10 Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022

Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022) ( 36088 ).

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u, voorzitter. Ik zou heel kort met het volgende willen beginnen. Er is in de tale Kanaäns al gesproken: het land, Europa, wordt geplaagd door de plagen van Egypte, zou je kunnen zeggen. Daar lopen wij ook in dit debat tegenaan. We verkeren in een uitzonderlijke situatie: de wereld werd eerst geraakt door de pandemie, die overigens nog steeds heerst, vervolgens door de oorlog in Oekraïne, met alle gevolgen van dien, en daarna werden er zes sanctiepakketten afgekondigd, die tot vergaande economische gevolgen leiden, ook voor ons land.

Waarom begin ik daarmee? Dat doe ik niet als rechtvaardiging van dat we te laat en te weinig zouden hebben gedaan, zoals door een van de sprekers is gezegd. Op 24 februari was de inval in Oekraïne. We hebben op 11 maart als kabinet besloten tot dit pakket. Op 22 maart hebben we daarover het debat met u gevoerd. Op 29 maart hebben wij daar een brief over gestuurd. We hebben direct het wetsontwerp naar de Raad van State gestuurd. De Raad van State heeft dat gelukkig in een spoedprocedure behandeld. Dat kwam 14 april terug. Op 28 april is het bij uw Kamer ingediend.

Ook ik voel me ongelukkig met het feit dat we niet in alle rust eerst het wetsontwerp kunnen bespreken, maar nood breekt toch wetten. Wij wilden handelen naar aanleiding van het debat op 22 maart, vandaar dat we twee maatregelen hebben ingevoerd. De accijnsverlaging is al op 1 april ingevoerd en we zijn nu genoodzaakt tot een btw-verlaging op energieprijzen per 1 juli. Dat betekent dat we, als we dit debat afronden en als hierover gestemd wordt, ook nog naar de Eerste Kamer moeten. Ook daarover zullen we dus een beleidsbesluit moeten nemen. Dat is niet de gelukkige gang van zaken, maar het zijn wel die uitzonderlijke omstandigheden die aan de ene kant tot snelheid nopen. Ik kom straks nog wel terug op de afweging tussen generiek of specifiek. Maar het is dus niet iets wat de regel zou moeten zijn. Wij komen met Prinsjesdag dan ook — dat vroegen meerdere sprekers — terug met het beslissingskader over wanneer je, vooruitlopend op wetgeving, iets wel of niet zou kunnen of moeten doen. Maar ik wil hier blijven benadrukken dat het een uitzonderingssituatie is. Ik wil altijd graag eerst in overleg met de Kamer voordat een maatregel daadwerkelijk tot uitvoering komt. Ik wil rechtsstatelijk toch de juiste gang van zaken volgen.

Het is niet het eerste, maar het tweede pakket. Gisteren hebben we gesproken over een mogelijk derde pakket, in 2022. Er is gevraagd of de staatssecretaris er nog eens op wil reflecteren of dit nou een succesvol pakket is. Toen we met de voorstellen kwamen, wisten we dat we aan de ene kant iets specifieks deden voor de groep die het het hardst nodig heeft. Dat ging over het verhogen van €200 in het eerste pakket naar €800 in het tweede pakket. Dat was heel gericht. Daarover moet het wetsvoorstel nog afgehandeld worden. De eerste verantwoordelijke daarbij is de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De twee maatregelen die in dit wetsvoorstel zitten, zijn inderdaad generiek. Dat raakt niet de groep die het het moeilijkst heeft met deze ongelofelijk hoge inflatie. Dat is dus de groep die dagelijks de gevolgen voor de koopkracht in de portemonnee ondervindt, niet alleen nu, maar ook al eerder. Iedereen die daarop wijst, moet ik ten dele gelijk geven. Als je een accijnsverlaging doorvoert, dan profiteert iedereen daarvan die in een auto rijdt. Dat geldt voor zowel mensen met een smalle als een brede beurs. We hebben dat toen wel gedaan, omdat het een maatregel was die direct kon worden ingevoerd en die direct, op 1 april, effect had. Maar inderdaad, door de ontwikkeling van de energieprijzen en toch ook de economische oorlog rondom energie is dat voor een deel verdampt. Het tweede is ten aanzien van de btw: ja, daar heeft iedereen voordeel van. Dus ik begrijp heel goed dat men vraagt: wat kan je nog doen in 2022? Het kabinet heeft gisteren natuurlijk ook gezegd dat de sense of urgency er is. Daar gaan we alle opties voor bekijken. Ik stel het bijzonder op prijs dat we dat in deze Kamer ook echt met elkaar bekijken. We hebben het debat op 22 maart gevoerd, maar ook de brief van 29 maart gehad, waarin we heel uitgebreid zijn ingegaan op wat dit jaar wel en wat dit jaar niet kan. Soms kan iets theoretisch. De zorgtoeslag zou je theoretisch in het jaar kunnen aanpassen, maar uitvoeringstechnisch kom je dan in een moeras terecht. Het in twee delen splitsen van een jaar zouden de systemen eventueel wel aankunnen, maar je moet dan allemaal herberekeningen gaan maken ten aanzien van inkomens. Je moet daar ook voorlichting over geven.

Alles wikkend en wegend hebben wij toen gezegd: het is niet verstandig om dat nog in dit jaar te doen. Kan je het met ingang van volgend jaar doen? Ja. Kan je dat met de huurtoeslag doen? Ja, structureel. Kan je dat doen met de inkomstenbelasting, als het bijvoorbeeld om de algemene heffingskorting gaat? Ja. Wanneer moet je de systemen hebben aangepast? Rondom het Belastingplan moeten we daar, als we dat willen, een akkoord over hebben. Dan kunnen de loonbelastingtabellen worden aangepast, dan kunnen systemen worden aangepast, dan kunnen degenen die zich met de software van de loonadministraties bezighouden, dat aanpassen. Onder die voorwaarde kun je dat per 1 januari doen.

Niettegenstaande dat heeft de minister van Financiën gisteren ook nog eens aangegeven welke opties naast alle opties die vanuit de Kamer zijn genoemd, op de hele korte termijn tegen het licht worden gehouden. Ik heb ook heel goed begrepen dat het niet de bedoeling is om die €500 in de zorgtoeslag te incorporeren, maar — zo heb ik het in ieder geval begrepen — dat je naar alle zorgtoeslaggerechtigden moet kijken. Dan moet je toch enigszins grofmazig te werk gaan en zeggen: had je op 1 juli een zorgtoeslag, dan kom je in aanmerking. Dan heb je ook niet te maken met calculerend gedrag, want dat kan niet met terugwerkende kracht. Hoe groot is die groep? Die groep zou dan die €500 moeten krijgen, dit jaar nog. Het is aan ons om te kijken of dat uitvoeringstechnisch kan, zoals de minister zei, en hoe we dat gaan doen. Ga je dat in een aparte wet doen of maak je gebruik van bestaande wetgeving? Ga je dat doen via de Sociale Verzekeringsbank? Ga je dat via de Belastingdienst doen?

De heer Nijboer (PvdA):

Dit juich ik toe. Het lijkt me ook een praktische invulling hiervan. Zegt de staatssecretaris ook: als dat kan, dan wíl het kabinet het ook, die €500; dan vinden we dat verstandig en dan willen die groep die €500 bieden als dat kan?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja. Ik heb het nu vertaald zoals ik het idee heb begrepen. De minister heeft gister natuurlijk ook gezegd dat je het kan doen voor degenen die gerechtigd zijn voor huurtoeslag, al zeg ik niet dat wij dat ook gaan doen. Er is gewoon de wil om iets te doen voor de groep zoals die ook heel exact omschreven is door de heer Van der Lee, refererend aan het laatste rapport van het Centraal Planbureau over de energiearmoede. Dat zijn mensen die op een minimum zitten. Dat zijn mensen die op 120% zitten. Maar dat zijn ook mensen die daar net boven zitten, en die worden op dit moment het hardst geraakt in de portemonnee. Wij zullen dus echt onze uiterste best doen. De dekkingsvraag is dan een volgende vraag, maar als de wil er is en het kan, kom je eerlijk gezegd ook altijd wel uit de dekkingsvraag. Maar ja, dat is iets van studie voor de hele korte termijn, voor de komende weken.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat vind ik wijs. We moeten ook goed naar de uitvoering kijken. Wat dat betreft hebben we ook best een hypotheek op de Kamer liggen. Ik vind het dus goed om die opties allemaal naast elkaar neer te zetten. Dat geldt ook voor de huurtoeslag, voor de verschillende data en voor de vraag wie het moet uitvoeren. Dat is allemaal prima, maar dan is het voornemen van het kabinet dus om voor de zomer een voorstel te doen om op een of andere manier een compensatie in de orde van grootte van €500 te bieden aan de groep tot rondom modaal.

Staatssecretaris Van Rij:

Gister is in het debat toegezegd dat alle opties bekeken worden en dat dit voor het zomerreces met u gedeeld wordt. Zo heb ik het tenminste begrepen, want de eerste termijn is geschorst. Als je dan iets wil, heb je ook niet zo gek veel tijd meer, want dan zal je het natuurlijk in het najaar allemaal moeten uitvoeren. Dus ja, ik zie wel voor mij dat het kabinet met klip-en-klare antwoorden komt voor het zomerreces.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik ben er blij mee dat die uitwerking er voor de zomer zal liggen. Begrijp ik dan goed dat de interpretatie die de staatssecretaris geeft aan die zorgtoeslagvariant — dat is ook de mijne — mogelijk ook nog gecombineerd wordt, of aanvullend wordt voorzien van een variant via de huren? En blijft het daar dan bij of wordt het een hele reeks aan opties?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik denk dat wij eerst even ons huiswerk moeten doen. De minister heeft gister in het debat gewoon aangegeven welke opties er zijn. Er ligt een heel concreet voorstel vanuit uw kant. Daar gaan we natuurlijk heel serieus naar kijken. Wat ik waardeer in het voorstel is dat gekeken is naar de argumenten die vanuit het kabinet zijn gegeven om het niet via de zorgtoeslag te doen, maar je wel te baseren op allen die een zorgtoeslag hebben. Zo is het voorstel. De minister heeft gister gezegd dat je ook kan kijken naar iedereen die een huurtoeslag heeft. Daar komen we voor het zomerreces bij u op terug, dus op wat we wel en niet gaan doen. Daarnaast heeft de minister ook genoemd dat je in de bijzondere bijstand nog wat kan doen. Zo zijn er nog een aantal voorbeelden, maar ik hoef hier niet te herhalen wat de minister daar gister over gezegd heeft.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, en het tweede element was dat als de wil er is, de dekking uiteindelijk ook moet kunnen slagen. Daar mag ik dus ook uit opmaken dat, omdat het om het lopende jaar gaat, mocht er een dekking nodig zijn die vanwege wetgeving en implicaties pas na 2022 in zou kunnen gaan, het dekken van die uitgaven in het lopende jaar dan wel op een ander manier ondervangen zal worden. Ik kan er dus van uitgaan dat dat niet het struikelblok zal zijn.

Staatssecretaris Van Rij:

Dat was ook een vraag van de heer Nijboer. Het zou natuurlijk een beetje een absurde discussie zijn als we zeggen: de dekking moet dit jaar gevonden worden. Je moet dit over de hele kabinetsperiode zien. Dat is onze lijn. Meerdere sprekers hebben daarnaar gevraagd en de Kamer is daar ook heel duidelijk over geweest met de motie van de heer Alkaya. Waar ga je het dan zoeken? Dat heeft het kabinet ook al gezegd. We gaan ook nog kijken naar het ibo-rapport over de vermogensverdeling, de vermogenswinst. Het is niet onze inzet om de inkomsten uit arbeid te gaan verhogen. Dat is het uitgangspunt.

Dan het dekken. Als je de eerste stap genomen hebt, kun je het een niet zonder het ander zien. Bij de dekking gaat het overigens wel om een fors bedrag, namelijk 2,35 miljard. De heer Van der Lee en de heer Eppink hebben erop gewezen dat we ook nog de vraag van de niet-bezwaarmakers hebben. Daar komen we in de augustusbesluitvorming op terug. Dan komen we met een scenariobrief naar uw Kamer. Maar dan praat je maximaal over 4 miljard, als je dat zou willen. Ik heb al eens eerder gezegd dat het tussen 0 miljard en 4 miljard is. Kortom, het stapelt wel op qua bedragen. Maar het antwoord op de vraag is dat we gewoon de begrotingsregels volgen. Als je iets aan de lastenkant doet, zul je de oplossing ook aan de lastenkant moeten vinden. Daarvoor mag je dan wel de hele kabinetsperiode nemen, zodat je niet alleen naar het jaar zelf kijkt, zoals dat eigenlijk ook gebeurt met onze dekkingsvoorstellen in de Voorjaarsnota.

Voorzitter. Als u het goedvindt, zou ik aan de Kamer willen voorstellen dat ik nu niet alweer uitgebreid inga op alle andere vragen die gisteren gesteld zijn en waarvan het kabinet heeft gezegd dat het daar op hele korte termijn op terugkomt. Want dan moet ik steeds, bij iedere vraag, gaan zeggen: daar komen we nog op terug. Maar ik wilde dit wel even als algemeen beeld neerzetten.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik wil nog even van deze gelegenheid gebruikmaken. Ik ben hier helemaal mee akkoord. Ik ben ook blij met de lijn die de staatssecretaris hier neerzet. Kan de staatssecretaris, als de Kamer voor het zomerreces verder hierover wordt geïnformeerd, ook ingaan op de dekking die nu is gebruikt, namelijk een meevaller in de aardgasbaten? Kan hij ingaan op de daadwerkelijke kosten van dit pakket en de ontwikkeling van die meevaller? Want dat is geen statische grootheid. Kan hij ook zeggen of er nog resterende ruimte is in de aardgasbaten?

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Grinwis is altijd heel scherp. Ik had deze vraag overigens eergisteren gesteld aan de ambtenaren, want die is natuurlijk compleet terecht. Het is geen statisch geheel. We nemen in de brief dus ook mee wat tot op dit moment de budgettaire meevallers zijn. Als het over gasbaten gaat, zitten we overigens wel aan de uitgavenkant, maar dat weet u.

De heer Alkaya (SP):

De staatssecretaris bevestigde zojuist min of meer met andere woorden nogmaals dat het niet de bedoeling is dat de lasten op arbeid of consumptie omhooggaan. Maar ik voegde daar nog iets aan toe, namelijk bezuinigingen, juist ook omdat de minister van Financiën die niet wilde uitsluiten. Zegt de staatssecretaris dat, als er meer uitgaven plaatsvinden, omdat er bijvoorbeeld een eenmalige toeslag komt, er dan aan de andere kant in de uitgaven gesneden gaat worden? Zo begreep ik hem net een beetje, maar ik hoop dat ik hem verkeerd heb begrepen.

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, het is niet de intentie dat we, als we iets doen in de zin van de €500, om het maar even zo te zeggen — dat gaat om en nabij om 2,35 miljard — met een bezuinigingsvoorstel aan de uitgavenkant gaan komen; dat niet. Gisteren heeft de minister wel gezegd, verwijzend naar de scenario's van De Nederlandsche Bank, dat de economie tot stilstand komt. Dat stond ook als kop boven het persbericht van De Nederlandsche Bank. De Nederlandse economie kan in een recessie terechtkomen. Dan kunnen de openbare financiën, de begrotingsregels hanterend, in een situatie komen dat er wel degelijk, zeker met de rentestijging, over uitgavenbeperking gesproken moet worden. Zo heeft de minister dat gisteren bedoeld.

De heer Alkaya (SP):

Mijn enige punt was eigenlijk dat ik dat koste wat het kost wil voorkomen. Als die tegenvallers jarenlang doorgaan, snap ik dat je op een gegeven moment naar de uitgaven moet kijken. Maar we hebben in het verleden gezien dat die bezuinigingen onherstelbare schade aan de publieke sector kunnen betekenen en dat wil ik koste wat het kost voorkomen. Ik zal dan ook met een motie komen met als strekking dat we nu niet overhaast gaan nadenken over bezuinigingen, zelfs als we dit jaar in een recessie zouden komen, want volgend jaar kan het er weer anders uitzien. De schade die je toebrengt aan de publieke sector als je rigoureus gaat bezuinigen, is vaak onherstelbaar, dus dat moeten we niet doen.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik denk dat we hier ook de normale gang van zaken volgen, ondanks de uitzonderlijke omstandigheden. We krijgen de Macro Economische Verkenning in augustus. Dan krijgen we de finale besluitvorming in het kabinet over de lasten. En dan komen we uiteraard met de Miljoenennota en het Belastingplan. Ik zou nu geen voorschot willen nemen op bezuinigingen, maar de minister heeft een hele realistische observatie gedaan naar aanleiding van de rapporten van De Nederlandsche Bank. Als de Nederlandse economie in een recessie komt — ze heeft niet gezegd "dat" maar "als" — dan heeft dat natuurlijk ook gevolgen voor het begrotingstekort en de staatsschuld. In zo'n situatie kom je natuurlijk wel voor die vraag te staan.

De heer Idsinga (VVD):

De staatssecretaris had het net over het belasten van vermogen. Er wordt weleens iets te rigoureus gedacht over wat voor soort vermogen we het dan hebben. Ik heb samen met mevrouw Van Dijk enige tijd geleden een motie ingediend — die is ook aangenomen door deze Kamer — om eens echt te kijken wat voor soort vermogenscategorieën je nou eigenlijk hebt. Je hebt aan de ene kant een grote categorie pensioenvermogen. Je hebt aan de andere kant bedrijfsvermogen, dat ook echt opnieuw in een bedrijf moet worden geïnvesteerd. En daarnaast heb je misschien een soort restcategorie van beleggingsvermogen, om het maar even zo te noemen. Ik denk dat dit onderscheid heel relevant gaat zijn voor de debatten die we later dit jaar gaan voeren over het eventueel verder heffen op vermogen. Kan ik van de staatssecretaris een beetje richting krijgen of we voordat die discussie rondom vermogensongelijkheid gaat spelen, in ieder geval een antwoord hebben op deze vraag die gesteld is in die motie?

Staatssecretaris Van Rij:

Als kabinet zijn we heel duidelijk geweest. We hebben gezegd dat we eerst het ibo-rapport van Laura van Geest afwachten. Naar verwachting — daar zijn wij niet verantwoordelijk voor — zal dat begin juli uitkomen. Dan zal het kabinet het daar eerst over moeten hebben en een appreciatie moeten geven en dan komen we naar de Kamer terug. Sommige gegevens zijn overigens al bekend; kijk naar het CBS. Er zit 1.500 miljard in de pensioenfondsen. Als al die pensioenen te zijner tijd tot uitkering komen, wordt daarover inkomstenbelasting betaald. Netto zit er om en nabij 800 miljard in de eigen woning; eigenwoningforfait minus de schuld. Er zit 400 miljard in box 2 en om en nabij 450 miljard in box 3. Dat zijn de laatste gegevens.

Uw motie ging met name over box 2 en dat daar niet alleen beleggingsvermogen in zit. Dat klopt. Daar zit primair ondernemingsvermogen in, maar daar zit ook beleggingsvermogen in. U heeft gevraagd of ik dat kan uitsplitsen. Bij de appreciatie van die motie heb ik al gezegd dat dit een verrekt ingewikkelde vraag is. We weten dat op het moment dat aandelen geschonken of geërfd worden, want dan is de faciliteit voor de bedrijfsopvolging van toepassing. Dan is het van belang dat je aantoont wat ondernemingsvermogen is en wat beleggingsvermogen is. Voor ondernemingsvermogen heb je recht op die bedrijfsopvolgingsfaciliteit en niet voor het beleggingsvermogen. Dat inzicht hebben wij niet jaarlijks in de aangifte vennootschapsbelasting. Ik wil ook echt aan managing of expectations doen. We komen daarop terug, maar er zit om en nabij 400 miljard in box 2.

De heer Idsinga (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor dit antwoord. Hij zegt dat het een verrekt ingewikkelde vraag is en dat respecteer ik. Maar het is ook een verrekt relevante vraag. Als we met elkaar een goed debat willen voeren over het belasten van vermogen, moeten we ook weten wat er precies in box 2 zit. Om dat grote vermogen dat in box 2 zit, allemaal op één hoop te gooien, dat is ook niet de bedoeling; dat zal de staatssecretaris met mij eens zijn. Dan doen we ook geen recht aan de discussie.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, maar ik heb al eerder gezegd dat ik het daarmee eens ben. Ondernemingsvermogen is ondernemingsvermogen. Ondernemingsvermogen moet aangewend worden voor de onderneming. Dat wordt ook geherinvesteerd in de onderneming. Daar wordt heel veel werkgelegenheid mee gecreëerd. Ook in het rapport van het Centraal Planbureau over de ongelijke vermogensverdeling dat in maart is verschenen, zie je dat in die definitie wordt gerekend met ingehouden winsten als zijnde inkomen. Nou, laten we dat debat gewoon vervolgen op het moment dat het ibo-rapport er is. Wij zullen zo goed mogelijk antwoord geven op die motie. Maar op zichzelf is door het kabinet gezegd dat het gaat kijken naar de belastingheffing op vermogen. Daar wil ik ook heel duidelijk over zijn. Dat is door de minister-president en de minister van Financiën gezegd. Want hoe je het ook wendt of keert, wij zijn op dat vlak achtergebleven, ook in de internationale staatjes. Je ziet in de Voorjaarsnota ook een eerste stap naar meer evenwicht tussen de boxen.

Voorzitter. Ik heb hier nog een vraag van mevrouw Van Dijk. Ze is er nu niet, maar ik zal die toch beantwoorden. Zij stelde haar vraag naar aanleiding van een bericht van Nieuwsuur. Met alle respect, maar dat is niet in het kabinet aan de orde geweest. We gaan daar ook geen dingen bespreken … Het zij zo. Het enige wat ik erover kan zeggen, is: zo veel nieuws was er niet onder de zon, want in het coalitieakkoord staat dat 2,4 miljard ingezet zal worden. Sorry, het was 3 miljard. We hebben daar nu 600 miljoen van gebruikt voor de aanvullende ouderenkorting in het voorjaarspakket. Er blijft dan 2,4 miljard over voor een verlaging van inkomsten op arbeid voor middeninkomens, zijnde een arbeidskorting en een verlaging van tarieven. Nou, daar gaan we uiteraard op in bij de augustusbesluitvorming en in het Belastingplan komen we daarop terug. Maar daar is niet recentelijk in het kabinet over gesproken. Dat wil ik hier wel gezegd hebben.

Voorzitter. Dan wil ik naar de vragen gaan over de btw. Ik heb het gisteren ook al gezegd: we kennen in Nederland 0%, 9% en 21% btw. Als wordt gepleit voor een verlaging van de btw-tarieven op energie van 9% naar 0%, dan begrijp ik die gedachte op zichzelf. Echter, die verlaging is in strijd met de EU-richtlijn. Ik heb het gister ook gezegd. Polen heeft, nou ja, een lange neus getrokken naar Brussel en gezegd: wij doen het toch, 0%. Naar aanleiding van de vragen die hierover zijn gesteld — kan het niet 5% zijn? — en over de accijnzen, wil ik als bewindspersoon van Financiën echt wel het initiatief nemen om dit onderwerp toch op de eerstvolgende Ecofin-Raad aan de orde te stellen. Dat vind ik wel belangrijk. Ik zal hierover ook met de staatssecretaris en de minister overleggen. Want er zijn landen, zoals Zweden en Portugal, die nu toch ook verzoeken bij de Commissie indienen. In de EU hebben we bij de vennootschapsbelasting net een omkering: de race to the bottom is afgelopen en we gaan naar een minimum. Het kan dan niet zo zijn dat we een race to the bottom krijgen bij btw op energie en op voedsel en bij de accijnzen. Over accijnzen wil ik zeker met de Belgische en Duitse collega's om tafel gaan zitten, want ik voel helemaal mee met iedereen die vertelt wat nu de gevolgen zijn in de grensstreek met Duitsland. Aan de andere kant loopt de Duitse maatregel op 1 september af, en België heeft een maatregel die op 1 oktober afloopt. Ja, meer harmonisatie zou wel op haar plaats zijn. Of het lukt is een tweede.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dank voor deze eerste handreiking. Dat is ook fijn. We proberen u ook te helpen. We hebben juist niet ook voor de 5% gekozen omdat alleen 0%, 9% en 21% mogelijk waren; dat hebben we van u gehoord. Dus met 0% helpen wij u, denk ik.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank voor dit soort hulp, meneer Mulder, want u helpt mij dan om contra legem te gaan. Ik ga nu al zeggen dat ik dat niet ga doen, en niet omdat ik het braafste jongetje van de klas wil zijn in Brussel. Maar ik neem het wel serieus. Ik neem het serieus in de zin dat de nood hoog is, niet alleen in Nederland maar ook in de andere EU-landen. We moeten niet naar een situatie toe waarin ieder land het zijne doet, en soms dan ook nog in strijd met. Dit moeten we ook gewoon in de Ecofin gaan bespreken. Dat betekent dat ik op dit moment uw wens niet kan honoreren en ook uw amendement op dit punt moet ontraden, want we gaan van 9% naar 0% nu gewoon niet doen.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Gisteren heb ik de staatssecretaris gehoord en ik heb ook toezeggingen van andere ministers gehoord, namelijk dat er eerst een reactie en een brief komen. Dus wat dat ontraden betreft: u kunt niet binnen twaalf uur van mening veranderen. Gisteren heeft u toegezegd dat u er goed naar gaat kijken en met een brief komt, met allerlei argumenten. Het vandaag ontraden lijkt mij dus niet gepast. Laat ik het heel voorzichtig zeggen.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik begrijp deze vraag. Maar we hebben hier wel dit spoedwetsvoorstel. Dit spoedwetsvoorstel zou strikt genomen voor 1 juli in het Staatsblad moeten. Anders gaan wij de behandeling van dit spoedwetsvoorstel uitstellen op dit punt. We kunnen natuurlijk ook afspreken dat u het amendement aanhoudt, maar ik wil hier ook aan verwachtingenmanagement doen. Verwacht er op dit moment niet te veel van. U gaat het antwoord dat ik u zojuist heb gegeven, op schrift krijgen. Ik denk dat dat gewoon eerlijk is om dat nu in dit debat te zeggen, maar ik wil er niet op vooruitlopen. Het is niet zo dat ik selectief zit te winkelen in de vragen die gisteren gesteld zijn, maar we hebben nu dit spoedwetsvoorstel in behandeling, waar als het goed is toch snel over gestemd gaat worden.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Het zou eerlijk zijn als u zich houdt aan de afspraken die u gisteren, nog geen twaalf uur geleden, heeft gemaakt en geen oordeel velt voordat u die brief heeft gestuurd met alle voors en tegens.

Staatssecretaris Van Rij:

Wat ik dan zou willen voorstellen, is dat we vooruitlopend op de totale brief al wel antwoord geven op dit hele specifieke punt, want anders moeten we de behandeling van dit wetsvoorstel gaan aanhouden. U krijgt dus op schrift het antwoord op het voorstel over van 9% naar 0%. Dat geldt ook voor diegenen die hebben voorgesteld om van 9% naar 5% te gaan.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dan snap ik het niet. De staatssecretaris begint met een heel verhaal dat hij naar de Ecofin toe gaat om er daar over te praten. Voordat hij gaat, gaat hij schijnbaar al zeggen of het wel of niet kan. Dan hoeft u er ook niet … Als u van tevoren al zegt dat het niet gaat gebeuren, is het ook niet zo stoer wat u net zei, namelijk dat u onze suggestie serieus neemt en naar de Ecofin gaat om die te bespreken. Het is het een of het ander, denk ik.

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, het is niet het een of het ander. Dit voorstel gaat op 1 juli in. U wilt niet van 21% naar 9%, maar van 21% naar 0%. Dat gaat niet lukken op 1 juli. Die Ecofin is op 12 juli. Bij die Ecofin wil ik de vraag aan de orde stellen, luisterend naar deze Kamer en ook naar uw pleidooi, wat er wel kan. Want de EU-richtlijn verbiedt het om naar 0% te gaan. Dat heb ik al een paar keer gezegd.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Als de staatssecretaris een richtlijn van de EU belangrijker vindt dan mensen die in Nederland liggen te creperen, dan is de EU, is Brussel, een nog engere club dan ik ooit heb gedacht.

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Mulder weet net zo goed als ik dat een EU-richtlijn … U kunt het er niet mee eens zijn. U kunt uit de EU willen, maar zolang we dat niet zijn, hebben we met de EU te maken. De EU-richtlijn is van een hogere rechtsorde. Daar hebben we als fatsoenlijk land aan te voldoen. Daar kun je niet zomaar eenzijdig van afwijken, wat Polen dus wel doet. Maar dat is Polen. Dat doet het wel vaker, ook op andere terreinen, maar wij als Nederland doen dat niet.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Ik vind dat heel wat. Sorry dat ik hierop doorga, maar het ligt eigenlijk wel in het verlengde van wat er gisteravond is toegezegd voor iedereen. Toen is hier speciaal door mijn fractievoorzitter tot twee à drie keer toe naar gevraagd en is dit toegezegd; daarom ga ik erop door. Maar ik vind het ten eerste heel wat dat u hier in feite impliceert dat Polen geen fatsoenlijk land is. Ik vind het heel gewaagd dat u dat doet. Ten tweede doet niet alleen Polen dat, maar wilt u ook voor bepaalde groepen, voor groente en fruit, naar 0%.

Staatssecretaris Van Rij:

Dat mag op basis van de richtlijn.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Maar als dat allemaal mag en het voor zonnepanelen allemaal kan, dan kunnen we dit toch ook doen? Dit is niet iets voor de komende twintig jaar; dit is tijdelijk voor zes maanden omdat er nood is. Daarom doen andere mensen het ook. Iedereen hier in deze zaal roept dat er een probleem is in Nederland. Dat is niet een probleem van een paar promille, maar echt een probleem met grote groepen Nederlanders die zwaar in de problemen komen. Het Nibud maakte net, een uurtje geleden, bekend dat niet 1,2 miljoen huishoudens maar 2,5 miljoen huishoudens zwaar in de problemen komen. Als dat allemaal het geval is, dan geldt toch niet zo'n verhaaltje — het is voor zes maanden — omdat dat ooit op papier is gezet door Brussel? Dan moet u toch opkomen voor Nederland en de Nederlanders?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik begrijp uw pleidooi, maar ik wil hier toch zuiver in de leer zijn, in die zin dat we met de bestaande EU-richtlijn te maken hebben. Wij gaan op alle opties in, maar we hebben wél de realiteit van dit wetsvoorstel. Het zou natuurlijk niet goed zijn als ik nu met een mond vol meel zou praten naar u toe en de suggestie zou wekken dat wij in plaats van 21% naar 0% gaan, even los van het feit wat dat budgettair betekent en de afweging of zo'n maatregel dan terechtkomt bij de groepen waarvan een groot deel van de Kamer zegt dat we daar iets voor moeten doen. Dus, rekening houdend met de bestaande EU-wetgeving, geef ik al bij u aan dat we dat op dit moment niet kunnen doen. Dat gaan we overigens ook schriftelijk nog een keer aan u bevestigen. Ik zeg toe dat ik dat in dit geval ook zo snel mogelijk schriftelijk wil bevestigen.

De voorzitter:

Ik heb u, geloof ik, al vijf keer gehoord nu, meneer Mulder. Het is echt mooi geweest.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Maar alleen nog ...

De voorzitter:

Nee, nee, ik ben onvermurwbaar. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Dan vroegen verschillende sprekers, namelijk de heer Van Baarle, de heer Stoffer, meneer De Jong, mevrouw Van Dijk, de heer Idsinga en de heer Grinwis, ook nog: komt die verlaging van dat btw-tarief nou ook echt bij de consument terecht? Ik heb gisteren al in het debat gezegd dat ik zelf ook contact op zal nemen met Energie-Nederland en met de energiebedrijven. Ik heb overigens per abuis over 175 energiebedrijven gesproken, maar het zijn er 65. U weet ook dat dit maatschappelijk op de radar staat, en heel terecht. De Consumentenbond vraagt daar natuurlijk ook aandacht voor. Je ziet ook dat de eerste energiebedrijven het al wel vanaf 1 juli via het voorschot doorgeven, dus dat kan. Maar ik wil van alle energiebedrijven weten hoe ze dat doen. Ik vind het ook meer dan een morele plicht van de energiebedrijven dat ze daar ook gewoon heel transparant in zijn. Krijg je altijd 100% garantie? Nee, ik zal dat uiteraard ook met de collega van EZK, die ook verantwoordelijk is voor ACM, bespreken. En ik koppel uiteraard naar de Kamer terug wat mijn gesprekken opleveren. Dat voor wat betreft de btw-verlaging op de energieprijzen.

De heer Van Baarle (DENK):

Het is in ieder geval goed dat de minister terugkoppelt op zijn overleg, want ik was op basis van de stukken bij het wetsvoorstel in de veronderstelling dat dat overleg allang gevoerd was.

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is ook wel zo, alleen is er voortdurend overleg met ze. Maar het gaat nu om boter bij de vis.

De heer Van Baarle (DENK):

Mijn eerste vraag is dan: wanneer denkt de staatssecretaris een terugkoppeling te kunnen geven van dat overleg, die uitkomsten en hoe hiermee wordt omgegaan door energiemaatschappijen? Het tweede element van mijn vraag is een vraag die volgens mij ook door meerdere sprekers is gesteld, namelijk: welk handelingsperspectief heeft deze staatssecretaris nou of wat is zijn voornemen op het moment dat we zien dat het onvoldoende naar de consument teruggaat? Heeft de staatssecretaris daar al een idee over?

Staatssecretaris Van Rij:

Wanneer kom ik terug naar de Kamer? Ik stel toch echt voor om dat voor het zomerreces te doen, want dan is het na 1 juli. De energiebedrijven moeten dan toch minimaal in staat zijn om te zeggen wat ze er wel en niet mee gedaan hebben. Dan de vraag: wat kan je wel en niet? Zoals ik net al zei, zal ik dat ook met de minister van EZK bespreken, met name waar het gaat om de ACM. Het is niet zo dat je bij zo'n belastingmaatregel de juridische mogelijkheid hebt om dat af te dwingen. Die mogelijkheid heb ik niet, maar er zijn nog andere mogelijkheden via de ACM. Daar kom ik dan dus op terug. Ik ga er overigens van uit dat alle energiebedrijven dat gewoon netjes aan de consumenten doorgeven, zoals wel bij de accijnzen gebeurd is, zoals onze berekeningen ook laten zien.

De heer Van Baarle (DENK):

Het is in ieder geval mooi dat die mogelijkheden bestudeerd worden samen met de minister van EZK, maar ook op dit punt zou ik dan graag een terugkoppeling willen van de regering over welke mogelijkheden ze dan ziet op dit punt. Zouden we dat dan ook voor het zomerreces kunnen ontvangen?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat doen we dan in dezelfde terugkoppeling over wat de energiebedrijven gedaan hebben.

De heer Idsinga (VVD):

Dank aan de staatssecretaris voor het antwoord. Ik vind eigenlijk dat het uitgangspunt is dat iedere euro belastinggeld die in deze pakketten zit, een-op-een terug moet komen bij de consument. Dat vind ik het uitgangspunt. Als daar twijfel over bestaat of als we dat juridisch niet kunnen afdwingen op een of andere manier, dan moeten we denk ik een stap verder gaan met z'n allen en moeten we kijken wat er nodig is om dat wel juridisch te kunnen afdwingen. Want de tijden zijn uitzonderlijk, de maatregelen zijn uitzonderlijk en de bedragen zijn uitzonderlijk hoog. Wat heeft de staatssecretaris nodig om toch iets meer druk op de ketel te kunnen zetten om ervoor te zorgen dat dit geld ook daadwerkelijk een-op-een teruggaat naar waar het hoort?

Staatssecretaris Van Rij:

We hebben aan de ene kant de btw-verlaging en aan de andere kant de accijnzen. Wat betreft de accijnzen hebben we precies nagegaan of de verlagingen worden doorgerekend, overigens ook met die stijging van de energieprijzen, en dat blijkt het geval te zijn. Dat kunnen we ook zien aan de opbrengst, zowel wat betreft de accijns, die overigens per literprijs is, maar ook wat betreft de btw op de accijns. Als het om de btw gaat, heb ik net het antwoord gegeven. Ja, mijn uitgangspunt is ook een-op-een, maar ik ben gewoon heel eerlijk. Wij hebben op dit moment in de belastingwetgeving géén juridisch instrument om dat af te dwingen. Als u dan vraagt of ik dat instrument wel in de belastingwetgeving wil hebben, is mijn antwoord dat we wel even heel goed moeten nadenken wat we hier gaan doen. Wat zijn dan de gevolgen, niet alleen in deze situatie maar in andere situaties, van belastingverlagingen of belastingverhogingen? Ik denk dat het veel efficiënter is om te kijken, in overleg met de minister van EZK, wat daar de mogelijkheden zijn. Je ziet overigens ook in andere landen dat dat gebeurt. Andere landen in de EU kijken ook naar maximumbeprijzing of scherpere controle op de prijsstelling en vooral naar de samenstelling van die prijsstelling. Dan zie je ook wat er gebeurt met, bijvoorbeeld, zo'n btw-verlaging. Nogmaals, ik ga ervan uit, zoals ik net heb gezegd in antwoord op een vraag van de heer Van Baarle, dat ik begin juli terugkoppel, ook wat we juridisch wel en niet kunnen. Laten we dan het debat daarover vervolgen. Maar om hier nu heel stoer te gaan roepen "ja, dat ga ik nog even juridisch afdwingen", dat kan ik op dit moment niet, en dat antwoord ga ik ook niet geven.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik snap dat. Ik gaf ook al aan dat je een verzekering op dit punt niet voor 100% kunt geven. Het klopt ook dat een van de grotere energieleveranciers vanmiddag bekend heeft gemaakt dat de rekening voor een variabel contract bij deze leverancier met €28 per maand verlaagd zal worden, ook vanwege de btw-verlaging per 1 juli. Maar dat is geen automatisme; dat zal niet iedereen doen. De ACM is autonoom. De minister van EZK kan ook de ACM niet dwingen om hierin scherp op te treden. Wat de overheid wel kan doen, is de Nederlandse burger erover informeren hoe deze bedrijven zich gedragen en welk bedrijf welke prijs rekent bij vergelijkbare contracten. Dat is een positieve vorm van naming-and-shaming, maar is wel belangrijk voor Nederlandse burgers. Ik krijg iedere dag de vraag van mensen: "Wat moet ik met mijn energierekening doen? Bij wie moet ik zijn? Wie heeft de beste deal?" Ik volg het zelf persoonlijk en ik kan het niet allemaal volgen, maar het lijkt me wel een taak van de overheid, juist daar waar de juridische instrumenten op dit moment ontbreken. Is dat iets wat de staatssecretaris met EZK wil bespreken en ook zal terugrapporteren aan de Kamer?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, zojuist al, op vragen van de heer Van Baarle. Ik heb gisteren ook al gezegd dat ik ook echt persoonlijk het gesprek met ze aanga. Je hebt altijd frontrunners, mensen — in dit geval energiebedrijven — die zoals vandaag bekend is geworden, meteen doen wat wij eigenlijk van ze verwachten en daar ook transparant over zijn. Laat dat dan de benchmark zijn. Vervolgens moedigen we de anderen aan om dat ook te doen en dat ook te delen. Inderdaad, dat lijkt mij volkomen helder. Het is dus goed dat we dit debat hierover hebben en dat ik ook die toezegging aan de Kamer heb gedaan. Dus de informatie die wij hebben en met u delen, zullen we ook zeker aan de burgers publiek maken. Wil ik ook met de minister van EZK bespreken om dit ook in de publieksvoorlichting goed te doen? Het antwoord is ja. Dat past eigenlijk ook bij een vraag van mevrouw Van Dijk, die het überhaupt had over de hele publieksvoorlichting, waar nog niet op teruggekomen was. Er is dacht ik eind juni een gesprek van de minister voor Klimaat en Energie én de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, ook met de sector, juist ook hierover. Ik zie de heer Idsinga, die eerst naar de interruptiemicrofoon liep maar die gaat zitten.

De voorzitter:

Als mensen willen interrumperen, staan ze echt met hun neusje tegen de microfoon aan. U moet gewoon niet letten op wat ze verder nog doen.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel. Ik herinner mij dat nog uit de Eerste Kamer. Daar moest je ook heel dicht op de microfoon staan.

De voorzitter:

Kijk, daar hadden ze tenminste nog manieren!

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Er zijn nog een paar vragen. Ik heb volgens mij in het begin, bij de algemene inleiding, al iets gezegd over het budgetrecht van de Kamer. O ja, er is nog een vraag van de heer Stoffer.

De voorzitter:

Eerst nog even de heer Nijboer. Sorry.

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, ga maar even door. Het gaat denk ik over belastingvermindering.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, precies. Exact. Dan hadden we dezelfde gedachte: de belastingvermindering. De heer Stoffer had daar ook al naar gevraagd in het debat van 22 maart. De vraag was: kan je die vermindering op de energiebelasting, zeg de belastingvrije voet, niet met terugwerkende kracht doen tot 1 januari 2022? Daar hebben wij in de brief van 29 maart uitgebreid antwoord op gegeven. Technisch kan het wat de Belastingdienst betreft; dat heeft de heer Stoffer ook nog eens gememoreerd. Echter, op pagina 10 en 11 leggen we ook uit waarom het lopende het jaar voor de energiebedrijven niet te doen is. Die werken namelijk vaak niet met een kalenderjaar, maar heel vaak met 1 juli. Je hebt ook mensen die switchen halverwege. Je komt in een administratief heel ingewikkelde situatie. Ik blijf de gedachte van belastingvermindering als effectieve maatregel nog steeds heel sympathiek vinden. Hij is al toegepast; hij is al verhoogd. Maar je zou het bijvoorbeeld per 1 januari aanstaande kunnen doen. Als dat nu aan de vooravond van het verlagen van het btw-tarief alsnog wordt voorgesteld, verwijs ik toch echt naar de argumenten uit de brief van 29 maart. Laat ik het zo stellen: wij zijn daar niet voor.

De heer Stoffer (SGP):

Ik heb mijn neus even heel dicht bij de microfoon, voorzitter; dan weet u het zeker. Ik zie natuurlijk de argumenten die de staatssecretaris aandraagt; dat heb ik in mijn bijdrage al benoemd. Aan de andere kant hebben we de afgelopen jaren ook gezien dat heel veel energiebedrijven op de fles gingen, kleinere. Dan moet er wat overgenomen worden, enzovoort. Dat is ook een heel administratief gedoe, maar dat lukt allemaal wel. En zeker energiebedrijven die niet omvallen maar nog gewoon overeind staan, kunnen dat makkelijker stroomlijnen. Dus bij mij blijft toch dat onbehagen zitten. Ik denk dat je hiermee juist de groepen die je het echt toe wilt laten komen, toe kunt laten komen. Ik zie de argumenten en ik begrijp ook dat die administratieve last best vrij groot is, maar dat is de reden dat ik er nog een keer bij stilsta. Als mensen vanuit een faillissement over moeten gaan, kunnen alle ingewikkelde dingen, enzovoorts. Dan is de situatie, naar mijn beleving, administratief eigenlijk nog lastiger. Dat kan ook. Dus volgens mij zouden energiebedrijven die gewoon overeind staan, die een goede administratie hebben, dat moeten kunnen. We worden het hier niet over eens, maar dit laat in ieder geval wel zien waar van mij uit die gedachte zit. Ik breng het hier nog een keer naar voren. Ik ben het namelijk wel eens met de zienswijze van de staatssecretaris, maar ik weeg haar anders. Ik zou ook vinden dat het effect dat het bij mensen heeft, zwaarder zou moeten wegen dan het effect dat het heeft bij energiebedrijven. Ik schat in dat ook als ik het hier honderd keer ga herhalen, de staatssecretaris en ik het hier niet over eens worden. Dus ja, dat leggen we daar maar in het midden.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik waardeer de vasthoudendheid van de heer Stoffer. Ik had ook niet anders verwacht. Het wordt dan inderdaad toch vele malen rondom de muren van Jericho trekken. Wij gaan elkaar op dat punt ook niet overtuigen. Het lijkt mij ook niet verstandig, daar waar vandaag al bekend is geworden dat de energiebedrijven de verlaging gaan doorgeven via het voorschot. Dan zouden wij alsnog nu moeten zeggen: we gaan het via de belastingvermindering doen. Maar nogmaals, ik begrijp de redenering van de heer Stoffer wel heel goed. Laten we die ook goed in het achterhoofd houden voor de koopkrachtdiscussie die we later dit jaar nog gaan voeren, over 2023 en verder.

Voorzitter. Dat was een van de vragen die nog was blijven liggen of die ik nog moest beantwoorden. De heer Grinwis had nog een vraag. Zoveel fiscaal stimulerend beleid, dat jaagt wellicht de inflatie verder op. Ziet de staatssecretaris dat risico ook? Uit een onderzoek van het CBS blijkt dat de generieke maatregelen, zoals de verlaging van de energiebelasting en van de accijnzen op brandstoffen, de inflatie hebben gedempt met 1,3%. De btw-verlaging op de energie zal een aanvullende dempend effect hebben, maar lang niet voldoende om die krankzinnig hoge inflatie te neutraliseren. Mevrouw Van Dijk vroeg hoe mensen actief worden geïnformeerd over bestaande regelingen die inkomensondersteunend werken. Wat is de actuele stand van zaken op dat vlak? We hebben het net gehad over de btw-verlaging op de energie, maar meer in het algemeen kan ik zeggen dat de minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen nog vóór de zomer met een actieplan komt over geldzorgen, armoede en schulden. Daarin wordt het niet-gebruik van voorzieningen uitgebreid behandeld. U moet hierbij onder andere denken aan het verbeteren van de digitale informatievoorziening over de lokale inkomensvoorzieningen waar mensen mogelijk recht op hebben, bijvoorbeeld door middel van het Virtueel Inkomsten Loket, het huishoudboekje en De VoorzieningenWijzer. Onderdeel van deze betere dienstverlening is ook het benutten van de plekken waar mensen komen of het inschakelen van degenen met wie ze al in contact staan. Die plekken en contacten kunnen worden benut voor het tijdig verwijzen en begeleiden naar hulp. Ik kan hierop nu echter niet verder ingaan. Daarvoor moet mevrouw Van Dijk bij mijn collega de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zijn.

Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee door alle vragen heen ben.

De voorzitter:

Prima. Dan gaan we naar de tweede termijn. Nee, de heer Van Haga heeft nog een vraag.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik had nog een vraag gesteld over de prijs van stadsverwarming, die gekoppeld is aan de gasprijs. Ik vroeg me af wat daarmee gaat gebeuren.

Staatssecretaris Van Rij:

Mag ik daar in de tweede termijn op terugkomen? Op die vraag heb ik nu geen antwoord.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel. Ik heb nog een vraag. 35.000 huishoudens zijn afhankelijk van propaan voor de verwarming van hun huis. De prijzen van propaan zijn ook enorm gestegen. Op propaan, C3H8, is nog geen btw-verlaging aangekondigd. Gaat de staatssecretaris daar ook nog iets voor doen?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik ben daarop gewezen door de heer Grinwis in het debat van 22 maart. Daar heb ik toen separaat ook nog over gecommuniceerd. Ik heb toen laten weten dat dat daaronder valt. Het valt ook onder de wet. Dat wil ik hier nog een keer bevestigen. De heer Grinwis had daarnaar gevraagd, net als u. Hij vroeg of het nodig was om daar een apart amendement voor in te dienen. Dat is niet nodig. Die verlaging geldt dus ook voor vloeibaar propaan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Grinwis wil nog een vraag stellen. Daarna gaan we echt naar de tweede termijn.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik had ook nog een vraag gesteld over kartelwetgeving. Was de staatssecretaris daar nou al op ingegaan? Ik dacht van niet.

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, het klopt dat ik daar nog niet op ben ingegaan. Dank. Ook dat wil ik toezeggen. Ik ga sowieso met de minister van EZK spreken over waar we het eerder over hadden, de ACM. Dan zal ik ook dit punt opnemen. Dit zit ook niet in mijn portefeuille. Ik kan daar wel allerlei mooie opvattingen over hebben, maar die ga ik hier niet ventileren.

De voorzitter:

Nee, laten we dat maar niet doen. Tot zover de eerste termijn. Dank aan de staatssecretaris voor zijn bijdrage tot dusverre. We gaan door met de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan de eerste spreker in de tweede termijn, de heer Van Baarle van de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Een woord van dank in de richting van de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Het debat is gegaan over specifieke versus generieke maatregelen. Wij zien de reactie van het kabinet, ook op de voorstellen die vanuit de Kamer zijn gedaan, graag tegemoet. Volgens mij is het de uitdaging voor de komende tijd om specifiek de mensen te helpen die nu écht kwetsbaar zijn, die een echt laag inkomen hebben en die in betalingsproblemen raken.

Voorzitter. Het debat is ook gegaan over de btw-verlaging op energie en de mogelijkheden van de regering om ervoor te zorgen dat de energiebedrijven die btw-verlaging ook ten volle ten gunste laten komen aan de mensen in het land. De staatssecretaris gaat het gesprek aan met die energiebedrijven. Het is belangrijk dat hij dat doet en dat hij dat signaal overbrengt. Om hem daarbij te helpen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt het nadrukkelijke uitgangspunt uit in de richting van energiebedrijven om de btw-verlaging ten volle ten gunste te laten komen aan de mensen in het land;

verzoekt de regering om dit uitgangspunt van de Kamer over te brengen aan de energiebedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 13 (36088).

Dank u wel.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Dan heb ik nog een tweede motie. Ik heb de staatssecretaris in zijn beantwoording bijna niet gehoord over de brandstofprijzen, over de huidige situatie met Duitsland, over het feit dat de verlaging die deze staatssecretaris heeft doorgevoerd, al volledig verdampt is, en over het feit dat de prijzen weer aan het bewegen zijn tot langzaam maar zeker bijna weer een nieuw record wordt bereikt. Daar moeten we nu wat aan doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris was of hij bereid is om nu wat te doen, om de accijns te verlagen om ervoor te zorgen dat mensen weer ademruimte hebben. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om met een voorstel te komen om de accijns op brandstof substantieel te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Van Haga.

Zij krijgt nr. 14 (36088).

Heel goed. O, een kritische vraag van de heer Van der Lee.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat mag altijd.

De voorzitter:

Bent u er klaar voor?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, ik moet altijd stemadviezen geven. De heer Van Baarle heeft niets gezegd, ook niet in zijn eerste termijn, over de dekking van dit voorstel. Ik weet wat de heer Van Haga allemaal wil, maar ik ben vooral benieuwd wat hij als dekking ziet van dit voorstel.

De heer Van Baarle (DENK):

Een terechte vraag van de heer Van der Lee. We hebben ook een amendement ingediend. Daar hebben wij dekking gevonden in de middelen die zijn vrijgemaakt voor het Groeifonds. Wat ons betreft zou de dekking hiervoor gevonden kunnen worden in bijvoorbeeld een verhoging van de bankenbelasting of een verhoging van de winsten van grote bedrijven. In dat kader zou u het kunnen zien.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris. Zo zie je maar dat een debat opeens soepel en efficiënt kan gaan als er een bewindspersoon is die gewoon kort en bondig antwoord geeft op de vragen. Ik waardeer dat zeer.

Mijn vraag over de stadsverwarming wordt in tweede termijn beantwoord. Dan heb ik nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de accijns op benzine en diesel al jaren hoger ligt dan de accijns van buurlanden;

overwegende dat dit onder andere een nadelig effect heeft op pompstations in de grensstreken;

verzoekt de regering te onderzoeken of de accijns op benzine en diesel meer in lijn kan worden gebracht met die van de buurlanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 15 (36088).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energie een eerste levensbehoefte is;

verzoekt de regering het btw-tarief op energie na afloop van het koopkrachtpakket te houden op maximaal 9%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 16 (36088).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt. Dan de heer Eppink van de fractie van JA21.

De heer Eppink (JA21):

Dank u, voorzitter. Ik heb geen verdere moties. Ik heb alleen nog geen antwoord gehoord op een vraag die ik had gesteld, maar misschien heb ik het gemist. Dat was het commentaar van de staatssecretaris op de generieke maatregelen, die wij kunnen begrijpen. De vraag was of hij kan ingaan op de bezwaren qua doelmatigheid die zijn geuit door de Raad van State.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen, maar ik zit wel enigszins kritisch in deze wet. Dus hoe wij straks gaan stemmen, moet ik echt even goed uitdiscussiëren in de fractie. Dat zit 'm met name in die btw-verlaging, waar wij ook niet uitkwamen in de interruptie. Dat ligt lastig. De staatssecretaris had het over de muren van Jericho. Ik zal er niet zeven keer omheen lopen, want ik zou niet graag zien dat deze staatssecretaris in zou storten. Daarvoor heb ik veel te veel waardering voor hem als vakman op die plek. Dat zouden we veel meer moeten hebben. Daar laat ik het verder bij qua inhoud.

Voorzitter. Ik heb één motie. Ik twijfel een beetje of ik die zou moeten indienen, maar ik doe het wel. Als de staatssecretaris zegt "dat is precies hetgeen ik benoemde", dan is overname wat mij betreft ook uitstekend. Maar ik dien de motie voor de zekerheid in. Ze luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat via de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 ruim 2 miljard euro wordt uitgegeven aan compensatie voor de gestegen energie- en brandstofprijzen;

constaterende dat er geen evaluatie van de maatregelen is voorzien en dat de effecten op de prijzen niet gemonitord worden;

overwegende dat het compensatiebedrag doelmatig en doeltreffend moet worden besteed en zo veel mogelijk terecht moet komen bij huishoudens die dit echt nodig hebben;

verzoekt de regering de effecten van de maatregelen zo nauwkeurig mogelijk te monitoren, en daarbij in ieder geval te betrekken hoe de koopkrachtmaatregelen bij de verschillende inkomensgroepen neerslaan en hoe de accijns- en btw-verlagingen doorwerken in de consumentenprijzen, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 17 (36088).

De heer Stoffer (SGP):

Bedankt.

De voorzitter:

U bedankt. Dan de heer Edgar Mulder van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voorzitter. Ik zie dat ik maar tweeënhalve minuut heb. Voordat ik begin met mijn tweede termijn wil ik toch nog even een opmerking maken over de discussie die we net hadden. Er is gisteravond wel degelijk toegezegd dat er voor het debat per brief een appreciatie zou komen van alle voorstellen, dus ik neem aan dat de staatssecretaris niet alleen kijkt naar de voorstellen van de coalitie, maar ook naar de voorstellen van de oppositie.

Wat betreft die richtlijn: er is een richtlijn in Europa, 105, die de weg opent voor Nederland. U moet dan naar de vierde volzin kijken. Los van het feit dat de staatssecretaris het niet mag ontraden, is hij waarschijnlijk ook veel te vroeg geweest, want via artikel 105 is dat mogelijk.

Voorzitter, dan begin ik nu aan mijn tweede termijn. Niemand heeft hier vandaag de argumenten van de PVV ontkracht. Iedereen zegt dat we in Nederland in de problemen zitten. Alle partijen hebben hier vandaag verklaard dat ze iets willen doen. De PVV komt met drie goede voorstellen, die alle drie gedekt zijn. Maar opeens gebeurt er iets raars. Het wordt stil en er komt geen steun. Dat is raar. Als er waar dan ook ter wereld een probleem is, bijvoorbeeld een hongersnood in Afrika, dan gaan zo'n beetje op dezelfde dag de vliegtuigen met hulp die kant op. Toen er van de week werd geconstateerd dat de Oekraïense vluchtelingen in Nederland het niet zo breed hebben, werd er zonder enige discussie en zonder overleg bepaald dat er toeslagen voor die mensen zijn. Gisteren is ergens besloten dat Italië en ook Spanje, die we al 100 keer gered hebben, opnieuw hulp nodig hebben. Dat gebeurt allemaal ter plekke, met steun van Nederland.

Maar als Nederlanders in de problemen zitten, dan kan het opeens niet. Dan zijn er heisessies en onderzoeken nodig. We doen alles voor iedereen ter wereld en er is 108 miljard voor stikstof en klimaat. Dan kan het toch niet zo zijn dat we nu helemaal niets doen om de Nederlanders die zwaar in de problemen zitten, te helpen? Ik hoop dat deze Kamer, de staatssecretaris en de regering bij de voortgang van het debat over de Voorjaarsnota hun inzichten wijzigen en ons zullen steunen. Het is gedekt. De voorstellen zijn er. Het geld is er. Laten we de mensen in Nederland helpen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Alkaya van de fractie van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen.

Ik heb nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lastenverlichtingen om koopkrachtverlies te dempen ook leiden tot minder inkomsten voor de overheid;

constaterende dat de motie-Alkaya over het niet verhogen van de lasten op arbeid of consumptie, ondanks een tegenstem van enkel de VVD, met grote meerderheid is aangenomen en door het kabinet is uitgevoerd bij de Voorjaarsnota 2022;

verzoekt de regering ook in 2023 niet de lasten op arbeid of consumptie te verhogen en ook niet te bezuinigen op publieke dienstverlening om budgettaire redenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.

Zij krijgt nr. 18 (36088).

Dank u wel. Dan de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere beantwoording. Ik had nog een vraag gesteld over de reiskostenvergoeding. Ik vroeg of die één of twee cent nou wel zoden aan de dijk zet, of het niet veel eerder en beter kan en ook of het niet volgend jaar wat meer kan. Dat zit nog niet echt in het pakket, maar wellicht kan dat worden meegenomen als een van de opties die worden bezien.

Voorzitter. We zijn een beetje opgeschoten vandaag. We hadden ik weet niet hoeveel debatten nodig voordat we de dividendbelasting van tafel hadden, dus het wordt hier niet altijd in één dag beslecht. Ik vond de staatssecretaris welwillend reageren op de €500. Hij reageerde alweer één gradatietje welwillender dan het kabinet gisteren. Tenminste, dat was mijn afdronk. Dus als het kan en als het gedekt is, is het kabinet van plan om die €500 uit te keren. Dat vind ik de winst van dit debat. Ik heb daarover geen moties, want er is gisteren ook al over gedebatteerd. Ik zie het met veel belangstelling en toch ook wel met enig vertrouwen tegemoet, niet zozeer voor mezelf, maar wel voor al die mensen die het straks in het najaar kouder zien worden, die de verwarming hoger moeten zetten, maar het geld daar niet voor hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Idsinga van de VVD.

De heer Idsinga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb zo meteen een motie over de grenseffecten en ik heb nog een oproep aan de staatssecretaris. De staatssecretaris is mij al enigszins tegemoetgekomen, want hij gaat goed kijken naar het voorkomen van die effecten en naar het feit dat die belastingopbrengsten een-op-een bij de burger terecht moeten komen. Ik zou verder nog een oproep willen doen: haalt u alstublieft alles uit de kast om ervoor te zorgen dat het ook echt gebeurt. Als daar noodwetgeving voor nodig is of andere maatregelen, dan moeten we daar echt heel serieus naar kijken. Want het bedrag is te hoog en de problemen in dit land zijn te uitzonderlijk.

Dan de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de tijdelijke verlaging van de brandstofaccijns in Duitsland, die veel verder gaat dan de tijdelijke verlaging van accijns in Nederland, het voor meer en meer Nederlanders financieel interessant is om in Duitsland te tanken;

overwegende dat mensen het tanken over de grens vaak combineren met andere aankopen zoals boodschappen;

constaterende dat dit voor de tankstationhouders en winkeliers in de grensregio tot minder omzet leidt en voor de Nederlandse schatkist tot minder inkomsten uit accijnzen en btw;

verzoekt de regering deze effecten in kaart te brengen, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de afstemming met buurlanden te versterken en te onderzoeken bij welk prijsverschil op brandstoffen met buurlanden de belastingopbrengsten per saldo dalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Idsinga.

Zij krijgt nr. 19 (36088).

Dank u wel. Dan de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen lange motie meegebracht en zelfs geen korte. Dat is dus een meevaller.

De voorzitter:

Gaat het wel goed met u?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, het gaat steeds beter, voorzitter! Dank aan de staatssecretaris voor zijn adequate beantwoording. Veel mensen in Nederland schaatsen op dun ijs en wij willen dat niemand door het ijs zakt. Het eerlijke verhaal is dat het moeilijk is om dat echt voor mekaar te krijgen. Maar dit wetsvoorstel draagt daaraan bij. Ik heb het debat zo beluisterd dat het ook de intentie van het kabinet en de inzet van deze staatssecretaris is om te voorkomen dat mensen verderop in het jaar, zeker als de winter weer begint en de energievraag toeneemt, echt door het ijs gaan zakken, ook indachtig het onderzoek van het CPB, waarin scenario's worden geschetst. Als het donkere scenario, dat steeds realistischer wordt, ook gaat plaatsvinden, dan kunnen 1,2 miljoen huishoudens het gewoon niet meer betalen.

Voorzitter. Ik wens het kabinet wijsheid en snelheid toe om dit goed en snel voor mekaar te krijgen. Vervolgens moet het zorgvuldig behandeld worden in de Kamer, zodat we zonder het inroepen van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet tot ordentelijke besluitvorming kunnen komen, waardoor inderdaad zo min mogelijk huishoudens dit jaar door het ijs zakken.

Dank u wel.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Zoals u ziet, heb ik geen motie bij me.

De voorzitter:

Dat siert u.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank. Veel dank aan de staatssecretaris, die, zoals we nu gewend zijn, heldere en duidelijke antwoorden geeft. Dat waardeer ik zeer. Ook is hij helder in de erkenning dat dit tweede pakket niet heel erg gericht is. Daar was hij ook eerlijk over. We hebben de kritische kanttekening geplaatst dat het niet gericht genoeg was in het najaar en bij dit pakket, en ik hoop dat driemaal scheepsrecht is. Net als de heer Nijboer geeft mij ook de heldere toelichting op het punt van de €500, waar de staatssecretaris de komende weken aan werkt, moed dat we nog een belangrijke stap vooruit kunnen zetten voor die mensen waarvan een groot deel al in september door het ijs was gezakt, zeker aan de onderkant. Die hebben nog niet allemaal die €800 gekregen, en dat is ook niet voldoende voor hen. Die komen nog zwaarder in de problemen als daar niet meer bij komt. Die groep is nog verder gegroeid met mensen die meer tot modaal een inkomen hebben. Het is dus heel terecht dat daar veel aandacht voor is.

Verder vraag ik de staatssecretaris hoe hij de afgesproken aanpassingen op het terrein van de energiebelastingen, die meer structureel van aard zijn, al deze discussies én straks ook misschien nog aanpassingen in augustus in elkaar gaat vlechten, op zo'n manier dat we er wel voor zorgen dat die structurele aanpassingen tot stand komen en niet voor een deel gefrustreerd worden door de hang naar plotselinge maatregelen, die eerlijk gezegd vaak niet nivellerend en gericht genoeg zijn maar wel weer een verstorende uitwerking kunnen hebben op de transitie, op hoe we de energiebelastingen voor de toekomst willen inrichten. Daar ben ik dus zeer benieuwd naar.

Ik ga nog even overleggen in de fractie, maar ik wens de staatssecretaris veel succes met wat hij de komende weken moet uitdragen. Ik ben ook blij met de toezegging op het punt van de energiebedrijven. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daar inzicht in hebben en dat het transparant wordt, voor iedere Nederlander die op verschillende momenten in het jaar voor de keus staat: bij wie ga ik nu een contract tegen welke condities aan? Dan is het heel belangrijk om te weten welk bedrijf die verlaging compleet heeft doorberekend aan de klant en welk bedrijf dat niet heeft gedaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors tien minuten en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 15.32 uur tot 15.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld in de tweede termijn. Daar zou ik eerst op willen ingaan. Daarna zal ik een appreciatie geven van de moties. En ik kan bij dezen toezeggen dat er dus een brief komt over alle amendementen die zijn ingediend.

Op de vraag van de heer Van Haga heb ik geantwoord dat de verlaging van het btw-tarief van 21% naar 9% ook voor butaan en propaan geldt. Dat is niet het geval, omdat het niet valt onder de definitie van de Gaswet. Het geldt wel voor de accijnsverlaging. Daarop wil ik mezelf dus even corrigeren in tweede termijn.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Het wordt dan toch interessant, want waarom zouden die 35.000 huishoudens die op propaan stoken, niet dezelfde behandeling krijgen?

Staatssecretaris Van Rij:

Wij volgen daarin de definitie van aardgas uit de Gaswet. Dat is zo gekoppeld, ook voor de btw. Dat is het antwoord, en dan is er dus een verschil tussen die twee categorieën. Dat is het antwoord.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat is wel heel technocratisch. Ik snap ook het verschil tussen methaan, ethaan, propaan, butaan en ga zo maar door, maar feit blijft dat die 35.000 gezinnen dan niet gelijkwaardig behandeld worden. Ik weet dus niet zo goed wat ik nu moet doen. Zal ik daar een amendement of een motie over indienen — een amendement kan natuurlijk nog — en dat u daar dan welwillend tegenover staat?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat laatste ga ik niet toezeggen, dus dat ik het al goedkeur, maar ik zie het punt. Ik ga er wel over nadenken hoe we het eventueel kunnen oplossen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Maar nodigt u mij uit om een amendement in te dienen, of …

Staatssecretaris Van Rij:

U mag altijd een amendement indienen.

De voorzitter:

Tja, dat is mogelijk.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ja. Nou, laat ik dat dan maar doen. Ik zie in ieder geval de welwillendheid en dat is al heel wat, want die 35.000 consumenten zitten nu met enorme energierekeningen.

Staatssecretaris Van Rij:

We gaan ons best doen om te kijken of we kunnen helpen.

De voorzitter:

Het indienen kan tot de stemmingen, maar als u ook nog een appreciatie wil van de staatssecretaris moet u het wat sneller doen. Dat is aan u.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Nijboer over de onbelaste reiskostenvergoeding. Dat kost per cent 130 miljoen; dat weet de heer Nijboer ook. Hij heeft een pleidooi gehouden om het op te trekken naar €0,30. Nou, we gaan van €0,19 naar €0,23 in twee stapjes. Iedere cent daarboven kost dus 130 miljoen. We hebben het als kabinet niet voorgesteld in de Voorjaarsnota en zijn ook niet van plan om dat te doen. Wel willen we kijken of daar straks ook gebruik van zal worden gemaakt. Dat is gisteren ook in het debat genoemd. Dat is toch echt aan werkgevers en werknemers. Dat is het antwoord op de vraag van de heer Nijboer.

De heer Mulder verwees nog naar artikel 105 van de Btw-richtlijn. Ik zou toch willen verwijzen naar bijlage 5 bij de brief die ik naar de Kamer heb gestuurd over de fiscale wetgevings- en beleidsagenda. Die gaat echt helemaal over deze problematiek en daar blijkt gewoon uit dat het nu niet kan. Ik wil dus geen herhaling van zetten doen, maar ik wil het debat wel verder vervolgen. Ik heb ook al gezegd dat ik het graag in Ecofin-verband aan de orde ga stellen en ook bij de collega's van de buurlanden.

Dan had de heer Eppink nog de vraag of ik wil ingaan op de bezwaren van de Raad van State op het punt van de doelmatigheid. Het kabinet onderschrijft de opmerking van de Raad van State dat de btw-verlaging deels afhankelijk is van de mate waarin het voordeel aan de consumenten wordt doorgegeven, al dan niet in voorschotten. Daar hebben we natuurlijk uitgebreid over gesproken in de eerste termijn. Ik heb ook uitdrukkelijk aangegeven dat ik ook vind dat het een-op-een moet worden doorgegeven en dat ik daar het gesprek over aanga met Energie-Nederland en met de energieleveranciers. Dus ik dacht dat ik in die zin ook al op die vraag van de heer Eppink was ingegaan. Maar er zijn vraagtekens. We begrijpen dat de Raad van State met dit punt gekomen is. Het is ook uit deze Kamer gekomen. Als het goed is, heeft u mijn antwoord gehoord in eerste termijn.

Voorzitter, dan de moties. De motie op stuk nr. 13 van de heer Van Baarle zouden wij oordeel Kamer willen geven.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

De stadsverwarming.

Staatssecretaris Van Rij:

O ja, de stadsverwarming. Dank. Ik was inderdaad nog het antwoord schuldig op de vraag over de stadsverwarming. Daar heb ik even iets meer tijd voor nodig. Dat ligt niet zozeer op mijn terrein. Ik moet dat echt even met de minister van EZK gaan bespreken. Ik wil dus eerst even mijn huiswerk goed doen in overleg met de collega en het kabinet.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Kunnen we daar dan gewoon een brief over krijgen?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat kan. Daar krijgt u gewoon een brief over.

De voorzitter:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 14.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 14 is van de heer Van Baarle en de heer Van Haga. Deze motie verzoekt de regering om met een voorstel te komen om de accijns op brandstof substantieel te verlagen. Wij ontraden die motie op dit moment. We komen nog uitgebreid te spreken over het koopkrachtpakket en wat we wel en niet gaan doen als we het Belastingplan behandelen. Op dit moment ontraden wij deze motie.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 15 van de heren Van Haga en Van Baarle. Ook die motie wordt ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 16 over het btw-tarief op maximaal 9% houden. Ik wijs erop dat het een tijdelijke maatregel is om van 21% naar 9% te gaan, dus ook die motie ontraden wij.

Dan kom ik op de motie-Stoffer op stuk nr. 17 ten aanzien van de doelmatigheid. Ik wil daar wel één opmerking over maken. We gaan onze uiterste best doen om dat zo nauwkeurig mogelijk te monitoren, maar we zijn natuurlijk wel afhankelijk van de informatie, onder meer van Energie-Nederland en van openbare bronnen en vaak wordt er dan met gemiddelden gewerkt. Met deze toevoeging erbij krijgt deze motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 18 van de heer Alkaya verzoekt de regering om in 2023 niet de last op arbeid of consumptie te verhogen en om ook niet te bezuinigen op publieke dienstverlening om budgettaire redenen. We moeten eerst de Macro Economische Verkenning hebben, dan de augustusbesluitvorming en dan de Miljoenennota. Deze motie ontraad ik op dit moment.

De motie van de heer Idsinga op stuk nr. 19 krijgt oordeel Kamer, maar wel met het voorbehoud van mijn kant dat het echt niet mogelijk is om het effect op winkelomzet van overige winkels, zoals supermarkten en dergelijke, voor de hele grensstreek in kaart te brengen. Dat wordt gewoon een heel ingewikkeld verhaal. Maar we gaan ons best doen om wat we daarover in publieke bronnen kunnen vinden, bij elkaar te zetten. Maar daar moeten we niet te hoge verwachtingen van hebben. We gaan uiteraard wel het gesprek aan met ondernemers uit de regio. Ik maak overigens graag gebruik van het aanbod van de heer Omtzigt, die er nu niet is, om eens een keer naar de grensstreek te gaan.

De voorzitter:

Dan wensen wij u een gezellige dag toe.

Staatssecretaris Van Rij:

Dat gaat zeker lukken. Dank overigens daarvoor. Dat waren de moties.

De voorzitter:

Dat lijkt me ook, ja. Tot zover dit debat. Dank aan de staatssecretaris voor zijn bijdrage daaraan. Bedankt ook voor zijn beknoptheid. Verschillende sprekers memoreerden daar al aan. De voorzitter sluit zich daar graag bij aan. Dat wordt altijd gewaardeerd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de wet, de vier tot dusver ingediende amendementen en wellicht ook over het extra amendement van de heer Van Haga. En we stemmen ook over de moties.

Tot zover.

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.06 uur geschorst.

Naar boven