5 Regeringsverklaring (inclusief Algemene Politieke Beschouwingen)

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de regeringsverklaring (inclusief Algemene Politieke Beschouwingen).

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de regeringsverklaring. Ik geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:

Dank, mevrouw de voorzitter. Wat mij betreft is er nog één vraag van de heer Krol. Even kijken waar ik die gelaten heb. Anders komt die later. Ik heb hem hier, zie ik. Die vraag ging over de onderverdeling van de groep van 400.000 die er niet in koopkracht op vooruitgaan. Dat zijn in belangrijke mate mensen boven de 65 met een aanzienlijk aanvullend pensioen. Dat heeft dan te maken met de indexering van pensioenen.

Dat brengt mij bij de arbeidsmarktparagraaf. Daar zijn ook wat vragen over gesteld. Ik wil voorkomen, ook gezien het tijdsbeslag, dat ik het regeerakkoord steeds voor moet lezen. Ik beperk me daarom tot de vragen. De minister van Sociale Zaken is in zijn eerste week meteen begonnen met contact te leggen met werkgevers en werknemers en te kijken hoe zij daartegen aankijken. Wij willen met de voorstellen meer evenwicht op de arbeidsmarkt bereiken, ook tussen flex en vast. Daar worden de sociale partners natuurlijk bij betrokken. Dat is nodig omdat wij draagvlak willen, maar ook vanwege het belang van goede cao-afspraken en vanwege de bijdrage die zij kunnen leveren aan het realiseren van die evenwichtige arbeidsmarkt. We hebben goed vertrouwen dat we er onderling uit kunnen komen. We denken dat het een evenwichtig pakket is, waarbij de arbeidsmarkt toegankelijker maar ook eerlijker is. Flex willen we niet nog flexibeler maar integendeel minder flex maken. Tegelijkertijd willen we een arbeidsmarkt hebben die voor iedereen werkt en kijken we ook wat we kunnen doen om de zorgen van werkgevers weg te nemen om mensen een vast contract te bieden. Daarnaast is er nog bijzondere aandacht voor de positie van de zelfstandigen zonder personeel. Er wordt ook aandacht besteed aan payrolling, zodat het geen instrument meer is om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Ook komen er aanpassingen in het ontslagrecht, zoals ze ook in het pakket staan. Ik denk daarmee een heel aantal vragen te hebben beantwoord.

Een meer specifieke vraag is: wat doe je dan om geld vrij te maken voor eerder stoppen met werken? Doen jullie dat wel of niet? Dat was de vraag van de heer Asscher. Hij vroeg of het klopt dat er geen geld wordt vrijgemaakt voor eerder stoppen met werken. Dat klopt niet. Wij vinden dat werkgevers en werknemers samen moeten investeren in duurzame inzetbaarheid. Zeker ook als we ouder worden en de pensioenleeftijd verder stijgt, is het van belang dat mensen ook gezond en langer kunnen blijven doorwerken. Maar er wordt ook in geïnvesteerd vanuit de overheid, omdat de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen nog eens met vier jaar wordt verlengd, zodat zij niet onder de vermogens- en inkomenstoets vallen. Daarnaast gaan wij — dat geldt ook weer voor het overleg met werkgevers en werknemers — kijken hoe wij daar verder de arbeidsmarkt in kunnen ondersteunen en hoe wij eventuele belemmeringen in bestaande flexibiliteit rondom bijvoorbeeld de pensioenleeftijd weg kunnen nemen, bijvoorbeeld door opties als deeltijdpensionering mogelijk te maken, of in ieder geval breder mogelijk te maken, via het tweedepijlerpensioen of via generatiepacten. Ook dat overigens in nauw overleg met werkgevers en werknemers.

De voorzitter:

Heeft u alle …?

Minister Rutte:

Ik kan het kopje arbeidsmarkt specifiek afronden.

De voorzitter:

Ja, dat heb ik liever.

Minister Rutte:

We hebben uitvoerig gesproken over de mensen met een arbeidsbeperking, dus dat doe ik nu niet opnieuw.

Dan is er de vraag over het belang van vrijwilligers en mantelzorgers. Daar heeft onder anderen de heer Krol naar gevraagd. Feit is dat ook gepensioneerden, vooral die met een laag inkomen, er de komende jaren gemiddeld op vooruitgaan. We hebben het daar vandaag over gehad. We willen vooral op dit punt ook met de gemeenten afspraken maken over ondersteuning, bijvoorbeeld van mantelzorgers. Daarbij is de dagopvang belangrijk, maar ook de respijtzorg, zodat mensen die hierin veel doen ook even wat rust krijgen. Met betrekking tot vrijwilligers wordt onder andere de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding verruimd. Daar heb ik het eerder in een ander kader al over gehad.

Ten slotte dit. Ja, het is waar. Er is in 2012 besloten om de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen naar 67 jaar en dat te koppelen aan de levensverwachting. Wij vinden het belangrijk dat mensen ook gezond met pensioen gaan. Daar ligt een grote verantwoordelijkheid bij sociale partners, waarover wij ook met hen in gesprek zijn. Dat betekent ook dat zij moeten nadenken over maatregelen voor om- en bijscholing. Hier is echt sprake van de noodzaak van een cultuuromslag, waarbij ik in het bijzonder de werkgevers wil aanspreken. Ik heb de indruk dat men zich dit aan werknemerskant realiseert, maar hier kunnen de werkgevers in het bijzonder echt nog meer doen. Die vond ik iets te enthousiast reageren op ideeën vanuit de werknemers om het maar weer te bevriezen. Ik zou juist hen willen oproepen om verantwoordelijkheid te nemen en er een bijdrage aan te leveren dat mensen op een fatsoenlijke manier de pensioenleeftijd halen. En ook hier geldt natuurlijk dat wij de IOW, die bijzondere vermogens- en inkomenstoetsuitkering, met vier jaar verlengen.

Voorzitter, ik denk dat ik daarmee de vragen heb beantwoord bij implicatie, die gesteld zijn over de arbeidsmarkt.

De heer Asscher (PvdA):

Ik heb een vraag over de voorstellen op het gebied van arbeidsrecht, met name over het voorstel om een proeftijd van vijf maanden te introduceren bij een vast contract, en ook een kortere proeftijd bij tijdelijke contracten, terwijl die eerder waren verboden. De zorg die ik daarbij heb, en met mij velen, is dat je daarmee toch eigenlijk een heel vergaande flexibiliteit gaat inbouwen, dat er een draaideur kan ontstaan waarbij mensen telkens, zonder reden en zonder geldige gronden, kunnen worden ontslagen, omdat er binnen een proeftijd verder niks nodig is om iemand weg te kunnen sturen. Kan de minister-president mij bevestigen dat er voorstellen zullen komen om dat te voorkomen?

Minister Rutte:

Alles is erop gericht om het vaste contract voor meer mensen bereikbaar te maken. Je moet de zaak zo inregelen dat dat gemaximeerd wordt en dat je bij het inregelen niet dingen introduceert waardoor mensen weer snel naar buiten kunnen worden gewerkt; dat wil je voorkomen. Daarover gaan we ook gesprekken voeren met werkgevers en werknemers. Maar dat is in ieder geval het doel. Uiteindelijk willen wij een arbeidsmarkt die werkt voor iedereen: de zpp'er die graag zzp'er wil zijn, een ander die zegt dat hij een vaste baan wil en een derde die zegt dat hij meer in een flexibele schil voor bedrijven of overheidsorganisaties wil werken. Een arbeidsmarkt dus die werkt voor iedereen. Je moet niet in een bepaald arrangement gedwongen worden omdat die arbeidsmarkt er voor jou niet is.

De heer Asscher (PvdA):

Helder. Zou ik het zo mogen uitleggen dat in een sociaal akkoord de afspraken op dit punt moeten worden gelezen op hun bijdrage aan het daadwerkelijk zorgen voor vaste contracten?

Minister Rutte:

Ja, precies. Het doel is dan dat de werkgevers de mensen uiteindelijk in vaste dienst nemen en niet om de werkgevers een extra handigheidje te geven, wat ze geloof ik ook helemaal niet willen, maar ik doel op hen die daar misschien verkeerd gebruik van maken.

De heer Asscher (PvdA):

Tot slot op dit punt. Dat betekent dat dus ook het kabinet kan leven met de discussie die ik gisteren met Klaas Dijkhoff had: het sociaal akkoord betekent dat er afgeweken mag worden van de letter van het regeerakkoord. Het is natuurlijk wel een basis die er niet voor niets is, zei Buma daarop. Maar het betekent dat de minister de ruimte heeft om de afspraken te verbeteren. Anders is het ook een totaal zinloos verhaal.

Minister Rutte:

Uiteraard. We hebben een opvatting. Die staat in het regeerakkoord. We gaan in gesprek met werkgevers en werknemers en we sluiten ons niet op in ons eigen gelijk.

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb twee vragen. De eerste vraag gaat over de ouderenambassadeur. Van het vorige kabinet mocht die zo niet genoemd worden. Wordt die functie van het ouderenboegbeeld in de komende regeerperiode voortgezet, met name om ouderen aan het werk te helpen?

Minister Rutte:

We gaan het uitzoeken, want hier weet zelfs Wouter Koolmees geen antwoord op. We gaan het uitzoeken, ik weet het echt niet.

De heer Krol (50PLUS):

Wat leuk, in heb voortdurend opzoekvragen!

Minister Rutte:

Zeker, maar we beantwoorden ze dan ook weer.

De heer Krol (50PLUS):

Mijn andere vraag is de volgende. We hebben vorige week de minister-president in het programma De Monitor aan stratenmakers in Venlo horen beloven dat als ze op de VVD zouden stemmen, 65 ook 65 zou blijven. Wat kan hij tegen die stratenmakers vertellen?

Minister Rutte:

Nee, dat was in 2008 of 2009, toen ik fractievoorzitter was. Toen sprak ik met een groep stratenmakers die zich zorgen maakten of zij wel konden doorwerken en welke gevolgen dat voor hun gezondheid had. Het toenmalige standpunt van mijn partij was dat je moet kijken of mensen die 40 jaar gewerkt hebben in een zwaar beroep toch eerder met pensioen kunnen. Dat hebben we moeten loslaten als VVD. Maar goed, ik sta hier niet voor de VVD, maar dat even in reactie op uw vragen. Wij hebben nu het standpunt, net zoals heel veel andere partijen — dat is breed in de Kamer gedragen — dat de AOW-leeftijd omhoog moet, dat we geen uitzondering moeten maken voor zware beroepen en dat we er juist voor moeten zorgen dat ook mensen met een zwaarder beroep op een fatsoenlijke manier die leeftijd kunnen halen.

De heer Krol (50PLUS):

En wat gaan we doen voor de mensen die dat niet kunnen halen? We hoorden gisteren het verhaal. Ik weet wel, u gaat niet op individuele gevallen in, maar het zijn er echt heel veel die op een leeftijd zijn dat ze er echt van overtuigd zijn dat ze die 67 of 68 niet gaan halen.

Minister Rutte:

Nee, daarom ook mijn oproep aan de werkgevers om niet te snel te denken "o, wat fijn dat sommigen in de kring van de werknemers roepen tot een bevriezing van de AOW-leeftijdsverhoging". Nee, ook werkgevers moeten hun verantwoordelijkheid nemen en zeggen: luister, we hebben deze mensen nodig. Het is ook ervaring. Het voordeel van iemand boven de 50 aannemen is dat hij niet 40 jaar bij je blijft werken. Je bouwt alweer een zekere doorstroming in, want die persoon is er na zestien, maximaal zeventien jaar weer uit. Ik noem het personeelsbeleid: omscholing, bijscholing, mensen inzetten op meer coaching-achtige rollen, opleidingsrollen, wat we ook in ploegendienstbedrijven zien waar in de cao vaak is voorzien dat mensen vanaf een bepaalde leeftijd niet meer in ploegendienst hoeven werken. Dat vinden we allemaal heel normaal. Ik vind dat we in Nederland — ik vind dat echt een gezamenlijke opdracht, waarbij de werkgevers een heel grote rol hebben — ervoor moeten zorgen dat we dit kunnen meemaken met z'n allen. We worden ouder, we kunnen langer doorwerken, maar ook de mensen met zwaardere beroepen moeten dat op een fatsoenlijke manier kunnen doen.

De heer Krol (50PLUS):

Maar het is toch helder dat er ook werkgevers zijn die dat onmogelijk kunnen, omdat ze onvoldoende personeelsbestand hebben? Er zijn dus straks altijd mensen die tussen wal en schip gaan vallen.

Minister Rutte:

Dat laatste wil ik dus voorkomen. Ik kan hier geen individuele garantie geven. Wat ik wel kan zeggen is dat alle kleinere bedrijven ook weer samenwerken in branches. We hebben op dit moment ook een noodzaak. Er is een enorm tekort aan vakkrachten. De werkgevers die ik spreek zeggen dus: even los van het feit dat mensen langer in dienst blijven, hebben wij er ook belang bij dat ze op een plezierige manier de pensioenleeftijd kunnen bereiken en daarna nog gezond verder kunnen leven.

Als jij een klein bedrijf hebt, werk je samen. Dan zit je bijna altijd in een branche of organisatie waarin je met andere bedrijven afspraken kunt maken, bijvoorbeeld: "Ik kan Piet nu niet een plek bieden waarbij hij even nog zijn laatste paar jaar kan doorwerken, zonder dat hij dat heel zware werk doet. Kan hij bij jouw bedrijf, dat iets groter is, een opleidings- of coachingsrol krijgen?" Dan moet je natuurlijk ook kijken naar wat dat salarieel betekent. Dat vraagt het hele pakket. Ik vind dat de werkgevers daarin een heel grote verantwoordelijkheid hebben. Die hebben ze uiteraard samen met de vakbonden, maar ik spreek er toch wel in de eerste plaats de werkgeversorganisaties op aan.

De heer Krol (50PLUS):

Is dan die hele verhoging niet veel te snel gegaan? Dit kun je toch niet zo snel op deze manier gaan regelen?

Minister Rutte:

Daar ben ik het niet mee eens. Dit moest, omdat we met z'n allen ouder worden. Bismarck heeft die leeftijd ooit, 140 jaar geleden, op 65 jaar gezet. Ik heb het altijd gek gevonden dat we daar niet de nieuwe inzichten over levensverwachting in hebben verwerkt. Ik vind ook, zeg ik nogmaals, dat het heel goed is dat we op een goede manier gebruik kunnen blijven maken van mensen, met hun ervaring.

De voorzitter:

Volgens mij komt u nu op het onderwerp "zorg".

Minister Rutte:

Ik kom inderdaad op het onderwerp "zorg". Laat ik dan meteen beginnen met de kwestie van de wijkverpleegkundigen, al zijn er ook andere vragen over de zorg. Over die kwestie diende de heer Asscher gisteren ook een motie in. Ik zet eerst even de feiten op een rijtje. De heer Asscher heeft die gisteren ook wel al grotendeels benoemd.

Het is een feit dat er bij het cure-deel van de zorg de komende jaren heel fors geld bij komt. Dat is het deel dat niet valt onder langdurige zorg, maar het deel van de ziekenhuiszorg en de wijkverpleging; dat type zorg. In het jargon heet dat "de cure". Daar komt de komende jaren 8 miljard bij. Daar komt dus een hele Defensiebegroting bij, of anderhalf keer de bijstand, of anderhalf keer de politiebegroting. Wij willen proberen die groei af te remmen met opnieuw 1,9 miljard, zoals we dat ook in het verleden hebben gedaan, door afspraken te maken en zo die groeiruimte enigszins te beperken. Dat is nodig, omdat je de komende jaren opnieuw staat voor de opgaaf, voor de klus om de kwaliteit van de zorg overeind te houden en tegelijkertijd de betaalbaarheid overeind te houden, zodat mensen het ook kunnen blijven betalen. We zien ook nu dat die kosten alleen maar stijgen. Dat zie je ook vertaald natuurlijk in de hoogte van de premie. We hebben de berichten gezien de afgelopen dagen over hoe die premie stijgt. Gelukkig is dat verwerkt in de koopkrachtplaatjes, maar niettemin gaat het om aanzienlijke bedragen, ook uit de rijksbegroting. Dat is de context.

Er zijn dus ook geen plannen voor een bezuiniging, bijvoorbeeld op de wijkverpleging. We hebben gezegd dat we die 1,9 miljard willen. Dan maakt het Centraal Planbureau een soort aanname over hoe dat dan over de verschillende sectoren zou kunnen uitpakken. De heer Roemer heeft hetzelfde gemerkt in zijn verkiezingsprogramma. Eigenlijk gebeurt er precies hetzelfde met onze plannen, zoals de SP dat ook heeft gezien: er wordt dan zo'n 100 miljoen toegerekend aan de wijkverpleging. Dat is geen bezuiniging, maar als je die kosten gaat afremmen, dan raakt dat voor 100 miljoen die sector, die er overigens de volgende jaren heel fors geld bij blijft krijgen. In 2018 is er ongeveer 3,7 miljard beschikbaar voor de wijkverpleging en dat is een kwart miljard meer, 250 miljoen meer dan in 2017. Dat over de context.

Ik versta Lodewijk Asscher zo dat hij zegt, ook namens de andere partijen, dat we, als we gaan praten met de sector, ervoor moeten zorgen dat we dit op drie punten niet ten koste laten gaan van de uitvoering. Die punten zijn kwaliteit, toegankelijkheid en werkdruk. Dus hoe zorg je ervoor dat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de werkdruk er niet onder gaan lijden? Wat ik vandaag zou willen proberen — misschien lukt dat nu of in de tweede termijn, maar het is een voordeel dat de motie er nu al is — is kijken of ik hier breed in de Kamer afspraken kan maken dat wij bij het uitvoeren van het hoofdlijnenakkoord erop toezien dat we in de sector van de verpleegkundige zorg de huidige standaarden behouden als het gaat om de toegankelijkheid, de kwaliteit en de werkdruk, die niet moet toenemen. Als we daar ongeveer een landingsgrond zouden kunnen hebben, dan voorkom ik even dat we in dat woordenspel terechtkomen over de vraag of we wel of niet bezuinigen en over het uitzonderen van sectoren, wat weer ingewikkeld is als je dadelijk de gesprekken aangaat. Dat laat ook een beetje ruimte voor bewindslieden om dadelijk die gesprekken met de hele zorg aan te gaan. Anders komt de volgende natuurlijk met: deze is uitgezonderd, dus nu moet ook ik uitgezonderd worden. Dat werkt ook niet. Kunnen we vanuit de inhoud kijken of ik met deze drie criteria de heer Asscher goed verstaan heb?

De heer Asscher (PvdA):

Ik denk dat het goed is dat we het eens zijn over de context. Daarbij kan ik voor een groot deel mee met wat de premier hier schetst. Er is steeds meer vraag naar zorg, omdat er mooiere, betere behandelingen worden ontdekt, omdat we ouder worden en omdat we nare ziektes vaak wel kunnen behandelen, waardoor we langer kwaliteit van leven houden. Dat is een goede zaak, maar het leidt wel tot enorme kosten voor de samenleving, dus daar moet je wat aan doen. Dat steun ik ook. Ook ik had in het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid staan dat er een hoofdlijnenakkoord gesloten moet worden. De premier zegt: het is niet onze intentie om te bezuinigen op de wijkverpleging. Nou, dan is de oplossing al heel dichtbij. Maar het Centraal Planbureau vertaalt het wel zo. We hadden niet voor niets de wijkverpleging uitgezonderd in ons verkiezingsprogramma bij de doorrekening. Daar is wel degelijk een inhoudelijke reden voor. De meeste ouderen wonen namelijk steeds langer thuis, wat ook gewild is door die ouderen zelf en door ons allemaal. Er is een terechte investering in de kwaliteit van de verpleeghuiszorg, als ouderen wel naar een verpleeghuis moeten. Maar intussen is de werkdruk voor de mannen en vrouwen die als wijkverplegers werken, hoog.

De voorzitter:

En nu de motie.

De heer Asscher (PvdA):

Zeker. Voorzitter, normaal gesproken …

De voorzitter:

Ik begrijp het.

Minister Rutte:

Mag ik een pleidooi houden om eenmalig een heel klein beetje ruimte te krijgen? Dit is het lastige deel van het debat. Althans, het kan leuk worden. Het is belangrijk dat we daarvoor allebei even tijd hebben. Dat is mijn suggestie, beleefd hoor!

De voorzitter:

Ik zou zeggen: neemt u het over!

Minister Rutte:

Nou, dat zou staatsrechtelijk ongepast zijn, voorzitter.

De heer Asscher (PvdA):

Als de premier tijd zou willen besparen door te zeggen "oordeel Kamer; ik ben overtuigd", kan dat op ieder gewenst moment. Dan geef ik daar weer ruimte voor als dat nodig zou zijn. Waarom is de motie nodig? In mijn ogen is het belangrijk om duidelijk te maken dat je je realiseert dat er eigenlijk al heel erg hard gewerkt wordt door de wijkverpleegkundigen. Het beeld dat daar inefficiënt door die mannen en vrouwen gewerkt wordt, herken ik niet. Er is mogelijk inefficiëntie in de top van die organisaties; daar wil ik vanaf wezen. Gisteren heb ik in het ordedebatje met Klaas Dijkhoff gezegd dat het prima is als daar wat te halen valt. Maar in de motie wordt gevraagd om de wijkverpleegkundigen uit te zonderen. Dit betekent dat je precies de mensen die het werk doen, van wie heel veel patiënten afhankelijk zijn, uitzondert van bezuinigingen.

Nou zijn er twee mogelijkheden. Óf het is een bezuiniging. Ik denk dat dit in de praktijk zo is, want er is meer geld, maar er is nog meer werk. Dit betekent dat je in feite met minder geld per patiënt je werk moet doen. Óf het is geen bezuiniging, maar daarmee komen we in een woordenspel terecht. In beide gevallen hoor ik de premier zeggen dat het niet de intentie is om te bezuinigen op de wijkverpleegkundigen. In beide gevallen is het dictum van de motie in mijn ogen in overeenstemming met ons beider bedoeling en bovendien richtinggevend aan de bewindspersoon. De premier gebruikt alleen nog een argument, namelijk dat de bewindspersoon ruimte moet houden om akkoorden te sluiten. Daar ben ik het ook mee eens. Die ruimte wordt ook in de overwegingen in de motie zelf geboden. Alleen, het is ook belangrijk dat er nu zekerheid komt. Dat is een heel serieus punt. Ik heb de motie niet voor niets gisteren ingediend, want die onrust is er. Er moet nu zekerheid komen voor de mensen die dit werk doen. Die zijn wel degelijk zeer bezorgd. Als u gelijk heeft, is dat ten onrechte, maar ik ben bang dat het terecht is vanwege wat het Centraal Planbureau daaraan verbindt.

Minister Rutte:

Het punt hier is, en dat maakt het ingewikkeld, dat er vorig jaar in de wijkverpleegkundige zorg 200 miljoen is overgebleven. In 2016 of 2017 blijft dat over. In ieder geval is er een jaar geweest dat er te weinig besteed is, minder dan er in de potten zat. O, ik hoor dat dat al jaren het geval is, sinds 2015. Dat is overigens geen argument om te zeggen dat het makkelijk kan. Maar in de komende jaren is er heel veel extra groeiruimte, moeten er heel veel mensen extra worden geworven en vindt er ook innovatie plaats, innovatie die niet ten koste gaat van kwaliteit, werkdruk of toegankelijkheid.

Mijn beeld is als volgt. Ik denk dat we het helemaal met elkaar eens zijn over wat we willen. De vraag is: hoe zeg je het? Als je het in het dictum hebt over — daar haper ik — het uitzonderen van de wijkverpleegkundigen van bezuinigingen, dan heb je die groep helemaal apart gezet en heb je de term "bezuinigen" gebruikt. Als je in het dictum zou zeggen "verzoekt de regering bij het sluiten van nieuwe hoofdlijnakkoorden ervoor te zorgen dat er behoud is van toegankelijkheid en kwaliteit en dat de werkdruk niet toeneemt", dan laten we ruimte om bijvoorbeeld te doen wat de heer Roemer gisteren suggereerde over hoe hij het SP-programma had willen uitvoeren, namelijk door te zoeken naar efficiency boven het niveau van de wijkverpleegkundige, en laten we ook ruimte om te bekijken wat er mogelijk is aan innovatie op het niveau van de uitvoering door de wijkverpleegkundige. Ik vraag die ruimte. Mijn vraag is dus: kunnen we het dictum op die manier aanpassen? Dan kan ik meteen zeggen: akkoord. Misschien lukt dat voor de heer Asscher of voor mij nu niet, maar we kunnen er in de tweede termijn ook nog verder over spreken. Maar ik zoek dus naar een uitkomst waarbij het dictum wordt aangepast, waarbij vrij specifiek wordt gezegd dat de ankers kwaliteit, toegankelijkheid en werkdruk zijn. Volgens mij zijn we het daarover eens. Laat dat dan ook in het dictum reflecteren.

De heer Asscher (PvdA):

Ik snap wat de premier zoekt. Hij zegt heel duidelijk dat het niet de intentie is om te bezuinigen op de wijkverpleegkundigen. Tegelijkertijd zegt hij echter: wat nou als er door innovatie geld over zou blijven, dan zou het toch zonde zijn als je daar geen afspraken over mag maken? Daar heb ik helemaal geen bezwaar tegen. Het gaat erover dat je ervoor kiest om duidelijk te maken — dat is wat het dictum bedoelt — dat je niet ten koste van de werkdruk …

Minister Rutte:

Precies.

De heer Asscher (PvdA):

... niet ten koste van de hoeveelheid man- en vrouwuren en niet ten koste van de kwaliteit van de zorg die wordt geboden, probeert een hoofdlijnenakkoord te sluiten. Daarom staat in de overweging ook dat bij het sluiten van nieuwe hoofdlijnenakkoorden de kwaliteit van de zorg en het beperken van de werkdruk voorop moeten staan. Ik denk dat u het dictum dat er is, ook zo mag lezen. Het is niet bedoeld om de minister ruimte te ontzeggen. Als er mogelijkheden zijn voor innovatie en efficiency, dan is dat altijd goed. Dan komt er namelijk meer geld voor de zorg zelf. Dat is wat we willen bereiken. Maar dan moet wel duidelijk zijn — inhoudelijk lijkt dat geen bezwaar — dat er niet wordt bezuinigd op de wijkverpleegkundigen zelf.

Minister Rutte:

Dan zou het mijn voorkeur hebben om het dictum aan te passen. Dit debat heeft een enorme voorgeschiedenis. Dat is logisch, want dit thema hebben u en anderen uitvoerig geagendeerd, wat ik ook heel goed begrijp. We naderen elkaar nu volgens mij vergaand over wat we willen: die drie ankers van toegankelijkheid, kwaliteit en werkdruk. Het zou mijn grote voorkeur hebben om dat in het dictum te zetten en daarmee het huidige dictum te vervangen.

De voorzitter:

Ik ga hier toch iets over zeggen, mijnheer Asscher. Straks komen er meerdere moties. Ik weet wel dat deze belangrijk is, maar we kunnen niet eindeloos over één motie spreken. Ik zie ook nog de namen van meer collega's, van negen fractievoorzitters onder de motie staan. Ik vind het een beetje ingewikkeld om al die negen fractievoorzitters er iets over te laten zeggen. Ik zou dus toch een beroep op jullie willen doen om het debat over deze motie nu te gaan afronden en er dan misschien later, in tweede termijn op terug te komen.

De heer Asscher (PvdA):

De enige verandering die wordt gevraagd, is om de passage "uit te zonderen van bezuinigingen" eruit te halen. Dat zou, denk ik, een vergissing zijn, want daarmee laat je juist de mogelijkheid open dat er wél wordt bezuinigd op die groep.

Minister Rutte:

Nee.

De heer Asscher (PvdA):

Dat is precies de onzekerheid die is ontstaan. Daar ben ik dus niet voor. Ik ben wel bereid om met de premier duidelijk te maken hoe de motie gelezen mag worden, maar daar zullen we dan in tweede termijn over moeten spreken. Als er passages gewijzigd of verbeterd kunnen worden, dan wil ik daarover graag overleggen met de indieners, met het kabinet en met andere partijen. Daar zit mijn bezwaar niet in. Maar de betekenis moet wel duidelijk zijn. Na vandaag is er voor wijkverpleegkundigen de zekerheid: op jullie wordt niet bezuinigd; natuurlijk wordt de inefficiency bij het hoofdkantoor aangepakt en natuurlijk zorgen we dat er meer geld in de zorg terechtkomt, maar niet ten koste van jullie.

Minister Rutte:

Ik snap wat de heer Asscher zegt. Mijn punt is toch dat we daarmee expliciet zeggen dat we een sector uitzonderen van het hoofdlijnenakkoord. Dat vind ik ingewikkeld. Ik vind het ook beter als er expliciet staat welke drie ankers we erin willen zetten, ook omdat deze motie de komende tijd vaak terug zal komen. Ik herinner mij discussies met de heer Pechtold in een andere rol over het onderwijs. Het luistert nauw wat we uiteindelijk in een tekst hebben staan waar we het over eens zijn. Dit kabinet heeft niet de intentie om te bezuinigen op wijkverpleging. Dit kabinet wil de groei afremmen in de hele cure, en wil daarbij niet op voorhand zeggen dat er helemaal niet naar de wijkverpleging wordt gekeken. Maar als we dat al doen, mag dat niet ten koste gaan van deze drie elementen. Het zal dan bijvoorbeeld kunnen zitten in efficiency, in de organisatie, in nieuwe technologie of in een moderne manier van personeelsbeleid of wat je ook maar kan bedenken.

Nou goed, ik heb een suggestie gedaan voor hoe ik het dictum het liefst aangepast zou zien. Misschien is dat het beste voor dit moment, voorzitter. Als we daar nou allemaal nog eens even over nadenken, dan hebben we dadelijk nog een tweede termijn.

De voorzitter:

Prima. De heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Mijn vraag gaat niet over de motie maar over de algemene uitgangspunten die worden geformuleerd. De premier zegt dat er drie ankers zijn. Het mag niet ten koste gaan van de werkgelegenheid en de werkdruk. Ik mag hopen dat dat niet alleen geldt voor de wijkverpleging. De motie was namelijk heel helder. Het gaat niet over bezuinigen specifiek op deze post. Maar als we — ik noem maar wat — afspraken gaan maken in de ggz, dan gelden deze uitgangspunten toch ook, mag ik hopen.

Minister Rutte:

Ja, daar heb ik nu even niet helemaal over nagedacht. Ik neem aan van wel; dat is mijn gevoel. Maar ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik wil even oppassen dat ik niet in een grote vlaai trap, maar ik denk dat de heer Klaver gelijk heeft.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister-president er in tweede termijn op terugkomt. Nu gaat het toch over de motie, want daarin wordt heel expliciet door de indieners gevraagd om niet te bezuinigen, dus om te zeggen: in de wijkverpleging gaan we de winst even níét halen. Als dan de grote geste van het kabinet is dat er drie algemene uitgangspunten worden opgenomen die eigenlijk voor alle sectoren gelden, dan weet ik niet zo goed waar dan de uitgestoken hand van dit kabinet zit.

Minister Rutte:

Dat vind ik toch jammer, want dan krijg je: we willen een uitgestoken hand en we hebben nu een motie opgeschreven en daar moet je ja tegen zeggen. Ik waardeer het ontzettend dat die motie er is. Ik ben eigenlijk ook heel blij dat die er nu ligt, want daardoor kunnen we het er nu over hebben. Maar als ik kan kiezen tussen ja zeggen of ja zeggen, vind ik dat niet reëel. Ik vond mijn debat met de heer Asscher eigenlijk veel leuker.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zie het niet als mijn …

De voorzitter:

Nou, dan geef ik nu het woord aan de heer Asscher!

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, het is noch uw taak noch mijn taak om het de premier naar de zin te maken in deze Kamer.

Minister Rutte:

Daar begin ik achter te komen!

De heer Klaver (GroenLinks):

We moeten hem zo scherp mogelijk ondervragen om te kijken of hij niet doet wat hij hier al jaren vakkundig probeert te doen, namelijk de Kamer met een kluitje in het riet sturen. Natuurlijk hoeft hij niet zomaar ja te zeggen. Het zal geven en nemen zijn, maar de drie uitgangspunten of ankers die hier worden geformuleerd, gelden volgens mij voor alle akkoorden. Ik vraag me dus af wat het bijzondere is van deze drie elementen als je alleen kijkt naar de wijkverpleging. Ik wil dat gewoon heel scherp hebben. Ik ken deze minister-president als een scherpzinnig iemand, dus ik ga ervan uit dat hij het ook op prijs stelt dat ik juist de scherpte zoek, om te kijken wat hier precies wordt geboden.

Minister Rutte:

Daar heb ik net op geantwoord. Die vraag over de veralgemenisering snap ik, maar daar ga ik nog even naar kijken.

De heer Segers (ChristenUnie):

In het regeerakkoord wordt veel extra geld uitgetrokken voor de verpleeghuiszorg. Nu ligt er een begrijpelijke wens van de PvdA-fractie en andere ondertekenaars om ook te kijken naar de wijkverpleging. Er zijn ook andere vormen van zorg voor ouderen, andere woonvormen die niet zozeer verpleeghuiszorg zijn maar wel buitenshuis zijn. We willen dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen. Ik heb een algemene vraag. Zou bijvoorbeeld richting de begrotingsbehandeling van VWS eens een doorkijkje kunnen worden gegeven in de samenhang? Zit er evenwicht in de zorg voor ouderen op al die terreinen? Ik wil weten of het niet overhelt naar één element van die zorg, terwijl we willen dat ouderen die zelf langer thuis willen blijven dat ook langer kunnen doen. Misschien zou het goed zijn om dat doorkijkje te geven. Ik hoop dat de minister van VWS dat ook zal kúnnen geven.

Minister Rutte:

Het lijkt mij wel, maar misschien kan ik nu al een poging doen. Natuurlijk investeren we aan de ene kant fors extra in de verpleeghuiszorg, maar we moeten zeker niet veronachtzamen dat er ook heel veel mensen thuis wonen en thuis zorg nodig hebben. Wij zoeken natuurlijk naar een goede balans tussen die verschillende elementen. We hebben nu primair te maken met de kwestie van de extra investeringen in de verpleeghuiszorg, maar er moet een goede balans blijven. Daarover wil ik opmerken dat we dat onder andere doen door het versterken van de mantelzorgondersteuning, de respijtzorg, de eenzaamheidsbestrijding en het ter hand nemen van het manifest Waardig ouder worden. Dat zijn allemaal instrumenten om ervoor te zorgen dat de balans niet naar een kant doorslaat. Aan die vier zaken — de mantelzorgondersteuning, de respijtzorg, de eenzaamheidsbestrijding en het manifest Waardig ouder worden — gaan we werken. Dat moet zorgen voor die balans.

De heer Segers (ChristenUnie):

Nog één element: er zijn ook nieuwe woonvormen. We kennen allemaal het initiatief van Jan Slagter in Rotterdam. Ik denk dat de minister van VWS dat ongetwijfeld ook kent. Dat is geen verpleeghuiszorg, maar ergens in dat domein heeft het een plek. Ik zou het mooi vinden als al die elementen in samenhang gewogen kunnen worden. Ik zou graag een doorkijkje hebben: hoe zorgen we ervoor dat mensen op de beste plek op een heel goede manier ouder kunnen worden en dat er evenwicht blijft tussen die verschillende domeinen?

Minister Rutte:

Mag ik dan de suggestie doen dat we de ruimte laten voor de minister om dat óf in een brief te doen óf in de beantwoording in eerste termijn van de VWS-begroting? Dat is namelijk ook wel een mooi moment om als nieuwe minister te zeggen: dit is mijn opvatting en visie op dit onderwerp. Ik laat het even aan de minister of hij het in een brief doet of op die manier.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil ook ingaan op de kwaliteit, de toegankelijkheid en de werkdruk. De minister-president zei net terecht dat we allemaal vinden dat daar niks op ingeleverd kan worden, want de sector staat al onder druk. Hij vindt ook dat we wel ruimte moeten bieden voor bureaucratievermindering en innovatie. Als daar geld mee te halen is, is dat natuurlijk prima. Mijn vraag is hoe concreet dat straks te maken is. Hoe is voor de Kamer te controleren of dat niet ten koste gaat van de toegankelijkheid, kwaliteit en werkdruk?

Minister Rutte:

Het eerlijke antwoord daarop is dat ik daar nu geen harde totaalgarantie op kan geven. Wel kan ik de inspanningsverplichting aangaan om dat inzichtelijk te maken. We hebben dat in het verleden bij de eerdere hoofdlijnenakkoorden ook gedaan. Daar is steeds gepoogd zo goed mogelijk te schetsen wat de impact zou zijn op de uitvoering. Als we vandaag specifiek voor de verpleegkundige zorg afspreken dat die drie ankers leidend zijn, dan verplicht ons dat ook om, zo er een deal gesloten wordt en er afspraken komen, te laten zien waarom die afspraken niet leiden tot een aantasting van een van die drie ankers.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zou het belangrijk vinden dat dit inzichtelijk wordt gemaakt, want dan kunnen we boven het niveau van de politieke koehandel komen en echt kijken of het in de praktijk ook zo uitpakt.

Minister Rutte:

Eens.

De heer Asscher (PvdA):

Dat is volgens mij ook de functie van de richtinggevende uitspraak van de Kamer: geef de minister de ruimte om op basis van een instructie over wat je zou moeten bereiken akkoorden te sluiten. De intentie van het kabinet is niet om te bezuinigen op verpleegkundigen, zoals net is gezegd. Dat staat in het dictum van de motie. Ik ben graag bereid om te praten over alle overwegingen en ankers die daaromheen hangen. Volgens mij zijn we dan eigenlijk zover dat we de minister op weg kunnen sturen met een duidelijke instructie van de Kamer die overeenkomt met wat Kees van der Staaij net vroeg.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat.

Minister Rutte:

Ja, voorzitter, nog even, want het luistert heel precies en heel nauw. Ik denk dat het goed is dat we allebei nog even goed nadenken over de over en weer gedane suggesties ten aanzien van het dictum, en dat ook nog wegen richting tweede termijn. Maar wat er ook precies uitkomt, we zijn het volgens mij eens over wat we willen bereiken.

Dan de kwestie van de vele mensen die nodig zijn de komende tijd. Het gaat echt om heel grote aantallen. Ook daarvoor hebben we geen ei van Columbus. Daarbij zal de hele samenleving en zeker de hele zorgsector betrokken zijn. Er is de Arbeidsmarktagenda 2023. Er is ook geld beschikbaar voor scholing en verbetering van de hele uitstraling van de zorg en de ouderenzorg. Ik denk dat we mogen vaststellen dat het mogen zorgen voor anderen behoort tot de mooiste beroepen die er zijn: leraar, verpleegkundige, politieman en in dit geval zorgmedewerker. Er zijn heel veel mensen nodig. Ik ga hier niet proberen dat helemaal op te lossen, maar er zijn een paar dingen waar je naar kunt kijken. Je zult moeten werken aan het opleiden, bij- en opscholen van het personeel. Dan kun je proberen om mensen te laten doorgroeien naar wat zwaardere functies.

Het tweede is het beperken van de uitstroom. Hoe kun je medewerkers behouden? Denk verder ook aan het uitbreiden van deeltijdcontracten en het vinden van slimme manieren van werken en de inzet van arbeidsbesparende technologie. Daar had ik het net al even over in het kader van de wijkverpleging. Daar wordt aan alle kanten vreselijk hard aan gewerkt. Heel belangrijk zal ook zijn met hoeveel liefde — om dat woord maar te gebruiken; gisteren gebruikte het Forum voor Democratie die term, maar nu doe ik dat voor de zorg — en respect wij over de zorg praten. Als er problemen zijn, moeten we die natuurlijk wel benoemen, maar we moeten ons realiseren dat er mensen kijken die wellicht voor de afweging staan om wel of niet in deze sector te werken. Alles wat wij doen, is onderdeel van de vraag of mensen die keuze uiteindelijk met veel plezier gaan maken. Laten we ons dat altijd realiseren, zonder daarmee te willen zeggen dat we het debat er niet over mogen voeren als er misstanden zijn.

De voorzitter:

Zijn hiermee alle vragen over de zorg beantwoord?

Minister Rutte:

Nee, als u het mij toestaat rond ik het onderdeel zorg kort af. Of nee, laat ik nu even stoppen. Ik ga zo in op andere, meer medisch-ethische vragen. De vragen over cure en care, dus de ziekenhuiszorg en de ouderenzorg, heb ik nu beantwoord.

De heer Klaver (GroenLinks):

Bij de opties die de heer Rutte hier noemt voor het oplossen van de tekorten in de zorg hoor ik één optie niet. Ik wil vragen of die wel in het rijtje thuishoort, namelijk de marktwerking in de zorg. Bij de aanbesteding door gemeenten zijn contracten vaak kortlopend en niet voor de lange termijn. Ik hoor dat daardoor zorgaanbieders steeds meer tijdelijke contracten moeten geven aan hun medewerkers. Dat geeft heel veel onzekerheid. Die onzekerheid is een van de redenen waarom mensen minder makkelijk kiezen voor de zorg. Het bieden van langjarige contracten door de gemeenten aan zorgaanbieders zou een belangrijke manier kunnen zijn om het vak aantrekkelijker te maken. Is dat een van de opties die bijgeschreven mag worden op het lijstje?

Minister Rutte:

We zullen dan toch echt met elkaar een diepere analyse moeten maken over hoe arbeidsmarktverstorend het werkt. Ik denk dat daar nog wel een debat over te voeren is. Ik wil hier niet proberen om via een omweg de beleidsvrijheid van gemeenten in te perken. Daar leent dit debat zich niet voor. Ik begrijp wat de heer Klaver wil en respecteer dat ook, maar ik vind dat we dan eerst dieper moeten kijken naar de achterliggende redenen en naar of hier daadwerkelijk sprake is van arbeidsmarktverstoring.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wilde op dit punt eigenlijk niet interrumperen, omdat het heel goed bij de Zorgbegroting past. Ik doe het toch, omdat de minister-president er zelf op ingaat en een aantal opties noemt. Het is heel opvallend dat deze optie er niet bij zit. Dit gaat niet over het verkleinen van de mogelijkheden van gemeenten. Dit gaat over het vergroten van de mogelijkheden, namelijk dat ze niet elke keer in een aanbestedingscircus hoeven te belanden en ze voor de langere termijn afspraken kunnen maken met zorginstellingen. De premier kan dan zeggen: daar moeten we nog wat meer onderzoek naar doen. Maar dit is een wens die bij gemeenten en zorgaanbieders leeft. En veel belangrijker: dit hoor ik terug bij heel veel mensen die in de zorg hebben gewerkt. Zij zeggen: we hadden iedere keer weer onzekerheid door tijdelijke contractjes. Ik heb maar één vraag aan de minister-president: voeg deze optie nou toe aan dit lijstje, want dan staat ze erop en kunnen we met elkaar het gesprek aangaan over of deze erbij past. In die zin is deze optie net zo zeker of onzeker als alle andere opties die de premier noemt, maar ik wil haar er wel bij hebben.

Minister Rutte:

Het lijstje was niet limitatief, maar zoals de heer Klaver het formuleert — we moeten de zaak hier scherp formuleren — is het heel erg sturend naar een bepaalde uitkomst. Dat wil ik niet doen. Als ik hem zo mag verstaan dat hij meer algemeen wil kijken naar het systeem van gemeentelijke aanbesteding in relatie tot de arbeidsmarkt in de zorg, dan snap ik het.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het is allemaal wat zuinigjes en magertjes, maar ik vat dit maar op als dat er inderdaad ruimte is om te kijken naar de manier waarop wordt aanbesteed, en dat dit ook voor de langere termijn beter wordt geregeld voor gemeenten en vooral voor de mensen die werken in de zorg.

Minister Rutte:

Ik was hier al bang voor, want dan zijn we het niet eens. Dat wil ik hier niet toezeggen. Het kan best zijn dat bewindslieden op een gegeven moment met voorstellen dienaangaande komen die de heer Klaver bevallen, maar het is niet zo dat er op dit moment plannen voor zijn. Ik verstond hem juist zo dat hij zei: op de arbeidsmarkt zou dit een probleem kunnen zijn. Dan moet je het in dat licht wegen en dat kan ik toezeggen. Ik wil niet zover gaan om te zeggen: ik ga mee met een beperking van de gemeentelijke beleidsvrijheid.

De heer Wilders (PVV):

Iedereen in Nederland is natuurlijk blij met extra geld voor de ouderenzorg, maar het doet mij toch wel een beetje mijn wenkbrauwen fronsen als ik de minister-president over liefde voor de zorg of liefde voor ouderen hoor praten. Het was zijn kabinet-Rutte II dat er in de afgelopen jaren voor heeft gezorgd dat tienduizenden mensen in de zorg zijn ontslagen. Alleen al door het sluiten van de verzorgingshuizen ging het om 37.000 mensen. Daarna zijn door de bezuinigingen op de thuiszorg tienduizenden mensen ontslagen, hun baan kwijt. Als u dat niet had gedaan, dan had u nu een veel minder groot probleem gehad om die helden van de zorg allemaal weer aan een baan te krijgen. Het is mooi dat er geld bij komt, maar praat niet over liefde. U heeft eerst weggesneden.

Minister Rutte:

Het kabinet heeft op tal van terreinen maatregelen moeten nemen om de economie er weer bovenop te krijgen. Het heeft ook een heel grote transitie doorgevoerd in de zorg waarbij er een breed gevoelde maatschappelijke wens is dat mensen langer thuis wonen en daarin goed begeleid worden en mensen alleen in veel complexere situaties uiteindelijk aangewezen zijn op verpleeghuiszorg. Daarmee neemt de verzorgingshuiszorg in belang af. Dat is een keuze. Dat is een grote verandering die gaande is, maar die heeft wel goede redenen, namelijk dat mensen langer in hun eigen omgeving willen blijven wonen.

Voorzitter. Ik kom bij een paar medisch-ethische onderwerpen. O, ik kom nog niet bij een paar medisch-ethische onderwerpen.

De heer Wilders (PVV):

Ik kan er niet tegen als niet de waarheid wordt gesproken, want dit is niet het mechanisme geweest. U heeft iets gedaan in uw vorige kabinet dat totaal onlogisch was. U heeft de verzorgingshuizen gesloten met het idee dat mensen langer thuis konden blijven wonen. Als de mensen langer thuis blijven wonen, zou je eerder zeggen dat er extra geld naar de thuiszorg moet, maar u heeft ook bezuinigd op de thuiszorg. U heeft de plekken in de verzorgingshuizen waar mensen beschermd zouden kunnen worden voordat ze eventueel naar een verpleeghuis konden, weggesneden en u heeft 37.000 mensen in de zorg ontslagen. En in plaats van meer geld te geven voor mensen thuis heeft u daar ook nog op bezuinigd, wat ook nog eens tot tienduizenden ontslagen heeft geleid. Dus praat nou niet over liefde. U heeft de zorg kapotgemaakt voor heel veel mensen.

Minister Rutte:

Toch maar even heel precies: er is een breed gevoelde maatschappelijke wens, langs de lijnen waarvan we nu werken, dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Daarnaast hebben we natuurlijk te maken met heel moeilijke maatregelen die moesten worden genomen om in het geheel van de overheidsbegroting de kosten onder controle te houden. Ik wijs erop dat de gezondheidzorg inmiddels behoort tot veruit de grootste begrotingspost die we hebben. Om heel goede redenen, daar is geen twijfel over. Daarom doen we dat, maar we moeten ons ook realiseren dat je als politiek ervoor te zorgen hebt dat die totale kosten in balans blijven met de andere uitgaven. Anders is de zorg het koekoeksjong dat Defensie, politie en onderwijs het nest uit duwt. Dus het is de taak van de regering om altijd te zoeken naar die balans. Dat is moeilijk, maar dat heet besturen, dat heet verantwoordelijkheid nemen, mijnheer Wilders.

De heer Roemer (SP):

Bij zo'n antwoord kan ik niet blijven zitten. De heer Wilders had hier natuurlijk hartstikke gelijk in. Mensen werden gedwongen thuis te wonen. Een deel wilde het graag en een ander deel werd gedwongen. Sterker nog, oudere mensen in verzorgingshuizen werden gedwongen om te gaan verhuizen omdat het verzorgingshuis gesloten moest worden. Dit is wat er met de ouderen gebeurd is. Als je dan de wens of de verplichting uitspreekt dat mensen langer thuis moeten wonen, dan zou dat impliceren dat je dan vervolgens extra gaat investeren in de thuiszorg. Nee, dat is ook niet gebeurd. Mensen is hun salaris voor een groot deel afgepakt en heel veel mensen in de thuiszorg zijn hun baan kwijtgeraakt. Dus van twee kanten zijn die mensen gewoon dubbel en dwars gepakt. Wel het eerlijke verhaal vertellen.

Bovendien zijn er nog steeds heel veel mensen die ervoor kiezen om toch in een verzorgingshuis te willen gaan wonen. Het kost maar 300 miljoen om die verzorgingshuizen weer open te krijgen, doorgerekend en al. Dus van het dividendgeld kunnen we ook weer onze verzorgingshuizen openmaken voor die mensen die dat graag zouden willen. Want kijk wat er met al die mensen die heel lang thuis blijven wonen gebeurt aan valpartijen, aan ziekenhuiskosten. We zijn vaak nog veel duurder uit dan ooit. Dus wel het hele verhaal vertellen.

Minister Rutte:

Ik heb mijn reactie gegeven aan de heer Wilders. Wat de heer Roemer hier veronachtzaamt, is een breed levende en breed gevoelde maatschappelijke wens om een transitie te maken. In de jaren zeventig gingen we als we 65 waren naar het bejaardenhuis. Dat had ook te maken met het tekort op de woningmarkt. In de jaren tachtig en negentig gingen we bij serieuzere klachten naar een verzorgingshuis. Nu is er een nieuwe keuze gemaakt. De afgelopen tien jaar is er een nieuwe transitie geweest in de zorg waarbij we hebben gezegd dat waar het gaat om mensen met niet al te zware klachten die in de meeste gevallen ook thuis willen blijven wonen, we dat zo goed mogelijk willen faciliteren, zodat we het geld ook zo veel mogelijk kunnen richten op de verpleeghuiszorg voor mensen die aangewezen zijn op zwaardere ondersteuning. Dat is een veranderingsproces dat in de afgelopen 30, 40 jaar in de gezondheidszorg heeft plaatsgevonden. Daar met zevenmijlslaarzen doorheen racen wat de heer Roemer nu doet, vind ik iets te makkelijk.

De heer Roemer (SP):

Nee, dat is niet makkelijk. Ik weet dat de minister-president dit niet graag hoort. Feit is dat een aantal mensen langer thuis wil blijven wonen, maar er is wel enorm in doorgedraafd. Mensen werden verplicht om langer thuis te wonen. Dat is echt wat anders. Mensen werden verplicht te verhuizen uit verzorgingshuizen omdat die gesloten moesten worden. Die mensen wilden dat niet. Hoe vaak hebben we niet te horen gekregen: mijnheer Roemer, oude bomen moet je niet verplanten. Dat is wat er gebeurd is. Als je dan een transitie wilt maken naar langer thuis wonen, had je moeten investeren in meer thuiszorg en meer wijkverpleging. Dat is allebei niet gedaan. Er heeft dus gewoon een ordinaire bezuiniging plaatsgevonden met een mooi verhaaltje over een soort transitie, en de ouderen zijn daar de klos van geworden. Ook de 77.000 mensen in de zorg die hun baan zijn kwijtgeraakt zijn de klos.

Minister Rutte:

Voorzitter, ik herhaal het nog een keer. De kosten in onze gezondheidszorg in de afgelopen kabinetsperiode en ook in de komende kabinetsperiode … Ik zei het al: de hele Defensiebegroting komt er alleen al bij voor dat deel van de zorg dat in gewoon Nederlands de ziekenhuiszorg heet met alles eromheen, dus de huisarts en de wijkverpleegkundigen. Daar komt 8 miljard bij. Dat is de hele Defensiebegroting. Dat zijn de enorme kostenstijgingen waarmee we geconfronteerd worden. Als de heer Roemer op deze plek zou staan, zou ook hij er niet omheen kunnen om zich af te vragen hoe hij de kwaliteit van de zorg kan behouden en tegelijkertijd de kostenstijging enigszins kan dempen. Waarom is dat nodig? Om het niveau vast te houden van de beste zorg van Europa, misschien wel van de hele wereld, die we op dit moment leveren en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat het betaalbaar blijft voor iedereen in dit land. Daarmee blijft er ook geld op de begroting beschikbaar voor zaken als onderwijs, defensie, politie, uitkeringen et cetera.

De heer Roemer (SP):

Erg mee eens, mevrouw de voorzitter.

Minister Rutte:

Dank!

De heer Roemer (SP):

Erg mee eens; dat doen wij ook. Wij doen het echter niet ten koste van de thuiszorg om mensen langer thuis te laten wonen, door mensen massaal te ontslaan en daarop te bezuinigen. Wat we wel doen, is de topsalarissen in de zorg aanpakken. Een op de vijf zorgbestuurders verdient meer dan een minister. Pak dat dan eens aan, haal daar de miljoenen weg. We praten al jaren over de bureaucratie in de zorg. Die wordt nog steeds niet minder. Pak die hele marktwerking met al die zorgverzekeraars aan. Stop daarmee en we besparen miljarden. Ja, ik doe graag mee om te kijken hoe we de zorg minder duur kunnen maken, maar dan pakken we de verspilling aan, dan pakken we de farmaceutische industrie aan en dan pakken we de marktwerking aan. We doen het niet bij de mensen in de thuiszorg en al helemaal niet door hen 20% op hun salaris te laten inleveren. We doen het ook niet bij de ouderen die verplicht moeten verhuizen.

Minister Rutte:

Ik snap wat Roemer zegt. De heer Roemer zegt waar je het zou kunnen zoeken, maar dan praat je over kleine bedragen. Dit gaat niet om de miljarden die nodig zijn om de kostenstijging enigszins af te remmen. Dat is echt wat er aan de orde is. Als je dat niet doet, neem je voor je verantwoording dat de uitgaven in de gezondheidszorg omhoog blijven spuiten. Dat gaat uiteindelijk ten koste van andere dingen in deze samenleving. Ik vind het de taak van de politiek om keuzes te maken in schaarste en ons constant af te vragen hoe we de kostenstijging op een verantwoorde manier enigszins onder controle kunnen houden, zonder dat het ten koste gaat van belangrijke afwegingen zoals we net bespraken bij de wijkverpleegkundige zorg. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de kwaliteit overeind blijft. Dat is de taak die wij als politici hebben.

De voorzitter:

Tot slot.

Minister Rutte:

En ik begrijp best dat de heer Roemer daar misschien andere keuzes in zou maken.

De heer Roemer (SP):

Tot slot, voorzitter. Het is toch wel heel wrang te horen dat de minister-president verdedigt dat hij het liever bij de thuiszorg weghaalt — hij laat de thuiszorgers 20% inleveren op hun salarissen — en niets zegt over de topsalarissen. Een op de vijf verdient meer dan een minister. Ook zegt hij niets over bv's die zich zorgaanbieders noemen en aan winstuitkeringen doen, zoals we vorige week hebben kunnen lezen. Overigens is de motie van het CDA om dit te verbieden, breed in de Kamer aangenomen. Het gebeurt gewoon. Er zijn 12% meer accountantskosten overall. Daarover hoor ik de minister-president niet. Nee, de kosten moeten worden gehaald bij de thuiszorgers, want dat is blijkbaar het vet dat afgesneden moet worden.

Minister Rutte:

Voorzitter, er is natuurlijk niet naar één sector gekeken. De afgelopen jaren hebben we heel moeilijke maatregelen moeten nemen, ook in de gezondheidszorg. We zijn er bijvoorbeeld in geslaagd om hoofdlijnenakkoorden te sluiten waarmee de groei enigszins is gedempt, breed in de hele ziekenhuissector. Daarmee zorg je ervoor dat die groei niet ver vooruitloopt op de economische groei. Als dat namelijk structureel zo is, duwt die groei andere uitgaven uit het grote overheidsnest. Daarover gaat het, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

De dingen die de heer Roemer noemt, leveren niet deze bedragen op.

Voorzitter, een paar andere onderwerpen. De heer Roemer blijft roepen, maar we praten er samen nog verder over.

De voorzitter:

Niet uitlokken.

Minister Rutte:

De SGP heeft gevraagd of de doodswens bij psychiatrische patiënten zo vaak is verbonden met hun ziektebeeld dat dit reden is om niet de druk op psychiaters op te voeren om euthanasie toe te passen. Dat was een vraag van de heer Van der Staaij. Daar heb ik een paar dingen over te zeggen. Bij psychiatrische patiënten kan inderdaad sprake zijn van een doodswens die een symptoom is van hun aandoening, bijvoorbeeld bij een depressie of een psychose. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. Ook bij psychiatrische patiënten kan er sprake zijn van een stervenswens die ingewilligd kan worden binnen de euthanasiewet. Indien aan alle zorgvuldigheidseisen uit de wet is voldaan, waaronder een vrijwillig en weloverwogen verzoek en ondraaglijk en uitzichtloos lijden, kan de behandelend arts onder die bijzondere omstandigheden euthanasie verlenen aan een patiënt. Dit is de algemene lijn van de euthanasiewet die wordt gehanteerd, ook bij groepen als dementerenden en psychiatrische patiënten. Daarbij moet natuurlijk ieder individueel geval altijd op specifieke omstandigheden conform de wet en alle waarborgen worden beoordeeld. Het is belangrijk om daarbij te benadrukken dat psychiaters — dat geldt overigens voor artsen in het algemeen — nooit verplicht zijn om mee te werken aan een euthanasieverzoek. Er bestaat geen recht op euthanasie. Het blijft altijd een keuze van de arts om wel of niet in te gaan op een verzoek.

Wij hebben in het regeerakkoord ook afspraken gemaakt over hoe de komende tijd om te gaan met gevoelige thema's rondom de medisch-ethische kwesties. We hebben afgesproken daarbij te kijken naar de stand van de medische wetenschap, de stand van het maatschappelijk debat dat daarover plaatsvindt en de bredere politieke discussie die daarover gevoerd moet worden. Dat heeft geleid tot de teksten die in het regeerakkoord staan, bijvoorbeeld over hoe we omgaan met embryoselectie of met embryokweek. Het heeft ook geleid tot de teksten die in het regeerakkoord staan over andere belangrijke medische onderwerpen, zoals het manifest Waardig ouder worden en ook de kwestie van de eventuele uitbreiding van de euthanasiewetgeving.

Op een punt ben ik de heer Asscher nog uitleg verschuldigd. Het gaat over de vraag die hij stelde aan mij als fractievoorzitter van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie in het laatste debat over de uitkomsten van de informatie. De heer Pechtold heeft daar gisteren al op gereageerd. Ik probeer het voor mezelf terug te halen. Mijn antwoord was fout, want we waren wel degelijk van plan die wet in te trekken. Daar wilden we ook helemaal niet stiekem over doen. Daarom staat die wet ook in het lijstje van in te trekken wetsvoorstellen. De heer Pechtold heeft gisteren al het tuintje voor mij weer aangeharkt, waarvoor dank. Ik kan bevestigen wat hij toen zei. Of het nou de NIP-test was of dat ik dacht "hij maakt het heel spannend en ik weet niet wat het precies is", het was in ieder geval een misverstand aan mijn kant. Het was op geen enkele manier de bedoeling om daar geheimzinnig over te doen. De heer Pechtold refereerde eraan dat het maandag opkwam in het coalitieoverleg. Het kwam iets eerder op, vrijdag vorige week, twee dagen daarvoor in de ministerraad toen we de lijst in te trekken wetsvoorstellen hadden. We hebben dat nader besproken in het coalitieoverleg. Dus sinds afgelopen vrijdag ben ik in ieder geval gewaar dat ik hier heb zitten prutsen. Ik ga proberen dat in de toekomst tot een minimum te beperken.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Asscher het woord geef: zijn alle vragen met betrekking tot medisch-ethische kwesties beantwoord?

Minister Rutte:

Ja, voorzitter. Ik meen dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Ja. De heer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):

Ik wil het toch hebben over die combinatie van gevoelige onderwerpen. We hebben gezien dat de abortuspil geschrapt is, weliswaar zonder geheimzinnigheid, maar het gebeurt. We hebben gezien dat er voor het onderzoek naar ernstige erfelijke ziektes waarbij embryo-onderzoek nodig is, een soort freeze is afgesproken. We hebben ook gezien dat de NIP-test beschikbaar blijft, maar we weten niet of die bereikbaar blijft voor mensen die niet de volle mep kunnen betalen. Dat roept bij elkaar wel degelijk de vraag op of het prisma, de bezweringsformule, niet toch een uitstelknop is voor een van de vier partijen. Ik zeg dat omdat er wordt verwezen naar een maatschappelijk debat. Dit zijn alle drie onderwerpen waar het maatschappelijk debat over gevoerd is. Ik zeg dat omdat er wordt verwezen naar de mogelijkheid van alternatieven. Het zijn alle drie onderwerpen waarbij als er alternatieven zouden zijn, we die zouden kiezen. Het wekt dus erg de indruk dat men niet heeft willen opschrijven "dit zetten we stil" en daarom dat prisma heeft gevonden als een manier om comfort te bieden, wat ik op zichzelf kan begrijpen. Maar wees daar dan transparant over, met name in de richting van patiënten die hun hoop vestigen op dit onderzoek, met name in de richting van vrouwen die zorgen hebben tijdens hun zwangerschap over wat er mis zou kunnen gaan en in de richting van vrouwen die voor de vreselijke beslissing staan of ze wel of niet hun zwangerschap zullen afbreken.

Minister Rutte:

Zo is het niet gegaan. Het is prima dat de heer Asscher zegt dat het zo gegaan zou kunnen zijn, maar zo is het niet gegaan. Het is een heel bijzonder onderdeel van de informatie geweest, waarin we heel uitvoerig en met groot respect over en weer hebben gesproken over deze gevoelige kwesties. We hebben vastgesteld, natuurlijk, dat partijen daar vanuit heel verschillende invalshoeken naar kijken. We hebben ook met elkaar vastgesteld dat grote maatschappelijke veranderingen op dit terrein, ook in het verleden, tijd hebben gekost en niet overhaast tot stand zijn gekomen. Kijk naar de abortuswetgeving en de euthanasiewetgeving. Dat heeft tien, vijftien jaar geduurd. Toen hebben we onszelf voor de vraag gesteld hoe we die discussie moeten voeren. Hoe doe je dat dan? Om te beginnen hebben we na een paar moeilijke momenten in de informatie met elkaar vastgesteld dat we hier altijd uit gaan komen, dat we er iedere keer op een respectvolle manier uit zullen komen. Dat was niet genoeg om het kabinet te beginnen. Vervolgens hebben we toen met elkaar een conclusie getrokken, even los van de precieze partijpolitieke invalshoeken op deze onderwerpen. Mijn eigen partij maakt daar overigens, zeg ik maar even, altijd vrije kwesties van in de eigen fractie en heeft daar dus weer een wat andere positie in dan andere partijen.

Maar goed, alle partijen hebben daar een eigen positie in. We hebben toen vastgesteld dat je die discussie eigenlijk eerst moet bekijken met de vraag wat er nu eigenlijk medisch kan, hoe het daarmee staat. Dan zie je bijvoorbeeld dat er over de Wet afbreking zwangerschap en de abortuspil bij de huisarts bij de huisartsen zelf heel verschillende opvattingen bestaan. Vervolgens is de vraag wat gezaghebbende mensen ervan vinden, breder dan alleen puur wat er medisch-technisch mogelijk is. Tot slot is de vraag hoe het met het maatschappelijk debat erover staat. Wat is de maatschappelijke acceptatie? Hoe groeit die? Zo is dat ook in het verleden gebeurd, met andere onderwerpen. Zo willen we dat ook de komende tijd blijven doen, met groot respect voor elkaar. Dit is inderdaad een uitgebreidere paragraaf in het regeerakkoord. Hier hebben we echt lang over gesproken, maar daar schaam ik me helemaal niet voor. Ik zou sowieso niet voor de korte klap zijn geweest. Ook als de VVD hier in haar eentje de absolute meerderheid had gehad, zou ik daar niet voor geweest zijn. Ik vind echt dat het goed is dat we het op deze manier doen.

De heer Asscher (PvdA):

Daarom stel ik de vraag ook niet over voltooid leven. Ik denk dat we in deze zaal allemaal aanvoelen dat die discussie misschien nog niet klaar is, in elk geval nog niet voor iedereen. De discussie over embryo-onderzoek wordt al sinds 2006 intensief gevoerd. Dus dat is de tienjaarstermijn waar u het over hebt. Naar aanleiding van die discussie, de medische stand en adviezen van anderen heeft minister Schippers, toen nog, een wat mij betreft heel zorgvuldig en zeer beperkt wetsvoorstel gemaakt over wat er wel en niet mogelijk zou moeten zijn, ten behoeve van vrouwen die kanker hebben gehad en toch een kind willen krijgen en ten behoeve van het voorkomen van zeer ernstige erfelijke aandoeningen. Ik zou het buitengewoon betreuren als we hier zouden ontkennen dat het maatschappelijk debat is geweest, zouden doen alsof dat voorstel niet zorgvuldig is en patiënten en mensen die zich daar zorgen over maken in de wacht zetten. Dat is de eerste vraag.

Mijn tweede vraag gaat over de abortuspil. Het is waar dat er huisartsen zijn die bezorgd zijn — dat is een punt dat Pechtold gisteren ook maakte — over wat het met zich mee kan brengen. Er zitten alleen ook heel duidelijke voordelen aan het via de huisarts verstrekken van die abortuspil. Het is laagdrempeliger. Je hebt dus kans dat vrouwen eerder die moeilijke keuze maken, met minder ernstige gevolgen en meer mogelijkheden van nazorg. Bovendien, zo zeg ik daarbij in de richting van partijen die moeite hebben met het onderwerp an sich, kan een huisarts ook een rol spelen bij het voorkomen van toekomstige ongewenste zwangerschappen. Dus ligt het dan niet veel meer in de rede om het wetsvoorstel voor te dragen voor wijziging of verbetering? Door het in te trekken zorg je ook hier voor een aanzienlijke vertraging voor iets wat toch voor vrouwen in een heel kwetsbare positie ongelooflijk belangrijk is. Die krijgen nu toch … Ik weet niet wat het is wat ik nu hoor.

De voorzitter:

Er is iemand die het met u eens is op de publieke tribune, ben ik bang. Een kindje.

Minister Rutte:

Wel of niet eens is?

De heer Asscher (PvdA):

We kunnen nog wel wat jonge kiezers gebruiken, voorzitter. Ik weet niet of de stemgerechtigdheid al helemaal in orde is.

Minister Rutte:

Ik hoop het niet.

De heer Asscher (PvdA):

Het gaat om die twee punten. Aannemende dat wat de premier zegt waar is — het is geen truc voor uitstel en het is geen bezweringsformule, dat prisma — kan het in elk geval op het punt van dat heel geselecteerde, gespecificeerde embryo-onderzoek nu door. Dan zou je op het punt van die abortuspil een andere weg kunnen bewandelen. Ik zou het zeer waarderen als dat kan. Dat doet niets af aan de vereiste zorgvuldigheid.

Minister Rutte:

Laten we er even langslopen. Ik begin met de Wafz. Daar was eigenlijk geen discussie over tussen deze vier partijen, al kwamen die misschien vanwege verschillende overwegingen tot de conclusie dat het wetsvoorstel beter kan worden ingetrokken. Bijvoorbeeld omdat de band tussen de huisarts en de patiënt sterker is. De Raad van State is in zijn advies buitengewoon kritisch op dat punt, omdat slechts in de helft van de gevallen de huisarts degene is tot wie de ongewenst zwangere vrouw zich in een vroege fase van de zwangerschap als eerste richt, terwijl tegelijkertijd de hele bureaucratische last en het volledig onder de Wafz brengen van de huisarts de zaak in bureaucratische zin alleen maar verder bemoeilijkt. Er is ook onder huisartsen veel discussie over en met name dus over die administratieve rompslomp. Dat is reden geweest waarom partijen uiteindelijk tegen elkaar gezegd hebben dat het beter is als het wetsvoorstel niet doorgaat.

De heer Asscher (PvdA):

Sorry, mag ik op dat punt …

Minister Rutte:

Nou, misschien mag ik het even afmaken, want u had ook de vraag over de embryoselectie en de embryokweek. Het is niet zo dat er geen onderzoek mogelijk is met embryo's onder dit kabinet. Dat is wel degelijk mogelijk. Alleen, waar we heel zorgvuldig naar willen kijken, is de vraag of embryokweek moet worden toegestaan. Dat ligt natuurlijk uitermate gevoelig in confessionele kring. Daar hoeven we ook niet geheimzinnig over te doen. Het is wel zo dat in een paar landen dat onderzoek plaatsvindt. Ik dacht in vijf landen op dit moment. De Nederlandse wetenschap kan ook gewoon gebruikmaken van de uitkomst van dat onderzoek. Het is dus niet zo dat, omdat we dat hier niet zouden doen, nieuwe inzichten die uit medisch onderzoek voortkomen, niet voor Nederland ten dienste zouden staan.

Tegelijkertijd gaat het onderzoek dat plaatsvindt met embryo's die resteren na ivf-behandeling, wel door. We hebben daarboven afgesproken dat we de mogelijkheden uitbreiden voor geslachtskeuze bij ziektes waarbij het geslacht heel bepalend kan zijn voor de ziekte. Dat gebeurt al in een aantal gevallen, zoals bij het erfelijke borstkankergen, maar er is afgesproken om dat uit te breiden naar een erfelijke vorm van blindheid, LHON, en andere vormen van borstkanker. Op basis van die geslachtskeuze heb je een vrij grote mate van zekerheid dat het alleen bij het jongetje of meisje voorkomt. Dus dat maken we wel mogelijk. Ook dat breiden we een klein beetje uit. We doen dus wel degelijk dingen, maar dat is inderdaad met embryo's die resteren na ivf.

De gevoeligheid zit zonder meer — daar loop ik niet voor weg — in de kwestie van embryokweek. Dat is een heel gevoelige: het creëren van leven met het doel om het ook weer te vernietigen. Daarvan stel ik wel vast dat wat daar internationaal aan onderzoek plaatsvindt en de uitkomsten daarvan, gewoon voor de Nederlandse medische wetenschap ten dienste staan.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Asscher (PvdA):

Tot slot, voorzitter. Op het eerste punt blijf ik het zeer onbevredigend vinden dat daar waar eigenlijk de parlementaire behandeling begonnen is, in de eerste ministerraad van het nieuwe kabinet wordt besloten de wet in te trekken en daarmee het parlement de mogelijkheid ontzegd wordt om bijvoorbeeld met wijzigingsvoorstellen tegemoet te komen aan bezwaren van huisartsen, maar ook om tegemoet te komen aan de reële voordelen die in het wetsvoorstel besloten lagen. Dat vind ik geen goede zaak, juist bij zo'n gevoelig onderwerp, als je de pagina erna zegt dat de discussie moet plaatsvinden. Hier wordt op de vrijdag de mogelijkheid van de abortuspil via de huisarts ingetrokken. Ik denk juist dat het logisch is dat nu maar in de helft van de gevallen de vrouwen zich tot de huisarts wenden, want die kan niet zo heel veel doen. Je kunt op z'n minst het volle parlementaire debat voeren. Dan kun je altijd die wet nog intrekken. Dus mijn verzoek zou zijn om die intrekking te heroverwegen, zodat ook daar recht gedaan kan worden aan een volle maatschappelijke maar ook parlementaire discussie over dit onderwerp, want het raakt vrouwen diep.

Twee: het punt van de embryoselectie. Ik snap dat. Ik snap de keuzes die er gemaakt zijn. Alleen zit er een formulering in waarbij onduidelijk is wat nou de afspraak is. Je kunt niet tegelijkertijd verwijzen naar de gevoeligheid, en zeggen: die afspraak is eigenlijk heel normaal, want je moet met dit soort dingen zorgvuldig omgaan. We waren al zover. Dus dan is de afspraak: we zetten het stil. Dan heb je geen prisma nodig. Dan moet je eerlijk zijn en zeggen: dit is een concessie die gedaan is in dit geval. Ik kan me daar iets bij voorstellen, gezien de samenstelling van het kabinet, maar wees daar dan duidelijk over, want anders stuur je mensen met een kluitje in het riet.

Minister Rutte:

Dat laatste vind ik toch te kort door de bocht. Het moge zo zijn dat we met de eerste toets, namelijk hoe staat het met de medische wetenschap, een heel eind zijn. Maar als we dan kijken naar de tweede toets die wij belangrijk vinden, het tweede prisma, namelijk de medisch-ethische dimensie en welke andere belangen er spelen, en zeker ook de derde, namelijk de politieke bezinning en de brede maatschappelijke discussie, dan is tien jaar, voor zo'n fundamenteel punt, het creëren van leven om het vervolgens ook te vernietigen — misschien met, zeg ik vanuit mijn eigen perspectief, heel goede redenen, maar niettemin voor andere partijen een zeer gevoelige kwestie — niet voldoende om het maatschappelijk helemaal uit te harden. Dat geloof ik echt niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik kom nog voor een ander onderdeel van de medische ethiek, namelijk waar de minister-president net over sprak, de euthanasieregelgeving. De verruiming van de bekendheid met de euthanasiewetgeving is ook een van de punten uit het regeerakkoord. Wij zijn het daar als SGP, zoals u weet, niet mee eens, maar het gaat mij nu even om de interpretatie van die woorden. Mag ik het zo uitleggen, ook het antwoord van de minister-president net gehoord hebbend, dat het in ieder geval niet de bedoeling is dat die verruiming een soort van druk op artsen kan geven om juist meer tot euthanasie over te gaan?

Minister Rutte:

Wat wij hier willen doen, is het volgende. Ik zit het nog even precies in de tekst na te gaan, want u heeft allemaal die fijne lettertjes; ik heb nog een eerdere versie. Het gaat hier om het rapport-Schnabel. Het rapport-Schnabel vond ik zelf een heel afgewogen rapport, waarbij gezegd werd: er moet een aantal dingen bekeken worden, ook om te bezien wat er nog binnen de huidige euthanasiepraktijk mogelijk is. Dat is op geabstraheerd niveau. Dat is niet bedoeld om druk te zetten op de artsen. Dit is bedoeld om te kijken wat er vanuit de systematiek van de wet zoals die nu is, nog verder zou kunnen en wat er nog meer voor mogelijkheden zijn binnen de wet. Het is niet bedoeld om druk te zetten op artsen om meer te doen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is in ieder geval goed om te horen, omdat het praktisch juist wel een verruimend effect heeft als je nadrukkelijk aangeeft: kijk eens wat er allemaal kan onder die wet; er kan al veel meer dan wij nu allemaal denken.

Minister Rutte:

Dat snap ik.

De heer Asscher (PvdA):

De premier zou nog antwoorden op het eerste deel van mijn vraag. Die ging erover, ten behoeve van een brede maatschappelijke en parlementaire discussie, de intrekking van het wetsvoorstel rond de abortuspil op te schorten tot nadat er in het parlement gesproken is over de voor- en nadelen. Die bal wordt nu door de coalitie opeens helemaal uit het spel getrokken, terwijl dat eigenlijk niet past bij de zorgvuldige beschrijving van hoe de discussie zou moeten worden gevoerd op andere onderwerpen.

Minister Rutte:

Ja, alleen hoeft die discussie niet altijd plaats te vinden aan de hand van wetsvoorstellen. Wij vinden echt het wetsvoorstel niet goed. Dat zit hem niet alleen op het punt dat ik net noemde. Er zijn meer aspecten. Een daarvan noemde ik net: de band tussen huisarts en patiënt wordt verondersteld sterker te zijn dan die in de praktijk is. Daarachter weg komt de discussie bij huisartsen over de vrees voor extra administratieve rompslomp. Zoals je ook ziet in het advies van de Raad van State, die buitengewoon kritisch was over dit wetsvoorstel, is de huidige praktijk van zwangerschapsafbrekingen goed en zorgvuldig. Daarmee kan wat betreft de Raad van State de zin van dit wetsvoorstel niet worden aangetoond. Tot slot komt er nog een tweede evaluatie aan van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). De Raad van State zei: is het nou niet gek dat alweer de volgende stap wordt gezet, terwijl dat allemaal nog speelt en die hele consultatie nog gaande is? Ik denk dat het goed zou zijn om dit stap voor stap te doen. Deze wet is nu ingetrokken. Op enig moment komt die evaluatie. Dan kunnen wij verder bezien welke vervolgstappen wenselijk zijn.

De voorzitter:

Laatste opmerking op dit punt.

De heer Asscher (PvdA):

Mijn conclusie is dan dat de vier mannen die de coalitie gevormd hebben, vinden dat die discussie wel klaar is en dat de wet van tafel kan, op de lange baan. Ik sta hier aan de kant van oud-minister Edith Schippers en de vrouwen die daar wel prijs op stellen.

Minister Rutte:

Ik kom dan bij Onderwijs en daarna bij BZK en Justitie en Veiligheid. Over onderwijs waren veel opmerkingen gisteren maar niet in conflictueuze zin. Het woord "lerarentekort", werd opgemerkt, komt niet voor in het regeerakkoord. Nee, het woord "islam" en andere woorden ook niet, maar wij gaan wel met het lerarentekort aan de slag. Nou is de vraag: wat is nou het verhaal voor de leraren in het voortgezet onderwijs en het mbo? Wij hebben in het regeerakkoord een paar dingen opgenomen. In de eerste plaats wordt het collegegeld voor studenten aan de lerarenopleidingen ook in het tweede studiejaar gehalveerd, zodat het aantrekkelijker wordt om zo'n opleiding te gaan volgen. Wij gaan de lerarenopleidingen ook differentiëren. Er komen specialisaties die zich specifiek richten op jongere of oudere kinderen. Het beroep van leraar wordt hierdoor aantrekkelijker, zowel voor mannen als voor vrouwen. Samen met de sociale partners, lerarenopleidingen, schoolbesturen en gemeenten gaan wij werken aan een aantal acties om het tekort terug te dringen. Daarbij zijn belangrijk het bevorderen van zijinstroom, het verhogen van de in-, door- en uitstroom van lerarenopleidingen en het behoud van leraren voor het onderwijs, naast een aantal andere belangrijke afwegingen.

Dan was er een vraag over vroegschoolse educatie. De bedoeling is om met name kinderen met het risico op een achterstand te laten profiteren van een extra stimulering op jonge leeftijd. Onderzoek wijst uit dat zij door het volgen van voorschoolse educatie een deel van de achterstand kunnen inlopen voordat zij starten op de basisschool. Daar is 170 miljoen extra voor beschikbaar. Dus het is niet bedoeld voor alle 2- tot 4-jarigen, maar voor de kinderen met een risico op een achterstand.

Het groene onderwijs is verschrikkelijk ingewikkeld. Het is in ieder geval de bedoeling om per 1 januari 2019 de gelijke bekostiging vanuit één budget voor het gehele onderwijs te realiseren. Hoewel ik hier natuurlijk alle feiten beschikbaar heb en alle vragen zou kunnen beantwoorden, zouden we kortheidshalve ook kunnen afspreken dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een brief stuurt aan de Kamer over de uitwerking van deze elementen van het regeerakkoord. Ik zie dat de heer Baudet nu wil weten hoe het met het groene onderwijs zit. Ik rond eerst even het stukje over onderwijs af. Ik heb hiermee echter alle vragen al beantwoord die over het onderwijs zijn gesteld.

De heer Baudet (FvD):

De minister-president zei zojuist: het woord "lerarentekort" staat niet in het regeerakkoord, net zomin als het woord "islam", maar we gaan wel aan de slag met het lerarentekort. Gaat de minister-president dan ook met de islam aan de slag of heb ik dat verkeerd begrepen?

Minister Rutte:

Nee, net als met het boeddhisme gaan we daar niet mee aan de slag.

De heer Baudet (FvD):

Oké.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb ook zo'n korte vraag, namelijk of die brief over het groene onderwijs voor en niet na de begroting zou kunnen komen.

Minister Rutte:

Ja, die komt voor de begroting. U ziet, ik neem al die besluiten zelf. Dit over het onderwijs. We zijn al bij punt tien.

Dan Binnenlandse Zaken. Daarna kom ik bij Justitie en Veiligheid en energie en klimaat. De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waar zo veel over te doen is, is er met een reden. Ik wil beginnen met uit te leggen waarom ik in de politiek zit. Ja natuurlijk, voor infrastructuur en onderwijs en lage lasten en alles van het kabinetsbeleid, maar uiteindelijk, in de kern, hebben we één taak: het land veilig houden. We moeten gewoon vaststellen dat op dit moment de lieden die bereid zijn tot het uiterste te gaan om onze manier van leven letterlijk omver te werpen, op dit moment kunnen beschikken over bepaalde technieken en dat onze diensten niet in staat zijn om hen op dit moment in voldoende mate onder controle te houden. Dat is de reden waarom ik hevig ben voor die Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. En ja, vervolgens moet je bij zo'n wet — ook als daar maatschappelijke discussie over is — buitengewoon zorgvuldig te werk gaan. Om te beginnen moet je heel scherp te zijn op wat de wet niet is.

De wet gaat niet over het maar lukraak binnenhalen van allemaal informatie, het ongelimiteerd binnenhalen en ophalen van datastromen. Dat zou ook totaal niet werken, want dan zouden de diensten volstrekt overvoerd raken. Het gaat er niet om datahooibergen binnen te halen, het gaat erom de spelden uit die hooiberg binnen te krijgen. We moeten heel precies weten waar we naar op zoek zijn. Dat is het doel van die wet. Stel dat je heel wantrouwend zou zijn en zou denken: ja, maar die diensten hebben eigenlijk ook nog een heel andere bedoeling. Stel dat dat zo zou zijn, dan mag dat niet van de wetgever en daar wordt van alle kanten controle op uitgeoefend. Dus al zouden diensten bereid zijn om dingen te doen die niet mogen — nogmaals, ik sta ervoor dat dat niet zo is — dan worden daar absolute veiligheidsklemmen op gezet en wordt er aan alle kanten door onafhankelijke commissies gecontroleerd dat dat niet gebeurt.

Deze wet is dus nodig, omdat we op dit moment niet meer alleen via de brief en de oude telefoonlijnen communiceren, maar ook met moderne datatechnologie. Het is dus echt cruciaal dat die wet er komt. Wat is dan van belang de komende tijd? Daar hebben we in het regeerakkoord afspraken over gemaakt. Dat zijn een paar dingen. Juist omdat er maatschappelijk zorg over is, hebben we gezegd: de evaluatie halen we naar voren. Als de evaluatie, die we naar voren gaan halen, aanleiding geeft om in de wet aanpassingen te doen — dat zal dus over, ik meen, twee jaar zijn — dan zullen we die aanpassingen ook voorstellen. Dat is één.

Ten tweede staan in de wet een heel aantal waarborgen, zoals een voorafgaande en in tijd begrensde ministeriële toestemming, een rechtmatigheidstoets vooraf door de Commissie van Toezicht, doelgerichte inzet, een zo kort mogelijke bewaar- en vernietigingstermijn, functie- en taakscheiding, compartimentering als het gaat om de toegang tot gegevens en toezicht achteraf door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten op een rechtmatige uitvoering. We hebben afgesproken om van die waarborgen niet alleen te zeggen dat het mooi is dat die in de wet staan, maar daar ook met voorrang en met volle aandacht aan te gaan werken. Er komt ook nog een brief van de minister van Binnenlandse Zaken op dit punt, waarin zal staan hoe we dit allemaal gaan doen. Dit is voor mij echt heel wezenlijk. Ik zei het laatst wat lomp in een RTL-uitzending waar ik samen met de heer Segers zat. Ik gebruikte toen woorden die ik zeker in de Kamer niet zal herhalen. Ik heb daar niet een Bijbelse term misbruikt, maar ik ging wel heel ver. Maar als je ziet hoe op dit moment terrorisme in Europa en wereldwijd bezig is om stap voor stap verder te komen en een gevaar te vormen voor ons type samenleving, dan moeten wij onze diensten de instrumenten geven om dat werk te kunnen doen. Jongens, dat is echt cruciaal. En als we dat niet doen, dan lopen we risico's waarvan ik echt vind dat wij die als politici niet moeten willen lopen. Vervolgens blijft dus de vraag, maar nu val ik in herhaling, dus daarna stop ik: wat zijn de waarborgen, wanneer evalueer je, hoe zorg je dat je rekening houdt met alle zorgen die er bij mensen leven en die gerechtvaardigd kunnen zijn? Ja, dat snap ik. Dat moeten we dus ook doen. En nogmaals: Kajsa Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken, zal daar ook met nadere berichten over komen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De Partij voor de Dieren is faliekant tegen deze sleepwet en we zijn dan ook heel blij — we feliciteren de initiatiefnemers via deze weg — dat er een referendum zal plaatsvinden in maart. Daar gaat ook mijn vraag over. Ik heb deze week begrepen dat de ingangsdatum van de wet is opgeschoven naar 1 mei, dus tot na het referendum. Bij het referendum over Oekraïne hebben we gezien dat het kabinet de reactie op de uitslag van het referendum oneindig lang uitstelde, onderwijl allerlei dingen al in gang werden gezet om dat Oekraïneverdrag gewoon in werking te laten treden. Ik wil van deze minister-president de verzekering dat, als het referendum is geweest en de uitkomst er ligt, de wet niet eerder in werking kan treden dan nadat het kabinet met een reactie op de uitslag van het referendum is gekomen.

Minister Rutte:

Het slechte nieuws is dat de wet al in werking is getreden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan vind ik het wel goed om dat hier duidelijk te hebben. Wat betekent dan de berichtgeving dat het uitgesteld is tot 1 mei?

Minister Rutte:

Dat is dat deel van de wet dat samenhangt met de toetsingscommissie en waar zij toezicht op moet houden. Dat deel van de wet treedt in werking zodra de toetsingscommissie zich gevormd heeft. Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt. En volgens mij is de inzet 1 mei of 1 juni. Ik hoor nu dat 1 mei waarschijnlijk haalbaar is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is onbestaanbaar dat, terwijl er nog niet eens een toetsingscommissie is, de wet al in werking is getreden.

Minister Rutte:

Dat is geen nieuws.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het feit dat er een referendum wordt georganiseerd in maart, geeft nog meer de urgentie aan voor dit kabinet om een pas op zijn plaats te maken. Het is nu namelijk aan de burger om hierover een raadgevend referendum te houden.

Minister Rutte:

Wacht even: die wet is aangenomen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer in de wetenschap dat de inwerkingtreding niet afhankelijk zou zijn van een referendum. Dat is gewoon een besluit dat we met zijn allen genomen hebben. Dat is openbaar; dat weet iedereen. Daar is niks geheimzinnigs aan. Dus die wet is in werking. Er zit een aspect in dat te maken heeft met dat deel waar ook die commissie toezicht op houdt. Dat deel kan pas van kracht worden als die commissie er is. We dachten dat die er op 1 januari zou kunnen zijn, maar het kost meer tijd, want de mensen moeten worden gezocht en daarna ook nog uitvoerig aan een screening worden onderworpen. Dat kost meer tijd dan we dachten, dus dat wordt 1 mei.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Blijft staan dat, als de referendumuitslag er is, het kabinet dan zo snel mogelijk met een reactie komt en dan ook geen verdere stappen onderneemt om die wet verder in te vullen en uit te voeren, aangezien we dan een uitslag hebben waar we eerst met elkaar over in debat moeten gaan.

Minister Rutte:

Nee. Heel zuiver: we hebben nu twee dingen. We hebben een wet die in werking is. Een aspect van die wet kan pas in werking treden als die commissie er is. Dat is één traject. Dat staat helemaal los van het referendum. Daarnaast is er een referendum. Als dat referendum is geweest, dan staat in de wet wat het kabinet moet doen nadat de uitkomst van het referendum bekend is. Die stappen zullen we natuurlijk allemaal zetten, maar dat staat los van elkaar.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan zegt de minister-president hier in feite: het maakt niet uit dat er een referendum komt, want de wet gaat gewoon door.

Minister Rutte:

De wet is al ingevoerd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, maar het referendum gaat daar geen verschil in uitmaken.

Minister Rutte:

Nee. Dit is niks geheimzinnigs, dit is gewoon hoe het zit. Je kunt een referendum houden over een wet en dan wordt zo'n wet nog even opgehouden totdat het referendum heeft plaatsgevonden. De Kamer heeft besloten om die wet aan te nemen in de wetenschap dat de inwerkingtreding niet wordt opgehouden door een eventueel referendum. Als er een referendum plaatsvindt met een conclusie die Nederland adviseert met die wet te stoppen, dan moet het kabinet zich daarover beraden. Dan kunnen wij bijvoorbeeld besluiten om een wet in te dienen die strekt tot intrekking van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is overigens een ramp als we dat doen, want dan hebben we helemaal niks meer. We gaan er hard aan werken om te voorkomen dat dat de uitslag zou zijn, omdat ik extreem gemotiveerd ben om Nederland uit te leggen waarom die wet zo cruciaal is. Maar stel dat het toch fout gaat, dan moeten wij ons als kabinet beraden conform de tijdelijke referendumwet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Goed, voorzitter, dan wil ik heel graag weten van dit kabinet of het, nadat dit referendum is geweest, bereid is om een deadline te stellen ten aanzien van een reactie op de uitkomst van het referendum.

Minister Rutte:

Nou zou ik met mijn Duitse collega zeggen: Schritt für Schritt. Zullen we het even stap voor stap doen? Eerst maar eens even ervoor zorgen dat het referendum netjes plaatsvindt en vooral ook met z'n allen, iedereen tenminste die dat wil, proberen om Nederland ervan proberen te overtuigen dat we dit niet doen als speeltje voor wie dan ook, maar dat dit nodig is om dit land te beveiligen tegen terrorisme, tegen de schoften die het slechtste met onze samenleving van zins zijn.

De voorzitter:

Slotopmerking of vraag.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan heeft de minister-president niets geleerd van de grote verontwaardiging die er was nadat het referendum over het Oekraïneverdrag was gehouden en het kabinet pas maanden later met een reactie kwam. Het is nu dus van belang om al op voorhand duidelijkheid te hebben over wanneer het kabinet gaat reageren. Daar neem je een termijn voor, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn in plaats van dat het vervolgens aan het kabinet is om zo'n reactie eindeloos te traineren, waardoor mensen nog steeds niet weten of zo'n referendum nou serieus wordt genomen of niet. Daarom heb ik de vraag gesteld.

Minister Rutte:

Ik snap deze boze reactie niet, want ik heb er volgens mij geen aanleiding voor gegeven.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als hij de boze reactie niet snapt, voorzitter, wil ik het graag nog even toelichten.

De voorzitter:

U krijgt het woord.

Mevrouw Thieme (PvdD):

We willen toch alle twee dat het vertrouwen in het kabinet, het vertrouwen in de politiek, wordt hersteld? We hebben bij het Oekraïnereferendum gezien dat mensen woedend waren dat er niets met de uitslag van het referendum werd gedaan. In ieder geval waren mensen boos over het feit dat een reactie uitbleef, dat die maar eindeloos op zich liet wachten. Ik wil hier heel graag van de minister-president duidelijk hebben dat hij dit niet nog een keertje gaat doen als de uitslag van het referendum over de sleepwet bekend is. Ik wil dus dat we met elkaar een termijn afspreken waarbinnen het kabinet met een reactie zal komen. Dat lijkt me procedureel zuiver.

Minister Rutte:

Ook daar is de wet duidelijk over. Wij voeren de wet uit en de wet zegt daar ook van alles over.

De voorzitter:

Gaat u verder, tenzij de heer Roemer nog een vraag heeft?

De heer Roemer (SP):

Een heel korte. Wat vond de minister-president van de uitspraak van de heer Buma over het referendum?

Minister Rutte:

Daar heb ik kennis van genomen. Dat is de opvatting van het CDA over deze wet en over de vraag hoe om te gaan met een eventuele uitslag van een referendum.

De heer Roemer (SP):

Mag ik daaruit concluderen dat het niet het standpunt is van het kabinet?

Minister Rutte:

Het kabinet zal de wet uitvoeren, maar ik heb al laten doorschemeren dat ikzelf, en dat geldt voor deze hele ploeg, zeer gemotiveerd ben om ervoor te zorgen dat de wet kan blijven bestaan, want die is cruciaal voor onze veiligheid.

De heer Roemer (SP):

Het siert de minister-president dat hij op campagne wil gaan. Hij is er erg van overtuigd om het te gaan doen. Ik zie ernaar uit. Ik heb hem gemist bij het Oekraïnereferendum. Dit kan heel erg leuk worden. Ik denk dat het ook zo zou moeten. Als je ervan overtuigd bent dat iets goed is of als je ervan overtuigd bent dat het niet goed is, moet je de bevolking meekrijgen op basis van argumenten en op basis van campagne. We hebben de wet op de referenda nog steeds. Het zou goed zijn om niet op voorhand te zeggen: ongeacht wat eruit komt, ik lap het aan mijn laars. Ik neem aan dat u bevestigt dat u dat niet gaat doen, dat u met overtuiging campagne gaat voeren maar de uitslag serieus zult nemen.

Minister Rutte:

Even heel precies. Wij zijn zeer gemotiveerd om die wet te kunnen voortzetten. Wij zullen de referendumwet uitvoeren. Die schrijft precies voor welke stappen we moeten zetten in welk scenario. Iedere fractie in deze Kamer heeft het volste recht om te zeggen hoe volgens haar moet worden omgegaan met de uitslag van een referendum. Dat staat iedere fractie hier vrij.

De heer Roemer (SP):

Dat klopt, maar ik vroeg het nu aan het kabinet en ik neem aan dat het kabinet het wel serieus neemt en dat het, als er een heel duidelijke uitslag is, niet op voorhand zegt, ongeacht de uitslag: we doen er niks mee.

Minister Rutte:

Daar zitten allemaal suggesties in over collega's die ik maar even laat liggen.

De voorzitter:

Deze vraag is ook door mevrouw Thieme een paar keer gesteld.

De heer Roemer (SP):

Jawel, maar ik wil gewoon een helder antwoord hebben. We nodigen mensen uit voor een referendum. De minister-president kan dat ten principale niet leuk vinden omdat hij niet voor referenda is, dat weet ik. Maar we hebben hem. Dadelijk vragen we mensen tijdens het stemmen om ook een stem uit te brengen in een referendum. Zolang die wet bestaat, mag ik toch aannemen dat we hem serieus nemen. Ik wil een heel duidelijk signaal hebben. Ook al weet ik welke uitslag de minister-president graag wil hebben, waar hij voor gaat, wil ik van het kabinet het signaal hebben dat zolang de wet op de referenda bestaat, deze wet ook serieus wordt genomen.

Minister Rutte:

Even nog heel precies. Het kabinet moet de wet uitvoeren. Dat geldt voor alle wetten. De wet geeft het kabinet een bijzondere verantwoordelijkheid als er een referendum plaatsvindt. De wet schrijft precies voor wat je na het referendum moet doen, welke stappen je moet zetten. Die zullen wij zorgvuldig zetten. Ik ben zeer gemotiveerd om dat hele proces tot een goede uitkomst te laten leiden. U weet welke uitkomst ik goedvind, maar we zullen die wet gewoon op een fatsoenlijke manier uitvoeren. Maar die wet dwingt fracties in de Tweede Kamer niet om op voorhand te zeggen dat zij die afweging pas zullen maken nadat het referendum heeft plaatsgevonden. Dat suggereerde de heer Roemer namelijk. Fracties hebben het volste recht om nu al te zeggen wat ze daarvan vinden. Dat hou ik ook staande.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Voorzitter. Er is een vraag gesteld over ...

De voorzitter:

Ik zie de heer Buma bij de interruptiemicrofoon.

Minister Rutte:

Ik ben overigens klaar als het gaat over de Wiv en het referendum.

De voorzitter:

Dan de heer Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik wil het iets breder trekken, naar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Gisteren heb ik het gehad over de bedreigingen die wij in Nederland en in de westerse wereld hebben, door de invloed van bijvoorbeeld Rusland, maar mogelijk ook van andere landen, op onze publieke opinie. Amerika doet nu onderzoek naar wat er in de campagne is gebeurd en zelfs in Engeland vreest men dat de Russen een rol hebben gespeeld bij de brexit. Mijn verzoek aan het kabinet is om deze specifieke dreiging, die van Rusland maar wellicht ook van andere landen komt, serieus te nemen. Wellicht kan het kabinet bij de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar de AIVD onder valt, aangeven hoe wij met die bedreiging omgaan. Wellicht kan het kabinet ook aangeven of er nader moet worden onderzocht of er in Nederland daadwerkelijk sprake is van dit soort beïnvloeding en, zo ja, hoe wij ons daartegen moeten verweren en wat we daartegen kunnen doen. Ik zie wat er in Amerika en Engeland gebeurt en ik zie niet waarom dat in Nederland niet zo zou zijn. Daar ben ik heel eerlijk in. Ik vind het een acuut probleem.

Minister Rutte:

Heel concreet ingaand op uw vraag lijkt me dat een goede suggestie. Het is een belangrijke kwestie. Zo'n brief voor de begrotingsbehandeling lijkt mij een goede suggestie, precies zoals u dat suggereert. Ik hoor achter mij Ank Bijleveld van Defensie al zeggen dat er bij de NAVO deze of volgende week ook al over dit onderwerp gesproken wordt. In ieder geval komt de gevraagde brief van de minister van Binnenlandse Zaken er.

Voorzitter. Over WNT3 zijn eigenlijk niet zo veel vragen gesteld. Het was meer kritiek. Het regeerakkoord is duidelijk over waarom we dit zo doen. Alle argumenten staan daar ook in. Misschien mag ik, gezien de hoeveelheid tijd die we al met elkaar nemen, naar dat regeerakkoord verwijzen.

Er is ook gevraagd naar de bouwambitie in het regeerakkoord. Daarvoor geldt dat wij ons er ten volle van bewust zijn dat de woningbouwproductie als gevolg van de recessie van de afgelopen jaren natuurlijk achterloopt op de vraag. Dat heeft natuurlijk ook gevolgen. Zeker nu de economie zich herstelt, trekt de vraag naar woningen snel aan. Dat gaan wij niet in ons eentje oplossen, zo kan ik u verzekeren. De minister van Binnenlandse Zaken zal afspraken maken met heel veel lokale partijen, waaronder gemeenten, commerciële ontwikkelaars en woningcorporaties. Dat staat in het regeerakkoord ook precies beschreven. De noodzaak daarvan is voor iedereen helder.

Dan de vraag of er bezuinigd wordt op de huurtoeslag. We laten de huurtoeslag de komende jaren iets minder sterk stijgen. Anderzijds schrappen we de harde inkomensgrens bij de huurtoeslag, waardoor mensen niet langer door een paar euro extra de huurtoeslag helemaal verliezen. Per saldo wordt de huurtoeslag daarmee enigszins beperkt. Dan praat je in 2021 over een bedrag van 29 miljoen.

We gaan de verhuurderheffing niet omzetten in een investeringsplicht. Uit de evaluatie van de verhuurdersheffing, die vorig jaar met de Tweede Kamer is besproken, blijkt namelijk dat de verhuurders ruimte hebben om te investeren, ook met handhaving van de verhuurderheffing. Dit zou een gat slaan van 1,7 miljard in de begroting.

Voorzitter, ik kom bij Justitie en Veiligheid. Ik begin met de vermeende bezuinigingen. Je ziet dat onder de streep de uitgaven op de begroting dalen. Daarvoor is een duidelijke verklaring, namelijk de daling van de geraamde uitgaven aan asiel en migratie. Die nemen vrij fors af. Je ziet dat het effect van de grote asielinstroom in 2015 en de nareizigers daarop aansluitend langzaam afneemt. Dat zorgt de komende jaren voor fors lagere uitgaven op de begroting voor asiel. Als je die daarvoor corrigeert, zie je geen daling meer op de begroting.

Voorzitter. Over de terreurdreiging is een vraag gesteld. Nee, die hebben we denk ik al met elkaar behandeld bij eerdere momenten.

Een vraag die ik hier wel moet behandelen, is die over de wetgeving ten aanzien van prostitutie. Deze vraag kwam bij de heer Van der Staaij vandaan in een interruptie bij de heer Segers gisteren. Het kabinet zal de aanpassing van de prostitutiewetgeving zoals in het regeerakkoord is genoemd, snel ter hand nemen. Dit betekent onder meer dat het wetsvoorstel over regulering van de prostitutiebranche, dat reeds in de Eerste Kamer ligt, aangepast moet worden. Daarbij is advisering nodig door de Autoriteit Persoonsgegevens en daarna de Raad van State. Dan is er ook nog in het regeerakkoord sprake van het intakegesprek op lokaal niveau. Daarvoor is het nodig om in overleg te treden met gemeenten, die het gesprek moeten voeren.

Het pooierverbod uit het regeerakkoord zal wel enige tijd kosten vanwege de precieze formuleringen die er in het regeerakkoord over staan. Ik denk dat we daar zes maanden niet bij gaan halen. We zullen iets meer tijd nodig hebben. Maar we gaan er hard aan werken.

Voorzitter. Ik kom bij energie en klimaat. Ook daar laat ik even de doelen …

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft de heer Klaver een vraag op het vorige punt, denk ik.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb in mijn eerste termijn ook een vraag gesteld over de investeringen in de politie. Ik ben blij dat er een heel mooie investering in de politie staat. Maar er staat ook dat eerst de flexibiliseringsagenda moet worden doorgezet. Dat is nou een punt waar ik mij zorgen om maak. Als ik kijk naar de politie — dat geldt ook voor heel andere plekken in de publieke sector — zie ik dat er bij politieagenten sprake is van een enorme werkdruk. Je ziet dat er heel veel stressgerelateerde klachten zijn. Als je dan ook nog eens zegt "je krijgt er meer geld bij om al dat soort problemen op te lossen, maar die flexibiliseringsagenda moeten we doortrekken", vraag ik mij af wat daar de achtergrond van is.

Minister Rutte:

De feiten zijn als volgt. We investeren echt fors: in totaal 0,5 miljard structureel, onder meer dus in de politie, de versterking van de strafrechtketen en cybersecurity. Dat komt boven op wat het vorige kabinet al deed: die 0,25 miljard die er toen extra is gekomen in de begroting voor 2016, de 450 miljoen in de begroting voor 2017 en de nog eens 100 miljoen in de begroting voor 2018. Daarbovenop komt dus nog die 0,5 miljard. Verder is het wel de bedoeling om door te gaan met zaken die nu aan de gang zijn binnen Justitie om daar het werken van de politie te versterken. Maar er is dus wel fors extra geld beschikbaar.

De heer Klaver (GroenLinks):

De minister-president heeft wel een antwoord voorgelezen, maar heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag. De vraag die ik stelde … De minister-president praat even met de minister achter zich. Misschien moet er eerst overleg plaatsvinden. Dat mag.

Minister Rutte:

Nee, ga door. Ik luister naar u allebei tegelijk.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is heel knap.

De voorzitter:

U staat wel met uw rug naar mij toe.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wacht gewoon rustig. Mij is er alles aan gelegen om een goed antwoord te krijgen.

Minister Rutte:

Nee, u gaat gewoon door. Dit is een team effort die we hier doen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Zeker. Daarom ben ik ook heel blij. Overleg zo veel als nodig is. Als ik maar het antwoord krijg waar ik naar zocht.

Minister Rutte:

Dat is mijn enige doel!

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat siert u.

Voorzitter. Ik zie dat er extra geld naar de politie gaat. Dat is goed. Daarvoor geef ik een compliment. Ik zie ook dat als voorwaarde voor het beschikbaar komen van dat geld wordt gesteld dat de flexibiliseringsagenda wordt doorgetrokken. Maar als je met de politie spreekt, merk je dat ze zich juist grote zorgen maken over die flexibilisering, dat dit voor nog meer stress zorgt, terwijl het wegnemen van de werkdruk daar juist aan gekoppeld is. Mijn vraag aan de minister-president is heel concreet: zorg ervoor dat dat geld zonder deze extra voorwaarde gaat naar de politieagenten, die dat nodig hebben.

Minister Rutte:

Ik snap niet wat er tegen een op zichzelf breedgedragen aanpassing van het personeelsbeleid binnen de politie zou zijn om te proberen een flexibeler inzet te krijgen. Waarom zou dat zich slecht verhouden tot een extra financiële investering?

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is omdat deze flexibiliseringsagenda helemaal niet zo breedgedragen is, omdat veel politieagenten zich hierover heel veel zorgen maken, want ze merken dat de druk die ze nu al ervaren op het werk, onder meer te maken heeft met de flexibiliteit die er is. Daarom vraag ik meneer Rutte als minister-president maar ook als VVD-leider — VVD'ers komen altijd op voor de veiligheidsketen, voor de politie — om het los van elkaar te zien, ook als teken van vertrouwen richting de politieagent. Ik begrijp dat er misschien een flexibiliseringsagenda nodig is, maar koppel dat nou niet aan die investeringen. Nu staat het in het regeerakkoord echt als een voorwaarde: dat geld komt beschikbaar als we verdergaan met de flexibiliseringsagenda. Die koppeling zou ik er graag uit willen.

Minister Rutte:

Ik herken dat natuurlijk. Als je diensten meedraait, dan zie je dat men bezorgd is over een aantal zaken: het aantal agenten dat instroomt, natuurlijk de salariëring en ook deze moderniseringen. Maar het aardige nu vind ik dat we heel fors extra geld kunnen uittrekken voor de politie, maar dan wel ook doorgaan met de flexibiliseringsagenda, die nodig is om de politie-inzet flexibeler te laten plaatsvinden. Juist nu er extra geld beschikbaar is, is het toch niet zo gek om die koppeling aan te brengen? Dan neem je ook een deel van de zorg weg bij de dienders op straat, bij de agenten op straat, die misschien zeggen: zonder die extra investering zou het me te veel worden. Die extra investering is in feite randvoorwaardelijk om het goed te laten slagen. Ik denk juist dat dat heel goed is.

De heer Klaver (GroenLinks):

We hadden zojuist ook een debat over de zorg en de wijze waarop je spreekt over de mensen die in de zorg werken. Ik denk dat het erom gaat dat de mensen die bij de politie werken, zich gerespecteerd weten ...

Minister Rutte:

Precies.

De heer Klaver (GroenLinks):

... omdat ze belangrijk werk doen en dat wij als politici er voor hen zijn. Het begint in het regeerakkoord met echt heel mooie zinnen, over 267 miljoen euro extra. Maar vervolgens staat er: "Voor uitbreiding van de capaciteit zijn extra middelen beschikbaar, onder de voorwaarde dat de flexibiliseringsagenda wordt doorgezet" en dat bijvoorbeeld beperkingen ten opzichte van de Arbeidstijdenwet worden aangepakt. Wat ik nou zo fijn zou vinden, is als we nu gewoon onomwonden zouden zeggen: welke afspraken we ook met jullie maken, op dit geld hebben jullie recht, dat krijgen jullie. Dat u als kabinet vervolgens verder wilt en dat het uw politieke wens is om aanpassingen in de Arbeidstijdenwet of in de flexibiliseringsagenda aan te brengen, dat snap ik. Maar ik vind dat we met deze koppeling geen recht doen aan de agenten. En volgens mij vinden ze dat zelf ook.

Minister Rutte:

In ieder geval is het niet bedoeld om ook maar op enigerlei wijze disrespect voor de mannen en vrouwen op straat die het land veilig houden, te laten doorklinken. Integendeel, ik heb voor hen het grootst mogelijke respect. Er gaat heel veel geld naar de politie, en terecht. Er is al heel veel geld naartoe gegaan en er gaat nog extra geld naartoe. Dat is allemaal nodig. Maar ik vind het helemaal niet gek dat je dan vervolgens de discussie voert en zegt: er zijn bepaalde moderniseringen nodig en daarmee gaan we door. Juist nu er extra geld beschikbaar komt, bijna 300 miljoen, zou je denken dat dat een extra stimulans is om de moderniserings- en flexibiliseringsagenda vorm te geven.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is dan een stimulans om misschien in te stemmen met wat het kabinet wil, terwijl de bonden daar heel anders naar kijken. Ik hoop echt dat de minister-president bereid is om toe te geven dat hij de harde voorwaarden die erin zitten, wil loslaten, en dat de agenten er echt op kunnen rekenen dat ze dit krijgen, en niet alleen als ze akkoord gaan met de voorwaarden die dit kabinet stelt. Ik denk dat we nu even niet in de positie zijn om allerlei voorwaarden te stellen aan deze agenten. In de afgelopen jaren hebben ze het heel zwaar gehad met de grote reorganisatie die bij de politie heeft plaatsgevonden. Dit geld moet er sowieso naartoe. Ik zou willen dat dat deze middag de boodschap is van de heer Rutte.

Minister Rutte:

Ik ga die brug nu niet over. Ik denk juist dat het logisch is dat je, als je er extra geld in steekt en daarmee een aantal knelpunten weghaalt, de politie ook vraagt om niet eens versneld, maar met energie door te gaan met een aantal heel gerechtvaardigde moderniseringen binnen het politieapparaat. Volgens mij is daar niks op tegen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik kom bij energie en klimaat. Er is een vraag gesteld over de doelstelling voor 2050. Die is niet anders dan de doelstelling van het vorige kabinet. Die had ook in dit regeerakkoord kunnen staan. Die doelstelling is: tussen de 80% en 95% in 2050. Dat is de huidige Europese ambitie. Dit is blijkbaar niet goed in de tekst opgenomen. Het is dus de doelstelling die het vorige kabinet ook had.

Het PBL is bevallen van een rapportage over wat het kabinet precies doet om het klimaatdoel te halen. Volgens mij is dat een prima verhaal. Het PBL laat zien dat een aantal dingen al zijn uitgewerkt in het regeerakkoord en dat die bepaalde effecten hebben, en dat een heleboel dingen natuurlijk nog moeten worden uitgewerkt. Als dat allemaal al was uitgewerkt, zouden we de ministerraden op vrijdag echt kunnen schrappen. Dan zou ik tegen iedere bewindspersoon kunnen zeggen: hier is jouw stukje, doe wat hier staat en alleen als er nog iets gebeurt in de wereld komen we bij elkaar. Ik vind dat we voor een regeerakkoord al vrij ver zijn gegaan met de uitwerking. Die is veel uitgebreider dan je normaal zou doen. Ik vind dat overigens ook heel nuttig, want daarmee kun je elkaars nieren testen in de nieuwe coalitie: zijn we allemaal ook echt bereid om deze maatregelen te nemen? Er moet natuurlijk nog heel veel worden uitgewerkt, maar de ambities staan.

Er was een vraag over de reductiedoelstelling. Die staat precies in het regeerakkoord. Er komt een nationale doelstelling voor 49% in 2030 ten opzichte van 1990. We willen alle andere doelen die er vroeger onder lagen, loslaten. We gaan dus voor dat ene doel van maximale en efficiënte CO2-reductie. Niettemin willen we in Europa eigenlijk proberen om het naar 55% op te krikken. We gaan dus een pleidooi houden voor een doel van 55% in 2030. Uiteindelijk zullen we natuurlijk moeten kijken wat er uit de Europese onderhandelingen komt. Als dat doel ons niet bevalt, zullen we met omliggende landen gaan proberen om toch weer naar een hoger doel te komen. Ik denk dat daar ook een goede kans voor is.

Mijn volgende punt is de ondergrondse opslag. Als ik de heer Pechtold goed begrepen heb tijdens het vorige debat hier, waarin ik als fractievoorzitter stond, is het als volgt. GroenLinks 13% en het kabinet 18% plus 2% is 20%. Ik zou zeggen: dan maken we het af op 15% of 16%. Dat is natuurlijk te simpel, maar feit is wel … Ik zie een interruptie, voorzitter, maar misschien mag ik de verschillende punten even afwerken. Ik heb niet meer heel veel vragen te beantwoorden.

Feit is wel dat ook het PBL zegt dat CCS, dus de opslag van CO2, onderdeel moet zijn van een pakket. Ook blijkt uit alle studies dat vrijwel alle technieken nodig zijn om die enorme CO2-reductie te gaan halen die nodig is. Dat blijkt ook uit de studie van 9 oktober. Daar blijkt ook uit dat CCS een manier is om althans een deel ervan te bereiken tegen de laagst mogelijke kosten. Het is dus echt een onmisbare technologie.

De vraag was vervolgens natuurlijk of je daar dan ook SDE+-middelen voor mag inzetten. Daar zou ik even geen al te principiële discussie over willen voeren, maar een praktische. Een euro kan maar één keer worden uitgegeven en dat willen we zo efficiënt mogelijk doen. Alles is erop gericht om het centrale doel van het klimaatakkoord van Parijs te halen. Het PBL heeft aangegeven dat daarbij dus ook CCS noodzakelijk is. Ook is interessant dat daarnaast uit de doorrekening blijkt dat door de introductie van een bodemprijs voor CO2 in de energiesector, het aandeel hernieuwbare energie sowieso sterk zal groeien in deze kabinetsperiode. Dat hebben we niet als een apart doel opgenomen, maar als dat aandeel groter wordt, draagt het wel bij aan de hele CO2-reductie.

Dan is er gevraagd naar het lesmateriaal van Shell en NAM. Ik verwijs naar de onderwijsvrijheid, maar ik ben het met degenen eens die zeggen dat het wel fijn is als wat er in die boekjes staat, in de verte ook ongeveer klopt met de werkelijkheid. Ik denk dat we, zeker na het sluiten van het klimaatakkoord in Parijs, van de fossielebrandstoffenindustrie mogen vragen om niet alleen in haar boekjes maar ook in werkelijkheid met volle energie die omslag te maken naar duurzame energie. Ik weet dat ze dat zelf ook willen.

Ook naar Groningen is gevraagd. Het regeerakkoord is daar heel precies over. Het is onze ambitie de gasproductie verder te verlagen op een manier dat we tegelijkertijd twee dingen bereiken. Ten eerste moeten we geen stukjes van Nederland moeten afschakelen van het gasnet omdat er onvoldoende gas beschikbaar is, wat grote gevaren met zich mee kan brengen. Ten tweede willen we proberen om een productiemethode te hebben waarbij we zo vlak mogelijk winnen en zo min mogelijk pieken hebben in de winning.

Daarnaast spelen er natuurlijk grote dingen boven de grond: de versterking die plaats moet vinden, het opknappen van huizen, het op afstand zetten van de NAM en het zo snel mogelijk komen tot afspraken over het schadeprotocol. Daar gaat door de minister van Economische Zaken en Klimaat vreselijk hard aan gewerkt worden om te proberen daarover zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen geven.

De voorzitter:

Heeft u hiermee alle vragen beantwoord?

Minister Rutte:

Ja, alle energie- en klimaatvragen heb ik hiermee willen beantwoorden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Eerst een kleine correctie wat betreft de hoeveelheid CO2 die met CCS bereikt zou kunnen worden. Dat gaat niet over procenten maar over megaton. Klein punt.

Minister Rutte:

Exact, 13 megaton; 18 plus 2. Eens.

De heer Klaver (GroenLinks):

De vraag die ik heb, gaat over de doelstelling uit het vorige regeerakkoord. Daarin was een doelstelling voor 2050 opgenomen van 100% duurzame energie. Wordt die doelstelling nu losgelaten?

Minister Rutte:

Ja, want we gaan geen aparte doelstellingen opnemen. We doen alleen nog een CO2-doelstelling

De heer Klaver (GroenLinks):

Oké. Dus als ik het goed begrijp, wordt er een stap teruggezet ten opzichte van het vorige kabinet toen er in ieder geval nog voor 2050 de ambitie was om dan 100% duurzame energie te hebben. Waarom is dat zo belangrijk? Als je die stip aan de horizon niet hebt, gaat het voor bedrijven ten koste van hun investeringszekerheid. Willen we onze economie omschakelen, dan moeten we twee dingen doen. Ten eerste moeten we zorgen dat we de CO2-uitstoot reduceren. Ten tweede moeten we zorgen dat er alternatieve bronnen van energie komen. Daarvoor heb je ook een richting nodig voor waar we heen gaan met het aandeel duurzame energie. Waarom is dit losgelaten?

Minister Rutte:

Het hele punt is het volgende. We hadden in Europa de discussie over de drie verschillende doelstellingen. Wat je uiteindelijk wilt, is zo efficiënt mogelijk de CO2-doelstelling realiseren: de 80% tot 95% in 2050 en de 49% of 55%. Uiteindelijk is er een uitkomst van de Europese discussie en die wordt het dan. Als die niet bevalt, ga je proberen die op te krikken met omliggende landen. Het hebben van meerdere doelstellingen naast elkaar leidt uiteindelijk tot inefficiency. Het kan best zo zijn dat we 80% tot 95% halen in 2050 en dat die 100% duurzame energie nog steeds buitengewoon verstandig is, maar dan zullen we daar de komende tijd met de Kamer over moeten spreken. Maar van het hebben van aparte doelstellingen naast de hoofddoelstelling van de CO2-reductie zijn we geen voorstander.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ken deze discussie. In de Klimaatwet die we met onder andere D66 en ChristenUnie hebben ingediend, staat geen doelstelling voor 2030, maar wel voor 2050. De duurzame-energiedoelstelling voor de lange termijn staat er dus in. Waarom vraag ik dit? Ik maak me hier zorgen over als ik de PBL-doorrekening zie. Het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat er aan het einde van deze kabinetsperiode minder duurzame energie opgewekt wordt dan wanneer dit kabinet geen maatregelen zou nemen. Daarom vraag ik aan de heer Rutte of hij bereid is om ervoor te zorgen dat aan het einde van deze kabinetsperiode er in ieder geval niet minder duurzame energie opgewekt zal worden.

Minister Rutte:

Ik ben heel precies. Dit kabinet zet in op één doelstelling: de CO2-reductie. Dat is de meest efficiënte manier om de klimaatdoelen te bereiken. De heer Klaver zegt: voor 2050 had je een doel van 100%. Ik wil aan de minister van Economische Zaken nog wel even vragen om met de Kamer in de komende tijd nog eens te bezien of er reden is om die doelstelling voor 2050, niet verder verbijzonderd naar 2030, te houden als een extra anker. Dat kan ik nu niet precies inschatten. Het lijkt me goed dat de vaste Kamercommissie nog eens nader spreekt over die doelstelling voor 2050.

Verder heb ik de heer Klaver de afgelopen dagen veel gehoord over wat dit kabinet wel en niet gaat doen de komende tijd. Dat moet nog blijken, want wij moeten al die afspraken nog uitwerken. Er is maar een stukje in het regeerakkoord voorzien. Dat zijn de maatregelen die we daar beleggen. In het regeerakkoord staat ook heel precies, overgenomen van het PBL, waar wij ongeveer zoeken naar de meest efficiënte manier om de CO2-uitstoot te verminderen. Gelukkig is het in de praktijk alweer wat lager dan dat we bij de start van het kabinet dachten. Dat kwam ook uit de PBL-doorrekening van deze week. Zoals ik gisteren in de regeringsverklaring heb gezegd, gaan we juist met gemeenten, provincies, het nieuwe energieakkoord en maatschappelijke partijen de dingen verder uitwerken, zodanig dat er straks een plan ligt dat echt tot 2021 en 2030 bestendig is.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Klaver (GroenLinks):

De CO2-reductie die nu in het regeerakkoord staat, is boterzacht. Dat hebben we geconcludeerd.

Minister Rutte:

Dat is gewoon niet waar.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb gister in de debatten met de collega's aangegeven dat we de komende tijd zeer bereid zijn om die reductie heel hard te maken en ervoor te zorgen dat we niet 20% tot 50% maar 100% van de doelstelling halen. Maar ik ga nu toch echt terug naar de duurzame energie, want daar was mijn vraag op gericht. Volgens de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving hebben we aan het einde van de kabinetsperiode minder duurzame energie dan als het nieuwe kabinet niets zou doen. Hoe gaan we dat voorkomen? Ik wil niet dat we straks minder duurzame energie hebben dan als dit kabinet er niet zou zijn geweest. Daarom wil ik de toezegging van de minister-president dat er, hoewel het geen apart doel is, aan het einde van de kabinetsperiode meer duurzame energie is dan voorzien in het basispad.

Minister Rutte:

Berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving laten zien dat het aandeel duurzame energie in Nederland juist snel toeneemt, zeker als je rekening houdt met alle duurzame-energieprojecten die op dit moment in de pijplijn zitten. Daar heeft het vorige kabinet een enorme inzet voor gepleegd. Dit kabinet gaat daarmee door. Indrukwekkend is ook de innovatie met windenergie op zee, die mede onder invloed van het Nederlandse beleid in de afgelopen kabinetsperiode is gerealiseerd. Ook daarmee gaan we door. Het heeft geleid tot een imposante kostenreductie, van 5 miljard voor een veld naar 300 miljoen voor een veld. Daarmee is de basis gelegd voor een snelle en kosteneffectieve verdere groei in de toekomst. Ik heb de heer Klaver er de afgelopen dagen over gehoord. Ik snap wel dat hij denkt: er ligt een regeerakkoord waar GroenLinks eigenlijk moeilijk nee tegen kan zeggen, want het ziet er allemaal heel mooi uit. Vervolgens probeert hij grasping at straws argumenten te verzinnen waarom hij er wel nee tegen zegt, bijvoorbeeld omdat het PBL zegt dat nog niet alles is uitgewerkt. Precies, nog niet alles is uitgewerkt; dat klopt. Dat moet de komende jaren ook gebeuren ...

De voorzitter:

Ik weet niet of het iets met de inhoud te maken heeft ...

Minister Rutte:

Ik krijg bijval van de publieke tribune. Zelfs de baby's zijn het met me eens, dus de volgende generatie. Dat gezegd hebbende ...

De heer Klaver (GroenLinks):

Nou, meneer Rutte, als mijn kinderen thuis zo reageren zijn ze het meestal niet met me eens.

(Hilariteit)

Minister Rutte:

Dat is een hele goeie, maar dat komt door die eikeltjespyjama. Daar schrikken ze van.

(Hilariteit)

Minister Rutte:

Dan zou ik ook schrikken!

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zal u maar niet vertellen dat de hele familie van deze pyjama's heeft.

Minister Rutte:

Dat is kindermishandeling!

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zie de minister van Buitenlandse Zaken zo ongeveer onder z'n bankje schuiven. Alle deze gekheid is leuk, maar we gaan weer even terug. Ik vond het een prachtige poging van de heer Rutte dat hij zegt: hij probeert wat argumenten te verzamelen. Nou, dit is toevallig een dossier waar ik het een en ander van weet. Zo moeilijk is het niet om die argumenten te vinden. We hebben een prachtig rapport gekregen van het PBL. Bladert u mee naar pagina 14. Daar ziet u wat het effect is van CO2-opslag. Voor iedereen die misschien niet helemaal thuis is in dit debat: in plaats van minder CO2 uit te stoten is nu het idee om zo veel mogelijk CO2 onder de grond te stoppen. Dat zouden we moeten betalen van geld dat we normaal uitgeven aan duurzame energie, aan zonnepanelen en windmolens. Het PBL schetst heel duidelijk dat hoe beter je erin slaagt om die CO2 onder de grond te stoppen, hoe meer dat ten koste gaat van de hoeveelheid windmolens en zonnepanelen in Nederland. Dat verzin ik niet. Dat staat hier gewoon opgeschreven. Ik vraag iets heel simpels. Wil de minister-president toezeggen dat de komende jaren het aandeel duurzame energie niet zal afnemen maar verder zal toenemen?

Minister Rutte:

Maar niet in de context van de gevolgen voor duurzame energie ten opzichte van CCS. De heer Klaver maakt nu een koppeling. Uiteindelijk wil deze coalitie op een zo efficiënt mogelijke manier proberen om de CO2-reductiedoelstellingen te realiseren. Daar hoort CCS bij. Je kunt op dit moment niet overzien wat er precies gebeurt in 2020, 2025 en 2030. Dat moet in de toekomst verder zijn beslag krijgen. Er zal nog helemaal moeten worden bezien hoe we het CCS-project vorm gaan geven. De haven van Rotterdam heeft zich al gemeld; die wil gaan meewerken. Dat is heel positief. Het regeerakkoord maakt heel veel positieve energie los in de samenleving, merk ik. We krijgen er heel veel positieve berichten over. Maar uiteindelijk zul je ook de komende jaren moeten bezien hoe zich dat stapje voor stapje ontwikkelt. Dat is precies de reden waarom we hebben gezegd: wij sturen op CO2-reductie; die is het belangrijkste. Het kan heel goed zijn dat de komende jaren het aandeel duurzame energie juist veel verder zal toenemen. De afgelopen jaren is dat gebeurd. Er is alle reden om aan te nemen dat dit de komende jaren verdergaat.

De heer Segers (ChristenUnie):

De recensie van het Planbureau voor de Leefomgeving ging ook over wat het verschil is tussen de coalitiepartijen en de oppositiepartijen. De oppositiepartijen zeggen dat het glas halfleeg is, terwijl je ook kunt zeggen dat het halfvol is; al voor de helft zijn de maatregelen ingevuld en er gaat nog veel meer ingevuld worden, maar de doelen zijn helder.

Minister Rutte:

Ja.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ons is hier gisteren herhaaldelijk de vraag gesteld of er een uitgestoken hand is op dit punt ofwel: kunnen we meepraten? Ik heb eerder gezegd: volgens mij is die er.

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb veel vertrouwen in de minister die dit ter hand gaat nemen. Het moet leiden tot een klimaatakkoord, tot een Klimaatwet. Maar misschien is het wel goed als het kabinet de route kan schetsen. Hoe ziet het kabinet heel concreet de dialoog met de samenleving, met de Rotterdamse haven en de milieuorganisaties maar ook met de breedte van deze Kamer? Wat is de route richting dat akkoord en richting die wet?

Minister Rutte:

Ik heb het gisteren ook al even geschetst in de regeringsverklaring. We moeten met een drietal relevante maatschappelijke actoren of groepen van actoren tot akkoorden komen, waardoor uiteindelijk het hele regeerakkoord wordt omgezet in maatregelen. Heel belangrijk daarin is natuurlijk dat we een klimaat- en energieakkoord krijgen. Dat zou eigenlijk de kern moeten zijn van dat hele project, zodat we op de meest kosteneffectieve manier alle mogelijke opties om de broeikasgassen te verminderen, kunnen uitvoeren. Ik heb hier niet precies het tijdpad. Misschien kan de minister mij even een briefje aanreiken waarop staat welk tijdpad hij in gedachten heeft. Dan kan ik dat zo meteen nog even aangeven, want ik heb dat hier nu niet paraat. Maar we gaan dat zo snel mogelijk doen. Volgens mij is de minister al bezig. Overigens niet deze twee dagen.

De heer Segers (ChristenUnie):

De doelen zijn in ieder geval helder. De vraag van collega Klaver ging over middelen. Wat heb je nodig aan CCS? Hoe ga je dat financieren? Zie ik het correct als ik zeg dat de discussie over de middelen ondergeschikt is aan de doelen, dus dat we nog altijd kunnen bijsturen? Ik betrek hierbij ook de uitnodiging aan de samenleving. Daarbij denk ik aan de vakbeweging, de sociale gevolgen en degenen die de energierekening moeten gaan betalen. Zullen we altijd de breedte van die samenleving opzoeken bij allereerst het sluiten van dat akkoord en vervolgens bij de uitvoering daarvan?

Minister Rutte:

Zeker. Daarom probeer ik ook vragen die leiden tot een inperking van opties op een vriendelijke manier te parkeren. Dit zijn vragen die leiden tot een verruiming van opties, juist ook waar het gaat om wat we doen in het overleg met maatschappelijke organisaties. Die omarm ik. Dat is precies hoe we het willen. We willen voorkomen dat we op die manier juist onnodige beperkingen aanbrengen. De minister meldt mij nu dat hij in zijn eerste week bezig is om dat tijdpad precies in kaart te brengen en dat hij zo snel mogelijk de Kamer zal informeren over hoe dat tijdpad eruitziet. Hem kennende, is in zijn hoofd de gehele CO2-reductie al gerealiseerd. Nu moet het nog even in de praktijk gebeuren.

De heer Pechtold (D66):

Ik weet niet of dat problemen oplevert. Een beetje heb je ergens wel nodig. Er dragen natuurlijk veel zaken bij aan het terugdringen van CO2. CO2 zorgt voor opwarming en daar hebben we nu heldere doelen over afgesproken. Dat kan windenergie zijn. Dat kan CCS zijn. Dat kan isolatie zijn. Zelfs het dragen van een eikeltjespyjama kan eraan bijdragen, want dat betekent dat je de verwarming wat lager kan zetten. Dus alles helpt om die CO2-uitstoot te verminderen. Nou dreigt er elke keer verwarring te zijn. Ik vind dat de doelen ambitieus zijn. Het PBL geeft aan dat de doelen voor 2030 helder zijn en dat weg ernaartoe ook helder is, dat het concreet voor de helft al is ingevuld en dat de andere helft binnenkort naar ons toekomt. De minister is al volop bezig. Wat betreft het beeld tot 2050 heeft het PBL gezegd: 80-95 en je moet eigenlijk aan de bovenkant gaan zitten. Ik dacht dat er net even wat verwarring was tussen de heer Klaver en de minister-president, want de een had het over energiebesparing en de ander over CO2. Het gaat mij erom dat er een doelstelling achter volgt voor de CO2.

Minister Rutte:

Ja, ja, zeker. Daar ben ik ook mee begonnen. De CO2-doelstelling voor 2050 is niet veranderd, die blijft 80 tot 95, inderdaad meer leunend naar 95 dan naar 80. Daarna kan de discussie gevoerd worden over wat dat dan betekent voor energiebesparing. Daarvan heb ik gezegd dat de coalitie stuurt op CO2. Ik heb ook gezegd: laat de minister van Economische Zaken nog even kijken of het voor 2050 van belang kan zijn om nog een ankertje neer te zetten. Omdat er een magneet staat, wil ik voorkomen dat je dan heel erg op die magneet moet gaat sturen in plaats van op de hoofdboodschap: de reductie van CO2.

De heer Pechtold (D66):

Heel fijn, want dat gaat allemaal duidelijkheid geven. Dat is ook hard nodig. Ik vind het volgende ook van belang. Het PBL schrijft in zijn rapport, waaruit ik ook gisteren heb geciteerd, dat het onder de SDE+-regeling brengen van CSS tot concurrentie zou kunnen leiden, waardoor je meer voor elkaar krijgt vanuit een subsidie-euro. Liever nog dan zo veel mogelijk te krijgen uit iedere subsidie-euro, heb ik dat het bedrijfsleven de euro's erin zet. Hoe zorgen we ervoor dat, bijvoorbeeld op het gebied van CCS, met name het bedrijfsleven de kosten op zich neemt en niet wij vanuit die spaarzame subsidie-euro's?

Minister Rutte:

Daar gaan we natuurlijk naar kijken. Ik ben het daar zeer mee eens. Dat kan met cofinanciering of met andere stimuleringsprogramma's. Op het eerste deel van de opmerking van de heer Pechtold zeg ik dat ik denk dat het goed is dat we ook hier niet op voorhand beperkend zijn door te zeggen dat de SDE+-regeling hier niet voor mag worden ingezet. Als dat nou efficiënt is, doen we het. Ik ben het er ook zeer mee eens dat niet alles uit de zak van de belastingbetaler moet komen. Gaarne!

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mijn grootste probleem is dat het kabinet de maatregelen voor zich uitschuift en eigenlijk pas met echte maatregelen begint nadat het uitgeregeerd is, namelijk na 2021. Kijken we bijvoorbeeld naar de ambitie om de kolencentrales te sluiten, dan zien we in het regeerakkoord staan: we sluiten de kolencentrales uiterlijk 2030. Dat is dus ver na Rutte III. Er staat ook: het tijdpad voor het sluiten van de kolencentrales zal in 2023 worden bezien door de kolencentrales en andere partijen bij het opstellen van een nieuw nationaal energieakkoord. Dat betekent dus ook dat het pas in 2023 gaat beginnen, twee jaar nadat deze regering uitgeregeerd is. Staat het kabinet open voor het openbreken van het energieakkoord dat er nu is, om op die manier te bezien of de kolencentrales eerder kunnen sluiten? De ChristenUnie en D66 hebben beide gezegd, ook tijdens de verkiezingen, dat de kolencentrales zo snel mogelijk dicht moeten.

Minister Rutte:

Ja, je kunt ze ook morgen sluiten. Dat kost heel erg veel geld. Volgens mij moet je het ook een beetje efficiënt doen. We komen nu met de introductie van een bodemprijs voor CO2 in de energiesector. Vervolgens hebben we gezegd dat mevrouw Thieme en ik tijdens Rutte VI de laatste centrale zullen sluiten. Dat spreken we nu af. De komende jaren komen we met een plan om dat te doen. Je moet echter vreselijk goed opletten, want als we dit niet slim en op een verstandige manier doen, gaan we hieraan verschrikkelijk veel geld uitgeven dat ik veel liever besteed aan andere dingen. We introduceren nu een CO2-prijs en maken een plan. Mevrouw Thieme had het over openbreken. Wat ons betreft gaan we werken aan een klimaat- en energieakkoord waarin de hele kosteneffectiviteit centraal staat, met het doel om de doelstellingen te behalen. Maar als je nu zegt "ze moeten dan of dan dicht", ga je een enorme maatschappelijke prijs betalen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Hoe kan dit kabinet nou werken aan een energieakkoord dat pas in 2023 opnieuw moet worden vastgesteld? Dan pas kunnen de ambities van dit kabinet zijn weerslag krijgen. Ik moet hier dus staande houden dat het vooral vooruitschuiven is wat dit kabinet doet. Dit kabinet gaat namelijk helemaal niet over 2023. Hoe kunnen we de kolencentrales nou eerder sluiten dan in 2023? Dat kan kennelijk niet volgens het kabinet. Dat betekent dat dit kabinet helemaal niet het groenste is, want kolencentrales zijn ongeveer de vervuilendste fossiele-industriebedrijven ter wereld.

Minister Rutte:

Uiteindelijk is het toch een kwestie van hoe je het op een beetje slimme manier doet. Als je nu gaat zeggen "op die datum moeten die dingen dicht zijn" en je hebt nog helemaal geen incentives ingebouwd met de opbouw van een CO2-prijs et cetera, dan ben je bezig om ongelooflijk veel geld te verbranden. Ik zou daar echt tegen zijn. Dit regeerakkoord is zo'n beetje het groenste van heel Europa. Dat vind ik niet alleen; dat is ook in Europa breed erkend. We hebben ook echt de ambitie om dit te doen, om alle redenen die ik gisteren in de regeringsverklaring noemde. U kunt er zeker van zijn dat dat ook voor mij persoonlijk geldt.

Ik wil dat wij dit land schoon krijgen. Het is namelijk een kwestie van basics dat je niet alleen je overheidsbegroting op orde hebt, maar dat je ook de rotzooi niet doorschuift naar de volgende generatie. Zowel voor mij als liberaal als voor een ieder in deze coalitie vanuit zijn eigen politieke opvatting geldt dat we zeer gemotiveerd zijn om dit te doen. Ik wil wel dat het allemaal een beetje gebeurt op een manier die ook nog financieel te dragen is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De fossiele industrie kost miljarden aan subsidies. Daar tornt dit kabinet niet aan. Op dit moment gaat er belastinggeld naar de meest onduurzame vormen van energie. Dan durft de minister-president nog steeds te beweren dat we het ons niet kunnen veroorloven om die kolencentrales te sluiten. Het is een zegen, niet alleen voor de belastingbetaler maar ook voor het klimaat, als we stoppen met kolen. Deze minister-president, die net nog zo vriendelijk lachte naar dat huilende baby'tje, neemt, door het vooruit te schuiven en het aan zijn opvolgers over te laten om die kolencentrales daadwerkelijk te sluiten, niet de verantwoordelijkheid dat deze aarde beter leefbaar blijft voor toekomstige generaties. Ik vind het echt een schande.

De heer Klaver (GroenLinks):

Wat mij betreft, komen we nu bij een vrij cruciaal punt in het debat. Het is tien over vier, dus dat mag ook wel. Het gaat over de Klimaatwet. Ik zie het voornemen rond de Klimaatwet in het regeerakkoord staan. Er is ook een Klimaatwet gemaakt door vijf partijen hier in de Kamer. Deze wet is klaar voor behandeling. De vraag aan de minister-president is hoe hij met deze wet denkt om te gaan.

Minister Rutte:

In het regeerakkoord staat precies wat wij graag willen regelen in de Klimaatwet. Er staat ook in dat wij met de indieners in gesprek gaan om te kijken naar de verschillende invalshoeken van de coalitie, die op belangrijke punten afwijken van de gedachten in het ontwerp van GroenLinks en de Partij van de Arbeid, maar ook naar dingen waarop we elkaar kunnen vinden. Ik wil daar positief met elkaar over in gesprek gaan en kijken of we het eens kunnen worden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben heel blij met deze woorden. De uitgestoken hand waar al een hele tijd over wordt gesproken, zie ik hier ook echt. Ik ben blij dat de minister-president hierover in gesprek wil. Ik zou het heel concreet willen maken, want we moeten haast maken wat mij betreft. Die wet ligt klaar. Wat mij betreft, kunnen we die zo snel mogelijk gaan behandelen. Gaan we volgende week al om de tafel?

Minister Rutte:

Dat ga ik niet doen. Dat gaat de minister van Economische Zaken en Klimaat doen, want anders overleef ik het niet.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vraag het aan de minister-president. Ik vind het mooi dat we erover gaan praten, maar ik wil een beetje tempo. Zo ken ik de minister-president ook. Hij kijkt voortdurend links en rechts. Ik wil eigenlijk dat we volgende week al om de tafel zitten. Ik kijk ook naar de minister van Economische Zaken. We moeten zo snel mogelijk met elkaar in gesprek komen. We moeten ervoor zorgen dat die wet er zo snel mogelijk komt en dat we afspraken maken over die doelen. Wij zijn zeer bereid om daartoe te komen. Daarom heb ik een heel eenvoudige vraag. We hebben voortdurend samenwerking. Zorg ervoor dat we volgende week met elkaar om de tafel zitten om ervoor te zorgen dat we tot overeenstemming komen.

Minister Rutte:

Dat kan ik nu echt niet inschatten. Ik wil ook even de kans geven aan Eric Wiebes, ook met een IQ van 500, om zijn voeten daar onder het bureau te krijgen en zich er een beeld van te vormen. Hij heeft dit deel van de coalitieonderhandelingen wel vanuit VVD-perspectief gevolgd, maar minder intensief dan andere onderdelen. Dus geef hem even de kans om de voeten onder zijn bureau te krijgen. Ik versta de heer Klaver zo — zo ken ik hem ook — dat hij zegt: tempo. Daar houd ik ook van. Dus we gaan zeker niet enorm vertragen.

De voorzitter:

Dank u. Ik wil toch voort.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wilde de minister-president danken.

De voorzitter:

Dat is fijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het tempo is prima. Ook al heeft hij inderdaad een IQ van 500, laten we de minister van Economische Zaken even de ruimte geven. Maar ik zou ook niet willen overdrijven: niet te veel. Gas erop en zorg dat die Klimaatwet er snel komt.

Minister Rutte:

Gas erop?

(Hilariteit)

Minister Rutte:

Ik moet hier even melden dat toen de onderhandelingen tussen GroenLinks en de coalitie in wording aan de Pompstationsweg in Den Haag vastliepen, thuis bij de heer Tjeenk Willink, de leider van GroenLinks in een grote BMW wegreed en de leider van de VVD naar huis wandelde. Dus ik snap dat gas erop wel.

(Hilariteit)

Minister Rutte:

En ik complimenteer hem met zijn autokeuze. Een prachtige auto.

De voorzitter:

Dit wisten wij niet, meneer Klaver. De heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter …

Minister Rutte:

O, woensdag is er een afspraak met u en de minister van EZ.

De voorzitter:

We hoeven hier niet over de agenda's te gaan debatteren. Dit lijkt mij prima. De heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, ik heb de heer Klaver ook geregeld met de bakfiets zien komen waarmee hij een keiharde aanval op mijn kiezers doet.

Heel veel sectoren gaan bijdragen. We hebben het al over de landbouw gehad, we hebben het over het vervoer gehad, we hebben het over de industrie gehad en we hebben het over de energie-opwekkers gehad, maar ook over de luchtvaart. Daarover hebben we nu als coalitie afgesproken dat we eerst gaan kijken wat er in Europees verband kan. Ik denk dat dat ook te prefereren is, want dat is natuurlijk een markt in Europa die ook concurrentie met zich meebrengt. Dat hebben we ook gezien bij vorige pogingen. Kerosine, tickets en btw, allemaal mogelijkheden om in Europees verband te bekijken of met name de soms — ik gun het iedereen — idioot lage prijzen voor toch een belangrijk vervuilend vervoersmiddel beheerst kunnen worden. Ik wil graag weten of het kabinet al mogelijkheden ziet om daarvoor in Europa de handen op elkaar te krijgen. We hebben ook afgesproken dat we anders als Nederland dingen gaan doen, maar ik vind het van groot belang dat Europa die stap zet.

Minister Rutte:

"Schiet nou eens op!" Dat is eigenlijk wat u zegt. Die man is net een paar dagen bezig en dan moet hij al een Europees verdrag hebben gesloten. Dat is toch niet redelijk? Even kijken wat daarover in het regeerakkoord staat. Het lettertje ervan is nogal klein. Even zien. Er wordt in ieder geval hard aan gewerkt. Ik kom er in tweede termijn even op terug. Maar je moet wel een beetje vaart maken. Dat gaat te langzaam.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal niet "gas erop" zeggen, maar "vliegen met die handel". Ik wil het wel graag weten, in alle ernst. Juist omdat die Europese raderen zo langzaam gaan, kunnen we misschien van het kabinet — dat hoeft van mij niet nu, zelfs niet in tweede termijn — horen wat nu het draagvlak is in Europa, welke landen aan onze kant staan en waar we er misschien via het Europees Parlement of via bevriende parlementen zelf druk op kunnen zetten om er een Europese oplossing voor te vinden.

Minister Rutte:

Met andere woorden: even een inschatting, een stand van zaken, van waar we staan in dat debat en wat de verwachtingen en haalbaarheden zijn et cetera.

De heer Pechtold (D66):

Ja.

Minister Rutte:

Dat gaan we doen en dat komt dan bij de begrotingsbehandeling. Akkoord.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u naar het volgende onderwerp gaat.

Minister Rutte:

Ja, voorzitter. Ik kom nu op landbouw en daarna de laatste twee onderwerpen: EU en de wereld, de rest van de wereld.

Eerst landbouw. Ik ben blij dat het mooie ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit weer in ere is hersteld. Er zijn gisteren mooie dingen over gezegd. Het een van de meest innovatieve sectoren ter wereld. Ik heb gisteren ook in de regeringsverklaring gezegd dat als je ziet dat de wereldbevolking groeit van 7 miljard naar 9 miljard en je op een acceptabele manier, ook qua milieu-impact, die 9 miljard wilt voeden, de vraag is hoe je dat dan doet en dat dan toch naar Nederland wordt gekeken. Niet om voor 9 miljard mensen voedsel te produceren, maar wel voor hoe je dat technisch moet oplossen. Bij handelsmissies is steeds het mooiste wat je meemaakt dat je ziet met hoeveel respect en trots wordt gekeken naar die sector en ook naar het groene onderwijs, waar ik zo nog iets over zeg. De sector levert tegelijkertijd een zeer belangrijke bijdrage aan onze economie, in de volle breedte. Ik denk dat het goed is dat we daar ondernemerschap en innovatiekracht bij elkaar brengen en dat weer in een gefocust ministerie kunnen doen.

In het bijzonder wordt er in de komende tijd op een paar punten hard gewerkt, op heel veel punten. Een ervan heeft te maken met de varkenshouderij in Brabant. De heer Pechtold zei dat het toch niet zo kan zijn dat je 200 miljoen uitgeeft en dat het probleem dan wordt verplaatst. Ik snap op zichzelf die opmerking, maar ik wil hier wel vragen om niet nu ook daar alweer al een finaal besluit over te nemen en hier de minister even de kans te geven om vorm te geven aan dat hele plan van de warme sanering van de varkenshouderij in Brabant en ook te bezien wat dat dan betekent voor de rest van het land. Ik snap heel goed wat daarover is gezegd, maar toch graag die ruimte.

Er is ook een vraag gesteld over landbouwgif. Gaat het kabinet komen met een verbod op landbouwgif? Daarover het volgende. Zowel Europees als nationaal zetten we in op een geïntegreerde wijze van gewasbescherming: eerst preventie, dan niet-chemische maatregelen en alleen als het echt niet anders kan gewasbeschermingsmaatregelen. De minister gaat verder werken met stakeholders aan een systeemaanpak duurzame gewasbescherming waarin aandacht is voor het gebruik van laagrisicomiddelen, basisstoffen en niet-chemische maatregelen, waarbij we eraan hechten dat de beoordeling van voorstellen voor goedkeuring van stoffen vooral plaatsvindt op basis van wetenschappelijke afwegingen, op wetenschappelijke gronden. Alle werkzame stoffen worden voor goedkeuring in de Europese Unie beoordeeld op risico's voor mens, dier en milieu en ook alle gewasbeschermingsmiddelen worden voor toelating in een lidstaat beoordeeld op die risico's. Een middel kan dus ook slechts worden toegelaten als er geen schadelijke effecten zijn voor mens en dier en geen onaanvaardbare effecten voor het milieu.

Voorzitter, nog tot slot twee punten. De kwestie biodiversiteit. Er is grote zorg in Nederland over de algemene achteruitgang in de biodiversiteit van de afgelopen eeuw. Dat is en blijft een relevant vraagstuk. We zien dat wereldwijd al jaren onder druk staan. Je ziet ook inderdaad in Nederland dat het aantal soorten is afgenomen en leefgebieden drastisch zijn verkleind. Als je kijkt naar de gemiddelden, dan lijkt op dit moment die dalende trend te zijn gestopt. In recente berichten van het Planbureau voor de Leefomgeving zie je zelfs licht herstel, maar dat lichte herstel stagneert vervolgens weer op onderdelen. Met andere woorden, we zijn er echt nog niet. Nog steeds worden veel soorten bedreigd omdat de ruimtelijke milieucondities voor het voortbestaan van die soorten onvoldoende zijn. Voorbeelden daarvan zijn de boerenlandvogels. Wat wel goed is, is dat het PBL zegt dat het ingezette beleid, zoals de uitbreiding van het natuurnetwerk, effectief is. Maar het is om dit moment nog niet voldoende om alle doelen volledig te realiseren. Daarom moet ook worden doorgegaan met dat ingezette beleid. Dat doen we ook met een extra impuls in het regeerakkoord voor natuur en waterkwaliteit.

Dan tot slot. Er is gevraagd naar de 200 miljoen voor het Provinciefonds. Zoals u weet, is natuur sinds 2010 een verantwoordelijkheid van de provincies. Sinds 1 januari 2017, dus dit jaar, is de wetswijziging financiële verhoudingen van kracht. Daarmee is de decentralisatie-uitkering natuur opgegaan in de algemene uitkering van het Provinciefonds. Die is vrij besteedbaar. Dat betekent dat de provincies bepalen waar ze deze middelen aan besteden, in hun verantwoording ook richting de eigen bevolking. Zo is het systeem sinds 1-1 dit jaar. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook in de komende tijd in gesprek zal gaan over de invulling van alle opgaven die er liggen, waarbij we vooral programmatische afspraken willen maken. Ik gebruik die term, want die komt voort uit onze gesprekken met IPO en VNG. Dus geen ingewikkelde, dikke, saaie bestuursakkoorden, maar programmatische afspraken, bijvoorbeeld over dit onderdeel, natuurdiversiteit. Ook daar gaan we mee aan de slag.

Voorzitter, dat in antwoord op de verschillende vragen over landbouw.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president zegt met veel stelligheid dat Nederland een belangrijke bijdrage kan leveren aan het wereldvoedselprobleem en dat wij vooral daarom ook in moeten zetten op export en handelsmissies. Daaruit lijkt bijna te blijken dat de minister-president zelf onderzoek gedaan heeft waaruit blijkt dat Nederland daar inderdaad heel erg goed in is. Op basis van welke kennis denkt hij dat te kunnen stellen?

Minister Rutte:

Ik ben dan geen expert, maar wat ik wel vaststel, is dat als we op pad gaan met bedrijven en we een deel van de handelsmissie openen voor de landbouw- of de tuinbouwsector, de horticultural of de agricultural sector, die meteen overtekend is. De bedrijven die in die sector meegaan op handelsmissie, hebben een scala aan contacten in het land waar ze naartoe gaan. De minister van Landbouw zal dat ook merken als zij handelsmissies gaat leiden. Wij staan zeer goed aangeschreven. Dat is om een paar redenen. Als je je vinger op de kaart legt, is Nederland verdwenen, maar onder die vinger zit de tweede grootste landbouwexporteur ter wereld. Het heeft te maken met de enorm goede kwaliteit van ons onderwijs en het feit dat dat verbonden is, in een verticale kolom, met Wageningen, dus met de beste researchfaciliteiten die we in de wereld hebben. Er wordt ook met enige bewondering vanuit de hele wereld naar gekeken. Waar ik niet voor wil pleiten, is dat wij al dat voedsel hier gaan produceren, maar wij hebben dus de innovatieve technieken om andere landen te helpen om op een milieuvriendelijke manier aan die grote voedselvraag te voldoen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als er al bewondering is, dan is die er vooral tussen bedrijven over hoe je tegen zo laag mogelijke kosten zo veel mogelijk bulkproductie kunt produceren. Dus die bewondering beperkt zich eigenlijk alleen maar tot die sector zelf. Elkaar in feite een veer in de reet stoppen en dan zeggen "wat doen we het goed". De VN-rapporteur voor het recht op voedsel heeft de noodklok geluid en heeft gezegd: de toekomst van ons voedsel is niet-industrieel; we moeten af van monocultuur, van landbouwgif en van kunstmest. En waar is Nederland nou goed in? We staan in de ranglijst van het meeste gebruik van landbouwgif op de derde plaats. We gebruiken ontzettend veel kunstmest, we hebben alleen maar raaigras en monoculturen en we zijn op dit moment de aarde aan het uitputten. Dus als de minister-president de volgende keer in een debat zomaar durft te beweren dat Nederland een bijdrage levert aan het verzekeren van het recht op voedsel, dan denk ik dat hij eerst even moet gaan kijken naar onafhankelijke rapporten waarin juist wordt gezegd dat Nederland het slecht doet en dat wij over moeten stappen op biologische landbouw. Dan hebben wij ten minste een echte discussie, in plaats van iets voor te lezen en op basis van handelsmissies te zeggen dat er grote bewondering wordt geoogst. Dat gaat alleen maar over geld.

Minister Rutte:

Nou, nee. Eigenlijk niet. Dat is gewoon niet waar. Ik noem mijn gesprekken met de president van Tanzania en de grote problemen die daar leven op het terrein van landbouw. Daar ligt een enorme klus om mensen op een milieuvriendelijke manier voedsel te geven en de landbouwsector ook in zijn economische betekenis te ontwikkelen. Wat daar voor een bijdrage is geleverd vanuit een paar Nederlandse hbo-instellingen maar ook vanuit de researchfaciliteit van Wageningen heeft niets te maken met grote massaproductie of megastallen. Dat heeft alles te maken met de modernste inzichten gebruiken. Waar je in je eigen land bij een succesvolle sector altijd te maken hebt met elementen van de wet van de remmende voorsprong, kunnen wij de lessen die wij geleerd hebben en die wij aan het leren zijn, daar weer toepassen op een positieve manier. Dat wordt zeer gewaardeerd. Laten wij daar nou ook met iets meer trots over spreken. Als ik mevrouw Thieme hoor, dan denk ik: dat milieu is helemaal niet leuk. Het is allemaal zo negatief.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als wij in China proberen om alle schoolkinderen aan de Nederlandse melk te krijgen terwijl 80% van de Chinezen lactose-intolerant is en dus ziek wordt van melk, als wij weten dat melk ongeveer het meest milieuvervuilende onderdeel van ons voedselpakket is, dat heel veel methaanuitstoot veroorzaakt, wat het kabinet ook erkent in het regeerakkoord, dan hebben wij toch te maken met een totaal onethische handelsmissie? Dan kunnen wij daar toch niet trots op zijn? Dan zijn wij toch bezig met het verplaatsen van problemen naar elders in de wereld door niet duurzaam gedrag te stimuleren?

Minister Rutte:

Neem het voorbeeld van China. Daar is inderdaad op een gegeven moment een probleem geweest met de voeding voor baby's. Natuurlijk zijn er plussen en minnen aan melk voor baby's, maar laten wij blij zijn dat de Nederlandse industrie en een aantal grote ondernemingen in staat waren om daar te helpen en ervoor te zorgen dat die spullen in China beschikbaar kwamen. Ik vind dat alleen maar goed nieuws.

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb een vrolijkere opmerking voor de minister-president. Ik zat de hele tijd te wachten op een reactie op iets wat ik verteld heb in mijn inbreng. Die heb ik niet gekregen, maar ik hoorde hem nu innovatie in Brabant noemen. Toen dacht ik: er is ook nog een andere industrie in Brabant die heel innovatief is. Die zijn bezig met zonne-energie. Die zijn bezig met zelfrijdende auto's, zelfs op zonne-energie. Die bedrijven vragen maar één ding aan u, dat geen geld kost, dus dat lijkt mij een makkelijke toezegging: zorg dat ze wat meer kunnen experimenteren en dat ze zich niet aan alle regels moeten houden die bedacht zijn op oude technologieën. Want als ze daarmee aan de gang kunnen, kunnen we dat ook in de toekomst gebruiken als een prachtig exportproduct.

Minister Rutte:

Ik dacht dat Melanie Schultz, toen zij er nog zat, zo'n beetje van heel Nederland één groot laboratorium heeft gemaakt voor de zelfrijdende auto, de elektrische auto, maar als er nog meer nodig is, dan gaan wij daarnaar kijken. Ja, wij gaan daarnaar kijken.

De heer Krol (50PLUS):

Ik kan u verzekeren namens de regio Helmond-Eindhoven-Tilburg dat men nog tegen een aantal regels aanloopt. Als ze die zouden kunnen omzeilen, zou dat in de toekomst een prachtig exportproduct voor Nederland kunnen worden.

Minister Rutte:

Wat zich nu niet alleen op logistiek gebied maar ook op innovatiegebied in Brabant ontwikkelt, is werkelijk waanzinnig.

De voorzitter:

Het volgende onderwerp.

Minister Rutte:

Voorzitter, Justitie. Excuus.

De voorzitter:

Nee, geeft niet. Migratie.

Minister Rutte:

Migratie, precies. Europa en migratie. Eerst de Europese Unie. Ik kan hier nu een hele toespraak gaan houden over het belang van de Europese Unie. Ik zie D66 enthousiast worden. Laat ik hem even terugkoken naar een stukje visie. Stiekem toch een stukje visie, stv. Laat ik hem even terugkoken naar een paar essentials. Wij hebben daar ook in de formatie over gesproken. Voor een land als Nederland, dat open is, connected, geen eiland, dat handel drijft en in connectie staat met de hele wereld, in een wereld die instabiel is, waar veel onzekerheid is, gegeven de ring van instabiliteit rond Europa, de onvoorspelbaarheid in Amerika, de opkomst van Azië en de situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, is het lidmaatschap van organisaties in de eerste plaats vanuit een veiligheidsoverweging cruciaal. Denk aan de NAVO, de Verenigde Naties en natuurlijk de Europese Unie. Het feit dat je ingebed bent in zo'n samenwerking, biedt Nederland en andere landen, andere lidstaten van de Europese Unie veiligheid. Dat is één reden. Daarnaast is er vanzelfsprekend een groot economisch belang, want we weten dat we in Nederland voor heel veel banen afhankelijk zijn van het feit dat we met de hele wereld handel drijven en 70% van die handel is nu eenmaal binnen de Europese Unie. Ook de munt, de euro, heeft ons heel veel stabiliteit gebracht in de afgelopen jaren.

Het derde punt is de waardengemeenschap. Natuurlijk zul je jonge mensen niet meer op de banken krijgen met de gedachte van nie wieder Krieg. Die zullen zeggen: dat was vroeger, dat is geschiedenis. Maar toch is het waar. Het feit dat we erin geslaagd zijn sinds 1945 vrede te hebben in dit deel van de wereld, dat Frankrijk en Duitsland elkaar niet meer bestrijden, dat we vanuit een gemeenschappelijke set van waarden met elkaar samenwerken, vind ik van een enorme betekenis. Dat is van een onwaarschijnlijk groot historisch belang. Het is daarom ook belangrijk dat we binnen de Europese Unie letten op landen als Hongarije en Polen.

Ten vierde is er een aantal zaken, los van de economie, die we niet zelf op kunnen lossen. Een heel groot punt betreft de bewaking van buitengrenzen en migratie. Dat moeten we samen doen. Dat hebben we gezien met de afspraken die we met Turkije hebben gemaakt. Dat type afspraken laat zich bijna niet sluiten tussen bilaterale landen. Dan is Nederland gewoon te klein en daarvoor hebben we die samenwerking binnen de Europese Unie nodig.

Gaat het dan allemaal goed? Nee, we moeten ons gezamenlijk houden aan de gemaakte afspraken, bijvoorbeeld over de naleving van het Stabiliteits- en Groeipact. Ik maak me zorgen over de verschuiving van een communautaire methode naar steeds meer een intergouvernementele benadering van de Europese vraagstukken. Dat gaat ten koste van de middelgrote en kleinere lidstaten. Wij zullen daarom altijd een pleidooi houden voor een sterke Europese Commissie. De vereenvoudigingsagenda van Europa is een goede. Frans Timmermans doet daar heel goed werk, maar daar moet in de volgende vijfjaarsperiode mee worden doorgegaan.

Ten aanzien van de Europese Monetaire Unie doet zich natuurlijk een basaal probleem voor dat niet zomaar oplosbaar is en dat is het onderliggende wantrouwen tussen Noord en Zuid. Het Zuiden vindt dat het Noorden zegt dat het Zuiden moet hervormen et cetera, maar dat het Noorden daar vervolgens de vruchten van plukt. Maar het Noorden zegt: het Zuiden hervormt niet en als het Zuiden niet hervormt, gaan wij dat niet oplossen met allemaal instrumenten, zoals een schokabsorberingsfonds en noem maar op. Dat basale wantrouwen kun je alleen weghalen als iedereen doet wat hij moet doen en dat begint met het naleven van de regels, zodat het Zuiden alles doet om de basale belofte van de euro waar te maken, namelijk convergeren naar een hoger niveau van economische welvaart door te hervormen en door de noodzakelijke aanpassingen in de economie aan te brengen. Als je die basale belofte kunt leveren — dan praat ik in het bijzonder over Frankrijk, waar nu heel veel gebeurt, en over Italië, dat de goede weg lijkt te zijn ingeslagen, maar nog wel heel langzaam — dan zijn we ook in staat om met elkaar die stabiliteit te brengen. Als dat gebeurt, is schokabsorbering ook niet meer nodig, want als er dan economische tegenwind is, raakt die het geheel en niet één of twee landen meer dan andere landen, aangezien alle landen dan een voldoende onderliggende stabiliteit hebben om met die schokken te kunnen omgaan.

Met andere woorden, het verlaten van de Europese Unie zou dodelijk zijn voor ons land. We zien op dit moment met de brexit dat dat land terecht is gekomen in een monetaire, economische en constitutionele crisis die zijn weerga niet kent. Die gevolgen zullen de komende jaren alleen nog maar erger worden. Ik kan de Britten dan ook niet genoeg aanmoedigen om terug te keren op dat pad van de brexit. Je ziet gelukkig ook in Nederland dat mede door de brexit, de steun voor de Europese Unie enorm is toegenomen. Mensen snappen waarom we daar lid van zijn. Ik zal iedereen die eruit wil, met alle argumenten bestrijden. Nogmaals, dat neemt niet weg dat mij en ons als kabinet heel veel dingen in Europa niet bevallen. Wij zijn daar onderdeel van en wij zullen dus heel hard moeten werken om ervoor te zorgen dat we wat niet goed is aan Europa, verbeteren.

Ik geloof dat ik hiermee zo'n beetje alle vragen heb beantwoord die er zijn gesteld. Misschien nog een vraag, voordat ik bij de heer Asscher kom, en die gaat over meer of minder Europa. Zo kun je dat niet zeggen. Ik zou ervoor zijn dat Europa minder is op al die punten waaraan Frans Timmermans werkt voor een vereenvoudiging en een simplificatieagenda. Maar we hebben dringend meer Europa nodig op het terrein van de Dienstenrichtlijn, de interne markt voor digitale diensten, de Kapitaalunie en de energie-unie. Daar zijn heel veel banen, ook in Nederland, mee gemoeid. Als je dat allemaal doet — twee keer de Nederlandse economie boven op de Europese economie, 1,2 miljard erbij, 4 miljoen banen — dan heb je dus meer nodig, maar op heel veel andere punten minder. Het laat zich dus niet zo makkelijk vertalen in meer of minder Europa. Ik wijs iedereen er altijd op dat in het Verdrag van Lissabon ook de uittreding staat, waar ik dus tegen ben. Het ultieme soevereiniteitsinstrument bezitten we dus weer sinds Lissabon, maar ik zou het niet willen gebruiken.

De heer Asscher (PvdA):

Ik ben het zeer eens met het oordeel van de premier over de brexit. Sterker nog, ik vrees dat de Britse bevolking belazerd is en nu een verschrikkelijke prijs moet betalen voor dat besluit, terwijl politieke oplichters hier hetzelfde zouden willen. Dat ontslaat ons niet van de plicht te kijken naar de oorzaken van de brexit. Die zijn ook gelegen in een ervaren onrecht in Europa: oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt, het gevoel dat er geen grip, geen controle is, oneerlijkheid in wie er wel en wie er geen belasting betaalt. Daar waar tot mijn genoegen het regeerakkoord gelijk loon voor gelijk werk als principe omarmt, zou ik de premier willen uitnodigen om de ambitie uit te spreken, met de minister van Sociale Zaken, om de volgende stap hierin te zetten. Dat is dat je niet weer met premieshopping alsnog een oneerlijk voordeel kan halen, waardoor je werknemers tegen elkaar kan laten concurreren op basis van kosten. Het tweede voorstel dat ik hem wil doen betreft de oorzaken van de onvrede die ten grondslag lagen aan brexit maar ook aan de onvrede hier in Nederland, namelijk om het initiatief te nemen om de race naar de bodem — we hebben vanochtend gehoord dat de premier daartegen is — in Europees verband te stoppen.

Minister Rutte:

Mag ik de heer Asscher eerst complimenteren met het feit dat het project waar hij als minister van Sociale Zaken jaren aan gewerkt heeft, namelijk gelijk loon voor gelijk werk in gelijke omstandigheden, gelukt is vorige week maandag? Dat is een prachtige afsluiting van zijn ministerschap. De vragen die hij stelt, kan ik nu niet overzien. Ik heb het ook niet kunnen voorbereiden. Een vraag gaat over premieshopping en er is een vrij algemene vraag over de race to the bottom, waar ik het denk ik ten principale mee eens ben. Misschien mag ik voorstellen dat we dat in latere debatten verder uitwerken. Het zat ook niet in zijn eerste termijn gisteren, dacht ik. Ik heb me er dus ook niet op kunnen prepareren.

De heer Asscher (PvdA):

De premier weet dat een volgende stap nodig is. Even zonder in de techniek te stappen, de volgende vraag. Ik weet dat hij zich persoonlijk heeft ingezet voor de eerste stap. Ik zou graag van hem in tweede termijn horen of hij bereid is om de vervolgstap samen met de minister van Sociale Zaken te zetten. Het is belangrijk om het krediet dat we in Europa hebben, daarvoor in te zetten.

Minister Rutte:

Ik ga proberen zo ver mogelijk met een beantwoording te komen in tweede termijn.

De voorzitter:

Gaat u naar een afronding.

Minister Rutte:

Ik heb nog één thema en ook één vraag liggen. Dat ging over de kwestie van non-refoulement. Daar is gisteren een heel interruptiedebat over geweest. Daar kan ik heel veel over zeggen, maar ik kan ook proberen het kort te houden. Misschien is het goed om even te schetsen hoe het werkt. Om te beginnen zijn we het er volgens mij allemaal over eens dat drenkelingen op zee gered moeten worden. Vervolgens moeten die naar de dichtstbijzijnde haven worden gebracht. Dat kan Italië zijn, maar ook de Afrikaanse kant. Dan kom je in de details. Je moet heel precies zijn: het verschil tussen de kustwachten van de Noord-Afrikaanse landen en koopvaardijschepen enerzijds en Europese organisaties anderzijds. Bij bijvoorbeeld reddingsacties door Egyptische, Libische, Tunesische en Turkse kustwachten in hun territoriale wateren c.q. search-and-rescuezones worden drenkelingen naar havens in deze landen gebracht. Dat geldt ook voor koopvaardijschepen in deze wateren. Daarbij geldt het zeerecht. Dat betekent dat de havens veilig moeten zijn en dat de migranten daar geen onmenselijke behandeling te wachten staat. De Europese marine- en kustwachtschepen — dat is dus de andere kant — die onder andere in het kader van de Europese Uniemissie Sophia en ook van de Frontex-missie Poseidon en Triton varen, brengen nu geen drenkelingen naar Afrikaanse havens. Dat kan in de toekomst veranderen als de Noord-Afrikaanse landen daaraan willen meewerken en als migranten er veilig zijn en ze niet worden teruggestuurd naar landen van herkomst, waar zij te vrezen hebben voor vervolging en zij een asielverzoek kunnen indienen bij een bevoegde autoriteit. Dat kan overigens ook de UNHCR zijn. De veilige haven ligt dan in een door de Europese Unie als veilig beschouwd derde land.

Nu kom ik bij het regeerakkoord, want tot nu toe gaf ik meer de stand van zaken internationaal. Het regeerakkoord houdt als basis voor het kabinetsbeleid in dat de ongecontroleerde migratiestroom moet worden gereguleerd. Wij hebben de sterke ambitie om het verdienmodel van de mensensmokkelaars dat leidt tot verdrinking, te doorbreken. Dat willen we bereiken door het afsluiten van overeenkomsten met veilige derde landen die materieel voldoen aan het Vluchtelingenverdrag. Er is een procedure mogelijk, bijvoorbeeld in het land van opvang of bij de UNHCR. Dan wordt beoordeeld of men toegang krijgt tot de veilige opvang in de regio. Eenmaal toegelaten tot een veilige opvang in de regio is het mogelijk om in aanmerking te komen voor hervestiging. Opvang in de regio hangt altijd samen met largesse ten aanzien van resettlement- of hervestigingsprogramma's. Dat is eigenlijk ook de hoofdlijn van het karakter van de afspraken die we hebben gemaakt tussen de Europese Unie en Turkije. Dat maar even als eerste.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb inderdaad een vraag over het terugsturen van mensen naar Noord-Afrika zonder dat ze in Europa zijn geweest. De centrale vraag daarbij is: hoe stel je individueel vast dat iemand veilig is op de plek waar we hem of haar naartoe sturen? Om een voorbeeld te schetsen: in Algerije en Egypte moeten mensen die homoseksueel zijn ervoor vrezen dat ze worden opgesloten. Op welke manier wordt er dan per individu getoetst of dit gevaar er is en of deze persoon dus naar een van die landen kan worden teruggestuurd?

Minister Rutte:

Dat is ook waarom wij afspraken willen maken met landen die vergelijkbaar zijn met Turkije, die ook voldoen aan de eisen die gelden voor de afspraken die met Turkije zijn gemaakt. In die landen moet aan de basale voorwaarden worden voldaan met betrekking tot de veiligheid. De Europese Unie moet hen ook beschouwen als een veilig derde land. De heer Klaver vroeg gisteren heel gedetailleerd wat er dan precies aan boord van zo'n schip moet gebeuren. Dat zal allemaal onderdeel moeten worden van het type afspraken dat je dan maakt. Dat kan ik nu niet overzien. Dat hangt ook heel erg af van de hele specifieke afspraken die je in specifieke situaties gaat maken. Maar het doel is om af te komen van een model waarin het aantrekkelijk is om aan boord te stappen van een levensgevaarlijk bootje, overgenomen te worden door een Europees schip en zeker te weten dat je dan altijd aankomt in een haven aan de Europese kant. Van dat automatisme willen af, maar dat zal echt ingewikkeld zijn. Dat zal stap voor stap moeten gebeuren en dat zal met alle waarborgen moeten zijn omgeven. Er is geen sprake van dat we daarbij overhaast te werk gaan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het punt is dat je geen collectieve afspraken kunt maken met landen en dat er altijd sprake zal moeten zijn van een individuele toets. Dat zie je ook bij Turkije. Je hebt een afspraak gemaakt met Turkije, maar er moet toch per individu, per vluchteling, worden gekeken of deze persoon veilig naar dat land kan worden teruggestuurd. Daarom stelde ik deze vraag aan de heer Rutte. Hij zegt: wij willen niet meer dat mensen naar Europa gaan. Daarom is dit dus meer dan een detail. Als je niet wilt dat mensen voet op Europese grond zetten, waar en wanneer ga je dan toetsen of deze mensen veilig kunnen worden teruggestuurd naar Noord-Afrika? Dat is mij niet helder. Óf het is een dode letter — daarom is het van belang voor dit debat — óf het is een dode letter die in het regeerakkoord staat óf het regeerakkoord respecteert straks het Vluchtelingenverdrag niet.

Minister Rutte:

Nee, het is allebei niet waar. Het hangt er maar van af hoe je dit in de praktijk gaat vormgeven. Neem de afspraken met Turkije. Er komen mensen aan in Griekenland. De gedachte achter de afspraken met Turkije is dat daar een korte toets plaatsvindt om vast te stellen dat iemand onder die afspraken valt, dat die daar een verdere veilige opvang kan krijgen en dat daar de asielprocedure verder wordt uitgevoerd. Dat is de vorm waarvoor we gekozen hebben. Dat is ook precies waarop het denk ik uiteindelijk tussen GroenLinks en de toen formerende partijen in de kern vastliep, want de heer Klaver zei: dat type afspraken vind ik een brug te ver. Dat is zijn goed recht, maar dat zijn wel afspraken die zich bevinden binnen alle internationale regels. Vervolgens kun je kijken of het mogelijk is om afspraken te maken met Afrikaanse landen om te voorkomen dat je eerst mensen naar Europa haalt, waar je die simpele toets dan laat plaatsvinden, voordat ze naar een veilig Afrikaans land gaan. Of dat gaat lukken, weet ik niet. Dat is ook niet de essentie. De essentie is dat we willen proberen om vergelijkbaar met Turkije afspraken te maken met Afrikaanse landen, zodat de verdere asielprocedure daar kan worden doorlopen en de opvang daar kan plaatsvinden. Maar daar hoort wel bij dat je inderdaad met enige omvang wilt werken aan programma's om de druk op die kampen te verlichten als die te groot wordt.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vraag niet naar de situatie in en de afspraken met Turkije. Ik vraag naar de nu voorgenomen situatie. Een onderdeel daarvan is dat mensen echt niet meer in Europa komen. Ze worden opgepikt uit het water en rechtstreeks naar Noord-Afrika gebracht. De vraag is dan of al deze mensen inderdaad een individuele toets krijgen om vast te stellen of het land waarnaartoe ze worden teruggestuurd veilig is. De centrale vraag is: krijgen al die mensen een individuele toets om te kijken of het veilig is dat ze worden teruggestuurd naar een land in Noord-Afrika?

Minister Rutte:

Dan maakt het toch feitelijk niet uit of dat aan boord van een schip gebeurt of op een Italiaans eiland?

De heer Klaver (GroenLinks):

Laat ik ingaan op de reden waarom ik hier zo benieuwd naar ben, waarom het er wel degelijk toe doet en waarom ik het gisteren een beetje belachelijk maakte. Hoe ziet u dat precies voor u op zo'n schip als je net mensen uit het water hebt gehaald die nog in totale paniek zijn? Hoe moet dat dan gebeuren? Zit daar dan een klein tribunaaltje dat dit gaat testen en dat allerlei vraaggesprekken gaat voeren? Gaan we dat aan de kapitein vragen? Dit zijn veel meer dan details; dit is de kern van hoe wij omgaan met vluchtelingen. Dit is de kern van hoe wij omgaan met het sluiten van de Europese grenzen, zoals wij ook aan de Nederlandse bevolking beloven. Als het u namelijk echt menens is om het Vluchtelingenverdrag in ere te houden, dan is een individuele toets noodzakelijk. Dat zal dan betekenen dat mensen altijd eerst naar Europa zullen moeten gaan.

Minister Rutte:

Maar dat was niet de kern van de discussie die wij in het Catshuis hadden. Die ging over de vraag of GroenLinks ermee kon leven dat wij afspraken, zoals we die met Turkije hebben, zouden gaan maken met andere landen in Afrika. Ik wil dat toch even uitsorteren, want anders gaat het door elkaar lopen. U probeert daar handig van weg te komen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik probeer nergens van weg te komen. Ik probeer er alleen voor te zorgen dat u vragen beantwoordt.

Minister Rutte:

Ik was met een poging daartoe bezig, maar we gaan het eerst nog even wat pijnlijker maken. Het is immers nog vroeg.

Het liep in het Catshuis niet vast op de vraag of de beoordeling zou plaatsvinden aan boord van het schip of op een Italiaans eiland. Het liep vast op grond van de vraag of het volgende mogelijk is: als je afspraken hebt met een veilig derde land, kun je dan de toets doen van "hé, jij valt eigenlijk onder dat type afspraak; jij gaat meteen terug en de verdere procedure vindt daar plaats"? GroenLinks zei: nee, die asielprocedure moet altijd volledig in Europa kunnen plaatsvinden. Nou, dat is een respectabel standpunt. Niemand in Europa vindt dat. Zelfs de meest linkse regering in Europa, die van Portugal, vindt dat niet. Linksere regeringen bestaan niet — meneer Roemer zou daar zo in kunnen — maar zelfs die willen dat niet.

De heer Roemer denkt nu: mijn naam wordt genoemd, waar gaat het over? Ik praat u dadelijk bij, meneer Roemer!

(Hilariteit)

Minister Rutte:

Maar nogmaals: zelfs die regering wil dat niet, die vindt het zo prima.

Vervolgens werd het debat gisteren vernauwd tot de vraag: hoe ga je er nou mee om als er drenkelingen op schepen worden binnengehaald? Daarbij geldt dat het in feite nu al aan de orde is. Ik heb dat even laten uitzoeken. Ik hoorde dat debatje en ik had het ook niet precies paraat, maar het werkt nu als volgt. Afhankelijk van de plaats waar schepen drenkelingen aan boord nemen, en dat kan dus binnen of buiten de territoriale wateren van een kuststaat zijn, bepaalt het karakter van het schip en het toepasselijk recht, hoe het verdergaat. Zo kunnen zich verschillende situaties voordoen.

Dan kom ik op de details. In alle gevallen zal de kapitein in overleg treden met relevante organisaties en autoriteiten, vooral met die van de in aanmerking komende kuststaat. In de kuststaat Italië is dat de Maritime Rescue Co-ordination Centre in Rome. Materieel is van belang dat bij deze beoordeling ook het risico op non-refoulement wordt bezien en de mogelijkheid een asielaanvraag in te dienen. Met andere woorden: afhankelijk van de precieze situatie van die schepen en waar ze vandaan komen, wordt er verschillend mee omgegaan. Dat is de huidige praktijk. Wat betekent dat nou? Als je dadelijk afspraken zult hebben met Afrikaanse landen, zal het in heel veel gevallen nog steeds zo zijn dat mensen vanuit Italië meteen teruggaan, denk ik. Of vanuit Malta of Spanje, dat ligt eraan waar ze precies aankomen. Maar ik zou de ambitie overeind willen houden dat het prettig is om een stap verder te gaan en te kijken of het mogelijk is dat het schip direct, zonder dat die marginale toets hoeft plaats te vinden op een Italiaans eiland, kan terugkeren naar Afrika. Of en, zo ja, hoe dat precies gaat lukken, kan ik nog niet inschatten, maar dat is niet de essentie van het kabinetsplan. Die essentie is dat je iemand die is opgepikt uit zee niet de volledige procedure in Italië laat doorlopen, maar dat diegene de volledige procedure kan doorlopen in het land in Afrika waarmee je een afspraak hebt.

De voorzitter:

Laatste opmerking op dit punt, meneer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ga niet terug naar de onderhandelingstafel, hoe we daarover hebben gesproken en welke onderwerpen daar de revue hebben gepasseerd. Ik sla aan op een heel precies zinnetje in het regeerakkoord, of eigenlijk twee zinnen. In die zinnen wordt erop gewezen dat mensen die worden opgepikt op zee rechtstreeks terug kunnen worden gestuurd naar Noord-Afrika. Waarom is dat zo belangrijk? Nou, omdat de hele paragraaf over migratie vol staat met allerlei waarborgen van het internationaal recht. Zo moet het recht op non-refoulement gerespecteerd worden. Maar als ik doorvraag bij de premier, hoor ik dat het zijn ambitie zou zijn om eigenlijk niemand meer in Europa te laten komen, maar eigenlijk iedereen rechtstreeks terug te kunnen sturen naar Afrika. Zojuist zei hij het zelf: er is nu een marginale toets; liever heb ik dat die er niet is. De heer Baudet zegt buiten de microfoon "heel goed". Ik snap dat hij dat vindt, maar ik vind dat niet. In dat geval kan er geen sprake zijn van het respecteren van non-refoulement. In dat geval kan er geen sprake zijn van het respecteren van het Vluchtelingenverdrag. Daarmee zijn die prachtige zinnetjes in het regeerakkoord helemaal niets waard.

Minister Rutte:

Dat is niet waar. Ik heb het zo ook niet gezegd. Nu wordt er weer gezegd dat ik heb gezegd dat ik iedereen terug wil hebben en dat ik zelfs de marginale toets niet wil. Volgens mij heb ik dat niet gezegd, maar ik ga u in ieder geval uitleggen wat we willen. We doen nu het volgende met de Turkijeafspraken. Op het Griekse eiland vindt nu een marginale toets plaats. Er wordt gezegd: "Hé, dat is interessant; u komt uit Syrië. Over mensen uit Syrië hebben we afspraken gemaakt met Turkije. Zij kunnen daar worden opgevangen en de procedure wordt daar verder doorlopen." Dat is één. Vervolgens is de vraag of je op basis van het zeerecht op dit moment drenkelingen die door Europese schepen worden opgevangen, automatisch naar Italië/Europa moet brengen. Op basis van het zeerecht hoeft dat namelijk helemaal niet. Zij kunnen ook naar andere Noord-Afrikaanse havens worden gebracht, mits wordt voldaan aan alle waarborgen. Wat is nou denkbaar? Kern van de zaak is niet of de zaak wordt afgewikkeld op het schip of in Italië. De kern is dat mensen na een marginale toets onder de bescherming van de afspraken met een Afrikaans land daar verder in behandeling kunnen worden genomen. Wij denken wel dat het mogelijk moet zijn om vanuit het bestaande zeerecht, als je de afspraak hebt gemaakt met die landen, die marginale toets eventueel aan boord van het schip te laten plaatsvinden, met alle waarborgen die daarbij horen. Wij willen dat niet omdat wij hier geen asielzoekers meer opvangen. Naarmate het aantal asielzoekers daalt dat rechtstreeks komt, zul je zien dat Nederland met veel largesse gaat deelnemen aan resettlementprogramma's. Wij hebben helemaal niet het doel om naar een instroom van nul te gaan. We willen gewoon onze fair share blijven doen. Maar je bereikt daarmee dat je het businessmodel van die smokkelaars doorbreekt. Wat ik nooit van GroenLinks begrepen heb, is waarom zij zo bevriend is met al die bootjessmokkelaars. Ik snap het niet. Waarom stimuleren ze dan … Dit is uitlokking, voorzitter.

De heer Klaver (GroenLinks):

Nee, dit is geen uitlokking. Nu gaat u te ver. Ik zou het zeer op prijs stellen als de heer Rutte de woorden "u bent bevriend met die bootjessmokkelaars" wil terugnemen.

Minister Rutte:

Dat zei ik niet. Ik zei dat ik niet begrijp dat u die sector niet wilt aanpakken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Nee, nee, nee, dat zei u niet. Moet ik het verslag er soms bij pakken?

Minister Rutte:

Sorry, misschien ben ik iets te hard geweest.

De heer Klaver (GroenLinks):

Excuses aanvaard. Ik ben blij dat u dat zegt. Dan kunnen we terug naar de inhoud, meneer Rutte. Het punt is namelijk — u geeft het nu heel duidelijk aan — dat u uiteindelijk een marginale toets op schepen wilt. Mensen worden straks dus uit zee gered en dan gaat u daar op die boten vragen stellen aan de mensen die zojuist uit het water zijn gered om te kijken of ze veilig zijn. Ik noem nu een voorbeeld, namelijk dat van homo's, om het concreet te maken. Dan gaat u op een schip vragen wat de seksuele voorkeur van iemand is om te kijken of iemand teruggestuurd kan worden naar Algerije of Egypte. Op welke manier waarborg je dat mensen niet worden teruggestuurd naar een plek waar ze geen gevaar hoeven te lopen? Dat is uiteindelijk de kern. Daar gaat u aan voorbij, meneer Rutte. Er staan prachtige woorden in het regeerakkoord over het respecteren van non-refoulement en het Vluchtelingenverdrag, maar dit klopt niet.

Minister Rutte:

Ik ga ongetwijfeld te kort door de bocht als ik zeg dat GroenLinks of de heer Klaver de vriend is van die botensmokkelaars. Dat meen ik absoluut niet; dat wil ik ook helemaal niet zeggen. Maar het punt dat ik wilde maken — dat deed ik blijkbaar een beetje onhandig; sorry daarvoor — is dat ik niet snap dat de heer Klaver niet wil meewerken om dat businessmodel van die bootjessmokkelaars te doorbreken. Dat snap ik oprecht niet. Op het moment dat je in staat bent om met inachtneming van alle internationale afspraken en alle zorgvuldigheidseisen, zoals we dat met Turkije doen, de reden kunt wegnemen om over te varen, moet je dat doen. Er is een verschil. Turkije-Griekenland is een klein overtochtje. Daar is het dus snel gelukt om die overtochten te stoppen. Maar die tocht over de Middellandse Zee is een veel langere overtocht, met veel meer gevaren. Daarvoor geldt dat het ook veel ingewikkelder is om dat meteen af te kappen. Dus we moeten proberen afspraken te maken met de Afrikaanse landen, zoals we die met Turkije gemaakt hebben. En ik vind het dan ook aanvaardbaar om te kijken of je, met inachtneming van alle randvoorwaarden en alle zorgvuldigheidsvereisten, ervoor kunt zorgen dat mensen uiteindelijk niet in Europa aankomen. Anders stimuleer je namelijk dat weer nieuwe mensen aan boord van die schepen stappen. Niet dat u dat wilt, maar ik snap niet dat u niet een volstrekt logische oplossing wilt steunen om het probleem onder controle te krijgen.

De voorzitter:

Nee, meneer Klaver. Echt niet. De heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):

Ik ben geschokt door de uitspraken van de minister-president over de brexit. Hij zegt dat het land, doordat het uit de Europese Unie gaat, in een economische en een constitutionele crisis terecht is gekomen. Ik vind het niet alleen ongelooflijk onverstandig om onze zeer belangrijke handelspartner op deze manier te beledigen, maar feitelijk is het volstrekte lariekoek. Een paar cijfertjes. Sinds de stemming over de brexit zijn de lonen met 2,1% gestegen, is er 11,4% meer export. Het vertrouwen van ondernemers in de economie is met 16% gestegen. De productbestellingen hebben hun hoogste punt bereikt sinds 1988. De Deutsche Bank heeft net aangekondigd weer 25 jaar in de City te blijven en de werkloosheid is met 4,4% de laagste in 40 jaar tijd. Je kunt daar misschien weer andere cijfers tegenoverstellen en zeggen dat andere dingen wat minder goed zijn gegaan, maar het idee dat de economie in een vrije val terecht is gekomen, is gewoon lariekoek. En constitutioneel gezien: Groot-Brittannië heeft gekozen voor zijn eigen democratie. Er is een referendum geweest en de regering heeft daarnaar geluisterd. Daar zou u een voorbeeld aan moeten nemen in plaats van daar zo hautain over te praten.

Minister Rutte:

Eerst maar even over die economische cijfers. Engeland heeft op dit moment de hoogste inflatie en de laagste economische groei van de hele Europese Unie. De vooruitzichten voor de komende jaren zijn buitengewoon somber volgens de governor van de Bank of England, de heer Carney. Dit weekend is voorspeld dat er honderdduizenden banen uit de City zullen vertrekken naar het Europese vasteland, en dan gaat het alleen over de bancaire sector in Londen, de kurk onder de Britse economie. We weten allemaal dat Londen 25% van de Britse economie is en de hefboom naar de economie van het hele Verenigd Koninkrijk, simpelweg omdat de maakindustrie, behalve de auto-industrie in Engeland, de afgelopen jaren al in zwaar weer verkeert, even los van brexit.

Dan constitutioneel. Noord-Ierland. Het feit dat er een grens moet komen tussen Noord-Ierland en Ierland is een onontwarbare kluwen op dit moment en heeft ook vergaande risico's voor de stabiliteit in Noord-Ierland en bij het vredesproces. Dat is dus constitutioneel.

En monetair. Zoals ik al heb gezegd: het pond staat op een zeer laag niveau. Dat was de reden waarom de export in het begin wat toenam, simpelweg door het lage pond, maar dat heeft op langere termijn grote gevolgen, bijvoorbeeld voor de prijsstijgingen die nu plaatsvinden in het Verenigd Koninkrijk. De prijsstijgingen in de levensmiddelenhandel, bij de Tesco's en de andere grote supermarktketens, zijn enorm.

Mijn opvatting is daadwerkelijk dat Engeland of Groot-Brittannië een onwaarschijnlijk fout besluit heeft genomen. Zij verlaten nu de Europese Unie. Dat betekent dat zij een middelgrote economie zijn, ergens in het midden van de Atlantische Oceaan. Het is geen Amerika en geen Europa. Zij zijn te klein om zelfstandig met dit hoge welvaartsniveau verder te gaan. Mijnheer Baudet en anderen die ervoor pleiten om deze desastreuze weg als Nederland te gaan volgen, plaatsen zichzelf echt volkomen buiten de realiteit, maar dan ook volkomen.

De heer Baudet (FvD):

Dat blijkt uit geen enkel feit. Ik noemde net al die werkloosheid die nu lager is in Groot-Brittannië dan in de afgelopen veertig jaar: 4.4%. U noemde de auto-industrie, maar je kunt ook allerlei andere industrieën noemen waarin juist een enorme groei zichtbaar is. Je kunt ook kijken naar andere landen die niet in de EU zitten; niet Groot-Brittannië maar Noorwegen of Zwitserland. Die doen het uitstekend, dus het hele argument dat we buiten de Europese Unie niet zouden kunnen overleven, want we zijn klein en de Verenigde Staten en Europa zijn groot, gaat gewoon niet op. Ik vind het niet correct dat de minister-president op deze manier erover praat. Dat is echt ongepast naar onze handelspartner toe.

Minister Rutte:

Nou ja, feiten moeten benoemd worden, juist onder vrienden, waarmee ik niet de heer Baudet bedoel, maar het Verenigd Koninkrijk. Ik moet vaststellen dat de belangrijkste taak die wij als regering hebben, tweeledig is, namelijk veiligheid en banen. Een uittreden van het Verenigd Koninkrijk heeft grote gevolgen voor de veiligheidsstructuur en voor de economie. Voor een klein land als Nederland zouden die effecten nog veel groter zijn, vanwege de internationale connectiviteit van onze economie. Als klein land is die inbedding in een sterke Europese Unie cruciaal.

De heer Baudet (FvD):

Juist niet.

Minister Rutte:

Dan zal ik er tot mijn laatste snik voor strijden dat wij die foute stap niet gaan zetten. Partijen die bereid zijn om dat wel te doen, nemen een onverantwoord risico met het nationale belang; echt een onverantwoord risico.

De heer Baudet (FvD):

Het is precies omgekeerd. Juist als wij uit de Europese Unie zijn, kunnen wij aantrekkelijk worden voor de rest van de wereld. De rest van de wereld zal veel grotere economische groei kennen, de komende decennia, dan de landen van de Europese Unie. Dat blijkt uit alle projecties. Daar moeten we zijn; daar moeten we handel mee drijven. De Europese Unie houdt ons tegen.

De voorzitter:

Mijnheer Buma, u kijkt naar de heer Baudet ...

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, nou ja, hij staat hier zo klaar voor de volgende interruptie dat ik het graag overneem, maar toch even alleen voor vandaag, zeg ik tegen de premier. Het is goed voor de heer Baudet om in zijn oren te knopen dat de Bank of England voor het eerst in tien jaar de rente met een kwart procent heeft verhoogd. Economisch gaat het helemaal niet zo goed, maar dat moet omdat er behalve die 2,1% loonstijging van u, een inflatie van 3% is, dus het gaat inderdaad niet goed.

Mijn vraag aan de minister-president is, want dat is de interruptie van dit moment …

De voorzitter:

Oké.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mijn vraag aan de minister-president is: wij hebben een discussie in Europa over hoe om te gaan met die brexit …

De voorzitter:

Mijnheer Buma, …

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik mag toch een interruptie doen?

De voorzitter:

… de heer Baudet was nog niet klaar.

Minister Rutte:

Ik wil er wel even op ingaan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U gaf mij het woord.

De voorzitter:

Ja, u keek mij zo uitnodigend aan dat ik dacht dat u misschien een punt van orde wilde maken.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Nee, ik wilde gewoon het woord.

De heer Baudet (FvD):

Misschien dacht de voorzitter dat u op mij wilde reageren.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik ga verder met mijn interruptie, want u gaf mij het woord en ik kon niet vermoeden dat ik dat niet mocht gebruiken.

De voorzitter:

Vindt u het goed, mijnheer Baudet? Als u klaar bent …

De heer Baudet (FvD):

Één ding. Als het zo slecht zou gaan met de economie, hoe kan het dan dat het vertrouwen van ondernemers in de economie sinds de stem voor brexit met 16% is gestegen?

Minister Rutte:

Op dit moment is de economische groei in Engeland de laagste in de Europese Unie. Ik zei het al. De bedrijfs- en winstverwachtingen worden over een breed front naar beneden bijgesteld. Laten we die peilingen dus eens opnieuw houden, zou mijn suggestie zijn.

De heer Baudet (FvD):

Net als met het referendum zeker.

De voorzitter:

De heer Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dank. Dan ga ik nu alsnog het woord invullen.

Wij staan voor een heel grote keus en dat komt wel door die brexit. Mijn vraag aan de premier is of hij met mij van mening is dat met name Nederland dit met de andere Europese partners samen moet doen. Je hoort weleens dat Nederland moet proberen om het apart te doen. Wil hij zich ervoor inzetten dat niet de Nederlandse belastingbetaler uiteindelijk de rekening betaalt? Want Engeland zegt nu: dit is gratis of goedkoop; wij betalen niet. Het gevolg daarvan is dat Europa het moet betalen. Mijn verzoek bij de inzet van de premier is dan ook om dit gezamenlijk met de andere landen te doen en eerlijk te zeggen, ook tegen de Britten, dat dit geld kost. Dat zeg ik niet om te pesten, maar omdat ik niet wil dat de belastingbetaler hier, in Nederland, moet betalen. Laten we wel eerlijk zijn: dat is wel het risico als we de dingen doen die de heer Baudet wil. Hij zegt dat dat allemaal kan en dat het niet zo veel kost, maar dan betaalt de Nederlandse belastingbetaler. En dat wil ik niet. Deze interruptie is gericht aan de minister-president.

Minister Rutte:

Ik ben het daarmee eens. Het is heel belangrijk dat wij de eenheid onder de 27 bewaren. We zitten nu in de eerste fase, waarin we proberen om afspraken te maken over de grenzen, over de rechten van burgers en over de rekening. Vooral dat laatste is op dit moment buitengewoon complex. Omdat daarbij onvoldoende voortgang is geboekt, is het ook niet gelukt om voldoende vooruitgang vast te stellen op de laatste Europese Raad. We hopen daar in december verder mee te komen. Juist dat laatste punt raakt eigenlijk aan twee dingen. Het eerste is de eenheid van die 27; het eerste punt dat de heer Buma maakt. Het tweede is dat is de rekening daar komt te liggen waar zij hoort te liggen, namelijk bij degene die weggaat. Dus daar werken we vreselijk hard aan, à 27.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Rutte:

Voorzitter, tot slot kom ik bij "de rest van de wereld".

De voorzitter:

Maar dan ook afrondend.

Minister Rutte:

De rest van de wereld ga ik ook afronden.

Allereerst wil ik hier iets zeggen. Er is gisteren gesproken over artsen, over verpleegkundigen — daarover werd ook vandaag veel gesproken — en over mensen bij de politie. Zelfs de lasser is voorbijgekomen. Nu we bij het onderwerp Defensie en buitenlandse politiek komen, wil ik ook onze militairen noemen, onze militairen die hier in Nederland en in het buitenland zorgen voor veiligheid en stabiliteit. Het was de minister van Defensie die dat gisteren zei. Ik wil dat doen, want zij hebben er recht op om ook hier te klinken. Het gaat om ruim 40.000 mannen en vrouwen die voor ons land buitengewoon belangrijk werk doen, ook in missiegebieden en ook in Nederland. Dat wil ik hier wel gezegd hebben.

Er is een vraag gesteld over de internationale stabiliteit: wat kan Nederland daaraan bijdragen? Wij dragen daaraan bij door wereldwijd, maar zeker ook in de ring van instabiliteit rond Europa, diplomatiek en als dat nodig is ook militair te helpen. Dat is cruciaal, want als we dat niet doen, zou Nederland niet zijn verantwoordelijkheid nemen om stabiliteit te bevorderen. Gelukkig zien we daar positieve effecten van.

Er is een vraag gesteld over het kernwapenverdrag. Dat konden we uiteindelijk niet ondertekenen omdat het huidige verdrag niet verenigbaar is met ons NAVO-lidmaatschap en daarmee tegen onze eigen belangen in gaat. Wij zijn lid van de NAVO, waarvan wij voor de nationale veiligheid afhankelijk zijn. Het is onmogelijk om dit verdrag te tekenen. Dan zouden wij handelen in strijd met de NAVO.

Er is ook nog gevraagd waarom wij de uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking niet stopzetten. Mag ik alleen al wijzen op de discussie die wij net hebben gehad over migratie, ook over economische migratie, en over stabiliteit rondom Europa? Dus los van het feit dat ik vind dat je je als rijk land best druk mag maken over de vraag hoe het in andere delen van de wereld gaat — dat hoort ook bij beschaving — speelt bij het leveren van een bijdrage in andere delen van de wereld waar het minder goed gaat, ook nog wel een directer belang misschien, voor onze veiligheid, voor het onder controle houden van migratiestromen. Het project SheDecides, een initiatief van mijn voormalig collega Lilianne Ploumen, die ik van harte groet, wordt door dit kabinet voortgezet.

Tot slot nog twee vragen. Er is gevraagd naar de kwestie van de belastingontwijking. In het regeerakkoord is daar veel aandacht voor. We willen als kabinet de belastingontwijking aanpakken, onder andere door de invoering van een bronbelasting op rente en royalty's. Daar werd eerder vandaag over gesproken. We gaan ook verder met het opnemen van antimisbruikbepalingen in internationale belastingverdragen om misbruik van belastingverdragen door middel van brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken. Het ministerie van Financiën heeft nu met 11 van de 23 ontwikkelingslanden waarmee Nederland een verdrag heeft, een overeenkomst bereikt. Verder maken we ons sterk voor de totstandkoming van betere internationale standaarden voor fiscale wetgeving. Wij steunen ontwikkelingslanden bij hun belastinginning met technische assistentie. In 2015 is daarom de conferentie Financing for Development in Addis Abeba georganiseerd, mede op Nederlands initiatief. Met deze bilaterale en soms ook multilaterale steun wordt extra belastinggeld opgehaald bij multinationals in arme landen, zoals in het mede door ons gesteunde programma Tax Inspectors without Borders. Dat is een on-the-job-training van belastingambtenaren bij audits in ontwikkelingslanden. Dat heeft inmiddels al geleid tot ruim een kwart miljard extra belastingopbrengst, in dollars.

Er is gevraagd naar UNESCO.

De voorzitter:

Is dat uw laatste opmerking?

Minister Rutte:

Ja, dat is de laatste vraag, voorzitter. Ik ben het met de heer Van der Staaij eens dat het UNESCO-forum geregeld door landen wordt misbruikt voor politieke doeleinden en discussies die daar niet thuis horen. Ik denk dat het goed is om daarbij onderscheid te maken tussen de lidstaten die dit doen en de VN-organisatie UNESCO zelf. De directeur-generaal van UNESCO heeft naar aanleiding van discussies over Jeruzalem de lidstaten opgeroepen om culturele en religieuze co-existentie te bevorderen en geen politieke tegenstellingen binnen UNESCO te introduceren, omdat dat de uitvoering van de missie van UNESCO zou schaden. Het kabinet is het daarmee eens en benadrukt deze boodschap dan ook steeds in gesprekken met de Palestijnse Autoriteit. UNESCO moet niet worden misbruikt voor politieke doeleinden en zich kunnen richten op haar kerntaken.

Breder is gevraagd naar onze lijn ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces. Wij zetten op dit punt het werk van de vorige kabinetten voort. Wij proberen een positieve bijdrage te leveren door met zowel de Israëliërs als de Palestijnen goed contact te houden. We hebben samenwerkingsfora met beiden. De persoonlijke banden met de politiek leiders van beide kanten zijn buitengewoon goed, mag ik zeggen. De wijze waarop Nederland probeert tot praktische oplossingen te komen, bijvoorbeeld op economisch gebied en bij andere praktische problemen die zich voordoen tussen beide partijen van het Midden-Oostenconflict, wordt zeer gewaardeerd. Dat komt, denk ik, doordat we er de afgelopen jaren in geslaagd zijn om hier geen proxy fight te hebben over de vraag of je voor Israël of voor de Palestijnen bent, maar om heel pragmatisch naar dit dossier te kijken en te vragen: kunnen wij als klein land een positieve bijdrage leveren aan het oplossen van dit conflict?

De heer Roemer (SP):

De premier raast zo in een keer in drie minuten over de hele wereld. Zonde! Maar ik zal hem sparen, hoewel over bijna ieder onderwerp wel een discussie te voeren is. Ik wil één punt er nog expliciet uit pakken: mijn vraag over het ondertekenen van het kernwapenakkoord. Waarom vraag ik dat? Omdat het kabinet in een spagaat zit. In het regeerakkoord staat heel terecht dat het kabinet streeft naar een kernwapenvrije wereld. Onze inzet, en ook die van dit kabinet, is dus steeds om dat te gaan doen. In één bijzin roept de premier nu dat het onverenigbaar zou zijn met de taken van de NAVO op het gebied van kernwapens. Ik durf dat op z'n minst te betwijfelen, want de NAVO kan individuele landen sowieso niet verplichten om het te gaan doen, maar er zijn meer landen die, nu erover gesproken wordt binnen de NAVO, verder gaan onderzoeken of individuele landen het toch zouden kunnen gaan doen. Ik heb dus de volgende vraag, en als ik daar geen bevredigend antwoord op krijg, zal ik daarover een motie indienen in deze termen. Kan bekeken worden of er breder onderzoek gedaan kan worden, zoals Italië en andere landen doen, naar de vraag of individuele landen binnen de NAVO toch dit kernwapenakkoord kunnen ondertekenen, zodat het gebruikt kan worden als middel in de strijd voor een kernwapenvrije wereld in de toekomst?

Minister Rutte:

Bij de onderhandelingen over het kernwapenverbod hebben wij gevaren op het kompas van de motie-Sjoerdsma. Wij hebben dus ook actief deelgenomen aan die onderhandelingen, maar zijn uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat het resultaat dat er lag door Nederland niet ondertekend kon worden. Zoals ik zei, heeft dat te maken met de onverenigbaarheid met het NAVO-lidmaatschap. Daarbij speelt onder andere mee dat met het tekenen van het verdrag wordt geriskeerd dat het non-proliferatieverdrag (NPV) of andere instrumenten zoals het kernstopverdrag (het CTBT) worden ondermijnd en dat het ook onvoldoende verifieerbaar is. En dat is hier het geval. Daarnaast is het onze inschatting dat de kans nihil is dat het kernwapenverbod zeker op korte termijn enig effect zal sorteren, simpelweg omdat het niet verifieerbaar is en geen enkel kernwapen bezittend land het verdrag steun. Daarom hebben wij gezegd: wij moeten ons erop richten om verder te werken aan het behalen van het doel van een wereld zonder kernwapens. Global Zero, dat is waar we als Nederlandse regering aan gecommitteerd zijn. Dat staat ook in het regeerakkoord. Maar zolang kernwapens bestaan, vormen proliferatie en de mogelijke inzet van die wapens een risico voor de internationale en Nederlandse veiligheid en stabiliteit.

We hebben ook een Kamerbrief gestuurd, waarin we het precies hebben uitgelegd. We hebben deelgenomen, we hebben geprobeerd om die motie zo goed mogelijk uit te voeren, maar we hebben uiteindelijk moeten vaststellen dat het niet langer verenigbaar is met het NAVO-lidmaatschap.

De heer Roemer (SP):

Ik ken die brief. Het is te prijzen dat Nederland bij die onderhandelingen zat. Maar het gaat erom dat we nu steeds meer instabiliteit in de wereld hebben. Ik noem Noord-Korea, Iran en Trump aan de overkant van de plas. Dat vormt een extra reden om er met elkaar voor te zorgen dat we naar een kernwapenvrije wereld toe gaan.

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Roemer (SP):

Dat delen we dus. Ik ben er nog zeker niet van overtuigd dat het onverenigbaar is, omdat het binnen de NAVO past dat individuele landen kunnen zeggen dat zij dat verdrag tekenen als ondersteuning daarnaartoe. Italië start nu ook een onderzoek om te kijken of die mogelijkheden er wel degelijk zijn. Ik had toch op z'n minst gehoopt dat Nederland zich niet had neergelegd bij de druk binnen de NAVO om het niet te doen, maar verder op zoek gaat naar mogelijkheden om het wel te doen. Maar ik zal met een motie van die strekking komen. We zeggen wel dat we naar een kernwapenvrijewereld willen maar we slaan niet met de vuist op tafel, we zeggen niet "jongens, we gaan er ook echt voor om te onderzoeken hoe we dat gaan doen en hoe Nederland daarbij voorop kan lopen". Dat vind ik jammer.

Minister Rutte:

Tot slot vrees ik dat ik op die motie geen hand zal uitsteken. Wij moeten voorkomen dat wij een verdrag ondersteunen dat uiteindelijk het risico met zich meebrengt dat het NPV, het non-proliferatieverdrag of het kernstopverdrag worden ondermijnd. Dat zou werkelijk heel schadelijk zijn, ook voor de stabiliteit in de wereld. Dus ja, we zijn het eens: de kernwapens de wereld uit. Maar dan ook de hele wereld uit! Er is gezien de stand van de onderhandelingen nu een risico om te zeggen: wat lief, wat een mooie doelstelling, en dat moeten we vooral doen. Er is sprake van een volstrekte afwezigheid van verifieerbaarheid. Met het zetten van een handtekening draag je bij en geef je een verdere geloofwaardigheid aan een verdrag dat, bij die afwezigheid van verifieerbaarheid op die belangrijke onderdelen van het NPV en het CTBT, kan leiden tot een verzwakking en ondermijning ervan. Dat is juist niet in het belang van de internationale veiligheid. Ik wil dus echt een beroep doen op de heer Roemer om die motie te heroverwegen.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Roemer (SP):

Dat zijn aannames die nog helemaal niet overtuigend zijn. Daarom vraag ik ook niet om het nu te ondertekenen maar vraag ik om een verder onderzoek. Italië gaat dat bijvoorbeeld ook doen. Ik vraag om een onderzoek om die mogelijkheden wel te gaan vinden. Het is namelijk nietszeggend als wij hier zeggen dat we naar een kernwapenvrije wereld willen terwijl wij ondertussen de eerste de beste mogelijkheid voorbij laten gaan. Sterker nog, we willen er niet eens verder onderzoek naar doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Er is behoefte aan een schorsing. Ik schors de vergadering tot 17.30 uur.

De vergadering wordt van 17.05 uur tot 17.30 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de regeringsverklaring. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De spreektijden zijn een derde van de spreektijden in eerste termijn. Die spreektijd hoeft natuurlijk niet helemaal gebruikt te worden.

Ik geef het woord aan de heer Wilders namens de PVV.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. De planeet Rutte — zo heb ik het gisteren in mijn eerste termijn genoemd — is na twee dagen debatteren niet veel dichter bij de gewone man en vrouw, bij onze aardbol gekomen. Mijn kernpunt in mijn eerste termijn was dat we ons land kwijtraken, dat we Nederland aan het weggeven zijn, dat premier Rutte in verschillende hoedanigheden, als premier in verschillende kabinetten — zeker in de laatste twee — ons land kapot heeft gemaakt. Ik begrijp maar niet dat hij niet ziet wat zo veel gewone Nederlanders wel zien, dat hij daar blind voor wil zijn.

Voorzitter. Laat ik toch ook in mijn tweede termijn een paar voorbeelden noemen. Ga eens hier in Den Haag of in Rotterdam of waar dan ook in Nederland naar een willekeurige markt. Je zal je vaak in een ander land wanen, tussen hoofddoekjes, met alleen maar Turkse en Marokkaanse taal. Neem eens de tram, bijvoorbeeld van Schiedam naar Rotterdam. Neem die tram eens. Doe het eens om deze tijd. Wat is het? Half zes. Ik denk dat je je dan in het buitenland waant en dat je ongeveer de enige Nederlander bent die in die tram zit. Loop eens als vrouw op een willekeurig moment door het centrum. Misschien ben je dan net in de verkeerde wijk, maar het gebeurt ook vaak hier op koopavonden in de stad. Je wordt dan zomaar, omdat het kan, voor "kankerhoer" uitgescholden. Of er wordt "ik neuk je moeder" gezegd. Er worden weet ik het allemaal voor walgelijke teksten uitgesproken. Dat is Nederland, mevrouw de voorzitter.

Ga eens — veel mensen doen dat niet meer — op een zaterdag naar een winkelcentrum in een gemiddelde stad. Ik kreeg vandaag nog een bericht van een gezin dat dat niet meer doet omdat groepen Marokkanen voor een winkelcentrum staan die alleen maar toeten, schelden en sissen. Mensen durven daar niet meer naartoe te gaan met hun kinderen. Kijk naar Den Haag — ik heb het net in mijn eerste termijn genoemd — waar nog niet zo lang geleden op twee verschillende plekken honderden vrouwen met hoofddoekjes om demonstreerden. Ze gingen met vlaggen "Allahoe akbar" roepend door onze straten heen. Kijk naar wat gisteren en vandaag is gebeurd in mijn eigen Venlo, in het stadsdeel Blerick, in een wijk waar honderden mensen wonen, vooral mensen van Turkse afkomst, maar daar zitten ook Syriërs bij. Die hebben een eigen enclave in Blerick en in Venlo gemaakt. Omdat er een moord is gepleegd — dat is natuurlijk verschrikkelijk — hebben zij het recht in eigen handen genomen. Met stokken hebben ze de politie proberen te slaan. Dat is Nederland vandaag! Dat maken we mee! Daar hebben mensen schoon genoeg van!

Is dat een tijdelijk iets? Of is dat iets wat doorgaat? Ik zei het ook al in mijn eerste termijn, mevrouw de voorzitter. Alleen al in de grote steden is bijna de helft van de inwoners jonger dan 25 jaar van niet-westerse afkomst. Dat zijn de volwassenen van de komende tien, twintig jaar. Als dit nu al gebeurt, wat moet dat dan niet voor onze toekomst betekenen?

En premier Rutte doet niets. Premier Rutte lacht alles weg. Premier Rutte liegt alles weg. En ondertussen gaan de grenzen open, komen de gelukszoekers massaal binnen en worden ze massaal gepamperd. Dat is wat er gebeurt, mevrouw de voorzitter. De leider van D66, van de partij en van de fractie, de heer Pechtold, stond hier gisteren uitgebreid en met trots te vertellen dat nieuwkomers worden ontzorgd, dat ze letterlijk niet in de problemen moeten komen. Hoeveel Nederlanders zouden wel niet willen dat er voor hen wordt gezorgd, dat zij een gratis huurwoning krijgen, dat de huur wordt overgemaakt en dat vervolgens ook nog een keer de ziektekostenpremie wordt betaald? Ontzorgd! Vind je het gek dat ze massaal deze kant opkomen? Vind je het gek dat we ons land kwijtraken? Wat is het voor een gekkenwerk dat dit in ons land gebeurt?

Wat wij dus nodig hebben, mevrouw de voorzitter, is leiderschap. Wij hebben leiderschap nodig in dit land van mensen die ons land terugveroveren. Een of meerdere leiders die ervoor zorgen dat Nederland weer van ons wordt en dat wij weer de baas worden, en geen slappeling als premier Rutte die het voor het zeggen heeft. Dat moeten wij doen. De islam is daarbij het grote probleem.

Eigenlijk geldt hetzelfde op sociaal-economisch gebied. Ook op dat punt is de premier van Nederland, de heer Rutte, nu opnieuw helaas voor een paar jaar — ik hoop heel veel korter — totaal losgezongen van de werkelijkheid. Totaal losgezongen van de werkelijkheid! De mensen thuis die televisiekijken zijn jarenlang geconfronteerd met de ene belastingverhoging na de andere. Met de ene huurverhoging na de andere. Met de ene eigenrisicoverhoging en premieverhoging na de andere. Ze krijgen nu een procentje. En zelfs links staat te juichen en heeft het alleen maar over de 400.000 die nog niks erbij hebben gekregen. Maar wat is nou een procentje als je eerst helemaal bent kaalgeplukt en als je je eigen medicijnen en het ziekenhuis niet meer kan betalen? Als je je energierekening niet meer kan betalen, wat is dan een procentje? De heer Rutte heeft niet €1.000 gegeven, wat hij had beloofd, maar in al zijn onbetrouwbaarheid heeft hij die mensen €1.000 afgepakt. En hij geeft nu een tientje terug. Hij verwacht dat Nederland staat te juichen, maar wij staan niet te juichen bij politieke leugenaars. Daar staan wij niet bij te juichen. Het is verschrikkelijk, mevrouw de voorzitter, dat dit nu gebeurt.

Wat moet er dan gebeuren? Dat geld moet terug naar de burgers. Dat kan ook, als je maar keuzes maakt en niet al het geld geeft aan het buitenland, aan Afrika, aan de massa-immigratie en aan weet ik wat allemaal. Laat ik daarom beginnen met een aantal moties in te dienen op sociaal-economisch terrein. De eerste gaat over een keuze waar mensen mee geholpen zijn, namelijk om met ontwikkelingshulp te stoppen. Het geld gaat naar corrupte landen. Het is water naar de zee dragen. Er komt echt niemand minder naar Europa doordat je dat geld geeft. Dat zijn allemaal sprookjes van de premier. Het gaat erom dat wij dat geld hier besteden. Het gaat om 4 miljard per jaar. Meer zelfs; er komt nog ruim een miljard bij. Mijn voorstel is: schrap dat en gebruik dat geld om de AOW-leeftijd weer te verlagen naar 65 jaar. Het is structureel ongeveer hetzelfde bedrag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te stoppen met ontwikkelingshulp en dit geld te gebruiken om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Het tweede wat ik zou willen, is natuurlijk dat wij niet die buitenlandse beleggers — het is hier de afgelopen dagen al voldoende over gegaan — en grote bedrijven matsen met de dividendbelasting en Vpb-tarieven. Wij moeten dat geld gebruiken om de mensen in het land te helpen. Niet de grote bedrijven, maar gewoon de normale mensen in het land, door de hypotheekrenteaftrek met rust te laten, door de wet-Hillen in stand te houden en door de btw ongemoeid te laten. Ook dat is bij elkaar ongeveer hetzelfde bedrag structureel. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Vpb-tarieven niet te verlagen en de dividendbelasting voor buitenlandse beleggers niet af te schaffen, maar dat geld te gebruiken om de hypotheekrenteaftrek, de wet-Hillen, en de btw ongemoeid te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Dan is er nog geld op de begroting. Het is zo dat Rutte III voor een deel het overschot al gebruikt. Het percentage verschilt iets per jaar, maar in 2021 — nogmaals, hopelijk valt het kabinet veel sneller — gaat het om een half procent bbp aan overschot, oftewel ruim 4 miljard euro. Dat is geld, niet van premier Rutte, maar van de belastingbetaler. Het is 4 miljard te veel betaald door de Nederlandse belastingbetaler. Geef dat geld terug. Dat is geld voor de mensen. Daar hebben zij echt wat aan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het begrotingsoverschot van 0,5% zijnde 4,2 miljard euro terug te geven aan de Nederlanders door de huren fors te verlagen en fors te investeren in politie en defensie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Miljarden kunnen erbij, zowel voor de mensen thuis als voor onze veiligheid, politie en defensie. Extra geld!

Voorzitter. Misschien wel het allerbelangrijkste — ik zei al dat het de kern van mijn verhaal is — is dat we ophouden met het pamperen van half Afrika en dat we de grenzen sluiten. Besteed dat geld aan de zorg. Ik geef dat geld liever aan onze ouderen dan aan al die gelukszoekers die er zijn. En waarom sturen we al die Syriërs niet terug? Al die Syriërs. Er zijn inmiddels 80.000 Syriërs in Nederland, waarvan er 70.000 binnen twee jaar een permanente verblijfsvergunning krijgen. In de regio zelf gingen er de afgelopen maanden tienduizenden terug om het Suikerfeest te vieren, vanuit Libanon, vanuit Jordanië, vanuit Turkije. Als je terug kunt om feest te vieren, kan je ook teruggaan om er te wonen.

Voorzitter, de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en alle immigranten uit islamitische landen;

verzoekt de regering tevens alle tijdelijke verblijfsvergunningen van Syriërs in Nederland in te trekken en het geld dat door genoemde maatregelen vrijkomt, te gebruiken voor het afschaffen van het eigen risico en het verlagen van de zorgpremie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Dan houd je nog geld over bovendien. Dat zijn de keuzes waar Nederland op zit te wachten. Dat zijn de keuzes. Dat is niet een procentje koopkracht, nadat je eerst vijf jaar bent leeggeplunderd. Dat is een volle zak voor de portemonnee door keuzes te maken waar de Nederlander wat aan heeft en niet de helft van het buitenland.

Dan de moties van wantrouwen. Ik heb er twee, een over twee bewindslieden vanwege het hebben van een dubbelde nationaliteit. Ik heb de heer Grapperhaus de eer gegeven van een aparte motie. Ik weet zeker dat hij dat waardeert. Eerst de motie over de staatssecretaris en de minister van Binnenlandse Zaken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen op in de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Defensie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Ik ga het niet allemaal toelichten, mevrouw de voorzitter. Ik kijk naar mijn tijd en ik heb het in interrupties al genoegzaam gedaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen op in de minister van Justitie en Veiligheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34775).

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter, ik rond af. Het is vandaag 2 november 2017 en vandaag dertien jaar geleden is Theo van Gogh vermoord in Amsterdam, een moord door een islamitische terrorist, Mohammed Bouyeri. Theo van Gogh heeft de hoogste prijs betaald voor het leveren van kritiek op de islam. Wat je er ook van vindt, dat hoort niet in ons land thuis. Ik vind dat we Theo van Gogh maar op één manier kunnen eren en dat is door door te gaan met onze kritiek op de islam, ook als je het er niet mee eens bent. Ik hoop ook dat iedereen hier dat in verband met de vrijheid van meningsuiting op z'n minst deelt: dat je altijd moet kunnen zeggen wat je vindt. Ik denk er op sommige onderdelen misschien anders over dan Theo van Gogh, maar toch denk ik dat ik hem eer door mijn kritiek op de islam, de kritiek van de Partij voor de Vrijheid, juist vandaag hardop in dit huis en daarbuiten te durven zeggen.

En de islam is hét probleem, mevrouw de voorzitter. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit te erkennen dat de islamitische ideologie leidt tot geweld en terreur;

verzoekt de regering om het de-islamiseren van Nederland tot doelstelling van beleid te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34775).

De heer Pechtold (D66):

We hebben vandaag en gisteren op een stevige toon — dat mag van mij altijd — de heer Wilders weer gehoord, maar ik had meer moeite met de inhoud. In de afgelopen zeven maanden — we hebben er heel lang over gedaan om een kabinet te vormen — heb ik vaak gehoord van de heer Wilders: mijn kiezers worden genegeerd. Heeft hij nou na het debat van de afgelopen twee dagen het idee dat er in zeven maanden of in zeven jaren ook maar iemand in deze Kamer bereid zou zijn om op deze manier met de heer Wilders samen te werken en om er wel te zijn voor zijn kiezers en er wel te zijn voor de mensen die zich zorgen maken? Maar meneer Wilders heeft ook weer de afgelopen 48 uur bewezen niet samen te willen werken. En dat is het woord dat ik van heel veel mensen, die nu in de coalitie of de oppositie hun werk gaan doen, wel gehoord heb.

De heer Wilders (PVV):

Nee, mevrouw de voorzitter, het tegenovergestelde is het geval. Ik ben eerlijk naar mijn kiezers, omdat ik en mijn partij, mijn fractie, staan voor wat wij vinden. Wij gaan niet marchanderen met de kern van ons verkiezingsprogramma, zoals een partij die is opgericht voor het referendum voor de macht en die het referendum afschaft. Dat soort slappelingen zijn wij niet. Wij staan voor onze kiezers en wij zijn met onze standpunten zo ongeveer de enigen in Nederland die dat doen. We hebben ook laten zien dat wij kunnen samenwerken. Wij hebben het eerste kabinet van Rutte twee jaar gedoogd en oké, dat is fout gegaan, en hoe dat is gegaan en waarom, daar kunnen we van mening over verschillen, maar wij hebben het gedaan en we hebben laten zien dat we compromissen kunnen sluiten. Dat hebben we twee jaar ook uitgevoerd. Dus kom mij niet aan ... Er zijn hier partijen die dat nog nooit hebben gedaan; wij hebben dat gedaan. Wij zijn bereid tot compromissen, maar niet als het het voortbestaan van ons land raakt. Als ik moet kiezen tussen het opgeven van het grootste existentiële probleem dat wij kennen, namelijk de islamisering van Nederland, het kwijtraken van onze identiteit, het kwijtraken van ons land, het kwijtraken van Nederland of het marchanderen om à la Pechtold op het pluche te zitten, dan kies ik voor het eerste.

De heer Pechtold (D66):

Ik denk dat heel veel politici hier in deze Kamer staan voor hun standpunten.

De heer Wilders (PVV):

Nou, u niet!

De heer Pechtold (D66):

En het belangrijkste daarvan is het vertrouwen, het vertrouwen tussen de kiezer en de gekozene. De vertrouwensvraag is ook hier het allerbelangrijkste wat we hebben en juist daarin staat Wilders níet voor zijn standpunten: als je in 2006 moties van wantrouwen indient tegen mensen die net begonnen zijn en in 2017 doe je dat weer, maar je doet het niet in 2010 omdat het je dan niet uitkomt, omdat je gedoogt, dan is het meest belangrijke, het vertrouwen, iets waar Wilders zelf mee marchandeert. Dus kom mij niet aan met een rechte rug; het is slappe hap.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter, wij zijn zo ongeveer de enigen in die huis die als het gaat om standpunten een rechte rug houden. Wij staan voor Nederland. Wij houden van Nederland. Wij staan iedere dag op om hiernaartoe te gaan om ons land te houden zoals het is, om ons land terug te winnen voor een deel zoals het was. Daar betalen wij een enorm hoge prijs voor. Onderdeel daarvan is inderdaad dat wij misschien niet de meest geliefde fractie in de Tweede Kamer zijn, maar wij staan voor onze zaak en Nederlanders waarderen dat. Wij houden van ons land. Wij komen op voor onze kiezer en wij zijn geen slappelingen die overal een compromis op maken zoals D66.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dijkhoff namens de VVD.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil mij om te beginnen aansluiten bij de heer Wilders: het is gepast om stil te staan bij de sterfdag van Theo van Gogh. Ik kende hem niet persoonlijk, maar was wel een groot bewonderaar van zijn onverschrokken stijl en onverschrokken toon. En ik denk dat, als hij er nog geweest was, hij vandaag én de islam had bespot, en dit debat, en ons, en mezelf en de heer Wilders, omdat alles en iedereen met een positie van invloed of macht, bespot zou moeten kunnen worden en bekritiseerd. Ik hoop dat we dat vrije woord hier ook hooghouden. Ik hoop ook dat we dat constructief inzetten, evenals het recht dat wij hier hebben, het voorrecht ook, om ons in een democratie te uiten, om te stemmen, om onze positie te bepalen en om te kiezen of je wel of niet samenwerkt.

Ik heb daarom gisteren ook opgeroepen om samen te werken en de vraag is natuurlijk: is dat gelukt? Hebben wij elkaar genaderd om dingen aan te passen, te bereiken dat ze voor Nederland beter worden? Op sommige punten is duidelijk geworden dat het kan. In hoeverre dat lukt, ook vandaag, moet nog blijken. Op sommige punten is ook duidelijk geworden dat soms ideologische verschillen of meningen over een maatschappelijk thema zo uiteenlopen dat je moet zeggen: hier komen we met de beste wil van de wereld niet tot elkaar, hier hebben we een andere mening, hier gaan we niet Kamerbreed hetzelfde van vinden.

Waar het deels wel gelukt is, denk ik, is het punt van de wijkverpleging. Daarin zijn we ver gekomen. De heer Asscher diende gisteren zijn motie in. Daar hebben we over gediscussieerd en er was al toenadering. Daar is vandaag verder over gediscussieerd met het kabinet. Volgens mij hebben wij al de contouren van waar wij het over eens zijn. De vraag of wij nu wel of niet tot een motie komen die breed gesteund wordt, is in deze zaal van belang. Buiten deze zaal is van belang dat je breed kunt proeven dat we willen dat de zorg betaalbaar blijft en van goede kwaliteit. Wij willen ook dat de zorg toegankelijk blijft. Eerlijk gezegd is het ook heel Nederlands dat wij er geen cent te veel voor hoeven te betalen. Als de ministers afspraken gaan maken met de aanbieders, willen wij dat zij zuinig omgaan met het geld dat wij allemaal met werken verdienen. Zij moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit van de zorg goed is. De bezuiniging moet niet bereikt worden door het afknijpen of het verhogen van de werkdruk van de wijkverpleegkundige. Maar als wij mogelijkheden zien om geld te besparen via verbetering van de efficiency of via nieuwe methoden of door ervoor te zorgen dat er minder geld tussenin blijft hangen, mogen wij die kans niet laten liggen, ook voor alle Nederlanders die dat moeten betalen. Ik denk dat de kwaliteit op peil moet blijven, zodat er tijd blijft voor persoonlijke aandacht. Verpleegkundigen moeten niet met de stopwatch in de hand het werk hoeven doen. Wij moeten ook zorgen dat het betaalbaar blijft voor de volgende generaties. Ik weet niet of dat leidt tot een mooie motie waar wij als coalitie voor kunnen stemmen.

Ik heb twee opties in mijn spreektekst. Ik zal ze niet allebei geven. Er is een oproep gedaan om de motie aan te passen. Ik zie ernaar uit of de heer Asscher dat heeft gedaan en hoe de discussie vervolgens verloopt. Als fractie zullen wij ons welwillend daarop beraden. De uitgangspunten delen wij sowieso. Dat lijkt me al winst. Dat spreek ik ook hier uit. Die uitgangspunten zijn niet afhankelijk van of er wel of geen motie komt waar we voor kunnen stemmen. Die blijven staan en wellicht worden die in de motie bekroond.

Voorzitter. Op andere terreinen was de samenwerking ver weg. Niet uit onwil, maar omdat wij er gewoon heel anders over denken, zoals over een punt als de dividendbelasting. Dan zijn de verschillen op de inhoud gewoon te groot. Ik vind het goed dat wij daar inhoudelijk een stevig debat over voerden. Helaas kwam het ook voor dat wij al snel op het terrein van beschuldigingen of zelfs insinuatie kwamen. Alsof wij hier niet allemaal zitten met het doel om het voor de Nederlanders goed te doen; alsof wij hier mensen in Amerika die wij niet eens kennen een douceurtje zouden willen toestoppen. Als de premier, de heer Buma, de heer Pechtold en ikzelf hier bij elkaar opgeteld urenlang argumenten hebben aangevoerd waarom wij voor deze maatregel zijn, dan snap ik prima dat die niet overtuigen. Dat kan. Ik vond het wel jammer om dan iedere keer te horen dat er nog geen argument gehoord was. Een argument dat u niet overtuigt, is ook een argument. Dat wil ik toch wel even aangeven. We kunnen gewoon een discussie voeren over de economische politiek en het vestigingsklimaat zonder verwijten over de motieven van de mensen die daar anders over denken erbij te halen om daarna af te ronden met sappige frames over Wallstreet.

De heer Asscher (PvdA):

Ik pobeer even te bedenken waar de heer Dijkhoff het over heeft. Hij bedoelt waarschijnlijk de premier die zei: onverantwoord risico met de werkgelegenheid als je het niet met mij eens bent. Dat is niet de manier van discussiëren die de heer Dijkhoff voorstaat.

De heer Dijkhoff (VVD):

Beide, dat klopt. Ik geef eerlijk aan dat het geen vooraf doorrekenbare beslissing is, dat er een element in zit van een inschatting, een kans in je visie op hoe de economie werkt op dit moment en hoe bedrijven daarin acteren. Ik vond het verwijt dat mij gemaakt werd dat ik 1 miljard naar het casino breng een onzinverwijt. Nogmaals, het is niet mijn metafoor, maar dan zou je spiegelbeeldig moeten zeggen dat je honderdduizenden banen van Nederlanders naar het casino brengt. Dat vind ik niet echt logisch, maar als je het een ander verwijt, kun je het ook zelf doen. Als je die kant opgaat, kom je in een uitwisseling van absurditeiten terecht die volgens mij niet helpt.

De heer Asscher (PvdA):

Dat vind ik fair. Ik heb niemand casinogedrag verweten. Ik was benieuwd of uw kritiek zich louter richtte tot de oppositiefracties of ook tot de premier die in het debat met Jesse Klaver een beetje geforceerd ging doen alsof anders hier hel en verdoemenis zou uitbreken. Die argumenten zijn er niet. U was daar heel fair over. Daarom ben ik er ook niet van overtuigd dat het verstandig is. Ik vind het zonde van het geld, maar ik ga u dat niet verwijten. Dat is uw politieke keuze. Ik vind het niet fair om te doen of er allerlei feiten aan je kant staan en die vervolgens niet te noemen. Daarom ging dat debat zo.

De heer Dijkhoff (VVD):

Het liep hoog op, van beide kanten. Het begon ermee dat de heer Klaver mij gisteren verweet alles op rood te zetten, geloof ik. Daar heb je altijd meer kans dan op groen, want dat is maar één vakje in roulette. Dan zweept het elkaar zo op. Ik denk uiteindelijk dat degene die die dividendbelasting wil afschaffen dat echt doet omdat hij oprecht van mening is dat je daarmee een grote kans hebt om banen te behouden en er zelfs misschien meer te creëren voor Nederland. Degene die haar niet af wil schaffen, heeft dan de inschatting dat dat effect er niet is. Ik denk niet dat degenen die tegen het afschaffen van de dividendbelasting zijn, denken dat al die banen dan verdwijnen en dat op de koop toe nemen. Dat zal ik ze niet aanwrijven. Het is wel een risico dat je dan loopt, naar mijn overtuiging. Daarom zijn wij wel voor het afschaffen. Het geldt voor beide kanten. Net zoals ik niet kan garanderen dat zonder het afschaffen van die belasting die banen verdwijnen, kun je andersom ook niet garanderen dat ze blijven als je dat niet doet. Het is het een of het ander.

Voorzitter. Wat ik ook jammer vond, is dat we af en toe in het debat "feitigheden", om het zo maar te noemen, hoorden. Dat zijn dingen die klinken als de waarheid, die misschien ook nog wel met een zelfgemaakt grafiekje onderbouwd worden, maar die niet waar zijn: een samenraapsel, een combinatie van allerlei factoren en rekensommen net zo lang tot er uit die blender iets komt wat je zo kunt presenteren dat het je helpt. Ik vind dat schadelijk. Mensen die een debat volgen, zouden de argumenten moeten kunnen wegen zonder zich er zorgen over maken of de dingen die politici zeggen wel feitelijk kloppen. Het is fijn dat er op Twitter heel veel journalisten en anderen zijn die meteen gaan factchecken, maar het is best treurig dat het nodig is. Volgens mij kunnen we heel goede discussies voeren over migratie, de EU, pensioenen en banen zonder feiten te verdraaien en zonder dat mensen hier in een debat getallen horen over Nederland en Zwitserland en migratie, zoals gisteren gebeurde, waarbij ze denken: huh, dat kan toch niet waar zijn? Dan moet je hopen dat ze tweets lezen van in dit geval Flip van Dyke waarin hij inderdaad statistisch aantoont dat het niet klopt en dat er naar zijn rekenwerk en zeggen in Zwitserland relatief meer migranten zijn dan in Nederland. Je kunt moeilijk het vertrouwen in de politiek vergroten als een kijker steeds een tweede scherm erbij moet houden om zelf op zoek te gaan naar wat feiten zijn en wat feitigheden.

Maar ik rond positief af, voorzitter. Ik heb in dit debat veel zorgen gehoord en veel kritiek en klachten. Ik zeg het nog maar eens: dat mag. Maar ik heb ook veel steun geproefd voor onderdelen van het regeerakkoord. Investeren in de politie, zodat we ons op straat veilig kunnen voelen. Vluchtelingen opvangen, maar wel meer buiten Nederland, zodat mensen geen zorgen hoeven te hebben over hoe hun wijk verandert. Stevig staan voor onze waarden en vrijheden en mensen aanpakken die daar niet voor staan en die deze willen bedreigen. Investeren in Defensie om dreigingen van buiten tegen te gaan en de vijand te verslaan. Liefdevolle ouderenzorg. Een grotere ambitie en verandering in ons dagelijks leven — dat zal niet meevallen — om Nederland duurzamer te maken en ook ons land een beetje fris door te geven aan de volgende generaties. En ondertussen ook nog via een enorme lastenverlaging ervoor zorgen dat verreweg de meeste Nederlanders er in hun portemonnee op vooruitgaan.

Dat zijn allemaal mooie ambities, die volgens mij bredere steun hadden dan alleen in de coalitie en die dit kabinet nu moet gaan waarmaken, want de verwachtingen zijn gewekt. Ik wens het kabinet daarmee veel succes. Houd voor ogen voor wie we het doen: niet voor onszelf, maar voor de Nederlanders.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver namens GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, dank. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden in eerste termijn. Het is altijd weer bijzonder om te zien dat iemand het zo lang kan volhouden om al die vragen die hier worden gesteld te beantwoorden. Waardering daarvoor.

Voorzitter, ik vond het een mooi debat. Ik denk dat we hier hebben kunnen zien hoe de komende jaren eruit zullen zien. Ik denk dat dit kabinet zich kan verheugen op een verenigde linkse oppositie die daar waar het nodig is hard de confrontatie zal zoeken met dit kabinet, bijvoorbeeld als het gaat om de cadeaus die worden gegeven aan de multinationals, maar ook op een verenigde linkse oppositie die de samenwerking zoekt op de punten waarop wij denken dat wij samen verder kunnen komen.

In dat kader wil ik aangeven dat ik heel blij ben met de open houding die ik heb gezien op klimaat. Ja, ik was en ben heel kritisch over wat er nu op papier staat. Voor mij is dat niet voldoende. Maar de houding die ik heb geproefd om daarover door te praten, om met elkaar te kijken hoe we het beter kunnen maken, stemt mij wel optimistisch. Ik vroeg: kunnen we volgende week met elkaar afspreken? De minister-president was daarin wat terughoudend. Maar tot mijn verbazing bleek nog deze ochtend — ik had het zelf nog niet eens gezien — dat de nieuwe minister van Economische Zaken al een afspraak met me had gemaakt voor komende woensdag. Veel dank daarvoor; ik ben heel blij dat we woensdag al met elkaar gaan spreken over hoe we omgaan met die Klimaatwet en hoe we ervoor kunnen zorgen dat die zo snel mogelijk ook door het parlement geloodst kan worden. Veel dank daarvoor, zeg ik tegen de minister van Economische Zaken, en niet per se tegen de premier.

Voorzitter, het debat is ook lang gegaan over de dividendbelasting, met een reden. We hebben gisteren, maar ook vandaag met de premier, veel gedebatteerd over de vraag: waarom zou je dit nou doen? Wat is nou de reden waarom de dividendbelasting zou moeten worden afgeschaft? We hebben gezocht naar de argumenten. En uiteindelijk bleef als belangrijkste argument overeind dat er bedrijven zijn die aangeven dat dit echt moet en dat het anders gevolgen heeft voor de keuze die zij maken over waar ze zich vestigen. Dat is het enige argument dat overeind bleef bij de vraag waarom dit zo belangrijk was. De premier maakte het argument van zichzelf. Hij zei: ik ben ervan doordrongen en ik ben hiervan overtuig geraakt in al die internationale contacten. Daarom hebben we gevraagd: maak nou eens inzichtelijk over wie dit gaat; laat nou eens zien met wie u heeft gesproken. Ik denk dat dat belangrijk is om inzicht te geven. Dat kan op twee manieren. Een: bij voorkeur geeft u de namen van deze bedrijven. Dan kunnen we echt zien of dit nou belangrijke bedrijven voor Nederland zijn, of gelukzoekers. Of, u zegt in ieder geval hoeveel bedrijven hebben aangegeven dat dit afgeschaft zou moeten worden. Op die manier hebben we daar in ieder geval een overzicht van. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de dividendbelasting afschaft, wat 1,4 miljard euro kost;

constaterende dat deze maatregel in geen enkel verkiezingsprogramma stond;

overwegende dat het Centraal Planbureau aangeeft niet te kunnen zeggen wat de eventuele effecten van deze maatregel op de Nederlandse economie zijn;

overwegende dat de minister-president aangeeft dat bedrijven bij hem hebben gepleit om de dividendbelasting af te schaffen;

verzoekt de regering de Kamer in ieder geval te informeren hoeveel bedrijven en waar mogelijk welke bedrijven voor de afschaffing van de dividendbelasting hebben gepleit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Asscher, Roemer, Thieme, Krol, Kuzu en Wilders.

Zij krijgt nr. 16 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik hoop dat de minister-president ziet dat we hier ook de ruimte hebben gezocht. Hij heeft aangegeven dat hij moeite heeft met het noemen van de namen. Ik hoop dat hij dat nog eens zou willen wegen. Maar we vragen hier om in ieder geval te kwantificeren. Dat is toch wel het minimale. We willen erachter komen hoeveel mensen hier nou om hebben gevraagd.

Voorzitter, dan heb ik ook nog een motie over de dividendbelasting. Ik heb in de hele Kamer weinig enthousiasme geproefd voor de afschaffing van deze dividendbelasting. Behalve bij de coalitiepartijen, maar dat is geen verrassing. Er zijn allerlei verschillende bestemmingen te bedenken voor de 1,4 miljard die nu naar de afschaffing van de dividendbelasting gaat. Ik zou het geld zelf het liefste stoppen in bijvoorbeeld het niet verhogen van de btw. Je kunt het ook gebruiken om de salarissen van leraren te verhogen. De heer Van der Staaij merkte gisteren al op: je zou het ook kunnen investeren in Defensie. Tegen hem zeg ik: ja, dat zou je ook kunnen doen, zodat de investeringen daarin zouden oplopen naar 2 miljard. Dat heb ik niet in het verkiezingsprogramma van GroenLinks staan, maar als ik moet kiezen tussen dit geld in afschaffing van dividendbelasting stoppen, of het geld naar Defensie laten gaan, of naar welke leuke dingen wel niet meer; alsjeblieft, kies voor iets wat écht effect heeft en waarvan we weten dat het gaat werken. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat afschaffing van de dividendbelasting in geen enkel verkiezingsprogramma stond;

verzoekt de regering af te zien van de afschaffing van de dividendbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Asscher, Roemer, Thieme, Krol, Kuzu en Wilders.

Zij krijgt nr. 17 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, ik had een mooi debat over onze geliefde Haagse markt. Ik vond het mooi te horen hoe mooi de premier daarover sprak. Het ging gisteren over pizza's en vandaag ging het ook nog over de prijs van aardbeien. Ik blijf erbij dat ik het een uitermate slecht idee vind om de btw zo generiek te verhogen. Volgens mij moeten we dat niet doen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verhoging van het lage btw-tarief aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de koopkracht van mensen en de economische kansen voor kleine bedrijven;

overwegende dat de dividendbelasting geen empirische effecten heeft op de werkgelegenheid in Nederland;

overwegende dat de winstbelasting voor grote bedrijven fors naar beneden gaat, terwijl in de meeste landen om ons heen een hoger tarief voor de Vpb geldt;

verzoekt de regering de verhoging van de btw per 2019 te schrappen en dat te financieren uit het afzien van het schrappen van de dividendbelasting van 1,4 miljard in combinatie met een kleinere verlaging van het algemene tarief van de winstbelasting van 25% naar 23%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Asscher, Roemer, Thieme, Krol en Kuzu.

Zij krijgt nr. 18 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kom nog even terug op het klimaat. Ik heb aangegeven dat ik blij ben dat we snel met elkaar gaan spreken over de Klimaatwet en dat ik blij ben met de ruimte die er is om te kijken naar alle maatregelen, maar ik proefde bij de premier nog enige terughoudendheid ten aanzien van de CO2-opslag onder de grond. Daar zit echt een grote zorg voor mij, ook in relatie tot de gesprekken die straks moeten worden gevoerd over een nieuw energieakkoord. We weten allemaal dat zowel het bedrijfsleven als de milieuorganisaties zeer kritisch zijn op de omvang van de plannen die worden gemaakt om CO2 onder de grond op te slaan. Daarom is daar ruimte nodig wil dit kans van slagen hebben. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

roept de regering op in de gesprekken over het nationale klimaat- en energieakkoord de optie open te houden dat CO2-opvang niet wordt gefinancierd uit het budget voor duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Roemer, Asscher en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, tot slot. Het laatste deel van het debat ging over migratie. Ik had een debat met de minister-president over de vraag: hoe gaan we nou straks om met het terugslepen van die bootjes? Op welke manier zorgen we ervoor dat het recht van individuen gewaarborgd blijft en dat ze niet worden teruggestuurd naar een plek waar ze niet veilig zijn? Het antwoord van de minister-president vond ik niet overtuigend. Het baart mij zorgen. Ik heb ook het gevoel dat wat er staat opgeschreven in het regeerakkoord nog niet helemaal helder is en dat er ook woorden zijn toegevoegd om voor comfort te zorgen, maar dat die in de praktijk niet zo veel gaan betekenen. Daarom zou ik graag een advies willen en daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is om drenkelingen uit de Middellandse Zee op te pikken en terug te sturen naar de dichtstbijzijnde veilige haven, ook als dat aan de kant is vanwaaruit men is vertrokken;

overwegende dat mensen niet teruggestuurd kunnen worden naar een situatie waar zij gevaar lopen en dat dit een individuele toets vergt;

verzoekt de regering de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken te vragen of en op welke wijze het mogelijk is om het voornemen om vluchtelingen terug te sturen voor ze op het grondgebied van de Europese Unie zijn uit te voeren zonder de schending van het non-refoulementprincipe,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Asscher, Roemer, Thieme en Kuzu.

Zij krijgt nr. 20 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is een verzoek om meer informatie en ik hoop dat de collega's hier in de Kamer bereid zijn om dat te steunen.

Voorzitter, ik sluit af. Ik wens deze kabinetsploeg heel veel succes de komende tijd. Er staan veel nieuwe plannen in het akkoord. Van sommige worden we heel blij, van sommige zien we de potentie en van andere zaken zou ik zeggen: neem er zo snel mogelijk afscheid van. Onze fractie, veertien mensen sterk, staat te popelen om met al deze bewindspersonen zo snel mogelijk het debat aan te gaan, samen te werken waar dat mogelijk is en hard de confrontatie te zoeken waar het nodig is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Van Haersma Buma namens het CDA.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik de minister-president dankzeggen voor de gegeven antwoorden. Het zijn twee lange dagen geweest, maar ik ben in deze twee dagen zo mogelijk nog gemotiveerder geraakt dan ik al was om dit regeerakkoord tot een goed einde te brengen. Ik zeg heel eerlijk dat ik de waarheid geweld zou aandoen wanneer ik hier nou zou zeggen dat het enige echt uitgewerkte alternatief, dat van SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid, mij dusdanig heeft overtuigd dat ik alsnog de overstap zou zijn gaan maken. Dat neemt niet weg dat ieder voorstel dat een verbetering is ten opzichte van de plannen die we hebben, of het nou uit de Kamer komt of van daarbuiten, nu en in de komende vier jaar altijd serieus zal moeten worden genomen, ongeacht de partij die het voorstelt.

Ik hoorde nu al even dat de heer Klaver volgende week al op bezoek gaat bij de minister van EZK. Dat is ontzettend mooi. Wat ik ook mooi vind, is dat we een nieuwe manier van werken zien, waarbij de oppositie zegt: wij gaan gewoon met die ministers praten in hun werkkamer. In dit geval is dat nog sneller dan ikzelf als coalitiepartij een van de ministers op hun Kamer zal ontmoeten. In het verleden werd vaak gezegd: dat is achterkamertjespolitiek. Maar we zitten nu in een nieuwe fase, waarin we die overleggen allemaal doen met als doel in de Kamer een betere wet te maken. In ieder geval maakt het dat ik een iets geruster hart heb als ik in de toekomst ook een keer naar een van de bewindslieden toe zou willen.

Het tweede. De conclusie van deze twee dagen is dat wat het CDA betreft het regeerakkoord fier overeind staat. Ik ga daar nog iets over zeggen. Wat zeker bijzonder is, is dat dit kabinet met alle schrille woorden die er geweest zijn, ook van de eerste spreker van vanavond, het vertrouwen van de Kamer lijkt te krijgen. In het verleden is het wel zo geweest, bij het vorige kabinet nog, dat een kabinet bij de start niet het vertrouwen van de hele Kamer kreeg. We kennen in dit land de vertrouwensregel, die zegt dat het vertrouwen er is, tenzij het uitdrukkelijk bij motie of op een andere manier wordt ingehouden. Er kunnen nog moties van wantrouwen komen, maar het feit dat het mogelijk is om met een coalitie van een meerderheid van maar één toch te starten met het vertrouwen van de hele Kamer, moet ook wel weer een goed gevoel zijn na dit lange debat.

Dat wil niet zeggen dat het aantal fracties dat dit akkoord actief zal steunen na deze twee dagen is toegenomen. Het blijft een akkoord dat steunt op een meerderheid van één. Maar wat dat betreft houd ik mij toch maar even vast aan het adagium van de oude CHU, een van de drie grondleggers van het CDA. Daar zei men: niet de majoriteit maar de autoriteit. Het is niet de omvang van de steun, maar de kracht van het verhaal die bepalend is. En hier ligt een krachtig verhaal. Vier partijen waarvan ik merk dat we alle vier dit akkoord met verve zullen verdedigen en uitdragen. Een kabinet dat in alles uitstraalt dat het klaar is voor de grote uitdaging voor de komende vier jaar. Het CDA geeft dit kabinet gaarne het vertrouwen.

Ik dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Roemer namens de SP.

De heer Roemer (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb goed nieuws voor de premier. "Wie een visie wil, moet naar een oogarts", heeft hij gezegd. Hij is blijkbaar naar de oogarts geweest, want ik heb een heel duidelijke visie geconstateerd, de afgelopen twee dagen. Dat doet mij deugd, niet omdat ik het ermee eens was, maar omdat we de afgelopen twee dagen hier een heel goed debat hebben gevoerd. Een goed, inhoudelijk en ideologisch debat waarin de tegenstellingen tussen de visie van de premier en de visie van over het algemeen de drie linkse oppositiepartijen duidelijk werden. Een heel mooi debat over de strijd tussen kapitaal en arbeid. Een heel mooi debat over de strijd tussen kapitaal en mensen, over de visie van het kabinet op de samenleving, op de economie, over de manier waarop wij naar de economie kijken, naar de rol van de overheid, naar de rol van de samenleving, naar de menselijke waardigheid, naar solidariteit en gelijkwaardigheid. Dit soort debatten smaakt naar meer.

Voorzitter. Ik heb deze twee dagen vaak voorbij horen komen, ook vanuit de coalitiepartijen, dat veel mensen het gevoel hebben dat de politiek er niet meer voor hen is. Stevige debatten waarin het echt ergens over gaat, helpen om dat vertrouwen te herstellen. Maar veel mensen hebben nog steeds dat gevoel. Vaak hebben ze ook gelijk. Zeker, er staan een heleboel goede voorstellen in het regeerakkoord waar we ook blij mee zijn. Er wordt ook flink geïnvesteerd op terreinen waar dat ook moet. We zullen dat steunen. Maar als 60.000 leraren demonstreren, geeft het geen pas als de minister-president niet thuis geeft. Als honderdduizenden zieken aangeven dat ze het eigen risico niet kunnen betalen, moet de minister-president niet wegkijken. Maar als VNO-NCW belt — misschien was het een CEO van een multinational of misschien heeft de minister-president het ergens gehoord op een borrel in het buitenland — wordt er ineens voor 1,4 miljard dividendbelasting geschrapt. Dan komt de minister-president meteen over de brug en is er plotseling 1,4 miljard beschikbaar voor het schrappen van een belasting, waar voor de verkiezing in deze zaal, bij deze partijen niemand over sprak.

Ik heb het eerder gezegd: de minister-president denkt dat het verlagen van belastingen voor multinationals voor meer banen zorgt, maar er is nog helemaal niemand gevonden die dat kan aantonen. Daarom hebben wij de motie van collega Klaver ook gesteund.

Naast het schrappen van de dividendbelasting wordt de winstbelasting voor grote bedrijven verlaagd. Ik vroeg de minister-president: waar eindigt die race to the bottom van deze belastingoorlog? Hoe vaak gaan we het meemaken dat belastingen, zogenaamd vanwege de internationale concurrentie, verder verlaagd moeten gaan worden voor multinationals ten koste van gewone mensen in de samenleving? Waarom start dit kabinet een belastingoorlog? Ik heb daar nog steeds geen afdoende antwoord op gehad.

Voorzitter. Als de minister-president daadwerkelijk wil dat alle mensen weer het gevoel krijgen dat de politiek er voor hen is, dan moet de politiek er ook zijn voor jongeren met een beperking die heel graag willen werken, maar die door hun beperking niet volledig kunnen werken. Ik heb vandaag gemerkt dat veel mensen zich er terecht aan hebben gestoord dat de minister-president hen wegzet als stakkers. Ik hoop dat hij dat in de tweede termijn wil rechtzetten. Zij horen dat iedereen erop vooruitgaat behalve zij. Zij zijn niet iedereen. Horen zij er niet bij? Ik dien daarom de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wajong-uitkering voor mensen met een arbeidsvermogen per 1 januari 2018 met 5% wordt gekort;

overwegende dat ook mensen met een Wajong-uitkering vertrouwen in de toekomst verdienen;

constaterende dat het kabinet beweert dat niemand erop achteruitgaat, terwijl Wajongers er wel degelijk op achteruitgaan;

verzoekt de regering de geplande korting op de Wajong-uitkering te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Asscher, Klaver en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34775).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet mensen met een arbeidshandicap, door middel van loondispensatie, massaal onder het minimumloon wil laten werken;

van mening dat dit rechtstreeks indruist tegen het uitgangspunt van het minimumloon en het principe dat werk moet lonen;

verzoekt de regering af te zien van het voorstel om mensen onder het minimumloon te laten werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Asscher en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34775).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. We hebben gisteren en vandaag ook veel gesproken over de ouderenzorg. Het goede nieuws is dat er geld beschikbaar komt. Er komt 2,1 miljard voor verpleeghuizen. Maar dat geld moet dan ook terechtkomen bij de zorg, bij de mensen die het werk doen en die collega's zoeken, en bij ouderen die meer aandacht verdienen en dat dus ook moeten krijgen. Het extra geld moet niet in onnodige bureaucratie en overhead of exorbitante salarissen gaan zitten. Dat regelt het regeerakkoord nog niet. Ik dien daarom de volgende motie in, die u moet zien in lijn met het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de problemen rondom de kwaliteit van de zorg in verpleeghuizen aan de orde van de dag zijn en al te lang voortduren;

constaterende dat het kabinet 2,1 miljard euro uittrekt om goede zorg in verpleeghuizen te garanderen;

van mening dat goede zorg moet worden verleend door medewerkers die voldoende tijd hebben voor zorg en aandacht voor de bewoners;

van mening dat het vertrouwen in de politiek ernstig geschaad wordt als de forse investering niet leidt tot extra personeel om die goede zorg mogelijk te maken;

verzoekt de regering te garanderen dat het extra geld voor de verpleeghuiszorg goed besteed wordt en niet weglekt in onnodige bureaucratie en overhead, exorbitante salarissen en zinloze vastgoedprojecten, en hiervoor een plan te maken en voor de begrotingsbehandeling van VWS aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Asscher, Klaver, Thieme, Krol, Kuzu, Van der Staaij, Wilders en Baudet.

Zij krijgt nr. 23 (34775).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. In maart is het referendum over de sleepwet. Of het kabinet het nou leuk vindt of niet, en of het het kabinet gaat lukken om de zeggenschap van mensen af te pakken of niet, het referendum komt er. De SP wil dat mensen erop kunnen vertrouwen dat hun stem ertoe doet. Wij leven namelijk met z'n allen in een democratie. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een raadgevend referendum komt over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdienst;

constateert dat de huidige Referendumwet gewoon van kracht is;

verzoekt de regering de uitslag van het referendum serieus te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34775).

De heer Roemer (SP):

Tot slot, voorzitter. Er zijn andere keuzes mogelijk. Dat hebben wij aangetoond. We kunnen ervoor kiezen om mensen meer zekerheid te geven. Voorstellen van het kabinet om het beleid menselijker en socialer te maken, zullen we van harte ondersteunen. We zullen met vele alternatieven komen om te laten zien waar het anders kan, waar het beter kan en waar het beter moet. We zullen altijd zij aan zij staan met al die mensen en organisaties die in beweging komen om sociale verandering af te dwingen in Nederland, in Europa en in de wereld.

Daarom heb ik nog een laatste motie. Op 10 december krijgt de Internationale Campagne tot Afschaffing van Kernwapens de Nobelprijs voor de Vrede. Na een campagne van 40 jaar ligt er een VN-verdrag tegen atoomwapens. Dat is een heel groot succes. Ik wil ze daar nogmaals van harte mee feliciteren. Alleen de handtekening van Nederland ontbreekt nog. Het ondertekenen zou een prachtig instrument zijn in het streven, ook van dit kabinet, naar een kernwapenvrije wereld. Het is niet onverenigbaar met de NAVO-verplichtingen. Vandaar deze laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat er grote risico's zijn op proliferatie van kernwapens;

overwegende dat het kabinet zich actief wil inzetten, binnen het kader van de bondgenootschappelijke verplichtingen, voor een kernwapenvrije wereld;

tevens overwegende dat Nederland een kernwapenvrije wereld, inclusief een alomvattend, afdwingbaar en verifieerbaar kernwapenverbod nastreeft;

constaterende dat het Italiaanse parlement de regering van Italië onlangs heeft verzocht, binnen het lidmaatschap van de NAVO te onderzoeken het internationaal verdrag tot afschaffing van kernwapens toch te kunnen ondertekenen;

verzoekt de regering de mogelijkheden nader te onderzoeken om het verdrag tot afschaffing van kernwapens te ondertekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Asscher, Klaver, Thieme, Kuzu en Krol.

Zij krijgt nr. 25 (34775).

De heer Roemer (SP):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Pechtold namens D66.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mag ik in de eerste plaats de minister-president hartelijk danken voor z'n beantwoording in de eerste termijn? Ik liep zo-even voor mezelf de afgelopen jaren langs. Ik dacht: de eerste keer, bij Rutte I, had ik er allemaal wat moeite mee. De tweede keer werd het al wat minder. En nu had ik bij het merendeel van het verhaal toch echt het gevoel van: ja, dat is ook wel namens mij. Daar zit dus progressie in.

Voorzitter. Ik eindigde mijn bijdrage gisteren in de eerste termijn net zoals ik eindigde bij de presentatie van het regeerakkoord, namelijk met de woorden "aan het werk". Ik heb na die zeven maanden het gevoel dat het nu echt gaat beginnen. Als de kijkers de afgelopen twee dagen het gevoel hebben gehad of dit nou werken is, dan zeg ik: voor ons is het dat. Het is heel serieus. Het is ook belangrijk, omdat je bij een start van een kabinet het papier ook langzaamaan werkelijkheid ziet worden.

Ik ben ongelofelijk blij dat het kabinet mij verzekerd heeft dat we nu de slag gaan maken van papier naar tastbare resultaten waar mensen op zitten te wachten en dat we die ook de komende weken bij de begrotingsbehandelingen krijgen, met duidelijke prioriteiten daarbij. Ik vind het van belang dat bewindslieden ook zelf kunnen aangeven waar ze met name het komend jaar de kans zien om voor Nederland echt resultaten te gaan boeken. Dat kan een tussenstap zijn, maar dat kan ook al een eerste echte resultaat zijn. Het allerbelangrijkste vind ik dat mensen echt gaan zien wat dit verandert. Want terecht is er weleens de kritiek dat het gaat om 2030, 2050. Het lijkt allemaal zo ver weg, maar het zijn nu de komende drieënhalf, vier jaar waarin we resultaat moeten kunnen zien. Dat kan ik niet voldoende onderstrepen.

Bij de Klimaatwet heb ik echt gezien dat het kabinet de kritiek die er natuurlijk is op wat er allemaal nog niet past en wat er nog niet ingevuld is, serieus gaat oppakken. Ook ik, met de heer Buma, ben best jaloers dat we niet als eerste zijn uitgenodigd. Maar oké, oké, daar laat ik de heer Klaver graag voorgaan.

Voorzitter. Ik hoor uit vak-K wat agendatechnische vragen van minister Wiebes, maar dat doen we later.

De voorzitter:

U mag zich er niet mee bemoeien, meneer Wiebes.

De heer Pechtold (D66):

We doen dat dus later. Ik gun de heer Klaver gewoon de eer.

Ik ben ook blij dat we bij heel andere zaken de draad direct oppakken. Vandaag vroeg ik nog naar een heel actueel punt: hoe gaat de minister die verantwoordelijk is voor emancipatie de draad oppakken met zo'n actueel onderwerp als de rangorde waarin Nederland zich bevindt als het gaat om de ongelijkheid tussen man en vrouw? Dit betekent dus dat niet alles in een regeerakkoord hoeft te staan, maar dat je zelfs vandaag al kunt bewijzen dat nieuwe ontwikkelingen, tegenvallers of meevallers, direct door een kabinet kunnen worden opgepakt.

Ik vind het ook zo belangrijk dat we nu te horen krijgen waar die prioriteiten zitten omdat mij — ik zeg het u eerlijk — tijdens de onderhandelingen de bedragen op een gegeven moment ook wel duizelden. Als je ziet hoeveel geld er naar onderwijs gaat, bijna 2 miljard, en hoeveel geld er naar Defensie gaat, ruim 1,5 miljard, zijn dat enorme bedragen. Maar ik wil vooral dadelijk zien hoe dat onderverdeeld wordt en hoe we gaan zorgen dat bijvoorbeeld bij Defensie de medewerkers, maar ook in het onderwijs de docenten, dat vertrouwen terug gaan krijgen.

Dan het begrip "uitgestoken hand". Ik merk duidelijk dat we dat aan het verkennen zijn. Tijdens de formatie hadden we al even met de PvdA op een best prettige manier gewoon een gezamenlijk doel over het onderwijs. Ik heb gemerkt dat we dat vanaf dat moment aan het zoeken zijn. Dat gaat overigens breder dan alleen die ene fractie, want het gaat ook om andere fracties. Dat is, vind ik, ook een verplichting. Daar kan iedereen mijn fractie aan houden. Ik wil ook horen wanneer er dingen zijn die daarin niet goed gaan. Als het kan, wil ik die samenwerking zoeken en als het niet kan, laten we dat op een duidelijke manier blijken. Het zou mij een lief ding waard zijn als die twijfels over hoe het dadelijk gaat met de wijkverpleging konden worden weggenomen — iets wat toch een beetje een symbool geworden is de afgelopen dagen — en we langs die lijn van kwaliteit, toegankelijkheid en werkdruk in deze Kamer een breed draagvlak konden krijgen voor dat wat nodig is.

En ook het programma SheDecides gewoon vanuit een vorig kabinet overnemen en doorzetten. Dat is eigenlijk al in een toezegging gedaan. Ook dat behoort tot de continuïteit; ik hoop dat dit kabinet ook gewoon naar goede dingen uit het verleden wil kijken.

Voorzitter. We gaan nu richting de begrotingsbehandelingen. Daar kan het allemaal nog veel concreter en wat mij betreft met het doel om niet alleen hier samen te werken maar ook met maatschappelijke organisaties, mensen in de samenleving die kritiek hebben, die kansen zien of wat dan ook. Voor de laatste keer zeg ik nu: aan het werk!

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter. Het is een enorme eer om lid te zijn van de Tweede Kamer en dit schept ook een verplichting om voorzichtig om te gaan met de democratie. Ik heb niet zo heel veel met mensen die hier gaan staan en zeggen: ik vertegenwoordig als enige het Nederlandse volk, ik ben hier de held. Ik denk dat iedereen in deze Kamer zijn werk goed probeert te doen en ik denk dat een stem op Wilders evenveel waard is als een stem op Dijkhoff, op Asscher of op wie dan ook. Ik heb geen enkel bezwaar tegen debatten over welke godsdienst of ideologie ook. Ik heb bezwaar tegen debatten waarbij je over de band van een reële zorg over extremisme, terreur en gevaar, groepen mensen die zich niet kunnen verdedigen verdacht maakt of wantrouwt, bijvoorbeeld omdat mensen Mohammed heten en hun ouders uit een ander land komen. Ik heb er bezwaar tegen als mensen hier gaan beginnen aan een zware maar mooie taak en vanwege die achtergrond deloyaal worden genoemd, mensen die deze schijn hebben. Ik heb er ook bezwaar tegen als mensen worden beschuldigd van belangenverstrengeling of kartelgedrag, zonder dat dit wordt onderbouwd. Daartegen heb ik geen bezwaar omdat dit niet gezegd mag worden, want die vrijheid van meningsuiting is mij minstens even lief als die van enig ander in deze zaal. Maar ik heb daar bezwaar tegen omdat de democratie te kostbaar is, te kwetsbaar, om daar zo slordig mee om te gaan. Het is ook ondemocratisch om je eigen stem boven die van een ander te stellen. Daarom steun ik het verzoek van Buma om de bescherming van die democratie tegen manipulatie door buitenlandse actoren te versterken.

Vertrouwen in de toekomst begint bij zekerheid vandaag. Daar beoordelen we dit kabinet op. Omdat het een democratie is en men gestemd heeft op overwegend rechtse partijen, krijgen we nu een overwegend rechts kabinet. Wat is dan onze taak? Onze taak is niet alleen maar zeggen wat we slecht vinden. Dat hebben we ook gedaan. Volgens mij hebben we dat overtuigend gedaan. Onze taak is ook zeggen wat er wel goed is, maar vooral zeggen hoe de koers anders moet. Want dat is wat mensen van ons verwachten. Na lange magere jaren, is er behoefte aan investeren in zekerheid, in optimisme, in nieuwe kansen. Dus ik beoordeel niet op de uitgestoken hand hier, op het afsprakenboekje van Wiebes. Ik beoordeel op de resultaten voor de mensen die echt aan de beurt zijn: de leraar, de agent, de verpleegkundige, de huurder. Wat dat betreft zie je een heel gemengd beeld van het nieuwe kabinet. Ik vroeg: er wordt per saldo bezuinigd in een tijd van overschotten? De huurder krijgt te horen: dat was in een flits van een seconde voorbij, anders hebben we een gat in de begroting. De leerkracht krijgt te horen: ja, in het primair onderwijs wel, maar in andere sectoren niet. En: ja, we komen erop terug.

Wat is het tussenoordeel? Dat is dat het een kabinet is dat enthousiast begint. Dat is het gegund en ik wens het plezier in zijn werk. Coalitiefracties zijn buitengewoon tevreden over zichzelf en het akkoord. Ook dat mag. Maar als het te klef of zelfgenoegzaam wordt, dan bouw je geen vertrouwen in de toekomst. De Partij van de Arbeid is aanspreekbaar op alle voorstellen die de zekerheid van mensen nu vergroten, want dat vergroot het vertrouwen in de toekomst. De moties die ik heb, sluiten daarbij aan.

Ik begin bij de motie over de wijkverpleging. Ik heb het gewaardeerd dat de minister-president de moeite heeft genomen goed te luisteren, …

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik wil graag nog even een vraag stellen over een motie die door de heer Roemer is ondertekend, maar mede ondertekend door de heer Asscher. Het gaat inderdaad over al die mensen die in de min zitten of die speciale aandacht van onder andere de PvdA krijgen. Het gaat dan over mensen met een Wajong-uitkering, waar 5% op wordt gekort. Dat is geen uitvloeisel van het regeerakkoord, tenminste, ik herken het niet. Het klopt toch dat dit een uitvloeisel is van het vorige kabinet, van de vorige minister van Sociale Zaken?

De heer Asscher (PvdA):

Zeker. Er zijn al eerder moties over ingediend, die wij ook al hebben gesteund. Het is typisch iets wat ons niet gelukt is in het overleg met de VVD. Daarover wil ik net zo transparant zijn als over andere afspraken die niet voor elkaar zijn gekomen, zoals u dat ook goed doet, vind ik. Ik ben van mening dat die korting, nu het zoveel beter gaat met de Nederlandse economie, kan en moet worden teruggedraaid. Wij hebben daar zelf eerder moties over gesteund en dat doen wij nu opnieuw. Ik hoop dat u deze steunt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik markeer dat het inderdaad voortzetting van het beleid is en dat het een besluit is van het vorige kabinet. Dat u daar met terugwerkende kracht kritiek op hebt, dat mag, dat is legitiem, maar het is misschien wel eerlijk om dat te melden.

De heer Asscher (PvdA):

Volgens mij was ik niet oneerlijk in mijn antwoord. Sterker nog, ik wees de heer Segers erop dat we nu, in een tijd van overschotten, de ruimte hebben om dit te veranderen. Volgens mij was hij in het verleden ook een voorstander van die verandering en heeft hij zelfs nu de ruimte om door die motie te steunen die verandering ook te bereiken.

Ik zal heel eerlijk zijn over wat er in het verleden niet gelukt is in de onderhandelingen met de VVD. Ik heb daar een aardig lijstje voorbeelden van. Ik kan u misschien een keer bij een borrel bijpraten, maar we zitten nu in het parlement en we gaan stemmen over die motie en ik ga deze steunen, want ik weet dat er ruimte is om die Wajongers te helpen. Ik hoop, mijnheer Segers, dat u niet alleen mij vraagt om eerlijkheid, maar dat u misschien die motie ook wel steunt.

Voorzitter. Ik wilde mijn waardering uitspreken voor de serieuze behandeling die de motie over de wijkverpleging heeft gekregen, dankzij het feit dat de Kamer verlof heeft gegeven die motie gisteren in te dienen. Ik heb de minister-president goed gehoord, toen hij zei een aantal ankers voorop te willen stellen. Ik heb ook overlegd met de mede-indieners van die motie en dat leidt tot een wijziging, niet in het dictum, maar in de overwegingen. De motie wordt dan nu als volgt. Ik zal deze even voorlezen, voor het beeld.

De voorzitter:

De motie-Asscher c.s. (34775, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wijkverpleegkundigen de grootste groep ouderen verzorgen;

constaterende dat wijkverpleegkundigen fantastisch werk doen maar het zwaar hebben door gebrek aan collega's en gebrek aan tijd;

van mening dat alle ouderen moeten kunnen rekenen op goede zorg, in verpleeghuizen én thuis;

van mening dat kwaliteit, toegankelijkheid en het beperken van werkdruk voorop dienen te staan bij de nieuwe hoofdlijnenakkoorden en er tegelijkertijd ruimte moet zijn voor innovaties en het bestrijden van bureaucratie;

verzoekt de regering de wijkverpleegkundigen uit te zonderen van bezuinigingen bij het sluiten van nieuwe hoofdlijnenakkoorden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 26, was nr. 8 (34775).

De heer Asscher (PvdA):

Daarmee komen we op ongeveer 74 zetels steun, dacht ik.

De voorzitter:

Het is een gewijzigde motie, die wordt gekopieerd en rondgedeeld.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter. We hebben ook gedebatteerd over wat je eigenlijk als maatschappelijk aanvaard minimum beschouwt. Daarom dien ik, in deze tijd, de volgende motie in, ten behoeve van arbeidsgehandicapten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedereen die werkt, moet kunnen rekenen op het sociaal minimumloon;

constaterende dat er in het regeerakkoord een bezuiniging van 500 miljoen staat op arbeidsgehandicapten;

overwegende dat er alternatieven zijn waarbij het sociaal minimum overeind wordt gehouden en werkgevers worden ontzien;

verzoekt de regering deze alternatieven te onderzoeken zodat het sociaal minimumloon voor iedere werkende geldt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Roemer, Klaver, Thieme, Wilders, Krol en Kuzu.

Zij krijgt nr. 27 (34775).

De heer Asscher (PvdA):

Ik heb de indruk dat de heer Wilders buitengewoon trots is dat hij hiervan deel mag uitmaken. Zo zie je maar.

Voorzitter. We hebben gedebatteerd over de veranderingen in het arbeidsrecht. Daar geldt bij uitstek dat er enorme behoefte is aan meer zekerheid. Daar wordt van alles over opgeschreven in het regeerakkoord. Het wemelt van de goede intenties. Ik ben blij dat in het debat duidelijk werd dat de ambitie om een sociaal akkoord te sluiten niet betekent dat men moet tekenen bij het kruisje. Dat leg ik vast of wil ik proberen vast te leggen in een Kameruitspraak.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen behoefte hebben aan meer zekerheid en meer vast werk;

constaterende dat afspraken met werkgevers en werknemers in een nieuw sociaal akkoord daarbij van grote waarde kunnen zijn;

overwegende dat ruimte bij onderhandelingen essentieel is voor een goed resultaat;

verzoekt de regering overeenstemming te zoeken met werkgevers en werknemers in een nieuw sociaal akkoord en de Kamer over de voortgang te rapporteren voordat wetgeving op dit terrein aan de Kamer wordt aangeboden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Asscher. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34775).

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter. We hebben in het debat ook stilgestaan bij de rechten van vrouwen — baas in eigen buik — en bij de rechten van iedereen in dit land, om eigen keuzes te kunnen maken, om te kunnen profiteren van de vooruitgang die er is. Er zijn mooie woorden gesproken over de intenties van het kabinet om internationaal te blijven opkomen voor de rechten van vrouwen. Maar dankzij de uitgeleende versie van mevrouw Buitenweg is het mij opgevallen dat het fonds dat dit mogelijk maakt, niet in het regeerakkoord staat. Daarom is het goed als de Kamer zich daarover uitspreekt. De volgende motie is niet geheel toevallig medeondertekend door collega Ploumen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat vrouwen en meisjes wereldwijd moeten kunnen rekenen op seksuele voorlichting, kraamzorg en veilige abortus en dat Nederland hierbij een voortrekkersrol moet blijven spelen;

constaterende dat de Amerikaanse president Trump de financiering van deze voorzieningen van miljoenen vrouwen in ontwikkelingslanden heeft gestopt;

verzoekt de regering de steun voor SheDecides in woord en daad voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34775).

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter. Aan het einde van dit debat wil ik de bewindspersonen veel succes wensen. Ik wil ze ook toewensen een open blik te houden voor wat er buiten deze zaal speelt. Ik wil hier namens de Partij van de Arbeid aankondigen dat we elke dag aanspreekbaar zijn op voorstellen die beter zijn. Ik heb complimenten gemaakt voor onderdelen van het regeerakkoord die daaraan voldoen. We zijn ook aanspreekbaar om de koers te veranderen. Ik hoop dat we daar vandaag een beginnetje mee kunnen maken. Maar daar zal het niet bij eindigen. Uiteindelijk is de keuze die dit kabinet maakt wat mij betreft nog niet voldoende om vertrouwen in de toekomst te herstellen. Waar Dijkhoff zei "er worden maar insinuaties gedaan", moet ik iets corrigeren. Ik had het over Chinese en Amerikaanse beleggers. In werkelijkheid gaat het over Canadese, Chinese, Russische, Taiwanese, Turkse en Amerikaanse beleggers. Dat zijn degenen die profiteren van de afschaffing van de dividendbelasting. Dat zijn de feiten die de staatssecretaris aan de Kamer kenbaar heeft gemaakt.

Ik eindig dus met een oproep. We kunnen heel veel meer moois bereiken voor heel veel meer mensen nu. We kunnen veel meer zekerheid creëren, en daarmee vertrouwen in de toekomst, door andere keuzes te maken dan dit kabinet doet. En daar gaan we de komende tijd met elkaar het debat over voeren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Segers namens de ChristenUnie.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil allereerst de minister-president danken voor de uitgebreide beantwoording. Ik dank ook zijn souffleurs. Af en toe ging de blik even rond en werden er heel verstandige dingen in zijn oren gefluisterd. Ook dank daarvoor. Dank ook voor het geduld van alle mensen hier links van mij. Wij hadden nog enige bewegingsruimte en konden hier of daar onze koffie halen. Maar goed, bij jullie werd de koffie bezorgd en dat is ook wat waard. Ook een woord van dank aan de collega's van links tot rechts. Er ligt een regeerakkoord. Dat is hier op tafel gelegd. En dan heb je een debat zoals dat hoort. Daarin word je bevraagd, word je uitgedaagd en word je bekritiseerd, van links tot rechts. En toch, als ik de afgelopen twee dagen de revue laat passeren en de balans opmaak, heb ik allerminst spijt van mijn handtekening onder het regeerakkoord. Dat staat. Dit kabinet kan van start, met heel ambitieuze plannen.

De minister-president begon zijn bijdrage met het onderstrepen van het belang van een breed draagvlak. Ik wil dat ook graag onderstrepen, want dat is cruciaal. Dat geldt ook voor het klimaatakkoord. Daar zijn vragen over gesteld en daar zijn toezeggingen over gedaan. De eerste afspraken zijn gemaakt. Het zal een breed akkoord worden, dat ook zal leiden tot breed politiek overleg, in de volle breedte van de Kamer. Ik dank de minister van Economische Zaken en Klimaat voor zijn initiatief, want hij is inmiddels proactief afspraken aan het maken. Wat mij betreft is hij ook van harte welkom voor een kop goede koffie.

Er moet ook voor draagvlak worden gezorgd in de polder. Ook daar moet draagvlak worden gevonden. Nu weet ik dat de minister van Sociale Zaken, die ik enigszins heb leren kennen de afgelopen maanden, een bijnaam heeft: Boutros Boutros Koolmees. Daarmee is hij vernoemd naar een VN-secretaris-generaal die geroemd werd om zijn diplomatieke gaven. En die diplomatieke gaven zal hij nodig hebben. Het was een teleurstelling dat er voor de arbeidsmarkt, de pensioenen en de op dit punt benodigde hervormingen geen akkoord lag in de polder, maar wat er nu nog niet is, kan nog komen. Ik heb veel vertrouwen in deze minister: dat hij met die mensen om de tafel gaat en gaat doen wat hij kan om alsnog dat brede draagvlak, ook in de polder, te realiseren.

In een interruptiedebatje met de minister-president spraken wij over een integrale benadering van wonen en zorg voor ouderen. Er wordt veel werk gemaakt van verpleeghuiszorg. Daar is veel extra geld voor. We hebben gezegd dat het van belang is dat er ook ruimte is voor andere vormen van wonen en voor zorg thuis. We hebben net de motie gezien die is ingediend door de PvdA-fractie over de wijkverpleging. Het is een cri du coeur die we hebben gehoord. De vinger is op de zere plek gelegd en dat is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Het is van belang dat we kijken naar het hele domein, waar ouderen ouder worden en goede zorg nodig hebben. De minister-president heeft aangegeven dat de minister van VWS daarnaar zal kijken en op een later moment zijn visie hierop zal geven. Daar zie ik naar uit, want dat is van groot belang.

Ik heb gisteren ook aangegeven dat het voor de ChristenUniefractie cruciaal is dat niet alleen werk wordt gemaakt van de grote opgaven en uitdagingen van het kabinet — daar zal werk van worden gemaakt; ik noemde al arbeidsmarkt, pensioenen, klimaat, integratie en migratie — maar dat ook uitvoering wordt gegeven aan de kleinere paragrafen. Ik dank de minister-president voor de toezegging dat er haast zal worden gemaakt met de strijd tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie. Hij noemde een termijn van zes maanden voor de Wet regulering prostitutie. Andere wetgeving kan wat langer duren, maar de ChristenUnie moedigt dit van harte aan.

Helemaal tot slot, mevrouw de voorzitter. Ik ben gister begonnen met het citeren van Kim Putters. Ik refereerde aan het bezoek dat hij ons tot tweemaal toe heeft gebracht. Volgens mij is hij in een vorige fase van de onderhandelingen ook langs geweest. Hij vertelde een verhaal dat indruk heeft gemaakt. Je ziet in de inleiding van dit regeerakkoord dat dat zijn sporen heeft nagelaten. Het tegengaan van tegenstellingen, het overbruggen van kloven, het verkleinen van tegenstellingen: dat is een opdracht aan dit kabinet. Kim Putters, die wij nu een aantal keren langs hebben zien komen, die een indringend verhaal heeft verteld, die iedere keer de vinger aan de pols houdt en die de polsslag van de samenleving voelt, gaat werken aan De sociale staat van Nederland 2019. Dat is over twee jaar. Ik verzoek de minister-president hem te vragen om, als hij gaat werken aan die sociale staat van Nederland, opnieuw heel indringend te kijken naar de kloven die we toen hebben benoemd, waarvan wij ons hebben voorgenomen dat ze kleiner worden, waarvoor wij de maatregelen hebben genoemd. Wil de minister-president hem vragen ons daarin scherp te houden en ons een spiegel voor te houden, zodat we nog eens terugdenken aan de gesprekken die we met hem hebben gevoerd en de voornemens die we in dit akkoord hadden, zodat we kunnen kijken wat daarvan terecht is gekomen en waar het beter moet?

Helemaal tot slot, mevrouw de voorzitter. Er liggen veel plannen, zeer ambitieuze plannen. Er staat hier ook een prachtige ambitieuze ploeg klaar. Ik wens jullie allemaal heel veel sterkte, plezier en werkvreugde, en nogmaals de zegen van God.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Thieme namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Gisteren hebben de coalitiepartijen gesproken over het terugkrijgen van het vertrouwen in de democratie. Maar wanneer je de mogelijkheid tot directe democratie — referenda — de nek omdraait en tegelijkertijd de regie geeft aan het bedrijfsleven, wanneer je alles doet om de multinationals en aandeelhouders het zo veel mogelijk naar de zin te maken, wanneer je steevast economische groei boven de belangen van deze planeet en zijn bewoners stelt, zal dit vertrouwen alleen maar verder afbrokkelen.

Op het gebied van klimaat, een van de grootste crises van onze tijd, heeft het kabinet zijn huiswerk voor nog niet eens de helft gedaan. Noodzakelijke maatregelen, onontkoombare maatregelen om de klimaatproblemen aan te pakken, zoals het inzetten op gedragsverandering van burger, bedrijfsleven en overheid, worden angstvallig vermeden. Dat is een enorme gemiste kans. Bert Metz, wetenschapper, voormalig lid van het IPCC en oud-klimaatonderhandelaar voor Nederland, zei vorig jaar: we hebben nog maar vijf jaar om binnen de anderhalve graad opwarming te blijven. Dat betekent dat het deze kabinetsperiode moet gaan gebeuren. Hulp bij het invullen van het klimaatbeleid is dan ook hard nodig. Misschien moeten we de deur van de Trêveszaal er maar gewoon uithalen.

D66 en de ChristenUnie hebben ons gisteren uitgenodigd om te blijven aanjagen en mee te doen om de klimaatdoelstellingen te gaan halen. Die uitnodiging neemt mijn partij graag aan. Pechtold en Segers willen een duurzamere samenleving. Dat bleek ook tijdens de verkiezingen en stond in hun verkiezingsprogramma. Graag breng ik in dit kader nogmaals het klimaatmanifest van Jan Terlouw in herinnering, dat was ondertekend door alle politieke jongerenorganisaties. Ik dien daarom zes moties in waarin een aantal prachtige duurzaamheidsmaatregelen uit de verkiezingsprogramma's van D66 en de ChristenUnie zijn opgenomen. Wij steunen die van harte en hopen dat de andere partijen zich daarbij aansluiten.

D66 vindt net als de Partij voor de dieren dat je vooral energie moet besparen, en niet alleen maar verduurzamen. Daarom warme steun voor een topidee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om alles wat we nog nieuw bouwen minimaal energieneutraal te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Door de salderingsregeling mag de eigenaar van zonnepanelen stroom terugleveren aan het energiebedrijf. Die regeling wordt vanaf 2020 versoberd. Dat is volstrekt onverstandig, want dat leidt volgens het PBL tot minder zonnestroom. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de salderingsregeling van opgewekte zonne-energie te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zowel D66 als de ChristenUnie heeft in de verkiezingscampagnes gesteld dat de overheid een taak heeft om het gebruik van plantaardige alternatieven voor dierlijke eiwitten zoals vlees te stimuleren. Alsof we het zelf bedacht hebben, voorzitter! Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om opschaling van de productie van vleesvervangers te stimuleren en zo de vleesconsumptie en -productie te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

De ChristenUnie stelt in haar verkiezingsprogramma dat de ondergrondse opslag van CO2 een dure techniek is die veel energie kost en geen bijdrage levert aan de energietransitie. Ze hebben hartstikke gelijk! Daarom:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om geen prioriteit en overheidsgeld te geven aan de ondergrondse opslag van CO2,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik zie de heer Segers heel verbaasd kijken, maar het is werkelijk gecommuniceerd tijdens de verkiezingen.

Voorzitter. De 1.300 miljard euro investeringsruimte van de pensioenfondsen biedt een geweldige kans om te investeren in duurzame bedrijven en initiatieven. Ik las het volgende geweldige idee van de ChristenUnie in het verkiezingsprogramma.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om bindende afspraken met investeerders te maken (zoals pensioenfondsen) om investeringen in fossiele energie af te bouwen en te verschuiven naar schone energie en energiebesparing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

De ChristenUnie stelt terecht dat we voor een maximale temperatuurstijging van 1°C à 1,5°C in Nederland het energieakkoord moeten openbreken om onze nationale doelstellingen te halen. Zo is het.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet vasthoudt aan het energieakkoord dat nog loopt tot 2023;

constaterende dat daardoor noodzakelijke maatregelen, zoals de sluiting van kolencentrales, worden uitgesteld tot een volgende kabinetsperiode;

verzoekt de regering het energieakkoord open te breken om de klimaatdoelstellingen te behalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Naast deze goede ideeën van D66 en de ChristenUnie hebben we vandaag nog drie verzoeken aan het kabinet. Dit kabinet trekt 200 miljoen euro uit voor een warme sanering van de varkenshouderij in belaste gebieden, met name in Noord-Brabant. Daar zijn wij voor, maar als we die 200 miljoen euro aan belastinggeld gaan uitgeven, moet het wel gaan om structurele oplossingen en niet om een hele dure verplaatsing van het probleem. Daarom dienen we de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet 200 miljoen euro uittrekt voor een warme sanering van de varkenshouderij in belaste gebieden;

verzoekt de regering de mestproductierechten die gemoeid zijn met de warme sanering van de varkenshouderij ook daadwerkelijk uit de markt te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Asscher, Roemer en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het kabinet maakt 75 miljoen euro vrij om ervoor te zorgen dat jonge boeren gemakkelijker een bedrijf kunnen overnemen. Op zich is dat een sympathieke regel, maar overheidsinvesteringen in de landbouw kunnen niet meer losstaan van een noodzakelijke verduurzaming. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe regering in totaal 75 miljoen euro reserveert voor een bedrijfsovernamefonds in de landbouwsector;

constaterende dat de landbouwsector een grote duurzaamheidsopgave kent;

verzoekt de regering om het toekennen van middelen uit het bedrijfsovernamefonds voor de landbouw te voorzien van de voorwaarde om het over te nemen bedrijf om te schakelen naar biologisch,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

En dit is mijn laatste verzoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vlees het meest milieuvervuilende en klimaatonvriendelijke onderdeel is van ons voedselpakket;

constaterende dat onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving, het RIVM, het International Panel on Climate Change van de VN, wetenschappers van de universiteit van Oxford en de Erasmus Universiteit Rotterdam dringend adviseren om een vleestaks in te voeren;

verzoekt de regering af te zien van de algemene verhoging van het lage btw-tarief en in plaats daarvan een vleestaks in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (34775).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Tot slot. Mijn partij wil een radicale koerswijziging: de planeet centraal stellen in plaats van de kortetermijnbelangen van de westerse mens. We zien uit naar de debatten met het kabinet, om het kabinet daarvan te overtuigen en daar voorstellen te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is erg rumoerig in de zaal.

Ik geef het woord aan de heer Krol namens 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter en dank ook aan de minister-president voor alle antwoorden. Laat ik beginnen met de koopkrachtontwikkeling. Wat 50PLUS betreft is die in de plannen van Rutte III niet evenwichtig en gelijkmatig voor werkenden, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben. Sterker nog, 1% van de huishoudens die werken, 9% van de huishoudens met een uitkering en maar liefst 12% van de gepensioneerde huishoudens gaat er in deze regeerperiode in koopkracht op achteruit. 12%: dat betekent ruim 220.000 gepensioneerde huishoudens die koopkracht verliezen. En dat volgens het Centraal Planbureau. 50PLUS komt daarom bij de behandeling van het Belastingplan en van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid met concrete voorstellen door middel van amendementen. Daarnaast wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat het beleid van het kabinet-Rutte III niet leidt tot een voldoende evenwichtige en gelijkmatige koopkrachtontwikkeling voor werkenden, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (34775).

De heer Krol (50PLUS):

Dan de AOW-leeftijd. Dit kabinet laat de AOW-leeftijd verder oplopen en negeert daarmee een zeer brede roep uit de samenleving van onder meer werkgevers, werknemers en arboartsen. De verhoging van de AOW-leeftijd zet de arbeidsmarkt onder druk, bevordert langdurige werkloosheid en verhoogt het beroep op sociale voorzieningen. 50PLUS is duidelijk: breng de leeftijd van de AOW terug naar 65. Vandaar de volgende motie, die ook is ondertekend door collega Roemer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (34775).

De heer Krol (50PLUS):

Wat 50PLUS betreft is het onrechtvaardig om Nederlandse huiseigenaren te laten bloeden voor een groots cadeau aan buitenlandse beleggers en multinationals. Een miljoen mensen, waaronder 500.000 ouderen die keurig volgens de strekking van de wet hun hypotheek hebben afgelost door zuinig te leven, worden nu gestraft met een aflosboete ten bedrage van 1 miljard euro. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet-Rutte III een boete op aflossen introduceert door de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (wet-Hillen) in 30 stappen af te schaffen;

constaterende dat het kabinet-Rutte III ook van plan is om de dividendbelasting af te schaffen, hetgeen in de CPB-doorrekening wordt gekenmerkt als lastenverlichting aan het buitenland;

overwegende dat het onwenselijk is om spaarzame Nederlandse huiseigenaren te laten opdraaien voor een groots cadeau aan buitenlandse beleggers en multinationals;

verzoekt de regering om zowel de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (wet-Hillen) als de dividendbelasting niet af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (34775).

De heer Krol (50PLUS):

50PLUS steunt de motie van collega-Roemer over het schrappen van de geplande korting op de Wajong. Ook de door mijn 50PLUS-collega Van Brenk ingediende motie komt later vandaag in stemming. Deze onzalige maatregel moet van tafel. Ik herinner de minister-president er nog maar eens aan dat wat hem betreft de deur van de Trêveszaal op een kier zou staan.

Tot slot: er komt helaas geen coördinerend minister van of voor ouderenzaken. Wat 50PLUS betreft is dat een gemiste kans. Het is in onze ogen noodzakelijk om integraal naar het ouderenbeleid te kijken, over beleidsterreinen en bewindspersonen heen. Eerder diende mijn fractie een motie in om een speciale Kamercommissie ouderenbeleid in te stellen. Deze motie komt straks in stemming. Ik roep alle fracties nadrukkelijk op om dit voorstel te steunen. Het is echt van groot maatschappelijk belang.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Dank aan de minister-president voor de beantwoording. Het was een goed debat, een breed debat, niet alleen over geld en goed, maar ook over waarden en normen, en ook over onze identiteit, geschiedenis en volkslied. Heel veel onderwerpen zijn vandaag alleen maar even aangestipt. Ze komen natuurlijk ook terug bij de komende begrotingsdebatten. Inderdaad, het is een goede samenloop dat we nu gelijk met ingang van volgende week ook met de begrotingsdebatten verder kunnen gaan.

Overkoepelend thema was mijns inziens wel hoe we het vertrouwen van de burgers veel meer en verder kunnen winnen. Op allerlei thema's is dat aan de orde. En inderdaad, mijnheer Van Haersma Buma, daar hebben het kabinet, en wij allemaal ook wel een beetje CHU-mentaliteit voor nodig. Kenmerkend voor de oude CHU was immers ook dat men de mensen van de dubbele namen wist te verbinden met de mensen op de timmerwerkplaats. De gewone mensen én juist ook de mensen van meer de aristocratie konden met elkaar verbonden worden vanuit het uitgangspunt "niet de majoriteit maar de autoriteit". Dat heeft overigens ook in het SGP-beginselprogramma doorwerking gehad, want daarin staat dat het ons niet om de meerderheid van de kiezers gaat maar om de doorwerking van de beginselen van het Woord. Dat is ook een doorvertaling daarvan.

Voorzitter. Voor het kabinet betekent dat dat ik de volgende uitdaging bij alle bewindslieden zou willen neerleggen: doe alsof er geen regeerakkoord is bij de verdediging van de voorstellen, want dan moet je inderdaad ook op de inhoud iedereen proberen te overtuigen. Het is vaak een te makkelijke argumentatie om te zeggen: het staat in het regeerakkoord. Die uitdaging zou ik graag willen neerleggen.

Voorzitter. Die verwijzing naar de CHU maakt het ook nog weer duidelijk dat het met een vierpartijenkabinet eigenlijk nog wel meevalt. Want stel dat KVP, ARP en CHU niet gefuseerd waren en RPF en GPV zelfstandig hadden voortbestaan, dan hadden we nu een zevenpartijenkabinet gehad.

Voorzitter, ik ga naar de moties. De motie van collega Asscher heb ik meeondertekend waar het ging om de zorg, juist omdat in het debat goed tot uitdrukking kwam dat de kwaliteit van de zorg, de toegankelijkheid en de werkdruk geen gevaar mogen lopen en dat er aan de andere kant ook winst kan worden geboekt op het terrein van innovatie en bureaucratie. Juist in dat evenwicht steunen wij deze motie.

Voorzitter, dan de eigen moties. Ik heb er een viertal.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in diverse plaatsen winkeliers onder dreiging van een dwangsom verplicht worden om hun winkel op zondag open te stellen;

van mening dat contractsvrijheid niet inhoudt dat er geen beschermende maatregelen nodig zijn om de keuzevrijheid van winkeliers tegen gedwongen winkelopenstelling te waarborgen;

van mening dat werkgevers en werknemers recht hebben op een goede balans tussen werk en privé;

constaterende dat de tot op heden genomen maatregelen winkelopenstellingsdwang niet effectief voorkomen hebben;

verzoekt de regering op korte termijn te komen met wetgeving om te waarborgen dat winkeliers, ongeacht hun motief, hun winkel op zondag gesloten kunnen houden zonder dreiging van dwangsommen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Asscher. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34775).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord ten aanzien van de aanpak van de regeldruk inzet op uitbreiding van de huidige bedrijfs-effectentoets met een mkb-toets;

verzoekt de regering ook ten aanzien van Europese voorstellen die de regeldruk dreigen te verhogen te toetsen wat de gevolgen zijn voor kleine bedrijven;

verzoekt de regering te bezien hoe bestaande Europese regeldruk voor kleine bedrijven verminderd kan worden en zich hier op Europees niveau voor in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (34775).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, mijn derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet zich wil inzetten voor verbetering van de onderlinge relaties tussen Israëliërs en Palestijnen;

overwegende dat diverse lidstaten in VN-organisaties, waaronder UNESCO en de Mensenrechtenraad, zich inzake de Israëlisch-Palestijnse kwestie herhaaldelijk zeer partijdig tonen;

verzoekt de regering in VN-verband actief stelling te nemen tegen lidstaten in VN-organisaties die disproportioneel agenderen tegen Israël, en, zoals de Nederlandse regering eerder gedaan heeft, onrechtvaardige resoluties af te wijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Baudet en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (34775).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, u weet dat ik gisteren mijn betoog in tien tweets heb samengevat. Er was één tweet die qua steun op Twitter eruit sprong, en wel de tweet "de SGP pleit voor het neerzetten van de Nederlandse vlag in het parlement". Dat zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn als het aanleren van het volkslied en daarom hierover tot slot een motie, samen met collega Wilders, die ooit al eerder een dergelijke motie heeft voorgesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de vergaderzaal van het parlement de nationale vlag een mooie en duidelijke functie heeft als symbool van de natie;

constaterende dat het in verreweg de meeste landen al lang een heel goed gebruik is om de vlag op te hangen;

van mening dat ook in Nederland de nationale driekleur een plaats verdient in de vergaderzaal van de Tweede Kamer;

verzoekt het Presidium stappen te ondernemen die ertoe leiden dat ook in de plenaire vergaderzaal van het Nederlandse parlement de nationale vlag zichtbaar wordt gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (34775).

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vind dat eigenlijk wel een heel interessant voorstel. Het is ook al eerder gedaan, maar toen waren er wat problemen, omdat er partijen waren die vonden dat de Europese vlag daar ook bij hoort. Dat zie je ook in de parlementen waar u naar verwijst; het valt mij altijd op dat die twee vlaggen daar in gezamenlijkheid staan. Mag ik de motie zo interpreteren dat zowel de Nederlandse als de Europese vlag dan hier in het parlement komt?

De heer Van der Staaij (SGP):

De parlementen gaan daar verschillend mee om, dat valt mij ook op. Het pleidooi in deze motie gaat — net zoals we het ook over de vaderlandse geschiedenis hebben gehad en over het Nederlandse volkslied — over de Nederlandse vlag en dus niet over de Friese vlag, niet over de Europese vlag, niet over de regenboogvlag, maar echt over het rood-wit-blauw van Nederland.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het kan niet anders dan dat ik dit natuurlijk een heel mooi voorstel vind. Ik zou daar de CHU-vlag wel naast willen hebben, maar ik weet niet of dat het gaat halen. Het lijkt mij goed als het Presidium zich daarover buigt. Ik weet dat we dit eerder hebben voorgesteld, maar toen was er volgens mij zelfs met de architect nog de vraag of het allemaal wel mag. Dat is heel ingewikkeld geweest. Ik hoop dat het nu makkelijker zou zijn, want daar hebben we wel dat ding aan te danken waar de voorzitter nu voor zit.

De voorzitter:

Ik weet het.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind het heel verstandig als het Presidium daar even naar kijkt, maar de algemene richting — nogmaals, inclusief de CHU-vlag en de Europese vlag en die van alle provincies ook nog — van in ieder geval de Nederlandse vlag lijkt mij heel erg mooi.

De voorzitter:

De discussie ging ook over het waaien van de vlag. Dat kon toen ook niet zo makkelijk ...

De heer Van der Staaij (SGP):

Er wordt straks verbouwd. Bij zo'n verbouwing moet er altijd wel een mooie plek voor een vlag te krijgen zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. O sorry, u was nog niet klaar.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik was wel aan het eind van mijn moties.

Ik wil tot slot nog herinneren aan mijn bijdrage van gisteren over een gebed zonder end. Collega Buma had het al over de Reformatieherdenking. Aan het einde van die Reformatieherdenking dinsdagavond werd er ook gebeden voor de nieuwe regering en het parlement om wijsheid, doortastendheid en de zegen van God. Dat wens ik ook het nieuwe kabinet van harte toe.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, ik wil beginnen met de opmerking dat we, want ons betreft, niet moeilijk hoeven te doen over die vlag. We kunnen hem daar ophangen. We zullen die motie daarom ook steunen.

En wat hebben we toch een prachtige democratie! We hebben een prachtig debat met elkaar gevoerd. Ik wil mevrouw Arib, u, mevrouw de voorzitter, bedanken voor uw geduld de afgelopen twee dagen, met name waar het gaat om de eindeloze interrupties van de heer Asscher. Ik wil de minister-president bedanken voor zijn uithoudingsvermogen.

De voorzitter:

Ik dacht al: als u mij een compliment geeft, dan moet ik echt aan mezelf twijfelen. Dat klopt dus. Gaat u verder.

De heer Kuzu (DENK):

En, voorzitter, er zijn toch ook wel een aantal conclusies te trekken na twee dagen debatteren. Ik wil beginnen met de conclusie over het fiscale beleid. Want dit is niet het kabinet-Rutte III, maar het kabinet-Hans de Boer I, de voorzitter van de club van multinationals. Nooit eerder is het voorgekomen dat er zo achteloos wordt gesmeten met een belastingkorting van 1,4 miljard voor buitenlandse aandeelhouders. Het CPB kan geen bewijs leveren voor positieve effecten. De premier kan geen bewijs geven voor de positieve effecten. Economen kunnen dat bewijs niet leveren, maar toch kiest dit kabinet ervoor om 1,4 miljard euro te storten voor het grootkapitaal. 1,4 miljard! Dan vraag je je af hoeveel kinderen in armoede hadden we hiermee kunnen helpen? Hoeveel daklozen hadden we hiermee een dak boven hun hoofd kunnen bieden? Hoeveel mensen met schulden hadden wij hiermee kunnen ontzien? Hoeveel Wajongers hadden we perspectief kunnen bieden op een betere toekomst?

Het is onvoorstelbaar dat de premier niet gewoon duidelijk wil zijn over de vraag wie hem deze kapitalistensubsidie heeft ingefluisterd. Wanneer een groot deel van de Kamer het eigen risico wil verlagen, wordt gesproken over ongeoorloofde staatssteun aan zorgverzekeraars. Dan vraag je je af of 1,4 miljard euro voor het grootkapitaal geoorloofde staatssteun is. Dat brengt mij tot een conclusie. Wij van DENK vinden in ieder geval dat er nooit meer een informateur mag worden aangesteld die zulke nauwe banden heeft met het bedrijfsleven en de bancaire sector.

Voorzitter, de tweede conclusie. Toekomstige generaties worden door dit kabinet gedwongen om een wezenlijk onderdeel van hun identiteit, namelijk hun nationaliteit op te geven om Nederlander te blijven. Het is mooi dat Rutte opkomt voor staatssecretaris Visser en minister Ollongren. Het is mooi dat wordt opgekomen voor hun kinderen. Maar de generatie daarna moet straks van dit kabinet gewoon verplicht een perverse keuze maken. Je bent of Zweed of Nederlander, of Turk of Nederlander, of Belg of Nederlander. Alsof je mensen vraagt te kiezen tussen hun vader en hun moeder. Alsof mensen pas echt Nederlander zijn als ze een deel van hun identiteit opgeven. Dit is een discriminerende pestmaatregel die niet past in een regeerakkoord met als titel "Vertrouwen in de toekomst". Want dit is wantrouwen op basis van afkomst. Om ervoor te zorgen dat we komende generaties beschermen tegen deze perverse maatregel dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe kabinet voor komende generaties met meer dan één nationaliteit een verplicht keuzemoment wil inrichten, dat leidt tot het hebben van niet meer dan één nationaliteit;

van mening dat nationaliteit niets zegt over iemands loyaliteit, iemands intenties, of iemands bijdrage aan onze samenleving;

verzoekt de regering nóóit tot wetgeving te komen waarbij als doel gesteld wordt om tot een verplicht keuzemoment voor mensen te komen, dat leidt tot het hebben van niet meer dan één nationaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (34775).

De heer Kuzu (DENK):

Tot slot. Ik wens dit kabinet succes toe in de komende periode. Met een minimale meerderheid in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer krijgt dit kabinet het enorm lastig. We hebben het in deze Kamer over een meerderheid van 1 zetel: 76 tegen 74 zetels. De heer Rutte heeft vandaag zijn best gedaan om op een aantal momenten de hand te reiken. Hij heeft laten zien dat hij links en rechts steun zoekt, waar het gaat om de wijkverpleging of waar het gaat om het klimaat. Ik wil in ieder geval tegen alle bewindspersonen zeggen dat de deur van DENK net als de deur van de Trêveszaal op een kier staat. Die deur kan verder opengaan als het kabinet met maatregelen komt om de tweedeling in de samenleving te bestrijden en racisme en discriminatie keihard aan te pakken. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik nu naar de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):

Mevrouw de voorzitter. Gisteren heb ik hier een uitgebreid verhaal gehouden over de onderliggende problematiek in de Nederlandse politiek en hoe het anders kan en moet. FvD is de partij van de liefde en wij staan erop dat het nee van Nederland gerespecteerd wordt. Als ons land nee zegt, bedoelt het nee. Nee bij referenda over de Europese Unie. Nee bij discussies over immigratie. Nee over steeds grotere bureaucratie. Helaas. Al de zaken die het niet wilde en niet wil, gebeurden toch en blijven gebeuren. Heel Nederland kan "me too" zeggen na wat het partijkartel ons allen heeft aangedaan.

Dus we weten wat we niet willen. Om concrete uiting te geven aan wat we dan wél willen, dien ik vandaag tien moties in met concrete voorstellen voor hoe het anders kan. Motie 1, 2 en 3 gaan over kartelbestrijding en verbetering van de democratie, motie 4, 5 en 6 gaan over immigratie en asiel, motie 7 gaat over sanering van de NPO, motie 8 gaat over de zorgpremies, motie 9 over dividendbelasting en het steunen van het mkb en motie 10 gaat over het structureel vergroten van de innovatiekracht van ons land.

Motie 1.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kiesraad op 1 november 2017 heeft geconstateerd dat er 384.126 geldige verzoeken voor het houden van een referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, beter bekend als de sleepwet, zijn ingediend en dat er binnen zes maanden een referendum dient te worden gehouden;

overwegende dat artikel 11 van Wet raadgevend referendum luidt: "Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.";

constaterende dat de minister-president na de uitkomst van het referendum over het EU-associatieverdrag met Oekraïne deze beslissing eindeloos traineerde en een onnavolgbare interpretatie had van de woorden "zo spoedig mogelijk";

roept de regering op indien het referendum over de Wiv leidt tot een geldige uitspraak tot afwijzing, om binnen twee weken na de uitslag van het referendum een intrekkingswet in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (34775).

Volgende motie.

De heer Baudet (FvD):

Motie 2.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de demissionaire nadagen van het kabinet-Rutte II bewindslieden overstapten of thans voornemens zijn over te stappen naar publieke en/of private topfuncties in gebieden waar zij als bewindspersoon zelf bij betrokken waren;

overwegende dat het onwenselijk is dat bewindslieden in een situatie met conflicterende belangen worden gebracht waar hun eigen carrièrebelangen kunnen conflicteren met het algemeen belang;

roept de regering op om binnen zes maanden met een voorstel te komen waarin een afkoelingsperiode voor bewindslieden van minimaal twee jaar wordt voorgeschreven gedurende welke periode de (voormalig) bewindspersoon geen functie kan vervullen of anderszins betrokken zijn bij organisaties of instanties in de publieke of private sector voor zover die betrekking hebben op of in relatie staan tot het werkgebied waar hij of zij als bewindspersoon verantwoordelijk voor was,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (34775).

De heer Baudet (FvD):

Motie 3.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijze van stemmen in de Tweede Kamer sinds 1848 niet wezenlijk is veranderd en dat de huidige wijze van stemmen in de Tweede Kamer bijzonder onnavolgbaar en weinig transparant is voor de bevolking;

roept het Presidium op om binnen zes maanden met een concreet plan te komen voor de aanschaf en installatie van een individueel digitaal stemsysteem en om de uitslagen van deze stemmingen vervolgens ook binnen één uur na de stemming online te publiceren en per individueel Kamerlid inzichtelijk te maken voor de bevolking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (34775).

De heer Baudet (FvD):

Motie 4 gaat over immigratie en asiel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in het Nederlands belang is om een gecontroleerd immigratiebeleid te voeren waarbij Nederland zelf bepaalt welke immigranten hier worden toegelaten en welke niet worden toegelaten op basis van nader vast te stellen objectieve criteria;

overwegende dat het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 achterhaald is en Nederland in sterke mate belemmert in het voeren van een dergelijk immigratiebeleid;

overwegende dat ook het kabinet-Rutte III in onderdeel 4.5 van het regeerakkoord 2017-2021 onderkent dat de aard en omvang van de wereldwijde asielmigratie in de afgelopen decennia drastisch is veranderd, en dat het VN-Vluchtelingenverdrag 1951 niet langer het juiste juridische kader vormt voor het asielbeleid van de toekomst en daarbij de wil uitspreekt te onderzoeken op welke wijze het verdrag bij de tijd moet worden gebracht;

constaterende dat de situatie nu dermate ernstig is dat de uitkomst van een dergelijk onderzoek niet kan worden afgewacht;

roept de regering op om het VN-Vluchtelingenverdrag 1951, overeenkomstig artikel 44 van dit verdrag, per 1 januari 2018 op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (34775).

U heeft nog twee minuten.

De heer Baudet (FvD):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat buitengewoon ontransparant is wie er nu precies Nederland binnenkomen, wie een paspoort krijgen, wie uitgeprocedeerd zijn, wie ook daadwerkelijk worden uitgezet en wat de daadwerkelijke gevolgen zijn van de immigratie voor de Nederlandse samenleving;

roept de regering op per 1 januari 2018 wekelijks het exacte aantal bij te houden van:

  • -alle asielaanvragen;

  • -alle in behandeling genomen asielverzoeken;

  • -alle afgewezen asielverzoeken;

  • -alle verleende verblijfsvergunningen;

  • -alle afgewezen verblijfsvergunningen;

  • -alle gestarte asielprocedures;

  • -alle uitgeprocedeerde asielzoekers;

  • -alle voltooide uitzettingen;

  • -alle naturalisaties;

  • -alle asielzoekers verdacht van een misdrijf en/of veroordeeld voor een misdrijf;

  • -alle statushouders verdacht van een misdrijf en/of veroordeeld voor een misdrijf,

en om dit alles te specificeren op land van herkomst, leeftijd, geslacht en dit overzicht per week online te publiceren op de website van de IND,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (34775).

De heer Baudet (FvD):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat circa 300 jihadisten met de Nederlandse nationaliteit naar Syrië zijn vertrokken, kennelijk om zich aan te sluiten bij IS of andere jihadistische organisaties;

overwegende dat deze mensen geweld aantoonbaar niet schuwen en elk aspect van onze manier van leven afwijzen, en bij terugkeer in Nederland een groot risico vormen voor onze nationale veiligheid;

roept de regering op al deze jihadisten hun Nederlandse nationaliteit te ontnemen, overeenkomstig artikel 14 vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, en niet één van hen naar Nederland te laten terugkeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (34775).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote vooringenomenheid bestaat in de publieke media van de Nederlandse Publieke Omroep;

constaterende dat de NPO programma's maakt die in vergelijking met nieuwe media op internet en sociale media extreem kostbaar zijn en daarbij ook nog eens steeds minder kijkers trekken;

overwegende dat veel NPO-programma's uitstekend overgenomen kunnen worden door de commerciële omroepen;

overwegende dat de Nederlandse Publieke Omroep ieder jaar circa 900 miljoen ontvangt, enerzijds uit de rijksbijdrage aan het Commissariaat voor de Media en anderzijds uit Ster-reclamegelden;

roept de regering op om vanaf 1 januari 2019 de rijksbijdragen media aan het Commissariaat voor de Media ten behoeve van de NPO gedurende een periode van vijf achtereenvolgende jaren jaarlijks met 100 miljoen te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (34775).

Mijnheer Baudet, u bent door uw tijd heen. U hebt nog twee moties?

De heer Baudet (FvD):

Nog drie moties.

De voorzitter:

Ik zou ze bewaren voor de begrotingsbehandelingen of voor andere debatten.

De heer Baudet (FvD):

Omdat we, na al deze dagen, die anderhalve minuut niet kunnen missen voor het voorlezen van deze moties?

De voorzitter:

U heeft echt van die hele lange moties. Dan kom je …

De heer Baudet (FvD):

Het zijn wel hele goede moties.

De voorzitter:

Dan dient u ze op een ander moment in. Dank u wel, mijnheer Baudet.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit was de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We gaan hierna een VSO houden over de Landbouw- en Visserijraad van 6 en 7 november. Ik schors de vergadering nu voor enkele ogenblikken. Na het VSO zal er overigens worden geschorst voor de dinerpauze. Die zal ongeveer een uur duren.

Dank jullie wel. Jullie kunnen weg. We gaan nu met een ander debat beginnen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Naar boven