7 Algemene financiële beschouwingen

Aan de orde zijn de voortzetting van de algemene financiële beschouwingen,

en de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (33400-IX).

(Zie vergadering van 3 oktober 2012.)

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister van Financiën op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

Minister De Jager:

Voorzitter. Allereerst bedank ik de Kamerleden voor de vele complimenten en de waardering die voor het verrichte werk is uitgesproken. Ik bedank de Kamer ook voor de samenwerking met mij als staatssecretaris en als minister, die in totaal nu bijna zes jaar duurt. Ik ben bijna drie jaar staatssecretaris geweest en bijna drie jaar minister, en wat voor jaren! Zeker de jaren waarin ik minister was, waren echte crisisjaren. Het was crisis op internationaal vlak in de nasleep van de bankencrisis. In ons land is voor de financiële markten het grootste wetgevingspakket ooit ingevoerd. Het was ook crisis in Europa door de schuldencrisis. Hier in Nederland is een historisch grote bezuinigingsoperatie doorgevoerd.

Deze moeilijke, zware tijd heeft veel van de Kamer vereist. Het genoegen om in deze moeilijke omstandigheden met de Kamer samen te werken was dan ook geheel wederzijds. Ik heb met de volle breedte van de Kamer kunnen samenwerken op tal van onderwerpen gedurende de crisis. Hoewel wij het misschien niet altijd met elkaar eens waren, wat er soms ook een beetje bij hoort, hebben wij toch met veel wederzijds respect samengewerkt, zoals ik gisteren ook van de Kamer hoorde. Dat gold niet alleen op het terrein van de begroting of Europa. Ik noemde al de wetgeving voor de financiële markten. Zoals de heer Plasterk gisteren zei, is die een beetje ondergesneeuwd door het overweldigende nieuws over Europa en de begroting, maar het is voor de Kamer en voor mij als minister wel ontzettend veel werk geweest om de enorme hoeveelheid wetgeving voor de financiële markten te behandelen, met als doel een stabieler financieel stelsel. Dat is ongekend.

Ondanks de bijzondere druk die uitgaat van het managen van al die crises tegelijkertijd, waarover de Kamer ook steeds wil debatteren, kijk ik met bijzonder veel genoegen terug naar deze periode. Op internationaal, Europees en nationaal gebied heb ik mijn werk met veel genoegen gedaan en ik heb in die periode enorm veel ervaringen gehad en gebeurtenissen meegemaakt. Ik denk aan het moment waarop ik als staatssecretaris in Washington tijdelijk tot regeringsleider werd gebombardeerd en opeens tussen de echte, grote regeringsleiders van de twintig grootste landen mocht staan in het Witte Huis. Ik denk ook aan het moment waarop ik in dit huis het Lenteakkoord heb gesloten, afgelopen voorjaar. Dat waren twee fantastische dagen en nachten.

Ik heb bij het aanbieden van de Miljoenennota de vijf partijen die het begrotingsakkoord mogelijk maakten, bedankt. Het akkoord heeft op verschillende vlakken zijn waarde bewezen en doet dat nu nog. Het is een bewijs dat Nederland ook in een moeilijke tijd, waarin het kabinet net was gevallen, de begroting op orde kan brengen. Het heeft ook als basis gediend voor de verkiezingen en was het basispad voor het Centraal Planbureau. Daarna heeft het gediend als basis voor het opstellen van de begroting die ik op Prinsjesdag heb ingediend. Tot ver over de landsgrenzen heen is over het begrotingsakkoord tussen kabinet en oppositiepartijen geschreven. Ik dank dus de vijf partijen die hieraan hebben meegewerkt. Dit bevestigt het beeld dat Nederland ook in een moeilijke tijd verantwoordelijk en financieel degelijk beleid voert.

Maar in de nieuwe samenstelling van de Kamer hebben de fracties die het Lenteakkoord hebben gesloten, geen meerderheid meer. Het is goed om te zien dat de Kamer in nieuwe samenstelling dat stokje overneemt. Zoals de fracties van het Lenteakkoord mijn complimenten verdienen, geef ik ook mijn complimenten aan de twee partijen die nu de verantwoordelijkheid nemen over de gehele begroting en met een aanvullend begrotingsakkoord de begroting wijzigen. In deze functie hoef ik het niet eens te zijn met bepaalde keuzes daarin. Zelf zou ik hier en daar misschien een andere afweging hebben gemaakt en het kabinet heeft ook andere voorstellen gedaan op bepaalde punten. Toch is het goed en waardeer ik het vanuit landsbelang zeer dat er een akkoord wordt bereikt over de hele begroting.Dat is geen makkelijke opgave geweest. Het Lenteakkoord had als belangrijke doelstelling een maximaal tekort van 3%; het werd 2,7%. Dit wordt overgenomen in het deze week gepresenteerde, aanvullende begrotingsakkoord. Dit akkoord wijzigt iets meer dan 2 miljard euro op het begrotingsakkoord van 12,4 miljard en een begroting van rond 270 miljard. Het is goed te zien dat de nieuwe meerderheid in de Kamer de verantwoordelijkheid voor het geheel overneemt, omdat je voor een begrotingsverantwoordelijkheid ook een meerderheid voor het geheel nodig hebt. Dat is de winst van een vroegtijdig, aanvullend begrotingsakkoord, aangezien voor het begrotingsakkoord in de lente de meerderheid ontbrak.

Dit is de derde keer dat ik de Miljoenennota in deze Kamer bespreek. Bij de eerste keer moest ik helaas al waarschuwen dat Nederland zich niet in een gewone recessie begeeft. De hoge schulden en de vergrijzing betekenen dat de groei langdurig op een lager niveau zal liggen. De meest recente ramingen van het Centraal Planbureau bevestigen dat ook. Een structureel lagere groei betekent ook structureel lagere belastingontvangsten. En tegelijkertijd leidt de vergrijzing tot structureel hogere uitgaven als je niet ingrijpt. Zonder aanpassingen is dat dus een onhoudbare situatie.

In mijn eerste Miljoenennota ben ik daarom ingegaan op het belang van het weer op orde brengen van de overheidsfinanciën. Bij considatie moet je goed nadenken over de effecten op de economie. Enerzijds zijn er negatieve bestedingseffecten, anderzijds juist weer positieve vertrouwenseffecten. Ik heb aangegeven dat juist in een schuldencrisis de vertrouwenseffecten van groot belang zijn. Hierbij is van belang dat het groeiverlies door de crisis permanent is. Op inhaalgroei hoeven we deze keer niet te rekenen. Dat betekent dat Nederland niet automatisch uit de schulden kan weggroeien zoals in het verleden. Slechts verstandig beleid en structurele aanpassingen kunnen ervoor zorgen dat de begroting weer op orde komt.

In mijn tweede Miljoenennota ben ik dieper ingegaan op het belang van hervormingen, gegeven de structureel lagere groei. Nederland staat er in veel opzichten uitstekend voor, maar op andere terreinen was en is er nog steeds veel werk aan de winkel, zoals op het terrein van de woningmarkt, de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel. De Miljoenennota die we vandaag bespreken maakt duidelijk dat we de afgelopen jaren belangrijke voortgang hebben geboekt bij het werken aan een veerkrachtige economie en een schokbestendige begroting. Met deze begroting halveren we het tekort ongeveer ten opzichte van de situatie in 2009. Dit kabinet levert een grotere considatie-inspanning dan welk kabinet ooit tevoren. Ook op het dossier van de eurocrisis hebben regering en oppositie laten zien dat ze kunnen samenwerken als het landsbelang daar echt om vraagt. Dat geeft ook vertrouwen in de toekomst.

Het is goed om te zien dat er momenteel in Europa enkele lichtpuntjes zijn. Er wordt gestaag voortgang geboekt in de bestrijding van de crisis, en de spreads van een aantal crisislanden, het verschil dat landen moeten betalen ten opzichte van Duitsland, zijn recent weer gedaald. De Miljoenennota laat ook zien dat onevenwichtigheden in het eurogebied wat beginnen af te nemen, bijvoorbeeld de handelsbalanstekorten. Er zijn de afgelopen jaren bovendien belangrijke stappen gezet ten behoeve van een betere governance, een betere en structurele aanpak in Europa om te voorkomen dat we ooit in de toekomst nog een keer in zo'n crisis kunnen belanden. Zo kan Europa ook sterker uit deze crisis komen.

Echter, de eurocrisis is nog niet voorbij. Ook in Nederland zijn wij er nog lang niet. Met deze begroting brengen we het tekort ruim beneden de 3%. De Europese afspraken zijn belangrijk voor het vertrouwen in de financiële markten, maar vooral ook voor onszelf. Tegelijkertijd is dit pas het begin. Het tekort moet blijvend en structureel binnen de 3%-grens en richting begrotingsevenwicht of overschot worden gebracht. De landen waarmee wij ons echt willen vergelijken, Duitsland en de Scandinavische landen, hebben hun tekorten al weggewerkt. Voor schokbestendige overheidsfinanciën moet Nederland dan ook werken aan een structureel overschot op de begroting.

Ook structurele hervormingen blijven belangrijk om Nederland welvarend te houden in een nieuwe wereld. Met de hervorming van de woningmarkt, zoals die in deze begroting is opgenomen, is een belangrijk begin gemaakt. Er is echter meer nodig om de risico's van hoge schulden in te perken.

Verder stijgen de zorgkosten in Nederland schrikbarend snel, bijna onhoudbaar snel. Ook de nieuwe Kamer zal dus te maken krijgen met moeilijke beslissingen. Ik hoop dan ook dat de Kamer net als in de afgelopen jaren het leiderschap toont dat nodig is in deze moeilijke tijden.

Dit brengt mij bij de meer specifieke beantwoording van de vragen die gisteren in het debat zijn gesteld. Ik ga eerst in op het deelakkoord over de begroting, het aanvullend begrotingsakkoord. Dan zal ik ingaan op het overige binnenlands beleid. Vervolgens komt er een blok over de financiële markten. Ik sluit af met Europa en het IMF. Dat zijn vier blokken, die de voorzitter misschien aanleiding kunnen geven om enige structuur aan te brengen.

Allereerst stelden onder anderen de heer Koolmees, mevrouw Schouten en de heer Klein vragen over het deelakkoord over de begroting. Hoeveel mensen komen in aanmerking voor de overbruggingsregeling? Welk deel van de uittreders is dat? Hoe hoog zal de overbrugging zijn? Is de overbruggingsregeling geen zoethoudertje? Et cetera. In 2013 gaat het om zo'n 15.000 tot 20.000 vutters en mensen met een prepensioen. Dat is circa 20% à 25% van het totale aantal vutters en mensen met een prepensioen. De overbruggingsregeling is bedoeld om de periode te overbruggen tot zij AOW krijgen. Het bedrag sluit daarom aan bij het AOW-niveau. Het is gericht op de groep mensen die het gat zelf niet kan overbruggen omdat ze weinig vermogen en een partner met een laag inkomen hebben. Dat beoogt de overbruggingsregeling.

De update over het koopkrachtbeeld naar aanleiding van aanpassingen door het aanvullend begrotingsakkoord heb ik schriftelijk doen toekomen.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij duiken nu de techniek in. Ik heb over alle onderdelen een flink aantal vragen, bijvoorbeeld ook over het volgende. Vallen mensen met een private arbeidsongeschiktheidsverzekering ook onder de overbruggingsregeling? Ook zij zitten namelijk met een gat.

Minister De Jager:

Dat is op zich een goede vraag, maar de heer Van Hijum vraagt natuurlijk wel naar een uitleg over een afspraak die twee partijen in de Kamer hebben gemaakt. Dat zeg ik er voor alle duidelijkheid bij. Die moet nog verder worden uitgewerkt. Wat er nu over te zeggen is, heb ik net aangegeven. Dat zijn de feiten. Wellicht hebben de twee partijen daarop aanvullende opmerkingen ten aanzien van de vragen van de heer Van Hijum. Anders laat ik de beantwoording van de vragen over aan de uitvoering. Dat is in dit geval de minister van Sociale Zaken. Ik begrijp de vraag heel goed. Dat soort uitvoeringsproblematiek kun je goed krijgen, maar het lijkt mij dat een van de twee partijen nu of de minister van Sociale Zaken daarop in een later debat kan ingaan.

De heer Plasterk (PvdA):

Wij zitten op dit specifieke punt in een wat ongebruikelijk situatie. Ik vraag de minister of de begroting uiteindelijk een autoriserend karakter heeft. De Kamer zegt dan tegen de regering dat dit de budgettaire ruimte is waarbinnen zij datgene moet doen wat op basis van de inhoud van het beleid in de ogen van de Kamer wenselijk is. Ik neem aan dat de minister ons nu naar beste weten heeft geïnformeerd over het budget dat past bij de intentie die uit deze wijziging spreekt. Daarna is het aan de regering om dat in te vullen.

Minister De Jager:

Een begrotingsautorisatie betreft inderdaad het maximaal autoriseren van het doen van een bepaalde uitgave. De Staten-Generaal autoriseert de regering daartoe. Op basis hiervan kan de minister van Sociale Zaken een uitwerking maken, die hij zal voorleggen aan de Kamer.

De heer Klaver (GroenLinks):

Volgens mij gaan wij een heel nieuwe manier van debatteren met elkaar uitvinden. Ik ben wel benieuwd of de heer Plasterk ook stelt dat …

De voorzitter:

Die nieuwe manier van debatteren gaan wij niet invoeren. Wat de minister zojuist heeft gezegd, is de enige juiste weg. Dit komt aan de orde tijdens de behandeling van de deelbegroting van Sociale Zaken. Dan kunt u daarover debatteren en kunt u de PvdA-woordvoerder in de eerste termijn van de regering interrumperen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dan wordt het een lange tweede termijn. De heer Plasterk maakte zojuist het punt dat het aan de Kamer is. De heer Van Hijum stelde de heel heldere vraag of ook de mensen met een private arbeidsongeschiktheidsverzekering eronder vallen. Ik vind het dan op dit punt niet vreemd, omdat de heer Plasterk zojuist al een voorschot nam of hij politiek vindt dat die groep hier ook onder valt.

De voorzitter:

Dan wordt het inderdaad een lange tweede termijn, want ik sta dit niet via de interruptiemicrofoon toe. Dan zou het een warrig debat worden, waarbij je je kunt afvragen of de minister überhaupt nog aan het woord komt. Het is de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik wil dus de regering graag de kans geven om te antwoorden op de vragen die u gesteld hebt.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog een vraag over het deelakkoord. De minister gaf zojuist aan dat de overbruggingsregeling voor de AOW voor prepensioeners 20% tot 25% is van het totale aandeel voor prepensioeners. Over welk inkomensniveau gaat het dan? Welke mensen met welk inkomen komen in aanmerking voor de overbruggingsregeling? Kan de minister daar antwoord op geven?

Minister De Jager:

Nee. Ik heb begrepen dat die regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150% van het wettelijk minimumloon en dat de regeling een partner- en vermogenstoets kent. Die vermogenstoets zou exclusief woning- en pensioenvermogen zijn. De aantallen nemen overigens af omdat de regeling alleen geldt voor personen die op 1 januari 2013 reeds met VUT of prepensioen zijn. Dat kan ik erover zeggen. Voor de rest is het verstandig om te doen wat de voorzitter ook al zei. Ook in een normale algemene financiële beschouwing, in missionaire status, zou ik doorverwijzen naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de begrotingsbehandeling en niet naar de tweede termijn van de algemene financiële beschouwingen, zeg ik tegen het lid Klaver. Het lijkt mij dus verstandig om uit te wijken, want ik verwacht niet veel meer details los te krijgen van de twee partijen. Ze komen in ieder geval niet van mij.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik word vanzelf wel naar een andere begrotingsbehandeling verwezen als het niet klopt, maar die vermogenstoets is voor mijn fractie een heel belangrijk punt. Welke grens voor het vermogen wordt daarin getrokken?

Minister De Jager:

Dat antwoord moet ik even schuldig blijven. Ik verdedig dit niet eens, maar ik geef informatie over een pakket waarbij ik niet betrokken ben geweest toen het tot stand kwam. Ik weet dat in de vermogenstoets de eigen woning en het pensioenvermogen niet meetellen, maar de vraag waar de vermogensgrens precies ligt, verwijs ik ook door. Die kan het best bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken aan de orde komen. Het is niet iets van dit kabinet. Nogmaals, het is een bijzondere situatie. Ik doe echter mijn best om informatie te geven, zoals in eerste termijn ook terecht is gevraagd door deze Kamer.

Het CDA vraagt hoe het houdbaarheidsverlies van 600 miljoen euro te verklaren is. Het houdbaarheidsverlies wordt grotendeels verklaard door het afschaffen van het vitaliteitssparen. Dat houdt in dat de premie-inleg niet meer aftrekbaar is. Dat effect treedt direct op. Er is dus gelijk een besparing. Daarentegen is de toekomstige uitkering niet meer belast. De opbrengst wordt dus naar voren geschoven. In de periode 2013–2017 loopt de opbrengst van het vitaliteitssparen op van 0,6 miljard euro in 2013 naar 0,7 miljard euro in 2017. Structureel levert de maatregel slechts 0,1 miljard euro op. Dit betekent dat het 0,6 miljard euro minder is dan in 2017. Het levert dus nog een heel klein beetje op, maar minder dan in 2017 omdat op dat moment de verlieseffecten zich parallel voordoen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik denk dat ik nu een vraag heb waarop de minister wel antwoord kan geven, namelijk over het totale budgettaire beslag dat met het vitaliteitssparen gemoeid is. In de begroting en de eerdere brieven van de minister van Sociale Zaken over het vitaliteitspakket wordt iedere keer gerept over een bedrag van 495 miljoen euro. Niet invoeren van vitaliteitssparen levert in 2013 in één keer 580 miljoen op en in 2014 zelfs 760 miljoen. Hoe verhoudt deze besparing zich tot de kleine 500 miljoen waarover wij tot nu toe steeds zijn geïnformeerd? Waarom is de besparing ineens zoveel hoger?

Minister De Jager:

De besparing is 600 miljoen in 2013 en 700 miljoen in 2017. Dat levert het afschaffen van het vitaliteitssparen op volgens de nieuwste ramingsinzichten, dus dat kan ik bevestigen.

De heer Van Hijum (CDA):

Als Kamerlid heb ik te maken met de begroting. Daar haal ik de informatie uit welk bedrag gereserveerd is voor het vitaliteitssparen, 490 miljoen. Ik word met een deelakkoord gepresenteerd waarin het opheffen van diezelfde spaarregeling in een keer bijna 100 miljoen oplevert. Hoe kan dat?

Minister De Jager:

Die 490 miljoen zou een intensivering kunnen zijn op het bestaande budget. De staatssecretaris kan er straks misschien iets over zeggen. Er is natuurlijk ook een bestaand budget. Wij hebben twee regelingen in elkaar gevoegd en nu wordt een bepaalde regeling, het vitaliteitssparen, in dit akkoord weer afgeschaft.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik krijg er graag helderheid over, want bij mijn beste weten hebben wij een totaaloverzicht gekregen van het vitaliteitspakket en van wat daarin is gereserveerd voor het sparen. Nogmaals, wat nu wordt bespaard, is meer dan wat erin zit. Dat kan niet helemaal kloppen.

Minister De Jager:

Ik weet niet naar welk jaar de heer Van Hijum nu kijkt. In 2013 levert het niet invoeren van het vitaliteitssparen 580 miljoen op. Ik weet niet of de cijfers die hij nu geeft, de 490 miljoen, ook over het jaar 2013 gaan. Wij komen er in de termijn van de staatssecretaris op terug.

De heer Klaver vraagt hoe ik aankijk tegen de effecten op natuur en milieu. Bepaalde maatregelen uit het begrotingsakkoord op het gebied van milieu zijn overeind gebleven. De VVD en de PvdA hebben de reserveringen voor duurzame economie in 2013 deels ingezet ter dekking van andere maatregelen. Het deelakkoord van de VVD en de PvdA vermeldt verder niets over 2014 en volgende, dus voor de effecten op het milieu is met name van belang wat de structurele afspraken worden. Een incidenteel jaar zal niet zo'n heel groot structureel effect hebben op het milieu. Van belang is wat men de jaren daarna doet. Ik kan die vraag niet beantwoorden. Waarschijnlijk kunnen zelfs beide partijen dat nu nog niet, omdat het nog op de onderhandelingstafel ligt. Het is een reeks, maar in het deelakkoord is die voor 2014 en volgende niet ingezet. Er zal waarschijnlijk nog over worden gesproken aan de tafel. Pas als je dat weet, kun je de effecten op het milieu doorrekenen. Een mooi moment om dat te doen, is de presentatie – dat laat ik natuurlijk aan een volgend kabinet – van het totale pakket dat men dan bij het Planbureau voor de Leefomgeving laat doorrekenen. Het doorrekenen van deelstukjes levert meestal niet zoveel op. Het planbureau wil natuurlijk ook weten welke andere maatregelen je neemt.

De heer Koolmees vraagt specifiek of de investeringen in natuur op de aanvullende post bij Financiën staan en of ik kan toezeggen dat die middelen worden overgeboekt. De bedragen die in het begrotingsakkoord zijn gereserveerd voor investeringen in natuur worden aan de begroting van EL&I toegevoegd, wanneer voor de besteding van het gereserveerde budget een doelmatig plan is opgesteld dat aansluit bij de beoogde doelen. Ik ga ervan uit dat ook de heer Koolmees eist dat er eerst een doelmatig plan liggen voordat wij het geld overboeken naar een vakministerie. Het streven is om de uitwerking van de maatregelen dit najaar gereed te hebben, waarna de middelen aan de begroting van EL&I, BZK en I en M kunnen worden toegevoegd.

De heer Klaver vraagt welk effect het deelakkoord banen oplevert voor de werkgelegenheid. Ik ga ervan uit dat het deelakkoord een onderdeel wordt van een mogelijk nieuw regeerakkoord. Het ligt voor de hand dat het regeerakkoord, net als door het Planbureau voor de Leefomgeving, ook wordt doorgerekend door het Centraal Planbureau en dat dan ook het effect op de werkgelegenheid wordt bezien. Pas als je echt een integraal overzicht hebt, kun je daarover iets zinnigs zeggen. Maar uiteraard is het aan een nieuw kabinet om het voor te leggen aan het CPB. Het is usance dat dat gebeurt.

Is de minister ook bereid om technische vragen te beantwoorden over de voorstellen van de PvdA en de VVD? Ja, natuurlijk. Vragen over het deelakkoord 2013 kan ik natuurlijk niet altijd beantwoorden, omdat die vragen aan de opstellers van dat deelakkoord moeten worden gesteld. Mijn informatie op dat punt is niet volledig. De opstellers van het deelakkoord hebben meer informatie. Maar uiteraard werk ik eraan mee om zoveel mogelijk vragen over het deelakkoord te beantwoorden.

De heer Van Hijum vroeg of het klopt dat departementale taakstellingen voor apparaatskosten worden afgewenteld op incidentele meevallers en programma-uitgaven. Ook de heer Koolmees stelde daar een vraag over. De beide heren verwijzen naar een artikel in het FD. Hierin wordt de 875 miljoen euro departementale taakstelling uit het begrotingsakkoord behandeld. Die taakstelling betreft niet de apparaatskosten. De bezuinigingstaakstellingen voor de apparaatskosten waren voor dat jaar al ten volle gehaald. Er kon op het apparaat dus niet verder worden bezuinigd. Uiteindelijk resteerde er nog een post in het akkoord om te worden verdeeld. Het kabinet heeft het richting de fracties van het Lenteakkoord op zich genomen om dat bedrag alsnog in te delen. Het ministerie van Financiën heeft die invulling degelijk en deugdelijk geoordeeld. Dat is dus niet op het apparaat, maar op andere posten. Overigens moet het inderdaad wel structureel worden gedekt. Daar waar incidenteel een meevaller is gebruikt, is nu al voorzien in structurele dekking daarna, en wel via een andere post. Ook dat hebben we dus geregeld. Voor sommige posten in 2013 gaat het om een incidentele dekking, maar tegelijkertijd is er ook een structurele dekking voor de jaren daarna afgesproken. Het is dus wel degelijk en deugdelijk gedaan. Het is een misverstand dat het op het apparaat wordt betrokken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

U bent klaar met het blokje over het deelakkoord?

Minister De Jager:

Nee, nog niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister heeft net aangegeven, in welke effecten hij inzicht kan geven. In de schriftelijke beantwoording heeft hij al aangegeven dat de koopkracht overall met 0,25% verslechtert. Hij heeft ook aangegeven dat de lasten voor bedrijven een kleine 600 miljoen toenemen. Verder heeft de minister gezegd dat hij degene is die met een deelakkoord wordt geconfronteerd, maar hij is natuurlijk wel degene die het moet verdedigen en het straks mogelijk ook nog moet gaan uitvoeren. Kan de minister een appreciatie geven van het deelakkoord ten opzichte van het Lenteakkoord? Acht de minister dit een verbetering?

Minister De Jager:

Nogmaals, ik ga niet over de individuele maatregelen. Het betreft individuele maatregelen waarvoor geldt dat het kabinet hier en daar een andere keuze heeft gemaakt, gebaseerd op het Lenteakkoord. Dat geldt natuurlijk ook voor mij. Overigens is het het begrotingsrecht van de Tweede Kamer om daarin wijzigingen aan te brengen. Dat is dus niet heel opvallend. Het betreft ook niet, zoals wel in de media is gesuggereerd, een enorme verbouwing. Immers: ruim 2 miljard euro is afgezet tegen het Lenteakkoord relatief, maar helemaal als je het afzet tegen de begroting. Dan is het minder dan 1% daarvan. Ik kijk als minister van Financiën naar het totaalbeeld, en niet naar de specifieke maatregelen waar vakministers over gaan. Als ik daarnaar kijk, dan zie ik dat daar plussen en minnen in zitten. Aan de minzijde noem ik vooral de lastenkant. Koopkracht vind ik eerlijk gezegd altijd een beetje gevaarlijk, omdat het een standaardkoopkrachttabel betreft die niet altijd precies de werkelijkheid weergeeft. In dit geval zitten de reiskosten bijvoorbeeld niet in de standaardkoopkrachttabel, terwijl de assurantiebelasting daar via de inflatie wel in zit. Het is dus altijd lastig om een vergelijking te maken.

Wel vind ik het jammer – volgens mij vindt normaal gesproken iedere minister van Financiën dat jammer – dat er minder uitgavenbeperking plaatsvindt en meer lastenverzwaring. Per saldo heeft dit aanvullende akkoord een lastenverzwarend effect en dat vind ik op zich altijd jammer. Als minister van Financiën probeer ik natuurlijk altijd zo veel mogelijk de uitgaven te beperken en de lasten zo weinig mogelijk te verzwaren. Soms is dat laatste voor de korte termijn noodzakelijk, maar ik vind dat wij in het Lenteakkoord op het punt van de lastenverzwaring al gekozen hadden voor het maximum. Kijkend naar het totaalbeeld, zie ik echter twee partijen die, nu de fracties van het Lenteakkoord hun meerderheid hebben verloren, de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de totale begroting van ongeveer 270 miljard euro, inclusief alle pijnlijke maatregelen die het kabinet al heeft genomen in het kader van de 18 miljard euro en die in 2013 ingaan en ook inclusief bijna alle maatregelen van het Lenteakkoord. Het gaat om meer dan 10 miljard euro van de 12,4 miljard euro van het Lenteakkoord. Als minister van Financiën vind ik dit op zich natuurlijk wel positief. Er wordt mij gevraagd naar mijn oordeel. Ik zie dat het saldo niet verslechtert als gevolg van het aanvullende akkoord. Dat weegt voor mij zeer zwaar. Het zou ook zeer zwaarwegend zijn geweest als dit niet het geval zou zijn geweest en als het saldo zou zijn verslechterd door dit aanvullende akkoord, maar dat is niet het geval. Als minister van Financiën moet ik echt naar het landsbelang kijken. Ik vind dat het landsbelang is gediend met een nieuwe meerderheid die de verantwoordelijkheid neemt voor de totale begroting, inclusief alle pijn die in het verleden is "genomen" en alle pijn die in 2013 opnieuw ingaat. Daar spreken wij nu helemaal niet over, maar mede gelet op de 18 miljard euro van het kabinet, toen het begon in 2010, en het Lenteakkoord, laat ik het – als een soort balans – aan de Kamer om deze wijziging wel of niet aan te brengen. Het is voor mij niet gepast om een ander oordeel over de resultante te hebben.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Normaliter krijgen wij hier amendementen voorgelegd die een wijziging zijn op de begroting. Mogelijk worden die amendementen vandaag nog ingediend. Als ik de minister goed begrijp, laat hij het oordeel echter over aan de Kamer, terwijl de lasten voor het bedrijfsleven inderdaad worden verzwaard, het structurele EMU-saldo door deze maatregelen verslechtert en dus ook de koopkracht licht verslechtert. De minister heeft een heel betoog gehouden om aan te geven waarom dit aan de Kamer is, maar hij zal hier uiteindelijk ook zijn politieke oordeel over moeten geven. Is de conclusie van de minister dat hij dit aan de Kamer overlaat? Of is zijn conclusie dat hij dit als minister eigenlijk zou moeten ontraden?

Minister De Jager:

Nee, voor het hele pakket laat ik het oordeel over aan de Kamer. Volgens mij was dat klip-en-klaar mijn politieke conclusie. Ik zeg dit in mijn hoedanigheid als minister van Financiën in demissionaire status, in het licht van het feit dat er een nieuw kabinet gaat aantreden. Het staatshoofd heeft mij gevraagd om aan te blijven om het landsbelang te dienen en dus niet om politieke oordelen over bepaalde maatregelen te hebben en al helemaal niet om politieke spelletjes te spelen. Dat ligt ook niet in mijn aard. Ik kijk hier gewoon naar in mijn staatsrechtelijke functie, ook gelet op de demissionaire status van dit kabinet. Ik constateer dat het tekort de komende jaren niet verslechtert. U hebt het over het structurele saldo gehad. Ik vind de ontwikkeling op dat punt natuurlijk jammer, maar ik weet ook dat de twee partijen dit op de tafel hebben en dit natuurlijk moeten dekken. In het totaalpakket zullen die twee partijen de structurele verslechtering die met dit aanvullende akkoord ontstaat, moeten dekken, maar daar hebben zij nog alle tijd voor. We bespreken nu de begroting voor 2013 en daarin is iedere euro gedekt. De door mij op Prinsjesdag ingediende begroting, die gebaseerd is op het Lenteakkoord, blijft grotendeels intact, voor meer dan 99%. Zelfs het Lenteakkoord, waar mevrouw Schouten zelf deelgenoot van is geweest, blijft voor een groot gedeelte intact. Natuurlijk zitten er wijzigingen in waarvan ik mij goed kan voorstellen dat de ChristenUnie of andere "Lentefracties" die niet voor hun rekening nemen omdat zij die wijzigingen een verslechtering van het Lenteakkoord vinden. Ik heb ook zeker mijn eigen ideeën over bepaalde maatregelen die vandaag voorliggen. Ik doel op individuele maatregelen. Daarover hoef ik ook geen oordeel te geven. Die komen immers bij het Belastingplan en bij de vakbegrotingen aan de orde. Gelet op mijn demissionaire status en gelet op het feit dat twee partijen de verantwoordelijkheid willen nemen over het totaal van de begroting en daarbij uitkomen op een tekort van maximaal 2,7%, kan ik het bij de begroting voor 2013 in alle redelijkheid aan de Kamer laten om daar een oordeel over te vellen.

De heer Merkies (SP):

De koopkracht gaat omlaag. De vraag is vervolgens voor wie de koopkracht het meest omlaag gaat. Je ziet dat er maatregelen zijn, zoals de assurantiebelasting, die iemand met een lager inkomen harder treffen. Dat is immers, net als bij de btw-maatregel, voor deze mensen een relatief groter bedrag ten opzichte van het totale inkomen. De verschillen tussen arm en rijk zijn al groter geworden door het Kunduzakkoord. Kan de minister bevestigen dat de verschillen tussen arm en rijk volgend jaar groter worden?

Minister De Jager:

Nee, dat kan ik niet bevestigen. Overigens vind ik dat een vraag die thuishoort bij de minister van Sociale Zaken. Een correctie wil ik wel maken. Nogmaals, de assurantiebelasting is geen maatregel die ik zelf zou treffen. Naar de btw-maatregel is onderzoek gedaan. De heer Merkies zegt dat die meer gevolgen heeft voor mensen met lagere inkomens. Bij het algemene btw-tarief is dat echter niet het geval. In de CPB-cijfers slaat dat geleidelijk neer over alle inkomensgroepen. Onderzoek toont bovendien aan dat bij mensen met de laagste inkomens de gevolgen minder aanslaan dan bij bepaalde hogere inkomensgroepen. Het is dus een misverstand dat de btw of dat indirecte belastingen bij mensen met de laagste inkomens harder toeslaan. Over de assurantiebelasting kan ik niet oordelen. Ik kan mij echter voorstellen dat iemand die rijker is ook meer te verzekeren heeft. Daarnaar is echter geen onderzoek gedaan.

Ik bekijk de zaken nu dus even niet per maatregel. Ik kijk naar het totaalpakket. Bij vragen over de koopkracht verwijs ik naar de minister van Sociale Zaken. Daar ben ik als minister van Financiën altijd heel consequent in geweest bij de algemene financiële beschouwingen. Het totale, integrale koopkrachtbeeld wordt bij de begroting van Sociale Zaken besproken.

De heer Merkies (SP):

Het is verhelderend om te horen dat de minister zelf de assurantiebelasting niet heeft voorgesteld. Bij de btw is het wel degelijk zo dat mensen met een laag inkomen een groter deel van hun inkomen consumeren en dus meer last hebben van de btw-maatregel. Net is het schriftelijke antwoord op mijn vraag over de koopkrachteffecten uitgedeeld. Ik lees daarin dat de koopkracht voor mensen met een minimumloon omlaag gaat. Ik lees ook dat mensen met het sociaal minimum er op achteruitgaan, ongeacht tot welke groep zij behoren. De koopkrachtcijfers van het Kunduzakkoord zijn al bekend. Dan kan de minister toch niet anders dan zeggen dat met het nieuwe akkoord de verschillen tussen arm en rijk groter zijn geworden?

Minister De Jager:

Nee, dat kan ik niet. Nederland is een land waarin de inkomensverschillen tussen arm en rijk internationaal gezien heel erg klein zijn. Wij moeten bovendien voorzichtig zijn met het vergelijken van statistieken. De koopkrachteffecten van het aanvullende begrotingsakkoord dat door VVD en PvdA is gesloten, laat ik aan de minister van Sociale Zaken. Dat doe ik altijd, ook bij regeringsbeleid. Bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken wordt over koopkracht gesproken. Vandaag spreken wij echter over de financiële zaken. Ik begrijp de vragen van de heer Merkies heel goed. Ik kan mij goed voorstellen dat hierover een inhoudelijk debat gevoerd kan worden. Dat is echter meer iets voor de minister van Sociale Zaken.

De heer Merkies (SP):

Ja, maar goed. In de schriftelijke beantwoording zegt u: namens de minister van Sociale Zaken meld ik u het volgende. En daarna komen die cijfers. U zegt nu dat u daaruit geen conclusies kunt trekken. In dat geval vraag ik u of u bereid bent om de koopkrachtcijfers te laten doorrekenen door het Centraal Planbureau. We kennen nu immers van het hele pakket voor 2013.

Minister De Jager:

Ik denk dat dit gaat gebeuren bij de presentatie van het integrale regeerakkoord. Het is niet aan mij om dit helemaal toe te zeggen, maar ik denk dat u erop kunt rekenen dat dit gaat gebeuren. Dat is namelijk wel gebruikelijk.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. We hadden een Lenteakkoord. We hebben een Herfstakkoord. Dan heet het weer "Kunduzakkoord", of "deelakkoord". We hebben een coalitie, een oppositie. We hebben, zo begreep ik van de heer Plasterk, een precoalitie. Gisteren begon ik mijn betoog met de vraag aan de minister of hij deze begroting voor 2013, waarover wij nu spreken, met droge ogen kan verdedigen.

Minister De Jager:

In het rijtje van de heer Van Vliet ontbrak nog één aanvulling: de PVV die wegloopt van de onderhandelingstafel. Als je 2012 dan toch in momenten wilt verdelen, dan moet je dat gegeven zien als een heel belangrijke trigger en aanleiding voor alles wat de heer Van Vliet opnoemde. Op het moment suprême was het de PVV die wegliep. Ik moest dit toch even noemen, als historische aanvulling op het rijtje van de heer Van Vliet.

Voor alle duidelijkheid: de begroting die ik verdedig, is de begroting van het kabinet die op Prinsjesdag is ingediend en die met de steun van de vijf partijen tot stand is gekomen. Twee partijen hebben nu een wijziging daarvan opgesteld. Ondanks het feit dat dit in het oog springende maatregelen zijn – want dat zie ik ook – is deze wijziging in het licht van de totale begroting redelijk beperkt van omvang. Ik moet uiteraard wel kijken naar de financiële consequenties van die wijzigingen. Ik heb dat heel kritisch en streng gedaan, en zie geen financiële verslechtering optreden in 2013. In economisch opzicht is het jammer dat er voor een aantal honderden miljoenen euro's meer lastenverzwaring is, in plaats van uitgavenbeperking. Laat dit een aansporing voor de onderhandelende partijen zijn om dit naderhand te corrigeren. Maar als bewindspersoon, als minister van Financiën, dus zoals ik nu en hier sta, zeg ik dat de winst van het akkoord, vanuit het totaal bekeken, veel groter is dan de nadelen ervan, die ik ook zie. Er zijn immers nadelen. Als ik het in mijn eentje voor het zeggen had, zou ik andere keuzes maken, maar zo werkt het niet helemaal in de politiek en de democratie. Al met al vind ik van het totaalpakket dat de Kamer de ruimte heeft om zo'n aanpassing te doen, zeker nu we een nieuwe coalitie in zicht hebben, die waarschijnlijk dezelfde samenstelling heeft als de twee partijen die deze wijzigingen voorstellen. Als demissionair minister van Financiën weeg ik ook dat gegeven in mijn oordeel mee. Al met al zijn de maatregelen dus weliswaar niet de mijne en ook niet van het kabinet – althans in het aanvullend akkoord – maar meer dan 99% is dat wel, ook na de aanneming van de wijzigingen op deze begroting. Vanuit het totaal gezien, vind ik dit gegeven, noch de gang van zaken, in strijd met het landsbelang.

De heer Van Vliet (PVV):

Toen de PVV besloot te stoppen met de Catshuisonderhandelingen, omdat zij in tegenstelling tot VVD en CDA niet wilde tekenen voor tien belastingverhogingen – wat voor de PVV het glorieuze moment was waarop zij nee zei tegen deze waanzin – begon inderdaad de historie die ik net opsomde. Ik kom daarmee op een heel interessant punt. Dat Herfstakkoord, of deelakkoord, maakt onderdeel uit van de Begroting 2013. Ik neem aan dat de minister hier staat namens een demissionaire regering en dat die hele demissionaire regering met één mond spreekt. Ik stel de minister daarom de volgende vraag. Als straks zijn eigen partij, het Christen Democratisch Appel, nee zou zeggen tegen dat deel- of Herfstakkoord, en dus tegen dat deel van de begroting, is deze minister dan gewoon onderdeel van het demissionaire kabinet? Of zegt hij dan: ik ben ook nog CDA'er, dus toedeledokie kabinet, ik stap eruit!

Minister De Jager:

Als ik het oordeel aan de Kamer laat, dan is dat al bij voorbaat geen reden om af te treden. Normaal gesproken zou je erna nog de ruimte hebben om die afweging te maken. Die afweging had anders uit kunnen pakken als het belangrijkste hoofddoel van het Lenteakkoord, goede overheidsfinanciën in 2013 en een tekort op of onder de 3%, opzij zou zijn geschoven. We komen ruim onder de 3% uit, ook met dit aanvullende begrotingsakkoord. Ik zie daarom zelf geen aanleiding om afstand te nemen van het begrotingsakkoord, laat staan van de totale begroting.

De heer Van Vliet vroeg of ik de verantwoordelijkheid voor de totale begroting op mij kan nemen als de Kamer de begroting wijzigt. Uiteraard kan ik dat, want ieder jaar wijzigt de Tweede Kamer der Staten-Generaal hier of daar een begroting. Dat kan voor een kabinet natuurlijk nooit de aanleiding zijn om op te stappen, want dan zou het begrotingsrecht een wassen neus zijn. Het begrotingsrecht is echter wel een van de grote democratische verworvenheden in de geschiedenis van welk parlement dan ook! Het is een recht van de Tweede Kamer, maar als het gebruik van dat recht zou leiden tot een saldo dat ik niet voor mijn rekening had kunnen nemen, dan had ik de verantwoordelijkheid voor de begroting zeker niet op mij genomen.

In dit geval kom ik niet eens toe aan die beoordeling, want dit pakket leidt tot precies hetzelfde saldo in 2013 als de door mij ingediende begroting. Wie zou hier eigenlijk blij moeten zijn? Het kabinet steunt niet meer op een meerderheid. Verder hebben de fracties van het Lenteakkoord ook geen meerderheid meer in de nieuwe Kamer. Als dan twee partijen de verantwoordelijkheid nemen voor de begroting, daaraan minder dan 1% veranderen en alles 100% dekken, dan is dat in mijn ogen in het landsbelang. Het is een goede zaak.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik vroeg dan ook niet of het demissionaire kabinet zou opstappen als het het niet eens is met de manier waarop de Kamer gebruikmaakt van haar budgetrecht. Ik vroeg naar de positie van de minister als CDA'er. Wat doet hij als hij ziet dat zijn eigen partij het met bepaalde zaken niet eens is? Geeft hij dan als CDA'er de brui aan dit demissionaire rompkabinet om buiten het kabinet af te wachten wat het nieuwe kabinet gaat doen?

Minister De Jager:

Het staatsrecht is in dezen toch ook belangrijk. Ik realiseer me dat de PVV nooit bewindspersonen heeft gehad, maar een bewindspersoon dient het landsbelang. Het kan dan best eens gebeuren dat een bewindspersoon het niet eens is met de stellingname van de fractie met dezelfde politieke kleur als hij. Elke bewindspersoon die ik ken, van welke kleur hij of zij ook was, is dat in het verleden wel eens in meer of mindere mate gebeurd. Ik heb de CDA-fractie overigens niet horen zeggen dat het een slechte zaak is dat het tekort op 2,7% uitkomt. En dat is voor de minister van Financiën natuurlijk wel een belangrijke doelstelling.

De CDA-fractie heeft wel gezegd dat zij het met bepaalde maatregelen niet eens is en dat zij daarom de desbetreffende vakminister bevraagt. Dan maak je echter per maatregel een afweging. Ik heb echter hoe dan ook de indruk dat er een breed draagvlak is voor de begroting en het begrotingssaldo, want het voldoet aan het doel van zowel de fracties van het Lenteakkoord als van de fracties die nu een kabinet proberen te vormen.

De heer Klein (50PLUS):

Het loopt hier en daar met U-bochtconstructies wat heen en weer over de beantwoording van de vragen van de heer Merkies over de koopkrachteffecten naar aanleiding van de interruptie van mevrouw Schouten. Desondanks wil ik de minister vragen om zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vragen in te gaan op de vragen over de invulling van de koopkrachteffecten. De minister zegt terecht dat de minister van SZW die vragen moet beantwoorden, maar in de beantwoording van de vraag van de heer Merkies mis ik de koopkrachteffecten die een gevolg zijn van het deelakkoord. Ik doel dan op de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. De fractie van 50PLUS vindt dat je daar goed naar moet kijken. Aangezien de overbruggingsregeling voor maar een heel beperkt deel geldt, lijkt het mij verstandig dat de minister in zijn beantwoording van de vragen over de koopkrachteffecten ook dat deel van het deelakkoord in de koopkrachtberekeningen meeneemt. Dat staat buiten hetgeen te maken heeft met het begrotingstekort, dat binnen de normen blijft die de minister heeft aangegeven.

Minister De Jager:

Dat is geheel juist. Ik zal aan de minister van SZW het verzoek van de fractie-50Plus overbrengen om voor de behandeling van de begroting van SZW dat punt mee te nemen in zijn appreciatie.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik stel graag nog een vraag over de duiding van de brief die hij ons heeft gestuurd. De indruk kan ontstaan dat het effect van de recente maatregelen uit wat "het Herfstakkoord" is gaan heten, is dat de koopkracht met gemiddeld een kwart daalt. In de brief die de minister ons heeft gestuurd, staat toch dat de koopkrachtachteruitgang van 1,5% die voor werkenden met een reiskostenvergoeding zou gelden, met de maatregelen komt te vervallen? Die zat alleen nog niet in het pad. In feite valt voor mensen met een reiskostenvergoeding de koopkrachtverslechtering van 1,5% weg. Daar staat over de hele linie een verslechtering van 0,25% tegenover. Is dat een juiste duiding van wat de minister heeft geschreven aan de Kamer?

Minister De Jager:

Bijna geheel. De maatregel van het wegvallen van de onbelaste reiskostenvergoeding zat wel in het pad maar datt is niet terug te zien in het standaardkoopkrachtbeeld omdat niet meer dan 50% in die groep die reiskosten krijgen. Het is wel terug te zien in andere tabellen. Het is ook best riskant om met de standaardkoopkrachttabel te gaan vergelijken. Koopkrachtplaatjes zijn voor een deel toch een papieren werkelijkheid. Degenen die nu nog de reiskosten onbelast vergoed krijgen en op een behoorlijke afstand van hun werk wonen, zullen er waarschijnlijk op vooruitgaan zonder dat dat te zien is in de standaardkoopkrachttabel.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik concludeer dat niet te zeggen is dat de gemiddelde koopkracht door deze maatregel voor iedereen met een kwart afneemt.

Minister De Jager:

Ja.

De heer Klaver (GroenLinks):

In het kader van "vragen naar de bekende weg" het volgende. Als ik de brief van de minister goed begrijp, dan slaat die koopkrachtverslechtering vooral neer bij mensen die weinig woon-werkverkeer hebben of bij mensen die niet werken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan AOW'ers en uitkeringsgerechtigden.

Minister De Jager:

Dat klopt, in elk geval volgens de CPB-cijfers. Daarbij maken de omstandigheden wel uit. Het kunnen ook huurders zijn die geen auto hebben en weinig verzekeringen hebben. Laten wij hier geen koopkrachtdebat gaan houden. Ik heb die plaatjes altijd al gerelativeerd en dat doe ik nu dus ook. Ik kan het nu wel naar mij toeframen en aangeven welke negatieve effecten er ontstaan, maar ik probeer heel eerlijk en sjiek te zijn tegenover de twee partijen die dit hebben afgesproken. Het is moeilijk te zeggen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik waardeer de opstelling van de minister. Natuurlijk is het lastig te zeggen, maar grosso modo is te stellen dat als de koopkrachtverbetering tot stand komt door het schrappen van het woon-werkverkeer, de verslechtering van de koopkracht zal neervallen bij de mensen die niet werken, dus bij uitkeringsgerechtigden en mensen met pensioenen.

Minister De Jager:

Ja, dat is juist.

Voorzitter. De CDA-fractie heeft vragen gesteld over de risico's van uitvoering van het advies van de Rekenkamer. De risico's hebben in de afgelopen periode veel aandacht gekregen bij het ministerie van Financiën. In de miljoenennota's heeft daarom steeds een garantieoverzicht gestaan. Verder heeft Financiën breed schokproeven uitgevoerd over de overheidsfinanciën, met verschillende scenario's. In het financieel jaarverslag Rijk 2011 is al extra aandacht besteed aan de risico's. In de Miljoenennota 2013, mede naar aanleiding van de aanbeveling van de Rekenkamer, is het allemaal bij elkaar gezet, want het stond eerst op twee of drie plekken. Naar aanleiding van die aanbeveling is een integrale risicoanalyse opgesteld zodat het nu heel makkelijk is om een en ander terug te vinden. Hiervoor moest je op twee plekken kijken, nu kun je op één plek kijken in de Miljoenennota 2013 bij de integrale risicoanalyse. Dat gaat periodiek gebeuren. Daarmee hebben wij dus ook aan die vraag van de Rekenkamer voldaan.

In de brief aan de informateurs heeft de Rekenkamer gesteld verheugd te zijn met de aandacht voor risico's in de Miljoenennota 2013. Ik ga er dan ook van uit dat de Rekenkamer dezelfde appreciatie heeft en dat aan haar wens is voldaan.

Het heroverwegen van nut en noodzaak van garanties is belangrijk. Alle bestaande risicoregelingen worden getoetst door een speciale commissie, die rond de zomer van 2013 met een rapportage zal komen waarin in ieder geval de grootste regelingen aan de orde zullen komen, dus ook nut en noodzaak daarvan. Dan kunnen wij daar nog eens kritisch naar kijken, want ik kan mij heel goed voorstellen dat wij op basis van het onderzoek zouden moeten zeggen dat bepaalde garantieregelingen misschien ook wel een tandje minder kunnen vanwege de risico's.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd of ik het verantwoord vind dat in een tijd waarin veel bedrijven failliet gaan en waar de werkgelegenheid onder druk staat de lasten met 600 miljoen euro omhooggaan. Dat hebben wij al besproken. Het stijgen van lasten is natuurlijk niet goed. Van de structurele dekking heb ik al aangegeven dat ik ervan uitga dat de twee partijen dit zullen dichten.

Mevrouw Schouten heeft verder gevraagd of het spoorbudget en het Deltafonds worden ontzien. De korting van 200 miljoen euro uit het begrotingsakkoord is conform afspraak beleidsmatig ingevuld. Bij deze beleidsmatige invulling is er inderdaad voor gekozen om het spoorbudget en het Deltafonds te ontzien. Deze afspraak gold alleen voor 2013. De overige generieke taakstellingen zijn pro rato over alle artikelen van I en M verdeeld. Dat betekent dat het spoorbudget en het Deltafonds hier ook zijn aangeslagen. Dus die 200 miljoen euro hebben wij conform de afspraak in het begrotingsakkoord niet in 2013 daarvoor gehanteerd maar de overige generieke taakstelling heeft iedereen pro rato gedaan. Voor 2014 en verder is afgesproken om de beleidsmatige invulling aan het volgende kabinet over te laten, en dus ook de vraag of voor 2014 en verder het spoorbudget en het Deltafonds nog steeds worden ontzien.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister doet twee uitspraken, ten eerste dat alleen voor 2013 het spoorbudget en het Deltafonds werd uitgesloten. Dat is niet de afspraak geweest, want juist het infrafonds is altijd langjarig. Dat loopt tot 2026, zeg ik uit mijn hoofd, dus als je daarover een afspraak maakt, geldt die dus ook meteen tot 2026. Het is waar dat wij hebben gezegd dat het in 2014 en verder aan een nieuw kabinet is maar het is juist dit kabinet dat dat dus al heeft ingevuld door niet alleen de generieke taakstelling maar ook een heel specifieke bezuiniging op het spoorbudget en op het infrafonds in te boeken. Waarom heeft het kabinet daarvoor gekozen?

Minister De Jager:

Nee, dat hebben wij niet gedaan. Wij hebben alleen het alleen vanaf 2014 technisch belegd. Het is echt aan een nieuw kabinet. Als je dan al voorsorteert om het anders te doen, maak je dat alleen maar moeilijker, dus technisch zijn de afspraken belegd uit het begrotingsakkoord. Dan gaat het om de uitwerking zoals wij die zien van dat akkoord, maar het is inderdaad echt aan een nieuw kabinet om die 200 miljoen euro in te vullen. Dus het is heel goed mogelijk dat een nieuw kabinet dezelfde verdeling maakt en zegt, voor het delta-infrafonds die 200 miljoen niet te laten neerdalen. De generieke taakstelling is een aparte taakstelling. Dus het is aan een nieuw kabinet. Mevrouw Schouten kan dat dan ook daarop heel goed bevragen, mocht het toch een andere invulling geven. Dit is dus niet een vergissing maar een technische belegging om dit zo neutraal mogelijk neer te leggen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De begroting voor 2013 die er nu ligt, is de begroting die wij met vijf partijen hebben afgesproken. Dus wat een volgend kabinet doet, is inderdaad aan dat kabinet. Maar deze begroting moet conform de afspraken zijn die wij hebben gemaakt. Nogmaals, voor 2013 klopt dat, langjarig klopt dat niet. Dit kabinet boekt dan dus wel feitelijk een bezuiniging op het Deltafonds en op het spoor in. Ik wil dat de minister dat bevestigt, ook dat dit niet conform de afspraken is die wij hebben gemaakt.

Minister De Jager:

Het laatste bevestig ik absoluut niet. U autoriseert nu als Kamer de begroting voor het jaar 2013. Conform de afspraken is 2013 belegd. Omdat het meerjarige fondsen betreft, is er een doorkijkje gegeven naar een situatie zoals die er daarna zou kunnen zijn. Dat is zo technisch mogelijk daarna belegd. Je zou bij wijze van spreken heel veel dingen ook op een aanvullende post kunnen zetten. Het is geen bezuiniging als je iets op een aanvullende post zet. Je laat dan de invulling over aan een volgend kabinet. Het zou anders zijn als dat geld nu al zou worden uitgegeven, als het juridisch helemaal zou worden gecommitteerd, want dan zou je die mogelijkheid niet meer hebben. De minister van I en M heeft deze afweging ook volgens mijn mensen conform het begrotingsakkoord gemaakt. Als mevrouw Schouten daarover verder nog vragen heeft, dan kan ze die uiteraard ook bij de behandeling van de begroting van I en M stellen. Nogmaals, het gaat nu over de begroting voor 2013. Daarvoor wordt de komende weken in de Tweede Kamer autorisatie gevraagd. Daarna is het een doorkijk naar de jaren daarop. Ik heb geen wetenschap van een situatie waarin er voor die 200 miljoen al zodanige commitments zijn dat het voor een volgend kabinet niet meer mogelijk is om het Deltafonds en het Infrafonds te ontzien. Ik ga er nog van uit dat dat niet aan de orde is. Volgens mij moet het dus nog steeds mogelijk zijn om die beslissing aan te houden als een volgend kabinet dat zou willen. Het is dus niet een juridische committering van het hele bedrag, maar het is nu zo technisch belegd. Ik kan de vraag of dit bevestigd kan worden, nog wel specifiek doorspelen naar de minister van I en M, zodat er nog een volle afweging is voor die 200 miljoen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat laatste wil ik graag. Ik wil ook graag, zoals gevraagd in mijn inbreng, een uitsplitsing naar de generieke taakstelling en de specifieke bezuiniging die daar neerkomt. De minister lijkt te zeggen: het is niet technisch belegd, maar ik zie wel dat het oploopt tot een bezuiniging van 600 miljoen in 2026. Die informatie zullen we zeker betrekken bij de behandeling van de begroting van I en M. Ik hoop ook dat de minister inderdaad aan zijn collega wil vragen om daarover meer duidelijkheid te scheppen.

Minister De Jager:

Dat zal ik doen. Ik zal vragen om dat te doen voor de behandeling van de begroting van I en M.

De heer Koolmees (D66):

Mag ik nog even op dit punt verdergaan en een constructief voorstel doen, ook om tegemoet te komen aan de gemoedsrust van mevrouw Schouten? We hebben aan tafel inderdaad afgesproken dat de besparingen zouden vallen op de wegen en niet op het Deltafonds. Is het mogelijk om, voor de gemoedsrust van mevrouw Schouten, die bezuiniging technisch neer te zetten in de meerjarenraming, dus voor de jaren na 2013?

Minister De Jager:

Met alle respect, als het een technische belegging is, dan wordt dat op een gegeven moment een fakegemoedsrust. Daarvoor zijn we niet de politiek in gegaan. Ook de heer Koolmees heeft de prachtige functie die hij had, niet neergelegd om dit soort fantoomvoorstellen te doen.

De heer Koolmees (D66):

Dat is precies het punt dat ik wil maken. Het is namelijk geen technische extrapolatie. We weten allemaal: als we elk jaar de begroting behandelen, gaan we uit van de basisstanden. De basisstanden, dat is datgene wat de minister nu in de meerjarenbegroting zet. Vervolgens moet je daarop gaan amenderen. Het is dus wel degelijk van belang dat de afspraken uit het begrotingsakkoord correct in de begroting en in de meerjarenraming worden neergezet. Ik ben het met mevrouw Schouten eens dat dit nu niet het geval is. Daarom verzoek ook ik om die meerjarenraming daarvoor aan te passen.

Minister De Jager:

Laat ik het als volgt doen, want ik vond dat ik al constructief genoeg was geweest in mijn toezegging van zonet. Ik zal dit idee, zonder verdere appreciatie, voegen bij de vraag die ik toch al doorgeleid naar de minister van I en M.

50PLUS heeft gevraagd waarom gemeenten en provincies moeten worden gecompenseerd voor de btw-verhoging. Voor gemeenten en provincies bestaat het btw-compensatiefonds. Ze krijgen via dit fonds btw vergoed voor bijna alle niet-ondernemerstaken, op enkele uitzonderingen na. Het doel van dit compensatiefonds is om de factor btw geen rol te laten spelen bij de beslissing tot in- en uitbesteden. De systematiek van het compensatiefonds is dat gemeenten en provincies automatisch worden gecompenseerd voor de btw-verhoging. Het is dus een soort commitment aan gemeenten en provincies. Als we dat commitment niet hadden gehad, dan hadden we wellicht een andere afweging gemaakt, zo kan ik mij voorstellen.

De heer Klein (50PLUS):

Het is uiteraard bekend dat die btw-compensatieregeling bestaat. Eigenlijk was het veel meer de suggestie aan de regering om de btw-compensatie achterwege te laten, dus om dit te heroverwegen in het overleg met de VNG en het IPO, om te bekijken of dit weer kan worden veranderd, zodat de gemeenten en andere lagere overheden kunnen helpen aan vermindering van ons deficiet.

Minister De Jager:

Dat laatste is mij uit het hart gegrepen; dat wil ik ook heel graag. Ik heb het ook laten zien in de opstelling van het tekort. Wij hebben het altijd over een tekort van 2,7% voor volgend jaar. Echter, 0,5% van die 2,7% – dat is toch een behoorlijk deel – is afkomstig van de medeoverheden, dus niet van de rijksoverheid. De rijksoverheid heeft een tekort van 2,2% van het bbp. Daar komt nog eens 0,5% bovenop van de medeoverheden. Het is belangrijk dat de medeoverheden meehelpen aan de tekortreductie. Binnenkort wordt de Wet HOF behandeld in de Tweede Kamer. Deze wet heeft precies dat doel. Dit is een afspraak die er lag. Het is niet netjes om hierop terug te komen, met terugwerkende kracht. Ik ga er echter wel van uit dat een nieuw kabinet bij een bestuursakkoord gaat praten met medeoverheden over het meedoen met taakstellingen als die aan de orde zijn.

De heer Klein (50PLUS):

Het is terecht dat de minister zegt dat je niet met terugwerkende kracht iets kunt doen. Wij praten in dit geval met name over de btw-verhoging vanaf 1 oktober. Deze kent de volgende periode een vervolg; in 2013 en 2014 zijn er effecten. In een nieuw bestuursakkoord met de medeoverheden – ik corrigeer mijn eerdere opmerking over de lagere overheden – is het aan de orde. Dan is het verstandig dat het kabinet in de vervolgperiode het discussiepunt meeneemt om die btw-compensatie niet te laten plaatsvinden.

Minister De Jager:

Het zit in ieder geval in het dossier voor een nieuw kabinet. Men kan dus een afweging maken, maar een nieuw bestuursakkoord is sowieso aan een nieuw kabinet.

De heer Klein vraagt ook nog of de departementale taakstelling verdubbeld kan worden door enerzijds een moratorium op de inhuur van externen en anderzijds een verlaging van het aantal ambtenaren. Het kabinet bezuinigt onder andere met het programma Compacte Rijksdienst tot 2015 1,5 miljard euro op het overheidsapparaat. Denk aan de inhuur van externen. Het aantal ambtenaren is al heel fors gereduceerd. Daarnaast is er de nullijn in de rijksoverheid, ook voor een aantal jaren. Hiermee wordt de rijksdienst, zoals ook het Centraal Planbureau heeft aangegeven, maximaal belast. Ook het CPB accepteert geen verdere bezuinigingen op het apparaat tot 2015. Vanaf 2016 is een verdere taakstelling dus wel mogelijk. Dat is aan een nieuw kabinet. Die mogelijkheden zitten ook in het dossier voor een nieuw kabinet.

De PvdD vraagt naar de lastenverlichtingsruimte als dekking. Die ruimte was inderdaad belegd in de verlaging van de arbeidsongeschiktheidspremie. Deze daalt in 2012 en 2013 echter nog steeds enigszins, zo heb ik begrepen, ook na de aanpassing door deze twee partijen. Wel is er inderdaad 600 miljoen euro minder premieverlaging door de aanpassing van de VVD en de PvdA.

Ik kom bij het blok Binnenland/overig. Ter herinnering: hierna heb ik nog het blok Financiële markten en het blok Europa/IMF.

De voorzitter:

Maar over het blok dat u graag wilt afsluiten, zijn toch nog enkele vragen.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb twee punten opgespaard. Dank voor de toelichting op de structurele dekking van de taakstelling van de begroting. Het is helder voor mij dat het structureel gedekt is. Met het andere punt ben ik minder tevreden: de natuurgelden. Wij hebben begrepen dat er over een doelmatige besteding van dat geld wel degelijk overeenstemming is tussen het ministerie van EL&I en de gemeenten en provincies, dat de plannen klaarliggen en doelmatig zijn. Ik ben een groot voorstander van doelmatig beleid; dat moet de minister aanspreken. Het geld zou dus overgeboekt kunnen worden. Ik ben een beetje bang dat het natuurgeld de komende weken weer gaat sneuvelen, net als het duurzaamheidsgeld. Ik wil de minister dan ook verzoeken om het geld over te maken naar de begroting van EL&I, zodat erover gesproken kan worden tijdens de begrotingsbehandeling.

Minister De Jager:

Het betreft drie begrotingen, zo begrijp ik uit het gegeven antwoord. Ik beschik over andere informatie, die over het algemeen iets actueler is. Ofwel heeft het doelmatige bestedingsvoorstel ons nog niet bereikt, ofwel wordt het nog niet als geheel doelmatig gezien – die kans acht ik groter – en wordt er nu aan gewerkt om het doelmatig in te vullen. Ik ga er wel van uit dat het bijna af is. Zodra het af is, zal ik ervoor zorgen dat het snel gebeurt.

De heer Koolmees (D66):

Zou de minister in tweede termijn nog even terug kunnen komen op de stand van zaken? Wij hebben namelijk berichten gekregen dat gemeenten en provincies al weten waaraan ze een en ander kunnen uitgeven en dat ze al veel verder zijn dan de minister nu weet. Misschien weten gemeenten en provincies meer dan de minister. Dat zou opvallend zijn, maar dat zou kunnen.

Minister De Jager:

Dat zou kunnen, maar ik ben bang dat de informatie van de heer Koolmees enigszins gekleurd kan zijn doordat die van de ontvangende partijen komt, terwijl wij, het ministerie van Financiën, hierin de neutrale partner zijn. Ik heb het letterlijk twee uur geleden gedaan, maar in de tussentijd kan er nieuwe witte rook zijn verschenen. Ik zal het straks in de schorsing nogmaals vragen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben daar ook benieuwd naar, dus dank voor die toezegging alvast. Mijn vraag gaat over de precieze "vrijval", zoals dat wordt genoemd, van het duurzaamheidspakket. Er zat een pakket van 200 miljoen in het Lenteakkoord. We zien nu dat 155 miljoen niet doorgaat. Wij willen graag weten welke maatregelen vervallen. Ik kan er wel een paar bedenken, maar wij horen het graag van de minister van Financiën. Dat stond namelijk niet in zijn schriftelijke beantwoording.

Minister De Jager:

Daar hebben wij wel een uitsplitsing van, althans voor zover ik dat weer heb meegekregen van de twee partijen die dat nu invullen. Het bleek dat die zonnepanelen nog wel door zouden gaan. Die maatregel over zonnepaneelsubsidie gaat door. Een aantal andere maatregelen gaat niet door. Laat ik daar in tweede termijn op terugkomen. Dan kunnen wij dat nog even checken. Dan geef ik de precieze uitsplitsing.

De voorzitter:

Ik ga tussentijds even een voorstel doen aan de leden. De minister heeft gezegd dat hij nog drie blokjes heeft. Ik stel voor dat wij hem nu zijn tweede blokje laten behandelen, dat hij duidelijk aangeeft wanneer zijn tweede blokje af is en dat de woordvoerders dan de gelegenheid krijgen om hun vragen te stellen. Dat bevordert misschien het tempo van het debat.

Minister De Jager:

Het middenstuk van mijn betoog is iets minder politiek. Daarna krijgen we weer iets over Europa, maar het middenstuk moeten wij proberen iets sneller te doen.

Ik kom op overige zaken binnenland. Is de minister bereid met de pensioenfondsen en banken in overleg te treden over de volgende ideeën? Kan de pensioenfondsen een rol worden gegeven in de hypotheekmarkt en kan wonen aan het pensioendomein worden verbonden? Wil de minister hierover aan de SER advies vragen? Dat zijn vragen van de heer Van Hijum van het CDA en mevrouw Schouten van de ChristenUnie.

Wij zijn sowieso in gesprek, altijd. Ik heb een aantal keren gesprekken gehad zowel met pensioenfondsen als banken, ook om te bezien of institutionele beleggers vrijwillig en zelfs op eigen initiatief een rol zouden kunnen spelen in het financieringsgat. De banken in Nederland zijn voor een groot deel afhankelijk van financiering in het buitenland of wholesale funding, omdat onze vrije besparingen relatief klein zijn of zelfs negatief en wij heel veel besparingen hebben in bijvoorbeeld het pensioendomein. Dat zijn gecommitteerde gelden die voor het overgrote deel in het buitenland worden belegd en niet in Nederland. Er wordt gevraagd om te bezien of het interessant kan zijn voor pensioenfondsen om bijvoorbeeld (delen van) hypotheekportefeuilles over te nemen van bankbalansen, waardoor weer meer kredietmogelijkheid bestaat voor banken.

Dat zijn op zich interessante ideeën. De voor- en nadelen van die opties moeten wel zorgvuldig worden gewogen, want het gaat natuurlijk ook om de rechten van werknemers en inactieven die bij die pensioenfondsen zijn aangesloten. Een pensioenfonds moet niet gedwongen kunnen worden tot het aannemen van minder renderende investeringen, want dat zou dan weer ten nadele zijn van degenen die een pensioen genieten. Het is echter best denkbaar dat daar mogelijkheden in zijn. De overheid is daar zelfs mee bezig. Dat was pas ook in het nieuws. Het ministerie van Financiën heeft samen met het ministerie van I en M een pilot gehad voor de aanleg van een weg met een constructie van publiek-private samenwerking (pps) waarin een pensioenfonds heeft geïnvesteerd. Het voordeel van pps-constructies is dat de onderhoudskosten en aanlegkosten in één pot bij elkaar worden gebracht om te kijken of je zo een optimale structuur kunt aanbrengen. Het is niet aan een demissionair kabinet om met wet- of regelgeving te komen op dit terrein. Er is nu vermoedelijk al niet veel wet- of regelgeving die pensioenfondsen in de weg staat om die rol vrijwillig op te pakken en te vervullen met banken. Nogmaals, we zijn al een aantal keren in gesprek geweest. Ik heb zelf een aantal keren banken en pensioenfondsen bij elkaar gebracht om over ideeën te spreken. Dat staat natuurlijk altijd iedereen vrij en dat is op zich een goede zaak.

Voor een nieuwe adviesaanvraag aan de SER geldt ook dat het aan een volgend kabinet is om daarover te oordelen. Wel is in het kader van de eerdere adviesaanvraag aan de SER op het gebied van toenemende zorgkosten al besloten om ook te kijken naar de voor- en nadelen van een integrale aanpak van wonen, zorg en pensioen. Die drie domeinen worden in die adviesaanvraag meegenomen, dus het is heel goed denkbaar dat de SER al in het verlengde daarvan gaat adviseren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter …

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, we hadden afgesproken dat de Kamer aan het einde van het blokje zou interrumperen.

Minister De Jager:

De heer Merkies heeft gevraagd hoe we de stijging van het aantal faillissementen verklaren. Sinds 2007 is het aantal faillissementen toegenomen. De economische crisis heeft het Nederlandse bedrijfsleven hard geraakt. Door flinke buffers bij aanvang van de crisis konden veel bedrijven nog lang overeind blijven, maar nu de economie nog steeds niet terug is op het oude niveau gaan veel bedrijven failliet. In het begin waren er dus veel buffers, waarna een slechte periode volgde. Het is niet, zoals we al verwachtten, een snelle conjuncturele crisis geweest met een snel herstel. De economische crisis blijft lang aanhouden, en dan zijn op een gegeven moment de buffers van bedrijven sterk verkleind. Daar zie je nu de gevolgen van, namelijk veel meer faillissementen.

De cijfers die de heer Merkies aanhaalt, zijn overigens een voorspelling voor volgend jaar. Het hangt dus erg af van de ontwikkelingen van volgend jaar. Ten opzichte van het eerste kwartaal van 2012 is het aantal faillissementen nu juist afgenomen. Het hangt er dus van af waarmee je vergelijkt. De plek in de top drie waar de heer Merkies naar verwees, was dus een voorspelling voor de stijging in het komende jaar. We zien nu juist van kwartaal tot kwartaal een afname. Maar goed, dat is voor wat het waard is, want ik weet ook niet of dat een voorspellend karakter heeft. Gelukkig komen er ook heel veel bedrijven voor terug. Dat is ook belangrijk. Een faillissement is natuurlijk heel ernstig, en verschrikkelijk voor de mensen die het betreft, maar het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven overtreft nog altijd het aantal faillissementen.

Hoe zit het met de inkomensverschillen in Nederland? Dat is ook een vraag van de heer Merkies. Uit cijfers van Eurostat blijkt dat de inkomensongelijkheid in Nederland juist relatief klein is vergeleken met die in andere Europese landen. Ik weet dus niet waar de heer Merkies de cijfers vandaan haalt op basis waarvan hij zegt dat de inkomensverschillen in Nederland de grootste van Europa zijn. Ik laat dit verder ook aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uit Eurostat-cijfers blijkt echter dat de inkomensongelijkheid in Nederland vergeleken met andere Europese landen relatief klein is. Ik begreep ook dat er op verzoek van een collega van de heer Merkies, de heer Ulenbelt, een algemeen overleg wordt gehouden over de koopkracht. Dat biedt een mooie gelegenheid om de inkomensverdeling in Nederland te bespreken. Ik heb hier overigens de cijfers van Eurostat over inkomensgelijkheid. Die kunnen worden toegevoegd aan de Handelingen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Minister De Jager:

De SP-fractie heeft ook gevraagd naar de tegenvallende cijfers. In de afgelopen jaren hebben we zowel tegenvallers als meevallers gezien. Zo bleek 2010 een beter jaar dan gedacht. Ook dachten we in het voorjaar nog dat het tekort op 2,9% zou uitkomen. Nu is dat 2,7%. Er zijn dus niet steeds tegenvallers. Wel hebben we over het totaal bezien in de laatste jaren veel tegenvallers gehad, in Nederland maar ook in andere landen, in de hele wereld eigenlijk. Daarbij valt op dat de landen die in de afgelopen decennia het minste belang hechtten aan budgettaire discipline, nu economisch in het meest zware weer zitten. Dat heb ik zelf ook meegemaakt in de discussies in Europa, al toen ik staatssecretaris was in 2007. De landen die het toen hadden over het aanzwengelen van de economie om Keynesiaans te besteden, waren Portugal, Spanje, Frankrijk, Griekenland en Italië. Landen als Denemarken, Zweden, Nederland en Duitsland vonden juist dat we er met begrotingsdiscipline beter voor zouden staan. Ik denk dat we vijf jaar na dato kunnen zien dat dit inderdaad beter is, zeker bij grote schulden of hoge tekorten. De vertrouwenseffecten zijn enorm.

De SGP vroeg naar de bezuinigingen op Defensie. Het op orde brengen van de begroting vergt het maken van keuzes. Dat geldt ook voor bezuinigingen op Defensie. Het maken van keuzes wil ik niet per definitie bestempelen als schade toebrengen aan Nederland. Het is wel duidelijk dat verschillende politieke partijen verschillende keuzes maken.

De SGP vroeg ook wat mijn visie is op lasten voor kleine bedrijven. De groei bij een bedrijf, zeker bij een klein of middelgroot bedrijf, brengt naast meer omzet ook veel verantwoordelijkheden met zich mee, bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte zoals de heer Dijkgraaf zelf al aangaf. Juist omdat het kabinet het belangrijk vindt dat die verantwoordelijkheden geen rem op het doorgroeien vormen, heeft mijn collega van SZW binnen het wetsvoorstel voor modernisering van de Ziektewet dat eergisteren door de Eerste Kamer is aangenomen, ervoor gezorgd dat ziekte van werknemers bij publiek verzekerde kleine werkgevers per 1 januari 2014 geen gevolgen meer heeft voor de premies voor de WGA. Een kleine werkgever is overigens iemand met minder dan vijftien werknemers.

De heer Klein vroeg naar het tempo en de opdracht van de Taskforce Beheersing Zorguitgaven en de Taskforce Verzilveren. De taakopdracht van de Taskforce Beheersing Zorguitgaven is opgenomen in het eindrapport Naar beter betaalbare zorg. Dat rapport is op 15 juni aan de Tweede Kamer verzonden. Voor de details over de opdracht verwijs ik graag naar bijlage 1. De Taskforce Verzilveren is een initiatief van de Vereniging Eigen Huis waarin verschillende partijen participeren. Namens de rijksoverheid participeert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De taskforce heeft zichzelf als doel gesteld de grenzen tussen pensioen, wonen en zorg te slechten.

De heer Merkies vroeg of het afbreken – zoals hij dat noemt – van de ontslagbescherming moest van Brussel. Wat betreft het arbeidsmarktbeleid kreeg Nederland van de Commissie wel degelijk de aanbeveling om arbeidsmobiliteit te bevorderen en rigiditeiten aan te pakken. Er is nationaal echter altijd ruimte om die aanbeveling zelf in te vullen. Het koppelen van de versoepeling van het ontslagrecht aan het verhalen van de WW-uitkering op de werkgever levert geld op. Dat is belangrijk voor het saldo, maar ook voor een bijdrage aan de economische groei. Op lange termijn draagt het ook bij aan economische groei en gezonde overheidsfinanciën. Wat voor de heer Merkies misschien nog belangrijker is, is het feit dat het ook meer perspectief oplevert voor werknemers. Dat geldt met name voor de outsiders die nu niet aan een baan kunnen komen vanwege de gevaren die veel werkgevers zien in het ontslagrecht. Zeker bij oudere werknemers is dat vaak het geval. Het flexibiliseren van de arbeidsmarkt kan juist leiden tot minder werkloosheid. Naast de financiële reden is dat ook een reden dat de Europese Commissie dit aanbeveelt in alle landen waar het nog niet voldoende is geregeld. Ook wij hebben die aanbeveling dus gekregen, maar we hebben zelf de mogelijkheid om dat in te vullen.

Mevrouw Schouten vroeg hoe Nederland een kenniseconomie kan worden als we een sociaal leenstelsel krijgen. Ik heb de begrotingen nog eens goed doorgespit en ik heb goed nieuws voor mevrouw Schouten. Dit kabinet stelt namelijk geen sociaal leenstelsel voor. Ik kan niet reageren op iets waarvan mevrouw Schouten kennelijk vreest dat het uit een onderhandeling zou kunnen komen. Dan zou zij wel heel veel vragen van mijn interpretatievaardigheden en als minister van Financiën kan ik daar maar beter voorzichtig mee zijn. Wij hebben het in ieder geval niet voorgesteld. Het zit niet in de begroting, noch in het aanvullende begrotingsakkoord. Het wordt dus niet door de twee partijen voorgesteld, althans niet op dit moment.

De heer Van Hijum heeft gevraagd of burgers, net als in het initiatiefwetsvoorstel zilvervlootsparen, niet moeten worden gestimuleerd om vermogen op te bouwen. Er wordt gedacht aan een maximuminleg van € 20.000, een eenmalige bonus van de overheid. Procedureel is het sowieso aan een nieuw kabinet. Het is namelijk een nieuw voorstel. In het algemeen is het zinvol om meer te sparen voor bepaalde situaties waarvan de kans groot is dat ze zich voordoen. Kijk bijvoorbeeld naar de zorg. Als je slecht ter been bent en weet dat je in de toekomst bepaalde uitgaven voor zorg zelf moet gaan betalen, zoals een rollator van € 100, dan kun je daar al voor gaan sparen. Op zich is het dus goed om te sparen, maar niet met al te veel verschillende hokjes. De vrije besparingen zijn in Nederland al heel laag. We hebben relatief lage vrije besparingen. Huishoudens kunnen schokken, zoals ontslag en arbeidsongeschiktheid, moeilijk opvangen omdat ze geen liquide vermogen hebben. In Nederland hebben we dus te maken met heel lage, liquide vermogens. De vrije besparingen in huishoudens zijn sinds 2003 in Nederland zelfs negatief. Dat maakt de schokbestendigheid dus niet groot. Omdat het spaaridee heel zinvol en waardevol is, geef ik het advies om dat idee zeker vast te houden. Echter, zorg er wel voor dat een soort universele levensloop met verschillende schokken wordt bediend en het spargeld niet alleen besteed wordt aan heel specifieke doeleinden, waardoor je het niet kunt gebruiken voor iets anders. Maar goed, het is verder aan een nieuw kabinet.

De heer Klaver heeft gevraagd of ik kan aangeven welke indicatoren ik kies om welvaart te meten en het om het welvaartsbegrip te omschrijven. Daar kunnen we natuurlijk heel lang over discussiëren. Je kunt welvaart op verschillende manieren interpreteren. Daarom worden in de Miljoenennota verschillende indicatoren gebruikt, zoals het inkomen per hoofd van de bevolking. Een andere indicator is de human development index, die ook gezondheid en onderwijsniveau meeneemt. Nederland komt goed uit al die indicatoren, ook als je de wat zachtere factoren zoals de human development index meeneemt. Een van de gebruikte indicatoren is de werkloosheid. Op basis van de internationaal gebruikelijke definitie kent Nederland na Oostenrijk de laagste werkloosheid binnen de 27 landen van de Europese Unie.

Het kabinet streeft ook een evenwichtige groei van de welvaart na. De nadruk ligt dus niet alleen op groei maar ook op evenwichtigheid. De OESO heeft recent een elftal better life-indicatoren ontwikkeld. Het blijkt dat indicatoren die inzicht geven in een bredere ontwikkeling van de welvaart, vaak in een grote mate samenhangen met de ontwikkeling van het bbp. Het zijn dus geen substituten. Het is niet zo dat je met minder bbp meer op andere punten kunt groeien. Het is juist zo dat je makkelijker kunt groeien op die wat zachtere indicatoren als ook je bbp goed groeit. Het bbp is natuurlijk wel makkelijk vast te stellen. Veel indicatoren vertonen een hoge correlatie met het bbp. Het is dus makkelijk om het bbp te nemen, omdat het een eenvoudige maatstaf is. Voor wie het wil nalezen: dat werk van de OESO is overigens gebaseerd op het werk van een commissie onder leiding van Stiglitz, Sen en Fitoussi, die onderzoek deden naar een breder welvaartsbegrip.

Daarmee heb ik het blok "overig binnenland" afgerond.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het klopt dat de opmerking over het sociaal leenstelsel niet gericht was aan de minister. Dat was een soort hardop nadenken, filosoferen van mijn kant. Toch dank ik de minister voor zijn reactie op dat punt. Wel heb ik nog een inhoudelijke vraag over het SER-advies ten aanzien van de verbinding tussen wonen, zorg en pensioenen. Als ik het goed gelezen heb, wordt het juist vanuit het perspectief van de zorg bekeken: van zorg naar wonen en van zorg naar pensioenen. Wordt in dat SER-advies ook de verbinding gemaakt tussen wonen en pensioenen?

Minister De Jager:

Zo is de SER-adviesaanvraag oorspronkelijk wel ontstaan. Er zijn echter zoveel raakvlakken. Het is sowieso aan een nieuw kabinet om een nieuwe SER-adviesaanvraag of een aanvullende adviesaanvraag in te dienen. Ik kan mij best voorstellen dat het kabinet die nog verduidelijkt en dat het zegt dat het overigens ook bedoelt dat de SER dit en dat kan meenemen. Ik denk dat de SER op basis van de adviesaanvraag die ruimte ook al kan pakken. Dat laat ik aan de SER en aan een nieuw kabinet.

De heer Merkies (SP):

Het gaat mij bij het afbreken van de ontslagbescherming niet om de voor- en nadelen daarvan. Die wil ik graag bediscussiëren. Dat wordt natuurlijk gedaan in een andere commissie. Het gaat mij om de vraag of dit van Brussel moet.

Minister De Jager:

Nee, de maatregelen die zijn voorgesteld in het Lenteakkoord en nu zijn overgenomen en verwerkt door het kabinet, zijn niet door Brussel afgedwongen. Brussel zegt in veel algemenere termen tegen ons – per land heb je de mogelijkheid om dat in te vullen – dat de Nederlandse arbeidsmarkt niet goed genoeg functioneert, omdat er te veel beperkingen en belemmeringen zijn vanwege een te rigide ontslagbescherming. Brussel zegt: doe daar wat aan. Op welke manier wij daar wat aan doen, valt in hoge mate binnen de discretionaire ruimte die een lidstaat heeft. Naarmate je steeds verder ontspoort – neem Griekenland – wordt de ruimte die je in de vertaling kunt nemen, steeds kleiner. In Nederland is overigens absoluut geen sprake van zo'n ontsporing, want wij houden ons netjes aan de EDP en zitten volgend jaar onder 3%. Nederland heeft nu nog de ruimte. Wij doen dit niet vanwege Brussel. Brussel heeft terecht aangegeven dat daar forse verbeterpunten liggen voor de Nederlandse economie. Wij zijn allemaal Brussel. Het is dus hartstikke noodzakelijk om de WW en het ontslagrecht te hervormen. Dat gaan wij dus ook doen, want dat stelt het kabinet voor. Ook is het in het Lenteakkoord afgesproken. En ja, het is wel in lijn met een aanbeveling van Brussel, maar wij doen het omdat het voor het land zelf het beste is.

De heer Merkies (SP):

Dat is toch een beetje half. Moet het nu van Brussel of niet? Wij doen het in lijn met een aanbeveling, maar als wij hierover niets in het Lenteakkoord hadden gezet, was het ook goed geweest. Daarmee moet de minister het toch eens zijn.

Minister De Jager:

Op korte termijn telt de budgettaire taakstelling natuurlijk harder. De 3% is heel hard. Mede gelet op de lage werkloosheid in Nederland, zal het niet direct hebben geleid tot een boeteprocedure. Je moet het daarop echter niet willen laten aankomen. Wij doen het niet vanwege het voorkomen van een boete van Brussel, maar vanwege het feit dat wij het voorstellen. Als de heer Merkies mij vraagt als minister van Financiën of ik de maatregelen op het WW- en ontslagdomein 100% zou verdedigen als Brussel er niets over zou hebben gezegd, kan ik daarover heel helder zijn. Daarop is mijn antwoord volmondig: ja. Ook zonder de aanbeveling vind ik dat wij het zouden moeten doen. Is er een aanbeveling? Ja, die is er, want Brussel heeft ook gezien dat de arbeidsmarkt bij ons hapert.

De heer Merkies (SP):

Het hoeft dus niet van Brussel.

Ik had een andere vraag, die de minister volgens mij verkeerd begrepen had. De minister had het over de inkomensverdeling, maar mijn vraag ging over de vermogensverdeling. Misschien kan de minister dat nog laten uitzoeken door zijn ambtenaren. Ik heb gezegd dat wij in Europa na Polen het land zijn waar de vermogens het meest ongelijk verdeeld zijn. Daarop krijg ik nog graag een antwoord. Misschien kan de minister laten uitzoeken of dit volgens zijn gegevens klopt en hoe dat kan.

Minister De Jager:

Dat zal ik laten doen. Mocht het in tweede termijn niet lukken, dan geef ik het verzoek door aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zodat het kan worden meegenomen in het algemeen overleg dat op verzoek van de fractiegenoot van de heer Merkies al is gepland.

De heer Van Vliet (PVV):

De minister zei net letterlijk: wij zijn hier allemaal Brussel. Sommigen onder ons denken daar anders over. Wellicht spreekt de minister nu namens het demissionaire kabinet. De minister zegt dat het niet moet van Brussel. Als het niet moet van Brussel, waarom besluit het kabinet dan niet om die btw-verhoging niet in te voeren? Als je dat niet doet, worden de consumentenbestedingen niet getemperd. Als die niet getemperd worden, maar op peil blijven of een impuls krijgen, vaart de economie daar wel bij. Zelfs het CPB vindt dat het op termijn heel goed uitpakt voor de economische groei en de welvaart als die btw-verhoging niet plaatsvindt. Uiteindelijk zal dat juist bijdragen aan houdbare overheidsfinanciën. Dus als het niet van Brussel hoeft, waarom laten wij dan nu niet de btw-verhoging achterwege? Dan gaat het tekort van 2,7 naar 3,3 maar op termijn gaat het veel meer naar beneden.

Minister De Jager:

Ik heb het iets anders gezegd dan de heer Van Vliet het nu kort samenvat. Ik bedoel dat wij met zijn allen de regels maken om ons er zelf aan te houden. De Brusselse gemeenteraad of een aantal Belgen in Brussel vertelt ons niet wat wij moeten doen. Dat is niet het geval. Het zijn Nederlanders, het zijn Duitsers, het zijn Finnen en het zijn Fransen die met elkaar de regels maken. Wij ook, en de Kamer kan daarover meepraten. Dat willen wij ook. Op aandringen van dit parlement zijn wij ook met flinke aanscherpingen gekomen.

Ik ben er geen voorstander van om maatregelen op de lange termijn te schuiven. Ik weet dat de PVV er anders over denkt, en zo zijn er meer. Het is een van de grootste verschillen tussen mij en de PVV en is dat altijd geweest. Als het onvermijdelijk is om maatregelen te nemen, kun je ze maar beter zo snel mogelijk nemen. Het op de lange termijn schuiven van hervormingen op het gebied van het ontslagrecht en de arbeidsmarkt of van het op orde brengen van de overheidsfinanciën helpt niet. Het CPB zegt ook niet dat het helpt. In het macro-economische model van het CPB zitten de vertrouwenseffecten nog niet eens. Dat is logisch. Zelfs zonder die vertrouwenseffecten is er toch economische groei volgend jaar. Er is dus geen sprake van de economie kapot bezuinigen. Op langere termijn heeft de economie juist heel erg veel baat bij gezonde overheidsfinanciën. Anders is namelijk het vertrouwen in de economie veel lager. Dan zijn de investeringen veel lager, nemen bedrijven minder mensen aan en gaan mensen minder besteden omdat zij zien dat uiteindelijk de belastingen fors verhoogd moeten worden. Wij kunnen maar beter vroeg orde op zaken stellen. Als het snel genoeg gebeurt, doet het ook minder pijn dan in het model van de PVV. Daarin wordt de ellende als een enorme berg naar voren geschoven en doet het verschrikkelijk veel pijn, want dan ga je Griekenland achterna. Dat is niet het model dat de PVV, zoals ik het de afgelopen twee jaar heb gehoord, als een groot voorbeeld ziet. Het zou dan wel die kant op dreigen te gaan. Ik vind dus dat je de zaken niet naar achteren moet schuiven, maar ze beter snel kunt aanpakken.

De heer Van Vliet (PVV):

Dat is dan wel een rare ellende van de PVV. Volgens het CPB leidt ons programma tot economische groei en een dalende werkloosheid. Dat vind ik vreemde ellende.

De btw-verhoging is natuurlijk geen hervorming, maar uitsluitend een keiharde belastingverhoging en lastenverzwaring voor de Nederlandse burgers waar uiteindelijk buitenlandse partijen, zoals ik gisteren de heer Merkies hoorde zeggen, ook nadeel van ondervinden. Deze belastingverhoging tempert in Nederland de Nederlandse consumentenbestedingen. Hoe dan ook zal er een inflatieverhogend effect zijn door deze belastingverhoging. Ik vraag nogmaals, via u, mevrouw de voorzitter, aan de minister hoe een btw-verhoging kan bijdragen aan houdbare overheidsfinanciën op lange termijn, waar een btw-verlaging juist zou leiden tot meer bestedingen, meer groei en een lager tekort vanwege hogere belastingopbrengsten die dan juist wel volgen op langere termijn.

Minister De Jager:

Nu begrijp ik het misverstand bij de heer Van Vliet beter. In het Lenteakkoord wordt al in de twee jaren na de btw-verhoging, in de jaren 2014 en 2015, de btw-opbrengst teruggesluisd naar lagere lasten op arbeid. Het resulteert dus niet in een lastenverzwaring. In 2013 wordt de opbrengst aangewend voor het saldo, omdat op de heel korte termijn het saldo moet verbeteren om te voorkomen dat wij het vertrouwen van bijvoorbeeld de financiële markten zouden verliezen. Daarna wordt dat ingevuld door bezuinigingen. De tekortreducties van 2014 en volgende worden goedgemaakt door bezuinigingen aan de uitgavenkant, terwijl er juist lastenverlichting plaatsvindt door de btw-opbrengsten terug te sluizen. Dat gebeurt ook met de maatregelen van het Lenteakkoord en zo heeft het CPB het ook overgenomen.

De heer Van Vliet (PVV):

Nu begrijpen wij elkaar een klein stukje beter, waarvoor dank. Is de minister het met mij eens dat het verlagen van de btw naar bijvoorbeeld 18% zoals in het PVV-programma staat een zwengel zou zijn voor bestedingen en dus voor de economie en dat dit op de langere termijn bijdraagt aan meer groei en uiteindelijk ook aan beter houdbare overheidsfinanciën? Is de minister dat in de basis met mij eens?

Minister De Jager:

Voor het eerste stuk ja en het andere stuk nee. Op de korte termijn ceteris paribus, dus als je geen verdere maatregelen neemt en alleen geld teruggeeft, heeft dat in het jaar t een positief effect op de economie. Dat zijn de bestedingseffecten. Overigens lekt in Nederland de helft van die bestedingseffecten weg naar andere landen, inclusief al die landen waarover ik de PVV de afgelopen jaren zo kritisch heb horen zijn. Wij hebben een open economie, dus Nederlands belastinggeld lekt dan weg naar Spanje, Italië en Griekenland, maar ook naar de Duitsers, de Finnen en de Engelsen. In de vertrouwenseffecten, op de langere termijn, is er echter geen weglek. De kosten die de samenleving moet betalen voor verslechterde overheidsfinanciën drukken allemaal op de schouders van de Nederlanders. Die effecten op de langere termijn zouden heel slecht kunnen zijn, afhankelijk van de vraag hoe zwaar de overheidsfinanciën verslechteren, als je dat soort maatregelen neemt. Op de korte termijn zie je inderdaad een positief effect, maar op de langere termijn niet. Maar als je een hoge schuld of een hoog tekort hebt, waarvoor ik trouwens ook waarschuw, kan het effect zelfs op de korte termijn al teniet worden gedaan. Als je nu bijvoorbeeld in Portugal of in Ierland belastingen verlaagt, schat de markt dat gelijk in als een groot risico en komen er weer minder investeringen. Het hangt er ook een beetje van af hoe goed het met je gaat. Normaal gesproken heb je op de korte termijn een positief bestedingseffect, als het redelijk goed met je gaat. Op de langere termijn kun je echter negatieve effecten krijgen.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Van Hijum het woord geef, heb ik een vraag aan u, minister. Ik vind het een genoegen om naar u te luisteren, maar het zou fijn zijn als u uw antwoorden iets bondiger kunt houden. Veel mensen hebben aangegeven dat zij het debat compact willen houden, maar u weidt wat uit in uw antwoorden.

Minister De Jager:

Ik zal mijn best doen om het zo snel mogelijk te doen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb een vraag over de kredietverlening door banken aan mkb-ondernemers en particulieren. De minister zei net in reactie op vragen over een grotere betrokkenheid van pensioenfondsen bij de hypotheekmarkt dat het een interessant idee was, ook om de kredietruimte wellicht te vergroten. Hij gaf ook aan dat er een aantal gesprekken over zijn gevoerd, maar dat er wellicht geen wetgeving nodig is om dat idee dichterbij te brengen. Wat is er wel voor nodig? Die "credit crunch" is nu. Ziet de minister mogelijkheden om op korte termijn resultaat te boeken en stappen vooruit te zetten?

Minister De Jager:

Ja, die zie ik zeker, maar die twee partijen moeten elkaar daarin vrijwillig vinden, op zakelijke gronden. Volgens mij kan dat en ik zie er ook perspectief voor. Voor pensioenfondsen zie ik interessante investeringsmogelijkheden met stabiele rendementen voor langere termijnen in Nederland. Voor banken zie ik de mogelijkheid van een stukje balansverkorting, die zij vervolgens als extra kredietruimte kunnen bieden aan bijvoorbeeld het mkb. Ik zie daar zeker een win-winsituatie. Het regelgevend kader vormt, voor zover we het nu kunnen inschatten, waarschijnlijk geen belemmering. Mocht dat wel zo zijn, ook bij de uitvoering door toezichthouders, dan horen we dat natuurlijk graag, zodat we ernaar kunnen kijken. Maar voor nu is het belangrijkste dat die twee partijen elkaar op zakelijke gronden vinden. Ik zie perspectief.

De heer Van Hijum (CDA):

In het verlengde daarvan viel er vanmorgen in een rapport van KPMG, in opdracht van het bedrijfsleven opgesteld, te lezen dat er zorgen zijn over de kredietverlening, met name over de stapeling van maatregelen, regels en belastingen bij de financiële sector. Graag een reactie, ook gelet op mogelijke maatregelen die nog in de lucht hangen, waarbij ik verwijs naar de onderhandelingen die nog plaatsvinden.

Minister De Jager:

De kredietverlening is zeker een punt van zorg. Voldoende kredietverlening is heel belangrijk voor de economie. Dat is de belangrijkste taak waaraan banken hun maatschappelijke functie ontlenen. Verder is het onvermijdelijk dat banken de komende jaren zwaardere kapitaaleisen en regels voor hun kiezen krijgen. Dat werkt in zekere zin altijd beperkend op de kredietverlening. Daarom is het belangrijk dat je ook naar andere mogelijkheden naast banken kijkt, om te zien of dat effect kan worden gemitigeerd. Maar van het voorkomen dat banken omvallen kan altijd een zekere beperkende factor op de kredietverlening uitgaan. In de afgelopen tien tot vijftien jaar is immers wel heel gemakkelijk krediet verleend door banken. Die tijd zal niet snel terug kunnen komen, en dat moeten we ook niet willen, want in 2008 hebben we daarvan de gevolgen gezien. Een initiatief als dat van besprekingen tussen banken en pensioenfondsen juich ik daarom van harte toe.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat was inderdaad een vrij algemeen antwoord. Mijn vraag had echter een specifieker doel. We hebben een aantal maatregelen ingevoerd, zoals de bankenbelasting, die daarop ook van invloed zijn. Een verdere opvoering van die belasting hangt nog in de lucht. DNB heeft daarvoor ook al gewaarschuwd. Kan de minister daarvan een appreciatie geven? Waar ligt het omslagpunt? Is het verstandig om daarmee nog verder te gaan?

Minister De Jager:

De staatssecretaris heeft al aan de Kamer geschreven dat die grens wel is bereikt, in reactie op een amendement om de bankenbelasting bijna te verdubbelen. In het Lenteakkoord is afgesproken om dat op 600 miljoen euro te zetten, omdat het anders 1 miljard zou zijn geweest, wat over de grens leek te zijn. Het is overigens heel moeilijk om precieze grenzen aan te geven, maar een hoge bankenbelasting heeft natuurlijk een negatief effect. Ik ben absoluut geen voorstander – ik druk me nog voorzichtig uit – van een verdere verhoging. Als je dat doet, dan komt de rekening ontegenzeglijk bij consumenten en bedrijven neer, wat me onverstandig lijkt.

De heer Klein (50PLUS):

De minister heeft iets gezegd over de apparaatskosten, die wij willen verminderen. Wij vinden dat niet naar lastenverzwaringen, maar meer naar bezuinigingen moet worden gekeken. In dat verband heeft de minister aangegeven dat kortingen op de ambtenarensalarissen ook niet van het CPB mogen. Preludeert de minister op zijn opvolger? Hoe moet ik dat duiden?

Minister De Jager:

U hebt het over het bezuinigen op het apparaat?

De heer Klein (50PLUS):

De minister gaf aan dat vermindering van het aantal ambtenaren tot 2015 niet in de berekeningen kan worden meegenomen, vanwege het CPB.

Minister De Jager:

Als de vraag is of je je als kabinet laat aansturen door het CPB, dan is het antwoord daar ontkennend op. Ik zei het alleen maar om aan te geven dat het nog heel erg lastig wordt. Je moet oppassen om besparingsverliezen al bij voorbaat in te boeken door even gemakkelijk te zeggen dat het nog wel kan. Als het kan, zou ik daarvan een groot voorstander zijn. Maar als het niet kan en je boekt het toch in, dan is dat niet prudent. Dan krijg je een tekort en dan moet je alsnog op stel en sprong een andere maatregel nemen. Het kabinet heeft nu een maximale inspanning gedaan; dat zegt ook het CPB. Wat het volgende kabinet doet, is aan het volgende kabinet. Er is nog ruimte voor de jaren na 2014 en 2015. Je kunt in ieder geval in 2016 en 2017 op dat terrein nog forse stappen zetten, die ook moeten worden voorbereid. Ik ben daar zeker geen tegenstander van, maar op korte termijn is het niet mogelijk om op dit punt nog meer te bezuinigen, bovenop de pakketten die wij al hebben. We hebben al een paar jaar een nullijn en we hebben ook al forse reducties. Dat is op zich natuurlijk een goede zaak voor de overheidsfinanciën, maar je kunt alleen doen wat mogelijk is.

De voorzitter:

Begint u nu aan uw volgende blokje?

Minister De Jager:

Nee, ik moet dit blokje nog even afmaken. O nee, u hebt gelijk: financiële markten. Daar was ik naar mijn gevoel al aan begonnen.

De voorzitter:

U begint nu aan het blokje "financiële markten". We lopen dat blokje helemaal door en aan het eind geef ik de leden weer de kans om vragen te stellen. Gaat uw gang.

Minister De Jager:

Dank u wel. De SP-fractie vroeg of de minister vindt dat het aangaan van schulden moet worden ontmoedigd. Het antwoord is een volmondig ja. Daarom willen wij het tekort van de overheid zo sterk mogelijk terugbrengen, want de overheid heeft al schuld genoeg. Schulden moeten dus sterk worden ontmoedigd en terug worden gebracht. Wellicht was de vraag van de SP-fractie meer gericht op schulden van privépersonen en bedrijven. Die schulden behoren natuurlijk bij het reguliere economische verkeer, maar brengen ook risico's met zich mee. Een door schulden gefinancierde bubbel die klapt, leidt tot een veel langere recessie dan een klap die met eigen vermogen wordt opgevangen. De klap van de ICT-bubbel in 2000 werd bijvoorbeeld voornamelijk door eigen vermogen opgevangen. Daar zat veel "private equity"-kapitaal in. Er was toen dus een grote klap in dat vermogen, maar veel minder een schuldenklap.

De klap die wij nu hebben gezien, heeft veel grotere gevolgen. Het klappen van de ICT-bubbel in 2000 heeft alleen voor een zeer kortstondige economische vermindering gezorgd. In Nederland leidde dit niet eens tot een recessie, terwijl de economische crisis nu al jarenlang minder economische groei oplevert. Daar hebben wij heel veel aandacht voor, ook in het kader van Basel III. We komen ook te spreken over de implementatie daarvan. Zoals de heer Merkies weet, zijn wij bezig met pakketten wetgevingen om dit allemaal te managen. De risico's van te hoge schulden voor de consument en voor de financiële stabiliteit moeten worden tegengegaan.

In het Lenteakkoord wordt overigens de "loan to value"-ratio, zoals die zo mooi heet, beperkt. Dat is de hoogte van de hypotheek ten opzichte van de waarde van het huis, zodat je op termijn nog maar voor maximaal 100% van de waarde van je huis een hypotheek mag sluiten. Dat klinkt op zich heel logisch, maar in het verleden kon je veel hogere hypotheken sluiten. Dat levert risico's op, zeker in een tijd van dalende woningprijzen. Die risico's golden allereerst voor de consumenten, maar natuurlijk ook voor banken.

De SP-fractie vroeg of speculeren moet worden ontmoedigd. Met "speculeren" kunnen verschillende dingen worden bedoeld. Speculeren om het speculeren is geen goede zaak, maar er kunnen ook zeer goede redenen zijn om risico's juist af te dekken, bijvoorbeeld met allerlei derivatenproducten. Een normale beleggingsactiviteit, bijvoorbeeld shortselling, kan onder normale omstandigheden ook zeer nuttige effecten hebben, zoals wij hier al eerder hebben besproken.

Verbaast het de minister dat de financiële markten de overheden steeds meer de maat nemen? Als je als professionele partij geld uitleent, moet je natuurlijk kritisch zijn: kan degene die het geleende bedrag moet terugbetalen, dat bedrag echt terugbetalen? Ik begrijp dus heel goed dat de financiële markten geen geld willen uitlenen aan landen zoals Griekenland, of alleen tegen een zeer hoge rente. Het probleem was eerder dat de financiële markten tien jaar geleden veel te gemakkelijk geld leenden aan die landen, ondanks het slechte beleid dat daar werd gevoerd.

Dan vraagt de VVD of ik de voorgestelde procedure voor volgend jaar haalbaar acht en of bijvoorbeeld op korte termijn alle systeembanken meegenomen worden. Dat is een terechte vraag. Het is in ieder geval buitengewoon ambitieus. Ik durf op voorhand niet te zeggen of alle plannen haalbaar zijn. De regering steunt het einddoel, maar ik onderken dat er nog heel veel hobbels te nemen zijn. Er moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan voordat de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht overgedragen kan worden. De stap-voor-stapbenadering is heel erg belangrijk. Laat ik duidelijk zijn, als niet aan deze voorwaarden voldaan is, dient ermee te worden gewacht. Dus niet inhalen als je niet zeker weet dat het kan. De kwaliteit van het toezicht mag nooit het slachtoffer worden van de ambitie om snel te handelen.

De heer Merkies vraagt waarom Nederland niet meedoet aan de versterkte samenwerking op het gebied van de financiëletransactietaks. Op dit vlak zijn wij heel consequent. Ook na de verschillende debatten in de Kamer vinden wij deze belasting nog steeds geen goed idee. Wij hebben in de financiële sector al allerlei andere belastingen, zoals de bankenbelasting die op een efficiënte manier vormgegeven wordt. Een financiëletransactiebelasting heeft heel inefficiënte uitwerkingen, met zowel voor pensioenfondsen als voor financiële instellingen heel negatieve gevolgen, ook voor Nederland.

Het Centraal Planbureau, aangevuld door de Nederlandsche Bank en de AFM, heeft in verschillende studies aangegeven dat de FTT grote negatieve gevolgen zou hebben voor de Nederlandse economie. Ook wordt de stabiliteit van de financiële markten ondermijnd door een financiëletransactiebelasting. Bovendien zijn de opbrengsten zeer onzeker gezien de mobiliteit van financiële transacties. Dat geldt temeer als slechts een klein aantal landen een FTT invoert. Laat ik duidelijk zijn, ik deel de mening dat de bankensector een bijdrage moet leveren, een "fair share". Ik verwijs naar de bankenbelasting waarbij wij in de boeken een opbrengst van 600 miljoen euro per jaar weten te realiseren. Een FTT heeft een veel bredere reikwijdte en raakt bij invoering veel meer partijen, zoals pensioenfondsen, dan een bankenbelasting.

De heer Harbers vraagt of niet-eurolanden meegenomen kunnen worden in een bankenunie, of de ECB daarvoor verantwoordelijk is en wat de verhouding is tussen de 17 en de 27 landen et cetera. Met het oog op de eenheid van de interne markt krijgen niet-eurolidstaten de mogelijkheid om mee te doen aan een Europees bankentoezicht, een zogenaamde opt in. Die ziet toe op het meedoen aan het Europees toezichtsmechanisme en de eventuele stappen die daarna kunnen worden gezet, maar natuurlijk niet op het monetaire beleid. De besluitvorming over monetair beleid blijft ook in de toekomst voorbehouden aan eurolidstaten. Overigens, als niet-eurolidstaten van de EU voldoen aan de criteria, kunnen die uiteraard lid van de euro worden.

In het governancevoorstel van de ECB als bankentoezichthouder is rekening gehouden met deelname van niet-eurolidstaten. Het voorstel voorziet in de mogelijkheid voor de ECB om nauwe samenwerking aan te gaan met de bevoegde autoriteiten van niet-eurolanden. De Commissie stelt voor, de ECB afspraken te laten maken met de nationale autoriteiten van de lidstaat over hoe deelgenomen kan worden aan de activiteiten van de raad van toezicht. Ik zal me ervoor blijven inzetten dat de aangescherpte kapitaaleisen daadwerkelijk effect hebben. Het is belangrijk dat Basel II en ook III, als dat straks wordt ingevoerd, niet simpelweg tot gevolg hebben dat risico's worden verplaatst. De Commissie stelt momenteel een agenda op voor schaduwbanken. Deze volg ik nauwgezet. Ik heb reeds een brief toegezegd in de loop van november, waarin dieper op de IMF-bevindingen zal worden ingegaan.

De heer Plasterk vroeg naar de volgorde bij de invoering van het Europees bankentoezicht; wat is het stappenplan? De ECB kan volgens het voorstel van de Europese Commissie vanaf 1 januari 2013 de banken onder zijn toezicht brengen, in het bijzonder banken die steun van de overheid hebben ontvangen of aangevraagd. Volgens het voorstel is de ECB vanaf 1 juli 2013 verantwoordelijk voor het toezicht op de systeemrelevante Europese banken en begin 2014 voor alle banken. Ik ben echter geen voorstander van kalenderfixatie; de heer Harbers noemde dat al. Er worden nu data genoemd, maar er moet wel aan de eisen worden voldaan. De eisen zijn belangrijker dan de data. Ik ben er wel voorstander van dat uiteindelijk alle banken onder dat toezicht vallen, maar dat kan ook op een later moment zijn. Daarover is al discussie in Europa. Sommigen zeggen dat de kleinere banken niet onder het toezicht hoeven te vallen, maar op die manier zou je problemen met het wel level playing field krijgen. Bovendien kunnen kleine banken gezamenlijk ook instabiliteit veroorzaken; zie de caja's in Spanje. Je zou dit probleem op een andere manier kunnen oplossen: door macrofinanciële en niet per se microfinanciële risicobeheersing vanuit Europa. Alles afwegend denk ik dat het waarschijnlijk toch beter is om ook de kleinere banken op termijn onder dat toezicht te brengen.

De ECB kan volgens mij alleen met het toezicht starten als CRD IV is aangenomen. Hiermee worden prudentiële regels, die de basis vormen voor het toezicht, vergaand geharmoniseerd. Dat is nog niet gebeurd, want CRD IV is er nog niet. Gelet op het feit dat CRD IV nog moet worden aangenomen, vind ik het tijdpad van de Commissie daarom wel erg ambitieus. Verder moet de opschaling geen vooraf bepaald automatisme zijn. Ook moet de kwaliteit van het toezicht zijn gewaarborgd voordat meer banken onder het ECB-toezicht vallen. Ten slotte ben ik van mening dat niet moet worden gestart met toezicht op banken die publieke steun krijgen, maar alleen met toezicht op banken die Europese steun krijgen; een gefaseerde aanpak dus. Ik ben een groot voorstander van die stip op de horizon, die conceptueel heel belangrijk is, dat er in de Economische en Monetaire Unie uiteindelijk ook een bankenunie gaat komen. Ons is niet de tijd gegeven om aan alle eisen van een goede bankenunie te voldoen en daarmee al voor deze crisis oplossingen te bieden. We moeten er dus iets tussenin maken. Het is denkbaar om dat te doen via die noodsteun uit het ESM en om daaraan het toezicht koppelen. Maar ook daarbij moeten we een gefaseerde aanpak hanteren.

Mevrouw Schouten vroeg of een en ander leidt tot een tweedeling in Europa, omdat het VK hier nooit in mee zal gaan. Ik heb net uitgebreid antwoord gegeven op de vraag van de heer Harbers over de verdeling met de EU-27. We hebben natuurlijk het liefst een Europees toezicht voor alle Europese lidstaten, maar het Verenigd Koninkrijk is een groot tegenstander. Ik heb al aangegeven hoe de verhoudingen zijn tussen de EU-17, aangevuld met lidstaten die ervoor kiezen om het als opt-in wel te doen. Het is niet strikt noodzakelijk dat alle 27 EU-lidstaten meedoen, maar voor de Economische en Monetaire Unie vind ik het conceptueel uiteindelijk onvermijdelijk dat we tot zo'n bankenunie komen.

De heer Van Hijum vroeg of het echt nodig is om al die banken onder toezicht te brengen. Ik heb net over de voor- en nadelen verteld; die zijn er zeker. Op dit moment valt de weging uit in het voordeel van alle banken, in ieder geval op de lange termijn. Maar dat kan wat later zijn voor de banken die steun krijgen of veel groter zijn, en voor de grensoverschrijdende banken.

De heer Van Hijum vroeg naar de concrete stappen die worden gezet in de richting van een geharmoniseerd dgs en een Europees resolutiefonds. Het Commissievoorstel ziet alleen op de invoering van bankentoezicht op Europees niveau door het creëren van een toezichtsmechanisme. Momenteel onderhandelen de lidstaten over een richtlijn voor het depositogarantiestelsel en de resolutierichtlijn. Die twee richtlijnen voorzien in de basisharmonisatie van de nationale dgs'en en resolutiestelsels, maar niet in het Europees delen van de risico's via een Europees dgs en een Europees resolutiefonds.

In december wordt een definitieve versie verwacht van het rapport van Van Rompuy. In de kranten kunnen wij soms al dan niet kloppende conceptversies van dit rapport lezen, maar op de definitieve versie van het Van Rompuy-rapport zullen wij dus tot december moeten wachten. Waarschijnlijk wordt in dit rapport ingegaan op meer elementen van een complete bankenunie. Voordat wij over kunnen gaan tot volledige Europese risicodeling via een Europees dgs, dient aan heel veel voorwaarden voldaan te zijn. Ik noem een gelijke uitgangspositie qua kapitaal van de banken en de aanscherping van de regelgeving, waarbij excessieve verpanding van activa en excessief bezit van nationale staatsobligaties wordt tegengegaan. Al met al is het niet iets wat op de korte termijn geregeld kan worden. Wellicht kan het zelfs niet in de komende paar jaar geregeld worden. De complementering van de bankenunie zal nog een hele tijd gaan duren. Het moet ook echt goed worden gedaan, want als het maar voor de helft is geregeld, kunnen wij het maar beter niet doen.

Wanneer kan de herkapitalisatie via het ESM operationeel worden? Wanneer directe herkapitalisatie mogelijk wordt, valt de garantie voor het ESM van de nationale overheden weg. Daarvoor gelden dan ook heel strenge voorwaarden. De Commissie stuurt aan op 1 januari aanstaande, maar dat lijkt mij heel erg snel. Nederland heeft namelijk geen kalenderfixatie. Wat ons betreft moet er echt eerst aan al die strenge voorwaarden zijn voldaan. Gebeurt dat niet, dan moeten wij gaan betalen voor de ellende van andere landen uit het verleden.

Het is overigens nu al wel mogelijk om te herkapitaliseren via een nationale garantie. De Spaanse banken kunnen daardoor uit het ESM worden geherkapitaliseerd, maar daar staat de Spaanse staat dan wel garant voor.

De heer Klaver (GroenLinks):

De minister zegt dat een financial transaction tax grote gevolgen zou hebben voor de pensioenfondsen. Het is natuurlijk mogelijk om uitzonderingen te bedingen. Ik ben daarom benieuwd of de minister iets ziet in de gedachte achter de financial transaction tax dat je ervoor moet zorgen dat het flitskapitaal, een van de oorzaken van de financiële crisis, wordt aangepakt. Ik ben het natuurlijk wel met de minister eens dat je ervoor moet zorgen dat deze niet de pensioenfondsen aantast.

Minister De Jager:

Pensioenfondsen worden steeds professioneler. Zo beschikken ze over professionele beheersorganisaties en werken ze ook vaak met extern kapitaal en asset pooling. Het is daardoor de vraag of Nederland überhaupt een effectieve vrijstelling zou kunnen bedingen en of andere landen ons deze nog wel gunnen. In andere landen loopt het vaak via banken en verzekeraars. Zij zouden dan wel moeten betalen en Nederland niet.

Een meer fundamenteel bezwaar – dit bezwaar geldt ook voor banken, verzekeraars en andere financiële instellingen – is dat transacties heel makkelijk verplaatst kunnen worden, omdat ze zo ongrijpbaar en mobiel zijn. Dat betekent dat de regulering daardoor schade zou oplopen, overigens de reden dat de AFM er ook geen voorstander van is. Speculatie en al die andere praktijken die we willen voorkomen, zouden daardoor minder gereguleerd worden en dus alleen maar erger. Ik denk dat ik hetzelfde wil als de heer Klaver. Ik begrijp alleen niet waarom sommige partijen bijna religieus vasthouden aan die ene maatregel, nota bene een maatregel waarvan door onafhankelijke instituten bewezen is dat die niet effectief is. De financial transaction tax brengt de realisatie van ons doel met andere woorden niet dichterbij en leidt bovendien ook nog eens tot allerlei extra problemen. Ik wil het doel dat de heer Klaver voorstaat graag nastreven. De heer Klaver weet dat ik veel maatregelen heb afgekondigd, ook over regulering. Veel daarvan wordt weggegooid als die transacties opeens verdwijnen naar een andere jurisdictie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vind het fantastisch dat een CDA-bewindspersoon tegen mij vertelt dat ik "religieus" ben in relatie tot de financial transaction tax. Ik maak het volgende punt. In Europa zijn er al acht landen die met de financial transaction tax aan de slag gaan. Nederland staat daarin dan niet meer alleen. Die weglek naar andere landen wordt dus beperkt omdat anderen het ook overnemen. In de rapporten waarnaar de minister verwijst, staat wat de nadelen kunnen zijn van zo'n transaction tax. Mijn punt is dat wellicht de basisgedachte moet worden omarmd, omdat er ook allerlei positieve resultaten te verwachten zijn van zo'n belasting. De voorwaarde die daaraan gesteld kan worden, is dat de negatieve effecten die in die rapporten staan zo veel mogelijk opzij worden gezet. Is de minister bereid om die financial transaction tax ook in Europa te omarmen, met dien verstande dat hij ook zegt dat de pensioensector in Nederland in elk geval buiten schot moet blijven? Als dat niet kan, dan kunnen wij altijd nog beoordelen bij de definitieve beoordeling of Nederland al dan niet akkoord zou moeten gaan.

Minister De Jager:

Het antwoord daarop is nee. Overigens zie ik bij GroenLinks juist vaker religieuze tendensen dan bij veel van de confessionele partijen. Ik doel dan niet op het enge geloofsbegrip maar op een meer welvaartsbreed begrip. Inhoudelijk beantwoord ik de vraag met nee. Het is een misverstand om te denken dat wij hebben gevraagd aan die onafhankelijke instituten om alleen de nadelen te noemen. Wij hebben gewoon om een appreciatie gevraagd van de voor- en nadelen van die FTT, die financiële transactiebelasting. Ongevraagd is gesteld dat er veel effectievere maatregelen zijn om de financiële sector te belasten, zoals een bankenbelasting. Nou, die voeren wij in. Waar blijft de lof van de GroenLinks-fractie daarvoor? Dat is een efficiëntere manier van belasten omdat de activiteiten dan niet weglopen uit Nederland en de banken dan geld gaan betalen. Wat hebben wij eraan om pensioenfondsen uit te zonderen, wat heel moeilijk zou zijn, zodat die hier blijven maar banken en verzekeraars weglopen uit Nederland? Daaraan heb je toch ook niets? De onderzoeksresultaten zijn niet negatief maar desastreus te noemen wat de voorgestelde gevolgen betreft in termen van werkgelegenheidsverlies, verlies aan economische groei en een nadelige werking op de financiële markten. Er zijn heel veel nadelen. Waarom coûte que coûte aankoersen op die ene maatregel, terwijl wij honderden maatregelen nemen op het gebied van de financiële markten die veel effectiever zijn?

De voorzitter:

Ik constateer een kleine herhaling van zetten. Ik geef de heer Klaver nog eenmaal het woord voor een slotvraag.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik had gehoopt op een wat positievere religieuze beleving in deze Kamer, maar de antwoorden van de minister stellen mij daarin teleur. Natuurlijk zijn er allerlei andere maatregelen. De minister weet heel goed dat de fractie van GroenLinks dat soort maatregelen altijd steunt. De FTT is daar een van. Het dreigement dat daardoor banken uit Nederland verdwijnen, klinkt ook vaak van multinationals als wordt voorgesteld om in te grijpen in het Nederlandse belastingsregime. Dat valt echter reuze mee in de praktijk. Als deze CDA-minister dit echt zou doortrekken, dan zou hij ook op het punt van de legalisering van softdrugs een andere positie moeten gaan innemen. Ik drijf nu heel ver af, maar het kabinet zegt daarover …

De voorzitter:

Dit is echt buiten de orde en een enorme uitlokking van een minister die daarop graag antwoord geeft. Ik verzoek hem om dat niet te doen.

Minister De Jager:

Ik zal niet gaan praten over de legalisering van softdrugs in deze algemene financiële beschouwingen. Misschien hoopte de heer Klaver dat ik een andere mening zou krijgen, maar ik ga ervan uit dat hij verstandig genoeg is om dat niet te verwachten.

Ik kom te spreken over Europa en het IMF. Verschillende fracties hebben vragen gesteld over de Spaanse banken en de 59,3 miljard euro die in het nieuws is gekomen. Blijft dan de 100 miljard nog wel volledig beschikbaar? Hoe is de onderbouwing? Voor steun van herkapitalisatie en herstructurering van de Spaanse banken is in Europa een bedrag overeengekomen van maximaal 100 miljard euro. De stresstest en de analyse van de bankensector in Spanje hebben een lager bedrag uitgewezen. De benodigde publieke herkapitalisatie vanuit het EFSF zal dus binnen de enveloppe van 100 miljard euro kunnen vallen. Het exacte bedrag zal nog moeten worden bepaald. De 59,3 miljard die nu wordt genoemd, is de uitkomst van een bepaald scenario, met negatievere aannames dan de eerdere stresstest door de EBA. De uitkomst van deze stresstest zal de basis vormen voor het bepalen van de herkapitalisatiebehoefte van de Spaanse banken in de komende maanden. Dit zal in fasen gebeuren, waarvan de eerste is voorzien voor november, wanneer ook de eerste tranche is gepland.

Over de uitgelekte plannen van Van Rompuy zijn veel vragen gesteld door verschillende fracties. De guidelines zijn de verantwoordelijkheid van het kabinet van ER-voorzitter Van Rompuy. Het gaat dan om ambtelijke voorstellen. Zij vormen onderdeel van de ambtelijke voorbereiding van de Europese Raad en zullen door Van Rompuy worden uitgebouwd tot conceptconclusies voor de Europese Raad die met de regeringsleiders worden besproken. De uitspraken van de heer Van Rompuy veranderen niets aan het kabinetsstandpunt. Het kabinet staat positief tegenover de bankenunie, zeker ook gelet op waar wij naartoe moeten werken, maar kan pas instemmen met inwerkingtreding wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. Wij kiezen daar ook voor in de stap-voor-stapbenadering. Als Van Rompuy met concrete voorstellen komt, wordt de Kamer daarbij betrokken via de voorbereiding op de Europese Raad. De Kamer kan dan ook worden geïnformeerd. Dus er komt hier ook een debat over de Europese Raad. Mogelijk zijn er dan al voorstellen. Op dat moment kan daarover dan ook met het kabinet worden gedebatteerd.

De VVD heeft gevraagd wat de juridische waarde is van de verklaring van zeventien landen over het ESM en of die verklaring in het verdrag wordt opgenomen. Het betreft de verklaring van de verdragsluitende partijen over de uitleg van het verdrag. De juridische waarde van de verklaring is dus niet hetzelfde als het verdrag, dat ook helemaal niet verandert. De verklaring maakt geen deel uit van het verdrag en wordt daarin ook niet opgenomen. De verklaring bevestigt precies onze interpretatie. Sterker nog, ik heb bij de behandeling in de Staten-Generaal, vooral in de Eerste Kamer, ook al deze uitleg aan het verdrag gegeven. De verklaring is dus voor zover wij dat nu kunnen inschatten, volledig in overeenstemming met de uitleg die ik tijdens de behandeling van de goedkeuringswet van het verdrag in de Staten-Generaal heb gegeven. Voor ons was deze verklaring niet per se noodzakelijk, maar het was een verzoek van een van de verdragsluitende partijen en daartegen was ook geen enkel bezwaar. Het was dus prima om dat zo te doen.

Wie worden plaatsvervangers van de gouverneurs? Volgens het ESM-verdrag benoemt het ESM-lid de gouverneur en zijn plaatsvervanger. Het verdrag schrijft voor dat de gouverneur een lid van de regering moet zijn en verantwoordelijkheid draagt voor financiën. Het verdrag schrijft niet voor dat het een plaatsvervangend lid van de regering moet zijn. De minister zal op korte termijn een besluit nemen over de benoemingen. Zodra de ministerraad een formeel besluit heeft genomen, zal ik de Kamer daarover informeren. Wij koppelen dit aan wat andere landen ook doen. Als andere landen bijeen komen, bijvoorbeeld de EWG-leden, in aparte vergaderingen waar geen politici bij zitten, kunnen wij dat ook op die manier doen. Dit zijn meestal de thesauriers per land. Wij moeten daar binnenkort nog een beslissing over nemen, maar wij matchen dit, zodat wij dit in overleg met elkaar kunnen doen. Die personen staan overigens altijd onder instructie van de verantwoordelijke minister, in ieder geval in de Nederlandse verhoudingen. Hier en daar is dat misschien een president.

De VVD heeft ook nog gevraagd naar de board of auditors, die bestaat uit twee leden namens de nationale rekenkamer, één lid namens de Europese Rekenkamer en twee onafhankelijke externe leden, gekozen door de raad van gouverneurs op grond van hun deskundigheid. Het roulatieschema voor de twee leden van de nationale rekenkamers is vastgesteld op basis van het aandeel van het betreffende land in het maatschappelijk kapitaal en op Engelse alfabetische volgorde. Zodoende is er een balans tussen grote en kleine landen gecreëerd. Er is geen onderscheid gemaakt tussen programmalanden en niet-programmalanden. Het kan dus voorkomen dat bijvoorbeeld twee van de vijf leden van de board of auditors afkomstig zijn uit programmalanden. De board functioneert echter expliciet niet als vertegenwoordigend orgaan van de lidstaten. Hij is volledig onafhankelijk; het land van herkomst van de leden is niet relevant, wel hun expertise.

De heer Harbers had ook een vraag over de behandelprocedure voor ESM-besluiten. Op 13 september heb ik naar aanleiding van het algemeen overleg van 4 juli jongstleden de Kamer een brief gestuurd over de vormgeving van de behandelprocedures. Ik heb in dat overleg aangegeven dat de formalisering van deze afspraken op een later moment in overleg met de Kamer zal plaatsvinden in een informatieprotocol. Ik wil echter graag eerst de afronding van het onderzoek van de commissie-De Wit door de Kamer afwachten, omdat daarin ook een en ander over het informatieprotocol en de informatievoorziening is gezegd. Vervolgens wil ik met de Kamer bekijken of de geactualiseerde afspraken over de behandelprocedure voldoen en bezien hoe de wettelijke ophanging in de Compatibiliteitswet kan worden vormgegeven. Het is belangrijk dat ik op basis van die brief nu al zo handel. Dat doen we dus al. Op korte termijn is er dus niets aan de hand. Het kan ook over een paar maanden. Na de behandeling van het wetsvoorstel kunnen we dat nog prima formeel helemaal netjes afhechten, inclusief doorvoering van de daarvoor benodigde wijzigingen van de Compatibiliteitswet.

De CDA-fractie vroeg bezorgd of de ECB met het OMT-programma wel binnen zijn mandaat blijft. Ik begrijp de vraag heel goed, maar ik benadruk dat de ECB onafhankelijk is in de uitvoering van de monetaire taak. Dienovereenkomstig spreek ik me ook niet uit over het beleid van de ECB ten aanzien van de opkoop van de staatsobligaties.

D66 en de ChristenUnie hadden nog een vraag over Griekenland. Wat is het standpunt over de extra tranche? Extra tijd kost toch ook geld? Hoe ziet de minister dat? De trojka is nu in Athene. We wachten de voortgangsrapportage van de trojka af voordat er een besluit wordt genomen over Griekenland. Ik wil hier niet over speculeren. Ik kan natuurlijk wel zeggen dat Griekenland zich heeft te houden aan de afspraken die tussen Griekenland en de trojka zijn gemaakt in het kader van het nieuwe leningenprogramma. Alleen als Griekenland dat doet, krijgt het weer een volgende tranche. Thans is voorzien dat de voortgangsrapportage eind deze maand zal verschijnen. Dit is echter wel onzeker en afhankelijk van de progressie die in Athene wordt geboekt. Uiteraard zal ik de Kamer daarover tijdig informeren, namelijk zodra die rapportage beschikbaar is.

De PvdA-fractie had een vraag over berichten over het IMF en de houdbaarheid van de Griekse schulden. Ook ik ken de berichten waarnaar de heer Plasterk verwijst. Die zijn inderdaad zorgelijk. Ik wil echter de voortgangsrapportage van de trojka afwachten, want we hebben in het verleden al heel veel inleidende beschietingen gehad, waardoor Griekenland alsnog heel veel dingen ging doen en de houdbaarheidssituatie weer verbeterde. De berichten zijn dus zorgelijk, maar voor de volledige informatie moeten we de rapportage van de trojka afwachten.

De PvdA-fractie vroeg of de rapportage aan de Kamer ongewijzigd blijft na het samengaan van de Belgische kiesgroep en de Nederlandse kiesgroep. Het antwoord daarop is: ja.

Op welke manier wordt er besloten over de twee vrijgekomen Europese stoelen? Dit zal verlopen via de reguliere verkiezingen van de IMF-bewindvoerders, die iedere twee jaar plaatsvinden. De hervorming is nog niet afgerond, omdat er nu in totaal, ook met wat de nordics en Zwitserland hebben gedaan, precies 1,64 stoel is ingeleverd. We zijn dus al wel een eind op streek, maar het zijn er nog geen twee. Ook is er bij sommige landen onvrede over het feit dat vrijgevallen plekken vooralsnog zijn ingenomen door andere Europese landen. Er is dus nog wel onzekerheid. Die geldt overigens niet voor Nederland en België, vinden wij, want de nieuwe kiesgroep heeft een fors stemgewicht. Wij leveren netto, clean, één zetel op. De Belgische zetel … Het is misschien niet helemaal politiek correct om dat zo te formuleren. De Nederlands-Belgische zetel gezamenlijk is één zetel, terwijl deze landen daarvoor twee zetels bezaten. Anders krijg ik weer een telefoontje van een collega uit België. Ik denk dat ik het nu ook voor het verslag goed heb gecorrigeerd. Wij leveren dus gezamenlijk één zetel netto op. De nieuwe kiesgroep heeft een fors stemgewicht, is invloedrijk, ook in het IMF. Nederland is dan ook verzekerd van een goede toekomst in het IMF.

De PvdA-woordvoerder vraagt naar de meeropbrengst van de goudverkoop: waaraan kan die opbrengst uitgegeven worden? De IMF Board heeft begin dit jaar formeel ingestemd met de afspraak uit 2009 om circa 900 miljoen aan buitengewone opbrengst uit de goudverkoop in te zetten om concessionele leningen aan lage-inkomenslanden te faciliteren via de Poverty Reduction and Growth Trust. Het Nederlandse aandeel daarvan is 19 miljoen. De IMF Board heeft afgelopen vrijdag besloten om het laatste deel van deze buitengewone opbrengsten uit de IMF-goudverkoop ook daarvoor in te zetten.

Is er een kans dat de factor openheid van economie in een quotaformule komt, zo vraagt de heer Plasterk. Een van de discussiepunten zal zijn welk gewicht wordt toegekend aan deze variabele. Nu al is de openheid van economie onderdeel van de quotaformule. Die staat onder druk omdat sommige landen de mate waarin de openheid meetelt, willen verminderen. Wij vinden openheid een belangrijk onderdeel van de formule. Wij vinden ook dat het zo moet blijven. De Europese Unie steunt deze inzet ten aanzien van de openheid.

Dan rest er nog een procedurele vraag van de heer Plasterk over de samenwerking van mij met de technische assistentie bij het deelakkoord van VVD en PvdA. Uiteraard kan ik deze vraag bevestigend beantwoorden. Mijn ministerie en ikzelf zullen deze twee partijen technische ondersteuning bieden daar waar noodzakelijk. Het gaat dan om de technische uitwerking van amendementen. Ik ga er ook van uit dat ook andere departementen voor zover nodig technische assistentie verlenen.

Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn.

De voorzitter:

De leden willen echter toch nog wat zeggen.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog een vraag over Van Rompuy en de uitgelekte stukken in de Financial Times van gisteren. Ik begrijp het proces. Wij hebben op 18 en 19 oktober een Europese Raad waarin het concept wordt besproken. Ik zag dat er twee voorstellen waren en ik hoor graag wat de minister van Financiën daarvan vindt, ook in verband met onze eigen gedachtevorming. Het gaat dan om het centrale Europese budget. Het andere uitgelekte voorstel houdt in dat er contracten kunnen worden gesloten tussen lidstaten en de Europese Unie. Wat is het standpunt van het kabinet hierin?

Minister De Jager:

Wij moeten dat standpunt nog opstellen. Het komt terug bij het debat over de Europese Raad. Een eerste schot vanaf de heup zou zijn dat wij geen voorstander zijn van nieuwe eigen middelen, dus een nieuw belastinggebied voor de Europese Unie om geld op te halen voor fondsvorming of zoiets, direct vanuit de Europese Unie. Ik weet dat de heer Koolmees daar een warmbloedig voorstander van is, maar wij zijn er niet voor dat de Europese Unie direct bij ons belasting gaat ophalen en vervolgens zelf kan uitgeven. Wij vinden dat ook voor de begrotingsdiscipline een risico. Wat dat voorstel over het contract betreft: tot nu toe is dat wat vaag uitgelekt. Het is al gevaarlijk om op uitgelekte dingen te reageren. Op vaag uitgelekte dingen reageren is nog gevaarlijker. Iets wat kan helpen voor het bevestigen van begrotingsdiscipline is altijd goed. Dat is ook de lijn geweest. Ons richtsnoer is nog steeds de septemberbrief van 2011. In die brief staan allerlei voorstellen met betrekking tot begrotingsdiscipline; hoe kunnen landen dat doen? Het Fiscal Compact is er een van. Als het voorstel in lijn is met deze brief, dan zijn wij er voorstander van. Wij moeten echter even wat meer comfort krijgen over wat er is bedoeld.

De voorzitter:

Ik wijs de heer Koolmees erop dat er volgende week donderdag ook een debat is over de Europese Raad. Misschien zijn de wat vaag uitgelekte dingen dan iets concreter, waardoor die wat meer substantie hebben en erover gedebatteerd kan worden.

De heer Koolmees (D66):

Aan dit debat is ook het AO Ecofin toegevoegd en de minister van Financiën gaat naar Brussel volgende week. Daar zal dit vast ook op de agenda staan. Het is een heel belangrijk punt.

Minister De Jager:

Daarom geef ik ook het antwoord dat ik nu kan geven.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog een kleine aanvullende vraag over het centrale budget. De opstelling van de minister is consistent. Alleen geven een heleboel economen aan dat, als je die stip op de horizon zet – een bankenunie met toezicht, het dgs gemeenschappelijk, maar ook een resolutiefonds gemeenschappelijk – dan zul je ook iets van budget moeten hebben om dat economisch goed vorm te kunnen geven.

Minister De Jager:

Zeker.

De heer Koolmees (D66):

Dat is de minister met mij eens, zie ik. Maar daar hoort toch ook iets bij als een belastingheffing of eigen middelen van Europa, in ieder geval een groter budget? Nu is het budget namelijk maar 140 miljard. Dat is 1% van de totale Europese economie. Wil dat echt substantie hebben, dan zal dat groter moeten worden. Is de minister dat met mij eens?

Minister De Jager:

Ik vind 140 miljard euro al heel erg veel geld, maar ik heb een Zeeuwse achtergrond en ben misschien wat zuinig van aard. Als je te zijner tijd een Europees resolutiemechanisme invult, dan moet je daar ook middelen voor hebben. Daar kun je afspraken over maken. In principe is het de bedoeling dat banken daaraan gaan bijdragen. Bij het dgs hebben wij daar nu bijvoorbeeld al een geharmoniseerd systeem voor. Dat het in de toekomst mogelijk is om die potjes aan elkaar te binden en risico's samen te dragen, als je aan een hele reeks strenge voorwaarden voldoet, is te zijner tijd te bespreken. Op die manier heb je dan ook geld. Natuurlijk moet er geld zijn om een resolutie te kunnen uitvoeren, maar dat is iets anders dan een Europese belasting. Je hebt ook andere manieren, want de 140 miljard euro waar de heer Koolmees op wijst, wordt ook niet door een directe Europese belasting ingevuld. Er zijn ook andere manieren.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb tot slot nog een vraag, omdat dit wel een wezenlijke discussie is. In het stuk van gisteren in de Financial Times werd de suggestie gewekt dat de heer Van Rompuy langs allerlei regeringsleiders is geweest. Als de planvorming al op wat draagvlak kan gaan rekenen, kan plotseling, net als de vorige keer toen het over de bankenunie ging, het volgende aan de orde zijn. Toen zei minister-president Rutte hier: de bankenunie is heel ver weg. Een week later kwam hij terug en was de eerste stap wel gezet. Ik wil het signaal afgeven dat voor D66 heel belangrijk is dat het een sterk framework wordt. Die stip op de horizon is voor ons heel erg belangrijk. Naar ons idee hoort daar ook zo'n centraal Europees budget bij. Dat wil ik tot slot nog graag even meegeven aan de minister.

Minister De Jager:

Helder, maar mijn standpunt is ook helder.

De heer Merkies (SP):

Ik heb een heel ander punt. Wij geven in Europa heel veel geld uit aan ruimtevaart. Dat levert ook werkgelegenheid op, maar nu wordt er bezuinigd in Nederland. Het gaat om 30 miljoen. Dat betekent dat er mogelijk veel kennisintensieve banen verloren gaan. Vlak voor het reces heeft de Kamer een motie (24446, nr. 48) aangenomen. Daarin werd gevraagd dat er geen onomkeerbare stappen zouden worden gezet als het gaat om de bezuiniging op de ruimtevaart, maar ook dat er zou worden gekeken naar een oplossing. Heeft minister Verhagen die oplossing al gevonden?

Minister De Jager:

Dat weet ik niet. Dat is inderdaad in discussie. Zoals de heer Merkies weet, zijn ministers direct verantwoording schuldig aan dit parlement, niet via de minister van Financiën. Ik heb begrepen dat de minister van EL&I de Kamer heeft uitgenodigd om alternatieven aan te dragen. Dat is mogelijk als de Kamer dat zou willen, want er is in het aanvullend begrotingsakkoord ook voor ruim 2 miljard euro aan maatregelen gevonden. Wellicht is er dus een alternatief denkbaar, maar die discussie laat ik tussen de minister van EL&I en de Kamer. De Kamer moet bezien of zij de wens heeft om dat anders te doen en, zo ja, of dat op de begroting van EL&I gedekt kan worden. Dat is tussen de Kamer en de minister van EL&I.

De heer Merkies (SP):

Wij willen daar uiteraard wel een voorstel voor doen. In de begroting voor dit jaar stond dat de beschikbare middelen op de Nederlandse begroting voor ruimtevaart teruglopen van 100 miljoen naar 63 miljoen in 2015. Wij moeten daar op een gegeven moment wel een beslissing over nemen.

Minister De Jager:

Laat ik duidelijk zijn en een constructieve houding ten toon spreiden, zoals ik die ook heb ten opzichte van het aanvullende begrotingsakkoord. Als de Kamer een amendement indient op de begroting van EL&I, bij de begrotingsbehandeling of al eerder, dat deugdelijk is gedekt aan de uitgavenkant op een post waarvan EL&I zegt dat het mogelijk is, en dat tot dekking leidt in het jaar waarvoor de bezuiniging stond geboekt, dan leg ik als minister van Financiën daaraan niets in de weg. Dan laat ik het aan de minister van EL&I om aan de Kamer te laten weten of hij die alternatieve dekking beter of slechter vindt dan de door het kabinet voorgestelde. Het is natuurlijk denkbaar dat de minister van EL&I zegt: ik vind deze dekking nog erger dan wat jullie willen verbeteren. Maar het oordeel over een post van 30 miljoen op de begroting van EL&I laat ik toch echt aan de minister van EL&I.

De voorzitter:

Dat klopt. Daar hebben we een aparte begrotingsbehandeling voor, mijnheer Merkies.

De heer Merkies (SP):

Tot slot. In de motie staat ook: "… en te blijven zoeken naar een oplossing die de voorgenomen korting kan repareren". Ik verwacht dus dat er iets van de heer Verhagen komt. Misschien kan minister De Jager dit verzoek doorgeleiden.

Minister De Jager:

Dat zal ik doen.

De voorzitter:

De heer Koolmees wil nog iets korts vragen.

De heer Koolmees (D66):

Iets korts zeggen, eigenlijk. Ik heb straks een motie om de motie-Verhoeven c.s. te dekken op de begrotingen van EL&I, I en M en OCW. Die kan dit probleem hopelijk oplossen.

Minister De Jager:

Dan wacht ik de motie af voordat ik daar een oordeel over geef.

De voorzitter:

Dat lijkt me verstandig.

Minister De Jager:

Voorzitter, ik ben aan het eind gekomen van mijn beantwoording in eerste termijn. Ik geef u in overweging om de staatssecretaris het woord te geven.

De voorzitter:

Ik nodig de staatssecretaris van Financiën uit om over te gaan tot zijn beantwoording in eerste termijn! Staatssecretaris, gaat u ook in blokjes antwoorden?

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik denk dat ik een tiende van de spreektijd van de minister nodig heb. Het zijn een paar losse vragen. De meeste vragen die de belastingen raken, zullen worden gesteld bij de behandeling van het Belastingplan. Daar zijn twee maandagen voor gereserveerd plus nog wat tijd voor de plenaire afronding. Het schriftelijke overleg daarover moet nog beginnen, dus er is nog alle gelegenheid voor vragen. Ik zal nu ingaan op de vragen die gisteren zijn gesteld.

De heer Merkies vroeg of het geen tijd wordt om in Europa afspraken te maken over btw-verhogingen. Hij merkte daarbij op dat btw niet progressief is en als een soort poll tax werkt, waarbij arm en rijk evenveel betalen. Datzelfde geldt voor de assurantiebelasting, zei hij. Op basis van Europese regelgeving wordt er geen maximum gesteld aan de hoogte van het algemene btw-tarief. Er is echter wel een minimum. Het hoge tarief heeft een minimum van 15%. Uiteraard wordt bij het vaststellen van het btw-tarief rekening gehouden met wat de buurlanden doen, om geen grenseffecten te krijgen. Ik zie geen enkele aanleiding om de flexibiliteit die de lidstaten hebben, op enigerlei wijze te beperken. Het zou ook vreemd zijn om niet de vrijheid te hebben om belastingen die zijn gerelateerd aan bestedingen, in te zetten voor je eigen begrotingsbeleid. De Socialistische Partij zou het hierover met mij eens moeten zijn, aangezien zij met mij vindt dat Europa zich niet met de belastingen moet bemoeien. De SP vindt dat dit de soevereiniteit van de lidstaten raakt, en dat vindt ook het kabinet.

De heer Merkies (SP):

Is dit het einde van het blokje?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, hoor.

De voorzitter:

Ik sta deze vraag toe, staatssecretaris, omdat ik heb geprobeerd om aan u een antwoord te ontlokken op mijn vraag of u in blokjes ging antwoorden, en u daarop zei dat u wat losse vragen ging doen. Het is dus een beetje moeilijk voor mij om dit te beoordelen.

De heer Merkies (SP):

Het antwoord over de btw verbaast me een beetje, want als er iets is geregeld in Europa, dan is dat wel de btw. Bijna alles is afgesproken, bijvoorbeeld waarvoor je een lage btw mag rekenen en waarvoor een hoge. Ook zijn er minimumtarieven. Er zijn dus al heel veel afspraken over de btw.

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt. De grondslag is Europeesrechtelijk geregeld. In Europa wordt ook bepaald wat onder een verlaagd tarief mag worden gebracht. Nederland maakt daar vrij ruimhartig gebruik van. Ik heb ook bekeken wat de tarieven in andere EU-lidstaten zijn. Ik moet constateren dat van de 27 landen er 9 hoger zitten dan 21%. Dertien landen zitten gelijk of nagenoeg gelijk op 20% of 21%. Vijf landen zitten onder de 20%. Vier van die vijf landen hebben een aanmerkelijk hoger laag tarief dan wij kennen. Wij zijn dus alleszins gemiddeld.

De heer Merkies (SP):

Het gaat mij er niet om hoe hoog wij zitten. Het gaat mij erom dat alle landen hun btw verhogen. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris bekijkt wat het effect is van die gezamenlijke btw-verhogingen in Europa op de vraag en op de economie.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is weinig zinvol. De landen zullen hun begroting op orde moeten brengen. De een doet dat door de indirecte belastingen op consumptie te verhogen en de ander doet dat door de belasting op arbeid te verhogen. Dat heeft ook effect op de economie. Weer een ander land bezuinigt misschien weer veel meer. Je zou zoiets in zijn totaliteit moeten beoordelen. Het heeft vrij weinig zin om hier een rekenexercitie op los te laten.

De heer Merkies (SP):

Het is precies mijn vraag om het in zijn totaliteit te beoordelen. De staatssecretaris is het toch met mij eens dat btw-verhogingen ook effect hebben op het buitenland? Als we hier de btw verhogen, kan men bijvoorbeeld vanuit Spanje minder naar ons exporteren en andersom. Juist daarom is het goed om naar die effecten te kijken in Europees verband.

Staatssecretaris Weekers:

De btw slaat neer op binnenlandse consumptie. Het voordeel van een btw-verhoging is dat die de export niet raakt. De heer Merkies heeft ook de fiscale agenda van het kabinet kunnen lezen. Daarin staat dat het economisch verstandig is om belasting op consumptie te verhogen in ruil voor de verlaging van de belasting op arbeid, want dat levert extra banen op. Ik zou toch denken dat dit de Socialistische Partij eigenlijk tot supporter van deze beleidslijn zou moeten maken.

De btw wordt door iedereen betaald naar rato van de bestedingen. Hoge inkomens betalen het meest. Dat zou ik ook even in overweging willen geven. Het uiteindelijke inkomenseffect is natuurlijk in sterke mate afhankelijk van de vormgeving van de terugsluis. Datzelfde geldt voor de assurantiebelasting. Die wordt geheven over bijvoorbeeld schadeverzekeringen van opstallen, inboedels, de auto en de boot. De hoogte van de premie is afhankelijk van de waarde van het verzekerde goed. Daarmee is de hoogte van deze belasting wel degelijk afhankelijk van de draagkracht. Ook dat zou de Socialistische Partij moeten aanspreken.

Ik neem de gelegenheid te baat om een enkel woord te zeggen over de anticipatie-effecten rond de assurantiebelasting. De heer Pechtold heeft daar in het debat met de informateurs over gesproken. De afgelopen dagen is er nogal wat discussie geweest over anticipatie-effecten. Die moeten en zullen worden voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld worden geregeld dat het tarief van 21% geldt voor de premie voor zover die ziet op een verzekerde periode na een bepaalde datum, ook als die premie al in december 2012 betaald is. Ik ben gaarne bereid om met de fracties die het deelakkoord hebben gesloten en met de verzekeringsbranche en de tussenpersonen te bekijken hoe de maatregelen het beste kunnen worden vormgegeven, uiteraard uitgaande van het budgettaire beslag zoals de partijen dat hebben ingeboekt. Dat moet op een zodanige manier gebeuren dat negatieve effecten kunnen worden voorkomen en bureaucratie zo veel mogelijk kan worden vermeden.

De heer Koolmees heeft gevraagd hoeveel mensen recht krijgen op de doorwerkbonus en hoe hoog deze bonus is. Het totale aantal rechthebbenden in 2013 bedraagt naar verwachting 90.000 mensen. Het gaat om een netto belastingkorting en die bedraagt in 2013 en 2014 maximaal € 1.100 en daarna maximaal € 3.300, nog afgezien van de jaarlijkse indexatie.

De heer Klein (50PLUS):

Ik heb een vraag over de assurantiebelasting, beter gezegd het voorkómen van de effecten die de staatssecretaris heeft aangegeven. Gaat de staatssecretaris dat doen voordat of nadat de amendementen die door de PvdA en de VVD zijn aangekondigd, al dan niet zijn geaccepteerd in het kader van het Belastingplan?

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb nog geen amendementen gezien, maar ik neem aan dat ze snel zullen worden ingediend, opdat de behandeling van het Belastingplan op een ordentelijke wijze kan plaatshebben en de hele Kamer kennis kan nemen van de exacte vormgeving. Ik zal mij spoedig verstaan, mits de geachte afgevaardigden ervoor openstaan om wat suggesties aangereikt te krijgen, zodat dit allemaal bij de behandeling van het Belastingplan kan worden meegenomen.

De heer Klein (50PLUS):

Oké.

Staatssecretaris Weekers:

In aansluiting op de vraag van de heer Koolmees over de werkbonus staat nog een vraag open ten aanzien van het vitaliteitssparen die de minister aan mij heeft doorgeleid. De heer Van Hijum heeft gezegd dat het budgettair effect van het vitaliteitssparen onduidelijk is. Er zijn verschillende cijfers. Er staat een bedrag van 495 miljoen in de begroting van SZW van het afgelopen jaar. In het deelakkoord staat 580 miljoen. De heer Van Hijum meent dat het erop lijkt dat de besparingen groter zijn dan de kosten van het invoeren. Hierbij meld ik dat dit niet het geval is. Het bedrag op de begroting van SZW is een optelpost van verschillende maatregelen. Onderdeel daarvan is het vitaliteitssparen, dat in termen van netto contante waarde is opgenomen. De opbrengst van 580 miljoen in 2013 is het effect op het EMU-saldo. Daarbij is rekening gehouden met een weglek naar bestaande levensloopregelingen. De opbrengst voor het EMU-saldo loopt in 2014 op, omdat het een regeling in de inkomstenbelasting betreft. Het fiscale voordeel valt dus vooral in 2014 bij de definitieve aanslag neer. Sommige mensen echter hadden het ook via de voorlopige teruggave in 2013 kunnen verzilveren.

De heer Koolmees (D66):

De werkbonus is vanaf 2015 € 3.300 per jaar. Verstond ik dat goed? En is dat dan van 62 tot en met 65 jaar?

Staatssecretaris Weekers:

De werkbonus loopt in 2015 op naar € 3.300. Dat klopt. Jaarlijks hebben vier geboortejaren recht op de bonus. We spreken over de populatie die op 1 januari tussen de 60 en 63 jaar oud is. Er heeft in het Belastingplan 2012 ook al een werkbonus gestaan, maar die was met name voor de bovenkant van de arbeidsmarkt ruimhartiger dan de werkbonus die in het aanvullende akkoord is opgenomen.

De heer Koolmees (D66):

Tot slot heb ik een korte, feitelijke vraag. Ik neem aan dat die vier geboortejaren meelopen met de stijging van de AOW-leeftijd. Het totale aantal blijft dus vier keer € 3.300 per jaar?

Staatssecretaris Weekers:

Op dat punt vraagt de heer Koolmees mij vast, maar daar komen we dan in tweede termijn of schriftelijk op terug.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd om een reactie op het gegeven dat zijn partij als enige de afschaffing van de rode diesel wil terugdraaien. Het afschaffen van het verlaagde tarief voor rode diesel is een van de vergroeningsmaatregelen uit het begrotingsakkoord 2013. Dat is in het voorjaar door beide parlementen, door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, geaccordeerd. Dat heeft dus al in het Staatsblad gestaan. Dat is niet teruggedraaid in het aanvullende akkoord – het staat ook meerjarig in de boeken als een van de vergroeningsmaatregelen – maar zal vanaf 2014 en verder weer worden teruggesluisd.

De heer Klaver vroeg of het juist is dat het niet doorgaan van de woon-werkmaatregel de files volgens het CPB met 10% laat toenemen. Vervolgens vroeg hij of ik het Planbureau voor de Leefomgeving dit nog eens kan laten doorrekenen. Ten opzichte van de huidige situatie is er geen sprake van een toename van de CO2-uitstoot. Het woon-werkverkeervoorstel is ingediend, maar hiervoor bestaat inmiddels geen Kamermeerderheid meer. Het zou naar verwachting tot de volgende effecten leiden. Verwacht werd dat dit wetsvoorstel zo'n 10% tot 15% filereductie met zich zou meebrengen en een afname van het aantal autokilometers met 2% tot 4%. Het milieueffect van de maatregel is dan ook 2% tot 4% CO2-uitstoot van het personenautopark. Daartegenover staat natuurlijk dat het wetsvoorstel tot forse inkomenseffecten voor juist pendelende werknemers zou leiden. Daarnaast zou het wetsvoorstel ook gepaard gaan met een administratievelastenverzwaring van 30 miljoen voor het bedrijfsleven en een behoorlijke toename van de uitvoeringslast van de Belastingdienst. De partijen VVD en Partij van de Arbeid hebben de pro's en contra's gewogen en een andere conclusie getrokken dan de partijen die betrokken waren bij het Lenteakkoord. Ik kan mij daarbij wel wat voorstellen. Overigens was de doorrekening van het Centraal Planbureau een gezamenlijk product van het CPB en het Planbureau voor de Leefomgeving. Een nieuwe doorrekening van het PBL is dus overbodig.

Dat waren de aan mij gestelde vragen.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering. Het aangekondigde VSO over het ontwerpbesluit van de Aanbestedingswet is van de agenda gehaald. Daarom stel ik voor dat wij direct doorgaan met de tweede termijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter, ik heb een punt van orde, als dat mag. Ik heb helaas elders verplichtingen. Ik meld mij dus af voor de tweede termijn. Vanaf deze plaats dank ik de bewindslieden zeer hartelijk voor de beantwoording van de vragen.

De heer Plasterk (PvdA):

Voorzitter. Ik kan het kort houden, want ik ben tevreden met de beantwoording van de minister en de staatssecretaris. Ik dank hen daarvoor. Ook dank ik hen voor de bereidheid om uitvoering te geven aan eventueel door de Kamer aan te nemen amendementen op de begroting, die de minister heeft voorgelegd. Naar ik heb begrepen, zal in de tweede termijn van de heer Harbers een motie worden ingediend. Dat gebeurt dan mede namens mij. Daarin zal het complete pakket van wat nu het "Tussenakkoord" heet, aan de Kamer worden voorgelegd.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog een vraag over de koopkrachteffecten. Dat zal de heer Plasterk niet verbazen. Afgelopen week stond de heer Samsom hier het Herfstakkoord te verdedigen. De duiding van de heer Samsom was toen dat het kompas van de Partij van de Arbeid eerlijk delen is. Als je de koopkrachteffecten van dit pakket ziet, dan zie je dat juist de sociale minima, de mensen met een minimumloon, erop achteruitgaan door dit pakket. Hoe past dat in het kompas van eerlijk delen van de Partij van de Arbeid?

De heer Plasterk (PvdA):

Er is een minimaal koopkrachteffect van 0,25%. Dat is vrijwel volledig gelijk verdeeld over de inkomensverdeling. Dat is een consequentie van het verhogen van de assurantiebelasting, dat zoals de heer Koolmees zich herinnert ook in het verkiezingsprogramma van D66 voorkomt.

De heer Koolmees (D66):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. De koopkrachtvoordelen slaan neer bij de werkenden. Ik ben daarvan op zich een groot voorstander. Wij hebben ook allerlei arbeidskortingen in ons verkiezingsprogramma. De koopkrachtvoordelen slaan neer bij mensen die naar hun werk reizen, maar de koopkrachtnadelen slaan neer bij de sociale minima en mensen met het minimumloon. Hoe is dat te rijmen met het kompas van de Partij van de Arbeid van eerlijk delen? Dat begrijp ik niet helemaal.

De heer Plasterk (PvdA):

Als je iets twee keer zegt, wordt het nog niet waar. Ik heb zojuist gezegd dat er een koopkrachtdaling over de hele linie van een kwart procent optreedt. Dat is een gevolg van het verhogen van de assurantiebelasting. Ik ben blij met de steun van de heer Koolmees voor dit voorstel.

De heer Koolmees (D66):

Twee keer een vraag niet beantwoorden, is ook geen antwoord op mijn vraag. De verdeling is dat het koopkrachtvoordeel geldt voor degenen die met hun auto naar hun werk moeten. In de afgelopen week is daar veel over gedebatteerd. Het koopkrachtnadeel treft iedereen, maar komt harder neer op sociale minima en minimumloners. Dat past dus niet bij het kompas van de Partij van de Arbeid van eerlijk delen. Ik begrijp niet dat de heer Plasterk geen antwoord op mijn vraag kan geven.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik denk dat wij daar beiden geen antwoord op kunnen geven, omdat de veronderstelling in de vraag niet juist is, namelijk dat het koopkrachtnadeel met name de lage inkomens zou treffen. Dat is niet het geval. Er is een minimaal koopkrachteffect van een kwart procent. Dat is het kleinste percentage dat meetbaar is voor mensen die koopkrachtplaatjes maken. Dat slaat over de gehele linie gelijk neer. Ter aanvulling, daar staat een koopkrachtvooruitgang van 1,5% tegenover voor mensen die een reiskostenvergoeding krijgen. Dat is wel degelijk significant. Het gaat om € 100 soms € 200 per huishouden per maand.

De heer Klaver (GroenLinks):

In het interruptiedebatje dat ik zojuist met de minister van Financiën voerde, zei de minister dat het koopkrachtvoordeel vooral geldt voor werkende mensen die reiskilometers maken en dat het koopkrachtverlies vooral de mensen treft die niet aan het werk zijn, de AOW-gerechtigden. Dat is het bruggetje naar mijn vraag. Ik kom terug op de overgangsregeling voor de vutters. Daarin zit een toets op het eigen vermogen. Waar ligt de grens voor het eigen vermogen?

De heer Plasterk (PvdA):

Dat is de grens voor de vrijstelling in box 3: € 20.000.

De voorzitter:

Dat is een helder antwoord.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik dank de heer Plasterk voor dit uitermate heldere antwoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp dat de onderhandelaars bepaalde informatie niet delen. Ik begrijp dat dit misschien een beetje een moeilijke vraag is voor iemand die én niet betrokken is bij de onderhandelingen én geen woordvoerder op dit dossier is. Kan de heer Plasterk echter aangeven of de PvdA-fractie ervoor voelt om het natuurbudget te verhogen? De stemmingen inzake het natuurbudget zijn pas vlak voor kerst. Misschien zijn de onderhandelaars dan al een stukje verder. Ik stel deze vraag met in het vooruitzicht dat het veel meer geld zal kosten om de doelen te halen als we nu met dit budget instemmen. Dat kan toch niet de bedoeling van de Partij van de Arbeid zijn?

De heer Plasterk (PvdA):

Ik geef geen commentaar op de veronderstellingen over de interne organisatie rond de onderhandelingen, ook niet over die binnen onze fractie. Ik zal niet vooruitlopen op wat er aan de onderhandeltafel gebeurt. Ik kan de vraag van mevrouw Ouwehand dus helaas niet beantwoorden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We kennen wel de uitspraken van de onderhandelaars die voortdurend zeggen dat je elkaar iets moet gunnen. Is het voor de Partij van de Arbeid acceptabel dat de natuur in kwaliteit achteruitgaat en dat het meer geld zal kosten om de doelen te halen als we het budget voor 2013 zo laag houden als het nu is?

De heer Plasterk (PvdA):

Als mevrouw Ouwehand mij in zijn algemeenheid had gevraagd of het voor de Partij van de Arbeid acceptabel is dat de natuur in kwaliteit achteruitgaat, dan zou ik daar graag een duidelijk antwoord op hebben gegeven. Zij heeft de vraag nu echter zo duidelijk ingebed in het vooruitlopen op de uitkomst van de onderhandelingen die nog plaatsvinden, dat ik er nu geen antwoord op kan geven.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik kom nog heel even terug op de koopkrachtplaatjes. De fractievoorzitter van de PvdA heeft van de week gezegd dat er geen verdere wijzigingsvoorstellen voor de begroting zullen worden gedaan. Dit is het dus namens de onderhandelaars. Betekent dit dat de PvdA niet zal meegaan in mogelijke voorstellen bij de begroting van SZW om de sociale minima wel wat meer tegemoet te komen?

De heer Plasterk (PvdA):

Nu we hier toch mijn fractievoorzitter citeren, wil ik daaraan bijdragen. Hij heeft gezegd dat als er briljante voorstellen ter tafel liggen, die natuurlijk altijd overwogen zullen worden. Ik heb gisteren gezegd dat de mensen die nu met zijn zessen rond de tafel zitten, zelf ook al enige brille in huis hebben. In die zin is het dus niet meer zo dat je onmiddellijk nieuwe briljante dekkingsvoorstellen tegen zult komen als je een papiertje omdraait. Maar natuurlijk zullen wij voorstellen van onze collega's serieus overwegen.

De voorzitter:

U mag de PvdA verrassen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is bijzonder, want de heer Plasterk staat nu dus te verdedigen dat de sociale minima met een kwart procent gekort gaan worden en dat hij dat het "risico van het vak" vindt, maar hij zegt ook dat hij er toch wel weer voor openstaat om dat wel te gaan compenseren.

De heer Plasterk (PvdA):

Er wordt mij nu iets in de mond gelegd. Ik heb gezegd dat er een minimaal koopkrachteffect over de hele linie plaatsvindt, dat in de kleinste termen waarin het gemeten kan worden, namelijk een kwart procent, zit. Wij zijn voor een evenwichtige koopkrachtverdeling, maar laten wij dat gesprek voeren als er een plan ligt voor de hele periode tot en met 2017. Dan zullen de koopkrachteffecten van de operatie die natuurlijk komt, namelijk het in balans brengen van de overheidsfinanciën in de orde van grootte van wellicht een saldoverbetering van 15 miljard, daarin verwerkt zijn. Dan zullen wij hier met zijn allen de koopkrachteffecten daarvan, doorberekend en al, ter tafel krijgen en kunnen bespreken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hoor de heer Plasterk zeggen: tot en met 2017 zullen wij het evenwichtig gaan verdelen. Hiermee is dus wel de conclusie getrokken dat voor 2013 de sociale minima er inderdaad gewoon een kwart procentpunt op achteruitgaan en dat de PvdA dat niet gaat repareren.

De heer Plasterk (PvdA):

Mevrouw Schouten vat het anders samen dan ik het heb gezegd. Dat laat ik geheel voor haar rekening.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb de heer Plasterk als een aimabel Kamerlid leren kennen.

De heer Plasterk (PvdA):

Dat is wederzijds.

De heer Van Vliet (PVV):

Dank u vriendelijk, zeg ik via de voorzitter. Als de heer Plasterk straks minister van Financiën is hoop ik dat hij dat blijft.

Ik heb de heer Plasterk gisteren horen zeggen dat hij hier staat namens oppositiepartij Partij van de Arbeid. Voila! Ik wil daar eventjes op voortborduren. Ik hoor de minister van Financiën ook zeggen dat het deelakkoord een kleine wijziging is en dat de begroting voor 2013 voor meer dan 99% het Lenteakkoord is; door ons ook wel Kunduzakkoord genoemd. De PvdA was als oppositiepartij altijd fel gekant tegen dat Kunduzakkoord. Als dat 99% van de begroting voor 2013 uitmaakt, dan neem ik aan dat oppositiepartij PvdA die begroting gaat verwerpen. Is dat correct?

De heer Plasterk (PvdA):

Nee, maar dank voor de vraag, want die biedt mij de gelegenheid om daar nog even op in te gaan. Het pakket van veranderingen is inderdaad iets meer dan 2 miljard. De overheidsbegroting is meer dan 200 miljard. De minister heeft dus terecht gezegd dat er in de orde van een procent verandering is. Maar lang niet alle overheidsuitgaven kunnen in gelijke mate het beleid beïnvloeden. Ik denk hierbij aan de overdrachtsuitgaven en dergelijke. Dus in termen van een begrotingsverandering is het pakket waarbij de begroting voor meer dan 2 miljard wordt verbouwd significant. Dat is voor ons in ieder geval een reden om, mocht dit worden aangenomen, de begroting ten volle te kunnen steunen.

De heer Van Vliet (PVV):

Wat de heer Plasterk nu zegt, is heel duidelijk. Het complete Kunduzakkoord, waar de PvdA zich heftig tegen heeft verzet, maakt een integraal onderdeel uit – althans voor 99% en dat noem ik integraal – van de begroting voor 2013. De PvdA accepteert dat nu dus wel en dat is een gigantische draai en een veranderde positie van de PvdA. Dat moet de heer Plasterk toch met mij eens zijn.

De heer Plasterk (PvdA):

Dat kan wel moeten, maar dat is toch niet het geval. Het is een beetje een herhaling van zetten, want ik heb in eerste termijn uitgebreid aangegeven dat er veranderingen in de begroting zijn aangebracht op punten die voor de PvdA buitengewoon belangrijk zijn. Als deze veranderingen door de Kamer worden aangenomen, zullen wij de begroting steunen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Vliet, tot slot.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik wens de heer Plasterk veel succes.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik dank de heer Van Vliet voor deze wens.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank beide bewindslieden heel hartelijk voor hun uitvoerige en duidelijke beantwoording. Ik wil er nog één puntje uitlichten. Ik had daar zelf niet naar gevraagd, maar zeker ook op het punt van de publiek-private samenwerking en de investering in de Rijksweg N33, wil ik de minister complimenteren. Dat is een punt waar wij vorig jaar uitvoerig in een AO over hebben gesproken. Ik vind het een heel mooi voorbeeld van iets wat gelukt is.

Een ander punt waarover ik gisteren ook niet heb gesproken – soms gebeuren dingen tijdens de financiële beschouwingen – is het bericht dat vanochtend in de krant is verschenen, namelijk dat Cyprus weigert om zich neer te leggen bij het programma dat, zoals het zelf zegt, Cyprus wordt opgedrongen. De minister hoeft daar nu niet op in te gaan, maar ik neem aan dat dit wel op de Ecofin-Raad een rol zal spelen. Ik ken de minister als iemand die zijn rug recht bij dit soort strapatsen in de probleemlanden. Wat dat betreft, zie ik het verslag van de komende Ecofin-Raad weer met vertrouwen tegemoet.

Gisteren zei ik al dat het deelakkoord van afgelopen maandag over de begroting de komende tijd zijn weg moet vinden in de rijksbegroting. Op dat punt zullen de heren Plasterk en ik zo spoedig mogelijk vier amendementen indienen. Dat lijkt op dit moment voldoende. Het zijn een amendement op de begroting van OCW over de langstudeerboete, een amendement op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de overbruggingsregeling AOW en twee amendementen op het Belastingplan die alles regelen rond het vitaliteitssparen, de assurantiebelasting, de invoering van de werkbonus en de uitstelregeling voor ondernemers. Wij leggen daar de laatste hand aan. Ik hoop dat zij morgen klaar zijn. Deze amendementen zullen straks aan de orde komen bij de behandeling van de desbetreffende begrotingen en bij het Belastingplan.

Ik doe maar alvast een vooraankondiging. De fracties van de PvdA en de VVD zullen tegen het wetsvoorstel inzake de Wet herziening fiscale behandeling van het woon-werkverkeer stemmen.

Wij hebben ook gekeken naar een flink aantal andere maatregelen, maar die hoeven niet in de vorm van een amendement op de begroting te worden aangekaart. Zij betreffen namelijk onderliggende wet- en regelgeving. Ik dien daartoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

stemt in met het deelakkoord begroting 2013 (33410, nr. 12),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Harbers en Plasterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33400).

De heer Harbers (VVD):

Ik dien deze motie in omdat een Kameruitspraak over het deelakkoord van afgelopen maandag naar mijn oordeel ook de politieke basis biedt voor de uitwerking en voor de technische assistentie bij de uitwerking door de minister, het departement van Financiën en de andere departementen, die de minister zojuist in zijn eerste termijn aan de Kamer heeft toegezegd.

De heer Van Vliet (PVV):

Aan deze begroting voor 2013 heeft de VVD op twee manieren bijgedragen: via het Kunduzakkoord en via het Herfstakkoord. In deze begroting zijn een tiental belastingverhogingen en nieuwe belastingen opgenomen. Kan de heer Harbers mij vertellen of wij, als het aan de heer Harbers en de VVD ligt, vanaf 2014 tegen nog meer belastingverhogingen zullen aanlopen?

De heer Harbers (VVD):

De heer Van Vliet gaat alle sprekers op dezelfde manier onder handen nemen als in eerste termijn. Hij vergeet overigens dat de begroting voor 2013 niet alleen op het begrotingsakkoord en het deelakkoord is gebaseerd, maar ook op het regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Verhagen. Ook daaruit vloeien nog veel maatregelen voort. Gisteren hebben wij al uitvoerig gedebatteerd over de lastenverzwaring in de begroting voor 2013. Voor alles in de begroting voor de jaren 2014 en verder doe ik er op dit moment het zwijgen toe en wacht ik gewoon af wat aan de onderhandelingstafel bij de informateurs wordt overeengekomen. Ook de heer Van Vliet begrijpt dat het niet onze voorkeur heeft dat in de begroting voor de jaren 2014 en verder nog meer lastenverzwaringen zitten.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoor de heer Harbers zeggen dat hij er nu het zwijgen toe doet. Mijn oma zei altijd: wie zwijgt, stemt toe. Dat betekent dus dat Henk en Ingrid weer meer belastingen mogen betalen van de VVD. Ik hoop toch dat wij blijven openstaan voor elkaars constructieve voorstellen om dit te vermijden.

De heer Harbers (VVD):

Ik heb weliswaar gezegd dat ik er het zwijgen toe doe, maar juist om de conclusie van de heer Van Vliet te vermijden, heb ik daar een belangrijke bijzin aan verbonden. De conclusie van de heer Van Vliet slaat daardoor niet op hetgeen ik zojuist heb gezegd.

Hiermee ben ik aan het eind van mijn bijdrage in tweede termijn.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik schets nog even het een en ander over de euro, een onderwerp waarover wij ons met zijn allen druk maken, althans mijn partij wel. Ik heb gegevens van IJsland. Toen de heer Merkies dat land gisteren noemde, vond ik dat een mooie eye-opener. Het blijkt dat IJsland een grote revival doormaakt en zich ontpopt tot een economisch succesnummer, een feestnummer binnen Europa. Hoe kan dat nu vooral? IJsland maakt geen deel uit van de eurozone maar heeft gewoon een eigen IJslandse kroon. Die kroon devalueerde in 2008 met zo'n 50%. De waarde van de kroon daalde dus met de helft.

Wat zagen we vervolgens gebeuren? Daarom vertel ik dit verhaal natuurlijk. De export van IJsland, die ook daar aardig bijdraagt aan economische groei, welvaart en werkgelegenheid, begon zich vervolgens gigantisch te herstellen. Dat effect zagen we vooral vanaf de tweede helft van 2008. De economische groei in IJsland is vanaf 2011 weer duidelijk aanwezig en zal naar verwachting dit jaar uitkomen op zo'n 2,8%. Ik citeer uit The New York Times van 8 juli 2012: "(…) during the crisis, the country did many things different from its European counterparts". Dat ging met name over het valutabeleid en het aanpakken van banken. De PVV zegt altijd dat Griekenland de eurozone uit zou moeten, zodat het land zijn eigen munt kan herinvoeren en die ook kan devalueren, waardoor de export op gang komt. Daar hebben we nu een heel mooi voorbeeld van. Ik roep de VVD en de PvdA op om nog eens goed naar het voorbeeld van IJsland te kijken bij toekomstige discussies over de euro.

Ik wijd enkele woorden aan de bankenunie, waarbij ik mij vooral richt tot de minister. "Bankenunie" is een heel vreemd woord. Als het gaat om begrip tussen kiezer en gekozene, moet je wel weten waarover je spreekt. Het woord bankenunie suggereert toch niets anders dan dat ING of Rabo van Brussel verplicht zouden moeten fuseren met "Rommelbanca" in Italië of met "Maffiabanco" in Spanje. Dat willen wij natuurlijk niet. Ik hoop dus dat wij het woord bankenunie eens zo goed uitleggen dat veel mensen snappen dat we hopelijk helemaal geen bankenunie krijgen.

Het moge duidelijk zijn dat de PVV niet is gediend van de begroting voor 2013. We hebben zelf constructieve voorstellen gedaan in ons programma. Wij zullen dus niet akkoord gaan met deze begroting. Zoals de staatssecretaris al opmerkte, zitten wij zeer binnenkort met elkaar rond de tafel over het Belastingplan 2013. Ik zal dan opnieuw terugkomen op de constructieve voorstellen die de PVV heeft gedaan. Die zullen in ieder geval niet inhouden dat de ene belastingverhoging op de andere wordt gestapeld. Ter aansporing dien ik een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de brandstofprijzen in Nederland de hoogste zijn van Europa;

constaterende dat dit vooral wordt veroorzaakt door de stapeling van hoge belastingen;

constaterende dat de PVV in haar programma op financieel verantwoorde wijze deze belastingen verlaagt;

verzoekt de regering, zich te houden aan haar belofte om het kwartje van Kok terug te geven aan de burger door verlaging van de brandstofaccijnzen per 1 januari 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33400).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat per 1 oktober 2012 het btw-tarief van 19% is verhoogd naar 21%;

constaterende dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de Nederlandse bestedingen en de Nederlandse economie;

verzoekt de regering, het btw-tarief per direct terug te brengen naar 19%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33400).

De heer Van Vliet (PVV):

Ten slotte dien ik de volgende motie in, vooruitlopend op het Belastingplan 2013, om even het verschil duidelijk te maken met wat de PVV uiteindelijk met de btw wil.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in tijden van economische crisis de consumentenbestedingen aangewakkerd moeten worden;

verzoekt de regering, het normale btw-tarief per 1 januari 2013 te verlagen naar 18%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33400).

De heer Van Vliet (PVV):

Ten slotte wil ik de bewindslieden nog dank zeggen voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Hijum van de CDA-fractie. Hij heeft nog 5 minuten spreektijd.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ook ik zou willen beginnen met een woord van dank namens de CDA-fractie aan de beide bewindslieden voor hun beantwoording, zowel van onze vragen als van de vragen over het deelakkoord. Ik realiseer mij volledig dat het een bijzondere ervaring moet zijn geweest, in het bijzonder voor de minister, gelet op de demissionaire status. Ik heb alle waardering voor de wijze waarop de minister dit oppakt. De wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen siert hem. Hij heeft ook duidelijk de grens gemarkeerd om aan te geven wanneer dat niet langer mogelijk zou zijn geweest.

Het is een bijzonder begrotingsjaar, met een akkoord dat in drie rondes tot stand is gekomen. Onvermijdelijk zitten er dan elementen in die je aanspreken en zaken die je zelf anders zou hebben gedaan. Namens de CDA-fractie deel ik volledig het standpunt van de minister dat het in ieder geval goed is dat de uitgangspositie van het tekort van 2,7% niet is verslechterd. Waardering is er ook voor het feit dat wij in elk geval nu met elkaar kunnen debatteren over het begrotingsakkoord als geheel, dus inclusief de voorstellen die PvdA en VVD daarvoor hebben gedaan.

De kritiek van onze fractie betrof en betreft met name de extra lastenverzwaring voor het bedrijfsleven, de bezuiniging op de kinderopvang die niet is teruggedraaid en het feit dat er niets is gedaan op het gebied van een van de hoofdopgave van dit moment, namelijk het stimuleren van de werkgelegenheid en het perspectief op werk en inkomen dat daarmee samenhangt. Daarom hebben wij geprobeerd om samen met de fracties van D66, de ChristenUnie en GroenLinks een aantal voorstellen te ontwikkelen voor aanpassing van het geheel dat nu voorligt. Ik vraag u, mevrouw de voorzitter, of dit stuk kan worden rondgedeeld, zodat het onderdeel kan uitmaken van het debat. U moet dit eigenlijk zien als de contouren van een subamendement. Wij hebben lang gewacht op het amendement dat zou komen, maar dat ligt er nog niet. Het is dus ook niet gemakkelijk om daarop een subamendement in te dienen. Het is wel belangrijk om inzicht te bieden in de vraag op welke gebieden andere keuzes gemaakt zouden kunnen worden. Ik zal het kort toelichten.

De voorzitter:

Ik zal het stuk laten ronddelen en ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat het ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Hijum (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het betreft eigenlijk een aanpassing op drie onderdelen. In de eerste plaats betreft dit het energiebesparingspakket. Dit heeft belangrijke effecten voor de bouw. Energiebesparing en het verlagen van de energierekening hebben ook belangrijke effecten op de koopkracht van mensen. Wij zouden graag een aantal onderdelen willen behouden die nu ongedaan worden gemaakt door de bezuinigingen van de PvdA en de VVD.

Het tweede punt betreft het gedeeltelijk terugdraaien van de bezuiniging op de kinderopvang, zodat werkende ouders de werkgeversbijdrage van een derde behouden, ook voor het eerste kind.

De derde maatregel betreft de verlaging van de btw voor de bouw, met als doel om renovatie en bouwactiviteiten te stimuleren. Andere collega's zullen dat straks op hun onderdeel toelichten.

Een belangrijke vraag zal zijn of de dekking briljant is. Welnu, dat is ook ter beoordeling aan de collega's in de Kamer. Wij hebben ons gebaseerd op onze eigen doorrekeningen van het CPB, maar ik kan de Kamer verzekeren dat wij ons ook hebben laten inspireren door de voorstellen die door de collega's van de PvdA en de VVD zijn gedaan. Dat betreft een aantal besparingen door aanpassing van het criterium passende arbeid in de WW. Verder noem ik een quotum aan arbeidsgehandicapten bij de overheid. Ook dat levert een uitkeringsbesparing op. Verder kan een aantal boetes worden verhoogd. Ook wij ontkomen niet geheel aan een lastenverzwaring. Per saldo is er echter sprake van een lastenverlichting in onze plannen. Ik vind het belangrijk om dat te vermelden. Er zitten dus maatregelen in het pakket die leiden tot een lastenverzwaring, maar per saldo leidt het tot een kleine lastenverlichting. De heer Koolmees heeft al even verwezen naar een amendement over de ruimtevaart. Ook André Kuipers kan dus straks opgelucht ademhalen.

De heer Plasterk (PvdA):

Wij krijgen een en ander nog op papier uitgereikt, werd zojuist gemeld. Ik heb een vraag over de dekking. Is dit volgens de heer Van Hijum allemaal per 1 januari 2013 institutioneel te organiseren? Dat is niet onbelangrijk.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij hebben hierover stevige discussies gevoerd met het ministerie van Financiën. Op basis daarvan kan ik zeggen dat dit naar ons oordeel te organiseren is. Ik hoor van de voorzitter dat mijn voorstel inmiddels op papier is uitgereikt.

Ik besluit met het indienen van een motie over het bouwsparen, ook al omdat de minister heeft gezegd dat hij dat graag aan een volgend kabinet laat. Ik hoop dat er een Kamermeerderheid te vinden is voor het uitwerken van het idee. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de schulden van huiseigenaren de afgelopen jaren te hoog zijn opgelopen, zoals duidelijk blijkt uit de hoge "loan to value"-ratio's en het oplopende percentage van huizen die "onder water" komen te staan;

overwegende dat het voor starters op dit moment vaak moeilijk is om de huizenmarkt te betreden, mede omdat ze onvoldoende kapitaal hebben opgebouwd voor de aanschaf van een huis;

overwegende dat een zogenaamde bouwspaarregeling kan bijdragen aan een cultuurverandering ter bevordering van de spaarzin;

verzoekt de regering, op korte termijn een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheid om in Nederland, net als in Duitsland, een regeling voor bouwsparen in te voeren, en de voor- en nadelen van verschillende varianten, en de Kamer hierover uiterlijk 1 maart 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33400).

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik heb noch in de plannen van de regering, noch in de Kunduzplannen een echte oplossing voor de crisis gehoord. Ik heb de heer De Jager wel horen zeggen dat je niet automatisch uit de crisis kunt groeien. Dat is precies wat ook de SP zegt. Daarom heeft mijn partij voorgesteld om te kiezen voor een stimuleringspakket. Geen van de andere partijen heeft dat ook gedaan. Dan vraag je je af hoe we dan op een andere manier stimuleren dat er een oplossing voor de crisis wordt gevonden. Op de billboards stond een goede suggestie van de PvdA. Daarop stond dat de economie op gang moest worden gebracht door gezinnen te sparen en dat er dus geen btw-verhoging moest worden doorgevoerd. Ik heb hierover een motie opgesteld, maar zo'n motie is al ingediend. Die motie steun ik uiteraard.

Een en ander heeft ook gevolgen voor de bedrijvigheid. Er is sprake van een ongekende stijging van het aantal faillissementen. Ik hoor de minister van Financiën eigenlijk zeggen: dat ligt aan de crisis. Als het alleen daaraan zou liggen, zouden er in Nederland niet relatief meer faillissementen moeten zijn dan in andere landen. Waarom is er juist in Nederland sprake van een enorme stijging van het aantal faillissementen? Het is misschien wel een voorspelling, maar geldt die voorspelling dan niet meer? Je kunt zeggen dat er weliswaar veel bedrijven failliet gaan, maar dat er ook veel nieuwe bedrijven voor in de plaats komen. Toch is het wel sneu voor alle leveranciers en klanten die hun geld niet meer krijgen door een faillissement.

Wij spreken dus over het stimuleren van de koopkracht. Ik dien in dat verband enkele moties in. Ik zeg daarbij dat met het Kunduzakkoord de verschillen tussen arm en rijk eigenlijk niet worden verkleind. Er leven nog steeds 350.000 kinderen in armoede. Ik hoor de heer Plasterk in dit verband zeggen: het gaat maar om een kwart procentje. Toch was het probleem juist dat de verschillen al enorm waren vergroot met Kunduz I. Je verwacht dan dat de verschillen kleiner zouden worden, maar ze worden dus juist groter. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon geleidelijk afbouwt;

overwegende dat hierdoor het sociaal minimum in 2013 opnieuw wordt verlaagd;

verzoekt de regering, de geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon voor het jaar 2013 geen doorgang te laten vinden en dit te dekken door de kartelboetes te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33400).

De heer Merkies (SP):

Mijn volgende motie betreft eveneens een aanslag op de koopkracht. Hierbij gaat het om de zorgkosten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het begrotingsakkoord 2013 de maatregel is opgenomen om het eigen risico te verhogen naar € 350;

overwegende dat door deze maatregel de hogere zorgkosten worden neergelegd bij mensen die ziek zijn;

voorts overwegende dat een dergelijke maatregel personen kan afhouden van het gebruikmaken van de zorg, met eventuele negatieve consequenties van dien;

verzoekt de regering, het eigen risico niet te verhogen, dan wel te verlagen, en dit te dekken door het invoeren van een inkomensafhankelijke zorgpremie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33400).

De heer Merkies (SP):

De volgende motie is de laatste over zaken die mensen in hun koopkracht raken. Men heeft zich hierop bovendien niet kunnen voorbereiden. Het gaat om mensen die tegen de 65 of 66 lopen en die straks 66 of 67 jaar zijn. Omdat deze maatregel in 2013 plotseling al ingaat, valt hun dat koud op het dak. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is, al volgend jaar te beginnen met de verhoging van de AOW-leeftijd;

overwegende dat het draagvlak voor dergelijke maatregelen kan worden vergroot door personen de tijd te geven om zich erop te kunnen voorbereiden;

verzoekt de regering, niet al volgend jaar te beginnen met het verhogen van de AOW-leeftijd en dit te dekken door het invoeren van een verplicht quotum voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33400).

De heer Merkies (SP):

Vervolgens kom ik op de ruimtevaart; ik kondigde het zojuist al aan. Wij hebben daarvoor dekking gevonden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is, de beschikbare middelen op de Nederlandse begroting voor ruimtevaart te Iaten teruglopen van gemiddeld 100 miljoen euro per jaar naar 63 miljoen euro in 2015;

overwegende dat door de bezuiniging op de ruimtevaart 2.500 banen in gevaar komen bij ESTEC;

overwegende dat door de voorgenomen bezuiniging kennis verloren kan gaan;

overwegende dat met investeringen in ruimtevaart veel opdrachten voor het Nederlandse bedrijfsleven gemoeid zijn;

verzoekt de regering, de voorgenomen bezuiniging op ruimtevaart geen doorgang te Iaten vinden, en de financiële ruimte te vinden in een beperking van de WBSO,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33400).

De heer Merkies (SP):

Tot slot kom ik op de financiëletransactietaks. Ik hoorde de minister zeggen: dat vinden wij geen goed idee. Ik heb staatssecretaris Knapen zich er eerder positief over horen uitlaten. Het is dus jammer dat dit nu zo wordt afgedaan door de minister. De voorzitter van mijn fractie heeft hierover vlak voor het reces een motie ingediend. Die hoef ik niet opnieuw voor te lezen, want mijn fractievoorzitter heeft die motie aangehouden. Hij zal haar bij de volgende stemmingen indienen.

Dit is van belang omdat, zoals al is gezegd, inmiddels al acht landen, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België, Slowakije, Slovenië, Portugal en Griekenland, zich hebben gemeld voor de kopgroep. Wij zouden dus het verschil kunnen maken. Met negen landen kunnen wij een financiëletransactietaks werkelijkheid maken.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik stel voor de zekerheid een korte vraag aan de heer Merkies. Als die transactietaks een Brusselse belasting wordt, die uiteindelijk leidt tot Brusselse bemoeienis c.q. het feit dat Brussel de opbrengst van zo'n belasting naar hartenlust zelf kan gaan besteden, hoe staat de SP dan tegenover zo'n transactietaks?

De heer Merkies (SP):

Wij zijn niet voor een Brusselse transactietaks. Met de kopgroep gaat het erom, gezamenlijk af te spreken zo'n transactietaks in te voeren. Dan gaat het natuurlijk ook om de effecten tussen de landen, dus hoe meer landen zich erbij aansluiten, hoe beter het is.

De heer Plasterk (PvdA):

We mochten de heer Merkies gisteren niet interrumperen, maar ik wil vandaag, in tweede instantie, toch graag een vraag stellen over één punt van zijn buitengewoon interessante maidenspeech. Dit betreft het pleidooi van de SP om de btw-tarieven voortaan Europees, gezamenlijk vast te stellen. Gaat het dan om volledige vrijwilligheid van ieder der lidstaten en zou dus in het beeld van de SP bijvoorbeeld het Nederlandse parlement alsnog kunnen besluiten om het toch liever wat lager of wat hoger vast te stellen? Of moet er in enige mate sprake zijn van een bindende afspraak?

De heer Merkies (SP):

Ik heb eerder tegen de staatssecretaris gezegd dat er al heel veel bindende afspraken zijn. Het is dus niet zo gek om in het algemeen afspraken over de btw te maken. Het gaat mij er in eerste instantie om dat wordt onderkend dat we tegen elkaar aan het opboksen zijn met een steeds hogere btw. Daarmee kieper je het probleem over de schutting naar je buurlanden of naar andere landen waarmee je handel drijft.

De heer Plasterk (PvdA):

Dat heb je wel vaker en dat is dan soms een reden om een bepaalde bevoegdheid aan Brussel af te staan. De SP is daar echter altijd tegen. De heer Merkies heeft gelijk dat de grondslag Europees wordt vastgesteld. Dit heeft de staatssecretaris volgens mij ook in zijn antwoord gemeld. De tarieven worden echter niet Europees vastgesteld; op dit moment heeft ieder land de vrijheid om zelf te bepalen of de btw wordt verhoogd om daarmee iets anders te dekken. Als ik het goed begrijp, bepleit de SP nu dat Brussel voortaan die tarieven mag bepalen. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Merkies (SP):

Ik wil één stap tegelijk zetten. Het gaat mij erom dat er iets wordt gedaan aan de belastingconcurrentie. Je ziet dat ook bij andere belastingen dan de btw gebeuren. Ik zie dat de btw voorturend wordt verhoogd in alle landen en dat dit ten koste gaat van progressieve belastingen, die gewoon eerlijker zijn omdat rijk meer wordt belast dan arm. Het verbaast mij dan ook dat de heer Plasterk hierover begint. De PvdA zegt zelf dat de btw moet worden verhoogd terwijl eerder door de heer Samsom is gezegd dat nu het slechts denkbare moment daarvoor is. Het slechts denkbare moment om een klap uit te delen aan zzp'ers en middenstanders die nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Het verbaast mij dat er dan toch weer een btw-verhoging komt, juist van de PvdA.

De voorzitter:

Ik geef u geen kans om een antwoord te geven, mijnheer Plasterk, maar u mag wel een conclusie trekken.

De heer Plasterk (PvdA):

Dat had ik al begrepen, voorzitter. Ik concludeer dat er toch sprake is van enig voortschrijdend inzicht bij de SP en dat men ziet dat er soms goede redenen kunnen zijn om op bepaalde terreinen Europese coördinatie te doen plaatsvinden. Op dit specifieke punt gaat dat verder dan wat ik zou willen, ik vind niet dat Brussel de btw-tarieven voor ons zou moeten bepalen, maar ik ben blij dat er op dit onderwerp beweging is.

De heer Merkies (SP):

Brussel bepaalt voor een groot deel de btw-tarieven al. Welke bevoegdheden wil je overdragen? Wil je bevoegdheden overdragen waar direct ook enorme sommen geld mee zijn gemoeid of wil je kijken hoe je kunt samenwerken zodat er geen ongewenste concurrentie is? Om dat laatste is het ons te doen.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ook mijn dank aan de minister en de staatssecretaris voor hun heldere beantwoording. Het is een bijzondere begroting geworden. Gisteren werd al gememoreerd dat heel veel partijen er met hun handen aan hebben gezeten. Uiteindelijk vind ik het het belangrijkste dat het tekort in 2013 wordt teruggedrongen en de overheidsfinanciën beginnend op orde worden gebracht.

Ik heb voor de korte tijd die ik vandaag heb nog drie punten. Mijn eerste punt betreft de ruimtevaart. Mijn collega de heer Verhoeven heeft eerder een motie ingediend om de bezuinigingen op de ruimtevaart terug te draaien. Ik heb een begrotingsoverstijgende motie; ik haal dus dekking bij verschillende ministeries vandaan. Daarom moet ik daarover op deze plaats een motie indienen, bij de algemene financiële beschouwingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor Nederland investeringen in ruimtevaart zeer rendabel zijn in termen van innovatie en werkgelegenheid;

overwegende dat de aanwezigheid van ESTEC voortkomt uit een stevige Nederlandse bijdrage aan ruimtevaartprogramma's;

overwegende dat de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op de ESA-ministeriële conferentie van 20 en 21 november een stevig budgettair mandaat nodig heeft om een volwaardige ESA-partner te kunnen blijven;

constaterende de bereidheid van de minister van EL&I om alternatieven in overweging te nemen als de Kamer met een dekking zou komen;

verzoekt de regering om de ombuiging op het ruimtevaartprogramma van 30 miljoen euro vanaf 2015 structureel terug te draaien en deze als volgt evenredig te financieren vanuit de begrotingen van de drie bij ruimtevaart betrokken departementen:

  • - ten aanzien van de begroting van EL&I jaarlijks 10 miljoen euro te verdelen onder:

  • - Begrotingsartikel 12, Innovatie, voor 4 miljoen euro (versterking Nederlands bedrijfsleven);

  • - Begrotingsartikel 14, Energie, voor 4 miljoen euro (energie-innovatie);

  • - Begrotingsartikel 17, Kennis en Innovatie, voor 2 miljoen euro;

  • - ten aanzien van de begroting van OCW jaarlijks 10 miljoen euro uit artikel 16, Onderzoek en Wetenschapsbeleid (waaronder ook het ruimtevaartonderzoek valt);

  • - ten aanzien van de begroting van I en M jaarlijks 10 miljoen euro te minderen op de 158 miljoen euro totaal op de gezamenlijke post "opdrachten" in de artikelen 11 tot en met 24,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33400).

De heer Koolmees (D66):

Mijn tweede punt is een reminder aan de minister in verband met de natuurgelden. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.

En dan mijn derde punt. In het door de heer Van Hijum aangekondigde subamendement worden drie voor mijn fractie belangrijke zaken geregeld. Ik noem het herstel van een groot deel van het duurzaamheidspakket dat bij het Lenteakkoord is afgesproken, zoals investeringen in energiebesparing en ook in revolving funds om de energiebesparing structureel vast te leggen. Daarnaast noem ik stimulering van de werkgelegenheid en zelfs nog een kleine lastenverlichting. Ik reken op steun van de minister van Financiën. Ik hoop dat hij tot een positief oordeel komt. Ik hoop ook op een open houding van zowel de fractie van de VVD als die van de PvdA bij de beoordeling van dit briljante amendement.

Ook ik dank de minister voor de zeer prettige samenwerking in de afgelopen jaren. Wij zullen elkaar de komende weken vast nog wel zien, maar op dit belangrijke moment wil ik dit toch zeggen. Minister, zeer bedankt. Ik heb zeer veel respect voor uw inzet in de afgelopen jaren.

De heer Plasterk (PvdA):

De heer Koolmees is een van de medeondertekenaars van het pakketje maatregelen dat per subamendement zojuist is ingediend. Ik ben kort in de gelegenheid geweest om daar een blik op te werpen. De drie grootste dekkingen komen mij enigszins bekend voor. De PvdA heeft bij het Centraal Planbureau daarnaar geïnformeerd. Nu wil het geval dat het verlagen van de topinkomens van bestuurders in de zorg geen 40 miljoen maar nul miljoen oplevert. Dat geldt ook voor die hogere boetes. Passende arbeid WW levert het komende jaar 20 miljoen op en geen 100 miljoen. Kan de heer Koolmees dat toelichten?

De heer Koolmees (D66):

De heer Plasterk stelt een belangwekkende vraag. Allereerst de hogere boetes. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma en ook in dat van zijn partij naar de doorrekening in het kader van Keuzes in Kaart gekeken. In dat verband is in totaal 200 miljoen voor boetes opgenomen. Wij denken dat dit een beetje veel is. Daarom hebben wij een kwart genomen van het bedrag dat door het Centraal Planbureau is berekend. Bij passende arbeid WW is in de Keuzes in Kaart door het CPB ook aan de PvdA een bedrag van 100 miljoen voorgerekend. Eerlijk gezegd weet ik niet wat de verlaging van topinkomens in de zorg moet opleveren. Dat moet ik even navragen, want daar ken ik de details niet van.

De heer Plasterk (PvdA):

Dank. Mijn informatie op de eerste twee punten was anders. Wij zullen dat zorgvuldig nagaan en kijken hoe briljant deze dekking is.

De heer Koolmees (D66):

Wij wachten de reactie van de minister af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ook ik heb even naar het voorstel kunnen kijken. Wat kan er volgens de fractie van D66 allemaal vallen onder milieuvriendelijke investeringen voor verduurzaming agrosector?

De heer Koolmees (D66):

Dat is letterlijk overgenomen uit het Lenteakkoord waarin dezelfde reservering voor dit bedrag was opgenomen. Via het Herfstakkoord is dat teruggedraaid. In het Lenteakkoord hebben we met de vijf partijen afgesproken om in totaal 200 miljoen te investeren in duurzaamheid in brede zin. Daaronder vielen onder andere groen beleggen, revolving funds en milieuvriendelijke investeringen voor verduurzaming van de agrosector. In mijn herinnering hing dat vooral samen met energie, maar het is al weer een paar maanden geleden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp dat u het niet meer zo helder op het netvlies heeft. Ik ben vooral benieuwd of er ook middelen worden vrijgemaakt voor duurzame stallen.

De heer Koolmees (D66):

Ik kijk even naar de heer Van Hijum. Was dit geen onderdeel van het bedrag van 20 miljoen? Kennelijk niet. Dan moet ik het antwoord op deze vraag schuldig blijven. Het is hetzelfde bedrag met dezelfde omschrijving als in het Lenteakkoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de beantwoording van de zijde van het kabinet. Het was een helder antwoord. De minister heeft een bijzondere positie ten opzichte van het deelakkoord, maar hij heeft het op een nette wijze verwoord. Ik heb nog drie punten. Het eerste betreft de discussie over het Deltafonds en het spoor. Volgens de minister is dit een technische verwerking, maar die is wel ingeboekt. We zullen de discussie verder voeren bij de begrotingsbehandeling van I en M. Mogelijk dienen we een amendement in om deze omissie te herstellen.

Het tweede punt betreft het subamendement van de vier partijen. Mijn fractie vond en vindt het erg belangrijk dat we sectoren die het nu erg zwaar hebben, tegemoetkomen. Ik denk met name aan de bouw en de agrosector. Juist het deelakkoord trof deze sectoren extra hard, met name omdat de assurantiebelasting zeer zwaar drukt op de tuinbouwsector. Juist in deze tijd wil de ChristenUnie deze sectoren tegemoetkomen en ze niet nog harder treffen. Daarom zijn wij vooral blij met de tijdelijke invoering van het lage btw-tarief in de bouw voor de duur van één jaar en met de maatregelen voor de agrosector.

Het derde punt. We hebben een discussie gevoerd over het SER-advies dat voorligt, dat gaat over de verbinding tussen de terreinen wonen, pensioen en zorg. Ik heb nog een keer goed naar de SER-adviesaanvraag gekeken. Er wordt gekeken op welke wijze wonen en pensioenen ingezet kunnen worden voor zorg. Er is echter geen dwarsverbinding tussen wonen en pensioenen, terwijl dat aspect wat ons betreft ook meegenomen zou moeten worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Sociaal-Economische Raad een advies voorbereidt over de betaalbaarheid van de zorg waarbij ook wordt gekeken naar de inzet van pensioenvermogen en vermogen opgebouwd via de eigen woning voor zorgarrangementen;

overwegende dat naast de betaalbaarheid van de zorg er grote maatschappelijke, financiële en beleidsuitdagingen liggen op de terreinen pensioenen en wonen;

van mening dat deze uitdagingen in samenhang met elkaar moeten worden gezien en dat er ook ruimte moet zijn om de terreinen pensioenen en wonen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door werknemers de mogelijkheid te geven het werknemersdeel van de pensioenpremie in te zetten voor de aflossing van de eigenwoningschuld;

verzoekt de regering om de Sociaal-Economische Raad te vragen bij het op te stellen advies ook expliciet aandacht te besteden aan de verbinding tussen pensioenen en wonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Dijkgraaf en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33400).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de heldere beantwoording van de vragen. Ik heb een aantal korte punten.

In eerste termijn heb ik mijn teleurstelling uitgesproken over de hoeveelheid zaken die de PvdA en de VVD uit het deelakkoord hebben gesloopt op het punt van de vergroening. "Vergroening" klinkt heel abstract, maar de maatregelen die eruit gehaald zijn, raken burgers direct. Dat zijn burgers die ervoor kiezen om juist in duurzame beleggingsfondsen te beleggen, die ervoor kiezen om zelf aan energieopwekking te doen of die hun huis willen isoleren omdat dit goed is voor hun portemonnee en bijdraagt aan een beter milieu. Jammer. Het is een gemiste kans.

Dan de koopkracht van de laagste inkomens. Ik krijg een beetje het idee uit het interruptiedebatje dat ik heb gevoerd met de heer Plasterk, dat er wordt gesproken over een soort collateral damage. Het zou slechts om een kwart procent aan koopkracht gaan, maar dat is toch al snel enkele tientjes per jaar. Dat is een heel grote smak geld als je alleen AOW of een uitkering hebt. Dat is zonde. Het was ook niet nodig geweest. Ik kijk daarom uit naar de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en ben benieuwd hoe de PvdA zich daarbij zal opstellen om dit eventuele verlies te beperken.

Tot slot ben ik heel blij met de voorstellen die we met de collega's van het CDA, D66 en ChristenUnie hebben ontwikkeld om voornamelijk de bezuinigingen op de duurzaamheid terug te draaien. We vergroenen weer de economie en daardoor blijft er geld over voor een btw-verlaging voor de bouw. We zorgen er ook voor dat de bezuinigingen op de kinderopvang voor een groot gedeelte worden teruggedraaid. Ik dank dan ook de collega's voor de samenwerking op dit punt. We hebben gekeken of de dekking acceptabel is voor voornamelijk de collega's van de PvdA. Ik vind de dekking tamelijk briljant, dus ik hoop dat de PvdA die op dezelfde manier zal beoordelen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik houd het kort om mezelf nu te sparen voor de behandeling van de rest van de begrotingen. Als je partij twee zetels heeft, is dat belangrijk. Helaas is het beeld van de begroting – ik kijk vooral de zaal in, want de minister is demissionair – dat van een lastenverzwaring voor mens en milieu. We brengen mensen aan de andere kant van de wereld in grote problemen als we niet eens een bedrag van 155 miljoen voor duurzame investeringen overeind weten te houden.

Ik bekijk het amendement dat de fracties van het CDA, D66, de ChristenUnie en GroenLinks hebben opgesteld met veel interesse. Er zijn nog wel vragen over te stellen, maar die komen bij de individuele begrotingsbehandelingen wel aan de orde. We hebben moeite met de WW-maatregel voor passende arbeid en we hebben kritische vragen over de investeringen in de verduurzaming van de agrosector. We weten immers uit ervaring dat wat duurzaam wordt genoemd, het lang niet altijd is. Met name op het gebied van de landbouw zijn wij daar kritisch over.

Evengoed wil ik de minister bedanken. Hij heeft nu een bijzondere positie. Het is een gekke behandeling van een begroting die in drie aktes tot stand is gekomen. We zullen bij de behandeling van de begrotingen van de verschillende vakministers onze kritische benadering van de uitgaven van de centen van ons volk voortzetten.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Tijdens de beantwoording van de minister en de staatssecretaris hebben we geconstateerd dat de mensen met een AOW-uitkering en een klein pensioen extra gekort worden. Zij krijgen extra kortingen voor hun kiezen. Bij de behandeling van de begroting van SZW zullen we daar verder op ingaan, zoals we in het interruptiedebatje met elkaar besproken hebben.

Ik kom op de apparaatkosten en de verdere vermindering van de uitgaven van de rijksoverheid. In het kader van het onderzoek naar en de systematiek van verantwoord begroten denk ik dat er duidelijker onderscheid kan worden gemaakt tussen apparaatkosten en programmakosten, waardoor gekeken kan worden of er in de komende jaren daadwerkelijk verder op de apparaatkosten bezuinigd kan worden. Dat zou mij veel deugd doen. Dat gaf de minister ook aan.

Ik ben nieuw hier. Vorige week is door de Kamer een motie aangenomen waarvan naderhand door CDA-minister Leers is gezegd dat hij deze niet gaat uitvoeren. Ik lees de moties die nu ingediend zijn. Er is een motie van de fracties van de VVD en de PvdA over het deelakkoord. Dat begrijp ik. De toelichting van de heer Harbers was echter dat deze motie de minister een basis biedt voor de voorbereiding van eventuele amendementen. Mijn vraag is, of een demissionair minister van CDA-huize de uitwerking van deze motie dan niet even terzijde zal moeten leggen. Het is echter aan de minister om daarover een oordeel te geven.

De voorzitter:

In het algemeen kan ik hierop zeggen dat de Kamer ervan uitgaat dat door haar aangenomen moties worden uitgevoerd door het kabinet. Daarbij maakt het niet uit van welke kleur de ministers zijn die op dat moment in het kabinet zitten.

De heer Klein (50PLUS):

Daarin hebt u gelijk. Dat zou de usance moeten zijn, maar vorige week heb ik geconstateerd dat het weleens niet gebeurt en dan is er weer een spoedoverleg nodig.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit is echt te makkelijk. Ook toen is zorgvuldig gekeken naar de mogelijkheden om de motie uit te voeren, maar feitelijk was de maatregel al ingegaan. Dit wilde ik toch even zeggen, ter correctie.

De voorzitter:

Daarover is vorige week een debat gevoerd.

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 17.30 uur geschorst.

Minister De Jager:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Er zijn nog een paar vragen gesteld die zich voor beantwoording lenen. Voor de rest zal ik mijn beantwoording aan de hand van de ingediende moties vormgeven. In totaal zijn er elf moties ingediend. Een enkele motie wordt na mij door de staatssecretaris behandeld, maar ik zal eerst de moties behandelen die op mijn terrein liggen.

Er zijn nog twee openstaande vragen van de heer Koolmees en mevrouw Ouwehand over de stand van zaken wat betreft investeringen in natuur en de overboeking van EL&I. Er werd gevraagd naar een overzicht van de vervallen onderdelen uit het pakket voor duurzame economie. Ik zeg tegen de heer Koolmees dat mijn ambtenaren vanmorgen pas voor het eerst met het ministerie van EL&I gesproken hebben over bestedingsplannen voor de middelen voor natuur. Naar aanleiding van die bespreking moeten EL&I en I en M de bestedingsplannen nu op onderdelen aanpassen. Naar verwachting wordt een en ander afgerond voor de begrotingsbehandeling van EL&I. Dan ontvangt de Kamer een nota van wijziging over de 200 miljoen euro.

De volgende onderdelen van het duurzaamheidspakket zijn in het aanvullende begrotingsakkoord komen te vervallen:

  • - Energiebesparing gebouwde omgeving, revolving fund, 70 miljoen euro;

  • - Milieuvriendelijke investeringen voor verduurzaming agrosector, 20 miljoen euro;

  • - Saldering (pilot 2013, subsidie), 25 miljoen euro;

  • - Overige zaken, waaronder: groene kennis en innovatie, ondersteuning groene investeringen, en BES, 40 miljoen euro.

Van de twee partijen die het aanvullende begrotingsakkoord hebben gesloten, hebben wij begrepen dat dit de uitsplitsing is van de vervallen onderdelen uit het duurzaamheidspakket voor 2013. De heffingskorting zit er dus niet bij, maar daar kom ik straks op terug. Het was niet nodig om de heffingskorting terug te draaien; die blijft gewoon bestaan.

De heer Merkies vroeg naar vermogensverschillen in Nederland. Wij kennen geen studie waaruit zou blijken wat hij stelde. Wij laten dit onderwerp aan de minister van SZW, die er in een algemeen overleg of tijdens de begrotingsbehandeling op kan terugkomen.

Ik ga verder met de behandeling van de ingediende moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 6, een korte en bondige motie. Daarin wordt verwezen naar het deelakkoord over de begroting. Het op orde brengen van de overheidsfinanciën is niet van de ene op de andere dag voltooid. Ik gaf in mijn inleiding al aan dat het een soort estafetteloop is, die een lange adem vereist. Ik heb die estafetteloop tot nu toe vol energie gelopen en zolang ik het estafettestokje vasthoud, blijf ik die ook vol energie lopen. Dat doe ik in goede samenwerking met de Kamer, in verschillende samenstellingen. Als minister van Financiën heb ik met de Kamer in drie verschillende samenstellingen geopereerd. Nu neemt de nieuwe Kamer het stokje over en dat doet een nieuw kabinet straks ook. De inhoudelijke appreciaties van de maatregelen laat ik dan ook aan de nieuwe Kamer.

Als minister van Financiën constateer ik dat het pakket per saldo in ieder geval voor 2013 dekkend is. In die zin is het pakket solide. Ik reken erop dat de genoemde bedragen taakstellend zullen zijn. Dat heb ik ook tegen de twee betrokken partijen gezegd.

Ik constateer voor de twee partijen nog wel twee belangrijke aandachtspunten die verbetering verdienen. Ten eerste is de post "nieuwe financieringssystematiek zorg" nog niet ingevuld. Om het pakket daadwerkelijk dekkend te laten zijn binnen de kabinetsperiode, is het belangrijk dat de onderliggende maatregelen voor de begroting van 2014 worden ingevuld. Ten tweede is het pakket structureel niet-dekkend. Dat wil zeggen dat er na de kabinetsperiode een gat van om en nabij de 600 miljoen euro ontstaat. Ik reken erop dat de twee partijen dat gat nog netjes dichten – die wens hebben zij ook uitgesproken – zodat de houdbaarheidswinst van het Lenteakkoord behouden blijft.

Kortom: ik ga ervan uit dat de bedragen taakstellend zijn en dat het houdbaarheidstekort wordt gedicht. Nu de meerderheid die achter het Lenteakkoord stond in de Kamer in nieuwe samenstelling niet meer bestaat, is het heel belangrijk dat een nieuwe meerderheid verantwoordelijkheid neemt voor de gehele begroting, voor 100%. Daarmee komt Nederland volgend jaar, ceteris paribus, nog steeds uit op een tekortpercentage van 2,7. Dat is een goede zaak. Het beleid voor de komende jaren is verder aan de nieuwe Kamer. Vanzelfsprekend kan de Kamer altijd amendementen indienen om de door haar gewenste richting af te dwingen.

Ik heb overigens wel degelijk bezwaren tegen delen van het pakket, onder andere tegen de lastenschuif, met meer lastenverzwaring en minder uitgavenbeperking. Per saldo, gelet op de status van het kabinet, het feit dat er een dekkend pakket ligt en de verantwoordelijkheid die deze twee partijen nemen voor het geheel van de begroting, laat ik het oordeel aan de Kamer.

Ik zal gelijk een appreciatie geven van een voorstel dat bij de "verweesde Lentefracties" speelt. Het is nog geen ingediend voorstel, nog geen motie of amendement. Ik zal er dus ook geen oordeel over geven, maar wel een appreciatie in algemene zin. Ik zal het voorstel even langslopen. Dan is er ook nog tijd om aan het voorstel te werken en het te verbeteren. Ik vind de dekkingsvoorstellen sympathiek. Dat vindt een minister wel vaker. Ten opzichte van het aanvullende begrotingsakkoord worden de uitgaven zelfs wat meer teruggedrongen en is er sprake van minder lastenverzwaring. Dan vind ik natuurlijk ook sympathiek. Ik vind ook een aantal van de maatregelen sympathiek, bijvoorbeeld op het gebied van WW en passende arbeid. Ik vind dus heel veel sympathiek.

De heer Koolmees refereert echter aan bedragen die het Centraal Planbureau voor 2017 heeft gehonoreerd. Dat betekent dat het effect van deze maatregelen voor 2013 zeer beperkt is. Het is nu nog onduidelijk of deze maatregelen over het gehele kalenderjaar 2013 kunnen resulteren in de genoemde opbrengst. Hier bestaat grote twijfel over. Daar moeten de partijen dus echt aan werken. We zitten inmiddels in oktober 2012, maar er is nog tijd om er verder aan te werken. Het is ook nog niet officieel ingediend, maar ik geef dit mee aan de verweesde Lentefracties. Ik sta sympathiek tegenover een aantal maatregelen, maar men moet er nog aan werken om het voorstel goed sluitend te krijgen. Dat is het nu nog niet.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat heb ik goed gehoord. Uiteraard zullen we het verder vervolmaken. Overigens merk ik als nieuwe financiële woordvoerder dat het heel apart is dat dingen soms door het CPB wel gehonoreerd worden, ook voor 2013, terwijl Financiën daar vervolgens vraagtekens bij zet. Daar zullen we scherp naar moeten kijken. De minister zegt terecht dat het haalbaar en houdbaar moet zijn. We hebben vooral een zoekrichting aan willen geven om een aantal correcties te plegen op het deelakkoord van VVD en PvdA. Ik hoop, zeg ik ook tegen de heer Plasterk en de heer Harbers, dat het als handreiking wordt opgepakt om in deze richting mee te denken om een aantal tekortkomingen ongedaan te maken. Ik hoop echt dat we daarover in gesprek kunnen blijven.

Minister De Jager:

Ik begrijp dat dit vooral een oproep is aan de twee fracties van het aanvullende begrotingsakkoord en deels ook een oproep aan mij. Ik zal dezelfde courtesy, de technische assistentie, die ik de twee huidige begrotingsfracties heb gegeven uiteraard ook geven aan de verweesde Lentefracties, zeker gelet op de goede ervaringen die ik in de lente heb gehad. Daarom zeg ik de technische assistentie om het voorstel te verbeteren zeker toe. In het kader daarvan heb ik gelijk al 3 miljoen euro in de plaat gevonden. Deze 3 miljoen worden gebruikt voor een dekking die te maken heeft met groen beleggen, het schrappen van een overige heffingskorting en een wijziging in box 3. In het Lenteakkoord hebben we al afgesproken dat deze heffingskorting blijft bestaan. Het kost dus geen geld om het zo te laten. In de plaat is er dus al 3 miljoen euro over. Er ontbreekt overigens nog wel meer op dit moment. In ieder geval heeft de heer Van Hijum deze alvast te pakken.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Hijum op stuk nr. 10, over het bouwsparen. Ik heb al gezegd dat ik positief sta tegenover het idee om meer te sparen. Wel waarschuw ik voor Chinese muren tussen verschillende spaarpotjes, omdat de vrije spaarruimte in Nederland al zo klein is en we juist al heel veel geëtiketteerd sparen. Er is op zich niet zo veel mis met de studies naar de pro's en contra's, maar dit is aan een nieuw kabinet. Ik laat het dus ook aan een nieuw kabinet. Ik zal de motie niet ontraden. In principe is het oordeel aan de Kamer, maar wellicht kan de heer Van Hijum de motie aanhouden tot er een nieuw kabinet is. Het is in ieder geval echt iets voor een nieuw kabinet om daarnaar te kijken.

De heer Van Hijum (CDA):

Het valt mij op dat de minister heel erg de nadruk legt op het vrije sparen, terwijl de achterliggende problematiek van het op schuldbasis financieren van je eigen woning een zekere consequentie heeft, niet alleen voor de huishoudens maar ook voor de economie en de kwetsbaarheid van de financiële sector. Het belang daarvan is toch wel iets breder dan alleen de afweging in welk potje wordt gespaard.

Minister De Jager:

Dat is zeker waar. Als de achterliggende bedoeling hiervan is dat dit de LTV-waarde van de hypotheek straks omlaag zal brengen, vind ik het idee sympathiek. Ik ben ook begonnen met te zeggen dat ik het idee op zichzelf sympathiek vind. Dit moet je in samenhang met de "loan to value"-ratio van de hypotheek zien. In andere landen moet er wel meer spaargeld worden aangewend bij de aankoop van een huis. Als je daar zelf het spaargeld niet hebt, moet je dat maar van je ouders kunnen krijgen of lenen, maar dan niet in de vorm van een hypotheek, maar meer als een soort voorschot op de erfenis. Daar zijn ook LTV-ratio's van 70% tot 80% gangbaar, terwijl bij ons, zelfs na toepassing van de verlagingen van het Lenteakkoord, nog steeds 100% geldt. De LTV-ratio is nog steeds aan de hoge kant. In het kader van het terugdringen van de hypotheekschuld vind ik het idee dus sympathiek. Anderzijds moet je oppassen voor te veel specifieke potjes. Al met al denk ik dat er niet zoveel mis is met een onderzoek naar pro's en contra's. Daarom heb ik ook gezegd dat ik het oordeel aan de Kamer kan laten. Mocht deze motie worden aangenomen, dan is het echter aan een nieuw kabinet om daar uitvoering aan te geven.

Ik kom op de motie-Merkies op stuk nr. 11. Hierin wordt verzocht om de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon niet af te bouwen. Dat is slecht voor de arbeidsparticipatie. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie-Merkies op stuk nr. 12 wordt verzocht om de verhoging van het eigen risico uit het begrotingsakkoord terug te draaien. De laagste inkomens worden met het begrotingsakkoord al ontzien door een verhoging van de zorgtoeslag. De maatregel is belangrijk voor de overheidsfinanciën. Het is belangrijk om het niet in de zorgpremie te laten invoeren. Het invoeren van een inkomensafhankelijke zorgpremie kan niet gezien worden als kabinetsbeleid. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie-Merkies op stuk nr. 13 wordt verzocht om de AOW-leeftijd niet al volgend jaar te verhogen en dit te dekken door het invoeren van een quotum voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen. De verhoging van de AOW-leeftijd is ontzettend belangrijk. Bij de plussen en de minnen over het aanvullend begrotingsakkoord heb ik gezegd dat ik het goed vind dat de twee partijen de AOW-verhoging zelfs versnellen. Voor de financiële markten, ons eigen land, de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van sociale voorzieningen in de toekomst is het ontzettend belangrijk dat we dit doen. Daarom ontraad ik deze motie.

Ik kom op de motie-Merkies op stuk nr. 14 over de beschikbare middelen voor ruimtevaart. Ook de motie-Koolmees/Van Hijum op stuk nr. 15 gaat over de ruimtevaart. Die laatste bevat een specifiekere dekking. In de motie op stuk nr. 14 wordt dekking gevonden aan de lastenkant. Dat zou wederom een lastenverzwaring en een uitgavenverhoging met zich meebrengen. Dat is niet de route die dit kabinet op wil. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 10 van de heren Koolmees en Van Hijum gaat ook over de ruimtevaart. Ik ben daar positiever over, omdat de dekking deugdelijk is, heel concreet op begrotingsartikelen. Dat wordt door Financiën als deugdelijk gezien, maar het betreft wel een maatregel die betrekking heeft op de begroting van EL&I en waar twee andere begrotingen, OCW en I en M, ook bij betrokken zijn. Ik vind het daarom chiquer dat ik mij eerst tot mijn collega's kan wenden en dat deze motie zou worden aangehouden. Ik geleid sowieso het verzoek van de Kamer op dit punt door naar collega's Verhagen, Van Bijsterveldt en Schultz van Haegen. De motie klopt technisch gezien dus wel, maar wellicht is het mogelijk om haar aan te houden. Ik moet mij in ieder geval verstaan met mijn collega's. Mocht de motie toch in stemming worden gebracht en worden aangenomen, dan zal ik nog steeds mijn collega's daarvoor benaderen om te bezien hoe zij daar tegenover staan. Ik kan daarom nu geen oordeel over de motie uitspreken.

De heer Koolmees (D66):

Ik neem aan dat wij volgende week dinsdag over de moties gaan stemmen. Is het mogelijk om voor dinsdag een oordeel van het kabinet over deze motie te ontvangen? Anders moet zij meegenomen worden naar de begrotingsbehandeling van afzonderlijke begrotingen en opgeknipt worden in drie amendementen. Dat kan echter niet want het betreft 2015. Dat wordt dus ingewikkeld.

Minister De Jager:

Ik begrijp de vraag. Ik zal een poging doen en dit punt vrijdag in het kabinet bespreken. Ik denk dat ik de heer Verhagen dan zal verzoeken om mede namens zijn twee andere collega's voor de stemmingen van dinsdag een brief aan de Kamer te doen toekomen.

Tot slot de motie op stuk nr. 16. Die motie gaat over een SER-onderzoek naar wonen en zorg. Ik vind dat ik dit echt aan mijn opvolger over moet laten, want dit gaat verder op een al bestaand adviesaanvraag aan de SER. Ik begrijp de vraag van mevrouw Schouten heel goed, maar die heeft wel een hoog politiek gehalte. Dat is heel begrijpelijk en ik vind het op zich verstandig dat een nieuw kabinet hiermee aan de slag gaat, maar ik wil het toch overlaten aan dat nieuwe kabinet. Daarom ontraad ik nu deze motie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Er ligt al een adviesaanvraag bij de SER. Dat heeft dit kabinet gedaan. De eerste reactie van de minister was dat hij het idee heeft dat dit al in die adviesaanvraag zit. Die aanvraag was echter toegespitst op de zorgarrangementen. Wij vragen alleen om nog één lijntje te trekken dat daar niet in zat. Hoe politiek het wordt, blijkt pas op het moment dat het advies er ligt. Kan de minister nog even vanuit dat perspectief reageren?

Minister De Jager:

Dat is op zich waar. Het is ook geen ramp als die motie mocht worden aangenomen, maar het is in lijn met het kabinetbeleid om nu geen, ook geen aanvullende, aanvragen te doen bij de SER. Er komt een nieuw kabinet aan. Dit punt kan dan daar worden besproken. Mocht deze motie toch worden aangenomen, dan zal ik haar in dit kabinet bespreken om te kijken of wij al iets kunnen doen. Het is, gelet op het kabinetsbeleid, echter netjes om deze motie nu te ontraden.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Voor mij resteert nog één vraag en drie moties. De heer Koolmees heeft gevraagd of de leeftijdsgrenzen van de werkbonus meelopen met de verhoging van de AOW-leeftijd. Wij hebben begrepen dat dat niet het geval is.

In de motie-Van Vliet op stuk nr. 7 over het kwartje van Kok wordt geen dekking aangereikt. Ik moet deze motie dus alleen al ontraden op grond van een ondeugdelijke dekking. Daarnaast kan ik melden dat het kwartje van Kok in feite al is teruggegeven in 2001 en in 2002, toen enige verlagingen van de benzine- en dieselaccijnzen hebben plaatsgevonden en ook de motorrijtuigenbelasting is verlaagd. De resterende opbrengst van het kwartje van Kok is destijds door het kabinet van CDA, VVD en LPF teruggegeven in de vorm van extra investeringen in wegen. Om die redenen moet ik de motie ontraden.

In de motie-Van Vliet op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht de btw per direct terug te brengen naar 19%. Ook hiervoor heeft de heer Van Vliet geen dekking genoemd. Voorts is het niet mogelijk om de motie per direct uit te voeren. Alle systemen zijn aangepast en het kost zowel de winkeliers als de Belastingdienst enige tijd om de systemen opnieuw aan te passen. Dat zou dus tot een administratieve chaos leiden. Verder weet de heer Van Vliet dat ik een voorstander ben van een schuif van directe naar indirecte belastingen. In het eerste debat dat ik in mijn huidige verantwoordelijkheid met de heer Van Vliet voerde, was hij daar ook nog een voorstander van. Om die redenen moet ik de motie ontraden.

In de motie-Van Vliet op stuk nr. 9 wordt de regering verzocht het btw-tarief per 1 januari 2013 omlaag te brengen naar 18%. Technisch is dat mogelijk, maar er is geen dekking. Zojuist heb ik al gezegd waarom deze verlaging beleidsmatig gezien niet wenselijk is. Ook het aannemen van deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de regering. Ik dank beide bewindspersonen voor hun bijdrage aan dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen aanstaande dinsdag plaatshebben. De stemmingen over de amendementen en het wetsvoorstel zullen in december aan het einde van de begrotingsbehandelingen plaatsvinden.

Sluiting 17.58 uur.

Naar boven