Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 september 2010 over het Besluit slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs met betrekking tot dyslexie en dyscalculie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg dat wij vanmorgen hebben gevoerd, heb ik mijn zorgen uitgesproken over de gevolgen van de voorstellen voor de kernvakken, in het bijzonder voor leerlingen met dyslexie en discalculie. Naar het oordeel van mijn fractie is de afgelopen jaren helaas nog te weinig gedaan om deze leerlingen op een verantwoorde manier voor te bereiden op deze aanscherping. De tijdstermijn die de staatssecretaris hiervoor wil uittrekken is naar de mening van mijn fractie te kort. Dat bleek ook overduidelijk uit de hoorzitting die wij gisteren hebben gehouden. Ook alle betrokkenen in het onderwijsveld zijn deze mening toegedaan. Daarom voorzien wij dat, als wij nu zouden doordenderen, er schade bij deze kwetsbare groep leerlingen gaat ontstaan die wij geen van allen wensen. Leerlingen zullen in niveau naar beneden worden geduwd. Los van wat het persoonlijk voor deze leerlingen betekent, zal er ook veel kostbaar talent verloren kunnen gaan waarvoor wij een grote verantwoordelijkheid dragen. Dat brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een terechte wens is om de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs aan te scherpen om mede op die manier de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsresultaten verder te verhogen;

overwegende dat deze aanscherping wel op een zorgvuldige wijze moet plaatsvinden en voorkomen moet worden dat leerlingen onbedoeld en ongewenst op een lager niveau terechtkomen;

tevens overwegende dat juist met betrekking tot leerlingen met dyslexie/dyscalculie breed grote zorgen leven of die zorgvuldigheid met het huidige invoeringstraject wel in acht genomen wordt;

spreekt uit dat de regering steun krijgt voor de voorstellen om voor het gehele voortgezet onderwijs per schooljaar 2011-2012 gemiddeld een voldoende voor het CE te eisen en de normalisering van het CE voor het vmbo-bb;

spreekt verder uit dat het voorstel om per schooljaar 2012-2013 voor havo/vwo te eisen dat leerlingen maximaal één vijf voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde moeten halen, tot het schooljaar 2013-2014 uit te stellen;

spreekt tevens uit dat de regering tot moment van definitieve besluitvorming met betrekking tot invoering van de eis om maximaal één vijf voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde te behalen per schooljaar 2013-2014 uitvoering moet geven aan:

  • - verder onderzoek naar gevolgen van deze maatregel voor leerlingen met dyslexie/dyscalculie;

  • - verplichte invoering van protocol dyslexie en protocol dyscalculie voor het gehele voortgezet onderwijs en versterkt toezicht op de naleving daarvan;

  • - het maken van gerichte afspraken met het onderwijs en het College voor Examens over de gewenste stofverdeling voor de (vreemde) talen tussen het SE en CE;

  • - het maken van gerichte afspraken met VO-raad over de gewenste en noodzakelijke ondersteuning van scholen om leerlingen met een beperking tot hun recht te doen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(32463).

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Vanochtend is in het debat dat wij voerden over de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs, heel duidelijk geworden dat de SP de voorstellen van de staatssecretaris op zich best steunt, maar dit totaal het verkeerde moment vindt om ze in te voeren. Wat ons betreft moeten scholen wat meer tijd krijgen om de veranderingen die de afgelopen jaren zijn ingezet, goed te verwerken. Dan kunnen wij eens gaan kijken of die maatregelen nog nodig zijn.

Ik zal hierover geen motie indienen, omdat ik het ambtelijk apparaat wat werk wil besparen en ik wel inzie dat wij hiervoor toch geen steun krijgen. Ik neem mijn verlies bij dezen.

Tegen de heer Slob wil ik zeggen dat ik zijn motie qua strekking van harte steun. Toch zullen wij haar niet steunen, gezien de uitspraak van de heer Slob dat hij van mening is dat de staatssecretaris onverkort kan doorgaan met een aantal ingezette maatregelen. Daar kunnen wij ons helaas niet achter scharen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie hecht aan de internationale positie van Nederland. Om ook op het gebied van de kenniseconomie mee te kunnen draaien is het van belang dat de kwaliteit van ons onderwijs omhoog gaat.

De afgelopen jaren zijn er al veel stappen ondernomen om dat mogelijk te maken. Een van deze stappen is het aanscherpen van de slaag/zakregeling. De CDA-fractie is ervan overtuigd dat het verantwoord is om met ingang van het schooljaar 2012/2013 ook de verscherpte eisen voor de drie kernvakken in te voeren. Mijn fractie is van mening dat met de flankerende maatregelen voor kwetsbare groepen de invoerdatum ook voor deze groepen haalbaar moet zijn. Dan moet er van de zijde van de scholen echter wel korte metten gemaakt worden met de vrijblijvendheid; die moet over zijn. De CDA-fractie roept de scholen dan ook op om beter gebruik te maken van de ondersteuningsmogelijkheden die er zijn voor kinderen met dyscalculie en dyslexie.

Ik roep de staatssecretaris op om ervoor te zorgen dat de scholen er nu echt werk van gaan maken.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Laatst sprak ik een student rechten op het hbo. De student zat in een klas van 32 leerlingen. Twee van hen hadden de taaltoets met succes doorstaan. Dat is op dit moment gewoon in het hoger beroepsonderwijs. Dat is niet goed, dat is buitengewoon slecht.

Vanaf het schooljaar 2011/2012 moeten havo- en vwo-leerlingen gemiddeld een voldoende halen voor het centraal examen. Voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde geldt vanaf 2012 dat de leerlingen maximaal één vijf mogen halen. Deze wijzigingen zijn essentieel om meer prestatie in ons onderwijs te brengen.

De VVD pleit al jaren voor strengere eisen in het voortgezet onderwijs. Wij vinden het absurd – ik aarzel niet om dat woord te gebruiken – dat middelbare scholieren momenteel een diploma kunnen halen terwijl ze gemiddeld een onvoldoende hebben gehaald op hun eindexamen. Er ligt nu eindelijk een besluit en dat moeten wij dus doorzetten.

De reden dat de ChristenUnie dit wil uitstellen, is op zich sympathiek, namelijk om kinderen die lijden aan woordblindheid (dyslexie) of aan cijferblindheid (dyscalculie), niet de dupe te laten worden van strengere eisen. Natuurlijk moet dit probleem worden aangepakt in het onderwijs zelf. Het algehele niveau van ons onderwijssysteem mag echter niet worden aangepast aan een groep die moeilijker meekomt. Maatwerk en ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben, en niet het niveau omlaag opdat maatwerk en ondersteuning niet meer nodig zijn. Om die reden zullen wij tegen de ingediende motie stemmen.

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Ik kan er ook vrij kort over zijn. Vanmorgen hebben wij hierover uitgebreid gesproken. Bij alle Kamerleden was het gevoel aanwezig dat het een moeilijke beslissing is, maar wij zitten nu eenmaal in de politiek om moeilijke beslissingen te nemen.

Wij stonden wel voor een dilemma. De PvdA-fractie vond de motie van collega Slob namelijk erg sympathiek; hoe zouden wij daarmee omgaan? Uiteindelijk is het ons gelukt om de knoop door te hakken. Wij hebben besloten om het voorliggende besluit van de staatssecretaris toch als geheel te ondersteunen, omdat wij vinden dat de staatssecretaris vanmorgen buitengewoon sterk heeft geantwoord. Zij heeft al onze zorgen weggenomen.

Er blijft nog één punt over waarop ik op een ander moment nog uitgebreid wil ingaan. Dit betreft het stukje verantwoordelijkheid van de scholen en de vrijblijvendheid die wij telkens weer constateren. Dat is iets om later op terug te komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is fijn om te horen dat de staatssecretaris alle zorgen van de Partij van de Arbeid heeft weggenomen. Hoe snel kan het gaan! Een van de zorgen bij dit onderwerp was dat de flankerende maatregelen om de leerlingen in deze kwetsbare groep echt in een zodanige positie te brengen dat zij deze aanscherping goed aankunnen, behoorlijk zacht en nog vrij open zijn. Heel veel is nog in beweging en er moet nog veel terugkomen van lopende zaken, bijvoorbeeld de quickscan. Waar haalt de Partij van de Arbeid na vanmorgen opeens de zekerheid vandaan dat dit goed gaat en dat wij dus ook voor deze leerlingen volledig de verantwoordelijkheid op ons kunnen nemen door nu in te stemmen met het voorstel van de staatssecretaris?

De heer Çelik (PvdA):

Het is niet alleen na vanmorgen. Een kleine correctie zou goed zijn. Toen vier jaar geleden de coalitie ontstond, heeft de Partij van de Arbeid een grote bijdrage geleverd om ook bij dit beleid grondlegger te zijn. Ik heb van het begin af aan aangegeven dat wij erg sympathiek staan tegenover dit voorstel. Ik was het echter op dat ene punt volledig met de heer Slob eens. Daarover wilde ik wat zekerheden hebben. Die zekerheden zijn mij gegeven. Het kan zijn dat het voor de heer Slob nog onvoldoende is, maar ik heb er vertrouwen in dat het goed komt. Dat komt met name ook doordat er nog ruim anderhalf jaar is. De regeling gaat pas in het schooljaar 2012-2013 in. Wij hebben nog tijd. Wij kunnen als commissie en als Kamer nog allerlei punten aandragen bij de quickscan en in de loop van de tijd tot uiteindelijk het jaar 2012-2013. Dat is voldoende om mij over de streep te trekken.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Het is misschien wel goed dat dit VAO wordt gehouden. Als een Kamerlid een VAO wil houden, is het dat natuurlijk sowieso, maar het is bovendien goed omdat wij vanochtend allemaal hebben vastgesteld dat wij met dit voorstel, hoe je er in the end ook naar kijkt, een pittige stap zetten. Het is echter wel een terechte stap. Deze vormt het einde van het traject dat wij in de afgelopen jaren – de heer Çelik verwees daarnaar – doorlopen hebben.

Het begon met de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs en de investering van 218 mln. in het kader daarvan, en met het actieplan LeerKracht, waarin de kwaliteit van leraren vooropstaat. In die kwaliteit is behoorlijk geïnvesteerd en zal in de komende jaren nog verder worden geïnvesteerd via de lerarenbeurs. Ik noem ook de onderwijstijd. Aan het begin van deze kabinetsperiode voldeed slechts 7% van de scholen aan het verplichte aantal uren en inmiddels is dat 68%. Dat zijn extra uren van kennisoverdracht; tel uit je winst! Ten slotte vermeld ik dat het aantal zeer zwakke scholen is gehalveerd, mede dankzij de VO-raad. Dat is een goede zaak.

De verscherping van de eisen leverde ook een bijdrage aan de kwaliteit, zoals de heer Çelik vanmorgen in het debat al zei. Uit onderzoek blijkt nu al dat 85% van de scholen anticipeert. Dat doen deze scholen op allerlei manieren en met allerlei maatregelen: trainingen van buitenaf, examensimulaties, het corrigeren, ook bij andere vakken, van het schriftelijk taalgebruik – hoe eenvoudig kan het zijn! – verplichte huiswerkcursussen, noem maar op. Dat betekent ook een kwaliteitsslag. Als sluitstuk is er het examen waarbij de lat toch wat hoger wordt gelegd. De basis op orde, de lat omhoog: ik ben ervan overtuigd dat dit een must is voor Nederland om mee te kunnen doen.

Het is ook een must voor het hoger onderwijs, zoals de heer Elias aangaf. Het hoger onderwijs moet overtuigd zijn van het feit dat het kinderen binnenkrijgt die in staat zijn om dat niveau daadwerkelijk te halen, want anders gaat het ten koste van het niveau op het hoger onderwijs. Ook haken dan heel veel intelligente jongeren, die het redden, af uit verveling en omdat het niveau te laag is. We moeten er alles aan doen om dat kennisland te zijn.

Ik kom op het onderwerp dyslexie. Dat is de zorg van de heer Slob. Het is eigenlijk ons aller zorg. Vanwege die zorg en naar aanleiding van de brief van ouders van dove of slechthorende kinderen heb ik de maatregel een jaar opgeschoven die voorschrijft dat in het eindexamen maximaal één 5 gehaald mag worden op de drie kernvakken Engels, Wiskunde en Nederlands. De discussie hierover hebben we vanaf 2008 al gevoerd. Men heeft op het moment van invoering van de maatregel zo'n vier à vijf jaar gehad om zich hierop voor te bereiden. De heer Slob zegt dat er nog niet veel gedaan is. Ik moet dit bestrijden. Er is veel gedaan en we hebben inmiddels goed inzicht in de betekenis van dyslexie en de hoeveelheid jongeren die het hebben. Dat zijn er overigens zo'n 30.000. We hebben een protocol dyslexie en een masterplan dyslexie. Dat zijn veel hulpmiddelen. Vanochtend hebben we aan de hand van de cijfers ook vastgesteld dat die hulpmiddelen behoorlijk gebruikt worden. Maar we moeten er wel voor zorgen dat dit nog breder door de scholen gebruikt wordt. We willen dit niet direct met regelgeving regelen. Want we stapelen nu al heel veel regelgeving op regelgeving. Wel gaan we de inspectie er scherp naar laten kijken. Er komt een quickscan in het najaar. Daarna gaan we met elkaar in gesprek om te bepalen hoe en wanneer het inspectieonderzoek zal plaatsvinden, dat als doel heeft om te bekijken of de scholen daadwerkelijk gebruikmaken van alle faciliteiten die zij tot hun beschikking hebben. Ik zal de VO-raad erop aanspreken. Ook de ouderorganisaties zal ik erop aanspreken. Let op: ouders hebben hierbij een belangrijke verantwoordelijkheid. Zij kunnen zelf kiezen voor een school met een goed dyslexie- en dyscalculiebeleid voor hun kinderen. Ik zal gesprekken voeren met de organisaties van doven en slechthorenden om specifiek naar deze groep te kijken. Kortom, we doen er alles aan om het zo goed mogelijk op te pakken. Maar uiteindelijk geldt wat de heer Elias zei: maatwerk is één, maar de wens dat een diploma ergens voor staat, staat voorop. En dus zullen die zaken bilateraal en parallel aangepakt worden. Ik merk dat daar een meerderheid voor is. Daarom ontraad ik de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de motie wordt dadelijk gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven