6 Wet verhoging minimumloon 2024

Wet verhoging minimumloon 2024

Aan de orde is de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024) (36488).

De voorzitter:

Aan de orde is het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024, Kamerstuk 36488.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Als eerste zou ik het woord willen geven aan de heer Flach van de SGP. Alstublieft.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. We hebben het vandaag over een wetsvoorstel tot verhoging van het minimumloon, heel specifiek een extra verhoging met 1,2%. Ik zou graag willen beginnen met het schetsen van twee werkelijkheden, die mijn invalshoeken zullen zijn voor dit debat.

Voorzitter. Deze week wordt voor de zesde keer de Week van de Schepping gehouden. Het Reformatorisch Dagblad gaf hieraan het thema "Genieten van genoeg" mee. Ik vond dat een prachtig thema, dat ons in principe allemaal aan het denken zet over onze levensstijl en ons consumptiegedrag. Tegelijk drong bij mij ook wel het besef door dat het thema vooral mensen aanspreekt die al genoeg hebben en het wel een tandje minder zouden kunnen doen. Maar we spreken vandaag over de verhoging van het minimumloon, dus gaat het om de beloning van mensen die vaak níét genoeg hebben om rond te komen en die het dus al helemaal niet nog een tandje minder zouden kunnen doen.

Dan de tweede invalshoek. Vorige week werden we opnieuw opgeschrikt door berichten dat een aantal grote bedrijven met de deurklink in de hand staat: zij denken na over een vertrek uit Nederland. Het laat zien dat ons vestigingsklimaat onder druk staat. Er is dan ook een trendbreuk nodig. Voorspelbaar en ondernemersvriendelijk beleid is waar bedrijven nu naar snakken, een beleid dat ons bedrijfsleven niet uit de markt prijst, maar sterk en weerbaar maakt. Het bij elkaar brengen van deze twee verschillende werkelijkheden in dit debat vraagt een bijna chirurgische precisie.

Voorzitter. De SGP heeft de afgelopen jaren steevast de vinger gelegd bij voorstellen die niet bijdragen aan een beter ondernemingsklimaat. De stapeling van minimumloonverhogingen is daar een voorbeeld van. In ons land wordt halfjaarlijks het wettelijk minimumloon verhoogd. Daarbovenop kwam in 2023 een flinke extra verhoging van ruim 8%. Begin dit jaar werd het minimumuurloon van kracht, waardoor het minimumloon in een aantal sectoren nog verder werd opgekrikt. In de afgelopen tien jaar, zo becijferde het CPB, is het minimumloon met 54% gestegen. Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, verhoogt het minimumloon opnieuw. Mijn fractie maakt zich dan ook zorgen over het feit dat in korte tijd het minimumloon zo fors is gestegen. Dat heeft niet alleen effect op die lage lonen waar we het hier over hebben, maar duwt het hele loongebouw omhoog. We moeten ons de vraag durven stellen of we onszelf als Nederland inmiddels niet uit de markt prijzen. Ons minimumloon is nu al het op een na hoogste van Europa. Hoe reflecteert de minister hierop? Zou het niet beter zijn eerst te kijken wat de effecten zijn van de recente verhoging op korte en lange termijn, voordat we opnieuw een verhoging doorvoeren? Vindt de minister de lastendruk voor werkgevers nog proportioneel? Waar ligt voor haar de grens?

Voorzitter. Dat is niet de enige reden waarom de SGP zich zorgen maakt over de herhaalde verhogingen van het minimumloon. MKB-Nederland en VNO-NCW hebben laten weten dat de al eerder vastgelegde loonsverhogingen gaan leiden tot het verlies van 40.000 banen. Dat raakt juist die kwetsbaarste groep werknemers. Dus wat op korte termijn in hun voordeel lijkt te werken, kan die groep mensen op de langere termijn juist de baan kosten.

Voorzitter. Dit laat in mijn ogen zien dat je in dit debat niet pro-werkgever of pro-werknemer bent. Het gaat om de chirurgische precisie. Ik denk dat we het doel, namelijk dat mensen die in deze loonschalen zitten het een stapje beter zouden mogen krijgen, allemaal delen, maar we hebben er niet hun baan voor over. Een werknemer moet ... Ik zie een interruptie.

De heer Van Kent (SP):

Ik hoor hier allemaal zaken die met grote stelligheid worden beweerd, maar niet alles wat de lobby zegt, klopt. Ik wil er één ding uitkiezen. Ik kan u op meer punten bevragen, maar ik zou in ieder geval die 40.000 banen, waar MKB-Nederland mee komt, eruit willen pikken. Dat cijfer heeft te maken met de verhoging van 8,5% en niet met deze 1,2%.

De voorzitter:

Dank, meneer Kent van de SP. Dat was voor de Handelingen. Dan geef ik het woord terug aan de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik heb mijn tekst hier voor me liggen en dat is precies wat ik gezegd heb.

De heer Van Kent (SP):

We behandelen nu een wet die gaat over een verhoging van 1,2%. Hier nu komen met een verlies van 40.000 banen is het bewust in het debat brengen van verkeerde cijfers, waardoor de indruk kan ontstaan dat deze wet daartoe gaat leiden. Ik zou daar nog iets aan toe willen voegen. Toen het minimumloon voor jongeren werd verhoogd, werd er ook gezegd dat er een groot banenverlies aan zou komen. Is dat gebeurd?

De heer Flach (SGP):

Laat ik allereerst ingaan op het eerste deel van de interruptie. Het is zeker niet mijn bedoeling om met getallen een beeld neer te zetten van dit voorstel. Ik vind het een precair voorstel. Ik heb u het dilemma geschetst waarin ik me voel zitten. Ik wil het hier best herhalen. Die 40.000 banen komen uit een brief die MKB-Nederland en VNO-NCW hebben gestuurd. Dat zijn niet de minsten. Zij geven aan dat dat het aantal banen is dat de vorige minimumloonverhogingen zullen kosten. Ik heb dus ook aan bronvermelding gedaan. Ik heb het dus niet over de huidige verhoging, maar dit geeft wel een trend aan. Als we door blijven gaan met verhogingen van het minimumloon, gaat dat een druk op de werkgelegenheid opleveren.

De heer Van Kent (SP):

Als je een wet behandelt, vind ik dat je ook de cijfers moet gebruiken die bij die wet horen en niet met cijfers moet komen die niks met die wet te maken hebben om eventueel mensen bang te maken om voor de wet te gaan stemmen. Maar dat terzijde. Ik stel de vraag nogmaals. Bij de verhoging van het jeugdloon werd ook geroepen dat dit 2% van de banen zou gaan kosten. Is dat ook gebeurd na die verhoging van het jeugdloon?

De heer Flach (SGP):

Ik zit na te denken. De heer Kent zegt aan de ene kant dat we de getallen moeten gebruiken die betrekking hebben op dit wetsvoorstel. Ik heb dus niet de getallen paraat waar u naar vraagt, over een andere, eerdere verhoging.

De heer Van Kent (SP):

Er is toen …

De voorzitter:

Dit is de allerlaatste keer, meneer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):

Dank daarvoor, voorzitter. Er is toen ook met een cijfer gezwaaid, ook door VNO en ook door MKB-Nederland. De verhoging van het jeugdloon zou tot banenverlies gaan leiden. Daar is toen voor gewaarschuwd en dat is niet uitgekomen. Nu hoor ik de SGP hier ook weer waarschuwen voor het verlies van banen. Daarom stelde ik de vraag of die waarschuwing toen terecht is geweest, ja of nee. Die waarschuwing is toen niet terecht geweest. Waarom komt de SGP nu dus weer met dat argument?

De heer Flach (SGP):

Ik snap uw vraag, meneer Kent.

De voorzitter:

Ván Kent.

De heer Flach (SGP):

Van Kent. Ja, zie je. Het is ook …

De voorzitter:

Ik corrigeerde mezelf ook halverwege de interrupties. Met excuses.

De heer Flach (SGP):

Ik snap uw vraag zeker. Ik wil nog een keer benadrukken dat ik hier geen getallen noem om angst te creëren rondom een wetsvoorstel. Ik gebruik getallen om mijn eigen dilemma in te kleuren. Ik kom straks bij de uiteindelijke weging van het wetsvoorstel. Voor ons weegt namelijk aan de ene kant zwaar dat we graag zien dat mensen die afhankelijk zijn van het minimumloon, er in koopkracht wat op vooruit zouden gaan. Ik heb daar straks ook een voorstel, een oplossingsrichting, voor. Aan de andere kant ben ik bezorgd voor het behoud van hun banen. Laten we wegblijven van de getallen, want dat wil u graag, maar ik denk ook dat het niet heel onvoorstelbaar is dat in een heel aantal sectoren de klappen zullen vallen als je het minimumloon verhoogt. Dat is nu al het op één na hoogste van Europa.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Nieuw Sociaal Contract is er een groot voorstander van dat werk dé route is naar bestaanszekerheid, maar dat cijfer van 40.000 banen over de afgelopen anderhalf jaar is natuurlijk schrikbarend. Voor dit wetsvoorstel zouden dat 4.000 à 5.000 banen zijn. Dat heeft VNO-NCW gepubliceerd, niet de minste partij, zoals u zegt. Maar diezelfde VNO-NCW klaagt bij ons als Kamer continu steen en been over 400.000 openstaande vacatures en personeelskrapte. Hoe verhouden 5.000 banen verlies en 400.000 openstaande vacatures zich in uw verhaal tot elkaar?

De heer Flach (SGP):

Dat is een terechte vraag. Ik vind ook dat werkgevers in principe zelf gaan over hoe zij hun mensen belonen, binnen de regels van de cao, maar dat is dan vaak de ondergrens. Zeker in de huidige markt wordt er vaak ook meer betaald. Ik juich dat vanaf deze kant ook van harte toe. Er worden bij veel bedrijven grote winsten gemaakt en ik vind dat werknemers daarvan mogen profiteren, zeker die mensen die het op dit moment krap hebben en wier koopkracht onder druk staat. De volgende zin die ik uitgesproken zou hebben, zou ongeveer zo geklonken hebben. Het gaat er hier om dat wij de wettelijke ondergrens vast gaan leggen en dat in een aantal sectoren waar het gewoon krap is, echt elke procent meetelt. Denk bijvoorbeeld aan detailhandel en horeca. Dat zijn sectoren waar het nog steeds krap is. Er is ook personeelskrapte. Dat heeft echt iets met salaris te maken; dat realiseer ik me ook. Maar de marges daarin zijn flinterdun. Vandaar het dilemma dat ik heb geschetst en de chirurgische precisie waarmee we dit in mijn ogen zouden moeten benaderen.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Zeker dank voor deze toelichting. Iedereen is altijd bang voor banenverlies. Daarbij hoort ook echt die andere kant, namelijk dat we in een overspannen economie zitten met een werkloosheid die op een alltime low zit. Een aantal vacatures kunnen we echt van z'n lang zal ze leven niet vervullen. Maar dat u nog balans in de rest van uw speech gaat brengen, waardeer ik zeer.

De voorzitter:

Ik hoorde geen vraag. U kunt vervolgen. O, de heer Aartsen van de VVD.

De heer Aartsen (VVD):

Goed dat twee collega's hebben aangegeven dat we de cijfers paraat moeten hebben. Ik wil de heer Flach toch wel bijvallen. Ik ga het uiteraard in een vraag verpakken. Is de heer Flach zich ervan bewust dat de cijfers die hij gebruikt, niet alleen van VNO-NCW en MKB-Nederland komen, maar ook van het Centraal Planbureau? Is hij zich ervan bewust dat ze in hun decemberevaluatie van 2023 niet spreken over de afname van arbeidsplaatsen, maar over een afname van 40.000 mensen die weggaan uit het arbeidsproces en dat er per procentpunt ongeveer 10.000 mensen minder zullen gaan werken?

De heer Flach (SGP):

Ik ben me daarvan bewust. Dank voor deze aanvulling. Dat is precies de zorg die we delen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat alle partijen zich bewust zijn van dat mechanisme en dat niemand dus al te makkelijk zegt: zet die kraan maar open. We zijn ons er allemaal van bewust dat het uiteindelijk ook effecten de andere kant op zal hebben.

Voorzitter. Een werknemer moet fatsoenlijk betaald worden, zeg ik ook als oud-ondernemer. De arbeider is zijn loon waard. Als werkgever moet het je eer te na zijn om te weinig te betalen aan een werknemer. Zeker als het goed gaat, mag het ook wel wat meer dan moet. Maar we hebben het hier over het door de overheid wettelijk verhogen van de ondergrens. Daarbij moeten we de effecten voor werknemers en werkgevers eerlijk onder ogen zien en wegen. De overheid moet zorgen dat de werknemer voldoende overhoudt van zijn salaris, zodat er niet te veel verdwijnt in de staatskas. Arbeid wordt in Nederland zwaar belast. Dat heeft een sterk verstorende werking op onze arbeidsmarkt. Dat valt te lezen in het rapport Belasting in maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel. Ik moest het onderbouwen met feiten, dus dat doe ik dan ook gelijk. De SGP dringt er daarom op aan dat de lasten op arbeid serieus omlaag worden gebracht, in lijn met de aanbevelingen van dit rapport. Hierdoor gaat het nettominimumloon omhoog, zonder dat de ondernemer daaraan onderdoor gaat. Is het kabinet, met het oog op een volgend kabinet, bereid om uit te werken hoe de lasten op arbeid omlaag kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld via een verdere verlaging van de Aof-premie?

Voorzitter. Nog zo'n precaire kwestie: het grootste deel van het geld dat gemoeid is met deze verhoging, gaat naar AOW'ers. Dat gun ik ze opnieuw van harte, zeker de ouderen die het niet breed hebben. Er zijn nog steeds ouderen die nauwelijks een pensioentje hebben. Tegelijkertijd gaat er ook veel geld naar mensen die dat niet per se of zelfs helemaal niet nodig hebben. Ik weet dat dit een wens van de Kamer was, maar de Raad van State wijst erop dat dit ondoelmatig is. Dat zou te denken moeten geven. Welke mogelijkheden voor gerichtere ondersteuning van AOW'ers met risico op armoede zijn er volgens de minister? Kunnen we dit geld volgens haar niet doelmatiger inzetten?

Dan nog iets anders. De SGP roept op om oog te hebben voor mensen die moeite hebben met rondkomen. Dat zijn er te veel in ons land. Dat deel ik met een aantal mensen die net interrumpeerden. Daarom moet er werk worden gemaakt van een fatsoenlijk bestaansminimum. Het rapport van de Commissie sociaal minimum heeft hiervoor verschillende routes geschetst. Kan de minister inzicht geven in de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie sociaal minimum? De SGP zet graag in op verhoging van de bijstand en de kindregelingen. Daarom heeft mijn collega Stoffer er afgelopen jaar ook voor gepleit om extra kinderbijslag toe te kennen, omdat die juist van belang is voor die inkomensgroepen.

Tot slot. De SGP wil in ieder geval de vinger aan de pols houden. Doet de verhoging wat die belooft? Wat zijn dan de gevolgen voor de werkgever, de werknemer en onze concurrentiepositie? Dat zijn de feiten waar we het net over hadden. Ik sluit af met de vraag: wil de minister een invoeringstoets doen ten aanzien van het minimumuurloon en de voorliggende wet, als die het haalt?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Een arbeider is zijn loon waard en werk moet lonen. Dit is een uitspraak waar bijna iedereen het wel over eens is. Een werknemer moet rond kunnen komen van het bedrag dat hij met zijn werk verdient. Dit geldt ook voor mensen die voor of rond het minimumloon werken. Vandaag bespreken we een wetsvoorstel dat bijdraagt aan de verbetering van de bestaanszekerheid. Dat is een thema dat centraal stond tijdens de laatste verkiezingen. Als Kamer, ongeacht van welke partij we zijn, zouden we de bestaanszekerheid gaan verhogen in dit land. Nu ligt er een concreet voorstel voor om in ieder geval een kleine stap daarin te zetten voor veel mensen.

Het wetsvoorstel is het gevolg van het aangenomen amendement-Van der Lee. Dit amendement was een aanvulling op het grote koopkrachtpakket van het kabinet. Het was bedoeld om de koopkracht van juist de minima te verbeteren. Sindsdien loopt er een discussie over de voorgedragen dekking ervan. Wij zijn niet doof voor de argumenten die over en weer gaan en voor het dilemma dat de heer Flach zojuist schetste. Afgelopen dinsdag heeft de hele Kamer een debataanvraag gesteund om met elkaar te praten over de zogeheten operatie Beethoven, over het vestigingsklimaat enzovoorts. Dat zijn belangrijke punten. Op dat moment en tijdens het debat over de Voorjaarsnota moeten we het daar uitgebreid met elkaar over hebben. Maar dit wetsvoorstel regelt juist hetgeen we met z'n allen willen, namelijk een extra stap in de richting van meer bestaanszekerheid.

Bij deze wetsbehandeling wil ik het hebben over dit voorstel en vooral ook over de noodzaak ervan. Het voorstel is om het minimumloon per 1 juli aanstaande met 1,2% extra te verhogen. Er is de afgelopen jaren veel over bestaanszekerheid gesproken. Er is ook een commissie geweest in opdracht van de Kamer. Die Commissie sociaal minimum heeft vorig jaar de pijnlijke conclusie getrokken dat het huidige sociaal minimum te laag is om van rond te kunnen komen. Dat werd de afgelopen jaren ook heel zichtbaar door de hoge inflatie. Mensen komen gewoon niet rond met het huidige minimumloon. We zijn het in Nederland in de afgelopen decennia normaal gaan vinden dat je niet rond kan komen van een 40-urige werkweek op minimumloonniveau. De overheid moet met allerlei toeslagen deze inkomens stutten om te voorkomen dat veel van deze huishoudens in armoede vervallen. We hebben de negatieve gevolgen gezien van het toeslagenschandaal. We zijn in een web beland waarbij het jaren duurt om daar weer uit te komen. De economische ontwikkelingen in de afgelopen decennia hebben een eerlijke basis aangetast. Het neoliberale marktdenken heeft verhoudingen doen ontstaan op de arbeids- en woningmarkt die wat onze fractie betreft gewoon niet deugen. Terwijl sommigen veel vermogen hebben kunnen vergaren zonder echte waarde toe te voegen, kunnen anderen niet meer rondkomen met hard werken en hun inkomen. Dat er hard gewerkt wordt aan deze eerlijke basis voor iedereen op de woning- en arbeidsmarkt is goed en heel hard nodig. Bij deze eerlijke basis hoort ook een eerlijk inkomen. Nogmaals, als je werkt, moet je gewoon rond kunnen komen. Daarom is dit voorstel belangrijk en een stap in de juiste richting.

Uit de meest recente koopkrachtcijfers van het CPB blijkt ook dat in retrospect dit voorstel hartstikke nodig is om de koopkracht voor vooral lagere inkomens op peil te houden. Als het wetsvoorstel niet wordt aangenomen, gaat de laagste inkomensgroep er volgend jaar zelfs fors op achteruit en zou er dit jaar ook al koopkrachtverlies zijn voor enkele inkomensgroepen zoals mensen met alleen een AOW.

Met bijzondere verhogingen van het minimumloon komt er natuurlijk ook altijd een belangenafweging, een afweging tussen enerzijds het belang van de werknemer en anderzijds het belang van de werkgever die het minimumloon betaalt. Daar moeten we als overheid ook goed voor zorgen. Een ondernemer moet de risico's die hij neemt, kunnen terugverdienen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Tegelijkertijd is de arbeider zijn loon waard. In het verslag worden door partijen diverse vragen gesteld over de toegenomen kosten voor werkgevers door de stijging van het minimumloon in de afgelopen jaren. Laten we daar duidelijk over zijn: dit voorstel zorgt voor een verhoging van €220 op jaarbasis voor één werknemer die fulltime in dienst is op minimumloonniveau; €220 op jaarbasis dus. Mijn vraag aan de minister is hoe deze stijgingen van de werkgeverslasten zich verhouden tot de toename van de werkgeverslasten voor modale of bovenmodale inkomens.

Voorzitter. De heer Flach had het er net ook over dat er in het wetsvoorstel een manco staat, namelijk de koppeling met de AOW en het bovenmatige percentage geld dat daarnaartoe gaat. Deze koppeling blijft in de ogen van mijn fractie het manco van een beleidsmatige en dus geen reguliere verhoging van het minimumloon. Daar is in het wetsvoorstel voor gekozen juist in lijn met het amendement, dus dat steunen we nu, maar deze koppeling is over het algemeen wel een dilemma bij bijzondere verhogingen van het minimumloon. Enerzijds zorgt deze koppeling voor een verhoging van de AOW met €137 op jaarbasis. Dat is heel erg welkom, juist bij de mensen die enkel van een AOW rond moeten komen. Anderzijds is deze maatregel enorm kostbaar. De kosten voor deze koppeling met de AOW zijn 517 miljoen euro structureel. Dat is 60% van de totale kosten voor deze verhoging van het minimumloon. 1% tot 2% van deze kosten komt terecht bij AOW'ers met een onvolledige AOW, de groep ouderen die een groot risico heeft op een leven in armoede. 1% tot 2%! De doelmatigheid van de koppeling van bijzondere verhogingen van het minimumloon met de AOW staat wat de ChristenUnie betreft daarmee wel ter discussie. Als je het continu met elkaar blijft verhogen, ga je de kloof nooit dichten. Hoe kijkt de minister naar het in stand houden van deze koppeling bij eventuele toekomstige bijzondere verhogingen van het minimumloon?

