11 Begroting Algemene Zaken en begroting Koning 2024

Begroting Algemene Zaken en begroting Koning 2024

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2024 (36410-I);

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2024 (36410-III).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Algemene Zaken. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van de regering.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik geef daartoe de premier het woord. Gaat uw gang.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Dank, voorzitter. Allereerst ook van mijn kant aan meneer Deen en mevrouw Palmen heel veel succes toegewenst en complimenten voor de indrukwekkende maidenspeeches van beiden. Ik denk dat we er allemaal van onder de indruk waren. Heel veel dank. Ik zie uit naar de verdere samenwerking.

Er zijn eerlijk gezegd niet zo heel veel vragen gesteld aan mij. Ik heb geprobeerd ze toch nog in drie clustertjes te doen: één cluster over vertrekkende bewindspersonen, dan een clustertje overige vragen niet-monarchie en dan een clustertje monarchie. Uiteraard is dat altijd een cluster en nooit een clustertje.

Dan begin ik met de vertrekkende bewindspersonen. Natuurlijk is het altijd vervelend als er tussentijds mensen weggaan, maar het is niet altijd te vermijden. Het is ook heel vaak uitlegbaar. Vervolgens zitten daar natuurlijk allerlei aspecten aan. Ten aanzien van de recente gevallen ben ik er trots op dat Hoekstra naar de Europese Commissie is gegaan. Ik ben er heel trots op dat Sigrid Kaag nu namens Nederland is benoemd tot humanitair gezant voor Gaza. Ik begrijp ook heel goed de situatie in het familiebedrijf van mevrouw Uslu. Ik denk dat ook uitlegbaar is wat Ernst Kuipers doet. Dat heeft ook te maken met leeftijd en kansen. Tegelijkertijd was hij liever gebleven, maar dingen lopen zoals ze lopen. Daar hebben we ook mee te wirtschaften en dan natuurlijk ervoor te zorgen dat we dat weer goed opvullen.

Daar komen dan natuurlijk allerlei aspecten achter weg, namelijk: hoe ga je om met lobbyen bij je eigen departement? Zoals u weet, mag dat niet meer. Het wetsvoorstel dat regelt dat je advies moet vragen over een eventuele vervolgfunctie ligt bij de Raad van State. Ik kom zo terug op de precieze procedure daar. In dat wetsvoorstel wordt ook het lobbyverbod nog verder geregeld. Dat is dus allemaal in wording.

Iets specifieker kan ik daarover zeggen dat ik ten aanzien van de heer Kuipers inderdaad bij Hart van Nederland — ik wil het even precies checken — voor de camera zei dat hij mij heeft gezegd dat hij mogelijk naar het buitenland zou gaan, niet naar welke nieuwe baan. Dat blijkt ook te kloppen. Ik heb het nog een keer gecheckt bij hem en ook nog in het sms-verkeer tussen hem en mij. Ik weet niet welke baan hij gaat doen. Hij heeft wel gezegd: het is in een ver buitenland en het is niet strijdig met wat ik nu doe. We gaan dat natuurlijk afwachten, want het is nog niet bekend wat die functie wordt. We zullen dan moeten kijken of dat ook klopt, maar ik ga daar natuurlijk vooralsnog van uit. Er is geen reden op hem op dat punt te wantrouwen, helemaal niet.

Dan de vraag over dat specifieke wetsvoorstel. Hoe loopt dat? Ja, dat ligt bij de Raad van State, die uiteraard onafhankelijk is en zelf over de termijn van advisering gaat. Ik heb dus zelf niet zo veel mogelijkheden om daar extra druk op te zetten. Misschien kan de Kamer daar nog een telefoontje aan wagen.

Zal ik de vragen over de vertrekkende bewindspersonen nog even allemaal doen? Ik heb er namelijk nog enkele en dan zijn we erdoorheen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Er is nog een vraag die eigenlijk hetzelfde punt betreft: zou je niet nog eens een nachtje moeten slapen over een ontslagverzoek? Natuurlijk kijk ik wel of ik het voor mezelf enigszins kan uitleggen. Nogmaals, dat is de ene keer makkelijker dan de andere. Dat is zeker bij de gevallen Hoekstra en Kaag duizend procent uitlegbaar; daar ben ik ook uiteraard ook zelf bij betrokken. Dat is dus helemaal goed. Soms is het wat lastiger, maar dan moet je toch die afweging maken. Maar we gaan natuurlijk niet over één nacht ijs. Zou er iets gebeuren waarvan ik denk "dat kan echt niet", dan behoud ik mij het recht voor om te zeggen: sorry, vriend of vriendin, maar dat kunnen we niet doen. Maar dat heeft zich hier niet voorgedaan.

Over het lobbyverbod hebben wij het al gehad en er was ook nog een specifieke vraag die ik bij het volgende blokje kan beantwoorden.

Dan is er tot slot op dit punt nog de vraag of de minister-president ervoor kan zorgen dat de volgende generatie bewindspersonen via het handboek, het Blauwe Boek, kennis kan nemen van de gewenste transparantie in het kader van de openbare agenda. Dat is een beetje een specifieke vraag op dat punt. Die transparantie van openbare agenda's wordt regelmatig onder de aandacht gebracht op rijksoverheid.nl en volgens mij gaat dat beter, maar het kan nog steeds beter. In het handboek voor nieuwe bewindspersonen wordt dat ook uitgebreid besproken en wordt er een toelichting gegeven over welke zaken er gepubliceerd dienen te worden in de openbare agenda. Ik zal ervoor zorgen dat die passage ook in het nieuwe handboek voor bewindspersonen wordt gehandhaafd en waar mogelijk verder wordt verduidelijkt of uitgebreid.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Van Vroonhoven was als eerste. Daarna is mevrouw Keijzer en dan de heer Van Baarle.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Ik sloeg als eerste aan op het antwoord van de minister-president over het advies van de Raad van State. Normaal gesproken duurt het een paar weken, redelijk kort, voordat dat naar de Kamer toe kan, maar dit loopt al vanaf juli. Ik begrijp dat er vlak voor kerst een gesprek is geweest tussen het kabinet en de Raad van State. Ik vraag de minister-president of daarin aan de orde is geweest of dit een beetje vervlot kan worden. Wat verwacht u? Heeft u ideeën? Het is ook in uw belang dat dit uit de pijplijn komt. Ik zou er in ieder geval zeer aan hechten als de minister-president ons op dit punt een beetje kan helpen.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ik kan de Raad van State niet aansporen om sneller te gaan. Ik kan wel nog even laten checken of er inderdaad een gesprek is geweest met de Raad van State en de verantwoordelijke bewindspersoon; dat kan natuurlijk. Misschien kan mij dat nog in deze termijn ambtelijk worden aangereikt. Blijkbaar is die informatie er, maar dat is mij niet precies bekend. We kunnen dat nog even uitzoeken, ook of de snelheid van toesturen daar mogelijk ook aan de orde is geweest. Die twee vragen laat ik dan nu even via de microfoon ambtelijk uitzoeken.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Dan had ik nog een vervolgvraag. Die gaat over het vertrek van de minister van Volksgezondheid. U zegt: ik vertrouw erop dat het allemaal goed zit; maakt niet uit. Maar mijn vraag was eigenlijk waarom u niet gezegd heeft: blijf nou even zitten, want dat is beter voor het landsbelang. Vervolgens had ik ook gevraagd of u misschien overweegt om bij een volgende bewindspersoon iets meer op de plaats te blijven staan en iets meer aan te dringen: blijf alsjeblieft nog even op je post, want we hebben je nodig.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Wat ik specifiek gezegd heb, houd ik echt bij het vertrouwelijke verkeer tussen mij en Kuipers. Uiteindelijk vind ik het uitlegbaar, maar ik vind het correct om dat wat er precies besproken is, tussen ons te houden. Ten aanzien van zijn vertrek nu zeg ik dat het uitlegbaar is. Het is natuurlijk altijd vervelend. Nogmaals, om een aantal redenen, waar we hier niet in detail op in hoeven gaan, begrijp ik op zich ook wel weer wat er gebeurt, maar het is natuurlijk verre van ideaal. Ik heb hierbij geen reden gehad om te zeggen: het kan niet. Maar dat recht behoud ik mij uiteraard wel voor. Als er hier een of andere jonge gast van 30 jaar is die alle kansen heeft om hierna nog aan de slag te komen en niet, zoals Kuipers, al wat ouder is en denkt "wil ik nog iets doen, dan moet ik het misschien ook wel wat sneller doen dan anders", dan behoud ik mij dat recht zeker voor; absoluut.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Dat laatste vind ik ontzettend fijn om te horen natuurlijk.

Minister Rutte

Minister Rutte:

En ook als hij 35 jaar of 40 jaar is. Bij 56 jaar begrijp ik het.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ja, in het kader van hoe zit het nou en wat is hier nou juist? Ik begrijp dat de minister-president net voor de camera heeft gezegd "het zou kunnen dat Ernst Kuipers mij aan de telefoon verteld heeft wat zijn volgende baan is" en in de beantwoording op de Kamervragen van NSC staat dat er geen mededelingen gedaan zijn over de precieze functie. Het kan niet alle twee waar zijn.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Het is het tweede. Dat heb ik net ook gezegd. Het is het tweede en wat ik net bij SBS zei is … De verwarring in mijn eigen hoofd was dat hij wel heeft verteld dat het in een ver buitenland is. Dat had ik in mijn hoofd zitten. Dus ik denk: ja, jeetje, heeft hij dan misschien wel iets van een baan genoemd? Ik heb dat dubbel gecheckt en het antwoord is nee.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Fijn. Dan is dat uit de lucht. Dank u wel.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Ik had nog een vraag gesteld over een citaat uit het handboek voor bewindspersonen: het voornemen tot het voeren van gesprekken gericht op een toekomstige werkkring, dient door nog in functie zijnde bewindspersonen eerst ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de minister-president. Mijn vraag was of de genoemde vertrokken bewindspersonen vanaf Hoekstra de gesprekken ten aanzien van het vinden van een nieuwe werkkring netjes eerst ter goedkeuring hebben voorgelegd aan de minister-president.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja. Ter implicatie: de eerste drie sowieso natuurlijk, want ik was zelf betrokken bij Hoekstra en Kaag. Ook Uslu heeft niet gesolliciteerd, maar is terug naar het familiebedrijf. Dat ligt dus anders. Ten aanzien van Kuipers moet dat blijken. We moeten natuurlijk eerst maar kijken waar hij heen gaat en wanneer die sollicitatie is gaan lopen. Dat weten we niet.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Als er sollicitaties gaan lopen, dan ligt er een procedure om een nieuwe werkkring te krijgen. Zoiets als bij mevrouw Uslu komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Dat wordt besproken voordat je zo'n functie krijgt, in het kader van een luchtvaartmaatschappij. Ik bedoel dat niet vervelend, maar het gebeurt niet zomaar. Ook zij heeft van tevoren gesprekken gevoerd, voordat ze die functie ging bekleden.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Nee, nee.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

