4 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 ( 35570-XVII ).

(Zie vergadering van 28 oktober 2020.)

De voorzitter:

Aan de orde is de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het is een beetje raar gegaan met de begrotingsbehandeling in verband met het feit dat de minister even in quarantaine moest. De eerste termijn van de zijde van de Kamer heeft plaatsgevonden op 28 oktober. Vandaag is de eerste termijn van de zijde van het kabinet.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Kaag:

Dank u, mevrouw de voorzitter. U refereerde er al aan: het is meer dan een maand geleden dat uw Kamer in eerste termijn mijn begroting behandelde. Zoals u zei, moest ik inderdaad helaas in quarantaine omdat ik in de buurt was geweest van iemand die positief getest was. Ik dank u en uw Kamer voor uw geduld.

Er zijn veel vragen gesteld. Ik zal zo de blokjes noemen die ik in mijn beantwoording volg. Voordat ik daar dan aan begin, wil ik graag nog iets zeggen, maar de blokjes zijn als volgt. Ik begin met mijn introductie. Dan volgt mijn inleiding. Blokje 1 gaat over BHOS, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, tijdens deze kabinetsperiode. Blokje 2 gaat over corona of COVID-19. Blokje 3 gaat over het ODA-budget. Blokje 4 gaat over gendergelijkheid, vrouwenrechten en SRGR, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Blokje 5 gaat over het maatschappelijk middenveld. Blokje 6 gaat over klimaat en ontbossing. Ik teken daarbij aan dat we net op maandag een lange discussie hebben mogen voeren over het belang van het behoud van het woud. Daarin ging het onder andere over ontbossing. Blokje 7 gaat over ondersteuning van het bedrijfsleven en de Handelsagenda. Blokje 8 gaat over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame productie en handel. Blokje 9 gaat over handelspolitiek. Blokje 10 heb ik nog niet, maar dat kan elk ander punt zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat er per fractie in totaal maximaal acht vragen mogen worden gesteld. Dat is al heel veel. Probeer bij interrupties dus zo kort en bondig mogelijk te zijn.

Dan is het woord verder aan de minister.

Minister Kaag:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dit kabinet begon drie jaar geleden met investeringen in het buitenland, met investeringen in diplomatie, Defensie en ontwikkelingssamenwerking. Dit deden we vanuit de overtuiging dat ontwikkelingssamenwerking en zeker de combinatie van hulp en handel werken. Daarom hebben we fors ingezet op deze portefeuille. Als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kon ik daar zelf verder handen en voeten aan geven met de nieuwe beleidsnota, die volgens dit kabinet niet alleen de tand van vier jaren kan doorstaan, maar ook daarna. We werken binnen de duurzameontwikkelingsdoelen aan een inclusieve en duurzame wereld. Dat het beleid de perfectie nog niet heeft bereikt, is duidelijk, maar in een wereld waarin internationale samenwerking onder druk staat en de blik soms wat minder naar buiten is gericht dan gehoopt, sta ik hier met een begroting die er mag zijn. In economisch zware tijden, waarin onze economie en met ons ook vele andere of bijna alle andere landen ter wereld te kampen hebben met de pijnlijke gevolgen van de coronacrisis, hebben we het regeerakkoord opengebroken om 500 miljoen extra te kunnen investeren in directe steun aan de allerarmsten.

Ik zal door de blokjes de rode draad schetsen die door alle blokken heen loopt en waar de lijn van het kabinet in terugkomt. Die schets wil ik beginnen met het 75-jarig bestaan van de Verenigde Naties, waar de wereld onlangs nog bij stilstond. Destijds, 75 jaar geleden, verkoos de wereld samenwerking boven conflict en hoop boven wanhoop. Diezelfde samenwerking is nog altijd even relevant. In januari van dit jaar waarschuwde António Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de wereld voor vier ruiters van de Apocalyps. Hiermee doelde hij op de vier grote uitdagingen die vooruitgang in de 21ste eeuw in de weg staan: geopolitieke spanningen, de klimaatcrisis, wereldwijd afnemend vertrouwen en de duistere kanten van de technologie. Die uitdagingen zijn onverminderd actueel, al kwam de grootste dreiging dit jaar in de vorm van een vijfde ruiter, de coronacrisis. Dit toont ons des te meer aan hoe ons lot verbonden is met dat van anderen, overal ter wereld.

Die lotsverbondenheid is de afgelopen jaren ook duidelijk de leidraad van dit kabinet geweest. Toen ik drie jaar geleden aantrad, was dit met duidelijke doelen voor ogen: perspectief en kansen helpen bieden aan de meest kwetsbare mensen, en de internationale economische positie van Nederland versterken en verduurzamen. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in de beleidsnota Investeren in Perspectief, het fundament van mijn beleid. De kern hiervan is dat Nederland zich mag laten gelden in de wereld. We zijn een open land, verbonden met het buitenland. Dat is onze kracht, maar het maakt ons ook kwetsbaar. Als open handelsland raakt deze crisis ons hard. Een derde van ons bruto nationaal product wordt verdiend met internationale handel, 2,4 miljoen banen blijven hiervan afhankelijk en meer dan 180.000 ondernemers handelen over de grens. De crisis, deze crisis, komt bovenop een guur geopolitiek klimaat, brexit en een handelsconflict tussen de VS en China, in ieder geval in deze periode. Sinds het begin van de crisis heeft het kabinet ondernemers daarom met raad en daad terzijde gestaan. We hebben exportkredietverzekeringen verruimd en voorwaarden voor werkkapitaal en betalingstermijnen versoepeld en we zijn snel overgeschakeld naar onder andere digitale handelsmissies.

Mevrouw de voorzitter. De zwaarste klappen van het virus vallen in de armste landen met het zwakste vangnet. In die landen neemt de schuldenlast nu snel toe en stijgt de armoede snel. We zien cijfers die we in ruim twintig jaar niet hebben gezien. Dit jaar dreigen 115 miljoen mensen terug in de armoede te zakken, waarmee hun totale aantal mogelijk tot boven de 700 miljoen stijgt. Het aantal mensen die honger lijden, stijgt weer sterk, evenals het aantal kinderen dat niet of niet meer naar school gaat. Jaren van armoedebestrijding zijn in één klap ongedaan gemaakt. De wereldschade is groot, maar onze inzet is dat ook. Deze is gericht op het bieden van hoop en een eerlijke kans op een betere toekomst, met aandacht voor geestelijke gezondheid en psychosociale zorg, met het tegengaan van seksueel misbruik in hulporganisaties en met aandacht voor structurele oplossingen voor oorzaken.

Door een ongekende economische terugslag staan de begrotingen van ontwikkelingslanden onder druk, terwijl hun gezondheidssystemen daarvoor al kraakten en nu vaak op instorten staan. Daarom steunt dit kabinet het schuldenmoratorium van de G20 en de schuldenverlichting van het Internationaal Monetair Fonds. Vrijvallende middelen kunnen in gezondheidszorg, sociale stelsels, banen en onderwijs worden geïnvesteerd. Het klinkt abstract, maar voor de miljoenen huishoudens die in armoede dreigen te vervallen of geen zorg kunnen krijgen, is dit heel concreet.

Neem het continent Afrika, waar driekwart van de bevolking jonger is dan 35 jaar. Door een hoge jeugdwerkloosheid is daar een rusteloze en kansarme generatie ontstaan. Corona heeft deze situatie alleen maar verergerd. Daarom heeft het kabinet dit jaar de jongerenstrategie Youth at Heart gelanceerd. Hiermee investeert Nederland wereldwijd in de volgende generatie. Met onder andere het Challenge Fund en het Prospectsprogramma, oftewel het Uitdagingenfonds en het Programma perspectieven, helpt Nederland in de Hoorn van Afrika tienduizenden kwetsbare jongeren aan werk of beter werk. Enkele weken geleden organiseerden wij daarom ook het Youth at Heart virtual forum, de eerste grote virtuele conferentie over en met jongeren uit de regio's die van ultieme prioriteit zijn voor dit kabinet. En zo gaan we samen richting een betere toekomst.

Nu ik het over de toekomst heb, wil ik het ook over de klimaatcrisis hebben. Droogte, overstromingen en veranderende neerslagpatronen zullen grote gevolgen hebben voor voedselveiligheid, instabiliteit en migratiepatronen. Dit raakt ons allemaal. Daarom gaat Nederland klimaatverandering tegen, bijvoorbeeld door 10,5 miljoen mensen in ontwikkelingslanden blijvende toegang te geven tot hernieuwbare energie, zoals we de afgelopen jaren hebben gedaan. Dit is een aanzienlijke bijdrage, maar het is nog niet genoeg. Ontwikkelingslanden hebben onze steun nodig om zich aan te passen aan een onafwendbare klimaatverandering. Het kabinet investeert dan ook in duurzame landbouw in ontwikkelingslanden. En ook in het internationale handelssysteem zie ik kansen. De coronacrisis toont ons de keerzijde van afhankelijkheid. Als essentiële goederen, zoals medische hulpmiddelen en medicijnen, niet kunnen worden geleverd, vraagt dat om systemische heroverwegingen. Dat betekent niet dat wij het vrije handelsverkeer moeten beperken, maar wel dat we moeten kijken hoe we dit verder kunnen inrichten.

Voorzitter. Ik rond mijn introductie af. Drie jaar geleden heeft dit kabinet de nadruk gelegd op Investeren in Perspectief. Als we nu om ons heen kijken, zien we de noodzaak hiervan bevestigd. De uitdagingen die ik zojuist voor uw Kamer schetste, kennen geen grenzen en zullen ook niet uit zichzelf verdwijnen, maar het is in ons belang en het ligt in ons bereik om oplossingen te helpen vinden, en daarbij een bijdrage een leveren.

Ik ga nu over tot de beantwoording van de vragen die in eerste termijn zijn gesteld. Het eerste blokje ...

De voorzitter:

Nou, ik zou toch even de heer Alkaya het woord willen geven.

De heer Alkaya (SP):

Als je positief gestemd bent, dan zou je een kentering kunnen waarnemen in de introductie van de minister, namelijk dat zij zegt: het is eigenlijk niet goed dat Nederland afhankelijk is van andere landen voor de productie van strategisch belangrijke goederen. Tegelijkertijd heeft dat natuurlijk een-op-een te maken met het vrijhandelsbeleid, en daar wil de minister dan weer niet aan tornen. Maar ze heeft het over "systemische heroverwegingen". Wat zijn die systemische heroverwegingen dan als we de vrijhandel, die toch aan de basis ligt van die afhankelijkheid, in stand laten?

Minister Kaag:

In blokje negen kom ik terug op de handelspolitiek. Maar als generieke opmerking op een breed gestelde vraag: het kabinet, net zoals vorige kabinetten en naar ik verwacht ook toekomstige kabinetten, zal blijven staan voor open, eerlijke handel, die is gebaseerd op voorwaarden en moet voldoen aan eisen. U bent ook bekend met het non-paper van Nederland en Frankrijk, waarin we het klimaat en duurzaamheidsdoelen ook heel centraal hebben gesteld. Dat er verbeteringen nodig zijn, ook aan de afspraken, en dat de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, hervormd moet worden, staat ook buiten kijf. Dat we aan de strategische autonomie moeten werken van de Europese Unie voor essentiële goederen, is ook al een keuze geweest van dit kabinet, en daar wordt aan gewerkt. In de vele handel-AO's hebben wij daarover gewisseld.

De heer Alkaya (SP):

Dan wachten we blok negen nog even af, zodat we hier verder over kunnen spreken. Maar als introductie, als de basis van het beleid, is het toch wel belangrijk om te constateren dat ook dit kabinet dan eindelijk tot het inzicht is gekomen dat ongebreidelde vrijhandel hele nadelige gevolgen heeft. En dan kunnen we het in woord natuurlijk nog wel nog steeds opnemen voor de vrije markt en dergelijke, maar de uitwassen daarvan zijn bekend; die zijn overduidelijk geworden door de coronacrisis. En laten we het beestje dan ook een naam geven. Laten we dan ook eerlijk toegeven dat wij grenzen gaan stellen aan vrijhandel. Dat doet het kabinet niet. Het is wel bezig om dat te doen, omdat de wal het schip heeft gekeerd en we nou eenmaal moeten, maar laten we dit gewoon toegeven. Dan weet Nederland ook waar het aan toe is, dan weten we ook dat we met z'n allen bijvoorbeeld weer aan industriepolitiek moeten doen.

Minister Kaag:

Als meneer Alkaya praat over grenzen aan vrijhandel, moet hij zelf eerst definiëren wat hij daarmee bedoelt. We hebben het al een hele tijd over de uitwassen van globalisering. We spreken ook over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Volgende week hebben we er een AO over. Dit kabinet heeft juist het voortouw genomen, ook op Europees niveau, om ervoor te zorgen dat er kwaliteitseisen worden geïntroduceerd, dat er mogelijkerwijs wetgeving komt, dat we het hebben over eerlijke en leefbare lonen in de productielanden, én, én, én. Maar dit is een heel ander gesprek, niet voor deze introductie, denk ik.

De heer Van Raan (PvdD):

Ook al gaan we in blokje negen over die handelsverdragen spreken, ik heb er toch een vraag over, omdat het een algemene introductie is. Mijn vraag is de volgende. In haar introductie zei de minister dat de zwakste landen het meest getroffen worden. Ze had het over de klimaatcrisis, over de afhankelijkheden. Als dat allemaal zo is — en dat is zo — waarom steunt deze minister dan al die vrijhandelsverdragen? Laat ik het concreet maken. Gisteren werd pijnlijk duidelijk dat de ontbossing in het Amazonegebied in 2019 tot het hoogste punt in twaalf jaar is gestegen. De minister is bezig met een vrijhandelsverdrag. Dan kom ik tot mijn concrete vraag. Hoe hebben de Mercosuronderhandelingen een positieve bijdrage geleverd aan de bereidheid van Bolsonaro om internationale afspraken beter op te volgen? Worden er nu minder bossen gekapt? Worden inheemse bevolkingen niet meer van hun land gestoten? Dat is allemaal aan de orde.

Minister Kaag:

Ik kom sowieso terug op handelspolitiek, maar als u het doortrekt naar handelsverdragen … Mercosur is nog niet gedeeld met deze Kamer. We hebben nog niet de officiële versie van de Commissie ontvangen. Er komt een debat over Mercosur. U zegt terecht dat er vragen zijn over het politieke bestuur in een aantal van de landen waarmee wij het verdrag ondertekenen. Het parlement moet het nog bediscussiëren en mogelijk ratificeren. Dat is heel duidelijk. Dit parlement heeft sowieso al een motie aangenomen om Mercosur weg te stemmen.

De heer Van Raan (PvdD):

Laat ik het dan breder trekken. Kan de minister een handelsverdrag, een investeringsverdrag, noemen dat daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de verbetering die de minister zo zegt na te streven?

Minister Kaag:

Sowieso sluiten we handelsverdragen natuurlijk op Europees niveau. Dat wordt altijd breed meegenomen. Het wordt door de Commissie meegenomen in het mandaat. Dit parlement, deze Kamer, wordt altijd meegenomen. Het wordt uitgebreid bediscussieerd. Er zijn vele handelsverdragen die bijdragen aan de sociaal-economische ontwikkeling. Die zorgen ervoor — denk aan Vietnam — dat bijvoorbeeld ook de laatste openstaande verdragen van de wereld, van de Internationale Arbeidsorganisatie, worden ondertekend. Maar of het in absolute vorm van nul naar 100 gaat: nee. Het hoort bij een breder kader van instrumentarium van de Europese Unie, waaronder Nederland. Daarmee oefenen we druk uit, schetsen we mogelijkheden en verhandelen we, maar we willen ook de economie van de landen waar handel mee gedreven wordt, omhoogtrekken. Er is een breed scala — ik kom er graag in tweede termijn op terug, met nog een paar specifieke voorbeelden — om bijvoorbeeld contrast te laten zien.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nu we blijkbaar toch blokje negen aan het behandelen zijn, sluit ik me maar aan bij de rest van de sprekers.

De voorzitter:

Misschien is het handig om …

Minister Kaag:

Ik ga maar door met blokje negen.

De voorzitter:

Ja, want het hoeft eigenlijk niet zo. Dat maakt het debat misschien wat makkelijker.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het sluit aan bij het vorige onderwerp, namelijk Mercosur. De minister zegt: we moeten het verdrag nog krijgen. Maar ik zie dat Duitsland, België, Frankrijk en ook het Europees Parlement hebben gezegd dat ze het verdrag niet willen ratificeren. Het Nederlandse parlement heeft er al een keer een uitspraak over gedaan. Het kabinet blijft nogal achter, vooral in deze tijd, met de ontbossing van de Amazone, et cetera. Hoeveel bewijzen moeten we nog krijgen dat dit verdrag niet het onze moet zijn?

Minister Kaag:

Ik denk dat het echt een proceskwestie is. Vanuit de politieke kant, vanuit het kabinet, is het verstandig dat we alsnog het debat aangaan op basis van het verdrag zoals dat is ontvangen en gelezen, met een appreciatie. Ik heb de Europese Commissie wel allang laten weten, in Europese Raden, dat het Nederlandse parlement dit verdrag al heeft afgestemd en weggestemd en dat er weinig tot misschien geen, maar in ieder geval heel weinig, steun is binnen Nederland voor dit verdrag. Dat heb ik sowieso al meegegeven. Dus dank voor de vraag. Dan kan ik dat vast toelichten.

Het tweede is natuurlijk dat we juist met Nederlandse inzet en in samenwerking met de Commissie én met Frankrijk, inzetten op verbetering van het kader voor die verdragen. Denk bijvoorbeeld aan CETA. Het nieuwe klachtenmechanisme dat is gelanceerd door de Europese Commissie, komt echt voort uit de gesprekken die wij hebben gevoerd en de voorstellen die ik heb gedaan namens het Nederlandse kabinet. Het klachtenmechanisme staat open voor mensenrechtenvertegenwoordigers, vakbonden, maatschappelijk middenveld en iedereen die een klacht heeft of zich in negatieve zin getroffen voelt door een handelsverdrag. Dit is nieuw en een grote doorbraak. Het is een van de vele elementen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u allerlei onderwerpen heeft gerubriceerd. Iedereen heeft vragen over die handelsverdragen. Is het dan ingewikkeld om het nu te behandelen?

Minister Kaag:

Ja, ik zoek het even op.

De voorzitter:

Ja, dat is goed.

Minister Kaag:

Mijn begroting gaat overigens niet per se over handelsverdragen maar …

De voorzitter:

Maar kennelijk is er wel behoefte.

Minister Kaag:

Ja, uiteraard.

De voorzitter:

De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan nog een aanvullende vraag. De minister zegt dat het een ongelukkig verdrag is; ik mag het misschien niet zo parafraseren maar zij zegt dat zij ook ziet dat er weerstand is tegen het verdrag in het Europees Parlement. Waarom zouden wij dan de laatsten in de rij moeten zijn om uiteindelijk kritisch te zijn en te zeggen: zoals het verdrag er nu ligt, ziet Nederland het eigenlijk ook niet zitten? Als Frankrijk en andere landen dat al hebben gedaan, waarom moeten wij dan wachten totdat we de laatsten zijn?

Minister Kaag:

Omdat elk kabinet over zijn eigen proces gaat. We hoeven niet altijd anderen direct na te doen. Ik begrijp de intentie en daarom heb ik ook al sowieso aan de Commissie en in de Raad doorgegeven dat er in Nederland ook weinig animo is voor dit verdrag om wellicht politieke redenen, maar dat we nog steeds in het kader van een goed proces en ordentelijk bestuur het verdrag willen ontvangen en bediscussiëren, waarbij we ook een kabinetsappreciatie naar deze Kamer wil sturen, zoals dat hoort. Maar de druk op de Commissie voeren we samen met de andere lidstaten. Dat is een andere manier van beïnvloeding.

De heer Van Raan (PvdD):

Wat de minister net zegt over Mercosur en dat dit is afgestemd, is heel belangrijk. Het is goed dat de minister dat ook erkent. Zij had het terloops ook nog over een verbetering in het dispuutmechanisme in relatie tot het CETA-verdrag. Daar wil ik dan toch nog even op aanhaken, want in het verdrag dat nu onderhandeld wordt China, wil China een heel ander dispuutmechanisme. Dat weet de minister vast wel. Dus ik neem ook aan dat het in de onderhandelingen met China de inzet van Nederland is om dat gedeelte van tafel te krijgen. Klopt dat?

Minister Kaag:

We hebben nog best wel een lange weg te gaan. Over de onderhandelingen met China hebben we in de Raad gezegd — u heeft daar volgens mij ook al de rapportage over ontvangen — dat we gaan voor een kwalitatief goed verdrag en dat we geen haast hebben om dit zomaar even snel af te ronden. Ondanks het feit dat China een grote markt is, kleven er heel veel haken en ogen aan. Dus veel lidstaten hebben Nederland daarin gesteund, maar u moet dat ook terug hebben gezien in de rapportage.

De heer Van Raan (PvdD):

Het is mooi om te horen dat Nederland gaat voor een kwalitatief goed verdrag. Alsof je voor iets anders zou moeten gaan. Maar het antwoord is te vaag. China stelt een dispuutmechanisme voor dat anders is dan dat wat Europa voorstelt. Is dat een hard onderhandelingspunt voor deze minister, ja of nee?

Minister Kaag:

In mijn beantwoording wil ik graag ingaan op de vragen die gesteld zijn. Ik neem additionele vragen mee. Ik moet in tweede termijn even nakijken waar we zijn in de ronde over het dispuutmechanisme, want ik wil hier nu geen uitspraken doen in het luchtledige.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Kopje nummer negen over de handelspolitiek betreft natuurlijk de beantwoording van de vragen die daarover in eerste termijn zijn gesteld. Dus daar ga ik eerst op in en dan komen we vervolgens nog terug op mogelijke vragen over handelsverdragen die spelen.

Er zijn in de eerste termijn van de Kamer een aantal vragen gesteld over waardeketens en strategische afhankelijkheden. De heer Alkaya wees daarbij op kwetsbaarheden die door COVID-19 aan het licht zijn gekomen als het gaat om productie en levering van essentiële goederen, zoals mondkapjes, en hij vraagt om een strategische visie van het kabinet. Ik deel zijn mening dat een aantal structurele kwetsbaarheden aan het licht zijn gekomen of nog duidelijker zijn geworden op het vlak van beschikbaarheid van onder andere medische producten. Afhankelijkheid van één land of één individuele leverancier van essentiële goederen moet zo veel mogelijk worden voorkomen. En dat is natuurlijk ook een van de lessen uit deze crisis. Leveringszekerheid verbeteren we ten dele door het versterken van de nationale en Europese productie, maar ook natuurlijk door de verscheidenheid binnen de waardeketens en de diversificatie waar handelsakkoorden aan kunnen bijdragen of aan het aanleggen van voorraden.

Tijdens de extra RBZ/Handel in april hebben wij de Commissie al opgeroepen om de mogelijkheden van een essentiëlegezondheidsgoederenovereenkomst te verkennen, gesteund door landen als Zweden en Frankrijk, zodat handel in medische goederen ten tijde van een gezondheidscrisis zo veel mogelijk open kan plaatsvinden, maar ook zodat de verdeling op een eerlijkere wijze gebeurt. Op dit moment zie je namelijk dat degene die de diepste zakken heeft, het meest kan opkopen. De Commissie heeft dit voorstel opgepakt en in juni ideeën voor een internationaal initiatief gelanceerd en gepubliceerd. Dat wordt verder besproken in het kader van de Wereldhandelsorganisatie met gelijkgezinde landen. Het Europese Unie-handelsbeleid, dat momenteel ook wordt herzien — u bent bekend met de strategic review — moet bijdragen aan een duurzaam sociaal-economisch herstel voor de periode na corona en een strategisch weerbare Europese Unie bevorderen.

De heer Amhaouch vroeg hoe wij omgaan met het terughalen van productie naar Nederland. Hoe maken we daar strategische keuzes in? Het kabinet onderzoekt inderdaad deze belangrijke vraag. Het kabinet heeft via het ministerie van Economische Zaken, zoals ook verzocht in de motie-Heerma c.s., advies gevraagd bij de SER over reshoring van de maakindustrie. Wij verwachten het SER-advies in december 2020 of januari 2021. Daarna zult u van ons de kabinetsvisie horen op de maakindustrie. Verder nemen we deel aan de discussie in EU-verband over de zogenaamde open strategische autonomie, ook weer als onderdeel van de strategic trade policy review. U bent per brief geïnformeerd over de kabinetsinzet daarbij.

De heer Weverling vroeg naar de koers van het kabinet ten aanzien van strategische autonomie. Hij vroeg naar een nationaal onderzoek in aanvulling op wat er in EU-verband gebeurt. De koers van het kabinet op dit gebied is dat meer zelfvoorziening op zich geen doel is. Strategische autonomie is naar ons inzicht een van de manieren waarop een weerbare, economisch concurrerende Europese Unie vormgegeven kan worden. Dat het prioriteit heeft en dat snelheid wordt vereist, zal iedereen duidelijk zijn. Andere instrumenten die kunnen bijdragen aan een weerbare, strategisch autonome EU zijn diversificatie van handelspartners, andere keuzes — veel bedrijven zetten daar zelf ook al stappen in — en een duurzaam en goed functionerende interne markt. Het open handelssysteem — dat was misschien ook de vraag van de heer Alkaya — zal niet overboord gezet worden. Per geval zal worden afgewogen of en in welke mate ingrijpen nuttig en nodig is.

De vraag over een nationaal onderzoek naar afhankelijkheden sluit aan bij een motie van dit jaar, gericht aan de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan mijzelf dus. Deze motie vraagt om de kwetsbaarheden van de Nederlandse industrie voor verstoringen van mondiale waardeketens te onderzoeken en daarbij beleidsopties te ontwikkelen. Deze motie is aan het oordeel van de Kamer gelaten en aangenomen. We zijn bezig met de uitvoering van deze motie. Hierin worden natuurlijk in het bijzonder de waardeketens en de afhankelijkheden die via China lopen, meegenomen. We zijn in gesprek met het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de analyse van de relevante data. We hopen de komende weken een brief naar deze Kamer te sturen.

De heer Weverling merkt terecht op dat het verminderen van strategische afhankelijkheden niet voldoende is. Ik deel de opvatting dat we moeten kijken — ik denk dat deze Kamer dit ook deelt, al zijn er misschien andere invalshoeken — naar eerlijkere handel en een gelijker speelveld.

De heer Weverling vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot het International Procurement Instrument. Het kabinet blijft inzetten op een effectief International Procurement Instrument voor wederkerige markttoegang voor overheidsaanbestedingen. Daarbij pleiten we voor de mogelijkheid tot uitsluiting van bepaalde inschrijvers. We doen actief voorstellen en dringen aan op een resultaat. Dit vindt natuurlijk plaats in EU-verband, maar een gelijk speelveld is meer dan een vergelijkbare markttoegang alleen maar via dit instrument. We kijken dus ook naar hoe we het level playing field instrument zelf kunnen versterken. Dit heeft geleid tot een Europees witboek met daarin een voorstel voor een instrument dat uitsluiting van inschrijvers die marktverstorende staatssteun uit derde landen ontvangen, mogelijk maakt. U zult zelf kunnen invullen om welke landen dat eventueel zou kunnen gaan, maar het is een generiek instrument. Dat moet natuurlijk ook kunnen. Ook in dit verband is het kabinet actief in Europa om voortgang te bevorderen.

Voorzitter. Ik wil natuurlijk ook een moment de tijd nemen voor de recente trans-Atlantische ontwikkelingen. Ook maandag, tijdens het debat bij het notaoverleg Behoud het woud, is erover gesproken. Dan spreek ik over de trans-Atlantische ontwikkelingen. President-kandidaat Biden heeft aangegeven dat hij de Verenigde Staten weer terug wil brengen naar het hart van het multilateraal overleg. Dat is een kans voor Europa om samen met de VS leiderschap te tonen. Het gaat echt om een reset van het mondiale handelssysteem in het bijzonder. Dan kijken we dus naar een ambitieuze klimaatagenda die we kunnen opstellen, waar de VS ook een onderdeel van zijn. Hierover kunnen de EU en de VS dan samen optrekken in de Wereldhandelsorganisatie, maar ook daarbuiten, om nieuwe regels op te stellen om de digitale economie vorm te geven en om arbeidsrechten te verbeteren, met Nederland daarbij als een belangrijk voorportaal. De VS kunnen met andere bondgenoten optrekken om oneigenlijke industriële subsidies te reguleren, want dat hebben we echt gemist. En er is natuurlijk een gezamenlijke inzet binnen de kaders van de Wereldhandelsorganisatie om China's status als ontwikkelingsland voor eens en altijd te herzien. Dat is een belangrijk punt van ongenoegen.

Hierbij is natuurlijk realisme geboden. Er is een opening, en dat is een belangrijke opening, die we in jaren niet hebben gezien, die we kunnen benutten. We kunnen namelijk samenwerken met de VS aan de grootste problemen van de eenentwintigste eeuw en we kunnen werken aan het oplossen van handelsspanningen, niet alleen mondiaal maar ook de handelsspanningen die zijn ontstaan tussen de EU en de VS, die ons eigenlijk afleiden van de kern van de zaak. Ik noem een internationaal systeem, een functionerend systeem en een systeem waarin de Klimaatagenda heel centraal in kan staan. De president-kandidaat is daar ook heel duidelijk over geweest.

Dan zijn er onder het kopje handelspolitiek een aantal vragen gesteld over China. De heer Weverling vroeg of ik bereid was om na te denken over de vraag hoe een brede internationale coalitie ingezet kan worden om China ertoe te bewegen om oneigenlijke voordelen op te geven, om de status van OS-land te beëindigen. Dat laatste heb ik al genoemd. Daar willen wij actief mee doorgaan. Zeker als de VS weer terugkeren naar de Wereldhandelsorganisatie en samen willen optrekken met de Europese Unie, zie ik daar reële kansen. Het is wel zo dat die discussie het bredere lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie moet meenemen. En het vormt ook een onderdeel van de hervorming van de Wereldhandelsorganisatie. Maar ik zie daarin een opening.

We willen ook een tijdpad dat concreet is voor de afbouw van de status van China als ontwikkelingsland. Dat is ook aangegeven in de Chinanotitie die vorig kalenderjaar of begin dit jaar is bediscussieerd met deze Kamer. Tegenmaatregelen als tarieven kunnen eigenlijk alleen gebruikt worden na een uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie in een geschil. Wij hechten eraan dat de EU en wijzelf ook natuurlijk blijven handelen conform de regels van het spel, oftewel gesteld door de WTO.

De heer Van Haga vroeg naar het voorkomen van ongewenste Chinese overnames ten gevolge van de coronacrisis, de inzet op wederkerigheid en een overzicht van bedrijven die in de gevarenzone zitten. Ik denk dat ik een aantal van deze punten over de wederkerigheid wat China betreft net heb benoemd. Als het gaat om risico's van overname ...

De voorzitter:

Ik zou eerst dit afmaken.

Minister Kaag:

Er zijn natuurlijk risico's en daar zijn we ons van bewust, binnen Nederland maar ook op Europees niveau, van overnames en selectieve strategische investeringen die bijvoorbeeld door China worden gepleegd.

Wij willen echt tegenwicht bieden. Wij willen ook evenwicht en wederkerigheid krijgen in de relatie met China. Op Europees niveau is de inzet om te komen tot een investeringsverdrag met China dat onder andere moet voorzien in gelijke markttoegang. Verder kennen we sectorspecifieke investeringstoetsen in het energiedomein en de telecommunicatie. U weet ook dat de Europese Unie, ook op aandringen van Nederland, bezig is om te kijken of die sectoren qua strategisch belang niet moeten worden herzien en moeten worden uitgebreid, omdat het natuurlijk niet alleen om telecommunicatie en energie gaat. Bedrijven in getroffen sectoren of betroffen sectoren kunnen terecht bij het Bureau Toetsing Investeringen van het ministerie van Economische Zaken. Die staan hiervoor aan de lat. De ministers van EZK en Justitie en Veiligheid werken aan een bredere investeringstoets, ook om te kijken naar onze nationale veiligheid. Na inwerkingtreding van de wet kunnen overnames en investeringen die vanaf 2 juni 2020 zijn gedaan met terugwerkende kracht alsnog getoetst worden als daardoor de nationale veiligheid in het gedrang blijkt te zijn.

De voorzitter:

Bent u hiermee klaar met dit onderdeel?

Minister Kaag:

Ik ben klaar met de vraag van de heer Van Haga. Verder ben ik bijna klaar met de internationale handelspolitiek.

De voorzitter:

Dan zou ik dat eerst afmaken. Dat maakt de interrupties misschien wat makkelijker.

Minister Kaag:

Dan was er nog een vraag van de heer Van Haga hoe het staat met de uitvoering van de Chinastrategie en met de maatregelen die zijn genomen. De heer Van Haga weet waarschijnlijk dat er een China taskforce is. Er is een kennisnetwerk opgericht met een aantal betrokken ministeries en natuurlijk hebben we het postennetwerk van onze ambassades. Wij zetten erop in om tot een eensgezinde positiebepaling op EU-niveau te komen over China. Veel van de agendapunten die in de Chinanotitie zijn benoemd, staan ook hoog op de Europese agenda.

Voor de punten die relevant zijn op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking hebben we voorgesteld om binnen de EU bedrijven die discriminatoire staatssteun ontvangen, te onderwerpen aan een strenger toezicht. Dit voorstel is overgenomen door de Europese Unie. Het is geïncorporeerd in een bidbook over buitenlandse subsidies. Dat is al sinds juni 2020 klaar.

De Chinacapaciteit van de RVO is ook versterkt. Dus bedrijven, decentrale overheden en kennisinstellingen kunnen bij RVO terecht met vragen. Verder is er ook een online awareness tool die gepubliceerd gaat worden, zodat ondernemers weten waar ze aan toe zijn en dat ze ook als ze reizen of gesprekken voeren precies weten hoe ze hun eigen veiligheid maar ook de bedrijfsveiligheid kunnen garanderen of in ieder geval veiliger stellen. De risico's van het zakendoen met China komen uitgebreid aan de orde.

Wij kijken ook naar een eerlijker leenbeleid van de internationale financiële instellingen. Het resultaat daarvan is een renteopslag voor leningen aan rijke middeninkomstenlanden, dus geen ontwikkelingslanden — zo zie je maar weer het verschil in het systeem — zoals China binnen de Wereldbank.

Dan is er nog één vraag van de heer Stoffer in het blokje handelspolitiek. Hij vroeg of ik bereid was te pleiten voor een EU-Taiwan bilateraal investeringsakkoord. Het kabinet is van mening dat we al goede economische, culturele en wetenschappelijke banden hebben met Taiwan. Er is een groot wederzijds vertrouwen in het rechtssysteem en in de instellingen. Wij zien geen noodzaak om er in EU-verband nog op aan te dringen om verder te gaan met Taiwan over een investeringsovereenkomst. Het loopt allemaal prima.

Dit was het voor dit kopje.

De voorzitter:

Dan zie ik mevrouw Van den Hul, de heer Van Haga en de heer Van den Nieuwenhuijzen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De blokjes lopen een beetje door elkaar heen. Ik was van plan om deze vraag pas later te stellen, maar nu het toch over China gaat, ga ik het maar gewoon doen. We hebben vanochtend afschuwelijke berichten in de media gezien, echt afschuwelijke berichten, waarvan ik vind dat we er vandaag echt aandacht aan moeten besteden. Het gaat om het feit dat ex-gevangenen in Oeigoerse kampen aangeven dat bij binnenkomst hun haar wordt afgeschoren en dat die producten nu blijken te zijn verwerkt in Nederlandse haarproducten, zoals pruiken of haarstukken. Dat is toch werkelijk niet te bevatten? We hebben vorige week hier op ons verzoek en op verzoek van de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks hoorzittingen gehad over ketenverantwoordelijkheid in verband met China, met Xinjiang en breder. Wat daar naar voren kwam, is dat het eigenlijk niet te doen is om eerlijk zaken te doen met China. Dus als ik nu de minister hoor over persoonlijke veiligheid en bedrijfsveiligheid, dan hoor ik heel graag wat de inzet van de minister gaat zijn om dit soort afschuwelijke misstanden te voorkomen en te voorkomen dat Nederlandse consumenten producten kunnen kopen waar dit drama aan vooraf is gegaan.

Minister Kaag:

Nog even voor de duidelijkheid: onder dit kopje heb ik erop ingezet om de vragen uit de eerste termijn te beantwoorden. Ik ben niet meteen op de actualiteit ingegaan. We hebben een kopje internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat komt later. Maar ik ben het er helemaal mee eens en ik deel de afschuw. Ik vind dat dit ook echt een belangrijk onderdeel moet gaan vormen van de mix aan maatregelen die het kabinet voorstelt als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Mensenrechten vormen daar een belangrijk onderdeel van. Toen het conceptverdrag met China werd besproken, hebben wij als enige land er bij de Europese Commissie op aangedrongen om ook de situatie en de rechten van de Oeigoeren mee te nemen in alle gesprekken met de Chinezen. Wat ons betreft is dit een belangrijk onderdeel van een weging of je überhaupt een handelsverdrag moet willen sluiten. Dit om ook de andere lidstaten mee te kunnen krijgen.

Wat betreft speciale sectoren moeten we bezien of in de convenanten die lopen nog scherper kan worden gekeken naar wat er verwacht wordt. Dit is natuurlijk een belangrijk voorbeeld van wat wij als overheid moeten verwachten als het gaat om bedrijven die de OESO-richtlijnen ondertekenen en onderschrijven en die natuurlijk ook onderdeel zijn van de convenanten. Ik moet verder het artikel nog zorgvuldiger lezen, maar het kan heel goed zijn dat een beëindiging van een zakenrelatie het enige passende antwoord is. Ik wil er niet helemaal op vooruitlopen. Ik besteed er graag nog een brief aan als dat gewenst is, want deze situatie is dusdanig structureel en schrijnend.

De heer Van Haga (FvD):

Het is met deze minister altijd een beetje moeilijk, want als je te snel naar voren loopt, zijn al je vragen al beantwoord terwijl je naar voren loopt. Het is nu een beetje zoeken. De minister zegt: het evenwicht met China is gevonden. Nou, dat lijkt me helemaal niet, want er zijn natuurlijk nog heel veel dingen die op te lossen zijn. Het plan van Vestager zou daar iets aan bijdragen. Ik ben nog steeds benieuwd of dat plan van Vestager is vertaald in een plan voor Nederland, buiten de Chinastrategie, die een soort filosofische beschouwing was en niet echt concreet.

Minister Kaag:

Ik heb niet gezegd dat het evenwicht ís gevonden, maar dat het belangrijk is dat we een evenwicht vinden. Dat is natuurlijk een aanhoudende zoektocht. Er zijn een aantal verbeteringen. Verder ligt heel veel slagkracht richting China op Europees niveau en niet alleen in Nederland. Uw vraag ging in het bijzonder over het voorkomen van ongewenste Chinese overnames als gevolg van de crisis en de inzet op wederkerigheid. Daar refereerde ik aan. Die wederkerigheid is er natuurlijk nog niet, want we hebben nog steeds last van staatsgesubsidieerde bedrijven, oneerlijke concurrentie en ook kwalitatieve eisen. Ik wil niet weer terugkomen op het vorige gesprek, met mevrouw Van den Hul, maar ik noem natuurlijk ook de schrijnende mensenrechtensituatie. Er is dus nog ontzettend veel werk te verrichten. Wat uw vraag betreft: wij kijken naar sectorspecifieke investeringstoetsen. De ministeries van EZK en Justitie komen met een bredere investeringstoets als het gaat om nationale risico's. Wat het evenwicht betreft: daarover zijn wij nog steeds in onderhandeling. Dat vindt plaats op Europees niveau als het gaat om het verdrag, om toegang, om toezicht en om het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Het is een enorm moeilijke periode, dat ben ik helemaal met u eens. Er is het risico dat bedrijven die omvallen, worden opgekocht via de achterdeur. Daarom is die investeringstoets ook zo belangrijk.

De heer Van Haga (FvD):

Dat klinkt allemaal heel hoopgevend, maar we zijn hier al jaren mee bezig en ondertussen houdt China zich niet aan de regels van de WTO, gebruiken ze nog steeds staatssteun en dat gaat maar door. Wordt het niet tijd dat we op een gegeven moment zeggen: tot hier en niet verder; wij gaan gewoon geen zaken meer doen met China totdat dit in evenwicht is?

Minister Kaag:

Het lijkt mij heel onverstandig als je uit een dialoog stapt en alle deuren dichtdoet. Dat is president Trump ook niet gelukt. Maar los daarvan: bedrijven maken eigenstandige keuzes. Wij stellen eisen aan hun gedrag. Wij willen onze bedrijven beschermen. Tegelijkertijd, als de premier en ik op handelsmissie gaan, dan loopt iedereen van het Nederlandse bedrijfsleven, groot en klein, de deur bij ons plat om mee te kunnen op die missie, want de bedrijven zelf willen ook verder. Het gaat om het waarborgen van rechten, van de kwaliteitseisen en de wederkerigheid. Dat dat niet van de ene op de andere dag is gelukt, zal de heer Van Haga ook niet verbazen.

De voorzitter:

Derde vraag, de heer Van Haga.

De heer Van Haga (FvD):

Dank voor dit antwoord. Ik denk dat we hier niet uitkomen. Ik had nog twee vragen, namelijk over de btw-grens en de invoerheffingengrens. Ik weet niet of die in dit Chinablokje zitten, maar ze hebben natuurlijk wel heel erg betrekking op China. Onder de €150 worden er geen invoerrechten betaald. De vraag was of het mogelijk is om dat drempelbedrag te verlagen of in ieder geval te onderzoeken wat dan wel een realistisch drempelbedrag is. Op dit moment worden immers de winkeliers gewoon weggeblazen door Ali Baba en soortgelijke onlineshoppingbedrijven.

Minister Kaag:

Ik moet hier kort op terugkomen in tweede termijn, want dit is echt iets voor het ministerie van EZK. Die zijn daarover in gesprek.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Van den Nieuwenhuijzen, dan de heer Stoffer en dan de heer Van Raan. De heer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik hoor de minister praten over de wederkerigheid en het investeringsakkoord met China. Ik denk dat we het erover eens zijn dat dat in balans moet zijn en dat de wederkerigheid goed moet zijn. Maar is de minister het met mij eens dat dat breder moet zijn dan alleen economische belangen, dat dat ook moet gaan over toegang van ngo's en journalisten tot beide gebieden? Ook in China moet er vrije toegang zijn voor ngo's en journalisten, en in het verlengde daarvan ook toezichthouders op het gebied van mensenrechten, arbeidssituaties en dat soort zaken. Is dat onderdeel van de inzet van Nederland en is dat dadelijk ook onderdeel van dat pakket van wederkerigheid?

Minister Kaag:

Als het gaat over handelsverdragen — in dat kader hadden we dit gesprek — met China is er al een aantal jaren geleden een mandaat afgesloten. Vaak hoort het daar niet bij, maar in de politieke dialoog met China moet het daar wel degelijk over gaan. Het probleem is natuurlijk dat men zich, zoals in veel andere landen ook, niet per se wat aantrekt van de wens van de EU. Maar het is wel ontzettend belangrijk. Als je het hebt over de toegang tot het nieuwe klachtenmechanisme dat zojuist is gelanceerd, dan gaat het inderdaad over vakbonden, mensenrechtenvertegenwoordigers, journalisten et cetera. Ik deel dat dit van belang is, maar ik wil graag bevestigen waar dat in het mandaat is opgenomen, zodat ik geen valse beloftes doe.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar volgens mij komen we met elkaar tot de conclusie — dat hebben de hoorzittingen of de gesprekken die we de afgelopen weken hebben gevoerd over de situatie rond de Oeigoeren ook weer bevestigd — dat die hele politieke mensenrechtendialoog met China eigenlijk nergens toe leidt, dat de schouders worden opgehaald, dat het niet doorgaat of dat er eigenlijk gewoon een middelvinger wordt opgestoken naar de EU, en dat los daarvan onze economische relatie wel iedere keer gewoon wordt besproken. Ik ben een beetje zoekende hoe wij met elkaar kunnen zorgen dat daar een verband tussen komt, want het kan toch niet zo zijn dat wij als Europa, als Nederland, mensenrechten te grabbel gooien voor economische belangen?

Minister Kaag:

Er is inderdaad altijd een balans. Mensenrechten zijn universeel en staan idealiter centraal in alles wat wij doen. Er is altijd in de realiteit, in de uitvoering wel een weging van verschillende belangen. Dat is al decennialang zo. Dat het scherper moet, zie ik en daar ben ik het mee eens, maar hoe het in de uitvoering gaat, is een andere kwestie. Als we namelijk alleen maar kijken naar de EU, dan zie je al heel snel, in de kwestie Hongkong bijvoorbeeld, dat veel landen politieke verklaringen afgeven, maar tegelijkertijd twee dagen later alweer een handelsmissie opstarten richting China. Dat is dus één ding zeggen en een ander ding doen. Dat is een groot dilemma en het is geen wonder dat China dat als geen ander ziet, natuurlijk. Dat we onszelf op dat vlak continu scherp moeten houden, dat deel ik helemaal.

