26 Begroting Binnenlandse Zaken 2024 - Overige beleidsartikelen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 ( 36410-VII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2024 ( 36410-B );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2024 ( 36410-C ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van harte welkom. Dit debat wordt in twee delen gevoerd. Vandaag doen we alleen de inbreng van de Kamer, maar wel ook in twee delen. We beginnen met het bredere onderwerp Binnenlandse Zaken. Het gedeelte Wonen doen we na de dinerpauze. De tweede termijn van dit debat zal plaatsvinden op donderdag, maar daaraan voorafgaand geeft het kabinet op donderdag antwoord op alle gestelde vragen, en oordelen over de ingediende amendementen.

Ik deel de leden ook even mee dat een van de leden, namelijk de heer Teunissen, namens D66 een maidenspeech zal houden. We hadden het informeel willen vragen, maar ik vraag hem nu toch maar even publiek of hij wel of niet geïnterrumpeerd wil worden tijdens het debat. Nee? Niet geïnterrumpeerd? Helder.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Dan gaan we van start met de eerste termijn. Er is altijd een vaste volgorde van sprekers bij de begrotingsbehandeling. We beginnen bij de grootste oppositiepartij. Dat is de PVV, dus de heer Bosma gaat namens de PVV van start. Gaat uw gang.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik betoogde eerder in de richting van deze minister dat Nederland een gemankeerde democratie is en dat steeds een kleine groep zijn zin krijgt, namelijk hoogopgeleid Nederland. Er is baanbrekend politicologisch onderzoek. Daarbij werd gekeken naar 291 ideeën, oftewel beleidsvoorstellen. Verzin eens wat: afschaffen van de monarchie, minder defensie, windmolens, klimaat, stikstof et cetera. Welke ideeën worden daadwerkelijk beleid? Dat zijn de ideeën van universitair geschoold Nederland. Vorige week, in het debat over het referendum, kwam de minister daarop terug. Hij stelde dat het allemaal dik in orde komt als de Tweede Kamer maar voldoende rekening houdt met praktisch geschoold Nederland, maar het komt niet in orde. We blijven de ideeën van hoogopgeleid Nederland consequent omzetten in beleid. Daarom hebben we massa-immigratie en windmolens, verdwijnt onze macht naar Brussel, wordt Zwarte Piet geslacht, hebben we klimaat- en stikstofmaatregelen et cetera. Het zou allemaal anders zijn als de ideeën van heel Nederland beleid zouden worden.

Hoe komt dat toch? Waarom wint steeds dezelfde voetbalploeg? Dat heeft allemaal te maken met het feit dat de elites van Nederland van hetzelfde team zijn. Wat zijn elites? Want dat klinkt zo abstract. Dat zijn de leidende kringen van de instituties, de media, de universiteiten, de rechterlijke macht en de hoge ambtenarij, maar ook van de vakbonden, kerken, musea en culturele wereld. Overal zijn mensen aan de macht met dezelfde achtergrond en dezelfde links-liberale meningen. Ze zijn ook extreem conformistisch; ze nemen elke mode over. Dan moeten ze allemaal vegan worden. Dan hebben ze allemaal vliegschaamte. Dan zijn ze ineens voor transseksuelen en Black Lives Matter. Dan zijn ze allemaal ineens tegen Zwarte Piet. Dan hebben ze ineens allemaal de mond vol over het klimaat. Het zijn allemaal NRC-lezers, veel D66- en GroenLinksstemmers. Het is simpel: als de elite zo'n idee overneemt, wordt het beleid.

Er is nog iets wat ik de minister wil meegeven ter overdenking, over waarom we een gemankeerde democratie zijn. Dat is namelijk stelselmatige uitsluiting. PVV'ers worden geconfronteerd met een beroepsverbod. PVV'ers worden om raadselachtige redenen niet aangenomen, worden ontslagen of uit hun huis gezet, of het treft hun echtgenoten of kinderen. Marcouch, nu burgemeester, verschijnt op de televisie om te vertellen dat PVV'ers geen politieagent mogen worden. Een rechter vertelt op de televisie dat het zijn van PVV'er een contra-indicatie is om rechter te worden. Een PVV'er wordt ontslagen en het bedrijf deelt mee dat het is vanwege de inclusiviteit. "Inclusief" betekent altijd "exclusief mensen van de PVV", die sinds een jaar of vijftien de tweede of derde partij is van Nederland. Iedereen vindt dat doodnormaal. De PVV, de partij van afgehaakt Nederland, de partij van mensen uit de periferie, uit flats, uit rijtjeshuizen met tegeltuinen, dient tegen elke prijs uit de democratie geweerd te worden. PVV'ers mogen wel belasting betalen, maar niet meebeslissen over de besteding ervan. Het permanent uitsluiten van bijna een miljoen kiezers, noemen we democratie.

Functies in het openbaar bestuur zijn vrijwel uitgesloten voor PVV'ers. Goed. Allemaal prima. Dat is zoals het is. Maar laten we dan alsjeblieft kijken naar de mensen die deugend Nederland zelf in het veld brengt. Nederland kent vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Drie van de vier grote steden hebben een burgemeester van de GroenLinks-PvdA-combinatie, een waanzinnige oververtegenwoordiging. Burgemeesters worden niet gekozen door de bevolking. Het zijn carrièrepolitici die doorstromen.

De voorzitter:

Ik ga u even onderbreken, want de heer Van Baarle wil een interruptie plaatsen. Ik zeg eerst even dat u maximaal acht vragen aan elkaar kunt stellen in deze begrotingsbehandeling. Dat is dezelfde lijn als bij de begroting van Economische Zaken en Klimaat en bij de Algemene Financiële Beschouwingen is gevolgd.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik spendeer graag een vraag aan mijn collega Bosma, die hier met verve de gecultiveerde slachtofferrol van de PVV tentoonspreidt. Complimenten voor hoe u dat doet.

Over de uitsluiting van PVV'ers. Ik zou toch aan de heer Bosma willen vragen of het niet vreemd is dat er sprake is van uitsluiting als een partij, de PVV, openlijk pleit voor standpunten die indruisen tegen de Nederlandse Grondwet en de Nederlandse rechtsstaat, standpunten die meer dan 1 miljoen moslims discrimineren, onder andere op basis van hun geloof. Het dedain waarmee de PVV een ondermijnend standpunt inneemt over de rechterlijke macht ... Het is toch niet gek, zou ik in de richting van de heer Bosma willen zeggen, dat politieke partijen in het openbaar bestuur en hier in de Kamer zeggen: we doen geen zaken met een politieke partij die standpunten bezigt die echt pertinent onkies zijn? Steek de hand in eigen boezem, zou ik tegen de heer Bosma willen zeggen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is wél vreemd en het is ook laakbaar. Er bestaat gewoon een beroepsverbod voor PVV'ers. We zijn uitgesloten van het openbaar bestuur met één piepklein uitzonderingetje nu. We zijn een democratische partij die langs democratische weg bepaalde dingen probeert te realiseren. Dus ja, dat is wél vreemd.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zou de heer Bosma toch willen vragen om eens op de inhoud in te gaan. De partijen in dit huis, hier in de Tweede Kamer, hebben trouw gezworen aan de Grondwet. Ieder Kamerlid heeft dat gedaan. En de PVV wil die Grondwet voor in ieder geval meer dan 1 miljoen Nederlandse moslims ondermijnen door het verbieden van de Koran en het sluiten van moskeeën. Als een Kamerlid de eed die dat Kamerlid heeft afgelegd op basis van de Grondwet een beetje serieus neemt, dan zou het eigenlijk bijna een democratische plicht zijn om de PVV uit te sluiten van bestuursverantwoordelijkheid, omdat de PVV dat wil ondermijnen. Dus nogmaals de vraag in de richting van de heer Bosma. U bent vandaag zeer sterk in het cultiveren van die slachtofferrol, maar even die hand in eigen boezem. Met de standpunten die de heer Bosma bezigt namens de PVV heeft hij zichzelf onmogelijk gemaakt, en terecht.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik geloof dat het Abraham Kuyper was die zei: ik heb trouw gezworen aan de Grondwet teneinde haar te kunnen veranderen. Ik vind dat de Grondwet voor verbetering vatbaar is. Er kunnen veel dingen uit en er kunnen veel dingen in. Volgens mij wil elke politieke partij de Grondwet veranderen, dus dat lijkt me niet zo'n probleem.

Voorzitter. Ik had het over de burgemeesters in de vier grote steden. Maar dan volgt de lakmoesproef. In Israël worden 1.400 mensen gruwelijk vermoord, verkracht, verbrand, ontvoerd, onthoofd, baby's, ouden van dagen, zonder aanziens des persoons, maar bij voorkeur Joden. Wat doen nu onze burgemeesters? In Rotterdam hangen ze regelmatig de vlag halfstok, recentelijk nog vanwege de aardbeving in Turkije. Na de aardbeving in Marokko wapperde de Marokkaanse vlag. Het is een mooi gebaar van intermenselijke warmte: een gemeenschap bijstaan in donkere dagen. Dan kun je echt een burgervader zijn. Je zou zeggen: 1.400 Israëlische doden verdienen een Israëlische vlag halfstok. Maar nee. De burgemeester van Rotterdam, die zichzelf aanduidt als een salafist, schrijft een laffe brief. Een Israëlische vlag versterkt de polarisatie, zo laat hij weten. Hij wil juist de maatschappelijke vrede en orde bewaren. Het woord "Israël" staat niet in die brief. Blijkbaar is dit dus de veelgeroemde diversiteit, zoals de machthebbers het noemen. Het is de diversiteit die ons zo gelukkig ging maken. Culturele verrijking? We konden er niet zonder. Die gezellige winkeltjes en restaurantjes. En nu geeft meneer Aboutaleb in zijn brief toe dat het vooral een bron van polarisatie is. Daarom dus geen vlag. Hé wacht, hier geeft de overheid dus toe dat een van haar kernwaarden helemaal niet zo geweldig is. Het is een belangrijke breuk, een dramatische cesuur.

De joodse gemeenschap voelt zich misbruikt, omdat de heer Aboutaleb had gesuggereerd dat joods Amsterdam het ermee eens was dat niet de Israëlische vlag maar de Rotterdamse vlag halfstok ging. Aboutaleb zelf bevindt zich te Marokko. In de gemeenteraad van de mooie Maasstad is het al niet veel beter. Als daar een motie wordt ingediend tegen Jodenhaat, lopen de raadslieden van GroenLinks, PvdA, D66, Volt, 50PLUS, Partij voor de Dieren en SP weg uit de raadszaal en weigeren ze te stemmen. Een motie over Jodenhaat? Ze willen geen partij kiezen, zeggen ze. Je uitspreken over Jodenhaat is dus partij kiezen? Het is geen erekwestie meer.

In Utrecht kan de Israëlische vlag ook niet van burgemeester Dijksma, eveneens PvdA. In Vlaardingen had burgemeester Wijbenga aanvankelijk de Israëlische vlag uitgehangen. Hulde, dachten we. Maar toen moslims boos werden, ging hij, zoals dat heet, in gesprek. Met wie ging hij in gesprek? Nou, met Ibrahim Albas, een veroordeelde Palestijnse terrorist die daar woont. Van Fatah van Yasser Arafat. Die woont gezellig in Nederland. Hij is blijkbaar een koosjere gesprekspartner van de overheid. En zo kwam er ook een Palestijnse vlag te hangen.

In Amsterdam was er een pro-Israëlbijeenkomst. Vroeger kon dat nog gewoon in het openbaar, zoals in 1991, toen de fractieleider van de PvdA sprak. Nu moet dat op een geheime locatie. Vrijheid van vergadering, vrijheid van meningsuiting, het is allemaal uitgehold. Na afloop van een andere pro-Israëlbijeenkomst op de Dam werd iedereen opgeroepen zijn Israëlische vlag te verbergen. Het kan niet meer. Joodse scholen moesten vrijdag dicht uit angst voor geweld. Burgemeester Halsema capituleert. Je zou zeggen: de overheid zet desnoods een tank voor de deur. Maar nee hoor, we doen de deur dicht.

Zondag ging ik even kijken op de Dam in Amsterdam. Urenlang werd geschreeuwd: from the river to the sea, Palestine will be free. Dat is een oproep tot genocide, gedaan recht tegenover ons nationaal monument waar wij de slachtoffers herdenken van de vorige genocide op het Joodse volk. Om de hoek werd geroepen "Dood aan Israël, leve Hamas", in het Arabisch. Burgemeester Halsema van GroenLinks vindt dat geen probleem. Als je hardop vraagt "willen jullie meer of minder?", dan krijg je het Openbaar Ministerie achter je aan en gaan de machthebbers in optochten handtekeningen ophalen. Als je een voorstel doet om nog eens 6 miljoen Joden te vermoorden, dan is er helemaal niets aan de hand in Nederland. In Den Haag hetzelfde laken en pak. Als PVV-raadslid Sebastian Kruis de excessen van Hamas aanduidt als "nazipraktijken", begint GroenLinks te gillen. Ze vinden dat geen prettige manier om deze mensen aan te duiden. Ook op dat gemeentehuis geen Israëlische vlag.

Waarom, meneer de voorzitter, is dit nou zo belangrijk? Waarom moeten we dit markeren? Wat is het belang hiervan, het gaat toch eigenlijk maar om een vlaggetje? Allereerst gaat het over de rol van de Tweede Wereldoorlog in ons collectieve bewustzijn. Op 4 mei staan ze allemaal te poseren, die dappere burgemeesters. "Dit nooit meer." En dat is al 78 jaar het morele ijkpunt voor ongeveer alles, en steeds zijn ze op zoek naar wie de nieuwe Joden zijn en wie de nazi's. Maar nu zien we een overduidelijke re-run van de Holocaust, met Einsatzgruppen die van deur tot deur gaan om Joden op te halen, waarvan daarna nooit meer iets gehoord wordt. Martelingen, verkrachtingen, baby's weggerukt uit de armen van hun moeder.

Al die burgemeesters die op 4 mei hun allerheiligste gezicht laten zien, geven niet thuis. Ineens blijken ze helemaal niet geïnteresseerd te zijn als Joden wederom in serieproductie over de kling worden gejaagd. Al dat geveinsde ethische en morele besef blijkt helemaal niet te bestaan! Cabaretier Hans Teeuwen vraagt Aboutaleb en de andere burgemeesters: "Waarom is het in uw stad wel veilig om met Palestijnse vlaggen rond te lopen en waarom is het te gevaarlijk om ook maar één Israëlische vlag te hijsen?" Het antwoord is doodsimpel: angst voor geweld.

Men laat dus het hoofd hangen naar één specifieke bevolkingsgroep, het meest hardnekkige deel van islamitisch Nederland. Blijkbaar zijn de wensen en verlangens van die bevolkingsgroep leidend voor de burgemeesters van de grote steden. Ze krijgen bij voorbaat hun zin. Dat belooft wat voor de toekomst. Welke wensen van die bevolkingsgroep gaat men nog meer honoreren, inzake homo's, inzake vrouwen, inzake alcohol, inzake honden? Ons openbaar bestuur is een brug overgegaan en dat moet elke democraat zorgen baren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Simons. Hij zal het woord voeren namens de VVD.

De heer Chris Simons (VVD):

Voorzitter. Vanmiddag behandelen we de begroting van Binnenlandse Zaken. Omdat we de financiën van gemeenten en provincies controversieel verklaard hebben aangezien daarnaar nog verdere onderzoeken moeten plaatsvinden, zal ik een drietal andere belangrijke onderwerpen aan de orde stellen ten behoeve van de begroting.

Voorzitter. Ik wil nadrukkelijk aandacht vragen voor de positie van lokale volksvertegenwoordigers ten opzichte van de taken die zij moeten uitvoeren. In de begroting wordt aangegeven dat het kabinet inzet op wendbaarheid en weerbaarheid van politieke ambtsdragers door het invoeren van verschillende maatregelen. Maar in een heleboel brieven van verschillende gemeenten zien we duidelijk dat bij de uitbreiding van taken de ondersteuning van onze lokale volksvertegenwoordigers geen aandacht krijgt, waardoor de werkdruk verder stijgt. Hoe kan de minister bevorderen dat er bij de uitbreiding van taken van decentrale overheden ook wordt gedacht aan ondersteuning? Dan kunnen onze lokale volksvertegenwoordigers ook de verantwoordelijkheid nemen voor het goed uitvoeren van die taken.

Om de maatschappelijke opgave effectief aan te pakken is goede interbestuurlijke samenwerking van belang. Deze samenwerking is onder andere middels de Wet gemeenschappelijke regelingen geregeld. Ook in de begroting wordt ingegaan op het belang van goede samenwerking tussen decentrale overheden. Ik kan dat ook alleen maar ondersteunen. Maar naast goede samenwerking is ook de verantwoordelijkheid die we willen nemen om onze taken goed uit te voeren, een aandachtspunt. In het kader van die samenwerking en die verantwoordelijkheid wil ik de minister vragen hoe die decentrale samenwerking verder kan worden verbeterd, zeker op het democratische aspect.

Voorzitter. Het kabinet erkent het belang van een betrouwbare, dienstbare en rechtvaardige overheid en zet hier verder op in. Overheden werken hierbij samen. Het belangrijkste is hoe onze inwoners en ondernemers het functioneren van de overheid zien. Dat moet bij het maken van beleid toch het uitgangspunt zijn. Dit geldt ook voor de integrale aanpak van dat beleid. Maar het probleem is nog steeds dat ministeries en uitvoeringsorganisaties onvoldoende integraal samenwerken. De Algemene Rekenkamer heeft hier ook een opmerking over geplaatst. Ik wil dan ook uitdrukkelijk aan de minister vragen: hoe kunnen we door de leemlagen van de ministeries heen dit eindelijk goed aanpakken? En hoe gaat het met de uitvoering van het rapport-Bosman, dat hierover ging? Wij wachten namelijk nog op een eerste evaluatie.

Voorzitter. In de brief van de Algemene Rekenkamer wordt aandacht gevraagd voor de verscheidenheid aan punten waarop de coördinerende en toezichthoudende rol van de minister op rijksuitgaven tekortschiet. Een aanzienlijk deel van de geconstateerde onrechtmatigheden bevindt zich op het gebied van inkoop. Oorzaken liggen volgens de Algemene Rekenkamer in het niet naleven van inkoopprocedures en de gebrekkige aandacht voor de financiële administraties. Daarnaast kaart de Rekenkamer aan dat binnen het thema digitalisering de toezichthoudende rol van de minister op het gebied van IT-beheer tekortschiet. Als VVD willen wij dan ook benadrukken dat er echt nog werk aan de winkel is. Wij vragen aan de minister hoe hij tegen deze constateringen aankijkt en wat hij vervolgens gaat doen om deze zaken te verbeteren.

Voorzitter, ik rond af. Versterking van de democratie is een constant aandachtspunt. Dit hoort bij goed onderwijs, maar ook bij archivering en reflectie. Daarom zal de VVD twee amendementen die hierover ingediend zijn, medetekenen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. U krijgt toch nog een interruptie van de heer Nijboer. Gaat uw gang.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, omdat ik een thema mis. Dat is het financiële ravijn waar gemeenten, en provincies trouwens ook, in 2026 in terechtkomen. Ik weet dat de VVD ook heel veel lokale bestuurders levert. Die maken zich grote zorgen. Ik vraag me af of de VVD daar ook nog wat voor gaat betekenen, of dat ze het probleem negeert en als een struisvogel met de kop in het zand gaat staan.

De heer Chris Simons (VVD):

Nee. Ik heb in het begin ook gezegd dat de financiën door ons controversieel zijn verklaard vanwege een aantal onderzoeken die nog plaatsvinden. De VVD kijkt daar heel belangstellend naar uit en kijkt ook met zorg naar de afspraken die daarin gemaakt worden. Ik hoop dat dat snel na verkiezingen naar voren komt, zodat gemeenten duidelijkheid krijgen.

De heer Nijboer (PvdA):

Die krijgen dus vandaag geen duidelijkheid, terwijl we het vandaag over de begroting hebben. Ik vraag de VVD wel wat meer duidelijkheid dan dit, want met onderzoeken kun je geen bibliotheken openhouden, of wegen aanleggen zo u wilt, zeg ik tegen de heer Simons.

De heer Chris Simons (VVD):

Daar heeft u helemaal gelijk in, alleen hebben we hier in de Kamer met elkaar afgesproken dat we dit afwachten en overlaten aan het nieuwe kabinet of de nieuwe Tweede Kamer. Ik hoop dat dat spoedig gebeurt, omdat het voor de gemeenten echt nodig is, zeker met wat zij noemen het "ravijnjaar" 2026.

Mevrouw Temmink (SP):

Dat we het controversieel hebben verklaard, klopt. Dat had op zich niet gehoeven, maar is wel gebeurd. Maar dat betekent toch niet dat de VVD er geen mening over heeft? Want we kunnen de besluitvorming overlaten aan een nieuwe Kamer of aan een nieuw kabinet, maar ik mag toch hopen dat de VVD wel een uitspraak kan doen of zij vinden dat er extra geld voor gemeenten bij moet, ja of nee.

De heer Chris Simons (VVD):

Ik pak hierbij heel duidelijk terug op de onderzoeken die plaatsvinden. Daar zijn wij heel belangstellend naar. Wij zijn het helemaal eens met het uitgangspunt: geen taken zonder dat we de knaken hebben. Dat is dus voor de VVD ook heel belangrijk, alleen wachten we gewoon de onderzoeken af zoals we dat met elkaar hebben afgesproken.

Mevrouw Temmink (SP):

Kan de VVD dan misschien in ieder geval een analyse geven van de huidige staat van gemeenten? Vindt zij dat die voldoende financiële middelen hebben, ja of nee?

De heer Chris Simons (VVD):

In de huidige staat — ik heb het over het coalitieakkoord — hebben we voor vier jaar afspraken gemaakt. Daarin was duidelijk een verbetering zichtbaar voor de uitgangspositie van de gemeenten. Op basis daarvan moeten we gewoon verder kijken. Maar we hebben met elkaar afgesproken dat die onderzoeken zouden plaatsvinden, samen met de partners, de VNG en het IPO. Dat moeten we — ik herhaal het voor de zoveelste keer — echt afwachten voordat we hier een duidelijke beslissing over kunnen nemen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng, meneer Simons. Mevrouw Temmink is de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Zij spreekt namens de Socialistische Partij. Gaat uw gang.

Mevrouw Temmink (SP):

Voorzitter. Enkele jaren geleden was er een wethouder — ik meen dat die van het CDA was — die als ludieke actie ergens in een vijver was gaan liggen, want "het water stond gemeenten aan de lippen". Dat filmpje kunnen we vrijwel elk jaar bij deze begroting naar boven halen, want elk jaar trekken gemeenten weer aan de bel. Er is te weinig geld, en het geld dat er is, is onzeker. Dat komt onder andere door de zogenaamde trap-op-trap-afsystematiek. Dat werkt zo: als ministers hier besluiten geen geld uit te geven aan de JSF, wordt het budget voor gemeenten kleiner. Die systematiek wordt gelukkig losgelaten, maar een goed alternatief is er nog niet. Dat betekent dus meer onzekerheid in de gemeentefinanciën. Lokale besturen kregen te maken met de zogenaamde opschalingskorting. Ik heb het over een onzalige bezuiniging op gemeenten, omdat ze door het toenmalige kabinet van VVD en PvdA gedwongen moesten fuseren. Die onzalige plannen gingen gelukkig niet door. Desalniettemin bleven de bezuinigingen staan.

Voorzitter. "De overheid dichtbij": dat horen we tegenwoordig veel. De SP is daar groot voorstander van. Maar dan moet je dat ook waarmaken. Dat begint dus ook bij een overheid die naar haar aard altijd dicht bij mensen staat en die verantwoordelijk is voor voorzieningen als bibliotheken, zwembaden en zoveel meer van wat een dorp of stad leefbaar maakt. Steeds vaker zien we echter dat gemeenten taken over de schutting gegooid krijgen, niet voldoende geld daarvoor krijgen en qua capaciteit niet goed uitgerust zijn om deze taken uit te voeren. Zo wordt de lokale zeggenschap steeds verder uitgekleed. Want keuzes maken binnen die schaarste wordt steeds ingewikkelder. Of gemeenten gaan samenwerken om de omstandigheden die ze wordt opgedrongen, aan te kunnen, waardoor er inmiddels een wildgroei is aan ondemocratische en ondoorzichtige samenwerkingsverbanden.

In 2026 loopt het tekort van gemeenten op naar 2,3 miljard en het tekort van provincies naar 414 miljoen. Dan kan hier gezegd worden "de overheid dichtbij", maar als er in Den Haag niet goed wordt gezorgd voor de lokale overheid, kan de dichtstbijzijnde overheid niet goed voor haar eigen inwoners zorgen. Is de minister dat met de SP eens? Ziet deze minister ook dat de positie van lokale zeggenschap onder druk staat en dat het tijd wordt voor een fundamentele herbezinning op hoe we ons lokale bestuur hebben ingericht? Daarbij is wat de SP betreft leidend wat de mensen willen en verwachten van wat hun gemeente wel of niet aan taken kan uitvoeren.

Voorzitter. "De overheid dichtbij" gaat over fysieke nabijheid, maar ook over hoe de overheid met mensen omgaat. Zijn brieven leesbaar? Verdwalen mensen niet in eindeloze bureaucratie? Gaan mensen boven procedures? In de Volkskrant konden we een mooi interview lezen met de vorige minister van Binnenlandse Zaken, over hoe het zogenaamde New Public Management het denken binnen de overheid overheerst. Ik heb mijn voorganger de heer Van Raak hier al jaren geleden gloedvolle betogen over horen houden. Het economische rendementsdenken maakt dat de overheid haar menswaardigheid uit het oog verliest.

Bij een managementstijl hoort ook onbegrijpelijke taal. De SP is altijd voor duidelijke taal. Dat gaat overigens ook in deze omgeving vaak mis. Dan hoor ik dat we plannen van aanpak verrijken en taskforces inzetten en dat er nog meer kaders komen. We horen in het halfjaarbericht hoe het herijken van de protocollen ervoor staat. Gelukkig worden er dan wel veel stappen gezet, met voldoende handvatten. Deze Kamer heeft al vaak gevraagd om begrijpelijke overheidscommunicatie, dus laten we zelf ook niet vervallen in vaagheden en onbegrijpelijk managementjargon. En als mensen een brief niet begrijpen, waar kunnen ze dan terecht? Deze Kamer heeft een motie van de SP aangenomen waarin staat dat er altijd een laagdrempelig alternatief voor digitale overheidscommunicatie mogelijk moet zijn. Ook nam deze Kamer een motie aan waarin staat dat er altijd een telefoonnummer op een brief moet staan, zodat mensen iemand kunnen spreken. Hoe staat het met de uitvoering van deze moties?

Voorzitter. Als mensen niet begrijpen wat politici zeggen of geen zeggenschap meer hebben over hun eigen omgeving, dan ondermijnt dat het vertrouwen in de democratie. Wat ook het vertrouwen in de democratie ondermijnt, is de ons-kent-onscultuur: mensen die goed voor zichzelf zorgen, maar daarbij uit het oog verliezen wat de ander nodig heeft. In de parlementaire enquêtecommissie Fraude zagen we een schrijnende tegenstelling. Een tegenstelling tussen de bestuurders die weglachen dat ze hoge boetes uitdeelden aan werkende mensen die toch al hoge toeslagen nodig hadden om rond te kunnen komen, tussen de politici die van hoge functie naar hoge functie gaan ondanks slecht politiek beleid en een jongen die op zijn 14de moest gaan werken om in het gezinsinkomen te voorzien en niet de opleiding van zijn keuze kon doen.

Nu heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met wetenschappers een netwerkscan ontwikkeld om in kaart te brengen met wie bestuurders en hoge ambtenaren allemaal professioneel contact hebben, hoe die netwerken lopen, juist om die ons-kent-onscultuur te doorbreken. Hoe staat het met de uitvoering daarvan?

De SP heeft verzocht deze netwerkscan ook toe te passen op ministeries, maar we hebben ook begrepen dat dit op zo'n manier gebeurt dat de wetenschappers die deze methode ontwikkeld hebben daar bezwaren tegen hebben. Kan de minister daarop ingaan?

Voorzitter. De Koning zei in zijn troonrede dat de democratie een houding was. Daar moest ik even over nadenken. Ik geloof ook dat de democratie meer dan alleen een houding is. Of in ieder geval, het begint met een houding dat je mensen serieus neemt en zeggenschap over hun eigen leven gunt. Maar daar moeten dan ook acties uit voortvloeien, zoals zorgen dat gemeenten voldoende geld hebben om voorzieningen voor mensen in stand te houden en zorgen dat mensen echt kunnen vertrouwen op een overheid die er voor hen is. En daar, voorzitter, is nog een wereld te winnen.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan de heer Teunissen. Hij zal spreken namens D66. Dit is voor hem de eerste keer in de plenaire zaal, de zogenaamde maidenspeech, en daar gaan we aandachtig naar luisteren. Gaat uw gang.

De heer Hans Teunissen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Vlak voor de zomer werd ik beëdigd als lid van dit huis. Ik kwam toen vanuit de klaslokalen de Kamer in, een eer en bijzonder moment. En nu mijn eerste plenaire bijdrage.