De minister-president kan het misschien klein vinden, maar bij mevrouw Van Nieuwenhuizen en bij mevrouw Van Veldhoven ging dit mis. Toen hebben we dit debat gevoerd. Nu zijn er weer een aantal bewindslieden die vertrekken en die hebben ook van tevoren geen toestemming gevraagd aan de minister-president om gesprekken te mogen voeren over een nieuwe dienstbetrekking. Als het zo vaak fout gaat, vraag ik me toch af hoeveel het handhaven van dat boekje dan waard is voor deze minister-president. Blijkbaar helemaal niks. Blijkbaar is er niks geleerd van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Nieuwenhuizen.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ik weet niet op basis waarvan Van Baarle dit nou constateert. Dat laat ik echt aan hem. Ik heb net uitgelegd dat ik zelf betrokken was bij de benoemingen van Kaag en Hoekstra. Dus natuurlijk weet ik daarvan. Vanzelfsprekend. De Europese Commissie, dat liep natuurlijk al maanden daarvoor. Daar had ik zelf ook betrokkenheid bij en ook andere leden van het kabinet. Hetzelfde geldt voor het belang dat er een functie zou komen voor een humanitair coördinator voor Gaza en ook voor de fase na de oorlog. Ik heb vanaf het eerste begin dat ook wij aandrongen op een dergelijke functie gedacht: wie is er beter geschikt dan Sigrid Kaag? Ik zou echt op 8 miljard mensen eigenlijk niemand weten, gezien de talen die ze spreekt, de 35 jaar ervaring die ze bij de VN heeft en het grote respect dat zij geniet zowel bij de Palestijnen als bij de Israëli. Zij is A-one. Dus ik ben er heel trots op dat ze daar zit. Daar wist ik van, dus daar is niks raars gebeurd. Uslu is naar het familiebedrijf terug. Dat vind ik toch wat anders dan gaan solliciteren bij allerlei bedrijven. Bij Kuipers zullen we moeten afwachten, als we dadelijk weten wat hij gaat doen, wanneer die sollicitatie is begonnen. Dat weet ik niet.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Kijk. De voorbeelden die minister-president noemt van politieke benoemingen waar het kabinet bij betrokken is, omdat het een kabinetsbesluit is: soit, die wil ik hem geven. Maar bij de andere gevallen is het gewoon niet gebeurd. Alleen al het feit dat de minister-president aangeeft "ik weet niet wat de heer Kuipers gaat doen", betekent dus dat er niks is voorgelegd aan de minister-president, zoals dat handboek vraagt, ter goedkeuring en, ten tweede, dat de minister-president dus ook helemaal niet in staat is om te toetsen of zo'n mogelijke functie van de heer Kuipers in strijd is met integriteitsregels omdat hij aan de slag gaat in een sector waarbij mogelijk sprake is van voorkennis die hij heeft opgedaan in het kabinet. Zonder te zeggen dat daar sprake van zou zijn, vind ik wel dat de minister-president daar van tevoren op moet toetsen en ik constateer dat dat steeds maar niet gebeurt. Ik vraag aan de minister-president waarom hij steeds met basale integriteitsregels, die nota bene in het handboek staan, een loopje laat nemen in zijn kabinet.

Minister Rutte

Minister Rutte:

De heer Van Baarle haalt echt alles door elkaar. Nu moet ik ook op integriteit van de nieuwe baan toetsen. Dat zit in het wetsontwerp. Het is aan de bewindspersoon zelf om ervoor te zorgen dat hij zich houdt aan alle regels van behoorlijk bestuur en fatsoen. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dat hier niet het geval is, maar dat zullen we zien als de functie bekend wordt. Ik kan dat niet afdwingen. Ik kan trouwens ook niet afdwingen dat ze me informeren als ze gaan solliciteren. Dat is wel fatsoenlijk; dat ben ik met Van Baarle eens. Ik vind dat dat in de gevallen van Kaag, Hoekstra en Uslu aantoonbaar goed is gegaan. Bij Kuipers zullen we moeten kijken hoe ver hij was toen hij besloot om weg te gaan. Dat weet ik gewoon niet.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, nog op dit punt.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Daarmee bevinden we ons natuurlijk wel in een ingewikkelde situatie. In het verleden is het weleens misgegaan. Er is een brede wens voor strengere wetgeving. Die ligt nu bij de Raad van State. Dat kunnen we niet versnellen. Welke mogelijkheden zijn er om al in de geest van die wetgeving te gaan werken, nu we weten dat er in de nabije toekomst meer bewindspersonen zullen vertrekken?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Om te beginnen helpt het wel om goede bewindspersonen te vinden als we geen sfeer creëren dat het wel mis zal zijn. Dat voel ik een beetje. Ik ga dat toch even hardop zeggen, want ik vind het echt onverstandig. Dan krijg je ook geen goede mensen meer. Laten we er even van uitgaan dat mensen dit in principe netjes doen.

Ik ben het eens met mevrouw Beckerman dat je dat wel zeker wilt weten. Daar is dat wetsontwerp voor. Er zijn nu al twee dingen geregeld. Eén: als je gaat solliciteren, moet je het melden. Ik kan het niet afdwingen, maar je moet het wel doen volgens het Blauwe Boek. Twee: het lobbyverbod. Je kunt dus sowieso twee jaar niet terecht op je eigen departement.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

De minister zegt: als we een sfeer creëren dat het misgaat, wordt het ambt minder aantrekkelijk. Maar ik wil het omdraaien. Ik denk dat het minder aantrekkelijk wordt nu het omgekeerde ook waar is. We hebben vandaag allerlei beelden gezien van een minister-president die misschien wel dit zegt in de media, en dat staat dan weer haaks daarop, en dat lijkt weer niet in lijn met de vragen. Ik denk dat er eerder vanuit vak K heel veel ruis wordt gecreëerd. Dat is ook niet bevorderlijk voor het ambt. Daar gaat mijn vraag eigenlijk over. In hoeverre kunnen we alvast de regels implementeren die we met z'n allen willen, zodat we ruis voorkomen en we niet dat soort sfeerbeelden hoeven te zien?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Nu worden er twee dingen door elkaar gehaald. Eén. Ik krijg een vraag van een journalist. Ik wil dat eigenlijk even checken, dus ik zeg: luister, in mijn hoofd zit dat het ver weg is, maar ik ga nog een keer checken of er niet ook een functie genoemd is. Eén ding is zeker: toen ik hoorde dat hij wegging, dacht ik alleen maar "o jee, wat nu?" Hij heeft de functie niet genoemd; dat is inmiddels bevestigd. Dat kan gebeuren. Dat vind ik geen ruis. Dat is gewoon eerlijk zeggen wat je op dat moment weet en het even checken. Volgens mij is dat ook correct naar een journalist.

Twee. We hebben nu dat lobbyverbod geregeld. Dat gaan we nog verder aanscherpen en verankeren in de wet, maar dat is er al. Ambtenaren kunnen dus niet praten met de minister als die komt lobbyen op zijn eigen terrein. Als hij afscheid neemt van ambtenaren of bij een borrel kan het natuurlijk wel, maar niet bij lobbyen. Dat is geregeld. En je moet het melden als je gaat solliciteren. Maar verder kan ik nu niks afdwingen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman? Hoeft het niet meer? Oké. Dan gaat de minister-president door naar het tweede blok, over de overige vragen.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja, het tweede blokje, met de overige vragen die niet over de monarchie gaan. Om te beginnen de vragen over de woordvoerders. Dat regelt Algemene Zaken via DPC. Dat is de club die dat coördineert en gaat over alle publieksinformatie binnen de rijksoverheid die valt onder AZ. Die heeft een raamovereenkomst gesloten met marktpartijen voor de externe inhuur van woordvoerders. Zij zorgen ervoor dat de randvoorwaarden van deze voorziening goed zijn geregeld. Denk dan bijvoorbeeld aan het maximumuurtarief. De uurtarieven komen bij een volledige werkweek onder de balkenendenorm uit.

Departementen bekostigen de externe inhuur van deze woordvoerders zelf, en maken dus ook zelf afspraken over de invulling van dat dienstverband, afgezien van het maximumuurtarief, want dat ligt vast. AZ heeft geen zicht op individuele aanstellingen. Dat moet echt worden uitgezocht bij de departementen. Althans, het moet bij die begrotingsbehandelingen worden gevraagd.

Dan de belangrijke zaak van artikel 68.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Een ogenblik. Op dit punt heeft mevrouw Maatoug een vraag.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de beantwoording. Wij hebben dit getracht te doen, om zo een beetje te kijken: kun je met de flexibele inhuur iets zien van wat de orde van grootte is? De reden dat we hier zo'n punt van maken, is het risico op schijnzelfstandigheid. Dat is er ook in andere sectoren en daar slaat de commissie SZW ook heel vaak op aan. Het is totaal onwenselijk dat dat ook bij de rijksoverheid gebeurt. Dus even de eerste checkvraag. Als het aantal uren meer is dan een volledige werkweek — niemand heeft het overzicht — kunnen sommige woordvoerders op dit moment boven de balkenendenorm uit komen. Klopt dat?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja, als ze meer dan een volledige werkweek werken, zou dat kunnen. Het uurtarief is zo opgesteld dat je bij een volledige werkweek onder die norm blijft. Dan is de pendant ook waar, dus dat je bij meer werken erboven uit zou kunnen komen.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Zijn er op dit moment mensen die met een combinatie van opdrachten … Gebeurt dit nu?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Nogmaals, dat moet u bij de departementen vragen. Dat is niet zo bij AZ, heb ik begrepen. Ik zal het nog even dubbelchecken. Volgens mij is dat zeker niet het geval, maar ik vraag nog even om dat ambtelijk te bevestigen. Op wat er bij de andere departementen gebeurt, heb ik geen zicht.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Vier interrupties, hè?

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Dat weet ik. Dit is mijn derde. Ik zou het heel fijn vinden ... Nee, ik zou het niet fijn vinden; ik sta er misschien een beetje op. We behandelen hier de AZ-begroting. Die raamovereenkomst valt onder AZ. We hebben de begroting erop nageslagen en we kunnen de financieringsstroom niet vinden. Ik zou het zonde vinden om elk ministerie een hele set vragen toe te sturen. De vraag is: wat is de optelsom van de opdrachten? De tweede vraag is een check: zijn er nu mensen die boven die balkenendenorm uit komen? Dat moeten we willen weten.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Dat is niet de rol van AZ. Dat ga ik niet doen, dat moet echt bij de departementen. Dat is niet mijn werk; echt niet. Daar hebben we ook de middelen niet voor. Ik zou ook niet weten hoe ik dat moet doen. Wij zijn een klein departement, dat gaat niet.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Oké. De minister-president vervolgt zijn betoog.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja, voorzitter. Artikel 68 Grondwet is belangrijk, om heel veel redenen. Aan het belang van de Staat zitten ontzettend veel aspecten. Om te beginnen is artikel 68 en het inroepen van het belang van de Staat uiteraard ingebed in de vertrouwensregel. Dat betekent ook altijd de mogelijkheid om de minister ter verantwoording te roepen, maar daar geldt wel bij dat het uiteindelijk aan die minister is om te bepalen of het belang van de Staat op dat moment op een goede manier is gewogen. Dat kan op verschillende terreinen terugkomen. Het risico bestaat dat bijvoorbeeld in een proces wordt gedacht: we moeten bepaalde stukken niet geven. In een proces bij een rechter kun je immers zwakker komen te staan als bepaalde ambtelijke stukken naar boven zouden komen. Stel dat dit zou gebeuren op ministerie X, Y of Z. Dan heb je een probleem. Ik snap dat hele ongemak. Ik zou eigenlijk het volgende willen voorstellen. De commissie-Inge van Dijk is daar ook mee bezig geweest en heeft daar ook voorstellen voor gedaan. Ik ga daar zelf nu niet over, dat is niet een zaak van Algemene Zaken. Dat doet Hugo de Jonge, de minister van Binnenlandse Zaken. Daar is ook even contact mee geweest, ook over dit deel van het debat. Hij komt nog met een reactie. Ik zou willen voorstellen om daar even op te wachten, want daarin worden al die aspecten van de ministeriële verantwoordelijkheid en ook het belang van maximale transparantie daarover gewogen. Dat leidt dan denk ik tot een vervolggesprek.

Mevrouw Palmen (NSC)

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank aan de minister-president voor de uiteenzetting. Wij hebben de bevindingen van de rapportage Grip op informatie uiteraard meegenomen in onze afweging. Dat is een heel grondig en gedegen onderzoek, waarin ook geconcludeerd is dat met name transparantie ontzettend belangrijk is en dat het gebrek aan toetsing een gemis is. De oplossing die de commissie heeft voorgesteld en die ook is overgenomen, is om de vertrouwensregel van overeenkomstige toepassing te verklaren op het moment dat de regering zegt: hier is sprake van het belang van de Staat. Alleen, ik bedoel te zeggen dat je daarvóór al op een bepaalde wijze zou willen toetsen. Over de manier waarop kunnen we het nog hebben met elkaar, maar ik vind het heel belangrijk om het toetsbaar te maken. Als er een eenzijdige kwalificatie is van "hier is sprake van een mogelijk belang van de Staat" en stukken worden al bezien in een vertrouwensprocedure, zit je al in een bepaalde kwalificatie, in een bepaald stramien. Wellicht kom je dan te snel tot een conclusie. Vandaar dat ik belangrijk vind om voorafgaand, ex ante, te kunnen toetsen.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja, maar dat vind ik wel heel ver gaan. Dat zouden we dan moeten bespreken. Nogmaals, Hugo de Jonge komt met een reactie. Wat is hier het ingewikkelde? Ik snap het ongemak. Als ik naar die kant kijk en ook naar de casuïstiek van de afgelopen jaren, even los van wat er nou precies is gebeurd en waarom stukken wel of niet opdoken … Laten we even geabstraheerd van die casus in algemene zin zeggen dat de overheid een procesbelang heeft. Er duiken stukken op die dat procesbelang kunnen schaden, terwijl je denkt: nou, het was toch eigenlijk wel heel fijn geweest als dat stuk er wél was geweest, want dan had je misschien moeten zien dat je dat proces helemaal niet had moeten voeren. Ik abstraheer echt even van het Palmen-memo, omdat ik niet precies kan reconstrueren wat daar is misgegaan. In algemene zin is dat natuurlijk voorstelbaar. Dat ongemak snap ik volledig en daar moet je dus over praten: hoe kun je dat maximaal voorkomen? Tegelijkertijd vind ik het echt in strijd met de vertrouwensregel om als kabinet bij iedere inroeping van het belang van de Staat te zeggen dat dit eerst langs een Kamercommissie moet. Daar komt bij dat als het bijvoorbeeld zou gaan om zaken die raken aan de veiligheid van de Staat, ik echt denk dat het terecht is dat het kabinet dat niet aan een Kamercommissie voorlegt. Ik vind dat we die driehoek breder moeten bespreken. Dus één: waar heb je echt met zaken te maken waarbij dat zo gevoelig ligt dat dit niet kan? Twee. Hoe werkt die vertrouwensregel in relatie tot de Kamer? Drie. Het ongemak dat we hier voelen, namelijk: hoe voorkom je dat uiteindelijk stukken niet boven tafel komen die van groot belang kunnen zijn omdat ze — juist misschien terecht — het procesbelang van de Staat zouden kunnen schaden? Ik vind dat we dat breder moeten bespreken, maar dat is echt een zaak waar Hugo de Jonge zich nu over buigt. Hij heeft toegezegd om snel met een reactie te komen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Het volgende punt is de Archiefwet. Daarvoor geldt dat ten aanzien van sms-berichten, zoals u weet, sinds mei 2022 alles van mij — privé, zakelijk en partij — gewoon bewaard wordt. Ik stel het zeer op prijs dat dit ook gezegd werd in het debat. Maar je ziet ook in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken van 6 april vorig jaar terug hoe ongelofelijk ingewikkeld het is om dat toegankelijk te maken en om de doorzoekbaarheid ervan te regelen. Dat is natuurlijk handmatig mogelijk, maar dat is wel een uitdaging. Stel dat je zou willen weten waar het hele sms-verkeer van Rutte of een ander over ging. Ging dat over Gaza of over Israël — ik noem maar een onderwerp — of over Oekraïne? Dan is het niet zo dat je dit nu heel makkelijk kunt vinden. Er wordt op dit moment naar gekeken hoe we dat als rijksoverheid moeten regelen. Binnen het programma Open op orde wordt er ook rijksbreed de komende jaren aan gewerkt. Dat programma loopt. Daarnaast is natuurlijk het wetsvoorstel tot wijziging van de Archiefwet bij de Tweede Kamer in behandeling, zodat niet alleen dadelijk al die sms'en bewaard worden, maar ze ook zo goed mogelijk toegankelijk kunnen worden gemaakt.

Dan was de vraag wat ik zelf precies doe. Ik ga nu niet opnieuw zitten tellen wat ik precies van dag tot dag sms. Er zijn overigens wel brieven gestuurd, namelijk op 18 mei 2022 en op 22 juni 2022, die inzage gaven in het sms-verkeer. Dat verschilt natuurlijk ook van dag tot dag. Nogmaals, alles wordt bewaard: privé, zakelijk en partij. Dat heb ik ook meermaals gezegd. Daar zijn dus ook allerlei brieven over gestuurd.

Voorzitter. Dan de lintjesregeling en de vraag: wat doe je nou bij mensen die niet voor de monarchie zijn en toch een lintje willen? Volgens mij — daarbij ben ik het eens met de minister van Binnenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor het decoratiestelsel — wordt er geen probleem opgelost met het in het leven roepen van een niet-koninklijke nationale onderscheiding. We hebben nu eenmaal een monarchie. Dan moeten we daarover praten. Maar volgens mij is er echt geen steun voor om daarmee te stoppen, gelukkig. Wanneer iemand wordt voorgedragen voor zo'n onderscheiding, wordt altijd nagegaan of diegene een dergelijk eerbetoon waardeert. Wanneer bij hoge uitzondering toch een onderscheiding wordt geweigerd, komt dat, voor zover bekend, in de meeste gevallen voort uit bescheidenheid. Iemand wil dan niet in de publiciteit of in het middelpunt van de belangstelling staan. Ik geloof niet dat we op dit punt nu het decoratiestelsel moeten herzien.

Dan was er de vraag over het opwaarderen van het Predicaat Hofleverancier. Laat ik beginnen met op te merken dat dit predicaat wordt verleend door de Koning bij koninklijke beschikking, specifiek aan het midden- en kleinbedrijf. De heer Aartsen noemde terecht dat dit op die manier werkt. Dat is belangrijk om juist ook hen in het zonnetje te zetten. Het is een waardering voor hun grote dagelijkse bijdrage aan de Nederlandse samenleving, onze economie en onze banen. De minister van Economische Zaken draagt hiervoor vanuit het kabinet de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik kan u zeggen dat mijn collega, de minister van Economische Zaken, met een zeer open blik zal kijken naar de gedachte die hier is neergelegd. Ze is ook al bezig met het creëren van positieve aandacht voor de verlening van het predicaat. We zijn ook bezig met het uitwerken van een plan om via een videoreeks bedrijven met een koninklijk predicaat te profileren, dus dat kan daar misschien bij worden betrokken. Ik begrijp dat de heer Aartsen ook werkt aan een motie. Als daar misschien nog wat meer detaillering in staat hoe hij het precies bekijkt, zal de minister van Economische Zaken dat langs die lijnen heel precies bezien. Ik kan nu niet toezeggen dat we dan alles overnemen, maar dat is dan wel het vervolg van de discussie.

Dan de kasschuif voor de verhuizing. Het klopt dat de verhuizing bij ons is vertraagd. Daarom is er 2,7 miljoen doorgeschoven naar 2024. Dat is niet omdat ik in het Torentje wilde blijven zitten. Ja, dat ook; dat vind ik fijn. Maar het is niet de reden dat wij zo traag verhuizen. Dat is een combinatie van dat het echt heel veel werk is om de tijdelijke huisvesting te regelen en we ook in het begin vertraging hebben opgelopen omdat de gedachte om naar de tuin van het Catshuis te gaan uiteindelijk is geschrapt. Daar zouden we eerst naartoe gaan, in een noodgebouwtje. Dat ging niet door. Daardoor is ook deels vertraging ontstaan. Maar ook is die er in de uitvoering van de nieuwe locatie. Het is niet zo dat daarmee de verbouwing stilligt. Het Binnenhof is vol op de schop. Het stukje waar wij zitten uiteraard nog niet, want dan wordt het heel lastig werken. Dat leidt volgens mij op dit moment niet tot grote vertraging.

Over de WRR kan ik zeggen dat die zelf vaststelt welke onderzoeken hij gaat uitvoeren. Maar het is wel zo dat de voorzitter periodiek belet vraagt bij alle fractievoorzitters om hen te raadplegen over onderwerpen. Ik denk dat het goed is om dat hier nog even onder de aandacht te brengen.

Dan was er de vraag over de tijdelijke wet over specifieke voorzieningen MIVD en AIVD. Dat is een voorstel dat bij de Eerste Kamer ligt. De verantwoordelijkheid van Algemene Zaken voor deze commissie beperkt zich tot de beheersmatige. Wij zijn eigenlijk de huisbaas, zowel voor de TIB als voor de andere toezichthouder, namelijk de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, niet te verwisselen met de Kamercommissie die een bijna vergelijkbare naam heeft, maar dan zonder de T. Wij hebben daar verder geen inhoudelijke betrokkenheid bij, wij zijn daar echt de huisbaas.

Dan was er de belangrijke vraag over netwerkcorruptie. Ik kan melden dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken daarover bij de behandeling van de begroting van BZK afgelopen jaar heeft gemeld dat het haar intentie is om zo'n scan waarnaar gevraagd werd te ontwikkelen voor het Rijk. Die is eerder ontwikkeld voor gemeenten. Zij heeft gemeld dat daarvoor moet worden aanbesteed. Naar verwachting zal die aanbesteding komend halfjaar vorm krijgen, dus dan zal zij daarover ook nader berichten.

