4 Begroting Staten-Generaal 2023

Begroting Staten-Generaal 2023

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2023 ( 36200-IIA ).

De voorzitter:

We gaan ons vandaag wijden aan de begroting Binnenlandse Zaken. Dat is altijd een mooie, grote en feestelijke dag. Mevrouw Leijten heeft zich extra netjes aangekleed en staat nu alweer klaar om te interrumperen, terwijl ik nog moet beginnen. Mevrouw Leijten, gaat u deze dag voor mij tot een pure hel maken? Wat is uw plan nu weer?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik krijg gewoon meteen het woord; dat is ook uitzonderlijk. Ik wilde eigenlijk iets zeggen over de begroting die we nu gaan bespreken. Er staan niet heel veel leden voor ingeschreven, dus ik zou willen vragen of het mogelijk is dat wij opheldering vragen aan een van de mensen als wij iets graag willen bespreken. Mag dat dan, of niet?

De voorzitter:

Nee, want er heeft zich maar één spreker ingeschreven en dat is de heer Van Haga. De andere mensen doen formeel niet mee aan het debat, dus dat is jammer. Kunnen we afspreken dat u twee vraagjes stelt, heel kort?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik weet niet of ik een vraag moet stellen, maar …

De voorzitter:

Nou, u kennende stelt u altijd een vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

… anders moet ik me inschrijven voor één minuut, terwijl ik niks te zeggen heb.

De voorzitter:

U mag twee vragen stellen en that's it. Niet verder vertellen, want als de Voorzitter hierachter komt, dan hang ik.

Aan de orde is thans de begroting van de Staten-Generaal. Dat is een begroting die we eigenlijk zelden bespreken, maar die is onthamerd, om het zo maar even te noemen, door de heer Dassen, die zich vervolgens weer heeft teruggetrokken. Vervolgens heeft de heer Van Haga zich ingeschreven. Die is nu dus de eerste en ook enige spreker van de zijde van de Kamer bij deze begroting. Hij heeft één minuut spreektijd.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. We hebben 150 Kamerleden, die volgens de wet dezelfde rechten hebben. Zonder last of ruggespraak gekozen, moeten we het belang van Nederland dienen. Maar via het Reglement van Orde heeft een meerderheid besloten dat afgesplitste Kamerleden minder rechten hebben. Ik heb 241.000 voorkeursstemmen gekregen, goed voor vier zetels. 241.000 Nederlanders vertegenwoordig ik in deze Kamer door hun stem te laten horen over het disproportionele coronabeleid, vaccinatieschade, de energiecrisis, de wooncrisis, de misstanden in de jeugdzorg et cetera. Maar wegens de afsplitsing van Olaf Ephraim, Hans Smolders en mijzelf krijgt BVNL nauwelijks spreektijd en amper financiële middelen, mogen we geen lid zijn van diverse Kamercommissies en hebben we geen stemrecht in de commissies. We zijn tweederangs-Kamerleden dankzij ondemocratisch handelen van onze collega's. We hebben van alles geprobeerd, maar bij onze collega's krijgen we geen gehoor, dus dan probeer ik het maar via deze weg. Daarom dien ik een motie in om afsplitsers die de kiesdrempel gehaald hebben, toch als een volwaardige fractie te behandelen, in het belang van Nederland.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er afgesplitste Kamerleden zijn …

De voorzitter:

Eén seconde. Moties dienen we natuurlijk in de tweede termijn in, maar …

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Misschien wil de minister er nog iets over zeggen.

De voorzitter:

Nou, dat is even de vraag. De vraag is of wij iets willen horen van de minister op dit vlak, want het gaat over ons, de Tweede Kamer. Mocht zij zich heel erg geroepen voelen, dan wil ik haar bij dezen wel het woord geven, maar ik vind principieel dat het gewoon een zaak van de Tweede Kamer is. Het gaat over onszelf, dus ik vind haar mening — ik zeg het wat onaardig — niet heel erg relevant in dezen. Maar als de minister hierover iets kwijt wil, dan wil ik haar bij dezen het woord geven.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nee, niet weglopen.

De voorzitter:

Wil de minister iets zeggen? Het woord is aan haar. Gaat uw gang.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, het klopt inderdaad wat u zegt. Ik ben formeel verantwoordelijk voor de begroting van de Staten-Generaal, maar dat is niet meer dan een beheerverantwoordelijkheid. Dat betekent dat op inhoudelijke zaken de Kamer aan zet is en ik als minister volgend ben.

De voorzitter:

Dat is een antwoord waar wij het allemaal mee eens kunnen zijn. Ik vermeld nog wel even dat er een amendement op deze begroting is ingediend door de heer Van Houwelingen, waarin staat dat hij een gedeelte van het geld van de Raad van State wil overhevelen naar de Tweede Kamer. Dat is wel iets waar ik uw mening over wil horen. Dat kan in een volgend debat, maar dat kan ook nu.

Minister Bruins Slot:

U gaat over de orde van de vergadering. Als het gaat om het amendement: wilt u dat hier behandelen of wilt u dat later behandelen?

De voorzitter:

Dat is aan u. Het kan ook later. Zullen we dat in het volgende debat doen? Ik begrijp dat het dan uitgebreid zal gaan over de Raad van State.

Minister Bruins Slot:

Dat lijkt me uitstekend.

De voorzitter:

Prima. Dan geef ik — nu er gelukkig geen vragen zijn — nog even het woord aan de heer Van Haga voor het indienen van zijn motie.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er afgesplitste Kamerleden zijn die op eigen kracht met voorkeurstemmen de kiesdrempel hebben gehaald;

constaterende dat het nauwelijks mogelijk is om te functioneren als Kamerlid met halve spreektijd, amper financiële middelen, geen lidmaatschap van commissies en geen stemrecht in commissies;

roept de Kamer op om Kamerleden die op eigen kracht de kiesdeler hebben gehaald als volwaardige fractie te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 6 (36200-IIA).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Prima, tot zover. Dan zijn er nog twee korte vragen van mevrouw Leijten. Het woord is aan haar.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb een vraag over de logica achter deze motie en stellingname. De heer Van Haga zegt dat er geen a- en b-Kamerleden moeten zijn. Vindt de heer Van Haga mensen die niet op eigen kracht een zetel hebben gehaald dan een b-Kamerlid?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nee, dat vind ik niet, maar ik heb stapsgewijs geprobeerd de Kamer ervan te overtuigen om dit niet te doen, om niet a- en b-Kamerleden te laten ontstaan. Dat is wel gebeurd. Ik probeer dus nu naar oplossingen te zoeken waarmee we een klein beetje meer ruimte krijgen. Er is onlangs een wijziging geweest waardoor je, als je een debat aanvraagt en de eerste spreker bent, niet de helft van de spreektijd krijgt. Dat is al een enorme verbetering, waarvoor dank. Dat is echt fantastisch, een goede motie. Maar natuurlijk zou het zo moeten zijn — en dat is volgens de grondwet ook zo — dat ieder Kamerlid gelijk is. Daar streef ik naar. Maar iedere verbetering is er één.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar daarom vraag ik naar de logica hiervan. Uw strijd is onophoudelijk. Ik zou zeggen: probeer ook nog andere gremia als de commissie voor de Werkwijze en straks het debat over de Raming. Ik bedoel: de aanhouder wint wellicht. Maar in uw motie lees ik nu dat als er dus een afgesplitst Kamerlid is dat niet zelf een zetel heeft gehaald, die nog steeds de helft van de spreektijd krijgt. Dat vind ik niet helemaal coherent.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat is de consequentie.

Voorzitter, als ik zo vrij mag zijn: mevrouw Leijten weet als geen ander in dit huis wat het is om oppositie te voeren. Je hebt altijd een meerderheid tegen je, hoe goed je ideeën ook zijn. En het mooiste idee zou zijn als we allemaal als Kamerlid op dezelfde manier zouden worden behandeld. Dat ben ik helemaal met mevrouw Leijten eens.

De voorzitter:

Prima, tot zover. Ik stel ook vast dat er geen appreciatie verlangd wordt van de minister.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag 18 oktober stemmen wij over deze motie.

Naar boven