We praten vandaag over democratie, rechtsstaat en overheid. Onderwerpen die wat abstract in de oren klinken, maar die direct gevolgen hebben voor het dagelijks leven van mensen. Dat leven begint 's ochtends vaak aan de keukentafel. Aan zo'n tafel zat ik vroeger met mijn moeder, opa en oma, de drie mensen door wie ik ben opgevoed. Als ik de keuken binnenstapte, zat oma daar altijd al met zo'n grote krant, toen nog, opengevouwen op de stoel naast haar. Bij het ontbijt ging het dan vaak over die krant, over wat er was gebeurd in de wereld, over de politiek, al is de politieke betrokkenheid wisselend aanwezig bij mijn familie en vrienden.

Toen ik voor de zomer deze stap zette, kreeg ik dan ook regelmatig de vraag: wat moet je daar nou toch gaan doen? Nou, dat wist ik wel. Aan de slag met onderwerpen waar ik al heel lang mee bezig ben: onderwijs, democratie en rechtsstaat. Mijn interesse hiervoor ontstond niet alleen aan de keukentafel, maar ook in het klaslokaal. In mijn examenjaar vonden de aanslagen van 9/11 plaats en werd Pim Fortuyn vermoord. Hier hadden we het veel over. Als jonge scholieren merkten we dat de wereld aan het veranderen was. Ik ging het nieuws nog meer volgen en raakte steeds meer geboeid door de wereld om me heen. Ik wist: hier wil ik iets mee. Ik werd leraar maatschappijleer, juist omdat ik merkte hoe waardevol het is om samen met jonge mensen de wereld te bekijken en proberen te begrijpen.

Gelukkig spreek ik nog steeds vaak oud-leerlingen, zoals Bas. Die kwam vanaf dag één zuchtend het lokaal binnen en draaide met zijn ogen als ik begon met mijn vaste blokje actualiteiten. Na een paar lessen veranderde Bas. Hij begon vragen te stellen, zijn mening te geven, ging vol humor de discussie aan met zijn klasgenoten. En na een tijdje zocht hij me op in de pauze om te vragen of ik gisterenavond het nieuws had gezien over een bepaald onderwerp. Dat bleef hij daarna vele pauzes doen. Elke klas heeft een Bas, meerdere zelfs, en ze heten allemaal anders.

Betrokkenheid bij en interesse in politiek en democratie zijn geen aangeboren eigenschappen. Die moeten we ontwikkelen en onderhouden, binnen en buiten het klaslokaal. Als student begeleidde ik scholieren hier op het Binnenhof. Als leraar nam ik mijn leerlingen vaak mee en later volgde ik als toezichthouder van ProDemos hun activiteiten van nabij. Het is echt een waardevolle belevenis voor jongeren om de politiek in de praktijk aan de slag te zien en om dilemma's in democratie en rechtsstaat actief te beleven. En het is nodig. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren relatief laag scoren op kennis over democratie en rechtsstaat en dat ze minder politiek betrokken zijn. Eveneens blijkt dat de verschillen tussen jongeren onderling in ons land groter zijn dan in andere landen, en dat die verschillen sterk samenhangen met het type onderwijs dat zij volgen, hun woonplaats en hun sociaal-economische achtergrond.

Bij het bereik van ProDemos zien we ook verschillen. Met name jongeren uit de regio's Groningen, Limburg en Zeeland worden minder goed bereikt. Dat is niet goed. Jongeren uit alle windstreken van ons land verdienen een rijke kennismaking met onze democratische rechtsstaat. D66 wil daarom investeren in activiteiten in de regio, waarbij jongeren op locatie beleven wat het betekent om actief onderdeel te zijn van onze democratie. Ik heb hierover een paar vragen aan de minister. Hoe beoordeelt de minister de scores van onze jongeren op het gebied van democratie en rechtsstaat? Wat vindt hij van de verschillen tussen jongeren onderling? Wat wordt er momenteel gedaan om jongeren in alle regio's van ons land te bereiken?

Voorzitter. Met mbo in mijn portefeuille spreek ik nog steeds veel jongeren. Het mooie van dit ambt is dat je sowieso veel mensen spreekt. Vaak gaat het in gesprekken ook over de politiek zelf, over wat we hier doen en over hoe mensen dat beoordelen. Ik hoor dat mensen zich zorgen maken over de politiek. De cijfers die zij geven aan onze democratie zijn minder hoog en stabiel dan eerst. Dat baart mij zorgen. Om van iemand te houden moet je iemand kennen, begrijpen en vertrouwen. Dat geldt ook voor onze democratie. Ik zou graag zien dat mensen onze democratie en politiek weer in het hart sluiten, weer gaan waarderen en vertrouwen. Elkaar kennen en begrijpen is hiervoor essentieel.

In onderzoeken geven mensen aan dat ze een begrijpelijke overheid het belangrijkste verbeterpunt vinden. De Ombudsman hamert in adviezen op het belang van duidelijke taal. Bij het belang hiervan moet ik denken aan twee van mijn naamgenoten binnen D66. Hans van Mierlo had het vaak over de rol van woorden, taal en toonhoogte in de politiek. Hans Vijlbrief laat in Groningen zien dat goed en duidelijk communiceren de basis vormt voor wederzijds begrip.

Voorzitter. De overheid is er voor iedereen. Daarom moet de communicatie van de overheid ook voor iedereen toegankelijk zijn, in brieven en besluiten, op websites en formulieren. Er is een verband tussen duidelijke taal en begrijpen van beleid, en tussen duidelijke uitleg en begrip voor beleid. Daarom wil D66 dat wij het recht op duidelijke taal vastleggen in de wet. Ik heb daarbij de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe beoordeelt zij de communicatie vanuit de overheid? Ziet zij mogelijkheden voor verbetering? En vindt zij ook dat alle overheidscommunicatie — berichten, brieven en besluiten — duidelijk en toegankelijk moeten zijn? Omdat ik zelf ook duidelijk wil zijn, kondig ik aan dat ik op dit punt samen met collega's een motie ga indienen.

Voorzitter, ik rond af. De naam van Hans van Mierlo is al gevallen. In het centrum van ons beider geboortestad vind je een muurschildering met daarop het citaat van Van Mierlo: "We moeten een revolutie maken voordat die uitbreekt." Het moest een stille revolutie zijn, "die kanalen graaft van de burgers én hun frustraties naar de centra van de macht". Hij noemde dát in 1968 de grote opgave van de politiek.

Dat is het nog steeds. Om van onze democratie te houden, moeten we elkaar kennen, begrijpen en vertrouwen. Hier moeten we samen aan blijven werken, aan keukentafels, in klaslokalen en in deze Kamer.

(Applaus)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Teunissen, voor deze heldere en leerzame maidenspeech. Ik nodig u uit om voor mij te gaan staan, met het gezicht naar de zaal. Iedereen wil u feliciteren. We schorsen daar een ogenblik voor.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De volgende spreker is wederom van D66. Dat is de heer Sneller. Gaat uw gang.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik weet niet of het helemaal gepast is omdat het uit dezelfde partijkleur komt, maar: van harte met deze mooie maidenspeech!

Voorzitter. De democratische rechtsstaat is een beetje zoals zuurstof in de lucht om ons heen. Het is vanzelfsprekend en je staat er niet bij stil, totdat het minder wordt en je wat kortademig wordt of wanneer het helemaal weg is. Dan weet je echt wel wat je mist.

Voorzitter. Zo is het ook een beetje op dit moment. Ik denk dat we internationaal allemaal de achteruitgang zien. In Nederland zien we ook allemaal het belang om de normen te bewaken en onze democratie te beschermen en te vernieuwen. Als je dan kijkt naar de regels, de spelregels en de instituten, is er achterstallig onderhoud en is er nieuwe energie nodig om het nieuw leven in te blazen.

Voorzitter. Ik was een tijdje geleden bij een symposium over de staatscommissie-Remkes. Daar sprak een van de leden over een essay uit het Nederlands Juristenblad uit de jaren tachtig met de titel Waarom het ei telkens weer van tafel rolt. Dat ging over alle staatscommissies die er geweest zijn en waarom het nooit lukt om dat soort fundamentele hervormingen door te voeren. Het was overigens Ruud Koole die dit zei. "Wijze woorden", hoor ik uit het PvdA-vak. Koole zei: het is eigenlijk mooi hoever we gekomen zijn, niet omdat alles uit de staatscommissie gelukt is, maar omdat het ei in ieder geval nog op tafel ligt.

Voorzitter. Er is de afgelopen jaren naar mijn smaak soms te traag, maar wel gestaag doorgewerkt aan alle voorstellen die het kabinet heeft omarmd. Het gaat om een nieuw kiesstelsel, waarmee mensen meer invloed krijgen op de samenstelling van de Tweede Kamer en andere volksvertegenwoordigingen. Het gaat om constitutionele toetsing, waarvoor uiteindelijk na vele jaren toch een tweederdemeerderheid in zicht lijkt. Het gaat om het invoeren van het terugzendrecht voor de Eerste Kamer, waarvoor we hopelijk de voorstellen gaan behandelen. Het gaat om een andere manier van grondwetsherziening in tweede lezing, waarbij die samen met de Eerste Kamer in verenigde vergadering wordt behandeld. Het gaat om invoering van het correctief bindend referendum — dit is niet het kabinet, maar de SP — waarvoor ook die tweederdemeerderheid lonkt. Het gaat om invoering van een nieuwe — de eerste — Wet op de politieke partijen. En het gaat om alle andere dingen waaraan doorgewerkt is die niet in het rapport van de staatscommissie stonden, maar die nog steeds niet zijn gerealiseerd. Ik denk aan bijvoorbeeld de motie-Jetten/Marijnissen, die alweer meer dan twee jaar oud is, om de Algemene wet bestuursrecht aan te passen om de menselijke maat mogelijk te maken en de burger centraler te stellen. Ik denk aan de motie-Ploumen/Jetten over de hardvochtigheden in regelgeving. Daarvoor is het nodige gebeurd, maar er moet echt nog meer gebeuren.

Voorzitter. Het amendement om ProDemos extra geld te geven om de burgerschapsvorming — dat is ook een van de aanbevelingen van de staatscommissie-Remkes — een extra impuls te geven, is zojuist mooi toegelicht door mijn collega Teunissen. Het andere amendement, dat ik heb ingediend met collega Rahimi, heeft tot doel om te zorgen dat Parlement.com blijft bestaan. Parlement.com is toch een gezamenlijke kennisbasis, niet alleen voor wetenschappers en journalisten, maar voor iedereen die geïnteresseerd is in de politiek en zich afvraagt "wat gebeurt er hier?", "hoe uniek is het wat er nu gebeurt?", "hoe ging dat in het verleden?". Men kan dat daar opzoeken.

Voorzitter. Oftewel, voor alle fundamentele staatsrechtelijke en democratische hervormingen die er nodig zijn, ligt volgens mij de bal op de stip voor de volgende coalitie om die in een vrijwel leeg doel te schieten. Ik spreek de wens uit om dat te laten gebeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor de inbreng. De heer Nijboer gaat nu spreken. Hij doet dat namens de Partij van de Arbeid en ik geloof ook namens GroenLinks. Ja, dat is het geval.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. In reactie op wat minister De Jonge buiten de microfoon zei: royaal, want ik zal mede namens GroenLinks spreken!

Voorzitter. Allereerst complimenten aan de heer Teunissen voor zijn maidenspeech. Ik zie die grote kranten ook nog voor me. Eerlijk gezegd kwam het punt actualiteiten bij mij in de klas niet vaak voor, maar wel op heel veel vergaderingen. Ik heb daar ook heel veel draaiende ogen gezien. Blijkbaar is dat ook bij de leerlingen te zien, maar heeft dit uiteindelijk tot verheffing geleid. Dat is mooi. Het is mooi dat u ook uw bijdrage aan de democratie leverde. Ik hoop dat het iets minder kortstondig zal zijn dan de 100 dagen die nu zijn verstreken.

Voorzitter. Ik ga kort en bondig zijn, want ik moet vandaag mijn minuten verdelen. Ik ga drie punten maken. Allereerst het ravijn voor gemeenten en provincies in 2026 en verder. De minister, zelf oud-wethouder van Rotterdam, weet als geen ander dat als gemeenten steeds meer taken toebedeeld krijgen, dat niet gaat zonder geld, maar dit kabinet doet het wel. Het heeft ambities op de lange termijn voor woningbouw — daar spreken we vanavond over — maar ook voor een betere bestaanszekerheid voor mensen. Dat gaat niet zonder geld. Ik vraag de minister dus hoe hij denkt dat dit tot een goed einde komt, want dat gaat gewoon niet lukken. Gemeentes zijn niet een paar amateurs die begrotingen maar een beetje met plakband aan elkaar moeten plakken, en provincies trouwens ook niet. Zij moeten meerjarig kijken waar ze in moeten investeren, zeker als het gaat om infrastructuur en woningbouw. Dat gaat zo gewoon niet. Ik vraag daar een oplossing voor, want anders verdwijnen er steeds meer buslijnen, gaan bibliotheken dicht, sluiten culturele voorzieningen en zo meer.

Voorzitter. Het tweede punt gaat over de Roemernorm, naar voormalig SP-leider Roemer, van maximaal 10% externe inhuur. Het kabinet belooft elk jaar plechtig om dat beter te doen. Ze zeggen: we zitten erboven, maar het wordt echt beter. Maar het wordt elk jaar slechter. De fracties van PvdA en GroenLinks hebben best begrip voor de arbeidsmarkt en hoe lastig het allemaal is, maar er zit nog niet echt een trend in die de goede kant opgaat. Ik vraag het kabinet om dit wel te doen, want ze zeggen "die zzp'ers in de zorg en in het onderwijs moeten we allemaal niet willen", maar zelf doen ze het net zo hard. Dat moet echt beter. Wat gaat u volgend jaar concreet doen om betere cijfers te laten zien?

Voorzitter. Mijn laatste punt gaat ook over een norm die niet wordt gehaald, namelijk die met betrekking tot mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Er is veel discussie over de vraag hoe de cijfers bij bedrijven tot stand komen, maar die lijken het toch echt beter te doen dan de overheid. Sterker nog, de overheid zit nog niet eens op de helft van de 25.000 mensen die ze heeft beloofd. Hoe kan dat? Je hebt enorme tekorten en de externe inhuur loopt de spuigaten uit — je houdt je dus niet aan de Roemernorm — maar je voldoet niet aan wat je in 2013 hebt afgesproken. Het gaat dus ook niet om even een jaartje. De overheid heeft dus minder dan de helft gepresteerd. Dat kan zo niet langer. Ik wil dat het kabinet dat toegeeft en ook met een stevig plan komt om dat vanaf volgend jaar sterk te verbeteren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Nu kan ik twee minuten meenemen, hè?

De voorzitter:

Ja, dat wordt hier administratief heel goed bijgehouden. Mevrouw Van Dijk krijgt nu het woord. Zij gaat spreken namens het Christen Democratisch Appèl, in de volksmond het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Uit onderzoek naar de brede welvaart, in dit geval uitgevoerd door de provincie Noord-Brabant, komt naar voren dat zelfredzaamheid en verbondenheid van mensen met de buurt de krachtigste voorspellers voor de ervaren brede welvaart zijn. Hoe zelfredzamer en hoe meer verbonden met de buurt mensen zijn, hoe groter het gevoel van levenstevredenheid is. Daar wil ik het vandaag dan ook over hebben: investeren in wat bijdraagt aan verbinding met elkaar.

Voorzitter. 100 jaar geleden vierde koningin Wilhelmina haar 25-jarig jubileum. De Dam voor het paleis stond vol, en niet met militairen of met bobo's, maar met verenigingen. Verenigingen zíjn die verbondenheid in onze samenleving. Dat blijkt ook elk jaar uit het Nationaal Verenigings Onderzoek. We zadelen onze 7 miljoen vrijwilligers op met steeds meer regeltjes die vrijwilligerswerk doen alleen maar moeilijker maken. Wij vinden dat een ongewenste ontwikkeling, die we ook maar lastig tot stilstand gebracht krijgen. We zijn zeker bereid tot onderzoeken, maar we durven ook de volgende stap te zetten: erkennen dat verenigingen, maar ook bepaalde stichtingen geen bedrijven zijn, maar bijdragen aan het algemeen nut en daarom beschermd en gefaciliteerd moeten worden. Veel regels worden overigens ook lokaal bepaald. Daarom zouden we het landelijk verenigingsonderzoek graag eenmalig per gemeente willen laten uitvoeren, zodat ook gemeenten inzicht krijgen in waar ze kunnen bijdragen aan die verbondenheid.

Voorzitter. Onze vrijwilligersorganisaties zijn geen bedrijven; ik benoemde het zojuist al. Te veel wet- en regelgeving gaat daar wel van uit. Zo is het ook met de ozb. De CDA-fractie zou het toejuichen als er een lager ozb-tarief gaat gelden voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere sociaalbelangbehartigende instellingen. Vorig jaar heeft de minister een onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden. Wat is de stand van zaken op dat punt? Inmiddels komen een aantal gemeenten deze organisaties tegemoet met een teruggave van de ozb door middel van een eigen subsidieregeling. Als een wettelijke regeling niet goed mogelijk is, is de minister dan bereid om hiertoe een modelverordening te ontwikkelen met de VNG?

Voorzitter. We hebben een Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. Zij behartigen op landelijk niveau de belangen van kleine dorpskernen, dorpsverenigingen en dorpshuizen. Die zijn belangrijk voor het functioneren van dorpsgemeenschappen. De financiële mogelijkheden van deze vereniging zijn beperkt. Er is één medewerker die de organisatie draaiende houdt. Daarnaast moet er ook nog aan belangenbehartiging gedaan worden. Het recente rapport "Elke regio telt!" benadrukt dat de belangen van burgers in die kleine kernen onvoldoende doorklinken in Den Haag. Het versterken van verbanden die er al zijn om dit te verbeteren, lijkt ons een verstandige keuze, juist omdat je dan met relatief weinig extra middelen een verschil kunt maken. Wij stellen dan ook voor om het budget voor deze vereniging te verdubbelen van €250.000 naar €500.000.

Voorzitter. Zelfredzaamheid is een belangrijke voorwaarde voor verbondenheid. Mijn collega van de PvdA gaf het zojuist ook al aan: gemeenten bieden te weinig hulp om mensen met een handicap mee te laten doen in de samenleving. Mijn collega Lucille Werner heeft hier tijdens het commissiedebat Gehandicaptenbeleid op 5 oktober aandacht voor gevraagd. Gemeenten verplaatsen zich te weinig in mensen met een handicap. Ze werpen hindernissen op en zien te weinig het potentieel van deze mensen. De VNG erkent dit ook. Dat is een belangrijke eerste stap. Hoe vindt de minister het voorstel van Ieder(in) dat er landelijke afspraken gemaakt moeten worden met gemeenten, om juist vanuit dat potentieel te denken en te handelen? Voordat ik overga naar mijn laatste blok: ik ondersteun de motie van D66 van harte, die gaat over het wettelijk verankeren van het recht op begrijpelijke taal vanuit de overheid. Want verbinden doen we voor een belangrijk deel met taal.

Voorzitter. Onze decentrale overheden zijn onmisbaar. Deze zijn voor onze inwoners bijna altijd het eerste aanspreekpunt. De Raad van State wijst wederom op de beperkte aandacht voor de samenwerking tussen de rijksoverheid en medeoverheden. Deze vraagt om groot onderhoud. Ik weet dat er gesprekken lopen tussen decentrale overheden en het Rijk over de financiën. Maar toch wil ik de druk nog wat opvoeren en nu al vragen om gemeenten te helpen door snel een besluit te nemen over hoe het huidige in de Gemeentewet genoemde criterium van structureel en reëel evenwicht anders ingevuld of verbreed kan worden. We steunen de ambitie van het demissionaire kabinet om de opschalingskorting af te schaffen. Tijdens de vorige begroting BZK hebben we hier ook een motie over ingediend. Die hebben we aangehouden, omdat het kabinet hiermee bezig was. Dat ermee bezig zijn heeft geleid tot deze uitgesproken ambitie, maar ambities van het Rijk alleen zijn voor gemeentes niet voldoende om hun begroting dicht te krijgen. Daarom graag de toezegging dat we deze ambitie terug gaan zien in de volgende Voorjaarsnota.

Dan echt ten slotte: de Jettengelden lopen af, maar er is wel heel veel discussie over de vraag wat een goede ondersteuning van de Kamer is. Wij spreken dan ook de hoop uit dat een nieuwe coalitie scenario's gaat uitwerken om toch een goede extra vorm van ondersteuning te organiseren.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mevrouw Van Dijk houdt van duidelijke taal; dat is heel mooi. Ze houdt een mooi pleidooi voor verbinding. Het tegenovergestelde van verbinding is uitsluiting. Het CDA sluit mijn partij uit. Het CDA sluit de partij uit van afgehaakt Nederland, de partij van de mensen uit flats, rijtjeshuizen en tegeltuinen. Ja, dat kan. Meneer Bontenbal, de leider van het CDA, zegt: de PVV is niet fatsoenlijk. Oké. Wie schetst nou mijn verbazing dat het CDA in deze mooie stad, de residentie Den Haag, gaat regeren met DENK? DENK was vorige week niet bij de herdenking van de gruwelijke aanval van Hamas op Israël. In de Rotterdamse gemeenteraad werd een motie ingediend tegen Jodenhaat. Daar stemde DENK tegen. Ik heb hier nog een leuke foto gevonden. Daarop staat meneer Kuzu van DENK samen met Amin Abou Rashed. Dat is een fondsenwerver van Hamas. Mevrouw Van Dijk houdt van duidelijke taal. Van haar zou ik heel graag willen weten: waarom gaat het CDA in hemelsnaam regeren met een partij als DENK, die zo overduidelijk onfatsoenlijk is, en sluit het CDA de partij van afgehaakt Nederland, de PVV, helemaal uit?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Wij gaan niet over de samenwerkingen van lokale CDA-afdelingen. Als zij besluiten dat dit in hun geval een verantwoorde keuze is, dan is dat hun keuze. Daar gaan wij niet over. Volgens mij is dat vrij duidelijk.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, maar u zou er wel een mening over kunnen hebben. Het is toch heel vreemd dat het CDA … Ja, er is natuurlijk niet meer zo veel van over; na de verkiezingen passen jullie in een Volkswagen kevertje. Jullie zijn niet meer de partij met 53 zetels onder Ruud Lubbers, maar jullie denken nog wel dat jullie 53 zetels hebben. Jullie denken nog wel …

De voorzitter:

Graag via de voorzitter.

De heer Martin Bosma (PVV):

Meneer Van Iersel zei: we rule this country. Dat stralen jullie nog aan alle kanten uit. De partij van mevrouw Van Dijk heeft de morele helderheid om te zeggen dat de PVV onfatsoenlijk is, maar tegelijkertijd kiest men hier in Den Haag, in de residentie, in deze belangrijke stad toch voor DENK. Dan vind ik het wel heel makkelijk om te zeggen: daar gaan ze zelf over. Mevrouw Van Dijk, die de woordvoerder is op het gebied van de rechtsstaat, de democratie en noem maar op, zou daar ook gewoon een mening over kunnen hebben.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik heb daar zojuist mijn mening over gegeven. Overigens neem ik er afstand van dat wij ons gedragen alsof we een hele grote partij zijn met 45 zetels. Ik rij trouwens in een Volkswagen kever en die rijdt prima; dat zou ik willen zeggen tegen de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik zou 'm ook niet wegdoen, want na de verkiezingen past de hele fractie daarin, dus u bent er al een beetje op voorbereid. Maar het is toch een beetje vreemd dat zo'n partij als DENK gewoon een ideale huwelijkspartner blijkt te zijn voor het CDA en dat men zo'n scheve redenering hanteert? Dan vraag je het CDA: hoe komt dat dan? Dan komt het antwoord niet verder dan: daar gaan ze zelf over. Het is toch vreemd dat je aan de ene kant de zedenmeester bent van wat wel en niet fatsoenlijk is en dat je niet verder komt dan "daar gaan ze zelf over" als het over je eigen partij gaat?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik vind het heel fatsoenlijk om het recht dat lokale afdelingen hebben om daar zelf over te beslissen, te respecteren. Dat doen we in dezen.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zou graag in de richting van mevrouw Van Dijk opgemerkt willen hebben dat ik alle verwijten in de richting van mijn partij — ik heb het niet over mevrouw Van Dijk — die ook maar rieken naar het ogen sluiten voor Jodenhaat of het goedpraten van terreur verre van mij werp. In het DNA van onze partij zit de bestrijding van discriminatie. Op alle momenten nemen wij daar afstand van. Ik zou aan mevrouw Van Dijk vooral willen vragen of zij ook constateert dat het fijn is dat politieke partijen die hier in dit huis wellicht af en toe verschillen van mening, zowel lokaal als hier in de Tweede Kamer ook met elkaar kunnen samenwerken. Constateert zij ook dat dat juist een teken is van democratie en dat dat vooral gewoon een hele goede zaak is?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Als je aan mij vraagt of ik samenwerking belangrijk vind, dan zeg ik: ja, ik vind samenwerken belangrijk en essentieel. Wat mij betreft mag er in deze Kamer nog veel vaker en veel meer samengewerkt worden, want ik denk dat we ondanks grote verschillen over bepaalde onderwerpen het over heel veel onderwerpen wel met elkaar eens zijn. Nederland staat gewoon echt voor grote uitdagingen. Natuurlijk willen we in het debat goede sier maken met de verschillen, maar laten we alsjeblieft de grote besluiten waar we het met elkaar over eens zijn, ook snel en goed met elkaar nemen zodat we vooruit kunnen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Van der Graaf gaat als volgende het woord voeren en doet dat namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor het woord, meneer de voorzitter. De ChristenUnie wil een overheid die dienstbaar is aan de gemeenschap van ons land, die een hoeder is van publieke gerechtigheid, die beschermt wat kwetsbaar is, die toegankelijk en benaderbaar is én die oog heeft voor verschillen in ons land, ook regionaal. Dat beschermen wie kwetsbaar is, begint met de Grondwet. De ChristenUnie vindt het van waarde dat grondrechten niet alleen in internationale verdragen staan, maar ook in onze eigen Grondwet: een rijke grondrechtencatalogus. We hebben er allemaal trouw aan gezworen en we mogen er binnenkort hopelijk ook aan toetsen bij de gewone rechter; daar kijken wij naar uit. In dit licht wil ik de minister in het bijzonder vragen of hij bereid is om opnieuw naar de grondrechtencatalogus te kijken en of hij ook bereid is om in het bijzonder te kijken of het verbod op slavernij en dwangarbeid, maar bijvoorbeeld ook het recht op leven een plek zouden kunnen krijgen in onze Grondwet.

Voorzitter. Ik noemde ook een toegankelijke en benaderbare overheid. Dat betekent dat je als overheid in begrijpelijke taal moet spreken en communiceren, maar ook dat je een overheid bent die niet doorverwijst naar een ander loket, maar waar iemand geholpen wordt als die een vraag heeft. Ik vraag daar al heel lang aandacht voor. Eind dit jaar volgt er een uitkomst van een pilot in verschillende gemeentes en zullen er structurele keuzes worden gemaakt, zoals ons is voorgehouden. Maar voor mijn fractie is het cruciaal dat er vaart wordt gemaakt met die evaluatie en de pilot, zodat dit ook bij een volgende kabinetsformatie op tafel kan liggen. Delen de bewindslieden deze urgentie en welke actie verbinden zij daaraan?

Voorzitter. Dit betekent ook een overheid die oog heeft voor regionale verschillen en voor kleine kernen, plekken waar mensen in verbondenheid samenleven maar waar de manier van leven ook onder druk staat als buslijnen verdwijnen of scholen dreigen te sluiten. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen ondersteunt die kernen met adviezen en expertise voor dorpshuizen, burgerinitiatieven en dorpen, maar kan ook een belangrijke rol spelen bij het geven van een vervolg aan het rapport Elke regio telt! om daar nadrukkelijk het kleinekernenperspectief op tafel te krijgen. Daarom heb ik een bescheiden amendement in voorbereiding om dat werk te versterken.

Tot slot sluit ik me aan bij de woorden die mevrouw Van Dijk zojuist sprak over de politieke partijen. We zien dat de middelen die met de motie van de heer Jetten in 2019 ter beschikking waren gesteld, volgend jaar aflopen en we weten dat de politieke partijen in een weerbare democratische rechtsstaat een belangrijke rol vervullen. Ik wil vragen of de minister het met ons eens is dat er een oplossing moet komen, nu er ook bij landelijke politieke partijen op het financiële vlak zorgen zijn over de toekomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Van Meijeren. Hij gaat het woord voeren namens Forum voor Democratie.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. We bespreken vandaag de voorgenomen plannen van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor het jaar 2024. Sinds vorige maand hebben we een nieuwe minister van Binnenlandse Zaken. En als ik zeg minister, dan bedoel ik uiteraard demissionair minister.

Meneer de voorzitter. De baantjescarrousel draaide de afgelopen maanden weer op volle toeren. Wopke Hoekstra stopte als minister van Buitenlandse Zaken omdat er een nog lucratiever baantje voor hem beschikbaar was in Brussel. De voormalig minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Hanke Bruins Slot, kon carrière maken en doorschuiven naar Buitenlandse Zaken. Die vrijgekomen post op Binnenlandse Zaken ging naar Hugo de Jonge.

Op het eerste gezicht is deze gang van zaken tegenwoordig niet eens meer verrassend te noemen.

De voorzitter:

Een ogenblik. De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Als je er echt op uit was om baantjes te verdelen onder je eigen partij, zou je dan een minister die al belast is met een belangrijk onderwerp ook deze verantwoordelijkheid geven? Of zou je dan nog even iemand van je eigen partij een extra baantje geven?

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik heb het over de baantjescarrousel, waarbij je ziet dat het kartel elkaar onderling leuke baantjes toeschuift. We zien dat een minister van Buitenlandse Zaken met het grootste gemak Eurocommissaris kan worden en daarvoor direct andere standpunten inneemt op het gebied van klimaat. We zien dat een minister van Binnenlandse Zaken in één keer alle kennis heeft van Buitenlandse Zaken en dat lucratievere baantje kan krijgen. We zien een minister, destijds van Volkshuisvesting, die nog wat ruimte overhad om Binnenlandse Zaken erbij te doen. Wat ik daarmee met name tot uitdrukking wil brengen, is dat het hebben van kennis over een beleidsterrein dus eigenlijk helemaal niet relevant is en dat je al heel snel in aanmerking komt voor leuke baantjes zolang je loyaal bent en, laat ik het maar gewoon zeggen, in staat bent om op een goede en gladde manier leugens te verkondigen. Dan kun je doorrollen van VWS naar Volkshuisvesting en van Volkshuisvesting naar Binnenlandse Zaken.

De voorzitter:

Meneer Van Meijeren, mag ik u even onderbreken? U kent artikel 8.16 van het Reglement van Orde.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dat klopt.

De voorzitter:

Daarin wordt aan alle leden gevraagd om geen beledigende opmerkingen te maken. De minister betichten van leugens is eigenlijk bijna over het randje. Ik verzoek u om dat niet meer te doen.

De heer Van Meijeren (FVD):

Bedankt voor deze opmerking. Daar zal ik rekening mee houden. Overigens wil ik wel graag opmerken dat ik tal van voorbeelden van onwaarheden heb. Laat ik het onwaarheden noemen, maar persoonlijk vind ik het woord "leugens" feitelijk heel juist als willens en wetens en bewust aantoonbaar foutieve informatie wordt verstrekt.

De heer Sneller (D66):

De heer Sneller heeft nog niet het begin van een antwoord op zijn vraag gekregen. Er waren wel allerlei verwijten naar iedereen en nog wat, die overigens ook stuk voor stuk onterecht zijn. Deze minister heeft namelijk in de afgelopen debatten laten blijken prima in staat te zijn om dit beleidsterrein te behartigen. Mevrouw Bruins Slot heeft volgens mij ook uw fractieleider weleens luid te verstaan gegeven dat zij daar goed voor gekwalificeerd was. Maar daar gaat het allemaal niet om. De vraag was: als het allemaal op die baantjes gericht was, was er toch iets heel anders gebeurd? Dat weet de heer Van Meijeren, die zelf overigens een aantal functies weet te combineren, toch ook?

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik heb het gehad over een baantjescarrousel, en wij zien nu dat we de grootste ploeg aan ministers en staatssecretarissen hebben van de afgelopen decennia. Er had dus nog wel een nieuwe minister bij gekund, maar we hebben nu twee bewindspersonen op het ministerie van Binnenlandse Zaken zitten. Volgens mij is mijn punt dus heel duidelijk. En dat er niet nóg eentje extra bij gekomen is … Het had niet gekker moeten worden, want we hebben nu al de grootste ploeg bewindspersonen die we in decennia hebben gekend.

De voorzitter:

De heer Van Meijeren vervolgt zijn betoog.

De heer Van Meijeren (FVD):

Zoals ik al zei, is op het eerste gezicht deze gang van zaken tegenwoordig niet eens meer verrassend te noemen. We weten namelijk, zoals ik aangaf, dat je minister kunt worden op een bepaald beleidsterrein zonder ook maar enige kennis van zaken te hebben op dat gebied. We weten dat loyaliteit belangrijker is dan kwaliteit. We weten dat ministers op een ministerie überhaupt niet méér zijn dan passanten die gewoon moeten uitvoeren wat in internationale gremia, in achterkamertjes en door de topambtenarij wordt besloten. Die ministers hebben alleen maar de ondankbare taak om de klappen op te vangen in de media. Maar toch, dat uitgerekend Hugo de Jonge wordt gekozen als minister van Binnenlandse Zaken, vind ik wel heel ironisch. Op papier is de minister van Binnenlandse Zaken namelijk verantwoordelijk voor de bescherming van onze grondrechten en voor de democratie. Laten we het er vandaag in ieder geval over eens zijn dat deze nieuwe minister niet bepaald iemand is die er in het verleden blijk van heeft gegeven pal voor onze grondrechten te staan. En ik druk me nu heel voorzichtig uit.

Zeker sinds het coronaschandaal is hij voor velen zelfs het gezicht geworden van de meest vergaande en buitensporige grondrechtbeperkingen die ons land in de afgelopen decennia heeft gekend. Ik zeg dit echt niet om hier de minister even af te branden, mocht daar onduidelijkheid over zijn. Ik zeg dit omdat ik mij daadwerkelijk ernstige zorgen maak, ernstige zorgen over het gebrek aan democratie en de steeds verdere uitholling van onze grondrechten. Ik maak me ernstige zorgen over de vrijheid van meningsuiting die enorm onder druk staat door de censuur.

Ook de begroting die we vandaag bespreken staat weer vol met plannen om zogenaamde desinformatie te bestrijden, wat er in de praktijk — we zien het en het komt ook naar voren uit Wob-documenten — steeds weer op neerkomt dat onwelgevallige meningen die indruisen tegen de narratieven van de overheid, worden weggedrukt uit het maatschappelijk debat. Ik maak me ook zorgen over de voorgenomen en aangekondigde Wet op de politieke partijen, op grond waarvan het mogelijk wordt om politieke partijen te verbieden, als die naar het oordeel van de zittende macht zogenaamd een bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat. En ik denk dat er een groot risico is dat die nieuwe verbodsgrond misbruikt zal worden om politieke partijen te verbieden die een bedreiging vormen voor die zittende macht. Ik heb ook zorgen over de rol van de AIVD, die volgens de plannen die we vandaag bespreken, nog meer bevoegdheden gaat krijgen om onschuldige burgers te bespieden en data te verzamelen. Want wie wil er nou niet al zijn privacy opgeven om beter beschermd te worden tegen die enorme dreiging zoals het anti-institutioneel extremisme?

Over deze en nog heel veel andere zorgen zou ik heel graag een inhoudelijk gesprek willen voeren, waarbij we naar elkaar luisteren, elkaar serieus nemen en oprecht op elkaar reageren. Maar zelfs het voeren van een inhoudelijk debat is hier in het parlement met deze minister onmogelijk gebleken. Dat werd een paar weken geleden weer eens pijnlijk duidelijk toen ik deze minister hier in het parlement ter verantwoording riep en een aantal zorgwekkende ontwikkelingen schetste over het gebrek aan democratie en de uitholling van onze grondrechten. Maar hoe feitelijk mijn zorgen ook waren geformuleerd, de minister weigerde om ook maar ergens inhoudelijk op in te gaan, en wuifde mijn onderbouwde inbreng gemakzuchtig weg als complotretoriek. Zelfs toen ik hem expliciet vroeg om een inhoudelijke reactie, en of hij, in plaats van zich te verschuilen achter termen als complotretoriek, één feit zou kunnen weerleggen, bleek hij daar niet toe in staat. Dit is niet zomaar een onschuldig debattrucje; dit is veel ernstiger dan dat. Het is de ultieme bevestiging van mijn zorgen over het gebrek aan democratie. Het is juist de systeemcorruptie waar ik voor waarschuw.

Daarom wil ik daar vandaag nog een paar woorden aan wijden. Tijdens mijn eerste college staatsrecht — ik kan het me nog herinneren — kreeg ik te horen dat Nederland een democratie werd toen in het jaar 1848 de ministeriële verantwoordelijkheid werd geïntroduceerd. De ministeriële verantwoordelijkheid, zoals die is uitgewerkt in de Grondwet in artikel 42 tweede lid en in artikel 68, is het cruciale element van het beginsel van democratische controle op het openbaar bestuur. De achterliggende gedachte is dat geen macht wordt uitgeoefend zonder dat daarover verantwoording wordt afgelegd. De uitoefening van macht moet in een democratie immers gepaard gaan met het afleggen van verantwoording over alle beslissingen die worden genomen. Macht zonder controle en zonder verantwoording is uit den boze in een democratie. En juist, juist door met geen woord inhoudelijk op mijn inbreng te reageren en alles weg te wuiven, heeft de minister precies die ministeriële verantwoordelijkheid, dat fundament van een parlementaire democratie, schaamteloos terzijde geschoven. Als ik de minister hier in het parlement ter verantwoording roep, dan vraag ik hem niet om een gunst. Ik vraag hem dan niet om naar eigen inzicht te beoordelen of hij wel of geen zin heeft om verantwoording af te leggen. De minister is verplicht om verantwoording af te leggen; grondwettelijk verplicht. Hoe beoordeelt de minister zijn weigering om verantwoording af te leggen aan een gekozen volksvertegenwoordiger in het licht van de ministeriële verantwoordelijkheid? Graag een reactie en dan bedoel ik een inhoudelijke reactie.

Waarom vond de minister het nodig om maar liefst tien keer — ik heb het nog even nageteld — termen als "complotretoriek", "complotterig", "complotdenker" of andere, soortgelijke termen te gebruiken? Als ik het heb over de uitsluiting van ongevaccineerden, over het buitensporige politiegeweld, over de censuur, en al die andere feitelijke constateringen die ik heb benoemd, hoe vallen die dan te kwalificeren als "complotretoriek"?

Wat verstaat de minister eigenlijk onder een complottheorie? Als een zogenaamde theorie van mij in de ogen van de minister een complottheorie is, waarom zet hij er dan niet een aannemelijkere theorie tegenover? Waarom schuwt hij het debat? Realiseert de minister zich dat er een gevaar schuilt in het gebruik van termen als "wappie" en "complotdenker", omdat hij mij hiermee neerzet als iemand die minderwaardig is, iemand die geestelijk inferieur is, feitelijk als een Untermensch, iemand die het niet waard is om mee in gesprek te gaan? Dat is wat deze minister doet, en niet alleen bij mij.

De heer Sneller (D66):

Ik had een andere afdronk van dat debat, namelijk dat de minister won op knock-out. Maar waarom heeft u na deze zware kwalificaties de vorige keer niet het sluitstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid ingeroepen?

De heer Van Meijeren (FVD):

Zou de heer Sneller de vraag nog een keer kunnen herhalen?

De heer Sneller (D66):

Over dat u knock-out geen tweede termijn gebruikte tijdens het vorige debat? Of de inhoudelijke vraag over wat het sluitstuk is van de ministeriële verantwoordelijkheid?

De heer Van Meijeren (FVD):

Volgens mij heeft de heer Sneller een heel andere debat gezien dan ik, want ik heb gezien dat ik de minister herhaaldelijk gevraagd heb om een inhoudelijke reactie. De minister bleef keer op keer aangeven: "Nee, dat ga ik niet doen, ik ga er niet op in, het is complotretoriek, daar ga ik niks over zeggen, het is gewoon complotretoriek." Kan de minister dan één feit inhoudelijk weerleggen? "Nee, dat kan ik niet, want het is complotretoriek." Ik heb keer op keer, met de beste intenties, geprobeerd om een inhoudelijke reactie te krijgen, om contact te maken met deze man, om in verbinding te komen. En ik zie dat de minister dat keer op keer weigert en zich daarbij puur en alleen verschuilt achter strijdtermen en scheldwoorden als "complotretoriek", "complotdenker", "wappie", noem het allemaal maar op.

De heer Sneller (D66):

De heer Van Meijeren hoeft het allemaal niet zo persoonlijk te maken. Ik vroeg inhoudelijk wat het sluitstuk is van de ministeriële verantwoordelijkheid en de heer Van Meijeren weet dat; dat is een motie van wantrouwen indienen. In plaats daarvan liet hij dat debat passeren en nam hij geen tweede termijn om überhaupt het woord te voeren. En vervolgens komt hij hier na een paar weken bedenktijd terug met een litanie aan verwijten. Als ook maar het begin daarvan de vorige keer in zijn hoofd zat, dan was een motie van wantrouwen gepast geweest in plaats van deze goedkope herhaling na wat voorbereiding. Dat is volgens mij ook het uithollen van die ministeriële verantwoordelijkheid. Als we iets zo hoog opnemen als de heer Van Meijeren nu doet, en dit soort kwalificaties in de mond nemen, zouden we ook een motie van wantrouwen moeten indienen, want dat is het dan waard en dat is ook de ministeriële verantwoordelijkheid serieus nemen.

De heer Van Meijeren (FVD):

In een functionerende democratie die gebaseerd is op het dualisme, met een strikte scheiding tussen de regering en het parlement, zou een motie van wantrouwen een heel goed middel kunnen zijn. Ik heb al heel vaak aangegeven dat er geen sprake is van een functionerende democratie en dat dat dualisme totaal terzijde is geschoven. Ik weet nu al, en dat blijkt ook uit de praktijk, dat de leden van de coalitiepartijen nooit een motie van wantrouwen zullen steunen, tenzij een minister heeft aangegeven dat ze die mogen steunen, omdat dat op dat moment voor de beeldvorming wat beter uitkomt. De minister staat hier iedere week te beoordelen of moties oordeel Kamer krijgen of ontraden of overgenomen worden. Dat zijn steminstructies voor de coalities, later. Ik sta hier ook niet om de Kamer te verzoeken om het met mij eens te zijn. Ik weet dat de kartelleden hier de boel zodanig hebben dichtgetimmerd dat onze moties toch wel worden verworpen. Ik sta hier juist om dat te exposen en dat zal ik blijven doen.

De heer Sneller (D66):

De heer Van Meijeren weet helemaal niks, voorzitter, en dat blijkt ook uit dit antwoord.

De heer Van Meijeren (FVD):

Waarvan akte.

De voorzitter:

Dan vervolgt u uw betoog.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Ik had het erover dat de minister mij door het gebruik van termen als "wappie" en "complotdenker" diskwalificeert als gelijkwaardige en kwalificeert als iemand die het niet waard is om het debat überhaupt mee aan te gaan. Dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor de meer dan een half miljoen Nederlanders die op Forum voor Democratie gestemd hebben, vaak juist omdat zij dezelfde zorgen hebben over die systeemcorruptie en graag willen dat die zorgen hier mede namens hen ten gehore gebracht worden.

Volgens mij weet de minister heel goed waar hij mee bezig is en gebruikt hij die manipulatietechnieken heel bewust om maar niet in te hoeven gaan op de feiten. Door niet in te gaan op de feiten maar in plaats daarvan mij als persoon aan te vallen, probeert hij te voorkomen dat er zicht komt op het gebrek aan tegenargumentatie. Maar de manier waarop het inhoudelijke debat uit de weg wordt gegaan en tegengeluiden worden gecensureerd, bevestigt de vermoedens over systeemcorruptie. Anders zouden we wel een inhoudelijk debat zien met een minister die op de feiten ingaat. De oneerlijke bedoelingen van iedere machthebber worden zichtbaar wanneer tegengeluid wordt bestempeld als een waan waar niet op hoeft te worden ingegaan om oneigenlijke belangen ongestoord te kunnen blijven dienen.

Hoewel de minister mogelijk ook deze inbreng weer gemakzuchtig naast zich neerlegt als een complottheorie en nergens inhoudelijk op ingaat, kan ik de minister een aantal zaken verzekeren. De pijn en het verdriet bij al die mensen die uitgesloten werden, zijn echt. Het toenemende wantrouwen in de instituties, en de spanningen en polarisatie in de maatschappij zijn ook echt. De groep Nederlanders die totaal afgehaakt is en niet meer meedoet, is ook echt. De vrees voor maatregelen die nog gaan komen, is ook echt.

Meneer de voorzitter. Deze problemen worden niet opgelost door een minister die een gekozen volksvertegenwoordiger diskwalificeert en weigert om het gesprek aan te gaan. Deze problemen worden niet opgelost door een minister die hier al meermaals gekozen volksvertegenwoordigers van Forum voor Democratie pontificaal de rug toekeert of weigert een hand te geven. Ondanks dat we te maken hebben met een minister die het debat uit de weg gaat — hij is natuurlijk niet de enige; we zien dit bij de hele ministersploeg, bij al zijn ambtsgenoten — zal ik mij niet uit het veld laten slaan. Ik kom hier inmiddels, zoals ik al zei, überhaupt niet meer met de verwachting dat ik door de minister of door andere Kamerleden serieus wordt bevraagd of inhoudelijk wordt tegengesproken, laat staan dat ik antwoorden krijg. Maar ik zal blijven komen, juist om dat te exposen en juist ook om ongemakkelijke waarheden te blijven benoemen en de systeemcorruptie ter sprake te blijven brengen. Ik sta hier niet om de minister of andere Kamerleden te overtuigen, maar om mensen thuis te bereiken. Ik weet gelukkig dat heel veel mensen thuis hier wel het belang van inzien. Ik ben ervan overtuigd dat zij ervoor gaan zorgen dat Forum voor Democratie hier na de verkiezingen met hopelijk nog veel meer goede mensen keihard mee door kan gaan.

Dank u wel.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Mooie speech. Ik zat even te zoeken naar waar in de Handelingen dat nou staat. Misschien kan meneer Van Meijeren mij helpen. Wanneer heeft de minister u een wappie genoemd?

De heer Van Meijeren (FVD):

De minister heeft in een interview met RTL Nieuws in 2021 aangegeven: "Dat je af en toe een wappie op Twitter tegenkomt, is tot daaraan toe, maar dat je ze nu ook al in de Tweede Kamer treft, is een volgende stap." Ik zal het exacte citaat even opzoeken. Daarmee sprak de minister uitdrukkelijk over Forum voor Democratie.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Als ik het goed begrijp, hebben we dus nu net naar een inbreng met een persoonlijke afrekening met de minister geluisterd, omdat er in een interview in 2021 iets gezegd werd over iemand die wappie zou zijn en de heer Van Meijeren zich dat persoonlijk aangetrokken heeft. Dat is een feitelijke vraag.

De heer Van Meijeren (FVD):

Het was persoonlijk gericht op parlementariërs, Kamerleden van Forum voor Democratie, dus het lijkt me heel vanzelfsprekend dat ik me daarbij aangesproken heb gevoeld.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

In het parlementaire debat dat we nu hier aan het voeren zijn, heeft de minister inhoudelijk antwoord gegeven op alle vragen van de heer Van Meijeren — de heer Van Meijeren is eigenlijk niet blij met het antwoord; dat is zijn goed recht — maar de persoonlijke beschuldigingen en het minderwaardige gevoel dat de heer Van Meijeren zich aangepraat voelt, zijn dus eigenlijk niet hier gebeurd? Dat is goed om te constateren. Dank.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dat is een onjuiste constatering. Ik heb heel uitdrukkelijk benoemd dat hier in het parlementaire debat mijn vragen juist niet inhoudelijk weersproken worden. Ook in het vorige debat, waar ik net aan refereerde, heeft de minister zich constant verschuild achter termen als "complotretoriek", "complotterig" en "complotdenker". De minister maakt het dus juist hier heel persoonlijk en gaat niet op de feiten in. De uitspraken die hij daarbuiten in de media doet richting ongevaccineerden, andere parlementariërs of mensen op Twitter, benoem ik ook hier. Minister ben je niet alleen als je hier in het parlement zit, maar ook als je interviews geeft in de media, als je speeches houdt of als je op andere plekken vanuit je functie spreekt. Ik kan de minister daar dus wel degelijk op aanspreken hier.

De voorzitter:

Goed. Ook u dank ik voor uw inbreng. De heer Bisschop is de volgende spreker. Hij gaat spreken namens de Staatkundig Gereformeerde Partij, de SGP. Gaat uw gang.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Terug naar de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit debat wordt trouwens onder een beetje een vreemde aanduiding aangekondigd, want het gaat over de zogenaamde "overige beleidsartikelen". Ik snap helemaal hoe dat tot stand komt, maar dat klinkt toch een beetje als: we gaan het nu nog even hebben over de restjes van de begroting. Maar als je de geschiedenis een beetje kent — het is voor jongeren onder ons altijd aan te bevelen om je daarin te verdiepen, zeg ik als oude man en oud-geschiedenisdocent — dan weet je dat het ministerie van Binnenlandse Zaken lange tijd het moederdepartement van de rijksoverheid was, en eigenlijk nog is. Bovendien, in die zogenaamde "overige beleidsartikelen" zitten nou juist de klassieke kernthema's van dit debat, zoals binnenlands bestuur en openbare orde. Alle reden dus om ons met volle aandacht op de "overige"-kern te richten.

Voorzitter. Ik spreek als eerste over het Gemeentefonds. Daarover bestaat al lange tijd onzekerheid. Voor de stabiele uitvoering van de omvangrijke taken van de gemeenten, die in de laatste decennia alleen nog maar omvangrijker zijn geworden, is dat bepaald niet goed. Hoe moet dat dan wel? Nou, dat is eigenlijk heel simpel: zorg voor een toekomstperspectief. Gemeenten en provincies hebben daarvoor recent nog gedegen voorwerk gedaan. Mijn concrete vraag aan de minister is of hij bereid is om alles in het werk te stellen om tot een zo eerlijk en duidelijk mogelijke analyse te komen en die klaar te hebben, zodat het nieuwe kabinet, wanneer dat van start gaat, daar volop mee aan de slag kan. Ik snap dat dat wat meer tijd nodig heeft dan een formatieperiode, waarbij je eigenlijk te maken hebt met een aftredend kabinet. Het heeft een zekere urgentie, zeg ik alleen nog.

De SGP vraagt ook specifiek aandacht voor het belang van de regio's buiten de stedelijke gebieden. Het advies Elke regio telt! geeft aan dat er een doorbraak nodig is om te zorgen dat gemeenten budgetten kunnen bundelen. Om de uitdagingen aan te kunnen, hebben gemeenten meer bestedingsvrijheid nodig. Die vrijheid moet volgens het rapport breder gelden dan alleen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Welke stappen wil de minister zetten om te zorgen dat de gewenste doorbraak er gaat komen?

Voorzitter. Dan het punt van het demonstratierecht. Het is een beetje gevoelig, maar het lijkt me toch goed om het hier in alle nuchterheid aan de orde te stellen. Ik vraag aandacht voor twee situaties.

In de eerste plaats wil ik verwijzen naar de activisten die gedurende een maand dagelijks de snelweg A12 of het einde daarvan blokkeerden, in strijd met het verbod daarop van de burgemeester. Ik verwijs ook naar de wijze waarop men daar van overheidswege in meegegaan is, totdat op een gegeven moment, na een maand, duidelijk werd dat dit niet langer zo kon omdat de continuïteit van het politiewerk in Nederland onder druk kwam te staan. Hoe reageert de minister hierop? Ik realiseer me dat dit misschien niet alleen het terrein van Binnenlandse Zaken betreft, maar ook het terrein van Justitie en Veiligheid. Maar deze minister heeft wel degelijk een taak in het kader van het demonstratierecht als grondrecht. Is de minister ook van mening dat we na zulke langdurige en intensieve acties niet kunnen volstaan met empathische woorden richting de burgemeester, maar dat we er met het oog op het functioneren van onze publieke taken niet aan ontkomen om de wetgeving op dit punt gewoon goed tegen het licht te houden?

Ik word daarin gesterkt door een tweede voorbeeld dat ik wil noemen, namelijk de gebeurtenissen naar aanleiding van de ontwikkelingen in Israël. Demonstraties naar aanleiding van de bloedige Hamaswreedheden in Israël, die hier door bepaalde groepen juichend werden ontvangen. Demonstraties die duidelijk uitliepen op de verheerlijking van geweld in Nederland. De minister heeft daarover samen met de gemeenten, het OM en de NCTV een handelingsperspectief opgesteld voor de lokale driehoek binnen de huidige wettelijke kaders. Toch vraag ik de minister ook hierbij om eens te reflecteren op die wettelijke kaders. Er is nog steeds een wetsvoorstel aanhangig dat binnen het strafrecht een verband wil aanbrengen tussen het verheerlijken van geweld en de openbare orde. De SGP zou hier het omgekeerde willen vragen: wil de minister eens verkennen of er meer ruimte zou moeten zijn om manifestaties te verbieden of te beëindigen als er een gegrond vermoeden bestaat dat op grote schaal sprake is van strafbare feiten of het aanzetten tot geweld?

De beide situaties die ik benoem, raken aan een knelpunt dat al eerder naar voren kwam in de evaluatie van de Wet openbare manifestaties. De inhoudelijke gronden in deze wet om demonstraties te verbieden of te beperken zijn erg beperkt en misschien ook wel een beetje willekeurig. Dan moet je denken aan gevaar voor de volksgezondheid, de verkeersveiligheid of het voorkómen van wanordelijkheden. Maar in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens zijn die gronden veel ruimer. Daarin staan, naast die wanordelijkheden, ook gronden als strafbare feiten, strijd met de goede zeden en het schenden van rechten van anderen. Mijn vraag aan de minister is of hij wil verkennen welke minder restrictieve opties dan de huidige wet nuttig zouden kunnen zijn ten behoeve van de openbare orde en welke keuzes in andere Europese landen gemaakt zijn of worden.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik was zondag op de Dam om even te kijken hoe het daar ging. Ik kwam nog niet de hoek om bij het Koninklijk Paleis of er werd al geroepen om one solution, en daar moest iedereen heel hard om lachen. Ik heb dat begrepen als een referentie aan de Endlösung, de final solution, dus het vernietigen van alle Joden. Er werd ook geroepen: from the river to the sea, Palestine will be free. Dat lijkt me een genocidaal verlangen; dat is een zeer gewelddadig iets. Ik zag allemaal vlaggen van Hamas, van de Palestijnen, van Extinction Rebellion. Een dergelijke bijeenkomst in de openbaarheid zou door een burgemeester met een beetje zelfrespect, een beetje kennis van de geschiedenis en een beetje fatsoen toch gewoon onmiddellijk ontbonden zijn?

De heer Bisschop (SGP):

Er is natuurlijk politieke ruimte om te demonstreren waarvoor of waartegen je wilt. Tegelijkertijd is het voorval dat de heer Bosma noemt een illustratie van hoe lastig het soms is. "From the river to the sea, Palestine will be free" klinkt inderdaad als het verdrijven van de Joden uit hun land en dat land definitief zuiveren van het Joodse volk. Vervolgens zie je dat dat vermoeden gedownplayd wordt. Dan wordt er gezegd: nee, dat is een zinsnede uit een soort nationaal lied. Ik denk dat er, in de context waarin het tot nu toe gehanteerd is, wel degelijk gronden zijn om in zo'n geval in te grijpen. Er wordt niet letterlijk opgeroepen tot geweld, maar ik denk dat het impliciet wel degelijk een oproep tot geweld en een uiting van antisemitisme is. Ik denk dus dat er in dit soort gevallen gronden zijn om in te grijpen, maar de huidige wetgeving geeft die ruimte niet. Vandaar onze vraag om daar eens naar te kijken en daar een adequate grondslag voor te leggen.

Mevrouw Temmink (SP):

De rechter heeft over die uitspraak al een uitspraak gedaan en heeft daarin bepaald dat deze uitspraak niet altijd strafbaar is. Ik wil de SGP voorleggen dat dat toch de weg is die we volgens mij met z'n allen moeten bewandelen. Ik begrijp heus wel dat daar spanning tussen zit, want je wil graag de demonstratievrijheid behouden. Tegelijkertijd wil je niet dat er strafbare feiten worden gepleegd. Dat lijkt mij een heel logisch uitgangspunt. Maar op het moment dat er wordt geconstateerd dat er een strafbaar feit wordt begaan, moet toch de weg zijn dat het aan de politie is om dat te constateren, aan het OM om dat eventueel te vervolgen en aan de rechter om dan te bepalen of het inderdaad strafbaar is?

De heer Bisschop (SGP):

Dank. Dat is een terechte vraag. Daar zie je dus het samenspel. Aan de ene kant wil je zorgen voor een heldere scheiding van de machten. Dat is een fundament van onze rechtsstaat. Aan de andere kant: idealiter doet een rechter niet anders dan toetsen of bepaalde voorvallen in strijd zijn met vigerende wet- en regelgeving. Dan kan een rechter tot de conclusie komen dat het hier niet mee in strijd is, terwijl je je als wetgever kunt afvragen: wacht even, hebben we dan wel het goede pakket aan randvoorwaarden geformuleerd; moeten we mogelijk de wet aanpassen? Dat is wat ik hier nu op dit punt in deze bijdrage duidelijk wil maken.

Mevrouw Temmink (SP):

Dat is helder, maar begrijp ik het goed dat de SGP deze uitspraak specifiek strafbaar wil stellen? Zou dat dan onder belediging vallen? Want belediging is al strafbaar. Of onder antisemitisme? Dat is al strafbaar. Heel veel vormen zijn eigenlijk al strafbaar. Ik ben een beetje op zoek naar waar die uitbreiding volgens de SGP dan in zou moeten zitten.

De heer Bisschop (SGP):

Als ik daar een klip-en-klaar antwoord op had, dan had ik die vraag natuurlijk niet aan de minister gesteld. Ik wil me daar niet achter verschuilen. Het geeft wel aan dat het een lastig punt is en dat de context ook van belang is. Zo'n slogan die ik net citeerde, heeft in de huidige context door het gebruik ervan onder andere heel duidelijk wel een anti-Joodse en antisemitische lading gekregen. Als je de goede kaders hebt geformuleerd, zou men in de rechtspraak mogelijk wel tot de conclusie kunnen komen dat dit een niet toelaatbare antisemitische uiting is.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb daar toch nog een vraag over, want het klopt wat mevrouw Temmink zegt: er is over die bewuste uitspraak bij een andere demonstratie nog niet zo lang geleden een rechterlijke uitspraak geweest. Toen was het oordeel van de rechter heel duidelijk: er is geen sprake van haatzaaien, opruiing of wat dan ook. De heer Bisschop zegt dat de huidige context het aantoonbaar zou maken dat er dan per definitie sprake is van antisemitisme. Ik zou de heer Bisschop willen vragen om de uitspraak van mensen vanuit de intrinsieke motivatie om op te komen voor gelijkwaardigheid voor Palestijnen en te pleiten voor de mogelijkheid voor Palestijnen om, waar dan ook, in vrijheid te kunnen leven, niet per definitie als antisemitisme te betitelen. Want dan druk je mensen die opkomen voor de mensenrechten van Palestijnen per definitie in de hoek van Jodenhaat, waar die mensen niet per definitie thuishoren. Begrijpt de heer Bisschop dus dat hij met zijn pleidooi een hele grote groep mensen in een hoek plaatst waar ze niet thuishoren?

De heer Bisschop (SGP):

Sorry, maar als er demonstraties zijn van mensen, veel jongeren, die juichend de straat op gaan vanwege bloedige, moorddadige acties van Hamas tegen onschuldige burgers en daar ook dit soort kreten bij slaken, kom dan alsjeblieft niet bij mij aan met "opkomen voor de rechten van de Palestijnen". Daar gaat het helemaal niet over. Dan moet je daar je ogen voor willen sluiten — dat mag, dat staat eenieder vrij — maar dan gaat het om onversneden Jodenhaat, om antisemitisme. Het kan zo zijn dat de rechter ten aanzien van een andere manifestatie tot een oordeel is gekomen. Ik heb net in debat met mevrouw Temmink uitgelegd waarom ik dit punt hier aan de orde stel. Ik wil helderheid hebben over de vraag of we hiervoor de goede kaders hebben. Kun je optreden tegen betogingen zoals die zich begin oktober voordeden, met grote groepen mensen, zwaaiend met Palestijnse vlaggen, die zich op deze wijze sympathisant van het optreden van Hamas betonen? Kun je die mensen als ze dit soort slogans gebruiken, op een effectieve manier aanpakken? Want dat is wel degelijk oproep tot. En dat is een andere casus dan waarnaar verwezen wordt, waar een rechter eerder een uitspraak in gedaan heeft.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik wil toch nog even iets kwijt. Met alle respect voor het parlementaire werk van collega Van Baarle, maar wij moeten hiermee ophouden. Ik heb het nu een paar keer meegemaakt: het eindeloos bagatelliseren van de wreedheden, en dan weliswaar misschien een keer in een bijzin met de mond belijden hoe erg het wel niet is, maar vervolgens de focus volledig wegdraaien van die wreedheden en die leggen op hoe erg het is in Gaza. Wij betreuren ook allemaal dat het op deze wijze gaat, maar laten we ervoor oppassen dat we daarmee geen voeding geven aan: nou ja, toe maar, het mag wel en we komen toch op voor de rechten van de Palestijnen. Dat kan ook op een andere wijze. Het staat eenieder vrij om daarvoor zijn eigen manier te kiezen, maar laten wij dat dan op een andere wijze doen die niet anti-Joods, anti-Israël, die niet antisemitisch overkomt. Laten we het zo dan maar zeggen.

De heer Van Baarle (DENK):

Nu gaat de heer Bisschop in het laatste gedeelte van zijn bijdrage toch wel heel erg ver door mij, DENK, in de schoenen te schuiven dat wij het maken van burgerslachtoffers zouden bagatelliseren en dat niet zouden afkeuren. Dat heb ik herhaaldelijk gedaan in debatten waar ik bij was. We hebben het ook afgekeurd als er mensen zijn die vieren dat er burgerslachtoffers vallen. Dat is schandalig en verwerpelijk en mag nooit gebeuren, zeg ik in de richting van de heer Bisschop. Dat verwijt dat hij in mijn richting maakt, is dus schandalig. Aan de andere kant constateer ik dat heel veel mensen in dit land met de legitieme vraag om gelijke rechten voor Palestijnen — daarbij hoort ook de uitspraak "From the river to the sea, Palestine will be free" — in dit huis monddood worden gemaakt omdat dat per definitie in de hoek wordt gezet van antisemitisme. Antisemitisme is verwerpelijk in alle toonaarden, maar het is net zo erg om het pleidooi voor gelijke rechten voor Palestijnen per definitie in de hoek te plaatsen van antisemitisme. Dan wordt een roep om gelijke rechten voor mensen die op dit moment ook bij bosjes worden uitgemoord, monddood gemaakt. Dat zou de heer Bisschop zich dan ook moeten aantrekken, zeg ik via u, meneer de voorzitter, tegen de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dat laat onverlet dat de rol van Hamas hierbij niet uit het oog moet worden verloren. Dat wil ik in ieder geval in de eerste plaats nog even benoemd hebben. Ik wil ook wijzen op de voorgeschiedenis, de decennialange vruchteloze pogingen om tot oplossingen te komen. Als laatste: ik heb DENK en ook collega Van Baarle niet verweten dat zij antisemitische geluiden naar voren hebben gebracht. Ik heb er alleen op gewezen dat die eenzijdigheid daar wel aanleiding toe kan geven en die kan voeden. Laat ik me daar even toe beperken.

De voorzitter:

Dit zou uw zesde interruptie worden, meneer Van Baarle. Ik heb gezegd dat we acht interrupties doen, maar dat is wel voor beide onderdelen van de begroting. Ik weet niet of u het onderwerp wonen gaat doen. Maar als u wilt, mag u gaan.

De heer Van Baarle (DENK):

Ook het verwijt van eenzijdigheid dat de heer Bisschop in mijn richting maakt, raakt kant noch wal, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Bisschop. Wij hebben het maken van burgerslachtoffers aan welke zijde dan ook in alle toonaarden afgekeurd. Maar als we het hebben over eenzijdigheid, dan zou ik toch in de richting van de heer Bisschop willen zeggen: steek uw hand in eigen boezem, met het jarenlange wegkijken, de 75 jaar van onderdrukking van de Palestijnen in dat gedeelte van de wereld en de rol die de SGP heeft gehad in dit huis door dat in elk mogelijk debat wit te wassen. Als er een geval is van eenzijdigheid, dan staat het daar.

De heer Bisschop (SGP):

Ik hou niet van jij-bakken, dus ik laat het rusten. Ik zou alleen willen vragen om nog eens een keer heel goed naar de historische realiteit te kijken, naar hoe het een en ander ontstaan is vanaf het delingsplan van de Verenigde Naties eind jaren veertig en naar alles wat daarna gevolgd is. Als je dat vanuit historisch perspectief bekijkt, dan komt er in ieder geval enig begrip. Helaas moet ik constateren dat ik dat weleens mis in de bijdragen van de collega's van DENK.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Het kabinet werkt momenteel aan de Wet op de rijksinspecties om de onafhankelijkheid van de inspectiediensten beter te waarborgen. Dat proces heeft wat vertraging opgelopen, maar de Tweede Kamer hoopt nog voor de kerst de consultatieversie te zien. In het verlengde hiervan vraagt de SGP aandacht voor onderzoekscommissies. Met regelmaat worden er op allerlei beleidsterreinen commissies ingesteld die een bepaald thema, een bepaald misverstand of een bepaalde calamiteit moeten onderzoeken. Die commissies worden ingesteld door de minister die het aangaat. Het lijkt er echter op dat de instellingsbesluiten van zulke commissies erg kunnen variëren, terwijl sommige basale uitgangspunten voor alle commissies van belang zijn, zoals de onafhankelijkheid van de commissie en de bevoegdheden om gegevens op te vragen. Mijn vraag is of de minister kan aangeven of er een bepaald kader is waaraan de instellingsbesluiten worden getoetst en, zo ja, waarop dat kader is gebaseerd. Is er aanleiding om dit, parallel aan de versterking van de rijksinspecties, ook eens te onderzoeken?

In de begroting schrijft het kabinet ook hoe de herdenking van het slavernijverleden er verder uit zal zien. De SGP stelt daarbij de vraag hoe er rekening wordt gehouden met de nazaten die bezwaar hebben tegen bepaalde animistische rituelen die soms bij deze herdenkingen worden betrokken. De minister schuift deze vraag min of meer door naar het verantwoordelijke herdenkingscomité. Ik snap dat ook wel. Dan heb je het daar neergelegd waar het in principe, in eerste instantie, thuishoort. Natuurlijk speelt dat comité een belangrijke rol in de uitwerking. Maar over de uitgangspunten kan toch geen onduidelijkheid bestaan? Is de minister het met mij eens dat het, zeker bij deze herdenking, wrang zou zijn als bepaalde groepen nazaten zich buitengesloten voelen omdat ze moeite hebben met bepaalde animistische rituelen? Het zou jammer zijn als deze nieuwe start een valse start wordt.

Tot slot, voorzitter. Als historicus en voormalig docent staatsinrichting grijp ik de gelegenheid maar al te graag aan om een warm pleidooi te houden voor kennis van de parlementaire geschiedenis. Dat doe ik naar aanleiding van de positie van de website Parlement.com. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de inbreng van collega Sneller van D66 op dit punt. Ik voeg daar zelf nog twee vragen aan toe. In de eerste plaats: wordt er ook gekeken hoe de organisaties achter die website het beste kunnen samenwerken? In de tweede plaats: wordt er onderzocht hoe het bereik van deze website vergroot kan worden, zeker binnen het onderwijs?

Voorzitter, ik laat het hier graag bij. Dank u zeer.

De voorzitter:

U heeft toch nog een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik wil even markeren dat dit waarschijnlijk de laatste begroting is die de heer Bisschop heeft behandeld. Ik wil even onderstrepen dat ik de afgelopen jaren enorm genoten heb van al zijn bijdragen en van het collegiale contact. Het is misschien goed voor de Studie der Nadere Reformatie dat de heer Bisschop ons gaat verlaten, maar het is jammer voor de politiek.

De heer Bisschop (SGP):

Kijk. Ik dank u zeer. Ik sta even met de mond vol tanden na zo'n aardige opmerking. Eerlijk gezegd schaam ik me hier nu ook een beetje, omdat ik denk: ja, hij begint met een mooie en vriendelijke opmerking en dan komt er een maar. Maar zelfs dát deed de heer Bosma niet. Dank voor deze vriendelijke geste. Dat waardeer ik zeer.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Van Baarle. Hij spreekt namens de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Nederland kent nog steeds een groot discriminatieprobleem. Ruim een kwart van de Nederlanders, namelijk 27%, ervaart nog steeds discriminatie. Nederland keek vaak weg bij racisme en discriminatie, stelt onze Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Ook de koning sprak in zijn troonrede over discriminatie en racistische uitsluiting in de samenleving. Daarom is het goed dat we vandaag in debat gaan met de minister van Binnenlandse Zaken; dat is de coördinerend minister wat betreft discriminatiebestrijding. Hij is hier natuurlijk nieuw op. Hij zit er in deze rol pas een aantal maanden. Mijn eerste vraag aan deze minister is: hoe gaat hij deze coördinerende rol uitvoeren als nieuwe minister op deze post? Wat zijn zijn plannen en hoe ziet hij deze coördinerende rol?

Als we kijken naar de cijfers van ervaren discriminatie, dan valt op dat het niet jaarlijks wordt onderzocht. We doen dat meerjarig, met een monitoring van het SCP. Graag zou ik aan de minister willen vragen of we dat niet jaarlijks moeten gaan monitoren, om te onderzoeken hoeveel procent van de Nederlandse bevolking ervaart gediscrimineerd te worden.

De cijfers die we wel hebben, zijn cijfers om je voor te schamen. Ruim de helft van de Nederlanders met een migratieachtergrond ervaart weleens discriminatie, tegenover 22% van de mensen zonder migratieachtergrond. Als we kijken naar discriminatie op basis van godsdienst, zien we nog schokkendere cijfers. Van de joodse Nederlanders voelt bijna een op vier zich gediscrimineerd. Van de islamitische Nederlanders is dat bijna een op drie.

We zien discriminatie op allerlei manieren in de samenleving. Dat kwam ook naar voren in het onderzoek van het ministerie van deze minister. 37% van de bemiddelaars waren bereid om huizen in ieder geval niet te verhuren aan Nederlanders met een Marokkaanse, Turkse of Poolse achtergrond. Vorig jaar was dat percentage 35%, dus het percentage lijkt zelfs te zijn gestegen. Dan gaat er toch iets mis, vraag ik de minister, ook als we zien dat het onderzoek van het SCP naar ervaren discriminatie laat zien dat de cijfers in die jaren hetzelfde zijn gebleven? Ondanks al het antidiscriminatiebeleid lijken de cijfers van ervaren discriminatie hetzelfde te blijven. Wat zegt dit, vraag ik aan de minister.

Discriminatie zit overal, maar het meest schandalige is dat discriminatie zich heeft kunnen nestelen in onze overheid. We hebben het gezien bij de toeslagenmisdaad. Institutioneel racisme is zelfs erkend door de Belastingdienst. We hebben twee weken geleden de uitspraak gezien van het College voor de Rechten van de Mens, dat heeft moeten oordelen dat er sprake was van discriminatie door de Belastingdienst in verschillende zaken van toeslagenouders. We hebben de smerige racistische lijsten gezien van een overheid die mensen met een bepaalde nationaliteit of religie als risico ziet. Vinden we het dan gek dat dit doorsijpelt in onze samenleving? Wanneer de overheid mensen met een bepaalde nationaliteit of religie als risico ziet, gaan mensen dat wellicht als voorbeeld zien. Dan gaan groepen tegenover elkaar staan. "Als de overheid die lijsten maakt, moet er toch wel wat mis zijn met die mensen." Dat is vaak de gedachte. Dit is jarenlang het beleid geweest van de overheid. Nog steeds zien we die onstilbare datahonger van de overheid, het ongeremde informatie verzamelen. En wie zijn hier vaak de dupe van? Juist, mensen met een migratieachtergrond of mensen met een islamitische achtergrond. Ik vraag daarom aan de minister hoe het staat met de doorlichting van het hele overheidsbeleid op antidiscriminatie die uitgevoerd zou worden. Wat is de laatste stand van zaken?

Voorzitter. 55% van de Nederlanders is ooit gediscrimineerd bij het solliciteren. De drie vormen die het meest voorkomen zijn leeftijdsdiscriminatie, discriminatie op grond van afkomst en discriminatie op grond van uiterlijke kenmerken. Ook bij het vinden van een stage zien we discriminatie. Meer dan 50% van de mbo-studenten met een migratieachtergrond vindt niet in één keer een stage. Je kan dan zeggen: dat is toch niet zo erg? Maar het verschil is groot. Van mbo-studenten zonder migratieachtergrond vindt namelijk 70% wel in één keer een stage.

Voorzitter. Er zijn bepaalde groepen die de haat tegen groepen Nederlanders in onze samenleving aanwakkeren, waaronder helaas ook bepaalde partijen in deze Kamer, in het hart van de democratie. Onder aanmoediging van de ideologie van deze haatdragende partijen krijgen extreemrechtse organisaties zoals Pegida de ruimte om voor ambassades van overwegend islamitische landen provocerend korans te verbranden of te verscheuren. Het verbranden of verscheuren van het heilige boek van meer dan 1 miljoen Nederlandse moslims komt keihard aan. Waar men normaal zeer voorzichtig en respectvol omgaat met dit heilige boek, gaan deze onbeschofte rechtsextremisten het voor moslims heilige boek dus verscheuren of verbranden. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar die heeft wel grenzen. Die vrijheid houdt op als het overgaat in haatzaaien of het beledigen van groepen Nederlanders op basis van hun afkomst of religie. Daarom vraagt DENK deze minister om een verbod op het verscheuren of verbranden van korans en alle andere heilige religieuze boeken, conform wat EU-jurisprudentie ons voorschrijft. Is de regering bereid om dit verbod wettelijk in te voeren?

Heel veel Nederlandse moslims hebben het gevoel dat over moslims vrijwel alles gezegd mag worden, zoals dat moslims maar wat harder moeten worden en dat moslims maar niet zulke lange tenen moeten hebben. Ondertussen zien we dat moslimhaat in alle vormen maar blijft toenemen. Ik vraag aan de minister waarom er beleidsmatig zo weinig aandacht lijkt te zijn voor het bestrijden van die moslimhaat. Er is bijvoorbeeld, terecht, geld voor de beveiliging van synagogen en kerken — het is een schande dat dat nodig is — maar waarom is er geen budget voor het beveiligen van islamitische instellingen? Waarom hebben we wel een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding — nogmaals, het is een schande dat het nodig is — maar geen nationaal coördinator moslimhaatbestrijding? De cijfers voor antisemitisme zijn schandalig hoog — dat valt in alle toonaarden af te keuren en dat moet aangepakt worden — maar de cijfers voor moslimhaat zijn ook verschrikkelijk hoog. Waar bijna een op de vier mensen met een Joodse afkomst zich gediscrimineerd voelt, is dat bij mensen met een islamitische afkomst bijna een op de drie. Daarom is DENK dus van mening dat er naast de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding ook een nationaal coördinator moslimhaatbestrijding moet worden ingesteld. Moslimhaat en antisemitisme zijn beide zulke specifieke vormen van discriminatie en haat dat voor beide een gespecialiseerd coördinator nodig is. Graag een reactie van de minister.

Hoe staat het eigenlijk met de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme? Er zou een evaluatie plaatsvinden, maar dat is nog niet gebeurd. Wanneer komt die evaluatie? DENK wil graag de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme vastleggen in de wet, zoals we dat ook met de deltacommissaris hebben gedaan. Kan de minister op dit punt reageren?

Voorzitter. In de toeslagenmisdaad hebben we gezien wat de gevolgen kunnen zijn van risicomodellen. Risicomodellen kunnen discriminatie in de hand werken. In verband met de opkomst van algoritmen wil DENK echt een hardere aanpak, met hardere maatregelen om digitale discriminatie te bestrijden. We willen een verbod op het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren in risicomodellen. Daarnaast moet er een verplicht algoritmeregister komen dat veel verder gaat dan het initiatief dat nu speelt. Algoritmes moeten transparant worden en altijd uitlegbaar. Als de overheid een beslissing neemt op basis van een algoritme, dan moet dat ook transparant zijn in de richting van de mensen in het land.

Voorzitter. De staatssecretaris wacht nog steeds op regelgeving uit Europa om dit breed uit te voeren, terwijl een motie van DENK is aangenomen die aan de staatssecretaris vraagt om hier in Nederland gewoon wetten op te stellen om discriminatie door risicomodellen en algoritmen te voorkomen. Graag een reactie van de staatssecretaris waarom dat nog niet het geval is en waarom we blijven wachten op regels uit Europa.

Voorzitter. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme trok ook aan de bel over discriminatie door banken. Hij sprak zelfs van een tweede toeslagenmisdaad. Mijn collega Azarkan heeft al jarenlang over dit onderwerp gesproken in de Tweede Kamer. Wij zijn blij dat deze signalen eindelijk worden opgepakt door de nationaal coördinator. Eerder heb ik gepleit voor mysteryguests op de stagemarkt en op de woningmarkt, maar is het niet ook een idee om dit in te zetten bij banken? Daarnaast wil DENK graag een onderzoek instellen naar de discriminerende effecten van de uitvoering van de Wwft door banken, zoals de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme ook heeft voorgedragen. Zou de minister, die coördinerend is op het thema "discriminatiebestrijding", hier een reactie op kunnen geven?

Voorzitter. De fractie van DENK heeft met veel vlijt een flink aantal moties ingediend op het thema "discriminatiebestrijding". Ik heb hier meer dan vijftien moties bij me die als afdoeningsmoment najaar 2023 hebben. Ik heb er hier eentje over het geven van een rijksbreed en verplichtend karakter aan maatregelen tegen discriminatie bij het Rijk. Ik heb er hier een over het bevorderen van cultuursensitief werken bij het Rijk. Ik heb er hier een over inspanningen voor antidiscriminatiebepalingen in EU-regelgeving. Ik heb er eentje over het bevorderen van lokaal antidiscriminatiebeleid. Het zijn vele moties met als afdoeningsmoment najaar 2023 of oktober 2023. Hier heb ik er eentje met medio 2023. Dit staat overigens netjes in de begroting die DENK heeft ingediend op het thema "antidiscriminatie". Ik vraag de minister om een stand van zaken over wanneer we de afdoening tegemoet kunnen zien. Wij zijn daar uiteraard zeer scherp op.

Voorzitter. Een aantal weken geleden werd bekendgemaakt dat het ministerie van Sociale Zaken illegaal een onderzoek heeft gedaan naar Nederlandse moslims. Er zou onrechtmatig informatie over hen zijn verzameld. Het gemak waarmee dit is gedaan, geeft aan dat er ook bij de overheid een probleem is met vooringenomenheid en moslimhaat. Veel van die activiteiten bij het ministerie van Sociale Zaken zijn ontplooid door de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Wat viel mij op toen ik keek naar de ministeries die onderdeel zijn van deze taskforce? Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken zit in die taskforce. Wat we bij het ministerie van SZW hebben gezien, zou dus eventueel ook gebeurd kunnen zijn bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik zou de minister van Binnenlandse Zaken willen vragen of hij kan uitsluiten dat deze vormen van het illegaal verzamelen van persoonsgegevens van Nederlandse moslims ook bij zijn ministerie is gedaan. Heeft zijn ministerie ook van het ministerie van SZW informatie of persoonsgegevens van Nederlandse moslims ontvangen? Zo ja, wat is er met die informatie gebeurd? Wordt dit nog steeds bewaard? Deze minister is coördinerend op het gebied van discriminatiebestrijding. Is hij bereid om vanuit zijn rol, aangezien deze discriminerende informatieverzameling in de richting van moslims met vele ministeries is gedeeld, breder te gaan onderzoeken hoe dit is afgehandeld?

Voorzitter. Tot slot zou ik mij graag willen aansluiten bij het pleidooi dat verschillende sprekers hebben gehouden over de Jettengelden. Mevrouw Van der Graaf heeft dat onder anderen gedaan. Het is van groot belang dat politieke partijen die een vertegenwoordigende en controlerende rol hebben in ons democratisch bestel, sterk genoeg zijn om deze te vervullen. Daar hebben ze ondersteuning voor nodig. Ook de fractie van DENK doet een appel op deze minister om de Jettengelden te continueren.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Tot slot van de behandeling van het eerste deel van deze begroting door de Kamer is het woord aan mevrouw Koekkoek. Zij spreekt namens de fractie Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Ik wil vandaag vooral focussen op het belang van goed bestuur en van een gezonde democratie, en op hoe we weer vertrouwen in de politiek kunnen terugbrengen. Daarom wil ik graag stilstaan bij drie onderwerpen: lobby en transparantie, racisme- en discriminatiebeleid, en lokale democratie en de financiering daarvan. Laat ik beginnen met lobby en transparantie. De minister schrijft in de begroting dat continue aandacht nodig is voor de werking en inrichting van democratie en bestuur, om waarden als legitieme besluitvorming, slagkrachtig openbaar bestuur en transparantie op peil te houden en democratische waarden en vrijheden te borgen en te versterken.

Toch lezen we in de begroting niet terug hoe de minister hier ook echt in gaat investeren. Wel kregen we vanochtend nog snel een update van de minister over het nalevingsrapport van de GRECO-aanbevelingen. In de kabinetsreactie stelt de minister dat er vooruitgang is geboekt op het gebied van transparantie en integriteit. Tegelijkertijd zie ik dat GRECO een minder rooskleurig beeld schetst. Die zegt dat geen van de zestien aanbevelingen van GRECO naar tevredenheid is uitgevoerd of afgehandeld. Dus ja, er is vooruitgang maar niet voldoende, terwijl dat wel de uitdrukkelijke wens was van de Kamer.

Neem bijvoorbeeld onze motie die stelde dat er een verplicht lobbyregister moet komen. In deze motie verzoekt de Kamer de regering om een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top in te voeren, met daaraan gekoppeld een effectief en onafhankelijk toezichts- en handhavingsmechanisme, naar voorbeeld van het Ierse lobbyregister. Deze motie werd meer dan twee jaar geleden aangenomen, maar is tot de dag van vandaag niet uitgevoerd. Ook GRECO geeft aan dat er meer nodig is, want die wil dat er nadere regels en richtsnoeren worden ingevoerd voor hoe personen met de hoogste bestuurlijke functies omgaan met contacten met lobbyisten. Wat gaat de minister doen met deze aanbevelingen van GRECO? Anders gezegd: wanneer gaat de minister de aangenomen motie tot op de letter uitvoeren? Welk budget wordt gereserveerd voor het uitvoeren van deze motie en de andere aanbevelingen van GRECO?

Voorzitter, dan transparantie. Transparantie over de besluitvorming is maar een eerste stap. Het is ook van belang dat we burgers aan de voorkant meer betrekken. Daarom pleit Volt voor een institutionalisering van het burgerberaad oftewel een permanent burgerberaad. Zo kunnen burgers vooraf meedenken en aanbevelingen doen, zodat de stem van de burgers steviger verankerd wordt in het democratisch proces. Door het instellen van een permanent burgerberaad kunnen burgers zelf aangeven waar ze over willen meedenken, in plaats van dat de politiek aangeeft waar we een burgerberaad over gaan houden.

Volt leest echter in de begroting niet terug hoe burgerberaden in het algemeen een plek zouden kunnen krijgen in het democratisch bestel van Nederland en dus ook niet of er wel budget is om burgerberaden te organiseren. Mijn vraag aan de minister is of hij daarop kan reflecteren. Is de minister het met ons eens dat het van belang is om verschillende opties in kaart te brengen voor hoe we de inspraak van burgers vooraf kunnen institutionaliseren? Dan hoeft niet ieder burgerberaad bij wijze van spreken het wiel weer opnieuw uit te vinden.

Voorzitter. Een transparante, betrouwbare democratie betekent ook transparantie en controleerbaarheid bij de inzet van algoritmes en nieuwe technologieën door de overheid. Intussen hebben we een algoritmeregister, maar nog lang niet alle algoritmen zijn daarin opgenomen. Ook daarover diende Volt een motie in, die eveneens is aangenomen, namelijk dat alle overheden moeten worden verplicht om alle algoritmen op te nemen in dat register. Is deze wettelijke plicht nog steeds niet ingesteld? Mijn vraag is hoe het staat met de uitvoering van deze motie en de invoering van zo'n wettelijk verplicht algoritmeregister. Heeft de minister een tijdspad in het hoofd om dit alsnog wettelijk vast te kunnen leggen?

Voorzitter. Mijn tweede punt: discriminatie en racisme. We zien dat er in Nederland en in de EU nog te veel zichtbare en onzichtbare systemen zijn die voortrekken en buitensluiten. Dit verdient onverminderd aandacht. De collega van DENK sprak er net ook al over. Volt pleit er ook voor om de positie van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme wettelijk vast te leggen. Ik sluit mij aan bij de vraag of de minister hierop kan reflecteren. Bovendien willen we discriminatie door de overheid actief tegengaan door eenzijdig overheidshandelen onder de Algemene wet gelijke behandeling te scharen. Zo wordt het makkelijker voor mensen om hulp te krijgen van een rechter of een ombudsman, indien zij een vermoeden hebben dat zij gediscrimineerd worden door de overheid. Kan de minister ook op dit voorstel reflecteren?

Daarnaast zien we ook nu weer hoe belangrijk het is om in gesprek te blijven en om het gesprek over dit soort onderwerpen aan te gaan in onze samenleving, of dat nu tussen instellingen is of tussen burger en overheid. Wij vragen daarom aan de minister hoe hij momenteel het gesprek tussen de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding stimuleert. Welke mogelijkheden ziet de minister om ook het gesprek in de samenleving breder aan te gaan?

Voorzitter, tot slot. Ook ik maak me zorgen over het zogenaamde ravijnjaar, waar collega's eerder naar hebben verwezen. Ik wil daarbij aanmerken dat het natuurlijk niet alleen gaat over nieuwe zwembaden of bibliotheken — die zijn uiteraard ook heel belangrijk — maar ook om armoederegelingen, jeugdzorg, woningbouw. Dat zijn cruciale zaken in het leven van mensen, waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden gehouden. In aansluiting op de vragen die al gesteld zijn, wil ik de minister vragen of hij bijvoorbeeld een mogelijkheid ziet om de opschalingskorting voor gemeenten te schrappen, en of er nu al onderzoek loopt naar welke Europese fondsen nog beschikbaar zijn om het "ravijnjaar", om het zo maar te noemen, te voorkomen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. We zijn daarmee aan het einde van de eerste termijn over het eerste deel van de begroting.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan schorsen voor de dinerpauze en doen dat tot 19.50 uur.

De vergadering wordt van 19.04 uur tot 19.56 uur geschorst.

Naar boven