De heer Stoffer (SGP):

Als ik het goed begreep, ging de minister ook in op mijn vraag over Taiwan. Eigenlijk gaf ze met zo veel woorden aan dat het wel goed zit met de relatie tussen Taiwan en Nederland, of Taiwan en de EU, maar ik heb toch de indruk dat het dan met name het culturele aspect betreft. Mijn vraag was heel specifiek of onze regering binnen de EU wil pleiten voor een bilateraal investeringsakkoord tussen de EU en Taiwan, dus echt gericht op handel. Zou de minister daar nog wat scherper op in kunnen gaan?

Minister Kaag:

Mijn antwoord was eigenlijk dat wij van de zijde van het kabinet daar geen noodzaak toe zien en daar dus ook niet toe zullen overgaan, omdat het op deze manier prima loopt. De bedrijven vinden elkaar. Er zijn investeringen die gepleegd worden. De landen vinden elkaar niet alleen cultureel, maar ook op economisch en wetenschappelijk vlak. Dus de toegevoegde waarde van een investeringsakkoord ziet het kabinet in deze fase niet.

De heer Stoffer (SGP):

In Taiwan wordt daar anders tegen aangekeken. Ik heb toch de indruk dat daar best meer uit zou kunnen komen. Het blijft nu wat op de vlakte. Zou de minister dit nog wat nader kunnen duiden? Hoe goed is die handelsrelatie nu? Wat voor handel komt daaruit?

Minister Kaag:

Dan kom ik daarop terug met cijfers en getallen in de tweede termijn.

De voorzitter:

Goed.

De heer Van Raan (PvdD):

Het ging net ook even over de kracht van de handelsverdragen; er werd gezegd dat die zo bijdragen aan de situatie die zo gewenst is door de minister en overigens ook door de Partij voor de Dieren, namelijk dat het beter wordt in de wereld. We zien dat dit met handelsverdragen of investeringsverdragen eigenlijk niet lukt. We hadden het al over Mercosur. De minister noemde zelf de Vietnamovereenkomst; nou, daar is ook van alles mis. In Indonesië is ook van alles mis. Die handelsverdragen werken dus eigenlijk niet. Het verdrag met China is een investeringsverdrag. Dat gaat eigenlijk over bescherming van bedrijven tegen investeringen. Dan zie je dat China een investeringsmechanisme voorstelt dat erop is gebaseerd dat bedrijven landen kunnen aanspreken. Huawei zal daar binnenkort wellicht een voorbeeld van zijn. Op vreselijk grote schaal worden daar de mensenrechten geschonden. Waarom stapt deze regering hier niet uit? Nee, laat ik het anders formuleren. Waarom is deze regering eigenlijk medeplichtig — laat ik het zo maar formuleren — aan het in stand houden van die misstanden in China?

Minister Kaag:

Ik vind dat nogal heftig taalgebruik, "medeplichtigheid aan misstanden in China". Het kabinet wordt vertegenwoordigd via de Europese Commissie. Er wordt al een aantal jaren onderhandeld. Wij dringen juist aan op het centraal stellen van het belang van mensenrechten. Nederland en Frankrijk kijken juist naar de duurzaamheidsagenda in nieuwe handelsverdragen. Het klachtenmechanisme is er gekomen dankzij grote Nederlandse druk. Er zijn een aantal voorbeelden van continue verbetering. Medeplichtigheid zie ik niet. De grote zorgen over effectieve beïnvloeding en over het kunnen realiseren van wijzigingen deel ik. Het beperkte handelingsperspectief dat we hebben, moeten we ook gewoon erkennen. Maar doorgaan, druk uitoefenen, kansen proberen te creëren: dat is de inzet van dit kabinet. Dat gaat over de hele breedte. Niemand zal ontkennen dat het moeilijk is. Daar moeten we ook niet naïef in zijn.

De voorzitter:

Uw zesde vraag, meneer Van Raan. Dat u dat weet.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Er is volgens mij nog geen klachtenmechanisme in het investeringsverdrag met China, want daar wordt nu over onderhandeld. Dus wat de minister hier zegt, klopt feitelijk eigenlijk niet.

Minister Kaag:

Ik heb het over het algemene mechanisme dat net is gelanceerd, vorige week.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat klopt, maar dat is geen mechanisme dat nu uitonderhandeld is met het investeringsverdrag met China. Ik wil dit eigenlijk niet laten tellen als een vraag, voorzitter, maar kan de minister dat wel even bevestigen? Zij stelt hier namelijk iets wat in het algemeen klopt, maar niet in de situatie met China. Dat is toch zo?

Minister Kaag:

Ja, maar we hebben het ook niet in het bijzonder daarover. In tweede termijn kom ik terug — dat heb ik al eerder gezegd — op de specifieke details van het handelsverdrag met China. Maar ik heb het in algemene termen benoemd, want dit zijn allemaal belangrijke verbeteringen in handelsverdragen. De heer Van Raan springt ook van het algemene naar het specifieke. Ik heb gezegd wat de grote verbeteringen zijn in handelsverdragen en als het gaat om beïnvloeding. De casus China komt nog in dit parlement aan de orde als er weer een update is om te delen over de voortgang, of het gebrek aan voortgang, in de onderhandelingen met China over de handelsovereenkomst.

De heer Van Raan (PvdD):

Jazeker. Dus we zijn het er in ieder geval over eens dat dat bij het investeringsverdrag met China nog niet aan de orde is. Prima. Maar die zesde vraag die ik stel is de volgende. De minister zegt: we doen ons best en die investeringsverdragen dragen daaraan bij. Maar wat is er dan precies nu verbeterd in de situatie met China gedurende het proces waardoor er nu al wordt onderhandeld? Want het wordt niet beter; het wordt daar alleen maar slechter. Wat is er nou precies concreet verbeterd in die onderhandelingsstappen met China?

Minister Kaag:

Ik denk dat ik het nog meer moet herhalen. Ik ga natuurlijk eerst in op de vragen die gesteld zijn. In de tweede termijn kom ik hier kort op terug met een update over het handelsverdrag met China, met de details die relevant zijn. Daarbij kan ik ook even schetsen wat er mogelijkerwijs verbeterd is. Ik denk dat dat nog niet te concluderen valt, omdat we nog steeds in heftige onderhandeling zijn. En Nederland heeft gezegd: haastige spoed is zelden goed. Het is de bedoeling dat er een kwalitatief hoogwaardig document komt. Ik denk dus dat er nog heel veel stappen gezet moeten worden. Dat is mijn appreciatie. Maar ik zeg nu wat ik mij hiervan herinner, en ik zal dit in de tweede termijn even herbevestigen.

De voorzitter:

Ik zie de heer Alkaya en de heer Voordewind bij de interruptiemicrofoon staan. De heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Ik denk dat het erg goed is dat we met het handelspolitieke deel zijn begonnen. Je ziet namelijk toch een voorzichtige kentering in het naïeve handelsbeleid van de afgelopen jaren, richting een wat eerlijker beleid dat gebaseerd is op wederkerigheid, en toch ook een beleid dat wat realistischer is gezien de geopolitieke verhoudingen. Die babystapjes juicht de Socialistische Partij gewoon toe.

Mijn vraag gaat over het onderzoek naar de strategische afhankelijkheden, op basis van de motie-Segers/Heerma. Deelt de minister de mening dat onderzoek moet gaan over de volle breedte van de economie, en niet alleen over een paar strategisch belangrijke sectoren zoals de zorg, voedsel en energie? Het kan gaan over van alles, dus bijvoorbeeld ook over de technologieën van morgen, over chips en dergelijke. Het kan ook gaan over allerlei andere zaken die we nu misschien nog niet kunnen bedenken, maar die toch belangrijk zijn in onze economie. Deelt de minister die mening?

Minister Kaag:

Misschien bedoelt de heer Alkaya dat het onderzoek over kwetsbaarheden moet gaan. Het is lastig om onderzoek te doen naar kwetsbaarheden van de toekomst. Maar laat ik zijn vraag als volgt opvatten. We moeten in kaart brengen wat we nodig zullen hebben. We zien de trends bij wat we nodig zullen hebben op het gebied van kunstmatige intelligentie, fotonica, alle nieuwe technologieën en sleuteltechnologieën. Daar zitten natuurlijk de strategische kansen, maar ook de mogelijke kwetsbaarheden voor overnames en bedreigingen. Als ik zijn vraag zo mag opvatten, dan wil ik graag bevestigen hoever de collega's van EZK en JenV zijn. En er is natuurlijk ons eigen onderzoek. Ik zal het zo breed mogelijk opzetten, zodat het relevant is met het oog op de toekomst. Ik hoop dat ik de vraag van de heer Alkaya zo goed begrijp.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We hebben begrepen dat er volgende week een gesprek plaatsvindt met bedrijven die onderdeel uitmaken van het textielconvenant. Ik zou aan de minister willen vragen of zij met de bedrijven uit het convenant wil bespreken hoe zij nou het BCI, dus het Better Cotton Initiative ziet. En wat vindt zij van het advies van BCI over het halen van textiel uit China? Ik heb het bewust niet over Xinjiang maar over China, omdat daar 80% van de katoen vandaan komt. Is de minister bereid om de bedrijven te wijzen op het feit dat BCI zegt: haal je textiel nou niet meer uit China?

Minister Kaag:

Dit zou heel goed kunnen. Inderdaad al op 18 november heeft de SER een dialoog gevoerd met de partijen uit het textielconvenant. Buitenlandse Zaken heeft daarbij benadrukt dat iedereen zich ervan moet vergewissen dat ze in een intransparante en risicovolle omgeving opereren, inclusief risico's om onbedoeld direct of indirect een bijdrage te leveren aan mensenrechtenschendingen, wat natuurlijk nooit de bedoeling kan zijn. Op de due-diligencemaatregelen die we verwachten, op dit moment nog op basis van vrijwilligheid, moet dus ook de mensenrechtenlens worden toegepast. Dat hebben we al gedaan, maar we komen daar uiteraard weer op terug, ook bij vervolggesprekken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat.

Minister Kaag:

Dan ga ik terug naar het eerste blokje, mevrouw de voorzitter, over Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens deze kabinetsperiode. Eerst wilde ik de heer Van den Nieuwenhuijzen feliciteren met zijn maidenspeech. We hebben al een paar keer het debat gevoerd, maar bij dezen nogmaals felicitaties; dat is altijd fijn.

U vroeg mij naar mijn nalatenschap. Ik heb die vraag eigenlijk al in het begin beantwoord. De beleidsagenda, de resultaten die zijn geboekt, SDG's, Klimaatakkoord, onderwijs en gezondheidszorg, de proactieve handelsagenda, de nieuwe imvo-appreciatie, de mix aan maatregelen: er zijn heel veel voorbeelden. Er zijn twee, drie andere punten die ik eruit wil halen. We hebben als Nederland de toegang tot psychosociale hulp en geestelijke gezondheidszorg, afgekort MHPSS, internationaal geagendeerd. Daar wordt nu op geprogrammeerd. Het wordt als prioriteit gezien en niet meer als een extraatje dat je doet qua noodhulp. Het is een kerntaak geworden binnen het bredere internationale systeem van Rode Kruis en Rode Halvemaan en ook de VN-organisaties en Nederlandse maatschappelijke organisaties. Dit is ook ontzettend belangrijk voor wederopbouw en vredesopbouw. Dit is dus een bijzondere rol die Nederland heeft opgepakt.

Het tweede wat interessant is om te melden, zijn de klimaatactiviteiten, waaronder de klimaatdiplomatie. Wij zijn een klimaatdiplomatiecampagne gestart in 2019 om anderen aan te sporen tot actie door de juiste investeringen te doen en de juiste keuzes te maken tegen klimaatverandering. Op EU-terrein hebben we gepleit voor ambitieuzere klimaatdoelstellingen. Als covoorzitter van het Nationally Determined Contributionspartnerschap helpt Nederland samen met Costa Rica in een periode van twee jaar om de klimaatdoelen van Parijs te kunnen halen. Dat doen we door technische steun, door toegang tot geld — niet vanuit Nederland, maar door het organiseren van toegang tot de juiste leningen — en door veel economische advisering. We werken daarin natuurlijk ook samen met de Jonge Klimaatbeweging.

Een ander aspect is goed bestuur. Nederland heeft een duidelijke lijn gekozen, ook internationaal, om sexual exploitation and abuse and sexual harassment tegen te gaan door binnen organisaties verantwoordelijkheid te stellen en daaraan gevolgen te verbinden.

En zo is er een hele reeks voorbeelden. U vindt het allemaal terug in de resultatenrapportage. Neem ook het regeerakkoord. In zowel de Ontwikkelingsagenda als de Handelsagenda ziet u onderwijs en het centraal stellen van vrouwen en meisjes als middel om de grondoorzaken aan te pakken. Dat zijn grote rode lijnen die consistent worden uitgevoerd op ambassadeniveau, maar ook internationaal op politiek niveau door het hele kabinet, waar dat past.

De voorzitter:

Heeft u hiermee alle vragen beantwoord die betrekking hebben op dit onderdeel?

Minister Kaag:

Nog niet, maar ik kan het heel snel doen.

Mevrouw Kuik vroeg naar de risico's op seksueel misbruik. Ze zei dat het onacceptabel is dat hulpverleners op enigerlei wijze misbruik maken van hulpbehoevende mensen, met het risico op prostitutie als gevolg. Wij hebben daarop beleid gevoerd; dat weet mevrouw Kuik als geen ander. We hebben internationaal actie gevoerd. We rekenen organisaties erop af en we houden ook betalingen in of vragen terugvorderingen. Maar geld is een van de middelen. We willen een systeemverandering, we willen dat het gewoon niet meer voorkomt. We werken nog steeds vanuit een beleid van zero tolerance. We krijgen heel veel landen mee, waardoor de druk op het systeem ook veel groter en effectiever wordt. We hebben het ook in EU- en VN-verband geagendeerd. Wij staan op politiek niveau en op programmatisch niveau pal voor de seksuele rechten en reproductieve gezondheidsrechten van vrouwen en meisjes. Er waait nog steeds een heel conservatieve wind. Ik denk dat het met de nieuwe regering-Biden gelukkig anders zal zijn. Dat merken we ook aan een aantal keuzes die gemaakt zijn. Maar het blijft belangrijk om scherp te zijn op dit thema. Want veel landen doen liever minder of voeren de druk op om juist een terugval in de situatie voor vrouwen en meisjes te bereiken. Nederland laat zijn stem horen en zet ook middelen in waar nodig, met name via het maatschappelijk middenveld. Het is ook een punt gebleken in de onderhandelingen over post-Cotonou. Het is heel moeizaam gebleken, maar wij hebben politiek onze poot stijf gehouden en dat heeft wel het gewenste resultaat gehad. Het blijft heel lastig met landen als Polen en Hongarije, die zich de vertegenwoordigers van de heel conservatieve stem voelen. Dat merken we natuurlijk ook binnen de EU. Maar wij blijven staan voor deze belangrijke thema's. Het gaat ook om voorlichting en toegang tot ondersteuning, voorbehoedsmiddelen en gezondheidszorg. Een veilige abortuszorg hoort daar ook bij.

Dit was het puntje ontwikkelingssamenwerking. Ik heb nog één punt over handel. We hebben al wat dingen gezegd. Als je dan terugkijkt, kom je tot het volgende. Ik heb een pakket aan maatregelen afgeleverd op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. We hebben al gesproken over de evaluatie, de voorstellen en de richting die is gekozen op Europees niveau. We hopen dat daar het eerste kwartaal wetgeving wordt aangeboden. En dan op Nederlands niveau. We hebben volgende week een AO hierover. Wij gaan ook door met het uitwerken van opties, waaronder wetgeving. Natuurlijk houden wij bedrijven aan hun verplichtingen. Er werd gevraagd naar de EU-handelsagenda. Ik heb net al het Nederlands-Franse initiatief genoemd als een van de voorbeelden.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Hulde aan de minister voor het zo goed positioneren van de geestelijke gezondheidszorg, want ik denk dat dat in de afgelopen decennia een van de grote blinde vlekken is geweest in de ontwikkelingshulp en de wijze waarop we met elkaar omgaan in deze wereld. Dus de complimenten daarvoor. Ik vraag me alleen af hoe dit naar de toekomst toe geborgd is. Is het op dit moment niet iets te ad hoc? Is het niet iets te veel gericht op noodhulp en iets te weinig gericht op een structurele verbetering van de geestelijke gezondheidszorg in ontwikkelingslanden? Dat gevoel bekruipt mij wel een beetje. Als ik kijk naar de begroting, ben ik bang dat de financiering ook niet structureel geregeld is. Dat is wel nodig om ook vanuit Nederland die pleitbezorger te blijven. Kunt u daar nog iets over zeggen, alstublieft?

Minister Kaag:

Er zijn twee dingen. We hebben bewust gekozen voor toegang tot MHPSS in crisissituaties, omdat het daar totaal ontbreekt. Het gaat vaak om vluchtelingen en ontheemden. Zij vallen buiten een systeem. Niemand praat voor hen en niemand denkt aan hen. Zij hebben de grootste trauma's meegemaakt. Dat was dus een bewuste keuze. Er was een totale lacune bij de toegang tot dit soort vormen van zorg.

Het tweede is dat we er wel degelijk aan werken dat dit integraal wordt opgenomen binnen de budgetten van de ministers van Financiën in ontwikkelingslanden. Dit moet een veel grotere plek daarin krijgen. Maar dat doen we via de Wereldgezondheidsorganisatie. Dit is een specifieke rol die we op ons hebben genomen vanwege de grootste noden en de grootste trauma's. Dat het breder moet, komt eigenlijk terug in de vraag van mevrouw Kuik — ik meen dat zij het was — over een studie naar de vraag hoe het nu moet met de zwakheden die zijn onderkend in gezondheidssystemen elders, ook door de coronacrisis. Zou Nederland andere keuzes maken? Laat ik die vraag meteen afdoen, mevrouw de voorzitter. Ja, we starten met een studie om dat goed in kaart te brengen. Daarin kunnen we ook dit punt weer meenemen. Het is bekend dat dé pandemie van de eenentwintigste eeuw eigenlijk de geestelijke gezondheid in den brede betreft. Dat is al lang voor het begin van de coronacrisis door de WHO bevestigd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Dan ga ik door met kopje 2, COVID-19, kortgezegd corona. De impact is natuurlijk enorm. Dat zien we ook in ons eigen relatief welvarende land. De heer Bouali noemde Jemen als schrijnend voorbeeld. 80% van de bevolking had voor corona al behoefte aan humanitaire hulp. Dat is alleen maar erger geworden. Een op de vijf kinderen in Jemen onder de 5 jaar is ernstig ondervoed. Wat doen we, vroeg u. We trekken op op politiek niveau. Dat is ook conform de Jemenresolutie, die een aantal jaren geleden in de Mensenrechtenraad is aangenomen. We geven geld via de Dutch Relief Alliance. Verder is het coronapakket uitgebreid. In alle landen kijken wij altijd naar de meest kwetsbaren. De eerste gelden die ik heb vrijgemaakt, zijn natuurlijk ook ten dienste gegaan van de meest kwetsbare mensen in landen als Jemen, maar niet alleen.

Mevrouw Kuik vroeg of we ook kansen zagen om aan Build Back Better te doen. Het is inderdaad goed om crisisbeheersing en economisch herstel aan elkaar te koppelen, want zo creëer je perspectief. We willen kijken wat de gevolgen zijn en welke internationale herstelfinancieringen nodig zijn. We kijken ook naar investeringen in klimaat en maatschappij en we proberen er natuurlijk voor te zorgen dat inclusievefinancieringssystemen kunnen worden opgebouwd. Het gaat uiteindelijk vaak om de steunpakketten van de Wereldbank en het IMF. Dat is het grootste geld en daar zit de meeste expertise om direct wat te doen. Zij kijken naar klimaatmitigatie en -adaptatie, maar ook naar het hele coronanoodpakket. Wij doen mee, en niet alleen omdat we aandeelhouder zijn. Wij zijn ook best wel een aanjager van ideeën en suggesties. Ik ben overigens zelf van mening dat de Wereldbank juist in deze kritische coronaperiode ook meer van zijn eigen middelen en eigen kapitaal moet inzetten, maar de Wereldbank is daar zelf terughoudend in, zoals vaak het geval is bij banken, want die maakt zich zorgen over zijn triple A-rating. Maar wij blijven daar politiek met de Britten en een aantal andere landen samen in optrekken.

U vroeg naar een gezondheidsstrategie. Ik meen dat ik die vraag net heb beantwoord. Mevrouw Kuik vroeg ook waar eventueel de Nederlandse meerwaarde in zit ten opzichte van de VN en bijvoorbeeld de Europese Commissie en andere EU-lidstaten. Die heb ik ook benadrukt.

De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg in het blokje cash transfers in zijn maidenspeech of we nu meer aan de slag willen met cash transfers om het sociale vangnet voor de allerarmsten te versterken. Ik heb u al eerder gezegd dat ik dat een heel belangrijk instrument vind. Ze ondervangen armoede, gaan ongelijkheid tegen en geven waardigheid, want de mensen kunnen zelf hun keuzes maken al naargelang de situatie van het gezin. Wij doen dit in Ethiopië en we doen dit in Mozambique. Wij willen met andere partners kijken of dit instrument inderdaad grootser kan worden ingezet. Ik kijk daarbij in feite ook naar de Europese Unie, want daar zit ook heel veel van de Nederlandse bijdrage en wij kunnen dat samen doen. Wij sporen andere organisaties ook aan om juist cash transfers in te zetten, van de Wereldbank tot de UNHCR en tot UNICEF. Sommige organisaties doen het al, soms ook met Nederlandse middelen. Hare Majesteit Koningin Máxima was speciaal pleitbezorger voor inclusieve financiering van ontwikkeling. Dat speelt ook een belangrijke rol in het bredere kader van toegang tot financiering voor degenen die dat nooit zouden krijgen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Nog even op het vorige punt. De coronacrisis heeft ons heel duidelijk laten zien hoe belangrijk het is om een duurzame strategie te hebben op het punt van gezondheid. Duitsland heeft al zo'n gezondheidsstrategie. De minister zegt dat er een studie wordt gedaan. Gaan we nou ook daadwerkelijk kijken naar de routekaart, naar hoe wij als Nederland die gezondheidsstrategie ook duurzaam kunnen inzetten, niet alleen hier in Nederland? Wij zijn ook afhankelijk van de landen om ons heen. Dus wordt er ook expliciet op ingezet om naar zo'n routekaart te kijken, zoals bijvoorbeeld ook Duitsland dat doet?

Minister Kaag:

Het is nog een beetje te vroeg om dat te zeggen. Ik ben geïnteresseerd in het Duitse model. Ik ben niet op de hoogte van de details, maar we kunnen dat zeker meenemen. Maar ik denk dat we eerst moeten weten wat we zelf willen doen. We hebben al die jaren natuurlijk heel erg geïnvesteerd in seksuele rechten en gezondheidsrechten. Dat is echt een pijler van het Nederlandse beleid. Dat moet ook worden voortgezet. Wij zijn daar niet alleen goed in, we hebben daar ook een politieke stem in en we worden ook zo gezien. Maar versterking van gezondheidssystemen in den brede … We moeten evalueren waar de noden nu het hoogst zijn, hoe en wat en waar dan de Nederlandse toegevoegde waarde ligt. Dan kan een Duits voorbeeld handig zijn, maar tegelijkertijd zijn we Duitsland niet. En Duitsland is niet zo actief op sommige thema's waar Nederland echt al jaren een rol heeft opgepakt.

Mevrouw de voorzitter. Dan zou ik graag doorgaan naar het derde blokje, het ODA-budget. Verschillende leden vroegen aandacht voor …

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul over het vorige punt. Ik zie ook mevrouw Van Weerdenburg.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het ging ineens heel snel aan het einde van het tweede blokje. Ik heb nog een vraag over de kanalen. We hebben daar al eerder over gewisseld. Als wij kijken naar de begroting en naar de coronamaatregelen, dan zien wij dat deze minister met name kiest voor multilaterale organisaties. Wij delen een warm hart voor deze multilaterale organisaties, die we wat mij betreft ook niet voldoende kunnen steunen. We zien het IMF, de VN en de WHO terug, maar ik mis toch nog steeds de lokale organisaties. Als wij zien dat zij steeds vaker onder druk staan, is de minister dan toch niet bereid om ons eerdere pleidooi — onder andere samen met GroenLinks — voor minimaal 25% voor lokale organisaties te heroverwegen?

Minister Kaag:

De keuze voor een aantal kanalen in de eerste fase van de coronacrisis was eigenlijk conform alle andere donorlanden. Het ging om snelheid, schaal en toegankelijkheid. In die lockdownfase in veel landen hadden ook de lokale organisaties die juist niet. We keken dus puur naar: hoe bereiken we het resultaat? Het tweede is een bredere vraag. Het kabinet zegt altijd dat we sturen op resultaat en daarbij zoeken we de organisaties. Het belang van het maatschappelijk middenveld deel ik volkomen. Zeker ook in deze periode zien we weer hoe dat onder druk komt te staan. Maar we hebben ook een tender gepubliceerd en veel contracten toegekend aan het maatschappelijk middenveld via Power of Voices, zeer welbekend bij mevrouw Van den Hul. We proberen altijd wel op een balans uit te komen. Het komt uiteindelijk — aan het eind van het boekjaar, zal ik maar zeggen — weer uit rond de 19% of 20%. Het is al jaren niet gelukt om hoger te zijn. Maar om te zeggen "25% moet sowieso naar maatschappelijk middenveld" lijkt me niet relevant, als je kijkt naar resultaatssturing. Uiteindelijk pakt het wel vaak zo uit.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij denken juist dat het voor de resultaatssturing wél erg belangrijk is, omdat we zien dat juist de meest gemarginaliseerde groepen nu door corona nog extra op achterstand dreigen te worden geplaatst, en juist omdat we zien dat lokale organisaties en grassrootsorganisaties hen het beste kunnen bereiken, bijvoorbeeld mensen uit de lhbt-gemeenschap of vrouwen die bijvoorbeeld sekswerker zijn of andere groepen die misschien niet heel makkelijk door mainstreamorganisaties kunnen worden bereikt. Dus juist voor deze organisaties breek ik graag nogmaals een lans, want zij dreigen juist door de mazen van de beschikbare infrastructuur heen te vallen, en ze verdienen juist nu keihard onze steun.

Minister Kaag:

Ik waardeer het heel warme pleidooi. En ik herken het ook, maar we sturen nog steeds niet op organisaties.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dat coronablokje ging inderdaad heel erg snel. En ik heb netjes een uur in mijn stoel gezeten en ook de introductie van maar liefst tien minuten reclamepraat van de VN — laat ik het zo maar zeggen — doorstaan. Ik had één hele belangrijke vraag gesteld in de eerste termijn. Eigenlijk was dat het enige punt van de PVV: of het een tandje minder kan met ontwikkelingshulp, gezien de uitzonderlijke situatie waar we nu in zitten. De coronacrisis heeft Nederland in zijn greep; de financiële en economische gevolgen zijn op dit moment niet te overzien. De minister heeft schriftelijk de vraag beantwoord, in maar liefst vier zinnen. Het komt neer op: nee. Alleen, de argumentatie hinkt een beetje op twee gedachten, en dat was ook mijn vraag. Want ze zegt: "Voor bestrijding van de gevolgen van de COVID-19-crisis in Nederland zijn aanzienlijke financiële voorzieningen getroffen. Het kabinet ziet geen reden om hieraan middelen voor de bestrijding van diezelfde crisis in andere, minder welvarende landen toe te voegen". Nou is mijn vraag: wat betekent dit? Is het kabinet van mening dat we genoeg geld hebben om de crisis in Nederland te bestrijden, dus het wel kunnen missen? Of is het: het maakt niet uit of we het daar uitgeven of hier; het gaat immers over dezelfde crisis?

Minister Kaag:

Nou, ik zou sowieso terugkomen op dit punt van mevrouw Van Weerdenburg onder het kopje ODA-budget. Daar gaat haar vraag nu over, maar dat was blokje drie. Maar de vraag die gesteld was ... Zij leest een deel van het antwoord voor, maar ik heb van de 200 vragen die gesteld zijn en schriftelijk zijn beantwoord nou niet de letterlijke vraagstelling. Maar ik denk dat mevrouw Van Weerdenburg behoort tot de school die ontwikkelingssamenwerking sowieso zonde van het geld vindt en uitgaat van het adagium "alleen in Nederland". Het kabinet heeft ervoor gekozen, alle successievelijke kabinetten, ook die met PVV-gedoogsteun, om juist wel te investeren in ontwikkelingssamenwerking en juist wel te werken aan stabiliteit en veiligheid. Niet alleen voor mensen elders, want het is medemenselijk en ook nog slim om te doen, want tegelijkertijd is dit ook goed voor Nederland. Dus die balans zullen we, denk ik, niet uit het oog verliezen. En aan de middelen die er zijn, is zoals u weet een hele lange periode voorafgegaan om nog extra middelen toe te kennen, proportioneel, aan de inzet die Nederland voorheen ook pleegde, en met name om dit budget overeind te houden, omdat dit niet een periode is waarin je gaat korten op de allerarmsten. We hebben net gehoord dat kinderen onder de 5 in Jemen aan hongersnood sterven. Dan denk ik dat heel veel Nederlanders best begrijpen dat ook van Nederlandse belastinggelden een bedrag gaat naar mensen die letterlijk doodgaan van de honger, en zeker als het gaat om kinderen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

De minister doet alsof ik iets gigantisch bizars vraag of wat dan ook, maar het is gewoon gezond verstand. We hebben het geld nu zelf nodig. Het is geld van de Nederlandse belastingbetaler. Ze verwachten een enorme faillissementsgolf volgend jaar in het derde kwartaal. Een heleboel mensen gaan hun baan verliezen. Iedereen zit nu al te bedenken: hoe ga ik het doen, hoe gaan wij dat doen? U spreekt in uw tien minuten durende inleiding van hoop bieden, een goede toekomst, miljoenen huishoudens die in armoede dreigen te vervallen. Dat is hier ook, mevrouw de minister. En die mensen zitten nu te kijken. Nou ja, waarschijnlijk zijn ze al weggezapt. Maar we hebben het hier nodig, nu. Natuurlijk, u kunt zeggen dat we daar niet voor kiezen, maar in Engeland kiezen ze er wel voor. De Britse minister van Financiën heeft aangegeven dat ze het ontwikkelingshulpbudget tijdelijk met bijna een derde verlagen, om de gevolgen op te kunnen vangen van de coronacrisis in Groot-Brittannië. Dus zo'n raar verzoek is het niet.

Minister Kaag:

Het is het standaardverzoek van de PVV. Het is ook een standaardmotie. Dit kabinet — ook vorige kabinetten, ook dat met PVV-gedoogsteun — gelooft in internationale samenwerking. Ik ben bewust begonnen met defensie, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en handel. Het is een integraal onderdeel daarvan. De Britten hebben het tijdelijk teruggeschroefd. De Duitsers hebben het met 3 miljard verhoogd. Tja, op wie wil je lijken? Het gaat heel slecht met de Britse economie. De Britten hebben ook voor een brexit gekozen, wat ze een enorme financiële strop gaat opleveren. Het is maar welk voorbeeld je wilt volgen. Zo kunnen we alles selectief doen. Dit is kabinetsbeleid. Dit voeren we uit. En gelukkig heeft de coalitie er ook voor gekozen om dit budget overeind te houden, ondanks de zware economische omstandigheden, en heeft de coalitie ervoor gekozen om zware intensiveringsmiddelen beschikbaar te maken, natuurlijk met inachtneming van de noden van mensen. De armoede is heel groot in Nederland. 1.260.000 kinderen leven op de armoedegrens. Daar zijn we ons met z'n allen terdege van bewust. Daar zijn ook maatregelen voor, maar die passen niet binnen de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daar zijn andere momenten van discussie voor.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

We hebben hier jaarlijks dezelfde discussie, de minister en de PVV, maar we zijn nu wel in een totaal andere maatschappelijke werkelijkheid. Ik weet niet of de minister zich nog kan herinneren dat we in maart, meen ik, een vliegtuig vol met persoonlijke beschermingsmiddelen, mondkapjes en beademingsapparatuur, naar China hebben gestuurd, want we hadden hier toch genoeg. Nou, daar hadden we een maand later heel erg spijt van. De minister, dit kabinet kan niet overzien wat uiteindelijk de gevolgen zullen zijn voor Nederland, want we zitten er nog middenin. Straks blijkt dat we het niet konden missen. En dat is dan uw schuld. Dan mag u dat uitleggen.

Minister Kaag:

Nou, dat doe ik graag. Dat zal het hele kabinet graag doen. Want uiteindelijk blijkt ook dat we met de verruiming van het exportkredietinstrumentarium, waar ook een deel van het budget voor is gebruikt, bedrijven geholpen hebben zich staande te houden, zodat ze weer kunnen handelen als het moment daar is. Als je wat wilt doen aan de grondoorzaken van armoede, van klimaatverandering en bijvoorbeeld ook van terreur, moet je erin investeren. De kosten gaan voor de baten uit, en de resultaten zijn ernaar. Het is een internationale overeenkomst. Er zijn verwachtingen. Ik denk dat Nederland netjes meedoet op een manier zoals dat kan. Het gaat niet ten koste van mensen in Nederland. Er worden slimme, verstandige keuzes gemaakt en medemenselijkheid is ook nog iets wat de moeite waard is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Verschillende leden vroegen aandacht voor de omvang van het ODA-budget. Nou, we hebben al een mooie start gemaakt. De heer Voordewind vraagt om een actieplan richting de 0,7%. Dat is een beetje andere richting. Voor een dergelijk actieplan is er nog geen dekking, maar we kunnen inderdaad berekenen welk bedrag nodig zou zijn om aan die 0,7% te komen. Het kabinet heeft extra middelen beschikbaar gesteld die ervoor zorgen dat Nederland een beetje terug kan bewegen richting die 0,7%, die de internationale norm is. Om te beginnen door intensiveringen uit het regeerakkoord, het corrigeren van de kasschuif van een vorige regeerperiode en 1 miljard extra aan intensiveringen. Daarbovenop komt de recente 500 miljoen om de terugval van het bni te compenseren en middelen vrij te maken voor de strijd tegen corona. Daardoor komen we in 2020 vermoedelijk op de 0,61% van het bni uit. Zonder enige maatregel zouden we zijn beland in de 0,48%. Hierdoor worden bestaande projecten, gepland beleid en ook verwachtingen van veel organisaties, waaronder de maatschappelijke organisaties waar mevrouw Van den Hul aan refereerde, overeind gehouden.

Een mogelijke vervolgstap om verder toe te werken naar de ODA-norm van 0,7% en dus het ODA-budget, bekijkt het kabinet op de juiste momenten, maar in de kern draait het om het volgende. De begroting die we vorig jaar behandelden, hield meerjarig rekening met de groei van het budget, vóór corona natuurlijk. Je zou kunnen zeggen: de economische groei zoals we die verwachtten vóór corona, liet een oplopende grafiek zien. Dat lijkt heel lang geleden. De economische groei en daarmee het ODA-budget zijn lager vanwege de coronacrisis. Zonder maatregelen hadden we dus die forse dip, een dalende lijn mee moeten maken. Maar we hebben dit op peil kunnen houden en we stabiliseren rondom de 3 miljard, zijnde een horizontale lijn. We blijven daarmee op het niveau van de originele planning voor het budget van 2020. Daardoor kan het budget de komende jaren stabiliseren. Dus lopende programma's kunnen doorgang vinden. We hoeven gelukkig ook geen contracten open te breken, want dat zou dan aan de orde van de dag zijn geweest, ook niet in de jaren na 2020. Het budget voor 2021 is inderdaad lager dan werd voorzien in de pre-coronatijd, maar het gaat ten opzichte van het budget voor 2020 niet omlaag.

De ophoging van 500 miljoen is beschikbaar gemaakt uit de algemene middelen om de meest kwetsbare landen en mensen in de wereld te ondersteunen. De 350 miljoen werd toegevoegd aan de lopende begroting en de 150 miljoen geldt ten behoeve van het coronaspecifieke steunpakket voor aanvullende maatregelen, zoals medicijnen, beschermingsmiddelen en voedselpakketten. We hebben dit eerder ook beschreven in een brief. Omdat wij de bni-daling hiermee niet volledig konden dekken, hebben we inderdaad een kasschuif moeten doen uit latere jaren voor een totaal van 464 miljoen euro. En dat is pittig, wat ik als eerste moet zeggen. Dat is niet iets waar een aantal van ons van denken: wat een prestatie. Maar dit kan in een formatie worden geadresseerd, zoals het kabinet in een vorige kabinetsperiode ook heeft gedaan met een grotere kasschuif, ook een periode van crisis van destijds.

De heer Stoffer vroeg of het budget voor voedselzekerheid gelijk blijft. Dat is een eenduidig ja. Er komen ook nog nieuwe landbouwprogramma's in landen al Sudan, Nigeria en Jordanië.

Los van de budgettaire opmerkingen had mevrouw Van Weerdenburg een aantal vragen of opmerkingen over misstanden en mogelijke situaties van corruptie. We hebben in een apart AO al uitvoerig gesproken over Mali. Dat is tot op de bodem uitgezocht, voor zover we dat kunnen stellen. Ten aanzien van het schandaal in Haïti hebben we natuurlijk meteen geëist dat SEA-protocollen komen en worden aangescherpt. Dat heb ik al eerder aangegeven bij de start van deze discussie. Wij bestrijden alle misstanden voor zover we daarvan kunnen weten en we die ook hopelijk ook verder kunnen voorkomen. We willen dat dit wordt uitgebannen uit de hele sector. Maar zero risk bestaat nergens, zelfs niet in Nederland. In een complexe context werken we dus aan armoedebestrijding, en aan het voorkomen van irreguliere migratie en de negatieve consequenties van klimaatverandering. Resultaten worden wel degelijk geboekt. Daar wordt soms te makkelijk aan voorbijgegaan. Mensen verrichten in ontzettend moeilijke omstandigheden belangrijk werk. Het kan klein zijn op de schaal van een welvarend land als Nederland, maar het is groots in het leven van vele mensen. In 1990 waren er bijvoorbeeld bijna 2 miljard extreem arme mensen in de wereld. Voor corona is dat verminderd tot 700 miljoen. Dat zijn enorme getallen, maar dat betekent iets voor mensenlevens. Dat betekent minder druk, kansen en een kans op iets grotere welvaart.

De heer Weverling vroeg onder dit kopje nog naar malversaties en checks-and-balances. Ik kan de heer Weverling verzekeren: zelfs bij vermoedens van fraude zitten het ambassadenetwerk Den Haag en ikzelf er bovenop. We lopen nergens voor weg. We proberen er ook van te leren en onze eigen risicoprotocollen te verbeteren, ook qua financieel beheer. We hechten er zeer grote waarde aan om alle malversaties goed op te volgen, want het gaat uiteindelijk om belastinggelden, en daarin transparant te zijn. We rapporteren natuurlijk ook nog jaarlijks over het aantal bewezen malversaties. Soms is er ook een suggestie van een malversatie. Die wordt dan uitgezocht en dan blijkt er niks aan de hand te zijn. Dat komt ook voor. Maar u krijgt informatie en rapportage over de bewezen malversaties. Voorafgaand aan financiering wordt er een uitvoerige risico-inschatting gemaakt. Er wordt gemonitord, zoals u weet. Er zijn voortgangsrapportages en accountantsrapportages. In de coronaperiode is het wel zo dat veel van onze ambassadestaf en de door ons gefinancierde maatschappelijke organisaties zichzelf vaak niet hebben kunnen verplaatsen naar de plekken waar werk wordt uitgevoerd, dus ik denk dat we in de periode hierna nog weer scherper moeten kijken of alles goed is verlopen bij de inzet zoals we die gepland hadden en zoals we die ook mogen verwachten. Dat zie je ook in Nederland. Je moet grote besluiten kunnen nemen. Onder moeilijke omstandigheden worden grote programma's uitgevoerd. We doen dit in vertrouwen met vertrouwde partners.

De voorzitter:

Hoever bent u met dit onderdeel?

Minister Kaag:

Ik ben er bijna.

De voorzitter:

Ik zou het afmaken, want u heeft nog vijf onderwerpen te gaan. Ik wil dus ook een beetje kijken hoeveel tijd u nog nodig denkt te hebben.

Minister Kaag:

Er waren ook 200 vragen gesteld, mevrouw de voorzitter. Maar ik zal het nog meer versnellen. Ik zal sneller gaan praten en samenvatten.

Dan nog een vraag over Lesbos, in het bijzonder over de non-ODA-uitgaven en de recente ontwikkelingen in Ethiopië. Dat was een vraag van mevrouw Van den Hul en meneer Voordewind. Er is heel veel gedebatteerd en er is een motie aangenomen — gisteren, meen ik — in het gesprek met de staatssecretaris, mevrouw Broekers-Knol.

U weet, ook uit eerdere debatten, dat ik uitzonderlijkerwijs tweemaal geld beschikbaar heb gesteld voor de opvang op de eilanden. We hebben dit gedaan via een aantal organisaties. Ik deel de grote zorgen over de fysieke en geestelijke gezondheid en de beschermingsnoden van degenen die daar zijn. Er is een nieuw opvangkamp opgericht door de Griekse autoriteiten en de Commissie op Lesbos, waar 7.000 migranten en vluchtelingen worden opgevangen. Dat blijkt ruimer en gestructureerder te zijn dan Moria. Er zijn weer medische voorzieningen, maar dat is in hele beperkte mate, denk ik. Zoals u weet, heeft Nederland Griekenland een aanbod gedaan — ik denk dat het daarom gaat — voor het opnemen van 100 kwetsbare personen, waarvan 50 amv's van 14 jaar en jonger en 50 personen in gezinsverband en minderjarigen. Het aanbod is gedaan. Op verzoek van de Griekse autoriteiten is overeengekomen dat de voordracht niet beperkt hoeft te worden tot personen die ten tijde van de branden op Lesbos en Moria verbleven. Dat kunnen dus ook eerder overgeplaatste amv's zijn. Het blijkt, maar dat weet u allemaal uit de lange debatten die zijn gevoerd met de staatssecretaris die hierover gaat, dat de herplaatsingsprocedure nog meer tijd vergt, onder andere in verband met de zorgvuldigheid en de vertraging door COVID-19. Er is vorige week een expertmissie geweest ter voorbereiding van de overkomst van geselecteerde kandidaten. De inzet van de staatssecretaris is nog steeds dat dit alles afgerond kan worden voor de kerst. De beelden blijven verschrikkelijk. U weet uit eerdere debatten ook dat het kabinet en de coalitie hierover het regeerakkoord hebben opengebroken. De intentie is echt dat 100 kwetsbare mensen, vluchtelingen, naar Nederland gehaald worden. De motie is aangenomen. Ik weet dat staatssecretaris Broekers-Knol zich ten uiterste inspant. Tja, ik kan het niet mooier maken.

De voorzitter:

De heer Voordewind en dan mevrouw Van den Hul. De vragen moeten kort zijn, maar dat geldt ook voor de antwoorden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, u kijkt me nu heel streng aan.

De voorzitter:

Nee hoor, dat valt wel mee.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank voor de opmerkingen over Lesbos. We hadden nog gevraagd: wat kan de minister nog doen als het gaat om de non-ODA? Want de ODA is lastig. Ik hoor daar nog wel een antwoord op.

Mijn vraag gaat meer over de 0,7. Wij hebben gezien hoe we in de coalitie — met name D66 — de 900 miljoen kasschuif weg moesten poetsen. Dat was al een eerste slag bij de kabinetsonderhandelingen. Dat is ingewikkeld, maar het kan wel. Dus ik zou de oproep doen: als de Partij van de Arbeid of GroenLinks straks weer aan tafel zitten, poets die kasschuif weg. Maar ik vraag ook aan de minister: kan zij bevestigen dat als de economie weer aantrekt, die kasschuif ook wel weer kan verdampen? Het is natuurlijk moeilijk om in een glazen bol te kijken. We gebruiken nu namelijk bijna geen kasschuif, omdat we die 500 miljoen hebben gehad. Die gebruiken we vooral in de toekomst. Maar die kan verdampen. Ik vraag dus een bevestiging van de minister: als de economie weer flink aantrekt, klopt dat dan?

Minister Kaag:

Als de economie aantrekt, dan moet het ODA-budget in principe ook weer omhooggaan.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb nog een vraag over Moria. De minister zegt dat het regeerakkoord is opengebroken. De lelijke uitruil die daar achterligt, laten we vandaag maar even buiten dit debat. Ik denk dat één blik op de situatie daar ons leert dat we ons allen hier heel erg diep moeten schamen. Wij krijgen signalen dat er nog steeds geen sanitaire voorzieningen zijn, dat er in tijden van corona nog steeds zeer bedroevende of nauwelijks medische voorzieningen zijn. De minister had het eerder over dat miljoen dat zij beschikbaar heeft gesteld. Ik hoor heel graag wat daar concreet mee is gebeurd. Wat is daar beter mee gemaakt dan dat het was?

Minister Kaag:

1 miljoen is natuurlijk in dit geval een druppel op een gloeiende plaat. Ik heb het ook gedaan uit principiële overwegingen. Er zijn miljarden van de Commissie voor opvang naar Griekenland gegaan. Een deel van de gebrekkigheid aan opvang is inderdaad het management, is de situatie zelf. Maar er is geld gegaan naar Movement on the Ground. Dat ging over opvang, dat ging over tenten, dat ging over noodpakketten. Staatssecretaris Broekers-Knol heeft zelf dekens laten leveren. Verder heb ik geld gestuurd naar het internationale Rode Kruis en de internationale Rode Halvemaan voor de uitvoering van hun programma's, waaronder ook toegang tot psychische hulp en geestelijke gezondheidszorg. Maar u heeft mij nooit horen zeggen dat ik dit een fantastische uitkomst vind. Dat weet u. Dit is de situatie waarin we dat met elkaar hebben kunnen overeenkomen. Is dit te schrijnend voor het welvarende Europa? Daar ben ik het helemaal mee eens. Zijn er andere oplossingen nodig voor de bredere migratie- en vluchtelingenproblematiek? Ja, dat ook. Dat willen we op Europees niveau regelen. Maar de situatie in Moria blijft inderdaad een grote vraag voor ons allen.

Ik ben bereid om aan het eind van het jaar nog een keer te kijken of we nog wat extra's kunnen doen. Misschien was dat ook de vraag die de heer Voordewind wilde stellen. Alleen, de situatie — de omvang en de schrijnende aard — is dusdanig dat nog een half miljoen daarnaartoe sturen die situatie niet zal veranderen. Maar we willen dat die organisaties kunnen blijven functioneren.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij krijgen berichten dat mensen zich nu in zee aan het wassen zijn, terwijl de temperaturen daar nu ook aan het dalen zijn. Wij krijgen signalen dat kinderen met corona samen met gezonde mensen in tenten zitten. Dat zijn ontzettend schrijnende situaties, waar deze minister op kortere termijn dan aan het eind van het jaar nog zeker iets aan zou kunnen en volgens mij ook zou moeten doen. Dus mijn vraag aan de minister is: heeft zij op korte termijn de bereidheid om daar voor het lenigen van de enorme humanitaire noden een extra investering te doen? Ik noem sanitair, WASH en de zorg voor kwetsbare kinderen.

Minister Kaag:

Ik ben bereid om dat op heel korte termijn — het eind van het jaar is helaas bij wijze van spreken al binnen twee weken — dit te onderzoeken. Ik laat het u weten. Het blijft wel zo dat het helaas geen gebrek aan geld is. Dus we zullen hier inderdaad echt moeten rekenen op de ngo's.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Dan ga ik door naar het kopje gendergelijkheid, vrouwenrechten, seksuele rechten en gezondheidsrechten. Er is al wat over gewisseld, dus ik kan het hopelijk inkorten.

Mevrouw Van den Hul vroeg terecht aandacht voor het belang van het thema geweld tegen vrouwen. Dit wordt mogelijk gemaakt door het maatschappelijk middenveld via Leading from the South, het Nationaal Actieplan 1325, Funding Leadership and Opportunities for Women, en dan nog via een aantal VN-organisaties, waaronder natuurlijk de UNFPA. Wij kijken op politiek niveau samen met Canada en het Verenigd Koninkrijk naar politieke actie tegen geweld tegen vrouwen. Minister Van Engelshoven en burgemeester Marcouch van Arnhem gaven de aftrap voor de Orange the World-campagne die oproept het geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Ik heb daar virtueel aan meegedaan, want ik kon niet naar Arnhem.

Ik ga hierover ook constant en continu in gesprek met Europese ambtgenoten. Ik vind ook dat dit hoog op de agenda moet staan van de Europese raden. Het moet ook een belangrijk onderdeel vormen van het derde EU Gender Action Plan. Ik hoop dat de EU daarmee dus ook voldoet aan het verzoek van mevrouw Van den Hul.

De heer Voordewind vraagt om het fonds voor bestrijding van kinderprostitutie na 2022 voort te zetten. Het blijkt gewoon een heel belangrijk thema. U heeft ook amendementen ingediend om jaarlijks 5 miljoen euro vrij te maken voor de bestrijding van kinderprostitutie. Die zijn uitgevoerd. Het subsidiekader is daaraan aangepast. Voor 2021 is er weer een subsidiekader gepubliceerd van 5 miljoen euro. Ik kan u verzekeren vanuit mijn positie dat ook een toekomstig minister zeker dit onderwerp zal blijven agenderen en daar steun aan zal willen verlenen, omdat het te belangrijk is. Het zegt ook wat over onze inzet als Nederland.

Dan kopje vijf, het maatschappelijk middenveld.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb over kopje vier, hoofdstuk gender, nog één vraag aan de minister. Dank voor haar toezegging om inderdaad ook hier in Europees verband op gender-based violence te blijven inzetten, een heel belangrijk onderwerp. Mijn vraag ging eigenlijk over de SDG-toets en de gender scan die we op beleid en wetgeving moeten toepassen. Uit onderzoek van Building Change is gebleken dat die SDG-toets eigenlijk maar op één wet is toegepast. Dat is de begroting die we vandaag staan te behandelen. In de rest van de wetgeving wordt die SDG-toets nog niet specifiek benoemd in de memories van toelichting, terwijl dat wel de bedoeling is. Ook niet bij wetgeving uit het ministerie van deze minister. Mijn vraag is heel simpel: wanneer gaan we dat concreet terugzien in wetgeving? Bijvoorbeeld inzake Invest International en conflictmineralen. Zo is er nog wat wetgeving. Wanneer gaan we dat terugzien en wat gaat deze minister doen om die transparantie daarin te bevorderen, zodat we echt die coherentie kunnen zien?

Minister Kaag:

Ik kom er in tweede termijn heel kort op terug. Maar onlangs heeft het kabinet hierover inderdaad op mijn voorspraak een wat gestructureerder aanpak aangenomen. Ik onderken als geen ander dat we mooi praten hebben over de SDG's, maar als we het zelf niet integraal uitvoeren en erop toetsen, dan komen we niet veel verder en ook wij zijn daaraan onderhevig. Dus die toezegging kan ik doen. Maar hoe makkelijk dat gaat, is waarschijnlijk ook aan volgende kabinetten. Eén ding is zeker: ik denk niet dat je de SDG-coördinatie bij de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking moet laten. Het moet misschien bij een ander ministerie. Dit geef ik mee aan de toekomstige formateurs.

De voorzitter:

Gaat u verder. Eerst verkiezingen, zou ik zeggen.

Minister Kaag:

Absoluut, maar het staat mij ook vrij om vooruit te kijken. Er zijn partijen in deze Kamer die daar misschien meningen over hebben.

Dan het maatschappelijk middenveld. U weet als geen ander dat het maatschappelijk middenveld leeft. Het komt voort uit onze samenleving en is altijd een belangrijke partner geweest bij de gedachte, bij de uitvoering en natuurlijk ook bij de invulling van ontwikkelingssamenwerking. Lokale ngo's zijn steeds meer een belangrijke partner. Dat is eigenlijk ook de geest van Power of Voices, omdat we het maatschappelijk middenveld willen versterken en een kans geven voor Nederlandse maatschappelijk betrokken organisaties die echt een partnerschap willen opbouwen met lokale organisaties daar. Maar het is heel belangrijk dat we een beetje die verschuiving kunnen ondersteunen, want lokale organisaties weten als geen ander hoe het zit, hoe het werkt. Ze zijn ook een bron van politieke stem en tegenstem. Dus er zijn veel zuidelijke allianties die nu van start kunnen gaan dankzij Power of Voices, 66%. Dat is hartstikke goed. Die werken dan zelf nog weer samen met andere lokale ngo's.

Ik deel de opvatting van mevrouw Van den Hul dat deze organisaties ook in de coronacrisis hun belang weer hebben bewezen. Mevrouw Van den Hul vraagt terecht stelselmatig wat ambassades doen en kunnen doen, en of ze nog meer kunnen doen voor het maatschappelijk middenveld, zeker in landen waar die ruimte wordt ingeperkt door autoritaire regimes. Er is natuurlijk de toolkit. Wij spreken — ik zelf als ik op reis ga, en ik denk ook minister Blok en andere ministers — stelselmatig met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Er worden rondetafelgesprekken georganiseerd. Wij willen hen ook op die manier die politieke aandacht en een beetje bescherming geven, zodat de regeringen waarmee wij ook gesprekken voeren weten dat we meekijken. Dit verwachten wij ook op Europees niveau. Als zich acute situaties voordoen, zoals de beveiliging van dokter Mukwege, Nobelprijswinnaar, dan zet Nederland ook een stap en organiseert dat ook. Dat is overigens gedaan door mijn voorgangster, minister Ploumen. Ambassades blijven belangrijke pleitbezorgers en partners van deze organisaties en onze speciale ambassadeurs — of ze nu voor mensenrechten zijn, voor vrouwenrechten of voor vrijheid van religie en levensovertuiging — werken ook nauw met hen samen en kaarten overal hun belangen aan.

De heer Weverling is kritisch op het feit dat het kabinet maatschappelijke organisaties overheidssubsidies geeft, waarop die organisaties de vrijheid nemen om het overheidsbeleid te bekritiseren. Ik denk dat we dit debat al in de Kamer hebben gevoerd. Ik wil alleen bevestigen dat het kabinet ook dit soort keuzes van maatschappelijke organisaties als fundamenteel onderdeel ziet en beschouwt van het democratisch bestel. Het houdt ons scherp. Het beleid kan er beter van worden, en het debat wordt in ieder geval inclusiever en ik denk ook geloofwaardiger, omdat alle kanten worden belicht en toegespitst. Die vrijheid van het maatschappelijk middenveld, daar staan wij dus met z'n allen voor.

De heer Van Haga vroeg of een bepaalde onafhankelijkheid geëist kan worden van subsidieontvangende organisaties en hoe we controleren of het geld goed wordt besteed. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet de aanvrager sowieso aantonen dat 25% van zijn totale inkomsten afhankelijk zijn van andere bronnen dan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Er is dus een zekere mate van financiële onafhankelijkheid. Verder vindt de controle op de besteding van de middelen plaats via de geëigende wegen: rapportages, accountantsrapportages en gesprekken met de organisaties. Dat doen we conform de gebruikelijke procedures. Verder willen we ook in de aanloop naar het Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld kijken hoe we een nog betere monitoring, evaluatie en het leren uit de ervaring kunnen introduceren in de dialoog met ook deze organisaties. Dat gaan we extern beleggen, om ook een scherpe blik op onszelf te houden.

De heer Voordewind constateerde — dit gesprek hebben we eigenlijk net al gehad — een relatieve toename van middelen via multilaterale organisaties en vroeg om meer balans. Dat is eigenlijk een beetje het punt dat ook mevrouw Van den Hul maakte. Ik heb al eerder gezegd dat wij niet op kanalen sturen, maar kijken naar thema's en resultaten en daar de partners bij zoeken. Maar we blijven altijd indachtig het belang van de balans, absoluut.

Mevrouw de voorzitter, dan heb ik het kopje maatschappelijk middenveld gehad.

De voorzitter:

Ik zie de heer Voordewind, maar ik zie eerst mevrouw Van den Hul. Dit is uw zevende vraag.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik weet het, voorzitter. Ik ga mijn zevende vraag graag besteden aan een heel belangrijk onderwerp, namelijk de mensenrechtenverdedigers. We zien op dit moment acute crises. Collega's van ons in Hongkong zijn vastgezet. Twee weken geleden nog zijn in Egypte mensenrechtenverdedigers van hun bed gelicht. De situatie wordt eigenlijk met de dag slechter. Corona helpt daarbij corrupte en autoritaire regimes. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Kan zij meer doen dan wat er nu gebeurt in Europees verband? Heeft zij het idee dat wij daarin voldoende op één lijn zitten? Kunnen we daarin dan ook breed optrekken, ook met haar collega op Buitenlandse Zaken? We hebben dan immers deels ook te maken met een diplomatieke kwestie, die natuurlijk ook een handelscomponent heeft. Ik hoor heel graag nog iets meer van de minister over onze acute inzet, nu wij die shrinking space steeds verder zien krimpen.

Minister Kaag:

Ja, ik denk zeker dat we op Europees niveau nog veel meer kunnen en moeten doen, ook met de Hoge Vertegenwoordiger, want uiteindelijk is dat de politieke stem die door een paar grote landen het meest wordt gehoord. Wij kunnen ook meer doen. Ik agendeer het in elke Raad. Het is wel zo dat je altijd terugvalt op de meest gelijkgestemde landen — u kunt ze zelf op een paar handen tellen — maar daarin kunnen we effectief agenderen. Alleen aan de uitvoering schort het vaak. De EU zelf, de Commissie, heeft vaak relaties die ik meer beschouw als behorend bij het programmatische dan bij het meer politieke vlak van de stem en de rol van het maatschappelijk middenveld, juist in het brede kader van vakbonden en ook mensenrechtenvertegenwoordigers. Daar is, denk ik, nog wel wat terrein te winnen en daar zet ik mij graag voor in.

De voorzitter:

Goed, gaat u verder.

Minister Kaag:

Dan kom ik op klimaat en ontbossing. Ik denk dat een aantal stukjes daarvan …

De voorzitter:

Sorry, voordat u verdergaat, heeft de heer Voordewind een vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is een beetje een kwestie van zitten en staan, maar ik wacht netjes mijn beurt af. We hebben het net al eventjes gehad over het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld. We hebben het over Power of Voices gehad. Maar als je even naar de breedte van de cijfers kijkt, zie je dat de financiering van het maatschappelijk middenveld ondanks het verkleinen van de ruimte voor maatschappelijke organisaties, met name in het Zuiden, naar 17% gaat. De financiering van de multi's gaat van 34% naar 42% gedurende deze kabinetsperiode. Ik weet dat de minister zegt: we sturen niet op kanalen. Maar in deze omstandigheden moeten we in de haarvaten van de samenleving gaan zitten. De capaciteiten daarvoor zitten vooral bij de maatschappelijke organisaties. We denken aan lhbti's, journalisten, et cetera. Dan moet je toch wel gebruikmaken van die maatschappelijke organisaties? Vanwaar dan die trend naar beneden?

Minister Kaag:

Dat doen we ook, maar zoals we zeiden, hebben we thema's gekozen. We sturen. Er is extra geld naar de VN gegaan. Dat is inderdaad een deel van de kentering in de eerste fase van de toekenning van de coronagelden. Verder moeten we niet vergeten dat veel VN-organisaties die we steunen als uitvoerende partners alleen maar ngo's hebben. UNHCR is voor de noodhulp voor 70% afhankelijk van ngo's. Dat is altijd al zo geweest. De Wereldvoedselorganisatie ook. Dus ngo's worden overal bij betrokken. De politieke presentie van het maatschappelijk middenveld ligt natuurlijk ook aan de kant van minister Blok. Dat gaat via andere fondsen en via politieke overleggen en de steun die we daarbij hebben. Maar ik denk dat wij een goede afweging hebben gemaakt bij de kanalen en bij de keuzes die we in deze fase gemaakt hebben. En Power of Voices moet natuurlijk nog van start gaan. Laten we daar ook duidelijk in zijn. Dat gaat toch om bijna 1 miljard voor het maatschappelijk middenveld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het klopt dat de maatschappelijke organisaties ook subcontracten hebben bij VN-instellingen. Maar er wordt ons wel vaak gezegd: ja, maar wij moeten daarvoor hele processen aangaan. Die overhead van zo'n 20% tot 30% blijft dan bij de organisaties liggen. Waarom dan niet rechtstreeks deze organisaties financieren? Ik noem nog één voorbeeld en dan hou ik erover op. Als we kijken naar de bestedingen voor covid, zien we dat 10% naar de ngo's gaat en 90% naar de multi's. Ik snap het tempo, dus ik snap het voor een groot deel. Maar we hebben inmiddels ook DRA. Ik snap ook dat we daar 60 miljoen naartoe sluizen, maar ik zou de minister ertoe willen aanzetten om die ambitie van 25% die we hier ooit een keer hebben afgesproken, toch ook door te vertalen in de noodhulpgelden.

Minister Kaag:

Aan het eind van het jaar wordt altijd gekeken op welke manieren de additionele middelen die we nog hebben gevonden eventueel worden toegekend. Noodhulp is daar natuurlijk een belangrijke factor in. Er wordt altijd ook weer bekeken wie wat waar kan doen. Soms is het soft earmarking voor landen, soms is het inderdaad een kanaalkeuze. Ik zal de suggestie om in het noodhulpkader nog een keer te kijken, actief overwegen. Er komt over ongeveer twee weken een brief naar de Kamer. Maar ik zeg niet ja en ik zeg niet nee; ik neem de overweging mee.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Begrijp ik goed dat het kopje maatschappelijk middenveld nu helemaal is afgerond? Dan heb ik namelijk nog wel een vraag. Ik ben in mijn eerste termijn ingegaan op de positie van vrije journalistiek. Ik heb u daarnaar gevraagd. Wij hebben daar eerder over gedebatteerd en u heeft toen verwezen naar de brief die we zouden krijgen van minister Blok. Die hebben we gehad en die bleek vooral te gaan over noodhulp: 9 miljoen en 1 miljoen uit het Mensenrechtenfonds, voor acute noodhulp. Maar u bent de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Het opbouwen van onafhankelijke, goede journalistiek zou onderdeel moeten zijn van ons programma. Dat was het altijd — we hadden 70 miljoen voor vijf jaar — maar daarvoor zit nul euro in de nieuwe begroting. Zijn er nog andere dingen die u wel kunt doen om journalistiek te ondersteunen en om ervoor te zorgen dat vrije journalistiek ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, zodat die vrije stem, die vrije informatiegaring en die berichtgeving op orde blijft in ontwikkelingslanden?

Minister Kaag:

De heer Van den Nieuwenhuizen refereert aan het subsidiekader voor de tender voor Power of Voices. Dat is op basis van een aantal criteria en doelstellingen vastgesteld. Vrije pers vormde daar geen onderdeel van. Ik weet ook dat een of twee indieningen niet door de ambtelijke keuring zijn gekomen. Dan is het natuurlijk niet aan de orde om dat alsnog te gaan goedkeuren. Maar ik begrijp het belang van de opbouw van vrije journalistiek als kanaal en als stem voor het maatschappelijk middenveld, en om tegenwicht te bieden. Ik begrijp dat minister Blok extra geld heeft toegekend om een mogelijk gat dat zou ontstaan weer te dichten. Ik weet dus niet of u bedoelt dat ik nog naar additionele middelen moet zoeken, of dat u wilt kijken hoe we aan de opbouw van de vrije pers kunnen doen in een aantal landen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Daar ga ik toch nog een interruptie voor gebruiken. Minister Blok heeft een oplossing bedacht voor een jaar. Daarna valt het eigenlijk uit onze handen. En het is noodhulp, het is ad hoc, het is niet structureel en het bouwt niet mee op. We hebben hier eerder over gedebatteerd. Ik begrijp waar uw dilemma zit, met de aanbesteding en dat verhaal. Maar ziet u dan ook het belang vanuit capaciteitsopbouw? Ziet u dat wij in onze focuslanden misschien iets moeten doen via onze ambassades, via ik weet niet wat? Kunt u alstublieft kijken waar wij een rol kunnen spelen bij capaciteitsopbouw? Dat kan ondersteuning zijn, in allerlei vormen. Misschien is het ook geld; dat zou super zijn. Maar als dat niet zo is, doe het dan graag ook op een andere manier, want we kúnnen de vrije pers niet laten vallen op deze manier.

Minister Kaag:

Ik ben het ermee eens dat dit van belang is. Twee. Ik denk dat onze posten en ambassades ook zonder geld inderdaad veel kunnen betekenen bij opbouw, bij gesprekken, bij het faciliteren. Ik zal daar met minister Blok nog een keer naar kijken. Maar vanuit mijn mandaat zal ik kijken wat er nodig is. Ik denk dat we kijken naar capaciteit, en niet naar directe financiering. Want dat kader is afgerond.

De voorzitter:

Goed, gaat u verder.

Minister Kaag:

Dan kom ik op klimaat en ontbossing. Zoals ik al zei, hebben we maandag uitgebreid gediscussieerd dankzij een initiatiefnota van de heer Van Ojik en de heer Van den Nieuwenhuijzen.

Maar ik kom terug op de vragen die gesteld zijn over klimaat en ontbossing. De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg wat ik heb ondernomen om het aandeel fossiele transacties binnen de exportkredietverzekering af te bouwen. Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat we inzetten op vergroening van de ekv. Op 2 oktober jongstleden hebben staatssecretaris Vijlbrief en ik de Kamer hierover geïnformeerd. Er is een aantal wijzigingen doorgevoerd. We zijn dan nu uitgekomen op 20% van het transactievolume in 2019 dat als echt groen kan worden geclassificeerd. U bent op 16 november geïnformeerd over een aantal door staatssecretaris Vijlbrief genomen aanvullende maatregelen om exportbedrijven te stimuleren groener uit de crisis te komen. En staatssecretaris Vijlbrief heeft in het AO van 19 november over het exportkredietverzekeringsinstrumentarium toegezegd internationaal te werken aan de afbouw van steun aan fossiele projecten via exportkredietverzekeringen. In EU- en OESO-verband zetten we in op het uitfaseren van de ekv-dekking op fossiele transacties. Het gaat er natuurlijk ook om dat we een internationaal gelijk speelveld opbouwen, maar ik ben wel van mening dat hier de lat omhoog moet worden getrokken. Het argument van het gelijke speelveld moeten we niet gebruiken om nooit wat te doen en vergroening uit te stellen. Staatssecretaris Vijlbrief kondigt hier ook aan, als eerste, scenario's voor de afbouw van fossiel uit te werken. Daarin zal worden ingegaan op de vraag hoe Nederland in lijn kan komen met de klimaatdoelen van Parijs, en op de gevolgen hiervan voor Nederlandse werkgelegenheid en export. Ik teken hierbij aan dat ik hier juist ook heel veel kansen zie voor de Nederlandse export en voor de bedrijven die nieuwe technologie aan te bieden hebben.

De heer Van Raan vraagt om ecocide strafbaar te maken ...

De voorzitter:

Maakt u uw zin af, zou ik zeggen.

Minister Kaag:

Oké. Ik maak dan mijn blokje af over klimaat en ontbossing. De heer Van Raan vraagt stelselmatig om ecocide strafbaar maken. We spraken hier dus ook maandag al over, tijdens het notaoverleg Behoud het Woud. Slechts in een aantal landen is ecocide strafbaar bij wet; de heer Van Raan zal dat beter weten dan ik. Het ging hem denk ik om ecocidewetgeving. Het is de vraag of zulke wetgeving het gewenste effect heeft, onder andere omdat handhaving moeilijk is. Maar er is op dit moment internationaal onvoldoende draagvlak om het ook maar ergens te verankeren in internationaal recht. Ik maakte maandag al de vergelijking met genocide, dat wel is opgenomen in het Statuut van Rome. Maar ook daar ontbreekt het helaas aan draagvlak, om maar even de orde in de huidige prioriteiten van de internationale politiek weer te geven. Dus vanuit dit standpunt kijkt het kabinet naar de effectiviteit en naar onze inspanningen. We richten ons met name op het voorkomen van de vernietiging en beschadiging van ecosystemen, en op het nog verder tegengaan van de degradatie van de biodiversiteit. Dat kunnen we doen via de ontwikkelingsinzet, maar natuurlijk ook via internationale afspraken. Ik heb maandag al een groot aantal van de partnerschappen genoemd; ik zal dat hier niet herhalen.

De heer Bouali vroeg hoe we verder kunnen gaan met het tegengaan van ontbossing. Hij vroeg specifiek wat we op Europees niveau kunnen doen als het gaat om de verantwoordelijkheid voor de toegang van producten tot de Europese markt. Kunnen we producten weren op basis van de productiewijze? Dat mag bijna niet, conform de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Daar teken ik wel bij aan dat ik denk dat we daar ook eens naar moeten kijken. Ik wil best inzetten op een begin daarmee in Genève. Dat is belangrijk. Andere dingen zijn wel mogelijk, zoals verdubbeling van de financiering van programma's die ontbossing tegengaan. U bent allemaal bekend met het Amsterdam Declarations Partnership. Dat hebben we ook geïntensiveerd. De ADP-landen hebben onlangs Brazilië opgeroepen tot samenwerking om ontbossing tegen te gaan en agrarische handelsketens te verduurzamen. De dialoog daarover is nu opgestart. Verder wil Nederland dat de EU een ambitieuze invulling geeft aan de EU-mededeling over het tegengaan van ontbossing. Als er een verordening komt, kun je op basis daarvan producten mogelijkerwijs weren van de Europese markt. Dat is ook allemaal maandag besproken.

Dan is er nog een apart blokje, maar dat laat ik even, want dat hoort niet bij klimaat en ontbossing.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dit gaat nog over de exportkredietverzekering. Daar had ik naar gevraagd. Ik ben blij met de ambities die u heeft. In dat kader ben ik eigenlijk heel benieuwd naar wat nou de overwegingen zijn geweest van u en staatssecretaris Vijlbrief om recent een omvangrijke exportkredietverzekering te verlenen aan Nederlandse bedrijven die betrokken zijn bij grote gasprojecten in Noord-Mozambique. Daar wordt aangegeven dat dit soort verzekeringen juist een grondstoffenvloek opleveren: oplaaiend terrorisme, milieuschade, risico's voor lokale ecosystemen, risico's voor lokale bewoners, maar ook sociaal-economische risico's en problemen. Mozambikaanse experts wijzen zelfs op het verband tussen mega-investeringen van westerse landen van deze aard en oplaaiend moslimterrorisme. We hebben vorige week in het AO begrepen dat dit een lastige afweging was en dat u daar lang over heeft nagedacht. Ik ben heel benieuwd hoe u uiteindelijk tot de slotsom bent gekomen dat dit een goed besluit is en dat we deze exportkredietverzekering wel moeten verstrekken.

Minister Kaag:

Ik moet op de details terugkomen in de tweede termijn. Ik heb ze zo niet scherp.

De heer Alkaya (SP):

De minister zei terloops dat zij bereid is om in Genève bij de Wereldhandelsorganisatie aan te kaarten dat de productiestandaarden mee kunnen wegen bij het al dan niet weren van producten van de interne markt. Is ze bereid om ook zaken als leefbaar loon, dus sociale aspecten daarbij mee te nemen? Kunnen die ook meegewogen worden?

Minister Kaag:

Ik ben inderdaad ingegaan op een algemene vraag. Ik moet het wel een beetje specificeren. Ik vind het een belangrijk punt. De heer Alkaya weet ook dat Nederland de ILO financiert om in zeven landen een studie te doen naar een leefbaar loon en niet naar een minimumloon, want in veel landen is dat gewoon een belediging voor de mens. Ik denk dat een loon moet passen binnen dat brede kader, maar ik kom hier graag op een ander moment op terug. Ik moet het eerst laten uitzoeken. Ik wil graag wat gesprekken daarover voeren in Genève. We moeten kijken wat daar bij zou kunnen horen. Dit is iets wat de Commissie eigenlijk zou moeten doen, maar we hebben onze eigenstandige positie in Genève.

De voorzitter:

En "later op terug" is niet in de tweede termijn, maar op een ander moment?

Minister Kaag:

Dat is niet in de tweede termijn, nee. Dan heb ik geen beter antwoord dan dit. Dit is een inzet. Ik kom daar graag op terug in een vervolgoverleg met de Kamer.

De voorzitter:

De heer Alkaya?

De heer Alkaya (SP):

Dat snap ik, dat dit een inspanningsverplichting is. Toch blijf ik hier wel graag van op de hoogte. Kan de minister toezeggen om in ieder geval voor de verkiezingen met een brief te komen over de manier waarop ze dit heeft aangekaart in Genève, wat de reacties daarop waren en wat de vervolgstappen zijn? Dit zou natuurlijk een belangrijk punt voor het vervolg kunnen zijn.

Minister Kaag:

Ja, ik wil dit persoonlijk niet verbinden aan de verkiezingen, misschien in tegenstelling tot de heer Alkaya. Ik kom erop terug zodra we een beter beeld hebben. Dat kan misschien al volgende maand zijn. Als dat belangrijk is, wil ik er wel op inzetten om dit voor de verkiezingen te doen, maar ik kan niet beloven hoe inhoudelijk het antwoord zal zijn.

De voorzitter:

Bij de middelste interruptiemicrofoon is de plek nog schoon, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Mijn laatste twee vragen. De eerste gaat ook over de exportkredietverzekeringen. Er werd net geschetst dat daarvan een afbouw komt. Kan de minister toezeggen, hetzij via Vijlbrief, hetzij direct, om met een brief te komen waarin dat afbouwpad ook in de tijd benoemd wordt? Er wordt namelijk al heel lang gesproken over afbouwen, maar het zou fijn zijn als het iets concreter was.

Minister Kaag:

Ik zal in tweede termijn bevestigen hoe dat eruitziet. Ik weet niet welke details mijn collega Vijlbrief al heeft toegelicht tijdens het AO dat hij had. Het is wel goed om dat te weten, want misschien heeft hij dat al bevestigd in zijn eigen commissie.

De voorzitter:

De laatste vraag, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Die gaat natuurlijk over ecocide, voorzitter. De minister schetst het beeld dat daar nog niet genoeg draagvlak voor zou kunnen zijn. De geschiedenis herhaalt zich. Excuus dat ik dit even toelicht, maar het is misschien goed om te melden dat Nederland ook in de jaren negentig het strafbaar stellen van ecocide actief uit het Statuut van Rome heeft gehouden, samen met illustere partners als de Verenigde Staten en Saudi-Arabië. Er is dus een lange geschiedenis van het tegenhouden van het strafbaar stellen. Mijn vraag is eigenlijk: als er geen draagvlak is — dat zou kunnen — is de minister dan bereid om mee te bouwen om wel draagvlak te kunnen verkrijgen op dit gebied?

Minister Kaag:

Ik moet dit breder onderzoeken. Dit gaat over verdragen en internationale politieke en diplomatieke inzet. Ik heb nu al gezegd dat het kabinet zelf de inschatting maakt dat dit niet de grote prioriteit van de dag is. We hebben een andere keuze gemaakt, en dat is juist het actief tegengaan van ontbossing en klimaatverandering, ook met diplomatieke middelen. Daar zijn enorm veel sprongen te maken. Ik schat zelf in dat in deze periode de tijd daar nog niet rijp voor is, ook niet voor een kabinetsinzet.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u verdergaat.

Minister Kaag:

Dan maak ik een klein bruggetje naar de laatste twee blokjes. De heer Amhaouch vroeg hoe ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse handel zich nu tot elkaar verhouden en of we niet moeten spreken van "economische betrekkingen". Die hebben we sowieso, of ze nou goed of slecht zijn, of aan verbetering toe zijn. Dat doen we altijd. Dat doen we ook met ontwikkelingslanden, want iedereen in deze Kamer weet als geen ander dat alle landen handel willen. Alle landen willen internationaal floreren, en handel is een van de middelen om dat te bereiken. Ze willen allemaal op de een of andere manier van de hulp af. Dat verhoudt zich dus tot elkaar, maar ook tot de opbouw van de economie. Dat leidt weer tot een versterking van de economische betrekkingen. De EU doet dat onder andere via het SGP.

De heer Weverling vroeg naar mogelijkheden om onze topsectoren in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking. Hij noemde het "verbonden hulp". We kennen natuurlijk officieel internationaal alleen maar gebonden en ongebonden hulp. Nederland is al jarenlang een groot voorstander van ongebonden hulp, maar ik heb zelf ook het woord "verbonden" gebruikt om aan te geven dat er de facto in de uitvoering vaak een voorsortering kan zijn vanwege kennis en kunde en de reputatie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Daarin zie ik een vorm van verbondenheid. Ik zie die ook in de inzet die veel bedrijven en mensen willen plegen ter verbetering van de levens van anderen. Kennis en kunde is daarbij essentieel. Dus ja, er wordt gebruikgemaakt van Nederlandse kennis en kunde, maar het blijft formeel ongebonden hulp.

Dan kom ik bij blokje zeven, de ondersteuning van het bedrijfsleven en de Handelsagenda. Zoals deze Kamer weet, hebben we vroeg ingezet op een proactieve Handelsagenda. Die is ook besproken. Die is eigenlijk een uitwerking van de beleidsnota en de prioriteiten uit het regeerakkoord. Wat is er gebeurd? Het RVO-instrumentarium is nog beter toegespitst op de behoefte van het midden- en kleinbedrijf. Dat blijft altijd een punt van zorg. We weten dat veel ondernemers de weg niet kunnen vinden in de vele portalen en alle informatievoorziening, maar er wordt hard aan gewerkt om dat continu te verbeteren. Er is ook een heel sterk start-upecosysteem, dat zich verder aan het ontwikkelen is. Ze maken ook deel uit van de handelsmissies. Hubs voor start-ups zijn versterkt in zes van de grote steden waar start-ups echt hun weg willen vinden. Ik noem hier Berlijn, Londen, Parijs, maar natuurlijk ook San Francisco, Los Angeles, Boston, New York City en Singapore. Er zijn een aantal start-uphandelsmissies uitgevoerd.

Ik heb vrouwelijk ondernemerschap ook als een van de prioriteiten benoemd in de Handelsagenda. De emancipatie van vrouwen, jonge meisjes vindt ook plaats via de economische verzelfstandiging. Handel in de formele economie is daarbij een mooi speerpunt vanuit Nederland, want daarin kunnen we nog echt wel grote stappen zetten, maar natuurlijk ook in ontwikkelingslanden en middeninkomstenlanden.

Via de publiek-private samenwerking zijn er veel businesshubs opgericht zoals NLinBusiness, om Nederlandse ondernemers in het buitenland beter te ondersteunen. Onze ambassades blijven natuurlijk ook fantastisch werk doen als er bezoeken zijn. Dat geldt voor de economische attachés en iedereen daar. Iedereen wordt ondersteund. Sinds de start van de uitvoering van de Handelsagenda zijn er 23 uitgaande handelsmissies geweest. Conform de rapportages die we hebben teruggekregen en de peilingen die we hebben gedaan, leidt het in 75% van de gevallen tot een overeenkomst, in ieder geval onder de deelnemers. Dat is best veel. Contacten leiden dus daadwerkelijk tot contracten. Het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen als speerpunt, uitgangspunt en meetlat blijft daar heel belangrijk in. Ik heb ook al eerder genoemd dat er bedrijven van deelname zijn uitgesloten omdat ze het imvo-beleid niet wilden onderschrijven of niet wilden rapporteren of omdat we, nadat ze waren aangesproken op non-compliance, dus niet-naleving, zelf hebben gezegd dat ze daarom niet meegaan op een handelsmissie. Het is bescheiden, maar we komen hier op 8 december op terug bij het bespreken van de maatregelen die het kabinet voorstelt voor het imvo.

Er gebeurt dus heel veel. Tegelijkertijd weten we natuurlijk ook dat veel bedrijven geraakt zijn in deze periode, maar u bent op de hoogte van het brede pakket aan maatregelen die door het kabinet genomen zijn. Natuurlijk heb ik al eerder benoemd wat we allemaal hebben gedaan op het gebied van exportbevordering, ondersteuning, uitstel van betaling en verlenging van de kredietperiode, de instrumenten waar ikzelf over ga met collega Vijlbrief.

De heer Weverling vroeg naar de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf. Dat is tijdens de coronacrisis ook actief ondersteund. Het publiek-private pakket voor ondersteuning van het exporterend mkb is gericht op het verzamelen van informatie, het verspreiden van marktinformatie en marktverkenningen. Tegenwoordig doen we alles virtueel, wat ook best makkelijk is voor veel mkb'ers die de eerste stap nog niet willen maken en vaak terugdeinzen voor de kosten. Nu een handelsmissie of contacten virtueel kunnen worden geregeld, merken we dat veel mkb'ers meedoen en dat de vraag ook echt toeneemt. Ik heb ook al gesproken over de rol van de posten.

De heer Weverling vroeg ook hoe we het bedrijfsleveninstrumentarium inzichtelijker en toegankelijker kunnen maken voor het vermarkten van kennis en diensten. Ik verwacht dat Invest International hier een grote sprong zal kunnen maken. Binnenkort wordt u uitgebreid geïnformeerd en we spreken hierover tijdens het wetgevingsoverleg, dat gepland staat op 14 december. Het is in ieder geval de bedoeling dat er bij Invest International een afdeling komt die zich met kennis, expertise en financiële oplossingen speciaal gaat richten op het midden- en kleinbedrijf, een belangrijke motor van de Nederlandse economie en steeds relevanter in veel landen, ook buiten Europa. De financieringsregelingen worden dus achter één loket geplaatst. Dat moet ook makkelijker zijn voor de klant, in dit geval dus ook de mkb'er. Via het internationaal strategisch overleg wordt een publiek-privaat actieplan opgesteld om mkb-financiering voor internationale activiteiten nog toegankelijker te maken. Minister Wiebes en ik zitten daar samen in van de zijde van het kabinet. We zijn daar een soort waarnemer; we zijn geen formele leden. De heer Alkaya heeft daar een keer vragen over gesteld en die heb ik schriftelijk beantwoord.

Dan kom ik op de Afrikataskforce en de vragen daarover van de heer Amhaouch. Ik hoop dat hij na het AO Afrika, waar alle vragen van de heer Amhaouch eigenlijk al zijn beantwoord, weet dat het kabinet wel degelijk deelneemt. De taskforce is een netwerk voor de aanpak van handelsinvesteringsbelemmeringen. Er zijn vijf nieuwe kanstrajecten die voor ons mkb zijn opgestart in gezondheidszorg, agrofood, afval en circulaire oplossingen, duurzame energie en water. We kijken naar pilotpartnerschappen in Afrika die van belang kunnen zijn voor handel en investeringen. Ook de bedrijven uit de Afrikacoalitie worden bediend met de pilots uit het recente publiek-private partnerschap voor de cacaoketen. Dat is één voorbeeld, maar we trekken nauw op en het kabinet ziet ook echt de waarde van de taskforce en de ideeën die daaruit voortvloeien.

De heer Amhaouch vroeg mij toe te zeggen om Invest International nog deze kabinetsperiode te realiseren. Ik heb in juli 2020 samen met de minister van Financiën het wetsvoorstel voor de oprichting van Invest International naar de Tweede Kamer gestuurd. We hebben de behandeling op 14 december. We hopen natuurlijk dat er, juist om ondernemers uit deze crisis te kunnen helpen, veel interesse zal zijn zodra het loket is geopend, want hier liggen echt kansen. Ook de mengvorm van SDG's, klimaatactie en kansen voor het Nederlands bedrijfsleven zie ik als zeer hoopvol. Er is voor mkb-ondernemers natuurlijk de mogelijkheid om via Invest International samen te werken met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Dat biedt hele nieuwe kansen, ook voor een aantal regio's in Nederland.

De heer Weverling vroeg ook naar de maximale projectomvang van Invest International in verhouding tot het gelijke speelveld. Die maximale omvang wordt niet groter. Er is concessionele financiering beschikbaar, maar er zijn ook nog de programma's DRIVE en Develop2Build voor overheden van ontwikkelingslanden voor infrastructuurprojecten. Er geldt voor DRIVE een maximale projectomvang, juist omdat voor projecten van deze omvang internationaal een financieringsniche bestaat. Maar Invest International krijgt ook investeringskapitaal en projectontwikkelingsmiddelen tot zijn beschikking, en daar is geen maximale projectomvang vastgelegd. Het gaat vaak om de projectontwikkeling, de eerste fase, waarbij bedrijven terughoudend zijn om mee te doen of niet. Daar zijn de grote kostenposten.

Een laatste vraag bij dit blokje, mevrouw de voorzitter, en dan kom ik bij het laatste. De heer Stoffer vroeg of er een goede bancaire ondersteuning was, die we zouden kunnen bevorderen voor het midden- en kleinbedrijf. En hij vroeg naar de naleving van de OESO-richtlijnen. Nou, op de OESO-richtlijnen kom ik misschien terug bij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er is een goede samenwerking met de banken bij de ondersteuning van het mkb. Dat blijft natuurlijk ook essentieel. En ik noemde net het Internationaal Strategisch Overleg. Daar kijken we ook met de banken naar het publiek-privaat actieplan om juist mkb-financiering te verbeteren en te vergemakkelijken. En Invest International, ik hang daar nu heel veel aan op, maar dat moet dit allemaal voor iedereen veel makkelijker en inzichtelijker maken, en dus ook meer slagkracht kunnen bieden op dat terrein.

Dan kom ik aan het laatste kopje, mevrouw de voorzitter. Weliswaar indachtig het AO dat we hier volgende week uitgebreid ...

De voorzitter:

Het is een notaoverleg.

Minister Kaag:

Ja, klopt. We werken aan verduurzaming. Zoals deze Kamer weet, is het beleid geëvalueerd. We spreken daarover. De heer Weverling, de heer Van den Nieuwenhuijzen, de heer Voordewind, de heer Van Raan en de heer Alkaya hebben een aantal opmerkingen gemaakt. De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg of het nu niet eens tijd werd om te stoppen met te vertrouwen op de goedheid van de bedrijven. Nou, ja en nee. We moeten er vertrouwen in kunnen stellen, maar we stellen ook richtlijnen en we stellen ook eisen, en we meten ook en we gaan in gesprek als het misgaat. Dus het is niet een kwestie van naïviteit, maar we hebben nog een zekere mate van eisen stellen en verwachten dat daarnaar wordt geleverd, zonder dat we alleen maar afgaan op de mooie verhalen die er wellicht verteld worden. We kijken ook op basis van de resultaten naar hoe dat zich verhoudt. Maar ik denk dat de mix aan maatregelen die we als kabinet hebben voorgesteld, een veel grotere stap geeft richting een kader, mogelijke wetgeving, een aantal instrumenten waar we op kunnen sturen, waarbij we helderheid over de verwachtingen en eisen kunnen bieden. Dat zal ook rust geven aan veel van de bedrijven die echt het goede willen doen, maar een beetje de weg kwijt zijn en zeggen: langs welke lat word ik nu gemeten? Dat hoor ik veel van het midden- en kleinbedrijf. Wij bepleiten dwingende wetgeving. Dat laatste bepleitten ook de heer Van den Nieuwenhuijzen, de heer Van Raan en de heer Voordewind, met een verwijzing naar de Imvo-nota.

En er was al de vraag, eigenlijk in afwachting van het overleg, of we niet nu al nationaal moesten beginnen, of juist Europese wetgeving moesten afwachten. De heer Weverling contrasteerde dat en zei: we moeten gaan tot alleen maar internationale regels voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen op Europees niveau, en niet de Nederlandse bedrijven korten. Nou, we bespreken dit volgende week. Maar dit nu wel even als conclusie, mevrouw de voorzitter, want er is veel over gesproken in de eerste termijn van de Kamer: het kabinet ziet idealiter en zet in op een Europese aanpak, waaronder wetgeving, maar we gaan wel door met de uitwerking van nationale maatregelen in wat ik beschouw als een slimme mix: een mate van vrijwilligheid, informatieverbetering en wetgeving bij niet-naleving.

Mevrouw Van den Hul vroeg nog of onderschrijving en naleving van de OESO-richtlijnen geldt als een harde voorwaarde voor subsidie. Het antwoord is ja, als het gaat om het in aanmerking komen voor steun uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil nu eigenlijk voor vijf minuten schorsen, en daarna de tweede termijn. Na die tweede termijn houden we lunchpauze. Dan kan de minister misschien ook wat langer de tijd hebben om eventuele moties en vragen te kunnen beantwoorden. Ja? Dan schors ik nu even voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 12.39 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Van Weerdenburg namens de PVV het woord.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik concludeer dat we in de afgelopen uren hebben geluisterd naar een VN-gezant die gedetacheerd is bij het Nederlandse kabinet. In elk geval heeft mevrouw Kaag geen oog voor het leed van burgers binnen onze landsgrenzen. Ik heb meermaals gewezen op de onzekere toekomst die we tegemoetgaan vanwege de voortdurende coronacrisis. Het is zeer onverstandig om in crisistijd miljarden Nederlands belastinggeld naar het buitenland te sluizen. We hebben dat geld nu zelf keihard nodig, hier in Nederland, voor onze eigen mensen en onze eigen bedrijven. Financiële experts verwachten volgend jaar een faillissementsgolf. De werkloosheid zal stijgen. Niemand weet hoe groot de financiële en economische gevolgen uiteindelijk zullen zijn, ook dit kabinet niet.

Om nu te zeggen dat we die ontwikkelingsmiljarden wel kunnen missen, vindt de PVV echt onacceptabel én onverantwoord. Wij hebben hier allemaal trouw gezworen aan de Grondwet, die ons opdraagt zorg te dragen voor de bestaanszekerheid van de bevolking. De Nederlandse bevolking, iets wat voor de PVV vanzelfsprekend is, maar voor dit kabinet en deze minister blijkbaar niet.

Voorzitter. De Britse regering doet het gewoon. Die verlaagt het budget voor ontwikkelingshulp met bijna een derde, om de gevolgen van de coronacrisis in eigen land op te kunnen vangen. De Britse minister van Financiën noemde het een weerspiegeling van de prioriteiten van het volk in deze ongekende economische noodtoestand. Hadden onze leiders hun prioriteiten maar op orde. Had dit kabinet maar dergelijk gezond verstand. Had deze minister maar oog voor het leed van Nederlanders.

Voorzitter. Ik hoop dat mijn collega's en ambtsgenoten in deze Kamer wél zien dat deze bijzondere tijd schreeuwt om bijzondere maatregelen en dat zij wel doen wat nodig is voor Nederland. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid zorg dient te dragen voor de bestaanszekerheid van de (Nederlandse) bevolking, overeenkomstig artikel 20, lid 1 van de Grondwet;

overwegende dat de coronacrisis een enorme impact heeft op de Nederlandse economie, de werkgelegenheid en de financiële positie van burgers en bedrijven en deze economische en financiële gevolgen in omvang zullen toenemen naarmate de coronacrisis voortduurt;

verzoekt de regering om gedurende de coronacrisis — dat wil zeggen zolang er beperkende coronamaatregelen van kracht zijn — geen nieuwe verplichtingen aan te gaan noch additionele uitgaven te doen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en alle niet-juridisch verplichte uitgaven op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weerdenburg en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35570-XVII).

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter. Dat neemt niet weg dat de PVV van mening is dat er sowieso een einde moet komen aan alle ontwikkelingshulp van overheidswege. Het is simpelweg niet meer van deze tijd. Laat burgers zelf beslissen of ze hun zuurverdiende geld willen doneren en waaraan. Vertrouw op hun vrijgevigheid. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlanders van oudsher zeer vrijgevig zijn en heel goed zelf kunnen beslissen of en, zo ja, aan welk liefdadigheidsdoel zij hun geld willen doneren;

verzoekt de regering om geen cent meer uit te geven aan ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weerdenburg en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35570-XVII).

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Weerdenburg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Weverling namens de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Voor echte noodhulp, bijvoorbeeld na een ramp, wil de VVD altijd geld uittrekken. Ook in de noodhulp is het noodzaak om te blijven innoveren. Door middel van het amendement waar mijn naam onder staat, maken we 5 miljoen euro vrij voor zo'n innovatie, Wings For Aid. Zij ontwikkelen onbemande, ongewapende drones om noodhulp op moeilijk bereikbare plekken te krijgen. De gelden uit dit amendement bieden ondersteuning om deze drones zo snel mogelijk de lucht in te krijgen zodat mensen in nood geholpen kunnen worden. In november 2015 was het mijn voormalige collega Teeven die samen met SP-collega Smaling al een amendement indiende om Wings For Aid een vliegende start te geven. Het amendement van vandaag is een mooi vervolg hierop. Kan de minister bevestigen dat de 5 miljoen euro ook op korte termijn beschikbaar wordt gesteld aan Wings For Aid?

Dan een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2019 door een groep privatesectorpartijen voor het Nederlands bedrijfsleven een Afrika Strategie ontwikkeld is;

constaterende dat de NABC als onderdeel van deze groep de Afrika Strategie vertaald heeft in een concreet plan van aanpak, namelijk het 15/15 actieplan;

overwegende dat het 15/15 actieplan een initiatief betreft waarbij vijftien groepen van Nederlandse bedrijven (consortia) worden gebouwd die vervolgens gedurende meerdere jaren de Afrikaanse markten op gaan om met lokale partners duurzaam zaken te doen en partnerschappen te vormen;

overwegende dat de doelstelling van de door de minister ingestelde Afrika Taskforce is het aanjagen van dergelijke kansentrajecten om concrete verdienkansen voor Nederland en Afrika te verzilveren en het aanjagen van publiek-private partnerschappen;

verzoekt de minister in contact te treden met NABC en de Afrika Taskforce om het 15/15 actieplan in uitvoering te brengen;

verzoekt de minister tevens de benodigde ondersteuning te bieden om de eerste fase van het 15/15 actieplan te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Weverling en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35570-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het post-Cotonouverdrag de meest uitgebreide partnerschapsovereenkomst van de EU met ontwikkelingslanden in onder andere Afrika is;

overwegende dat het post-Cotonouverdrag duidelijke, verplichtende afspraken dient te bevatten over de aanpak van irreguliere migratie en terugkeersamenwerking;

overwegende dat een mechanisme voor effectieve terugkeer van uitgeprocedeerde onderdanen en de plicht van partijen om hun eigen onderdanen zonder voorwaarden terug te nemen hierbij cruciaal zijn;

verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om deze verplichtende migratieafspraken, gekoppeld aan het principe van more for more en less for less, op te nemen in het post-Cotonouverdrag en de steun voor dit verdrag af te laten hangen van de mate waarin dit in de uiteindelijke overeenkomst is gelukt, en de Kamer hier expliciet over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Weverling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35570-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Rekenkamer heeft vastgesteld dat de Europese ontwikkelingshulp over tal van sectoren verspreid wordt en dat daardoor het risico toeneemt dat geen significante resultaten behaald kunnen worden;

constaterende dat de Europese Rekenkamer eveneens heeft vastgesteld dat het Europese beleid geen mogelijkheid biedt om ontwikkelingssteun te koppelen aan de voortgang op het gebied van corruptiebestrijding, terwijl corruptie een zeer nadelig effect heeft op economische ontwikkeling;

overwegende dat de Europese Unie voornemens is om over de komende zeven jaar ruim 70 miljard euro uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking, maar dat de effectiviteit van deze bestedingen ondermaats zal zijn of überhaupt niet vast te stellen is als niet gekozen wordt voor een meer gefocust beleid met meer aandacht voor corruptiebestrijding en controleerbaarheid van uitgaven;

verzoekt de regering er nadrukkelijk op aan te dringen dat de Europese Unie de consequente aanbevelingen van de Europese Rekenkamer op het gebied van het koppelen van steun aan corruptiebestrijding, het focussen van het beleid en het verbeteren van de controleerbaarheid en transparantie van uitgaven door middel van meer checks-and-balances over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Weverling en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (35570-XVII).

Hoeveel moties heeft u eigenlijk?

De heer Weverling (VVD):

Nou, nu nog twee, en ik heb nog vier minuten, zie ik.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Weverling (VVD):

Goed.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in een aantal sectoren die voor economische ontwikkeling van cruciaal belang zijn, zoals land- en tuinbouw, waterbeheer en maritieme infrastructuur, Nederland een buitengewone expertise en kunde bezit waarmee ontwikkelingslanden geholpen kunnen worden;

overwegende dat het beleid om ontwikkelingssamenwerking te verbinden aan het inzetten van deze nationale expertise veel gebruikelijker is in andere Europese OESO-landen, zoals Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Frankrijk en Zweden, maar dat Nederland in verhouding achterloopt;

verzoekt de regering om op basis van de ervaringen van andere OESO-landen de kennis en kunde van Nederlandse bedrijven beter in te zetten bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen door hen een centralere rol in het OS-beleid te laten spelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Weverling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (35570-XVII).

De heer Weverling (VVD):

Dan een motie over China.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat China nog steeds oneigenlijke voordelen geniet vanwege de status van ontwikkelingsland bij de WTO en in andere organisaties, terwijl deze status objectief gezien niet langer passend is bij de Chinese ontwikkeling, economische invloed en slagkracht;

verzoekt de regering om te verkennen welke mogelijkheden er zijn om door middel van het inzetten van economische marktmacht in een brede internationale coalitie met gelijkgestemde landen een concreet tijdpad te realiseren voor de afbouw van de OS-status van China in diverse internationale verbanden en de voordelen die het daarbij geniet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Weverling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (35570-XVII).

De heer Weverling (VVD):

Tot slot nog een vraag, via u, voorzitter, aan de minister. De nieuwe Amerikaanse president Biden wil samen met Europa de druk opvoeren tegen oneerlijke Chinese handelspraktijken. Hij houdt in zijn strategie vast aan de heffingen tegen China als drukmiddel, zo zei hij deze week in The New York Times. Is de minister het met Biden eens dat deze heffingen een nuttig drukmiddel zijn? Daar hoor ik graag nog het antwoord op.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van den Nieuwenhuijzen namens GroenLinks.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Voorzitter. De pandemie heeft de hele wereld hard geraakt, maar zoals zo vaak zijn het de allerarmsten die het meeste lijden en ook de minste mogelijkheden hebben om weer op te krabbelen. Een urgent punt is de beschikbaarheid van vaccins voor ontwikkelingslanden. Daar zijn sinds maart al mooie woorden over gesproken, maar nu puntje bij paaltje komt, lijken de armste landen toch gewoon weer achter in de rij te staan. Kan de minister toelichten wat Nederland doet op dit vlak? Hoeveel extra vaccins hebben wij ingekocht? Met wie gaan we die delen en wanneer?

Voorzitter. Mijn fractie is teleurgesteld dat het deze minister niet is gelukt om de OS-uitgaven juist nu op peil te houden en het AIV-advies te omarmen. Dat is een gemiste kans, want Nederland doet via zijn OS-beleid veel uitstekend werk. Daar wilde ik deze minister dan wel weer hartelijk voor bedanken, maar we zouden zo veel meer belangrijke zaken kunnen en moeten ondersteunen, bijvoorbeeld de onafhankelijke pers. Daar heeft de minister zojuist een mooie toezegging over gedaan.

Voorzitter. In feite is een onafhankelijk maatschappelijk middenveld in den brede van groot belang. In de eerste termijn van dit debat werd gesuggereerd dat het kabinet geen ngo's zou moeten financieren die kritiek hebben op het kabinetsbeleid. Dat was een zorgelijk pleidooi. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een onafhankelijk maatschappelijk middenveld, met de volledige vrijheid om overheidsbeleid te bekritiseren, van het grootste belang is in het functioneren van een gezonde democratie;

overwegende dat tegenspraak onontbeerlijk is voor effectieve checks-and-balances en daarmee voor de kwaliteit van de beleidsvorming en beleidsuitvoering;

spreekt uit dat de subsidiëring van maatschappelijke organisaties moet worden beoordeeld op de kwaliteit van hun programma's en nooit op de mate van ondersteuning van het kabinetsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van Ojik en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (35570-XVII).

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Voorzitter. Ngo's die alleen maar de regering napraten: dat brengt mij op de situatie in China. Vorige week hebben we als commissie in een hoorzitting kledingbedrijven kunnen bevragen over de verschrikkelijke situatie van de Oeigoeren in China. Zij worden onderdrukt, gediscrimineerd, in strafkampen gegooid, gehersenspoeld, gemarteld, uitgeroeid. Het is een mensenrechtelijke ramp. Wij, in Nederland, dragen daaraan bij, door kleding te kopen die met hulp van dwangarbeid tot stand is gekomen. Ik wil vandaag niet de aanval openen op het bedrijfsleven. Veel kleding- en textielbedrijven hebben oprecht geprobeerd om zich aan deze misstanden te onttrekken, maar het blijkt nagenoeg onmogelijk om zicht te krijgen op de hele productieketen. De Chinese overheid geeft geen toegang en zaait angst door met represailles te dreigen. En ik wil vandaag ook niet de aanval openen op onze Nederlandse consument. Wij zijn ons de afgelopen tien jaar allemaal een stuk meer bewust geworden van de schadelijke gevolgen van onze kledingproductie, wegens kinderarbeid, wegens de CO2-uitstoot en nu wegens Oeigoerse dwangarbeid.

Voorzitter. De akelige conclusie is: hoe bewust we ook zijn, het maakt niet uit. Zelfs bedrijven die het heel goed doen, zeggen niet te kunnen garanderen dat hun kleding schoon is. Ondertussen is een dialoog met China over mensenrechten nog altijd onmogelijk. Er is decennialang geen meter vooruitgang geboekt en China blijft dezelfde boodschap herhalen: bemoei je met je eigen zaken.

Genoeg is genoeg. We moeten daar weg. Punt! Er is geen andere optie, er is geen tijd of ruimte meer voor constructieve oplossingen. Het is misschien makkelijk om er niet over na te denken, om er niet over te praten, maar wij dragen al jarenlang bij aan gruweldaden in China. Onbewust, onbedoeld, maar we doen het wel. Het is klaar nu. Nederland kan ervoor zorgen dat we niet langer bijdragen aan deze schendingen door ons terug te trekken en door andere Europese landen aan te sporen ons te volgen. Op die manier spreken we een taal die China wel verstaat, die van economische motieven en macht. Zakendoen is belangrijk, maar niet ten koste van mensenrechten.

Vandaag presenteerden we samen met de PvdA, D66 en de ChristenUnie het plan Stop dwangarbeid Oeigoeren in de Nederlandse textielketens. Ook het CDA heeft het plan sympathiek ontvangen. Ik heb hier ook een exemplaar voor deze minister. Dat zal ik haar dadelijk geven.

Voorzitter. Laten we China raken waar het pijn doet. Daarom heb ik nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ngo's aan de grenzen toezicht kunnen houden waar bepaalde importproducten vandaan komen, op fabrieksniveau, wanneer zij inzicht krijgen in douanegegevens;

overwegende dat Nederland een gesloten systeem van douanegegevens kent en hierop op Europees niveau tussen lidstaten weinig uniformiteit bestaat;

verzoekt de regering om het Nederlandse systeem van douanegegevens aan te passen, waardoor volledige douanegegevens over import en export, inclusief de specifieke leverancier, beschikbaar worden voor ngo's en onderzoekers, en zich binnen de EU hard te maken voor een soortgelijk systeem voor alle lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (35570-XVII).

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

En tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op basis van gesprekken met de kleding- en textielsector gebleken is dat geen enkel kleding- en textielbedrijf dat actief is in China kan garanderen niet bij te dragen aan mensenrechtenschendingen tegen Oeigoeren, ook buiten Xinjiang;

verzoekt de regering om via ons postennetwerk bedrijven dringend te wijzen op de OESO-richtlijnen, Nederlandse kleding- en textielbedrijven aan te sporen om uit Xinjiang en zo nodig uit China te vertrekken en het verleggen van toeleveringsketens naar andere landen te faciliteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van den Hul, Alkaya, Voordewind en Stoffer.

Zij krijgt nr. 21 (35570-XVII).

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Wat u aan de minister wil geven, kan via de bode gebeuren. De moties gaan naar de griffier. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Ook dank aan de minister en de ondersteuning voor de beantwoording van de vragen en ook dank voor haar inzet de afgelopen jaren.

Ik begon mijn verhaal een paar weken geleden met de dodelijkste infectieziekte ter wereld, tuberculose, die nu nog veel meer slachtoffers maakt door de gevolgen van covid. Covid is dus veel breder dan alleen deze infectieziekte. Het laat ook het belang zien van het versterken van de mondiale gezondheidszorg. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de COVID-19-pandemie de noodzaak van een mondiale gezondheidsstrategie aantoont;

constaterende dat er mondiaal verschillende initiatieven zijn ter versterking van samenhang van gezondheidssystemen;

overwegende dat Nederland daar waar het meerwaarde heeft, mee dient te doen met deze initiatieven;

verzoekt de regering een studie op te stellen naar de meerwaarde en mogelijkheden van een Nederlandse Global Health Strategie, waarin onder andere wordt onderzocht:

  • -het inzicht in de sterkte en zwakheden van de mondiale gezondheidsinfrastructuur;

  • -suggesties om cohesie aan te brengen binnen gezondheidsthema's in het Nederlandse OS-beleid;

  • -een overzicht van mondiale initiatieven en aangeven waar Nederland meerwaarde heeft;

  • -op welke thema's, ziekten en medische producten Nederland focus moet aanbrengen om een Nederlandse mondiale koppositie te behouden of verwerven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (35570-XVII).

Mevrouw Kuik (CDA):

Daarbij zijn ook research and development van belang, onze kennis. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het budget voor Product Development Partnerships (PDP's) dit jaar zou aflopen, maar met één jaar is verlengd;

constaterende dat PDP's een belangrijk onderdeel zijn van de OS-R&D-agenda;

overwegende dat het succes van de PDP's voor onder andere de bestrijding van tbc groot is;

verzoekt de minister daarom zo spoedig mogelijk de geplande evaluatie van de PDP's uit te voeren en in te zetten op een nieuwe meerjarige inzet van PDP's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (35570-XVII).

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Mijn collega Amhaouch heeft het over de Afrikastrategie gehad. Namens hem dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Afrikaanse gemeenschappelijke markt zich ontwikkelt en voor het Nederlandse bedrijfsleven grote kansen biedt en ook dat de EU concrete stappen neemt ter bevordering van de Afrikaanse interne markt;

overwegende dat de Afrika Taskforce een belangrijke rol heeft te spelen bij het intensiveren van de Nederlandse handelsagenda;

overwegende dat het doel van de Afrika Taskforce is het signaleren en wegnemen van handelsbarrières voor het Nederlandse bedrijfsleven in Afrika en daarvoor concrete aanbevelingen te doen;

verzoekt de minister:

  • -pilotprojecten aan te wijzen op basis waarvan de Afrika Taskforce concrete aanbevelingen kan doen;

  • -er zorg voor te dragen dat in de governancestructuur van de Afrika Taskforce het bedrijfsleven en in het bijzonder het mkb vertegenwoordigd is;

  • -de Afrika Taskforce te betrekken bij de Europese inzet van de regering op Afrika;

verzoekt de minister voorts een Afrikastrategie op te stellen waarin een beleidsmatige agenda wordt uitgezet voor het komende decennium,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (35570-XVII).

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Tot slot. Dit is alweer de laatste begrotingsbehandeling, ook van mijn coalitievrienden, mijn coalitiematen Bouali, Weverling en Voordewind. We hebben de afgelopen jaren echt fijn samengewerkt. Ik ga jullie missen, maar, jongens, ik kom jullie vast weer ergens anders tegen. Onze nestor, dank voor de samenwerking!

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya namens de SP. Ze zijn er nog hoor, mevrouw Kuik!

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Laat ik beginnen met een algemene opmerking over het amendement van de coalitie dat blijkbaar gaat volgen over Wings For Aid. Ik juich het toe dat de coalitie dat voorstel van de SP en de VVD overneemt. Dat zal ik natuurlijk steunen zodra ik het binnen zie komen. Ik heb het nog niet gezien, maar heel goed dat het wordt overgenomen. Verder heb ik drie moties. Ik zal volstaan met het indienen daarvan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Haagse rechtbank op 9 september heeft verklaard dat een medewerker van de Nederlandse ambassade in Nigeria ten onrechte is ontslagen;

constaterende dat haar ontslag het gevolg was van haar klokkenluidersmelding over het lekken van vertrouwelijke informatie aan Shell door de voormalige Nederlandse ambassadeur, wat leidde tot voordelen voor deze multinational;

constaterende dat Nederland slecht scoort op de aanpak van corruptie door bedrijven in het buitenland volgens het rapport Exporting Corruption van Transparency International;

overwegende dat onbekend is hoeveel integriteitsschendingen bestaan vanwege zulke verwevenheid tussen Nederlandse ambassades en Nederlandse multinationals;

verzoekt de regering om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de relatie tussen Nederlandse ambassades en multinationals zoals Shell, met name in landen met multinationals werkzaam in de fossiele industrie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (35770-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en andere Europese landen sterk afhankelijk bleken van productie van bepaalde essentiële goederen, zoals medische beschermingsmiddelen, uit één of slechts enkele derde landen;

van mening dat naast diversificatie van waardeketens een actievere Europese en Nederlandse industriepolitiek dit soort afhankelijkheden in de toekomst kan verhelpen;

verzoekt de regering een onderzoek in te stellen naar strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, en daarbij te kijken hoe die in nationaal of Europees verband gemitigeerd kunnen worden, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Weverling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (35570-XVII).

De heer Alkaya (SP):

We hebben het al kort gehad over het lopende onderzoek op basis van de motie-Heerma/Segers, maar dat gaat specifiek over een aantal sectoren. Dit gaat echt over kwetsbaarheden en afhankelijkheden in de gehele economie in Nederland.

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een belangrijke rol speelt in de internationale aanpak van hiv en aids, onder meer via de harmreductionaanpak bij drugsgebruik;

constaterende dat het budget voor "seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids" het komende jaar afneemt;

van mening dat de internationale inspanningen van Nederland voor de aanpak van COVID-19 niet ten koste mogen gaan van de bestrijding van andere dodelijke ziektes;

verzoekt de regering om niet te bezuinigen op de aanpak van hiv en aids,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (35570-XVII).

Dank u wel, meneer Alkaya. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali namens D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik de minister bedanken, ook voor de schriftelijke antwoorden. Ik ben blij dat de minister gezond uit de quarantaine is gekomen. Ik wil hier ook collega Amhaouch veel sterkte wensen, want hij is vandaag wegens ziekte niet aanwezig. Dat is toch jammer bij deze laatste begrotingsbehandeling en het is ook een fijne collega.

D66 zal vier moties indienen over de onderwerpen waar ik eerder over sprak bij de eerste termijn van deze begroting, namelijk de bescherming van de Amazone, het Holland Alumni network, de remittances en diversiteit van ngo's. Ook hebben we gezamenlijk met collega's een amendement ingediend om 10 miljoen extra vrij te maken voor de prangende situatie waarin vluchtelingen zitten, vluchtelingenonderwijs, rechten voor kinderen in vluchtelingenkampen en hulp voor inspanningen in de regio.

Ik ga over tot het indienen van mijn moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zich in het huidige beleid inzet om ontbossing tegen te gaan;

overwegende dat de Amazone als de longen van de aarde een cruciale rol speelt in de strijd tegen klimaatverandering;

overwegende dat ontbossing bijdraagt aan verwoestijning, bodemerosie en het verlies van biodiversiteit;

verzoekt de regering zich in Europees verband in te zetten voor effectieve maatregelen die ervoor zorgen dat producten die op de Europese markt komen duurzaam en zonder directe en indirecte bijdragen aan de ontbossing van de Amazone zijn geproduceerd;

verzoekt de regering tevens met gelijkgezinde lidstaten aandacht te vragen voor het belang van het realiseren van dergelijke EU-maatregelen en hierover een bijeenkomst te beleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Amhaouch en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (35570-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Holland Alumni network bestaande uit samenwerking tussen internationale alumni, de Netherlands Alumni Associations, Nederlandse universiteiten, ambassades en andere relevante organisaties sinds 2009 een breed netwerk heeft opgebouwd;

overwegende dat buitenlandse studenten die in Nederland hebben gestudeerd waardevolle ambassadeurs zijn voor de kenniseconomie van Nederland en een belangrijke versterking voor onze arbeidsmarkt;

verzoekt de regering mogelijkheden te verkennen om het Holland Alumni network te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (35570-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse organisaties, werkzaam in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, actief zijn in een groot aantal andere landen en in vrijwel alle lagen van deze samenlevingen;

van mening dat Nederlandse organisaties moeten fungeren als voorbeeld van de pluriformiteit en diversiteit van de samenleving;

overwegende dat het Charter Diversiteit organisaties helpt met het opstellen en uitvoeren van effectief diversiteitsbeleid;

verzoekt de regering het ondertekenen van het Charter Diversiteit te bevorderen onder organisaties die subsidie ontvangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken en mee te laten nemen in de voortgangsrapportages van de betreffende organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (35570-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat migranten uit lage- en middeninkomenslanden jaarlijks geld naar hun land van herkomst sturen met een gezamenlijk waarde van ruim drie keer de wereldwijde uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat de transactiekosten van deze remittances vaak hoog oplopen, waardoor een deel van de migranten het geld niet of via informele kanalen verstuurt;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe transactiekosten van remittances in Nederland verlaagd kunnen worden en hoe toegang tot formele financiële dienstverlening voor migranten kan worden verbeterd, en de Kamer hierover te informeren in het voorjaar van 2021;

verzoekt de regering tevens het bevorderen van digitale financiële dienstverlening in ontwikkelingslanden expliciet op te nemen in de Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (35570-XVII).

De heer Bouali (D66):

Tot slot, voorzitter. Ik noemde in mijn eerste termijn al de kwetsbare positie van vluchtelingenkinderen, die door corona is verergerd. D66 vindt dat voor hen onderwijs in ieder geval onmisbaar is, om kinderen kansen te bieden en om geen generatie verloren te laten gaan. We hebben daarom ook, samen met de ChristenUnie, het CDA en de VVD, een amendement ingediend. Daarin wordt, zoals ik al eerder zei, 10 miljoen euro uitgetrokken voor de opvang en bescherming in de regio voor de meest kwetsbaren. Ik hoop op steun.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan mevrouw Kirsten van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Dat waren een boel moties. Zo veel heb ik er niet, terwijl ik zelfs in de oppositie zit. Dat is toch bijzonder.

Voorzitter. Gisteren kwamen de Verenigde Naties met het nieuws dat er dit jaar 40% meer noodhulp nodig is en dat voor het eerst in 30 jaar extreme armoede toeneemt. 270 miljoen mensen lijden aan acute voedselnood. Daarom hebben wij samen met GroenLinks en de SP een amendement ingediend om onze noodhulp op te schroeven, want die is keihard nodig. Samen met collega Van den Nieuwenhuijzen heb ik een amendement ingediend om het bedrag voor SRGR en hiv/aids-bestrijding terug te brengen op het huidige niveau. Want juist meisjes, vrouwen en lhbti-personen worden nu extra hard geraakt.

Ik heb drie moties, voorzitter. De eerste gaat over een actieplan over gendergerelateerd geweld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het geweld tegen meisjes en vrouwen is toegenomen als resultaat van de coronacrisis;

overwegende dat meisjes en vrouwen minder bescherming genieten, factoren die leiden tot geweld toenemen en meisjes en vrouwen minder vluchtmogelijkheden hebben, hetgeen heeft geleid tot een schaduwpandemie;

overwegende dat de geschatte 30 miljoen extra seksuele en gendergerelateerde geweldsdelicten absoluut onacceptabel zijn;

verzoekt de regering in samenwerking met organisaties zoals Amref Flying Doctors, de WHO en WO=MEN tot een actieplan te komen om meisjes en vrouwen zo veel mogelijk te beschermen tegen seksueel geweld en partnergeweld, en de Kamer daarover te informeren binnen een tijdpad dat passend is voor de urgente crisis waar veel meisjes en vrouwen in verkeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (35570-XVII).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de coronacrisis de reeds krimpende ruimte voor lokale maatschappelijke organisaties, mensenrechtenactivisten en sociale ondernemingen nog verder beperkt;

overwegende dat de positie van dergelijke organisaties vooral lokaal versterkt kan worden door organisaties die dagelijks functioneren in de specifieke context van die regio;

constaterende dat het alloceren van budget voor lokale maatschappelijke organisaties kan bijdragen aan een sterk maatschappelijk middenveld waarin kan worden opgekomen voor de meest gemarginaliseerden, waaronder meisjes en vrouwen, lhbti-personen, mensen met een beperking en dissidenten;

verzoekt de regering minstens 25% van de beschikbare middelen te alloceren voor lokale maatschappelijke organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (35570-XVII).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tot slot heb ik een motie over Lesbos.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zich op Lesbos een humanitaire crisis voltrekt;

overwegende dat er nog geen enkele kwetsbare vluchteling is opgenomen, zoals de uitkomst van de uitruil dicteerde;

verzoekt de regering de uitruil van kwetsbare mensen terug te draaien, minstens 500 kinderen uit Lesbos op te nemen en ten minste zo snel mogelijk de toegezegde 100 vluchtelingen naar Nederland te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van Raan, Jasper van Dijk en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (35570-XVII).

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad, dit is de laatste begrotingsbehandeling voor mijzelf en voor een aantal anderen. Dank voor de aardige woorden van mevrouw Kuik. Ik dank de minister ook alvast voor de prettige samenwerking in de afgelopen jaren. En ik dank ook de collega's, zowel die van binnen de coalitie als die van buiten de coalitie. We hebben immers ook nauw samengewerkt met de oppositie. Gezamenlijk staan we voor hetzelfde doel, namelijk om de mensen die het zo moeilijk hebben een steun in de rug te geven.

Voorzitter. Ik heb de minister goed gehoord: zij gaat kijken of er in de Najaarsnota nog geld beschikbaar is. Ik zie bedragen langskomen van 28 miljoen. Ik weet niet zeker of dat helemaal beschikbaar is. Ik neem aan dat daarvan weer een bedrag doorgesluisd moet worden naar het volgende jaar. Ik dank haar voor haar bereidheid om hiernaar te kijken als het gaat om de negatieve gevolgen van de covidpandemie en in het bijzonder de schrijnende situatie op Lesbos, waar de collega net ook aandacht voor vroeg.

Voorzitter. Ik dank haar ook voor de toezegging om daarbij ook te kijken naar de Nederlandse hulporganisaties. Ik heb even de Dutch Relief Alliance genoemd als een bundeling van noodhulporganisaties.

Ik zou ook nog aandacht willen vragen voor de situatie in Ethiopië, waar mensen van huis en haard verdreven zijn.

Ten slotte wil ik ook aandacht vragen voor Nagorno-Karabach en de Armeniërs die daar opgesloten zitten. Huizen, scholen en ziekenhuizen zijn kapotgemaakt. Zou de minister daar ook naar willen kijken?

Voorzitter. Tot slot twee moties die ik snel zal voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich tientallen jaren heeft gecommitteerd aan de internationale VN-afspraak om 0,7% van het bni te besteden aan ontwikkelingssamenwerking;

verzoekt de regering nog in deze kabinetsperiode in kaart te brengen wat nodig is om toe te groeien tot wederom de besteding van 0,7% van het bni voor ontwikkelingssamenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Bouali en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (35570-XVII).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

En dan de laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister een Fonds Bestrijding Kinderprostitutie 2020 heeft opgericht, maar dat dit fonds ook weer stopt eind 2021;

overwegende dat de strijd tegen kinderprostitutie een langdurige inzet vraagt;

verzoekt de regering de steun aan maatschappelijke organisaties die strijden tegen kinderprostitutie na 2021 onverminderd voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (35570-XVII).

De voorzitter:

De heer Weverling over een van de ingediende moties, neem ik aan.

De heer Weverling (VVD):

Nou, eigenlijk over een verzonden tweet van de heer Voordewind van vandaag. Hij zegt: "Minister Kaag zegt ChristenUnie en PvdA toe binnen twee weken extra fondsen vrij te maken voor de humanitaire hulp aan de vluchtelingen op Lesbos." Ik heb dit vandaag volgens mij niet gehoord, dus vraag ik hem of hij nu refereert aan vandaag. Of ben ik abuis? Wat beoogt hij?

De voorzitter:

Daarom vind ik het niet handig dat jullie hier allemaal met jullie telefoons zitten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat snap ik, voorzitter. De minister heeft het gehad over de onderbestedingen dit jaar. Zij is bereid om te kijken of een deel daarvan nog besteed kan worden aan humanitaire hulp. Dat heb ik gehoord, maar misschien heeft u andere dingen gehoord.

De voorzitter:

Nou, gaat u daar maar met elkaar over twitteren, zou ik zeggen. Dank u wel, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja.

De voorzitter:

Goed. Dan ga ik naar de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. Tijdens het notaoverleg Behoud het woud eerder deze week pleitte ik voor het opstellen van vereisten van due diligence voor financiële instellingen. Op aanraden van de minister hebben we deze motie aangehouden, juist naar aanleiding van de belofte dat ze zich hier de komende tijd voor zal inzetten op Europees niveau. Dat is goed, maar het is ook goed om nu al zaken hier in Nederland aan te pakken. Daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat China en de EU van plan zijn om op korte termijn een investeringsverdrag af te sluiten;

overwegende dat China inzet op het opnemen van een ISDS-clausule, wat zou betekenen dat Chinese multinationals in Europa verregaande rechtsbescherming krijgen bovenop de bestaande Europese rechtsbescherming;

overwegende dat dit de machtspositie van Chinese multinationals ten opzichte van de EU-lidstaten in bijvoorbeeld de Europese energie- en telecomsector fors zal versterken;

overwegende dat Chinese multinationals in hoge mate door de Chinese overheid gecontroleerd worden;

verzoekt de regering aan de Europese Commissie duidelijk te maken dat Nederland tegen dit verdrag is, en daarbij dringend te verzoeken de onderhandelingen over het EU-China-investeringsverdrag te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (35570-XVII).

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen vaak een zwakkere positie hebben in internationale waardeketens en meer te lijden hebben onder mensenrechtenschendingen door bedrijven dan mannen;

constaterende dat dit bijvoorbeeld blijkt uit het rapport van ActionAid, dat aantoont dat palmolieproducenten in Guatemala de positie van vrouwen verder in het geding brengen en dat Nederland hieraan bijdraagt door 43% van alle palmolie die in Guatemala geproduceerd wordt te importeren;

constaterende dat de versterking van de positie van vrouwen en meisjes een van de speerpunten van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is, maar geringe aandacht krijg in de hoofdlijnen van de imvo-beleidsnota;

verzoekt de regering om vrouwenrechten en gendergelijkheid steviger te borgen in de verdere uitwerking van het imvo-beleid en hierover te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (35570-XVII).

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Nog een paar afsluitende opmerkingen. In haar schriftelijke beantwoording erkent de minister dat er een verband bestaat tussen het afnemen van de biodiversiteit en de leefomgeving voor wilde dieren en de kans op het ontstaan van zoönosen, zoals COVID-19. Dat de minister zich hierbij ook aansluit bij iets wat de Partij voor de Dieren al jaren vertelt, is verheugend.

Voorzitter. Deze grootschalige vernietiging van de leefomgeving van zowel mens als dier heet ecocide. Dat vertellen wij ook al jaren. We sluiten ons dan ook aan bij de velen die ecocide strafbaar zouden willen stellen. Dat er volgens de minister internationaal geen draagvlak is, lijkt ons de werkelijkheid te tarten. Gisteren zagen we bijvoorbeeld een hoofdredactioneel artikel in Trouw waarin precies dat wordt gesteld. Landen als Vanuatu en de Malediven vragen hier al jaren aandacht voor bij het Internationaal Strafhof, hier in Den Haag. Eerder dit jaar riep president Macron op tot het vormen van een internationale coalitie om de strafbaarheid van ecocide op mondiale schaal te regelen. België is ermee bezig. Als zij ondanks deze voorbeelden nog steeds geen draagvlak waarneemt, dan kan zij dat toch creëren, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. Het is dan ook de hoogste tijd dat Nederland gehoor geeft aan deze dringende internationale oproepen. Daarom brengen wij een aangehouden motie in stemming waarin de minister wordt verzocht om toch echt een inventariserend onderzoek naar ecocide te gaan doen. Daarnaast zullen we eveneens de aangehouden motie om in te zetten op een verbod op import van ontbossingsproducten in stemming brengen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U moet even de nummers en dergelijke van die aangehouden moties doorgeven. Dank u wel, meneer Van Raan. Ik zie dat u gelijk langs de griffier loopt, zodat uw moties genummerd, gekopieerd en rondgedeeld kunnen worden. Dan ga ik nu naar de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik dien drie moties in, maar voorafgaand daaraan wil ik de minister danken voor de beantwoording. Gezien de tijd ga ik snel over tot het indienen van mijn moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseerde 1 miljard euro vrij te maken voor een wereldwijde aanpak van COVID-19 zonder te korten op het bestaande ODA-budget;

overwegende dat Nederland 150 miljoen euro vrijmaakt voor de wereldwijde aanpak van COVID-19, dat daling van het ODA-budget op korte termijn gecompenseerd wordt door een kasschuif van 464 miljoen euro, en dat dit een hypotheek op de toekomst betekent;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoe en met welke middelen de forse bezuinigingen op het BH-OS-budget voor de langere termijn voorkomen kunnen worden, en onder meer de (mogelijke) onderbesteding van de kosten voor eerstejaarsasielopvang daarbij mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (35570-XVII).

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Wij denken dat het goed is om de relatie tussen de EU en Taiwan te formaliseren. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niettegenstaande het één-Chinabeleid intensieve handels- en investeringsrelaties bestaan tussen de EU en Taiwan en tussen Nederland en Taiwan;

overwegende dat veel landen in het licht van geopolitieke ontwikkelingen een groeiende noodzaak zien voor goede en nauwe betrekkingen met Taiwan;

overwegende dat een bilateraal investeringsakkoord (BIA) tussen de EU en Taiwan kan bijdragen aan toegenomen wederzijdse investeringen, versterkte technologische samenwerking en betere investeerdersbescherming;

verzoekt de regering in EU-verband voorstellen te doen voor de totstandkoming van een BIA tussen de EU en Taiwan, en de Kamer hierover nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (35570-XVII).

De heer Stoffer (SGP):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de onrust in en rond de Ethiopische Tigray-regio serieuze gevolgen heeft voor de lokale bevolking en voor lokaal actieve ngo's;

verzoekt de regering zich in te spannen voor optimale continuering van reguliere ontwikkelingssamenwerking met Ethiopië, en de Ethiopische overheid waar nodig op te roepen om veilige humanitaire toegang in de regio Tigray te waarborgen;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken in hoeverre bestaande noodfondsen voldoende zijn om de acute humanitaire noden in de regio te lenigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (35570-XVII).

De heer Stoffer (SGP):

Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Haga namens Forum voor Democratie. Dat moet ik nu zo zeggen.

De heer Van Haga (FvD):

Voorzitter. De wereldwijde coronamaatregelen vormen een enorme bedreiging voor de wereldhandel, met alle gevolgen van dien. Het blijft voor Forum voor Democratie onbegrijpelijk dat nevenschade van de maatregelen op geen enkele wijze wordt meegenomen bij het vaststellen van de maatregelen. Ook in Nederland blijven we naïef over de gevolgen van de instortende economie, waarbij vele bedrijven failliet zullen gaan. 2 miljoen ondernemers betalen de prijs voor het falende coronabeleid, dat nog steeds is gestoeld op een achterhaalde inschatting van de mortaliteit van het coronavirus. Helaas vraagt niemand zich af hoe het kan dat China inmiddels weer coronavrij is en ongeremd onze bedrijven kan overnemen doordat deze bedrijven door onze eigen overheid de afgrond in zijn geduwd. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Commissaris Vestager een plan heeft gelanceerd om oneerlijke concurrentie van bedrijven van buiten de EU tegen te gaan;

verzoekt de regering in lijn met het plan van Commissaris Vestager een plan te maken dat zich toespitst op de Nederlandse markt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (35570-XVII).

De heer Van Haga (FvD):

Voorzitter. Vervolgens is er met betrekking tot China op geen enkele wijze sprake van een gelijk speelveld. Ik heb niet het gevoel dat iemand hier in de Kamer of in het kabinet zich zorgen maakt over het Nederlandse bedrijfsleven, ook al heeft de minister vandaag aangegeven dat er wel een hoop wordt gepraat, zowel in de EU als in Nederland. Wat Forum voor Democratie betreft is het nu tijd voor maatregelen, hoe klein dan ook. Bij dezen daarom een motie over de drempelwaarde voor invoerheffingen van €150, die hopelijk een klein beetje bijdraagt aan het oplossen van de oneerlijke concurrentie uit China.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor producten van buiten de EU met een waarde onder de €150 geen invoerrechten worden betaald;

constaterende dat dit een negatief effect heeft op de concurrentiepositie van Nederlandse producenten;

overwegende dat het hebben van een drempelbedrag niet per definitie slecht is;

verzoekt de regering te onderzoeken wat het optimale drempelbedrag is waarbij de positieve en de negatieve effecten beter in balans zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (35570-XVII).

De heer Van Haga (FvD):

Voorzitter. De staalquota en de staalimpasse waar we ons nu in bevinden, laat in optima forma het falen van de EU zien. Nu dreigt dat te verergeren door de dreigende CO2-invoerheffing. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vanwege het huidige importquotum op Europees staal de markt ernstig verstoord is geraakt en hierdoor Nederlandse bedrijven onevenredig worden getroffen;

constaterende dat Nederland tevergeefs geprobeerd heeft het quotum op walsdraadstaal te verhogen;

constaterende dat er nu een CO2-invoerheffing op de import van staal op stapel staat door de EU;

overwegende dat dit tot oneerlijke concurrentie kan leiden, omdat voor eindproducten die grotendeels van staal zijn gemaakt de invoerheffing niet zal gelden;

verzoekt de regering, in samenwerking met haar Europese collega's, te trachten te voorkomen dat er door de CO2-invoerheffing in de staalwereld verdere oneerlijke concurrentie ontstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (35570-XVII).

De heer Van Haga (FvD):

Voorzitter. En dan een blijvende irritatie over de miljoenen die we aan organisaties geven die met geld tegen de overheid gaan procederen. Dat komt ieder jaar terug, dus ook dit jaar weer. Gelukkig kreeg ik in de eerste termijn onvoorwaardelijke steun van de heer Weverling. Ik ga er dus ook van uit dat mijn motie in elk geval gesteund zal worden door de VVD.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met Nederlands belastinggeld verschillende instellingen worden gesubsidieerd;

constaterende dat verschillende subsidieontvangende instellingen zich actief verzetten tegen het democratisch tot stand gekomen beleid en in sommige gevallen zelfs procederen tegen de overheid die hun subsidies verleent;

overwegende dat de vrijheid van meningsuiting geldt voor eenieder, maar dat gesubsidieerde activiteiten dienen bij te dragen aan, dan wel in overeenstemming dienen te zijn met het regeringsbeleid;

van mening dat de overheid de plicht heeft de vrijheid van meningsuiting te waarborgen, maar niet om deze te subsidiëren;

verzoekt de regering om de subsidies aan instellingen die actief procederen tegen de overheid of het regeringsbeleid anderszins tegenwerken, stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Van Weerdenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (35570-XVII).

Ik zie de heer Van Raan staan, maar heeft u nog meer moties?

De heer Van Haga (FvD):

Nee.

De voorzitter:

De heer Van Raan, met een vraag over een van de moties, neem ik aan.

De heer Van Raan (PvdD):

We wisten al dat de VVD een beetje aan het zagen is aan de fundamenten van de rechtsstaat. Forum sluit zich daar nu bij aan met deze motie om subsidies op deze manier in te trekken. Maar mijn vraag is eigenlijk een andere; excuus daarvoor. Hoorde ik de heer Van Haga van Forum voor Democratie nou zeggen dat er een verband is, of misschien zelfs wel dat China COVID-19 verspreid heeft als een soort wapen tegen het Europese bedrijfsleven? Werd daar een verband tussen gelegd?

De heer Van Haga (FvD):

Dat heeft u mij niet horen zeggen. Het is alleen wel zo dat het in sommige landen anders wordt aangepakt dan in andere landen. Wij zijn met de meest stupide en onvoorbereide aanpak van corona bezig, waardoor we ons eigen bedrijfsleven enorm dwarszitten. In een land als Taiwan, met volgens mij 23 miljoen inwoners, hebben ze zeven doden en draait de economie gewoon door. Er zijn genoeg landen — neem Zweden — waar ze een andere aanpak hebben en waar de economie gewoon doordraait. In China hebben ze, zoals ik in mijn eerste termijn ook heb gezegd, in het derde kwartaal een groei bereikt van naar ik meen 5,7%. De totale groei in 2020 komt uit op een positief percentage. Dat gaan wij niet halen. Dat was mijn betoog.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Raan (PvdD):

Dan ben ik blij dat van de hele brede range aan samenzweringstheorieën in ieder geval deze niet bij Forum hoort.

De heer Van Haga (FvD):

Ik geloof in geen enkele samenzweringstheorie, maar ik geloof wel in technische oplossingen en een goede voorbereiding, evenals het meewegen van alle data en van alle nevenschade. Als er dan iets is van een technische theorie, als ik u die mag meegeven, dan is het dat de nevenschade, zowel medisch als economisch, sociaal en cultureel, enorm is en dat die vele malen groter is dan de schade die we hebben voorkomen met covid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie de heer Alkaya. Niet over dit onderwerp, want we hebben bijna elke twee weken uitgebreid hierover gedebatteerd en er komt nog een coronadebat. We hebben ook nog de behandeling van de VWS-begroting. De heer Van Haga neemt daar ook altijd aan deel. Dus dat niet hier nog eens dunnetjes overdoen. U hebt een andere vraag.

De heer Alkaya (SP):

Ik ga niks over corona zeggen, voorzitter. Het gaat over de motie van de heer Van Haga. Geldt zijn motie over het stopzetten van subsidies of het niet meer subsidiëren van organisaties die dan vervolgens actievoeren of procederen tegen de overheid, ook voor bedrijven? Dus mogen bedrijven in de fossiele industrie die subsidie krijgen, ook niet meer iets tegen het kabinetsbeleid zeggen? Mag VNO-NCW ook niet meer publiceren tegen het kabinet, volgens uw motie?

De heer Van Haga (FvD):

Goede vraag. In principe ben ik tegen iedere vorm van subsidie, omdat die de markt verstoort. Dus als je dat al niet zou doen, zou je ook dat probleem niet hebben. Maar als je dan toch als bedrijf subsidie aanvraagt en je door de overheid wordt lastiggevallen, dan kun je dat vanuit je eigen belang aanvechten. Dat is geen probleem. Het gaat mij erom dat ngo's geld krijgen om iets goeds te doen en vervolgens dat geld gebruiken om tegen diezelfde overheid te procederen. Dat wijs ik af.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Ik constateer dat het alleen maar gaat over maatschappelijke organisaties en dat van meneer Van Haga bedrijven nog steeds geld mogen krijgen van de overheid en nog steeds alle vrijheid hebben, maar maatschappelijke organisaties niet. Dat is wat oneerlijk, maar het is wel duidelijk. Dank u wel.

De voorzitter:

Goed.

De heer Van Haga (FvD):

Ik constateer dat de heer Alkaya niet luistert. In principe moet niemand dat soort subsidies krijgen. Maar als je in je belang getroffen wordt, dan heb je natuurlijk de volstrekte vrijheid om daar iets tegen te doen. Als een ngo wordt onteigend — misschien heeft die een stukje grond dat door de Staat wordt onteigend — dan mogen ze daar natuurlijk over procederen. Maar ze moeten niet subsidiegeld krijgen om iets goeds te doen en vervolgens tegen de overheid gaan procederen over iets anders. Dat is, denk ik, volstrekt duidelijk. Maar we zullen het op dit front niet eens worden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Daarmee zijn we ook aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister. We gaan schorsen voor een halfuur. Hebt u daar voldoende aan? Ja? Prima.

De vergadering wordt van 13.36 uur tot 14.08 uur geschorst.

Naar boven