Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 oktober 2010 over de Raad Algemene Zaken.

De voorzitter:

Ik vraag de medewerking van de leden omdat wij een stemming hebben om 15.30 uur. Dat is al heel snel, dus wij moeten dit VAO in een rap tempo afwerken.

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. Ik houd er sterk rekening mee dat dit zijn laatste optreden is in deze zaal als minister van Buitenlandse Zaken. Er kan haast niets meer tussen komen, zou men zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Voor mij als woordvoerder buitenland van de GroenLinks-fractie is het een eer om in deze laatste zwanenzang met de minister van Buitenlandse Zaken in zijn huidige hoedanigheid nog eenmaal het woord tot hem te kunnen richten in de plenaire zaal, en dan nog wel over een onderwerp als Servië waarover wij menigmaal de degens hebben gekruist, overigens zonder verschil van mening.

Zojuist hebben wij hierover overleg gehad. Ik kan mijn inbreng eigenlijk beperken tot het indienen van een motie die de uitkomst is van een ingewikkelde discussie waarbij de Kamer en volgens mij ook de minister eigenlijk hadden gewild dat het EU-proces met betrekking tot Servië een andere uitkomst kon opleveren dan waar Nederland nu controle over heeft. Het EU-proces is zeer ingewikkeld, maar wij denken dat Nederland tot het uiterste moet gaan, met een constructieve opstelling binnen de EU, om het belang te onderstrepen dat wij hechten aan berechting van de laatste twee verdachten van het Joegoslavië-tribunaal.

Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het EU-voorzitterschap voor de Raad Algemene Zaken op 25 oktober een besluit heeft geagendeerd over het al dan niet aan de Europese Commissie voor "avis" doorzenden van de Servische lidmaatschapsaanvraag;

overwegende dat volledige medewerking van Servië aan het Joegoslavië-tribunaal voor Nederland steeds voorwaarde is geweest voor nauwere samenwerking tussen de EU en Servië;

overwegende dat voor een eventueel besluit tot nauwere Europese samenwerking met Servië de waardering door hoofdaanklager Brammertz van het Joegoslavië-tribunaal over de volledigheid van de medewerking van Servië aan het Joegoslavië-tribunaal van groot belang is;

overwegende dat de hoofdaanklager daarover in recente hoorzitting met de Kamer en in zijn halfjaarlijkse rapportage aan de VN-Veiligheidsraad van juni 2010 negatiever is dan in december 2009;

verzoekt de regering primair, bij het Belgisch voorzitterschap en collega-ministers erop aan te dringen, de besluitvorming over het al dan niet doorzenden van het "avis" uit te stellen tot na publicatie van het volgend rapport van Brammertz, dat eind van dit jaar verwacht wordt;

en verzoekt de regering subsidiair, te bevorderen dat de Raad uitspreekt dat bij een eventueel besluit tot een "avis"-aanvraag met voorbijgaan aan de Nederlandse bezwaren voor iedere volgende stap in de EU-samen- werking aan volledige conditionaliteit, dat wil zeggen een gunstig oordeel van hoofdaanklager Brammertz of diens opvolger ten aanzien van de "volledige medewerking" met het tribunaal, moet zijn voldaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Schouw, Ten Broeke, Ormel, Van Bommel, Bontes en Groot.

Zij krijgt nr. 991(21501-02).

De heer Ten Broeke (VVD):

Als mede-indiener heb ik een vraag aan de indiener. Er is nu sprake van "primair" en "subsidiair". De indiener bedoelt met "primair" toch niet te zeggen "belangrijker in orde"? Het eerste komt het eerst in aanmerking en daarna in elk geval de conditionaliteit. Zo mogen wij het lezen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Precies. In de motie wordt verzocht om in eerste instantie uitstel te bewerkstelligen en als dat niet mogelijk blijkt om in ieder geval te bewerkstelligen dat wordt gedaan wat onder "subsidiair" is opgenomen in de motie.

De voorzitter:

De minister is in staat om meteen te antwoorden.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Het is mij een groot genoegen om in mijn waarschijnlijk laatste optreden in de plenaire zaal als minister van Buitenlandse Zaken, zoals de voorzitter zelf al zei, te kunnen reageren op de wensen van de Kamer aangaande een zaak die ons allen zeer na aan het hart ligt. Het betreft de Europese Unie en de discussie over waarden en de noodzaak om straffeloosheid tegen te gaan, zeker als het gaat om de ergste misdrijven in de geschiedenis. Zoals mevrouw Peters zei, heb ik de afgelopen jaren in goede harmonie de degens gekruist met alle leden van de Kamer.

Er is geen verschil van mening tussen de Nederlandse regering en de Tweede Kamer over de noodzaak van berechting van Mladic en Hadzic voor hun vreselijke misdrijven in Srebrenica. Juist waar Europa waarden overeind houdt, is het van belang dat er geen straffeloosheid geldt ten aanzien van dit soort vreselijke misdrijven. Daarover is er geen enkel verschil van opvatting. Ik ben het ook met de leden van de Kamer erover eens dat alle instrumenten ingezet moeten worden om zeker te stellen dat er volledige samenwerking is van Servië met het Joegoslavië-tribunaal en procureur-generaal Brammertz in het bijzonder.

Ik lees de motie zo dat wij ons als Nederlandse regering maximaal moeten inzetten opdat de conditionaliteit zeker gesteld wordt, niet alleen nu maar ook voor de toekomst, dat op dat punt geen onontkoombare stappen worden gezet of dat de verdere voortgang van de toenadering van Servië tot de Europese Unie geen vanzelfsprekendheid is. Wil er werkelijk sprake zijn van daadwerkelijke en oprechte toenadering van Servië tot de Europese Unie, dan hoort daar ook het vervolgen, opsporen en uitleveren van van oorlogsmisdaden verdachte personen bij. Ik zal de motie dan ook in deze geest uitvoeren tot op het laatste moment dat ik dit mooie ambt mag bekleden. Het was een jongensdroom maar ook die gaan voorbij. Ik zal er eveneens zeker voor zorg dragen dat mijn opvolger op dezelfde wijze handelt, aangezien de Raad waar een en ander besproken zal worden, onder mijn opvolger zal geschieden. Zo is er op dit punt ook continuïteit. Ik zal de motie nog wat aanscherpen om in de geest ervan te blijven, in die zin dat, mocht "subsidiair" aan de orde zijn, conditionaliteit met betrekking tot samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal ook in de conclusies en het "avis" van de Europese Commissie als zodanig wordt opgenomen en beoordeeld.

De voorzitter:

Wij danken de minister voor de buitengewoon plezierige samenwerking en wensen hem heel veel succes in de toekomst.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aansluitend wordt ook gestemd over de motie. De vergadering wordt even geschorst om de stemmingslijst in orde te maken.

De vergadering wordt van 15.31 uur tot 15.46 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn thans toe aan de stemmingen. Het woord is aan de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Financiën verzoek ik u de stemming over de brief van het Presidium (31980, nr. 14) over het voorstel van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel uit te stellen tot na het reces.

De voorzitter:

Ik zal punt 12 afvoeren van de stemmingslijst omdat u er als voorzitter van de commissie om verzoekt. Na het reces komen wij op dit punt terug.

Ik deel de Kamer mee dat de fractie van het CDA geacht wenst te worden vóór wetsvoorstel 32287 te hebben gestemd, dat afgelopen donderdag 7 oktober in stemming is gebracht.

Naar boven