Voorzitter. Tijdens dit debat wil ik nog kort de brief van de minister van vorige week aanstippen. Hieruit blijkt dat er fouten zijn gemaakt bij de koopkrachtberekeningen die in de begroting van SZW stonden. Dat is heel vervelend, maar waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Ik ben blij dat SZW in ieder geval daarop terugkomt. Gelukkig blijkt uit de meest recente koopkrachtcijfers dat de meeste huishoudens er feitelijk meer op vooruit zijn gegaan dan in september 2023 werd gedacht. Mooi! Het kabinet stelt alsnog een reparatie voor. Dit mag via de huurtoeslag. Ik heb daar wel een aantal vragen over, want het kabinet stelt een wijziging van de huurtoeslag voor 2024 voor, dus voor het lopende jaar. Het is nu kennelijk wél mogelijk om tussentijds een wijziging te doen. Ik kan me vele debatten heugen waarin Kamerleden geroepen hebben om naar aanleiding van koopkrachtcijfers tussentijds maatregelen te treffen, maar waarin het argument telkens was dat je dat eigenlijk pas echt per 1 januari van het nieuwe jaar zou kunnen doen. Scheppen we hiermee niet een nieuw precedent? De huurtoeslag wordt met terugwerkende kracht verhoogd. Dat vindt mijn fractie goed, maar tegelijkertijd ook risicovol, want veel mensen hebben hun toeslag voor dit jaar al aangevraagd en die wordt nu, lopende het jaar, gewijzigd. Ik voel de bui al hangen! Gaat dit voor volgend jaar niet sowieso zorgen voor extra terugvorderingen? We moeten niet opnieuw met elkaar in een slechte film terechtkomen.

Voorzitter. Waarom is er gekozen voor het bedrag van 66 miljoen euro? Dat lijkt een vrij willekeurig bedrag te zijn. De huurtoeslag gaat er voor huishoudens met €36 per jaar mee omhoog, maar het gat wordt hiermee niet volledig gedicht.

Voorzitter, tot slot. Het is onbestaanbaar dat er in een welvarend land veel kinderen met schaamte en tekorten opgroeien. Ik hoop dat ook het nu te vormen kabinet doorgaat met de doelstelling van het huidige demissionaire kabinet om armoede en kinderarmoede te halveren. Bij de start van het huidige demissionaire kabinet in 2021 groeiden in een klas van 30 kinderen 2 kinderen op in armoede. Dit jaar is dat aantal gedaald naar 1,5 kind per klas. Er is dus een kentering ingezet. Zelfs in tijden van ongekende inflatie is het dus mogelijk om de situatie voor veel kinderen en gezinnen te verbeteren.

Ik heb nog twee zinnen, voorzitter, en dan ben ik klaar met mijn bijdrage.

De voorzitter:

En dan doen we de interrupties.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Een verhoging van het minimumloon is uiteraard niet het enige instrument, maar het is wel een instrument om de bestaanszekerheid van grote groepen Nederlanders te verbeteren. Ik hoop dat de meerderheid van deze Kamer dit ook zo ziet en dat dit wetsvoorstel daarom op een meerderheid kan rekenen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie hier twee interrupties. Ik begin met de heer Van Oostenbruggen.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dank u wel, meneer Ceder, voor uw bijdrage. Ik heb een vraag aan de heer Ceder. Het kabinet heeft een project gestart, het project Beethoven, om het vertrek van bedrijven van Nederland naar het buitenland tegen te gaan en om dus naar de verontrustende signalen vanuit het bedrijfsleven te luisteren. Het is trouwens een beetje een ongelukkige naam, want Beethoven was doof. De heer Ceder geeft echter aan dat hij niet doof is voor de bezwaren die leven in deze groep en die onder andere betrekking hebben op de dekking die onder dit voorstel ligt. De dekking is op dit moment nog een bankenbelasting, een box 2-verhoging ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Hoe kijkt u aan tegen deze dekking?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Wij hebben dit amendement mede ingediend. Op zich vinden wij het vrij logisch om te kijken naar de banken, de banken die ook heel veel winst gemaakt hebben de afgelopen jaren. Ik vind het ook logisch om te kijken of je de hogere inkomens iets meer kan belasten om ervoor te zorgen dat je juist ook de onderkant kan stutten. Dat is ook een conclusie van de Commissie sociaal minimum. Die zegt dat alleenstaanden en stellen zonder kinderen €100 tot €200 per maand tekortkomen. We hebben gewoon een groot probleem. Op zich vinden we die gedachtegang niet onlogisch. Tegelijkertijd heb ik aangegeven dat we niet doof zijn voor de discussies die nu gevoerd worden. Een aantal maanden geleden heeft volgens mij staatssecretaris Van Rij al aangegeven dat het kabinet bereid is om te kijken naar deze dekking en met een voorstel te komen. Het staat ons als Kamer vrij om daar iets van te vinden. Ik geef overigens mee dat dit amendement door een meerderheid van de Tweede Kamer is geaccepteerd. Maar als er bijstellingen nodig zijn, zal het kabinet met een voorstel daarvoor komen. Het staat ons allemaal vrij om daar iets van te vinden en bij de Voorjaarsnota daar iets van te vinden of iets te wijzigen. Daar hoort deze discussie thuis. Ik heb de discussie van de afgelopen dagen gehoord en de krantenartikelen gelezen. Voor mij staat de vraag centraal of wij vinden dat mensen die momenteel €100 tot €200 per maand tekortkomen, in dit land moeten kunnen rondkomen. Als het antwoord daarop ja is, dan denk ik dat dit wetsvoorstel een goede stap richting bestaanszekerheid zet. Dat zeg ik ook in de richting van NSC, dat juist ook bestaanszekerheid als een van de belangrijkste thema's heeft. We moeten dit goed met elkaar gaan regelen.

De voorzitter:

De heer Van Oostenbruggen, nog een keer. Ik vraag beide kanten om de interrupties en de antwoorden daarop een beetje kort en bondig te houden.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Uiteraard staan we voor bestaanszekerheid, maar bestaanszekerheid kost geld. Het zijn juist die AEX-bedrijven en die midkapbedrijven die erg veel — u zegt miljarden — bijdragen en dus ook belasting betalen waarmee wij al die zaken betalen. Dus hoe gaat u dat doen als het vestigingsklimaat verslechtert en bedrijven zo meteen opstappen? Hoe gaat u dat gat dan weer dekken?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mijn collega schetst een dilemma waarover we hier elke week een discussie voeren. Volgende week hebben we een ASML-debat met elkaar, waarin we ook gaan praten over het vestigingsklimaat. Dat vinden we uitermate belangrijk; natuurlijk vinden we dat belangrijk. Maar we hebben ook burgers die niet kunnen rondkomen. We hebben nota bene een commissie ingesteld. Die komt met conclusies. Heel verstandige en slimme mensen hebben maandenlang onderzoek gedaan en zeggen: beste Kamer, we hebben een serieus probleem; het sociaal minimum, de bestaanszekerheid moet omhoog. Dit wetsvoorstel voorziet daarin. Ik heb ook al iets aangegeven over de dekking. Daar kunnen we het nog over hebben met elkaar. Tenminste, de staatssecretaris heeft aangegeven dat we daar nog naar gaan kijken. Ik herhaal nogmaals: u heeft zelf de gelegenheid als fractie om daar iets van te vinden en om bij de Voorjaarsnota daarop terug te komen. Ik deel de zorgen, deel dat het belangrijk is en deel dat we daar iets van moeten vinden. Maar dit wetsvoorstel voorziet volgens mij in net iets anders. Dat is de vraag: of wij met elkaar deze correctie, die volgens mij hartstikke nodig is, kunnen doorvoeren.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik ken de ChristenUnie als een redelijke partij en de heer Ceder als een redelijke en rationele man. We weten dat de werknemer van elke euro bruto zo'n €0,50 à €0,60 in de portemonnee erbij krijgt en dat de ondernemer zo'n €1,20 extra aan lasten betaalt. Dat is dus behoorlijk als je kijkt naar de afgelopen twee jaar. De loonkosten zijn met 35% gestegen. Met andere woorden, telt de bestaanszekerheid van ondernemers ook nog mee bij de ChristenUnie? Ik hoor u pleiten voor de onderkant en dat is begrijpelijk. Maar wij kijken ook naar de gevolgen en de effecten aan de andere zijde. Hoe kan een winkelier die dit moet betalen, dit redden? Daar gaat het feitelijk om, want die moet die loonkosten betalen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ook wij komen op voor het mkb. Ook wij komen op voor het vestigingsklimaat. Dat vinden wij hartstikke belangrijk. Maar we hebben wel een weging te maken. Ik neem aan dat ook JA21 vindt dat werk moet lonen. De conclusie is dat dit gewoon niet het geval is in dit land voor een bepaalde groep. Dat moeten we repareren. Dat is mijn taak en dat is ook uw taak. Dit wetsvoorstel probeert in dat dilemma een balans te vinden. U heeft het over de extra lasten. Daar moeten we naar kijken. Dat hebben we ook gewogen met elkaar. Ik heb het in mijn bijdrage aangegeven, maar weet u met hoeveel euro de lasten voor een werkgever gaan stijgen voor één voltijdwerknemer? Ik zal het u zeggen. Ik heb het dan over het specifieke voorstel dat hier op tafel ligt en niet over andere voorstellen. Uit de brief van het kabinet blijkt op jaarbasis om €220 gaat. Dat is fors. Ik ga niet doen alsof dat geen geld is. Maar we willen dat werk voor een grote groep mensen meer gaat lonen, zodat ze hun rekeningen kunnen betalen en ze erop vooruitgaan, in plaats van dat ze er steeds meer op achteruitgaan en in de schulden raken. Van die afweging zegt de ChristenUnie: volgens mij moeten we die stap zetten.

De heer Eerdmans (JA21):

Als je wilt dat mensen meer gaan werken, dan kun je de lonen heel hoog maken, maar je kunt ook zeggen: we moeten de toeslagen gaan verminderen. Daar hebben wij ook een voorstel voor gedaan. Dat woud moet gekapt worden. Als we dat niet doen, blijven mensen zitten in een uitkering, want ze weten dat ze er anders op achteruitgaan; dat is bekend.

De voorzitter:

We gaan hier niet debatteren. Graag uw vraag.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik werd ook uitgedaagd, voorzitter. Bestaanszekerheid voor ondernemers betekent ook dat je het geld misschien moet halen waar het nu naartoe gaat, namelijk naar de overheid. Wij trekken zelf de portemonnee van werknemers leeg doordat we ze te veel laten betalen. Je kunt de werkgevers de schuld gaan geven ...

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Eerdmans (JA21):

De vraag is of de ChristenUnie het ermee eens is dat je veel beter kunt zeggen: we zullen de lasten moeten verlagen, niet alleen voor het rendement van onze hele arbeidseconomie, maar ook gewoon voor de portemonnee van de mensen waar u voor staat.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik wil de heer Eerdmans ook uitdagen om ons verkiezingsprogramma te lezen. Wij stellen een belastingherziening voor waardoor je juist ook door dit soort maatregelen veel minder werkgeverslasten hoeft te betalen. Ik ben het dus met u eens. Die stappen heeft onze partij, en specifiek onze collega Grinwis, uitgeschreven. Laten we ook stappen zetten om dat te gaan doen met elkaar. Maar zover zijn we niet. U weet ook dat het jaren duurt om de toeslagen af te schaffen en daar ook aan de werkgeverskant stappen in te zetten. We kunnen het groot maken, maar dit wetsvoorstel gaat over de vraag of we er voor komend jaar voor kunnen zorgen dat mensen die nu niet kunnen rondkomen, een extra stap krijgen. Ik denk dat deze belangenafweging zorgvuldig gemaakt is. Ik heb ook richting mijn collega van NSC gezegd dat het kabinet ook zelf heeft aangegeven dat de Kamer weliswaar met de huidige dekking heeft ingestemd maar dat we er best naar kunnen kijken. U heeft volgende week een debat over ASML. We gaan het nog hebben over het vestigingsklimaat. Wij zijn daar niet doof voor. Volgens mij vinden wij elkaar op dat punt, maar ik hoop dat de heer Eerdmans ook vindt dat we ten aanzien van mensen die werk hebben dat niet loont en erop achteruitgaan, ook die stap moeten zetten. Anders gaat hun koopkracht er komend jaar namelijk op achteruit. Ik denk niet dat we dat moeten willen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u dit allemaal een heerlijk debat vindt, maar als we niet opletten, dan gaat dit eindeloos duren.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

De interrupties zijn bedoeld om vragen te stellen. De antwoorden van uw kant zijn bedoeld om antwoord op die interrupties te geven. Zullen we proberen om het daarbij te laten? Want anders staan we hier vanavond nog.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik zal het pluggen van mijn verkiezingsprogramma nalaten.

De voorzitter:

Meneer Eerdmans, u ziet af van uw interruptie? Dank u wel. Dan de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik kan het ook kort houden, omdat dit voortborduurt op wat de heer Eerdmans naar voren heeft gebracht. Ik vind het mooi om te zien dat dezelfde worsteling die ik naar voren heb gebracht ook in het betoog van de heer Ceder te herkennen is. Daarin vinden we elkaar denk ik ook. Is de heer Ceder het met de SGP-fractie eens — hij heeft hier al deels antwoord op gegeven, dus ik zal het kort houden — dat de werkgeverslasten verlaagd zouden moeten worden? We hebben gezien dat het minimumloon omhoog is gegaan en dat het procentuele deel van de werkgeverslasten in de afgelopen zeven jaar zelfs nog gestegen is. U heeft er al een antwoord op gegeven, maar het kan geen kwaad om dingen die goed in het gehoor liggen, nog een keer te zeggen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, maar daarvoor is wel een forse wijziging nodig van ons belastingstelsel. Tot op heden heeft de Kamer nog niet — ik zeg het even plat — de moed gehad om dat door te zetten. Ik hoop dat we dat deze periode kunnen doen. Als we dat doen — ik ga ons voorstel toch pluggen — dan zult u in de berekeningen zien dat daarmee ook de werkgevers erop vooruitgaan of dat in ieder geval de lasten achteruitgaan. Dus ik ben het met u eens; deze worsteling is ook voor de ChristenUnie belangrijk.

De voorzitter:

De heer Flach nog een keer.

De heer Flach (SGP):

Prima, dan trek ik graag met de heer Ceder op om te zorgen dat de lasten nu niet te veel bij werkgevers komen te liggen, maar dat ook de overheid zelf een belangrijkere duit in 't zakje doet. Want ik ben het met u eens: dat mensen aan het eind van de maand een stukje salaris overhouden, moet in Nederland echt op enig moment gewoon gerepareerd worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot op dit punt, mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dit debat begint steeds meer een debat te worden over het vestigingsklimaat en het mkb, maar volgens mij hebben we het hier over mensen die geld tekortkomen. De heer Ceder gaf aan dat hij zich er ook zorgen over maakt dat de koopkrachtplaatjes die gepresenteerd waren, deels gerepareerd moeten worden daar waar de fouten gemaakt worden. Is de heer Ceder ook met ons van mening dat die koopkrachtplaatjes geheel gerepareerd zouden moeten worden?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het kabinet heeft een halfjaar geleden beoogd om een paar stappen te zetten. Gebleken is dat er een misberekening is geweest. Er is 60 miljoen uitgetrokken en ik ben benieuwd waar dat vandaan komt. Daar heb ik ook een vraag over gesteld aan de minister. Dan is inderdaad de vraag: wat gaan we daar dan mee doen? Ik wacht de beantwoording van de minister af en kijk hoe zich dat verhoudt. Dit debat zullen we dan straks met u voeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Keijzer van de BBB, één aanvullende vraag.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Volgens mij — dat zal ook in mijn betoog blijken — worstelt ook de heer Ceder met de effecten van dit wetsvoorstel, dat eigenlijk het doel, namelijk het helpen van minima, voorbijschiet. Dat gaat vooral het sterkst op voor de groep gepensioneerden. Dit voorstel kost 850 miljoen. Het grootste gedeelte zit dan bij gepensioneerden, terwijl dat niet vanzelfsprekend de mensen zijn die niet rond kunnen komen, althans degenen met wat hogere pensioenen. Dat hoorde ik de heer Ceder zeggen. Heeft hij ernaar gekeken hoe je dit wetsvoorstel op een andere manier vorm kan geven, waardoor je dat effect niet hebt en dus ook niet dit grote beslag op publieke middelen nodig hebt?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik wil eerst even aangeven dat dit amendement al is aangenomen. Op zich hebben we er als Kamer al een besluit over genomen. Dit gaat nu over de wet, maar het amendement is al aangenomen. De koppeling zit daar wel en dat steun ik ook gewoon. Alleen, zolang je die koppeling blijft houden, zal je dat met de bijzondere uitkeringen waar het gaat om mensen die voor een minimumloon werken, nooit kunnen bijbenen. Want je gaat altijd mee. Sterker nog, zij die een hoger inkomen hebben, vaak AOW'ers, gaan er door het percentage eigenlijk nog een stap op vooruit. Ik wil het er niet zozeer tijdens dit debat over hebben, maar ik heb er wel wat vraagjes over omdat ik denk dat we als Kamer een fundamentelere discussie moeten voeren over de bijzondere uitkeringen — ik heb het dus niet over de reguliere uitkeringen, want die koppeling moet je elke keer gewoon doen — en of het niet beter en efficiënter kan waardoor het geld ook terechtkomt bij de mensen die dat het hardst nodig hebben. Daarbij zij ook nog opgemerkt dat er mensen zijn die alleen maar van hun AOW leven. Dus daar moet je ook naar kijken. Maar voor nu is dit de beste oplossing en deze stap is gewoon nodig om de reden die ik eerder heb toegelicht.

De heer Aartsen (VVD):

Ik ben blij met de antwoorden van de heer Ceder. Hij heeft zo-even terecht gewezen op de reguliere verhogingen. Dat is volgens mij ook verstandig; ik zal er straks ook nog wat over zeggen. Daarnaast hebben we de bijzondere verhogingen waarvan we er de afgelopen jaren een aantal hebben gehad. En ook deze ligt nu voor. De heer Ceder werpt de vraag op of het wel onverkort nodig is om, los van die reguliere verhogingen, ook die bijzondere verhogingen een-op-een door te koppelen, omdat dit eigenlijk een hele ongerichte koppeling is. Zou de heer Ceder antwoord kunnen geven op de vraag die hijzelf opwerpt met het oog op dit wetsvoorstel?

De voorzitter:

Dat is een hele uitgebreide vraag.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat is een mooie vraag.

De voorzitter:

Ja, u kunt weer helemaal opnieuw beginnen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Wij hebben in ons verkiezingsprogramma staan dat we de koppeling behouden, maar dat heeft er mede mee te maken dat wij een belastingwijziging voorstellen waarbij je op een gegeven moment ook de AOW gaat fiscaliseren. Dus we behouden die, maar eigenlijk plaats je aan de andere kant een maatregel waardoor het geld steeds meer bij de mensen terechtkomt van wie je zou willen dat het daarnaartoe gaat. Het amendement is overigens al aangenomen door een meerderheid van de Kamer. We spreken nu over een wetsvoorstel en hebben het nu dus in principe niet over dat amendement. Ik steun de koppeling omdat ik, alles overwegend, zie dat dit een stap is die nodig is en die ook door de Commissie sociaal minimum is aangegeven. Er zijn mensen die gewoon niet rond kunnen komen. Ik vind dat we als Kamer die mensen moeten helpen, zodat werken in dit land ook loont.

De voorzitter:

Dank u. Uw collega's begrijpen alles wat u gezegd heeft.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Gelukkig.

De voorzitter:

Dan kunnen we uw termijn afronden. Ik ben voornemens te schorsen voor de lunchpauze na de maidenspeech van mevrouw Patijn. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Podt van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Hard werk moet beloond worden. Het is goed dat we vandaag deze wet behandelen om het minimumloon te verhogen. In de verkiezingscampagne waren vrijwel alle partijen eensgezind: de bestaanszekerheid van Nederlanders moet verbeteren. Onderdeel daarvan is dat het minimumloon nu niet toereikend is. Iedereen verdient het om zonder geldzorgen te kunnen leven, is mijn uitgangspunt. Als je bovendien hard werkt voor een minimumloon, is het extra wrang dat je aan het einde van je geld een stukje maand overhoudt. Daarom hebben we in september de samenwerking opgezocht om die mensen die hard werken, net dat extra duwtje te kunnen geven. Van PVV tot GroenLinks-PvdA hebben we vervolgens dit plan gepresenteerd, met meer inkomen en een makkelijkere toegang tot kinderopvang voor werkende ouders. Dat helpt. Dat is geld dat mensen direct kunnen gebruiken. Hoog tijd dus om de aangenomen amendementen in uitvoering te brengen.

Natuurlijk volgt dan een afweging, want wat is het juiste bedrag aan minimumloon? Wat doe je aan toeslagen? Hoe richt je de belastingen in? Maar ook: wat mag je van werkgevers vragen? Wat vind je redelijk? Ik vind dit redelijk. Ik ben eerlijk: het is niet ons volledige verkiezingsprogramma. Ik vind dat je je premies zo moet inrichten dat het juist goedkoper wordt om mensen aan te nemen die wat minder verdienen, bijvoorbeeld door het eerste deel van het loon vrij te stellen van de premies werknemersverzekeringen. Maar ik vind ook dat je met je werk een boterham moet kunnen verdienen.