Inmiddels is binnengekomen een antwoord over het gesprek met de Raad van State dat ik nog had toegezegd aan mevrouw Van Vroonhoven, in het vorige blokje. Dat wetsvoorstel ligt inderdaad bij de Raad van State. Er is een informeel gesprek geweest, en dat past ook bij de advisering over een dergelijk wetsvoorstel. De Raad van State kan af en toe vragen om een gesprek met de betrokken minister of staatssecretaris. De inschatting van BZK die ik hier krijg, is dat het februari wordt, maar dat het wel echt aan de Raad van State is, maar dat is natuurlijk wel bekend.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dit was het blok?

Minister Rutte

Minister Rutte:

En dan nog over de monarchie.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Daarvoor is er nog even een vraag van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Over die netwerkscan of die weerbaarheidsscan. U weet dat het voor de SP erg belangrijk is om die netwerkcorruptie tegen te gaan. Het wordt nu blijkbaar aanbesteed. Wij hadden gevraagd hoe het kabinet met een goede wetenschappelijke validatie denkt te komen, als de wetenschappers die die scan hebben ontwikkeld, mogelijkerwijs niet betrokken worden.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Dit zit echt diep bij BZK, bij de staatssecretaris. Ik heb nog wel iets van achtergrondinformatie meegekregen. Ik ga kijken of daarin een begin van een antwoord op deze vraag zit. Ik begrijp dat het gaat om een scan om in het netwerk van bestuurders risico's van netwerkcorruptie in beeld te brengen. Dat is eerder ontwikkeld voor gemeenten, zei ik al, door de Hogeschool Saxion. Bij de begroting Algemene Zaken in 2021 is positief gereageerd op dit idee en BZK is ermee aan de slag. In datzelfde jaar is bij de begroting van BZK een motie van Leijten aanvaard om zo'n scan te ontwikkelen ten behoeve van een pilot bij BZK. Dat heeft wel geleid tot het in beeld brengen van heel veel juridische haken en ogen, waardoor vertraging was opgetreden, maar BZK is nu op het punt om te gaan aanbesteden. Ik vraag me even af of in dit antwoord ook het antwoord op de vraag zit, maar anders zal ik zorgen dat dit deel van het debat ook nog even wordt doorgeleid naar de staatssecretaris, zodat zij daar bij gelegenheid nog verder op in kan gaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we nu over naar de monarchie.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Daarover liggen er de volgende vragen, onder andere over de transparantie over de kosten van de monarchie. De begroting van de Koning geeft die inzage, denk ik. Er wordt in het jaarverslag een toelichting op gegeven, over de bestemming van de uitgaven. Dat is aanmerkelijk toegenomen. In 2008 is er het nodige gebeurd naar aanleiding van een advies van oud-minister Zalm en in 2015 naar aanleiding van het rapport van ABDTOPConsult. Per de begroting voor 2023 is ook meer inzicht gegeven in de opbouw van de uitgaven en de organisatie van de Dienst Koninklijk Huis (DKH).

Volledige transparantie is niet mogelijk op grond van de artikelen 10 en 41 van de Grondwet. Daarin staat dat aan de Koning het toekomende recht bestaat op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10) en het recht om zijn Huis in te richten met inachtneming van het openbaar belang (artikel 41). Daarom hoeft hij ook geen verantwoording af te leggen over de besteding van het inkomensdeel, de zogenaamde A-component. Ten aanzien van de B-component hebben we recent al uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd.

De Raad van State heeft erop gewezen dat het huidige systeem van de wettelijke regeling van de uitkeringen in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis voldoet aan het publieke belang en dat er ook voldoende aan het publieke belang wordt getoetst door mij, althans door de premier, en dat het systeem daarmee voldoende is gewaarborgd. De Raad van State wijst ook op de spanning die zou kunnen ontstaan tussen de verantwoording van de uitgaven in het kader van de B-component en de verantwoordelijkheid van de bescherming van persoonlijke levenssfeer van de Koning. Kortom, er is heel veel gebeurd om die transparantie te vergroten.

Dan de vraag of je de koningshuizen allemaal met elkaar kunt vergelijken. Er zijn er zes in dit deel van Europa. Dat is heel lastig, omdat je niet precies weet wat er allemaal in die begrotingen zit — waar zit bijvoorbeeld de beveiliging; noem maar op — en hoe het exact allemaal loopt. In het evaluatierapport van ABDTOPConsult uit 2015, dat ik al heb genoemd, is gezegd dat het maken van een internationale vergelijking heel erg lastig is. Het is appels met peren vergelijken, omdat er tussen de landen grote verschillen zijn in de wijze waarop kosten worden doorberekend en gepresenteerd.

Voorzitter. De percentuele verhoging die in de eerste termijn werd genoemd, komt grotendeels voort uit de systematiek die wij met elkaar hebben afgesproken in de WFSKH. Dat is de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. In combinatie met de hoge inflatie zie je dat ook terug in de loon- en prijsbijstelling, zoals bij voorjaarsnota vastgesteld voor de hele rijksbegroting. En de rest heeft te maken met een extra uitgaven die te maken heeft met hogere kosten voor ICT en informatiebeveiliging.

Dan natuurlijk de vraag hoe wij staan ten opzichte van de motie die Wilders bij de APB heeft ingediend. Die ging over de verhoging in het komende jaar, 2024 — dat is dus het huidige jaar — voor de Koning. Daarover toch nog een keer het volgende. De samenstelling en de ontwikkeling van de begroting is grondwettelijk vastgelegd. De stijging van de grondwettelijke uitkeringen voor 2024 volgt uiteindelijk vanuit de Grondwet uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De stijging van het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden — dat is dus de A-component; dan praat je over de Koning en zijn echtgenote, maar ook over prinses Amalia en natuurlijk nog prinses Beatrix — heeft te maken met de inkomensontwikkeling van de vicepresident van de Raad van State. Als je de ontwikkeling van de CAO Rijk 2022-2024 als uitgangspunt neemt, dan kom je op de bedragen die in de begroting staan vermeld. Dat zit dus allemaal in de systematiek. Ik wijs er overigens op dat die hele systematiek in 2009 nog is vastgelegd in een wet, toen nog onder mijn voorganger, die is gesteund door 149 van de 150 Kamerleden.

Waarom is het zo belangrijk om zo'n systematiek op een gegeven moment ook enigszins te blijven volgen? Dat staat nog even los van de vraag of je wel of geen inkomstenbelasting moet betalen; daar kom ik zo op. Waarom is het zo belangrijk om niet steeds weer te praten over de vraag of het nou veel of weinig is wat hij erbij krijgt? Dat is zo belangrijk omdat we hiermee in Nederland een instituut hebben dat zich niet zelf, maar alleen maar bij monde van anderen kan verdedigen. Omdat het per definitie voor lange termijn is en omdat het van groot belang is voor het bijeenhouden van ons land, is het belangrijk dat je zo'n instituut niet steeds onderdeel maakt van de discussie over de vraag of ze nou te veel of te weinig geld krijgen. Daarom is het zo belangrijk dat je de wet hebt die voor de lange termijn vastlegt wat de afspraken zijn. De wet uit 2009 kwam weer voort uit de afspraken die eind jaren zeventig zijn gemaakt over het veel meer structureel goed organiseren van zowel de materiële uitgaven als het inkomensdeel van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis die het dichtst bij de troon staan, dus de uitkeringsgerechtigde leden. Dat is de verklaring. Ik heb dus inderdaad geen enkele behoefte om het de Koning te vragen of om een moreel beroep op hem te doen, want ik vind echt dat dat incorrect is. Ik vind dat ook echt niet netjes.

Voorzitter. Ik maak dit even af met de andere kant van de discussie. Die gaat natuurlijk over de vraag over de inkomstenbelasting. Overigens betaalt de Koning alle andere belastingen. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Van Vroonhoven. Hij betaalt dus al bpm en motorrijtuigenbelasting en al dat soort dingen. Het enige wat hij niet betaalt, is belasting over het inkomen en belasting over dat deel van een erfenis dat doorgaat naar de troonopvolger. Maar verder is de Koning net zoals elke Nederlander volledig belastingplichtig. De discussie gaat dus echt over de belastingplicht voor wat betreft het inkomensdeel van de Koning. Maar goed.

Daarbij spelen eigenlijk een paar punten. In de eerste plaats speelt daarbij natuurlijk de kwestie hoe ingewikkeld het is. De aard van het koningschap is nu juist dat de Koning níét gelijk is aan alle burgers. Dat is nou juist het aardige van de monarchie: onderdanen en bovendanen. Dat is de grond voor de eeuwenlange traditie om de Koning geen inkomstenbelasting te laten betalen. De Koning is 24/7 in zijn functie, waardoor de scheiding tussen werk en privé heel lastig te maken is. De inkomsten van de Koning zijn nog niet te plaatsen in de huidige fiscale structuur van werk en wonen. Denk aan box 1. Specifieke uitzonderingen in de fiscale regelgeving zouden nodig zijn. Gegeven het fiscale regime geldt ook nog eens dat naast de belastbare inkomsten bijvoorbeeld ook rekening moet worden gehouden met verstrekkingen in natura, zoals beschikbaar gestelde paleizen en auto's. En daarnaast moet je ook nog rekening gaan houden met eventuele aftrekposten. Dus het is een zeer ingewikkeld proces.

Het gaat over het beperken of beëindigen van de vrijstelling, dus allereerst een wijziging van artikel 40, lid 2 van de Grondwet. De hiervoor geldende procedure kennen we natuurlijk allemaal, met die twee lezingen et cetera. En op grond van artikel 40, lid 3 van de Grondwet vergt aanneming van het wetsvoorstel in eerste en tweede lezing minimaal een tweederdemeerderheid in beide Kamers. Daarnaast is er ook een wijziging nodig van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, en dat moet ook met een tweederdemeerderheid gebeuren. Dus dit is heel complex, nog los ook van het feit dat natuurlijk het risico bestaat dat het ook de privacy van de koning en de andere leden van het Koninklijk Huis kan raken als er onbedoeld informatie naar buiten zou komen. Het zou echt een speciale wet moeten zijn, helemaal en alleen maar gericht op deze vier mensen. Die groep kan in de toekomst natuurlijk groter of kleiner worden, maar in ieder geval de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis. Dat is aspect één.

Aspect twee is natuurlijk de tweederdemeerderheid. En bij een tweederdemeerderheid doet zich natuurlijk het vraagstuk voor of die tweederdemeerderheid het wel helemaal eens is, want er is natuurlijk een bijzonder aspect aan de orde. Willen we er nou voor zorgen dat de Koning belasting betaalt? Daar zou je nog van alles van kunnen vinden. Dat is op zich logisch maar, nogmaals, uiterst complex. Maar het andere aspect dat daaraan zit, is dat ik me ook niet helemaal aan de indruk kan onttrekken dat sommigen zeggen: die belasting gaat hij nu betalen vanaf het salaris dat hij nu krijgt. Ja, maar dan heb je wel besloten om het salaris van de Koning te halveren. Dat lijkt me eerlijk gezegd in het licht van de continuïteit van eerdere besluitvorming ook niet gewenst. Dus al die aspecten zijn te wegen.

Ik begrijp dat de heer Sneller komt met een motie die zegt: laat dit over aan de opvolger van Rutte, die hopelijk meer enthousiast is op dit punt. Dat vind ik een verstandige gedachte, maar ik vind het wel prettig om deze kanttekeningen te kunnen plaatsen qua complexiteit, en ook de wetgevingstechniek en de privacy. Maar uiteindelijk is er ook de vraag wat precies het motief is. Is dat gelijktrekking met andere burgers? Of heeft dat stiekem ook te maken met zeggen: "We willen eigenlijk dat salaris halveren"? Ik zou zeggen: als je dat doet, dan moet je dat salaris bruteren, zodat hij ongeveer op hetzelfde uitkomt; anders lijkt het me zeer incorrect allemaal. Maar goed, al die aspecten zijn dan te wegen. Het risico van die hele discussie is dat je de Koning, de monarchie die zo belangrijk is voor dit land en waarover we de afgelopen jaren juist hebben gezegd dat we een langetermijncontinuïteit moeten creëren en niet steeds per keer zeggen "o, wat een hoop geld!" of "wat is dat weinig", op die manier toch in discussie brengt.

Tot slot, voorzitter, het Koninklijk Huisarchief. Dat is het familiearchief van het huis van Oranje-Nassau en is dus een bijzonder particulier archief dat niet valt onder de Archiefwet. Daar wordt aan zorgvuldige archiefopbouw gedaan. En ten aanzien van stukken met betrekking tot het staatshoofd die mogelijk kunnen worden aangemerkt als archiefbescheiden in de zin van de Archiefwet: daarover bestaan goede afspraken en is ook regelmatig overleg tussen de directeuren van dat Koninklijk Huisarchief, het Kabinet van de Koning en het Nationaal Archief. De Koning heeft, zoals u weet, besloten tot de openbaarmaking van het Koninklijk Huisarchief tot 1948. Uiteraard is dat echt aan hem; dat is een privébeslissing. Het is niet aan het kabinet of de Kamer om te besluiten over openbaarmaking of versnelling van openbaarmaking; dat is echt aan hem.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan heeft mevrouw Van Vroonhoven nog één interruptie, en die gaat zij nu plaatsen.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Ja, voorzitter, een vraag. Ik ben fiscalist, maar ik ben niet afgestudeerd op de motorrijtuigenbelasting, dus even terug daarnaartoe. Op de website van het Koninklijk Huis staat dik en breed dat er een vrijstelling geldt voor de motorrijtuigenbelasting en de bpm voor de AA-kentekens. Kan de minister-president mij uitleggen hoe hij hiervoor kon zeggen dat dat niet het geval is, terwijl we het op de website van het Koninklijk Huis wel zo lezen? Waar zit 'm dat in?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja, nee, ik snap die verwarring, hoor. Over alle auto's, zowel privé als in gebruik bij de diensten van het Koninklijk Huis wordt zowel bpm als motorrijtuigenbelasting betaald. Historisch gezien is het een vrijstelling op de bpm voor het AA-team, dus de AA-kentekens in het gebruik van de diensten van het Koninklijk Huis. Echter, de feitelijke situatie is dat tegenwoordig over alle auto's bpm wordt betaald. En voor auto's in privébezit betaalde de Koning altijd al motorrijtuigenbelasting en bpm.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Nee, nee, nee. U heeft vier interrupties samen, en er is nog een tweede termijn.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Laat ik het kort samenvatten. Ik snap totaal de verwarring, want op die website staat waarschijnlijk precies wat u zojuist zei. Maar nogmaals, in de praktijk is het dus zo dat tegenwoordig over alle auto's bpm moet worden betaald. En nogmaals, privé gold dat altijd al voor de Koning. Dus als hij privé een auto koopt, dan betaalde hij altijd al motorrijtuigenbelasting en bpm. Dus de belastinguitzondering is alleen voor het inkomensdeel en dat deel van de erfenis dat naar de troonopvolger gaat.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ik vraag mij af wat mijn bpm is, voorzitter.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Nou, te veel meestal — zeg ik als VVD'er.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Waarschijnlijk te veel. Het is niet zo'n AA-auto, maar het zal best een bedrag zijn.

Ik worstel. Ik heb net zelf gezegd: gezien alle discussies in het land over dit onderwerp moet je er misschien eens over nadenken dat je iets moet met het betalen van belasting. Dat doet hij in ieder geval voor andere zaken. Maar ik worstel toch wel. Ik heb het net in mijn eerste termijn erover gehad dat er nog weinig is in dit land wat ons met elkaar verbindt en dat het koningshuis er toch wel echt een is. Dat zie je altijd op momenten van rouw, feest en overwinning. Laten we dat koesteren. Ik heb begrepen dat er in 2015 een rapport geweest is van de ABD waarin dit allemaal uiteengezet is. Ik moet zeggen: ik ben geen fiscalist. Het ging mij allemaal wat snel. Ik constateer het volgende. Ik vraag of ik dat in ieder geval goed zie. De Koning is een instituut, maar ook een privépersoon. Als je dit goed wil gaan doen, dan zitten daar heel veel haken en ogen aan. Daarbij komt juist de persoonlijke levenssfeer van de Koning — als dat voor iedereen geldt, geldt dat ook voor de Koning — in het gedrang. Is het niet wijsheid om eerst met elkaar een discussie te hebben over de vraag: als je dat wilt, hoe doe je dat dan? Is het niet wijsheid om dat te doen voordat we weer een batterij ambtenaren en besluitvorming op gang zetten om de Grondwet te wijzigen en vervolgens tot de conclusie komen dat het buitengewoon ingewikkeld is en dat de opbrengst daarvan waarschijnlijk gecompenseerd moet worden omdat er allemaal andere aspecten aan vasthangen of dat er andere zaken zijn waardoor je uiteindelijk met elkaar zegt: jongens, is dit het ons nou waard? Slopen we hiermee uiteindelijk niet iets wat ons buitengewoon waardevol zou moeten zijn?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ik snap op zich die gedachte. Dat zie je ook terug in de verschillende rapporten. Het is extreem complex. Dat betekent dat ook een kabinet regelmatig moet praten met de Kamer over allerlei deelaspecten van hoe je daarmee omgaat. Dat zal dan hopelijk in vertrouwelijkheid zijn. Het wordt een speciale wet die helemaal gericht is op een beperkt aantal mensen. We hebben nu eenmaal het systeem in Nederland waarbij bij het Congres van Wenen is besloten een hoogadellijke familie te plaatsen aan het hoofd van onze Staat. Dat brengt hele bijzondere aspecten met zich mee. Ik ben het er zeer mee eens dat schade doen aan de effectiviteit daarvan het laatste is wat je wil. Het bijzondere van de monarchie is dat mensen zich veel makkelijker kunnen verhouden tot mevrouw Keijzer en mij, tot ons als politici, omdat ze weten dat er ook nog een ander instituut is dat uiteindelijk zorgt voor de eenheid van de natie en het gemeenschappelijk belang. Ik vind dat van grote waarde. Met alle bezwaren die ik als liberaal heb tegen erfopvolging, vind ik dat toch zeer zwaar wegen in ons systeem. Daarbij komt ook dat deze familie al 500 jaar bij Nederland betrokken is, al veel langer dan die monarchie, die misschien nog een uitvinding is van dat Congres van Wenen. Die familie is ook verantwoordelijk voor onze onafhankelijkheid in 1581. De overgrootneef van deze Koning, Willem van Oranje, is ook echt de Vader des Vaderlands geweest. Dat is onze oprichter, zou je kunnen zeggen.

Alles bij elkaar zeg ik: wees daar voorzichtig mee. Als je een monarchie in stand wil houden — dat is kwetsbaar in een tijd met social media; iedereen heeft de hele dag overal een mening over — is het belangrijk dat je dat op lange termijn doet. Zo'n discussie vanwege de complexiteit over de belastingvrijstelling, met daarbinnen nog het gesprek of het echt alleen dat punt is of dat een aantal partijen ook meteen het salaris willen halveren … Maar goed, dat parkeer ik nog maar even. Het gaat nu eerst om de complexiteit überhaupt van de belastingheffing. Dat brengt risico's met zich mee. Daarom ben ik daar heel terughoudend in. Daarom vind ik het verstandig van meneer Sneller om dit bij mijn opvolger neer te leggen.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Er zijn momenten geweest waarop ik dacht: hij zou niet over zijn graf moeten regeren. Op het moment dat je denkt "dan is dit nog een mooie klus voor hem" zegt hij opeens: dat is voor de opvolger. Is het misschien een idee om dat rapport uit 2015 nog even aan de Kamer te sturen met wat toelichting erbij, zodat we hier met elkaar goed over na kunnen denken?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Natuurlijk. Dat vind ik heel verstandig. En dan stuur ik ook iets over de totstandkoming van de wet uit 2009. Ik maak een pakketje. Ik stuur sowieso dat stuk uit 2015, maar zijn nog een paar stukken — ik dacht uit 2011 — die ook relevant zijn. Ik zal die verschillende dingen toesturen. Graag.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

De minister-president maakt het allemaal héél groot en dat snap ik ook, vanuit zijn perspectief, wederom, maar volgens mij is dat niet nodig. Want het gaat niet over het aantasten van het aanzien van het Koninklijk Huis. Hoor ook het betoog van de heer Deen, die dat prima met elkaar rijmt. Komt het, als je de Grondwet gaat wijzigen, ook niet heel vaak voor dat bijvoorbeeld parallel aan de tweede lezing de uitvoeringswetgeving met de Kamer wordt besproken?

Minister Rutte

Minister Rutte:

Jawel, maar onder deze discussie ligt toch een eraan gerelateerde discussie, los van de complexiteit, die niet tot doel heeft om het instituut te beschadigen, maar wel dat risico met zich meebrengt. Natuurlijk is dat niet het doel, maar dat risico is er wel; dat meen ik oprecht. Daaronder ligt nog een andere discussie, die daar een beetje sluimert. Die gaat namelijk over de vraag wat dit uiteindelijk netto betekent aan het einde van de rit. Daarover hoor ik een aantal partijen zeggen: wij vertrekken vanuit het huidige bedrag en dat wordt dan belast. Maar er zijn, denk ik, andere partijen die zeggen: ja, maar hij moet toch wel ongeveer uitkomen op wat hij nu heeft, omdat dat nou eenmaal sinds eind jaren zeventig de gekozen systematiek is. Nogmaals, 149 van de 150 Kamerleden — dat geldt ook voor mijn fractie, toen in de oppositie —hebben in 2009, in de periode van mijn voorganger Jan Peter Balkenende, na discussie besloten: dit is zo'n belangrijk, maar in het maatschappelijk debat ook kwetsbaar instituut, dat we dit nu voor de lange termijn moeten neerzetten.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Over dat argument heb ik de vorige keren ook gezegd dat de minister-president het daarmee voor elke parlementariër heel onaantrekkelijk maakt om te stemmen voor een vooruitgang die niet honderd procent naar z'n zin is. Ik vind het een heel gevaarlijk argument. Los daarvan is het bruteringsvraagstuk, zoals de minister-president het noemt, iets om parallel aan de tweede lezing te bespreken. Als partijen het salaris zouden willen aanpassen, kan dat enkelvoudig, in één lezing, met een tweederdemeerderheid ook geregeld worden. Maar u heeft een aantal partijen hier ook duidelijk horen zeggen: daar zijn we niet op uit. Dat zal inderdaad onderdeel van de discussie daarna worden, over de uitvoering, maar daar zijn we niet per se op uit.

Minister Rutte

Minister Rutte:

En toch denk ik dat het voor de zuiverheid van de bespreking van de argumenten goed is om vast te stellen dat er partijen zijn die dat wel degelijk als belangrijk motief hebben, terwijl er andere partijen zijn die zeggen dat hun hoofdmotief de gelijkschakeling met de rest van Nederland is. Nogmaals, dat gaat ook hiermee niet lukken, want geen enkele andere burger in Nederland heeft een speciale wet, en dit gaat leiden tot een speciale wet, dus het wordt nooit helemaal hetzelfde. Dat kan ook niet als staatshoofd, vanwege alle bijzondere omstandigheden. En dan heb je nog mensen die zeggen: ga nou niet repareren wat niet stuk is. Er zijn dus allemaal verschillende groepen. Volgens mij is het heel moeilijk om dit in gang te zetten als je niet die meer principiële discussies gevoerd hebt. Daarom vind ik wat mevrouw Keijzer net voorstelde verstandig: laten we de stukken die recent door allerlei deskundige groepen geproduceerd zijn over de voors en tegens van dit soort operaties nog even op de hand wegen of op de tong proeven.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Ik ben steeds blijer dat het aan de opvolger van de premier is, maar …

Minister Rutte

Minister Rutte:

Dat dacht ik al.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

... die rapporten van ABDTOPConsult en van Zalm en de herzieningen zijn natuurlijk gewogen. De minister-president probeert wat tweespalt te zaaien onder de mensen die zeggen dat de Koning belasting moet betalen — dat begrijp ik ook heel goed — maar uiteindelijk is dat iets wat later komt en wat niet de principiële discussie over wel of niet belasting heffen moet bezwaren, zoals de premier probeert te doen.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Dat snap ik, maar ik blijf toch voor twee dingen aandacht vragen. Eén is dat ik ervan overtuigd ben dat er een risico is dat we zo'n besluit nemen based on insufficient foresight op het punt van de enorme complexiteit, dus zonder die ten minste vooraf te wegen. Twee is dat het toch waar is, ook in dit debat, dat er een verschillende weging is van het onderliggende aspect — het is geen hoofddoel, al is het dat voor sommigen misschien wel — om ervoor te zorgen dat de Koning uiteindelijk netto minder overhoudt. Dat zit toch ook in de discussie; dat kunnen we niet wegdenken. Dat kun je dan toch niet verschuiven naar een technische discussie ergens op driekwart van een wetsbehandeling? Dat zou ik raar vinden, maar nogmaals, ik ga er niet over. Het staat ieder Kamerlid overigens vrij om er een initiatiefwetsontwerp voor te maken. Ik zeg toe dat de regering daarbij dan alle benodigde technische ondersteuning zal geven.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, u heeft nog één interruptie.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Eén interruptie in de zin van één vraag?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Oké, helder, voorzitter. Dan ga ik kort beginnen door te zeggen dat ik het eens ben met de heer Sneller dat de grondwetswijziging niets zegt over de uitvoering. Daar kom je later op. Ik wil echter niet voorbijgaan aan het punt dat er al een aangenomen Kamermotie ligt. Ik vind dat het kabinet een aangenomen Kamermotie gewoon dient uit te voeren. Als we onszelf als Kamer serieus nemen, moeten we het kabinet daartoe oproepen. Het kabinet dient zeer, zeer zwaarwegende redenen te hebben om een motie niet uit te voeren. Als argument om de motie niet uit te voeren, geeft de minister-president aan dat hij namens het kabinet er geen voorstander van is om dit in te voeren. Dat vind ik geen zwaarwegend argument. Daarnaast noemde de minister-president die tweederdemeerderheid, maar die situatie bestaat niet meer. Er zijn dus geen zwaarwegende argumenten meer om deze motie niet uit te voeren. Het simpele waarom gevraagd wordt, is om een grondwetswijziging in gang te zetten. Daar is een tweederdemeerderheid voor. Op de uitvoering komen we later wel. Mijn oproep aan de minister-president is: voer de motie uit.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Hier zit een staatsrechtelijke fout, denk ik. Het is alsof het kabinet het uitvoeringsorgaan van de Tweede Kamer is. Dat is het niet. Het kabinet bestuurt het land. Wij maken samen wetten. Een minister kan niet verder als er geen vertrouwen is van de meerderheid van de Kamer in die minister. Via de vertrouwensregel kan de Kamer ultimo besluiten om een minister weg te sturen. Dat kan. Maar het is niet zo dat het kabinet gehouden is aan het uitvoeren van moties. Om de sfeer met elkaar goed te houden, zul je in de praktijk altijd je best doen om zo veel mogelijk Kamermoties uit te voeren. De gedachte dat de Kamer opdrachten geeft aan het kabinet moet ik echt terzijde schuiven. Dat is staatsrechtelijk onjuist.

Nu specifiek naar dit dossier. Niet alleen het vraagstuk of er wel of niet een tweederdemeerderheid is, moet gewogen worden. Ik zou nog wel een boom willen opzetten over de vraag of die meerderheid er in alle opzichten wel is, want een aantal onderliggende aspecten van de discussie is nog niet uitgetrild. Ik vind het gek om zo'n fundamentele beweging in gang te zetten als de onderliggende motieven zo fundamenteel kunnen verschillen. Je zou dat eerst moeten bespreken. Dan is het misschien verstandig om prealabel af te spreken dat we nog eens heel goed wegen wat er in het verleden over gezegd is.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Volgens mij is de minister-president aan het einde van zijn betoog. We gaan gelijk door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

O, er is toch nog een vraag van mevrouw Maatoug.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Sorry, excuus!

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Het is ook uw laatste vraag.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Het is mijn laatste vraag. Ik dacht, we gaan naar de beantwoording, dus ik bewaar hem even. Mijn vraag gaat over het laatste onderwerp. Dank voor de uitgebreide beantwoording. Ik ga toch even terug naar het moment dat de motie van de heer Van Baarle werd aangenomen, met best een brede meerderheid. In dat debat was de argumentatielijn wel degelijk dat het een grondwetswijziging vraagt en dat er geen tweederdemeerderheid was. Vandaag hebben we ander betoog gehoord. We hebben er goed naar geluisterd. Het was een goed interruptiedebat met de heer Sneller. Ik herhaal wat de heer Van Baarle over de heer Sneller zei. Dan toch even die vraag. Toen die motie van DENK was aangenomen, was het argument dat er geen tweederdemeerderheid was. Nu is er een nieuw argument. Is de stelpost gewoon elke keer veranderd? Is er straks weer een nieuw argument? Is het inderdaad het beste om het aan de opvolger te laten? Of was toentertijd de tweederdemeerderheid wel degelijk de hoofdreden? Dat onderdeel van de beantwoording verwart mij op dit moment.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Eén. Ik heb consequent gezegd dat ik geen principieel bezwaar heb tegen een belastingbetalende Koning. Dat is geen principieel bezwaar. Ik heb wel steeds consequent in alle debatten gewezen op de grote complexiteit ervan. Die heb ik zojuist nog eens uitvoerig toegelicht. Het is niet dat het technisch omgezet kan worden in goede wetgeving en het leidt sowieso tot een unieke situatie met unieke belastingwetgeving, gericht op heel beperkt aantal personen. Dat heb ik altijd zo geschetst; dat is niet nieuw.

Los van het principiële vraagstuk of de Koning belasting zou moeten betalen, merk ik in dit debat en in de aanloop via de Algemene Beschouwingen in september dat er, naast de complexiteit, een niet-uitgetrild ander debat onder zit. Dat debat gaat over de vraag wat wij eigenlijk vinden van de hoogte van het bedrag dat de Koning nu krijgt. Dat zit er wel degelijk onder. Je kunt ervoor kiezen om de meer principiële wetgeving alvast in gang te zetten, en dan later, bij de uitvoeringswetgeving, over deze vraag te discussiëren. Ik snap dat dat kan. Maar ik vind het wel gek, eerlijk gezegd, want het is best een fundamenteel punt dat te maken heeft met de motivering waarom je voor een bepaalde beweging bent. Wat weegt het zwaarst: het principiële punt of de vraag wat een redelijke beloning is? Op dat laatste punt heb ik echt een principieel bezwaar. Het is niet zo dat ik hier alle bedragen sta te verdedigen. Dat wil ik juist niet, omdat we eind jaren zeventig — en gecodificeerd in 2009 met de aanpassing van de wet, gesteund door de hele Tweede Kamer op één na — hebben gezegd: ga nu niet elke keer praten over de vraag of de Koning genoeg, te weinig of te veel krijgt. Je beschadigt namelijk dat instituut. Dat element is sinds de Algemene Beschouwingen in september wel degelijk actueel. Je kunt dat niet los van deze discussie zien.

Dat alles gezegd hebbend, vind ik het helemaal niet gek om te zeggen dat ik zo snel mogelijk al die bestaande rapporten toestuur. We kunnen dat allemaal nog met elkaar wegen: de Kamer zelf of met mij of hoe dan ook. Ik kan me ook nog wel voorstellen dat de heer Sneller zegt: ik ben wel een beetje klaar met deze man, dus als er al iets gaat gebeuren, dan laat ik het aan een opvolger over. Dat neem ik hem niet kwalijk.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank. Nu zijn we echt aan het einde van de eerste termijn van de minister-president. We gaan door met de tweede termijn. Als eerste is het woord aan de heer Deen, die namens de PVV het woord gaat voeren.

De heer Deen (PVV)

De heer Deen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De overigens bekende reflectie van de minister-president heeft mij niet overtuigd. Ik steun de woorden van de heer Sneller dat het allemaal onnodig groot wordt gemaakt. Zoals in de eerste termijn al aangekondigd, dienen wij een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de minister-president de koning te vragen af te zien van zijn salarisverhoging van €55.000 per 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Deen en Wilders.

Zij krijgt nr. 7 (36410-I).

De heer Deen (PVV)

De heer Deen (PVV):

Dank u.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Aartsen. Hij spreekt namens de VVD.

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Dank, voorzitter. Dank ook aan de minister-president voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik heb twee punten. Ik wil beginnen met mijn motie ten aanzien van het opwaarderen van het Predicaat Hofleverancier.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondernemingen die het Predicaat Hofleverancier ontvangen van onschatbare waarde zijn voor hun regio en voor ons land;

overwegende dat het een relatief zeldzame eretitel betreft die in zijn huidige vorm te weinig landelijke aandacht krijgt;

overwegende dat er meer landelijke waardering verbonden kan worden aan het Predicaat Hofleverancier door deze bijvoorbeeld te laten uitreiken door een lid van het kabinet en eens per jaar een ontvangst of receptie door de koning te organiseren;

verzoekt de regering om een plan uit te werken om het Predicaat Hofleverancier meer landelijke waardering en aandacht te geven en daarbij deze ideeën te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aartsen en Keijzer.

Zij krijgt nr. 8 (36410-I).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Daar krijgt u toch een vraag over van mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ja. Mag ik ook onder die motie?

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Zeker.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Toen ik staatssecretaris was, ben ik bij dit soort bedrijven geweest. Zij stonden altijd te glimmen als zij aan mij vertelden hoe ze dat predicaat hadden gekregen. Het past tegelijkertijd ook heel mooi bij mijn inbreng in eerste termijn.

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Zeker. Ik heb altijd zeer intens en goed kunnen samenwerken als woordvoerder mkb met de staatssecretaris mkb destijds. Wie had gedacht dat we ooit samen een motie zouden indienen, mevrouw Keijzer?

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Zo komt alles uiteindelijk weer samen.

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Precies, precies!

Voorzitter. Dan wil ik het even hebben over het voorstel van het nieuwe politieke liefdeskoppel, te weten D66 en PVV, om de Koning belasting te laten betalen. Ik was wel blij met de beantwoording van de minister-president. We zagen ook vandaag weer allerlei hijgerige journalisten over elkaar heen buitelen om allerlei dingen te concluderen. Ik zag zojuist in het AD dat de minister-president om is. Dat was zelfs nog voordat hij hier een woord had uitgesproken. Ook heel bijzonder! Maar goed, die recensies doen we misschien op een ander moment wel.

We hebben vandaag gehoord dat het extreem complex is om dit te doen. Daarbij rijst vanuit ons ook nog steeds de vraag welk probleem we hiermee oplossen. Ook hebben we vandaag gehoord dat de zogeheten tweederdemeerderheid voor een mogelijke brutering toch best ver weg is. Ik hoorde de BBB zeggen: hold your horses, laten we dingen eerst eens even goed uitzoeken. Ik hoorde collega's van D66, PVV en DENK zeggen: laten we dat salaris van de Koning alsjeblieft halveren. En de collega's van NSC zeggen: we voelen wat meer voor instandhouding. Die tweederdemeerderheid is dus misschien iets te vluchtig geconcludeerd door de geleerde media.

Tot slot. De minister-president heeft toegezegd allerlei dingen toe te sturen. Ik zou ook graag een juridisch onderzoek ten aanzien van de botsing met de grondwetsartikelen 10 en 41 zien, want er is natuurlijk een potentieel gevaar dat die twee grondwetsartikelen onder spanning komen als je dit plan zou gaan uitvoeren. Het lijkt mij verstandig om dit daar ook netjes bij te betrekken. Wij ontvangen die informatie dus graag ook.

Tot zover, voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan is het woord aan mevrouw Maatoug. Zij spreekt namens de fractie GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie, over de archivering van de stukken van de Koning en het Nationaal Archief.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat openheid, transparantie en toegankelijkheid belangrijke randvoorwaarden voor een werkende democratie zijn;

overwegende dat in de archieven van het Koninklijk Huis belangrijke stukken zitten die voortvloeien uit de uitoefening van de functie van het staatshoofd;

van mening dat het lovenswaardig is dat de Koning als bestuurder van de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau de openbaarheidstermijn van de particuliere archieven van het Koninklijk Huis tot 1948 heeft verruimd;

van mening dat verdere openbaarmaking van deze archieven voor bijvoorbeeld het doen van wetenschappelijk onderzoek wenselijk is;

verzoekt de regering om te bevorderen dat de rijksarchivaris en de directeur van het Koninklijk Huisarchief een plan van aanpak maken om tot een stapsgewijze versnelling van de openbaarmaking van deze archieven te komen, en daarover de Kamer voor de behandeling van de volgende begroting van de Koning te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Maatoug, Beckerman, Sneller en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 9 (36410-I).

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Tot slot een laatste top van mij in het debat. Ook dit was weer een AZ-begroting met een goede, efficiënte beantwoording, mooie interruptiedebatten en een hoge informatiedichtheid. Ik zei net al in het interruptiedebat met de heer Sneller: uiteindelijk verdienen alle mensen die opstaan om zich in te zetten voor het publieke belang en de publieke dienst altijd onze complimenten. Iemand die zo'n groot gedeelte van zijn werkende leven heeft ingezet voor dat publieke belang, dertien jaar, als onze primus inter pares. Ik gun hem dat de Nederlandse Robert Caro opstaat en dat het negen in plaats van zes bundels worden. Ik hoop ook dat er een luisterboek komt, want het is toch fijn als je de Master of the Senate nog eens terug kunt luisteren. Je gaat toch heel anders kijken naar deze meneer, die tot het einde in het Torentje heeft kunnen blijven zitten, als je dat boek gelezen hebt.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. De heer Sneller namens D66.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Volgens mij zijn de standpunten vanuit die zijde met verve bepleit. Helaas zijn ze niet naar elkaar toegekomen.

Voorzitter. Ik heb twee moties. Ten eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sommige mensen geen prijs stellen op een "lintje" vanwege het koninklijke karakter, maar wel nationale erkenning verdienen vanwege hun bijzondere inzet;

verzoekt de regering om analoog aan de huidige "lintjes" een nationale eremedaille als onderscheiding in het leven te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 10 (36410-I).

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Overigens is dat niet een herziening van het decoratiestelsel. Volgens mij is het eerder een toevoeging aan het arsenaal, zoals er enkele andere onderscheidingen zijn die minder vaak worden uitgereikt.

Voorzitter. Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een wijzigingsvoorstel van artikel 40 Grondwet aan de Kamer voor te leggen om de vrijstelling van inkomstenbelasting voor leden van het Koninklijk Huis op te heffen, en de Kamer binnen vier weken na het aantreden van een nieuwe minister van Algemene Zaken te informeren over de wijze waarop deze motie zal worden uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller, Van Baarle, Kostić, Beckerman, Van Vroonhoven en Maatoug.

Zij krijgt nr. 11 (36410-I).

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

De heer Deen is van harte uitgenodigd, als hij de heer Aartsen blij wil maken.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Even over die nationale erepenning. Wat doe je nou met mensen zoals mijn schoonvader zaliger, die altijd bij hoog en laag beweerde pertinent geen koninklijke onderscheiding te willen en stond te huilen toen hij die uiteindelijk kreeg? Ik snap 'm dus, ergens, want ik ken ook dat soort mensen, maar ... Wat maak je hier uiteindelijk stuk en wat bereik je? Dat is even de vraag.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Je maakt niks stuk. Je bereikt ermee dat mensen die nu niet die erkenning op nationaal niveau krijgen, die straks wel kunnen krijgen. Ik heb bijvoorbeeld Kamerleden afscheid zien nemen die hier zestien jaar gezeten hadden en daar geen nationale erkenning voor kregen en daar verder niks aan overhielden. Ik heb ook mensen na tien jaar zien weggaan die hier mooi vooraan stonden en een mooie decoratie kregen, waarmee ze heel verguld waren. Na mijn vier jaar raadslidmaatschap in Den Haag kreeg ik zelf bijvoorbeeld een stadspenning. Dat is een mooie erkenning, die ik nog steeds trots in de slaapkamer heb staan. Ja, mevrouw Beckerman, dat is echt waar.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Ook op dit punt van de beantwoording. Even voor de duidelijkheid: die motie is iets ernaast, niet iets vervangends. De vraag die ik eigenlijk wilde stellen, betrof het volgende. In de schriftelijke beantwoording en ook vandaag in het debat werd gezegd: dit probleem is niet zo groot, want we kennen het niet. U geeft net een heel duidelijk voorbeeld en ik wilde aan de heer Sneller vragen of hij ook de verhalen kent van mensen van wie de directe omgeving denkt: we vragen het maar niet aan, want ... Dat betreft ook mensen in de speeltuinvereniging die ontzettend belangrijk zijn voor het land. Zoals mensen in tranen staan als ze het krijgen, zou je het die mensen misschien ook gunnen dat zij zo'n moment van erkenning krijgen. Ik was benieuwd hoe de heer Sneller dat ziet.

De heer Sneller (D66)

De heer Sneller (D66):

Precies zo en ik vind het aantal geweigerde lintjes daarom ook niet een heel relevant criterium. Ik heb verder weinig bijzondere verdiensten in mijn leven, maar ik weet dat mensen het in ieder geval voor mij niet eens zouden hebben aangevraagd.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Van Vroonhoven krijgt het woord namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Voorzitter, dank. Wat de ib-plicht van het Koninklijk Huis of van de Koning betreft, denk ik dat de minister-president terug kan naar de Koning om te zeggen dat hij met verve heeft gevochten, maar dat er hier op dit moment inderdaad een meerderheid voor die ib-plicht is. Ik denk dat ik dat moet erkennen.

Blijft nog wel de vraag van de motorrijtuigenbelasting en de bpm, want hoe je het ook wendt of keert in de wettekst, op de website van het Koninklijk Huis staat gewoon dik en breed dat er een vrijstelling is. De minister-president zegt dat het anders zit, want in feite is die vrijstelling er niet. Ik zeg u dat ik een motie overwoog om ook naar de motorrijtuigenbelasting en de bpm te kijken. Ik laat die nu even zitten, maar ik wil echt heel graag nog een accurate toelichting van de minister-president op hoe dat precies zit, want ik ben totaal in verwarring.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

U mag nog een interruptie plaatsen in tweede termijn, als die hierover gaat.

Mevrouw Keijzer (BBB)

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ja. Want door de nationale penning heb ik de motie over de ib-plicht gemist, want die is toch ook ingediend? Ja, hè? Ik had het eigenlijk aan de heer Sneller moeten vragen, maar dan vraag ik het nu aan u, want u zegt dat u daar voorstander van bent. Kan ik u in overweging geven of het niet toch een idee is om naar aanleiding van de stukken met elkaar een debat te voeren met de minister-president over hoe zo'n wet er dan uit moet zien? Dat vind ik namelijk echt wel de vraag hier. Welk pad gaan wij met elkaar op?

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Het is duidelijk dat de heer Sneller, die deze motie heeft ingediend, meer vertrouwen heeft in het volgende kabinet dan in het huidige. Wat dat betreft denk ik dat het een goede gelegenheid is om met elkaar om de tafel te gaan zitten over hoe zoiets vorm zou kunnen krijgen. Ik denk ook dat we daar genoeg gelegenheid voor zullen krijgen als deze motie wordt aangenomen.

Voorzitter. Ik heb één motie en die gaat over de regels voor gewezen bewindspersonen. Dat is voor ons echt een dingetje en dat zit sinds juli bij de Raad van State. Dat heeft niets met de minister-president te maken. Ik zeg het tegen de Kamer, het is een spreekt-uitmotie en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wetsvoorstel Regels gewezen bewindspersonen al sinds 17 juli 2023 bij de Raad van State ligt voor advies;

overwegende dat recente voorbeelden hebben uitgewezen dat de integriteit van ons bestuur in het gedrang komt;

overwegende dat het hierdoor van belang is dat het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk naar de Kamer komt;

spreekt uit dat de Kamer de Raad van State zal aanmoedigen vóór 1 maart 2024 zijn advies over het wetsvoorstel Regels gewezen bewindspersonen naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vroonhoven.

Zij krijgt nr. 5 (36410-III).

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Ik begrijp het ongemak. Volgens mij is dat het punt dat mevrouw Van Vroonhoven maakte.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Ja, precies.

De heer Aartsen (VVD)

De heer Aartsen (VVD):

Er komt een wet. Die wordt ergens in juli ingediend. Normaal duurt zo'n onderzoek van de Raad van State geloof ik een dag of 40. We zijn nu dik een halfjaar verder. Tegelijkertijd is dat ongemak er natuurlijk ook wel bij een motie. Het is een wetsvoorstel van het kabinet dat inlichtingen vraagt aan de Raad van State en dan wordt in de Kamer een spreekt-uitmotie ingediend. Ik kijk ook even naar de minister-president en de voorzitter. Misschien dat er iemand van de Raad van State meeluistert. Misschien kunnen we zeggen dat we een rappelletje of een briefje of zo sturen of de Handelingen doorsturen naar de Raad van State met de vraag: zou de Raad van State heel even kunnen laten weten hoelang ze ongeveer nog nodig denken te hebben voor het advies? Dan houden we de motie even aan. Ik denk dat dat staatsrechtelijk misschien een beetje zuiver is. Dan kunnen we denk ik ook tegemoetkomen aan het punt van mevrouw Van Vroonhoven, want het ongemak delen we denk ik allemaal.

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Ik ben heel blij om te horen dat de heer Aartsen dit ongemak ook deelt en dat we hier voortvarend mee aan de slag moeten gaan. De minister-president heeft gezegd dat hij verwacht dat het in februari naar de Kamer komt. Deze motie is wat dat betreft een stok achter de deur. Ik ben bereid om 'm aan te houden. Ik wacht de maand februari af. Mocht het advies er niet zijn, dan komt de motie wel op tafel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan constateer ik dat de nu ingediende motie ook al is aangehouden. Klopt dat?

Mevrouw Vroonhoven van (NSC)

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Juist, als stok achter de deur.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Vroonhoven stel ik voor haar motie (36410-III, nr. 5) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Maatoug, toch nog een vraag?

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Ik vind het heel fijn dat het gebeurt. Ik stelde natuurlijk de vraag in eerste termijn, ook omdat ik denk dat we onszelf niet afhankelijk moeten maken van het kabinet voor dit soort dingen. Wij kunnen zelf in contact treden met de Raad van State. Dat vind ik een supergoed punt, vandaar ook mijn verduidelijking, dus heel fijn dat de motie wordt aangehouden. Ik ga er altijd van uit dat iedereen meeluistert, maar dat is schijnbaar niet zo, dus fijn dat we een briefje doorsturen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Oké. Dank, mevrouw Van Vroonhoven. Mevrouw Palmen. Ook zij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Palmen (NSC)

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ook veel dank aan de minister-president voor de beantwoording in eerste termijn. Ik wilde er heel kort op terugkomen dat ik zeer erkentelijk ben voor de toezegging die is gedaan dat minister De Jonge van Binnenlandse Zaken terugkomt op het vraagstuk van de reikwijdte van de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet. Twee opmerkingen c.q. vragen daarbij. Ik zou graag zien dat de beantwoording, de invulling van de toezegging, plaatsvindt voor 1 april van dit jaar, en ik zou willen vragen of ook de factsheet met de titel De reikwijdte van de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet wordt meegenomen. Dat is een parlementaire factsheet van het afgelopen jaar, 12 juni 2023. Ja, van de Tweede Kamer, dat is correct.

Dat was 'm. Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan gaan we naar mevrouw Keijzer. Nee. Dat is jammer voor u, maar fijn voor mij. Mevrouw Beckerman spreekt nu namens de Socialistische Partij. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Kortheidshalve dien ik gewoon twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnenkort een nieuw kabinet gevormd wordt en veel bewindspersonen zullen vertrekken;

overwegende dat het wetsvoorstel Regels gewezen bewindspersonen nog niet is ingediend bij de Tweede Kamer, maar dat het nieuwe kabinet waarschijnlijk wordt geïnstalleerd voor de behandeling van dit wetsvoorstel;

van mening dat de huidige lobbyregels voor oud-bewindspersonen onvoldoende de integriteit van het kabinet waarborgen;

verzoekt de regering voor bewindspersonen die tijdens het kabinet Rutte-lV een positie hebben bekleed een lobbyverbod en draaideurverbod van twee jaar te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 6 (36410-III).

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Er zit een spelfout in. Ik heb ook het OCW-debat gedaan vandaag en ik moet even … Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de regering heeft verzocht om een weerbaarheidsscan in te voeren die inzicht geeft in de mate waarin het netwerk van politici en bestuurders een potentieel risico vormt voor ondermijning en integriteitskwesties;

constaterende dat de weerbaarheidsscan doorontwikkeld moet worden om hem toe te kunnen passen op bewindspersonen en topbestuurders;

verzoekt de regering de weerbaarheidsscan alleen uit te voeren als deze daadwerkelijk bruikbaar is voor deze doelgroepen en het daarbij nadrukkelijk de voorkeur verdient dat deze wetenschappelijk gevalideerd is door de wetenschappers die deze scan in de eerste instantie hebben ontwikkeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 7 (36410-III).

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Van Baarle. Hij is ook de laatste spreker in deze tweede termijn.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik ga geen motie indienen, want ik ben blij dat we met de motie die ik samen met de heer Sneller en anderen indien een hele lange discussie die gevoerd is in dit huis, hebben weten te beslechten. Ik denk dat het goed is dat we over de uitvoering hiervan in een later stadium nog met elkaar spreken.

Ik blijf van mening verschillen met de minister-president over de uitvoering van onze motie. Het klopt inderdaad dat een kabinet er strikt genomen in het staatsbestel niet aan gehouden is om een motie uit te voeren, maar het kabinet dient wel heel zwaarwegende redenen te hebben om dat niet te doen en in dit dossier heb ik toch wel het gevoel dat de minister-president aardig aan het shoppen was om deze moties niet te hoeven uitvoeren. Dat gezegd hebbende, ik kijk uit naar een spoedige behandeling van de grondwetswijziging die ervoor zorgt dat de Koning belasting gaat betalen, door de opvolger van deze minister-president.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. We gaan even tien minuten schorsen en dan krijgen we een appreciatie van de minister-president over zeven van de acht ingediende moties, want er is eentje aangehouden. Dat was bovendien een spreekt-uitmotie.

De vergadering wordt van 22.36 uur tot 22.48 uur geschorst.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Aan de orde is de afronding van de behandeling van de begroting Algemene Zaken. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering. Ik geef de minister-president daartoe het woord.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Voorzitter. Drie opmerkingen vooraf. Ten eerste betreft dat de grondwetsartikelen 10 en 41. Ook dat aspect zal ik betrekken in het stapelstuk dat we sturen over de begroting van de Koning. Ik kijk nog even of dat ook nog extern ligt. Ik meen dat daar in de Raad van State nog stukken over zijn. Anders doen we het in de oplegbrief.

Het tweede is de website van het Koninklijk Huis. Die gaan we aanpassen op het punt van de motorrijtuigenbelasting en de bpm. Ja, mevrouw Van Vroonhoven, dan hebben we toch wat bereikt vandaag. Die fout wordt hersteld, dus dan is dat misverstand weg.

Dan kom ik op artikel 68. Ik heb even contact gehad met BZK. Zij zeggen: zeg nou niet hard toe dat dat voor 1 april gebeurt. Er komt wel heel snel een brief van Hugo de Jonge met de precieze planning. Dat heeft ook te maken met zijn contact met de Kamer over andere aspecten van de commissie-Van Dijk. Ik kan dat dus niet helemaal inschatten, maar ik heb gezegd dat er sterke aandrang is om het voor 1 april te doen. Daar wordt ook helemaal geen nee tegen gezegd, maar ze zeggen: laten we even wegen of we dat hard kunnen maken of dat het iets later wordt. Dat heeft te maken met het feit dat er blijkbaar een discussie loopt die ik niet helemaal kan overzien, tussen Kamer en kabinet. Nogmaals, Hugo de Jonge komt dus met een brief en hij betrekt daarbij ook die factsheet, dus het wordt sowieso meegenomen.

Dan de moties. De motie op stuk nr. 7: ontraden, met verwijzing naar het debat. Ik ga 'm ook niet uitvoeren, zeg ik meteen. Ik kan 'm niet uitvoeren staatrechtelijk, omdat dat de eenheid van de Kroon zou raken. Dan zou ik hier moeten gaan rapporteren wat zijn reactie was en dat kan niet, want hij en ik zeggen altijd hetzelfde.

De motie op stuk nr. 8: oordeel Kamer, met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 9, met verwijzing naar het debat: ontraden. Het is een particulier archief en het absoluut niet aan de Rijksarchivaris om daarover te besluiten.

Ook de motie op stuk nr. 10 wil ik ontraden, met verwijzing naar het debat. Het is een niet bestaand probleem oplossen, zoals ik al zei.

De motie op stuk nr. 11 wil ik ontraden. We hebben daar denk ik uitvoerig over gesproken in het debat.

Het is niet aan mij om over de motie op stuk nr. 5 (36410-III) te oordelen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 5 is aangehouden.

Minister Rutte

Minister Rutte:

En die is bovendien aangehouden.

Voor de motie op stuk nr. 6 (36410-III) geldt dat zolang het wetsvoorstel niet is aangenomen de huidige wet geldt, inclusief het bestaande lobbyverbod, dus de manier waarop het nu is vormgegeven. Dat is nog niet in een wet, maar in de vorm van een instructie. Daar kan niet bij motie op vooruit worden gelopen. Dat is staatsrechtelijk niet mogelijk. Dus ik wil 'm om die reden ontraden, maar we werken hard aan die wet en hopelijk zal de Raad van State snel adviseren.

Dan de motie op stuk nr. 7 (36410-III). Ik zou willen vragen om die aan te houden, zodat Alexandra van Huffelen, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, een brief kan sturen over hoe het daar precies mee staat en daar deze aspecten in kan betrekken. Misschien kan deze motie, omdat het nu al donderdag is, niet dinsdag op de stemmingslijst komen maar een week later. Dan heeft de staatssecretaris iets meer tijd om die brief te sturen.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik ben zo mild vandaag. Ik hou deze wel aan en dan wachten we die brief van Van Huffelen af.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Beckerman stel ik voor haar motie (36410-III, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte

Minister Rutte:

Ja. Veel dank.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan dank ik de minister-president en zijn staf voor zijn inbreng. Dat geldt ook voor de leden en hun medewerkers en voor het publiek, dat nog steeds op de tribune aanwezig is. Fijn dat u erbij bent.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We gaan aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties. Dat zijn er nog zes, omdat er twee zijn aangehouden. Er zijn geen amendementen ingediend. We stemmen over de wet, de begrotingswet, pas op 15 februari.

Ik wens u nog een fijne avond en welterusten.

Naar boven