ik heb een aantal zaken die ik graag onder de aandacht wil brengen. De afgelopen vijf jaar groeide het aantal rijksambtenaren van 127.000 naar 156.000. Het kabinet wil het mes zetten in de ambtenarij. Ik denk dat dit terecht is. Gelukkig zijn de uitvoeringsdiensten, zoals de Belastingdienst/Toeslagen, Groningen, FIOD en inspecties, daarvan uitgezonderd. Maar belangrijker dan kwantiteit is de kwaliteit van de ambtenaren. Interessant is dat wij in Nederland niet het spoils system kennen zoals in Amerika. Wij hebben het fenomeen van de loyale ambtenaar. Welk kabinet er ook zit, ambtenaren worden geacht het beleid van hun bazen uit te voeren, of zij nou voor een GroenLinksminister werken of voor een van de PVV. Arnon Grunberg zei op 15 september bij Buitenhof dat hoge ambtenaren hem gemeld hadden: "Wanneer dit kabinet er komt, zullen we zo veel mogelijk zand in de machine gooien". Nou weten we ook dat er direct na de verkiezingen diverse sessies zijn gehouden op departementen om te reflecteren op de verkiezingsuitslag. Ik heb daar toen vragen over gesteld. Uit de antwoorden en de aantekeningen bleek dat de ambtenaren bezorgd waren over het kabinet, maar gelukkig niet obstructief. Gelukkig maar, want ik denk dat we weigerambtenaren kunnen missen als kiespijn. Zoals de koning het zei: wie niet voor PVV-bewindslieden wil werken, kan een andere baan gaan zoeken. Uit een peiling van Ipsos I&O bleek overigens dat 3% van de ambtenaren overweegt om ontslag te nemen. Dit zou dus betekenen dat 97% loyaal is aan dit kabinet. Dat klinkt positief, maar wat vindt de minister nou van ambtenaren die mee protesteren en blokkeren met Extinction of voor de deur van Buitenlandse Zaken gaan zitten om te pleiten voor een staakt-het-vuren in Gaza of politieagenten die weigeren Joodse objecten of manifestaties te bewaken? Wat vindt de minister daarvan?

Voorzitter. Ik wil niet alleen maar loyale ambtenaren. Ik wil graag ambtenaren die er vol voor gaan, die meedenken, die creatief zijn, die ministers oplossingen aandragen, die van oude paden durven af te wijken. Dat zou ik ook zeggen als hier een SP-minister zou zitten. Dit betekent overigens niet dat ambtenaren niet kritisch mogen zijn, want je hebt niks aan jaknikkers. Maar toen die gelakte stukken openbaar werden gemaakt bij de APB, zag ik wel heel erg veel tegendenken: het kan niet, het bestaat niet, het mag niet.

Voorzitter. Het kabinet lijkt niet echt veel gas terug te nemen op het diversiteits- en inclusiebeleid binnen de rijksdienst. Sterker nog, alle doelstellingen blijven overeind. In 2026 móét het Rijk 45% tot 55% vrouwen in de topfuncties hebben bij ministeries. In 2026 móét 12% van het rijkspersoneel als achtergrond een herkomstland buiten Europa hebben. Verder wordt er gewerkt aan hoe competenties voor een veilig en inclusief werkklimaat onderdeel kunnen worden van functieprofielen van leidinggevenden. Daarvoor wordt voor 2025 bijna een miljoen euro gereserveerd. Waarom kijkt het kabinet naar gender of naar culturele achtergrond bij het aannemen of promoveren van personeel, en niet puur naar kwaliteit? Waarom wordt er nog steeds drieënhalve ton uitgegeven aan allerlei diversiteits- en inclusietrainingen, -cursussen en -colleges op departementen?

Voorzitter. In 2022 maakte het kabinet excuses voor het Nederlandse slavernijverleden. RTL Nieuws meldde in maart dat er vier claims voor herstelbetalingen waren ingediend. Hoeveel claims zijn er inmiddels binnen en om welke bedragen gaat het?

Voorzitter. Het vertrouwen in de politiek is gestegen, maar nog steeds bedroevend laag. Eigenlijk is het superbedroevend. Bijna de helft van de Nederlanders vindt dat de overheid onvoldoende naar burgers luistert. Bijna 60% vindt dat de politiek onvoldoende opkomt voor mensen zoals zij. Dat zegt het Sociaal en Cultureel Planbureau. Wat daarbij, denk ik, niet helpt, is dat we hele grote beloftes maken en dat we daarna niet leveren of kunnen leveren. Dan heb ik het natuurlijk over dingen als het eigen risico, het ziekenhuis in Heerlen en de UNRWA, om maar eens wat te noemen. Over de noodwet hebben we het natuurlijk heel veel gehad. Dat was volgens de minister allemaal juridisch dichtgetikt, maar dat bleek toch allemaal wat te voorbarig. We hadden niks op papier. Kortom — Arjen Lubach zei het al — grote bek, realitycheck. Besturen is wat anders dan campagne voeren. Misschien kan het kabinet daar een reflectie op geven.

Voorzitter. Er gebeurt momenteel heel veel in de wereld. Dat heeft gevolgen voor de stabiliteit in ons land. Er is een reële kans op een aanslag in Nederland; sinds december vorig jaar is het dreigingsniveau helaas weer op niveau 4. Ook digitale dreigingen nemen toe. Dat hebben we natuurlijk gezien bij de recente hack bij de politie door een statelijke actor. De AIVD wordt eigenlijk met de dag belangrijker voor de Nederlandse veiligheid. Het vorige kabinet investeerde daar in 2024 72 miljoen in. Dat bedrag loopt op tot bijna 90 miljoen in 2027. De aanleiding hiervan was om de verloren slagkracht te herstellen. Mijn vraag hierover is de volgende. Dreigingen nemen toe en de middelen ook, maar is dat voldoende? Met andere woorden: heeft de AIVD misschien zelf de wens om nog meer middelen te ontvangen? Is dat zo? Daar wil ik graag een reactie op.

Hoe staat het met de uitvoering van de motie "red het luchtalarm"? We horen het luchtalarm nog elke eerste maandag van de maand, maar ik heb niets meer gehoord over deze motie, die hier heel breed is aangenomen. En in het kader van de toenemende Jodenhaat: hoe staat het nou met de motie om van 25 april een landelijke dag tegen antisemitisme te maken? Heel graag een vervolg daarop.

Een andere grote belasting voor … Mevrouw Van der Plas heeft het daar al over gehad; dat kon ik meepakken. Ik zat overigens hiervoor in een Justitiedebat. Ze heeft het gehad over de verschrikkelijke zaken op 7 oktober met de Palestijnse demonstranten. De steeds verdergaande demonstraties zijn momenteel natuurlijk een grote belasting voor de binnenlandse veiligheid. We hebben het over het blokkeren van universiteiten. We hebben het over het Havenbedrijf, Eindhoven Airport, Zeesluis IJmuiden en het Rijksmuseum. We hebben het over allemaal dingen. We hebben het over 15.000 agenten die worden ingezet bij de A12 voor onze vrienden van Extinction. 100 agenten zijn alleen al met de A12 bijna fulltime bezig. Dat is onvoorstelbaar. Ik heb al meerdere keren gepleit voor directe maatregelen. JA21 zegt: scherp artikel 2 van de Wet openbare manifestaties aan, richt een wasstraat in voor grote groepen demonstranten die zich niet houden aan onze regels en verbied gezichtsbedekkende kleding bij de demo's.

Voorzitter. Steevast verwijst de minister dan naar een WODC-onderzoek. Dat loopt; dat weet ik. Dat wordt ergens in 2025 verwacht. Maar er moet natuurlijk wel wat gebeuren, liever voor die tijd. Ik ben namelijk bang dat het straks 2026 of 2027 is en dat we nog steeds zitten te wachten. Is er nu dus al niet een gegronde reden — een van de redenen zou een hele brede Kamermeerderheid kunnen zijn — om alvast voor het einde van dit jaar maatregelen te treffen rond het aanscherpen van de Wet openbare manifestaties?

Voorzitter, daar laat ik het bij. Heel veel dank en tot straks.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Dat is het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgenmiddag vervolgen wij met het antwoord in de eerste termijn van de regering en daarna de tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan nu heel kort schorsen. Straks is er een tweeminutendebat over de JBZ-Raad Asiel en Migratie. Volgens mij stemmen we direct daarna. Daarna is de begrotingsbehandeling Algemene Zaken.

De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.13 uur geschorst.

Naar boven