Voorzitter. Er zit wel wat ongemak bij mij. We debatteren over de Wet verhoging minimumloon, maar als ik naar de geldstromen kijk, ontstaat er toch een ander beeld. Volgend jaar zullen werkgevers in Nederland 170 miljoen euro meer loonkosten hebben. Ondertussen stijgt de AOW met bijna 400 miljoen euro. Dat voelt wrang. Ik vind het heel verstandig dat Nederlandse ouderen mogen rekenen op een welvaartsvaste oudedagsvoorziening. Als mensen in Nederland het wat beter krijgen, moeten ouderen het dat ook krijgen. Maar als je op een gegeven moment moet concluderen dat de bijstand en het minimumloon gewoon echt te laag zijn, zoals de Commissie sociaal minimum dat vorig jaar deed, is het wrang dat uiteindelijk vooral de AOW stijgt. Ik gun iedereen de wereld. Ik gun heel Nederland dat we de inkomstenbelasting verlagen. Ik gun vooral AOW'ers met een klein aanvullend pensioen dat ook zij wat meer zekerheid hebben aan het einde van de maand. Maar ik vind het ingewikkeld om van iedereen een grotere bijdrage te vragen als dat geld voor een groot deel terechtkomt bij de mensen met een flink aanvullend pensioen, zeker als we weten dat de overheidsfinanciën op termijn onder druk staan. Het is mijn verantwoordelijkheid en onze verantwoordelijkheid als politiek om daar ook bij stil te staan. Ik wil hierbij ook de minister de gelegenheid geven om te reflecteren op dit dilemma en het budgettaire ethos dat wij als politiek van onszelf mogen verlangen.

Voorzitter. Dat laat onverlet dat dit voorstel ook die mensen helpt bij wie het even niet lukt of die iedere dag heel hard werken. Daarom hoop ik op brede steun van deze Kamer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Podt. Er is een interruptie van mevrouw Keijzer van de BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Mevrouw Podt begint over het punt waarover ik de heer Ceder interrumpeerde, namelijk de groep met een wat groter aanvullend pensioen, die eigenlijk niet onder het doel van dit wetsvoorstel valt. Is het dan toch niet een idee om met elkaar te kijken en in eerste instantie aan de minister te vragen of we iets kunnen bedenken waardoor je dat doel bereikt, maar niet met de 850 miljoen die het nu kost?

Mevrouw Podt (D66):

Ik kan daar heel eerlijk over zijn. We hebben daar ook wel over nagedacht in de loop van de voorbereiding van deze behandeling. Het lastige daaraan is, zoals de heer Ceder net al zei, dat we al eerder hierover hebben gesproken in het kader van dit amendement. Dit had niet onze voorkeur. Volgens mij heb ik dat ook afdoende duidelijk gemaakt in mijn spreektekst zonet. Dat maakt het natuurlijk ingewikkeld, want ik vind het heel belangrijk dat die verhoging van het minimumloon er komt. Met mij valt over heel veel dingen te praten, maar at the end of the day vind ik het belangrijk dat we in juli onder de streep die verhoging gaan doen. Als dat in gevaar komt, vind ik het ingewikkeld worden.

De voorzitter:

Er is een aanvullende interruptie van de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil even bij mevrouw Podt landen waar ik net bij de heer Ceder was vertrokken.

Mevrouw Podt (D66):

Hij wil bij mij landen. Nou, nou! Dat gebeurt hier niet vaak, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik voel me welkom. Kijk, die lonen moeten ergens van betaald worden.

Mevrouw Podt (D66):

Zeker.

De heer Eerdmans (JA21):

Die gaan betaald worden door ondernemers, door bedrijven. Ik gaf net al het voorbeeld hoeveel een ondernemer moet gaan afdragen voor elke euro die bruto bij het minimumloon komt. Ik heb het eens even uitgerekend. Een bloemist met drie medewerkers zal door dit voorstel in anderhalf jaar tijd een loonkostenstijging krijgen van €3.000 per werknemer. Je kunt dus zeggen dat het heel sympathiek en warm is om mensen die dat nodig hebben, meer geld te geven — natuurlijk, dat zal iedereen erkennen — maar de prijs wordt betaald door de bloemist. Wat hebben we nou aan een minimumloonstijging als die bloemist eraan onderdoor gaat, als hij ermee stopt? Dan zitten mensen zonder werk en dan komen ze in een uitkering. Neemt D66 dat beeld voor lief?

Mevrouw Podt (D66):

Nee, zeker niet. Volgens mij heb ik dat ook in mijn spreektekst aangestipt. Volgens mij wordt ook uit ons verkiezingsprogramma heel duidelijk welke dingen wij heel erg graag zouden willen doen richting werkgevers. Laten we daar dus alsjeblieft de komende tijd verder over spreken. Tegelijkertijd ben ik het niet met de heer Eerdmans eens dat bijvoorbeeld zo'n bloemist helemaal niets zou hebben aan de verhoging van het minimumloon. Uiteindelijk gaat dit ook over mensen die meer geld in hun portemonnee krijgen en dan meer te besteden hebben, waardoor ze bijvoorbeeld af en toe een bloemetje kunnen kopen. We hebben in heel veel onderzoek gezien dat het uiteindelijk voor de hele economie, en dus ook voor de bloemist die door de heer Eerdmans genoemd wordt, uitstekend is als het minimumloon omhooggaat.

De heer Eerdmans (JA21):

Het punt is juist dat ervoor gewaarschuwd wordt dat dit weleens de druppel kan zijn; het is een optelsom voor bedrijven. Dan is de bloemist een voorbeeld; het kan ook de slager zijn. Natuurlijk zullen mensen met iets meer centjes wat meer bloemetjes gaan halen, maar dat kun je ook bereiken op een andere manier, namelijk — dat zal mijn bijdrage zijn — door die lasten te verlagen, zodat mensen wat meer in de portemonnee overhouden. Kortom, we leggen de prijs nou net bij die bloemist neer en die moet het wel gaan betalen. Die heeft niet de marges en enorme reserveringen die een multinational heeft. Die bloemist moet ook elke maand kijken: wat hou ik over voor mijn personeel, voor mijn verwarming, voor mijn voorraad, voor alles wat ik draaiende moet houden? De vraag is dus of we met dit voorstel niet een te hoge prijs neerleggen bij een groep die ook kwetsbaar is.

Mevrouw Podt (D66):

Ik deel niet de conclusie van de heer Eerdmans, maar zijn oproep vind ik wel heel terecht. Want wij horen dat als D66 natuurlijk ook en wij vinden het belangrijk dat we er ook voor die ondernemers zijn. Volgens mij gaat het er dus om dat we hier niet met een valse tegenstelling zeggen dat we of-of moeten doen. Volgens mij moeten we en-en doen. We moeten ervoor zorgen dat dat minimumloon omhooggaat en we moeten zorgen voor die werkgevers. In die zin hoor ik zijn oproep en volgens mij moeten we daarmee aan de slag.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw betoog. Dan schiet ik naar de heer Van Oostenbruggen van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Voorzitter. Bestaanszekerheid is een kernthema voor Nieuw Sociaal Contract. We kunnen het hier hebben over van alles en nog wat, maar als er in dit land meer dan 1 miljoen mensen niet mee kunnen doen, hebben wij een groot probleem. Vandaag staan we hier voor het debat over de verhoging van het minimumloon. Die vinden wij lastig, want ruim 500.000 werkenden werken voor het minimumloon, en 400.000 mensen in de bijstand en 3,5 miljoen met een AOW-uitkering hebben te maken met een koppeling aan dat minimumloon. Voor hen zou die verhoging van 1,2% dus goed nieuws kunnen zijn. En ja, we hebben meerdere grote problemen in dit land; we moeten ons ook zorgen maken over goed bestuur, de leefbaarheid, het vestigingsklimaat, het milieu, natuurgebieden en de infrastructuur. Maar we zullen mensen in dit land meer en meer kwijt blijven raken als we geen verbetering brengen in de situatie van onze naasten, onze collega-inwoners. We moeten verbetering brengen in de situatie van Nederlanders die klem zitten.

Een verhoging van het minimumloon kan daar goed aan bijdragen, maar we moeten iedereen die nu meeluistert geen rad voor ogen draaien: 1,2% lost de problemen van de meest kwetsbaren in onze samenleving niet op. Nieuw Sociaal Contract — dan ga ik toch een beetje pluggen — is er in de verkiezingen heel duidelijk over geweest dat er wat gedaan moet worden aan bestaanszekerheid. Wij kiezen graag voor die evenwichtige aanpak. Onze inzet voor Nederland was en is om niet rücksichtslos met grote stappen het minimumloon te verhogen, maar ook te kijken naar de samenhang met toeslagen, kortingen en, bovenal, de kosten van leven in dit land. Wij zullen blijven pleiten voor redelijke en eerlijke huur, betaalbare energie en betaalbare boodschappen. Daarom wil ik graag aan de minister vragen of zij met haar collega-bewindspersonen expliciet wil sturen op het verlagen van die elementaire kosten. Kan zij dit met haar collega's opnemen en kijken naar mogelijkheden? Als u het mij vraagt, moeten dat mogelijkheden zijn om deze groepen op korte termijn te helpen.

Voorzitter. Afgelopen vrijdag zijn we opgeschrikt door een brief waarin stond dat er fouten in de verwerking van de CPB-modellen zaten. Het is ook een klein puntje uit ons verkiezingsprogramma dat het echt risicovol is om op basis van die modellen hele belangrijke besluiten te nemen, maar goed. In september zag het koopkrachtplaatje er al niet best uit, maar voor deze groep is het koopkrachtplaatje nu gewoon zeer negatief. Een alleenstaande met een bijstandsuitkering schommelde bij de Miljoenennota rond de 0%, namelijk -0,4%. Voor een alleenstaande AOW'er was dat -0,3%. Kennelijk vond het kabinet dit toen aanvaardbaar. Nu blijkt dat dit, na correctie door SZW, -1,7% en -0,8% is geworden. Deze cijfers houden ook rekening met de verwerking van de motie-Klaver, waar we het vandaag over hebben. Eigenlijk moet ik zeggen: met de uitwerking van die motie. We hebben het, zonder deze verhoging, dus over een verslechtering voor de minima van 2% in 2024. Dat geldt dus voor de Nederlanders die het het moeilijkst hebben en die zich dagelijks zorgen maken over het einde van de maand. Ik wil aan de minister vragen: hoe kan dit? Natuurlijk hebben we een brief gehad met een toelichting op de fouten en op het voorgenomen herstel. Maar hoe gaat de minister voorkomen dat dit soort fouten de besluitvorming rond de koopkracht gaat vertroebelen?

Afgelopen september was de Kamer er vast niet mee akkoord gegaan als iedereen in het land erop vooruit zou zijn gegaan behalve de kwetsbare alleenstaanden, de sociale minima. Ook nu wordt het te positief voorgespiegeld. De 1,2% verhoging is namelijk wel al meegerekend, maar deze wet is nog niet aangenomen. De dekking wordt zo meteen ook nog een hele leuke. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Wat zou zij doen als de Kamer vandaag tegen zou stemmen? Is de minister dan tevreden met de gemiddelde -2% koopkracht voor sociale minima? Laten we dit even op ons laten inwerken. Bijna heel Nederland gaat er in 2024 2% tot 5% op vooruit, maar alleenstaande sociale minima en alleenstaande AOW'ers gaan er, op basis van de recente cijfers, 2% op achteruit. Het is fair to say dat de ongelijkheid tussen de meest kwetsbare Nederlander en de gemiddelde Nederlander in 2024 ruwweg 5% groter wordt. Dat is een hele slechte zaak.

Ik wil graag heel duidelijk zijn over waar Nieuw Sociaal Contract staat wat betreft de verhoging van het minimumloon die nu voorligt. Wij zijn in principe niet tegen een verhoging van 1,2%. Maar er moet wel een deugdelijke dekking komen. We waren niet gelukkig met de keuze van de Kamer in oktober 2023 om dit te dekken met een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven, waardoor er een nog verdere verslechtering van ons vestigingsklimaat zou plaatsvinden. We hebben toen wel gezegd dat we achter een beperkte verhoging met een goede dekking kunnen staan. Dit is zo'n beperkte verhoging, maar de dekking blijkt ongewis.

Nieuw Sociaal Contract was, daags voor kerst, dan ook verheugd dat de staatssecretaris van Financiën in de Eerste Kamer de toezegging had gedaan om deze dekking elders te gaan zoeken. Daar wachten wij dus met spanning op. Dat moet namelijk wel een eerlijke en goede dekking zijn. De rekening moet dus niet — ik noem het maar gewoon even — doorgeschoven worden naar het mkb, dus het bedrijfsleven. Die hebben al immer stijgende lasten. Werkgevers dragen ook al de rekening voor het minimumloon. Hoe kijkt de minister aan tegen deze oplopende lasten voor het mkb? Zijn er vormen van mkb-lasten die u eventueel kunt verlichten om de verzwaring van een hoger minimumloon teniet te doen? Hoe kijkt de minister aan tegen de balans in lasten tussen inwoners en ondernemers? Ondernemers zijn trouwens, in de meeste gevallen, ook gewoon inwoners. Kijk ook naar de landen om ons heen. Daaraan meten wij ons in internationaal perspectief, zowel qua sociale zekerheid als qua concurrentiekracht. Het grote nadeel van de verhoging van de minimumlonen is namelijk dat deze grotendeels wordt opgebracht door werkgevers van werk met arbeidsintensieve processen. Dat geldt overigens niet alleen voor kleine werkgevers; het geldt ook voor de grote. Die dekking wordt, wat Nieuw Sociaal Contract betreft, echt de crux.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ook hiervoor hoef ik het dilemma niet te schetsen dat speelt tussen werkgeverslasten en ervoor zorgen dat mensen een fatsoenlijk inkomen hebben en in ieder geval rond kunnen komen. Ik hoor mijn collega van NSC een aantal koopkrachtcijfers noemen. Ik vraag mij af of mijn collega ook kan schetsen wat de gevolgen zijn als NSC tegen zou stemmen en het wetsvoorstel het niet zou halen. Dan wordt het toch nog erger?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Absoluut, zekers. Als er tegengestemd zou worden door ons en de rest van de Kamer, hebben we inderdaad te maken met een koopkracht van -2%. Dat was dan ook het getal geweest in september, toen de koopkrachtplaatjes in de Miljoenennota zijn gepresenteerd. Dat is een hele kwalijke zaak.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Daar zijn we het beiden over eens. Volgens mij ligt er nu een voorstel met een meerderheid voor een amendement en voor dekking. Het kabinet zegt: wij willen u in zekere zin tegemoetkomen en kijken of we de belangenafweging wat zorgvuldiger kunnen doen. Maar u zult wel moeten stemmen voor dit voorstel. Ik wil het volgende toch meegeven. Ik ben het in grote lijnen eens met de analyse die u schetst, namelijk dat we aan veel meer knoppen moeten draaien. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dit voorstel gaat niet alles wijzigen of verhelpen, maar het is wel een stap in de juiste richting. Ik hoop dus echt dat mijn collega van NSC het met mij eens is dat wij in ieder geval wel deze stap gaan zetten, in lijn met de Commissie sociaal minimum. Ik hoop dat we de discussies die net werden gevoerd, ook voeren in latere debatten, zoals het ASML-debat van volgende week, maar dat we wel voor dit wetsvoorstel gaan stemmen.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Het is een zeer bijzondere zaak dat er een amendement wordt aangenomen waarover een staatssecretaris zegt: ik kan dit eigenlijk niet uitvoeren; ik kom met een nieuwe dekking. Ik ben nog niet klaar met mijn inbreng. Ik heb nog een kleine pagina over en die gaat over die dekking. Goed beschouwd is het volgens mij goed bestuur om uitgaven te dekken. Dat gebeurt in ieder geval niet met het amendement dat aangenomen is, want de staatssecretaris heeft gezegd: ik kom met een alternatief.

De voorzitter:

De heer Ceder, de laatste keer.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dan even een opmerking. Het is gewoon als volgt. Als wij dit wetsvoorstel niet aannemen, gaan we terug naar de cijfers van september. Dat is net aangegeven. Van links tot rechts zeiden we daarover: dat is onacceptabel. Ook NSC zei dat. Bestaanszekerheid was een belangrijk thema deze verkiezingen. Nu ligt er een wetsvoorstel dat qua bestaanszekerheid een stap in de juiste richting zet. Ten aanzien van de dekking: ik ben het met u eens dat we daarnaar moeten kijken. Maar mijn laatste vraag is: u bent het toch ook ermee eens dat wij hier rond de Voorjaarsnota het debat met elkaar over gaan voeren? Als we het er niet mee eens zijn en zeggen dat het helemaal anders moet en dat we de dekking ergens anders vandaan gaan halen, dan staat het ons vrij om dat te regelen. Zouden we niet in ieder geval de stap vooruit moeten zetten en moeten regelen dat mensen met een minimumloon die niet rond kunnen komen, er nu op vooruitgaan?

De voorzitter:

De laatste keer de heer Van Oostenbruggen op dit punt.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Wat u aangeeft, is precies het dilemma. Ik ga daar zo meteen ook het een en ander over zeggen. Maar goed beschouwd hebben we hier een debat met de minister om meer toelichting te krijgen. Ik ga misschien zelfs toezeggingen vragen — je weet het niet, want ik moet nog een stuk van mijn tekst doen — om ervoor te zorgen dat dit een behapbaar voorstel wordt met een correcte dekking. Uiteindelijk staat of valt een goed voorstel in dit parlement met een goede dekking.

Mevrouw Podt (D66):

Ik kan collega Van Oostenbruggen best waarderen voor de mooie uiteenzettingen die hij af en toe in deze zaal doet over de dilemma's waar wij als Kamerleden mee te maken hebben. Dat vind ik oprecht mooi. Dat kunnen we wat vaker doen in deze Kamer, want dingen zijn vaak niet zo zwart-wit. Maar wat daaronder ligt, is wel een beetje problematisch. Dat is iets wat we helaas vaker terugzien bij NSC, namelijk een zekere weifelmoedigheid waar het aankomt op het nemen van besluiten. Het lastige is dat de heer Van Oostenbruggen enerzijds zegt dat het allemaal heel erg ingewikkeld is, maar dat het ook heel erg belangrijk is dat er een verbetering in de situatie komt, terwijl wij er met dit voorstel voor kunnen zorgen dat de situatie van mensen per juli verbetert. Maar als NSC nu weer heel weifelmoedig gaat zijn en gaat zeggen "enerzijds, anderzijds, moeilijk, moeilijk, moeilijk" …

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Podt (D66):

… dan komt dat er niet.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Podt (D66):

Nou, ik wil graag een reflectie van de heer Van Oostenbruggen.

De voorzitter:

Een reflectie! Ik weet niet of een reflectie een vraag is. Kunt u alstublieft een vraag formuleren? Dat maakt het leven zo veel makkelijker.

Mevrouw Podt (D66):

Mijn vraag is dan: wat vindt de heer Van Oostenbruggen daarvan?

De voorzitter:

Dank u.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Volgens mij zijn wetgevingsoverleggen er ook voor dit soort overwegingen. Mevrouw Podt moet weifelen ook zeker niet verwarren met een zorgvuldige afweging. Als wij terugkijken op de afgelopen jaren, dan zien we dat de afweging een aantal keren onzorgvuldig was en heeft geleid tot problemen. Dat hadden we misschien kunnen voorkomen als we wat meer geweifeld hadden. Dat zijn we hier aan het doen. Ik leg hier uit dat wij echt een dilemma zien: ja, het is een goed voorstel om het minimumloon met 1,2% te verhogen, en nee, het is geen goed voorstel om een dekking te hebben die ons bedrijfsleven zo hard raakt. Dat is een zeer groot dilemma. Dit is het debat. We hopen dat de minister zo meteen voor de stemmingen volgende week dingen mee kan geven waar wij als fractie blij van worden.

Mevrouw Podt (D66):

Dat hopen we allemaal. De heer Van Oostenbruggen zegt dat de dekking heel belangrijk is. Dat ben ik met hem eens. Hij zegt ook dat een zorgvuldige afweging daarover heel belangrijk is. Dat ben ik ook met hem eens. Ik lees even een tekstje voor: overwegende dat aanvullende maatregelen nodig zijn om huishoudens meer bestaanszekerheid te bieden; verzoekt de regering het minimumloon per 1 januari 2024 enigszins te verhogen met behoud van de volledige koppeling en dit te dekken uit de uitgavenkant. Dat komt u misschien bekend voor. Dat is een motie waarvan we hebben begrepen dat uw partijleider de architect is. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Van Oostenbruggen daarop terugkijkt. Vindt hij dat dan zorgvuldig? Vindt hij dat dan een goede dekking?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dat is een hele leuke. Natuurlijk ken ik die motie, maar u weet ook hoe het gegaan is met die motie en wat daar uiteindelijk de kritiek op was. Dat had te maken met dekking. Volgens mij is dit een typisch voorbeeld van iets waar enige snelheid misschien wat minder handig bij was en waar een zorgvuldige overweging en kijken naar een goede dekking juist een heel goed idee zouden zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Podt, de laatste keer.

Mevrouw Podt (D66):

Dit vind ik een beetje flauw, want de eigen partijleider van de heer Van Oostenbruggen heeft er destijds voor gezorgd dat deze motie er kwam. Daar hebben we toen een hele discussie over gehad. Vervolgens heeft een aantal partijen de verantwoordelijkheid genomen om iets te maken met een daadwerkelijke dekking. Is dat ideaal? Nee, dat is niet ideaal. De werkelijkheid is ook niet ideaal. Dan vind ik het heel makkelijk dat de heer Van Oostenbruggen nu vanaf de zijlijn zegt dat de dekking wel lastig is. Wat zijn eigen partij naar voren bracht, was echt veel lelijker.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag. Ik ga naar de volgende interruptie.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Ik zou er heel graag ...

De voorzitter:

Nee, het spijt me. Mevrouw Patijn heeft een interruptie.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Zonde.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

De heer Van Oostenbruggen geeft aan dat hij het niet eens is met de dekking, als ik het goed begrijp. Hij is het er niet mee eens dat er gekeken wordt naar de motie die in de Eerste Kamer is aangenomen. In deze Kamer is volgens mij aangenomen dat de verhoging gedekt wordt zoals in het voorstel dat er nu ligt. Maar de kernvraag is als volgt. Volgens mij wordt hier een rechts kabinet geformeerd, waar u een onderdeel van bent. Als er een andere dekking gezocht moet worden, kan een nieuw kabinet aan de slag gaan met een nieuwe dekking. Waarom wordt er zo aarzelend gedaan over de keuze, om met de woorden van mijn collega van D66 spreken? Als er vandaag niet doorgepakt wordt op die 1,2%, weten we zeker dat de groepen waar u het over heeft en waar u zo veel zorgen over heeft, er in koopkracht op achteruitgaan.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Ik wil graag twee dingen zeggen. Het eerste is stiekem nog in reactie op de vorige spreker. Volgens mij is dit gestoelte in deze zaal niet de zijlijn. Ik kan het mis hebben, maar volgens mij niet. Twee. Een correcte dekking moet wat ons betreft gezocht worden in de uitgavenkant. De motie-Klaver stelde: zoek het bij het bedrijfsleven. Die motie is aangenomen. Daar hadden wij pijn in onze buik van. Toen hadden we één zetel. Het deed bij één iemand echt pijn. Nu zitten we hier in een nieuwe constellatie te wachten op de dekking die van het kabinet komt. Die is toegezegd. Dat is ook de reden geweest dat de Eerste Kamer het amendement daarna heeft aangenomen. Dat was op voorwaarde dat niet het hele Belastingplan zou worden weggestemd en er dus een nieuwe dekking zou komen. Daar zitten wij op te wachten. Daar gaat het laatste deel van mijn inbreng ook over.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dat betekent dus dat we gaan wachten met het verhogen van de lonen tot er een nieuwe dekking is gevonden, die volgens mij voor het voorjaar is toegezegd, zodat een nieuw kabinet de mogelijkheid heeft om daar nog naar te kijken. U zegt: de mensen kunnen nog wel een halfjaar wachten, ook al is hun koopkracht aan het achteruitgaan.

De voorzitter:

Ook hier hoor ik geen vraag. We kunnen doorgaan.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

We gaan het hebben over dekking. Over deze dekking is wat Nieuw Sociaal Contract het laatste woord nog niet gezegd. De crux zit hem in het volgende. De sleutel ligt bij het kabinet. Bij goed bestuur hoort de afweging — dat is geen weifeling — van uitgaven en inkomsten. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Ik wil graag van de minister weten welke ideeën er in dit kabinet spelen om dit gat te dichten. Is daar in het kabinet inmiddels overleg over geweest? We zitten namelijk al drie maanden na kerst. Is er een goede oplossing die aan de uitgavenkant zit en die het mkb ontziet? Wanneer is de regering voornemens om deze dekking naar de Kamer te sturen? De heer Klaver had deze dekking overigens waarschijnlijk in een namiddag gevonden. Wij wachten al drie maanden op een goed voorstel. Drie maanden! Ik snap dat het politiek lastig ligt, maar drie maanden om wat in elkaar te sleutelen of op z'n allerminst een richting te geven ... Wij moeten dat als Kamer toch ook doen als wij moties en amendementen indienen? Ook wij moeten keurig financieel dekken. We weten dat er een andere dekking gaat komen. Waarom is die niet tegelijk met deze wml-verhoging naar de Kamer gestuurd? Nieuw Sociaal Contract vindt dit een cruciaal onderdeel van de overweging of een wetsvoorstel goed of slecht uitpakt voor onze economie. Hoe gaat het kabinet dit oplossen? Hoe zorgt het kabinet voor een eerlijke en solidaire balans?

De heer Ceder (ChristenUnie):

De heer Van Oostenbruggen verwijt het kabinet al drie maanden naar een deugdelijke dekking te zoeken. NSC heeft drie maanden geleden tegen dit amendement gestemd en heeft óók drie maanden kunnen nadenken over wat dan een deugdelijke dekking zou zijn. Ze steunen het doel immers. Ik hoor de heer Van Oostenbruggen namelijk zeggen dat we deze stap volgens hem moeten zetten, maar dat we daarbij een andere dekking nodig hebben. Ik vraag de heer Van Oostenbruggen: welke dekking aan de uitgavenkant zou NSC dan willen aandragen?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Die vraag had ik wel verwacht. Ik wil echt niet op de muziek vooruitlopen. Als iemand zegt een andere dekking te gaan regelen voor een uitgave van in dit geval meer dan 1 miljard, dan vind ik dat die persoon de bal heeft. Die persoon moet daarmee dan gaan voetballen en met een goede dekking komen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik hoor dat NSC dus van twee walletjes wil eten. Aan de ene kant zeggen ze: het minimumloon moet omhoog; dat steunen wij, want de koopkracht achteruit laten gaan is onacceptabel. Vervolgens geven ze niet thuis als het om de dekking gaat. Net als het kabinet heeft ook NSC — dat was voorheen één persoon, maar nu zijn ze met z'n twintigen — drie maanden de tijd gehad om een deugdelijke dekking te vinden. Als u tegen gaat stemmen of dat voornemen heeft, denk ik dat het goed zou zijn om met een tegenvoorstel te komen waarnaar we kunnen kijken. Dat is goed bestuur. Als NSC dat niet doet, wilt u er wel heel gemakkelijk vanaf komen. Ik wil NSC toch uitdagen om met een deugdelijke dekking te komen via de uitgavenkant — daarover hebben ze drie maanden kunnen nadenken — of om met dit voorstel in te stemmen, wetende dat we hier tijdens het debat over de Voorjaarsnota gewoon nog over gaan praten met elkaar. NSC kan dan de dekking wegen. Als zij een alternatief hebben dat beter is en ook door een meerderheid gedragen kan worden, kunnen zij dat prima inbrengen. Is de heer Van Oostenbruggen dat met mij eens?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

"Van twee walletjes eten" en "weifelen" blijven kwalificaties die absoluut niets te maken hebben met zorgvuldig afwegen. Voor die zorgvuldige afweging is er een debat als dit. Dat doen we met elkaar. We hopen dat het kabinet iets meer duidelijkheid geeft, zodat de keuze makkelijk of zelfs juist heel erg makkelijk wordt; we hopen dat het een goed idee wordt. Maar op dit moment staat een heel goed idee, namelijk het verhogen van het minimumloon, tegenover een heel slecht idee, namelijk bedrijven uit Nederland wegjagen.

De voorzitter:

U kunt voortgaan.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

De balans tussen onze minima en ons bedrijfsleven moeten we met elkaar blijven zoeken. Met deze stijging van het minimumloon gaat die balans een klein tikkie in de goede richting voor de laagstbetaalden. We voelen de spanning. We hopen dat de minister het met Nieuw Sociaal Contract eens is dat die alternatieve dekking niet direct naar de meest voor de hand liggende oplossing moet sturen. Het kabinet moet er dus ook niet voor kiezen om de lasten voor het bedrijfsleven nog verder te verhogen. We kijken uit naar een eerlijker balans.

Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract meent dat bestaanszekerheid hand in hand gaat met een sterke economie. Bij een sterke economie hoort een goede balans. Dat is een balans tussen verantwoorde overheidsfinanciën, lastendruk voor ondernemers en lastendruk voor de normale Nederlanders. We hopen dan ook echt dat de minister de Kamer vandaag of uiterlijk voor de stemming kan overtuigen van de dekking en kan meenemen in de balans die het kabinet voor ogen heeft.

Voorzitter. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Mooi. Dank meneer Van Oostenbruggen. Dan kijk ik nu naar mevrouw Patijn van GroenLinks-Partij van de Arbeid. We hebben hier een maidenspeech. Komt u naar het spreekgestoelte. Het is een mooi moment.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Dank dat ik uitgerekend op mijn 100ste dag als Kamerlid mijn maidenspeech mag houden, al voelt het niet zo comfortabel als spreken tegen een groep FNV-leden die aan het staken is.

Voorzitter. Ik ben opgegroeid in een gezin waarin de tijdloze waarden van de sociaaldemocratie een vanzelfsprekend onderwerp van gesprek vormden. In dat gezin hoorde politiek bij het dagelijks leven, waardoor we — u kent de onregelmatige werktijden hier — ook nooit voor 20.00 uur aan tafel zaten voor het avondeten. Bovenal heb ik het voorrecht gehad dat ik het heb ervaren als liefdevol en geborgen. Dat bracht een gevoel van zekerheid waarop ik nog altijd kan terugvallen. Ik prijs mij daarvoor gelukkig, want het is lang niet iedereen gegeven. Juist dat besef motiveert mij om mij op deze plek in te zetten voor hen die mijn geluk niet hebben of hebben gehad, voor mensen die door pech, onrecht en ongeluk in een bestaanssituatie zitten waarin onzekerheid troef is. Bijdragen aan een stevige basis voor iedereen is voor mij dan ook de ware drijfveer.

Voorzitter. De urgentie om meer zekerheid te bieden in het leven van mensen is in de 34 jaar die ik achtereenvolgens bij de FNV en de Arbeidsinspectie werkte, alleen maar toegenomen. Om voor de eerlijke verdeling van kapitaal en arbeid te zorgen moeten we schouder aan schouder staan en solidariteit tonen, zoals FNV-leden dat zo vaak doen. Bij de vakbond heb ik helaas ook gezien hoe kwetsbaar je kan zijn als mensen tegen elkaar uitgespeeld worden, doordat de machtsverhoudingen tussen werknemers en werkgevers nu eenmaal niet gelijkwaardig zijn.

Voorzitter. Ik heb ook gezien hoe Nederland is veranderd; hoe een decennialange liefde voor de vrije markt ertoe leidde dat het fundament van zekerheid voor velen op drijfzand berust. Ook heb ik gezien hoe de arbeidsmarkt is veranderd; hoe steeds meer mensen niet rond kunnen komen van het geld dat ze verdienen met arbeid.

Hier in de Tweede Kamer schuiven we met allerlei potjes om dekking te zoeken voor gaten in de levens van mensen die het geld niet hebben, cruciale potjes voor mensen om het hoofd boven water te houden: potjes voor energietoeslag en het kindgebonden budget, potjes voor mondzorg en voor kwijtschelding van gemeentebelastingen. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? We creëren voorzieningen zonder zekerheid, die aangepast worden bij de eerste de beste behoefte aan een nieuw potje. We praten veel over de oplossing voor het probleem van vandaag, maar de grote groep mensen die in armoede leven, bieden we nog steeds geen structurele oplossing voor de dag van morgen. Het is onacceptabel dat er in Nederland 220.000 mensen werken die toch in armoede leven. Onacceptabel in een rijk land als het onze, een land dat ooit trots kon zijn op de zekerheid die het werknemers bood, maar waar de belangen van de aandeelhouders inmiddels de overhand nemen. Daar waar grote bedrijven hun werknemers als partners zagen die menselijk respect verdienen, heb ik in de afgelopen jaren geconstateerd dat juist een aantal van die grote bedrijven hun werknemers steeds meer als last en regeldruk zijn gaan zien.

Voorzitter. Veel van de onzekerheid die we op de arbeidsmarkt zien, komt ook terecht bij arbeidsmigranten. In 2005 stond ik als vakbondsbestuurder na te praten met een groep leden op de parkeerplaats van een productiebedrijf van zoutjes. Dat is het werk van een vakbondsbestuurder. Het was de eerste keer dat ik een soort schaduwarbeidsmarkt zag ontstaan. Het liep tegen middernacht. De ploegenwisseling was net geweest. De parkeerplaats stond vol met auto's met een Pools kenteken. Er was aangegeven dat het gesprek over de reorganisatie niet met de nachtploeg gevoerd hoefde te worden. In de nachtploeg werkten de Poolse uitzendkrachten, die geen ontslagbescherming hebben en dus ook geen recht op een afvloeiingsregeling. In de randen van die nacht onthulden zich de contouren van een nieuwe schaduwarbeidsmarkt van onzekerheid en onverschilligheid. Amper tien jaar eerder werkten er bij een grote Nederlandse brouwerij ook arbeidsmigranten. Velen van hen al decennialang. Zij waren als gastarbeider naar Nederland gekomen en werden wel als gelijken behandeld. Toen de brouwerij bij een grote automatiseringsslag mensen wilde ontslaan die niet de benodigde opleidingen konden halen, streden werknemers zij aan zij voor werknemersrechten. "Niemand de poort uit", was de inzet. En zo geschiedde. Ze konden aangepaste opleidingen volgen; ontslagen bleven uit. De winst van de brouwerij leed er niet onder. Integendeel.

Dat was toen. Sindsdien groeit het aantal mensen met een onzeker contract fors. Inmiddels heeft nog maar net iets meer dan de helft van de mensen die werken in Nederland, een vast contract. Onzeker werk holde ook de solidariteit uit. Tot degenen die geen vast contract hebben, behoren ook veel van onze arbeidsmigranten, van wie bijna de helft via een uitzendbureau werkt. Een andere avond bij een postsorteercentrum: vlak nadat ik mensen had gesproken die aan hun dienst zouden beginnen, kwamen diezelfde mensen weer naar buiten. Ze konden naar huis, onverrichter zake. Het uitzendbureau bleek te veel mensen te hebben opgeroepen voor de nachtdienst. Dat was niet voor de eerste keer. Arbeiders als wegwerpartikel; hoe schrijnend. De drie uren die zij volgens de wet uitbetaald hadden moeten krijgen, durfden ze niet eens op te eisen. Ze vreesden anders niet meer opgeroepen te worden, dus hielden ze zich gedeisd. Ik besefte dat de onzekerheid over werk en inkomen als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt van veel flexkrachten. Daar komt nog bij dat mensen die niet rechtstreeks in dienst zijn, ook vaak te maken hebben met schijnconstructies, dus constructies die puur gericht zijn op het concurreren op arbeidsvoorwaarden, zoals ook de Adviesraad Migratie gister nog vaststelde. Daarbij wordt de werknemer gereduceerd tot handelswaar, met de arbeidsmigrant als importproduct van die handel in werk.

Voorzitter. Arbeidsmigranten in Nederland hebben regelmatig te maken met onderbetaling, met slechte huisvesting, soms met uitbuiting en ja, zelfs met mensenhandel. De uitwassen en misstanden vragen om ingrijpende maatregelen, zou je zeggen. Maar te vaak lijkt het alsof we ons drukker maken over de concurrentiepositie van bedrijven dan over de gezondheid, veiligheid en eerlijke beloning van hen die het werk moeten verrichten. Welbevinden als sluitpost? Hoever zijn wij afgegleden? Pandjesbazen verhuren verpauperde huizen aan uitzendbureaus die arbeidsmigranten in gedeelde kamers tegen een hoge huur huisvesten, met een gebrek aan voorzieningen en met dakloosheid bij verlies van het werk, met als gevolg overlast voor de omgeving.

Het kan zo niet langer. Het moet anders. Ingrijpen is nodig. Dat doen we niet met de bezweringsformule dat de Arbeidsinspectie meer en beter moet handhaven, en ook niet met extra inspecteurs. Vergeet het maar; dat kan helemaal niet, althans nu niet. Er zijn 17.000 uitzendbureaus in Nederland actief en er werken op jaarbasis een half miljoen arbeidsmigranten via uitzendbureaus. Alleen als de werkgevers mensen rechtstreeks in dienst nemen, kan er iets wezenlijks veranderen. Rechtstreeks in dienst betekent ook dat werkgevers zelf weer de lasten dragen voor de lusten die ze hebben. En nog belangrijker: rechtstreeks in dienst betekent voor werknemers een eerste stap naar meer zekerheid en een stabiel inkomen.

Voorzitter. We hebben nog bergen werk te verzetten, want de stevige basis ontbreekt voor heel erg veel mensen. Met deze minister, die beleidsmatig de negatieve spiraal probeert te doorbreken, mogen we als Tweede Kamer niettemin blij zijn. Zij ziet dat het systeem aan de basis rot is en ze vraagt ons daarom om de snelle behandeling van een aantal wetten, omdat werkenden met een onzeker contract simpelweg beter verdienen.

Ik kijk daarnaar met een sociaaldemocratische blik. Voor mij geldt dat we een samenleving pas geslaagd mogen noemen als iedereen daarin een plek heeft en als iedereen zich als mens gezien weet en niet vermorzeld wordt door het recht van de sterkste. Absolute voorwaarde daarbij is dat iedereen moet kunnen leven van het geld dat hij of zij verdient met werken. Want is het niet vernederend als je je hand moet ophouden om je inkomen aangevuld te krijgen uit de vele potjes die inmiddels gecreëerd zijn omdat het minimumloon niet toereikend is om van te leven? Niemand zou zich de dagloner moeten voelen uit het begin van de vorige eeuw. Als we toestaan dat we arbeidskrachten van 1.000 kilometer verderop hiernaartoe halen, moeten we ook zorgen dat bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid pakken en zich een goed werkgever tonen. Arbeid is het meest waardevolle dat mensen bieden aan een werkgever. Laten we arbeid dan ook op waarde schatten en beleid voeren dat die waarde erkent.

Voorzitter. Postbodes, zwemleraren, kassamedewerkers, pakketbezorgers, verpakkingsmedewerkers en kamermeisjes, kippenvangers, aspergestekers en winkelmedewerkers: ze hebben allen iets gemeen. Ze zijn het kapitaal van een bedrijf of organisatie en ze werken vaak voor niet meer dan €13,27 bruto per uur. Is dat de bestaanszekerheid waar we ons op laten voorstaan? Deze werknemers hebben recht op een situatie waarin ze rond kunnen komen en gewoon kunnen leven. Dat begint bij een fatsoenlijk minimumloon. Vandaag bespreken we de beperkte verhoging van het wettelijk minimumloon. Over deze verhoging is al een amendement aangenomen door een meerderheid in deze Kamer. Het is een kleine stap in de goede richting. Het is een eerste stap, want we zijn er nog niet. Voor een leefbaar minimumloon moet het loon stijgen naar €16 per uur, gekoppeld aan het middelste loon van Nederland. Laten we er daarom samen voor zorgen dat we onze pas versnellen om het tij te keren en om de basis te verstevigen, en dat wie werkt, fatsoenlijk van het loon kan leven.

Voorzitter. Hoewel ik blij ben dat de minister de afgelopen jaren gezocht heeft naar oplossingen, heb ik nog wel wat vragen voor haar. De minister gaf aan dat de planning krap is voor het invoeren van deze verhoging en dat de Belastingdienst bij het vaststellen van de toeslagen van mensen al geanticipeerd heeft op deze verhoging. Kan de minister vertellen op welke manier de invoeringsdatum van 1 juli 2024 gehaald gaat worden?

Voorzitter. Afgelopen week werd helaas ook duidelijk dat de koopkrachtontwikkeling bij alle voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag is overschat. Gisteren ontvingen we een brief waarin de minister uitlegt op welke manier zij deze fout wil herstellen. Hieruit blijkt dat de minister 0,2% herstelt via de huurtoeslag en dat het overige zogenoemde herstel onder andere ontstaat door de 1,2%-verhoging van het minimumloon, die we vandaag bespreken. Het aangenomen amendement hierover was juist bedoeld als extra verhoging, ten behoeve van de koopkracht van deze groep. Is de minister het met mij eens dat op deze manier de extra koopkrachtversterking van de minimumloonverhoging tenietgedaan wordt?

Voorzitter. Waarom neemt de minister de nieuwste raming als uitgangspunt? De inschattingsfout is toch vorig jaar gemaakt? Zou de minister op dat moment ook hebben besloten om maar even af te wachten of de Kamer nog met initiatieven zou komen om het minimumloon te verhogen? En zou de minister dan ook geanticipeerd hebben op de nog onbekende ontwikkelingen in de koopkracht, om die alvast mee te nemen? Of andersom: gebeurt het vaker dat we een jaar later de koopkracht naar beneden bijstellen als de plaatjes positiever uitpakken? Fouten maken kan, maar dan moet je fouten ook volledig herstellen. Wat ons betreft moet het hele gat gecompenseerd worden. Is de minister bereid dit toe te zeggen?

Voorzitter. Om de beperkte reparatie via de huurtoeslag te financieren, kiest het kabinet ervoor om de eerste schijf van de inkomstenbelasting te verhogen. Is dat niet een sigaar uit eigen doos? Is de minister bereid om een alternatief te onderzoeken?

Voorzitter, tot slot. Ik zeg het maar even heel bot. Eigenlijk is het bizar dat we hier dit debat voeren, want waar hebben we het over? Over 1,2% loonsverhoging voor mensen die al het minste hebben, die vaak een onzeker contract hebben. We hebben het over €0,16 per uur extra. U hoort het goed: €0,16.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel voor uw mooie maidenspeech. Ik heb de eer om u als eerste te mogen feliciteren. Daarna schors ik. Dan mogen uw collega's, de minister en de medewerkers u feliciteren. Ik zou meteen ook een halfuurtje willen schorsen voor de lunch. Dan gaan we om 14.10 uur door met de stemmingen. Maar eerst wil ik u even feliciteren: van harte!

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.37 uur tot 14.11 uur geschorst.

Naar boven