Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 september over windturbines.

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Voorzitter. Het doel van de wijziging van het Activiteitenbesluit was meer duidelijkheid over de geldende geluidsnormering en eenduidigheid over deze normen te krijgen. Wat de VVD-fractie betreft, is er niet meer duidelijkheid gekomen en kunnen wij ons afvragen of eenduidigheid wel zo gewenst is op dit thema, want er zijn veel verschillen die om een verschillende aanpak vragen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de antwoorden van de minister op de vragen gesteld door de Kamer nog vragen oproepen;

overwegende dat het onduidelijk blijft of deze vorm van normering voor geluidsoverlast geschikt is voor windmolens, of de nieuwe geluidsnormen wel of niet een verruiming inhouden en of de algemene maatregel van bestuur leidt tot een beperking van het aantal locaties voor windmolens aan de kust;

van mening dat over deze vragen meer duidelijkheid moet zijn voordat de algemene maatregel van bestuur in werking treedt;

voorts overwegende dat in de vaste commissie voor Economische Zaken reeds is afgesproken, een hoorzitting te organiseren over alle externe effecten van windenergie (geluid, horizon, externe veiligheid), welke op korte termijn in samenwerking met de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan worden georganiseerd;

verzoekt de regering, de feitelijke inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur aan te houden tot de Kamer middels een hoorzitting meer duidelijkheid heeft over bovenstaande vragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas-Smeerdijk, Dijkgraaf en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127(31209).

De heer Samsom (PvdA):

Mevrouw Lucas-Smeerdijk dient nu een motie in met een ontzettend procesmatige aanpak. Ze wil wachten tot er meer duidelijkheid is. Zouden wij niet gewoon eerlijk tegen elkaar moeten zijn? Als zij gewoon zegt dat ze die molens niet wil, zeggen wij dat we ze wel willen. Dan hebben we tenminste een echt debat over windenergie en niet over een vage AMvB met vage geluidsnormen die maar uitgesteld wordt. Aan zo'n discussie heeft niemand iets, zeker de mensen in Urk niet. Zou zij niet gewoon eerlijk moeten zijn en een motie moeten indienen dat zij dat park niet wil?

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Ik wil best eerlijk zijn, maar het gaat hier over de geluidsnormering van windmolens en niet om een algemene discussie over windmolens. Wij willen graag duidelijkheid. Met deze concept-AMvB wordt die niet geboden. Daarom zijn wij hier geen voorstander van.

De heer Samsom (PvdA):

Ik betwijfel of die duidelijkheid ooit kan worden geboden, maar laten wij aannemen dat het ooit gebeurt. Is mevrouw Lucas-Smeerdijk dan bereid om te zeggen: oké, doe dat park dan maar? Of heeft zij dan weer een reden om dat park niet te willen. Ik vind het prima, maar zeg het van tevoren, want dan hebben de mensen in Urk duidelijkheid. Daar hoort de politiek in dit huis over te gaan.

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Ik wil heel graag duidelijkheid geven, maar het windmolenpark in Urk staat hier vandaag niet op de agenda. Het gaat om deze AMvB, die als reden heeft meer duidelijkheid te geven. Die duidelijkheid wordt was ons betreft echt niet gegeven. Dat blijkt ook uit de vragen die in het laatste AO zijn gesteld. De beantwoording daarvan roept nieuwe vragen op. Het is erg onduidelijk of dit een verbetering is. Wat ons betreft voer je alleen een wijziging door als het tot verbetering van beleid leidt. Daar zijn wij in dit geval absoluut niet van overtuigd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ken de VVD als een partij die altijd opkomt voor ondernemers. Zij zegt dat ondernemers duidelijke kaders moeten krijgen en langjarige duidelijkheid. Na geruime tijd van discussie, onderzoek en allerlei extra informatie is nu de hoogst mogelijke mate van duidelijkheid hierover verschaft. Ik ben ongelooflijk verbaasd dat de VVD dan niet de ondernemers in de windenergie – toch de sector voor onze kenniseconomie en onze export, waar wij kunnen verdienen – steunt.

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Ik kan hetzelfde terugzeggen: U kent de VVD als een partij die ondernemers steunt. Ik ken GroenLinks als een partij die altijd heel kritisch is op geluidsoverlast. In dezen kunnen wij dus elkaar blijven bestrijden. Het gaat ons erom dat deze regeling tot meer duidelijkheid zou moeten leiden voor ondernemers. Wat ons betreft biedt de regeling die duidelijkheid niet, want er blijft de discussie over de vraag of dit überhaupt een geschikte norm is om geluidsoverlast voor windmolens in te vangen. Wat ons betreft is het geen verbetering. Daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit is een vraag over de timing. Hoe lang laat je de onduidelijkheid voor de ondernemers nog voortduren in plaats van nu te zeggen "vooruit met de geit"?

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Ik kan daar heel kort over zijn: liever nog even geen duidelijkheid dan straks een besluit dat helemaal geen duidelijkheid biedt. Dus liever nog even geen besluit dan een slecht besluit.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, u hebt geen inbreng maar u doet wel mee aan het debat?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat klopt. Is dat ongebruikelijk?

De voorzitter:

Dan hoeft u uw naam niet weg te halen. Dan kunt beter gewoon blijven staan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Juist als de VVD-fractie zo hecht aan duidelijkheid, kan zij toch beter voor het vaststellen van een bepaalde norm stemmen in plaats van de discussie over de wenselijkheid van deze versus een andere norm te blijven voeren? Als mevrouw Lucas zo voor eenduidigheid is, mag ik daaruit dan concluderen dat zij ook liever een norm voor de dag en de nacht zou willen hebben?

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Ik heb niet gezegd dat ik ben voor meer eenduidigheid. De minister heeft aangegeven dat een van de redenen om met dit voorstel te komen, meer eenduidigheid was. Uit de gehele discussie rondom dit thema blijkt wel dat het heel lastig is om een norm vast te stellen, want er zijn gewoon heel veel verschillende omstandigheden: dag, nacht, platteland, industriële omgeving. U hebt zelf een vraag gesteld over de kust. Ook daarvan zou je je kunnen afvragen of daarvoor niet iets anders moet gelden. De grote vraag is dus of een eenduidige norm in dezen wel zo verstandig is. Ik vind dat een heel wezenlijke vraag die wij wel moeten beantwoorden, voordat wij het beleid vaststellen. Volgens mij bent u dat met mij eens.

De voorzitter:

Dat is uitlokking.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Inderdaad, voorzitter, dat was natuurlijk uitlokking. Ik stel toch vast dat de VVD in dezen bepleit om de bestaande onduidelijkheid te laten voortduren. Dat betreur ik zeer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. De onlangs gepresenteerde Balans van Leefomgeving heeft ons weer eens pijnlijk laten zien hoe onze economie nog steeds aan fossiele energiebronnen verslaafd is. Wij hobbelen Europees gezien helemaal achterin de rij bij het opwekken van schone energie, bijvoorbeeld door middel van windmolens. Burgers, gemeenten, investeerders en ondernemers zijn gebaat bij snelle duidelijkheid over milieuregels voor windmolens waaraan zij moeten voldoen. Mijn fractie hecht er dan ook sterk aan om deze algemene maatregel van bestuur snel in te voeren.

Omdat de minister in het algemeen overleg nog aangaf enige twijfel te hebben hoeveel vaart zij zou willen maken en of het misschien niet aan het volgende kabinet moest worden overgelaten, dien ik als steuntje in de rug namens de GroenLinksfractie de volgende motie in namens de heer Samson van de Partij van de Arbeid, mevrouw Van Veldhoven van D66 en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink van de ChristenUnie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat burgers, decentrale overheden en investeerders er baat bij hebben dat er zo snel mogelijk helderheid komt over de milieuregels die gelden voor de plaatsing van windturbines;

verzoekt de regering, de algemene maatregel van bestuur Windturbines zo snel mogelijk te ondertekenen en verder in procedure te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Samsom, Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128(31209).

De heer Jansen (SP):

De veronderstelling die ten grondslag ligt aan de motie-Van Tongeren is dat het investeringsklimaat in Nederland op dit punt achterblijft. Nu lees ik tot mijn genoegen in Energie Nederland dat in Nederland in kilowatt windvermogen per hectare bijna net zoveel vermogen staat als in Duitsland, zo'n beetje de kampioen windenergie van Europa. Dan valt het toch wel mee met dat investeringsklimaat? Dan zouden wij toch in ieder geval de zorgvuldigheid voorop moeten stellen bij de toepassing van windmolens. Is dat zo onredelijk?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het een heel goede vondst om de hoeveelheid windenergie om te rekenen naar de hoeveelheid per hectare. Daarmee heeft een klein land al snel veel windenergie. Wij lopen echter achter op de Europese doelstellingen op het gebied van duurzaamheid. Zelfs met het huidige beleid en de huidige plannen voor de windenergie is het zeer de vraag of wij die doelstellingen gaan halen. Mijn fractie vindt het heel belangrijk dat er duidelijkheid komt voor de investeerders, gemeentes en ondernemers. Daarom willen we dat de minister deze AMvB snel in werking stelt.

De heer Jansen (SP):

Nederland is een stuk dichter bevolkt dan Duitsland. Je zou daarom verwachten dat wij moeite hebben om de windmolens kwijt te kunnen tussen al die mensen. Desondanks hebben wij 55 kW/ha en de Duitsers 72 kW/ha. Dat is naar verhouding toch best een aardige ontwikkeling, op land?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het is lastig om alles in het land in te passen wat we nodig hebben aan snelwegen, vliegvelden en overige leefgebieden; bovendien ligt de ecologische hoofdstructuur mijn fractie na aan het hart. Wij zijn ervan overtuigd dat er ruim voldoende zorgvuldigheid is betracht en er inmiddels bijna te veel tijd is verstreken. Er moet nu duidelijkheid worden geboden met deze AMvB.

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. De PVV heeft een broertje dood aan onrendabele windmolens. Daarom dien ik de volgende drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat windmolens draaien op subsidies en niet op wind;

overwegende dat mensen, vogels en zeezoogdieren hinder ondervinden van deze onrendabele windmolens;

verzoekt de regering, te stoppen met het plaatsen van windmolens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(31209).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer windmolenparken voor de kust verrijzen in goede visgebieden;

overwegende dat de vissector stelt dat het voor vissers langzaam maar zeker vissen op een postzegel wordt, daar het gebied waar zij mogen vissen almaar afneemt;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de vissector om te voorkomen dat windmolenparken voor de kust de visserij uit ons land verdrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Mos en Gerbrands. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130(31209).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in toenemende mate gedesoriënteerd raken en aanspoelen van zeezoogdieren door deskundigen in samenhang wordt gebracht met de verrijzenis van windmolenparken aan de kust;

voorts constaterende dat vogeldeskundigen beweren dat er jaarlijks tal van (water)vogels sneuvelen door windmolens;

verzoekt de regering, een onderzoek te starten naar de eventuele samenhang tussen bovenstaand dierenleed en de groei van windmolenparken in samenwerking met betrokken deskundigen;

verzoekt de regering voorts, de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Mos en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131(31209).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Om voor de energievoorziening van Nederland minder afhankelijk te zijn van ayatollahs, Poetins en dergelijke is het CDA een groot voorstander van de diversificatie van energieopwekking. Wij zijn dus ook voorstander van windenergie, maar niet overal en niet onder alle omstandigheden. Daarom is het goed dat de minister een AMvB heeft opgesteld waarin algemene regels voor geluidsoverlast staan. Daar wordt al lang op gewacht, bijvoorbeeld door de mensen op Urk. Ik heb een daarover een vraag en een motie.

Als een windmolen een halfjaar stilstaat, mag die windmolen dan in het resterende halfjaar twee keer zo veel lawaai maken? Is dat de kern van het systeem? De gemeente Urk heeft ons namelijk haar begrijpelijke zorg hierover laten weten. Het gaat vandaag niet om Urk, maar om windmolens en de AMvB. Toch leven er op Urk grote zorgen. De Kamer mag daarover best meedenken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het Rijksinpassingsplan Windpark Noordoostpolder voor vaststelling aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132(31209).

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De SP-fractie vindt dat bij wind op land omwonenden en passanten geen risico's mogen ondervinden, en dat ook kritisch moet worden gekeken naar de geluidsoverlast van windmolens. Vandaar de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van windmolens van10-6/jr. niet geldt voor wegen, spoorwegen en vaarwegen;

  • - de Beleidsvisie windturbines langs auto-, spoor- en vaarwegen (1999) en de Beleidsregels voor het plaatsen van windturbines bij waterstaatswerken (2002) vuistregels geven voor de afstand tussen turbine en infrastructuur, die niet gebaseerd zijn op de gebruikelijke risicobenadering;

  • - een ongeval met een windturbine in de nabijheid van een drukke autoweg of spoorlijn potentieel veel slachtoffers kan veroorzaken;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de beleidsvisie en beleidsregels gebaseerd kunnen worden op de standaardrisicobenadering met een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jr. en de Kamer hierover binnen zes maanden te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133(31209).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - in de toelichting op het vigerende Activiteitenbesluit staat dat voor het landelijk gebied overwogen wordt een nachtnorm van 35 dB(A) op te nemen;

  • - de minister van VROM in haar brief van 21 september 2010 aangeeft, deze lijn te verlaten omdat naar haar mening de windparken die nu ontwikkeld worden vergelijkbaar zijn met nationale infrastructuur;

  • - het Activiteitenbesluit echter niet van toepassing is op de grote windmolenparken maar uitsluitend op projecten tussen 5 en 100 MW;

verzoekt de regering, in het Activiteitenbesluit een aparte geluidsnorm op te nemen voor de kleine en middelgrote windmolenparken in het landelijk gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134(31209).

De heer Koopmans (CDA):

Ik probeer de laatste motie te begrijpen. Het maakt toch niet uit of er 1 of 100 windmolens staan, als je het hebt over de geluidsnormen? Als er een geluidsoverlast van 47 is, is het 47, of dat nu door 1 of door 100 molens wordt veroorzaakt.

De heer Jansen (SP):

Ik heb geprobeerd om de redenering van de minister voor een deel te volgen. De minister zegt in wezen dat je de megawindmolenparken in Nederland moet zien als een soort industrieterrein, en ze ook als zodanig behandelen. De SP vindt dat je moet differentiëren tussen de geluidsnorm voor een lawaaiige omgeving – autowegen, industrieterreinen en dergelijke – en de norm voor het rustiger landelijk gebied. Wij hebben op dat punt de redenering van de minister gevolgd. Maar wat wij willen voorkomen, is dat in het op dit moment nog landelijke gebied door solitaire molens en kleine windmolenprojecten een soort grijze geluidsdeken ontstaat, waardoor op allerlei plekken overlast bestaat in gebieden die tot nu toe rustig waren. Dat is in wezen de gedachte achter de toelichting op het huidige activiteitenbesluit. Daarin staat namelijk dat dat besluit op dat punt niet helemaal waterdicht is en dat de minister overweegt de eisen op dat punt omlaag te brengen. Wij adviseren de minister die lijn te volgen, en een en ander materieel te maken in het nieuwe activiteitenbesluit.

De heer Koopmans (CDA):

Begrijp ik het goed dat u zegt: ik wil gewoon voor kleinere windmolenparken en solitaire windmolens een andere, vooral lagere norm?

De heer Jansen (SP):

In het landelijk gebied, ja. Die koppeling leg ik wel.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De vraag die u stelt, heeft mijns inziens vooral betrekking op de ruimtelijke inpassing van windmolens, gekoppeld aan het effect van de geluidsnormen. Wij kunnen enerzijds een besluit nemen over de norm en anderzijds bestaat er voor gemeenten – dat heeft de gemeente Noordoostpolder ook gedaan – de mogelijkheid om de overlast te beperken door in de ruimtelijke inpassing aan te geven dat bepaalde gebieden zijn gevrijwaard van solitaire windmolens. Naar ik begrijp verandert deze AMvB daar niets aan, zodat gemeenten in stiltegebieden of in landelijke gebieden nog altijd de overlast van solitaire windmolens kunnen beperken. Graag een reactie van de minister.

De heer Jansen (SP):

Ik ben het op zich met mevrouw Veldhoven-van der Meer eens dat gemeenten ook mogelijkheden hebben om via hun ruimtelijk beleid aan te wijzen voor welke gebieden het wel en voor welke gebieden het niet geldt. Ik wil haar er echter op wijzen dat wij uit het oogpunt van rechtsgelijkheid in de wet kunnen regelen dat voor heel Nederland een bepaald kwaliteitsniveau geldt dat wij in het buitengebied, namelijk op het platteland voor de kleinere projecten, redelijk vinden. Op dat punt mogen wij de individuele burger niet afhankelijk maken van de politieke wind of waan van de dag. Om die reden denk ik dat het verstandig is om dit in het activiteitenbesluit te regelen. Dan houden de gemeenten namelijk de mogelijkheid om te zeggen: daar wel en daar niet.

Minister Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Ik zal de moties bespreken in de volgorde waarin ze zijn ingediend. Hier en daar kom ik dan nog bij een enkele vraag die is gesteld.

De motie van mevrouw Lucas-Smeerdijk verzoekt de regering "de feitelijke inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur aan te houden tot de Kamer middels de hoorzitting meer duidelijkheid heeft over bovenstaande vragen". Het oordeel over deze motie zou ik aan de Kamer over willen laten. Zij heeft immers eerder ook uitspraken gedaan over onomkeerbaarheid.

Dan de tweede motie, die is ingediend door mevrouw Van Tongeren, de heer Samsom, mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink.

De voorzitter:

Staatssecretaris, één moment. De heer Koopmans heeft nog een vraag over de vorige motie.

De heer Koopmans (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris zelf graag de AMvB wil tekenen. Is de staatssecretaris met mij van mening dat die hoorzitting zo snel mogelijk wordt georganiseerd, gelet op de wenselijkheid van de AMvB?

Minister Huizinga-Heringa:

In de eerste plaats moeten we de uitkomst van de stemmingen over de moties afwachten. Inderdaad, ik wil graag snel zoveel mogelijk duidelijkheid geven en die AMvB zo snel mogelijk tekenen. Als een meerderheid van de Kamer dat ook wil, doe ik dat natuurlijk. Als een meerderheid echter vindt dat we die hoorzitting moeten afwachten, dan kan ik daar natuurlijk weinig aan doen. Daarbij wil ik de Kamer wel op het hart binden om die hoorzitting binnen één à twee weken te organiseren, anders blijven we op elkaar wachten. Dat lijkt mij niet bevorderlijk voor de helderheid.

Mevrouw Lucas-Smeerdijk (VVD):

Het is absoluut de bedoeling om die hoorzitting snel te organiseren. Daartoe is al besloten door de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken. De hoorzitting moet alleen nog ingepland worden. Ons voorstel zal zijn om dat zo snel mogelijk te doen in samenwerking met de vaste Kamercommissie voor VROM, zodat we het in één keer kunnen afhandelen.

Minister Huizinga-Heringa:

Dat verandert natuurlijk niets aan mijn opmerking om het oordeel over deze motie aan de Kamer te laten.

In de tweede motie wordt de regering verzocht zo snel mogelijk de algemene maatregel van bestuur te ondertekenen. Ook die motie laat ik graag over aan het oordeel van de Kamer.

De heer De Mos heeft een motie ingediend, waarin hij de regering verzoekt te stoppen met het plaatsen van windmolens. Het zal hem niet verbazen dat ik aanvaarding van deze motie ontraad. Het is het beleid van dit kabinet om in te zetten op duurzame energie. Het plaatsen van windmolens is één van de manieren om dat te doen. Dus ik ontraad aanvaarding van deze motie.

De heer De Mos heeft nog een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt in overleg te treden met de vissector om te voorkomen dat windmolenparken voor de kust de visserij uit ons land verdrijven. Met partijen is natuurlijk altijd overleg. Als het gaat om windmolenparken in zee is dat de eerste verantwoordelijkheid van mijn collega van Verkeer en Waterstaat. Maar ik heb ook een verleden op dat ministerie en ik weet dat er met alle betrokken partijen, zowel met de visserijsector als met de scheepvaart of wie ook maar een belang heeft op de Noordzee, echt goed overleg is om te komen tot de juiste plekken. In mijn ogen is deze motie dus overbodig en daarmee moet ik haar ontraden.

De heer De Mos (PVV):

De minister vindt de motie overbodig. Echter, de visserij is in rep en roer. We krijgen tal van mailtjes binnen. Ik denk toch dat het overleg zinvol is, want de visserij heeft het al moeilijk en die windmolenparken zorgen ervoor dat het nog moeilijker wordt. Dus overleg is toch gewenst.

Minister Huizinga-Heringa:

Ja, maar mijn antwoord aan de heer De Mos was dat het overleg ook plaatsvindt. Dat overleg vindt plaats met alle partijen die betrokken zijn bij windmolenparken in zee, waarbij de scheepvaart en de visserij ook belangrijke overlegpartners zijn.

De heer Jansen (SP):

Misschien kan de minister bevestigen dat bij dat overleg ook de potentie van windmolenparken wordt aangegeven voor de visserij. Het zijn namelijk heel belangrijke paaiplaatsen, waardoor heel veel vissers dit juist als een mogelijkheid zien om de achteruitgang van de visstand te stoppen. Dat wordt toch ook betrokken bij het overleg, of vergis ik me?

Minister Huizinga-Heringa:

Zoals ik al zei, ben ik niet degene die dat overleg voert. Dat is echt de eerste verantwoordelijkheid van de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik neem aan dat alle voor- en nadelen bij dat overleg aan de orde komen en dat ook dit punt bij dat overleg betrokken wordt.

Voorzitter. De heer De Mos heeft nog een motie ingediend, waarin hij de regering verzoekt een onderzoek te starten in samenwerking met betrokken deskundigen naar eventuele samenhang tussen in de motie genoemd dierenleed en de groei van windmolenparken en waarin hij de regering verzoekt de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten te berichten. Onderzoek naar het effect op dieren en op de natuur valt onder de MER-procedures en de natuurtoetsen die altijd bij windparken aan de orde zijn. Het onderzoek waar de heer De Mos om vraagt, vindt in feite plaats via een MER-procedure en via een natuurtoets. In die zin moet ik, hoewel ik het jammer vindt om dit te zeggen, ook deze motie van de heer De Mos ontraden. Laat ik het zo zeggen: er wordt al tegemoetgekomen aan de wensen van de heer De Mos op dit terrein.

De voorzitter:

Bedoelt u dat dit ondersteuning van beleid is?

Minister Huizinga-Heringa:

Ondersteuning van beleid, overbodig, het is maar net welk woord je kiest.

De voorzitter:

Het is wel iets anders, maar ...

De heer De Mos (PVV):

De minister is druk doende en alles is overbodig, maar hoe kan het dan dat er de laatste tijd zoveel bruinvissen aanspoelen? Dat komt doordat die beesten hun oriëntatie verliezen. Dat komt door de windmolenparken. De minister kan zoveel overleggen als zij wil, maar de bruinvis wordt daar in ieder geval niet gelukkiger van.

Minister Huizinga-Heringa:

Als een windmolenpark wordt gepland, zijn er MER-procedures en natuurtoetsen waarin deze effecten allemaal worden meegenomen. Ook het effect op de bruinvissen komt daarbij aan de orde.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als de heer De Mos al weet waardoor de bruinvissen aanspoelen, is het onderzoek misschien niet meer nodig, maar ik verzoek de minister om de Kamer een overzichtje te doen toekomen van recente onderzoeken die op dit punt al zijn uitgevoerd. Volgens mij wordt hier namelijk regelmatig onderzoek naar uitgevoerd.

Minister Huizinga-Heringa:

Ik weet niet precies aan welke collega ik dat verzoek zal doorgeleiden: de collega van Verkeer en Waterstaat of de collega van LNV. Ik zal dit verzoek echter zeker op de juiste plaats terecht doen komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is een toezegging.

Minister Huizinga-Heringa:

Er is ook een motie van de heer Koopmans, waarin de regering wordt verzocht om het rijksinpassingsplan voor het windpark in de Noordoostpolder aan de Kamer te doen toekomen. Ik laat ook over deze motie het oordeel graag aan de Kamer over. Daarbij merk ik wel dat ik, als de motie wordt aangenomen, in overleg zal treden met de minister van EZ. Zij is immers de eerstverantwoordelijke voor het rijksinpassingsplan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een feitelijke vraag, want als nieuw Kamerlid ken je nog niet alle gebruiken. Hoe wordt normaliter met dit soort inpassingsbesluiten omgegaan? Worden die regulier naar de Kamer gezonden? Zo niet, waarom zou het dan in de rede liggen om een uitzondering te maken voor dit inpassingsbesluit?

De voorzitter:

Ik wijs u als nieuw Kamerlid erop dat u dit punt echt in het algemeen overleg had kunnen vragen. Het is nu in ieder geval een nieuw punt. Ik zou dit nu dus niet doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Excuses. Dan zal ik bekijken op welke andere manier ik die vraag beantwoord kan krijgen. Dit punt kwam tijdens het algemeen overleg niet op. De motie is ook nieuw voor mij. Vandaar die vraag, maar ik zal de vraag op een andere manier aan de minister doen toekomen.

Minister Huizinga-Heringa:

Mevrouw Van Veldhoven heeft nog even tijd om na te denken of zij voor of tegen de motie stemt. Ik denk dat die tijd ook benut kan worden om dit punt op te helderen en om aan de hand daarvan haar houding ten opzichte van de motie te bepalen.

De heer Jansen heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om de concept-AMvB aan te passen in de vorm van differentiatie in de geluidseisen door het stellen van een separate lagere norm voor het landelijk gebied voor projecten die niet vallen onder een rijksprojectenprocedure. Het idee van deze AMvB en van de circulaire is juist om aan te sluiten bij het Activiteitenbesluit en om zo helderheid te geven. In het Activiteitenbesluit is geen differentiatie qua gebied opgenomen. Waarom zou dat dan wel in de AMvB zo zijn? Het is logischer om gewoon aan te sluiten bij de lijn die is gekozen in het Activiteitenbesluit. Bovendien ligt de nu geldende norm, 41 Lden, heel dicht bij de door de WHO aanbevolen norm, namelijk 40 Lden. Het verschil tussen 41 Ldenen 40 Lden is nagenoeg verwaarloosbaar. Deze AMvB heeft dus een goede norm voor de nacht.

De heer Jansen (SP):

Ik ben op zich bereid om de suggestie van de minister te volgen om aan te sluiten bij het Activiteitenbesluit. Daarbij gaat het om de projecten tussen 5 en 100 megawatt. Dat zijn dus niet de grootste projecten, zoals in de Noordoostpolder. Is de minister dan bereid om voor die projecten tussen 5 en 100 megawatt te differentiëren, zodat wel een aangescherpte norm kan worden gesteld voor projecten in landelijk gebied in lijn met de toelichting op het huidige activiteitenbesluit?

Minister Huizinga-Heringa:

Ik weet niet helemaal zeker of ik uw vraag goed begrijp. Het Activiteitenbesluit ziet op de megaparken die kleiner zijn dan 15 megawatt. Daarbij is niet gekozen voor een gedifferentieerde nachtnorm. De AMvB sluit aan bij dat Activiteitenbesluit. Als je een goede nachtnorm hebt die nagenoeg voldoet aan datgene wat de WHO vraagt, waarom zou je dan nog gaan differentiëren? Dat zou het lastiger maken en het zou ten koste gaan van de eenheid en de duidelijkheid. Ik zou de motie dus willen ontraden.

De heer Jansen (SP):

Ik zeg in ieder geval toe dat ik zal proberen om de aansluiting met het Activiteitenbesluit te verbeteren. Wij houden echter vast aan de differentiatie.

Minister Huizinga-Heringa:

De heer Jansen verzoekt de regering in zijn motie om binnen zes maanden een aangepaste beleidsregel voor het plaatsen van windturbines nabij wegen, spoorwegen en vaarwegen te doen toekomen, die gebaseerd is op een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. De risiconorm is gebaseerd op een kwetsbaar object. Een huis is wel gedefinieerd als een kwetsbaar object, maar een weg niet. Een weg op zich is niet kwetsbaar, omdat er auto's overheen rijden. Als je een weg zelf ook als kwetsbaar object definieert, heeft dit niet alleen een gevolg voor windmolens. Dat heeft ook grote gevolgen voor alle industrie, zoals de petrochemische industrie in de buurt van een weg. In dat geval is de weg ook een kwetsbaar object waarop je de heel sterke norm van 10-6 moet toepassen. Om die reden wil ik consistent blijven en niet het risicobeleid op de kop zetten via de windmolens.

De heer Jansen (SP):

Ik neem aan dat de minister wel onderkent dat er in enkele reeds gerealiseerde situaties een groter aantal doden kan vallen als er een wiek valt op de weg of op de spoorlijn, dan als die valt op de vaste objecten in de buurt. Ik doel in dit verband op de A12 bij Moordrecht. Ik ben van mening dat de minister een balk in haar oog heeft als zij wel let op de paar verdwaalde woningen die daar staan, maar niet op de drukste autosnelweg en drukste spoorlijn van Nederland.

Minister Huizinga-Heringa:

Het gaat over de systematiek van het externe veiligheidsbeleid en van het risicobeleid. Die systematiek is gebaseerd op kwetsbare objecten. Een huis waarin over het algemeen mensen verblijven wordt gedefinieerd als een kwetsbaar object, maar een weg zelf niet. Als een stuk van de windmolen op de weg zelf valt, kan dat weinig kwaad. Het is alleen problematisch als daar auto's overheen rijden. Als wij de weg zelf als kwetsbaar object definiëren, heeft dat verstrekkende gevolgen. In feite kun je dan nauwelijks meer een weg door een industriegebied aanleggen. Industrie brengt namelijk ook gevaren met zich.

Ik kan de gedachtegang van de heer Jansen wel volgen, zeker nadat er een molenwiek op de A6 terecht is gekomen. Ik kom zelf regelmatig langs die plek. Ik kan mij voorstellen dat de heer Jansen die gedachten heeft, maar tegelijkertijd vind ik dit niet de manier om het gevaar op te lossen. De heer Jansen geeft in zijn motie een weg aan. Als wij die echter bewandelen, zetten wij het risicobeleid zodanig op de kop dat je in feite nergens meer een weg bij een industrieterrein kunt aanleggen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

Naar boven