7 De sociale staat van Nederland

Aan de orde is het debat over het SCP-rapport "De sociale staat van Nederland" en over koopkrachtverlies door bezuinigingen.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Dit debat is aangevraagd door mevrouw Sap en mijnheer Cohen. Mevrouw Sap staat als eerste spreker op de lijst. Ik heet de minister-president van harte welkom.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin met een citaat.

Het bruto binnenlands product omvat luchtvervuiling, reclame voor sigaretten en de ambulances die op de snelwegen verkeersslachtoffers weghalen. Het rekent de speciale sloten voor onze deuren mee en de gevangenissen waarin de mensen zitten die ze stukmaken. Het houdt geen rekening met de gezondheid van onze gezinnen, de kwaliteit van het onderwijs of het genoegen dat wij aan spelen beleven. Het telt niet de schoonheid van onze poëzie mee, noch de intelligentie van het publieke debat. Het meet kortom alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.

Dit is enigszins vrij naar Robert Kennedy. Hij zei dit in een lezing voor de universiteit van Kansas in maart 1968. Nu is het ruim 50 jaar later. Wat hij zei over het bruto binnenlands product kun je eigenlijk linea recta van toepassing verklaren op dit kabinet. Dit kabinet stelt zich op als de pleitbezorger pur sang voor zo'n enge opvatting over het bruto binnenlands product en over hetgeen waar het in het leven om zou moeten gaan. Wij leven intussen al ruim een decennium in de 21ste eeuw, maar dat lijkt niet tot het kabinet doorgedrongen te zijn. De wegen zijn voller dan ooit, maar toch mogen wij overal 130 km/u. rijden met alle gevolgen van dien voor verkeersveiligheid en milieu. Vrouwen werken meer dan ooit, maar worden geconfronteerd met bezuinigingen op de kinderopvang. Vanochtend heeft minister Kamp in deze zaal zelfs gezegd dat nog verdere bezuinigingen in de nabije toekomst niet zijn uitgesloten. Bovendien worden ouders geconfronteerd met een minister van Onderwijs die van mening is dat ouders maar wat minder moeten werken om te kunnen voorlezen op school.

Nederland wordt opgezadeld met onverantwoorde keuzes. Sommige gezinnen gaan er maar liefst 40% op achteruit omdat zij te maken hebben met een stapeling van bezuinigingen. Negentiende-eeuwse maatregelen als de invoering van een gezinsinkomen in de bijstand, zullen Nederland niet sterker maken, maar veroordelen mensen wel tot armoede. Nederland wordt vol gelegd met asfalt, de natuur wordt om zeep geholpen en generaties na ons worden opgezadeld met kernafval.

Dit kabinet kiest verkeerd. De arrangementen die wel zijn toegesneden op de wensen en behoeften van mensen in de 21ste eeuw worden allemaal afgebroken – het persoonsgebonden budget, het passend onderwijs, re-integratie, kinderopvang (nog een keer), snel en goed openbaar vervoer – terwijl bezuinigen op twintigste-eeuwse arrangementen taboe worden verklaard. Het kabinet wil onder geen beding bezuinigen op wegen, op subsidies voor koopwoningen, op vuile energie, en rijke ouderen wordt niet gevraagd om mee te betalen aan de oplopende kosten van de vergrijzing. Zelfs de Quote 500 krijgt kinderbijslag.

Voor ons is zelfs het bezuinigen op de arrangementen voor de eenentwintigste eeuw niet taboe. In tegenstelling tot dit kabinet kennen wij geen taboes, maar de kern moet voor ons wel behouden blijven. Die kern is dat wij tegenwoordig niet meer kunnen spreken van standaard werknemers, standaard hulpbehoevenden, standaard leerlingen, dat een moderne verzorgingsstaat aansluit bij die verschillen in behoefte aan ondersteuning en mensen niet langer in dezelfde mal propt. De staat van Nederland, het rapport van Ecorys, het armoedesignalement dat wij gisteren kregen, eigenlijk alle adviseurs, waaronder de adviseurs van de overheid, roepen het kabinet op om te stoppen met het kapot bezuinigen van alles wat van waarde is voor mensen in dit land.

Er hangen donkere wolken boven ons land, zegt het Sociaal Cultureel Planbureau, als het kabinet op het huidige spoor doorgaat. Tot nu toe hebben wij de crisis bovengemiddeld goed doorstaan, maar door alle bezuinigingsmaatregelen die zijn aangekondigd, verandert dit in 2012. Dát was de kritiek van het Sociaal Cultureel Planbureau. Hoe de minister-president deze kritiek kan zien als een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg, is mij dan ook een volkomen raadsel.

Maar liefst één op de tien kinderen groeit op in armoede en dat aantal zal groeien in 2012 als gevolg van de bezuinigingen. En wat zegt dit kabinet? Wij willen onze kinderen niet opzadelen met enorme schulden. De schuld waarmee wij onze kinderen opzadelen, omvat zo veel meer dan alleen maar de staatsschuld. Juist aan onze kinderen zijn wij het verplicht om nu in te grijpen. Dit kabinet breekt af en bouwt niet op. De houding is: na ons de zondvloed, maar zo is Nederland niet klaar voor de toekomst.

Deze tijd vraagt om echt leiderschap. Mijn vraag aan de minister-president is of hij nu echt doorgaat op de ingeslagen weg en of hij wacht tot de financiële markten hem dwingen om te hervormen. Hervormingen zijn nodig, nu, en niet alleen om de staatsschuld binnen de perken te houden, maar ook en juist ook om ervoor te zorgen dat onze kinderen kunnen blijven genieten van een eigen huis, van een schone leefomgeving, van zinvol werk en van goede gezondheidszorg. Dat wat het leven de moeite waard maakt. De minister-president is ziende blind en horende doof voor de sociale effecten op de langere termijn van zijn kille boekhouderschap. Al wat van waarde is, wordt stuk gesnoeid en dat alleen maar om voor de korte termijn met redelijke cijfers te komen.

Deze tijd vraagt om leiderschap. Aan de oppervlakte lijkt onze minister-president een modern politicus. Losjes en met groot gemak gaat hij elk debat aan, maar schijn bedriegt. Het beeld van de grote communicator is sleets geworden. Want hoe groot ben je in communiceren als je werkelijk elke kritiek die je krijgt, omarmt als een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg? Bij mij dringt zich het beeld op van een klein kind, dat de vingers in de oren steekt en dreint: na-na-na-naaa-naaaa, ik hoor het lekker tóch niet!

Minister Rutte:

Ik vraag me af hoe dit zal worden genotuleerd ...

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De notulist weet daar ongetwijfeld raad mee, daar ben ik zeker van.

Taboes zijn troef, dogma's domineren. Dat is onverantwoord in deze tijden van crisis. Ik heb de minister-president tijdens de algemene beschouwingen gevraagd om te leren van het verleden, om niet opnieuw in de val van Colijn te trappen. Als de premier niet naar mij wil luisteren, vraag ik hem om te luisteren naar het uit zijn voegen barstende leger van adviseurs, die zeggen dat dit kabinet werk moet maken van hervormingen. Iedereen weet, van de Nederlandsche Bank en de OESO tot aan de directeur van het wetenschappelijk bureau van het CDA, dat de hypotheekrenteaftrek niet meer houdbaar is. En ga zo maar door! Ik vraag het de minister-president vandaag opnieuw: stop met dat kille bezuinigingsbeleid, ga hervormen, stimuleer, zet wat van waarde is voor mensen in dit land, voortaan centraal.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Jobs, jobs, jobs, daar gaat het om. Dat zei premier Rutte vorige week tegen president Obama. Obama zal dit met instemming hebben aangehoord, want in november kwamen er meer dan 100.000 banen bij in de Verenigde Staten, net als in de maanden ervoor. Hoe doet premier Rutte het? De Nederlandse economie is in dit kwartaal gekrompen, terwijl de economie in alle landen om ons heen groeit. Het aantal werklozen in ons land stijgt volgend jaar tot een half miljoen; dat niveau werd voor het laatst bereikt in 1984 en 1985, Jobs, jobs, jobs, maar niet in Nederland. Dat kan niet verbazen, want al bij het aantreden van het kabinet liet het Centraal Planbureau zien hoe dit beleid zou leiden tot minder groei en meer werkloosheid.

Deze premier, die Friedrich Hayek op zijn nachtkastje heeft liggen, zegt altijd graag dat wij – ik citeer – "de koek moeten vergroten in plaats van alleen te discussiëren over hoe de bestaande koek te verdelen". Nu hij aan het roer staat, blijkt hij de koek te verkleinen, én die kleinere koek ook nog eens oneerlijk te verdelen. We spreken vandaag over verschillende rapporten, die één ding gemeen hebben: lagere inkomens, werkende armen, eenoudergezinnen en mensen die extra zorg nodig hebben, gaan met die kleinere koek de rekening betalen. Sommige gezinnen met lage inkomens gaan er tientallen procenten op achteruit en komen daarmee natuurlijk in de problemen. Het SCP uitte forse kritiek bij zijn rapport De sociale staat van Nederland. Ik citeer: "Het kabinet is blind voor de gevolgen van de bezuinigingen". De premier liet weten, deze kritiek als aanmoediging te zien om door te gaan. Nederland doet het economisch slechter dan de omringende landen, gezondheidsverschillen nemen toe, de laagste inkomens krijgen te maken met een stapeling van bezuinigingen tot tientallen procenten van hun inkomen en de premier ziet dit als een aanmoediging om op dezelfde weg dóór te gaan. Dat is niet blind, dat is gewoon doelbewust rechts beleid.

Het is geen toeval dat identieke gezinnen, met alleen een verschillend inkomen, niet in dezelfde mate worden geraakt door het kabinetsbeleid. Een gezin tot modaal gaat er volgend jaar tussen de 6% en 7,5% op achteruit, terwijl een gezin van twee ton maar 2,5% inlevert. Volgens het SCP leven we in het rijkste land van Europa, maar toch zullen in de komende twee jaar 60.000 huishoudens extra in de armoede terechtkomen. Ook het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, neemt toe. De ambitie van ieder kabinet zou moeten zijn om armoede onder gezinnen met kinderen terug te dringen en ervoor te zorgen dat kinderen werkelijk kunnen meedoen. De beste remedie tegen armoede is fatsoenlijk betaald werk. Maar veel mensen die in de armoede dreigen te komen, combineren arbeid en zorg, werken als zelfstandig ondernemer voor een laag inkomen, of kunnen geen werk vinden. Dagelijks verliezen mensen hun werk door dit kabinetsbeleid. Deze premier is hard op weg, niet – zoals hij in de campagne beloofde – om de banenkampioen te worden, maar de kampioen van de armoede. Er is geen alternatief, zo is de boodschap van de premier. Er moet worden bezuinigd, het kan niet anders. Ja, dat zeggen mensen altijd als ze er iets door willen jassen. Maar het kan anders. Natuurlijk moeten de overheidsfinanciën op orde komen. Daarvoor moet ernst worden gemaakt met een aantal vernieuwingen, bijvoorbeeld op de woningmarkt. Inderdaad zal er ook moeten worden ingegrepen. Mensen snappen best dat je in deze tijd de koopkracht niet overeind kunt houden, maar juist dan is het cruciaal dat er eerlijk wordt gedeeld, dat er eindelijk een einde komt aan de bonussen bij banken, dat hogere inkomens niet minder maar meer bijdragen en dat bezuinigingen niet steeds bij dezelfde, vaak kwetsbare mensen worden opgestapeld.

Ik heb de premier vaak gevraagd om inzicht te geven in de effecten van die stapeling. Hij zegt steeds dat hij dat inzicht heeft, maar hij heeft nog nooit iets met de Kamer gedeeld. Blijkbaar heeft hij dat ook niet met de gemeenten gedaan, want die hebben zelf een onderzoek moeten uitvoeren. Ik heb twee vragen aan de premier. Klopt het dat mensen onder het bestaansminimum kunnen zakken en zo ja, is dat een onbedoeld effect van zijn beleid? Welke extra maatregelen zal deze coalitie eigenlijk nemen als de economie straks nog verder verslechtert, mede als gevolg van het kabinetsbeleid? Deelt de premier de mening van Bleker en Knapen dat er niet verder op ontwikkelingssamenwerking mag worden bezuinigd? De coalitie heeft in het voorjaar een levensgroot probleem als zij niet op de PVV kan rekenen voor nog meer bezuinigingen.

In het SCP-rapport wordt een sombere analyse gemaakt. Het gaat goed met Nederland – nog wel – maar mensen zijn onzeker over de toekomst. Wij hebben een kabinet nodig dat die zorg serieus neemt en aan het werk gaat om Nederland sterker te maken, een kabinet dat geen loze praatjes over "jobs, jobs en jobs" houdt en ondertussen verantwoordelijk is voor duizenden extra werklozen. Nederland raakt in een crisis, de werkloosheid neemt snel toe en het kabinet doet er niets aan. Ik vraag de premier om met grote urgentie aan het werk te gaan en met een crisispakket te komen waarmee wij banen in Nederland kunnen behouden en creëren.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Cohen zegt dat hij werkgelegenheid, dus banen, belangrijk vindt. Kan hij misschien zeggen hoe de 1,3 mld. aan lastenverzwaring uit de tegenbegroting van de PvdA bijdraagt aan het scheppen van banen?

De heer Cohen (PvdA):

Sindsdien zijn wij in een grotere crisis geraakt. Wat mij betreft zetten wij geld opzij om er werkelijk voor te zorgen dat er een crisispakket kan komen. Daarvoor zijn allerlei mogelijkheden.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik begrijp dat de heer Cohen uit is op een stimuleringspakket dat nog weer extra geld kost. Mijn vraag was hoe hij denkt dat de lastenverzwaring die voor burgers en bedrijven het gevolg is van de tegenbegroting van de PvdA voor 2012, bijdraagt aan het creëren of behouden van banen.

De heer Cohen (PvdA):

Verder bezuinigen op de manier waarop het kabinet dat heeft gedaan, wordt lastig. Er is voor een deel al veel te veel bezuinigd. En ja, dan zijn er soms ook lastenverzwaringen nodig. Wat mij betreft kan er een crisispakket komen waarin, pak 'm beet, 1 mld. apart word gezet; de helft in 2012 en de helft in 2013. Als het aan mijn partij ligt, worden de milieubelastingen niet afgeschaft en kan de rode diesel worden ingezet. Dan zit je voor 2012 al op 0,5 mld. In 2013 kan er 500 mln. worden opgehaald uit de bpm op auto's en 100 mln. uit de expatregeling. Je zit dan op 1 mld. Met dat miljard kun je een prachtig crisispakket maken.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij moet de heer Cohen dan de schadelijke effecten op de werkgelegenheid compenseren die hij zelf met zijn lastenverzwaringen oproept. Ik begrijp niet hoe dat kan. Ik begrijp ook niet hoe bijvoorbeeld een belasting op energie goed kan uitpakken voor de koopkracht van de mensen voor wie de heer Cohen zegt in de bres te springen. Ik stel hem een laatste vraag. Weet de heer Cohen welk bedrag wij jaarlijks betalen aan rente op de staatsschuld?

De heer Cohen (PvdA):

Ja, ik ken dat bedrag. Dat is allemaal waar. Het gaat er hier echter om dat wij straks een aanzienlijk aantal extra werklozen krijgen. Ik vind dat wij die werklozen aan het werk moeten helpen. Dat scheelt ook weer in alle regelingen die er verder zijn. Dat is de manier waarop je er op termijn voor zorgt dat de zaak weer op orde komt.

De voorzitter:

U kunt van de regering antwoord eisen, maar niet van elkaar.

De heer Koolmees (D66):

In grote lijnen ben ik het eens met de heer Cohen. Wij moeten oppassen voor een stapeling aan bezuinigingen bij kwetsbare groepen. Laatst heeft de heer Cohen in zijn Kerdijk Lezing gezegd dat liberalen ervan overtuigd zijn dat gelijke kansen al zijn bereikt. Hoe denkt hij over gelijke kansen voor de volgende generaties?

De heer Cohen (PvdA):

Ik ben voorstander van gelijke kansen. Ik heb overigens ook gezegd dat ik gelijke kansen niet genoeg vindt. Daarin zit het verschil tussen liberalen en sociaaldemocraten.

De heer Koolmees (D66):

Ik vraag dit omdat op een aantal dossiers, zoals de arbeidsmarkt en de woningmarkt, sprake is van stilstand. Starters kunnen bijvoorbeeld geen woning kopen. Op de arbeidsmarkt heb je insiders en outsiders. Op al deze onderwerpen wil de PvdA-fractie niet hervormen, zodat het juist voor de outsiders mogelijk wordt een huis of een baan te vinden. Waarom zet de PvdA-fractie niet een stapje extra om de hervormingen toch door te voeren en die kansen wel te bieden?

De heer Cohen (PvdA):

Als het over de woningmarkt gaat, begrijp ik werkelijk niet waar de heer Koolmees het over heeft. Wij zijn reeds lang voorstander van een reorganisatie van de woningmarkt. Natuurlijk zijn wij bereid het nodige te doen aan de arbeidsmarkt. De vraag is alleen of wij dat op dezelfde manier willen doen als de fractie van GroenLinks.

De heer Koolmees (D66):

Wat de fractie van GroenLinks wil, weet ik niet, maar de fractie van D66 …

De heer Cohen (PvdA):

Excuses. Dat is een heel domme fout. Hoe haal ik het in mijn hoofd?

De heer Koolmees (D66):

Er schieten mij drie voorbeelden te binnen. In grote steden zoals Amsterdam staan mensen acht tot tien jaar op de wachtlijst voor een woning. Wij zijn een groot voorstander van hervorming van de huurmarkt. De heer Cohen houdt dat echter tegen. Wij zeggen dat wij volgend jaar moeten beginnen met verhoging van de AOW-leeftijd om te voorkomen dat de rekening wordt doorgeschoven naar de toekomst. De PvdA-fractie houdt dat tegen, want die wil dat pas in 2020 doorvoeren. De woorden van de heer Cohen komen niet overeen met zijn daden.

De heer Cohen (PvdA):

Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd. Wij zijn het niet eens met de fractie van D66. Wij hebben gezegd dat de AOW-leeftijd moet worden aangepakt, maar wel op de manier die wij lang geleden al hebben voorgesteld. De fractie van D66 vindt dat misschien niet ver genoeg gaan, maar dit is ons standpunt. Ik ben bereid stappen te zetten in de woningmarkt, maar wel in zijn geheel. Ik wil niet naar één groep kijken, maar naar het grote geheel. Ik ben ervan overtuigd dat wij op dit gebied goed met de fractie van D66 kunnen optrekken.

De heer Harbers (VVD):

De heer Cohen schudde zojuist a l'improviste 1 mld. dekking uit zijn mouw voor een crisispakket. Wij hebben überhaupt 18 mld. nodig om aan de Europese schuldopgave te voldoen. Waar wil hij die 1 mld. dan aan besteden?

De heer Cohen (PvdA):

Er is een aantal maatregelen denkbaar. Ik stel voor ons te spiegelen aan het vorige kabinet. Dat betekent niet dat wij het op precies dezelfde manier moeten doen, maar er is een aantal belangrijke maatregelen genomen, waarvan de VVD-fractie vond dat daar geen sprake van kon zijn. Er moest vooral niet worden geïnvesteerd. Het moest zo worden gelaten en daarna moest er worden bezuinigd. Ik meen dat de toenmalige fractievoorzitter, die hier toevallig ook in de zaal zit, heeft gezegd dat er 40 mld. moest worden bezuinigd. Gelukkig heeft het vorige kabinet dat niet gedaan. Dat heeft gezegd dat jongeren die geen baan kunnen krijgen, een extra opleiding moeten volgen. Dat zouden wij weer kunnen voorstellen. Er is toen besloten tot een deeltijd-ww en dat heeft een uitstekend effect gehad. Dat doen wij nu vast anders, maar ik zou het er wel bij betrekken.

De bouw is stilgevallen en veel mensen zitten thuis. Zet ze aan het werk, zorg ervoor dat scholen op een duurzame manier worden opgeknapt en doe hetzelfde met huizen. Daaraan zou dat geld allemaal kunnen worden besteed. Zeker bij de bouw snijdt het mes aan twee kanten. De mensen gaan aan het werk en het is goed voor de gebouwen. Als de woningen ook nog eens duurzaam worden, daalt de energierekening van de bewoners.

De heer Harbers (VVD):

De heer Cohen zegt: spiegel je aan het vorige kabinet. Als wij in die spiegel kijken, waarom zouden wij ons dan als de spreekwoordelijke ezel moeten stoten aan dezelfde steen? Kent de heer Cohen de evaluatie van de crisismaatregelen? Kent de heer Cohen de doorrekening van wat de deeltijd-WW heeft opgeleverd? Dat zou met enig geluk een nog net te verdedigen maatregel van het vorig kabinet zijn geweest. De effecten van alle andere crisismaatregelen zijn volledig weggelekt naar het buitenland en naar de lange termijn. Is het dan niet veel beter om niet opnieuw een hypotheek op die lange termijn te nemen?

De heer Cohen (PvdA):

Laat ik niet voor eigen parochie preken, maar laat ik de premier citeren die bij het aantreden van dit kabinet het vorige kabinet een pluim heeft gegeven voor wat er toen is gebeurd. Ook nu staat in een van de brieven die het kabinet heeft gestuurd naar aanleiding van de rapporten die wij vandaag bespreken, dat het vorige kabinet ervoor gezorgd heeft dat de werkloosheid lager was dan waar ook! Dat zijn allemaal effecten die mede veroorzaakt zijn door het beleid van het vorige kabinet.

Op dit ogenblik is Nederland het enige land in de ons omringende omgeving waar krimp plaatsvindt. Andere landen groeien nog, maar Nederland niet.

De heer Harbers (VVD):

Je kunt inderdaad zeggen dat die deeltijd-WW een goede maatregel is. Ik stel echter wel vast dat het crisispakket ontzettend veel geld heeft gekost. Dat geld hebben wij op dit moment niet meer zonder een hypotheek te nemen op de volgende generatie.

De heer Cohen (PvdA):

De heer Harbers kan dat best vaststellen, maar ik stel vast dat het pakket zodanig heeft uitgewerkt dat Nederland op dat ogenblik de laagste werkloosheid had. Ik ben daar blij mee en ik mag hopen dat dit kabinet op zijn schreden terugkeert en ook iets dergelijks gaat doen. Nogmaals, spiegel je eraan, het hoeft niet op dezelfde manier, maar leer van de voorgaande tijd!

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik begin vandaag positief: 91% van de Nederlanders is tevreden met het leven. Dit percentage is hoger dan in andere rijke landen, daar is het percentage gemiddeld 59. Nederlanders hebben binnen de EU het op één na hoogste inkomen. Vanuit internationaal perspectief gezien, is de werkloosheid laag. Wij mogen trots zijn op onze prestaties.

Als wij dit willen vasthouden, kunnen wij ons niet permitteren om achterover te leunen. Integendeel, wij moeten vaart maken als wij voorop willen blijven lopen. Er liggen namelijk grote risico's op de loer: een dreigend verlies van de AAA-status van Nederland door de eurocrisis, oplopende werkloosheid tot een half miljoen mensen en stagnatie op de woningmarkt als gevolg van de hoge hypotheekschulden.

Samengevat: wij hebben een goede startpositie, maar wij staan ook voor grote uitdagingen. Nederlanders beseffen dit, zo blijkt uit het rapport van het SCP. Enerzijds zijn mensen tevreden over de huidige situatie, maar anderzijds hebben zij zorgen over de toekomst. Zo zijn meer dan zes op de tien Nederlanders somber gestemd over waar ons land heengaat.

Helaas nemen door dit kabinet de zorgen toe. Het pgb, een liberale verworvenheid of "beschaving" in de woorden van de premier, wordt gemarginaliseerd. Sociale werkplaatsen, dé kans voor mensen met een arbeidshandicap om bij te dragen aan de samenleving, staan onder druk. De toegang tot de rechtsstaat waarmee de grondrechten van mensen worden gewaarborgd, wordt beperkt door de hogere griffierechten. Het kabinet bezuinigt op onderwijs en er rust een taboe op het hervormen van de woningmarkt, waardoor starters zich geen huis meer kunnen veroorloven. Dit kabinet morrelt aan de fundamentele overheidstaken, maar biedt geen perspectief op vooruitgang voor mensen op de langere termijn.

Het is pijnlijk dat kwetsbare groepen vaak dubbel worden getroffen. Sommige huishoudens gaan er van het ene op het andere jaar tientallen procenten op achteruit. Volgend jaar komen er 70.000 mensen extra onder de armoedegrens. Op deze punten wil ik mij aansluiten bij de vragen van zowel mevrouw Sap als de heer Cohen.

Deze specifieke groepen met een pgb of in de bijstand worden hard geraakt. Maar over de hele linie zie ik een ander beeld, namelijk dat de middeninkomens de rekening betalen. In 2006 sprak premier Rutte, toen fractievoorzitter van de VVD, grote woorden. Hij vond het werkelijk onbegrijpelijk dat het kabinet-Balkenende de middeninkomens het gelag liet betalen. Wie schetst mijn verbazing? Vandaag zag ik in De Pers een artikel over "Robin Rutte". Ik heb het meegenomen voor de premier, om het hem te laten zien. Robin Rutte en zijn kornuiten uit het kabinet zouden opereren onder het motto "herverdeel en heers". Dat geeft toch een nieuwe kijk op de premier.

Ik zie aan de loonstrookjes dat er inderdaad flink wordt genivelleerd. Dit blijkt ook uit het koopkrachtonderzoek van loonstrookjesverwerker SALAR. Waarom is er gekozen voor deze koerswijziging? Kan de premier dit democratisch verantwoorden aan zijn kiezers?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik werd even blij van een nieuw geluid van de heer Koolmees. Hij verwijt het kabinet nu dat de middeninkomens er zo bekaaid van afkomen en valt ons bij in onze mening dat de lage inkomens er dramatisch slecht voor staan. Zijn mantra voor dit kabinet was de afgelopen maanden regelmatig: nivelleren kun je leren. Neemt de fractie van D66 hier nu afstand van en pleit zij samen met ons ervoor dat dit kabinet een veel rechtvaardiger inkomensbeleid voert, waarin de sterkste schouders het zwaarst worden belast?

De heer Koolmees (D66):

Nivelleren kun je leren. Dat is de koerswijziging waarover ik net sprak en die wordt vertegenwoordigd door "Robin Rutte". Voor de verkiezingen spraken de fracties van de VVD en het CDA grote woorden over een kleinere overheid, lagere belastingen, weggegooid geld en dat soort zaken. Na de verkiezingen kiezen ze toch voor een andere koers, waarin vooral de middeninkomens de rekening betalen. Daarom vallen wij het kabinet ook aan op dit punt. Het breekt een verkiezingsbelofte. Iets anders is dat we moeten oppassen dat we bezuinigingen stapelen bij kwetsbare groepen. Wat dat betreft ben ik het met mevrouw Sap eens. Daarvoor hebben wij alternatieven. Wij hebben een hervormingsagenda voor de woningmarkt en de arbeidsmarkt. Als je die hervormingen doorvoert, heb je de bezuinigingen ook niet nodig. Je moet dan wel verstandige keuzen durven maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Deze uitleg snap ik heel goed. Ik snap echter nog steeds niet waarom de D66-fractie zo graag grijpt naar de leus "nivelleren kun je leren". Daarmee wekt de heer Koolmees de indruk dat hij vindt dat dit kabinet de hoogste inkomens te zwaar aanslaat en de lagere inkomens eigenlijk te weinig belast. Volgens mij zegt de heer Koolmees nu: nee, dat vindt D66 niet. Dat zou mij deugd doen. Ik dacht namelijk ook dat D66 een sociaalliberale partij was.

De heer Koolmees (D66):

D66 is inderdaad een sociaalliberale partij. Wij geloven echter niet dat de oplossing voor deze crisis of het groeiperspectief van ons land ligt in het verhogen van de lasten. Wij zijn heel terughoudend met het verzwaren van de lasten. In plaats daarvan denk ik dat structurele hervormingen op de woningmarkt en op de arbeidsmarkt een veel betere oplossing zijn om de overheidsfinanciën op orde te brengen, om perspectief te bieden aan mensen die nu nog aan de zijkant staan omdat ze op een wachtlijst staan voor een huurwoning of geen baan kunnen vinden, en om onze economische groei te stimuleren. Dan hebben we al die lastenverzwaringen niet nodig. De reflex van mevrouw Sap is toch te vaak om naar lastenverzwaringen te grijpen om de problemen op te lossen. Wij kiezen ervoor om het te zoeken in hervormingen om de economische structuur te versterken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Sommige lastenverzwaringen kun je ook zien als hervormingen die de economische structuur versterken. We kunnen bijvoorbeeld eens goed kijken naar de kinderbijslag en daarin een aanpassing maken zodat de hoogste inkomens daaraan een bijdrage leveren en geen kinderbijslag meer krijgen. Daar is niks op tegen. Daar heeft de economie totaal geen last van. De mensen hebben er ook geen last van.

We weten dat veel kinderen in Nederland, één op de tien, in armoede leven. Dit kabinet draagt daar zelfs aan bij. Daarom wil ik de fractie van D66 uitnodigen dit kabinet niet meer uit te dagen met een leus als "nivelleren kun je leren", maar samen met ons te zeggen: asociaal beleid, dat moet je niet tolereren.

De heer Koolmees (D66):

Het een sluit het ander niet uit. Over de kinderbijslag zijn we het snel eens. Dat staat ook in ons verkiezingsprogramma. Ook wij vinden dat de kinderbijslag er best af kan bij een inkomen boven de € 100.000. Ook wij vinden dat we geen bezuinigingen moet stapelen bij kwetsbare groepen. Daarover zijn we het eens. Ik zie echter niet dat lastenverzwaringen uiteindelijk het antwoord of de oplossing zijn. De twee partijen uit dit kabinet, VVD en CDA, hebben campagne gevoerd met beloften over lastenverlichting en een kleinere overheid, maar als puntje bij paaltje komt en ze er eenmaal zitten, blijken die beloften niet te worden waargemaakt. Ik denk dat het heel goed is dat wij de vinger op de zere plek leggen, om te laten zien dat allerlei stoere woorden voor de verkiezingen achteraf niet worden waargemaakt.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Koolmees vervolgt zijn betoog.

De heer Koolmees (D66):

Ik was bij de middeninkomens.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Erkent de heer Koolmees dat de mensen met de laagste inkomens het meeste moeten inleveren, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de Macro Economische Verkenning?

De heer Koolmees (D66):

Ten aanzien van de statische koopkrachtplaatjes klopt dat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het verhaal van de heer Koolmees dat het kabinet zou nivelleren is dan toch een broodjeaapverhaal.

De heer Koolmees (D66):

Daarom leg ik de nadruk op de statische koopkrachtplaatjes. Daar zitten namelijk heel veel dingen niet in, zoals de kinderopvangtoeslag. Heel veel onderwerpen moeten worden meegerekend bij een berekening van de koopkrachteffecten. Er is geen misverstand over mogelijk. Sommige groepen, in het bijzonder de pgb'ers, mensen in de WSW en de bijstand, worden hard geraakt door de stapeling. Kleine groepen worden hard geraakt door de stapeling van bezuinigingen. Over de brede linie gezien en kijkend naar de gegevens van de brutosalarisverwerking, ontstaat het beeld dat ook de midden- en hoge inkomens worden geraakt door het kabinet. Dat beeld heeft het kabinet gepresenteerd op Prinsjesdag. Over de gehele linie werd toen een min 1-stand gepresenteerd. Dat is echter een beperkt beeld. Het is niet de werkelijkheid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is een iets eerlijker antwoord. Het klopt dat van de allerhoogste inkomens niets wordt gevraagd, omdat de rekening wordt neergelegd bij de laagste inkomens en voor een deel bij de mensen met middeninkomens.

De heer Koolmees (D66):

Ik was bij de middeninkomens. Ik heb een vraag gesteld over het koopkrachtonderzoek van loonstrookjesverwerker SALAR. Ik vraag dat omdat uit het rapport van het SCP blijkt dat lage en hoge inkomens meer profijt hebben van de overheid dan middeninkomens. Graag hoor ik een reactie van het kabinet op deze onevenwichtigheid.

Met mijn collega's in de oppositie deel ik veel van de probleemanalyse. Op het gebied van oplossingen blijft het echter vaak angstwekkend stil. De heer Cohen schreef afgelopen maand in zijn Kerdijklezing: "Liberalen lijken vaak te denken dat gelijke kansen bereikt zijn". Ik zeg collega Cohen dat de D66-fractie van mening is dat wij nog niet halverwege zijn. Wij moeten namelijk echt gaan hervormen op de huizenmarkt, op de arbeidsmarkt en in het pensioenstelsel. Alleen zo geven wij outsiders een eerlijke kans op een huis en op een baan. Alleen zo draaien de jongeren en de volgende generaties niet op voor de vergrijzing. Alleen zo sparen wij geld om pijnlijke maatregelen te kunnen verzachten.

Helaas is er stilstand bij de linkse conservatieve oppositie. Niet alleen daar, er is ook stilstand bij het rechtse conservatieve kabinet. In plaats van beweging kiezen beide voor de status quo. Ik geef een voorbeeld om dit te illustreren. Waarom dit pensioenakkoord, terwijl een stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd met twee maanden per jaar tot 2020 al 7,7 mld. zou opleveren? Dat geld kunnen wij goed gebruiken om de stapeling van effecten, waaraan een aantal malen is gerefereerd, te voorkomen. Waarom vastklampen aan verworven rechten, terwijl dit de kansen belemmert van mensen die nog geen vaste baan hebben gekregen op onze arbeidsmarkt? Vooral jongeren, allochtonen en vrouwen zijn oververtegenwoordigd in tijdelijke, flexibele banen. Daarom stellen wij de volgende vragen aan de premier. Wanneer gaat dit kabinet eindelijk hervormen? Wanneer gaat het kabinet nu echt doorpakken om outsiders zoals jongeren en kwetsbare groepen perspectief te bieden? Wil het kabinet bij eventuele aanvullende bezuinigingen eerst kijken naar hervormingen en daarna pas naar extra lastenverzwaring?

Concluderend menen wij dat Nederland een goede startpositie heeft, maar dat wij ook voor grote uitdagingen staan. Om de toekomst positief tegemoet te kunnen treden, moeten wij hervormen. Dit kabinet doet helaas een stap naar achteren in plaats van vooruit.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. "Donkere wolken boven de Nederlandse samenleving". Dat was de kop van het persbericht bij het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het nieuwsbericht van de onderzoekers dat op die kop volgde, deed er nog een schepje bovenop. "Bezuinigen is kortetermijndenken" en "Nederlanders zijn somber". Drie uur later was het debat aangevraagd dat wij nu houden. Dat is goed, want het stelt mij in de gelegenheid om wat langer stil te staan bij het rapport van het SCP dan in een kort persbericht mogelijk is.

Wie het rapport leest, merkt dat het heel goed gaat met Nederland. De onderzoekers concluderen dat de uitgangspositie van Nederland heel goed is. De inkomens zijn hoog, de tevredenheid over het inkomen is hoog en, belangrijker nog, het inkomen van alle groepen is in de afgelopen tien jaar fors verbeterd. Verder is de werkloosheid laag en is de leefsituatie in de afgelopen tien jaar onafgebroken verbeterd. De leefsituatie van mensen met een laag inkomen, van niet-westerse migranten en van mensen die ouder zijn dan 65 jaar, ging er in de afgelopen tien jaar meer dan gemiddeld op vooruit. De kwaliteit van het leven is bovengemiddeld goed. Nederlanders voelen zich gelukkig.

Tegelijkertijd wijst men er in het rapport op dat – hoewel zij hun eigen situatie als positief beoordelen – Nederlanders zich zorgen maken om de toekomst van Nederland als geheel. De VVD-fractie begrijpt dat. Eigenlijk kun je zeggen: Nederlanders zijn gewoon mensen. Niemand is immuun voor de berichten die wij dagelijks in de krant lezen en op tv zien. De kredietcrisis en de daaropvolgende economische crisis liggen nog vers in ons geheugen. Iedere dag zien de Nederlanders berichten over de Europese schuldencrisis. De overheid heeft sinds 2008 de eerste klap van de crisis opgevangen. Terwijl het begrotingstekort als gevolg hiervan met tientallen miljoenen per dag razendsnel opliep, kon de koopkracht in Nederland nog gewoon stijgen. Dit had tot gevolg dat de overheidsfinanciën uit het lood werden geslagen. Iedere Nederlander weet dat dit niet kan doorgaan.

Het is in dit kader dat het Sociaal en Cultureel Planbureau spreekt van "donkere wolken". Met de Europese crisis die boven ons hoofd hangt, zijn immers de economische vooruitzichten inderdaad niet goed. Tegelijkertijd is de schuldencrisis in de kern een vertrouwenscrisis. Landen die nu het zwaarst in de problemen zitten, hebben het vertrouwen van de financiële markten verloren. Het is dus zaak dat Nederland dat vertrouwen niet verliest. De VVD is er van meet af aan duidelijk over geweest dat maatregelen nodig zijn om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Dit is nodig om het vertrouwen te herstellen en om sterker uit de crisis te komen. Wij zijn er ook duidelijk over geweest dat iedereen die maatregelen zal gaan voelen. Immers, in een rijksbegroting waarin meer dan de helft van het geld gaat naar zorg en sociale zekerheid, zullen bezuinigingen ook neerslaan bij die mensen die nu het meeste profijt hebben van zorg en voorzieningen voor sociale zekerheid. Dit is pijnlijk, maar het kan ook aanleiding zijn om het heft weer in eigen handen te nemen.

Laat ik dat toelichten. Ik ben het rapport namelijk gaan doorspitten op de vraag waar die sombere wolken vandaan komen. En zie daar: na meer dan 300 pagina's komt het antwoord op werkelijk de allerlaatste bladzijde. Daar staat: "Wij hebben geconstateerd dat er op vele gebieden hardnekkige sociale ongelijkheid is. Of het nu gaat om de gezondheidssituatie en levensverwachting, om onderwijsachterstanden, om politieke invloed, om de kwaliteit van de woning en woonomgeving, of om de kans om werkloos te raken, de verschillen zijn soms groot en lopen langs de lijnen van het opleidingsniveau."

Het rapport bewijst ook dat de verschillen niet groter zijn geworden, integendeel. Juist het opleidingsniveau is iets wat mensen zelf kunnen verbeteren. Dat bleek ook uit de armoedemonitor. 93% van de kinderen die uit een arm gezin komen, zijn later niet meer arm. Ook hier weer is onderwijs de bepalende factor. In Nederland kun je dus van een dubbeltje een kwartje worden, en dat is mooi. Dat kan via onderwijs en via werk. Precies op de punten waarover in het rapport zorgen worden geuit over het onderwijs, bijvoorbeeld over de kwaliteit van het onderwijs en over de leerwinst, neemt het kabinet in deze jaren maatregelen. In Nederland kun je je positie verbeteren. Wij vragen van mensen die dat kunnen, om dat te doen. Voor de mensen die echt de ondersteuning van de overheid nodig hebben, is er een goed vangnet en zijn er sociale voorzieningen die wij tot in lengte van jaren goed en betaalbaar willen houden.

Immers, het kabinet stelde in de reactie terecht dat er veel moet gebeuren om te voorkomen dat de goede uitgangspositie van Nederland, waaraan ik eerder refereerde, verloren gaat. Er moet ook nog veel gebeuren om de komende schuldencrisis het hoofd te bieden. Soms denken partijen dan dat het misschien beter is om nu maar wat minder te bezuinigen of moeilijke hervormingen in de sociale zekerheid en de zorg te vermijden. Het omgekeerde is waar. Wij treffen nu juist maatregelen om op de lange termijn beter af te zijn. Wij doen dat om onze rekeningen niet naar de volgende generaties door te schuiven en om de positie van Nederland verder te verbeteren. Dat is essentieel voor het vertrouwen in Nederland en essentieel voor onze toekomst. Wij hebben er vertrouwen in dat Nederland daarmee sterker uit de crisis komt. "Nederland" klinkt alleen zo abstract. Mij gaat het om de Nederlanders, Nederlanders die heel veel aankunnen, maar die ook graag klagen. Ik citeer nogmaals uit het rapport: "Het doet er niet toe hoe het echt gaat, het gaat gewoon nooit goed. Er is een constante meerderheid van de bevolking die het in Nederland eerder de verkeerde dan de goede kant ziet opgaan. Die stemming is bijzonder stabiel. Wat er de afgelopen jaren ook is gebeurd, tussen de 60% en 65% van de burgers is somber gestemd over waar het met Nederland naartoe gaat." Misschien is dat wel omdat wij ons constant willen verbeteren. Misschien zijn we daarom somber gestemd, omdat we nog niet tevreden zijn. Maar dat is tevens een mentaliteit waarmee Nederlanders de crisis te lijf kunnen gaan.

Mevrouw Karabulut (SP):

"Wij gaan ervoor zorgen dat mensen met een kleine beurs er niets van merken." Weet de heer Harbers wie dit heeft gezegd?

De heer Harbers (VVD):

Dat zou zelfs een VVD-minister als Henk Kamp geweest kunnen zijn, maar ik weet niet of hij dat daadwerkelijk heeft gezegd.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zal de heer Harbers uiteraard helpen. Dit was de premier vlak voor de verkiezingen, 2 juni 2010. Dat was niet alles. Premier Rutte voegde daaraan toe: "Chronisch zieken en gehandicapten en mensen die langdurig zijn aangewezen op een uitkering, daar trekken we extra veel geld voor uit. Ik verzeker iedereen dat de VVD nooit, maar dan ook nooit de rekening van deze crisis zal neerleggen bij de mensen die het schild van de overheid het hardst nodig hebben." Hij zei dat voor de camera's van Novum Nieuws. Hoe verhouden deze uitspraken zich tot de politieke keuzes van de VVD om de rekening van de crisis bij chronisch zieken en gehandicapten neer te leggen?

De heer Harbers (VVD):

Het verhaal is tweeledig, zoals ik zo-even heb gezegd. Van de mensen die wij aan de slag kunnen krijgen, van de mensen die het op eigen kracht kunnen redden, van de mensen tegen wie de overheid misschien ook wel veel te lang heeft gezegd "kom maar hier, wij regelen het wel; u hoeft niets meer te doen" vragen wij ook zelf weer iets meer het heft in eigen handen te nemen, om daarmee de voorzieningen voor de mensen die het het hardst nodig hebben, overeind te kunnen houden. Neem bijvoorbeeld de bezuiniging op de persoonsgebonden budgetten. Die bezuiniging heeft tot doel dat de regeling niet volledig uit de hand loopt en dat de mensen die een indicatie hebben voor zorg in een verzorgingshuis wel hun pgb kunnen houden. Daarom zeggen we tegen andere mensen dat er zorg in natura is. Dat houdt niet in dat er geen zorg meer is. Er is altijd zorg, maar die is wel op een andere manier georganiseerd.

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Harbers en de VVD voeren pure VVD-politiek uit en hebben deze belofte gebroken. Immers, juist mensen die hun eigen verantwoordelijkheid nemen, de chronisch zieken en gehandicapten gaan er tientallen procenten en honderden euro's op achteruit. Wat vindt de VVD ervan dat een paar met minimumloon, chronisch zieken en gehandicapten € 1272 minder overhouden in vergelijking met 2008? Hoe moeten zij het rondbreien?

De heer Harbers (VVD):

Ik ben de eerste om te erkennen dat het geen vetpot is, maar onze belofte staat. Wij willen voor de mensen die het het hardst nodig hebben de regeling tot in lengte van jaren op een gezonde manier betaalbaar houden, zonder dat we in volgende generaties nog maar aan één knop kunnen draaien, namelijk belastingverhoging. Die belofte is VVD-beleid. Dat staat ook bij dit kabinet als een huis.

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot, voorzitter. De VVD straft mensen die hun eigen verantwoordelijkheid nemen, pakt chronisch zieken en gehandicapten en laat degenen die het hebben verprutst, de bonusvangers, de speculanten, de bankiers, degenen die de crisis hebben veroorzaakt, volledig buiten schot. Immers, er kunnen ook andere politieke keuzes gemaakt worden door niet deze mensen, die heel hard hun best doen en al heel moeilijk rondkomen, te pakken, maar door bijvoorbeeld iets te doen aan de villasubsidie of door iets te vragen van de mensen met de allerhoogste inkomens. Het doet mij pijn om te constateren dat hierover dus blijkbaar gelogen is.

De heer Harbers (VVD):

Als de VVD het verwijt krijgt van Elsevier en De Telegraaf dat zij nivelleert, kan het niet allebei tegelijk waar zijn.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Nee, dat nivelleringsverhaal is grote onzin. Dat heb ik net al betoogd.

De heer Harbers gaat hiermee voorbij aan de kern van de kritiek die wij en ook veel adviseurs van het kabinet, waaronder het Sociaal en Cultureel Planbureau, hebben. De heer Harbers schetste net eerst dat de huidige staat van Nederland, zoals het kabinet die georven heeft, oké is. Dat erken ik ook. Maar dat is op geen enkele manier een verdienste van dit kabinet. Dat heeft het kabinet zo georven van zijn voorgangers. Dat hebben we te danken aan Nederlanders zelf.

De tweede constatering van de heer Harbers is dat het bezuinigingsbeleid zo goed bedoeld is en dat het bedoeld is om het in de toekomst beter te maken. Maar de kern van mijn kritiek en van de kritiek van het Sociaal en Cultureel Planbureau is juist dat het bezuinigingsbeleid door de keuzes die dit kabinet maakt, leidt tot grote maatschappelijke kosten, die de degelijkheid van de financiën juist ondermijnen. Die grote maatschappelijke kosten komen later namelijk keihard terug bij de overheid, bijvoorbeeld in het kader van de psychiatrische zorg. De heer Harbers moet hier nu maar eens uitleggen, hoe hij ondanks die grote maatschappelijke kosten toch tot een degelijk financieel beleid komt.

De heer Harbers (VVD):

Mevrouw Sap verwijt mij dat ik voorbij ga aan de kern van de kritiek van het SCP. Omgekeerd zou je kunnen zeggen dat mevrouw Sap en vele anderen in de Kamer voorbijgaan aan de kern van het rapport zelf, dat geen negatieve boodschap heeft over de Nederlanders. In de afgelopen jaren zijn er ook dingen goed gegaan. Het rapport blikt tien jaar terug. Gedurende een groot deel van die jaren zat ook de VVD in het kabinet. Niet alles van het afgelopen kabinet was verkeerd, maar op een aantal punten zijn de uitgaven heel erg uit de hand gelopen. Ik weiger mij erbij neer te leggen dat er in Nederland meer behoefte is aan psychiatrische zorg dan in de omringende landen. Ik weiger mij erbij neer te leggen dat wij in ons land meer dan in welk land in de Europese Unie dan ook mensen in de Wajong opnemen of in de Wet sociale werkvoorziening. Overal om ons heen bewijzen landen dat je mensen ook kunt opnemen in de samenleving en op een goede manier aan echt werk kunt houden. Als dat het effect is van het beleid van dit kabinet, bewijzen wij de Nederlanders op lange termijn een ongelofelijk grote dienst, omdat wij daarmee én financiële degelijkheid bieden én de weerstand van mensen aanzienlijk vergroten, doordat ze zelf het heft in handen nemen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De heer Harbers weigert in te zien dat door dit kabinetsbeleid straks zelfs nog meer dan één op tien kinderen in Nederland in armoede moeten leven, dat door dit kabinetsbeleid straks een derde van de mensen die nu gebruikmaken van het persoonsgebonden budget, zorg moeten gaan mijden en helemaal tussen wal en schip vallen, dat straks chronisch zieken en gehandicapten gedwongen weer achter de geraniums moeten zitten omdat zij geen ondersteuning meer kunnen krijgen bij het aan de slag komen of bij het aan het werk blijven, en dat straks ouders minder moeten gaan werken omdat zij de kinderopvang niet meer kunnen betalen. Al dit soort effecten van het beleid van dit kabinet leggen juist een tikkende tijdbom onder de samenleving en onder de overheidsfinanciën op langere termijn. Dat is het kernpunt waar alle adviseurs van dit kabinet op wijzen, zoals het Centraal Planbureau, nu het Sociaal en Cultureel Planbureau. De kritiek die het Sociaal en Cultureel Planbureau geuit heeft bij de presentatie van dit rapport, is ongekend scherp. Dat is nooit eerder in Nederland vertoond. Toch blijft ook de VVD van de heer Harbers daar volledig doof voor. Waarom als hij toch weet dat dit een tikkende tijdbom is, straks ook, onder de overheidsfinanciën en onder de samenleving?

De heer Harbers (VVD):

Geen van beiden hoeven we te weigeren in te zien dat we een totaal andere visie hebben op de samenleving. Net heb ik in mijn betoog gezegd dat de ongekende kritiek niet gestaafd wordt door de feiten. Dat vind ik ongekend van een rapport van een adviesbureau van de regering. Maar laat ik er eens een paar voorbeelden uitlichten die mevrouw Sap net noemde. De Armoedemonitor van gisteren ging over kinderen die in armoede opgroeien. De armoede in Nederland is ongeveer gelijk gebleven na drie jaar waarin wij een van de allerzwaarste economische crises hebben meegemaakt. Dat dat kan, is ook een verdienste. In het rapport van eind augustus dat ik zojuist aanhaalde, staat dat kinderen die in armoede zijn geboren, niet automatisch arm blijven, maar dat 93% van hen erin slaagt om zich aan de armoede te ontworstelen. Ook na de maatregelen die dit kabinet neemt, vergoed de overheid nog steeds meer dan 90% van de kosten van de kinderopvang voor laagbetaalden. Dat zijn allemaal kansen voor mensen om zich te verbeteren. Maar daar scheiden zich waarschijnlijk de wegen van mevrouw Sap en mij.

De voorzitter:

Mevrouw Sap, tot slot en een beetje korter als het kan.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De wegen scheiden zich inderdaad hier: of je denkt dat je mensen kansen biedt door alles af te breken wat er tot nu toe is opgebouwd om mensen in hun kracht te zetten en een zetje in de rug te geven als ze dat nodig hebben, of je denkt dat je mensen kansen biedt door ze op cruciale momenten wel een zetje in de rug te geven. Wat de heer Harbers net allemaal aan voorbeelden noemde, gaat niet in op de kern, namelijk dat er veel onderbouwde kritiek ligt. Uit berekeningen van het kabinet zelf blijkt dat een derde van de mensen zorg gaat mijden. Uit berekeningen in allerlei verschillende onderzoeken blijkt dat ouders zich gaan terugtrekken van de arbeidsmarkt als de kinderopvangbezuinigingen op deze manier worden doorgevoerd. Daar hoor ik geen enkele reactie op. Dat is mijn verwijt. Je mag van visie verschillen, maar je moet niet blind en doof blijven voor de effecten van het beleid, zeker niet als zo'n indrukwekkend aantal adviseurs van het kabinet daarop wijst.

De heer Harbers (VVD):

Laat ik kortheidshalve zeggen dat ik ingegaan ben op de voorbeelden die mevrouw Sap zelf aangeeft. Die bewijzen voor mij dat mensen tot heel veel in staat zullen zijn zonder de steun van de overheid, maar ik heb mogelijk een wat optimistischer mensbeeld. Waar nodig, moet er een zetje in de rug zijn. Dat zetje in de rug is bijvoorbeeld onderwijs. Dat geven wij bijvoorbeeld door te kijken naar het functioneren van leraren. Dat is bijvoorbeeld een prestatiebeloning voor een heel goede leraar, van wie je hoopt dat hij zo gemotiveerd is in zijn werk dat hij kinderen nog jarenlang dat zetje in de rug blijft geven. Er hoeft niet altijd automatisch geld bij. De les van dit regeerakkoord is ook om een stap verder te komen met dit land.

De heer Cohen (PvdA):

Er hoeft niet altijd automatisch geld bij. Daarom kan ik mij ook heel goed voorstellen dat leraren die er zin en plezier in hebben, ook rustig doorwerken zonder een prestatiebeloning. Maar dat wou ik helemaal niet vragen.

De heer Harbers zei net: ik weiger mij erbij neer te leggen dat in Nederland meer mensen in de sociale werkvoorziening zitten dan elders. Ik ben onlangs weer een keer op bezoek geweest bij een grote fabriek die karton maakt in Hoogeveen. Daar werkt een aantal mensen vanuit de sociale werkvoorziening. Die doen daar het soort werk dat in Nederland eigenlijk niet meer te doen is omdat je dat alleen maar in het buitenland kunt doen tegen die prijs. Ik zie niet in hoe je de mensen die daar werken, op een andere manier aan het werk kunt krijgen en hoe je kunt zeggen: in het buitenland zijn er ook veel minder van die mensen. 30.000 banen wil dit kabinet wegbezuinigen uit de sociale werkvoorziening. Wat gaan die mensen voor werk doen als je nu al ziet dat ze dat alleen maar dankzij die sociale werkvoorziening doen? Je kunt wel zeggen dat je weigert om je daarbij neer te leggen, maar hoe ga je dat doen?

De heer Harbers (VVD):

Als ik het over het buitenland heb, heb ik het niet over een exotisch, vreemd, ver gelegen buitenland. Dan heb ik het over wat in dit boek van het SCP staat, namelijk het omringende buitenland: Duitsland, België, Zweden, Engeland, Frankrijk. Nergens is er zo'n hoog percentage mensen in de sociale werkvoorziening als in Nederland. Daar lukt het dus. Ook daar zijn vergelijkbare fabrieken, bedrijven en kantoren. Ik ken gemeenten waar mensen die een indicatie hebben voor de sociale werkvoorziening, medewerker zijn in de catering en de ontvangst van mensen op het gemeentehuis. Ik ken uit mijn verleden als wethouder in Rotterdam een aantal ontzettend goede bedrijven in Rotterdam waar een op de acht werknemers bewust zijn gerekruteerd uit de doelgroep voor de sociale werkvoorziening. Daar zijn ze misschien aangenomen voor licht, eenvoudig productiewerk, maar wisten ze ook te groeien in hun werk, doordat ze werden opgenomen in het bedrijf en niet een apart plekje kregen in de kantine of werden weggestopt in een andere werkplaats. Ik gun het heel veel mensen om ook die stap te zetten. Tegelijkertijd moet er een goede sociale werkvoorziening zijn voor mensen voor wie die stap te groot is. Voor hen zal altijd een beschermde omgeving voor nodig blijven.

De heer Cohen (PvdA):

Wie ben ik om dat die mensen niet gunnen? Natuurlijk! Het allereerste dat je moet doen en proberen, is mensen aan het werk helpen, ook mensen die nu in de sociale werkvoorziening zitten. Ik vind het allemaal veel te gemakkelijk om dan te zeggen: wij halen een hoop van die plaatsen weg en die mensen komen wel aan het werk. Dat is zeker het geval als je voor begeleiding naar werk ook nog eens zegt: zoek het maar uit. Het effect hiervan zal zijn dat alle mensen die nu dankzij de sociale werkvoorziening werk hebben, in de sociale werkvoorziening zelf of in bedrijven, dat straks niet meer hebben. Dan is het dus keihard beleid om te zeggen: het kan ook zoals in het buitenland. De heer Harbers vergat echter te zeggen dat de werkloosheid daar groter is. Kan het zo zijn dat een aantal mensen die dankzij onze sociale werkvoorziening aan het werk zijn, in het buitenland wellicht niet aan het werk zijn?

De heer Harbers (VVD):

Ook dit kan ik weer samenvatten aan de hand van het verschil in mensbeeld tussen de heer Cohen en mij. Ik ben een liberaal en ik geloof dat je mensen een zetje kunt geven en dat zij tot veel meer in staat zijn dan vele mensen denken. Ik geloof er niet in dat je iedereen automatisch aan beide handen moet meenemen. Dat is volgens mij simpelweg het verschil in het mensbeeld tussen de heer Cohen en mij.

De heer Cohen (PvdA):

Ik raad de heer Harbers aan om nog maar eens goed naar het mensbeeld van sociaaldemocraten te kijken. Hier klopt namelijk helemaal niets van. Het mensbeeld van sociaaldemocraten is dat je zo veel mogelijk mensen aan het werk moet helpen. Wij zijn de Partij van de Arbeid. Weet de heer Harbers het nog wel; arbeid? Natuurlijk moet je het doen. Degenen die het niet op eigen kracht kunnen, moet je helpen. En uitsluitend voor degenen die het helemaal niet zelf kunnen, zoek je een regeling. De heer Harbers moet niet net doen alsof mensen maar een uitkering geven en ze thuis te laten zitten, het mooiste is dat sociaaldemocraten kunnen verzinnen. Daar is geen sprake van. Ik raad de heer Harbers aan om het nog maar eens goed na te kijken.

De heer Harbers (VVD):

De heer Cohen begon zijn antwoord – het kan freudiaans zijn geweest – door te zeggen: wij moeten mensen zo veel mogelijk aan het werk helpen. Dat houdt in: alle mensen. Dan moeten wij het weer doen. Ik ga ervan uit dat heel veel mensen zelf tot veel meer in staat zijn dan de eindeloze trajecten die de overheid daarvoor de afgelopen tien à twintig jaar heeft opgetuigd. Die reserveer ik liever voor de mensen die er echt behoefte aan hebben.

De heer Koolmees (D66):

Ik spreek de heer Harbers juist als liberaal aan. Ik citeer: de hardwerkende Nederlander betaalt zich blauw en ziet steeds minder terug. Dit was een VVD-uitspraak tijdens de afgelopen verkiezingen. Hoe bekijkt de VVD-fractie nu het maatregelenpakket van "Robin Rutte", zoals het ook in de pers is omschreven?

De heer Harbers (VVD):

Ik bekijk dat pakket als volgt. Ten eerste hebben wij iedereen in Nederland verteld dat zij de komende jaren erop achteruitgaan. Ten tweede blijkt uit de koopkrachtplaatjes, waarover de heer Koolmees het eerder in dit debat al had, dat werkende Nederlanders met een middeninkomen er minder op achteruitgaan dan andere groepen Nederlanders. Op die manier lossen wij ook die belofte in.

De heer Koolmees (D66):

De VVD heeft echt campagne gevoerd door te zeggen: wij gaan de lasten verlichten. Ik kan mij al die verkiezingsposters nog herinneren: een kleinere overheid is minder lasten. Nu blijkt echter dat dit kabinet een heleboel nivelleringsmaatregelen neemt. Sterker nog, de heer Wilders heeft naar aanleiding van Prinsjesdag gezegd dat er voor minimaal 1 mld. aan nivelleringsmaatregelen is genomen. Dat moet toch pijn doen bij de VVD?

De heer Harbers (VVD):

De heer Koolmees haalt ons verkiezingsprogramma aan. Ik ben heel blij dat hij dit zo goed kent, want dit is het enige document in de Nederlandse politiek waar ik 100% achtersta. In ons verkiezingsprogramma wilden wij zodanig bezuinigen dat er ruimte voor een forse lastenverlichting zou ontstaan. Wij zijn gaan regeren met partners die in ieder geval 18 mld. wilden bezuinigen – daar ben ik heel blij mee – maar niet de 29 mld. die wij ons hadden voorgenomen. Wij kunnen daardoor wel de overheidsfinanciën op orde brengen, maar is er helaas nog niet de benodigde ruimte voor lastenverlichting. Met dit prudente begrotingsbeleid komt het daarbij echter eerder in de buurt dan als wij het verkiezingsprogramma van de heer Koolmees hadden gevolgd. D66 wilde namelijk nog 3 mld. minder bezuinigen.

De heer Koolmees (D66):

D66 heeft het dan ook niet beloofd in haar verkiezingsprogramma. Dat scheelt; dat is een groot verschil. Ik constateer dat de VVD tijdens de campagne veel grote woorden heeft gebruikt die zij achteraf niet kan waarmaken.

Voorzitter: Van Gent

De heer Harbers (VVD):

Wij hebben heel veel woorden gebruikt, maar de allergrootste belofte was dat wij ervoor wilden zorgen dat de financiën van dit land weer op orde zouden komen. Dat hebben wij niet beloofd omdat het abstracte begrip "financiën" ons zo aan het hart gaat, maar wel omdat dit de garantie biedt dat ook volgende generaties de ruimte hebben om zonder hoge belastingverhogingen hun ding te doen in dit land.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Hoe gaat het met Nederland? Dat is de vraag die het SCP heeft onderzocht. Nou, het gaat goed met Nederland. Nederland heeft een sterke economie en is op Luxemburg na het rijkste land in Europa. Nederlanders zijn solidair en slim. Driekwart van de Nederlanders zegt kleinere inkomensverschillen te willen. Toch zorgt de politiek er al een jaar of twintig voor dat de verschillen groter worden. Wat gaat het kabinet doen om eindelijk tegemoet te komen aan deze vraag van de mensen? Dat is mijn eerste vraag aan de premier.

Er zijn twee grote problemen in Nederland. Het eerste is dat te weinig mensen profiteren van de rijkdom die we bezitten. Het tweede grote probleem is dit kabinetsbeleid. Een groeiende groep Nederlanders, vooral zij die niet een hoge opleiding hebben afgemaakt, blijft achter. Ze leven in onzekerheid over hun baan, hun gezondheid, de toekomst van hun kinderen en soms zelfs de maaltijd die ze die avond wel of niet kunnen eten. In 2010 is de armoede in Nederland niet afgenomen maar gegroeid. 1,1 miljoen mensen leven in Nederland in armoede naar Nederlandse maatstaven. Een van de grootste schandvlekken van onze tijd is naar mijn mening dat de politiek toestaat dat straks een op de negen kinderen in Nederland in armoede opgroeit. Hoe goed gaat het dan met je land? Ook steeds meer zelfstandigen slijten hun dagen in armoede. Dit kabinet van verantwoordelijkheid nemen kijkt weg voor de problemen van deze mensen die hun verantwoordelijkheid namen. Steeds vaker weten ook zij niet hoe ze het eind van de maand moeten halen. Het is ook beschamend dat er anno 2011 mensen zijn in Nederland die soms honger lijden, dat er voedselbanken nodig zijn. Die voedselbanken zouden we overbodig moeten maken. Dat zijn gevolgen van politieke keuzes. De lonen zijn te laag, de uitkeringen zijn te laag. Dat is ontstaan in een periode van jaren.

Uit een onderzoek van de SP onder de voedselbanken blijkt dat er een gigantische run is op de voedselbanken. Er zijn wachtlijsten ontstaan. Wachtlijsten voor de voedselbank! Zo ver zijn we ondertussen. Mevrouw Robijn heeft 30 jaar lang bij de HEMA gewerkt. Ze is ontslagen door ziekte en via de WW snel in de bijstand beland. Zij redt het financieel niet meer, maar dapper als ze is, zet ze haar strijd voort als vrijwilliger bij de voedselbank. Ondertussen kunnen die voedselbanken de groeiende vraag niet meer aan en zitten ze met een probleem omdat ze getroffen door de crisis onvoldoende voedsel krijgen. De staatssecretarissen Bleker en De Krom erkennen dat voedselvoorziening voor de mensen die zonder zitten een nationale verantwoordelijkheid is. Maar een gesprek? Nee hoor, ho maar. Niet alleen een klap in het gezicht voor al die vrijwilligers die doen wat de overheid nalaat maar ook pijnlijk voor de mensen die er nu afhankelijk van zijn. Is de premier bereid om zijn hand uit te steken naar deze mensen? Niet alleen in gesprek gaan met gewone banken maar nu ook eens met de voedselbanken. Want het is toch heel krom dat er miljarden worden gepompt in het redden van banken en falende staten maar dat de premier geen nationaal voedselprogramma van de grond zou weten te tillen?

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De bezuinigingen in de eigen bijdragen in de zorg, het pgb, de jeugdzorg, het speciaal onderwijs, de sociale werkplaatsen, de uitkeringen en het armoedebeleid raken hen die meer, betere en excellente zorg, onderwijs en werk nodig hebben heel hard in hun portemonnee. Honderden, soms duizenden euro's per jaar. Dat blijkt ook uit een onderzoek van de 32 grote gemeenten. Wat vindt het kabinet ervan dat juist mensen die werken toch arm zijn en nog armer worden, dat chronisch zieken en gehandicapten met een laag inkomen geen beroep meer zullen doen op zorg omdat ze het niet meer kunnen betalen, dat vrouwen weer achter het aanrecht belanden omdat de kinderopvang onbetaalbaar is geworden? Wat kost dat de samenleving, zo vraag ik de premier van alle Nederlanders. Deelt de premier mijn mening dat niet meer armoede het doel moet zijn maar juist minder? Graag een reactie.

Jobs, jobs, jobs, zei de premier tegen president Obama. Maar waarom schrapt dit kabinet dan 60.000 banen in de sociale werkplaatsen? En wat van die duizenden banen die door de bezuinigingen op het persoonsgebonden budget en de ggz verdwijnen en de 6000 fulltimebanen die verdwijnen in het speciaal onderwijs? Of bedoelt hij de banen voor mensen met een arbeidsbeperking die als het aan dit kabinet en de PVV ligt straks onder het minimumloon mogen gaan verdienen? Niet alleen worden zij heel hard geraakt door de bezuinigingen, hogere ziektekosten en minder zorg, maar ook door het feit dat zij straks tweederangswerknemers worden terwijl zij naar volste vermogen werken.

Nederland is een mooi land. De mensen geven er massaal aan dat zij naar elkaar willen kijken. Vanochtend bleek dat Nederland meer dan welk ander land ook schenkt aan goede doelen. Maar dit kabinet maakt het er niet mooier op. De Staat wordt steeds minder sociaal en trekt zich steeds minder aan van het welbevinden van de Nederlanders. Hoe pijnlijk het ook is, een groeiende groep in Nederland ervaart weer wat wij dachten uitgebannen te hebben: honger. Wij volksvertegenwoordigers moeten ons daar iets van aantrekken. Daarom heb ik aan het eind van dit verhaal maar één vraag: hoe denkt de premier voor alle Nederlanders premier te kunnen zijn als hij toestaat dat honger voor steeds meer Nederlanders bittere realiteit is en niet langer iets wat zij op tv zien?

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Als ik voorgaande sprekers hoor over het SCP-rapport "De sociale staat van Nederland 2011", dan vraag ik mij af of wij hetzelfde rapport hebben gelezen. Volgens het SCP gaat het goed met de meeste Nederlandse burgers. In de afgelopen tien jaar is de leefsituatie in onze samenleving op tal van terreinen onafgebroken verbeterd. Vooral de kwaliteit van leven van mensen met een laag inkomen, niet-westerse migranten en ouderen boven de 65 jaar is er de afgelopen tien jaar meer dan gemiddeld op vooruitgegaan. Wij hebben in de EU bijna het hoogste nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, de laagste werkloosheid en de laagste inflatie.

Natuurlijk zijn er ook zorgen. Deze regering is nog bezig met het verwerken van de klappen van de vorige crisis en de volgende recessie lijkt zich al weer aan te dienen. Mensen maken zich uiteraard zorgen over hun baan, hun inkomen, hun pensioen. Juist daarom is het belangrijk dat wij de problemen niet vooruitschuiven, maar daadkrachtig aanpakken. Dat moeten wij doen in Europa, omdat de welvaart en werkgelegenheid in Nederland sterk afhankelijk zijn van de export en de handel, en in Nederland zelf, omdat wij nog steeds per dag 70 mln. meer uitgeven dan er binnenkomt. De Kamer zal daar vanavond ook nog over debatteren. Nu al, zo zeg ik tegen de heer Cohen, betalen wij jaarlijks ruim 10 mld. aan rente op de staatsschuld. Dat is meer dan wij aan het primair onderwijs uitgeven en vier keer zoveel als wij aan de sociale werkvoorziening uitgeven. Schulden doorschuiven naar onze kinderen is niet sociaal. De partijen die dit debat hebben aangevraagd, zouden de regering juist moeten toejuichen en moeten prijzen voor de verantwoordelijkheid die zij neemt om de financiën op orde te brengen, om het groeivermogen van de economie te stimuleren en de participatie te bevorderen. Natuurlijk laten wij zien dat wij alert zijn op een ongewenste cumulatie van de effecten van bezuinigingen. Neem de begroting voor 2012. Een aantal voorgaande sprekers heeft daar ook naar verwezen. De koopkracht van de mensen met de lagere inkomens is met 1 mld. gerepareerd, door de zorgpremie beter te spreiden, door de regelingen voor het kind meer inkomensafhankelijk te maken en door extra geld uit te trekken voor de bijzondere bijstand. De premier heeft tegen de Kamer gezegd dat hij in het bijzonder zal letten op de positie van chronisch zieken en gehandicapten. Ook bij de toeslagen voor kinderopvang en zorg worden vooral de mensen met de lagere inkomens ontzien. Niet voor niets kopten enkele kranten vorige week: rechts kabinet met linkse loonstrookjes. Het kabinet heeft bovendien ook een coördinerend bewindspersoon aangesteld om de samenhang te bewaken om ongewenste effecten te voorkomen. Daarbij hoort ook het zorgvuldig begeleiden van de omvangrijke decentralisatie naar de gemeenten. De CDA-fractie heeft er vertrouwen in dat dit, waar nodig, ook tot bijstelling kan leiden. Wij houden natuurlijk ook zelf de vinger aan de pols.

Als wij naar het rapport kijken, kunnen wij er niet omheen dat het Sociaal Cultureel Planbureau constateert dat de tweedeling tussen lager en hoger opgeleiden door de tijd heen nog hardnekkig blijkt te zijn. Dit vertaalt zich in minder kansen voor lager opgeleiden op de arbeidsmarkt, een slechtere gezondheid en een lagere sociale participatie. Als wij dat willen doorbreken, dan kan dat alleen langs de weg van onderwijs en werk. Ik steun de lijn van de heer Harbers. Dit onderwerp is nadrukkelijk aan de orde geweest in het algemeen overleg over armoede en schulden. Ik zal morgen samen met de heer Spekman in het VAO over dit onderwerp een motie indienen over de ambitie om ook de armoede onder met name de gezinnen met kinderen terug te dringen. Dat wij kinderen in staat stellen om die kansen te grijpen, moet echt een ambitie blijven van het kabinetsbeleid. Uit een eerder SCP-rapport blijkt ook dat voor een meerderheid armoede gelukkig niet iets blijvends is en dat werk de beste weg is naar een beter inkomen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Eigenlijk sta ik een beetje versteld, want dat de VVD VVD-beleid voert, keihard bezuinigt en saneert en juist de meest kwetsbaren treft, weet ik, dat is haar ideologie, maar dat de heer Van Hijum dat doet, is toch niet uit te leggen? Zou de doelstelling van dit kabinet niet moeten zijn dat er minder armoede moet komen?

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is volgens mij de strekking van wat ik zojuist heb betoogd.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik begrijp dat de heer Van Hijum dan het voorstel zal steunen dat ik vandaag in dit debat zal doen. Hij zal dan waarschijnlijk ook steunen dat het kabinet in gesprek gaat met de voedselbanken om ervoor te zorgen dat alle Nederlanders eten krijgen. Dat is bittere realiteit. De heer Van Hijum zou dan toch ook met een voorstel moeten komen om chronisch zieken en gehandicapten en mensen die langdurig afhankelijk zijn van een uitkering te helpen, want zij leveren het meeste in. Zij kunnen niet meer rondkomen en niet meer betalen voor de zorg die zij nodig hebben. Hij laat hen anders barsten.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit waren veel vragen in een keer, maar ik zal proberen ze te beantwoorden. Het is niet sociaal en niet verantwoord als je je kop in het zand steekt en doet alsof de huidige problemen er niet zijn. Die problemen zijn er wel. Kijk naar wat landen om ons heen moeten doen om hun begroting op orde te krijgen. Wij zullen dat ook moeten doen. De rekening doorschuiven naar onze kinderen, is niet sociaal. Wat ook niet werkt, is de oplossing van de SP, namelijk de lasten verzwaren voor burgers en bedrijven waardoor werkgelegenheid verloren gaat en tegelijkertijd de koopkracht van mensen nog verder onder druk komt te staan. Ik heb het nog eens nagekeken, ook in de tegenbegroting van de SP. Daarin wordt voorgesteld de vermogensrendementsheffing te verhogen. Mensen met een beetje spaargeld mogen straks 1 mld. extra belasting gaan betalen van de SP en dat in tijden van crisis waarin wij het spaarvermogen juist willen bevorderen. Leg dat mij eens uit, want ik begrijp het niet.

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Van Hijum had iets uit te leggen, namelijk of hij kan verklaren waarom het CDA de chronisch zieken en gehandicapten zo hard raakt. Ik zal een paar voorbeelden geven. De ziektekostenpremie stijgt naar € 220 per jaar, € 100 minder bijstand per jaar, het mantelzorgcompliment wordt verlaagd, de zorgtoeslag wordt verlaagd. Het gaat om honderden euro's. Zal de heer Van Hijum dit repareren of zegt hij vandaag: ik vind het heel erg – een beetje gratis medeleven – maar sorry, wij laten de miljonairs met rust en wij leggen de rekening neer bij de chronisch zieken en gehandicapten?

De heer Van Hijum (CDA):

Uiteindelijk is werk de beste manier om armoede te voorkomen, of om daaruit te geraken. We zullen ervoor moeten zorgen dat de werkgelegenheid toeneemt en dat mensen kansen hebben op werk en inkomen; dat is de beste manier om armoede terug te dringen. Bij de chronisch zieken en gehandicapten wijs ik erop dat wij in het regeerakkoord duurzaam arbeidsongeschikten volledig hebben uitgezonderd van de bezuinigingen. In de arbeidsongeschiktheidsregelingen, in de Wajong, in tal van regelingen hebben wij rekening gehouden met situaties van mantelzorg. Ik herinner mevrouw Karabulut aan de discussie over de Wet werk en bijstand. Wij hebben extra geld uitgetrokken voor bijzondere bijstand, voor het geval er toch nog mensen door het vangnet zouden zakken. Kortom, die kwestie heeft onze aandacht en mevrouw Karabulut weet dat ook.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kruimels, kruimels, kruimels.

De heer Van Hijum (CDA):

De CDA-fractie vindt de zorg van Nederland over de manier waarop we met elkaar omgaan, een in het rapport onderbelicht element. Door alle jaren heen blijft dat de belangrijkste zorg voor de burgers. Dat is opvallend, want hetzelfde rapport laat zien dat gezins- en familieverbanden in de praktijk hecht zijn, dat veel mensen zich via vrijwilligerswerk en mantelzorg voor elkaar inzetten en dat de bereidheid tot donaties groot is; dat laatste bleek gisteren ook weer. Niettemin maken mensen zich zorgen over de gevolgen van individualisering, verslechterende omgangsvormen en de zorg voor elkaar. Bij de algemene beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter Van Haersma Buma al gezegd dat wij de premier te weinig horen over zaken als burgerschap en de verantwoordelijke samenleving. Er is al een aantal malen gerefereerd aan het bezoek van de premier aan president Obama. Wij hebben begrepen dat hij het ook goed kan vinden met zijn collega Cameron, bij wie hij onlangs ook op bezoek is geweest. Die heeft, naast zijn inzet voor een kleinere overheid en een bloeiende samenleving, ook het programma "Big Society" waar hij heel nadrukkelijk invulling aan geeft: een samenleving, waarin mensen verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en ook instrumenten voor zelforganisatie krijgen aangereikt. Ik noem twee voorbeelden: de Localism Bill, die georganiseerde burgers het recht geeft om een publiek gebouw of publieke dienst over te nemen als zij kunnen aantonen, dit zelf beter te kunnen doen; en de grotere invloed van werknemers op de arbeidstijd en arbeidsplaats, zodat zij arbeid en zorg beter kunnen combineren, the right to request, a duty to consider. Dat voorstel vormde mede de inspiratie voor het initiatiefwetsvoorstel dat wij samen met de GroenLinks-fractie voorbereiden. De CDA-fractie daagt de premier dan ook uit om vandaag de gemeenschapsagenda eens echt inhoud te geven en deze aan de Kamer toe te lichten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Over die gemeenschap gesproken: er zijn steeds meer mensen in Nederland die afhankelijk worden van de voedselbanken. Deelt u mijn mening dat het schandelijk is dat er steeds meer mensen daarvan gebruik moeten maken? En dat het kabinet, in overleg en samenwerking met de voedselbanken, moet zorgen voor voldoende voedsel?

De heer Van Hijum (CDA):

U zegt dat dit zo is, ik begrijp op basis van eigen onderzoek. Ik zou dat eerst weleens willen zien. Dat er voedselbanken zijn, is volgens mij een belangrijk gegeven voor de waarde van het maatschappelijk initiatief. Ik ben ervoor om samen een goed sociaal vangnet in stand te houden, maar het is mooi als er een particulier maatschappelijk initiatief is dat mensen die daardoorheen zakken, de helpende hand reikt. Ikzelf ben onlangs bij een voedselbank in mijn regio op bezoek geweest. Het is belangrijk dat zij er zijn. Ik denk dat de overheid daaraan verder niet veel hoeft te doen. De heer Aboutaleb, voormalig staatssecretaris, zei altijd: het Leger des Heils heffen we ook niet op. Wij hebben daar weinig bemoeienis mee. Wij vinden dit allemaal buitengewoon belangrijk. Ik denk dat het daarmee te vergelijken is.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat voedselbanken overbodig zouden moeten zijn, het gevolg zijn van falende politiek, deel ik met de heer Van Hijum. De voedselbanken zeggen nu echter: meneer Van Hijum, meneer Rutte, alstublieft, helpt u ons. Steekt u uw hand uit naar de voedselbanken of niet?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik denk dat zij in het algemeen prima in staat zijn om zelf die verantwoordelijkheid te nemen. Er is wel één suggestie die wij de staatssecretarissen De Krom en Bleker hebben gedaan, namelijk om ook gebruik te maken van het voedselhulpprogramma van de EU. Ik begreep dat er een Raadsmeerderheid is gekomen om dat programma in 2012 en 2013 in stand te houden, dus dat is nog een optie.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Karabulut. Ik zei niet voor niets tot slot. Wij gaan nu luisteren naar de heer De Jong van de PVV, de laatste spreker van de kant van de Kamer. Daarna gaan wij een kwartier schorsen.

Mijnheer De Jong, mijn excuses. U moet nog even blijven zitten, want mevrouw Sap heeft nog een vraag voor de heer Van Hijum.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik vind het opvallend dat de heer Van Hijum het beleid van het kabinet presenteert als een onvermijdelijke keuze. Hij doet dat door te wijzen op de overheidsfinanciën. Ik wijs hem er dan toch ook maar op dat aan het kabinetsbeleid wel degelijk keuzes ten grondslag liggen en dat er wel degelijk andere keuzes gemaakt hadden kunnen worden. De directeur van het wetenschappelijk bureau van het CDA heeft een paar weken geleden heel dapper zijn nek uitgestoken met de uitspraak dat het CDA de discussie over de woningmarkt moet openbreken en dat wij over de hypotheekrenteaftrek moeten gaan nadenken. Als de heer Van Hijum dat zou durven, kan hij echt andere, socialere keuzes maken, keuzes die kwetsbare groepen minder zwaar treffen. Hij kan dan kiezen voor maatregelen waardoor ouders door kunnen blijven werken en dus niet aan de kant komen te staan door de dure kinderopvang. Waarom blijft het binnen het CDA toch zo oorverdovend stil na die oproep van de van zijn eigen wetenschappelijk directeur?

De heer Van Hijum (CDA):

Het zal mevrouw Sap niet verrassen dat ik er haar dan op mijn beurt maar aan herinner dat wij hierover duidelijke afspraken hebben gemaakt. Wij willen ons niet alleen houden aan die afspraken, maar ze ook verdedigen want wij staan daar vierkant achter. Deze periode zetten wij in op het terugdringen van het overheidstekort en het versterken van ons groeivermogen. Wij doen dat, opdat wij uiteindelijk sterker uit de crisis komen. Daar past niet bij dat wij de onzekerheid vergroten en mensen met een lastenverzwaring confronteren in een tijd dat ze het door de koopkrachtontwikkeling toch al niet al te breed hebben.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het is mij uiteraard niet ontgaan dat het kabinet afspraken heeft gemaakt, maar het kan de heer Van Hijum op zijn beurt toch zeker niet zijn ontgaan dat de omstandigheden ondertussen ingrijpend zijn veranderd. Zo hebben wij nu veel meer inzicht in de vrij dramatische gevolgen van het beleid, gevolgen die uiteindelijk de overheidsfinanciën zelf dreigen uit te hollen. Verder is de economische situatie ingrijpend veranderd, waardoor er volgend jaar grote nieuwe uitdagingen op ons afkomen. Het adagium "afspraak is afspraak" is daardoor behoorlijk sleets geworden en daarom is het zo te prijzen dat de wetenschappelijk directeur van het CDA wel bereid is zijn hersens te blijven gebruiken. Het zijn keuzes die het CDA maakt …

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter, ik kan het nog een keer herhalen, maar …

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter, ik wil even mijn vraag afmaken. Is het CDA bereid om na te denken over de zinvolle gedachten die uit het eigen wetenschappelijk bureau komen?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kan het nog een keer herhalen, maar mevrouw Sap heeft in de Kamer natuurlijk wel met mij en mijn fractie te maken. Wij staan voor onze handtekening. Ik heb zojuist al toegelicht waarom wij deze maatregelen verdedigen. Als het om de sociale gevolgen gaat, wijs ik haar er toch nog maar even op dat wij daar met z'n allen bij zijn. Die gevolgen zijn geen onvermijdelijk gegeven. Wij hebben laten zien dat wij ons voor het jaar 2012 nadrukkelijk rekenschap hebben gegeven van de gevolgen van het beleid, want wij hebben effecten gecorrigeerd als wij die onaanvaardbaar vonden. Mevrouw Sap kan er dan ook op rekenen dat wij de vinger aan de pols zullen houden bij de gemeenten om te zien wat de gevolgen zijn van de cumulatie, de decentralisatie naar gemeenten en de stapeling van effecten.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het zijn inderdaad keuzes van het CDA en dit kabinet. Die keuzes zijn niet onvermijdelijk. Laat dat heel duidelijk zijn. Het CDA kiest er willens en wetens voor beleid dat de zwaksten in de samenleving en alles wat van waarde is voor mensen raakt. En dat terwijl voor de hand liggende alternatieven, die veel beter te dragen zijn voor mensen en die volgens de wetenschappelijk directeur van het CDA overwogen moeten worden, nog steeds taboe worden verklaard. Ik houd daarom vast aan mijn oproep aan het CDA: ben toch alsjeblieft bereid om je oogkleppen af te zetten en na te denken over wat echt nodig is voor dit land.

De heer Van Hijum (CDA):

Deze oproep zou geloofwaardig zijn als mevrouw Sap er ook zelf blijk van gaf te beseffen hoe urgent het is dat wij de overheidsfinanciën saneren. Eerlijk gezegd hoor ik dat in haar betoog niet doorklinken. Zij beperkt zich namelijk tot het relativeren van het belang ervan. Kijk naar de landen om ons heen, kijk naar de druk op onze eigen economie en werkgelegenheid en ook mevrouw Sap zal inzien dat wij orde op zaken moeten stellen en dat wij het groeivermogen van de economie moeten versterken. Dat is dus heel iets anders dan voorstellen van GroenLinks voor belastingverhogingen en het heffen van btw op vlees. Dat soort maatregelen zou de koopkracht van mensen alleen nog maar meer onder druk zetten.

De voorzitter:

Het woord is nu dan toch echt aan de heer De Jong van de PVV.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij de sociale staat van Nederland en de effecten van de aangekondigde maatregelen. De afgelopen tien jaar ging het goed met Nederland. De kwaliteit van leven ging er voor de meeste mensen op vooruit. In 2011 gaat het nog altijd goed, aldus het genoemde SCP-rapport. Ondanks de schommelingen in de economie is de woonsituatie, gezondheid, sociale participatie, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en het bezit van duurzame consumptiegoederen voor alle groepen onafgebroken verbeterd. Per hoofd van de bevolking hebben wij zelfs het hoogste inkomen van de EU.

De financiële crisis en de door de jaren heen uit de hand lopende regelingen dwingen het kabinet om 18 mld. te bezuinigen; vandaar dat dankzij de gedoogconstructie eindelijk de linkse hobby's worden aangepakt. Zo snijden wij in de EU-bijdrage, halen wij 1 mld. weg bij ontwikkelingshulp en pakken wij de cultuursubsidies aan. Mooi. Er worden echter ook pijnlijke maatregelen genomen. Daar loopt de PVV-fractie niet voor weg. Wij nemen verantwoordelijkheid in deze moeilijke tijd. Wij kunnen de kinderen van ons land namelijk niet opzadelen met een groeiende staatsschuld. Daarbij moet blijven gelden dat wij de sociale zekerheid beschermen en beschikbaar houden voor hen die haar echt nodig hebben. Dat is precies wat de PVV doet. Als men goed heeft geluisterd naar de inbrengen van de oppositiepartijen, lijkt het alsof het kabinetsbeleid van het afgelopen jaar aan de basis staat van de huidige crisis. Daar gaan wij niet in mee. Wij stellen ons verantwoordelijk op en wachten de loonstrookjes van januari en de werkelijke koopkrachtcijfers van augustus af.

De financiële crisis roept op tot daadkracht en actie. Deze regering, met de PVV als gedoogpartner, toont die daadkracht en vertaalt die in daadwerkelijke maatregelen. Dat deze maatregelen pijnlijk zijn zal niemand hier ontkennen, maar dat ze noodzakelijk zijn wel. Blijkbaar steken sommigen liever de kop in het zand om mooi weer te kunnen blijven spelen. Als wij niets doen of als links het hier voor het zeggen krijgt, worden de problemen echter slechts groter en zal op termijn de sociale zekerheid niet meer houdbaar zijn voor hen die haar echt nodig hebben.

Wij maken ons hard voor Henk en Ingrid. Daarom is er ook een pakket van 900 mln. beschikbaar gesteld zodat de pijn van de bezuinigingen als het gaat om de koopkracht zo gelijk mogelijk wordt verdeeld over de verschillende groepen. Daarnaast is 90 mln. beschikbaar gesteld om mensen met de laagste inkomens, wanneer zij het door de genomen maatregelen moeilijk krijgen, met gemeentelijk maatwerk te ondersteunen.

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer De Jong zegt dat wij de kinderen van ons land niet moeten opzadelen met een schuld. Nee, dat moet inderdaad niet. Wij moeten de kinderen ook niet opzadelen met honger, zo lijkt mij. Mijn vraag aan de heer De Jong is voor wie hij eigenlijk kiest. Zijn PVV zei altijd op te komen voor de mensen die zorg nodig hebben, voor de mensen in de sociale werkplaatsen en voor de chauffeurs. Nu zie ik dat de PVV 60.000 plekken in de SW schrapt, dat mensen met een beperking onder het minimumloon mogen werken, dat er duizenden banen in de zorg verdwijnen en dat mensen hogere ziektekosten moeten betalen. Voor wie kiest u eigenlijk?

De heer De Jong (PVV):

Het mag geen verrassing zijn: wij kiezen voor de mensen in het land. Wij kiezen voor Henk en Ingrid. Mevrouw Karabulut weet dat, want wij hebben hierover verschillende debatten gevoerd. Zij weet dus ook dat het klinkklare onzin is dat wij met dit kabinetsbeleid mensen uit de sociale werkplaatsen zouden ontslaan. Dat is niet wat er gebeurt. Wat gebeurt er namelijk wel? Wij beschermen de sociale werkplaatsen voor hen die deze echt nodig hebben. De huidige groepen WSW'ers – dat staat ook in het regeer- en het gedoogakkoord – worden ontzien. Zij kunnen daar blijven zitten. De nieuwe instroom zal echter zo worden gestuurd dat de sociale werkplaats beschikbaar blijft voor mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek, precies waarvoor de sociale werkplaatsen ooit waren bedoeld. Daar staan wij voor.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is toch echt Pinocchio. Er verdwijnen nu al plekken. Mensen met tijdelijke contracten vliegen eruit en onderdelen van sociale werkplaatsen sluiten. Chronisch zieken en gehandicapten moeten honderden euro's meer aan zorg betalen terwijl zij dat niet kunnen. In het openbaar vervoer raken drieduizend chauffeurs hun baan kwijt, terwijl de villasubsidie voor de miljonairs blijft. Er wordt niets gevraagd van mensen met de allerhoogste inkomens. Steeds meer mensen moeten bij de voedselbank aankloppen omdat zij honger hebben. De heer De Jong kiest voor de rijken. Hij maakt de rijken rijker en de armen armer. Hij doet lekker mee met de fracties van de VVD en het CDA, de macht zoals wij die in Nederland kennen.

De heer De Jong (PVV):

Ik zal het maar herhalen. Het is wederom – en dat ben ik wel gewend van mevrouw Karabulut – klinkklare onzin. Wij kiezen voor de mensen in het land. Door mee te doen met deze gedoogconstructie heeft de PVV-fractie ervoor gezorgd dat wij nu kunnen spreken over een WSW die beschermt. Wij kunnen zeggen dat de Wajong mensen beschermt die dat echt nodig hebben. Het zijn zaken die de PVV-fractie. door haar invloed op dit kabinetsbeleid gelukkig voor elkaar heeft kunnen boksen. Mensen die zorg nodig hebben, blijven die zorg ook houden. Wij beschermen bijvoorbeeld het pgb en doen niet wat de fracties van de SP en GroenLinks willen, namelijk akkoord gaan met een overschrijding in 2015. Wij zorgen ervoor dat het pgb van mensen met een instellingsindicatie wordt beschermd. Er komt nog 5% extra bij. Wij geven daar 500 mln. extra aan uit. Het zijn allemaal zaken die de SP-fractie niet wil, niet kan en niet doet.

De PVV-fractie benadrukt dat de maatregelen die bijvoorbeeld rond de Wajong en de WSW worden genomen. juist ter bescherming van deze regelingen worden genomen. Op dit moment zitten er meer dan 200.000 mensen in de Wajong. Als wij niets doen, zijn wij op weg naar 400.000 Wajongers in 2040. Dat betekent dat 1 op de 20 jongeren straks als jonggehandicapte te boek staat. Wij hebben altijd aangegeven dat de PVV-fractie staat voor de Wajong en deze voorzieningen zeker niet om zeep wil helpen. Wij kunnen niet langer toezien hoe een hele generatie verloren gaat door het stempel "jonggehandicapt", waar zij hun leven lang niet meer vanaf komen. Daarom hebben wij besloten deze ongebreidelde instroom beter te richten op de volledig duurzaam arbeidsongeschikte jongeren, waar de Wajong ooit voor was bedoeld.

De groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten zal met loondispensatie worden begeleid naar regulier werk. Wij zorgen beter voor ze door ze juist de kans te bieden op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te gaan.

Ik heb zojuist al iets over de WSW gezegd. De sociale werkplaatsen blijven bestaan en het huidige bestand zal niet worden herkeurd. Wij willen echter de nieuwe instroom naar de WSW-plekken beter richten op die groep waarvoor de sociale werkplaatsen zijn bedoeld, namelijk de WSW'er met de indicatie beschutte werkplek. Nieuwe instroom met de indicatie begeleid werken komt in aanmerking voor loondispensatie en krijgt alle noodzakelijke ondersteuning bij het verkrijgen van regulier werk. Bestaande groepen worden echter volledig ontzien. Het gaat hier dus alleen om nieuwe gevallen.

Om de maatregelen in de WSW op een voorspoedige en verantwoordelijke manier te realiseren, is er een herstructureringsfaciliteit voor de WSW'ers opgezet ter waarde van 400 mln.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u hebt al een keer geïnterrumpeerd bij de heer De Jong en dat vind ik wel genoeg. Nog heel even dan.

Mevrouw Karabulut (SP):

De loondispensatie voor mensen met een arbeidsbeperking betekent werken onder het minimumloon. Waarom discrimineert de heer De Jong mensen met een beperking door hen onder het minimumloon aan het werk te zetten? Waarom schept hij op deze manier discriminatie en veel armoede?

De heer De Jong (PVV):

Dit is ongelooflijk. Mensen die met loondispensatie aan de slag gaan, bieden wij een kans op de reguliere arbeidsmarkt. Dat betekent dat hun inkomsten kunnen stijgen. Zij hebben dan meer geld om te besteden en kunnen in hun eigen onderhoud voorzien. Hun horizon wordt verbeterd. Het zijn allemaal zaken die in het voordeel van die mensen werken. Natuurlijk vragen wij wel iets meer van sommige mensen, zeker vergeleken met de huidige situatie, maar ze kunnen het en ze verdienen het ook.

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer De Jong geeft helemaal niet iets meer aan deze mensen. De PVV vindt het samen met het CDA en de VVD goed dat mensen met een arbeidsbeperking straks onder het minimumloon gaan verdienen, terwijl de bonusvangers en de bankiers buiten schot blijven. Nogmaals, de heer De Jong moet zich echt schamen. Of wil hij ook af van de cao die de mensen in de sociale werkplaats nu hebben?

De heer De Jong (PVV):

Ik moet helemaal niks. Wij nemen verantwoordelijkheid. Dat heb ik de SP-fractie in de afgelopen dertig jaar niet zien doen en dat zal de komende dertig jaar gelukkig ook niet gebeuren, want de mensen in het land zijn namelijk niet gek.

Mensen met loondispensatie wordt een kans geboden om in hun eigen onderhoud te voorzien en bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. Dat doen wij niet op een onverantwoordelijke manier. Wij blijven het monitoren en kijken welke effecten het heeft. Een ding is duidelijk: dit kabinet zit hier juist om meer mensen een kans te geven, om meer mensen bij de reguliere werkgevers aan de slag te laten gaan en dus ook om meer mensen in staat te stellen hun eigen inkomsten te verbeteren.

De PVV zal de ontwikkelingen en de resultaten voor de kwetsbare groepen op weg naar van de verschillende kabinetsplannen en daarna nauwlettend blijven volgen. Wij zullen de verantwoordelijke bewindspersonen houden aan de gedane toezeggingen over de bescherming van deze meest kwetsbare groepen.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.25 uur geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. Het rapport De sociale staat van Nederland 2011 geeft een goed inzicht in hoe we er nu in Nederland voor staan. Het bevestigt dat Nederland een meer dan uitstekende uitgangspositie heeft. Het inkomen per hoofd van de bevolking, bijna € 36.000, is een van de hoogste van Europa. De werkloosheid is in internationaal perspectief laag. Wij hebben in vergelijking met andere landen een relatief laag inkomensongelijkheidsbeeld. Wij staan er dus goed voor. Er moet wel het nodige gebeuren om ervoor te zorgen dat deze goede uitgangspositie voor de toekomst niet verloren gaat.

Ik zal tegen deze achtergrond een paar inleidende opmerkingen maken en dan kom ik graag toe aan de gestelde vragen. Er zijn enkele punten die ik van algemeen belang vind. We moeten uit hetzelfde rapport vaststellen dat de schuld in Nederland in een recordtempo is opgelopen en dat er dus behoorlijk grote financiële risico's op de loer liggen. Je kunt vaststellen dat de overheid de klap van de crisis in 2008 heeft opgevangen. We zitten nu in een situatie waarin we allemaal de broekriem moeten aanhalen om de rekening van de crisis te kunnen terugbetalen. In die fase zitten we nu. Om de rekening niet door te schuiven naar volgende generaties moeten we uiteindelijk de overheidsschuld weer terugdringen. Dat is nodig voor de volgende generaties. Dat doen we door te bezuinigen en te hervormen. We kijken naar alle stelsels waarvan het land sterker kan worden. We doen dit ook door simpelweg in te grijpen in regelingen die de afgelopen jaren veel sterker in kosten zijn opgelopen dan andere regelingen.

Het kabinet is ervan overtuigd dat de maatregelen die het kabinet neemt, ervoor zorgen dat belangrijke voorzieningen, zoals de pensioenen, de zorg, het hele sociale stelsel, goed overeind worden gehouden. De hoofdboodschap is niet dat de voorzieningen verdwijnen, maar wel dat de overheid zichzelf anders organiseert. Dat betekent dat wij maatregelen en voorzieningen willen beperken tot die groepen die het echt nodig hebben. Een aantal sprekers heeft hierover gesproken, onder wie de heer De Jong. De vraag is wie die regelingen echt nodig hebben. Kunnen we die regelingen zo inrichten dat ze gericht zijn op de mensen die ze echt nodig hebben? Ik denk daarbij aan het pgb, de regelingen voor passend onderwijs en de kinderopvang. We willen naar een situatie waarin iedereen in dit land naar vermogen participeert en waarin geen mensen onnodig langdurig aan de kant worden gezet. Tegelijkertijd moet de overheid het vangnet of het schild zijn voor de zwakken, voor de mensen die echt geen mogelijkheden hebben, bijvoorbeeld door een langdurige ziekte of een gebrek.

Tegen die achtergrond kom ik toe aan de gestelde vragen en de beantwoording daarvan.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dan kom ik meteen bij de hoofdvraag. We weten waar het kabinet naartoe wil. De premier bevestigt dat nog eens. We weten wat het kabinet aan beleid wil doen, maar we weten ook dat een groeiend leger van adviseurs van het kabinet zegt dat het met dat beleid niet zal komen waar het naartoe wil. Nu zegt de premier hier in de Kamer weer dat het kabinet ervan overtuigd is dat dit beleid nodig is. Waar is die overtuiging op gebaseerd?

Minister Rutte:

Mevrouw Sap en ik kunnen natuurlijk allebei economen uit de hoed toveren die er van alles van vinden. Ik denk dat je moet teruggaan naar een paar feitelijke, simpele en altijd waar zijnde rationaliteiten. Als de staatsschuld oploopt en de overheidstekorten oplopen, neemt het vertrouwen van mensen in de overheid af. Mensen zijn bezorgd dat dit uiteindelijk zal leiden tot hogere belastingen en dat er toch moet worden ingegrepen. Daarmee is een hoger tekort slecht, ook voor het hele investeringsklimaat in een land.

Als je een dergelijk overheidstekort wilt wegwerken door de belastingen te verhogen, is dat weer heel slecht voor de concurrentiepositie van het land. Je moet proberen dat zo veel mogelijk te doen met hervormingen, bezuinigingen en het aanpakken van die regelingen waarvan de kosten veel sterker oplopen dan bij andere regelingen. Uiteindelijk leidt dat tot een situatie waarin je de essentiële voorzieningen overeind kunt houden, ook voor toekomstige generaties. Je zorgt er bovenal voor dat het investeringsklimaat in het land goed blijft. Ik zeg in het bijzonder tegen de heer Van Hijum, die ernaar vroeg, dat je het op zo'n manier moet doen dat je tegelijkertijd de kracht die in de samenleving zit bij mensen en groepen om zich te organiseren en om hun verantwoordelijkheid te nemen, maximaal de ruimte geeft. Het maatschappelijke middenveld, zoals dat in confessionele kring wordt genoemd, the Big Society, zoals David Cameron het noemt, is van groot belang als een fundamentele laag in de samenleving, mits je niet zover gaat dat je staatsmacht delegeert aan die organisaties. Er moet dus geen functionele decentralisatie zijn. Je moet ervoor zorgen dat groepen en mensen in de samenleving maximaal verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de inrichting van hun leven.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het probleem is in toenemende mate dat alles lijkt af te glijden van deze premier en van dit kabinet. Zulke algemene woorden gaan immers steeds voorbij aan de kern van de zaak. De kern van de zaak is dat er een toenemende stapel aan bewijs ligt dat dit kabinet juist niet doet wat nodig is om toekomstige generaties een goede toekomst te bieden. Welk rapport je ook openslaat, of dat nu de Macro Economische Verkenning bij de algemene beschouwingen is of nu het rapport van het SCP, overal wordt scherp neergezet dat het kabinet totaal voorbijgaat aan het steeds schaarser worden van natuurlijke hulpbronnen en niets doet aan duurzaamheid. Dan blijft de premier maar zeggen: een aantal dingen is helder en dit moeten wij gewoon doen want dat is mijn overtuiging. Ik blijf de premier oproepen om die oogkleppen af te doen en om eens te luisteren naar zijn eigen adviseurs. Maak nu eens echt werk van een sterk Nederland en een hervormingsbeleid waarmee je niet de rug naar de samenleving keert.

Minister Rutte:

Natuurlijk zal er op concrete maatregelen van het kabinet kritiek zijn, ook van deskundigen. Dat is altijd zo. Als je geen kritiek wilt, moet je niets doen. Dan krijg je vervolgens ook kritiek, namelijk dat je niets doet. In eerste instantie zijn linkse partijen dan echter heel blij met je. Wat ik vanuit dit kabinet zeg, is iets heel anders. Wij nemen wel de noodzakelijke maatregelen. Op onderscheiden maatregelen kan ongetwijfeld kritiek worden uitgeoefend. Wat wij in hoofdzaak doen, is het onder controle brengen van de staatsschuld en ervoor zorgen dat de groeimotor weer wordt aangezet door te werken aan een krachtige, kleinere overheid die niet onnodig in de weg zit. Een samenleving waarin afspraak weer afspraak is, ook op het terrein van veiligheid.

Op het gebied van duurzaamheid wordt juist wel geïnvesteerd. Ik wijs op de Stimuleringsregeling Duurzame Energie. Dit kabinet zorgt ervoor dat er nu naast de fossiele hulpbronnen massief activiteiten worden ontwikkeld om juist ook alternatieve energie in Nederland zichtbaar te maken. Dat moet echter ook in combinatie plaatsvinden met een forse investering de komende jaren in kernenergie, niet vanuit het kabinet maar vanuit de samenleving. Dat is noodzakelijk in de mix van energievoorzieningen. Al dit soort maatregelen zijn nodig om Nederland sterker uit de crisis te laten komen.

Dat er kritiek is op onderscheiden maatregelen accepteer ik. Dat is logisch, dat hoort erbij. Je moet altijd goed luisteren naar kritiek en kijken of je iets kunt verbeteren. Het kabinet werkt aan de hoofdlijn: een kleinere staatsschuld onder controle, een sterk Nederland, een sterke economie, sterk onderwijs, weinig regels, een goed opgeleide bevolking en een veilig land. Het doet dat vanuit de grote overtuiging dat de kracht zit in de zestien miljoen mensen en in de organisaties, verenigingen en verbanden waarin zij zichzelf organiseren.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik luister en dan luister ik naar de mantra's van het kabinet, die wij allemaal goed kennen. De minister-president zei zojuist dat het allemaal kritiek is. Die adviezen zijn kennelijk allemaal kritiek en daar moet je tegen kunnen. Op het laatst bood hij een kleine opening. Hij zei dat wij moeten kijken hoe wij het kunnen verbeteren. Laat ik hem nog een laatste keer uitdagen om te laten zien dat hij zich er iets van aantrekt. Wat zijn de punten die deze minister-president leert uit de kritiek die blijkt uit het rapport "De sociale staat van Nederland" en waarmee hij zijn beleid wil gaan verbeteren?

Minister Rutte:

Laat ik een voorbeeld noemen. De PvdA-fractie heeft stevig onderhandeld en haar zin gekregen op een belangrijk aspect in het pensioenakkoord. Dat betrof een zaak waar het kabinet zelf helemaal niet voor was, namelijk de wijze waarop je omgaat met de zware beroepen. Wij zijn de Kamer, in dit geval de PvdA-fractie, daarin tegemoetgekomen. Mensen met een zwaar beroep voor wie in 2025 de pensioenleeftijd naar 67 jaar gaat en die lang hebben gewerkt, gaan er niet meer dan 3% op achteruit.

Ik geef een tweede voorbeeld. Gisteren is in de Kamer, ik meen zelfs met algemene stemmen, het voorstel aangenomen over de nationale politie. Op allerlei punten is dat voorstel onder druk van de Kamer aangepast door minister Opstelten van Veiligheid en Justitie. Die gang van zaken past bij een minderheidskabinet. Zo'n kabinet doet immers zaken met het hele parlement. Voor zo'n kabinet is het van belang dat wordt gezorgd voor een breed draagvlak. Ik noem dus twee grote stelselwijzigingen. Daarbij heeft het kabinet met een open blik gekeken naar de kritiek die er vanuit de samenleving komt; kritiek van de vakbeweging bij het eerste voorstel en kritiek van de organisaties uit de wereld van de politie bij het tweede voorstel. Verder heeft het kabinet geluisterd naar de kritiek die er in de Kamer te horen was. Op die manier werken wij aan een breed draagvlak.

De heer Cohen (PvdA):

De premier heeft het over kritiek waarop het kabinet reageert. Ik heb niet de indruk dat hij de kritiek uit het eerste voorbeeld deelt. De premier zegt: er was kritiek vanuit de Kamer en wij hebben daar gehoor aan gegeven. Dat is niet gebeurd omdat het kabinet het eens was met die kritiek, maar omdat men op die manier het voorstel door de Kamer zou krijgen.

Minister Rutte:

Het ligt iets genuanceerder, mijnheer Cohen.

De heer Cohen (PvdA):

Goed, hierom gaat het mij niet. Het gaat mij nu om een ander punt van kritiek, namelijk de stapeling van maatregelen. Daarover gaat dit debat ook. Ik heb gezien dat het kabinet zojuist een brief heeft gestuurd aan wethouder Asscher van Amsterdam. Daarin reageert het kabinet op de cumulatieve effecten van de bezuinigingen, die in Amsterdam zijn bekeken. In deze brief staat onder andere het volgende. "Het kabinet realiseert zich dat de aangekondigde maatregelen bedoeld of onbedoeld zouden kunnen cumuleren bij specifieke groepen." Ik wil de premier een drietal gevallen voorleggen en hem de vraag stellen of het daarbij gaat om bedoelde effecten of om onbedoelde effecten.

In de eerste plaats zien wij dat er in de komende tijd ongeveer 60.000 gezinnen extra in armoede komen te leven. Is dat een bedoeld of een onbedoeld effect? In de tweede plaats moeten psychiatrische patiënten een eigen bijdrage gaan betalen. Uit mijn tijd in Amsterdam herinner ik mij dat veel projecten zijn ingezet in de tijd dat daklozen in Amsterdam voor veel overlast en criminaliteit zorgden. Met behulp van regelingen is voor die groep echt gezorgd. Dat had een dubbel effect. In de eerste plaats ging het met deze mensen beter. In de tweede plaats daalde de overlast en de criminaliteit. Straks zullen die overlast en die criminaliteit terugkeren, want deze daklozen kunnen hun eigen bijdrage niet betalen. Is dat een bedoeld of een onbedoeld effect? In de derde plaats noem ik het voorbeeld van een gezin met een laag inkomen en met een kind met een laag IQ, Dat gezin kan tegelijkertijd te maken krijgen met een verlaging van de Wajong, eigen bijdragen in de jeugdzorg, hogere zorgpremies, pakketversoberingen, lagere zorgtoeslag, minder huurtoeslag, geen hulp uit de AWBZ en minder begeleiding uit de Wmo. Zijn dit bedoelde of onbedoelde effecten?

Minister Rutte:

De heer Cohen heeft blijkbaar mijn aantekeningen al ingezien, want het volgende onderwerp waarover ik wil spreken, is inderdaad de vraag hoe wij omgaan met de cumulatie van de maatregelen die het kabinet neemt. Laat ik daarover allereerst zeggen dat ik hierbij een onderscheid maak tussen de situatie in 2012 en de situatie in de jaren daarna. Wij hebben op twee manieren gekeken naar de stapeling van maatregelen in 2012. Wij hebben in de eerste plaats gekeken naar de effecten op de koopkracht. Het beeld daarbij is bekend; over de hele linie zal er sprake zijn van een gematigde daling van de koopkracht. Die is onvermijdelijk, gezien de ingrepen die wij moeten doen. Ik meen echter dat er sprake is van een evenwichtig beeld bij de koopkrachtontwikkeling. Wij hebben in de tweede plaats gekeken naar de samenhang. Voor 2012 gaat het daarbij nog slechts om een paar maatregelen. Vanaf 2013 gaat het daarbij echter om een veel groter aantal maatregelen. Die zullen wij dan opnieuw in samenhang bezien. Dat is ook gezegd in de gesprekken met de genoemde wethouder en anderen. Dit kabinet kijkt zowel naar de effecten van de stapeling als naar de effecten op de koopkracht. Voor 2012 zijn hiervoor dus al maatregelen genomen. Die zijn ook behandeld tijdens de algemene beschouwingen.

Nu kom ik concreet op de vraag of de effecten bedoeld of onbedoeld zijn. Als je maatregelen neemt, zullen er altijd bedoelde en onbedoelde effecten zijn. De bedoelde effecten liggen op het terrein van de toegang tot de regeling en van de kosten van de regeling. Je loopt altijd het risico dat er ook sprake zal zijn van onbedoelde effecten. De maatregel zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot meer armoede. Als dat het geval is, moet je mitigerende maatregelen nemen. Een voorbeeld van zo'n maatregel die het kabinet heeft genomen, is het uiteindelijk weer opplussen van de bijzondere bijstand met 90 mln. of zelfs 100 mln., afhankelijk van de berekening. Daarmee zorgen wij ervoor dat gemeenten in 2012 maatwerk kunnen bieden aan gezinnen die zonder deze steun door het ijs zouden zakken door cumulatie van effecten. Dit is een voorbeeld van een mitigerende maatregel. Zo wordt ervoor gezorgd dat, als er een onbedoeld effect is, je daarop goed kunt reageren.

De heer Cohen (PvdA):

Ik plaats nog een kanttekening bij de 100 mln. extra voor de bijzondere bijstand. Er is namelijk helemaal geen sprake van 100 mln. Het gaat slechts om 50 mln., want er gaat tegelijkertijd 50 mln. van de bijzondere bijstand af. Immers, het kabinet heeft gezegd: alles wat boven 110% van het wettelijk minimumloon zit, gaan we gewoon niet meer betalen. Voor zover de gemeenten dat al betaald hebben, wordt dat geld bovendien alvast teruggehaald. Daardoor blijft er slechts 50 mln. over. Die 50 mln. is er dus af. Er blijft 50 mln. over. Net zei mevrouw Karabulut ook dat het echt een kruimel op het geheel is. Ik begrijp dat de premier het noemt, maar ik zou het, als ik hem was, met enige schaamte noemen.

Minister Rutte:

Dat doen wij, ook geheel in de geest van Saskia Noorman-den Uyl, om ervoor te zorgen dat je uiteindelijk in de gemeente geen inkomensbeleid gaat voeren. Het is erg belangrijk dat dat niet gebeurt. Naarmate het bereik van de bijzondere bijstand een te grote groep raakt, is er het risico van gemeentelijk inkomensbeleid. We beperken de doelgroep. Dat heeft geleid tot minder behoefte aan bijzondere bijstand. Vervolgens hebben wij daar toch weer 50 mln. aan toegevoegd, precies om de reden die de heer Cohen noemt. Daar zijn de heer Cohen en ik het ook over eens. Als je moeilijke maatregelen neemt en er stapelingseffecten dreigen te ontstaan, moet je in het ontwerp van de maatregelen ervoor zorgen dat dat niet gebeurt. Soms is dat onvermijdelijk, want je kunt het niet altijd tot op het gezinsniveau voorkomen. Dat zie je ook al in 2012. Als dat toch gebeurt, moet je er ook voor zorgen dat de gemeente voldoende maatwerk kan bieden.

De heer Cohen (PvdA):

Ik wacht nog op de reactie op de drie voorbeelden die ik noemde.

Minister Rutte:

Ik ben ingegaan op het eerste voorbeeld. Bij de andere voorbeelden is sprake van een weeffout in het stelsel. Kijk bijvoorbeeld naar de kwestie van de eigen bijdrage bij psychiatrische patiënten. Die heeft ook te maken met de eerste- en tweedelijnszorg op dat terrein. Wij redresseren die weeffout. Bij de hele uitvoering zullen we er zonder meer op letten dat dat niet leidt tot ongewenste effecten. Dat moet nog helemaal worden vormgegeven. Dat geldt eigenlijk voor alle maatregelen. Er zijn in totaal negen grote hervormingen op dit terrein: twee in 2012 en zeven vanaf 2013. Die zullen we allemaal toetsen op de effecten van stapeling.

De heer Cohen (PvdA):

Tot mijn spijt krijg ik absoluut geen reactie op de voorbeelden die ik noem.

Minister Rutte:

Ik heb net gezegd: als die voorbeelden van de heer Cohen leiden tot onbedoelde effecten – 60.000 mensen extra in de armoede is natuurlijk een onbedoeld effect – dan moet je in het ontwerp van de maatregel kijken hoe je dat zo klein mogelijk kunt maken. Als dat niet voldoende lukt, moet je ervoor zorgen dat de gemeente voldoende ruimte heeft voor maatwerk.

De voorzitter:

Het woord is nu echt aan mevrouw Karabulut.

De heer Cohen (PvdA):

Ik mag toch nog wel even afronden, voorzitter? Ik heb de premier gevraagd om een reactie op drie concrete voorbeelden. Tot mijn spijt zegt de premier: we gaan wel zien hoe dat is. Ik kan tot geen andere conclusie komen dan dat de premier zegt: ik kijk er nog wel naar; het zijn bedoelde maatregelen; voor zover dat niet zo is, zullen we wel zien hoe dat gaat. Ik vind het buitengewoon treurig dat dat allemaal open blijft en dat de gemeenten met al die maatregelen worden opgezadeld. De gemeenten hebben gevraagd: kabinet, vertel ons waar we aan toe zijn. Geen enkel antwoord is daarop gekomen. Ze maken zelf een rapport en vervolgens krijgen ze een reactie van het kabinet die neerkomt op: we zullen wel zien. Ik vind dat echt geen beleid.

Minister Rutte:

Ik dacht dat we hier een heel redelijke discussie over hebben. Het is absoluut niet zo dat ik de vraag niet heb beantwoord. Ik heb namelijk meteen aangegeven dat de door de heer Cohen geschetste effecten, als ze optreden, onbedoelde effecten zijn en dat we daarbij zowel in het ontwerp van de maatregel als in de ruimte voor gemeentelijk minimabeleid ervoor zullen zorgen dat er voldoende maatwerk mogelijk is. Ik wijs er in het bijzonder op dat het grootste deel van de effecten die in Amsterdam optreden, komen door de eigen Amsterdamse bezuinigingen en niet door het rijksbeleid. Ook daar moeten we dan een open oog voor hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil de minister de volgende quote voorleggen. "Wij gaan ervoor zorgen dat mensen met een kleine beurs er niets van merken. Chronisch zieken en gehandicapten en mensen die langdurig zijn aangewezen op een uitkering, daar trekken we veel extra geld voor uit. Ik verzeker iedereen dat de VVD nooit, maar dan ook nooit, de rekening van deze crisis zal neerleggen bij de mensen die het schild van de overheid het hardste nodig hebben." Dat zei de premier op 2 juni 2010 voor de camera's van Novum Nieuws vlak voor de verkiezingen. Gaat hij deze belofte waarmaken en extra geld uittrekken voor alle mensen die nu heel hard worden getroffen door de rekening van de crisis?

Minister Rutte:

Twee keer ja. Ten eerste doen wij dat door de bijzondere bijstand te verhogen. Ten tweede doen wij dat door ervoor te zorgen dat mensen die de regelingen echt nodig hebben, niet geraakt worden. Kijk bijvoorbeeld naar de Wajong. De mensen die daar nu en in de toekomst op aangewezen zijn, houden de uitkering zoals die is, met alles erop en eraan. Maar wij gaan er wel voor zorgen dat het gegeven dat iedere dag 60 jongeren opnieuw de Wajong instromen, niet doorgaat. Bij de WSW heeft de heer De Jong het al helemaal toegelicht. De mensen die er nu zijn, behouden hun WSW-plek. In de toekomst gaan wij een veel scherper onderscheid maken en bezien of mensen ook in staat zijn buiten de WSW te functioneren met een aanvullende loonkostensubsidie, als dat nodig is. Zo kan ik over het hele stelsel dat wij optrekken, het onderscheid maken tussen mensen die een regeling echt nodig hebben – bij hen gaan wij dus niet de rekening neerleggen – en alle mensen die er ook gebruik van maken. Dat is daarmee niet fout, maar dat is niet altijd zo bedoeld. Dat kan misschien ook slimmer door mensen eerder aan het werk te helpen en niet blijvend in een uitkering te houden. Dan vind ik het heel sociaal, bijvoorbeeld bij de WSW, om er alles aan te doen om de mensen in het voorbeeld van de heer Cohen in de houthandel aan het werk te krijgen in plaats van in de sociale werkplaats in het weiland.

Mevrouw Karabulut (SP):

Er wordt in totaal 7 mld. bezuinigd op het werk, de inkomens en de zorg van de mensen met de laagste inkomens en de chronisch zieken en gehandicapten. En dan durft de premier het te hebben over een heel klein doekje voor het bloeden van 90 mln. Daarmee kunnen nooit, maar dan ook nooit die klappen worden opgevangen. Wat is dan zijn verkiezingsbelofte waard? Heeft hij toen zomaar iets gezegd? Breekt hij nu met deze belofte of gaat hij er echt voor zorgen dat alle mensen die het nu niet meer redden, de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben en verdienen? Juist deze mensen doen immers heel hard hun best. Juist bij de chronisch zieken en gehandicapten legt de minister-president de rekening van deze crisis neer.

Minister Rutte:

Dit kabinet is het, ook in de samenwerking met de drie partijen, snel eens geworden over het principe dat je de rekening nooit neerlegt bij de mensen die de regelingen het hardst nodig hebben, wat wij dus ook niet doen, dat je er wel voor zorgt dat die regelingen zich daar veel meer op richten, en dat je je moet afvragen of het niet socialer is om er alles aan te doen om mensen die nu volkomen legaal gebruikmaken van regelingen, wel aan de slag te helpen en niet in een uitkering te houden. Daar werken wij vreselijk hard aan door die regelingen om te bouwen. In de Wajong zitten nu bijvoorbeeld 160.000 jongeren. Als wij niks veranderen groeit dat aantal naar 400.000. Ik begrijp werkelijk niet wat daar sociaal aan is. Ik ben zo benieuwd wat het antwoord van mevrouw Karabulut is op die heel concrete vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat ik bijzonder asociaal vind – laat ik het maar ronduit zeggen – is dat er 60.000 werkplekken worden geschrapt van mensen die hun volledige verantwoordelijkheid nemen, die nu een baan met een fatsoenlijk inkomen hebben, en dat de premier van Nederland in de toekomst eigenlijk tegen mensen met een arbeidsbeperking zegt: u gaat maar onder het minimumloon werken. Daarmee creëert hij armoede. Dat vind ik niet sociaal.

Minister Rutte:

Wij mogen het oneens zijn, maar dan helpt het als de feiten nog zichtbaar blijven in het debat. Hier zijn de feiten onzichtbaar geworden, want er worden geen zittende WSW'ers ontslagen. De WSW blijft volledig overeind voor iedereen die er nu gebruik van maakt. In de toekomst willen wij een onderscheid maken tussen degenen die echt aangewezen zijn op de sociale werkplaats, en degenen die onder de paraplu van de sociale werkvoorziening aan de slag kunnen gaan bij een reguliere werkgever. Ik vind het veel socialer om dat onderscheid te maken en het normaal te laten zijn dat mevrouw Karabulut bij haar Albert Heijn, C1000, Dirk van den Broek of Aldi – waarschijnlijk Aldi – of waar zij ook heen gaat, ook mensen ziet winkelen die een bepaalde beperking hebben.

De heer Koolmees (D66):

Ik wil nog even reageren op de inleidende opmerking van de premier. Hij zegt allerlei dingen waar ik het van harte mee eens ben. De schuld is inderdaad hard opgelopen. De overheidsfinanciën zijn ontspoord. Maatregelen zijn nodig. Sterker nog, ik wil een stapje verdergaan. D66 is voorstander van het hervormen van de WSW en de Wajong, evenals het aanpakken van fraude in de pgb's. Het punt is – daar gaat het scheef – dat niet alleen een hervorming wordt doorgevoerd in de WSW, Wajong of pgb's, maar dat daar tegelijkertijd een grote bezuiniging mee gepaard gaat. Het kabinet had ook andere keuzes kunnen maken. Het had de WSW, de Wajong en de pgb's en tegelijkertijd de AOW kunnen hervormen, waardoor er geen stapeling was geweest van effecten bij de kwetsbare groepen. Waarom heeft het kabinet niet voor de en-enoptie gekozen?

Minister Rutte:

Bij het pgb lopen de uitgaven de komende jaren met honderden miljoenen extra op. De feiten zijn dus anders.

De heer Koolmees (D66):

Dat is mijn vraag niet. Wij steunen de hervormingen ...

Minister Rutte:

Maar er wordt dus niet bezuinigd op het pgb. Als wij dit niet zouden doen, zou de stijging nog veel sterker zijn. De heer Koolmees weet ook dat wij nu zitten met een stijging in de zorg van 60 mld. naar 75 mld. die op een gegeven moment niet meer te houden is. Hij wil ook niet dat de daarbovenop nog eens een extra kostenstijging komt in de zorg.

De heer Koolmees (D66):

De premier geeft geen antwoord op mijn vraag. Voor het doorvoeren van echt goede hervormingen, voor het niet laten oplopen van de WSW, voor het niet uit de klauwen laten lopen van de Wajong krijgt hij steun van D66. Alleen leidt de korting in de WSW, bijvoorbeeld, ertoe dat gemeenten geen budget meer beschikbaar hebben om nieuwe mensen aan een baan te helpen. Mijn oproep zou zijn: doe allebei; doe "en-en"; voer de hervorming door maar niet met een korting en haal het bedrag dat je nodig hebt om te bezuinigen, uit de hervorming van de AOW. Waarom niet "en-en"?

Minister Rutte:

Ook de hervorming in de AOW levert nu al meteen geld op. Af en toe ontstaat bij D66 het beeld dat dit niet zo is. Je kunt een discussie voeren over de vraag of je überhaupt de hele AOW-verhoging eerder had willen doen. Deze coalitie heeft in de onderhandelingen ervoor gekozen om het te doen op de wijze zoals we het nu doen. Er is bij werkgevers, bij werknemers en breed in de Kamer draagvlak voor de gekozen aanpak. Dat betekent dat de feitelijke verhoging plaatsvindt in 2020, maar de budgettaire effecten daarvan, de aanpassingen van het Witteveenkader, komen al veel eerder binnen. Dat leidt dus niet tot "nul" bijdrage aan de tekortreductie voor 2015. Daarnaast gaan we op het pgb door met de uitgavenstijging. Wat daar bovenop komt, halen we eraf, omdat de zorg anders echt onbetaalbaar wordt. En dan wat de WSW betreft. Er is toch niks op tegen als je in de WSW met een ander beleid een ander type instroom krijgt? Daardoor kun je geld uit het potje halen dat nodig is om bij te dragen aan het overall probleem van de staatsschuldverlichting. Daar is toch niets op tegen, temeer wij ook eenmalig 400 mln. uittrekken om eventuele frictieproblemen op te lossen?

De heer Koolmees (D66):

Tot slot. De geluiden uit de gemeenten die wij horen zijn dat gemeenten door die korting geen geld meer hebben om nieuwe gevallen te re-integreren op de arbeidsmarkt, aan het werk te helpen. Die zitten dus vast door de budgettaire taakstelling. Ik constateer alleen dat het tot 2020 7,7 mld. had opgeleverd als wij volgend jaar waren begonnen met het geleidelijk verhogen van de AOW-leeftijd met twee maanden per jaar. Dat bedrag had gebruikt kunnen worden om die effecten niet bij die kleine kwetsbare groep neer te laten komen. Ik constateer alleen dat het kabinet daar niet voor heeft gekozen en dat het ervoor heeft gekozen om juist wel de bezuinigingseffecten te staven.

Minister Rutte:

Ik denk dat er voor zo'n voorstel geen meerderheid was geweest in de Kamer. Misschien hadden een paar partijen er interesse in gehad, zoals mijn partij, maar er was wellicht geen meerderheid voor geweest. Je moet op een gegeven moment kijken waar draagvlak voor is. We kiezen nu voor een enorme verbouwing van pensioen- en AOW-stelsel, die in 2020 leidt tot een leeftijdsverhoging naar 66. Deze heeft onmiddellijk budgettaire effecten. Wat de heer Koolmees zegt is waar en zou tot meer budgettaire effecten hebben geleid, maar er is simpelweg bij de vakbeweging en een meerderheid van de Kamer geen steun voor. Als kabinet, zeker als minderheidskabinet, moet je proberen naar het maximale draagvlak te zoeken. Tot zover het punt van de cumulatie van kabinetsmaatregelen.

Ik kom bij het inkomensbeleid. Ik constateer dat de Kamer het daar toch nogal over oneens is. Volgens sommigen zijn wij bezig om vooral de mensen met lagere inkomens aan te slaan en volgens anderen juist de mensen met een hoger inkomen. De heer Cohen schetste dat een gemiddeld modaal gezin er tussen de 6% en 7,5% op achteruitgaat en hogere inkomens veel minder. Dat blijkt echter niet uit de begroting van SZW en uit de stukken die wij bij de algemene beschouwingen aan de Kamer hebben gestuurd. Als je kijkt naar het overall inkomensbeeld, ook naar de middeninkomens, moet je vaststellen dat het koopkrachtbeeld in 2012 over de volle linie gematigd negatief is. Daar hebben we ook nooit een geheim van gemaakt. Wij zullen uiteraard vanaf 2013 het koopkrachtbeeld opnieuw kritisch onder de loep nemen.

De heer Cohen (PvdA):

Ik herinner de premier aan de algemene financiële beschouwingen, waarbij mijn collega Plasterk een viertal voorbeeldgezinnen ter toetsing heeft voorgelegd aan de minister van Financiën. De uitkomsten daarvan heb ik zonet genoemd. De reactie van minister De Jager was de volgende: "De heer Plasterk refereert aan de getallen van zijn voorbeelden. Ik ben daar inderdaad niet zo uitgebreid op ingegaan. Het lijkt dat de getallen voor die zeer specifieke gevallen grosso modo wel kloppen." De cijfers waren overigens niet ontzettend specifiek. Ze gingen over een man met een hele baan en een vrouw met een halve baan die drie kinderen hebben, van wie er twee in de kinderopvang zaten. De minister zei vervolgens: ja, dat klopt. Het gevolg daarvan is dat het gezin met een inkomen van twee ton er 2,5% op achteruitgaat en een ander gezin, met enkele verschillen, tussen de 6% en de 7%. Ik begrijp niet goed dat de premier volhoudt dat het wel meevalt met de koopkracht.

Minister Rutte:

Dan is het nog wel erger. Als je kijkt naar de puntenwolken die zijn meegestuurd met de stukken, zijn er ook gezinnen die er 10% op achteruitgaan. Dat is altijd zo bij koopkrachtbeelden. Daarom moet je ook uitgaan van het standaardkoopkrachtbeeld. Dat laat over de hele linie zien dat het beeld negatief is, maar heel evenwichtig; rond de 1%. Dat er uitschieters zijn, is absoluut waar. Dat is ook de reden waarom je bij de vormgeving van maatregelen en bij de ruimte voor het maatwerkbeleid door de gemeenten daar extra ruimte voor moet creëren. Dat doen we dus ook. Dat gaat eigenlijk terug naar de vorige discussie. Dit is het klassieke debat dat we altijd voeren rondom koopkracht: ga je uit van het standaardkoopkrachtbeeld of van specifieke situaties? En nogmaals, in de puntenwolken kan ik dan nog wel dramatischer voorbeelden noemen.

De heer Cohen (PvdA):

Ik begrijp dat de premier het nog wel dramatischer kan voorstellen. Het betrof echter helemaal niet zulke bijzondere gevallen. Afgezien daarvan, zitten er heel veel toeslagen in de koopkracht. Die worden echter allemaal niet meegerekend. Het betreft toeslagen in de sfeer van de huur, de zorg en de kinderopvang. Die toeslagen raken ontzettend veel mensen. Als je die niet meerekent, valt het wel mee met de koopkracht. Als je die toeslagen wel meerekent, kom je op dergelijke bedragen uit. Ik begrijp daarom niet dat de premier volhoudt dat het allemaal reuze meevalt met de koopkrachtdalingen.

Minister Rutte:

Wij varen hierbij op het kompas van de heer Melkert. Hij heeft de standaardkoopkrachtbeelden in zijn tijd namelijk allemaal ontwikkeld. Dat werkt toch goed? Ik dacht zelfs dat hij voorzitter is van de partij van de heer Cohen. Als je je op een gegeven moment niet op een bepaalde norm baseert, dan wordt het wel heel lastig. Daarom hanteren wij die norm.

De heer Cohen (PvdA):

Het is heel goed dat de premier aan de heer Melkert refereert, hoewel hij niet de voorzitter van mijn partij is. Hij is wel een belangrijk partijlid, maar daar gaat het niet om. Met de voorbeelden die ik noem en de achtergrond die ik daarbij schets, is het echt een verkeerde voorstelling van zaken dat het met de koopkracht, met name met de verdeling daarvan over de inkomens, wel meevalt. Het beleid van dit kabinet gaat ten koste van de middeninkomens en de lage inkomens, terwijl de hogere inkomens worden ontzien. Dat beleid werp ik verre van mij, maar ik constateer dat dit kabinet dit beleid met een zeker enthousiasme voert. Dat spijt mij zeer.

Minister Rutte:

Wij maken gebruik van de standaardkoopkrachtaanpakken. Volgens mij is die systematiek ingevoerd in de periode dat Ad Melkert minister van Sociale Zaken was. Daarmee hebben wij eigenlijk afgesproken hoe wij de zaak moeten vergelijken. Bij het maken van puntenwolken blijkt altijd dat er mensen fors van afwijken. Daarom moeten wij ook voor een fatsoenlijke vormgeving van maatregelen zorgen en voor voldoende ruimte voor maatwerk. Uit het beeld blijkt ook echt niet dat de lagere inkomens extra gepakt worden, zoals de heer Cohen opmerkt. Integendeel, op pagina 152 van het rapport schrijft het SCP: "Daarnaast lijken huishoudens met een inkomen dat ten minste tweemaal modaal is, zwaarder door de bezuinigingsmaatregelen te worden getroffen dan de lage en middeninkomens." Het wordt dus ook niet in het SCP-rapport zelf geconstateerd. Daarin wordt eerder het tegenovergestelde geconstateerd. Ik vind dat ook nogal boud en daarom baseer ik mij op het Centraal Planbureau en het algemene koopkrachtbeeld. Daaruit komt eigenlijk over de gehele linie, over alle inkomenscategorieën, een heel evenwichtig koopkrachtbeeld naar voren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, het lijkt mij dat mevrouw Sap eerst aan de beurt is.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Wij moeten ons toch niet blindstaren op Haagse koopkrachtplaatjes? Wij moeten vooral kijken naar wat in de praktijk aan de hand is. Een van de meest alarmerende gegevens uit De sociale staat van Nederland is volgens mij dat de armoede onder kinderen in Nederland door dit kabinetsbeleid zal stijgen. Nu al leeft één op de tien kinderen in armoede en dat worden er nog meer. Vindt de premier dat acceptabel of neemt hij volgend jaar maatregelen om die trend te keren?

Minister Rutte:

Wij proberen ook volgend jaar een evenwichtig koopkrachtbeeld te presenteren. Ik merk het volgende op over kinderen die opgroeien in gezinnen met een laag inkomen. In 93% van de gevallen blijken deze kinderen later niet meer in armoede te leven. Dat vind ik het buitengewoon positieve nieuws dat uit De sociale staat van Nederland naar voren komt. Het overgrote deel, 93%, verbetert zich dus. Dat zou een probleem zijn. Ik ga opnieuw terug naar de tijd van Ad Melkert; zijn prachtige toespraak De andere kant van Nederland. Die toespraak heeft hij volgens mij in 1995 gehouden. Toen leefde nog 15% van de inwoners van Nederland op de armoedegrens, maar dat percentage is inmiddels teruggelopen naar ongeveer 7. Het percentage is dus ongeveer gehalveerd sinds die periode. Nederland behoort nu tot de landen met de kleinste groep mensen met een laag inkomen. Wij doen het wat dat betreft heel goed in Europa. Kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen, blijken zich in hun verdere leven in bijna 100% van de gevallen aan die positie te ontworstelen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dit is een heel gemakkelijk antwoord. De premier zei eerder namelijk dat het hem om de toekomstige generaties gaat. Het gaat hem kennelijk niet om het deel van de toekomstige generaties waar ik op doel, namelijk één op de tien kinderen, en straks zelfs één op de negen kinderen, die in armoede moeten leven. Tegen die kinderen zegt de premier kennelijk: later in het leven krijgen jullie het ooit waarschijnlijk wel beter en daarom moeten jullie nu maar op een houtje blijven bijten. Nederland is een van de welvarendste landen ter wereld, dan kan deze premier toch niet bedoelen dat één op de tien kinderen, en straks één op de negen kinderen, nu maar even op een houtje moeten bijten omdat zij het misschien ooit beter krijgen?

Minister Rutte:

Deze kinderen leven niet in armoede, zij leven in een gezin met een laag inkomen. Ik wijs er wel op dat de bijstandsnorm in Nederland tot de hoogste behoort van heel Europa. Ik wijs erop dat we er in geslaagd zijn om waar in de jaren negentig nog 15% van de gezinnen rondom dat niveau zit, dat percentage is gehalveerd. Het stijgt nu weer wat omdat we een heel zware crisis te verwerken hebben gehad en we nu te maken hebben met een ernstige schuldencrisis in Europa. Ik wijs erop dat het percentage ouderen met een laag inkomen is teruggelopen van 14 in 2000 tot 1 in 2010, dit vanwege de koopkrachtverbetering voor 65-plussers. Dus er is zo verschrikkelijk veel bereikt. Het liefst zou ik er ook voor willen zorgen dat het percentage gezinnen in Nederland met kinderen die rond moeten komen met een laag inkomen nul is, maar we hebben nu een situatie waarin het enorm is verbeterd ten opzichte van tien, vijftien jaar geleden, waarbij we er heel scherp op moeten zijn dat dit niet weer verslechtert. Feit is wel dat we op dit moment bezig zijn met een heel ernstige crisis in de economie die ook de staatsfinanciën heeft geraakt. Dat heeft effect op alle inkomenscategorieën. Dat is onvermijdelijk.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Armoede onder kinderen in Nederland is een heel hardnekkig probleem. Dat is ook niet heel veel verbeterd de laatste jaren en het wordt door dit kabinetsbeleid, door het beleid van deze premier juist slechter in Nederland. Nu zegt de premier: ik zou er eigenlijk van alles aan willen doen om dat naar nul te brengen. Maar tegelijkertijd zegt hij: eigenlijk is het geen armoede. Wat bedoelt u nu echt, premier? Zegt u nu: "ik zie eigenlijk het probleem niet, ik definieer het gewoon weg"? Of meent u het serieus en zegt u: "eigenlijk zou ik niet willen dat kinderen in Nederland in armoede opgroeien"? Als dat laatste echt uw serieuze mening is, dan daag ik u uit om de daad bij het woord te voegen en zich hier niet te verschuilen achter allerlei vage woorden en het wegdefiniëren van problemen. Bent u nu betrokken bij het lot van deze kinderen of niet?

Minister Rutte:

Het doel van mij en het kabinet is om zo veel mogelijk mensen aan het werk te hebben en niet in een uitkering. Werk is de beste garantie om uit de situatie van een laag inkomen te komen. Ik wijs er dan wel op dat de overheid die banen natuurlijk niet kan creëren. Als we dat zouden gaan doen, krijgen we natuurlijk een onhoudbare situatie waarin ook de staatsfinanciën volledig uit de hand lopen. Dus waar je voor moet zorgen, is een concurrerende economie met zo veel mogelijk banen. Nederland is daarin spectaculair succesvol geweest. Er zijn alleen al in de jaren negentig een miljoen banen in Nederland bijgekomen. En ook in de afgelopen tien jaar is de welvaart in Nederland enorm gegroeid. Het is nog steeds zo dat er mensen zijn met een laag inkomen, maar het is de helft zo veel als in de jaren negentig. Dat betekent niet dat ik mij neerleg bij die helft; het betekent dat ik er alles aan doe met het beleid van dit kabinet om ervoor te zorgen dat we zo'n sterke economie hebben dat uiteindelijk zo veel mogelijk van deze mensen uit die situatie kunnen groeien. Het aantal mensen dat langdurig op een lager inkomensniveau zit, is gedaald van 2,6% naar 2,4% in 2010 en wij proberen dat percentage verder te laten dalen met ons beleid. Niet door uitkeringen te verhogen of door meer overheidsbanen te creëren, maar door te zorgen voor een concurrerende economie waarin zo veel mogelijk mensen aan de slag kunnen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als ik de premier maar ook sommige Kamerleden hoor praten, denk ik: weet u wel wat mensen met een laag inkomen doorstaan? Weet u wel dat er in Nederland meer dan een miljoen mensen zijn die gewoon keihard hun best doen, zoals zelfstandigen zonder personeel, de werkende armen, de kinderen en de alleenstaande moeders die werken in de zorg met kleine baantjes, maar toch niet rond kunnen komen? Weet u dat wel?

Minister Rutte:

Dat weet ik. Ik ben daarin ook serieus en ik doe er alles aan om dat aantal kleiner te maken en mensen perspectief te bieden. Maar dan komen we vervolgens meteen op vraag twee: hoe doe je dat? En daarover verschillen de mening van mevrouw Karabulut en die van mij enorm. Dat doe je niet door de uitkeringen te verhogen of meer banen bij de overheid te creëren. Dat doe je door een land te hebben waarin ook deze mensen serieus worden genomen. Ik wijs op de mooie toespraak van de heer Cohen die hij een tijdje geleden heeft gehouden naar aanleiding van de sociaalliberaal Kerdijk. Ik ben het niet met alles in deze toespraak eens, maar ik was het zeer eens dat je in dit land, zoals de heer Cohen daar zegt, mensen altijd moet aanspreken op hun bijdrage aan deze samenleving en dat je nooit op ze moet neerkijken omdat ze een lager inkomen hebben of omdat ze in een uitkering zitten. Iedereen levert zijn bijdrage naar vermogen. Als het onvermijdelijk is dat mensen in een uitkering zitten, moeten we zorgen voor een fatsoenlijke uitkering. Als mensen nog wel aan de slag kunnen komen, wil ik er alles aan doen om een land te hebben waar mensen aan de slag kúnnen komen. Er is voor de vuilnisman en voor de bijstandsmoeder die haar kind opvoedt en die tegen haar schuld in die situatie terecht is gekomen evenveel respect als voor de hoogleraar. Voor al die mensen is er evenveel respect. Ik neem zeer serieus dat in dit land veel mensen met een laag inkomen moeten rondkomen; dat is moeilijk.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben echt blij om te horen dat de premier dit serieus neemt. Ik ben blij dat hij het zegt: ja, er is armoede naar Nederlandse maatstaven; ja, er zijn helaas mensen die naar de voedselbank moeten en ja, dat is een schandvlek. Is de premier bereid om het terugdringen van de armoede in Nederland tot zijn doelstelling maken? Over de manier waarop zijn wij het misschien oneens; nee, niet misschien, daarover zijn wij het oneens.

Minister Rutte:

Ik maak bezwaar tegen de term "armoede". Wij spreken nu over mensen die moeten rondkomen van een laag inkomen. Van heel West-Europa heeft Nederland op één land na de hoogste bijstandsnorm. Die bijstand is geen vetpot, maar pittig. Sommige uitgaven moeten worden uitgesteld. Gelukkig is er de bijzondere bijstand waarop mensen die zich voor grote uitgaven gesteld zien, een beroep kunnen doen. Niettemin is het in Nederland moeilijk. Ik heb zelf twee jaar op Sociale Zaken de portefeuille armoede gehad. Je praat hier over mensen die met een laag inkomen moeten rondkomen. Zoals mevrouw Karabulut het echter zegt, lijkt het erop dat het om situaties gaat waar onmiddellijk ontwikkelingshulp naartoe moet. Daar gaat het hier niet om. Het gaat erom dat mensen in Nederland die het moeilijk hebben …

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik maak hier toch bezwaar tegen.

Minister Rutte:

… op een fatsoenlijke manier kunnen leven. Ik wil er alles aan doen om die mensen uit die situatie te halen. Naar ik meen, wil mevrouw Karabulut dat ook. Dat wil ik niet doen door banen te creëren of door uitkeringen te verhogen, maar door mensen kansen te bieden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Is de premier bereid om als doel te stellen dat de armoede in Nederland – volgens de officiële definities van de premier dan maar – moet worden teruggedrongen? Alleen dan kan ik de premier serieus nemen. Alleen zo kunnen wij ervoor zorgen dat deze mensen krijgen wat ze verdienen. Zij doen namelijk allemaal heel hard hun best, maar moeten helaas, anno 2011, toch bij de voedselbank aankloppen en komen dan nog op een wachtlijst terecht.

Minister Rutte:

Het beleid van dit kabinet is erop gericht dat zo min mogelijk mensen een uitkering ontvangen. Het wil dat zo veel mogelijk mensen aan de slag zijn, dat zo veel mogelijk mensen in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Het wil ervoor zorgen dat mensen die echt zijn aangewezen op een uitkering, een fatsoenlijke uitkering krijgen en dat de gemeenten voldoende ruimte hebben voor maatwerk. Het wil zorgvuldig omgaan met het nemen van maatregelen voor de vormgeving, zodat stapelingseffecten geminimaliseerd worden. Als mevrouw Karabulut dat bedoelt, kan ik daar "ja" op zeggen.

De heer Van Hijum (CDA):

Het bieden van perspectief langs de lijnen van onderwijs, werk en inkomen spreekt mijn fractie zeer aan. De premier constateert terecht dat een groot deel van de kinderen die opgroeien in een situatie waarin het inkomen laag is, erin slaagt om zich daaraan te ontworstelen. Uit onderzoeken blijkt echter ook dat zij later tweemaal zoveel kans hebben om ook zelf in zo'n situatie terecht te komen. Dit is dus te nuanceren. Zijn de premier en de regering bereid om te blijven werken aan een ambitieus beleid dat erop gericht is om aan deze kinderen kansen te bieden?

Minister Rutte:

Ja, absoluut. Dat doen wij inderdaad langs de lijnen die de heer Van Hijum schetst: werk, onderwijs, perspectief. Ook op dit punt mag ik misschien nog een keer verwijzen naar de Kerdijk-lezing van de heer Cohen. Altijd is er het lastige vraagstuk. Het ene meisje groeit op in een gezin met hoogopgeleide ouders. Het krijgt aan tafel allerlei stimulansen mee en er wordt over het werk gesproken. Het andere meisje met een hoog IQ groeit op in een gezin waarvan de ouders geen hoge opleiding hebben gehad. Zij werken hard, maar voeren niet dat type gesprekken en vinden het niet meteen normaal dat dit meisje naar het vwo gaat en daarna gaat studeren. Hoe kun je ervoor zorgen dat je dat soort verschillen minimaliseert? Dat is een lastig thema, want dan kom je achter de voordeur. Het beste antwoord daarop blijft natuurlijk opnieuw het onderwijs, zo goed mogelijke leraren en zo veel mogelijk stimulansen uit de omgeving. Vrijwilligerswerk voor mensen die bereid zijn daar energie in te steken. Dat hoort er dus ook bij. Dat is een van de vragen die de heer Cohen in zijn toespraak opwerpt, een vraag die zeer relevant is.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit betekent dus concreet dat het kabinet de ontwikkelingen op dit terrein, het aantal kinderen dat in zo'n situatie opgroeit en de vraag of het hen lukt om die maatschappelijke participatie te bereiken, wil volgen en desnoods maatregelen treft in termen van schooluitval en taalontwikkelingsachterstanden terugdringen en dat soort dingen?

Minister Rutte:

"Absolutely", zeg ik in goed Nederlands. Dit is van het allergrootste belang. In dit kader ook het gelukkige feit dat het vroegtijdig schoolverlaten in Nederland is teruggelopen van 15% naar 10%, dus het aantal kinderen dat niet beschikt over ten minste mbo II-niveau. Dat is nog steeds te hoog, maar gelukkig haalt een deel van de kinderen dit later alsnog in door elders verworven competenties of door aanvullend onderwijs elders in de loopbaan. Het is gelukkig teruggelopen, het is nog steeds te hoog, maar er is wel veel bereikt. Ik ben enkele jaren staatssecretaris van Onderwijs geweest. Ik ben daar toen niet erg succesvol in geweest, maar inmiddels zie je dat die cijfers met een derde zijn verbeterd. Dit ter illustratie van het algemene antwoord op de vraag van de heer Van Hijum, namelijk "ja".

Er is gevraagd waarom de hoge inkomens een groter profijt van de overheid hebben dan middeninkomens. Ik stel vast dat de manier waarop dit wordt gepresenteerd, nogal vertekend is. Als percentage van het inkomen hebben hoge inkomens een lager profijt dan andere inkomensgroepen. Zij hebben veel profijt van de overheid, maar daar staat ook tegenover dat mensen met de hoge inkomens de meeste belastingen betalen, bijvoorbeeld veruit de meeste inkomstenbelasting. Het nadeel van de overheid is nog niet berekend, omdat de CBS-gegevens daarvoor nog niet beschikbaar zijn.

Grofweg gezegd hebben lagere inkomens vooral profijt van regelingen die een bepaald niveau van leven moeten garanderen in de sfeer van de toeslagen, de thuiszorg, de kwijtschelding in de bijzondere bijstand, en dat hogere inkomensgroepen gebruikmaken van regelingen die hun voorkeur weerspiegelen, fiscale behandeling van de eigen woning, het hoger onderwijs, cultuursubsidies. De groep met de laagste inkomens, ongeveer 10%, heeft minder profijt, daar zitten veel studenten bij en thuiswonende 18-plussers. Het SCP rekent het profijt daar toe aan de ouders.

In algemene zin kan worden gezegd dat de middengroepen er in vergelijking met 1999 erop vooruit zijn gegaan. Het profijt van de overheid was in 2007 hoger.

Dan de vraag over de hervormingen. Wij hadden het antwoord al voorgedrukt, want ik verwachtte die vraag. Het kabinet is het eens met de heer Koolmees, er moeten hervormingen plaatsvinden. Dat doen wij dan ook. Het hele pakket van 18 mld. barst van de hervormingen: op het gebied van de sociale zekerheid, het pensioenakkoord, de Wajong, de WWB, de WSW, in de zorg, de AWBZ toekomstbestendig maken, de invoering van de prestatiebekostiging in de cure, in het onderwijs, de prestatiebeloning, het passend onderwijs, uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Veerman in het hoger onderwijs, het hele cultuur- en mediabeleid, de vorming van de nationale politie, het regionaal economisch beleid, de natuur, de ruimtelijke ordening, decentralisatie naar provincies, gemeenten en waterschappen, de hervorming van het jeugdstelsel en het hele juridische bestel door decentralisatie naar de gemeenten.

De heer Koolmees en ik trekken dus aan dezelfde kant van het touw.

De heer Koolmees (D66):

Dit was uitlokken van de minister-president. Het is heel creatief dat hij de grote bezuinigingen op natuur en milieu als een hervorming verkoopt. Dat is naar mijn mening illustratief voor dit hele debat.

Minister Rutte:

Dank. Overigens is het niet waar wat de heer Koolmees zegt, maar dat weet hij ook.

De heer Cohen vroeg: wat nu als er verder moet worden bezuinigd. Ik kan echt niet ingaan op die vraag, want wij moeten eerst de cijfers zien. Het Centraal Planbureau komt in december met een update voor 2012 en volgend jaar met een doorkijk naar 2013. Dan moet ook zichtbaar worden of wij ons houden aan de Europese afspraken en de zelf afgesproken signaalwaarde van 1%. Feit is wel dat je mag aannemen dat wij al binnen die signaalwaarde gebruikmaken van die ruimte. Dat ligt zeer voor de hand. Dit betekent dat al extra geld wordt gepompt in de economie "as we speak", of liever gezegd er niet meteen wordt omgebogen nu wij ongetwijfeld al afwijken van het pad dat wij ons hadden voorgenomen. Dat mag ook, dat zijn de automatische stabilisatoren. Of wij door die 1% heen schieten, weet ik echt pas volgend jaar. Ik wil niet speculeren over wat er dan zou moeten gebeuren, maar in algemene zin is het kabinet van mening dat een verstandig financieel-economisch beleid altijd een mix is van hervormingen, bezuinigingen en het specifiek onder de loep nemen van regelingen die uit de hand dreigen te lopen.

Nu de maatregelen voor de arbeidsmarkt, ook een vraag van de heer Cohen. Het kabinet moet vaststellen dat onze arbeidsmarkt er, in internationaal perspectief, heel goed voorstaat. De werkloosheid stijgt, maar wij behoren nog steeds tot de landen met de laagste werkloosheid. De economische situatie is wezenlijk anders dan tijdens de kredietcrisis van eind 2008. Ik wil er in het bijzonder op wijzen dat de oplopende werkloosheid die wij nu zien, niet komt door een plotselinge afname van het aantal banen; dan zouden we namelijk onmiddellijk moeten kijken naar maatregelen als deeltijd-WW. Er u is sprake van een toename van het arbeidsaanbod. Er is dus extra arbeidsaanbod, niet zozeer een afname van het aantal banen. Dat extra arbeidsaanbod kan nu onvoldoende door de arbeidsmarkt worden geabsorbeerd. Dat leidt tot een oplopende werkloosheid. Ik wijs er wel op dat die werkloosheid in absolute en relatieve termen nog steeds behoort tot de laagste van Europa. De heer Cohen refereerde aan de situatie in de jaren tachtig. Wij hadden toen, in 1983, een werkloosheid van 10,7%. In 1994 was deze 8,4%. Op dit moment is de werkloosheid 5,8%. Daarmee behoort zij tot de laagste van Europa. De jeugdwerkloosheid is zelfs de allerlaagste van Europa, gelukkig.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Uit wat de premier zegt, spreekt werkelijk geen spat urgentie. En dat terwijl ik het gevoel heb dat er donkere wolken op ons afkomen. Daar heeft het SCP het ook over. Alleen al door het kabinetsbeleid gaan grote aantallen banen verloren: in het passend onderwijs gaan 9000 banen teloor; ten gevolge van de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag 50.000 banen; 30.000 WSW'ers gaan eraan; 4000 docenten moeten de roc's verlaten; 24.000 banen minder in de detailhandel als gevolg van het beleid op het gebied van de koopzondagen; door het stilvallen van de bouw staan de banen van 50.000 bouwvakkers op het spel; als gevolg van de bezuinigingen op het pgb verdwijnen er 20.000 banen. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Zo verdwijnen bij banken ook allerlei banen. Kortom en doodeenvoudig, de toekomst ziet er wat dat betreft buitengewoon zorgelijk uit. De premier zegt dat het allemaal wel meevalt in vergelijking met het buitenland. Dat is misschien wel zo, maar we zien dit allemaal op ons afkomen. Wat gaat het kabinet doen?

Minister Rutte:

In mijn beantwoording benadrukte ik de relatieve positie van Nederland en het feit dat de oplopende werkloosheid vooral het effect is van een groot arbeidsaanbod, niet zozeer van ontslagen. Het is ontegenzeggelijk waar – daarin heeft de heer Cohen gelijk – dat onze economie klappen kan verwachten vanwege de aanhoudende schuldencrisis in Europa en de na-ijleffecten van de ernstige kredietcrisis uit 2008; dat is dus zonneklaar. Wij zijn een exportland, wat betekent dat wij meer dan andere landen worden geraakt door dat soort effecten. Wat moet je dan doen? Je moet ervoor zorgen dat het concurrentievermogen van de Nederlandse economie wordt versterkt. Je moet als een fitte sportman klaarstaan om internationale klappen, die onvermijdelijk zijn en op je afkomen, zo goed mogelijk op te vangen en in staat zijn om een klap terug te geven; dat laatste bedoel ik namelijk in positieve zin, in concurrentiekracht. Hoe doen wij dat? Bijvoorbeeld door het beleid van Maxime Verhagen op het terrein van de topsectoren, waardoor de tien meest concurrerende sectoren in de Nederlandse economie agenda's hebben ontwikkeld, samen met de overheid en kennisinstellingen. We doen dat door innovaties sneller naar de markt te brengen. Door te investeren in duurzame energie. Door ervoor te zorgen dat de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt veel beter verloopt dan in het verleden. Er is de agenda van minister Marja van Bijsterveldt van Onderwijs, om ervoor te zorgen dat bij het vmbo, maar ook bij havo en vwo, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbetert. Dit zijn allemaal maatregelen, naast de kleinere overheid: het feit dat in de komende jaren in Den Haag drie grote gebouwen leegvallen, omdat 40% van de arbeidsplekken van de rijksoverheid in Den Haag vrijkomt. De overheid wordt kleiner en krachtiger. Dat is allemaal nodig om te zorgen voor een omgeving waarin onze economie kan floreren. Dat is wat het kabinet doet! Als de heer Cohen bedoelt dat het kabinet daarnaast ook moet investeren, geld moet gaan uitgeven, dan wijs ik hem toch maar op de onderzoeken naar het beleid van het vorige kabinet. Die laten namelijk zien dat de automatische stabilisatoren buitengewoon succesvol waren. Het kabinet neemt dat beleid dan ook over. Die onderzoeken laten echter ook zien dat de gerichte investeringen van het vorige kabinet in de economie maar beperkt effect hebben gehad. Die effecten waren beperkt, omdat dit extra geld door onze exportpositie voor een groot deel weglekt naar het buitenland en voor een ander deel weglekt naar de oude sok, naar de spaarrekeningen. Dat is een effect dat hoort bij ons type economie en daarom moet je terughoudend zijn met gerichte investeringen in de economie.

De heer Cohen (PvdA):

Ik hoor de premier alleen maar zeggen: wij hebben het beleid uitgezet en op die manier gaan wij het doen; dit is het wel. Enige zorg over het feit dat de werkloosheid met sprongen toeneemt, hoor ik niet. Blijkbaar denkt hij: daaraan kan ik verder niet zoveel doen. In zijn plaats zou ik het zweet op mijn voorhoofd hebben staan. Ik zou me voortdurend afvragen wat ik extra zou kunnen doen. Zo niet de premier, want hij zegt alleen maar: wij gaan door met dit beleid en op die manier moet het maar goed komen. Ik vind dat buitengewoon teleurstellend.

Minister Rutte:

Ik daag de heer Cohen dan toch maar uit om aan te geven wat hem niet bevalt aan het beleid dat ik schetste en wat hij extra zou willen doen. Als hij extra wil investeren in de economie, anders dan door infrastructurele projecten naar voren te halen, om behalve via de automatische stabilisatoren in het begrotingsbeleid geld te pompen in de economie, dan herhaal ik nog maar een keer dat dat niet werkt. Dat blijkt echt uit het onderzoek naar het beleid van het vorige kabinet. De helft van het beleid van het kabinet was succesvol, maar de andere helft was maar heel beperkt succesvol. Veel van het geld is toen verloren gegaan. Bovendien is de ruimte voor dit soort beleid afgenomen, doordat de overheidsfinanciën door het succesvolle optreden van het vorige kabinet tijdens de bankencrises, onder druk zijn komen te staan. Ik steun dat noodzakelijke optreden van het vorige kabinet, maar de ruimte om in te grijpen is daardoor wel enorm afgenomen.

De heer Cohen (PvdA):

Ik weet natuurlijk ook dat die ruimte is afgenomen, maar dat neemt niet weg dat je moet blijven nadenken over de vraag wat je nog extra kunt doen. Laat ik nog maar een van de maatregelen naar voren halen die ik zojuist heb genoemd. Waarom niet extra investeren in de bouw? De overheid kan dat heel goed doen. De overheid kan verder heel veel doen aan de renovatie van huizen. Zorg ervoor dat huizen duurzaam en energiezuiniger worden! Dat is goed voor de bouw, goed voor de mensen die erin wonen en goed voor de economie. Denk daarover na! Het enige wat ik de premier hoor zeggen is: wij hebben ons beleid ingezet en dat is het wel. Ik herhaal het nog maar een keer: ik vind dat buitengewoon teleurstellend. Ik vind het ook slecht voor Nederland. Het leidt er namelijk toe dat de werkloosheid alleen maar extra oploopt en dat kost ook geld. Ik heb al eerder gezegd dat het kabinet dat doet, maar ik zeg het toch nog maar een keer: laten wij de economie op deze manier toch niet kapot bezuinigen.

Minister Rutte:

Volgens mij zijn de heer Cohen en ik het helemaal niet zo oneens. Wij vinden beiden dat je heel scherp moet kijken naar wat je kunt doen om te voorkomen dat de werkloosheid oploopt. Ik schetste de heer Cohen wat wij doen. Ik hoorde daar ook kritiek op. Hij komt nu met een extra punt: de bouw. Ik denk dat dit al snel leidt tot extra investeringen. Als dat kan door het weghalen van belemmeringen in de regelgeving is dat een heel ander verhaal. En daaraan werken wij dan ook. Wij zullen het gesprek hierover dan ook moeten voortzetten.

Tot mijn tevredenheid hoor ik de heer Cohen gelukkig niet pleiten voor het vrijspelen van geld. Ik hoor sommige economen dat wel doen. Zij vinden dat je nu geld moet vrijspelen om dat vervolgens massief in de economie te investeren. De effecten daarvan zouden namelijk zeer beperkt zijn

Nog twee vragen. De eerste vraag is de vraag over het voedseltekort en de voedselbanken. Het is de taak van het kabinet, ervoor te zorgen dat mensen die tijdelijk of blijvend niet kunnen werken, een beroep kunnen doen op een fatsoenlijk vangnet. Dat vangnet is er in de vorm van de Wet werk en bijstand en de bijzondere bijstand. Die laatste is er, omdat er altijd maatwerk geboden zal moeten worden. Tot zover de taak van de overheid. Het leidt allemaal echter wel tot een sociaal minimum dat behoort tot de hoogsten van de Europese Unie.

Dat er daarnaast particuliere initiatieven zijn, vind ik zeer toe te juichen. Het past ook bij een sterke samenleving dat sommige mensen iets extra's doen in de vorm van particuliere initiatieven. Ik respecteer dat zeer! Ik bezoek zelf ook voedselbanken. Ik weet dan ook hoe zij functioneren. En ook vanuit het bedrijf waarvoor ik hiervoor heb gewerkt, weet ik precies hoe de contacten tussen het bedrijfsleven en de voedselbanken gaan. Dat is allemaal prima. Waarvoor je moet oppassen is de voedselbanken een formele rol te geven in het socialezekerheidsstelsel. Daar zou ik voor willen waarschuwen. Dat is onverstandig, want het zijn particuliere initiatieven die als zodanig moeten worden behandeld. Dat is overigens de lijn die sinds Ahmed Aboutaleb staatssecretaris van Sociale Zaken was, steeds weer in de Kamer is neergelegd. Ik sluit mij daar van harte bij aan. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid spreekt regelmatig met de Sociale Alliantie over de problemen van mensen met een laag inkomen. Daar komen al dit soort vraagstukken aan de orde. Om nu als kabinet heel specifiek te gaan praten met een particulier initiatief dat zich op gemeentelijk niveau afspeelt, namelijk de voedselbanken, daarvoor zie ik geen rol op rijksniveau. Die rol zie ik echt vooral voor de gemeenten. Ik weet ook dat die uitstekende contacten met elkaar hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb geprobeerd datgene uit te leggen wat uit het onderzoek blijkt. De premier weet dat ook als hij regelmatig de voedselbanken bezoekt en met mensen spreekt. Er is een hele run ontstaan op de voedselbanken. Er zijn wachtlijsten. Er zijn mensen die echt honger hebben, niet alleen uitkeringsgerechtigden maar ook werkenden. De voedselbanken zitten in nood. Mijn vraag is ook niet om dit particulier initiatief over te nemen. Natuurlijk moeten wij de voedselbanken overbodig maken. Dat willen de voedselbanken ook. Juist u, als premier van alle Nederlanders en met alle contacten die u hebt met andere particuliere initiatieven, zoals bedrijven en banken, kunt daarin een rol spelen door gewoon uw hand uit te steken en in gesprek te gaan met hen.

Minister Rutte:

Nogmaals, waar zich dat voordoet kom ik natuurlijk ook bij sociale werkplaatsen, voedselbanken en sociale diensten. Daar is helemaal geen discussie over. Mevrouw Karabulut vroeg om een soort formeel gesprek op nationaal niveau. Daar voel ik niet voor. Dat moet echt op gemeentelijk niveau plaatsvinden, want daar zijn er initiatieven aanvullend op wat de rijksoverheid doet. Dat moet je niet landelijk gaan doen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik begrijp het niet. De premier heeft toch wel meer contacten met particuliere initiatieven? Hij heeft contacten met banken ...

Minister Rutte:

Voor zover die nog particulier zijn!

Mevrouw Karabulut (SP):

De Staat heeft die inderdaad wel genationaliseerd. De Staat heeft de banken wel met miljarden geholpen. De premier heeft heel veel kaartjes van ondernemers. Hij zou toch gewoon vanuit zijn rol als premier van alle Nederlanders dat gesprek – gewoon een gesprek – kunnen aangaan met de voedselbanken over hoe de nood kan worden gelenigd? Dat kost toch niets?

Minister Rutte:

Ik vind ook dat wij allemaal een beetje rolvast moeten blijven. Uiteraard heb ik die contacten; dat zeg ik mevrouw Karabulut ook. Zij vraagt mij nu echter om een formeel gesprek met een club die zegt de voedselbanken nationaal te vertegenwoordigen. Ik weet uit mijn tijd bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het maar helemaal de vraag is of de voedselbanken zich in die nationale vertegenwoordiging herkennen. Er is altijd een hoop discussie in die club; wat dat betreft hebben ze veel liberale kenmerken! Je moet zien te bereiken dat de gemeenten ervoor zorgen dat dit soort initiatieven worden gesteund. Dat gebeurt ook, aanvullend op het gemeentelijke minimabeleid. Je moet voorkomen dat je nationaal de indruk wekt dat deze organisaties een formele taak vervullen. Als premier van alle Nederlanders sta ik volledig open, ook voor de voedselbanken, en kom ik daar ook. Ik ben er echter niet voor om er nu nationaal een gesprek mee te voeren en daarmee indrukken te wekken die niet gerechtvaardigd zijn.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kan de premier mij – en met mij alle Nederlanders, waaronder de mensen die afhankelijk zijn van de voedselbanken, de vrijwilligers van de voedselbanken en de voedselbanken zelf – dan uitleggen waarom hij wel in gesprek kan gaan met bedrijven en banken en via Europa miljarden kan garanderen om die te redden, maar niet eens gewoon een niet-verplichtend gesprek durft aan te gaan met de voedselbanken? Dat vind ik gewoon niet uit te leggen.

Minister Rutte:

Ik verwijs naar het vorige antwoord, want volgens mij ga ik in herhaling vallen.

Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Van Hijum over de burgerschapsvisie. Ik begin met de formele kant. Begin januari stuurt minister Donner zijn visie op burgerschap aan de Tweede Kamer. Dat is het procedurele antwoord. Inhoudelijk heb ik er net al een paar dingen over gezegd. Ik heb gesproken over het belang om in een samenleving uit te gaan van de kracht van mensen en de maatschappelijke verbanden waarvan zij deel uitmaken. Daar zet het kabinet ook op in. Dat is ook de reden waarom samenwerkingen van het type partijen dat hier samenwerkt, traditioneel succesvol zijn, omdat wij opvattingen hebben over zowel de kracht van mensen als over het belang van maatschappelijke organisaties. Daarbij geldt altijd wel de vrije toe- en uittreding en de buitengewoon grote terughoudendheid – hiermee refereer ik eigenlijk ook aan de discussie over de voedselbanken van zonet – om staatsmacht over te dragen aan particuliere organisaties. Het belang voor een samenleving van een fijnmazig web van maatschappelijke initiatieven die zorgen voor draagvlak en voor het uitnutten van persoonlijke talenten, ook ten bate van anderen, staat echter buiten kijf. In Nederland hebben wij meer dan 5 miljoen vrijwilligers, meer dan in welk ander land dan ook. 47% van de volwassen Nederlandse bevolking doet vrijwilligerswerk. Dat is 10% meer dan het eerste land dat na ons komt. Dat is een fantastisch resultaat. Voor al dit soort zaken moet de overheid het grootst mogelijke respect hebben. Om te beginnen moet de overheid niet in de weg lopen; dat is het minimaal te voeren beleid. Waar het mogelijk is, moet de overheid dit daarnaast stimuleren, zonder er, paternalistisch of anderszins, als een soort moltondeken overheen te gaan liggen.

De heer Van Hijum (CDA):

Het valt in elk geval te prijzen dat de minister-president waardering uitspreekt voor het maatschappelijk initiatief en daarvan het belang ziet en onderkent. Dit is echter nog iets anders dan wat zijn collega in het Verenigd Koninkrijk doet. Die maakt namelijk het onderwerp van de Big Society, de vraag hoe je niet alleen kunt bevorderen dat mensen verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor elkaar nemen maar daarvoor soms ook de instrumenten kunt aanreiken, tot een thema van het regeringsbeleid. Ik vraag hiernaar expliciet, omdat ik merk dat de premier tegelijkertijd sterk afstand houdt als het gaat om het aanreiken van instrumenten. Hij zegt dat hij eigenlijk geen staatsmacht wil delegeren. Dit brengt ons op de discussie over het algemeen verbindend verklaren, over PBO's en over de wijze waarop je collectieven wellicht soms in staat kunt stellen om zelf keuzes te maken en anderen daarin mee te nemen. Zou de minister-president daarop eens nadrukkelijker willen ingaan?

Minister Rutte:

Laat ik in ieder geval toezeggen dat ik, samen met de heer Donner, dit deel van de discussie zal betrekken bij het opstellen van de notitie die wij in januari zullen versturen. Daarin zullen wij hierop zeker nader ingaan. Ik geef nu alleen een paar algemene noties. De heer Van Hijum merkt bij mij een zekere terughoudendheid om me te bewegen in de sfeer van de functionele decentralisatie. Dit kabinet is veel meer het kabinet van de territoriale decentralisatie. Er is altijd een zekere terughoudendheid in de functionele decentralisatie, omdat daar simpelweg altijd meteen de discussie achter weg komt over representatie, de besteding van belastinggeld, het toezicht op die besteding en de toegankelijkheid voor iedereen. Dat zijn belangrijke vraagstukken, waarnaar je altijd moet kijken. Dit neemt niet weg dat bijvoorbeeld de Stichting van de Arbeid, de Sociaal-Economische Raad en een aantal andere meer corporatistische elementen die heel succesvol in het Nederlandse staatsbestel hebben gefunctioneerd sinds de jaren vijftig, een grote waarde hebben gehad, onder meer voor ons hele poldermodel. Je moet hiernaar dus ook niet al te ideologisch kijken. Ik ken heel goed de initiatieven in Engeland. In 2008, toen de heer Cameron nog oppositieleider was, ben ik bij hem geweest en heb ik ook gesproken met de denktank die hierachter zit en die Breakdown Britain en vervolgens Breakthrough Britain heeft opgesteld, waarin eigenlijk het hele denken over de Big Society vorm heeft gekregen. Dat is zeer imponerend, en het sluit op veel punten aan bij de visie van dit kabinet op de wijze waarop het wil omgaan met dit vraagstuk. Ik zeg de heer Van Hijum toe dat ik een aantal opmerkingen die hij hierover heeft gemaakt, zal betrekken bij het beoordelen van het kabinetsstuk dat in januari naar de Kamer gaat.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat stel ik op prijs. Dank daarvoor. De premier zegt dat je er niet te ideologisch naar moet kijken. Mijn pleidooi zou echter zijn om daar nu juist wel eens ideologisch naar te kijken, en eens wat nadrukkelijker na te gaan op welke wijze het principe van de vrijheid, waarvan ik snap dat de premier het verdedigt, op een goede manier kan samengaan met het verantwoordelijkheid nemen op een meer collectief niveau en het daartoe in staat stellen van de samenleving.

Minister Rutte:

De tradities van de partijen die hier samenwerken, niet alleen de traditie van vrijheid en verantwoordelijkheid maar ook elementen als soevereiniteit in eigen kring en subsidiariteit, die bij andere delen van de coalitie en deze samenwerking van belang worden geacht, komen in dit opzicht heel goed samen. Een paar voor mij altijd heel wezenlijke toetsen zijn de democratische legitimatie en de vrije toe- en uittreding. Langs die lijnen kom je een heel eind. Ik zeg toe dat het kabinet hierover met een goed stuk zal komen in januari.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik heb een vraag gesteld over de financiële markten, die niet retorisch was bedoeld.

Minister Rutte:

De vraag kwam erg retorisch over, en zelfs zo retorisch dat hij bij mij is weggezakt.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dan zal ik hem met plezier herhalen.

Minister Rutte:

Daar was ik al bang voor.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Een probleem dat zich steeds meer aftekent, is dat de financiële markten de torenhoge hypotheekschuld als een probleem gaan zien en dat er langzaamaan vanuit de financiële markten en door de rating van Nederland steeds meer druk ontstaat om daaraan iets te gaan doen. Ik heb de premier in mijn eerste termijn gevraagd of hij bereid is om hierin echt leiderschap te tonen, of dat hij afwacht tot de financiële markten Nederland dwingen om daaraan iets te veranderen, bijvoorbeeld door de triple-A naar double-A te verlagen.

Minister Rutte:

De kwestie van de hypotheekrenteaftrek en de eigenwoningmarkt heeft veel aspecten die je in samenhang moet bekijken. Het is waar dat er in Nederland door de hypotheekrenteaftrek en het grote eigenwoningbezit, dat op zichzelf een groot goed is, sprake is van een behoorlijke hypotheekschuld. Feit is daarnaast dat er door de dalende huizenprijzen ook een aantal mensen is met een hypotheek die onder water staat, met negative equity. Die feiten moet je onder ogen zien. Daar staat tegenover dat er heel veel besparingen zijn in Nederland. Er is een verschil tussen een lening voor een vakantie of voor een auto en een lening voor een hypotheek. Een auto verliest geleidelijk zijn waarde maar een huis behoudt in principe zijn waarde, al verdwijnt op dit moment wat lucht uit de huizenmarkt. Dat leidt er ook toe dat bepaalde hypotheken onder water komen te staan. Daar moet je in samenhang naar kijken. Tegenover de hypotheekschuld staat een zeer aanzienlijk bezit. Daar staan ook de andere private besparingen tegenover, bijvoorbeeld die op de pensioenen. Volgens mij is er sprake van een evenwichtig beeld. Ik herinner mij dat wij hier al vaker met elkaar over hebben gesproken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat hebben we ook. We hebben deze argumenten al vaker gewisseld. Ik weet dat er in de Kamer nog steeds een krappe meerderheid is die niets aan het huidige systeem van renteaftrek wil veranderen. Ik weet dat het verhaal dat de premier hier voor de zoveelste keer vertelt weinig indruk maakt op de financiële markten. Mijn vraag aan de premier is dan ook hoe hij dit wil aanpakken. Gaat hij alle credit rating agencies langs om uit te leggen dat zij het eigenlijk fout zien? Roept hij beleggers bij elkaar om te zeggen dat er niets aan de hand is? Het verhaal dat een krappe meerderheid van de Kamer nog steeds slikt, wordt in toenemende mate niet meer geloofd door de financiële markten. Dat maakt Nederland kwetsbaar, nog los van alle problemen die dit met zich brengt voor jonge huiseigenaren en jonge mensen die niet aan een eigen huis kunnen komen. Ik hoor graag welk plan de premier heeft. Hoe wil hij de financiële markten ervan overtuigen dat er wat dat betreft in Nederland niets aan de hand is?

Minister Rutte:

Nu wekt mevrouw Sap de indruk dat het feit dat gisteren vijftien eurolanden op negative credit watch zijn gezet het gevolg is van het Nederlandse hypotheekrentestelsel.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat zeg ik niet.

Minister Rutte:

Wat zegt u dan? Vijftien eurolanden zijn gisteren op negative credit watch gezet. Veertien van die eurolanden kennen geen hypotheekrenteaftrek en Nederland wel. Zegt mevrouw Sap nu dat wij die veertien andere landen hebben meegesleept? Dat is natuurlijk niet zo. De financiële markten weten heel goed wat de plussen en minnen van dit stelsel zijn. Zij zien ook dat er aanpassingen hebben plaatsgevonden. In de jaren tachtig en negentig en ook begin deze eeuw zijn er grote aanpassingen geweest. Ik noem het recente besluit van de AFM over de aflossingsvrije hypotheek. Die aanpassingen vinden als het ware as we speak plaats. Het zijn verstandige bijsturingen van het complex van de hypotheekrenteaftrek, waarbij de aftrek als zodanig overeind blijft. Ik vind dat ook van grote waarde. In Nederland is er een veel te hoge lastendruk en via dit stelsel wordt die voor een deel gecorrigeerd. Bovendien heeft Nederland belang bij private bezitvorming, dus ook bij het bezit van een eigen woning. Daarom is de hypotheekrenteaftrek zo'n nuttig instrument.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Er zijn legio waarschuwingen. Eén van de indringende waarschuwingen komt van de president van de Nederlandsche Bank. Ik kan mij voorstellen dat de minister-president die waarschuwingen liever niet hoort. Ik kan mij ook voorstellen dat hij liever op zijn eigen lijn doorgaat; een lijn waarvoor hij nog steeds een heel krappe meerderheid in de Kamer heeft. Het gaat echter veel te ver om de waarschuwingen zo lichtzinnig weg te wuiven als de minister-president net deed. Als het straks echt een probleem blijkt te zijn, als de waarschuwingen van de Nederlandsche Bank voor de financiële stabiliteit van Nederland door dit kwetsbare punt terecht blijken, dan kan de minister-president in ieder geval niet geloofwaardig zeggen dat hij het niet geweten heeft.

Minister Rutte:

Ik ben aan het eind van mijn beantwoording gekomen. Ik beschouw de laatste uitlatingen van mevrouw Sap als een cri de coeur. Ik heb mijn opvattingen daarover gegeven.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn. Na een korte schorsing volgt de tweede termijn van de Kamer. De spreektijd daarin bedraagt twee minuten per fractie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Een sterke economie, dat is waar dit kabinet het voor doet, vanuit de gedachte dat een sterke economie mensen automatisch ten goede komt. Dat is nu net wat ik met mijn begincitaat van Kennedy uit 1968 heb willen laten zien, dat dit niet automatisch zo is. Een sterke economie kan ook ontstaan als je allerlei foute maatregelen opstapelt en als je bijvoorbeeld de maximumsnelheid verhoogt naar 130 km/u. Dat zorgt namelijk voor extra luchtvervuiling en extra verkeersdoden, hoewel het wel extra economische groei oplevert. Worden wij daar met elkaar echter beter van? Mijn fractie vindt oprecht van niet. Ik daag de premier uit om nu eens te reageren op dat citaat uit de speech van Kennedy en op het punt dat een sterke economie niet automatisch betekent dat we daarmee tot stand brengen wat van waarde is voor mensen.

Ik merk in de reactie van de coalitiepartijen en de reactie van de minister-president een toenemende kramp voor kritiek van gerenommeerde adviesorganen, zoals de OESO, het IMF, het Centraal Planbureau, Het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. Het kabinet zet hen nu allemaal eigenlijk weg als een stelletje criticasters. Een beetje stoer kabinet weet natuurlijk wat het moet doen, moet de kritiek terzijde leggen en lekker doorgaan op de ingeslagen weg. Dat is echter een houding die ons niet verder gaat brengen. Die houding sluit af voor mogelijkheden tot verbetering en staat met de rug naar de toekomst. Daarmee worden problemen weg gegoocheld in plaats van opgelost.

Ik grijp hier niet te uitgebreid terug, maar laat ik het punt noemen dat mij zeer aan het hart gaat, namelijk armoede onder kinderen. Ook collega Van Hijum van het CDA vroeg daarnaar. Hij kreeg daar een soort toezegging over, maar wel een zeer onduidelijke toezegging. De premier vroeg daarop namelijk wat nu eigenlijk armoede is. Mij lijkt dat geen bevredigend antwoord. Ik vind oprecht dat het kabinet een steeds groter risico wordt voor Nederland doordat het niet doet wat nodig is, doordat het ons in toenemende mate laat gijzelen door financiële markten en niet de hervormingen doorvoert die mensen en de toekomstige generaties nodig hebben. Daarom dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vele deskundige adviseurs, waaronder het Centraal Planbureau, de OESO, het Sociaal en Cultureel Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad van State het kabinet oproepen, werk te maken van hervormingen om Nederland sterk te maken voor de toekomst;

daagt het kabinet uit om de oogkleppen af te zetten en de adviezen van deskundigen om te zetten in deugdelijk hervormingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 215 (24515).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een aangenomen motie in de Eerste Kamer het kabinet oproept om een commissie in het leven te roepen die een studie doet naar een toekomstbestendig hypotheekstelsel;

constaterende dat het kabinet heeft toegezegd, bestaande studies nog eens samen te vatten;

overwegende dat steeds meer deskundigen, van de Nederlandsche Bank tot de OESO, aangeven dat het huidige hypotheekstelsel niet langer houdbaar is;

verzoekt de regering, verschillende scenario's op te stellen voor een meer toekomstbestendig hypotheekstelsel en de Kamer daarover te informeren voor Prinsjesdag 2012,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap, Cohen, Koolmees en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 216 (24515).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. De aanleiding voor dit debat is het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat tien jaar terugkijkt. Het constateert dat het in de afgelopen tien jaar heel veel beter is gegaan. Verschillende sprekers hebben dat terecht opgemerkt. Vervolgens gaat het slothoofdstuk van het rapport over de constatering dat zich donkere wolken aandienen boven Nederland. Dat was precies de reden dat we dit debat moesten voeren. Terugkijkend op dat debat zie ik dat het ging over die vraag: hoe pak je dat nu aan? Daarover verschillen de meningen. Wat mij betreft was een belangrijk element dat ook het SCP constateert dat juist de stapeling van maatregelen die door het kabinet in beleid worden omgezet, ertoe leidt dat degenen die het treft fors worden aangepakt. Meer in het algemeen leidt de stapeling ertoe dat degenen die het het minst kunnen hebben, het zwaarst te lijden hebben onder het beleid van het kabinet.

Wat die stapeling betreft, heb ik de premier een drietal gevallen voorgelegd en hem de vraag gesteld of daarbij sprake was van bedoelde of van onbedoelde effecten, en of de premier in dat laatste geval die onbedoelde effecten wilde tegengaan. Daarover heeft de premier in het algemeen gezegd: we zullen bekijken hoe dat gaat; ik moet dat nog bekijken. Ten aanzien van één van de voorbeelden die ik noemde, namelijk het feit dat er sprake is van 60.000 extra gezinnen die in de armoede komen, heeft de premier echter gezegd: nee, dat moeten we niet hebben; dat moeten we tegengaan. Ik vraag de premier dan ook om die toezegging in een brief te bevestigen en daaraan toe te voegen hoe hij van plan is om dat tegen te gaan. Het gaat hier namelijk om een buitengewoon belangrijk onderwerp: 60.000 gezinnen extra in de armoede. Ik zie ernaar uit om te zien hoe het kabinet beleid gaat voeren om dat tegen te gaan.

Ten slotte ga ik in op het probleem van de oplopende werkloosheid. Ik heb de premier daarover bevraagd en ik vind dat hij daar wel erg gemakkelijk op reageert. Hij zegt dat we daar algemeen beleid voor hebben en dat dit het beste is wat hij kan doen. Ik vind dat hij daarmee de zaak zwaar onderschat en dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich in economisch zwaar weer bevindt;

constaterende dat de werkloosheid in Nederland toeneemt;

van mening dat de weg uit de armoede loopt via betaald werk;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk te komen met een crisispakket om zo veel mogelijk werkgelegenheid te behouden en ervoor te zorgen dat Nederland beter uit de crisis komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Sap en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217 (24515).

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik wil de minister-president bedanken voor zijn beantwoording. De kern van het SCP-rapport en van dit debat is dat we een goede startpositie hebben, maar dat we desondanks grote uitdagingen zien voor de toekomst. Die uitdagingen liggen op de woningmarkt, de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in het pensioenstelsel. In plaats van deze uitdagingen echt aan te pakken, kiest het kabinet er vooral voor om de kaasschaaf te hanteren. De minister-president versprak zich net een beetje en noemde de bezuinigingen op natuur en milieu ook hervormingen. Dat was denk ik illustratief voor het sausje dat het kabinet over de bezuinigingen heen heeft gegooid. Die hebben tot gevolg dat kwetsbare groepen hard worden geraakt. Dat was niet nodig geweest als er echte, grote hervormingen waren doorgevoerd.

Er komen mogelijk nieuwe bezuinigingen. De D66-fractie roept het kabinet op om dan echt verstandige maatregelen te nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tegenvallende economische ontwikkelingen mogelijk vragen om aanvullende bezuinigingen om aan de begrotingsregels te voldoen;

constaterende dat in de Eerste Kamer de motie-Backer (33000, letter L, herdruk) is aangenomen die vraagt om structurele hervormingen indien er bij de Voorjaarsnota 2012 en de begroting voor 2013 aanvullende bezuinigingen noodzakelijk zijn;

overwegende dat nog meer lastenverzwaringen en kaasschaafbezuinigingen slecht zijn voor de economische groei en de koopkracht;

overwegende dat structurele hervormingen zowel de economie versterken als ook de overheidsfinanciën op orde brengen;

verzoekt de regering om bij eventuele aanvullende bezuinigingen eerst in te zetten op structurele hervormingen, alvorens over te gaan tot nog meer lastenverzwaringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (24515).

De heer Koolmees (D66):

In de Eerste Kamer is die motie aangenomen met steun van de fracties van de VVD en het CDA. Ik neem aan dat deze motie ook in deze Kamer op hun warme steun kan rekenen.

De voorzitter:

Maar voor de zekerheid herinnert u de leden er toch even aan.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn uitvoerige beantwoording en voor het delen van zijn visie op Nederland. Die is mij zeer uit het hart gegrepen. De kern van dit debat is voor mij als volgt: geef je mensen een vis of een hengel als zij de overheid nodig hebben? Ik kies net als de minister-president voor de hengel. Ik zal het concreet maken. Bij mij in de stad kun je in de Oranjeboomstraat in het ene huis iemand treffen die zich keihard uit de naad werkt voor het wettelijk minimumloon, terwijl in het huis ernaast een gezin woont met een stapeling van uitkeringen. Dan vind ik dat je de prikkel zo moet leggen dat die eerste persoon zijn waardering krijgt, ook al betekent dat een koopkrachteffect voor de buren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Uit het SCP-rapport blijkt dat het goed gaat en dat we een van de rijkste landen van Europa zijn, maar dat niet iedereen mee kan komen. Omdat niet iedereen meekomt, een groep achterblijft met onzekere banen en een laag inkomen en de armoede groeit, groeit ook het wantrouwen. De premier, en niet alleen hij maar ook de coalitiepartijen en de PVV hebben het immers voortdurend over de eigen verantwoordelijkheid. Ik vraag mij echter af waar de eigen verantwoordelijkheid van dit kabinet en van de premier blijft. Het was namelijk deze premier – maar dan nog niet in de hoedanigheid van premier – die enkele dagen voor de verkiezingen zei dat hij ervoor zou gaan zorgen dat mensen met een kleine beurs, chronisch zieken, gehandicapten en mensen die langdurig zijn aangewezen op een uitkering er niets van zouden merken. Hij zei dat de crisis niet voor de rekening van deze mensen zou komen. Het is onverantwoordelijkheid dat zij nu juist de rekening van de crisis gepresenteerd krijgen en voor het vierde achtereenvolgende jaar geld en zorg moeten inleveren. Ik dien de volgende motie in om de premier op te roepen om zijn verantwoordelijkheid waar te maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, extra geld uit te trekken voor chronisch zieken en gehandicapten en mensen die langdurig zijn aangewezen op een uitkering, zodat de rekening van deze crisis niet wordt neergelegd bij de mensen die het schild van de overheid het hardst nodig hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (24515).

Mevrouw Karabulut (SP):

Uit het rapport, uit alle andere rapporten en vooral uit de verhalen van de mensen blijkt dat de armoede, de werkloosheid en de uitsluiting van een grote groep Nederlanders groeien. Wij kunnen wel doen alsof het gaat om mensen die hun verantwoordelijkheid niet nemen. Wij kunnen doen alsof het daarbij alleen gaat om mensen die in een uitkering zitten, maar dat is niet zo. Er is ook een grote en groeiende groep werkende armen. Ik vind dat het kabinet het doel moet hebben om die armoede terug te dringen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, zich ten doel te stellen om de armoede in Nederland terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Cohen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (24515).

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat ik echt …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u moet nu echt uw motie oplezen, want uw spreektijd is om.

Mevrouw Karabulut (SP):

… niet begrijp is dat de premier het blijkbaar niet aandurft om met de voedselbanken in gesprek te gaan, terwijl hij voortdurend wel met de gewone banken in gesprek gaat. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inrichting van het sociale beleid een nationale en geen Europese aangelegenheid is;

overwegende dat uitsluitend de lidstaten bepalen hoe in het levensonderhoud van de meest behoeftigen zou moeten worden voorzien;

verzoekt de regering, in samenwerking met voedselbanken te komen tot een nationaal actieplan voedselzekerheid voor alle Nederlanders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (24515).

Mevrouw Karabulut, de tijd voor uw bijdrage was al geruime tijd verstreken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn laatste punt is dat de armoede groeit. Er zijn nu zelfs wachtlijsten bij voedselbanken. Wij leggen ons daar niet bij neer. Wij pikken dit niet. Heel veel andere mensen pikken dit ook niet. Daarom roep ik iedereen op om aanstaande zaterdag om 13.00 uur naar de Brabanthallen in Den Bosch te komen, want armoede werkt niet. Wij willen werken. In het bijzonder …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

In het bijzonder nodig ik mijn collega's van de PVV, het CDA en de VVD …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, waarom dwingt u mij nou om de microfoon uit te zetten? U hebt echt te lang gesproken. Hiervoor zijn er andere methodes.

Mevrouw Karabulut (SP):

Deze flyer is voor de voorzitter. Ik verwacht u allen zaterdag!

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik zal het kort houden. Uiteraard bedank ik de premier voor zijn antwoorden op mijn vragen en voor de toezegging om in de notitie over burgerschap nadrukkelijk in te gaan op het thema individu en samenleving. Wij keken al uit naar die notitie, maar nu nog meer.

Wij delen de visie van de premier dat wij in dit land te maken hebben met een goede uitgangspositie, maar dat ingrijpen wel noodzakelijk is. Het is niet verantwoord en sociaal om de schulden en de rentelasten naar de toekomst door te schuiven. Wij doen wat nodig is. Wij hebben daarbij oog voor kwetsbare groepen. Zodra hier beleidsvoornemens en wetsvoorstellen van de regering aan de orde zijn, zullen wij die zorgen dan ook inbrengen. Heel concreet zal dit morgen zijn bij het VAO Armoede en schuldenbeleid. Dan zal het CDA samen met de PvdA een motie indienen over armoede.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, dit is echt niet de bedoeling. Wij voeren geen actie in de plenaire zaal. Wij hebben andere methoden dan actievoeren in de plenaire zaal. Werkelijk waar. U moet flyeren voor de deur en niet in de zaal. Het spijt mij zeer.

Het woord is aan de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):

Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Het is goed dat de minister-president wederom heeft onderstreept dat de mensen in de WSW en de Wajong, de mensen die het echt nodig hebben, worden beschermd en dat ook de huidige WSW'ers in de sociale werkplaatsen niet zullen worden herkeurd. Het is goed om dat nogmaals van de minister-president te horen.

De PVV-fractie zal de ontwikkelingen en de resultaten nauwlettend in de gaten blijven houden, zoals wij al eerder hebben gezegd. Wij zullen de minister-president en de andere bewindvoerders die hier enigszins mee te maken hebben, houden aan de gedane toezeggingen.

Minister Rutte:

Voorzitter. Mevrouw Sap citeerde een uitspraak van Kennedy, gedaan in een toespraak, dat een sterke economie nog niet automatisch leidt tot een sterke samenleving. Ik ben het daar geheel mee eens. Daarom is het van ontzettend groot belang dat wij niet alleen streven naar een sterke economie, maar ook naar een context waarin een sterke economie kan leiden tot goede effecten. Dat definieert meteen de taak van de overheid, namelijk zorgen voor lage belastingen, weinig regels, een goed opgeleide bevolking en een veilig land. Dat zijn cruciale randvoorwaarden voor een sterke economie. In de context van een sterke economie is het voor ons mogelijk om te zorgen voor de effecten die een sterke economie met zich moet brengen. Ik ben het geheel met mevrouw Sap eens dat er ook ongewenste effecten kunnen zijn.

De heer Cohen heeft gesproken over 60.000 gezinnen die in de komende twee jaar in armoede terechtkomen. Ik heb niet gezegd dat ik de stijging van de armoede in de komende jaren kan voorkomen. Ik heb gezegd dat wij te maken hebben met de conjunctuur, een exogene factor, die een effect heeft op het kabinetsbeleid. Ons beleid is om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Dat is cruciaal. Als dat leidt tot een stapeling van negatieve effecten, dan zullen wij dat corrigeren en maximale ruimte bieden voor gemeentelijk maatwerk.

De heer Cohen (PvdA):

Ik kan mij vergissen, maar ik meen enig licht te zien tussen hetgeen de premier in eerste termijn en in tweede termijn heeft gezegd. Dat vind ik jammer.

Minister Rutte:

Mevrouw Sap heeft opgemerkt dat het aantal kinderen in armoede in de afgelopen jaren nauwelijks is veranderd. De feiten zijn echt anders. In 2000 ging het nog om 154.000 kinderen, in 2009 om 108.000 kinderen en in 2010 om 99.000 kinderen. Dat aantal is dus fors afgenomen. Dat doet echter niets af aan de wenselijkheid om dit cijfer verder naar beneden te krijgen, als een effect van ons beleid. In eerste termijn hebben wij daarover al gedebatteerd.

Ik kom bij de ingediende moties. Mevrouw Sap heeft de motie op stuk nr. 215 ingediend. In deze motie wordt gevraagd de oogkleppen af te zetten en de adviezen van deskundigen om te zetten in deugdelijk hervormingsbeleid. Wij luisteren altijd naar adviezen. Van oogkleppen is natuurlijk geen sprake. Ook vanwege de toonzetting van de motie zal het mevrouw Sap niet verbazen dat ik de motie ontraad.

In de tweede motie van mevrouw Sap, de motie op stuk nr. 216, wordt gevraagd om verschillende scenario's voor het meer toekomstbestendig maken van het hypotheekstelsel. Ik vraag mevrouw Sap om die motie aan te houden. De motie is naar mijn mening overbodig, maar dat zal moeten blijken. Tijdens de algemene financiële beschouwingen in de Eerste Kamer is door staatssecretaris Weekers van Financiën toegezegd dat het kabinet de resultaten van alle onderzoeken naar het huidige hypotheekstelsel op een rij zal zetten en het overzicht voor het eind van het jaar naar de Kamer zal zenden. Hierbij komen alle mogelijke beleidsvarianten aan bod, vergezeld van een appreciatie. Hierdoor ontstaat een heel pakket aan invalshoeken en relevante overwegingen. Strikt genomen is de motie dus overbodig, al zal mevrouw Sap dat niet met mij eens zijn. Wellicht kan zij de motie aanhouden tot de resultaten van dat onderzoek bekend zijn.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik zie de motie graag in stemming gebracht. In de Eerste Kamer is alleen toegezegd dat er een samenvatting zal komen. Deze motie roept om op daarna tot voorstellen over te gaan.

Minister Rutte:

In dat geval verwacht ik voorstellen van mevrouw Sap, want het kabinet is niet van plan om te komen met voorstellen over de hypotheekrenteaftrek. Straks krijgen wij het grondwerk, maar voor een coalitie die besloten heeft om niet aan de hypotheekrenteaftrek te morrelen, is het moeilijk om alsnog te komen met het voorstel om daar wel aan te morrelen. Dat zou gek zijn.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 217 van de heer Cohen, die de regering verzoekt om zo snel mogelijk met een crisispakket te komen. Ik vind deze motie te vroeg; ze is nu niet wenselijk. Wij weten uit de vorige crisis dat de effecten van maatregelen die voorbijgaan aan automatische stabilisatoren zeer beperkt zijn. Het kabinet is bezig met het hele bedrijfslevenbeleid, met de negen topsectoren plus de hoofdkantoren plus de hele aanpak van duurzame energie plus de hele hervorming die aan de gang is in het onderwijs om op een hele reeks van terreinen maatregelen te nemen om Nederland welvarender en competitiever te maken. Op dit moment is er geen financiële ruimte om daarbovenop met allerlei extra investeringen te komen.

Dan is er de motie op stuk nr. 218 van de heer Koolmees, die de regering verzoekt om bij eventuele aanvullende bezuinigingen eerst in te zetten op structurele hervormingen. Deze motie is nu nog echt te vroeg. Mag ik de heer Koolmees verzoeken de motie aan te houden totdat wij meer weten over de vraag of het kabinet echt genoodzaakt is tot aanvullende bezuinigingen? De motie lijkt mij op dit moment nog niet aan de orde. Wellicht is ze dat in de toekomst, maar dan kunnen wij dat debat met elkaar voeren.

Mevrouw Karabulut verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 219 om meer geld uit te trekken voor chronisch zieken en gehandicapten. Het ontbeert de motie aan dekking, dus moet ik haar op grond van de financiële spelregels ontraden.

In haar motie op stuk nr. 220 verzoekt mevrouw Karabulut de regering zich ten doel te stellen om de armoede in Nederland terug te dringen. De begroting van SZW is duidelijk: de doelstelling is om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Dat is het beleid van dit kabinet, dat er onmiddellijk ook toe leidt dat minder mensen afhankelijk zijn van een laag inkomen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is dus niet waar. Was het maar zo. Er is een groeiende groep mensen die werken, maar toch arm zijn. Los daarvan zou het toch heel raar zijn als onze premier zou zeggen: ik heb niet als doel dat de armoede minder wordt?

Minister Rutte:

Ik heb in eerste termijn al gezegd dat het mijn doel is om het aantal mensen dat afhankelijk is van een laag inkomen terug te dringen door ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan het werk komen. Dat is ook precies wat in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als de premier dat meent – hij noemt het "laag inkomen"; ik wil het best herformuleren als het daaraan ligt – en daarmee de armoede wil terugdringen, kan hij deze motie toch ook omarmen en als ondersteuning van beleid zien?

Minister Rutte:

Maar dan zijn wij het eens en is de motie overbodig. Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet in op mensen aan het werk helpen, zodat minder mensen afhankelijk zijn van een laag inkomen. Zij doen het al.

Mevrouw Karabulut (SP):

Er staat toch echt geen doelstelling in dat er minder armoede moet komen in Nederland. Wij kunnen er hier een woordenspelletje van maken, maar ik vind het toch vrij ernstig dat de premier, die ziet dat de armoede groeit – dat blijkt ook uit alle statistieken en met name uit de schrijnende voorbeelden van mensen zelf – vandaag hier niet wil zeggen: ik wil dat de armoede in Nederland afneemt. Ik vind dat redelijk schokkend.

Minister Rutte:

Ik wil dat het aantal mensen in Nederland dat afhankelijk is van een laag inkomen afneemt. Dat ben ik volkomen met mevrouw Karabulut eens. Om die reden kiezen wij voor een instrumentarium om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Zoals mevrouw Karabulut het hier formuleert, ook in de context van haar politieke overtuiging en van de eerste termijn, bedoelt zij ook extra investeren in hogere uitkeringen en in allerlei andere voorzieningen. Dat kan ik hier niet van losknippen. Het kabinet wil zo veel mogelijk mensen aan het werk helpen. Als mevrouw Karabulut dat ook wil, zijn wij het eens en is de motie overbodig.

De voorzitter:

De allerlaatste keer, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil dat de premier zegt: ik wil niet dat de armoede meer wordt maar ik wil dat de armoede minder wordt in Nederland, ik ga daaraan werken en dat wordt een doel. Wij verschillen er misschien over van mening hoe wij daar komen. Maar het zou een heel goed signaal zijn aan alle Nederlanders, vooral die Nederlanders die het nu moeilijk hebben, als onze premier zegt: dat is inderdaad het doel, wij willen de armoede in Nederland terugdringen.

Minister Rutte:

Dit kabinet wil het aantal mensen dat afhankelijk is van een laag inkomen terugdringen door ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan het werk komen. Volgens mij zijn wij het gewoon eens …

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan kunt u de motie zien als ondersteuning.

Minister Rutte:

Nee, dan is de motie overbodig. Mevrouw Karabulut praat over armoede. Dat vind ik echt een vertekening van de feiten. Wij praten over mensen met een laag inkomen. In Nederland is de situatie zo …

De voorzitter:

Nee, minister-president.

Minister Rutte:

Ik verval in herhaling.

De voorzitter:

Ja, u beiden.

Minister Rutte:

Ja, wij beiden. Daarmee zouden wij een overigens plezierig debat in een vervelende sfeer afronden. Dat zou ik zonde vinden, want volgens mij hebben wij vandaag echt recht gedaan aan het SCP-rapport. Dat vond ik heel waardevol.

De voorzitter:

Volgens mij hebben wij nog het oordeel over één motie tegoed.

Minister Rutte:

Dat klopt. Voor een reactie op de motie over de voedselbanken verwijs ik kortheidshalve naar het zeer uitvoerige debat dat ik in eerste termijn met mevrouw Karabulut heb gevoerd. Ik respecteer dat zij er alsnog een Kameruitspraak over vraagt en wacht die uitspraak af. Ik denk dat wij er wel tien minuten over hebben gesproken. Ik ontraad de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Wij zullen volgende week dinsdag over de moties stemmen.

De vergadering wordt van 17.13 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven