Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 66, item 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 66, item 10 |
Voorzitter: Van der Lee
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken (36349).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Dat geldt natuurlijk ook voor de leden en de voor de mensen die de behandeling hier op de tribune of digitaal volgen. Er zijn tien leden die zich hebben ingeschreven met spreektijden, die uiteenlopen van zes tot tien minuten. Het is een wetsvoorstel, dus ik heb geen limiet op de interrupties, maar als het er te veel worden, ga ik er toch wat van zeggen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Als eerste gaat spreken mevrouw Vondeling. Zij spreekt namens de Partij voor de Vrijheid. Gaat uw gang.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Gidi Markuszower, die er helaas niet bij kan zijn. Vandaag debatteert de Kamer over de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken. Deze voorstellen worden niet gedaan uit een intrinsiek verlangen van het kabinet om de instroom van nieuwe groepen asielzoekers en hun nareizigers te ontmoedigen. Nee, deze voorstellen worden gedaan omdat de asielketen verstopt zit door de enorme aantallen asielzoekers en hun nareizigers die naar ons land toe blijven komen. De staatssecretaris streeft er met dit voorstel naar de diensten, voornamelijk de IND en in het verlengde daarvan het COA, wat lucht te geven. De PVV staat niet per se afwijzend tegenover dit wetsvoorstel, maar de staatssecretaris lijkt onvoldoende doordrongen van het feit dat niet alleen het COA en de IND verlicht moeten worden, maar vooral Nederland, vanwege de gigantisch hoge asielinstroom. Dat gevoel van urgentie missen wij bij de staatssecretaris.
Met het verlengen van de beslistermijnen is de kans dat Nederland dwangsommen moet betalen aan asielmigranten wat kleiner geworden. Het is namelijk misselijkmakend, voorzitter, dat Nederland barmhartig de grenzen openzet voor zogenaamde vluchtelingen en dat die gelukzoekers vervolgens voor miljoenen euro's datzelfde Nederland leeg proberen te trekken.
Mijn fractie wil dat asielzoekers die hiernaartoe komen en gebruikmaken van onze gastvrijheid geen recht meer hebben op miljoenen euro's aan dwangsommen als de asielprocedure iets langer duurt. Maar kunnen wij, zolang een verbod op uitbetaling van die dwangsommen aan asielzoekers juridisch onmogelijk is, dat bedrag dan niet direct weer terugvorderen ter dekking van zijn of haar opvangkosten? Zo vraag ik de staatssecretaris. Ik overweeg in tweede termijn een motie op dit punt.
De PVV heeft ook nog een aantal andere vragen over dit wetsvoorstel. De staatssecretaris schrijft dat de IND de reguliere gezinsherenigingsroute ook hanteert voor familieleden buiten het kerngezin van asielstatushouders. Het gaat dan met name om minderjarige broers en zussen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die een beroep doen op artikel 8 EVRM. De IND neemt dan aan dat er in die zaak een verplichting is tot het verstrekken van een machtiging tot voorlopig verblijf voor regulier verblijf als familie- of gezinslid. Op basis waarvan neemt de staatssecretaris dit aan? Bestaat er op dit punt dwingende jurisprudentie, of komt deze handelswijze voort uit eigenstandig inzicht van deze staatssecretaris? Doen andere landen dit ook? Of is Nederland hier vooral de gekke Henkie van Europa?
Verder maakt de PVV zich zorgen over mogelijk misbruik van de nieuwe verschoonbaarheidsmogelijkheid. Overschrijding van de termijn is verschoonbaar onder andere in het geval dat de vreemdeling onjuist of te laat is voorgelicht door derden over de vraag van wiens ondersteuning hij of zij afhankelijk is. De staatssecretaris noteert dat dit vaak vrijwilligers en medewerkers zijn van bijvoorbeeld organisaties als VluchtelingenWerk Nederland. Het is een feit dat dit soort organisaties er alles aan doet om zo veel mogelijk asielzoekers naar Nederland te halen. Welke waarborgen kent dit voorstel dat deze betrokkenheid niet uitmondt in het opzettelijk verkeerd informeren van asielzoekers, zo vraag ik de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. De tweede spreker vandaag is de heer Brekelmans. Hij gaat spreken namens de VVD.
De heer Brekelmans (VVD):
Dank, voorzitter. Het asielsysteem staat al lange tijd onder hoge druk. De huidige instroom is structureel hoger dan de IND en het COA aankunnen. Asielzoekers moeten gemiddeld steeds langer wachten op een beslissing. Ze zitten ondertussen langer in de opvang, waardoor nog meer bedden nodig zijn. Ondanks de krappe arbeidsmarkt met een tekort aan juristen is de IND de afgelopen jaren in omvang verdubbeld, van 3.000 naar bijna 6.000 medewerkers. Tegen deze instroom valt simpelweg niet op te werken. De enige manier om uit de huidige asielcrisis te komen, is door het fors omlaag brengen van de instroom. Daarvoor zijn stevige instroombeperkende maatregelen nodig op nationaal, Europees en internationaal niveau.
In de tussentijd heeft de IND meer tijd nodig om alle asielaanvragen te kunnen afdoen. Daarom steunt de VVD twee elementen uit dit wetsvoorstel, namelijk om de beslistermijn voor nareizen van zes naar negen maanden te verlengen en het wettelijk vaststellen van het recht om de beslistermijn onder bepaalde voorwaarden met drie maanden te verlengen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hiermee alle juridische ruimte om beslistermijnen te verlengen, is benut. Of bieden de Europese regels nog meer ruimte, bijvoorbeeld vanwege de crisissituatie waarin Nederland zich op dit moment bevindt? Met deze instroomaantallen zijn de termijnen voor de IND immers onhoudbaar. Bieden de Europese regels in zo'n geval nog meer ruimte om de termijnen te verlengen?
Door de beslistermijnen te verlengen, zal de IND in minder gevallen de termijnen overschrijden en gedwongen worden om rechterlijke dwangsommen te betalen. De VVD vindt überhaupt dat dwangsommen in asielzaken afgeschaft zouden moeten worden. Wij hebben ons daar in het verleden intensief voor ingezet. Het is daarmee gelukt om bestuurlijke dwangsommen af te schaffen, maar de Raad van State heeft bepaald dat het afschaffen van rechterlijke dwangsommen in strijd is met het Europees recht. Wij hebben ons neer te leggen bij de rechterlijke uitspraak dat deze rechterlijke dwangsommen niet kunnen worden afgeschaft. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wel of deze verlaagd zouden kunnen worden of eventueel in specifieke gevallen geschrapt kunnen worden, wanneer de reden van de overschrijding van de termijn bijvoorbeeld ligt in het verstrekken van onvolledige, verkeerde of tegenstrijdige informatie door de asielzoeker.
In dat licht wil ik ook ingaan op de eigen verantwoordelijkheid van de asielzoeker zelf. De lange wachttijden worden natuurlijk vooral veroorzaakt door de hoge instroom en de achterstanden daardoor bij de IND. Maar ook asielzoekers komen soms verplichtingen niet na, bijvoorbeeld door niet te verschijnen voor een asielinterview of voor een andere stap in de asielprocedure. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat, indien de vertraging aan de asielzoeker zelf ligt, zoals bij het niet komen opdagen voor een interview, dwangsommen niet uitbetaald hoeven te worden en dat in dergelijke gevallen een asielaanvraag sneller wordt afgewezen?
Voorzitter, u heeft het inmiddels vast gemerkt: de dwangsommen zijn mijn fractie een doorn in het oog. In 2022 keerde de IND 3,4 miljoen aan dwangsommen en in de eerste acht maanden van het afgelopen jaar was dit al 5,1 miljoen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is welk effect volgens hem het huidige wetsvoorstel zal hebben op de totale hoogte van de rechterlijke dwangsommen. Verwacht hij dat dit effect slechts gering zal zijn of toch aanzienlijk?
Een ander punt. Het wetsvoorstel regelt als derde een wettelijke verankering van het verschoningsrecht. Dit betekent dat, wanneer een statushouder te laat is met zijn nareisaanvraag, de IND dit door de vingers kan zien. Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie blijkt dat bij objectieve en bijzondere omstandigheden de IND deze te laten indiening van de nareisaanvraag in behandeling moet nemen. Terwijl de IND dit in de praktijk al doet, is nu het voorstel om dit ook wettelijk te verankeren. Mijn basale vraag aan de staatssecretaris is: waarom is dit nodig? Het feit dat de Raad van State het wenselijk vindt om dit wettelijk te verankeren, wil niet zeggen dat het per se noodzakelijk is. Gaat er op dit moment iets mis, terwijl dit al jarenlang niet in de wet staat? Welke andere Europese landen hebben dit ook in de wet opgenomen? Of zijn wij in dit geval de enige en de eerste? Sterker nog, lopen we niet het risico dat door dit wettelijk te verankeren de Nederlandse rechter dit ook ruimer zal interpreteren? Niet alleen een verschoning in het geval van een overschrijding van een termijn van één week, maar vervolgens ook bij twee weken, drie weken enzovoorts. Lopen we niet het risico dat de interpretatie van objectieve en bijzondere omstandigheden steeds verder wordt opgerekt? Mijn basishouding zou zijn: bij twijfel niet oversteken. Maar misschien kan de staatssecretaris in dit debat iedere twijfel wegnemen. Graag hoor ik hier een eerlijke en uitgebreide reactie op.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Op het specifieke punt van wanneer je maken hebt met bijzondere omstandigheden. De Raad van State heeft gezegd: kader dit nu af in de wet. Het antwoord van de staatssecretaris was: dat is best ingewikkeld, omdat we vaak te maken hebben met veel verschillende soorten bijzondere omstandigheden. Maar hij zou wel in het beleid van de IND de werkinstructie vastleggen, hoe en wat. Waarom zou dat niet afdoende zijn voor de heer Brekelmans?
De heer Brekelmans (VVD):
Omdat we in het recente verleden in heel veel gevallen hebben gezien dat iets in beleid lijkt ingekaderd, maar dat in specifieke gevallen toch wordt gezegd: in dit ene geval moet je het toch iets breder interpreteren. Als je dat vervolgens voor één specifiek geval doet, zijn er ook weer andere vergelijkbare gevallen, die zich daarop beroepen. Zo zie je dat de interpretatie van iets wat afgebakend leek, toch steeds ruimer wordt. Dat vind ik een groot risico.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik denk dat dat risico twee kanten op kan gaan. Je zou het, volgens de politieke opvatting van de heer Brekelmans, te breed kunnen interpreteren, maar je kunt het ook te smal interpreteren. Ik denk daarom dat het een goede oplossing is dat het in het beleid van de IND komt. Misschien zou het ook in de wet moeten, maar dit is in ieder geval een goede oplossing. Waarom? Omdat zij de experts zijn. Als ik de heer Brekelmans goed begrijp, zit daar de zorg niet zozeer. De zorg zit 'm bij de rechter en dat vind ik best een vreemde opvatting. Het is natuurlijk wel het werk van de rechter om wetten en regels te toetsen en te bepalen of ze kloppen met de praktijk. Is dat wat de heer Brekelmans bedoelt, of moet ik het toch milder opvatten?
De heer Brekelmans (VVD):
Als mevrouw Koekkoek dat probeert te zeggen: het is niet zo dat ik de rechter probeer te bekritiseren. Ik probeer toe te lichten hoe ik dingen in de asielpraktijk van de afgelopen jaren vaak zie gebeuren. Er wordt een uitzondering gemaakt, in dit geval in het verschoningsrecht. In eerste instantie wordt gezegd dat men het probeert in te kaderen, maar vervolgens ligt er een geval op de scheidslijn. Er is immers een grijs gebied. Dan zegt een asieladvocaat: diegene hoort ook onder dit specifieke beleidskader. In sommige gevallen gaat de IND daarin mee. Dan kennen ze het toe en wordt het beleidskader door een besluit van de IND verruimd. Het kan ook zijn dat de IND zegt: nee, dat vinden wij niet. Dan kan een Nederlandse rechter vervolgens zeggen dat we het toch anders moeten interpreteren. En zelfs als de Nederlandse rechter zegt dat het strak geïnterpreteerd is, dan kan het zelfs door verder te procederen tot verruiming leiden. Ik leg de schuld dus niet bij één instantie neer, maar ik beschrijf hoe het in de praktijk gaat. Dan zeg ik: is het wettelijk verankeren, zonder een heel duidelijke afbakening omdat dit nog in beleid moet volgen, geen heel groot risico?
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Afrondend. Ik denk misschien vanuit andere zorgen, maar de heer Brekelmans en ik delen wel de zorg dat het belangrijk is om te zien welk beleid hieraan ten grondslag ligt. Ik zou graag de werkinstructie van de IND willen zien, voordat we beginnen met het toepassen van deze wet. Ik worstel ook met het ontbreken van een duidelijk kader in die wet. Ik denk wel dat het heel belangrijk is dat we als Kamer eraan vasthouden dat het daar begint en dat daar ons mandaat ook stopt. Over het proces dat de heer Brekelmans beschrijft, hebben we geen controle en dat is maar goed ook. Dat zou ik willen meegeven. We kunnen denk ik samen optrekken in de zoektocht naar de vraag hoe wij als Kamer voldoende worden betrokken bij het kaderend beleid dat we willen inzien.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik zou het liefst helemaal geen IND werkinstructies meer inzien, want als ik ze kan inzien, kan de asieladvocaat dat ook en vervolgens kan hij er weer gebruik van maken. Ik zou eigenlijk willen dat de IND werkinstructies helemaal niet meer openbaar worden. Als we daarover geïnformeerd worden, dan graag op een vertrouwelijke manier.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor van de heer Brekelmans dat hij zeer tevreden is met die elementen die de maximale rek opzoeken vanuit de Europese richtlijnen, die momenteel gelden. Ik hoor ook dat hij zeer kritisch is op het onderdeel van het verschoningsrecht. We zijn natuurlijk pas aan het begin van het debat, maar hoe is het beginstandpunt van de VVD ten aanzien van deze wet? Als dit er allemaal in blijft staan, weegt de VVD dan het ene tegen het andere af en gaat men toch voor die wet? Of is het verschoningsrecht zo belangrijk, dat de VVD overweegt om tegen de wet te stemmen als het erin blijft staan?
De heer Brekelmans (VVD):
Het is niet om een flauw antwoord te geven, maar dat hangt echt af van de beantwoording van de staatssecretaris. Ik heb er zelfs niet voor gepleit om het verschoningsrecht uit de wet te amenderen. Er zijn ook partijen die daarvoor een amendement hebben ingediend. Ik wil eerst het antwoord van de staatssecretaris horen. Ik wil horen hoe de juristen van het ministerie dat risico inschatten. Dan maak ik eerst mijn standpunt op over het verschoningsrecht en uiteindelijk over de hele wet.
De voorzitter:
Er was nog een vraag van de heer Van Nispen voor u. U had uw bijdrage al voltooid, toch?
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, dat klopt.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een korte vraag voor de heer Brekelmans. Vindt hij deze verlenging van termijnen, bijvoorbeeld die van de nareis van 90 dagen naar 9 maanden, ook op de lange duur een goed verhaal, een houdbaar standpunt? Of is dit nu tijdelijk nodig, en zou het op termijn weer teruggedrongen moeten worden?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik vind dat op termijn de wachttijden bij de IND teruggedrongen moeten worden en dat de IND snel tot besluiten moet komen. Volgens mij is dat goed voor de asielzoeker en goed voor Nederland. Iedere dag dat een asielzoeker zit te wachten, neemt diegene ook een bed in beslag. Dat kan ook zijn voor mensen die uiteindelijk geen asiel krijgen. Dus ik zie dat die lange termijnen nu nodig zijn, omdat de IND het gewoon niet haalt. Ik denk dat je die verruiming misschien ook nodig hebt, omdat we hebben gezien hoe snel een asielcrisis kan ontstaan. Nu is die structureel, maar in 2015 en 2016 ging het heel snel. Dus ik zou die ruimte voor de IND willen behouden, maar de inzet moet zijn om die wachttijden zo snel mogelijk omlaag te brengen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben blij met dit antwoord. Het is inderdaad niet goed voor de asielzoeker, niet goed voor het gezin, dat ook in de wachtstand zit, niet goed voor de samenleving, maar daaraan wil ik toevoegen, ook niet goed voor de IND-medewerkers. Voor hen wordt het werk er ook niet beter en makkelijker op.
Dan heb ik toch één aanvullende vraag. Snapt de heer Brekelmans dan dat de staatssecretaris ervoor heeft gekozen om dit permanent te verlengen, en niet te zeggen "we doen dit tijdelijk, want dat is nu nodig en dat houdt op"? En meteen om de vraag af te ronden, zeg ik het volgende. Om die reden heb ik een amendement ingediend met een horizonbepaling, zodat we zeggen: over drie jaar stoppen we er in principe mee; dan moet het terug. Tenzij de Kamer dan besluit dat een langere verlenging nodig is, wat ik echt niet vind en niet hoop.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nummer 13; het is net rondgedeeld.
De heer Brekelmans (VVD):
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik vind dat het de inzet van de IND moet zijn om die zaken zo snel mogelijk af te handelen. Ik denk dat die prikkel er voldoende in zit, op allerlei manieren. De IND is er helemaal niet bij gebaat, precies vanwege de reden die de heer Van Nispen noemt, om onnodig dingen op de plank te laten liggen die ze kunnen afhandelen. Omdat die termijnen samenhangen met dwangsommen, wil ik niet dat het, wanneer er een specifiek geval is waardoor het langer duurt om die zaak af te doen, tot een dwangsom leidt. Ik wil ook niet dat we, wanneer we in één keer heel plotseling een hoge instroom krijgen, eerst een hele wetsbehandeling nodig hebben om die termijnen te verlengen. Dus mijn politieke inzet, als het gaat om die termijnen, zou zijn: laten we maximaal gebruikmaken van de ruimte die Europese regels bieden, en dat in een permanente wet opnemen.
De voorzitter:
Dank nog voor uw bijdrage in de antwoorden op de interrupties, meneer Brekelmans. Mevrouw Piri gaat nu spreken. Mevrouw Piri voert het woord namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, is volgens mijn fractie niet de oplossing voor het feit dat de IND momenteel in meer dan de helft van de gevallen niet binnen de wettelijke termijnen een oordeel kan vellen over gezinshereniging van erkende vluchtelingen. Aan de capaciteitsproblemen bij de IND gaat dit pleisterwetsvoorstel niks veranderen. Het is slechts een lapmiddel, een wettelijke verankering van ons falen en een waarschuwing, een verschuiving van het probleem naar later. Het heeft grote gevolgen voor mensen die hierheen vluchten voor oorlog en voor gezinnen die nog langer van elkaar gescheiden worden.
Voorzitter. Het kabinet zoekt de maximale rek op van de huidige Europese richtlijnen, terwijl in het net aangenomen migratiepact juist wordt ingezet op een versnelling van de procedures. De nieuwe procedureverordening treedt over 24 maanden in werking, waardoor een deel van dit wetsvoorstel dan niet meer voldoet aan het pact. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom hij er toch voor kiest om met dit wetsvoorstel te komen, nu het migratiepact is aangenomen?
Dit wetsvoorstel ligt ook al een tijdje te verstoffen op de plank. Dat het nu zonder een gedegen consultatie wordt ingediend, is niet uit te leggen. Waarom er nu bijzondere spoed is, ontgaat mijn fractie ook. Er is geen internetconsultatie geweest en er is geen advies ingewonnen bij de Adviesraad Migratie, terwijl dit op grond van de Vreemdelingenwet 2000 logisch is. Ook de uitvoeringstoets is achterwege gelaten. En de impact van dit wetsvoorstel is groot, op mensen die nog langer in de wachtstand zitten en op gezinnen die nog langer moeten wachten op hereniging. Dat alleen is al reden genoeg om zorgvuldig met zo'n wetsvoorstel om te gaan. Graag een reflectie van de staatssecretaris op dit punt: vindt hij dit een zorgvuldig wetgevingsproces? Hoe is hij van plan uitvoeringsorganisaties verder in dit proces te betrekken?
Voorzitter. Het wetsvoorstel dat nu uit de ijskast wordt gehaald, is een reactie op de situatie van 2015, een situatie die het wetsvoorstel op dat moment rechtvaardigde. Nederland had toen namelijk te maken met een heel hoog aantal asielverzoeken door de oorlog in Syrië. Het wetsvoorstel is in 2019 weer ingetrokken, met een wat mijn fractie betreft legitieme reden. Ik citeer de toenmalige staatssecretaris Harbers: "De inzet is gericht op het wegwerken van de achterstanden en het verkorten van de doorlooptijden in de asiel- en nareisprocedure." Ik zie dat zijn toenmalige PA meteen een herkenning voelt in deze zaal. Dit zou volgens mijn fractie nog steeds de inzet moeten zijn. Kan de staatssecretaris aangeven of dit nog steeds de inzet is en waaruit dat dan blijkt?
Voorzitter. Als het uitgangspunt daadwerkelijk is dat de IND zo spoedig mogelijk op aanvragen beslist, dan blijkt dat vooralsnog niet uit de inzet van deze staatssecretaris en zijn voorgangers. Ons asielstelsel hangt inmiddels aan elkaar van pleisters en paperclips, van crisisnoodopvang en veldbedjes in sporthallen, van dieptepunt naar dieptepunt. Het is het resultaat van een overheid die de regie volledig kwijt is, niet alleen omdat de instroom hoog is, maar omdat ze structureel niet de verantwoordelijkheid heeft genomen voor de opvang van de allerkwetsbaarsten in onze samenleving. Verkeerde beleidskeuzes in het verleden hebben bijgedragen aan het vastgelopen asielstelsel. Adviezen van experts zijn structureel genegeerd. Dat geldt ook voor de werking van de IND, met als gevolg dat er nu meer dan 31.000 aanvragen openstaan, waarvan bij meer dan de helft, bij meer dan 18.000 aanvragen, de huidige termijn van zes maanden is overschreden. Concreet wil ik daarom van de staatssecretaris het volgende weten. Een van de redenen die het kabinet aanvoert voor deze wetswijziging is dat de IND minder tijd zou hoeven te besteden aan procedures als de huidige wetstermijnen worden overschreden. Hoeveel fte denkt de staatssecretaris hiermee vrij te maken voor de behandeling van zaken? Hoeveel fte wordt ingezet op nareisverzoeken van asielgerechtigden? Hoeveel fte is daadwerkelijk nodig om te voldoen aan de huidige beslistermijnen op nareis en op asiel? Op welke termijn zijn de achterstanden weggewerkt in dit tempo? Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het gewijzigde beoordelingskader voor asielverzoeken, waar we onlangs over hebben gesproken en dat deze zomer ingaat, waardoor de IND minder uitgebreid hoeft te beargumenteren? Op welke punten kan de nareisprocedure nog worden verbeterd?
Voorzitter. Regelmatig wordt de IND geconfronteerd met nieuwe opdrachten van deze Kamer, van partijen hier die denken dat het treiteren met procedures op magische wijze leidt tot minder asielverzoeken. Ik noem enkele voorbeelden van moties van de afgelopen tijd die de druk bij de IND nog verder hebben vergroot.
De motie-Brekelmans/Van den Brink die vraagt om het schriftelijk horen voor kansrijke asielzoekers af te schaffen en ervoor te zorgen dat de IND voor deze groep altijd een fysiek nader gehoor afneemt. Hoeveel extra werk heeft dit de IND opgeleverd en heeft dit daadwerkelijk geleid tot meer afwijzingen? Graag een reactie.
De motie-Van den Brink/Brekelmans die vraagt om strenger te toetsen of alleenstaande minderjarigen daadwerkelijk alleenstaand zijn. Hoeveel fte is hierop ingezet en kan de staatssecretaris bevestigen dat dit heeft geleid tot andere beoordelingen?
Dan de motie-Van den Brink/Brekelmans die vraagt om de IND minder snel het voordeel van de twijfel te laten toepassen, een maatregel waar de directeur-generaal van de IND nota bene zelf voor heeft gepleit, nog geen twee jaar geleden, om de druk te verlagen. Ook hier is de vraag aan de staatssecretaris: hoeveel menskracht heeft dit gekost? Heeft het daadwerkelijk tot andere uitkomsten geleid of was het slechts een verschaffing van extra werk voor de IND? Ik vermoed het laatste.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ben blij dat mevrouw Piri mijn moties zo goed bekijkt. Ik zou hopen dat zij zelf ook eens een keer een motie zou indienen om iets aan de asielinstroom te doen. Kijk, uiteindelijk zijn die moties natuurlijk niet ingediend met als doel om het werk voor de IND te verminderen. De moties zijn ingediend met als doel om de asielinstroom omlaag te brengen, of in ieder geval daar een negatief effect op te hebben. Mijn vraag aan mevrouw Piri zou deze zijn. Wat als nu de boodschap in Nederland zou zijn: "U kunt hiernaartoe komen en u wordt niet gehoord. U hoeft alleen maar een formuliertje in te vullen. U krijgt ook nog eens het voordeel van de twijfel. In het geval van een amv hebben wij een van de meest ruime beleidskaders van Europa."? Wat voor effect zal dat volgens de verwachtingen van mevrouw Piri hebben op de asielinstroom?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Laten we eerlijk zijn: dit is niet zoals het beleid werkte. Het is niet zo dat dankzij deze moties van de heer Brekelmans de realiteit die hij nu schetst opeens ongedaan is gemaakt. Natuurlijk niet. Dat is gewoon niet zo. Volgens mij behandelen we hier een wetsvoorstel dat gaat over hoe Nederland de procedures volgt voor asielverzoeken en heel specifiek voor gezinshereniging. Ik snap dat instroombeperking het doel van de VVD is bij alles wat ze doen. Mijn conclusie is dat dat soms eigenlijk leidt tot heel veel extra werk voor de IND, zonder dat dat daadwerkelijk leidt tot instroombeperking. Mocht ik ernaast zitten, dan hoor ik dat graag van de staatssecretaris.
De heer Brekelmans (VVD):
De makkelijkste manier om de termijnen te halen is iedereen bij binnenkomst gewoon een asielvergunning geven en geen gehoren afnemen. Ik hoop dat dat niet is wat mevrouw Piri wil.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Zeker niet.
De heer Brekelmans (VVD):
Volgens mij willen wij als Nederland uitstralen dat er hier, net als in andere Europese landen, een rechtvaardige, maar ook een strenge beoordeling is. Daar hoort bij dat in iedere procedure gewoon een gehoor afgenomen wordt. Daar hoort bij dat de IND een faire beoordeling maakt en niet veel sneller dan in andere Europese landen, misschien onder druk van de termijnen, het voordeel van de twijfel geeft. Daar hoort bij dat het voor amv's niet aantrekkelijker is om naar Nederland te komen, want kinderen worden vooruitgestuurd op de meest verschrikkelijke tochten. Als mevrouw Piri zo kritisch is op mijn moties, en dat mag ...
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik heb er ook tegen gestemd.
De heer Brekelmans (VVD):
Dan wil ik van haar graag een reëel alternatief horen om deze problemen aan te pakken. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat er minder amv's en Syriërs naar Nederland komen?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Wij streven gewoon echt een ander doel na. Volgens mij zijn we het erover eens dat mensen recht hebben op een goede, zorgvuldige procedure. Ik pleit er zeker niet voor dat iedereen die hier asiel aanvraagt, asiel krijgt. Volgens mij is dat in Nederland ook nooit de realiteit geweest. Ik betwist echt een aantal aannames die de heer Brekelmans doet in zijn vraag, zoals dat er opeens meer positieve besluiten zouden vallen door druk op de termijnen van de IND. Niet alleen ik betwist dat, maar de staatssecretaris ook. Volgens mij heeft de staatssecretaris in de schriftelijke beantwoording juist gezegd dat dat niks verandert aan hoe er wordt geoordeeld door de IND. Het is niet zo dat men onder tijdsdruk denkt: o, we zitten bijna aan de zes maanden, dus dan geven we maar een positief advies. Volgens mij is de realiteit die de heer Brekelmans schetst niet de realiteit in Nederland.
De voorzitter:
Misschien is het goed om even te zeggen dat amv's alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, voorzitter, dat klopt. Ik hoor mevrouw Piri zeggen dat de PvdA er ook niet voor is om iedereen toe te laten die hier asiel aanvraagt.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nee, en GroenLinks ook niet.
De heer Eerdmans (JA21):
U bent meer van GroenLinks dan van de PvdA?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar u zei alleen "PvdA" en ik sta hier namens allebei.
De heer Eerdmans (JA21):
Excuus. Ja. PvdA-GroenLinks. Dat is misschien nog erger.
De voorzitter:
De officiële naam is GroenLinks-PvdA. Zo staat het op de formulieren.
De heer Eerdmans (JA21):
I stand corrected, voorzitter.
Mijn vraag is het volgende. In antwoord op de vraag van de heer Brekelmans zei u net: wij willen niet iedereen toelaten. Nu is het zo dat wij 85% van de binnenkomende asielverzoeken inwilligen. Met andere woorden: dat is bijna iedereen. Dat kun je grofweg zeggen. Is het voor mevrouw Piri aanvaardbaar dat wij dat inwilligingspercentage op 85% houden? Of zou u zeggen: een percentage dat soms twee keer zo hoog ligt als in andere landen van Europa, niet eens de strengste, is toch wel een beetje zorgelijk?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Kijk, ik denk dat het echt een verkeerd beeld geeft als we net doen alsof je dat soort percentages per land in z'n algemeenheid zou kunnen vergelijken. Het hangt ervan af wie er asiel aanvraagt. In Nederland zien we dat de top 5 landen waarvandaan mensen asiel aanvragen, landen zijn waar oorlog heerst of waar het in ieder geval ... Een land als Turkije zit bijvoorbeeld ook nog steeds in de top 5. Dat is schandalig, zou ik zeggen — een land op dit continent! Dat heeft alles te maken met de mensenrechtensituatie daar. De grootste groep komt uit Syrië. Er komen mensen uit Eritrea. We hebben in Nederland ook weleens erkenningspercentages gehad van 20% of 30%. Dat is niet het gevolg van politiek sturingsbeleid om strenger te gaan oordelen. Dat heeft te maken met de vraag: welke groepen komen er naar Nederland? Naar Nederland komen over het algemeen in groten getale mensen die ook daadwerkelijk recht hebben op asiel.
De heer Eerdmans (JA21):
Je kunt ook zeggen: die mensen komen niet voor niets deze kant op. Waarom komen alle Syriërs, Turken, Irakezen en Afghanen deze kant op? Dat is natuurlijk niet zonder reden, denk ik. Er is nog steeds de vraag over die 85%. Ik geef u overigens mee, mevrouw Piri, dat om de aanvraag blijkbaar snel te kunnen beoordelen, het inderdaad nogal bepalend is waar ze vandaan komen. We weten dat de IND ook vaak het voordeel van de twijfel geeft. Dan is er ook eigenlijk geen echte toets meer. Maar de vraag is meer: vindt u dat nog steeds een aanvaardbaar percentage? We vergelijken het in Europa inderdaad wel met elkaar. Dat bleek uit de brief van de staatssecretaris. Dan zie je hoe hoog Nederland zit. Van de pak 'm beet 50.000 à 60.000 asielzoekers mag 85% blijven. Is dat nou wel of niet een probleem?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nee, niet zoals de heer Eerdmans het stelt. Voor mij zou het een probleem zijn als allerlei mensen die eigenlijk geen vluchteling zijn hier zouden mogen blijven. Daar is gewoon geen sprake van. We hebben de onderzoeken gezien. Als je het per groep bekijkt en kijkt of Nederland percentueel vaker asiel verleent aan bijvoorbeeld Syriërs dan Duitsland of andere landen, en daarbij ook kijkt naar de beroepsmogelijkheid, dus de hele procedure op het eind, dan blijkt Nederland niet boven andere landen uit te steken. Kijk je naar de instroom — dat is iets waar de partij van de heer Eerdmans zich zorgen over maakt, volgens mij — dan behoort Nederland gewoon echt tot de middenmoot van alle landen. Ja, de aantallen zijn alsnog hoog. Dat is bij meerdere landen zo. Maar volgens mij staan we op plek negen als je de instroom per hoofd van de bevolking vergelijkt. Ik zie u twijfelen, maar ik laat me graag corrigeren door de staatssecretaris als die cijfers niet kloppen.
De voorzitter:
Mevrouw Piri vervolgt haar betoog.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Aan de medewerkers van de IND ligt het niet. Die werken zich een slag in de rondte. De realiteit is dat het politiek wensdenken van bepaalde partijen ook de veeleisende opdrachtgever is geworden van de IND. Ik zou van de staatssecretaris graag een reflectie willen op deze gang van zaken. Het zijn namelijk ook moties die elke keer oordeel Kamer hebben gekregen. Vindt hij dat met de verzoeken uit dit soort moties de schaarse capaciteit juist wordt besteed?
Voorzitter. "Meedoen vanaf dag één" is een veelgehoord adagium hier. Nagenoeg alle partijen, van links tot rechts, vinden dat nieuwkomers direct aan de slag moeten, maar we laten het elke keer afweten om er daadwerkelijk voor te zorgen dat mensen mee kúnnen doen vanaf dag één. We weten dat samen zijn met gezinsleden helpt bij het opbouwen van een leven in een nieuw land en dat het de integratie bevordert als mensen zich niet ongerust hoeven te maken over familie die zich ver weg op een onveilige plek bevindt. Heeft de staatssecretaris zicht op het effect van dit wetsvoorstel op de integratie van nieuwkomers?
Voorzitter, afsluitend. Dit wetsvoorstel neemt de prikkel weg om wel te voldoen aan de huidige beslistermijn. Het gaat bovendien in tegen de geest van het nieuwe migratiepact, waarin juist is ingezet op snellere procedures. Voor mijn fractie is dit, in combinatie met het ontbreken van concrete, stevige plannen om de boel wel weer op de rails te krijgen, reden om waarschijnlijk tegen dit wetsvoorstel te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. De heer Van Nispen gaat nu spreken namens de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Het is op dit moment inderdaad heel druk, bij het COA en in de opvang maar zeker ook bij de IND. Dat hangt allemaal met elkaar samen, het werkt op elkaar in. De vraag die vooral moet worden gesteld, is: hoe komt dat nou? Waarom kan de IND de aanvragen niet binnen de termijnen afhandelen? Ja, er zijn nu veel aanvragen, dat klopt. Maar de oorzaak is toevallig de bezuinigingen op de IND uit het verleden en de niet-stabiele financiering van COA en IND, waardoor we nu steeds in de problemen zitten met de opvang en met de aanvragen. Graag een reactie van de staatssecretaris hierop, een net wat diepere analyse van de problematiek.
Dat is vroeg, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. Dit was nog niet eens de inleiding. De heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Gewoon even een feitelijke vraag. De laatste keer dat er werd afgeschaald was in 2017/2018. Hoeveel mensen werkten er bij de IND voordat dat gebeurde?
De heer Van Nispen (SP):
Als dat een overhoring is: ik heb die cijfers niet paraat, maar ik laat het me graag vertellen.
De heer Brekelmans (VVD):
Het waren er ongeveer 3.500. Dat aantal is toen afgeschaald naar ongeveer 3.000. Inmiddels heeft de IND er 6.000 nodig. Dus ook al was die afschaling in het verleden niet gebeurd … Ik ben het eens met de heer Van Nispen, die afschaling is achteraf gezien niet goed geweest. Er kwam veel meer werk voor de IND achter weg, dus het had niet moeten gebeuren. Alleen, zeggen dat de huidige hoeveelheid werk en de achterstanden het gevolg zijn van een afschaling van zes jaar geleden, is feitelijk niet juist. Ik heb de cijfers zojuist genoemd. Bovendien, sinds 2017/2018 is er ook alleen maar meer geld naar de IND gegaan. Dat is niet geld voor één jaar maar voor meerdere jaren. De staatssecretaris mag het antwoord ook geven, maar het beeld dat dit door de afschaling van de IND zou komen … Ik zou hopen dat de SP tot een ander inzicht komt.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb niet gezegd dat het die ene bezuiniging van zes jaar geleden is waar het aan ligt. Ik heb gezegd dat het een niet-structurele financiering is geweest. Dat zien we bij de IND door de jaren heen en ook wat langer dan de heer Brekelmans nu zegt. Steeds opschalen en weer afschalen, opschalen en weer afschalen heeft een heel negatief effect, zeker op de opvang. Daar gaat deze wet van vandaag niet over, maar juist in de opvang wordt op dit moment heel veel geld over de balk gesmeten. De heer Brekelmans maakte net een punt van de dwangsom en dat vind ik legitiem. Het zou niet zo moeten zijn dat je dwangsommen verschuldigd bent aan mensen. Ik ben dat eigenlijk met de heer Brekelmans eens. Alleen, zijn oplossing is het verlengen van termijnen en mijn oplossing zou zijn om je aan de termijnen te houden. Met die dwangsommen wordt nu juist ontzettend veel geld verspild. Ik wijt het wel een beetje aan de politieke keuzes van de afgelopen jaren dat we nu te maken hebben met hoteleigenaren, met cruiseschepen en noem maar op. Maar goed, daar gaat deze wet niet over.
De heer Brekelmans (VVD):
Toch nog één vraag. Stel dat we naar een volledig vaste financiering van de IND zouden gaan. We zien dat het aantal medewerkers is toegenomen van 3.000 naar 6.000. Naar verwachting stijgt dat alleen maar door. Op hoeveel fte zou de heer Van Nispen dan de IND vastzetten? Het lastige aan de asielinstroom is dat, omdat die fluctueert, je een verschillend aantal mensen nodig hebt. We zijn het met elkaar eens dat je niet te snel moet afschalen. Alleen, als je de illusie wekt dat je voor tien jaar een vaste hoeveelheid IND-medewerkers kunt hebben, wijs ik erop dat dit heel ingewikkeld wordt als dit fluctueert van 3.000 naar 6.000. Dus ik ben benieuwd hoe de heer Van Nispen daarover denkt.
De heer Van Nispen (SP):
Dat snap ik. Ik heb ook niet gezegd dat je het moet vastzetten en dat je daar nooit ook maar iets aan kunt veranderen. Wel constateer ik dat indertijd al is gewaarschuwd dat je moet oppassen met de afschaling. Dat is gedaan door allerlei deskundigen en de uitvoeringsorganisaties zelf. Maar daar is heel slecht naar geluisterd. Ik was nog maar bij de start van de bespreking van onze afweging bij dit voorstel waar het gaat om het verlengen van termijnen. Ik vind wel dat we iets verder moeten kijken dan: het is nu zo druk en daardoor komt het; we kunnen nu niet anders dan die termijnen verlengen. Nee, daar zit een wat diepere analyse onder. Ik heb die vragen ook gesteld aan de staatssecretaris. Dat heb ik wel een beetje gemist in de inbreng van de heer Brekelmans. Maar fijn dat hij die vraag nu heeft kunnen stellen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen vervolgt zijn betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind ook dat we met elkaar moeten uitspreken dat het een taak van de overheid is om fatsoenlijk met mensen om te gaan en hen niet onnodig lang te laten wachten. Het gaat hier soms wel om mensen die hun leven op de pauzestand hebben staan en die willen weten of ze mogen blijven en die wachten om met hun vrouw en kinderen herenigd te worden. Ik vind dat eigenlijk niet heel fatsoenlijk. Je moet die wachttijd tot een minimum beperken en streven naar snelle duidelijkheid. Wie mag blijven, kan door met zijn of haar leven en wie niet mag blijven, moet terug en kan dan ook door met zijn of haar leven. Deze wet doet eigenlijk precies het tegenovergestelde door de termijnen te verlengen. En ja, ik vind het op zichzelf legitiem om te discussiëren over nareis, gezinshereniging en hoe aantrekkelijk je als land bent om naartoe te gaan. Dat mag. Die discussie kun je voeren. Maar het verlengen van de termijnen is een andere discussie. Dat vind ik eigenlijk geen fatsoenlijke manier. Je hoort als overheid gewoon besluiten te nemen binnen de termijnen die zijn afgesproken. Het lijkt toch wel een beetje de verborgen agenda, en bij sommige fracties de wat minder verborgen agenda, om het hier dusdanig onaantrekkelijk te maken dat mensen voor een ander land kiezen. Zeg dat dan gewoon. Dat vind ik tenminste eerlijk. Deze wet zorgt voor het langer uitstellen van gezinshereniging. Dat lijkt mij toch een beetje een vorm van treiterij.
Pijnlijk en typerend voor de slordigheid van deze wet — inderdaad, mevrouw Piri zei dit ook al — is dat er geen sprake is geweest van een gebruikelijke consultatieronde. De crisis was namelijk zo groot dat alles snel moest, wat ten koste is gegaan van de zorgvuldigheid. We hebben dus niet actief de standpunten uit de praktijk goed kunnen betrekken bij datgene wat het ministerie bedenkt en aan de Kamer voorlegt. Ik vind dat best wel slecht en vraag de staatssecretaris om dat voortaan niet meer zo te doen.
Hier is ook nog iets anders aan de hand wat mij dwarszit. De overheid krijgt het niet voor elkaar om de wet na te leven, dus past de staatssecretaris de wet aan voor zichzelf en zijn uitvoeringsorganisatie. Als je de termijnen maar lang genoeg maakt, blijf je daar op een gegeven moment wel binnen en haal je die termijnen wel. De aanvraag van een machtiging voorlopig verblijf voor een nareizend gezinslid gaat van 90 dagen naar 9 maanden. Dat is drie keer zo lang dus. Een asielaanvraag kan na de beslistermijn van zes maanden verlengd worden met drie maanden, negen maanden en nog eens drie maanden. Dat is in totaal dus 21 maanden. Eerst mag je 21 maanden doen over een asielaanvraag. Als positief wordt beslist, mag het negen maanden duren voor de besluitvorming over de nareis. Die termijn kan dan ook nog eens worden verlengd. Dat is dus al tweeënhalf jaar. De Raad van State deelde al de zorg — wat ons betreft is dat terecht — van de stapeling van termijnen. Want deze rekensom klopt toch, zo vraag ik de staatssecretaris. Is dit nu eigenlijk een juiste interpretatie van de Procedurerichtlijn? Volgens mij staat daar dat verlenging met negen maanden mag na de termijn van zes maanden. Als al is verlengd met drie maanden, mag je niet nog eens met negen maanden verlengen. Heb ik het dan verkeerd gelezen of kan de staatssecretaris er nog eens heel kritisch naar kijken of dit nou wel de juiste interpretatie van de Procedurerichtlijn is?
Voorzitter. Eigenlijk vind ik deze wet ook wel een beetje een luie oplossing. We halen de termijnen niet, dus we verlengen de termijnen. Ik vind dat eigenlijk ook principieel onjuist. Was de regering maar net zo coulant voor mensen die bijvoorbeeld hun verkeersboetes niet op tijd hebben betaald of als mensen even niet de centen hebben om de Belastingdienst terug te betalen. Maar nee, dan gaat het wel anders. Hier wordt volgens mij ook geen structurele oplossing mee bereikt, want als je iedereen langer laat wachten, blijft het uiteindelijk net zo druk. De staatssecretaris schrijft dat zich momenteel veel nareizende gezinsleden in de opvanglocaties van het COA bevinden. Het verlengen van de beslistermijnen is daar toch ook geen oplossing voor. Ook ik vraag wat nou de verhouding is tussen dwangsommen die de overheid moet betalen bij termijnoverschrijding en het wetsvoorstel dat hier bij de Kamer voorligt. In hoeverre zit dat verhaal van die dwangsom ook achter dit voorstel?
Ik denk niet dat wij voor gaan stemmen, maar de SP vindt in ieder geval dat als deze wet er komt, deze hooguit een tijdelijk karakter kan hebben. Dat is ook principieel. Daarom hebben wij een amendement ingediend met die horizonbepaling van drie jaar, omdat ik vind dat in de tussentijd orde op zaken gesteld moet worden en de overheid de termijnen moet gaan halen die nu gelden. Is de staatssecretaris daarom bereid toe te zeggen met een plan van aanpak te komen voor hoe de termijnen weer korter gaan worden, de wachttijden worden weggewerkt en invulling wordt gegeven aan het zo-spoedig-mogelijkcriterium van artikel 2u van de Vreemdelingenwet?
Tot slot. Mijn fractie vindt deze wet op z'n zachtst gezegd slordig. Dat is best stuitend, want het gaat over de gezinshereniging van mensen. Zo'n scheiding van een gezin wens je niemand toe. Er is geen consultatie, geen uitvoeringstoets en er is onduidelijkheid over op basis van welke criteria mag worden afgeweken van een vertraagde termijn. Er is geen sprake van een duidelijke eindtermijn, waardoor gezinshereniging jaren langer kan duren. Het schuurt aan en gaat naar ons idee zelfs in tegen een aantal mensenrechten, kijkend naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zonder fundamenteel het vastgelopen asielsysteem aan te pakken. Het is vooral bedoeld om de asielzoekers te treiteren. Het is typerend voor het beleid: kortzichtigheid, kortetermijnoplossingen zonder een duidelijk verhaal voor de langere termijn, en al pleisters plakkend je afvragen hoe dit nou allemaal zo heeft kunnen gebeuren. Deze wet ademt het allemaal. Deze wet gaat volgens ons niet helpen. Laten we bij de aankomende begroting eens een inhoudelijk debat hebben over de noodzakelijke investeringen in de IND en het COA.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Er is toch nog een vraag van de heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil collega Van Nispen iets vragen over zijn amendement en de tijdelijkheid van deze wet. Ik geloof dat mevrouw Piri al wees op de aanvaarding van het Europees migratiepact en zei dat dat hoe dan ook zal leiden tot allerlei aanpassingen en veranderingen rond dit wetsvoorstel. Is daarmee die tijdelijkheid niet als vanzelf al gegeven?
De heer Van Nispen (SP):
Dat vind ik een hele goede vraag. Dat geef ik de heer Van Dijk na. Ik werd in de periode dat ik op het idee van dit amendement kwam erop gewezen: let op, het kan zo zijn dat hierover iets in het migratiepact staat. Ik heb in de gauwigheid niet exact kunnen vinden wat de termijnen zijn in de verordeningen die na het migratiepact gelden voor nareizen. Ik heb wel iets kunnen vinden over asiel. Daarop heeft dit amendement geen betrekking. Dus het zou zo kunnen zijn dat het antwoord straks is: uw amendement is overbodig. Dan ga ik dat uiteraard intrekken. Maar ik hoor het graag heel specifiek van de staatssecretaris. Het zou alleen maar goed nieuws zijn als het migratiepact zou betekenen dat deze wet per definitie een tijdelijk karakter heeft omdat daarna veel kortere termijnen zouden gelden. Dat is eigenlijk wat ik natuurlijk het liefst heb.
De voorzitter:
Dank, nogmaals. De volgende spreker is de heer Diederik van Dijk, die namens de SGP het woord gaat voeren voor zijn eigen termijn.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Nooit eerder was de stapel met openstaande asielaanvragen zo hoog. Op het bureau van de IND liggen bijna 75.000 dossiers te wachten op een beslissing. Het beeld wordt nog duizelingwekkender als we bedenken wat er in het verschiet ligt. In de Meerjaren Productie Prognose van de asielketen las ik dat in het maximumscenario over twee jaar zelfs meer dan 100.000 eerste aanvragers op een besluit wachten. Meer dan 100.000! Dan hebben we het nog niet over herhaalde asielaanvragen, hervestiging, herplaatsing en nareizigers. Hoe in de achterliggende jaren ook is opgeschaald en hoe beoordelaars ook hun best doen, tegen deze stapel valt niet op te werken. Het is daarom goed dat we vandaag in ieder geval spreken over de verlenging van de beslistermijnen.
Voorzitter. De SGP heeft het altijd verstandig gevonden te investeren in een robuuste en flexibele asielketen, ook als de migratiedruk voor een tijd afneemt. Dat is ook de reden dat mijn fractie vanaf 2016 steevast hiervoor heeft gepleit, ook toen eerdere kabinetten-Rutte dachten dat het asielprobleem afnam en zij het mes zetten in het IND-budget. Helaas plukken we van die bezuinigingen de vruchten. Natuurlijk realiseer ik mij ook dat een aanhoudend hoge toestroom, zoals we die nu beleven, ieder stelsel zwaar op de proef had gesteld. Daarom kunnen we er ook niet omheen om maatregelen te nemen, terwijl het onverminderd van belang is om toe te werken naar een asielketen die tegen een stootje kan. De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen geniet brede steun, maar volgens het rapport "Bouwstenen voor het asielbeleid en het asielstelsel" is dat onvoldoende van de grond gekomen. Erkent de staatssecretaris die conclusie van dit rapport? Kan hij aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van deze agenda? En hoe zorgt hij ervoor dat we, ondanks de actuele druk op de asielketen, blijven toewerken naar dat einddoel?
Voorzitter. Gemiddeld wacht een asielzoeker op dit moment meer dan een jaar op een beslissing in zijn zaak. Het duurt gemiddeld achttien weken voordat asielzoekers het eerste gesprek bij de IND hebben. Nareiszaken liggen maar liefst 81 weken te wachten voordat ze in de handen van een beslismedewerker terechtkomen. Dat is met de huidige instroomcijfers ook niet vreemd, want de IND kan 22.000 asielaanvragen op jaarbasis aan. Wanneer er 50.000 mensen per jaar binnenkomen, loopt de wachttijd ieder jaar nog extra op met een jaar. Intussen is de dienst qua aantal medewerkers in rap tempo gegroeid, maar ook daar zit een grens aan. De SGP vindt het niet meer dan logisch dat we ook kijken naar de ruimte die de EU-Procedurerichtlijn biedt, om de beslistermijn te verlengen. Het uitgangspunt blijft natuurlijk wel dat asielzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen.
Over het wetsvoorstel heb ik nog een aantal vragen. Ik lees dat er sprake moet zijn van een individuele, schriftelijke motivering van de verlenging richting de aanvrager. Hoe wil de staatssecretaris voorkomen dat dit ook weer extra tijd en schaarse IND-capaciteit vergt, zodat de achterstand alsnog oploopt? Welke mogelijke keteneffecten worden verwacht als gevolg van dit wetsvoorstel en hoe is hiermee rekening gehouden? Er komt een nieuwe procedureverordening aan die minder ruimte biedt voor verlenging van de beslistermijnen. Wat betekent dit voor de Nederlandse situatie en op welke termijn wordt die waarschijnlijk van kracht? Daarnaast bekijkt het Hof van Justitie momenteel de Nederlandse verlenging van de beslistermijn in asielzaken. Wat is de status van dit onderzoek?
Voorzitter. Bij een op de vijf afspraken van de IND komt de asielzoeker niet opdagen, terwijl die IND-medewerker op datzelfde moment ook een ander dossier had kunnen oppakken. Dit is niet goed. Hier moet paal en perk aan worden gesteld. Zaken van asielzoekers die niet komen opdagen voor een gehoor, moeten volgens de SGP daarom sneller buiten behandeling gesteld worden, zodat de asielzoeker moet terugkeren. Ik wil de staatssecretaris oproepen om te komen met maatregelen om het aantal no-shows flink terug te dringen. Wil hij daarbij verkennen hoe het niet verschijnen bij een IND-gehoor kan leiden tot weigering van de asielaanvraag als sprake is van evidente, wellicht herhaalde nalatigheid door de asielzoeker?
Voorzitter. Herhaaldelijk heeft de SGP de vinger gelegd bij het uit de hand gelopen dwangsommencircus. Ook vorig jaar heeft de IND 11 miljoen euro uitgekeerd aan asielzoekers en de teller loopt nog altijd op. Als we teruggaan naar de oorspronkelijke termijn betekent het dat in veel meer asielzaken de uiterste beslistermijn niet is gehaald met als direct gevolg dat de IND veel meer dwangsommen verschuldigd is aan asielzoekers. Kan de staatssecretaris aangeven wat het effect van het niet aannemen van deze wet zou betekenen in termen van dwangsommen? Hoeveel geld is daarmee gemoeid? Binnenkort bespreken we de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken. Dat is hoog tijd want het regent claims bij de IND. De SGP wil dat er een einde komt aan deze geldverslindende boeteregeling voor de overheid.
Zoals er grenzen zijn aan wat een uitvoeringsorganisatie als de IND aankan, zo zitten er ook grenzen aan de draagkracht van een land. Het is hoog tijd dat we maatregelen gaan nemen die de asielinstroom aan banden leggen. Hoe minder mensen er binnenkomen, hoe meer de achterstand slinkt. Als eerste stap nam de Kamer vorig jaar een motie aan die het kabinet vroeg het nareisbeleid terug te brengen tot het kerngezin en amv'ers strenger te toetsen. Het beleid is in de achterliggende jaren, zonder dat de Kamer zich erover heeft uitgesproken, verruimd. Dat kon de IND kennelijk zelf besluiten. De Kamer wil nu weer terug naar de situatie van voor 2015. De staatssecretaris zei in een eerder debat dat hiervoor een wetswijziging nodig is, maar dat blijkt niet te kloppen. Het doorvoeren van deze beleidswijziging is snel en zonder wetswijziging te regelen. De staatssecretaris zou in het eerste kwartaal aangeven hoe hij de motie gaat uitvoeren maar we hebben nog geen reactie ontvangen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij deze wens van de Kamer nu om gaat zetten in beleid?
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Koekkoek gaat nu spreken namens de fractie Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Niemand in deze Kamer wil dat kinderen en gezinnen die uiteengeslagen zijn door oorlog of vervolging jaren uit elkaar worden gehouden. En dat maakt het debat vandaag lastig want we bespreken hier het verlengen van termijnen waarmee we het in de praktijk mogelijk maken dat ouders en kinderen tweeënhalf jaar van elkaar gescheiden zijn. Tegelijkertijd vindt iedereen dat de IND in Nederland lucht nodig heeft om hun werk goed te doen. Mijn zorg bij dit voorstel is dat we nu in een wet een oplossing zoeken die eigenlijk in de uitvoering zit; een aantal collega's refereerden daar heel goed aan. We moeten de IND minder belasten en ervoor zorgen dat er rust in de asielketen komt. Maar wat we met deze wetsverandering doen, is een uitzonderlijke situatie vastleggen in een wet, waarmee we — en daar zit mijn zorg — normaal maken wat niet normaal is. Ik lees duidelijk terug dat het uitgangspunt van het toepassen van de termijnen altijd is en blijft: zo spoedig mogelijk. En ik geloof dat ook, maar als we in een wet een mogelijkheid vastleggen, dan moeten we er ook van uitgaan dat die mogelijkheid gebruikt wordt. En daar zit mijn zorg, zeker ook omdat deze wet niet recent in consultatie is gegaan en er geen recente uitvoeringstoets is gedaan. We weten dus niet precies wat het effect is voor de IND en we kunnen het dus niet vergelijken met andere mogelijke oplossingen die ruimte geven aan de IND. Dat maakt het lastig te controleren of het wetsvoorstel doelmatig, effectief en proportioneel is.
In het recente rapport dat het asielbeleid onder de loep neemt en aanbevelingen doet om het systeem te verbeteren, wordt heel helder geschetst dat het gebrek aan uitvoeringstoetsen, financiële doorrekeningen en het onvoldoende meenemen van de adviezen van de Raad van State sterk bijdragen aan de problemen in onze asielketen. Daarom de vraag aan de staatssecretaris: is hij gezien de conclusies van de fundamentele heroriëntatie bereid een pas op de plaats te maken en deze wet eerst aan een uitvoeringstoets te onderwerpen? Zo nee, hoe ziet hij dit dan in het kader van de aanbevelingen uit het rapport?
Voorts zit in het wetsvoorstel niet geborgd dat de maximale termijn van negen maanden bij uitzondering zal worden aangehouden. We lezen wel in de memorie van toelichting dat spoedige afhandeling het uitgangspunt is maar kan de staatssecretaris aangeven hoe dit in de wet geborgd is en hoe ervoor gezorgd wordt dat niet standaard negen maanden of zelfs twaalf tot vijftien maanden genomen wordt als beslistermijn? Waarom wordt dit niet verder in de wet gekaderd, bijvoorbeeld door expliciet op te nemen dat een beroep op bijzondere omstandigheden schriftelijk gemotiveerd moet zijn zodat we in de wet borgen dat bijzondere omstandigheden ook echt bijzonder zijn en niet samen te vatten zijn als een structurele administratieve onderbezetting?
Voorzitter. De Raad van State merkt op dat een mogelijke stapeling van termijnen, met de mogelijkheid tot uitzonderlijke verlenging zonder concrete tijdslimiet, afbreuk doet aan de internationale wetgeving. Ik heb daarom een amendement ingediend om te borgen dat die concrete tijdslimiet in de wet is opgenomen. Ik heb dat samen met een aantal collega's gedaan. Dat biedt namelijk zekerheid voor de aanvragers, maar ook voor de IND en de Staat. Het laatste wat de IND nu nodig heeft, is dat we weer een nieuwe werkwijze invoeren die vervolgens niet door de rechterlijke toetsing komt.
Dat brengt mij bij mijn volgende vraag, namelijk hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot internationale wet- en regelgeving, zoals het verdrag voor de rechten van de mens en het Kinderrechtenverdrag. Ik begrijp dat het argument van de staatssecretaris is dat wij ons als Nederland aan de toegestane termijnen onder het Unierecht houden. Maar voor een asielaanvraag betwijfel ik dat, omdat niet alleen de termijn verlengd wordt, maar ook de mogelijk om vaker te verlengen wordt toegevoegd. Volgens mij vroeg collega Van Nispen hier net ook naar. Dit botst volgens mij met de Europese Procedurerichtlijn. Ik vraag aan de staatssecretaris of hij dit kan toelichten. Hoe verhoudt de mogelijkheid tot een dergelijk lange termijn zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en tot artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie? Dat zijn artikelen die het recht op familie- en gezinsleven waarborgen. Een mogelijke wachtperiode van tweeënhalf jaar is voor gezinshereniging heel erg lang. Mijn vraag is dan: is het verlengen van de termijnen wel een wenselijke oplossing, in het licht van het gedachtegoed van deze internationale verdragen?
Hetzelfde geldt voor de rechten van kinderen. Hoe ziet de staatssecretaris die gewaarborgd in de wet? Kan hij overzien wat de consequenties zijn voor de levens van kinderen die, in het ergste geval, in ieder geval één van hun ouders voor tweeënhalf jaar moeten missen? Hoe verhoudt zich dit dus tot artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie? Hoe valt een dergelijke verlenging te rijmen met de overweging dat bij alle handelingen in verband met kinderen, ook door overheidsinstanties, de belangen van het kind een essentiële overweging zijn? Ook de gezinsrichtlijn schrijft voor dat bij de behandeling van verzoeken van lidstaten ervoor moet worden gezorgd dat er rekening wordt gehouden met de belangen van minderjarige kinderen. Ook artikel 10 van het Kinderrechtenverdrag schrijft voor dat aanvragen voor gezinshereniging met welwillendheid, menselijkheid en spoed behandeld moeten worden.
Voorzitter. Dit lijkt misschien een technisch verhaal met veel verwijzingen naar juridische artikelen, maar in wezen is het heel erg simpel. We hebben wetgeving gemaakt om kinderen, de meest kwetsbaren in onze samenleving, te beschermen. Ik heb grote twijfel of de voorgestelde wetswijziging deze bescherming voldoende waarborgt. Maar die waarborgen zijn wel noodzakelijk. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld toezeggen dat zaken waarbij kinderen betrokken zijn voorrang krijgen of dat er voor kinderen een kortere termijn wordt aangehouden? Ik overweeg hierop een motie.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan mevrouw Podt. Zij spreekt namens D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Wij zijn het niet zo vaak met elkaar eens op het asieldossier, maar over één onderdeel zijn we het volgens mij vrij unaniem eens: de asielprocedure dient zo kort mogelijk te duren. Kansarme asielzoekers moeten snel worden afgewezen en vertrekken en erkende vluchtelingen moeten zo snel mogelijk kunnen meedoen. Vandaag spreken we over een wet die de asielprocedure niet verkort, maar juist langer maakt. Daar is helemaal niemand bij gebaat. Daarom kan ik nu alvast verklappen dat wij tegen deze wet zullen stemmen.
Voorzitter. Vorige week kregen wij in de commissie een hele goede briefing over de fundamentele heroriëntatie van het asielstelsel. Deze was in 2022 al aangekondigd en heeft even op zich laten wachten, maar dat was het waard. De auteurs hebben gesproken met iedereen die iets te maken heeft met het asielbeleid, zowel binnen als buiten de politiek. Ook zijn ze in alle oude onderzoeken gedoken. Dat zijn er nogal wat. Denk bijvoorbeeld aan de commissie-Van Zwol, die in 2019 al veel goede aanbevelingen deed voor de asielprocedure, maar ook aan de onderzoeken van de IND zelf. Aan de hand daarvan zal ik vandaag een aantal voorstellen doen om de procedure in te korten en de druk op de IND te verlagen.
Voorzitter. Een punt dat consequent naar voren komt, is de noodzaak van structurele en voorspelbare financiering van de IND. Hoewel het aantal fte bij de IND de afgelopen jaren is gestegen, wordt er nog steeds gewerkt met een financieringssystematiek waarbij de bijdrage daalt als het aantal asielverzoeken afneemt. De asielinstroom is onvoorspelbaar. Op deze manier lopen we altijd achter de feiten aan. Het zorgt er ook voor dat de organisatie nooit kan bouwen aan een stevig personeelsbestand, wat nu te zien is aan het hoge verloop van IND-medewerkers en de grote hoeveelheid dure externe inhuur. De staatssecretaris heeft eerder met het COA afgesproken hiervan af te stappen en toe te werken naar een ijzeren voorraad aan opvangplekken. Met de IND zouden ook zulke afspraken gemaakt worden. Is dat inmiddels gebeurd? Zo niet, kan de staatssecretaris toezeggen dat vanaf de begroting voor 2025 te realiseren? Ik snap dat hij daarmee over zijn graf heen regeert, maar het lijkt me wel belangrijk.
Voorzitter. Een van de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-Van Zwol was om complexe zaken meer prioriteit te geven. Helaas is het beoordelen van een asielverzoek geen exacte wetenschap. Het vraagt een grote inzet en het legt een grote druk op de schouders van IND-medewerkers. Je beslist soms immers over leven of dood; niet over een abstract idee van leven of dood, maar over het leven van een echt mens dat tegenover je zit. Vaak is bij de start van een procedure al te zien of een zaak zo is afgedaan of dat het een complexe zaak is die veel tijd zal vergen. Het is verleidelijk om te starten met zaken die zo klaar zijn, maar dit werkt averechts. Lange, slepende zaken leiden, zo gaf de heer Van Zwol aan, vaker tot schrijnende gevallen. Het gaat dan om mensen die hier eindeloos zijn en met goed fatsoen eigenlijk niet meer uitgezet kunnen worden. Daarom vraag ik de staatssecretaris de werkwijze van de IND in overleg zo aan te passen dat IND-medewerkers meer ruimte krijgen om van tevoren goed in te schatten welke zaken nou meer tijd zullen kosten, zodat ze daar desgewenst voorrang aan kunnen geven.
Zowel de commissie-Van Zwol als de IND zelf wijzen daarnaast op ruimte voor de professional. Volgens mij moet dat ook veel partijen in deze Kamer aanspreken. We zien nu keer op keer dat de politieke realiteit niet aansluit bij de uitvoering, waardoor ze een onmogelijke opdracht krijgen. Hierbij zijn twee dingen heel belangrijk. Weeg altijd eerlijk en reëel af of nieuwe maatregelen ook bewijsbaar tot een beter resultaat leiden en pas consequent uitvoerings- en invoeringstoetsen toe, en doe dat voor de gehele keten — dat werd volgens mij acht keer herhaald in die briefing — juist omdat een oplossing voor de ene dienst kan leiden tot druk bij een andere.
Onlangs kregen wij bijvoorbeeld het nieuwe beoordelingskader voor asielaanvragen. D66 wijst dat niet per definitie af. Ik zie een logische vraag om te kijken naar de individuele situatie. Maar een duidelijke link met het doel of wat het doel eigenlijk is, ontbreekt. Ook dat bleek uit de technische briefing door de IND. Ook een serieuze invoeringstoets kon ik niet vinden. Wat is wat de staatssecretaris betreft het doel van het nieuwe kader? Wil hij toezeggen dat er een evaluatie van het kader komt die het specifiek toetst aan het doel? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij binnen een jaar een invoeringsketentoets naar de Kamer zal sturen? Wil hij voortaan bij zulke grote beleidswijzigingen al direct een stevige toets op doelmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid meenemen?
Voorzitter. We spreken vandaag over een wet die niks meer is dan een papieren werkelijkheid. Laten we dat niet doen. Laten we ervoor zorgen dat procedures daadwerkelijk verbeteren: voor asielzoekers, voor de uitvoering en voor de maatschappij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Veldkamp, die namens Nieuw Sociaal Contract het woord gaat voeren. Gaat uw gang.
De heer Veldkamp (NSC):
Voorzitter. Vandaag hebben we het over de Vreemdelingenwet. Op de achtergrond speelt het stijgende aantal asielverzoeken, dat steeds moeilijker te behappen blijkt. De eerste twee maanden van het jaar lag het aantal zo'n 30% hoger dan vorig jaar, terwijl de wintermaanden normaal gesproken een wat rustiger periode zijn. Uit de Voorjaarsnota maken we ook oplopende kosten op voor de asielketen: 375 miljoen extra dit jaar en 700 miljoen extra volgend jaar. En eerder dit jaar werd het asielbudget al verhoogd met 600 miljoen. De staatssecretaris heeft gezegd dat we dicht tegen een crisis aan zitten. IND en COA staan voor een flinke uitdaging. De staatssecretaris en minister Hugo de Jonge spreken van een acute opvangsituatie en bieden daartoe ook het zo snel mogelijk bouwen van grote paviljoens op rijksgronden aan. De IND heeft een achterstand te verwerken en wordt ondertussen geacht beslissingen uitgebreider te motiveren gezien de ontwikkelingen in de jurisprudentie.
Voorzitter. Wij staan in beginsel positief tegenover de voorgestelde wetswijziging. Het verlengen van de beslistermijnen naar ruimere, meer realistische termijnen geeft de IND wat meer ruimte, die van belang is in de huidige situatie, alsook structureel, voor de toekomst. De aanpassing is in overeenstemming met de relevante EU-richtlijnen en het Unierecht. De regering stelt dat meer behandeltijd de doorstroom in de asielketen moet bevorderen. We vragen de staatssecretaris dit nog eens nader te beargumenteren. Het verlengen van beslistermijnen lijkt an sich de doorlooptijd van asielverzoeken in de keten niet te verbeteren. Hoe pakt dit uit als asielzoekers daarmee langer in de opvang zitten? Ontstaat daar dan een ophoging, die we eigenlijk niet willen? Uiteindelijk staan we voldoende capaciteit voor, en geen voortdurend op- en afschalen, zoals we in het verleden vaak zagen. De heer Van Nispen wees daarop, evenals mevrouw Podt met haar opmerking over een ijzeren voorraad aan werkplekken. We willen een snelle afhandeling van asielaanvragen. Dat vergt tal van bijzondere stappen. We willen de staatssecretaris daarom aanmoedigen oplossingen te blijven zoeken die de werksnelheid van de IND verhogen. De IND zet al tal van stappen voor het verbeteren van efficiency in het beslisproces en om tijdig en sneller beslissen te bevorderen. Dit moet uiteraard voortgaan.
De vraag is welke lessen er kunnen worden getrokken uit initiatieven ter bespoediging van de behandeling van asielaanvragen. Betreffen die vooral het inhalen van achterstanden of ook snellere besluitvorming? De vraag hierbij is of er lessen zijn te trekken vanuit andere EU-lidstaten. Een IND-medewerker in Ter Apel doet naar ik meen bijvoorbeeld één aanmeld- of nader gehoor per dag. Naar verluidt doet een soortgelijke medewerker in Frankrijk er meer per dag, zelfs in een combinatie van gehoren. Met andere woorden: kan de productiviteit van de IND worden opgevoerd? Hoelang heeft een advocaat om te reageren op gehoorrapporten? Zit daar nog ruimte?
Voorzitter. De vraag komt ook op welk effect deze wetswijziging heeft op de aantrekkelijkheid van Nederland voor asielzoekers, een actueel thema. Als ik het goed begrijp, heeft de staatssecretaris niet de indruk dat een langere behandeltijd verschil maakt. Kan hij dat nog eens toelichten? Aan de ene kant kun je redeneren dat een asielzoeker sneller wil weten waar hij aan toe is, aan de andere kant zullen sommigen onder hen kunnen redeneren dat het langer recht hebben op opvangende voordelen daarbij aantrekkelijk is. Graag een uitleg van de staatssecretaris hoe hij op dit moment een en ander ervaart.
Tot slot, voorzitter. Ik heb geluisterd naar de argumenten van mevrouw Vondeling en de heer Brekelmans over de zogeheten verschoonbaarheid. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris daarop te melden heeft. Ik heb ook geluisterd naar de heren Brekelmans en Van Dijk over het fenomeen dwangsom, een fenomeen dat ook wij willen afschaffen, of althans daar waar mogelijk is willen beperken. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.
Al met al zullen wij de verlenging van de beslistermijnen niet willen tegenhouden, als dit inderdaad bijdraagt aan een efficiëntere keten. Wat ons betreft is de algemene oplossing het terugbrengen van de instroom. Met het verlengen van de beslistermijn lossen we de problemen door de verhoogde instroom op zichzelf beschouwd niet op. Het draagt echter voorbij het huidige ontslagnemende kabinet om daar oplossingen voor te vinden.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Koekkoek heeft een vraag voor u.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik heb even geaarzeld of ik de vraag zou stellen, omdat we later nog dieper ingaan op die dwangsommen, maar het wordt nu in de inbreng gezegd. Het standpunt dat NSC in principe voor het afschaffen van dwangsommen is, verraste me. Niemand is blij met dwangsommen, maar het zijn een uiterste middel dat wij in de wet hebben ingebracht om de burger te beschermen tegen een Staat die niet beslist. Om de grondrechten te beschermen hebben we dwangsommen. Daarom verrast dit standpunt me. Als we dit in het asielrecht zouden afschaffen, waarom zouden we het dan in andere soorten van het recht behouden? Scheppen we dan niet een heel raar precedent?
De voorzitter:
De heer Veldkamp geeft antwoord.
De heer Veldkamp (NSC):
Bepaalde typen dwangsommen zouden kunnen worden afgeschaft, andere niet. Je zou kunnen kijken of je die kunt terugdringen. Ik denk dat je moet kijken naar het afschaffen van dwangsommen, omdat ze volgens mij op dit moment hun doel voorbijschieten en niet effectief zijn. Hoe komt dat? Dat komt volgens mij doordat de instroom onhoudbaar hoog blijft. Dat is een onderwerp waar ik de fractie van Volt bijvoorbeeld weleens over zou willen horen. Ik heb gekeken in de stukken. Er is sprake van een hoge instroom, maar ik zie dat de Voltfractie daar geen oplossingen voor aandraagt, behalve dan dat zij een minder strenge benadering van nareisaanvragen suggereert. Dat is een keuze, maar die maakt de NSC-fractie niet.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Hier worden nu allerlei dingen te berde gebracht, dus mijn antwoord gaat iets uitgebreider zijn. Ik vroeg naar de dwangsommen. Nogmaals: niemand is blij met dwangsommen. Maar de redenering erachter is: de grondrechten van burgers veiligstellen tegen een overheid die haar werk niet doet. De logica die hier te berde wordt gebracht, is: "De overheid levert niet vanwege overmacht. De overheid levert niet, beslist niet op tijd en doet niet wat de eigen wet voorschrijft. Op enig moment schiet dan de dwangsom zijn doel voorbij." Ik volg dat niet. Dan zeg je: op het moment waarop een overheid faalt, is er een kantelpunt waarop we het ook niet meer van de overheid verlangen.
Dan over de opmerking dat Volt geen oplossingen heeft voor hoe we omgaan met onze Europese buitengrenzen. Daar hoeven we het debat niet over te voeren, want het is geen verkiezingstijd, dus ik zal daar niet te veel op happen. Maar ik wil wel even een opmerking maken over de nareizen. De nareizen in 2023 zijn gedaald ten opzichte van 2022. Laten we dus ook niet te veel cijfers gaan rondslingeren om een politiek punt te maken. Dat is wel wat hier nu gebeurt.
De heer Veldkamp (NSC):
Ik dacht dat het voor Volt juist verkiezingstijd zou zijn, nu de Europese verkiezingen naderen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Maar dit is niet het Europese verkiezingsdebat en dat zou ik er ook niet van willen maken.
De heer Veldkamp (NSC):
Ik had het over instroom, de instroom die op dit moment echt hoog is. Dat is een groot ding en het draagt deels voorbij dit debat, maar het is wel een reden waarom er naar maatregelen wordt gezocht om het werk voor de IND en het COA houdbaar te maken. Ik vind dat ook een thema, waarvoor breed door de politiek gedragen oplossingen moeten worden bedacht. Als partijen zoals de uwe en de mijne dat niet bedenken, dan gaan anderen dat voor ons bedenken, wat wij misschien niet willen. Ik wil terugkomen op de dwangsommen. Ik hoor wat mevrouw Koekkoek zegt. Onder de huidige omstandigheden en met de huidige situatie waarin de staatssecretaris zegt dat we bijna tegen een crisis aan zitten, lijken bestuurlijk opgelegde dwangsommen niet meer effectief te zijn. Het gaat mij om dat element. Dat is de reden waarom ik zeg: ik heb gehoord wat diverse aanwezigen, zoals de heer Brekelmans en de heer Diederik van Dijk, hebben gezegd over dwangsommen. We komen daar binnenkort in een apart debat op terug, maar ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij daartegen aankijkt.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Afrondend. We gaan dat nog meer in detail bespreken, maar ik zou willen waken voor de logica dat dwangsommen op enig moment niet meer effectief zijn. Als je die logica op één gebied van het recht toepast, waarom dan niet op een ander? Over instroom gaan we ook het debat nog voeren. De staatscommissie-Van Zwol heeft natuurlijk een hele goede aanvulling gedaan, zeker op het gebied van keuzes maken over economie en over arbeidsmigratie. Daar gaan we elkaar zeker vinden. Asiel is echter geen knopje waar je zomaar aan kan draaien.
De voorzitter:
Afrondend?
De heer Veldkamp (NSC):
Ik hoor wat mevrouw Koekkoek zegt en dat neem ik altijd serieus mee, maar ik hoor haar inmiddels wel twee commissies-Van Zwol gebruiken. We hebben het net over die van 2019 gehad en nu gaat het over de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050. En volgens mij is meneer Van Zwol ook nog op een andere plaats bezig, maar dat is weer een ander verhaal.
De voorzitter:
Dat klopt. Dat betreft de formatie.
Mevrouw Podt (D66):
NSC, de partij van goed bestuur en goede wetten, volgens mij. Als ik de heer Veldkamp zo beluister, was hij een beetje zuinigjes over deze wet. Hij zei: nou, dit is niet echt een oplossing voor het echte probleem. Dat ben ik op zich met hem eens. Hij beweert dat we de wet nu wel nodig hebben, omdat het heel druk is. Dat mag hij vinden. Als ik de kranten mag geloven, staan ons allerlei maatregelen te wachten die de instroom enorm naar beneden gaan brengen. Nu heeft de heer Van Nispen een prachtig amendement ingediend met een horizonbepaling erin. Hij zegt dat de wet niet voor altijd nodig is, want als de instroom weer daalt, hoeft het niet meer. Ik ga er eigenlijk van uit dat de heer Veldkamp dat amendement gaat steunen.
De heer Veldkamp (NSC):
Ik zou graag de appreciatie van de staatssecretaris horen. Het amendement ziet op een tijdelijkheid van drie jaar. Ik weet niet hoe goed zich dat verhoudt tot wat u zelf opbracht over de professionaliteit van de IND-medewerkers en dergelijke. Hoe makkelijk of hoe moeilijk het wordt om met een tijdelijke wijziging om te gaan, kan ik niet zo goed beoordelen. Dat kan de staatssecretaris straks wel. Als reden voor die tijdelijkheid ziet mevrouw Podt kennelijk een crisissituatie, die mogelijk spoedig ten einde komt. Ik neem aan dat de D66-fractie dan ook met suggesties kan komen om in die drie jaar de asielinstroom aan te pakken. Die instroom is momenteel zeer, zeer hoog; de staatssecretaris zegt zelfs dat we dicht tegen een crisis aan zitten. Die suggesties zou ik graag van de D66-fractie willen horen.
Mevrouw Podt (D66):
Nu wordt het een beetje grappig, want ik snap wat Veldkamp probeert te doen. Maar ik geef aan dat we een formerende coalitie hebben, die aan alle kanten laat uitlekken dat zij dé oplossing hebben gevonden. Het gaat nu gebeuren; we gaan de instroom nu echt aan alle kanten indammen. Volgens mij heb ik dat nooit gezegd. Ik heb tweeëneenhalf jaar lang in een coalitie gezeten, waarin we hebben gesproken over grip op migratie. Ik heb altijd gezegd dat ik het heel belangrijk vind om dat in Europees verband te doen. Ik heb niet gezegd dat er een lichtknopje bestaat, waarmee binnen drie jaar tijd de instroom sterk vermindert.
De voorzitter:
De heer Veldkamp.
De heer Veldkamp (NSC):
Tot slot misschien, voorzitter. Ik heb in ieder geval sinds ik in deze Kamer zit van onder andere de D66-fractie nog niet zo heel veel gehoord over het onderkennen van het feit dat een hele hoge asielinstroom een probleem is, en het concreet bijdragen aan oplossingen daarvoor. Misschien zijn die er in het verleden ook via kabinetsdeelname wel geweest, maar ik heb ze de laatste tijd niet zo veel gehoord. Ik zou haar willen uitnodigen daar meer over te vertellen.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, heel graag! Dat was de reden waarom ik heel graag het verzoek van mevrouw Piri steunde om een debat te hebben over wat er nu aan de hand is bij de asielzoekersinstroom. Volgens mij wilde NSC dat debat niet hebben, en heel veel collega's in de Kamer ook niet. Ik was heel graag dat debat aangegaan.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Veldkamp.
De heer Veldkamp (NSC):
Bij de regeling van werkzaamheden heb ik het verzoek van mevrouw Piri gesteund namens de NSC-fractie.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We hebben nog twee sprekers: de heer Eerdmans, die spreekt namens JA21, en daarna de heer Ceder namens de ChristenUnie. Maar eerst de heer Eerdmans. Gaat uw gang.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Voordat ik bij de wet kom, moet mij van het hart dat JA21 het verlangen heeft naar een nieuw kabinet dat daadwerkelijk iets gaat doen aan de instroombeperking. Of de staatssecretaris daarin zit, blijft elke keer weer de vraag. Soms laat hij iets zien alsof hij daar geen deel van uit zou maken, en soms zegt hij daar weer andere dingen op. Ik heb hem al een paar keer gevraagd of hij in een kabinet-Wilders zou gaan zitten. Het lijkt mij niet echt bij hem passen, zeg ik heel eerlijk. Maar voorzitter, we dwalen af. U ontvangt zeer binnenkort van mij de intrekkingswet van JA21 op de dwangwet waarmee in ieder geval die desastreuze wet kan worden geparkeerd in de koelkast.
Maar op één terrein kijk ik wel met belangstelling naar deze staatssecretaris van dit kabinet, en dat is natuurlijk het resultaat van de aangenomen motie-Eerdmans op de instroombeperkende maatregelen, het pakket voor de zomer. Diezelfde week dat die motie werd aangenomen, heb ik de staatssecretaris horen zeggen, ik dacht in De Telegraaf, maar dat weet ik niet meer precies: dat gaan we niet doen, want dat is aan de onderhandelende partijen. Een hele eenvoudige vraag van mijn kant is: gaat hij nou wel of niet die motie uitvoeren? Is de staatssecretaris nou bezig met zo'n pakket, dat wij kunnen ontvangen voor de zomer? Zo ja, zeg ik: ga zo door. Zo nee, dan zeg ik daar maar bij dat dat voor ons ook echt onacceptabel is. Dat is niet omdat het mijn motie is, en ook niet eens om de schoffering van de Kamer dat een motie niet wordt uitgevoerd, maar vooral omdat het simpelweg onverantwoord is om maar te blijven zitten op je handen, als de instroom richting de zomer naar recordhoogte zal gaan stijgen. Dat kan Nederland simpelweg niet meer aan. Een "njet" van de staatssecretaris kan dus wat mij betreft niet zonder politieke gevolgen blijven, zo zeg ik maar. Ik wacht eerst zijn antwoord in de eerste termijn af.
Dan de inhoud van het wetsvoorstel. Die kan natuurlijk simpelweg niet los gezien worden van de instroom, die de grote achterstand bij de IND veroorzaakt. Dat is een belangrijke aanleiding voor dit wetsvoorstel. Ik wil dan ook graag wijzen op het verschil tussen Nederland en België. Afgelopen week stond het in media: de instroom in Nederland neemt toe, terwijl die in België vorig jaar tegen alle trends in juist is afgenomen met 90%. België nam inderdaad ontmoedigende maatregelen. Nederland is dat niet van plan. Ik citeer econoom en migratiedeskundige Hans Roodenburg in De Telegraaf van 10 april: "In de herkomstlanden worden folders verspreid waarin wordt verteld dat Nederland the place to be is. Foto's van hotels en cruiseschepen naar het thuisfront doen de rest." Het is dus niet heel vreemd dat asielzoekers België links laten liggen en liever doorreizen naar Nederland. Ik herhaal dit sinds mijn bezoek aan Denemarken, en in Zweden ervaart men nu hetzelfde: een effectief asielbeleid begint met een goede pr. Als je actief uitstraalt streng te zijn, dan neemt de instroom al af voordat je daadwerkelijk een letter hebt aangepast aan de wet. Graag een reactie daarop van de staatssecretaris. Hoe komt het volgens hem nou dat in maart Nederland 4.216 en België 2.743 asielverzoeken kreeg? Hoe kan dat nou? Welke rol speelt beeldvorming hierin? En deelt hij de conclusie dat Nederland niets in de weg staat om hetzelfde te doen als de Belgen?
Voorzitter. Vooralsnog is de beeldvorming voor Nederland vrij desastreus. We zitten dus met een overbelaste IND. In het verlengde daarvan strekt dit wetsvoorstel tot het iets losser draaien van de duimschroeven van de IND. In de zomer van 2022 presenteerde het kabinet de langverwachte asieldeal, die in de praktijk vooral bestond uit maatregelen om het aantal opvangplekken te vergroten, in plaats van de instroom te beperken. De nareisbeperking sneuvelde, zoals we weten. Wat overbleef, was een pakket voor meer opvang en huisvesting, de dwangwet natuurlijk, en de inzet van het ruimtelijkeordeningsinstrumentarium. Met dit wetsvoorstel wordt ruim een jaar na dato een poging gedaan om iets te doen aan de druk die nareizen op ons stelsel legt.
Voorzitter. Waar Nederland zich in de Vreemdelingenwet 2000 heeft vastgepind op een beslistermijn van 90 dagen, te verlengen met maximaal drie maanden, op een aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis, wordt dat nu met deze wetswijziging negen maanden. Dat is in lijn met de maximale termijn die in de Gezinsherenigingsrichtlijn wordt genoemd. JA21 heeft altijd gezegd dat het minste dat wij mogen verwachten, is dat Nederland in het asielbeleid niet royaler is dan de EU-richtlijnen voorschrijven. Verstandig dus om die termijnen te verlengen.
In de memorie van toelichting geeft het kabinet ook aan dat de insteek wordt dat de beslissing op een aanvraag zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen die negen maanden, wordt bekendgemaakt. Is de staatssecretaris het met JA21 eens dat het in het kader van ontmoediging beter is dat je zegt "negen maanden" dan "zo spoedig mogelijk"? Dus dat je blijft koersen op "zo spoedig mogelijk". Is dat het uitgangspunt van het kabinet? Graag een reactie.
Dan de verschoonbare termijnoverschrijding. Dat lezen wij als een versoepeling van beleid, maar ik kan het verkeerd hebben. Het kabinet lijkt in de Vreemdelingenwet te zeggen dat de tijdelijke verblijfsvergunning onder bepaalde omstandigheden niet meer wordt geweigerd, indien de termijn van drie maanden is overschreden. Klopt die lezing? Zo ja, erkent de staatssecretaris dat dit misschien wel een heel slecht moment is om op die manier te versoepelen? Wat JA21 betreft is dit in ieder geval geen goed moment.
Tot slot de verlenging van de beslistermijn op aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde en onbepaalde tijd. Die verlengingsmogelijkheid met drie maanden is een goede en logische stap, zowel gelet op het verlichten van de druk op de IND, gelet op de maximale ruimte die de procedurerichtlijn biedt en gelet op de hoge eisen die gesteld worden aan de mogelijke verlenging van negen maanden, waaraan vaak niet wordt voldaan.
Dan heb ik tot slot twee vragen, voorzitter. Een. In 2022 gaf de destijds nieuwe IND-directeur aan dat de IND als gevolg van de hoogopgelopen achterstanden en de steeds hogere instroom asielzoekers vaker het voordeel van de twijfel ging geven. Mijn vraag aan de staatssecretaris over dat voordeel: onderschrijft hij dat de verlengde beslistermijnen per direct ook dienen te leiden tot een lager inwilligingspercentage? Immers, een deel van de reden voor het voordeel van de twijfel zou hiermee weggenomen moeten worden.
Twee. De dwangsommen. Nederland is dus inderdaad grote sommen geld kwijt aan die dwangsommen, vanwege de overschrijding van de beslistermijnen. Op welke manier, denkt de staatssecretaris, gaat deze wetswijziging bijdragen aan het afbreken van het dwangsommencircus?
Kortom, al met al ziet JA21 twee positieve stapjes vooruit, maar een grotere stap, helaas, achteruit. Wij zien dit meer in het kader van een algemeen beeld van een fundamenteel verkeerd asielbeleid. Dat moet fundamenteel anders. Voor nu kijk ik dan nog even naar deze staatssecretaris, voorzitter, voordat de onderhandelende partijen hopelijk met enig licht uit de schoorsteen komen. Voer mijn motie uit, staatssecretaris. Respecteer een Kamermeerderheid en kom nog voor de zomer met een pakket instroombeperkende asielmaatregelen.
Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat er witte rook uit de schoorsteen komt. Geen licht, toch?
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zei: welke rook dan ook. Wit zou wel heel fijn zijn. Bij zwarte rook zijn ze in ieder geval nog aan het vergaderen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot slot in de eerste termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Ceder, die namens de ChristenUnie het woord voert.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De opvangcrisis van zomer 2022 was de aanleiding voor de wetswijziging die we nu behandelen. Die wetswijziging was weer onderdeel van een breder pakket aan maatregelen die ertoe moesten leiden dat er een einde zou komen aan de chaotische en soms mensonwaardige situaties rondom het aanmeldcentrum in Ter Apel. Overvolle opvang, mensen die buiten moesten slapen en een voortdurend zoeken naar crisisnoodopvang. Dat bredere pakket hield ook de nareismaatregel in. We zagen het waarschijnlijk toen al aankomen, maar uiteindelijk bleek dat deze definitief geen stand hield bij de rechter. Deze maatregelen waren nog maar het begin, want er zou nog verder nagedacht worden over het asielproces en de fundamentele asielheroriëntatie. We hebben vorige week een technische briefing daarover gehad met volgens mij een aantal bouwstenen. Het lijkt erop alsof die aangekondigde bouwstenen nu weliswaar onderzocht zijn, maar ik vraag me af hoe het met de implementatie daarvan zal gaan. De vraag die ik dus ook aan de staatssecretaris stel, is wat daarvan de status is.
Voorzitter. Uit dat proces kwam ook het voorstel om de termijn waarbinnen op een asielverzoek beslist dient te worden te verlengen van zes naar negen maanden. Die termijn werd en wordt nog steeds lang niet altijd gehaald. We hebben het over het verlengen van de termijn waarbinnen op een verzoek tot nareis voor gezinsleden van een erkende vluchteling besloten dient te worden. Tegelijkertijd bepaalt de wetswijziging die nu voorligt dat een overschrijding van de termijn waarbinnen een vluchteling een verzoek tot gezinshereniging moet doen, niet wordt tegengeworpen wanneer die overschrijding op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is. Deze wijziging wordt nu aangebracht vanwege een eerder advies van de Raad van State. Dat vinden we een goede verbetering. Dat willen we als fractie ook aan de staatssecretaris meegeven.
Allereerst zou ik erop willen wijzen dat deze voorstellen tot wetswijziging voortkomen uit de noodsituatie dat de IND voortdurend een te grote werkvoorraad heeft en er niet in slaagt deze in te lopen. Het is natuurlijk redelijk om in deze situatie te kijken naar wat er gedaan kan worden om de IND meer lucht te geven. Er wordt echter gewerkt aan uitbreiding van de capaciteit van de IND en er zou verondersteld mogen worden dat de organisatie op een gegeven moment voldoende toegerust zou moeten zijn voor haar taak. Tegelijkertijd zien we ook dat dat helaas nog niet het geval is, want op dat moment zouden de termijnen die de wetgever oorspronkelijk voor ogen had, ook weer gewoon haalbaar moeten zijn. Maar zou in het licht daarvan deze wetswijziging daarom niet ook een tijdelijk karakter moeten krijgen, dus een horizonbepaling, zou ik de staatssecretaris willen vragen. Zouden we niet na een aantal jaar moeten kijken of deze verlengde termijnen nog wel nodig zijn? Wij menen van wel. Dat is ook de reden dat wij het amendement van de heer Van Nispen mede hebben ingediend.
Vervolgens wil ik ook nog ingaan op de opmerking van de Raad van State dat de redenen voor de extra verlenging van de beslistermijnen bekend moeten zijn, het liefst in de wet als dat kan. Het moet bovendien voorzienbaar zijn hoelang het duurt. De Raad van State is er bovendien beducht voor dat een ongelimiteerde verlengingsmogelijkheid van de beslistermijn ertoe zou leiden dat het asielgerechtigden en hun gezinsleden praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt om het recht op nareis uit te oefenen. Daarom adviseert de Afdeling om in het wetsvoorstel nader te normeren wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen die een verlenging van de beslistermijn tot meer dan negen maanden rechtvaardigen en om aan die verlengingsmogelijkheid een concrete tijdslimiet te stellen.
Ik zou de staatssecretaris allereerst willen vragen of er inderdaad technisch gezien sprake zou kunnen zijn van een ongelimiteerde verlengingsmogelijkheid. Volgens de inzichten van onze fractie is dat namelijk het geval. Met andere woorden, er kan nog steeds tot een nieuwe verlenging besloten worden. Wij zien hier een risico in. De Raad van State wijst erop dat het recht op gezinshereniging naar zijn aard met enige vlotheid toegepast dient te worden. Dat brengt de aard van het recht op gezinsleven met zich mee. Drie of meer jaar gescheiden zijn van je ouders is zeer ingrijpend in het leven van een kind. Als het kinderen zijn waarvan een groot percentage waarschijnlijk in Nederland zal opgroeien en Nederlander zal worden, maar daarbij vanwege de ontstane schade in dit traject zorg nodig zal hebben, is het ook niet in het belang van noch het kind noch de maatschappij om dit te lang te laten duren. Het lijkt me daarom goed, zoals de Raad van State ook adviseert, om de gronden voor verlenging van de beslistermijn in de wet zelf op te nemen.
Voorzitter. Ik heb daartoe ook een amendement ingediend. Dat heb ik ongeveer een halfuur geleden gedaan, dus ik denk dat het al rond is gegaan of nog rond zal gaan. Ik vind er namelijk des te meer risico in zitten als je kijkt naar de context waarbinnen deze wetswijziging is voorgesteld. Er is sinds de opvangcrisis van zomer 2022 voortdurend juist over nareizigers gesproken als hét grote probleem in ons asielstelsel, terwijl meerdere artikelen steeds vaker laten zien dat het eigenlijk een opgeblazen probleem is en dat het groter is gemaakt dan in feitelijke aantallen het geval is ten aanzien van de daadwerkelijke problemen in ons asielsysteem.
Voorzitter. Deze voorgestelde maatregelen dienen ertoe om de IND te ontlasten, maar gezien deze context lees ik tussen de regels door de andere motivatie, en dat is om mogelijk gezinshereniging te ontmoedigen. In ieder geval is die gedachte ook eerder uitgesproken door politieke partijen. Juist daarom is het zo belangrijk om die rechtszekerheid in de wet te borgen en niet afhankelijk te laten zijn van degene die op dat moment aan de macht is. Als er geen duidelijke gronden voor verlenging van de beslistermijn geformuleerd moeten worden, zouden deze regels misbruikt kunnen worden om mensen te ontmoedigen om gebruik te maken van het recht op gezinshereniging. Dat wil de ChristenUnie voorkomen, want daarvoor is het recht op gezinsleven te fundamenteel.
Voorzitter. Tot slot nog een paar vragen. Het migratiepact is aangenomen. De ChristenUnie heeft eerder een motie ingediend om alvast te kijken naar de wetten die veranderd moeten worden en de voorbereidingen klaar te leggen.
De ChristenUnie heeft al eerder aangegeven: het migratiepact zal een volledige wijziging van het Nederlandse asielstelsel betekenen omdat je moet gaan harmoniseren ten opzichte van een Europees traject. Daarom heb ik de volgende vraag; volgens mij is die al eerder gesteld. Wat betekent deze wetswijziging, ook in het licht van de nieuwe wetswijzigingen die waarschijnlijk als gevolg van het migratiepact gaan ontstaan? Hoe staat het met mijn motie? En in het kader daarvan: hoe dient er gekeken te worden naar het migratiepact en de wetswijzigingen die eraan zitten te komen?
Voorzitter. Tot slot. Nee. Die had ik al gesteld. Dan wil ik het daarbij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Het amendement dat door de heer Ceder is ingediend is net rondgedeeld en heeft nr. 14.
We gaan even schorsen en gaan om 16.00 uur verder. Dan krijgen we antwoord van de staatssecretaris op alle vragen, en mogelijk ook een appreciatie op de vier amendementen die zijn ingediend.
De vergadering wordt van 15.39 uur tot 16.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van het debat over de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die een beetje kampt met een verkoudheid. Ik wens hem veel sterkte.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, voorzitter, dus met enige regelmaat zal mijn antwoord even onderbroken worden om te hoesten of snuiten, maar dat is even niet anders. Met een beetje mazzel komt er ook nog een nies.
Voorzitter. We hebben op dit moment te maken met een situatie waarin we te veel asielzoekers krijgen voor het systeem zoals we dat in Nederland hebben. We zien dat de instroom op dit moment weer 30% tot bijna 40% hoger is dan vorig jaar. Het systeem trekt dat gewoon niet. Natuurlijk hebben we het dan over het aantal woningen dat gecreëerd moet worden voor de statushouders, voor die 85% die een status krijgt. We hebben het over het onderwijs. We hebben het over de zorg. We hebben het over de asielopvang; u ziet dat wij deze week weer met voorstellen daarover richting de commissarissen en de gemeentes zijn gekomen.
Maar we hebben het ook over het werk van de IND. De IND kan het werk simpelweg niet aan. In het debatje tussen de heer Van Nispen en de heer Brekelmans bleek al even dat dat niet door één specifieke factor komt, maar dat het iets complexer is. We zien dat de IND de afgelopen jaren enorm is gegroeid en nu afgerond op 6.000 fte zit, zeg ik uit mijn hoofd. Die heeft dus echt een forse stijging doorgemaakt. Tegelijkertijd zien we dat de jurisprudentie er de afgelopen tien jaar toe heeft geleid dat de dossiers van de afwijzingen en toewijzingen steeds dikker zijn geworden en dat het de IND'er steeds meer werk kost om een zaak af te handelen. In het debat werd net gesproken over een vergelijking met andere landen. Frankrijk werd daarin bijvoorbeeld genoemd. We zien dat wij gewoon steeds meer tijd kwijt zijn aan het afwijzen of toewijzen van iemands verzoek. Dan zult u vragen: "Maar hoezo is dat ook zo bij toewijzingen? Bij toewijzingen is het toch simpelweg: je mag blijven, groetjes van de IND?" Nee, dat is niet zo, want je maakt dat dossier ook voor als er in de toekomst om wat voor reden dan ook nog rechtszaken zouden zijn. Dan moet je ook alles hebben vastgelegd. Dat betekent dus dat de IND daar heel veel tijd aan kwijt is.
Dat gaan we niet oplossen met één simpele maatregel. We lossen het niet op door de IND te verdrievoudigen. Als we de IND zouden verdrievoudigen, dan zouden we het huidige aantal mensen dat binnenkomt in Nederland aankunnen, maar dan werken we de achterstand nog steeds niet weg. Daarvoor zou je zelfs naar meer dan een verdrievoudiging moeten gaan. Dat is totaal niet reëel, gegeven de arbeidsmarktpositie van de IND. Zeggen dat we kansrijke gevallen dan maar gewoon gaan stempelen, helpt ook niet. Los van het feit dat daar in deze Kamer geen meerderheid voor is, zou je bij het stempelen van kansrijke zaken wél een aanzuigende werking kunnen verwachten, hetgeen op die andere punten die ik net noemde ook niet helpt. Maar ik zei al: u wil het ook niet als Kamer, dus dat is ook niet aan de orde.
We moeten dus kijken hoe we zaken kunnen optimaliseren en hoe we de IND maximaal kunnen ondersteunen. Ik ga ervan uit dat de onderhandelaars die nu bezig zijn om een nieuw kabinet te vormen ook extra geld uit zullen trekken voor en extra mogelijkheden zullen bieden aan de IND, om ervoor te zorgen dat mensen versneld te horen krijgen of ze mogen blijven of niet. Want, zoals Mevrouw Podt volgens mij heeft gezegd, iedereen wil uiteindelijk dat er snel duidelijkheid is over of mensen wel of niet mogen blijven, zodat de mensen die wel mogen blijven kunnen integreren en de mensen die niet mogen blijven ook kunnen worden teruggestuurd. Afhankelijk van in welk deel van de Kamer u zit, is het een belangrijker dan het ander. Maar goed, we gaan afwachten waar de onderhandelaars op dat punt uiteindelijk mee gaan komen.
Het was mevrouw Podt — eigenlijk ook meneer Van Nispen, maar mevrouw Podt deed dat het duidelijkst — die zei: eigenlijk laten we de juridische werkelijkheid aansluiten bij de al bestaande werkelijkheid. De heer Van Nispen formuleerde het ietsje prikkelender. Hij zei: je redt het niet als overheid, dus pas je de wet aan. Dat is feitelijk waar ten aanzien van wat hier gebeurt. De praktijk is dat de IND al die termijnen niet haalt. Velen van u zijn begonnen over dwangsommen die daar het gevolg van zijn. De wet met betrekking tot dwangsommen heeft in het verleden in de Kamer voorgelegen, is door de Kamer aangenomen en heeft ook kracht van wet gekregen. In deze wet worden zowel de bestuurlijke dwangsommen als de rechterlijke dwangsommen afgeschaft in deze casuïstiek, maar de Raad van State heeft dit teruggefloten. De Raad van State heeft gezegd: deze wet mag niet, want je mag niet zeggen dat er geen rechterlijke dwangsommen kunnen worden opgelegd.
In de Kamer ligt inmiddels een voorstel voor van het kabinet met betrekking tot het afschaffen van de bestuurlijke dwangsommen. In mijn agenda stond in potlood een reservering voor volgende week. Ik heb die nog niet zien veranderen in een definitieve reservering, maar ik vergader het liefst zo snel mogelijk met u om ervoor te zorgen dat we in ieder geval de bestuurlijke dwangsommen afschaffen. Het is uiteraard aan u om te bepalen wanneer u dit op de agenda zet, en ik kom opdraven als u mij bestelt. Ik ben het namelijk met u eens dat het ook in het kader van draagvlak in de Nederlandse samenleving niet goed is als wij zeggen: wij krijgen heel veel mensen die naar Nederland komen maar het systeem kan dat niet aan, waardoor mensen heel lang moeten wachten en dat lange wachten belonen we ook nog met een bedrag.
Eén punt werd specifiek nog genoemd, zowel door de heer Van Dijk als de heer Brekelmans, namelijk dat je ook nog te maken hebt met mensen die in hun eigen procedure niet verschijnen en daarmee een bijdrage leveren aan het niet halen van de termijnen. Dan is het toch gek dat ze daar ook nog een financiële beloning voor krijgen. Er loopt nu ook een rechtszaak van ons, de IND, in een specifieke casus. Ik hoop dat die in ons voordeel zal uitvallen.
Voorzitter. Waarom hebben wij geen consultatie gedaan? De elementen die erin zitten, passen binnen de Europese richtlijn. Er was ook nog een specifieke vraag van mevrouw Koekkoek daarover: hoe verhoudt dit zich tot het EVRM? Ik zou niet iemand in deze zaal kunnen aanwijzen die méér Europeaan is dan mevrouw Koekkoek; misschien de voorzitter in een andere rol. De Europese richtlijnen passen binnen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en bieden de mogelijkheid om te gaan naar datgene wat we hierin voorstellen. Hierbij excuses aan mevrouw Piri, die net als de voorzitter en mevrouw Koekkoek een Europeaan is.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Er zijn veel Europeanen in deze zaal. Dat doet me deugd. De vraag was wel iets specifieker dan zoals de staatssecretaris die nu oppakt. Ik heb specifiek gevraagd naar de verlenging van termijnen voor een asielaanvraag en de manier waarop dat nu is aangepakt, en dan niet alleen de verlenging, maar ook het niet hebben van een beperking in de wet voor de verlenging. Als het gaat om een asielaanvraag, schuurt dit mijns inziens met de Procedurerichtlijn. Ik heb specifiek gevraagd hoe de staatssecretaris dit ziet. We zijn het er wel over eens dat alle richtlijnen binnen het EVRM passen.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ondanks mijn hoestbui zojuist verstond ik uw vraag wel, hoor. Hoesten gaat gelijk op met luisteren. Op het niet verlengen kom ik nog specifiek terug omdat er ook een amendement over is ingediend. Wij als kabinet kiezen er nadrukkelijk voor om die beperking niet in de wet op te nemen omdat wij vinden dat je de IND de ruimte moet geven om te zeggen: dit is een ingewikkelde casus; in dit specifieke geval nemen wij daarom langer de tijd. Wij gaan uit van het feit dat we de zes, de drie, de negen en de drie hebben, waarmee je aan 21 komt. Stel dat je het daarmee niet redt en dat de IND er langer over gaat doen. Als in de ogen van iemand dan geen sprake is van die specifieke situatie, kan diegene gebruikmaken van de juridische middelen door naar de rechter te gaan en te zeggen: luister, ik ben gewoon een 21-maander; ik ben niet een 21-plus-x-maander. De rechter kan dat vervolgens erkennen. Mevrouw Koekkoek heeft ook zelf in het debat gezegd dat de IND in de werkinstructies gaat vastleggen waar men aan moet denken. We willen die alleen niet limitatief dichtschroeien op bepaalde onderwerpen — zeg maar de lijn-Van Nispen — dan wel op een bepaalde tijd.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nu sorteer ik wel een beetje voor op de beantwoording — excuses daarvoor — want mijn specifieke vraag was gericht op de Procedurerichtlijn. Mijn zorg is de volgende. Natuurlijk heeft een individu altijd de kans om naar de rechter te gaan. Maar zoals ik al in mijn inbreng aangaf, ben ik ook wel bezorgd dat wij nu een wet gaan aannemen die vervolgens door een rechter getoetst wordt, waarna die de toetsing niet kan doorstaan. Dat lijkt me ook voor de IND iets wat je echt niet wilt. Daarom heb ik de vraag nu al gesteld. Volgens mij schuurt het feit dat je dit toestaat binnen de Nederlandse wet met de Procedurerichtlijn. Dat stukje zou ik nog wel echt wat helderder uitgeklaard willen hebben. Maar dat kan wellicht ook straks, wanneer we bij dat blokje aangekomen zijn.
Staatssecretaris Van der Burg:
De Raad van State zegt niet dat niet mag wat wij doen. De Raad van State brengt wel een advies uit. Wat wij doen past binnen de richtlijn, want daarin wordt geen uiterste termijn of geen limitatief getal genoemd. Wat wij doen past dus binnen de Europese richtlijn. De Raad van State adviseert ons om iets anders te doen, maar dat is het verschil tussen de Raad van State aan de ene kant en de Raad van State aan de andere kant. Als het een rechterlijke uitspraak is, moet je die uitvoeren, maar als het de advieskant is, mag je ook zeggen: dank voor het advies, maar we doen het in dit geval niet. Dat geldt tenzij het een advies is dat verwijst naar "u moet dit aanpassen, want u handelt anders in strijd met …", maar dat zegt de Raad van State niet. Wij kiezen er in dit wetsvoorstel voor om dat niet te doen. Wij zeggen ook "het schuurt niet met" en kijken ook naar de richtlijn. Ook de Raad van State zegt niet: u moet dit doen, anders overtreedt u de Europese richtlijn. Wij maken daarin dus een andere keuze dan in dit geval mevrouw Koekkoek maakt.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Het was onder anderen Europeaan Piri — ik zal het goedmaken met u, hoor, mevrouw Piri — die vroeg: is de inzet van dit wetsvoorstel dezelfde als bij het wetsvoorstel dat in 2016 is ingediend en vervolgens is ingetrokken? Ja, de inzet is nog hetzelfde. Maar ik zeg er meteen bij — dat is net ook al door collega Van Nispen en mevrouw Podt gezegd — dat we hier feitelijk de IND meer ruimte geven. Dat is ruimte die op dit moment niet eens zozeer genomen wordt als wel in de praktijk er gewoon is, omdat de IND het niet redt met de mensen, de regelgeving en de instroom die er is.
Er werd gesproken over het pact, ook in relatie tot het amendement, waar ik straks uiteraard nog apart een appreciatie van geef. Daarbij heeft mevrouw Piri deels gelijk. In het pact wordt gesproken over andere termijnen. Nu is het zes, drie, negen, drie. Dat is opgeteld 21 maanden. Ik zeg er meteen maar even bij: dat betekent niet dat het standaard 21 is. Dat mag niet. Je mag dus niet zeggen: wij gaan mensen wel identificeren en wel registreren — dat moet je namelijk altijd doen, want anders heb je geen idee wie er in Nederland zijn — maar daarna leggen we het weg en we komen over 21 maanden erop terug. Dat mag niet. Dat is in strijd met de richtlijnen. Maar je mag wel uiteindelijk komen tot die zes, drie, negen, drie. Dat gaat inderdaad veranderen als het pact is aangenomen. In die zin zorgt het pact ervoor dat er een horizon is bij dat deel van de wet. Als het gaat om de asielprocedure, dan gaan we straks naar zes plus zes. Dat zegt straks het pact. Als het gaat om nareis, dan geldt dat niet. De nareisregelgeving valt niet onder het pact. Met betrekking tot nareis blijft de wet in stand, mocht die aangenomen worden, uiteraard. Als het gaat om het gedeelte van de asielopvang, dan is dat niet zo. Dan wordt het straks zes plus zes. Daar heeft u als Kamer geen keuze in. Dat zeg ik niet zozeer tegen mevrouw Piri als wel tegen andere mensen in deze Kamer. U kunt er niet voor kiezen om te zeggen: in plaats van zes plus zes doen wij twaalf plus twaalf of iets anders. Dat kunt u niet zeggen. De richtlijn wordt straks gewoon van kracht.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Even voor de duidelijkheid: ik ben het ermee eens. Ik heb natuurlijk gekeken naar de nieuwe verordening. Het is niet eens een richtlijn. Daarom wordt die volgens mij rechtstreeks van kracht. Maar er zitten ook strengere voorwaarden aan vast. De basis wordt echt zes maanden. Het wordt veel strenger dan nu wat betreft het überhaupt kunnen verlengen tot nog een keer zes maanden. Dat maximum van 21 is ook heel specifiek gedefinieerd. Het gaat dan echt om een situatie in het land van herkomst, om een crisissituatie daar. Dat mag ook niet langer duren dan 21 maanden in totaal. Als ik het goed begrijp — misschien kan de staatssecretaris dat bevestigen — wordt met die verordening, die over 24 maanden automatisch hier ingaat en die wij als Kamer niet meer hoeven te implementeren, de basis zes maanden en wordt het veel moeilijker om het nog te verlengen dan onder de huidige richtlijn.
Staatssecretaris Van der Burg:
Daar heeft mevrouw Piri helemaal gelijk in. In die zin kunnen we met deze wet dit de komende twee jaar dus doen, als het gaat om het specifieke punt van regulier asiel. In die zin wordt voldaan aan de helft of een derde van het amendement van Van Nispen. Tegelijkertijd zullen we er dus ook voor moeten zorgen dat we in Nederland op andere punten de boel op orde krijgen. Nou, dat betekent enerzijds instroombeperking. Dat zal deels via hetzelfde pact gaan gebeuren met de afspraken die daarin zijn gemaakt. Ik sluit niet uit dat de vier huidige coalitiepartijen — dat wil zeggen de huidige onderhandelaars van coalitiepartijen — ook aan het kijken zijn of ze nog iets kunnen doen aan instroombeperkende maatregelen. Even voor de helderheid: daar moet je je ook niet rijk in rekenen. Welk kabinet er ook komt — daar blijf ik inhoudelijk bij weg; dat doe ik als ik naast u zit, maar niet als ik hier sta — het is niet zo dat de instroom dit jaar nog teruggaat van 60.000 naar 10.000, met welke maatregel dan ook. Ook in de situatie dat er vrede komt in Syrië en mensen massaal teruggaan, zullen wij enerzijds nog steeds te maken hebben met instroom en zullen wij anderzijds de komende jaren nog steeds te maken hebben met zodanige achterstanden dat dit wetsartikel in ieder geval gaat helpen, ook in relatie tot de wet over dwangsommen die u binnenkort in behandeling zult nemen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Waarom heeft de staatssecretaris er dan niet voor gekozen om tegelijkertijd met dit wetsvoorstel ook een pakket in te dienen, wetende dat deze wet over twee jaar deels niet meer geldt? Er komt namelijk een verordening overheen waar vorige week over is gestemd. Dit is eigenlijk een tijdelijke wet voor 24 maanden. Dat is de facto wat er gaat gebeuren. Waarom heeft de staatssecretaris er niet voor gekozen om een pakket in te dienen voor hoe we onszelf en de IND in 24 maanden klaar kunnen maken om nu echt na vele jaren dat pact te implementeren? Dan hadden we hier misschien een heel ander debat gehad. Mijn fractie had daar in ieder geval op een andere manier naar gekeken dan naar de wet zoals die nu is ingediend.
Staatssecretaris Van der Burg:
Nou ja, om te beginnen zei mevrouw Piri in haar bijdrage: het pact waar vorige week over gestemd is. Daar waar mevrouw Piri hoop had, was mijn vrees gedurende die dag dat het pact het niet zou halen. Het was buitengewoon spannend of het pact een meerderheid zou krijgen in Europa. Had het pact het niet gehaald, dan was dit, als het om de component asiel gaat, dus geen tijdelijke, maar een permanente wet geweest. Dan was die horizon er niet via de lijn van het pact in gekomen. Dat is één. Twee. Het pact is vorige week vastgesteld. Wij gaan als landen tijdens het reces op 28, 29 en 30 april in België praten over welke maatregelen wij nu allemaal gaan nemen om dat pact zo snel en goed mogelijk geïmplementeerd te krijgen. Dat is twee. Drie. Als het gaat om wat wij verder gaan doen om ervoor te zorgen dat de IND het aankan, dan ligt daar de motie van de heer Eerdmans over de instroombeperkende kant; daar kom ik uiteraard zo nog op. Dan liggen er andere zaken. Daar zit het element in dat wij sinds 7 juli vorig jaar demissionair zijn en dus niet geacht worden om met nieuw beleid te komen.
De heer Van Nispen (SP):
Allereerst denk ik dat het goed is wat de staatssecretaris net zei, namelijk dat je, wat voor kabinet er ook komt, niet zomaar de asielinstroom kunt verminderen. Hij zei het in zijn eigen woorden. Ik moedig hem aan om dat soort opmerkingen en relativeringen wat vaker te maken. Ik denk dat het zinnig is dat hij dat ook in andere debatten nog wat uitgebreider doet. Maar dan over dat laatste, het orde op zaken stellen en geen nieuw beleid. Ik denk wel dat we van deze staatssecretaris mogen verwachten dat we zo snel mogelijk weer teruggaan naar de normale termijnen. Deels omdat dat kennelijk wel moet vanuit het migratiepact dat over twee jaar in werking treedt. Dan zullen we wel moeten. Dan kunnen we die termijnen niet meer verlengen zoals we nu aan het doen zijn. Deels omdat we het vanuit menselijk oogpunt willen en vanwege het feit dat het het werk voor de IND-medewerkers plezieriger maakt. Dus wat kunnen we nou nog van deze staatssecretaris verwachten waardoor we voldoen aan onder andere dat "zo spoedig mogelijk"-criterium dat op diverse plekken in de Vreemdelingenwet staat?
Staatssecretaris Van der Burg:
De realiteit is, ervan uitgaande dat ik staatssecretaris ben in Rutte-IV en niet in -XXXI, dat in mijn periode als staatssecretaris we te maken zullen blijven houden met overschrijding van de termijnen. De maximale variant zoals in de MPP geschetst, geeft aan dat wij de komende jaren een instroom en vooral ook een procesvoorraad hebben die vele malen groter zijn dan de IND aankan. Verder moeten we wel kijken hoe we kunnen optimaliseren. En daarvoor stelt u de kaders. Een van de zaken die wij niet meer doen omdat u als Kamer daarvoor een strakker kader heeft gesteld, is het schriftelijk horen, want dat is door de Kamer verboden. Ik snap de inhoudelijke beweegredenen erachter van u als Kamer. Tegelijkertijd is dat contraproductief aan het versneld afhandelen van zaken. U kent het BAA-project dat zich richt op kansrijken. Verder zijn we met elkaar in gesprek over het herstarten van de pbl waarmee we ervoor zorgen dat de groep overlastgevenden zo snel mogelijk door het proces gaat omdat het ook nog op het gebied van overlastbeperking een bijdrage levert. We zijn aan alle kanten aan het kijken hoe we aan procesoptimalisatie kunnen doen. Wat het meest gaat helpen om ervoor te zorgen dat de IND de zaken op orde krijgt, is niet zozeer een enorme uitbreiding van de IND. Nogmaals, het lijkt mij heel goed als er wel structureel meer geld bijkomt voor de IND, maar dat ligt echt in de handen der onderhandelaars. Wat echter het meeste gaat helpen, is dat de instroom omlaaggaat. Nou, dat zullen we op Europees niveau moeten doen en dat zullen we bilateraal moeten doen. We moeten ook kijken wat we daarin op Nederlands niveau kunnen. Maar ook dat is niet aan dit kabinet, maar aan de onderhandelaars.
De heer Van Nispen (SP):
Dank. Dan heb ik toch weer een vraag over het migratiepact. Ik begrijp de staatssecretaris zo dat wat betreft het onderdeel asiel, artikel I, onderdeel C, uit dit wetsvoorstel, het migratiepact rechtstreeks zal gelden en dat is zes maanden plus eventueel zes maanden verlenging. Maar zegt het migratiepact dan niets over artikel I, onderdeel A dat gaat over nareis en gezinshereniging?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja. Klopt.
De heer Van Nispen (SP):
Dan blijft het amendement dus relevant want dat heeft alleen maar betrekking op dat ene onderdeel over de gezinsherening. Maar dan horen we straks wat de staatssecretaris daarvan vindt.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, maar de heer Van Nispen heeft in ieder geval procesmatig gelijk, nog los van de inhoud. Als je datgene wil wat de heer Van Nispen wil met betrekking tot beperking, dus een horizonbepaling, dan is dat in ieder geval voor het onderdeel nareis nog steeds relevant. Overigens ga ik het amendement straks ontraden, maar dat is wat anders; het is in ieder geval procesmatig relevant.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, voorzitter. De heer Eerdmans had het onder andere over het dwangsommencircus. Die woorden laat ik even aan hem. Maar zoals gezegd, hiermee stel je de maximale termijnen die mogelijk zijn. Daarna krijg je op basis van de huidige wetgeving te maken met de mogelijkheid van dwangsommen. Er ligt nu een wet bij u als Kamer. U als Kamer bepaalt wanneer u die agendeert. Wat het kabinet betreft: hoe eerder, hoe beter, zodat die, uiteraard, ervan uitgaande dat die hier een meerderheid haalt, ook zo snel mogelijk naar de Eerste Kamer kan, en we als het gaat om de bestuurlijke component, daaraan paal en perk kunnen stellen. Als het gaat om de rechterlijke component, dan kan het gewoon niet. Dat is ons door de Raad van State verboden. "Ons" is in dit geval letterlijk het parlement en het kabinet, want dat vonden we allemaal.
De heer Ceder vroeg: wordt nareizen hiermee ontmoedigd? Ik zou niet weten hoe. Het korte antwoord is: nee, volgens mij wordt dat hier niet mee ontmoedigd.
De voorzitter:
De heer Brekelmans, volgens mij nog over het vorige punt.
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, over de dwangsommen. Is het hele blokje dwangsommen hiermee behandeld? Ik had daar namelijk nog een paar specifieke vragen over gesteld, maar misschien komen die later.
Staatssecretaris Van der Burg:
Er komen nog wel wat dingen langs. Er zit ook nog een elementje dwangsommen in. Zo niet, dan ga ik graag later nog met u in gesprek.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
De vraag van de heer Van Nispen was: klopt de rekensom van 21 maanden? Ja, 21 maanden als rekensom klopt. Ik zeg er wel bij dat het niet zo is dat het 21 maanden is geworden als deze wet straks is aangenomen. Het is zes plus drie plus negen plus drie geworden. Mensen die daar niet de hele dag mee bezig zijn, zullen zeggen dat dit optelt tot 21 maanden, maar zo staat het wel in de regelgeving. We maken dus gebruik van de mogelijkheid om er nog een keer drie maanden aan toe te voegen. Dat is wat we met deze wet doen. Uiteindelijk telt dat op tot 21 maanden, zoals door de heer Van Nispen gezegd. Dat kan ook volgens artikel 31, lid 3 van de Procedurerichtlijn, zeg ik er maar even bij.
Het Hof van Justitie doet onderzoek naar de verlenging van de beslistermijnen. De heer Van Dijk vroeg wat de status daarvan is. Op 8 november 2023 heeft de Raad van State vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de rechtmatigheid van de verlenging. Namens Nederland zijn er op 18 februari dit jaar schriftelijke opmerkingen ingediend. Nu is het verder afwachten op nadere berichtgeving van het Hof. Zoals ook al gezegd in de brief van 19 december 2023, heb je het al snel over een periode van anderhalf jaar. Feitelijk is dit ook al aan de orde gekomen in de debatten over de derdelanders, waarbij er ook vragen zijn gesteld aan het Europees Hof. Dat kan de Kamer of het kabinet op geen enkele wijze beïnvloeden. Daarin is het Europees Hof volstrekt zelfstandig.
Hoe voorkomt, zo zei mevrouw Volt ... Nee, laten we niet overdrijven. Mevrouw Koekkoek zei het. Zij vroeg: hoe voorkomt u dat de beslistermijn in nareiszaken onbeperkt wordt toegepast? Dan staat er iets met de hand bij geschreven, maar dat kan ik niet lezen. Door een aantal van u is al gezegd dat de IND dat wel steeds in afzonderlijke zaken moet motiveren. Vervolgens kan dat getoetst worden via de juridische component van de Raad van State — dit gaat dus niet via de adviserende kant — en de rechter. Dat kan als je zegt: ja, wacht, voor mij zouden die 21 maanden moeten gelden. Zie dit even in de context die ik net tegen de heer Van Nispen schetste. Als jij niet zo'n specifiek geval bent, dan kan dat dus niet. Het moet namelijk gemotiveerd worden.
De heer Ceder vroeg: is er technisch gezien sprake van de mogelijkheid — dit voeg ik maar even als woordje toe — tot ongelimiteerde verlenging in nareiszaken? Ja, het klopt dat er geen maximum zit in deze wet. Tegelijkertijd geldt daarvoor ook het antwoord dat ik net aan mevrouw Koekkoek heb gegeven. Het is namelijk wel zo dat je het moet motiveren. Je kunt niet simpelweg zeggen: we leggen hem op de plank en we doen er niks mee. Dan moet je ook echt aangeven dat er een specifieke situatie is, bijvoorbeeld omdat in het land van herkomst ... Ik meen dat dat voorbeeld door mevrouw Koekkoek zelf werd gebruikt.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Even een check. Volgens mij zit er in de nieuwe regelgeving wel een maximum van 21 maanden op. Klopt dat?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik weet het niet. Ik keek nog even of ik signalen kreeg vanuit de rechterzijde van de zaal, maar ik moet het even voor u nakijken.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Want als dat ook het geval is, dan verandert deze wet natuurlijk op allerlei vlakken over twee jaar.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik kom er even bij u op terug.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Er waren nog een aantal vragen over de IND. De IND hoeft minder tijd te besteden aan procedures als er geen procedures hoeven te worden gevoerd over dwangsommen. Mevrouw Piri stelde daar een vraag over, namelijk hoeveel fte dit daadwerkelijk gaat opleveren. Dat is op dit moment niet te zeggen. Het positieve effect is natuurlijk wel dat minder medewerkers van de IND ingezet hoeven te worden op die procedures bij de rechter tegen niet tijdig beslissen. Maar we hebben op dit moment geen concreet getal van hoeveel dat gaat opleveren.
Mevrouw Piri vraagt ook: hoeveel fte wordt ingezet op nareisaanvragen? Dat is op dit moment 250 fte.
Hoe snel worden de achterstanden ingelopen? Ook die vraag is van mevrouw Piri. Daar moeten we realistisch in zijn: de achterstanden zullen de komende tijd groter worden. De instroom van mensen is namelijk hoger dan wat de IND aankan, dus de wachttijden — het is al geschetst door de heer Van Dijk — zullen toenemen. We zullen met elkaar moeten bekijken hoe we dat gaan doen. Even het volgende, voor de helderheid. Stel dat er dit jaar 60.000 mensen binnenkomen en volgend jaar 50.000 of 40.000. Stel dat het nieuwe kabinet iets verzint waardoor het er in plaats van 60.000 40.000 worden. Die mensen komen dan binnen. Je zult ze allemaal moeten identificeren. Je zult ze allemaal moeten registeren, want anders kun je niet de 1F-gevallen registreren. Dat zijn de mensen die echt zware misdrijven hebben begaan, zeg ik even meer voor de kijkers thuis dan voor de Kamerleden. Je kunt dan ook niet kansrijk van kansarm scheiden, terwijl we dat met elkaar toch in ieder geval willen. Je wil de kansarmen namelijk zo snel mogelijk weg hebben. Iedereen die binnenkomt, zal ook in de toekomst geïdentificeerd en geregistreerd moeten worden. Maar voordat je van de IND te horen hebt gekregen dat je mag blijven, dan heb je het echt over … Die termijnen dreigen eerder op te lopen dan dat ze ingeperkt worden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die achterstanden inlopen op dit moment gewoon nog niet aan de orde is. Ik kan het niet mooier maken.
Voorzitter. Op welke punten kan de nareisprocedure worden verbeterd? Weet u, daar hebben we natuurlijk dingen op geprobeerd. We kunnen constateren dat die niet allemaal gelukt zijn. Toevallig was ik gisteravond in Zuidwolde, waar de nieuwe overlooplocatie is van Ter Apel. Ik werd aangesproken door een gezin van zes personen die als nareizigers, en daarmee als statushouders, naar Nederland zijn gekomen. Die komen dan terecht in een tent in Zuidwolde en keren overdag terug naar Ter Apel, om 's avonds weer in diezelfde tent terecht te komen en daar te slapen. Het bizarre op dit moment is dat wij de instroom van asielzoekers niet aankunnen qua huisvesting en dat wij daarnaast een enorme voorraad hebben aan nareizigers die langzaam maar zeker ook deze kant op komt, waarbij we dus tegen nareizigers zeggen: wanneer je naar Nederland komt, kan het zo zijn dat je de komende maanden in een tent, in een evenementenhal, in een sporthal zult moeten blijven, omdat we niet voldoende plekken hebben om je te kunnen huisvesten. Wat wij op dit moment wel doen, is statushouders — want dat zijn nareizigers natuurlijk uiteindelijk — huisvesten in hotels. Daar zit om heel veel redenen een maximum aan. U merkt ook dat dat gevoelig ligt in deze Kamer, omdat het spanning oplevert, bijvoorbeeld voor de plaatselijke toeristenindustrie als je nareizigers vestigt in hotels, al mag dat natuurlijk wel; dat mogen Kamerleden, dat mogen nareizigers ook. Dus daarin moeten wij ook voorzichtig zijn. Voor het verbeteren van de procedure heb ik op dit moment geen concrete voorstellen.
De voorzitter:
Interruptie, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik zal hierna mijn aantal vragen weer intomen, voorzitter. Het oorspronkelijke voorstel uit 2016 deed daar wel iets op. Dus het is één ding dat statushouders het recht hebben op gezinshereniging, maar het voorstel zoals het oorspronkelijk in 2016 werd ingediend, gaf de statushouder wel de optie om het, in plaats van het binnen drie maanden aan te vragen, binnen zes maanden aan te vragen. Dus volgens mij zit er op dat terrein wel ruimte, dat je het aan de statushouder overlaat om te kiezen en zegt: als je nu in de crisisopvang zit, is dit het moment dat je het verzoek wil indienen om je familie over te halen? Dus in tegenstelling tot de wet in 2016 heeft deze staatssecretaris er niet voor gekozen om dat te doen, waarmee er binnen de rechtsstaat misschien een optie was om aan mensen zelf de keuze te laten om bij hun familie in een tent te zitten of om een paar maanden langer te wachten. Waarom is daar niet voor gekozen?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik vind dit voorstel of deze suggestie van GroenLinks-PvdA wel interessant, want de opbouw van SP, GroenLinks-PvdA, D66 en Volt is de hele tijd: we moeten mensen zo snel mogelijk hiernaartoe laten komen. Sorry, ChristenUnie vergat ik uiteraard. Als het over gezinnen gaat, is de ChristenUnie misschien wel de nummer een. Ik weet dat dat ook geldt voor de SGP, maar die zitten er op dit punt ietsje anders in. Maar u zegt: "We moeten mensen zo snel mogelijk hiernaartoe laten komen. Je kunt toch niet zo lang gescheiden zijn? Daarom moet je deze maatregelen niet nemen. Daarom moet je het niet doen." En nu zegt u dat, als de asielzoekers zelf zeggen dat ze daar nog zes maanden kunnen blijven zitten, dat wel aan de orde zou kunnen zijn. Die snap ik niet helemaal van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop op een iets serieuzer antwoord.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dit was een semivraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Asielzoekers hebben het recht — en daar staat mijn fractie absoluut voor — om binnen drie maanden nadat zij statushouder zijn geworden, gezinshereniging aan te vragen. Daar staan wij voor. Ik zeg alleen dit. Oorspronkelijk zijn die drie maanden, in 2016, toen dit wetsvoorstel werd ingediend, verlengd naar zes maanden, om meerdere redenen. Er stond bijvoorbeeld … Volgens mij was het staatssecretaris Dijkhoff, die aangaf dat het soms langer duurt om papieren te regelen en te krijgen, bijvoorbeeld heel specifiek in Eritrea. Dus ik zeg: je kunt ook een optie voorleggen aan de asielzoeker. Je moet dus niet de rechten van de statushouders aantasten, maar wel een optie voorleggen, die misschien voor iets van verlichting zou kunnen zorgen. Zo heeft mijn fractie eerder het voorstel gedaan dat je mensen niet per se in een asielzoekerscentrum hoeft op te vangen, maar dat je ook zou moeten kijken naar opvang bij familie en vrienden als die in Nederland zijn. Dus het gaat er niet om om het recht te ontnemen van iemand, maar om een keuze te geven.
Staatssecretaris Van der Burg:
Maar het mag nu toch negen maanden zijn, waarin de statushouder ervoor kiest om iemand over te laten komen? … Nee, dat gaat … Dat zijn twee andere termijnen. Precies. Ja. … Nee, nee, dat is … Oké … Ja.
De voorzitter:
Oké. Dan was het gewoon een misverstand. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dit was ook een vraag van mevrouw Piri: hoeveel extra werk heeft het de IND opgeleverd om niet meer schriftelijk te horen? Er moesten daardoor 3.500 extra zaken fysiek in plaats van schriftelijk gehoord worden. Ik heb het niet voor u in uren of in dagen, maar het betrof 3.500 zaken die van schriftelijk naar fysiek gingen.
Mevrouw Piri vroeg ook om een reflectie van de staatssecretaris op de wens van bepaalde politieke partijen. Het levert de IND veel extra werk op. Vindt u dat een nuttige besteding? Weet u, dat is natuurlijk altijd de spanning bij het beleid dat we met elkaar formuleren, of het nu gaat om asiel of om andere beleidsonderdelen. Als het gaat om asiel wil je aan de ene kant zorgvuldige procedures hebben, ook voor mensen die een vrij grote kans maken om te mogen blijven. Even als voorbeeld: Syriërs hebben een kans van boven de 90% om te mogen blijven. Dat is niet hetzelfde als: Syriërs hebben 100% kans om te mogen blijven. Dan zou je namelijk zeggen dat iedere Syriër, gewoon zodra hij zich in Ter Apel meldt, meteen het formulier uitgereikt krijgt waarmee iemand mag blijven. Je moet dus een zorgvuldige procedure doen. Dat is één.
Twee. Ik noemde net eventjes het voorbeeld van de wens van de Kamer om te zeggen: we doen niet meer aan schriftelijk horen. Dat levert 3.500 extra fysieke verhoren op. Ja, het mag duidelijk zijn dat dat het werk van de IND er niet makkelijker op maakt, want dat betekent extra werkzaamheden. Toch heeft u als Kamer dat om u moverende redenen wel besloten. Op andere punten kiest u weer voor een verlichting. Uit het feit dat ik had gekozen voor schriftelijk horen, mag duidelijk worden dat ik de keuze daarin anders maakte. Maar uiteindelijk bent u als Kamer degene die beslist. U heeft gesproken. En met "u" bedoel ik, nogmaals, de Kamer, en niet specifiek mevrouw Piri, want die was het daar niet mee eens.
Voorzitter. We moeten echt bekijken hoe we ervoor zorgen dat we stabiele financiering hebben van niet alleen de IND, maar ook het COA. Als het gaat om het COA, weet u dat we nu een stabiele financiering hebben voor 41.000 plekken. Ik heb er dit jaar, aan het eind van dit jaar, 96.500 nodig. De heer Diederik Van Dijk verwees al eventjes naar het MPP. U ziet het de komende jaren groeien. Nogmaals, het wordt onder de eerstvolgende twee kabinetten echt niet minder dan 60.000, 70.000 of 80.000. Dat betekent dus dat die 41.000 eigenlijk te laag is. Dat zou eigenlijk al omhoog moeten. Je zou eigenlijk het IND moeten laten groeien. Het levert inderdaad spanning op.
Tegelijkertijd ben ik al de bewindspersoon, niet eens de staatssecretaris, die een onevenredig beslag legt op de rijksbegroting. Zo zou ik het bijna willen zeggen. Dat is gewoon ook wel buitengewoon ingewikkeld, omdat het geld dat ik uitgeef, niet door mijn 28 collega's uitgegeven kan worden. Ik snap dus wel — sterker nog, als kabinetslid steun ik het uiteraard — dat er voor gekozen wordt om dat niet nu in één keer van 41.000 naar 80.000 te brengen of om de IND structureel geld te geven voor 9.000 mensen in plaats van 6.000 mensen. We moeten daarin met elkaar keuzes maken. Ik denk wel — maar dat is aan de onderhandelaars, want die hebben een bredere kijk op het geld — dat het goed is om te kijken naar structurelere financiering op dit soort punten. Even los van het feit dat je daarmee zekerheid biedt voor de IND als organisatie, voor de IND-medewerkers, voor het COA als organisatie en de COA-medewerkers, is er tegelijkertijd nog een hele simpele andere reden. De heer Van Nispen benadrukt die ongeveer in ieder debat en terecht overigens. Een structurele azc-plek en een vaste medewerker bij de IND kosten gewoon veel minder geld dan als je dit met tijdelijke locaties en ingehuurde externe krachten doet. Dus ik denk dat we gewoon toe moeten naar die andere financiering. Ik snap, deel en steun dat we dat op dit moment tot op zekere hoogte niet doen, omdat het gewoon woekeren is met de centen die we hebben. Mijn begroting is echt ver over de kop gegaan in de afgelopen twee jaar. Even voor de helderheid: dat zat voor de helft op asiel en voor de andere helft op Oekraïners. Dat vergeten we namelijk in dit hele debat: we hebben ook 110.000 Oekraïners opgevangen met elkaar. Dat is een ongelofelijke klus die we geklaard hebben.
Hoe wil de staatssecretaris voorkomen dat een individuele motivering weer extra druk gaat leggen op de IND? Dat speelt toevallig ook in relatie tot het debat dat ik de vorige keer had met de achterbuurman van de heer Van Dijk, de heer Ceder, toen het ging om de brief aangaande het landenbeleid, bijvoorbeeld over Iran. De Kamer zegt aan de ene kant: we moeten niet meer collectief oordelen met elkaar, dus niet meer zeggen "deze hele groep krijgt in één keer bescherming". Aan de andere kant vraagt de Kamer om maatwerk te leveren. Dat was eigenlijk meer gericht aan de heer Van Dijk, zeg ik nu tegen de heer Ceder, maar het is natuurlijk aan hem om te doen wat hij doet. Ja, maatwerk leveren kost extra capaciteit. In die zin is deze vraag vergelijkbaar met de vraag die mevrouw Piri stelde: als u als Kamer om meer maatwerk vraagt, dan betekent dat een extra belasting voor de Kamer. Ik moet niet overdrijven. Het is inderdaad extra werk voor de IND, niet voor de Kamer. Het is goed dat mevrouw Piri me corrigeert. Het is veel makkelijker om collectief af te wijzen of collectief toe te wijzen. Maar dat is iets wat u, in mijn ogen overigens terecht, als Kamer niet wil. Dus daar zit inderdaad een zekere mate van spanning in. Hoe individueler wij beoordelen — dat is een wens van de meerderheid van de Kamer — hoe meer tijd dat kost. Je kunt namelijk wel collectief toewijzen, maar collectief afwijzen kan sowieso nooit.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris noemde mijn naam. Daar wilde ik even op reageren. De staatssecretaris heeft gelijk dat het een politieke wens was om inderdaad wat minder individueel te gaan beoordelen. Maar tegelijkertijd geeft de staatssecretaris als het om het landenbeleid gaat, aan dat diezelfde parlementariërs eerder hebben uitgesproken dat je het landenbeleid niet politiek moet maken. Maar als u betoogt dat de inhoud van het landenbeleid mede is ingegeven door de wens van de Kamer, dan is het daarmee toch een politiek document?
Staatssecretaris Van der Burg:
Briljante redenering!
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel.
Staatssecretaris Van der Burg:
Wat ik nadrukkelijk tegen u heb gezegd, is dat u als Kamer niet zou moeten zeggen: wij verklaren land X veilig of onveilig. In zijn algemeenheid zal de Kamer dan kiezen voor "veilig". U moet ook niet als Kamer zeggen: wij vinden dat deze geloofsgroep, of een andere groep — het kan bijvoorbeeld ook gaan om journalisten — veilig is in een bepaald land. Ik vind dat u daar als Kamer niet over zou moeten oordelen. U zou dat moeten doen op basis van de landenbrief, die u van mij krijgt. Dat zeg ik niet omdat ik de wijsheid in pacht heb, want ook ik kies ervoor om me daarbij te baseren op de data die wij krijgen van Buitenlandse Zaken. Ik vind namelijk dat het geen politiek statement zou moeten zijn, noch van de bewindspersoon noch van de Kamer, om te zeggen: nou, wij vinden Syrië of dat deel van Syrië wel veilig. Dat moet je op basis van objectieve criteria doen. Vervolgens zei ik: dat sluit ook mooi aan op uw wens om meer individueel te kijken dan wel meer maatwerk te leveren. Zo moest u 'm horen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit valt eigenlijk buiten de orde van dit wetsvoorstel, maar toch goed om dat even opgemerkt te hebben. Daar komen we op terug, voorzitter.
De voorzitter:
Vast. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Mevrouw Koekkoek vroeg: kan de staatssecretaris toezeggen dat zaken waarin kinderen betrokken zijn, voorrang krijgen? Nee, en dat wil ik ook niet. We hebben dat debat al vaker met elkaar gehad. Het heet formeel "alleenstaande minderjarigen", maar in de praktijk zijn ze helemaal niet alleenstaand, maar alleengaand of alleenreizend. In de praktijk blijkt juist dat ze vooruit worden gestuurd. Als ze hier eenmaal zijn, blijken ze niet alleenstaand te zijn, maar onderdeel van een gezin dat ze dan in het kader van een nareis laten komen. De situatie van die groep is buitengewoon schrijnend. Tegelijkertijd vind ik oprecht dat we er alles aan moeten doen om de situatie af te remmen waarin sommige mensen ervoor kiezen om hun kind vooruit te sturen. Als het kind eenmaal hier is, komt er vervolgens een versnelde procedure. Het kind mag dan blijven — ik zeg "kind", maar we hebben het over minderjarigen; dat is dus tot 18 jaar, voor de helderheid — en de rest mag dan ook komen. Daarmee bevorder je dus het vooruitsturen van een van je kinderen deze kant op, die dan de gevaarlijke tocht moet maken, terwijl ik juist vind dat we dat moeten afremmen. Op het moment dat je zegt "wij gaan alle amv's als eerste behandelen en daarna mogen de ouders versneld komen", kun je erop rekenen dat het aantal amv's in Nederland nog verder stijgt. Ik weet dat we daarover van mening verschillen. Maar ik geef hier toch gewoon antwoord op richting mevrouw Koekkoek, omdat dit punt aan de orde kwam.
Welke lessen kunnen er worden getrokken uit initiatieven ter bespoediging van de behandeling van asielaanvragen, ook vanuit andere landen? In de zomer wordt de evaluatie verwacht van het project Bespoediging Afdoening Asiel, dus laat ik daar niet op vooruit lopen. Die krijgt u in de zomer van dit jaar. Ik zeg nu even concreet richting u: vóór de zomer van dit jaar. Uw definitie van de zomer is 13 juli, zeg ik even uit mijn hoofd. Dan begint uw zomer volgens mij.
De voorzitter:
Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat niet weet.
Staatssecretaris Van der Burg:
6 juli?
De voorzitter:
6 juli, krijg ik hier door.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dan definieer ik nu de zomer als 6 juli, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, heel goed.
Staatssecretaris Van der Burg:
Voor die tijd komt de evaluatie dus, zeg ik richting de heer Veldkamp.
Kan de productiviteit van de IND verder worden opgevoerd? Ja, daar zijn we natuurlijk wel naar aan het kijken. Maar ik zei al: het is een combinatie van regelgeving, personeel en jurisprudentie. Die combinatie maakt het leven niet automatisch makkelijker. Maakt een langere behandeltijd uit om de voorraad kleiner te krijgen? Nee, dat maakt de voorraad niet kleiner. Het maakt alleen dat, als we straks de wet over dwangsommen behandelen, er daarmee minder dwangsommen moeten worden uitgekeerd.
Ik heb de heer Eerdmans nu zo lang zien zitten wachten; ik pak toch nu maar eventjes de Eerdmans-vragen tussendoor. Hij dreigde mij bijna naar huis te sturen toen hij sprak over politieke consequenties. Ik wil van alles, maar ik wil toch niet door JA21 naar huis gestuurd worden. U heeft als Kamer een motie ingediend waarin staat: het kabinet moet voor de zomer met een pakket aan maatregelen komen. U heeft gezien wat ik daarover heb gezegd in De Telegraaf. Ik heb ook tegen de Telegraafjournalist en de anderen die daarbij waren, gezegd: de informateurs hebben tot nu toe gezegd dat zij ernaar streven om voor het meireces, en anders uiterlijk 13 mei, tot een afronding te komen van de informatie. Op het moment dat men — ik neem nu even 13 mei als uitgangspunt — tot een afronding komt van de informatie, dan komt men dus niet al te lang daarna tot een afronding van de formatie. Dan komt men tot een nieuw kabinet inclusief een coalitieakkoord waarin instroombeperkende maatregelen zullen worden opgenomen. Dat was wat leidde tot de zinnen die ook in De Telegraaf terecht zijn gekomen. Stel dat er voor de zomer geen nieuw kabinet is — ik houd even in het midden wat ik daar privé van vind; ik sta hier niet als privépersoon — dan ligt er een opdracht van de Kamer aan het huidige kabinet. Dan zal ik dan wel conform de motie moeten handelen, dan wel op een ordentelijke wijze op u moeten reageren door te zeggen dat het kabinet van mening is om het niet te doen. Maar dat heb ik niet bedoeld te zeggen richting De Telegraaf. Dan had de heer Eerdmans namelijk een brief van mij moeten krijgen. Ik ga ervan uit dat het kabinet met aanvullende maatregelen komt, conform de motie-Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Het is wel goed dat de staatssecretaris enigszins bevreesd is voor zijn lot waar het gaat om de positie van JA21. Maar ik vind het wel opmerkelijk dat de staatssecretaris zegt: ik ga die motie pas uitvoeren als ik hoor wat de onderhandelende partijen hebben bereikt. Zo zijn we wel heel ver van huis, denk ik. Als wij hier moties aannemen, dan worden ze geacht te worden uitgevoerd. Dan gaat het er niet om welke partijen waar aan het onderhandelen zijn. Dan gaat het erom dat er wordt gedaan wat er moet worden gedaan, namelijk dat de motie wordt uitgevoerd. Wij verwachten een pakket met instroombeperkende maatregelen voor de zomer, conform de motie-Eerdmans. Indien de staatssecretaris dat afhankelijk maakt van het gebeuren elders in dit gebouw, dan zou ik zeggen: maak alvast werk van dat pakket; we kunnen het beter hebben dan erom verlegen zitten. Dat was ook mijn vraag. Want nogmaals, we praten niet alleen over de motie maar ook over het drama van vandaag.
De voorzitter:
Helder.
De heer Eerdmans (JA21):
Het gaat over het totaal volgestopte proces bij de IND.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is heel simpelweg niet wat ik zei. De heer Eerdmans zegt nu: de staatssecretaris gaat pas handelen op het moment dat de coalitiepartijen tot een pakket zijn gekomen. Nee, want op het moment dat de coalitiepartijen tot een coalitieakkoord zijn gekomen, is er een kabinet-XXX I en in kabinet-XXX I ben ik staatssecretaris noch minister van migratie. Ik ga het dan dus ook helemaal niet uitvoeren. Ik zei dat in de motie niet stond dat Rutte IV voor de zomer moet komen met een voorstel. In het voorstel van de heer Eerdmans stond: het kabinet moet voor de zomer komen … Er is altijd een kabinet. Nu is dat Rutte IV; dan is het wellicht XXX I. Als XXX I er voor de zomer is, zal dat kabinet de motie-Eerdmans moeten uitvoeren. Als er, om wat voor reden dan ook, geen kabinet-XXX I is, moet de motie worden uitgevoerd door Rutte IV, onder leiding van — althans, ik richt me even op deze motie — staatssecretaris Van der Burg. Dan zal staatssecretaris Van der Burg daar ook naar handelen.
De heer Eerdmans (JA21):
Het kabinet-XXX I … Dat is triple X. Dat zou misschien wel degene kunnen zijn die het meest twittert. Ik denk dat de staatssecretaris bedoelt dat dat wel het kabinet-Wilders I zou kunnen zijn. Ik begrijp nu uit de antwoorden dat deze staatssecretaris niet in een kabinet-Wilders gaat zitten. Klopt dat? Dat is even mijn eerste vraag.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik heb begrepen dat de vier onderhandelaars hebben aangegeven dat er geen kabinet-Wilders I komt. Dat lijkt mij een uitstekende keuze. Los daarvan laat ik mij er niet uit over wie verder in welk kabinet komt. Ik heb u alleen aangegeven dat ik er niet van uit ga dat ik minister van Migratie ben in kabinet-XXX I.
De heer Eerdmans (JA21):
Deze staatssecretaris wordt geen minister van Migratie in het kabinet van de vier partijen die nu onderhandelen. Ik vertaal dat dan maar zo.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat klopt.
De heer Eerdmans (JA21):
Dat is juist? Dat vind ik nieuws. Ik had dat nog niet eerder uit hem gekregen, uit hem gewrongen, maar dat is nu dan wel gebeurd. Ik was precies hetzelfde aan het zeggen. Ik vind het wel leuk dat de staatssecretaris reageert op "what-if"- en als-danvragen, want dat doet niet elke bewindspersoon. Een compliment daarvoor! Mijn punt was juist dat u zegt dat u de motie wel gaat uitvoeren als dat kabinet-Wilders of -XXX er niet komt. Dan ligt dus blijkbaar de komst van een kabinet met dit soort plannen niet voor de hand, voorlopig althans. Klopt dat? Moeten wij dan dus wachten tot half mei? Als het kabinet er niet zou komen of als er geen voortgang is, gaan wij alsnog van de staatssecretaris het pakket instroombeperkende maatregelen tegemoetzien. Klopt dat?
Staatssecretaris Van der Burg:
"Het" kabinet moet voor de zomer komen met een pakket. Ik ga ervan uit dat dat het kabinet-XXX I is. Als dat niet XXX I is maar Rutte IV, ben ik verantwoordelijk voor het uitvoeren van de motie, en niet minister of staatssecretaris Y.
De voorzitter:
Helder. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
"Kloppen de cijfers per hoofd van de bevolking? Afgewogen aan de Europese Unie staat het aantal Syriërs op 9. Ik laat mij graag door de staatssecretaris verbeteren." Zoiets moet je als mevrouw Piri natuurlijk nooit tegen mij zeggen, want we staan niet op 9; we staan op 7. In de hele Europese Unie waren er in totaal 183.000, waarvan 13.030 Syriërs naar Nederland kwamen.
Voorzitter. Dan ben ik bij het kopje verschoonbaarheid aangekomen. "Hoe voorkomt u misbruik van de verschoonbare termijnoverschrijding?" Ik kijk nu even naar de voorzitter, want ik heb in mijn stapeltje bij de amendementen een amendement liggen van een lid dat niet aan het debat heeft deelgenomen.
De voorzitter:
Ja, dat klopt.
Staatssecretaris Van der Burg:
Die kan ik hier wel gewoon bespreken, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, sterker nog, we moeten een appreciatie hebben, want er zal toch over gestemd moeten worden. We moeten het oordeel hebben.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik wil niet zomaar iets doen wat tegen uw wens ingaat, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 7 van het lid Keijzer.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, precies. Wat wij doen in deze wet, is datgene vanuit de jurisprudentie vertalen naar de wet, zoals het Hof van Justitie dat heeft gedaan. Dat doen we niet ruimer of breder. We hebben de letterlijke tekst genomen vanuit het Hof van Justitie. Op het moment dat de hoogste rechter, in dit geval het Hof van Justitie, heeft gezegd "dit is wat vanaf nu hoort te gelden", hoort dat ook in de verschillende wetgevingen te worden vormgegeven. Dat is wat we hier doen. Stel dat het amendement-Keijzer onverhoopt zou worden aangenomen — met "onverhoopt" heb ik al een appreciatie aangekondigd — dan wint de meerderheid die dat dan blijkbaar heeft besloten daar helemaal niets mee, want de jurisprudentie blijft gewoon staan. En het Hof van Justitie heeft in dit geval al gezegd dat je altijd de mogelijkheid moet houden van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Wat is dan een voorbeeld waaraan je moet denken? Er werd in het debat al een voorbeeld genoemd, namelijk dat je verkeerd bent voorgelicht. Dat is casuïstiek die concreet heeft gespeeld. Een ander voorbeeld dat speelt, is dat iemand in de veronderstelling is dat zijn of haar partner overleden is door de oorlogssituatie en dat dan op een gegeven moment blijkt dat die partner toch nog leeft. Dat zou een argument zijn. Het is niet iets zoals: ik was het even vergeten; ik was bezig met iets anders. Daar hebben we het niet over. We hebben het dus over een uitzonderlijke situatie. En dan wordt er uiteraard altijd door de IND getoetst of er sprake is van een goede objectieve reden die leidt tot verschoonbaarheid, maar we zijn dit gewoon conform het Hof van Justitie verplicht om te doen.
De heer Brekelmans vroeg concreet …
De voorzitter:
Komt u nog terug op het oordeel?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, uiteraard. Ik eindig met de amendementen.
De voorzitter:
Just checking.
Staatssecretaris Van der Burg:
Moet de verschoonbaarheidsmogelijkheid echt wettelijk worden verankerd? Ja, dat moet. Dat was een vraag van de heer Brekelmans. Net als een richtlijn moet je een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie implementeren in je nationale recht. Alle lidstaten moeten ook handelen conform de arresten van het Hof van Justitie. Je kunt dus niet zeggen: dat doen wij niet. De heer Eerdmans vroeg: bent u qua verschoonbaarheidsbeleid aan het versoepelen? Nee, we hebben de tekst letterlijk genomen uit het arrest van het Hof van Justitie; niet meer en niet minder dan dat.
Dan gaan we naar de vragen van mevrouw Vondeling. Kunnen wij dwangsommen voor te laat beslissen direct weer terugvorderen ten behoeve van opvang? Mevrouw Vondeling krijgt nu even een formeel antwoord. Ongetwijfeld kent mevrouw Vondeling, die een cv op dit gebied heeft, dat al. De door de IND uitgekeerde dwangsommen worden al gezien als vermogen als bedoeld in de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen uit 2008. Zodra aan de asielzoeker door de IND een dwangsom is uitgekeerd, wordt dit gecommuniceerd met het COA. Het COA beziet hierop of de asielzoeker een eigen bijdrage moet betalen in het kader van de regeling die daarvoor geldt. Of een eigen bijdrage gevraagd gaat worden en hoe hoog deze is, is afhankelijk van de hoogte van het inkomen, het vermogen en de daarbij op dit moment geldende vermogensgrens. Het uitgangspunt is dat niet meer mag worden gevraagd dan de kosten van de opvang. Dan hangt het is dus van de dwangsom af of dit de hele dwangsom betekent of een deel daarvan.
De voorzitter:
Is het goed als ik mevrouw Vondeling als eerste het woord geef, omdat dit een reactie was op haar vraag? Ja, mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris dan toch vragen hoe vaak daar in de praktijk gebruik van wordt gemaakt. Ik snap dat het juridisch mogelijk is, maar ik wil vooral graag weten hoe vaak dit daadwerkelijk gebeurt.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat weet ik op dit moment niet. Ik kan geen getal in antwoord op uw vraag noemen.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Kan de staatssecretaris later misschien terugkomen op die cijfers, op die aantallen?
Staatssecretaris Van der Burg:
Als "later" wordt geïnterpreteerd als "niet tijdens dit debat, maar bijvoorbeeld voor de stemming", dan is het antwoord op deze vraag ja.
De voorzitter:
Heel goed. Dan krijgen we daar dus schriftelijke informatie over voor de stemming.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb nog een vraag over het verschoningsrecht. De uitspraak van het Hof van Justitie stamt uit 2018, als ik het goed heb. Inmiddels zijn we zes jaar verder en ik heb niet het gevoel dat er de afgelopen jaren iets heel erg mis is gegaan of dat Nederland op de vingers is getikt in de zin van: dit moet nu per se in de wet worden opgenomen. De staatssecretaris gaf ook aan dat de IND de beslispraktijk daarop heeft aangepast. Ik snap wel dat het juridisch gezien netter is om dit in de wet op te nemen, maar mijn vraag is nog steeds of het per se noodzakelijk is. We doen dit al zes jaar niet en er gaat niks mis. Wat zou er verkeerd aan zijn als we de huidige praktijk gewoon in stand houden?
Staatssecretaris Van der Burg:
Op het moment dat je als kabinet of regering komt met voorstellen aangaande de wet- en regelgeving, dan hoor je dit te doen. Als je het niet doet, dan maak je een loos statement, want dan denken mensen dat er gezegd is: wij willen dat verschoningsrecht niet; er verandert helemaal niks, omdat de uitspraak van het Hof blijft staan en daar iedereen naar te handelen heeft. Je doet het dan niet "netjes". De heer Brekelmans gebruikte dat woord zelf. Je doet het dan dus niet op een nette wijze; er verandert niets aan de praktijk.
De heer Brekelmans (VVD):
Dan had ik nog een vraag over het risico waarover ik het in mijn inbreng had. Stel dat je het wettelijk verankert, dan is dat niet heel strak afgebakend. Uiteindelijk is de idee dat je daar een werkinstructie beleid aan gaat koppelen. Ik zie dan het risico dat het gaandeweg mogelijk breder wordt geïnterpreteerd. De staatssecretaris zegt dat we nu letterlijk de tekst van het Hof overnemen, maar dan nog kan die breder worden geïnterpreteerd door rechters. Ook kan de individuele medewerker van de IND soms bredere beoordelingen maken. Ziet de staatssecretaris dat risico ook? Ziet hij dat dat bestaat of ziet hij dat volledig niet?
Staatssecretaris Van der Burg:
Door de uitspraak in 2018 is onze wet op dit moment in strijd met de uitspraak van het Hof. Dat betekent dat IND-medewerkers in strijd met de huidige wet moeten handelen, om te handelen conform de uitspraak van het Hof. Door de wet nu aan te passen, breng je de wet in overeenstemming met de uitspraak van het Hof, zodat medewerkers van de IND niet hoeven te handelen in strijd met de uitspraak van het Hof. Het maakt voor de interpretatie niet uit of het een uitspraak van het Hof is of dat het in de wet staat. Er zullen altijd mensen zijn … We komen nog weleens asieladvocaten tegen die bijzondere redeneringen ophouden en zeggen: wij leggen deze uitspraak van het Hof anders uit dan het Rijk. Maar daar hebben we dan weer de rechter voor bedacht. We nemen wat nu al geldend is dus op in de wet. Daarmee faciliteren we de IND, want die handelt dan niet meer in strijd met de wet. Interpretaties worden verder gewoon altijd voorgelegd aan rechters, of het nu wel of niet in de wet staat. Maar toch denk ik dat de Kamer er altijd naar moet streven dat degenen die namens ons het werk doen, handelen conform de wet.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter. Mevrouw Vondeling vroeg op basis waarvan wordt aangenomen dat er een verplichting is om een verzoek in te willigen op grond van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM gaat uit van de eerbiediging van het recht op familie- en gezinsleven. Dat betekent dat verblijf moet worden toegestaan op het moment dat er aan die voorwaarden wordt voldaan. Dat geldt ook voor broertjes en zusjes van de amv. Het staat de onderhandelaars uiteraard vrij om te zeggen: wij nemen in een coalitieakkoord op dat wij verdragen willen aanpassen. Dat mag. U gaat dan de procedure in om het EVRM aan te passen, en het Vluchtelingenverdrag, waarvan ik BBB van de week nog heb horen zeggen dat ze het willen aanpassen. Dat kan. Ik heb de vier coalitiepartijen gelukkig ook allemaal horen zeggen: we zullen ons, zolang die er zijn, houden aan verdragen, de Grondwet, wetten en uitspraken van de rechter. Dus ja, aanpassen mag altijd, maar ik zeg u er wel bij: bij het EVRM of het Vluchtelingenverdrag gaat dat heel lang duren. Ik wijs u er even op dat het pact, afhankelijk van hoe je redeneert, tussen de acht en twaalf jaar heeft geduurd. Rekent u zich de komende jaren dus niet rijk. Maar het staat u uiteraard vrij om naar het aanpassen van verdragen te streven.
De heer Brekelmans vroeg: zijn er in het Europees recht meer mogelijkheden om beslistermijnen te verlengen? Het antwoord daarop is nee. We hebben hiermee echt de grens gezocht. Ik zou bijna zeggen: hiermee hebben we de ruimst mogelijke variant opgenomen die past binnen de regelgeving. Dat volgt ook uit artikel 31, derde lid van de Procedurerichtlijn. De Kamer kan dus niet zeggen: we maken daar 24 maanden in plaats van 21 maanden van, of anderszins. Die mogelijkheid heeft u niet, want dan handelt u in strijd met de Procedurerichtlijn, en dat wilt u als Kamer niet.
Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat als de vertraging aan de asielzoeker zelf ligt ... Ik heb u al aangegeven dat we daarop nog terugkomen in het kader van dwangsommen. Dat is een. Twee. Ik heb al aan de heer Van Dijk, en dus aan de Kamer, aangegeven dat we ook nog een procedure hebben lopen om te bekijken wat er mogelijk is als het gaat om de IND. Het ingewikkelde is wel dat je de procedure kunt stopzetten, maar dat een hasa natuurlijk altijd kan. Als we meer bewijskracht neerleggen bij de asielzoeker, zoals we hebben voorgesteld, moeten we zeker bekijken hoe we ervoor zorgen dat een asielzoeker wel gewoon op afspraken komt, want daar heeft diegene zich aan te houden, en die moet niet zeggen: daarmee vertraag ik het proces. Daarin verschillen de heer Brekelmans en ik niet.
De heer Brekelmans (VVD):
Nog even een vraag. Ik ken, in alle eerlijkheid, de specifieke zaak niet, en ik weet dus ook niet wat daarin precies de overwegingen zijn. De vraag is natuurlijk: kun je de procedure buiten werking stellen of afwijzen? De staatssecretaris zegt dan: hasa. Kun je het uitbetalen van een ...
De voorzitter:
Kunt u even uitleggen wat dat betekent?
De heer Brekelmans (VVD):
Hasa betekent: een herhaalde asielaanvraag.
De voorzitter:
Kijk. Dan snappen we het allemaal.
De heer Brekelmans (VVD):
Dat betreft dan de aanvraag. Maar dan de rechterlijke dwangsom. Stel dat de termijnen worden overschreden omdat een asielzoeker niet eerder is komen opdagen. Wordt het uitbetalen van een rechterlijke dwangsom daar dan door belemmerd? Wordt daarnaar gekeken?
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat zou mijn redenering zijn, dus dat we zeggen: op het moment dat we de procedure stoppen omdat jij als asielzoeker niet komt opdagen, heb je recht op een nieuwe procedure, maar gaan de termijnen wel opnieuw lopen, vriend, dus dat levert je geen dwangsom op. Anders zou je er inderdaad een beloning op zetten. Ik vind dat we alles moeten doen om te zorgen dat mensen die zelf de boel frustreren, niet in aanmerking komen voor een dwangsom. Dus ik volg de redenering van de heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Eén specifieke vraag. Stel dat iemand een of twee keer niet komt opdagen en er toch wordt besloten om de procedure voort te zetten. Aan het einde van die procedure wordt de termijn overschreden en wordt er toch een rechterlijke dwangsom uitbetaald. Is het mogelijk om daar beleid op te maken en te zeggen: als het in de hele procedure ook aan de asielzoeker heeft gelegen dat uiteindelijk de termijn is overschreden, dan hoeft die rechterlijke dwangsom niet uitbetaald te worden?
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is een ingewikkelde, want in de wet die we hopelijk volgende week of de week daarop met elkaar bespreken, blijft de mogelijkheid bestaan dat de rechter een dwangsom oplegt. De Raad van State is er heel duidelijk over geweest dat we dat met elkaar niet mogen besluiten. Op het moment dat de rechter een dwangsom oplegt, ga ik er gemakshalve van uit dat de rechter dat conform de wet doet, want anders ontstaat er een wel heel bijzondere situatie. Op het moment dat een rechter ons een dwangsom heeft opgelegd, moeten we die ook uitbetalen. Als een lagere rechter niet conform de mogelijkheden van de wet zou handelen, dan zal de hogere rechter, als het goed is, de lagere rechter corrigeren. Op het moment dat wij veroordeeld worden, hebben we uit te voeren.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Van der Burg:
We komen verder hopelijk zo snel mogelijk met elkaar te spreken over de dwangsommen.
De voorzitter:
Bent u al bijna aan het einde van uw beantwoording?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik ben er bijna, voorzitter. Gelukkig klets ik altijd zo veel dat ik al veel dingen heb beantwoord die pas later aan de beurt zouden komen.
De voorzitter:
Dat is fijn.
Staatssecretaris Van der Burg:
Herkent de staatsecretaris de conclusie ...? Er staat bij mij bij dat dit een vraag is van de heer Van Dijk van de SP, maar dat lijkt me toch ... Ik weet dus even niet of het een vraag is van de heer Van Dijk of van de SP. Herkent de staatssecretaris de conclusie in het rapport dat de flexibilisering van de asielketen onvoldoende is uitgevoerd? Ik denk dat dat een Van Nispen-vraag was. Was het een SGP-vraag? Dan is er gewoon een g'tje vergeten. Dat is niet onbelangrijk, want dan was het dus toch de heer Van Dijk. We kunnen constateren dat de flexibilseringsagenda uit 2020 inmiddels op een aantal punten dan wel achterhaald is dan wel in de praktijk niet is uitgevoerd conform datgene wat toen gezegd is. Excuses dat ik de twee partijen door elkaar heb gehaald. Over het algemeen zie ik het verschil tussen de SGP en de SP best makkelijk.
Welke keteneffecten heeft dit wetsvoorstel? Het wetsvoorstel geeft de IND dus meer ruimte voor bijvoorbeeld minder beroep niet-tijdige beslissingen. Dat kan dan weer zowel de rechtbanken als de IND veel tijd besparen. Het heeft verder geen negatief effect op de keten, omdat het hierdoor niet langer duurt voordat er een besluit wordt genomen. Zoals mevrouw Podt al zei: we brengen het hiermee eigenlijk meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Dat is een werkelijkheid die we allemaal niet willen, want we willen allemaal zo snel mogelijk die besluitvorming hebben. Het is dus niet zo dat mensen daardoor bijvoorbeeld langer in de keten blijven zitten.
Voorzitter. De wens van de Kamer om het nareisbeleid terug te brengen tot het kerngezin en om strenger te toetsen. Dat is de motie-Van den Brink/Brekelmans. De heer Van Dijk verwees daar indirect naar met zijn vraag. Op de uitvoering van die motie kom ik uiteraard nog terug bij de Kamer, want ik moet nog reageren op de motie-Van den Brink/Brekelmans op dit punt. Voor de zomer wordt er overigens ook nog een uitspraak verwacht van de Raad van State over dit thema. Die verwachte jurisprudentie heeft uiteraard ook invloed op de manier waarop we uitvoering gaan geven aan de wens van de Kamer.
De heer Eerdmans vroeg naar de relatie met België. We zien dat er in België door het kabinet voor wordt gekozen om uitspraken van de rechter niet uit te voeren. Dat leidt ook tot datgene wat u daarover in de media hebt gelezen, namelijk dat deurwaarders inmiddels beslag komen leggen op spullen van het ministerie, omdat men daar zegt "we voeren uitspraken van de rechter gewoon niet uit". Gelukkig leven wij in Nederland in de situatie dat zowel het huidige kabinet als de onderhandelaars van het toekomstige kabinet hebben aangegeven zich te zullen houden aan verdragen, de Grondwet, wetten en uitspraken van de rechter. We kunnen als overheid niet zeggen: wij vinden dat burgers zich aan de wet en aan uitspraken van de rechter moeten houden, maar als overheid houden we ons zelf niet aan uitspraken van de rechter. Dat kan echt niet. België is op dit punt wat mij betreft dus geen voorbeeld voor ons.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik begrijp goed wat de staatssecretaris zegt. Ik geloof ook niet in de aanpak van een soort verelendung en zeker niet in een rechterlijke uitspraak naast ons neerleggen. België heeft laten zien dat de asielaanvragen daar nota bene 9% waren gedaald. Dat is natuurlijk wel heel bijzonder. Komt dat nou alleen door, even kort door de bocht gezegd, je niet aan de wet houden en verdragen aan je laars lappen, of is er ook legitieme inzet geweest, waar wij misschien wél wat van kunnen leren?
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat vraagt een diepere analyse van de situatie in België, want België heeft bijvoorbeeld ook te maken met een andere samenstelling van de groep asielzoekers dan Nederland. Het voorbeeld dat ik daarbij altijd gebruik, is dat Franstaligen over het algemeen eerder voor België kiezen dan voor Nederland, om begrijpelijke redenen. Franstaligen behoren tot de categorie mensen die over het algemeen geen asiel krijgt. Bij Franstaligen denken we namelijk aan Marokkanen en Algerijnen, die ook in Nederland laag zouden scoren. Het effect van het gegeven dat bepaalde mensen nu geen opvang meer krijgen, althans geen asielopvang meer krijgen ... Ik moet eerlijk zijn: mensen die geen asielopvang krijgen, komen in België wel in aanmerking voor de maatschappelijke opvangcomponent. Het effect daarvan en de getallen die door de heer Van Dijk zijn genoemd, kunnen we niet een-op-een aan elkaar koppelen.
De heer Eerdmans (JA21):
De rechter heeft natuurlijk een eigen positie. Alleen, ik zie vaker dat de Staat in beroep gaat tegen uitspraken van de rechter. Ik zat laatst nog in het debat over geluidsoverlast door Schiphol. Ook ten aanzien daarvan overweegt het kabinet om hoger beroep aan te tekenen. In dat kader kun je dus best de randen opzoeken en kijken hoever je komt. Mijn punt was meer in het algemeen of de staatssecretaris in pr gelooft. Als jij laat zien dat Nederland streng is en wat wil doen aan instroombeperking, dan heeft dat nog weleens effect. Sterker nog, ik denk dat België en Denemarken daar heel veel voordeel van hebben. De aanzuigende werking wordt daarmee afgeremd. De vraag is dus of wij als Nederland niet meer aan pr zouden moeten werken om aan het buitenland en met name aan bekende plekken in het Midden-Oosten en Afrika te laten zien dat je in Nederland toch voor een dichte deur komt te staan als je niet een heel goed verhaal hebt.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik kijk daar licht genuanceerd naar. Denemarken heeft hele stoere pr, waarbij ook Rwanda als voorbeeld wordt genoemd. In de praktijk is er nog nooit iemand van Denemarken naar Rwanda gegaan, dus blijkt dat toch op een andere manier te werken. Wij hebben in 2020 te maken gehad met beelden die de hele wereld over gingen, namelijk van 700 mensen die in het gras sliepen in Ter Apel. Dat leidde niet tot een enorme daling van de instroom. Sterker nog, die is daarna alleen maar meer geworden. Die een-op-eenrelatie is er dus zeer beperkt. Onder andere, voorzitter, voorzitter ... Dat was dubbel, voorzitter; dat sloeg nergens op. Weet u, hoe hard we ook zijn in onze communicatie, hoe hard we ook zijn in ons beleid en welke maatregelen we ook gaan nemen met elkaar als het volgende kabinet-XXX, het kabinet-Eerdmans I blijkt te zijn, ook onder Eerdmans I is naar Nederland komen voor heel veel mensen nog steeds aantrekkelijker dan in het land blijven waar zij verblijven voordat zij naar Nederland komen. Zelfs de heer Eerdmans zal dus niet afschrikwekkend genoeg zijn om ervoor te zorgen dat er minder asielzoekers naar Nederland komen. Dat moeten we in een veel breder pakket zien. We moeten dat vooral ook op Europees niveau doen in relatie tot de landen van herkomst en de landen van doorkomst. Ik geloof dus meer in een deal met Egypte, een deal met Tunesië en deals met Algerije dan in: we hebben nu Eerdmans I; nu komt alles goed in de wereld.
De heer Eerdmans (JA21):
Eerdmans I zou wel wat minder instroom moeten krijgen dan Van der Burg I. Als mij dat niet zou lukken, zou ik uit de politiek stappen.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is een uitdaging om Van der Burg I te gaan realiseren!
De heer Eerdmans (JA21):
Dan kijken we wie daar het eerste uit is, u of ik. Maar even alle gekheid op een stokje: natuurlijk moet dat ook gebeuren. Ik begrijp ook wel dat je meerdere maatregelen simultaan zou kunnen nemen. Volgens mij is het effect van die 700 buitenslapers juist dat men denkt: "Kijk eens even, in Nederland kun je altijd terecht. Je kunt zelfs buiten slapen, want ze laten je altijd toe." Het is dus maar net hoe je dat interpreteert. Interpretatie is volgens mij bepalend voor heel veel mensen uit den vreemde; daarmee bekijken ze waar ze hun geluk zullen beproeven. Ik denk dat Nederland een open uitnodiging is, zeker met het beleid dat we nu voorstaan. Ondanks de kleine kruimel van vandaag, blijft het gegeven overeind dat Nederland een hele prettige, legitieme manier biedt om asielstatus te verkrijgen en daarbij ook nog eens je gezin te laten overkomen. Zolang die uitnodiging staat, zullen wij er niet gek van staan te kijken dat de instroom torenhoog zal blijven, zeker richting de zomer.
Staatssecretaris Van der Burg:
Maar dan hebben we het niet over pr; dan hebben we het over besluiten en maatregelen. Ik ga ervan uit dat de vier onderhandelende partijen een pakket aan maatregelen zullen neerleggen dat juist gaat over instroombeperking, grip krijgen op migratie et cetera. Daarvoor lagen bijvoorbeeld voorstellen voor in het kabinet op 7 juli; daar was toen geen meerderheid voor. Ik kan me zomaar voorstellen dat het pakket aan maatregelen dat er op 7 juli lag, wel kan rekenen op steun na 22 november. Maar dat gaan we zien als er een nieuw kabinet komt, wanneer dat ook is. Maar wat dit punt betreft geloof ik meer in besluiten dan in pr.
Dan wil ik naar de heer Veldkamp gaan. Hij vroeg: hoe pakt dit uit als asielzoekers langer in de keten blijven zitten? Dat is wat we nu feitelijk zien. Daarom gebruik ik dit podium ook — daar pleit ik ook voor — om tegen de onderhandelende partijen te zeggen: zorg er nou voor dat je de IND maximaal faciliteert om mensen zo snel mogelijk door het proces te geleiden en zo snel mogelijk duidelijk te maken of ze mogen blijven of terug moeten gaan. Het gevolg van het feit dat de IND het werk niet aankan, is namelijk dat er ongelofelijk veel mensen heel erg lang in de asielopvang zitten. Dan komen er vervolgens nieuwe mensen binnen, terwijl mensen aan de achterkant langzamer uitstromen; dan heb je ongelofelijk veel plekken nodig. Er komen dit jaar namelijk geen 96.500 mensen binnen: er komen tussen de 50.000 en 60.000 mensen binnen. Maar omdat we zo lang de tijd nodig hebben om die mensen vervolgens ook van een beoordeling te voorzien en omdat het niet lukt om ze aan de achterkant te laten uitstromen, krijg je inderdaad de situatie dat je zo veel plekken nodig hebt. We hebben er dus echt belang bij om zo snel mogelijk een besluit te nemen. Daarin had mevrouw Podt helemaal gelijk.
Iedereen in deze Kamer wil zo snel mogelijk duidelijkheid hebben wat betreft wie mag blijven en wie moet gaan. Dan verstopt het de keten niet en heb je geen dwangsommen én minder asielplekken nodig. Ook kunnen de mensen die mogen blijven, meteen integreren en kunnen de mensen die niet mogen blijven geholpen worden met de terugkeer. Nog sterker gezegd — daar geloof ik ook sterk in — als je weet dat je heel snel een "nee" te horen krijgt, kies je misschien voor een land waar het wat langer duurt voordat je die "nee" te horen krijgt. Een van de effecten van het feit dat het zo lang duurt voordat je de "nee" te horen krijgt, is dat je ondertussen al die tijd wel opvang hebt gekregen in Nederland. Ik zou dus zeggen: laten we ervoor zorgen dat er snel besloten wordt.
Voorzitter. Dan de amendementen. U heeft inmiddels uit mijn woorden kunnen begrijpen dat het amendement-Keijzer op stuk nr. 7 door mij wordt ontraden. Dat gaat namelijk over het verschoonrecht. Ik heb daar al over gezegd dat we dit moeten doen om de wet in overeenstemming te brengen met de uitspraak van het Hof van Justitie, zodat IND'ers niet meer hoeven te handelen tegen de wet. Dat moeten ze nu wel doen, omdat ze zich te houden hebben aan de jurisprudentie.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 7 is dus ontraden.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja. En het wordt geen vrolijke afsluiting, voorzitter, want ook amendement-Koekkoek c.s., waar ik geen nummer bij heb staan …
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 12.
Staatssecretaris Van der Burg:
O, 12! Nu zie ik waar dat nummer staat. Excuus, voorzitter. Ook het amendement op stuk nr. 12 ontraad ik. Ook dat heb ik in mijn argumentatie al gezegd: ik wil de ruimte van de IND juist niet beperken. Het hoeft ook niet volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn. Het gaat om uitzonderlijke gevallen, maar ook dan vind ik dat we het niet moeten beperken. Maar de rechter heeft altijd de mogelijkheid om te zeggen: luister, hiervoor gold de 21.
Voorzitter. Ook het amendement op stuk nr. 13 wil ik ontraden. Dat gaat over de horizonbepaling. Op het gebied van asiel komt die horizonbepaling vanzelf op het moment dat het pact over twee jaar en een beetje — het is namelijk niet precies twee jaar — wordt geïmplementeerd. Maar als het gaat over nareizen, denk ik dat we dit structureel zouden moeten doen. Ik wijs de Kamer er nog even op dat hier maximale termijnen in staan. Zodra we de achterstanden hebben weggewerkt, er minder instroom is en het snel kan, willen we het allemaal en gebeurt het zo snel mogelijk.
Voorzitter. Het laatste amendement, het amendement op stuk nr. 14, ontraad ik ook. Je moet die gronden voor verlenging juist niet opnemen in de wet. Je moet kijken hoe je het in specifieke zaken kunt doen. Het hoeft ook niet van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Ik sluit dus af met vier keer ontraden, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan gelijk door met de tweede termijn. Heeft het lid Brekelmans behoefte aan een tweede termijn? Ja? Heel kort? Dat is een belofte; daar hou ik hem aan. De heer Brekelmans spreekt namens de VVD in de tweede termijn. Gaat uw gang.
De heer Brekelmans (VVD):
Voorzitter, dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. De verlenging van de termijn zal mijn fractie steunen, zoals gezegd.
Ik heb een aantal vragen gesteld over de dwangsommen en de rechterlijke dwangsommen. Daar komen we op korte termijn verder over te spreken.
Ik dacht dat de PVV had aangekondigd om een motie in te dienen over het inzetten van het geld dat uitgekeerd wordt voor dwangsommen voor de opvang door het COA. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij de cijfers over in welke mate dat gebeurt, zou kunnen sturen vóór de wetsbehandeling die we binnenkort hebben. Die heeft namelijk een verband met dwangsommen. Dan kunnen we dat meenemen in de wetsbehandeling.
Over het verschoningsrecht zal mijn fractie zich nog beraden.
Verder dienen we samen met de SGP een motie in die erover gaat of het mogelijk is om het niet komen opdagen van een asielzoeker meer consequenties te laten hebben dan nu het geval is.
De voorzitter:
Dank. Wilt u een tweede termijn mevrouw Piri? Ja, ik zie dat dat het geval is. Ook heel kort. Mevrouw Piri spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Uiteraard ook dank aan de staatssecretaris. Het is altijd fijn om met deze staatssecretaris in debat te gaan, maar de argumenten van mijn fractie om uiteindelijk tegen deze wetswijziging te stemmen, staan na dit debat nog steeds; wat dat betreft zijn we niet van mening veranderd.
Er is nog één uitstaande vraag, namelijk of met het nieuwe asielpact die 21 maanden niet al gemaximeerd zijn. Ook heb ik nog een vraag over het antwoord van de staatssecretaris over de aangenomen motie, volgens mij van VVD en CDA, om over te gaan van fysiek gehoor naar schriftelijk gehoor — naar ik begrijp bij 3.500 zaken. Uiteraard ben ik benieuwd hoeveel van die 3.500 zaken zijn afgewezen, want ik neem aan dat de aanname bij schriftelijk kunnen horen is dat dit zaken betreft waarbij het evident is dat kan worden toegestemd in het verzoek. Dat hoor ik nog graag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de heer Van Nispen aan de beurt, die namens de Socialistische Partij een tweede termijn gaat uitspreken. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Het gaat al snel over instroom, over procedures, over termijnen, maar het gaat natuurlijk ook over mensen, mensen die soms wachten op hereniging van het gezin. Dit is eigenlijk een wet die niemand wil, want het komt erop neer dat we ons nu niet kunnen houden aan de termijnen, dat we ons nu dus niet kunnen houden aan de Vreemdelingenwet en dat we dus de wet verlengen, want dan houden we ons weer aan de zelf gecreëerde langere termijn. Dit terwijl we eigenlijk allemaal willen dat die termijnen korter worden, zowel voor asielprocedures als voor nareizen. Dat is beter voor degenen om wie het gaat, beter voor de samenleving en beter voor de IND-medewerkers. Maar deze wet doet dus precies het tegenovergestelde. Je wil juist sneller duidelijkheid. "U mag blijven" of "u moet terug"; "u mag uw gezin herenigen" of "u mag uw gezin niet herenigen." Die snellere duidelijkheid komt er niet met deze wet.
Daarmee wordt de huidige, onwettige praktijk eigenlijk gelegaliseerd. Ten aanzien van asiel is dit tijdelijk, want er komt een migratiepact. Ten aanzien van de nareisgezinshereniging is het permanent. Daarom hecht ik eraan om nogmaals te benadrukken dat ons amendement wel degelijk nuttig is. Ik ben nog mild geweest, want het migratiepact zegt dat het wat betreft asiel over twee jaar toch korter zal moeten worden, maar wij hebben zelfs drie jaar gegeven. Als het nou zo is dat de mede-indieners van het amendement tegen mij zeggen "Michiel, maak daar twee jaar van", dan ben ik daartoe bereid. Maar tot die tijd kunnen we ook nog mildheid en barmhartigheid uitstralen richting de staatssecretaris en hem dat jaar extra geven om orde op zaken te stellen.
Ten slotte. Bij dat amendement hoort wat ons betreft ook een motie, als tegenhanger of eigenlijk als ondersteuner. Die motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet het voorstel is de wettelijke beslistermijn waarin wordt besloten over gezinshereniging en nareisaanvragen te verlengen van 90 dagen naar 9 maanden;
overwegende dat het verlengen van de wettelijke beslistermijnen niet op structurele wijze bijdraagt aan het oplossen van de knelpunten in de vastgelopen asielketen;
verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen hoe beslistermijnen in asiel- en nareiszaken weer korter gaan worden en wachttijden worden weggewerkt en hoe invulling zal worden gegeven aan het "zo spoedig mogelijk"-criterium van artikel 2u van de Vreemdelingenwet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan de heer Diederik van Dijk. Die gaat ook een motie indienen, misschien wel meer dan één. Hij krijgt nu gelegenheid om zijn tweede termijn uit te spreken namens de SGP. Gaat uw gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de staatssecretaris voor de adequate en voortvarende beantwoording.
Voorzitter. "Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan", vanuit die Jan de Koning-filosofie zal de SGP dit voorstel steunen. Pragmatisme weegt hier zwaarder dan enthousiasme. Dat wat betreft het wetsvoorstel, dat we dus zullen steunen.
Dan, zoals mijn collega al aankondigde, een motie over de no-show, die ik indien samen met collega Brekelmans.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij een op de vijf IND-afspraken de asielzoeker niet komt opdagen, onder andere als gevolg van verhuizingen tijdens de procedure en door nalatigheid van de asielzoeker;
overwegende dat de achterstanden bij de IND enorm zijn en de beperkte IND-capaciteit zo efficiënt mogelijk moet worden ingezet, zodat sneller een beslissing genomen kan worden over de aanvraag van een asielzoeker;
verzoekt de regering op korte termijn maatregelen te treffen om het no-showpercentage bij IND-gehoren terug te dringen en daarbij te verkennen hoe het niet verschijnen bij een gehoor kan worden ontmoedigd door het buiten behandeling stellen van de asielaanvraag in geval van (herhaalde) nalatigheid van de asielzoeker,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank voor uw inbreng. Dan mevrouw Koekkoek namens de fractie van Volt.
De heer Van der Burg (VVD):
Hatsjie!
De voorzitter:
Gezondheid aan de staatssecretaris. Mevrouw Koekkoek heeft nu het woord.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik moet me even herpakken, voorzitter. Uiteraard heel veel dank aan de staatssecretaris voor het debat en voor de beantwoording. Ik wens hem ook al veel beterschap.
Ik maak mij wel nog steeds zorgen. Op het moment dat je in de wet een mogelijkheid schept, moet je ervan uitgaan dat iemand er ooit misbruik van zou willen maken. Daarmee wil ik niet zeggen dat dat nu het geval is of dat dit op de korte termijn het geval gaat zijn. Maar omdat het een wet is, moet je 'm afkaderen alsof iemand er misbruik van zou willen maken. Daar ziet het amendement dat ik met meerdere collega's heb ingediend op toe. Daarom sta ik ook onder een aantal andere amendementen.
Ik heb ook nog twee moties. De ene gaat over de uitleg en de andere gaat over de uitvoeringstoets. Die tweede motie wil ik wel even toelichten. We hebben de wet nu in de Tweede Kamer behandeld, maar hij gaat ook nog naar de Eerste Kamer. Het lijkt mij voor de ordentelijkheid van de wetsbehandeling heel belangrijk dat wij nog steeds als Kamer — dat geldt ook voor de Eerste Kamer — weten wat het effect is van deze wet. Daar ziet de tweede motie op toe. Maar nu de eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie richtsnoeren COM(2014) 210 heeft opgesteld over hoe de Gezinsherenigingsrichtlijn uitgevoerd dient te worden;
constaterende dat in de Gezinsherenigingsrichtlijn opgenomen staat dat in het geval van een overschrijding van de termijn van negen maanden sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek;
constaterende dat in de richtsnoeren van de Europese Commissie daarover gesteld wordt dat een gebrek aan administratieve capaciteit geen reden is voor bijzondere verlenging;
verzoekt de regering zich bij de uitvoering van de wet te allen tijde te conformeren aan de Gezinsherenigingsrichtlijn en de daarbij behorende richtsnoeren van de Europese Commissie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
En de tweede.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de onderzoekers in de fundamentele heroriëntatie van het asielsysteem hebben geconstateerd dat gebrekkige toetsing leidt tot opstoppingen in de keten;
constaterende dat zij tevens aanbevelen uitvoeringstoetsen uit te voeren voor nieuwe wetgeving en dit leidend te laten zijn in wetsvoorstellen;
constaterende dat in het verleden is gebleken dat gebrekkige toetsing van wetgeving leidt tot het onnodig meer druk leggen op het systeem;
overwegende dat het van essentieel belang is dat wetgeving in het asiel- en migratiedomein bijdraagt aan verbeteringen in de keten;
verzoekt de regering het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken te onderwerpen aan een uitvoeringstoets en relevante uitvoeringsorganisaties en het maatschappelijk middenveld te consulteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank. Dan mevrouw Podt voor haar tweede termijn namens D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik heb niet zo vaak bij een wetsbehandeling gezeten waarvoor universeel zo weinig enthousiasme was, aan welke kant van het dossier je ook staat. Ik wil het graag nog heel even hebben over dat wat wel helpt, namelijk het structureel maken van de financiering van de IND. Daar zijn gelukkig ook heel veel mensen het over eens. We hebben dat ook al eerder met zoveel woorden aan de IND beloofd, dus daar wil ik graag op terugkomen. Vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de IND nog altijd werkt volgens een financieringssystematiek die is gekoppeld aan het aantal asielverzoeken wat leidt tot onzekerheid in het personeelsbestand;
overwegende dat met het COA afspraken zijn gemaakt voor een ijzeren voorraad van opvangplekken met bijbehorende financiering;
overwegende dat een dergelijke financieringssystematiek rust kan brengen bij de IND en ervoor kan zorgen dat de IND in de toekomst beter bestand is tegen pieken in de asielinstroom;
verzoekt het kabinet om vanaf 2025 financieringsafspraken voor een minimumbezetting bij de IND vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris zegt: jeetjemina, maar in 2025 zit ik er misschien helemaal niet meer. Maar ja, als Kamer kunnen we daartoe natuurlijk alsnog wel een opdracht geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Veldkamp namens Nieuw Sociaal Contract. Nee, hij hoeft niet. Dan de heer Eerdmans. Hij spreekt namens JA21. "Joost en Annabel" was het toch, hè?
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, die vraag heb ik weleens gesteld gekregen: waar staat JA21 voor? Ik weet niet of dat met deze collega's was. "Joost en Annabel" rekenen wij ook goed, maar weet iemand het juiste antwoord? De SGP krijgt de aanmoedigingsprijs! "Juiste Antwoord" is volstrekt juist.
Voorzitter. Even in alle ernst. JA21 is overwegend positief over deze wet. Het zal iets helpen, maar het is een kruimel in de broodtrommel, denk ik. Kijk naar de gigantische instroomcijfers en de problemen die wij hebben met de aantallen asielverzoeken in ons land, niet alleen bij de IND maar ook op vele andere terreinen. Mevrouw Piri en ik hadden een discussie over cijfers, want ik ben ook erg gek op cijfers en onderbouwing. Als je alle statistieken van het aantal asielverzoeken bij elkaar pakt, zit Nederland inderdaad in de middenmoot van Europa. Waar wij behoorlijk het schip mee ingaan, is het percentage inwilliging, dus het percentage van geaccepteerde asielverzoeken. Dat is hoog. Daarin zijn wij de vijfde van de EU. De op vijf na hoogste, kun je zeggen. Daar lopen we ver voor op Duitsland, België en Frankrijk. Dat was de kern van mijn betoog. Kortom, bij dat instroombeperkende pakket hebben wij de staatssecretaris bedreigd met een motie van wantrouwen in eerste termijn. Dat hangt nog boven de markt. Half mei zal hij bekijken hoe hij het pakket van de onderhandelende partijen beziet en of dit kabinet dan nog in actie moet komen, dan wel een eventueel volgend kabinet, waarvan wij hopen dat dat een stevig rechtse signatuur zal hebben en dragen.
Voorzitter, dank je wel.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk nog even naar de heer Ceder. Nee, die heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Dan zijn we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We gaan even vijf minuten schorsen en dan krijgen we een appreciatie van vijf moties en nog een paar antwoorden op een aantal vragen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van het debat over de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering. Ik geef de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het woord. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, kort, voorzitter. Twee vragen. De eerste was een vraag van de heer Brekelmans om informatie voor het debat over de dwangsommen. Het antwoord daarop is kortheidshalve ja.
Mevrouw Piri vroeg hoeveel van die 3.500 er zijn afgewezen. A. Dat weten we niet. B. Daarbij geldt dat je niet kunt zeggen dat er schriftelijk gehoord was; iedereen was toegewezen. Dat laat zich ook niet een-op-een met elkaar vergelijken.
Dan de moties, voorzitter. De motie-Van Nispen op stuk nr. 15: oordeel Kamer. De motie-Diederik van Dijk/Brekelmans op stuk nr. 16: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 17 verzoekt de regering zich te conformeren aan … Uiteraard, zou ik bijna willen zeggen: oordeel Kamer. Want je moet je houden aan de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dus ook die krijgt oordeel Kamer.
Helaas geldt dat niet voor de motie op stuk nr. 18, maar dat zal mevrouw Koekkoek niet verbazen gezien het debat dat we met elkaar hebben gevoerd. Als de Kamer er anders over denkt, voer ik de motie uiteraard uit. Dus de motie op stuk nr. 18 wordt ontraden.
De motie op stuk nr. 19 zou eigenlijk een spreekt-uitmotie moeten zijn: spreekt uit dat het kabinet daarmee … Deze zou ik moeten ontraden, omdat dat echt vooruitlopen is op een nieuw kabinet. Als mevrouw Podt er "spreekt uit" van maakt, dan hoef ik er geen oordeel over te geven. Maar met de huidige tekst ontraad ik de motie op stuk nr. 19.
De voorzitter:
Helder. Dank aan de staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de antwoorden en appreciaties van de amendementen en de moties.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hier wordt in principe over gestemd op 23 april. Dat is volgende week dinsdag. We gaan schorsen voor de dinerpauze. Dat doen we maar liefst een uur, want het volgende debat staat gepland om 18.45 uur.
De vergadering wordt van 17.44 uur tot 18.45 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-66-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.