3 Begroting Koninkrijksrelaties 2023

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 ( 36200-IV ).

De voorzitter:

Aan de orde is thans de begroting Koninkrijksrelaties (36200-IV). Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Fijn dat u bij ons bent en dat bent u ook morgen, ijs en weder dienende. Vandaag doen wij deel één, waarbij we alleen naar de Kamerleden luisteren. Morgen luisteren we naar de antwoorden van het kabinet. We hebben elf deelnemers van de zijde van de Kamer. Die zijn bijna allemaal gearriveerd.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer De Graaf van de fractie van de PVV als eerste spreker van de zijde van de Kamer. Hij heeft twee minuten spreektijd. Het woord is aan hem.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen om die twee minuten zo goed mogelijk te benutten.

Insulaire problematiek. Toen ik nog weleens met de commissie meeging naar de Antillen — ik ben een paar keer mee geweest — kwam ik vaak de term "insulaire problematiek" oftewel "eilandenproblematiek" tegen. Vroeger, als een dorpsgenoot ernstig ziek was of als een dominee een kindje had bezorgd bij een buurvrouw, werd op zondag na de kerkdienst achter de hand gesproken. Dat gebeurde ook op de eilanden. Het onderwerp was dan vooral corruptie. Dat werd dan een beetje achter de hand benoemd als insulaire problematiek. Op eilanden gaat dat natuurlijk over voedselvoorziening, energievoorziening en vervoer. Het blijken vaak kleine clubjes mensen te zijn die de scepter daarover zwaaien en die elkaar de baantjes toespelen. Daar speelt nepotisme. Dat is natuurlijk moeilijk. Mijn vraag aan de minister is hierbij: kan zij haar licht morgen eens verbaal laten schijnen over waarom die insulaire problematiek in ons Koninkrijk nu wel een probleem is, maar bijvoorbeeld op Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en ook op IJsland niet? Wat zijn daar nou de grote verschillen waarom dit wel een probleem is in het Koninkrijk en daar niet?

De voorzitter:

De minister is een staatssecretaris.

De heer De Graaf (PVV):

Excuus: staatssecretaris. Excuus voorzitter en excuus staatssecretaris.

Dat is dus de vraag die ik daarbij stel. We hebben dit vaak bediscussieerd met de vorige staatssecretaris en ook met de heren Bosman en Van Raak, van de VVD en de SP, die daar vaak met mij samen over spraken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er een andere samenwerking of een beëindiging van de samenwerking kan komen? Als PVV staan we daarbij voor dat het Statuut nog eens nader wordt bekeken, omdat daar een discriminerende bepaling in staat. De eilanden — zo noem ik het even — dus de andere landen in het Koninkrijk, kunnen wel uitstappen, maar Nederland zelf niet. Dat is discriminerend. Dan ben je als landen niet gelijkwaardig binnen het Koninkrijk. In die twee minuten wil ik die vraag graag stellen aan de staatssecretaris. Ik heb nog drie seconden, maar ik kan iets van mijn tweede termijn pikken, omdat ik morgen maar met één motie kom. Die vraag wil ik dus heel graag stellen. Laat daar het licht over schijnen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het proces wordt opgestart om toch los te koppelen en het Koninkrijk op die manier uit elkaar te halen, zodat iedereen helemaal zelfstandig wordt?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel. De volgende spreker is mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD. Zij gaat twaalf minuten lang uitpakken. Het woord is aan haar.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dit is mijn eerste begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties. Volgens mij is dit ook voor de staatssecretaris de eerste keer. Ik heb bij deze staatssecretaris en ook bij de ambtenaren een enorme drive gezien om verdere stappen te zetten. Dat is goed. Dat blijkt ook weer uit de beantwoording van de feitelijke vragen, zoals we die hebben ontvangen. Die inzet wordt door mij en mijn fractie gezien en ook zeer gewaardeerd. Dat wil ik benoemd hebben, want ik weet dat dit soort dagen voor de ambtenaren altijd druk zijn. Ze zijn hard aan het werk, dus ik wens ze daar ook alle succes bij om de vragen die wij hier weten te stellen weer allemaal tijdig te beantwoorden.

Voorzitter. In een eerder debat heb ik benoemd dat ik een bijzondere band heb met het Caribisch deel van het Koninkrijk. Niet in de laatste plaats doordat ik intensief betrokken ben geweest bij de coördinatie van de noodhulp na orkaan Irma. Ik vergeet het moment dat ik dat eerste telefoontje vanuit Sint-Maarten kreeg niet weer. Een van de militairen die daar toen ter plaatse was, kwam in het oog van de storm uit de schuilkelder om een eerste blik te werpen op de schade die er was. Die schade was toen al enorm. Vanaf dat moment was het voor iedereen alle hens aan dek om zo snel mogelijk die hulp te organiseren, maar ook mensen in veiligheid te brengen.

De gesprekken die ik daar toen heb gevoerd met de bewoners, hun doorzettingsvermogen en hun veerkracht draag ik voor altijd met me mee. Het heeft enorme impact gehad, want het waren bijzondere gesprekken. Wat ik me echter ook nog goed kan herinneren, zijn de kale bomen en de oorverdovende stilte, zonder het getjirp van de krekels of het gezang van de vogels. Ook dat is een beeld en een moment dat mij voor altijd bijstaat. Maar in die crisis heb ik bovendien ook de saamhorigheid binnen het Koninkrijk gezien. Naast Nederland kwamen ook Curaçao, Aruba en Bonaire meteen in actie om mee te helpen en bij te dragen. Gewoon, met z'n allen de schouders eronder en doen wat nodig is. Op die momenten zie je de kracht van het Koninkrijk. Het was voor mij dan ook een bijzonder moment, toen ik afgelopen mei in het kader van het IPKO weer op Sint-Maarten was. Fantastisch om te zien dat de bedrijvigheid en de levendigheid terug zijn, het puin grotendeels is opgeruimd en de bomen weer in bloei staan. Datzelfde geldt natuurlijk voor Saba en Sint-Eustatius. Maar er moet ook nog veel gebeuren, bijvoorbeeld aan de staat van het vliegveld, de gevangenis, maar ook de vuilnisbelt. Los van de complexiteit, die ik echt niet onderschat, gaat het allemaal wel erg traag. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan? Op welke punten heeft zij de meeste zorgen? Welke oplossingen ziet ze?

Voorzitter. Dat brengt ons bij de bredere sociaal-economische positie van het Caribische deel van het Koninkrijk. Zowel de BES als de CAS zijn keihard geraakt door de coronacrisis, stijgende kosten voor energie, transport en levensmiddelen. Het is dan ook goed dat Nederland alles in het werk heeft gesteld om te helpen met steun aan de zorg, de bedrijven en de inwoners. Voor de lange termijn zijn er echter meer structurele oplossingen en hervormingen nodig.

Laat ik beginnen bij de BES. Het kabinet heeft forse investeringen gedaan, die hebben geleid tot het versterken van de gezondheidszorg en het onderwijs, het verbeteren van de infrastructuur, verduurzaming en het vergroten van de bestaanszekerheid. Het is goed om te zien dat er, naast de extra 30 miljoen uit het coalitieakkoord, ook nog extra middelen voor de klimaattransitie komen. Daarnaast is het mooi dat er extra steunpakketten voor de BES zijn om de hoge energiekosten te compenseren, want ook dat is meer dan nodig.

Voorzitter. Het valt de VVD wel op dat veel middelen en afspraken vooral zien op subsidies en aanvullende uitkeringen en nauwelijks op het vergroten van de economische weerbaarheid, terwijl hier juist de sleutel ligt om toekomstige schokken te kunnen opvangen, meer banen te creëren en daarmee de armoede structureel te bestrijden. Kan de staatssecretaris aangeven welke initiatieven er op dit punt worden ondernomen?

De VVD zegt bijvoorbeeld al langer dat er meer ingezet moet worden op landbouw. Tijdens een werkbezoek aan Saba zagen we hier een mooi voorbeeld van, maar de schaal waarop dit plaatsvindt, is nog veel te klein. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om dit soort initiatieven op te schalen? En wat is er gedaan met het rapport van de Universiteit Wageningen? Hierbij verwijs ik naar een motie van mijn voorganger, Aukje de Vries. Hoe is daar opvolging aan gegeven? Op welke wijze hebben de middelen die zijn vrijgemaakt voor landbouw, daadwerkelijk gerendeerd? Verder blijft het van belang dat de vaste kosten van de mensen worden verlaagd. We hebben daar vaker over gesproken. Investeren in infrastructuur, IT, intereilandelijk openbaar vervoer en nutsvoorzieningen zijn meer dan nodig om de kosten van het levensonderhoud structureel te verlagen. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleggen van zonneparken en investeringen in drinkwatervoorzieningen. Dat is wat ons betreft beter dan inkomen of nutsvoorzieningen te subsidiëren.

Het is goed om te zien dat de minister voor Klimaat en Energie een ambitieus programma hiervoor heeft. Ik mocht onlangs een vergadering voorzitten over het klimaat, waar hij ook weer actief refereerde aan alle plannen en activiteiten die hij voor de BES en de rest van het Caribische deel van het Koninkrijk heeft. Daar ben ik blij mee. Ik vraag me wel af hoe haalbaar die plannen zijn. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? De doelen zijn ambitieus, maar ik vraag me af of ze realistisch zijn. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie op dit punt? Ik heb eerder gevraagd in een motie om bij dergelijke projecten te kijken hoe de bevolking erbij betrokken kan worden voor de werkgelegenheid, zodat het bijdraagt aan een structurele verlaging van de nutsvoorzieningen.

Dan nog de basisvoorzieningen, daar hebben we het ook vaker over gehad: een notaris, een pinautomaat, internet. Zo ingewikkeld moet het toch niet zijn? In de stukken lezen we dat de staatssecretaris het wil aanpakken, maar ik zie vooral nog werkgroepen, taskforces en extra overlegstructuren. De problemen zijn toch niet nieuw? Wat de VVD betreft wordt het gewoon tijd voor actie. Ik zou zeggen: regel het gewoon en wees creatief. Pas knellende regels aan de lokale situatie aan. Graag hoor ik van de staatssecretaris of zij die mening met mij deelt.

Dan de landen. Nederland heeft forse liquiditeitssteun gegeven. Voorwaarde daarbij was dat er hervormd moest worden. De aankondiging van de hervorming in de landspakketten zijn een stap in de goede richting. Het is bemoedigend dat de landen zelf ook de noodzaak van de hervormingen zien. Ik heb dat ook weer gehoord tijdens het IPKO. Ze zijn dus ook echt gemotiveerd om ermee aan de slag te gaan. Ondanks het feit dat dat deel van de gesprekken hoopvol was, houd ik toch zorgen over de voortgang. De besluitvorming over het COHO is wederom uitgesteld. Nu het geld is verstrekt, lijkt het erop dat er alsnog wordt onderhandeld over de voorwaarden. Dat is toch eigenlijk te gek voor woorden. Het is ook niet voor het eerst. Na ieder akkoord lijken er weer nieuwe onderhandelingen te worden gestart. Zie ook bijvoorbeeld de geschillenregeling. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het daarmee staat? Dit is wat ons betreft niet hoe je samenwerkt en aan vertrouwen bouwt.

Ik heb tijdens de afgelopen twee IPKO's de collega's uit de landen goed gehoord. Zij willen zelf invulling kunnen geven aan de hervormingen en zelf aan het stuur zitten. Dat ben ik met hen eens. Ik wil ook hier benadrukken, net zoals ik tijdens het IPKO heb gedaan, dat toetsing van de plannen en stevig toezicht op de uitvoering daarbij wel randvoorwaardelijk is. En nee, dat is niet omdat ik zo graag vinkjes zet, maar om te borgen dat de investeringen ook daadwerkelijk ten goede komen aan de bewoners daar. Helaas is in het verleden gebleken dat dit niet altijd vanzelfsprekend is. Daarom wil ik van de staatssecretaris weten hoe het toezicht op al die projecten in de tussentijd geborgd is. Er zijn lacunes. Hoe worden die opgevangen? Ik neem aan dat het kabinet niet voor niets heeft ingezet op een wettelijke verankering.

Ik begrijp dat landen met een voorstel komen, dus ik wacht dat af, maar het geduld van de VVD begint inmiddels wel op te raken. Ik vraag me af wanneer voor de staatssecretaris dat punt bereikt wordt, het punt van "genoeg is genoeg". Het basisprobleem — daarom is toezicht zo essentieel — zit voor een deel helaas ook bij slecht bestuur. Zo zijn de financiën nog steeds niet op orde, geven bestuurders elkaar nog te vaak baantjes en is er nog steeds sprake van corruptie — de collega van de PVV refereerde daar al aan.

Niemand betaalt natuurlijk graag belasting. Maar dat is wel echt nodig voor alle voorzieningen voor de eilandbewoners. Ik blijf het daarom ingewikkeld vinden om Nederlands belastinggeld in te zetten, terwijl daar nauwelijks belasting wordt geïnd en er nog steeds een cultuur heerst waarbij familie en vrienden worden ontzien als het gaat om de belastingplicht. Datzelfde geldt overigens voor de salarissen van politieke ambtsdragers en topambtenaren en de inkomsten van casino's. Het kan niet zo zijn dat Nederland geld geeft terwijl de eilanden er een zooitje van maken. Wanneer zijn deze punten opgelost?

De financiën van de landen moeten echt op orde komen, en dan niet alleen op papier. Zo heeft de VVD nog steeds veel vragen over de opvolging van Aruba van de aanbevelingen van het CAft. Hoe ziet de staatssecretaris die weg vooruit? Komt er bijvoorbeeld een aanwijzing? Zo niet, wat gaat de staatssecretaris dan wél doen?

Een ander punt in het verlengde daarvan. Ik heb gezien dat in de begroting de termijnen voor de oplossing zijn opgenomen en dat bedragen zijn ingeboekt, maar ik vraag me wel af hoe realistisch dat is. Want ik moet ook bekennen dat het weinig inspirerend en ook slecht voor het onderlinge vertrouwen is als we keer op keer deadlines blijven verschuiven of verlengen. De VVD is er voorstander van dat er wordt terugbetaald, maar er moet wel kritisch worden bekeken wat realistisch is. Anders komen we met elkaar terecht in een patroon dat onwenselijk is.

Voorzitter. Dan mijn laatste inhoudelijke punt: de veiligheid en de rechtsstaat. De VVD houdt grote zorgen bij de staat van de rechtsstaat en de voortgang op het gebied van corruptiebestrijding en ondermijnende criminaliteit. Het is goed om te zien dat het kabinet voor de bestuurlijke aanpak jaarlijks 1 miljoen extra reserveert. Alleen is het de vraag of dit bedrag echt zoden aan de dijk zet. Is dit voldoende om de problemen op te lossen? Immers, naast preventie moeten ook actieve vervolging en een vergrote opsporingscapaciteit leiden tot het nog minder aantrekkelijk maken van het Caribisch deel van ons Koninkrijk voor criminelen. Nog steeds is er sprake van drugscriminaliteit en mensenhandel. Het is daarom goed dat het kabinet inzet op extra ondersteuning door de marechaussee en de douane. Maar het is ook hier wel weer de vraag of die zestien extra douanebeambten voldoende slagkracht kunnen bieden. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar?

Daarnaast zou ik ook nog aandacht willen vragen voor de geopolitieke situatie in de regio. De crisis in Venezuela heeft grote impact, onder andere op de grensbewaking. Het is goed om te zien dat het kabinet al veel heeft gedaan aan het versterken van het grenstoezicht. Echter, de staatssecretaris geeft aan dat het lastig is om het effect van de extra inzet op de vermindering van de criminaliteit in de landen te meten. Ik ben dan ook benieuwd naar de evaluatie van de flexpool KMar. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de situatie omtrent grenzen zorgwekkend is? Kan zij aangeven op welke termijn wordt verwacht dat de grenzen met Venezuela weer worden geopend?

Voorzitter. Dan nog China. De VVD heeft grote zorg over de toenemende invloed van dit land op de eilanden. Ziet de staatssecretaris dit ook? Wat doet het kabinet om te voorkomen dat er een te grote afhankelijkheid van China ontstaat?

Voorzitter, tot slot. De begroting voor 2023 laat veel stappen in de goede richting zien, maar we zijn er nog niet. De uitdagingen waar het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk voor staat, zijn geen gemakkelijke. De VVD hoopt van harte dat we het komende jaar een stijgende lijn zien in het verbeteren van de sociaaleconomische positie van de inwoners van CAS en uiteraard de BES-eilanden, onder andere door in te zetten op zelfvoorzienendheid. Daarnaast hoopt de VVD dat de criminaliteitscijfers omlaaggaan en dat nu echt geldt: afspraak is afspraak. Structurele hervormingen zijn nodig om orde op zaken te stellen. Want uiteindelijk kunnen wij hier in Den Haag bepaalde randvoorwaarden scheppen, maar het gaat om de kwaliteit van leven van de lokale inwoners van het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Als het aan mij ligt, gaat die zo snel mogelijk omhoog.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel. U heeft nog twee minuten over. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Wuite van D66.

Mevrouw Wuite (D66):

Goedemorgen, voorzitter. Goedemorgen, staatssecretaris en collega's.

Voorzitter. There is always light if only we're brave enough to see it. If only we're brave enough to be it. Dit zei Amanda Gorman tijdens de inauguratie van president Joe Biden in 2021. Dit citaat gaat over licht en lef. Ik weet zeker dat wij allemaal als volksvertegenwoordigers, hier en in de Cariben, erbij stilstaan voor welke principes en waarden wij staan en hoe wij die soms met lef moeten uitdragen. In het coalitieakkoord laat het kabinet inderdaad een andere ambitie zien dan voorheen. Ook wij bespreken diverse onderwerpen met de Caribische eilandsraadleden en Statenleden. Het gaat over hervormingen, democratische waarden, klimaatverandering en ons gedeelde slavernijverleden. Diverse resultaten zijn bemoedigend. Zo is er extra geld voor versnelde verduurzaming van energie op Caribisch Nederland, wordt er geïnvesteerd in cultuur en in het bibliotheekwezen, zijn er samen bestuursakkoorden opgesteld, zijn Statiaanse gedeputeerden gestart en wordt vanuit een nieuwe internationale klimaatstrategie meer focus gelegd op de Caribische landen in het Koninkrijk, zoals SIDS, Small Island Developing States. Ik dank de staatssecretaris voor haar inzet en Kamerbrieven om ons ook goed te informeren.

Voorzitter. Hoewel er positief te spreken valt over meer focus en onderlinge samenwerking, wil D66 niet voorbijgaan aan wat er nog beter kan en ook nog beter moet. We moeten immers lef hebben om soms ook oude conventies los te laten en vastgeroeste patronen over elkaar aan de kant te zetten. En ja, het vergt lef van ieder om ook aan zelfreflectie te doen en daarop actie te ondernemen. D66 roept eenieder aan beide kanten van de oceaan dan ook op om niet alleen te kijken wat er mis is bij de overburen, maar ook om licht te schijnen op wat er binnen de eigen geledingen nog voor verbetering vatbaar is. D66 roept eenieder aan beide kanten van de oceaan op om het licht te laten schijnen op de toekomst van het Koninkrijk der Nederlanden, zoals voorgangers ook aangaven, want wanneer er een nieuw licht schijnt, zien we automatisch ook nieuwe kansen.

Voorzitter. Ik bespreek graag drie thema's: een aantal existentiële vraagstukken, het regionale en internationale perspectief en de toekomst. We worden namelijk gewaarschuwd voor een perfecte storm die de ongelijkheid en het gat tussen rijk en arm doet toenemen. Voor ons in Nederland betekent het dat de gelijkheid tussen Europees en Caribisch Nederland onder druk staat. De minimumlonen zullen per 1 januari met 10% verder stijgen op de drie eilanden — dat is positief — maar we moeten hier zeker een serieuze kanttekening bij plaatsen. Het sociaal ijkpunt ligt na twee jaar immers ver onder het sociaal minimum en correspondeert bij lange na niet met de sociaal-economische werkelijkheid van de Bonairiaan, de Statiaan en de Sabaan. Diverse media, en ook Unkobon, zijn terecht zeer kritisch over het grote verschil. D66 vindt het onacceptabel dat 40% van de 26.000 mensen in armoede blijft leven en meerdere banen moet hebben om te kunnen voorzien in basale basisbehoeften. En D66 maakt zich zorgen dat mensen hun thuis moeten verlaten voor meer bestaanszekerheid in Nederland. We mogen de eilanden niet vergeten.

De brief van de minister is laat en dit onderwerp doe je niet even bij dit begrotingsdebat. Ik bijt op mijn lip om het er dus nu niet uitvoerig over te hebben. Maar om terug te komen op het begin van mijn betoog over lef, heb ik toch wel één vraag aan de staatssecretaris. Durven wij in Den Haag het lef te hebben om te zeggen dat het sociaal ijkpunt achterhaald is en dat onderzoek over tussentijdse herijking nu door de commissie moet worden meegenomen en niet in 2024, zodat we de volgende begroting uitkomsten hebben?

Voor de tweede termijn heb ik moties in voorbereiding die daad stellen bij het kabinet om te versnellen en comply or explain consequent toe te passen. I don't call it change. It's change for those who are not affected by the crisis. For us, it's a crisis. Dat zei Mia Mottley, de minister-president van Barbados vorig jaar in Glasgow. In de Cariben wordt er inmiddels gesproken over existentiële problemen. Als politiek leider onderneemt zij duidelijk een vooruitstrevende actie en dat vind ik bewonderenswaardig. Greenpeace en het onderzoek van de Vrije Universiteit bevestigen dezelfde verontrustende realiteit voor Bonaire. Ze concluderen dat delen van het eiland er niet meer zullen zijn als we geen actie ondernemen. De eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn extra kwetsbaar, worden harder in hun bestaanszekerheid geraakt en ondervinden nu al de gevolgen van klimaatverandering zoals collega Kamminga ook aangaf. Ik sprak er hier vorig jaar ook over.

Voorzitter. Ik ben mede-indiener van de aangekondigde klimaatmotie van het lid Ceder. Vorig jaar is mijn motie aangenomen met het verzoek om klimaatverandering en de gevolgen ervan aan de agenda van het nieuwe premiersoverleg toe te voegen. De antwoorden op de feitelijke vragen zijn binnen. Graag vraag ik de staatssecretaris of zij van mening is dat mijn motie dus feitelijk is afgedaan en uitgevoerd. Kan de staatssecretaris op grond van al deze alarmerende en urgente signalen voor klimaatadaptatie en -mitigatie toezeggen dat zij dit onderwerp, samen met het thema SIDS, beter wil agenderen en aan de beleidsagenda van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties wil toevoegen?

Voorzitter. Aandacht vragen is goed, maar in actie komen is natuurlijk veel beter. D66 wil dat de regering in het verlengde van het rapport over Bonaire ook onderzoek gaat doen naar de gevolgen van klimaatverandering voor Saba en Sint-Eustatius. Kan de staatssecretaris toezeggen dit onderzoek ook uit te laten voeren voor deze eilanden? En kan de staatssecretaris ons informeren wanneer het Groeifonds en financiering versneld en met meer urgentie open worden gesteld, zodat meer werk van klimaatadaptatie kan worden gemaakt?

Voorzitter. Dan het tweede thema: het Koninkrijk in regionaal en internationaal perspectief. De begroting geeft aan dat we de sociaal-economische structuur willen bevorderen. Daarom vraag ik de staatssecretaris vanuit haar stimulerende en regisserende rol om een reflectie op het Koninkrijk als strategische alliantie in de context van Caribisch regiobeleid. Sinds de totstandkoming van het Statuut in 1954 is de wereld immers enorm veranderd. Daarom de concrete vraag aan de staatssecretaris wat zij en haar collega's op Buitenlandse Zaken en BuHa-OS structureel doen om de landen te betrekken bij handelsmissies, zodat buitenlandse handel ook beter wordt ingebed in de lopende hervormingsagenda.

Is een associate-lid van de CARICOM goed om bijvoorbeeld functionele economische samenwerking in de regio en dus met de landen verder te bevorderen? Kent de staatssecretaris de recent gepubliceerde rapporten over de groeiende invloed van China in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, en kan zij toezeggen hierover in gesprek te gaan met haar collega's en ons te informeren over de uitkomst, omdat het gaat over aangelegenheden van het Koninkrijk? En wat vindt de staatssecretaris van de oproep van de Caribische Kamer van Koophandel om de grens met Venezuela te heropenen? Zijn inmiddels financiële import- en exportregels tussen de Caribische landen en Caribisch Nederland opgeheven, zodat de voedselprijzen niet meer doorstijgen? Want daar gaat het natuurlijk ook over als het gaat om kosten en inkomen.

Voorzitter. Dan over de toekomst. Er zijn mensen die het daar helemaal niet meer over willen hebben, omdat ze in een soort survivalmode met elkaar verkeren. Anderen reflecteren, zoals de schrijvers van het recent gepubliceerde boek Ongemak. Er zijn zo veel meningen en visies, en dat bevestigt ook de bezorgdheid over weinig ideologie in Koninkrijksrelaties en zelfs een vorm van nonchalance over de rechtsorde van het Koninkrijk, zoals de Raad van State ons laatst in het ongevraagde advies heeft voorgehouden. Ook het AIV-rapport geeft aan dat het gaat om veiligheidsvraagstukken waarvoor we niet de andere kant op kunnen kijken.

Voorzitter. Dan heb je natuurlijk ook de dromers. Wat mij betreft hoort D66 bij deze groep, bij de dreamers. Dat past misschien ook het beste bij hetgeen mijn ouders me altijd hebben willen meegeven: wees gedreven, met passie en altijd bereid om ook ongemakkelijke feiten onder ogen te zien. Mijn partij is het debat over het slavernijverleden aangegaan en tijdens het IPKO in september deden volksvertegenwoordigers van de drie Caribische parlementen de nadrukkelijke oproep hen erbij te betrekken, vanuit de gedachte "niet over ons, maar met ons", zoals collega Simons laatst ook zei. Alleen zo kunnen perspectieven over de toekomst, over welk Koninkrijk en waarom, worden besproken. Daarom mijn indringende oproep aan de staatssecretaris en de minister van BZK om zorg te dragen voor de rehabilitatie van Tula.

Voorzitter. Zelfbeschikking is natuurlijk een groot goed. Het Statuut had nooit de intentie een eeuwig edict te zijn. We weten dat daar verschillend over wordt gedacht. Vandaar de oproep van mijn partij voor een Koninkrijksconferentie, meerdaags en met betrokkenheid van diverse groepen. Kan de staatssecretaris toezeggen bijvoorbeeld een burgerberaad te organiseren met de Caribische studenten en diaspora hier in Nederland om op die manier meer betrokkenheid bij het onderwerp te creëren? D66 wil in ieder geval het lef tonen en de vlucht naar voren nemen door de komende tien jaar als één koninkrijk te denken, te doen en ook te durven.

Daarbij stellen we nadrukkelijk de volgende vragen. Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om meer prioriteit te geven aan onderwijs en aan cultuur? Wanneer wordt de Kamer door BZK geïnformeerd over het opheffen van de registratieverplichting voor de volgende Europese parlementsverkiezingen? Wanneer worden we geïnformeerd over het opheffen en minimaliseren van het democratisch deficit? Verschillende wetenschappers hebben al veel werk verricht door verschillende modellen tegen het licht te houden. We hoeven dus niet vanaf punt nul te beginnen. Voor meer autonomie en representatie in ons parlement lijkt het Deense of het Nieuw-Zeelandse model het beste te passen. Zijn minimaal drie tot vijf zetels in de Staten-Generaal en ook een Koninkrijkssecretariaat oplossingen voor betere representatie en kennisdeling, vraag ik de staatssecretaris.

Voorzitter. Er werd voor een legislatieve terughoudendheid gekozen door eerst de Nederlands-Antilliaanse wetgeving over te nemen voor Bonaire, Statia en Saba en deze geleidelijk te vervangen door Nederlandse wetgeving. Volgend jaar ontvangen we de aanpassingen op de WolBES en de FinBES. Daarnaast heeft de staatssecretaris toegezegd dat we aan het einde van het jaar een overzicht krijgen van welke wetgeving op Caribisch Nederland geldt, welke differentiatie er is gemaakt en welke Europees Nederlandse wetgeving prioriteit behoort te krijgen voor Caribisch Nederland. Volgens D66 moet de inzet zijn om conform artikel 1 van onze Grondwet te stoppen met discriminatie en ongelijkheid, de zorgplicht serieus te nemen en de drie eilanden volwaardig onderdeel te laten zijn van Nederland. Kan de staatssecretaris toezeggen ook een wetgevingsagenda aan te leveren met een toelichting op de rol die ze hierbij zal spelen?

Voorzitter. D66 spreekt alvast de wens uit dat er daarover dan ook meer uitvoerige consultaties zullen plaatsvinden, zodat het falen van 10-10-10 zich niet herhaalt. Verwachtingen moeten helder zijn op vitale beleidsthema's die burgers en ook het maatschappelijk middenveld raken.

Tot slot, voorzitter. Het is aan ons als politiek verantwoordelijken de eilanden niet te vergeten, samen te werken en de schouders eronder te zetten. D66 wil met meer lef samen navigeren naar een betere toekomst; if only we're brave enough to be it.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn een aantal interrupties. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van den Berg, maar niet voordat ik verteld heb dat ik vijf interrupties per persoon toesta in deze termijn.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ga even terug naar het begin van de inleiding. Ik dacht: ik laat mevrouw Wuite even alles afmaken. Ik ben het overigens zeer eens met mevrouw Wuite dat er aandacht moet zijn voor de Chinese invloed op de eilanden en dat we moeten kijken hoe we dat gaan aanpakken. Mevrouw Wuite had het uitgebreid over armoedebestrijding. Dat is absoluut heel belangrijk. We zijn heel blij met wat de staatssecretaris op dat terrein allemaal doet. Ik heb mevrouw Wuite echter helemaal niet gehoord over hoe je nu kan zorgen dat er structureel minder armoede komt door ook de economie sterker te maken op de eilanden. Daar zou ik toch nog graag een antwoord op willen horen. Mevrouw Kamminga had daar uitdrukkelijk aandacht voor. Dat heb ik gemist in de inbreng van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Het is natuurlijk altijd lastig om keuzes te maken over welke thema's je adresseert. Ik denk dat collega Van den Berg ook heeft gehoord dat ik heb gezegd dat ik op m'n lip bijt om het niet over armoedethema's te hebben. Ik ben degene die, samen met mevrouw Van den Berg en natuurlijk met de collega van de VVD, heeft gepleit voor een apart debat. Dat is helaas ná deze begrotingsbehandeling. Ik vind het dus ontzettend lastig om te zeggen: ik laat er een aantal thema's uit om over het grote thema armoede te spreken. Ik doe dat het liefst met de minister voor Armoede erbij. Dat geeft een veel beter overzicht. Het is vanzelfsprekend dat economie daarbij hoort. Daarom ben ik ook erg benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op de vragen van collega Kamminga.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ga hier een tweede interruptie aan besteden, want ik zou toch graag van mevrouw Wuite willen weten hoe zij dan de economische ontwikkeling van de eilanden ziet. We hebben inderdaad nog een apart debat over armoede, maar in dit debat praten we over de begroting. Dan heb je het toch ook over wat ik noem de sociaal-economische structuur?

Mevrouw Wuite (D66):

Ja. Ik maak daarbij natuurlijk altijd een onderscheid tussen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius versus Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Daarin is de rol van Nederland natuurlijk een hele andere. Voor de bijzondere gemeenten — Caribisch Nederland, zoals we dat noemen — hebben we de bestuursakkoorden, waarin het ook gaat over het versterken van de economie. Persoonlijk vind ik dat de eenzijdige economie met alleen aandacht voor toerisme de kwetsbaarheid verder in de hand werkt. Economische diversificatie is de grote uitdaging voor alle Small Island Developing States, inclusief Bonaire, Saba en Sint-Eustatius en ook Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Dat zijn grote uitdagingen. Ik hoop wat dat betreft dus ook dat we vanuit de gedachte van één Koninkrijk kunnen kijken hoe we daar fatsoenlijk, goed en op basis van solidariteit beter in kunnen investeren en nadrukkelijker naar kunnen kijken. Daarin heeft u zeker mijn aandacht en ook die van mijn partij.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ook ik heb op het thema armoede een aantal goede dingen gehoord. Ook wij pleiten er al heel lang voor om het sociaal minimum omhoog te trekken, omdat de leefkosten op de eilanden hoger zijn dan voor Europese Nederlanders. Dat is gewoon niet uit leggen. We moeten dat gewoon regelen. Een van de aspecten waar ik u niet over heb gehoord is kinderopvang. Wat blijkt? In ieder geval op Bonaire wordt 96% van de kosten vergoed en staat er nog een eigen bijdrage open. Maar de uitvoeringskosten van het innen daarvan zijn hoger dan de opbrengsten. Daarnaast zijn er ook meerdere redenen voor. We hebben het zo met elkaar geregeld dat de BES-eilanden geen kindgebonden budget kennen en heel veel andere voorzieningen die wij hier wel kennen ook niet. Mijn vraag is hoe u daarnaar kijkt. Als de uitvoeringskosten van een principe dat we vanuit hier hebben hoger zijn, zou je eigenlijk als uitgangspunt moeten nemen dat die eigen bijdrage wel wat oplevert, als je het misschien niet al gratis zou moeten maken. Ik ben benieuwd naar uw visie daarop.

De voorzitter:

U bent benieuwd naar de visie van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Je hebt wat dat betreft alle reden om op basis van de kleinschaligheid te kijken in hoeverre de principes en de beleidsregels die hier gelden, daar passen. Als u die berekening al heeft gemaakt, zou ik in ieder geval willen zeggen: ik hoop dat we u over een maand ook bij het debat zien. Dan gaan we alle aspecten, inclusief de kinderbijslag, de toeslagen en alles met betrekking tot voorwaarden en omstandigheden die armoede in de hand werken, uitvoerig met de staatssecretaris en de minister bespreken. Ik zei net al tegen collega Van den Berg dat ik ervoor heb gekozen om deze thema's geen onderdeel te maken van mijn inbreng, om te voorkomen dat we overhaast dingen gaan doen die niet in een fatsoenlijk perspectief worden geplaatst en waar ook de minister met name haar licht op kan laten schijnen. Maar ik ben met u eens dat als er dit soort omstandigheden zijn …

De voorzitter:

U bent het met de heer Ceder eens.

Mevrouw Wuite (D66):

... en dit grotere uitvoeringskosten met zich meebrengt, het niet nodig is om daar inderdaad een eigen bijdrage voor te hanteren.

De heer Ceder (ChristenUnie):

In het kader van de begroting KR zou ik dan wel willen vragen: is D66 bereid om een besparing te vinden in de begroting, namelijk door kinderopvang gratis te maken? Ik zal daar straks ook nog wat over zeggen en dat aan de staatssecretaris vragen. Dat levert een besparing op ten opzichte van hoe we dat nu met elkaar geregeld hebben. Als dat zo is, bent u dan bereid om …

De voorzitter:

Is mevrouw Wuite bereid …

De heer Ceder (ChristenUnie):

O sorry, excuus, voorzitter. Bent u het met me eens om daar …

De voorzitter:

Nee. Is mevrouw Wuite het met mij eens …

De heer Ceder (ChristenUnie):

Sorry, voorzitter. Het is vroeg. Is mevrouw Wuite het met me eens dat we daar serieus naar moeten kijken, ook tijdens de begrotingsbehandelingen, waarin we dat vaststellen?

Mevrouw Wuite (D66):

Nogmaals, ik herhaal dat ik wil voorkomen dat wij er onnodig allerlei zaken uit gaan trekken. We hebben een SZW-begroting. We hebben een aparte begroting. Er zijn zeker omstandigheden en situaties waarin we zeggen: we maken gebruik van deze periode om zaken aan te passen en in amenderingen om te zetten. Ik luister graag naar uw argumenten, maar tegelijkertijd blijf ik wel zeggen dat we een aantal zaken niet bijna opportunistisch eruit gaan halen. Ik doe dat liever erna. Als er hier besparingen zijn die over te zetten zijn naar het ministerie van SZW — daar praat u dan over …

De voorzitter:

Daar praat de heer Ceder over.

Mevrouw Wuite (D66):

Daar praat hij dan over. Ja, ik weet niet wat dat betekent. "Besparingen bij BZK" betekent dan het inzetten van middelen door een ander departement, op een ander begrotingshoofdstuk. Dat is een forse aanpassing. Ik wacht op de reactie van de staatssecretaris daarop.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan mevrouw Wuite voor haar inbreng. Zij adresseert een belangrijk punt: het Statuut. De heer De Graaf adresseerde dat ook al. Mevrouw Wuite weet dat de VVD en ik persoonlijk bezig zijn met een voorstel voor het wijzigen van het Statuut. Ik ben daar dus een groot voorstander van. Maar de opmerking dat er dan misschien zetels zouden moeten komen in dit parlement, puzzelde mij een beetje. Ik ga er maar even van uit dat het over de CAS-eilanden gaat. Ik ben even nieuwsgierig: pleit mevrouw Wuite dan voor het opheffen van de autonomie van die landen? Die hebben immers een eigen parlement en eigen zetels. Is dat dan waar mevrouw Wuite voor pleit?

Mevrouw Wuite (D66):

Nee, dat is niet waar mevrouw Wuite voor pleit.

Mevrouw Kamminga (VVD):

En waar pleit mevrouw Wuite dan wél voor? Wat is de rationale daarachter?

Mevrouw Wuite (D66):

Ik heb in ieder geval een aantal voorstellen die in het boek Ongemak worden besproken en tegen het licht worden gehouden, prikkelend in deze inbreng naar voren gebracht. Het coalitieakkoord bevestigt dat we de registratieplicht gaan opheffen en dat we gaan spreken over een proportionele stem. Daar worden we ook in internationale gremia en platforms over aangesproken. Er zijn diverse modellen. Laten we daar maar eens gewoon actief mee aan de slag gaan. Dat is het belangrijkste. En of dat drie of vijf zetels zijn: het gaat erom dat de representatie versterkt kan worden. Dat kun je inderdaad op heel veel verschillende manieren doen. Het Deense en Nieuw-Zeelandse model zijn een voorbeeld waarbij de autonomie wordt behouden en in een aantal opzichten zelfs wordt versterkt, terwijl er toch sprake is van bijvoorbeeld stemrecht. Ik denk dan natuurlijk met name aan stemrecht over rijkswetten die de Caribische delen van het Koninkrijk feitelijk hard kunnen raken.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Laat ik zeggen dat ik in ieder geval blij ben dat mevrouw Wuite dat laatste toevoegt, want ik moet dan wel opmerken — dat zal dan meer een opmerking zijn dan een vraag, maar daar besteed ik graag een extra interruptie aan — dat ik het opmerkelijk zou vinden als een ander autonoom land hier stemrecht zou hebben over onderwerpen die Nederland aangaan. Maar goed, dat komt dan in die volgende discussie terug.

Mevrouw Wuite (D66):

Ja. Ik vind het belangrijk om de staatssecretaris en zeker de minister, die daar natuurlijk ook over gaat, ertoe op te roepen hierbij gezamenlijk op te treden, daarover de dialoog aan te gaan en te kijken of dit een gewenste ontwikkeling is en wat de belangrijkste uitgangspunten en principes zijn om hier inderdaad vorm aan te geven. De aspecten die collega Kamminga benoemt, zijn daarbij natuurlijk belangrijk.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Goedemorgen, bon dia voor de mensen die wellicht meeluisteren maar die waarschijnlijk, als ze verstandig zijn, nog in hun bed liggen, althans dat hoop ik. Ik heb beperkt tijd, dus ik richt mij op één onderwerp en dat is bestaanszekerheid. Hoe zorg je ervoor dat je gewoon rond kunt komen, dat je een huis kunt betalen, dat je te eten hebt, dat je je kinderen kunt geven wat ze minimaal nodig hebben? Daarom heb ik een viertal punten.

Het eerste betreft het sociaal minimum. De helft van de bevolking op de BES-eilanden leeft nog in armoede, omdat het minimumloon en de uitkeringen te laag zijn. We hebben het voortdurend over het ijkpunt maar het kan niet zo zijn dat die horizon elke keer zo ver weg is dat je het nog steeds niet haalt. Mijn vraag is of we het sociaal ijkpunt gelijk gaan trekken met de sociaalminimumdiscussie die we hier ook voeren, en wanneer het nu realiteit wordt.

Dan de stijgende kosten. Ook daarover spreken we al jaren. Die kosten moeten omlaag, maar dat gebeurt niet. De kosten voor boodschappen zijn nog steeds hoog, de energiekosten rijzen de pan uit, de huren zijn onverminderd hoog et cetera, et cetera. Deze staatssecretaris werkt hard, maar niet al haar collega's werken even hard mee. Mijn vraag is simpel: hoe komt dat en wat kunnen we daarin veranderen? Laat ik een simpel voorbeeld noemen. De energiekosten worden voor een deel gecompenseerd maar voor een deel ook niet. Er is eigenlijk geen alternatief dan deze stijgende energiekosten weer door te berekenen aan de inwoners van de eilanden die dat niet op kunnen brengen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus hoe we daarmee omgaan. Herkent zij dat en wat ligt er nog in haar macht om dat te keren?

Dan het punt van gratis kinderopvang. Ik verwacht ook een motie zo meteen, want dit is de begroting waarbij we kinderopvang helemaal gratis kunnen maken. De kosten zijn hoger dan de baten. Die €5 lijkt weinig, maar in het Caribische deel van ons Koninkrijk is dat gewoon nog ontzettend veel. Ik teken de motie of het amendement dat de heer Ceder in voorbereiding heeft daarover graag mee.

Tot slot: de bestaanszekerheid wordt op grote schaal bedreigd op de eilanden. Ik heb nu even de cijfers niet bij me, maar Bonaire staat straks voor een groot deel onder water. Dat vraagt om acute maatregelen. Ik vermoed dat mijn collega van GroenLinks daar ook nader op zal ingaan. De eilanden zorgen niet altijd even goed voor hun eigen pracht, praal en koraal, maar ik voel die gezamenlijke verantwoordelijkheid om dat wel te doen. Ik zou graag aan deze staatssecretaris willen vragen welke actie zij wil ondernemen om onze prachtige natuur overzees te beschermen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt. Er is nog een vraag van mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik heb goed geluisterd naar mevrouw Kuiken over het sociaal minimum en de kinderopvang en zij benoemde daarbij dat dit de begroting is om dat aan te passen. Tegelijkertijd wijs ik erop dat nu vooral het BES-fonds op de agenda staat, terwijl de begroting van SZW, het vakdepartement, over dit soort zaken gaat. Dus ik wil hierover toch even helderheid. Is het voorstel van mevrouw Kuiken om uit het BES-fonds de gratis kinderopvang te gaan financieren?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, dat hoeft niet. We hebben het nu over de begroting van Koninkrijksrelaties. Wat betreft alle mensen die iets van het Koninkrijk vinden, willen of verwachten, is dit de plek om dat bespreekbaar te maken en alvast in gang te zeten. Dus de heer Ceder kan ervoor kiezen om een amendement in te dienen dat gaat over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid — dat mag je op elk moment indienen — of hij dient nu een motie in om dat mogelijk te maken. Ik weet nog niet waar hij mee komt, maar ik teken dat in ieder geval graag mee, want ik weet dat het geregeld met worden. Ik houd ontzettend van procedureel geneuzel, maar over het algemeen levert dat niet zo heel veel op. Dus ik zou zeggen: laten we het nu uitspreken en laten we vragen of de staatssecretaris dat kan steunen, daar het kabinet met één mond spreekt.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik vind het jammer dat mevrouw Kuiken het "procedureel geneuzel" noemt als ik haar ter verduidelijking vraag of ze het uit het BES-fonds wil halen of uit een andere begroting. Ik was in verwarring door een opmerking die zijzelf maakte dat dit de begroting is. Maar het is mij nu helder: het is geen pleidooi om het uit het BES-fonds te halen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn opmerking terug zou dan zijn: ik hoop dat u het steunt. Ik ga daar wel van uit na dit warme pleidooi.

Mevrouw Wuite (D66):

We hebben natuurlijk collega Kuiken heel weinig kunnen zien het afgelopen jaar bij alle commissiewerkzaamheden en -activiteiten. Er is eerder echt voor gepleit om een apart debat te organiseren over al deze aspecten die zij benoemt. Mijn vraag is dan ook of zij daarbij aanwezig zal zijn volgende maand.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Oké. Ik ben licht verbaasd door deze opmerking, maar ik zal er zijn en ik zal voorstellen doen. Maar ik hoop niet dat deze licht flauwe benadering ertoe zal leiden dat ze deze motie van de heer Ceder niet zal steunen. Ik ga er ook van uit dat dat wel gebeurt. Dus, meneer Ceder, ik zie de motie met graagte tegemoet. U heeft mijn steun, de steun van D66 en steun van de VVD. Ik zie een meerderheid graag tegemoet.

Tot slot, voorzitter. Ik heb nu veel aandacht besteed aan de BES-eilanden en wat minder aan de Cariben. Dat moet op een ander moment natuurlijk nog meer gebeuren.

Veel dank in ieder geval.

De voorzitter:

Geen dank. Even een kleine opmerking van orde. We werken natuurlijk volgens de begrotingsvolgorde. De volgende spreker zou mevrouw Van den Berg zijn, van het CDA, maar mevrouw Den Haan zou nu graag willen spreken, omdat ze door moet naar een ander debat. Als u daar bezwaar tegen heeft, doen we het niet. Als u dat prima vindt, geef ik bij dezen het woord aan mevrouw Den Haan, die acht minuten het woord tot ons gaat richten.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter, en dank aan de collega's. Ik moet een ander debat voorzitten omdat niemand zich als vrijwilliger heeft opgeworpen. Ik ben dus heel blij dat ik nu even eerst mag. Ik zal daarvoor iets terugdoen; ik zal mijn spreektijd nog verder inkorten.

Ik ben geen deskundige op dit beleidsdomein, maar ik vind het wel ongelofelijk belangrijk. Daarom wil ik hier toch ook graag een kleine bijdrage doen. Als ik in het buitenland ben en als mensen mij vragen waar ik vandaan kom, zeg ik natuurlijk: Nederland. Maar ik denk dan eigenlijk nooit aan Caribisch Nederland en aan de eilanden. Dat is natuurlijk toch een beetje gek. Maar sinds ik afgelopen mei een bezoek heb gebracht aan Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba, voel ik mij wel echt heel erg verbonden. Dat is zeker zo nu ik de collega's daar ook heb ontmoet, en ook die op Aruba, Bonaire en Curaçao. Ik was ook wel getroffen door de gevoelens die daar bij de mensen leven. Zij zeggen over Den Haag en over Nederland dat er geen gevoel is van verbondenheid en gezamenlijk optrekken. Dat raakte mij en dat is ook kwalijk. Gevoelens zijn natuurlijk altijd subjectief, maar we moeten ons toch inzetten voor die gezamenlijke verbondenheid. Kan de staatssecretaris iets zeggen over hoe zij dit heeft ervaren en nog ervaart?

Het viel mij op dat de leefomstandigheden in Caribisch Nederland en op de eilanden van heel andere orde zijn dan hier. Dat is op zich verdrietig. Door de schaalgrootte is het lastig om sommige voorzieningen goed op orde te hebben, en armoede is ook een bron van zorg. Ik ben dan ook blij dat er vanaf 2023 structureel 30 miljoen wordt uitgetrokken om in te zetten op meer bestaanszekerheid voor de mensen daar.

Net als hier zien ze op de eilanden ook nu al de gevolgen van de vergrijzing. Door een aangenomen motie van mij is er nu een staatscommissie ingesteld die zich gaat bezighouden met de impact van de vergrijzing en met demografische ontwikkelingen op verschillende beleidsterreinen. Het is belangrijk dat ook Caribisch Nederland en de eilanden daarin worden meegenomen. Is dat ook zo en kan de staatssecretaris daar iets over zeggen? De vergrijzing zal ook daar namelijk een enorme impact hebben en nog meer impact krijgen op de woningmarkt, de zorg, het onderwijs en de arbeidsmarkt. Gezien de schaalgrootte zal het misschien nog wel veel meer impact hebben dan hier in Nederland.

Voorzitter. Ik maak mij zorgen over de jongeren en de ouderen. Jongeren hebben op hun eigen eiland weinig vooruitzicht. Zeker als je kijkt naar Saba en Sint-Eustatius is het lastig om toekomstperspectief op je eigen eiland te hebben, terwijl dat wel is wat men graag wel. Het aantal probleemgezinnen neemt toe en er is onvoldoende tijd om bijvoorbeeld — ik heb het gezien op Saba — structureel naar oplossingen te zoeken. Je moet dit soort zaken als armoede en gebrek aan perspectief natuurlijk in een vroeg stadium onderkennen en ook kunnen begeleiden. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar?

Het is fijn dat er stappen worden gezet voor de ouderenzorg in Caribisch Nederland, maar is dat voldoende? Hoe wordt dit ervaren door de ouderen zelf? Is het bekend dat er voorzieningen zijn zoals dagopvang, huishoudelijke hulp en maaltijdvoorzieningen, om maar wat te noemen? Hoeveel mensen maken hier gebruik van? Nogmaals, hoe is de bekendheid van dit soort voorzieningen onder ouderen?

Tot slot. Duurzame overheidsfinanciën zijn natuurlijk belangrijk. Van Caribisch Nederland heeft alleen Saba een goedkeurende accountantsverklaring. Ik snap dat corona ook niet heeft geholpen, maar wat doet de staatssecretaris om hierin ondersteuning te bieden en wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot het herstel?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. Dan is nu het woord aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Met betrekking tot de bijzondere gemeentes in het Caribisch gebied, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten heeft het CDA maar één doel: ondersteunen dat de sociaal-economische structuur en de gemeenschap sterker worden, dat de rechtsstaat wordt versterkt, dat de overheidsfinanciën op orde komen en dat, na de orkanen, de infrastructuur en andere basisvoorzieningen weer op orde komen. Natuurlijk moet je familieleden helpen als ze het moeilijk hebben, zoals tijdens de coronacrisis. De autonome landen hebben toen leningen afgesloten bij Nederland, met het doel dat ze sterker uit de crisis zouden komen. Het CDA heeft eerder aangegeven bereid te zijn om te kijken of een gedeelte van die leningen zelfs kan worden kwijtgescholden, maar dan moeten we eerst wel zien dat er stappen voor hervorming worden gezet. Wat is de stand van zaken? Want we zijn nogal bezorgd over de terugbetaling van de liquiditeitsleningen en het realiseren van die hervormingen om ook echt sterker te worden.

Voorzitter. Wat vindt de staatssecretaris van het verzoek van Aruba — althans, dat hoor ik als ik met mensen daar spreek — om leningen die ze op de wereldmarkt hebben, om te zetten naar leningen met Nederland?

Dan de BES-eilanden. Dank voor de antwoorden op onze Kamervragen over speciaal onderwijs op Bonaire en de economie op Statia. Recentelijk heeft het CDA ook schriftelijke vragen gesteld over de bankvoorzieningen op Saba. Er is een taskforce, zo begrijpen wij. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is?

Voorzitter. Vanaf dag één dat ik woordvoerder Koninkrijksrelaties mag zijn, heb ik gepleit voor meer zelfvoorziening, want de hoge kosten van levensonderhoud en daarmee de armoede worden onder andere veroorzaakt doordat men groente en veel andere producten moet importeren. Landbouw wordt onder andere bemoeilijkt door geiten en ezels, die ook weer op zoek zijn naar eten. Maar armoede heeft meer oorzaken. In november hebben we nog een apart debat over armoede, dus dat ga ik nu niet aan de orde stellen, maar het is wel goed om in de brief te lezen dat op basis van mijn motie van vorig jaar een WW-regeling in de steigers staat.

Voorzitter. Werkgelegenheid is essentieel om armoede tegen te gaan. De staatssecretaris schrijft dat er voor 2 miljoen euro aan percelen is gekocht van de grote werkgever GTI op Statia. Kan de staatssecretaris iets vertellen over de andere initiatieven om GTI toekomstbestendig te maken? Zijn de eilandverordeningen strak genoeg om te voorkomen dat er eventueel grond wordt verkocht aan organisaties of mensen voor wie we dat minder wenselijk vinden, om het zo maar te formuleren?

Voorzitter. Voor leefbaarheid en bestaanszekerheid is zorg ook essentieel. Recentelijk hebben we eindelijk een commissiedebat gehad over de volksgezondheid op de BES-eilanden. De staatssecretaris van VWS heeft een ambitieuze agenda, waar we een tijdpad bij gaan ontvangen. Ik vertrouw erop dat er geleverd wordt wat er wordt toegezegd. Voor het vierde jaar op rij heb ik aandacht gevraagd voor de aanpassing van de Krankzinnigenwet. Ik zou begin 2021 al een reactie krijgen, maar ik wacht nog steeds. Mevrouw Simons van BIJ1 en ik wilden aanvankelijk een amendement indienen om alvast de naam aan te passen, maar bij nader inzien doen we dat toch niet. Hopelijk is er daarmee meer druk op de ketel om dit nu echt snel op te pakken. Te vaak zien we dat bij nieuwe wetgeving niet wordt gecheckt wat die betekent voor de BES-eilanden, zoals bij het gebruik kunnen maken van het Groeifonds. Wanneer is de wetgeving daarvoor gereed? En is er daarvoor nu ook een vaste procedure binnen de ministerraad?

Voorzitter, tot slot. Volgend jaar vieren we 150 jaar bevrijding van slavernij. Ik hoop dat de regering die datum ter harte neemt om onze binding met de eilanden te versterken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bouchallikh van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Op 28 oktober 1954 trad het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking. Dat is een belangrijk constitutioneel document waarin onder andere staat dat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten gelijkwaardig zijn. Bijna 70 jaar later moeten we helaas constateren dat die gelijkwaardigheid vooral bij woorden op papier is gebleven. Deze verhoudingen gaan ook langer terug dan 70 jaar. Als we het hebben over gelijkwaardigheid binnen het Koninkrijk, dan kunnen we niet wegkijken van onze geschiedenis. Dat is een geschiedenis van exploitatie en uitbuiting, het slavernijverleden van Nederland. Ik hoop dat we in 2023, 150 jaar na de afschaffing, een belangrijke stap kunnen zetten en dat de regering eindelijk excuses zal aanbieden voor het slavernijverleden. Ik hoop ook dat die excuses gepaard zullen gaan met handelen, want zoals een Caribisch-Nederlandse parlementariër ook zei: het gaat niet alleen om woorden, maar ook om daden.

De Caribische delen van het Koninkrijk worden nog te vaak vergeten, zoals laatst bij de uitwerking van het schoolontbijt. Gelukkig is dat achteraf opgelost, maar dat er niet ook meteen aan Caribische kinderen werd gedacht, is veelzeggend en pijnlijk. Het blijft echter niet alleen bij vergeten. Er worden ook nog mensenrechten geschonden door Nederland. Al in 2016 tikte het College voor de Rechten van de Mens de Nederlandse regering op de vingers. Ik heb hier eerder aandacht voor gevraagd tijdens een debat in het voorjaar. De staatssecretaris zei toen gelukkig dat ze ermee bezig was. Ik ben erg benieuwd hoe het er nu voor staat.

Alle inwoners van het Koninkrijk hebben recht op bescherming middels internationale verdragen. We moeten ervoor zorgen dat die verdragen ook voor Caribisch Nederland gelden en dat er voldoende middelen zijn om aan de verplichtingen uit die verdragen te kunnen voldoen. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Voor de andere landen in het Koninkrijk geldt dat er voldoende inspraak moet zijn in het proces. De Raad van State wijst hier nadrukkelijk op in zijn ongevraagde advies van vorig jaar. Kan de staatssecretaris aangeven wat zij ondertussen met deze adviezen heeft gedaan? Als de inwoners van het Caribische deel van het Koninkrijk geen aanspraak kunnen maken op de rechten die uit deze verdragen voortvloeien, dan worden zij weer niet als volwaardige burgers behandeld. Het is onze plicht om ervoor te zorgen dat de relevante verdragen alsnog op korte termijn ook geldig worden in de andere delen van het Koninkrijk. Bij de beantwoording van de feitelijke vragen hebben we een overzicht gekregen van alle verdragen en hun status. Maar wat gaat de staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat elk ministerie ook de verantwoordelijkheid voor de implementatie van die verdragen oppakt? Kan zij ons een tijdpad geven hoe zij dit voor zich ziet?

Naast de mensenrechtenverdragen geldt ook dat de gelijkebehandelingwetgeving nog steeds niet van kracht is op de BES-eilanden. Ik snap het eerlijk gezegd niet meer. Want zelfs gelijkebehandelingwetgeving wordt niet gelijkwaardig uitgevoerd. Ook dit baart ons grote zorgen. Wat is precies de reden dat dit zo lang moet duren en wat is het tijdpad van de staatssecretaris in dezen? De Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie heeft afgelopen september in het kader van gelijke behandeling opgeroepen tot een meldpunt voor Caribisch Nederland. Wat heeft de staatssecretaris met deze oproep gedaan?

Dan de aanpak van armoede en het verbeteren van sociale voorzieningen. Artikel 20 van onze Grondwet ziet toe op voldoende bestaanszekerheid, maar op de BES-eilanden is er al lange tijd veel armoede. Deze problemen zijn de afgelopen tijd mede door corona en de inflatie nog zichtbaarder geworden. Toch komt er vanuit het kabinet nog geen snelle oplossing, terwijl het probleem zeker voor de mensen op de eilanden heel duidelijk is. Ik verwijs daarbij ook naar het uitgebreide onderzoek van de Nationale ombudsman hierover. Ook is reeds in 2016 een motie van GroenLinks aangenomen over het vaststellen van een sociaal minimum voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Daar was toen veel steun voor, en dat is mooi. Maar we zijn hier al zes jaar mee bezig. In de brief van minister Schouten staat dat het sociaal minimum er pas in 2025 is. Ik begrijp dat gewoon niet. Want als het allemaal hopelijk uiteindelijk lukt, dan hebben Caribische Nederlanders bijna tien jaar moeten wachten op een sociaal minimum. Wat kan de staatssecretaris doen om dit proces te versnellen? En kan de staatssecretaris toezeggen dat het sociaal minimum voor de BES-eilanden wordt vastgesteld op basis van de normen die voort zullen vloeien uit de Commissie Sociaal minimum? Ik hoop dat we niet weer onze medelanders vergeten.

Voorzitter. Ik heb veel vragen en zorgen, maar ik zie ook dat het kabinet voor 2023 extra geld beschikbaar heeft gesteld voor het koopkrachtpakket. Dat is goed, maar is het ook genoeg? Hoe wordt deze gedeelde verantwoordelijkheid vanuit het kabinet door de verschillende ministeries opgepakt? Bij deze begroting richt ik me vooral op de BES-eilanden, omdat we daar als Nederland een directe verantwoordelijkheid voor dragen. Ik wil de armoede op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten echter niet vergeten. Wat kunnen wij daar vanuit Nederland aan doen? Ziet de staatssecretaris ruimte om daarbij te helpen?

Dan wil ik het ook graag hebben over de aanpak van de klimaatcrisis. De eilanden in het Caribisch gebied krijgen steeds meer te maken met de gevolgen hiervan. Recent kwam in opdracht van Greenpeace een zorgelijk rapport uit over de situatie op Bonaire. Een deel van Bonaire dreigt door de stijgende zeespiegel onder water te lopen. De bewoners maken zich grote zorgen. Deze situatie is slecht voor hun welzijn, gezondheid, economie en cultureel erfgoed en voor de natuur. Ze overwegen zelfs een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat, omdat de overheid te weinig doet. GroenLinks deelt de grote zorgen van de bewoners en van Greenpeace. We hebben hier schriftelijke vragen over gesteld en kijken uit naar de antwoorden.

Dit probleem geldt natuurlijk niet enkel voor Bonaire. Ook op de andere eilanden en in het gehele Caribisch gebied zijn de gevolgen van de klimaatcrisis groot. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat er snel een passende aanpak komt die ook de Caribische delen van ons Koninkrijk beschermt tegen de gevolgen van de klimaatcrisis? Wat ons betreft worden de verplichtingen uit internationale klimaatverdragen omgezet in een concreet actieprogramma voor de aanpak van de klimaatcrisis in het gehele Koninkrijk. Wat kan de staatssecretaris daarin betekenen?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel. Ik kijk uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Ja, wij allemaal. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. 17 augustus is de dag van de vrijheidsstrijd op Curaçao. Dan wordt de slavenopstand van 1795 onder leiding van Tula herdacht. In deze opstand ging Tula meer dan duizend mensen in slavernij voor in hun strijd om vrijheid. Deze strijd hebben hij en velen met een gruwelijke dood moeten bekopen. Dit jaar mocht ik bij de herdenking zijn, samen met een aantal collega's die vandaag in de zaal zijn. Je merkt daar de wonden van het slavernijverleden. Die wonden zijn vandaag nog steeds aanwezig en werken door in de verhoudingen met het Koninkrijk. Daarom is het ook mijn hoop dat 2023, zoals eerder aangegeven en aangekondigd, een betekenisvolle stap kan zijn in het kader van wederzijdse heling.

Dit is niet alleen van belang om het heden een plaats te kunnen geven, maar ook richting de toekomst. Voor duurzame samenwerking binnen het Koninkrijk is immers ook iets nodig wat ons in de toekomst kan samenbinden. Daar valt mij iets op. In meerdere gesprekken op verschillende eilanden en in landen, konden weinig mensen uitdrukken wat hen trots maakt om nu nog deel te zijn van het Koninkrijk. Ja, we hebben een mooi verleden, samen met zwarte bladzijden, maar wat zijn nou de symbolen en de instituten die ons in de toekomst gaan binden en het Koninkrijk ook betekenis geven? Daar maak ik me zorgen over. Is dit ook een zorg die de staatssecretaris deelt? Er lijkt een gebrek te zijn aan gezamenlijke symbolen, instituten, gemeenschappelijkheden en personen. Kunnen we deze met elkaar vinden, zodat deze onderlinge verbondenheid in het Koninkrijk kan worden versterkt?

Voorzitter. Werken aan verbondenheid blijft ook bestuurlijk van belang. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Vanuit de eilanden is er onvrede over het financieel toezicht, de geschillenregeling en de democratische invloed. Vanuit Nederland is er juist onvrede over de staat van bestuur, de omgang met mensenrechten en bijvoorbeeld over mensenhandel. Wat ziet de staatssecretaris als de weg vooruit in de bestuurlijke samenwerking met de landen, ook voor de langere termijn? Hoe voorkomen we dat we in een impasse komen, als we daar niet al in zijn geraakt?

Voorzitter. De samenwerking met de BES staat ook onder druk. Het is de ChristenUnie daarbij een doorn in het oog dat bij veel wet- en regelgeving, maar ook bij beleidsinzet, de BES vaak lijkt te worden vergeten. Comply or explain mag stevig worden ingezet, juist bij wetgeving op sociaal gebied. Hoe kan de staatssecretaris haar rol binnen het kabinet op dit punt nog steviger invullen? Waarom met name sociale wetgeving? Omdat we weten hoe schrijnend de armoede is op de BES. Inwoners op de BES zijn niet in een koopkrachtcrisis beland, maar zitten er al jaren in. Daar komt de huidige crisis nog bovenop. Wat doen we nu met de septemberpakketten aan koopkracht en het energieplafond per inwoner van Europees Nederland? Wat wordt met het septemberpakket uitgegeven aan Caribisch Nederland per inwoner daar? Mijn indruk is dat in het deel van Nederland waar de armoede het allergrootst is, we nu minder doen dan in Europees Nederland. Dat zou voor onze fractie onuitlegbaar zijn.

Een concrete actie die we wat de ChristenUniefractie betreft kunnen doen, is onder andere kinderopvang. Die wordt nog voor 4% betaald door ouders. Ik wil de volgende vraag neerleggen bij de staatssecretaris. Ik hoor dat de uitvoeringskosten om die eigen bijdrage te innen hoger liggen dan de opbrengsten. Waarom? Is het alleen nog een principekwestie? Als het argument zou zijn dat we het net zo moeten doen als we het hier in Nederland doen, waarom geldt dat niet voor andere zaken, zoals huurtoeslag en het kindgebonden budget? We moeten daar dus niet mee stoppen. Ik overweeg een motie, maar ik hoor ook graag van de staatssecretaris hoe zij ertegen aankijkt.

Tot slot klimaat. We zien dat klimaatverandering op dit moment misschien wel de grootste bedreiging is voor in elk geval Bonaire, maar ook voor meerdere eilanden in het Caribisch gebied. Een vijfde van het eiland zal onder water komen te staan. Dat moet ons blijven aansporen om klimaatmaatregelen te nemen, maar ook om werk te maken van klimaatadaptatie. Daar zie ik een kans. Bonaire is onderdeel van Nederland, een van de meest welvarende landen ter wereld en het watermanagementland bij uitstek. Het zou dé manier zijn om ook in de eenentwintigste eeuw de relevantie hiervan aan te tonen. Is de staatssecretaris bereid om met IenW, Rijkswaterstaat en de deltacommissaris nader uit te werken wat er nodig is voor klimaatadaptatie op de BES-eilanden en waar mogelijk ook in de landen, om zo misschien tot een Caribisch Deltaplan te komen? Ook hiervoor wil ik met een motie komen, met mevrouw Wuite.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Goed. Dank u wel. De heer Van Raan van de fractie van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De eilanden Bonaire, Eustatius en Saba zijn een volwaardig en gelijkwaardig onderdeel van het Nederlands Koninkrijk. Waarom worden ze vanuit het Nederlandse deel van het Koninkrijk dan niet zo behandeld? Voor het afwijken van gelijkwaardigheid moet een goede reden worden gegeven. Op het gebied van schoon water en een sociaal minimum valt er eigenlijk niet van af te wijken, zou je denken. Dat is de theorie. Maar dan de praktijk. Die is bijvoorbeeld dat het nieuwe ijkpunt, het sociaal minimum, nog steeds moet worden uitgerold. Als het wordt uitgerold, is het gebaseerd op het jaar 2019, terwijl de wereld sindsdien aanmerkelijk veranderd is. Dit ijkpunt ligt ook nog steeds 30% tot 50% onder het wettelijk bestaansminimum. Dat is niet alleen zorgelijk; dat is onverteerbaar. Is de staatssecretaris het hiermee eens en wat gaat zij hieraan doen?

Ook op het gebied van corruptiebestrijding blijkt de afgelopen zeven jaar nauwelijks sprake van verbetering. Uit onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving blijkt dat ambtenaren op bijvoorbeeld Bonaire onder druk worden gezet om niet integer te handelen. Er zou sprake zijn van een angstcultuur. Tegelijkertijd neemt de gezaghebber van Bonaire verlof naar aanleiding van zijn, nog niet bewezen, rol in het volbouwen van de kust van Bonaire, zonder de juiste vergunningen. Kan de staatssecretaris in dit verband aangeven wat zij denkt van de plannen van het volbouwen van Plantage Bolivia in het licht van deze recente onderzoeken? De minister van Ruimtelijke Ordening schrijft dat er geen reden is om zich zorgen te maken over de mogelijke bouw op Plantage Bolivia, omdat de processen volgens de regels verlopen. Als dat zo is, vraag ik me af waarom de gezaghebber met verlof gaat op het moment dat het integriteitsonderzoek start. Weet de minister soms iets wat wij niet weten? Weet de minister al wat er uit gaat komen? Ziet de staatssecretaris deze tegenstrijdigheid? Kan de staatssecretaris aangeven of het klopt dat het voor het bouwen van woningen op Plantage Bolivia wel degelijk een binnenplanse wijziging, dan wel een bestemmingsplanwijziging nodig is? Is het dan niet wonderlijk dat het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling werkt aan de herziening van het ontwikkelingsplan, terwijl dit bureau voor 100% in handen is van dezelfde projectontwikkelaar die Plantage Bolivia wil volbouwen? Graag een reactie. Ziet de staatssecretaris deze tegenstrijdigheid?

Voorzitter. De laatste twee punten. Over klimaatverandering is al iets gezegd. Voor de eilanden is het tragisch duidelijk dat zij wel de lasten van de gevolgen hebben, maar weinig van de ondersteuning kunnen profiteren. Als onderdeel van het rijke Koninkrijk der Nederlanden kunnen de eilanden geen aanspraak maken op bepaalde typen van financiering. Is de staatssecretaris het met ons eens dat Nederlands klimaatgeld ook moet worden toegekend? Hoe gaat de staatssecretaris dit met de minister van EZK bespreken?

Tot slot. Het Caribisch deel van het Koninkrijk wordt regelmatig over het hoofd gezien bij andere ministeries en in andere debatten. Kan de staatssecretaris zich hard maken voor een vorm van een toets, waarbij het Caribische deel van het Koninkrijk altijd wordt meegenomen bij beleidsvorming?

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Eppink van de fractie van JA21.

De heer Eppink (JA21):

Voorzitter. In 2010 werden de zes eilanden van de Nederlandse Antillen drie autonome landen en drie bijzondere gemeenten. De gedachte was dat de drie bijzondere gemeenten economisch niet levensvatbaar zouden zijn. Dat bleek juist te zijn. Nederland heeft zich daarover ontfermd. Curaçao, Aruba en Sint-Maarten daarentegen werden wel in staat geacht om hun eigen broek op te houden.

De inschatting voor wat betreft Bonaire, Sint-Eustatius en Saba bleek dus correct, maar de drie autonome landen voeren nog altijd een aanhoudende strijd om het hoofd boven water te houden. Zelfs het afbetalen van de coronalening blijkt problematisch, zoals we in de stafnotitie van onze commissie Koninkrijksrelaties hebben kunnen lezen. We kunnen doorgaan met het vingertje opsteken, deze landen wijzen op hun aangegane verplichtingen en hen aanmoedigen om een aantal noodzakelijke hervormingen door te voeren — dat moeten we ook zeker doen — maar het basisprobleem waarmee dit deel van ons Koninkrijk worstelt, blijft dan gewoon bestaan.

Autonomie vereist ook eigen verantwoordelijkheid. Ze kozen tenslotte zelf voor een autonome status, met als consequentie dat de Nederlandse subsidiekraan dichtging. Maar dat beeld is te makkelijk. Ik vind dat wij als Koninkrijk de verplichting hebben om Sint-Maarten, Curaçao en Aruba te helpen om hun economieën zodanig veelzijdiger te maken dat de autonome landen ook echt autonoom kunnen worden. Deze landen drijven nu nog met name op toerisme. De financiële basis blijft te smal. Hervormingen zijn nodig. Zo heeft het College financieel toezicht advies gegeven aan de Rijksministerraad om Aruba een aanwijzing te geven in verband met het gebrek aan ombuigingen en hervormingen. Maar het lijkt erop dat dit advies vrijdag niet door de Rijksministerraad zal worden overgenomen. Ik wil de staatssecretaris derhalve vragen waarom Aruba zich verzet tegen belangrijke hervormingen.

De minister-president bezocht het Caribisch deel van ons Koninkrijk in 2013 met een handelsmissie en bepleitte een hubfunctie voor de eilanden, om samen geld te verdienen en gezamenlijk zaken te doen in Latijns-Amerika. Ruttes pleidooi werd enthousiast ontvangen door zowel VNO-NCW als de autoriteiten van de eilanden. Maar sindsdien is het om dit initiatief stil geworden, helaas. De eilanden zijn nog steeds volledig afhankelijk van inkomsten uit de toeristensector. Andere inkomsten kennen ze niet of nauwelijks. Het wordt tijd om het initiatief van onze minister-president weer op te pakken en samen te kijken naar business opportunities in Latijns-Amerika, zoals bijvoorbeeld een nieuwe uitgebreide handelsmissie, deze keer wel met een echte follow-up. Doen we dat niet, dan pakken we het basisprobleem van de eilanden — het gebrek aan economische levensvatbaarheid — niet aan. We voorzien dat het anders pappen en nathouden op blijvende basis zal worden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Niks te danken. Blijft u nog even staan, want mevrouw Van den Berg heeft een vraag.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Misschien heb ik het te snel opgeschreven en niet goed begrepen, maar ik hoor aan de ene kant de heer Eppink zeggen: wij zijn eigenlijk verplicht om de CAS-landen te helpen om veelzijdig te worden. Maar vervolgens hoor ik hem allerlei vragen aan de staatssecretaris stellen, zoals: waarom hervormen ze niet en waarom doen ze in feite niet wat wij hun adviseren? Dat vind ik wel een smalle duiding van helpen.

De heer Eppink (JA21):

Het is zo dat het College financieel toezicht een studie heeft gedaan naar de situatie in Aruba en tot de conclusie is gekomen dat er te weinig wordt hervormd en er geen ombuigingen zijn. Deze bevindingen zijn doorgestuurd naar de Rijksministerraad, voor zover ik ben geïnformeerd. Kennelijk is het zo dat Aruba daar verder niet op in wil gaan. De Rijksministerraad moet daar vrijdag, dus over twee dagen, over gaan beslissen. Dat is geen kleinigheid. Dat is een voorbeeld van de voortdurende spanning die er zit tussen wat Nederland wil en wat de eilanden willen, en dat geeft ook aan hoe het zit met de hervormingsbereidheid van de eilanden. We zijn het erover eens dat hervormingen noodzakelijk zijn. Ik weet de verdere achtergronden ook niet, maar ik wil mijn aandacht, en ook de aandacht van de staatssecretaris, vestigen op dat punt om te zien hoe het zit met hervormingen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik deel de zorgen van meneer Eppink over het gebrek aan hervormingen alsook dat die nodig zijn om de hele sociaal-economische structuur te verstevigen. Maar ik kan toch de opmerking van de heer Eppink aan het begin niet plaatsen toen hij zei dat wij verplicht zijn om die landen te helpen. Helpen gaat wat mij betreft wat verder dan alleen zeggen: volgens mij moet je a, b of c doen. Vandaar dat ik even benieuwd was hoe dat stukje ingevuld zou worden.

De heer Eppink (JA21):

De verplichting tot helpen gebeurt natuurlijk in een dialoog. Het is niet zo dat Nederland dicteert wat de landen moeten doen, maar suggereert. Er zijn onafhankelijke instituties, zoals het College financieel toezicht, om met bevindingen te komen en suggesties te doen. Mijn vraag is of de Rijksministerraad vrijdag die suggesties overneemt, ja of nee. Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Wuite (D66):

Dank voor de bijdrage. U zegt een aantal dingen die me best aanspreken.

De voorzitter:

De heer Eppink zegt een aantal dingen.

Mevrouw Wuite (D66):

Sorry, de heer Eppink doet een aantal uitspraken die me aanspreken, maar ik vraag dan wat meer concrete invulling. Als het gaat over de toekomst van het Koninkrijk — u geeft aan dat consultaties en dialoog zouden moeten verbeteren — wat zou er dan concreet kunnen veranderen om dat te bewerkstelligen? Is het Statuut daar bijvoorbeeld het beste mechanisme voor? Zou dat anders moeten worden vormgegeven? Op welke wijze kan concreet, met een betere productieve uitkomst, een dialoog en ook een betere sociaal-economische structuur ontstaan?

De heer Eppink (JA21):

Het doel hiervan is het verbreden van de economische basis van de drie eilanden. We zijn daar al een hele tijd mee bezig, maar dat lukt niet echt. Je zou ook kunnen zeggen dat door corona de toeristische sector is verminderd. We moeten dat weer op gang brengen. Het initiatief dat de minister-president in 2013 heeft genomen — maar waar we verder niet veel meer van hebben gehoord — namelijk een handelsinitiatief in de richting van Latijns- Amerika, verdient zeker opvolging. Dat zijn concrete maatregelen om de economische basis van de eilanden te verbreden. Als we dat niet doen, dan blijven we pappen en nathouden, dan houden we een eenzijdige relatie en is op een gegeven moment het geld op. Dan wordt Nederland gevraagd om bij te passen en dan krijg je weer spanningen. De oplossing zit in de verbreding van de economische basis.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Simons van de fractie van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Ik doe mijn bijdrage vandaag met heel veel plezier ook namens Volt.

Vorig jaar begon ik mijn bijdrage over deze begroting met Tula. Tula, een zwarte man, tot slaaf gemaakt, van zijn menselijkheid beroofd, als handelswaar en bezit tewerkgesteld, uitgebuit, mishandeld en uiteindelijk op brute wijze vermoord. Maar Tula was ook een slimme, strijdvaardige en intelligente man. In 1795 leidde hij een opstand tegen het gruwelijke koloniale regime en de slavernij van Nederland op Curaçao. Hij stond op tegen de onmenselijke mishandeling van tot slaaf gemaakten en tegen de onvrijheid waartoe zij werden gedwongen. Zijn naam en nalatenschap leven nog altijd voort op Curaçao, maar in Nederland staat deze verzetsheld in de archieven nog altijd beschreven als misdadiger die terecht is mishandeld en vermoord. Dit is onze Nederlandse geschiedenis, nog altijd verzwegen en actief buitengesloten van ons onderwijs, helaas ook door deze Kamer.

Toen mijn partij vorig jaar een motie indiende met het verzoek om Tula's verhaal onderdeel van het Nederlands Cultureel Archief te maken, werd dat helaas niet omarmd. Na 149 jaar afschaffing van de slavernij blijft eerherstel voor Tula nog altijd uit. Ik vind dat schrijnend, want eerherstel voor verzetshelden zoals Tula tekent de erkenning dat Nederland misdaden tegen de menselijkheid heeft gepleegd door het eeuwenlang ontvoeren, mishandelen, uitbuiten en vermoorden van zwarte mensen en de erkenning dat de mensen die zich daartegen verzetten, geen misdadigers maar helden zijn. En de erkenning dat we eeuwenlang een eenzijdig verhaal over onze koloniale geschiedenis en slavernijgeschiedenis hebben verteld, waarin het perspectief van de slachtoffers stelselmatig en bewust is buitengesloten.

Voorzitter. Daarom herhaal ik die geschiedenis vandaag hier nog een keer. Tula streed niet alleen voor een einde aan de mishandeling. Hij streed voor vrijheid, voor waardigheid en gelijkwaardigheid. Maar zijn strijd werd met grof geweld en martelingen de kop ingedrukt. Toch blijft zijn strijd voor een waardig bestaan zonder dwang onverminderd belangrijk in ons Koninkrijk. Zeker hier, want het is exact in deze commissie waar ons koloniaal erfgoed tot leven komt. Aan de basis van de relatie tussen Nederland en het Caribisch gedeelte van ons Koninkrijk ligt immers 400 jaar slavernij, kolonialisme en dwang. Ondanks dat Nederland stug volhoudt dat die geschiedenis ver achter ons ligt, gaat die geschiedenis over ons aller voorouders. Over mijn voorouders en de voorouders van zo velen binnen dit Koninkrijk. Over intergenerationeel leed dat tastbaar is in het heden, over mentaal en fysiek herstel dat nog altijd plaatsvindt en over vooroordelen en racisme, die je kansen in het leven blijvend kunnen bepalen.

Het gaat over 400 jaar structurele maatschappelijke, economische, politieke en culturele ongelijkwaardigheid en de strubbelingen om daarmee te breken. Want gelijkwaardigheid bereik je niet, dat blijkt, door een artikel in de Grondwet. Gelijkwaardigheid ontstaat niet vanzelf. Gelijkwaardigheid is een werkwoord en vergt een continue inzet van geld, beleid, middelen en menskracht, iets wat de Nederlandse overheid nog altijd niet naar behoren vervult. Want de schrijnende armoede op bijvoorbeeld Bonaire, Statia en Saba is ook een erfenis van 400 jaar kolonialisme en slavernij, een continuering van bewust beleid dat mensenrechten schendt. Het blijkt nog steeds heel erg moeilijk om daar in 2022 voorgoed mee te breken.

Neem bijvoorbeeld het ijkpunt sociaal minimum. Het streven van het kabinet is om dat ijkpunt pas in 2025 te bereiken. Dat is niet alleen veel te laat, want de armoede stijgt al jaren; het is ook nog eens een maatregel die in de werkelijkheid geen recht doet aan de daadwerkelijke kosten van levensonderhoud, al door meerdere collega's benoemd vandaag. Het kabinet kiest ervoor om te blijven vasthouden aan een fictief ijkpunt dat inmiddels tientallen procenten onder het reële bestaansminimum ligt. Hoe kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat het sociaal minimum eerder dan 2025 wordt ingevoerd, en dat het gebaseerd is op een reëel bestaansminimum? Is de staatssecretaris bereid om aanvullend beleid ter versterking van de sociale zekerheid te overwegen, in voorbereiding op het aankomende debat met de minister voor Armoedebeleid? Ik denk bijvoorbeeld aan het gratis maken van kinderopvang, iets wat we ook in Nederland zouden moeten realiseren, maar waarvan de noodzaak op Bonaire, Statia en Saba des te groter is. Hier kunnen ouders immers nog gebruikmaken van bijkomende regelingen en voorzieningen, maar die zijn er niet op de eilanden. Hoe staat de staatssecretaris hiertegenover?

Voorzitter. Breken met de traditie om achteloos om te gaan met de leefomstandigheden van voormalige koloniën betekent ook dat we onze verantwoordelijkheid nemen in het bestrijden van de klimaatcrisis die juist voor het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk desastreuze gevolgen heeft. Gezonde samenlevingen bestaan namelijk niet alleen uit mensen die zich geen zorgen hoeven te maken over armoede, een dak boven het hoofd of eten op tafel, maar ook uit een leefbaar klimaat en natuurbescherming voor de lange termijn. Dat maakt het des te schrijnender dat het kabinet niet zelf uitgebreid onderzoek heeft laten doen naar de gevolgen van de klimaatcrisis voor het Caribisch gedeelte van ons Koninkrijk, maar dat Greenpeace die taak op zich moest nemen.

De resultaten van dat onderzoek liegen er niet om. Bonaire zal in nog geen 30 jaar deels onder water staan. In het meest pessimistische scenario zal Kralendijk, de regio met de meeste essentiële voorzieningen zoals ziekenhuizen en hoofdwegen, permanent overstromen. Ondanks dat grote delen van Bonaire onbewoonbaar worden, stuurt bestaand beleid totaal niet op deze scenario's. Het is wat ons betreft dan ook van groot belang dat het kabinet vervolgonderzoeken financiert om tot de juiste en broodnodige adaptatiemaatregelen te komen voor het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij deze onderzoeken voor alle zes de eilanden zal laten uitvoeren, in navolging van Greenpeace en het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU?

Actie is namelijk nú nodig. De effecten van klimaatverandering zijn al voelbaar. De temperaturen stijgen, er heersen drinkwatertekorten en de risico's op orkanen worden steeds groter. Wat we zien gebeuren, dat noemen wij klimaatracisme: de delen van de wereld die het minst aan klimaatverandering hebben bijgedragen en het minst verantwoordelijkheid daarvoor dragen, worden het hardst geraakt. Ook dat is een erfenis van ons koloniale verleden. Klimaatverandering is onlosmakelijk verbonden met kolonialisme en slavernij. In beide gevallen gaat het namelijk om grootschalige uitbuiting van mens en natuur.

400 jaar kolonialisme staat aan de voet van het kapitalisme waarin we nu leven. Een systeem waarin winstbejag boven bestaansrecht staat. Een systeem waarin lage-inkomenslanden en -regio's de rekening krijgen voor klimaatverandering. Een systeem waarin klimaatracisme ervoor zorgt dat steeds meer mensen hun thuis moeten ontvluchten. Een systeem dat vraagt om klimaatrechtvaardigheid. Daarom roep ik het kabinet op: laat het niet zover komen dat we onze eigen staatsburgers van hun thuis verjagen.

Als we spreken over de manieren waarop ons koloniale verleden nog doorleeft in het heden, dan kunnen we het COHO natuurlijk niet vergeten, want de Rijkswet COHO borduurt voort op de voorgaande gang van zaken omtrent de noodsteun die Aruba, Curaçao en Sint-Maarten nodig hadden om een pandemie door te komen. Het is een rijkswet die gestoeld is op een ongelijke wisselwerking, waarin deze eilanden essentiële noodsteun alleen krijgen wanneer Nederland van mening is dat ze het verdienen, wanneer Nederland tevreden is met hun uitvoering van de voorwaarden die Nederland aan hen heeft gesteld. Praktisch gezien zijn de landen door deze werkwijze in een positie geplaatst waarin de noodzaak van liquiditeitssteun is gebruikt om Nederlandse wensen af te dwingen en uit te voeren.

De drie landen hebben duidelijk aangegeven dat de huidige samenstelling van deze rijkswet voor hen niet werkt. Ook wij zijn uiterst kritisch op de wet. Ik vraag de staatssecretaris wat de huidige stand van zaken is omtrent het COHO. Zet het kabinet dit, ongeacht alle kritiek, voort of wordt er gezocht naar andere mogelijkheden van ondersteuning en facilitering? Hoe wordt de daadwerkelijke gelijkwaardigheid tussen de vier landen in dit Koninkrijk gewaarborgd in het komende proces? Wordt de kwijtschelding van de terugbetalingsplicht overwogen in de vervolgstappen?

Tot slot, voorzitter. De eisen die Nederland stelt en de terugbetalingsverplichting van het COHO staan niet op zichzelf. De terugbetalingsverplichting gaat ten koste van essentiële investeringen die Aruba, Curaçao en Sint-Maarten nodig hebben om de heersende crisis op ieder eiland het hoofd te bieden. Daarbij kun je denken aan belastinghervormingen, sociale minima, het overbruggen van de energiecrisis, die ook daar al jaren woedt, of bijvoorbeeld opvang van vluchtelingen. Op Curaçao zien we bijvoorbeeld dat de beschermingsprocedure als bedoeld in artikel 3 van het EVRM niet voldoet aan de internationale standaarden. Het verkrijgen van rechtsbijstand is voor vluchtelingen in veel gevallen niet mogelijk. Vluchtelingen, waaronder kinderen, worden opgesloten in ondermaatse omstandigheden of worden zonder geldige procedure naar het land van herkomst teruggestuurd.

Voorzitter. Op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden behoren wij, de Nederlandse overheid, zorg te dragen voor het waarborgen van menselijke rechten en vrijheden. Dat is een taak waar we hier in Nederland klaarblijkelijk in falen. Zie Ter Apel. Maar het is ook een verantwoordelijkheid waar we op Curaçao veel te lang van hebben weggekeken. Tegelijkertijd zijn we wel bereid om meer te investeren in de Koninklijke Marechaussee en in het versterken van de Kustwacht. Wat ons betreft is het ook de verantwoordelijkheid om mensenrechten te beschermen en moeten waarborgen daarmee worden versterkt. Hoe kan de staatssecretaris in samenwerking met de minister van JenV Curaçao faciliteren om de beschermingsprocedure te laten voldoen aan internationale standaarden? Waar ziet de staatssecretaris hierin de rol voor het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenorganisaties in het bijzonder? Op welke manier kan Nederland bijdragen aan het belangrijke werk dat ze doen?

Dan de laatste zin, voorzitter. Ik zie dat ik uit de tijd loop. Gelijkwaardigheid is een werkwoord. Het vereist elke dag opnieuw onze tomeloze inzet om tot gelijkwaardigheid te komen. Het vraagt om strijd, omdat we ons op dit moment losworstelen van een systeem waarin gelijkwaardigheid bewust en actief werd vermorzeld. Het is een strijd die Tula voerde en het zou eenieders strijd moeten zijn. Ik hoop daarom dat ik in dit kabinet, via deze staatssecretaris, juist in deze commissie, medestrijders zal vinden.

Ik dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen gaan we luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris. We wensen haar veel succes met het verzorgen van die antwoorden. Dat geldt ook voor de ambtenaren, die haar ongetwijfeld zullen begeleiden daarbij. Ik schors tot 12.45 uur. Dan hebben we het debat over de Europese top. Tot zover.

De vergadering wordt van 11.39 uur tot 12.51 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven