9 Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen) ( 34182 ).

(Zie vergadering van 27 september 2018.)

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993. De Kamer begint in tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Als eerste is het woord aan de heer Laçin namens de Socialistische Partij.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. In de eerste termijn van dit debat, op 27 september, zijn we na drie jaar begonnen aan de plenaire behandeling van de wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen, de WRM. Tijdens dat debat bleek dat de aanwezige partijen zich heel goed konden vinden in heel veel voorstellen in deze wetswijziging. We zijn het erover eens dat er hogere eisen gesteld moeten worden aan de instroom van instructeurs, bijvoorbeeld door het invoeren van een vog. Daarnaast denken wij ook aan de eis dat iemand minimaal vijf jaar in het bezit moet zijn van een geldig rijbewijs alvorens rijinstructeur te kunnen worden. Waar we het met de minister niet over eens waren, is de sanctie op de praktijkbegeleiding. Zoals de heer Von Martels ook zei in eerste termijn hangt die sanctie als een zwaard van Damocles boven het hoofd van instructeurs die binnen no time hun bedrijf kunnen verliezen, met alle gevolgen van dien. Dat is wat ons betreft te zwaar en moet anders ingericht worden. Ik wil de minister daarom bedanken voor haar uitgestoken hand en de ruimte die zij ons heeft geboden om met een voorstel te komen. Dat waarderen wij.

Vier van de vijf partijen die deelnemen aan dit debat vonden de sanctie onevenredig hard. Daarom hebben wij een voorstel gedaan dat gegoten is in het amendement dat vandaag na heel veel vertraging is verspreid. In dit voorstel richten wij de sanctie op de praktijkbegeleiding anders in, zonder het intrekken van de lesbevoegdheid. De voornaamste reden hiervoor is dat de huidige sanctie niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd om de rotte appels uit de sector te halen. Daar hebben we het in de eerste termijn ook lang over gehad. Dit amendement geeft instructeurs de ruimte om voldoende tijd te nemen om een herkansing voor te bereiden en goed af te ronden. De dreiging van het verliezen van de eigen onderneming is er niet, wat ook ruimte en vertrouwen geeft. Maar natuurlijk zijn er wel consequenties verbonden aan het onvoldoende afronden van de praktijkbegeleiding. De instructeur is verplicht om te herkansen binnen zes maanden. Gebeurt dit niet, dan wordt de instructiebevoegdheid ingetrokken. Elke herkansing brengt wat ons betreft oplopende kosten met zich mee. Dat maakt het onaantrekkelijk voor instructeurs. Dat zullen we wellicht nog als wijziging in het amendement gieten, afgaande op de reactie van de minister. De oplopende kosten zorgen er uiteindelijk voor dat instructeurs die er niet mee aan de slag gaan ook zullen uitvallen.

Met dit amendement en andere voorstellen die we in moties hebben gegoten willen we voor een kwaliteitsimpuls in de sector gaan. Praktijkbegeleiding die beter aansluit op de behoeften van instructeurs, geen trucjeshow meer maar echte praktijksituaties, verplichte onderdelen van de theoretische bijscholing en hogere instroomeisen zoals de vog gaan de sector vooruithelpen. Daar is de SP in ieder geval van overtuigd.

Voorzitter. Ik heb ook een aantal moties die ik wil indienen. Daar begin ik nu aan. De eerste gaat over het anders inrichten van de praktijkbegeleiding.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vijfjaarlijkse praktijkbegeleiding momenteel onvoldoende aansluit op de behoeften van rijinstructeurs;

constaterende dat de praktijkbegeleiding voorspelbaar is en wordt gezien als een trucjeshow waar rijinstructeurs zich op kunnen voorbereiden en makkelijk slagen;

overwegende dat de huidige vorm van de praktijkbegeleiding niet bijdraagt aan de ontwikkeling van rijinstructeurs en het selecteren van de rotte appels in de sector;

verzoekt de regering om samen met de sector te komen tot een nieuwe invulling van de praktijkbegeleiding waarin de behoeften van de rijinstructeurs centraal staan, de dagelijkse praktijk goed wordt gewaarborgd en er geen sprake is van voorspelbare examens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Aalst, Von Martels en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34182).

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Dan de eis om vijf jaar een geldig rijbewijs te hebben voordat je rijinstructeur kan worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor iedereen met een rijbewijs B mogelijk is om vanaf dag één dat het rijbewijs is gehaald rijinstructeur te worden;

constaterende dat het geven van rijlessen een grote verantwoordelijkheid is;

constaterende dat voor het begeleid rijden (2toDrive) hogere eisen worden gesteld aan de begeleider, zoals bijvoorbeeld vijf jaar in het bezit zijn van een geldig rijbewijs;

overwegende dat hogere instroomeisen voor de functie van rijinstructeur de sector kwalitatief vooruit zullen helpen;

verzoekt de regering om samen met de sector de mogelijkheden te onderzoeken om de vijfjaarseis in te voeren in de rijschoolbranche,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Aalst, Von Martels en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34182).

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Tot slot de spookrijscholen, waar ik het in mijn eerste termijn ook over heb gehad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rijscholen gebruikmaken van "spookrijscholen" om slagingspercentages van de echte rijschool hoog te houden;

constaterende dat dit de werkelijke slagingspercentages van een rijschool onduidelijk maakt;

overwegende dat dit de transparantie en de concurrentie in de rijschoolbranche negatief beïnvloedt;

verzoekt de regering om samen met de sector tot stappen te komen om "spookrijscholen" onmogelijk te maken en rijscholen die hier gebruik van maken aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34182).

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Straks zullen ook de PVV en D66 moties indienen. Volgens mij doet het CDA dat niet. Ik sta ook onder de moties van de PVV en D66.

Voorzitter, tot slot. In de rijschoolbranche gaat al heel veel goed. Dat moet ook benadrukt worden. We willen dat de rijschoolbranche een impuls krijgt en dat de rotte appels verdwijnen. De wetswijziging, met ons amendement, zal daar zeker bij helpen. Daar ben ik blij mee.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Dijkstra namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel. Als je eigen kind opgaat voor het rijbewijs, dan is dat heel erg spannend. Dan wil je een goede rijinstructeur, iemand die je kunt vertrouwen en die ervoor zorgt dat je kind na een aantal maanden rijlessen uiteindelijk het rijbewijs haalt, waarbij ze gedegen wordt voorbereid op haar examen. Ik snap dat. Daarna volgt een leven vol vrijheid, want je hebt je roze papiertje op zak. Je bent zelf mobiel geworden en je kunt de wereld zelf ontdekken. Je kunt veilig deelnemen aan het verkeer. Heerlijk toch? Misschien kan dat op een gegeven moment met je eigen auto.

Vaak gaat het gelukkig goed, maar soms niet. Soms blijkt de rijinstructeur niet in staat om goede rijlessen te geven. In een enkel geval is een rijinstructeur niet integer. We kennen allemaal de verkeerde voorbeelden van eindeloos lessen, examens doen en kosten maken. We kennen ook advertenties van rijscholen waarin handelingen in natura worden gevraagd in ruil voor rijlessen. Ik geef toe: het is extreem, maar het gebeurt. Dat zijn zaken waaraan je niet wilt denken.

Een enkele keer is een rijschool ook een dekmantel voor andere doeleinden. Die gasten willen we gewoon niet als instructeur in de auto met jouw kinderen. Deze wet geeft de rijschoolhouder gelukkig een aantal eisen mee waaraan voldaan moet worden, natuurlijk met als doel om de kwaliteit van de rijschoolbranche te verbeteren. De verklaring omtrent gedrag is een eerste stap. Er komen zo meteen ook eisen aan instroom, kwaliteitseisen en afspraken over bijscholing. Ook een examen hoort daar gewoon bij. Als een rijinstructeur zelf niet kan slagen voor een examen om les te kunnen geven, hoe kun je dan verwachten dat deze rijschoolinstructeur wel zijn leerlingen goed kan voorbereiden op het examen bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen?

De heer Sienot (D66):

Ik deel het pleidooi van de VVD natuurlijk helemaal. Het gaat om veilige verkeersdeelnemers, en automobilisten moeten sowieso worden opgeleid tot veilige verkeersdeelnemers. We hebben gelukkig het systeem dat mensen een hele route hebben moeten afleggen voordat ze überhaupt rijleraar kunnen worden. Is het de VVD bekend dat mensen dus al geslaagd zijn voor een examen als ze überhaupt een leerling naast zich krijgen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb niks met een systeem. Ik benader dit vanuit je eigen kind, of een leerling die gewoon goed en gedegen opgeleid wil worden. Het systeem waar u het over heeft, heeft er in de afgelopen jaren en in de crisisjaren toe geleid dat er heel veel rijschoolhouders bij zijn gekomen die eigenlijk helemaal geen rijles wilden geven, maar andere doeleinden hadden. Zij zijn misschien niet goed in staat om die kennis over te brengen op de cursist. Dat is fout. We moeten het kaf van het koren scheiden. Die branche is hartstikke mooi, maar er zit een aantal partijen tussen die er niet in thuishoren. Die moeten we eruit zien te filteren.

De heer Sienot (D66):

Daar zijn wij het natuurlijk helemaal mee eens. Het hele punt is nu juist dat op dit moment die rotte appels er helemaal niet uit worden gefilterd. Dat is één. Ten tweede is er geen verbetering, is er geen ontwikkeling naar bijvoorbeeld hogere slagingspercentages en noem alles maar op. Er is dus geen verbetering. Het huidige systeem heeft de afgelopen jaren niet tot verbetering geleid. Ik stel nog één keer de vraag of u zich ervan bewust bent dat deze mensen al een keer geslaagd zijn voor hun examen. En ziet u ook dat het op dit moment niet tot verbeteringen leidt?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ze hebben een pasje en ze mogen lesgeven, maar als ze niet getoetst worden — er zitten mensen bij die er niet thuishoren — dan moeten we daar wat aan proberen te doen. Dat is nou net wat deze wet probeert te doen. Negen jaar — negen jaar, voorzitter! — is daarover gesproken en gedebatteerd en zijn er allerlei vragenrondes geweest. Vorige keer hebben we daar ook uitgebreid met elkaar over gesproken. Toen heeft u samen met drie andere partijen gezegd: ik heb een beter voorstel, waarmee de sanctie eruit wordt gehaald. Maar een wet zonder sanctie is eigenlijk een lege huls. Maar goed, er ligt nu iets op tafel. Ik vind het belangrijk dat we een aantal positieve dingen in die wet kunnen doorzetten. Ik wil zo nog wel wat zeggen over het amendement, dat ik vanmiddag heb ontvangen, dat met stoom en kokend vliegwerk tot stand is gekomen.

De heer Laçin (SP):

De sanctie gaat er in het amendement niet van af. Die wordt alleen anders ingericht. Dat wil ik even rechtzetten na deze woorden van de heer Dijkstra. Ik ben het heel erg met de heer Dijkstra eens dat we het kaf van het koren moeten scheiden. Maar we moeten ook constateren, ook naar aanleiding van het debat dat we in eerste termijn hebben gevoerd, dat de huidige sanctie daar niet voor zorgt. Afgelopen jaar is die naar ik meen zestien keer uitgevoerd. Dus wie scheiden we nu waarvan? En het zijn ook niet de rotte appels die we eruit filteren, maar vooral de pechvogels. Dat was ook een conclusie. Is de heer Dijkstra het met mij eens dat we het kaf van het koren moeten scheiden aan het begin van het traject en dat we dus samen moeten pleiten voor hogere instroomeisen, zodat juist de rotte appels niet instromen, zodat wel getoetst blijft worden en zodat voor die 99% die het wel goed doet, niet continu dat zwaard van Damocles — "ik kan mijn bedrijf en dus mijn hele leven verliezen" — boven het hoofd hangt? Is de VVD dat met mij eens?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

In dat laatste, dat zwaard van Damocles, geloof ik niet zo. Maar ik heb een motie die dat kan ondervangen. Ik vind dat als we negen jaar bezig zijn geweest met een wet en als iedereen in de branche, van de kleine eenpitter tot de grotere brancheverenigingen, zegt dit graag te willen, het niet zo kan zijn dat de Kamer in al haar wijsheid even zegt: nou, weet je wat, ik sloop de sanctie eruit, ik bedenk een alternatief, dat komt vandaag om 11.00 uur hier binnen en dan gaan we op die manier een wet aannemen. Ik vind het niet goed te verantwoorden om een proces van negen jaar op die manier te verstoren. Volgens mij is het nodig dat we de kwaliteit verbeteren. Dat delen we met elkaar. Ik ben ook voor instroomeisen. Dat moet inderdaad in de uitwerking blijken. Maar over het amendement dat u net heeft ingediend met drie andere partijen, wil ik wel wat zeggen in mijn verdere bijdrage.

De voorzitter:

Wilt u daarop wachten, meneer Laçin, of wilt u nog een vervolgvraag stellen?

De heer Laçin (SP):

Nee, nee, nee. Dan kom ik straks namelijk weer terug, als hij daar wat over heeft gezegd.

De voorzitter:

Dat dacht ik al. De heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Concludeert de heer Dijkstra met mij dat de huidige sanctie de rotte appels niet uit de sector haalt? Dat is een korte, duidelijke vraag.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het korte antwoord is: ja. Wat daarbij hoort is dat deze wet daar wel een begin mee maakt en daar kansen voor biedt, om de branche te verbeteren. Het zou zonde zijn als je als Kamer alle voorstellen die uit de branche zelf komen, terzijde schuift omdat je ineens beter dan de branche, die er al negen jaar mee bezig is, zou weten hoe het zou moeten. Dat vind ik jammer. Kies dan voor de originele wet en ga vandaaruit verder werken in plaats van die wet in feite een beetje te mishandelen en op een andere manier tot uitvoering te brengen. Het is wel een wet, geen motie.

De heer Van Aalst (PVV):

De winst is volgens mij al dat de heer Dijkstra na de eerste termijn zover is dat hij vindt dat die sanctie eigenlijk niet goed is. Dat is dus in ieder geval al winst. Dat is ook de reden waarom wij hebben gezegd: we moeten er wat op verzinnen. Dat hebben we nu gedaan. De suggestie die de VVD nu wekt, namelijk dat wij als andere partijen hier in de Kamer de wet overhoop hebben geschoten, klopt absoluut niet. De sanctie blijft overeind. We richten die alleen op een andere manier in. En 95% tot 99% van die wet is gewoon goed. Dat hebben we met elkaar ook uitgesproken. Het gaat alleen om die sanctie, die zoals die er nu ligt gewoon niet deugt. Daar hebben we een andere invulling voor gezocht.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Aalst (PVV):

Het is een prima invulling. Ik snap niet waarom de heer Dijkstra zo veel moeite heeft met ons amendement als hij nu aangeeft dat de sanctie niet deugt. Dat regelt alleen maar meer voor de branche. En die branche heeft continu aan tafel gezeten, dus dat u nu suggereert dat wij de branche niet gesproken hebben en dit amendement zomaar even uit de lucht komt vallen ... Ik weet niet onder welke steen u de afgelopen weken gelegen heeft.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

U heeft zeker gesprekken gevoerd, alleen moet je wel even breed kijken, naar alle partijen die daarin actief zijn.

Ik denk dat het goed is dat ik mijn appreciatie van het amendement geef. Dat amendement is ingediend door de SP en gesteund en mede ingediend door de PVV, D66 en het CDA. Ik vind dat het amendement van deze partijen de wet niet beter maakt, integendeel. De VVD is en blijft voor een sanctie. Dat betekent dat je, als je telkens laat zien dat je niet geschikt bent, ook echt je bevoegdheid kunt verliezen. Zonder sanctie is bijscholing, wat u voorstelt, namelijk een wassen neus. Dat leidt tot extra trainingen en extra kosten — dat is heel interessant voor degene die die trainingen mag geven — ook als je je examen niet haalt. Die kosten worden ook doorbelast aan de rijschoolhouder en uiteindelijk weer aan de cursist, zonder dat iemand die echt ongeschikt is gebleken om het te doen, wordt geweerd. We zetten er wel kinderen bij in de auto, hè, 18-jarigen. Dan gaan we ervan uit dat dat goed gebeurt. Als iemand ongeschikt is, moet hij gewoon geweerd worden uit de branche, vanwege de verkeersveiligheid en omdat hij met jonge, kwetsbare mensen te maken heeft.

De voorzitter:

Is dat alles wat u over het amendement wil zeggen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ja.

De heer Laçin (SP):

Ik zie meteen een tegenstelling tussen wat de heer Dijkstra zonet heeft gezegd en wat hij nu zegt. We hebben zonet samen kunnen constateren dat de huidige sanctie niet werkt. Dat heeft de heer Dijkstra ook beantwoord met: ja, hij werkt niet. En nu zegt hij in antwoord op ons amendement dat hij vast wil houden aan een sanctie die dus niet werkt. Dat vind ik heel raar. Ik vind het ook ontzettend moeilijk dat de heer Dijkstra hier de rijschoolsector toch een beetje schoffeert door te zeggen dat er heel veel kinderen of jongeren in de auto zitten bij mensen die niet deugen. Dat zijn er een paar en die willen we er allemaal uit halen, maar om nou de hele sector zo weg te schuiven, daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. 99% doet het heel goed. En met ons voorstel, zonder de sanctie van het intrekken van de bevoegdheid, verbetert de wet. Maar er is wel degelijk een sanctie. De sanctie verdwijnt ook niet; wij leggen een andere sanctie op, een financiële. Ziet de heer Dijkstra ook dat hij zichzelf tegenspreekt binnen twee, drie minuten?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Nee. Het is heel simpel. Er is negen jaar gewerkt aan voorstellen om de branche beter te maken. Dat zijn wij met elkaar eens. Ik ben het ook met u eens dat we de branche zeker geen verkeerde naam moeten geven. Heel veel gebeurt goed, integer en prima, maar je moet er een aantal uit kunnen filteren. Dat kan niet met deze sanctie alleen. Dat is niet voldoende. Daarvoor is veel meer nodig. Dit is een aanzet. Er komt een verklaring omtrent het gedrag, er komt een manier van bijscholing en er komt een manier om dat te toetsen. De manier waarop u het wil, zonder toetsing, betekent dat dat je gewoon op de koffie kunt gaan, €200 kunt neerleggen, kunt weggaan en weer voor zes maanden door kunt. Dat is niet de bedoeling. Er moet wel echt een sanctie zijn waardoor iemand op een gegeven moment moet stoppen. Dat gebeurt niet meteen de eerste of de tweede keer. Je zou zelfs aan speciale omstandigheden kunnen denken waardoor de rijinstructeur het niet haalt, waar je coulant mee om kunt gaan. Ik heb ook een hardheidsclausule voor me liggen. Maar op een gegeven moment moet je wel zeggen: joh, als je het echt niet kan of je het gewoon niet goed doet of je je vog niet hebt, dan moet je niet in deze sector actief kunnen zijn. Ik wil dat het dan ook stopt. Op uw manier kan iemand iedere keer komen en gaan en wat geld betalen, waarna hij weer voor zes maanden zeker is dat hij zijn werk mag doen. Ik heb daar geen goed gevoel bij.

De heer Laçin (SP):

Ik nodig de heer Dijkstra echt uit om het amendement nog een keer goed te lezen, want de praktijkbegeleiding blijft gewoon zoals die is. Je komt nergens op de koffie. De praktijkbegeleiding blijft, alleen verandert de sanctie als je het niet haalt. Dat wil niet zeggen dat de praktijkbegeleiding "een kop koffie drinken en wegwezen" is. Ik wil de heer Dijkstra dus nogmaals vragen waarom hij, ondanks de gesprekken van de afgelopen negen jaar, vasthoudt aan een sanctie waarvan we beiden hebben geconcludeerd dat die niet werkt. Waarom is hij zo tegen dit andere voorstel? Wij hebben er wel degelijk over nagedacht wat een verbetervoorstel zou kunnen zijn. Ik hoor geen ander voorstel van de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Mijn andere voorstel? Dit is gewoon de wet die voorligt, die goed is en waaraan ik een hardheidsclausule toevoeg en waarover ik nog een aantal dingen zeg, bijvoorbeeld over de pasfoto om te weten met wie je te maken hebt. Ik heb ook nog een aantal amendementen ingediend. Dat is het voorstel dat ik doe. Ik verbeter de wet. U haalt de wet eigenlijk een beetje onderuit. U zegt: u gaat er gewoon heen, slaat uw boek open, drinkt een kop koffie, geeft iemand een hand en mag wat praten, maar er wordt verder niet getoetst en je mag je beroep gewoon blijven uitoefenen. Dat vind ik ook best, maar na een tweede of een derde keer moet het natuurlijk wel klaar zijn. Je moet het niet op die manier kunnen afkopen, want daar heeft niemand wat aan.

De voorzitter:

Goed. Ik proef al wel een beetje herhaling in de discussie, maar ik geef u de kans, meneer Sienot.

De heer Sienot (D66):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik zou graag het volgende willen opmerken. Afgelopen jaar zijn er, geloof ik, 23 gevallen geweest op iets van 11.000 of 15.000 rijschoolleraren. De getallen verschillen, maar het komt elke keer neer op een enkeling op vele duizenden rijschoolleraren. Welk probleem lossen we dus op door deze sanctie erop te houden, terwijl die een siddering door de sector laat gaan? Volgens ons is het veel verstandiger om juist te werken aan de voorkant, zoals de PVV net ook schetste. We moeten er vooral gedurende de hele loopbaan van de rijinstructeur voor zorgen dat hij kwaliteit laat zien via bijvoorbeeld deelname aan een rijscholenregister. Deelt u die route?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

U werpt allemaal extra belemmeringen op die niet in de wet zitten. Dat kan. Daarmee maak je het wat ingewikkelder en in ieder geval wat duurder. Ik vind dat een wet moet werken. Die moet niet onnodig zijn. We willen ook lage kosten, maar we willen wel kwaliteit waarborgen. We hebben allemaal een goed hart over voor de sector, maar we zien dat er een aantal problemen zijn. Deze wet maakt in ieder geval een begin, namelijk de vog, de wijze waarop je praktijkgericht gaat toetsen en de wijze waarop je beoordeeld wordt. Ik ben blij dat dat begin er is. Bij een beoordeling hoort ook: je haalt het of je haalt het niet. Het kan niet zo zijn dat je het niet haalt en gewoon lekker door kunt gaan. Dat past volgens mij niet.

De heer Von Martels (CDA):

Ik vind het jammer dat de heer Dijkstra momenteel een beetje een karikatuur maakt van het ingediende amendement. Dat is erg jammer, want de indieners van dat amendement hebben echt geprobeerd om het beter te maken. Bovendien is het jammer dat dit onderwerp geïsoleerd wordt besproken, want het totaalpakket van moties plus amendementen moet ertoe leiden dat de kwaliteit omhooggaat. U zegt dat er negen jaar aan gewerkt is en dat dit wetsvoorstel dus deugt. Als het allemaal zo deugt, waarom dient u dan zelf überhaupt nog moties in?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is goed dat u gepoogd heeft om naar de sector te luisteren. U probeert het ook beter te maken. Ik vind dat u het niet beter maakt. Ik heb een tweetal moties. Die hebben we vorige keer al besproken. Ik wil die zo gaan indienen. Een motie gaat over de pasfoto. Op het oude bewijsje stond een pasfoto. Op dat nieuwe pasje, die bevoegdheid, staat die niet meer. Het lijkt mij vrij eenvoudig om daar net als bij een soort skipas of wat dan ook, een dagpas, een pasfoto op te zetten, zodat je weet met wie je te maken hebt. Ik heb toen gezegd: het is Jan of het is John. Daar zit verschil in, maar het kan net zo goed zijn broer zijn die het niet zo goed me je voorheeft.

Ten tweede heb ik begrip voor de zorgen die geadresseerd zijn door partijen die bij u en ook bij mij aan tafel zijn geweest. Ik ga nu verder met mijn betoog, want dan rond ik dat ook af. Ik heb begrip voor mensen die denken dat ze ineens hun baan kunnen kwijtraken. Dat is heftig. Dat realiseer ik me. Daarom heb ik een hardheidsclausule. Ik zeg daarbij: stel je voor dat je de eerste keer niet slaagt — dat kan gebeuren — dan heb je inderdaad een herkansing. Het kan zijn dat er omstandigheden zijn waardoor je dan weer niet slaagt. Dan zou het heel zuur zijn als je dan je bedrijf niet kunt runnen of je baan kwijtraakt. Daarom wil ik een hardheidsclausule net zoals we in de financiële sector hebben. Assurantietussenpersonen moeten bijvoorbeeld ook aan bepaalde kwalificaties voldoen. Maar dat is op een gegeven moment wel eindig. Je kunt niet blijven herkansen zonder sanctie. Dat moet u toch met mij eens zijn?

De heer Von Martels (CDA):

Het feit dat er helemaal geen sanctie is, is dus niet waar. Er is wel degelijk nog steeds een sanctie. Als je je examen niet haalt, is het alleen zo dat de licentie onmiddellijk wordt ingetrokken. Je zult steeds, ieder halfjaar, weer examen moeten doen. Dat is ook al een sanctie. Je bent wel degelijk nog steeds gebonden aan het feit dat je je gewoon actief moet opstellen en dat je bereid bent om de kwaliteit te verhogen. Dat is de sanctie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ja, en dan kan ik u een vervelend voorbeeld geven van iemand die een rijschool heeft die eigenlijk geen rijschool is. Die persoon verdeelt drugs; rijdende. Die legt €200 neer voor dat verplichte bijscholingsmoment van u, drinkt een kop koffie en kan dat weer een halfjaar blijven doen. Daar ben ik helemaal niet voor. Ik ben ervoor om de wet te verbeteren. Ik heb ook amendementen ingediend om te proberen dat voor elkaar te krijgen, inclusief een evaluatiebepaling om te kijken of de wijzigingen die we nu doen, effect hebben. Dat is ook inclusief een horizonbepaling, want we hebben niets aan wetgeving die niet werkt. Dat zult u met mij eens zijn. Het is ook inclusief de pasfoto. Ik wil niet meer regels, maar betere regels. We moeten die kunnen handhaven. Veiligheid en kwaliteit staan daarbij wat mij betreft voorop.

Dan heb ik nog twee moties, voorzitter.

De voorzitter:

Eerst mag de heer Van Aalst nog even.

De heer Van Aalst (PVV):

Het moet echt niet gekker worden. Ik vind dit echt schoffering van ons als collega's. We komen hier met een fatsoenlijk voorstel naartoe. We zijn het er met elkaar, inclusief de heer Dijkstra, over eens dat de sanctie die er nu ligt, niet deugt. Dan gaat hij ons voorstel wegzetten als broddelwerk en komt zelf op de proppen met een skipas. Wat denkt hij?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

U vergelijkt nu twee verschillende dingen. Op het huidige pasje staat geen pasfoto. Als die erop staat wordt het alleen maar beter. Twee: in eerste termijn heeft u aan de heer Von Martels gevraagd of hij de wet steunt als die sanctie erop blijft. Toen was er helemaal geen sprake van een sanctie en nu zie ik in het amendement dat er toch een vorm van een sanctie is. Dus u bent sinds 27 september wat wijzer geworden, maar u bent er helaas nog niet. Ik zou zeggen: kies voor het originele voorstel. We gaan kijken wat de minister zo meteen vindt van uw amendement van deze vier partijen. Ik zou zeggen: kijk naar alle moties op hun merites. Dan zal ik dat ook doen, en dan kijken we waar we eindigen.

De heer Van Aalst (PVV):

De enige winst die ik hoor van de VVD is dat het in ieder geval verstandig is om zo meteen ons amendement nog een keer opnieuw te lezen, want het is wel een kwalitatief goed voorstel wat we hier doen, juist om tegemoet te komen aan de kwaliteit van deze sector en de brancheverenigingen. Het zou de heer Dijkstra van de VVD sieren om daar gewoon serieus naar te kijken en het niet af te doen als broddelwerk of het te hebben over het opheffen van de sanctie en het slopen van de wet. Dan doet u ons echt tekort.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan is het wel jammer dat de Bovag, de VRB, de FAM en de IBKI toch allemaal kritiek hebben op hetgeen u vanmorgen heeft voorgelegd. Dat is toch wel heel verbazingwekkend eigenlijk als het allemaal zo goed zou zijn.

De voorzitter:

Meneer Sienot, de argumenten zijn al uitvoerig gewisseld. Ik wil graag de moties horen van de heer Dijkstra en als u dan echt nog wil, dan mag u op het eind nog één vraag stellen.

De heer Sienot (D66):

Ik bewaar die wel voor mijn eigen bijdrage.

De voorzitter:

Heel fijn. Meneer Dijkstra, u vervolgt uw betoog met het indienen van de moties.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik begrijp ook de collega's die mij nu bevragen. Dat begrijp ik goed, voorzitter, want zij hebben daar energie in gestopt. Alleen moet ik constateren dat het eindresultaat van het amendement van meneer Sienot wat de VVD betreft ontoereikend is. En dan zou ik liever kiezen voor de originele wet.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op het certificaat van rijinstructeurs (oftewel de bevoegdheidspas, de WRM-pas genoemd) geen pasfoto staat en een leerling hierdoor zowel naar de bevoegdheidspas als naar het identiteitsbewijs van de rijinstructeur moet vragen;

overwegende dat het wenselijk is dat leerlingen gemakkelijk de bevoegdheid van een instructeur kunnen controleren;

overwegende dat de minister op dit moment met IBKI en het CBR overlegt hoe dit voor leerlingen gemakkelijker kan worden gemaakt;

van mening dat een foto op het certificaat controle gemakkelijk maakt en zo onbevoegd lesgeven door rijinstructeurs tegen kan gaan;

verzoekt de regering op basis van het genoemde overleg te komen tot een voorstel voor een gemakkelijke manier voor leerlingen om het certificaat te controleren, zoals het verplichtstellen van een pasfoto van de houder van het certificaat, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34182).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De andere motie gaat over schrijnende gevallen bij nascholing, de hardheidsclausule.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gevolgen van het niet halen van het benodigde examen voor rijschoolinstructeurs grote gevolgen kan hebben, zoals verlies van werk en zelfs bedrijf;

overwegende dat het ook kan voorkomen dat een rijschoolinstructeur door onvoorziene omstandigheden een tweede examen niet haalt, bijvoorbeeld door ziekte of andere persoonlijke omstandigheden;

verzoekt de regering voor de zomer van 2019 in de wet- en regelgeving een hardheidsclausule c.q. ontheffingsmogelijkheid op te nemen voor schrijnende gevallen in de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34182).

De heer Van Aalst heeft hierover nog een vraag.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, voorzitter, een vraag aan mijn collega van de VVD. Wat houdt die hardheidsclausule nou in? Betekent dit dat we voor schrijnende gevallen het zwaard van Damocles wel weghalen? Dus we halen dan alsnog de sanctie eraf? Is dat wat u nu zegt in uw motie?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Als je de eerste keer niet slaagt en daarna de tweede keer ook niet, kan er altijd een reden voor zijn. Dan kun je in gesprek met elkaar constateren dat het eigenlijk heel sneu is of heel triest dat iemand daardoor z'n werk niet kan uitoefenen. Ik maak daar een uitzondering op. Dat is wat deze hardheidsclausule inhoudt. In andere sectoren waar mensen moeten voldoen aan eisen zie je het ook. Dat gaat natuurlijk op basis van coulance en in goed gesprek met elkaar.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dijkstra. Dan is nu het woord aan de heer Von Martels namens het Christen-Democratisch Appèl.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Tijdens de eerste termijn hebben we een goede discussie gehad, waarbij iedereen in de Kamer blijk gaf van een enorme betrokkenheid bij de rijschoolbranche. Tussen de eerste termijn en nu de tweede termijn heb ik nog alle mogelijkheden gehad en benut om met spelers in het veld te spreken. Daaruit bleek dat het met de belangenbehartiging vanuit de sector wel goed zit. Onze taak is het echter om al die belangen zo goed mogelijk af te wegen en vervolgens een eigen oordeel te vellen. Dat oordeel luidt dat wij akkoord gaan met het voorstel dat zojuist is ingediend door collega Laçin en dat amendement van harte ondersteunen. Dit amendement is in lijn met hetgeen ik in eerste termijn naar voren heb gebracht. Toen zei ik: wat ons betreft blijft de vijfjaarlijkse verplichting. Niet deelnemen hieraan betekent ontzegging van de lesbevoegdheid. De bijscholing moet erop gericht zijn om de kwaliteit van de rijlessen te verhogen en de sanctie "intrekking van de licentie" tijdens het examen moet eraf. Ik heb dat uitdrukkelijk naar voren gebracht. Dat waren mijn woorden tijdens de eerste termijn.

Verder heb ik toen gepleit voor strengere toelatingseisen en gevraagd of er gekeken kan worden of het mogelijk is om bij starters minimaal vijf jaar rijervaring te eisen. Die motie zal zo dadelijk door de heer Sienot naar voren worden gebracht. Hij zal daarbij ook een pleidooi houden voor een kwaliteitsregister. Ik vergis me. De heer Laçin zal dat doen en de heer Sienot houdt een pleidooi voor een kwaliteitsregister. Beide moties zullen wij van harte ondersteunen.

Tot slot wil ik niet onvermeld laten om iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan een uitermate goede discussie om tot een voldragen wetsvoorstel te komen, hartelijk te bedanken voor de afgelopen periode. Ook al was er op sommige momenten een verschil van mening te bespeuren, er is altijd wel op een constructieve en respectvolle manier met elkaar gediscussieerd. Laten we hopen — ik spreek ook die verwachting uit — dat het amendement en de ingebrachte moties samen de kwaliteit in de volle breedte ten goede zullen komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Aalst namens de Partij voor de Vrijheid.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Voor 95% ligt hier een goede wet voor. Alleen die 5% deugt nog niet. Daar zit de sanctie in die wat ons betreft buitenproportioneel is. Vandaar dat we met een amendement zijn gekomen. Dit amendement zal een kwaliteitsimpuls geven aan deze wet. Het totaalpakket van het amendement en de moties leidt tot een goede, evenwichtige wet en mogelijkheden voor de toekomst. Ik heb daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een rijinstructeur zelf zijn bijscholingsprogramma samen mag stellen uit facultatieve onderdelen;

constaterende dat de instellingen die bijscholing geven aan rijinstructeurs niet worden gecertificeerd;

overwegende dat een verplichte bijscholing op onderdelen de verkeersveiligheid kan bevorderen, zoals bijvoorbeeld wetgeving, nieuwe technologieën en nieuwe verkeersborden en -tekens;

overwegende dat een certificaat een kwalitatieve uitspraak doet over de vakbekwaamheid van de onderwijsinstelling;

verzoekt de regering om samen met de sector tot verplichte onderdelen van de theoretische bijscholing te komen, en deze theoretische bijscholing te laten geven door instellingen die door het IBKI zijn aangemerkt als gecertificeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Aalst, Von Martels, Laçin en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34182).

De heer Van Aalst (PVV):

Dan de tweede en laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er meerdere kwaliteitsimpulsen worden gegeven door de (geamendeerde) Wijziging Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993;

overwegende dat het van belang is om een vinger aan de pols te houden om te zien of de kwaliteitsimpulsen de gewenste uitwerkingen hebben;

verzoekt de regering om een jaarlijkse kwaliteitsmonitor van de (geamendeerde) Wijziging Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Aalst, Von Martels, Laçin en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34182).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik wil de PVV als mede-indiener van het amendement een vraag stellen. Ik citeer uit de toelichting van het amendement wat u vanmiddag heeft gestuurd. Ten eerste: de geldigheidsduur van het certificaat wordt daartoe telkens met een halfjaar verlengd. En verderop: de rijinstructeur kan zodoende blijven opgaan voor herkansing zonder zijn instructiebevoegdheid te verliezen. Mijn vraag is of u uw eigen kind bij zo'n rijinstructeur in de auto zou zetten.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb de afgelopen tijd veel contact gehad met al die rijschoolhouders. Als ik kijk naar hoe goed het in die sector gaat, wat voor geweldige kwaliteit die mensen leveren en hoe ze met mijn kinderen om zouden gaan, heb ik daar geen enkele twijfel over. Het amendement wat voorligt zorgt ervoor dat hardwerkende ondernemers niet de nek wordt omgedraaid door VVD-beleid. Dat is wat wij hier hebben geprobeerd te wijzigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu als laatste spreker vanuit de zijde van de Kamer de heer Sienot aan de beurt namens de Democraten 66.

De heer Sienot (D66):

Dank u wel, meneer de voorzitter.

Het hele punt is natuurlijk eventjes hoe we de rijscholenbranche gaan verbeteren. Volgens ons gaat het er dan om dat we er samen, Rijk en sector, de schouders onder zetten en zorgen voor een verdere professionalisering, want ik ben het helemaal met de vorige sprekers eens dat iedereen dat wil. Dat bereiken wij niet met de huidige draconische maatregel van de sanctie, zoals die is ingevuld. Je kunt daardoor je hele bedrijf en je gezinsinkomen verliezen en daarom vinden wij het een goed idee om die sanctie te veranderen. In zijn huidige vorm is die buitenproportioneel en als die nou maar zou doen wat die, zoals net werd geschetst, zou moeten doen, namelijk die drugsdealer waarover de VVD repte, eruit filteren … Maar dat kan nu ook! Ik zou trouwens zeggen dat je niet eens rijleraar hoeft te worden om drugsdealer te worden, maar dit terzijde. Het is mijn business niet.

Wat ik wel weet, is dat we 'm nu niet filteren. Dat heeft me aan het denken gezet, want we zien ook dat vrijblijvendheid in het bijscholingstraject niet bijdraagt aan meer verkeersveiligheid. Dat zijn we helemaal met de minister eens. Daarom kunnen we het amendement van de SP steunen, maar zoals gezegd kwam dat te elfder ure binnen. Een kritische beschouwing leert dat er een belangrijk punt in ontbreekt en dat is het punt van de verplichte bijles. Als je dingen beter wil maken, als je les hebt gevolgd en als je praktijkbegeleiding hebt gedaan en daaruit blijkt dat je bepaalde facetten van het spel niet goed beheerst, dan moet je daaraan werken. Dat vinden wij ook en daarom die verplichte bijles.

Het hele verhaal van de kosten wordt daardoor ook een beetje anders. Je praat dan al gauw over €500 als je één keer niet hebt meegedaan. Daarop kom je uit als je ook de derving meerekent van de inkomsten doordat je niet kunt lessen en als je meerekent dat mensen de praktijkbegeleiding moeten betalen. Ik ga dan uit van ongeveer €50 per les. Je praat dan dus al met al over een ander bedrag dan €200. En doe je het twee keer niet, zoals werd geschetst, dan praat je al over €1.000. Ik weet 't niet, maar de rijleraren die ik spreken, zeggen niet: "Ach joh, dat doe ik lachend. Ik betaal lekker die €1.000; wat kan mij het schelen." Dat is een wereld die volgens mij niet zo rijk gezaaid is in Nederland. Nou, wat wel rijk gezaaid is, zijn de mensen die zich zorgen maken en die sidderend dit toneelstuk gaan doen. Vervolgens staan ze met stress examen te doen. Het heeft geen zin! En als het nou nog zou leiden tot verbetering van de sector, maar dat hebben we ook niet gezien.

Het hele idee is voor ons juist dat instructeurs gericht werken aan verbetering. Wanneer ze zakken voor de praktijkbegeleiding, kunnen we daaraan werken door gericht bijlessen te vragen. Dat kost ze dan zowel gedoe — ik heb het net geschetst — als ook geld. Daarom denken wij dat een sanctie op deze manier wel degelijk bijdraagt aan een verdere professionalisering.

Bovendien hebben we ook — laten we dat niet vergeten — in grote mate te maken met professionals. Ze zijn al een keer geslaagd voor hun examen. Ze hebben al gewoon hun papiertje gehaald. Dat hebben ze niet zomaar gehaald, ze hebben de competenties laten zien. Laten we dat niet vergeten! Ik wil dat hier ook met klem benadrukken. Als we dat geheel overzien, weten we al uit de eerste termijn dat we de rotte appels er niet uit filteren maar dat we er vooral stressgevoeligen en andere pechvogels wel uit halen. Daarom steunen we de richting om de sanctie anders in te richten, namelijk zonder buitenproportionele maatregelen waardoor goede rijinstructeurs de rijschoolbranche zullen verlaten.

Verder zeg ik — daarna dien ik mijn motie in, meneer de voorzitter — dat we wel eisen moeten stellen aan de persoon die zich uitgeeft als kwalitatieve rijinstructeur. Daarvoor heb ik een motie over een rijscholenregister voorbereid, maar ik wacht met die motie tot na de interruptie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Even om te zien of ik het goed begrijp, voorzitter. Je hebt dan je papiertje gehaald en zo meteen moet je dan op voor zo'n toets. Die haal je dan niet, maar ja, dat is op zich niet erg, want het wordt sowieso met zes maanden verlengd. Het maakt daarvoor niet of je wel of niet slaagt. Maar wie gaat dat dan controleren? En twee, hoe weet een leerling die bij zo'n rijschoolhouder in de auto stapt, of die inderdaad in een bijscholingstraject zit of echt goed geslaagd is? Hoe weet een leerling dat dan?

De heer Sienot (D66):

Daarom hecht ik ook aan dat rijscholenregister, waar mijn motie zo over gaat. Daar kun je dit soort dingen in meenemen, maar ik denk dat het belangrijker is om te constateren dat we dus met iemand te maken hebben die gewoon een goede rijschoolleraar is maar zich op bepaalde punten zal moeten verbeteren. Vandaar de verplichte bijles. Doe je dat niet, dan verlies je je instructiebevoegdheid. Er is dus wel degelijk een prikkel om dat te doen. Volgens mij moet het toch te volgen kunnen zijn dat iemand, als hij op moment x zijn praktijkbegeleiding op een aantal onderdelen niet succesvol heeft afgerond, zes maanden later wel of niet opnieuw is opgegaan en bijlessen heeft gevolgd. Ik zou zeggen: dat is te controleren. Als je daarop controleert, kun je die mensen er ook uit halen en aan hun jasje trekken. Als ze het niet doen, verliezen ze alsnog hun instructiebevoegdheid.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is te controleren, zegt de heer Sienot. Maar je zal maar bij de verkeerde in de auto stappen. Je zal maar 18 jaar zijn, gespaard hebben, wat centjes van je ouders gekregen: ga maar lekker rijlessen. Je hebt er eentje uitgezocht op internet, maar het blijkt de verkeerde te zijn. En dan? Wie controleert het dan? Wie beschermt die leerling? Niemand in uw voorstel.

De heer Sienot (D66):

Dat is nou heel interessant, want dat is nu ook al zo. Dat is juist het hele punt. Ik zou zo graag met de heer Dijkstra willen zeggen: wat hebben we met die sanctie een fijne wereld gecreëerd, waarin dit soort gevallen niet voorkomen. Maar die is er niet, en dat is het punt.

Daar wil ik het bij laten, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Goed. En u gaat nu uw motie indienen.

De heer Sienot (D66):

Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat goede rijinstructeurs chauffeurs opleiden die op een veilige manier deelnemen aan het verkeer;

overwegende dat de rijschoolbranche streeft naar professionele rijscholen die rijlessen van hoge kwaliteit aanbieden;

overwegende dat maatschappelijke en technologische ontwikkelingen nieuwe eisen stellen aan rijinstructeurs;

overwegende dat een kwaliteitsregister in andere branches al naar tevredenheid bijdraagt aan het handhaven van de kwaliteit van de beroepsuitoefening;

verzoekt de regering om samen met de sector de mogelijkheden voor een rijscholenregister te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren bij de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot, Von Martels, Laçin en Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34182).

De heer Sienot (D66):

Dank u wel. Ik kijk uit naar het vervolg van het debat.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn acht moties ingediend en twee amendementen waarover de minister in tweede termijn haar oordeel zal moeten geven. Misschien zijn er nog wel meer amendementen, maar deze heb ik in ieder geval gezien. De minister heeft daar even voorbereidingstijd voor nodig. We schorsen de vergadering vijftien minuten.

De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.25 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de regering over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft het woord.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Infrastructuur en Waterstaat.

De voorzitter:

Infrastructuur en Waterstaat. Sorry, ik ben van de oude stempel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We weten wat u bedoelt, voorzitter.

Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Ik heb geen nieuwe vragen gehoord, dus ik wil de amendementen en de moties maar gewoon langslopen.

Het amendement-Laçin op stuk nr. 18 is eigenlijk nog een beetje het pièce de résistance van deze vergadering, omdat het ziet op het stuk over de sanctie. Ik waardeer het zeer dat de Kamer mijn uitgestoken hand ook weer heeft willen aanpakken en dat zij heeft willen zoeken naar een oplossing door er een alternatieve invulling aan te geven. Maar nu komt de "maar". Het amendement zoals het er nu ligt, vind ik eigenlijk te veel doorslaan naar de andere kant. Waar we het namelijk in de huidige situatie hebben over het na zeven dagen intrekken van de bevoegdheid, was ons voorstel om daar acht weken van te maken. Ik vond het namelijk ook een erg zwaar middel; dat ben ik met u eens. U heeft daarop gezegd dat u het nog steeds echt een zwaard van Damocles vond en dat u er een alternatief voor wilde zien. Wat ik nu zie geeft mij het gevoel dat we erg ver de andere kant op doorslaan.

Ik hoorde de heer Sienot praten over scholing. Hoe dan ook, de huidige vorm die voorligt, vind ik een te zwak alternatief voor de hele stevige sanctie die we hadden met die acht weken. Zoals het nu dus voorligt, wil ik het ontraden. Nogmaals, voorgesteld is om per halfjaar te kunnen laten verlengen. Dat is vrij makkelijk te ontlopen door het ieder halfjaar maar te blijven doen. Dat vind ik wel weer heel erg weinig.

De heer Laçin (SP):

Ik denk inderdaad dat ons voorstel, het amendement, niet helemaal als een verrassing komt voor de minister. In de eerste termijn, bijna twee maanden terug, hebben vier partijen aangegeven van de sanctie in de huidige vorm af te willen. Daarbij ging het niet per se om de termijn van zeven dagen of acht weken, maar gewoon om de sanctie an sich, dus om het feit dat de instructiebevoegdheid ingetrokken kan worden, gekoppeld aan de praktijkbegeleiding. Dit voorstel zou te ver de andere kant op schieten. Maar wij gaan met dit amendement van een ander principe uit, mede op grond van de gesprekken die we hebben gevoerd. We zeggen hier met vijf partijen dat de sanctie in de huidige vorm niet werkt. En zeven dagen of acht weken gaat de sanctie qua vorm, qua instrument niet veranderen. Wij zeggen dus: ga nu uit van vertrouwen. Wij komen met heel veel verbeteringsvoorstellen, ook in onze moties, want we zijn er echt van overtuigd dat die de sector gaan helpen. De sector wordt in onze ogen vooruit geholpen met het kwaliteitsregister, de vog, de eis dat het rijbewijs nog vijf jaar geldig is en noem maar op. Ik wil de minister echt uitnodigen en ertoe oproepen om in dat licht naar het amendement te kijken en niet sec naar wat dit amendement doet. Natuurlijk is dat wel belangrijk, want van die sanctie willen wij af. Laat dat helder zijn. De vraag is alleen of de minister het totaal van de moties wil overzien en daarmee een ander waardeoordeel over dit amendement wil geven. Dat het te ver doorschiet, daar ben ik het uiteraard niet mee eens.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik had ook niet verwacht dat de heer Laçin nu opeens zou zeggen: o nou, dan eh, hè ...? Die ervaring heb ik niet, nee. Ik beoordeel dit amendement toch los als amendement. Dat ga ik ook doen met alle andere moties en amendementen. Kijk ik kaal naar dit amendement zoals het er ligt, dan zeg ik: in deze vorm ontraad ik het.

De heer Sienot (D66):

Ik hoorde de minister mijn naam noemen, dus ik voel mij uitgenodigd om het kort toe te lichten. Het amendement dat er nu ligt, slingert wat te ver door naar de smaak van de minister. Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Toen ik het koudweg las en de reflectie daarop las, dacht ik ook: dit gaat te ver. Daarom zei ik ook in mijn inbreng: laten we er nu voor zorgen dat er in elk geval verplicht bijles bij zit. Je hebt iets niet gehaald, je moet je verbeteren en je gaat daarmee aan de slag. Los van het feit dat je wel je papiertje hebt, moet je bijscholen. Die verplichte bijscholing zou ik willen toevoegen. Daarmee wordt het een stuk pittiger en nog minder vrijblijvend. Deelt de minister deze visie?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Alles wat het minder vrijblijvend kan maken, juich ik toe. Nogmaals, ik vind dit echt aan de zwakke kant. Negen jaar geleden had je nog een meerderheid in de Kamer die zei: we gaan na zeven dagen je hele bevoegdheid intrekken met je hele hebben en houwen. Ik deel met u dat dat enorm zwaar was. Maar als je nu ineens in die situatie terechtkomt ... Nogmaals, ik ben het eens met iedereen die zegt dat het merendeel van de mensen echt te goeder trouw is en dat niet elk halfjaar zal willen verlengen. Aan de andere kant vind ik het jammer als de mogelijkheid erin zit dat mensen het af zouden kunnen kopen. Ik ben echt op zoek naar een net wat stevigere sanctie, zodat we de kwaliteit kunnen borgen.

De heer Von Martels (CDA):

Ik heb niet de illusie dat ik de minister op dit moment op andere gedachten kan brengen. Ik wil de minister wel vragen of zij bereid is om ook nog eens te kijken hoe het in andere beroepsgroepen geregeld is. In de meeste beroepsgroepen waar bijscholing vereist wordt, wordt je licentie niet zomaar ingetrokken als je je examen niet haalt. Dan krijg je iedere keer de mogelijkheid ... In de zorg met het BIG-register gaat het ook niet op de manier zoals in de rijschoolbranche. Kijkt u nog eens naar andere beroepsgroepen. Ik denk dat dat verhelderend zal werken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk niet dat mij verweten kan worden dat ik niet met uw Kamer mee wil denken. Ik heb ook niet voor niks de hand uitgestoken. Ik beoordeel het amendement gewoon op zijn merites. Dat ga ik zo meteen ook doen met de andere amendementen en de moties. Daar komen ook nog verschillende verbetervoorstellen in voor en op meerdere plekken kan ik het oordeel aan uw Kamer laten. Nogmaals, zoals dit amendement sec nu voorligt, vind ik het wel heel erg ver afstaan van wat wij zelf hadden voorgesteld. Ik sta er open voor als u daar nog wijzigingen in zou willen aanbrengen, maar ik vind het op dit moment net te weinig.

De heer Van Aalst (PVV):

De minister begon inderdaad met dat het wel heel zwaar was: zeven dagen dat zwaard van Damocles. Maar zoals het er nu ligt, blijft na acht weken dat zwaard van Damocles nog steeds boven die mensen hangen. Wij hebben vertrouwen in die sector. Daarom ligt het amendement voor een andere methode voor. We zijn nog steeds voor een sanctie, maar we gaan het alleen op een andere manier invullen. Dat betekent dat we in dit geval pechvogels gaan helpen die normaal gesproken buiten de boot vallen, hun instructiebevoegdheid kwijtraken, hun baan kwijtraken en misschien wel alles wat ze nog hebben kwijtraken, omdat dat elke maand hun salaris binnenbracht. Rotte appels gaan we met dit wetsvoorstel niet eruit halen. Dat doen we aan de voorkant. Of het nou een geamendeerd voorstel is of niet, de minister moet het toch met ons eens zijn dat we dat zwaard van Damocles toch niet boven de hoofden kunnen laten hangen van de rijschoolbranche? Dat moet de minister toch ook niet willen? Dan ga je niet van zeven dagen naar acht weken. Dat haal je er gewoon uit en dat los je op een nette manier op, zoals wij dat nu in het amendement gedaan hebben.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daarom heb ik destijds in de eerste termijn, omdat ik ook wel zag dat acht weken nog steeds best wel snel is, de bereidheid uitgesproken om de sanctie op een andere manier in te vullen zoals u dat deed. Als je wel elk halfjaar moet komen opdraven, gaat daar ook een soort afschrikwekkende werking van uit en zijn daar ook kosten aan verbonden. Dat deel ik wel met u, maar ik vind het nog te ver afstaan van de sanctie die wij voor ogen hadden en die we in breed overleg met de sector hebben besproken. Dus als u daar nog iets in zou kunnen doen, dan zou ik misschien tot een ander oordeel kunnen komen. Maar nogmaals, dit vind ik net te mager.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

We gaan het waarschijnlijk niet eens worden. Wij constateren dat dat zwaard van Damocles gewoon weg moet. Dat hebben we volgens mij op een hele nette manier geformuleerd in dit amendement zonder de sanctie uit de wet te halen. Ik denk dat het de branche vooruithelpt als je op een nette manier, een vertrouwelijke manier met de branche omgaat, die gewoon een geweldige kwaliteit levert. Dan hoef je er alleen voor te zorgen dat het nog beter wordt. Ik blijf erbij: rotte appels halen we aan de voorkant eruit. Dat moeten we nu niet in regelen in deze wet en dat gaan we ook niet regelen in deze wet.

De voorzitter:

De minister, afrondend op dit punt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat we er allemaal constructief in zitten en dat waardeer ik ook. Zo kijk ik er ook naar. Ik ben ook nog wel bereid om hier verder over na te denken. Maar het feit dat nu uiteindelijk helemaal nooit die ultieme sanctie kan worden ingezet, dat vind ik nogal wat. Er zit nog heel veel tussenin. Dat je nu dan alleen, zeg ik toch maar oneerbiedig, elk halfjaar een keer je ritje moet doen en dat je daarmee weg kunt komen voor die enkele kwaadwillende, vind ik toch ook wel weer heel erg jammer. Dus, nou ja.

De voorzitter:

Goed. Nee, meneer Van Aalst. We hebben er voldoende over gesproken.

De heer Van Aalst (PVV):

Nee. Ik heb toch wel een punt van orde.

De voorzitter:

Dat is geen punt van orde, denk ik.

De heer Van Aalst (PVV):

Jawel, jawel. Als je een amendement waar hier echt goed over nagedacht is, waar met de branche over gesproken is en waar achter de schermen hard aan gewerkt is oneerbiedig noemt en dan zelf eigenlijk ook nog zegt: goh ...

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan hebt u niet goed geluisterd. Dat heb ik niet gezegd.

De heer Van Aalst (PVV):

Voorzitter. Wat de minister hier net suggereert, klopt gewoon niet. We hebben gewoon een net voorstel neergelegd. En als je elke keer maar suggereert dat het spelletje was, alsof het een of ander roulettespelletje is met €200 op tafel gooien en dat je met een halfjaar weer verder kunt, doe je echt geen recht aan wat de Kamer hier vandaag voorlegt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat heb ik ook echt niet zo gezegd. Ik heb gezegd "als ik het oneerbiedig formuleer". Ik heb geen enkel moment gezegd ik het voorstel van u oneerbiedig vond of wat dan ook. Ik zou zeggen: lees dan nog een keer de Handelingen erop na. Ik heb dat niet gezegd en ook niet bedoeld. Ik heb juist aan het begin waardering voor uw Kamer uitgesproken. Ik heb ook niet voor niets u die mogelijkheid graag willen bieden om met een eigen alternatief te komen.

Voorzitter. Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 16 van de heer Dijkstra. Die vraagt eigenlijk om een evaluatie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet. Ik denk dat dat eigenlijk altijd wel een goed idee is. En ongeacht waar we straks op uitkomen, op wat voor manier van sancties opleggen dan ook, is het altijd verstandig om dat te evalueren. Ik kan daar dus oordeel Kamer op geven.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 15 van de heer Dijkstra. Dat gaat over de pasfoto op het WRM-certificaat. Dit amendement moet ik ontraden, omdat het vanwege de Algemene verordening gegevensbescherming en privacy gewoon niet kan. Daar moet een heel goede reden voor zijn, dus daar zie ik geen mogelijkheden toe.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 17, ook van de heer Dijkstra, over het vervallen van de vog-plicht als na de evaluatie over vijf jaar blijkt dat die niet efficiënt genoeg was. Dat amendement wil ik ook ontraden, omdat ik dit aspect eigenlijk mee zou willen nemen bij het amendement van de heer Dijkstra over een totale evaluatie waar ik wel oordeel Kamer heb willen geven. Het lijkt me heel zinvol dat we het onderwerp van de vog, of die nou effect heeft of niet, daarin meenemen.

Dan kom ik bij de moties. De eerste motie is die op stuk nr. 19 van de heer Laçin, die is ondertekend door een aantal van zijn collega's. Die verzoekt om de praktijkbegeleiding anders vorm te geven, zodat die beter aansluit bij de praktijk en minder voorspelbaar is. Daar zijn we eigenlijk al de eerste stapjes mee aan het zetten, maar ik zie dit graag als ondersteuning om dit nog verder vorm te geven. Ik kan hier dus oordeel Kamer op geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 20. Die verzoekt de regering om te kijken naar een vijfjaareis, de eis om vijf jaar een rijbewijs te hebben vooraf. Die mogelijkheid wil ik ook wel gaan onderzoeken met de branche, dus daar kan ik oordeel Kamer op geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 21. Die verzoekt de regering om samen met de sector tot stappen te komen om spookrijscholen onmogelijk te maken en rijscholen die dat doen aan te pakken. Dat is wel een heel zware opdracht. Ik zou die zo willen opvatten als dat ik gewoon met de sector ga kijken wat we kunnen doen om dit aan te pakken. Ik weet dus niet of we tot stappen kunnen komen, maar ik zeg u wel de bereidheid toe om te kijken wat we zouden kunnen doen. Dus met die restrictie kan ik haar oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij de motie-Remco Dijkstra op stuk nr. 22. Die ziet ook op de pasfoto, maar hij verzoekt om op basis van het overleg te komen tot een voorstel voor een makkelijkere manier voor leerlingen om het certificaat te controleren, zoals het verplicht stellen van een pasfoto maar eventueel ook nog andere zaken. Hij vraagt om de mogelijkheden daarvan te onderzoeken en de Kamer daarover te informeren. Daar kan ik ook oordeel Kamer op geven.

Dan kom ik bij de motie-Remco Dijkstra op stuk nr. 23. Die vraagt om een hardheidsclausule c.q. ontheffingsmogelijkheid voor schrijnende gevallen. Het is eigenlijk altijd, bij alle wet- en regelgeving, belangrijk om zo'n clausule te hebben, dus die kan ik ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Laçin over deze motie.

De heer Laçin (SP):

Via u, voorzitter, en via de minister ook aan de heer Dijkstra. Dan zou ik wel willen weten wat die schrijnende gevallen zijn in deze motie en wie controleert of het wel echt schrijnende gevallen zijn. Dat wil ik graag weten om deze motie op waarde te kunnen schatten.

De voorzitter:

De minister reageert hierop. Ik ga niet de heer Dijkstra weer daartoe de kans geven.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Bijna voor iedere regeling geldt dat je niet op voorhand kunt definiëren hoe schrijnende gevallen eruitzien. In dit geval gaat het natuurlijk om de voorbeelden die uzelf hebt genoemd, zoals langdurige ziekte waardoor dingen net mis zijn gegaan. Dat kan een voorbeeld zijn van zo'n schrijnend geval waar we het hier over hebben.

De motie-Van Aalst c.s. op stuk nr. 24 verzoekt de regering om samen met de sector tot verplichte onderdelen van de theoretische bijscholing te komen en die bijscholing te laten geven door instellingen die zijn gecertificeerd. Daar kan ik ook oordeel Kamer op geven. Ik zal samen met IBKI — altijd een lastige tongbreker — bezien of dat verder kan worden uitgebreid. Dan zullen we ook naar certificering van docenten kijken.

Dan kom ik bij de motie-Van Aalst c.s. op stuk nr. 25. Die verzoekt om een jaarlijkse kwaliteitsmonitor Wet rijonderricht motorrijtuigen in te stellen. Die wil ik ontraden. Ik heb wel de evaluatie toegezegd, maar om nou ieder jaar een monitor te doen ... Zo snel kun je er nog niet iets van zeggen. Wij zullen het uiteraard volgen, maar een aparte jaarlijkse monitor vind ik iets te ver gaan.

De heer Van Aalst (PVV):

Het gat zit met name een beetje tussen het voorstel dat er net lag over vijf jaar en een jaar. Ik snap dat de minister zegt dat een jaar misschien te veel is. Dat is administratief haast niet te doen. Wij willen geen administratieve lasten opleggen, maar als we pas over vijf jaar iets gaan doen, lijkt me dat wel erg lang.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zal ik het anders zo oplossen dat ik u toezeg dat ik halverwege die periode, na tweeënhalf jaar, de Kamer informeer over hoe het tot dan toe uitwerkt, zonder dat we de verplichting aangaan dat we iedere twee jaar of zoveel jaar een monitor doen? Zal ik u tussentijds een keer informeren? De grote evaluatie komt dan natuurlijk gewoon na vijf jaar.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Aalst knikken, maar heeft dat gevolgen voor de motie? Houdt u die aan? Trekt u die in?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Of kan hij leven met deze toezegging?

De heer Van Aalst (PVV):

Dit is volgens mij een toezegging waar wij mee kunnen leven, dus dan kan ik de motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Aalst c.s. (34182, nr. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Rest nog het oordeel over de motie op stuk nr. 26.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Dat is een motie van de hand van de heer Von Martels. Die verzoekt om onderzoek te doen naar de kwaliteit en de mogelijkheden van een rijscholenregister. Dat onderzoek ben ik bereid te doen. Wij zijn ook al in overleg met de branches. Ik zou oordeel Kamer hierop willen geven.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel. Daar ben ik op zich blij mee, maar het is een motie van de heer Sienot waar mijn naam ook bij stond.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

O. Excuus, excuus. Ja, ik zie het nu ook. Hier bovenaan staat de heer Sienot. Ere wie ere toekomt. Dan ga ik de motie van de heer Sienot oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Hartelijk dank, minister. Ook dank ik de leden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan stemmen over de ingediende moties en amendementen aanstaande dinsdag 27 november.

Naar boven