Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2010 (32123 III);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat behorende bij de begroting van de Koning (I) voor het jaar 2010 (32123 I).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik mag vandaag spreken namens de SP maar ook namens de Partij voor de Dieren, dus u moet dubbel luisteren.

Nederland wil een democratie waarin alle belangrijke politieke functies worden gekozen, maar Nederland wil ook een monarchie waarin wij het staatshoofd niet kiezen. Dat is niet gemakkelijk. Het is aan ons om die moeilijke combinatie, monarchie en democratie, toch mogelijk te maken. Dat deden wij in 1848 in de Grondwet met een mooie formule: de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Maar dat is ook een staatkundige afspraak die voortdurend aandacht vraagt van de minister-president. Wie verantwoordelijk is, moet ook verantwoordelijkheid nemen.

Als het gaat over het Koninklijk Huis, dan lijkt de minister-president structureel uit vorm. De premier laat zich te vaak verrassen. Hoe kan hij anders het gerommel met het vastgoedproject in Mozambique verklaren, waar hij nota bene een stichting voor in het leven moest roepen om de kroonprins uit de wind te houden? Is er nu wel sprake van fraude in dit project of niet? Deugt dit project nu wel of deugt het niet.?Als het wel deugt, waarom wordt de kroonprins dan op afstand gezet? Als het niet deugt, waarom gaan wij er dan mee door? Ik vroeg de minister-president vorig jaar al hoeveel de beveiliging kost en wie dat gaat betalen. Toen was de minister-president wat knorrig. Ik snap nu ook waarom. Er is veel reden om knorrig te zijn. Wordt het echt drie keer zo duur zoals RTL Nieuws gisteren meldde? Hoe is het eigenlijk gegaan? Dat mag de minister-president hier wel uitleggen. Heeft de kroonprins zich bij de minister-president gemeld met het voornemen een vastgoedproject te beginnen in Mozambique? Heeft hij gevraagd aan de minister-president of de beveiliging op orde was te brengen, of er gevaar was voor fraude, voor integriteitsproblemen? Of heeft de kroonprins de minister-president voor voldongen feiten gesteld? Als wij de ministers en RTL Nieuws mogen geloven, dan is dat het geval. Wij willen dit vastgoedproject in ieder geval stopzetten. De SP overweegt hierover een motie in te dienen.

De minister-president werd ook verrast, misschien nog wel meer verrast, door de manier waarop de Koningin familieleden helpt om in andere landen belasting te ontwijken via stichtingen op Paleis Noordeinde. De Koningin wist dat de Tweede Kamer dit niet wil. Kamerbreed heeft deze Kamer gezegd dat zij dit soort constructies via Paleis Noordeinde niet wil. De Koningin ging daar toch mee door. Sterker nog, er kwam een nieuwe belastingconstructie via Paleis Noordeinde, naar ik heb begrepen achter de rug van de minister-president om. De minister-president werd daar niet over geïnformeerd. Is dat waar? Als het waar is, dan is er toch een probleem. De Tweede Kamer wil het niet, maar de Koningin doet het toch. Zij weet echter dat de Tweede Kamer dat niet kan accepteren en dat de minister-president op dat moment in zijn hemd staat. Hoe is dat gegaan? Hoe heeft dat kunnen gebeuren? Waarom heeft de minister-president dat laten gebeuren? Hoe verloopt überhaupt de samenwerking tussen het staatshoofd en de minister-president? Gebeuren er vaker van deze vreemde dingen? We hoeven de constitutionele crisis van 1866 hopelijk toch niet over te doen? Daar moet de minister-president de hand aan houden. Hij moet grenzen stellen. Hij moet sturen. Ik vraag van de Koningin en de kroonprins om terughoudend op te treden om het de minister-president ook niet onmogelijk te maken, want er is te veel gedoe. Er was te veel gedoe in het verleden over privévliegkosten en het privéschip. Er is nu te veel gedoe met vastgoedhandel en belastingconstructies. Als wij zo doorgaan, dan blijft het gedoe.

Nederland moet de broekriem aanhalen. Veel mensen zien hun toelage bevroren, studenten, ouders en ouderen, maar de toelagen voor de leden van het Koninklijk Huis gaan omhoog. Mevrouw Agnes Kant stelde eerder voor om deze toelage te bevriezen als teken van solidariteit, een mooi symbool voor Nederland in crisis. De regering in Spanje heeft ondertussen de toelage van de Spaanse koning bevroren. Is de minister-president bereid, dit ook voor het Koninklijk Huis in Nederland te doen?

Wie moet vliegen voor het werk ...

De voorzitter:

U kunt rustig uw zin afmaken.

De heer Van Raak (SP):

Ja, maar dit betreft een ander punt.

De voorzitter:

Dan doen wij eerst de interruptie.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben een beetje verbaasd over de bevriezing die de SP-fractie wil. De hele rijksoverheid moet 20% bezuinigen. De Koning – in ons geval de Koningin, maar de Koning volgens de Grondwet – is ook een soort instituut met een B-component met allerlei materiële en personele uitgaven die gedaan mogen worden. Eigenlijk heeft de Koningin geen uitgaven, dat kunnen wij wel vaststellen. De toelage die zij ontvangt, kan zo naar de spaarrekening. Waarom korten wij deze toelage niet met 20%? Ik ben hogelijk verbaasd over het standpunt van de heer Van Raak om deze toelage maar te bevriezen.

De heer Van Raak (SP):

Percentages noemen kan. Je kunt 10% noemen, of 20% of 100%. Vandaag wil ik concrete bezuinigingsvoorstellen noemen. Ik kom daar nog op. Ze zullen een eind in uw richting komen, mijnheer Brinkman.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Die 20% is niet uit de lucht gegrepen. Ik noem dit percentage omdat de hele rijksoverheid 20% moet bezuinigen. Dus ook de toelage van het Koninklijk Huis, zou ik zeggen.

De heer Van Raak (SP):

Dat is goed. Ik wacht de voorstellen van de heer Brinkman af. Echter, louter een cijfer noemen ... De regering kan altijd makkelijk met cijfers strooien, maar de regering moet met voorstellen komen. Dat geldt ook voor de heer Brinkman. Net zoals bij de andere begrotingsbehandelingen zie ik in dit geval weinig voorstellen. Ik kan wel zeggen: 21%, 23%, of 28%. Ik wil echter voorstellen zien. Straks zal ik een paar voorstellen doen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik wil het even over het andere voorstelletje hebben. Ik vind het een makkelijk, simpel en een beetje goedkoop voorstelletje. De heer Van Raak vindt dat iedereen de broekriem moet aanhalen. Hij noemt een aantal mensen dat in de toekomst op nul gesteld wordt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ambtenaren. Dit betekent dat ook de Koningin waarschijnlijk op nul gesteld zal worden. Immers, haar toelage volgt de ambtenarensalarissen. Waarom noemt u dat gewoon niet, mijnheer Van Raak? Op dit moment ontvangt zij een kleine stijging, maar dat gaat in de toekomst niet zo door. U zegt dat zij er iets bij krijgt, maar u weet ook dat het over een tijdje weer allemaal afvlakt. Waarom noemt u dat niet?

De heer Van Raak (SP):

Prima als het gaat afvlakken. Het is gaat overigens niet om een beetje, hoor. Als je het allemaal bij elkaar optelt ...

De heer Anker (ChristenUnie):

Het is een percentage, zoals wij een halfjaar geleden hebben afgesproken.

De heer Van Raak (SP):

Ik geloof € 142.000 in totaal. Ik vind dat nogal een bedrag. Als het in de toekomst minder wordt, is dat prima. Als de heer Anker namens de ChristenUnie-fractie nog andere voorstellen heeft om toelages voor mensen aan de top te bevriezen, dan ben ik een en al oor. Nu ontstaat echter de situatie dat voor mensen die het moeilijk hebben, de toelage wordt bevroren. Ik zou het mooi vinden als dat ook gebeurt bij mensen aan de bovenkant. Ik zal daar ook een voorstel voor doen waarover u nog eens goed moet nadenken.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Anker.

De heer Anker (ChristenUnie):

Afgelopen jaar hebben wij het financieel statuut vastgesteld voor het Koninklijk Huis. Wij hebben afgesproken ...

De heer Van Raak (SP):

Ik zie dat de stopwatch nog doorloopt, voorzitter.

De voorzitter:

U hebt helemaal gelijk, maar ik houd het in de gaten.

De heer Anker (ChristenUnie):

Wij zijn weer bij de tijd?

De voorzitter:

Ja.

De heer Anker (ChristenUnie):

Afgelopen jaar hebben wij een financieel statuut voor het Koninklijk Huis vastgesteld. Hierin hebben wij afgesproken dat de toelages voor het Koninklijk Huis de salarissen bij het Rijk volgen. Dat gebeurt nu ook. Dat vond u destijds een heel rechtvaardige afspraak, mijnheer Van Raak. Als wij een afspraken maken en deze zelfs in een wet vastleggen, moeten wij daar mijns inziens zorgvuldig mee omgaan. Wat is er nu precies veranderd waardoor u het ineens niet meer rechtvaardig vindt dat de salarissen van ambtenaren gevolgd worden?

De heer Van Raak (SP):

De regering is altijd de eerste om te zeggen: in bijzondere tijden moet je bijzondere maatregelen nemen. Dat gebeurt nu ook. Denk aan de AOW. Er worden bijzondere maatregelen genomen in deze bijzondere tijden. Dit is zo'n bijzondere maatregel die ik voorstel. De heer Anker zegt dat de toelage van de leden van het Koninklijk Huis de komende jaren bevroren worden. Wij zullen zien. Mijn voorstel is om dat in ieder geval volgend jaar al te doen. Immers, met de toelage van de andere mensen wachten wij ook niet een paar jaar.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Anker, u hebt al twee interrupties gehad.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb een vraag in het verlengde van de interruptie van de heer Anker. Ik mag toch aannemen dat de SP-fractie, die voor het financieel statuut stemde, daar nog steeds achter staat, inclusief de consequenties die daarin verankerd liggen? Wij hebben allemaal met open ogen hiervoor gekozen: zo wilden wij dit in het vervolg hebben om discussies over punten, komma's en de zoveelste decimaal te voorkomen. Dat maak ik niet helemaal op uit wat de heer Van der Raak tot nu toe heeft gezegd. Het lijkt wel of hij wegdrijft van zijn eigen beslissing van een halfjaar geleden.

De heer Van Raak (SP):

Nee. Tegen de minister-president hebben wij gezegd dat wij met die systematiek gaan werken. In bijzondere situaties, in bijzondere omstandigheden, kun je echter ook bijzondere beslissingen nemen. Dat doet dit kabinet voortdurend in deze crisistijd. Het is ook een crisismaatregel. Hij zal het begrotingstekort niet wegnemen, maar ik vind het een belangrijke symbolische maatregel, een crisismaatregel. Die wil ik graag voorstellen, en ik hoop op de steun van de SGP.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als het gaat om het crisispakket en de dingen die daarbij nodig zijn: ik ben nogal wat SP'ers op straat tegengekomen die protesteerden tegen de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 naar 67. De loonconsequenties van een eventuele matiging voor de koninklijke familie moeten echter vooruit op wat in de samenleving neerdaalt, hier al worden geaccordeerd. Dat is toch raar?

De heer Van Raak (SP):

Dat weet ik niet. Ik vind de verhoging van de AOW-leeftijd heel erg raar, omdat deze vooral weer mensen treft die toch al getroffen worden. Ik vind het een beetje jammer van de SGP dat zij deze groep niet wil ontzien, maar zich nu wel breed maakt voor mensen die het heus niet zo slecht hebben, hoor.

Voorzitter. Wie moet vliegen voor het werk, moet dat kunnen declareren, maar de leden van het Koninklijk Huis kunnen ook privévluchten declareren. Ik ben ook eens gaan kijken naar zaken waarop wij kunnen bezuinigen. Eén uur met het regeringsvliegtuig kost ruim € 4800. Dat is nogal wat. In totaal kan het Koninklijk Huis voor privévluchten ruim € 610.000 declareren. Kan de premier dat niet gewoon schrappen? Zullen wij dit als bezuiniging invoeren? De SP-fractie overweegt ook hierover een motie. Waarom moeten de leden van het Koninklijk Huis hun privévluchten kunnen declareren? Voor het werk: natuurlijk. Maar dit is voor privé. Dat kan volgens mij de minister-president zelf ook niet, dus waarom het staatshoofd wel?

Leden van het Koninklijk Huis betalen ook geen inkomstenbelasting, geen omzetbelasting en geen belasting over erfenissen. Als je daar goed over nadenkt, kun je wel snappen dat dat een erfenis uit het verleden is, maar het is toch niet helemaal logisch. Waarom geen omzetbelasting? Waarom eigenlijk niet? Kan de minister-president dat uitleggen? De belasting over omzet en over erfenissen heeft niets te maken met het functioneren van het Koninklijk Huis. Waarom wordt deze uitzondering dan toch gemaakt? Kan de minister-president dat eens uitleggen?

De SP en de Partij voor de Dieren zijn blij dat de regering voor het eerst inzicht geeft in de volledige kosten van het Koninklijk Huis. Is de minister-president ook bereid om voortaan gewoon de kosten voor beveiliging, staatsbezoeken en onderhoud van de paleizen te vermelden? Deze kosten staan niet direct op deze begroting maar zijn natuurlijk wel nodig om een volledig overzicht te hebben.

Wie subsidie krijgt, moet een jaarverslag schrijven. Wij zouden het dan ook toejuichen als het Koninklijk Huis voortaan een jaarverslag zou schrijven. Volgens mij werken de Koningin, de kroonprins en de prinses hard. Ik wil hen dan ook van harte uitnodigen om dat eens op te schrijven. Dat geeft ons een beter inzicht in het functioneren van het staatshoofd en de leden van het Koninklijk Huis en het lijkt me ook voor alle andere mensen in Nederland heel aardig om te lezen. Wil de minister-president afspreken met het Koninklijk Huis om voortaan zo'n jaarverslag te schrijven?

In de Tweede Kamer spreken wij over van alles en nog wat, maar over het functioneren van ons staatshoofd spreken wij eigenlijk zelden, terwijl dit toch een van de belangrijkste functies is in onze democratie, in ons staatkundig bestel. Wij krijgen waarschijnlijk een nieuwe Koning. Wanneer dat is, weten wij niet, maar het zal ooit gebeuren. De kroonprins is zich aan het voorbereiden op die functie. Hoe ziet de premier zijn rol in de voorbereiding van de kroonprins op zijn toekomstige functie?

Als wij Nederland staatsrechtelijk opnieuw zouden mogen inrichten, zouden wij niet kiezen voor een monarchie. De SP vindt dat elke ambtsdrager gekozen moet worden. Maar Nederland heeft een monarchie, en de overgrote meerderheid van de bevolking wil die ook houden. Nederland wil een monarchie in een democratie. Ik zei al: dat is niet gemakkelijk. Dat legt ook een bijzondere verantwoordelijkheid bij ons, volksvertegenwoordigers, om die moeilijke combinatie mogelijk te maken. Ik vraag regie van de minister-president, ik vraag terughoudendheid van de leden van het Koninklijk Huis, maar ook wij als volksvertegenwoordigers hebben hierin volgens mij een rol te vervullen. De monarchie groeit mee met de tijd. Ze heeft onderhoud nodig. Sinds de Grondwet van 1848 is in onze democratie veel veranderd. Ook de monarchie is wat ons betreft toe aan modernisering. De aanstaande wisseling van de kroon lijkt ons een natuurlijk moment om die discussie te voeren. Is de minister-president bereid om met het oog op zo'n debat zijn gedachten eens op een rij te zetten? Hij heeft nu enige ervaring en weet wat er goed gaat. Hij weet vooral ook wat er mis kan gaan. Laat de minister-president zijn gedachten eens op een rij zetten. Wat gaat volgens de regering goed? Waar is verbetering nodig? Dan kunnen wij de kroonprins, na een debat in deze Kamer, helpen door grenzen te stellen en richting te geven. Wij kunnen hem helpen bij zijn voorbereiding op het koningschap. Ook op dit punt overweegt de SP-fractie een motie in te dienen.

Het staatshoofd bekleedt in onze democratie in hoge mate een symbolische functie. Mensen willen een monarchie, maar die monarchie moet vooral het symbool zijn van ons allemaal. Het staatshoofd moet ons vertegenwoordigen. De Koning vertegenwoordigt ons allemaal. Wat voegt het dan toe dat het staatshoofd allerlei politieke functies heeft? Hij is immers hoofd van de regering en voorzitter van de Raad van State, waarbij hij nota bene zichzelf adviseert. Waarom moet het staatshoofd de formateur of de informateur benoemen? Dat kan deze Kamer ook zelf wel. Waarom moet de minister-president elke week op bezoek bij het staatshoofd, terwijl beiden toch een volle agenda hebben? De minister-president heeft toch wel iets anders te doen in deze tijden?

Dit achterstallig onderhoud moet volgens de SP worden aangepakt. Graag zouden wij dan ook zien dat de minister-president in zijn visie op de toekomst van de monarchie nadrukkelijk ingaat op de mogelijkheid van een symbolisch, ceremonieel, vertegenwoordigend koningschap, waarbij het staatshoofd zich verre houdt van de actuele politiek. In 1975, na het aantreden van de nieuwe koning, is in Zweden ook zo'n vorm van het koningschap ingevoerd. Dit heeft het koninklijk huis in Zweden geen kwaad gedaan. Het is nog steeds populair en het functioneert naar ieders tevredenheid. "Als ik mij met de politiek zou bemoeien, zou iedereen mij dat onmiddellijk inpeperen. De media voorop. Ik probeer het niet eens." Dat zei de Zweedse koning dit jaar nog tijdens zijn bezoek aan Nederland. Hij is een trots symbool van Zweden, staat boven de partijen, los van de politiek. Wat is de opvatting van de minister-president over zo'n voorzichtige modernisering?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Van Raak is bijna een republikein die de monarchie gaat redden door met een aantal voorstellen te komen. Dat even terzijde. Ik vertrouw het nog niet helemaal, maar alla. De heer Van Raak doet nu een aantal voorstellen om te bezuinigen op het Koninklijk Huis. Daar moet je volgens mij gewoon relaxed over kunnen spreken, maar zou het niet een veel beter idee zijn om commissie nr. 21 in te stellen? Er zijn geen taboes bij het bestrijden van de crisis. Dan kunnen we ook een werkgroep instellen die kijkt naar de uitgaven en wellicht ook naar de inkomsten van het Koninklijk Huis. Dan kunnen we bekijken hoe we daarop kunnen bezuinigen. Dan hoeven we het niet ad hoc te regelen, maar kunnen we het in zijn geheel bekijken. Wat vindt de heer Van Raak van dat idee?

De heer Van Raak (SP):

Ik weet het niet. Ik had al moeite met één commissie en al helemaal met 20 commissies. Ik denk ook dat ik moeite heb met 21 commissies. Het wordt wel wat veel. Ik vind dat we problemen niet moeten wegstoppen in commissies. Ik vind dat de politiek daarover moet praten. Daarom nodig ik de minister-president van harte uit om zijn visies op papier te zetten en hier, in de Tweede Kamer, het debat te voeren. Volgens mij hebben wij daarvoor geen commissie nodig. Wij kunnen allemaal onze visie hier op tafel leggen en onze voorstellen doen. We kunnen bekijken waar de meerderheden zijn en de minister-president met een boodschap op pad sturen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik maak mij er een beetje zorgen over dat de heer Van Raak een aantal zaken over het hoofd ziet. Je zou ook nog wel eens kunnen kijken naar vermogensbelasting of successierechten.

De heer Van Raak (SP):

Die noemde ik ook.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind dit allemaal een beetje ad hoc. De heer Van Raak weet net zo goed als ik dat die commissies er toch komen. Daar hebben wij ook kritiek op gehad. Er heersen geen taboes op. Zou het geen goed idee zijn om dit ook nog eens in zijn geheel te bekijken, zodat we weloverwogen kunnen afwegen hoe we daarmee om kunnen gaan?

De heer Van Raak (SP):

Ik noemde ook de privévluchten. Ook kunnen we het privéschip de Groene Draeck nog noemen, de belastingen en de bevriezing van de toelage. Ik zit niet op al die commissies te wachten. Mevrouw Van Gent vindt het heel belangrijk om nog een commissie in te richten. Ik vind het prima. Iedereen met een goed idee mag een goed idee bij ons neerleggen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat om een evenwichtige afweging. U moet het niet makkelijk afdoen met "nog een commissie". Wij waren daar ook helemaal niet dol op, maar ik vind wel dat je het in zijn geheel moet bekijken. Ik ben blij dat u dat met mij eens bent.

De heer Van Raak (SP):

Laten we dan eens bekijken wat voor plannen er vandaag allemaal komen. Laten we eerst eens bekijken hoe ver wij komen zonder commissie. Als het aan het einde van de dag een beetje tegenvalt, wil ik graag met mevrouw Van Gent meedenken over de 21ste commissie.

De heer Van der Ham (D66):

Ik deel de mening van de heer Van Raak. Hij zegt dat we niet nog een commissie moeten instellen. Dit is een politiek onderwerp. Die discussie moeten we hier aangaan. De minister-president moet, als eerste verdediger van de monarchie, zijn ideeën op tafel leggen. Ik steun het standpunt van de heer Van Raak op dit punt. Ik hoop ook dat we daarin samen kunnen optrekken. De heer Van Raak beperkt het echter heel erg tot de financiële kwesties. Vindt hij dat dit kabinet ook met standpunten moet komen over de staatsrechtelijke onderwerpen?

De heer Van Raak (SP):

Ik heb nadrukkelijk de visie van de SP gegeven. Als we Nederland opnieuw mochten inrichten, zouden we geen monarchie kiezen, want een monarchie is een beetje raar in de eenentwintigste eeuw. We hebben er echter een. Mensen hechten er veel waarde aan. Dan is het aan u en mij om dat mogelijk te maken. Ik vind dat leden van het Koninklijk Huis geen politieke functies moeten hebben: niet het hoofd van de regering, niet in de Raad van State, niet de informateur benoemen en niet elke maandag theedrinken. Ik wil dat dus los van elkaar koppelen. Ik wil ook dat het leden van het Koninklijk Huis zich niet inlaten met actuele politieke discussies. Ze moeten boven de partijen staan. Als ze zich mengen in actuele discussies, vervreemden ze een deel van de mensen die ze vertegenwoordigen van zich. Volgens mij zijn wij het daarover eens. Als we samen de minister-president overtuigen, komt het allemaal goed.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vraag ernaar omdat de heer Van Raak, evenals mijn fractievoorzitter, vorig jaar heeft bepleit om het te laten doen door de premier. De premier heeft gezegd: geen sprake van, als ik het opschrijf, komt daar precies hetzelfde uit als wat ik er nu van vind. Toen hebben de heer Van Raak en de D66-fractie doorgevraagd, want ze dachten: misschien wordt er in het kabinet wel verschillend over gedacht. Wat is onze fall-back? Wat gaan we doen als de premier zegt dat hij niets op papier zet? Is er dan bijvoorbeeld een rol weggelegd voor de Kamer, waar misschien de verhoudingen heel anders liggen dan in het kabinet?

De heer Van Raak (SP):

Vorig jaar was er gedoe. Toen wilde de minister-president niet. Nu is er echt veel gedoe. Volgens mij zijn er ook aanwijzingen dat het schuurt. Het gaat niet goed. Het is dus de hoogste tijd om de minister-president te vragen om een visie. Ik kan het mij niet voorstellen, maar stel dat de minister-president straks zegt dat hij dat helemaal niet van plan is. Dan doen we het toch gewoon zelf? Dan mag de minister-president aanschuiven als hij wil. Als hij dat niet wil, doen we het zonder hem.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Het drama op Koninginnedag zal velen nog lang heugen. De beelden van de totale ontreddering en het verdriet van slachtoffers en nabestaanden staan nog scherp op ons netvlies. Wat traditioneel een feestdag is in Nederland, werd ruw verstoord. Tegelijkertijd met het verdriet ontstond echter ook een gevoel van saamhorigheid, een sterk samenbind gevoel. "Dit laten we ons niet gebeuren. We laten ons onze Koninginnedag niet afnemen. Handen af van de koninklijke familie." Velen brachten dat gevoel tot uitdrukking met een applaus op de Dam bij Dodenherdenking.

Het CDA hecht waarde aan de constitutionele monarchie. Wij koesteren die. Bij een moderne monarchie horen ook verantwoording en transparantie over de kosten die gemaakt worden. Om die reden hebben we, net als alle collega's, ingestemd met de herziening van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. We zien de afspraken die we ruim een jaar geleden hebben gemaakt, nu terug in een nieuw begrotingshoofdstuk. Ik geef een compliment aan de minister-president. Nu we een nieuw begrotingshoofdstuk hebben, reken ik er ook op dat we dat hoofdstuk in de jaarlijkse verantwoording gaan terugzien. Dat betekent dat we in mei 2011 het jaarverslag van dit begrotingshoofdstuk kunnen bespreken. Ik wil graag een bevestiging daarvan.

Na bijna 40 jaar zijn de afspraken over het inkomen budgetneutraal geactualiseerd en zijn alle uitgaven samengebracht die met veel moeite in sommige begrotingen gevonden konden worden. Hiermee zijn de leden van het Koninklijk Huis trendvolgers geworden. De uitkering volgt de cao voor de rijksambtenaren. Als minister Ter Horst een nullijn zou afspreken, geldt die ook voor de leden van het Koninklijk Huis? Die nullijn is toch precies de inzet van het kabinet bij het invullen van de afspraken uit het crisispakket?

Juist in deze tijd van crisis, die voor veel mensen onzekerheid en zorgen meebrengt, wordt van de overheid en van ons koningshuis verwacht dat ze vooropgaan. Het gedoe over een vakantiewoning en het gebruikmaken van dubieuze belastingfaciliteiten scheppen een beeld dat schadelijk is voor de reputatie van ons vorstenhuis. We hebben de afgelopen weken gezien hoe makkelijk een grote waardering voor de koninklijke familie kan omslaan in stevige kritiek. Terecht heeft de minister-president dan ook een aantal maatregelen getroffen.

Wij waarderen het dat het aandelenbelang van de prins is ondergebracht bij een stichting. We hebben daarover wel enkele vragen. De minister-president stelt dat de ministeriële verantwoordelijkheid geldt voor de feitelijke oprichting en de gekozen inrichting van die stichting. Kan hij daarover iets meer zeggen? Valt onder de inrichting ook de wijze waarop wordt toegezien op het realiseren van de oorspronkelijke doelstellingen van het project? Legt de stichting ook verantwoording af? Op wat voor manier? Wij willen dat weten, zeker nu de activiteiten van de stichting niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen.

Vorig jaar heeft collega Schinkelshoek gepleit voor openstelling van paleizen, zich mede baserend op het succes van de openstelling van Paleis Soestdijk. Dit jaar is de renovatie van het Paleis op de Dam afgerond en is het paleis opengesteld voor het publiek. Zou 2010 het jaar kunnen zijn waarop bijvoorbeeld de Koninklijke Stallen in Den Haag gedurende bepaalde periodes worden opengesteld? De minister-president schrijft dat eind 2010 een besluit wordt verwacht over de definitieve bestemming van Paleis Soestdijk. Kan hij al een tipje van de sluier oplichten? Blijft Paleis Soestdijk een publieke functie behouden?

Wij bespreken vandaag ook de begroting van Algemene Zaken. Die laat het eerste resultaat zien van een gezamenlijke uitvoering van een aantal voorlichtingsactiviteiten die de rijksdiensten niet meer ieder voor zich, maar gezamenlijk doen. Dat leidt tot kostenefficiëntie en tot een heel behoorlijke klanttevredenheid. Ten aanzien van de Postbus 51-campagnes is vorig jaar aangegeven dat er minder campagnes zouden komen en dat de samenhang groter wordt. Daarbij zijn 2009 en 2010 als overgangsjaren bestempeld. Het aantal campagnes is inmiddels teruggebracht naar maximaal twintig per jaar. Ik ben wel benieuwd op welk aantal de teller voor 2009 inmiddels staat. Is een aantal van twintig nog steeds niet heel erg veel? Communicatiedeskundigen noemen wel eens het maximumaantal van drie als iets wat mensen nog kunnen bevatten. Hoe ziet de planning voor 2010 eruit? Welke thema's zijn al bekend? Is de minister-president bereid het aantal verder te verkleinen?

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Spies heeft haar verontrusting uitgesproken over het gedoe: de vastgoedtransacties, de vastgoedprojecten in Mozambique en de dubieuze belastingconstructies op Paleis Noordeinde. Er is veel gedoe. Dat is schadelijk voor de monarchie en mevrouw Spies spreekt daar haar zorgen over uit. Wat is echter haar analyse? Hoe komt het dat het gedoe er telkens is? Deelt mevrouw Spies mijn analyse dat dit gedoe ontstaat omdat het schuurt tussen de minister-president en de leden van het Koninklijk Huis, en dat de minister-president onvoldoende de verantwoordelijkheid neemt die hij staatsrechtelijk heeft en de leden van het Koninklijk Huis veel te weinig terughoudend zijn, te veel tegelijk willen en te veel de minister-president voor het blok zetten? Deelt mevrouw Spies die analyse?

Mevrouw Spies (CDA):

Nee, die analyse vind ik echt veel te kort door de bocht. Het schuurt, in de woorden van de heer Van Raak. We hebben op dit moment te maken met twee situaties die schadelijk zijn voor het beeld en het imago van de koninklijke familie. Daar zijn we het volstrekt over eens. Ik denk dat we in de historie veel grotere crises hebben meegemaakt. Kijk naar de Lockheed-affaire en naar andere incidenten in het verleden. Toen waren de aard en de mogelijke consequenties van de situaties die aan de orde waren naar mijn stellige overtuiging veel diepgaander en veel bedreigender voor de monarchie zoals we die op dit moment kennen.

De heer Van Raak (SP):

De vraag is of hier sprake is van incidenten of dat er toch een structuur onder ligt. Ik denk het laatste. Dat vrees ik. Dat heeft ook te maken met de eigenzinnigheid in het optreden van de leden van het Koninklijk Huis, waarbij de minister-president voortdurend voor het blok wordt gezet. Bij de belastingconstructies werd er bijvoorbeeld gehandeld achter de rug van de minister-president om. Met Mozambique heeft de minister-president nogal wat te stellen gehad. Daar zit toch een structuur achter? Dat zijn geen incidenten. Als mevrouw Spies het wel incidenten noemt, ben ik bang dat het gedoe blijft duren. Is mevrouw Spies het met mij eens dat de minister-president zijn gedachten maar eens op papier moet zetten en wij daar in de Kamer maar eens over moeten spreken? We spreken over van alles en nog wat, maar zelden over het staatshoofd.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik noem het bewust incidenten omdat het twee verschillende dingen zijn die ook nog eens totaal niet met elkaar te vergelijken zijn. Het een betreft een lid van de koninklijke familie en het ander een lid van het Koninklijk Huis. Naast die incidenten staan legio gebeurtenissen en voorvallen die juist heel positief zijn en waaruit nadrukkelijk naar voren komt hoe waardevol de bijdrage van de leden van het Koninklijk Huis is voor de Nederlandse economie. Kijk naar alle ondernemers die heel blij zijn met de staatsbezoeken die worden gebracht. Kijk naar de activiteiten van bijvoorbeeld prinses Máxima of prinses Laurentien voor de microkredieten en het bestrijden van analfabetisme. Op die manier levert het huis van Oranje ook een buitengewoon waardevolle bijdrage. De relatie met de minister-president en wat onder zijn ministeriële verantwoordelijkheid plaatsvindt, laat zien dat er ook heel veel positieve bijdragen juist vanuit deze drie leden van het Koninklijk Huis in de richting van de Nederlandse samenleving geleverd worden. Laten wij dat alstublieft niet vergeten, mijnheer Van Raak. U doet net alsof dat allemaal niet bestaat.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Raak. Ik geef u niet het woord. In tweeën hadden wij afgesproken. Het woord is aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Juist omdat er ook heel veel goede dingen te melden zijn, is het zo jammer dat dit wordt besmet met een aantal incidenten waarvan wij allemaal zeggen dat het niet goed is voor het imago van het Koninklijk Huis. Ik ga het niet hebben over de vraag of de koninklijke familie eigenzinnig is, want dat is ze ongetwijfeld en dat gun ik haar van harte.

Mevrouw Spies (CDA):

Dat bent u ook wel een beetje, toch?

De heer Van der Ham (D66):

Dat zijn wij ook inderdaad. Het verschil is wel dat de minister-president aan te spreken is op de verantwoordelijkheid. Ik vraag mevrouw Spies om ook een beetje kritisch te zijn op de rol van de premier hierin. Ik noem de situaties waarin het ging over Margarita, Friso en Mabel, het te laat ingrijpen in het debat rond prinses Máxima, het te laat ingrijpen in het debat over de kritiek op de kersttoespraak van de Koningin, het te laat ingrijpen in de Noordeinderoute van prinses Christina en het wekenlang laten voortduren van het debat over het huis van de prins van Oranje. Wij mogen toch van de premier verwachten dat hij de zinnige en de onzinnige kritiek daarop eerder tackelt? Vindt mevrouw Spies dat de premier te laat ingrijpt om dat soort beelden op tijd weg te nemen?

Mevrouw Spies (CDA):

Alle kwalificaties van "te laat" zijn voor uw rekening, mijnheer Van der Ham. Dat zijn niet de mijne. Ik heb juist waardering uitgesproken voor het feit dat de minister-president de belangen van de prins heeft ondergebracht in een aparte stichting. Dat is niet iets van de laatste weken, dat is al maanden geleden gebeurd. Ik begrijp uw kwalificatie van "te laat" niet. Ik heb inhoudelijk een aantal vragen gesteld over wat precies de opdracht van die stichting is, op welke wijze die is ingericht, hoe die verantwoording aflegt over haar taken en dat soort dingen. Dat lijken mij vragen die wat betreft de CDA-fractie van belang zijn om beantwoord te krijgen in dit debat.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Spies gaat om de vraag heen. Ik heb een opsomming gegeven van een aantal incidenten uit de afgelopen jaren die optellen naar een beeld dat de premier niet op tijd ingrijpt. Over die stichting heb ik trouwens ook wel wat vragen. Had de minister-president echter niet veel eerder moeten ingrijpen? De afgelopen weken is er heel veel debat, ook in de media, ontstaan rond dit hele verhaal. Juist ook bij mensen die gehecht zijn aan de monarchie. De premier is daarin helemaal afwezig geweest. Zelfs de Oranjeverenigingen zijn aan het mopperen geslagen. Dan moet er wel wat aan de hand zijn. Gaat u nu eens in op de constatering van de opsomming van de incidenten waarin de premier voortdurend te laat heeft geopereerd.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb net al in reactie daarop aangegeven dat alle kwalificaties van "te laat" voor rekening van de heer Van der Ham zijn. Ik kan me herinneren dat rond het huwelijk van prins Friso en mevrouw Wisse Smit de premier juist zeer daadkrachtig heeft ingegrepen. Sommigen vonden toen zelfs dat het er toen allemaal wel erg hard aan toeging. Nogmaals, ik herken me niet in een beeld van te laat, te laat, te laat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw Spies had het wel over een schadelijk beeld en een imago dat wordt aangetast door een aantal incidenten. Zij noemt bijvoorbeeld het vakantiehuis en de trendvolgers: het hanteren van de nullijn als het gaat om het inkomen van drie leden van het Koninklijk Huis.

Mevrouw Spies (CDA):

Er zijn maar drie leden van het Koninklijk Huis.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Precies. Er zijn drie leden die een inkomen ontvangen. Vindt mevrouw Spies dat die nullijn dit jaar gehanteerd moet worden? Anders zal het voor de Koningin met € 40.000 omhoog gaan en voor de kroonprins en zijn vrouw met € 7000. Moet dat nu al gebeuren?

Mijn tweede vraag is de volgende. Zou het om het imago te verbeteren, niet beter zijn om de stekker uit het vakantiehuisproject te trekken?

Mevrouw Spies (CDA):

Op de eerste vraag of de nullijn niet al vanaf 2010 zou moeten ingaan, zou het antwoord ja zijn als het zou betekenen dat de cao voor de rijksambtenaren wordt opengebroken en dat die met ingang van 1 januari 2010 op de nullijn gaan. Die systematiek hebben wij in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis afgesproken. Daarmee volgt de Koningin de lijn die voor alle ambtenaren geldt. Als wij vanmiddag tot de conclusie komen dat die cao moet worden opengebroken en dat de nullijn gehanteerd moet worden, hebt u uw zin. Dan gaat de Koningin vanaf 1 januari ook op de nullijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

En mijn tweede vraag?

Mevrouw Spies (CDA):

De tweede vraag was of de stekker uit het project in Mozambique moet worden getrokken. Volgens mij is het niet aan ons om welke stekker waar dan ook uit te trekken. In mijn beleving gaat alleen de kroonprins met zijn echtgenote over de aankoop van dat huis. Wij kunnen er van alles en nog wat van vinden. Ik ben benieuwd wat u daarvan vindt, maar uiteindelijk zijn wij hier met zijn honderdvijftigen niet bij machte, lijkt mij, om de kroonprins daar de stekker uit te laten trekken. Dat wou ik dus ook maar niet gaan doen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, tot slot.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vroeg het zo expliciet, omdat mevrouw Spies zelf de relatie legt als het gaat om imago en een beeld dat ontstaat, gekoppeld aan dat vakantiehuis. Dit soort akkefietjes zijn wel schadelijk. Ik herhaal dat, want het zou het imago verbeteren als gewoon werd gestopt met dit onmogelijke project.

Wat betreft het tweede punt van het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis, de gemiddelde ambtenaar verdient natuurlijk niet ruim acht ton per jaar. De verhoging van € 40.000 is een bedrag waar de meeste mensen van rond moeten komen. Ik vraag u nogmaals, mevrouw Spies, in alle redelijkheid, of het voor het imago en het beeld niet beter zou zijn – en ik vind dat de premier er ook wel een rol in had kunnen spelen – dat de leden van het Koninklijk Huis in samenspraak met de premier aangeven van "nou, dit jaar maar even niet".

Mevrouw Spies (CDA):

Nogmaals, daar heb ik al op geantwoord. Op het moment dat mevrouw Ter Horst de ambtenaren-cao openbreekt en als dat de nullijn oplevert, gaat die nullijn automatisch volgens het systeem dat wij hebben afgesproken, ook gelden voor de drie leden van het Koninklijk Huis. U kunt het uitdrukken in € 40.000, maar de stijging in 2010 is niet meer dan de loon- en prijscompensatie die voor iedere ambtenaar geldt. Laten we niet van de hak op de tak ad hoc allerlei situaties voor individuele personen regelen. Wij hebben een prachtig systeem met elkaar afgesproken. U en uw fractie hebben daar unaniem mee ingestemd, in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer. De inkt van het wetsvoorstel is nog geen jaar oud. Laten wij nog een beetje geloofwaardig in deze Kamer blijven opereren en ons houden aan eerder gemaakte afspraken.

De tweede vraag van mevrouw Van Gent ging over het vakantiehuis. Ik kan mij herinneren dat nog geen jaar geleden de voornemens rondom dat vakantiehuis bekend werden. Toen waren er ook heel veel positieve geluiden. Het was toch geweldig dat de kroonprins en zijn echtgenote in Afrika, een continent waar zij een speciale relatie mee hebben, een project wilden realiseren dat ook nog eens voor de ontwikkeling van de lokale bevolking in het kader van ontwikkelingssamenwerking als heel positief werd geduid. Collega Van Raak heeft volgens mij als enige kritische vragen over de beveiliging gesteld, maar heel veel fracties in de Kamer hadden juist ook vanwege die ontwikkelingsrelatie heel veel waardering voor in elk geval de doelstellingen waarmee dat project is begonnen. Ik ben nog steeds niet zover dat die oorspronkelijke doelstellingen niet meer gerealiseerd zouden kunnen worden. Maar wellicht kan de minister-president over de feiten, want wij hebben heel veel beelden en geruchten gehoord, vanmiddag iets meer vertellen.

De heer Brinkman (PVV):

Naar de feiten ben ik ook erg benieuwd, mevrouw Spies. U haalt er één positief punt uit, althans u vindt dat positief, namelijk dat de premier wel degelijk leiding heeft genomen door die stichting op te richten. Ik moet zeggen: ik vind dat op zich niet zo positief. Maar er zijn natuurlijk ook een aantal negatieve dingen over dat hele project te noemen, waarvan ik denk: minister-president kom inderdaad maar met de feiten. Ik ben erg benieuwd. Maar u wilt deze premier helpen, dat begrijp ik. Dat wil ik ook. Waarom helpen wij de beste man gewoon niet door te zeggen ...

Mevrouw Spies (CDA):

Ik begin nu een beetje nattigheid te voelen, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Dan moet u misschien even naar het toilet ...

De voorzitter:

Als u nu beiden eens begint met via mij te spreken, dat helpt.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben niet begonnen, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, ik vraag gewoon dat u via mij spreekt, over mevrouw Spies in de derde persoon. Het is een beetje moeilijk, maar het gaat u lukken.

De heer Brinkman (PVV):

Nou, dat is niet zo moeilijk. Dat heb ik op school al geleerd.

De voorzitter:

Dan gaan wij hier oefenen vandaag. Dank u.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik zou samen met mevrouw Spies de premier graag willen helpen door voor te stellen om de Koningin of de Koning niet meer deel te laten uitmaken van de regering. Dan zijn wij van dat hele gezeur af. Dan hebben wij niet meer de verantwoordelijkheid die de premier heeft. Wat vindt mevrouw Spies van dat idee; als zij er nu nog niet toe in staat is, dan misschien voor de nabije toekomst?

Mevrouw Spies (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Laat ik in de richting van de heer Brinkman in de eerste plaats aangeven dat de premier geen hulp van mij nodig heeft, want hij is mans genoeg om zijn eigen boontjes te doppen. In de tweede plaats heb ik aangegeven dat de CDA-fractie veel waarde hecht aan de constitutionele monarchie die wij in Nederland kennen. Dat betekent dat wij niet kiezen, zoals u voorstelt, voor een puur ceremonieel koningschap. Nee, wat ons betreft horen daarbij het voorzitterschap van de Raad van State en alle andere grondwettelijke functies die de Koningin of het staatshoofd heeft; laat ik het helemaal zuiver formuleren. Wij hebben geen enkele aanleiding om de constitutionele monarchie ten principale ter discussie te stellen. Wij kunnen het debat daarover heel veel keren voeren, mijnheer Brinkman als u dat op prijs stelt, maar dit is wel het vertrekpunt voor het CDA voor die discussie.

De voorzitter:

De heer Brinkman, tot slot.

De heer Brinkman (PVV):

Ik hoorde dat mevrouw Spies het tegen u had, voorzitter.

Het gaat er natuurlijk om dat wij niet alleen over nu praten. Als mevrouw Spies zegt "nooit", is dat ook kennelijk nooit. Betekent dat dan ook niet over tien jaar, niet over twintig jaar, nooit meer een echte democratische modernisering van ons Koninklijk Huis bij het CDA?

Mevrouw Spies (CDA):

Naar mijn stellige overtuiging moderniseert de monarchie iedere dag, want de invulling van het koningschap van de huidige Koningin is een andere dan die van haar voorgangers. De invulling van die functie ontwikkelt zich tegen de achtergrond van de tijd. Ik ben ervan overtuigd dat, als de kroonprins staatshoofd wordt, hij dat op zijn eigen manier zal invullen. Dat is het soort modernisering waar wij iedere dag al mee te maken hebben, wat wij ook zeer toejuichen. De heer Brinkman spreekt over een discussie over het huidige grondwettelijke bestel zoals wij dat kennen, maar het CDA heeft daaraan geen behoefte.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dat toch moeilijk te geloven. De monarchie ontwikkelt zich elke dag. Die politieke functies zijn volgens mij gewoon achterstallig onderhoud, iets van een ver verleden. Als je mensen vraagt "wat vind je mooi aan de monarchie", dan zeggen zij eigenlijk nooit: ik vind het belangrijk dat het staatshoofd deel is van de regering, voorzitter is van de Raad van State, de formateur of de informateur benoemt of dat de premier elke maandag op de thee gaat. Dat is niet wat mensen belangrijk vinden in de monarchie. Zij vinden het belangrijk dat het het symbool is voor Nederland. Volgens mij is het achterstallig onderhoud. Wat voegen deze politieke functies nu toe aan onze monarchie?

Mevrouw Spies (CDA):

Ze voegen iets toe aan onze representatieve democratie, omdat ze ook een bijdrage leveren aan stabiliteit. Daar kunt u om lachen, maar dat vind ik een heel serieuze toegevoegde waarde van de constitutionele monarchie zoals wij die op dit moment kennen. Het is niet zo dat wij 40, 50, 60 jaar achterstallig onderhoud daarin te plegen hebben. Nog geen tien jaar geleden is er in deze Kamer een uitgebreid debat gevoerd over de monarchie in al haar facetten. Dat debat voeren wij regelmatig in onze partij en in diverse debatten hier in de Kamer. Alleen is onze conclusie naar aanleiding van al die debatten tot op heden steeds dat het CDA niets voelt voor het trekken aan de grondvesten van de grondwettelijke manier waarop wij op dit moment die monarchie hebben georganiseerd.

De voorzitter:

De heer Van Raak, tot slot.

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Spies moet toch wat meer zelfvertrouwen hebben. Als wij de Koningin nodig hebben om een stabiele democratie te zijn, dan is er iets mis. Volgens mij moeten wij dat niet hebben. Maar dan overschat zij weer de politieke rol van de Koningin. Het gaat uiteindelijk alleen maar om onderdeel zijn van de regering, voorzitter van de Raad van State, de informateur benoemen, de formateur – volgens mij moet deze Kamer dat zelf doen – en die kopjes thee drinken. Het is te weinig om echt serieus te zijn, maar het geeft wel weer allerlei mogelijke redenen voor gedoe. Volgens mij moet je dat juist voorkomen. Als wij een monarchie willen hebben in de eenentwintigste eeuw, moeten wij dat volgens mij doen zoals in de Scandinavische landen: symbolisch, ceremonieel. Ik vind uw argumentatie waarom al die politieke functies aan de monarchie moeten worden geplakt, niet overtuigend.

Mevrouw Spies (CDA):

U kunt het niet overtuigend vinden, maar dit is wel de oprechte opvatting van de CDA-fractie. In alle eerlijkheid, ik vind de manier waarop u constant spreekt over kopjes thee drinken nogal denigrerend. Ik vind dat u daarmee onrecht doet aan de waarde van de relatie tussen de minister-president en ons staatshoofd. Iedere keer in dit debat dat dan maar als bijzinnetje toevoegen, vind ik echt getuigen van weinig respect.

De heer Van Raak (SP):

Daar wil ik graag op reageren, want dit is zeker niet neerbuigend bedoeld. Ik bedoel dat het helemaal geen zin heeft. Wat heeft het nu voor zin dat deze minister-president, die een crisis moet oplossen, elke maandag – een ochtend, een middag of misschien wel de hele dag – kwijt is in zijn agenda? Hetzelfde geldt voor het staatshoofd, dat een symbolische vertegenwoordigende functie heeft. Of deze twee mensen moeten vaker overleggen, zodat er minder misgaat, of we moeten het zo regelen dat ze niet elke dag met elkaar hoeven te overleggen.

De voorzitter:

Punt gemaakt. Mevrouw Spies, ik laat uw tijd weer doorlopen.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik had het over Postbus 51 en de begroting van Algemene Zaken. Meer in het algemeen staat dit kabinet voor een enorme opgave om in de huidige crisistijd mensen mee te nemen in de ernst en de omvang van die crisis. Sinds de presentatie van de begroting is daarmee een begin gemaakt. Vervolgens komt het erop aan om mensen ook mee te nemen in de besluiten die wij in 2010 moeten nemen over noodzakelijke maatregelen. Daar ligt een bijzondere verantwoordelijkheid van de minister-president en zijn departement. Hoe gaat hij daaraan invulling geven? Daarbij horen vanzelfsprekend de heroverwegingsoperatie, de wijze waarop de minister-president die gaat aansturen, alsmede de wijze waarop het komend voorjaar besloten en gecommuniceerd wordt over de voorstellen die gedaan worden. Ook hier is grote zorgvuldigheid geboden. Graag een nadere toelichting.

De prioriteiten die de minister-president benoemt in de begroting herkennen wij. Het zijn stuk voor stuk onderwerpen waarbij de betrokkenheid van de minister-president soms precies het verschil kan maken. Concrete resultaten en maatregelen zullen deels ook door vakministers gerealiseerd moeten worden. Toch zou het goed zijn om ook in de begroting Algemene Zaken, en als gevolg daarvan ook in het jaarverslag, concreter te duiden welke specifieke activiteiten en resultaten worden verwacht. De antwoorden op de feitelijke vragen maken duidelijk dat dit kan. Graag de toezegging dat dit volgend jaar direct in de begroting wordt gedaan.

In de antwoorden op de feitelijke vragen wordt geconstateerd dat de embargoregeling dit jaar opnieuw niet heeft gewerkt. Moet ik de antwoorden nu zo lezen dat het kabinet een voorkeur heeft voor openbaarmaking op Prinsjesdag? De CDA-fractie heeft eerder een voorkeur uitgesproken voor openbaarmaking op vrijdag. De minister-president verwijst ook naar de evaluatie die nog moet plaatsvinden. Kunnen wij minimaal met elkaar afspreken dat wij voor het eind van deze maand conclusies trekken?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Na het bestuderen van de "begroting van de Koning" van 2010 was er bij mij enige teleurstelling over de nieuwe opzet. Was dit nu alles waar de discussie toe heeft geleid? Maar na de beantwoording van de schriftelijke vragen ontstond toch het gevoel dat de informatie over de kosten van het Koninklijk Huis echt is verbeterd. Ik verzoek de minister-president om de aanvullende informatie, de specificaties en de kwantificeringen die wij ontvangen hebben in de nadere beantwoording, in de toekomst vast onderdeel te laten zijn van deze begroting. De discussie over de nieuwe Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis hebben wij beëindigd met een debatje tussen de minister-president en de VVD over ons voorstel om het Koninklijk Huis belastingplichtig te maken voor de inkomstenbelasting en de successierechten op privé-inkomen en bezit. Het kabinet motiveerde toen dat het eigenlijk lood om oud ijzer is of de uitkering netto of bruto wordt verstrekt. De VVD-fractie brengt dit punt opnieuw op omdat wij van het kabinet graag een voorstel zouden willen zien om de Grondwet zodanig te herzien dat ook de leden van het Koninklijk Huis belastingplichtig worden en net als iedereen belasting gaan betalen over inkomen en privévermogen. De VVD denkt dat daarmee het draagvlak onder ons Koninklijk Huis alleen maar versterkt kan worden.

Mevrouw Spies (CDA):

Toen wij de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis hebben besproken, heeft de heer Van Beek dit punt genoemd en er uitdrukkelijk voor gekozen om dat niet te doen. Hij gaf toen ook aan dat er een brutering zou moeten plaatsvinden en dat alles wat nu netto wordt uitgekeerd dan gebruteerd zou moeten worden. Dat betekent dat de begroting alleen nog maar hoger zou worden. Wat heeft hem van gedachten doen veranderen?

De heer Van Beek (VVD):

Niets. Ik herhaal hetgeen ik toen ook gezegd heb. Als ik het hierover heb, heb ik het over brutering. Dat mag helder zijn. De minister-president heeft gezegd dat het begrotingstechnisch eigenlijk niets uitmaakt of het om een bruto of een netto bedrag gaat. Ik herhaal wat ik toen ook heb gezegd. Het zou verstandig zijn en het zou het beeld rond het Koninklijk Huis ten goede komen, als wij deze discussie eens zouden voeren. Die discussie is overigens niet nieuw. Zij is in 1922 al eens gevoerd met Ruijs de Beerenbroek. Zij is in 1968 en in 1969 gevoerd naar aanleiding van het rapport-Simons. Het is dus een terugkerende discussie, waarbij elke keer sprake is van wisseling van argumenten. Je kunt het netto of bruto doen. Ik heb langzaam maar zeker het gevoel dat het het Koninklijk Huis ten goede zou komen als wij af zouden zijn van de discussie over het feit dat zij geen belasting betalen en als zij op dezelfde manier worden behandeld als ieder ander. Dat gebeurt in andere landen overigens ook.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben het zeer met u eens. Die discussie moeten wij voeren. Ik heb dat in mijn termijn ook gezegd. Maar het argument van vestzak/broekzak, netto/bruto geldt alleen voor de inkomstenbelasting. De vermogensbelasting en de successierechten staan los van die discussie. Die gaan wel degelijk geld opleveren. Op dat punt hebben de leden van het Koninklijk Huis erg veel voordeel. Wilt u met mij aan de premier vragen of, als hij dat prachtige visiestuk opstelt, hij dit punt ook mee wil nemen? Een aantal fracties zegt te willen dat ook de leden van het Koninklijk Huis belasting gaan betalen. Hoe denkt de minister-president dat dat het beste kan gebeuren?

De heer Van Beek (VVD):

Dat doe ik niet. Ik stel mijn eigen vragen aan de minister-president. Ik schaar mij niet achter uw visiestuk, maar ik zou heel graag met het debat met de minister-president over netto- of bruto-uitkeringen op de agenda zetten.

De heer Van der Ham (D66):

Op zichzelf is het grote winst dat de VVD sinds een tijdje vindt dat de Grondwet in deze richting moet worden gewijzigd. U zegt dat u een oproep om verder te kijken naar de modernisering van de monarchie niet steunt. Waarom eigenlijk niet? U bent liberaal en u bent ook voor modernisering als het een goede verandering betreft. Waarom wilt u dat debat niet open aangaan?

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben pas aan het begin van mijn betoog en ik word nu geïnterrumpeerd over zaken die ik nog niet gezegd heb. Maar nu de vraag toch wordt voorgelegd, het volgende. Wij hebben die discussie een jaar of twee geleden voor het laatst gevoerd. Dat gebeurde overigens mede omdat een van uw fractiegenoten die op de agenda heeft gezet. Die afweging heeft toen nadrukkelijk ook bij ons plaatsgevonden. Wij hebben toen gezegd dat wij zeer tevreden waren over de wijze waarop in de afgelopen decennia inhoud is gegeven aan het koningschap. Wij zijn zeer tevreden over het "Nederlands model". Dat wil niet zeggen dat er nooit iets kan veranderen, maar wij zijn er als model zeer tevreden over en wij zouden het een enorme verarming vinden als wij naar een Zweeds model zouden gaan. Dat zou ook niet passen in de cultuur rond ons koningshuis. Het koningshuis heeft vele aspecten. Een daarvan is de staatsrechtelijke organisatie die wij met elkaar hebben vormgegeven. Wij hechten daar zeer aan.

Nogmaals, elk principieel liberaal stuk begint met de tekst dat wij ten principale voorstander zijn van een gekozen staatshoofd. In de tweede zin staat altijd dat zolang de monarchie in Nederland kan rekenen op zo'n brede steun als hier, wij die graag zouden willen koesteren. En dat doen wij ook.

De heer Van der Ham (D66):

Als ik die vraag stel, heb ik het niet direct over het afschaffen van de monarchie. Maar het minder kwetsbaar maken van de monarchie moet toch ook, zeker bij zo'n oranjegezinde partij als de VVD, belangrijk worden gevonden? Je ziet dat de monarchie als symbolische functie juist door de politieke aspecten van die monarchie soms extra kwetsbaar wordt. Dan kan toch ook een VVD zich voorstellen dat je daarin wat moderniseringen aanbrengt, om juist die monarchie wat minder kwetsbaar te maken? U zei zojuist dat er misschien wel wat wijzigingen zullen kunnen plaatsvinden. Dat is misschien een opening daartoe. Kunt u op dat puntje een nadere concretisering geven?

De heer Van Beek (VVD):

Als nu iets geen discussie heeft opgeroepen, dan is het nu juist het staatsrechtelijke, politieke element van het koningschap. Er zijn een aantal problemen geweest die daar stuk voor stuk niets mee te maken hebben. De incidenten, als ik ze zo mag noemen, hebben niets met dat deel te maken. Nogmaals, wij zien dan ook in ieder geval in de zaken die zich hebben voorgedaan, geen enkele aanleiding om die discussie te starten. Als wij het hebben over wijzigingen – ik heb er zojuist eentje genoemd – dan kunnen wij ons voorstellen dat dit werkendeweg speelt. Wij vinden dat daarbij ook de nieuwe koning betrokken moet worden. Wij hebben destijds gezegd: wij vinden niet dat voordat de wisseling heeft plaatsgevonden, een principiële discussie over het koningschap zou moeten plaatsvinden. Wij hebben die afweging gemaakt en wij staan daar nog steeds achter.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag even terugkomen op het puntje belastingen. Ik heb een hekel aan symboolpolitiek en ik heb toch een beetje de indruk dat de VVD hier opnieuw daartoe wil oproepen. Ik wil de heer Van Beek de volgende vraag stellen. Hij wil geen successierechten, hij wil geen omzetbelasting, terwijl de belastingbetaler daar wel profijt van zou hebben. Hij wil wel praten over inkomstenbelasting, maar die moet dan gebruteerd worden. Met andere woorden: de inkomstenbelasting die het Koninklijk Huis zou moeten betalen, moet navenant opgeteld worden bij de toelage, zodat zij er niet netto op achteruit gaan. Volgens mij heeft de heer Van Beek dat in zijn hoofd. Dan kunnen wij het toch gewoon bij het oude laten? Even voor de duidelijkheid: als het gaat zoals de heer Van Beek zou willen, dan moet er weer een belastingman worden aangesteld, want de Koningin gaat natuurlijk niet haar eigen belastingformulieren invullen. Dat betekent dat de belastingbetaler er grosso modo zelfs nog op achteruit gaat. Ik zie alleen maar nadelen aan die symboolpolitiek.

De heer Van Beek (VVD):

Dan moet u die niet steunen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik steun die ook niet, ik wil gewoon een nettobedrag. Gewoon betalen! Waarom steunt u dat niet?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Het zal helder zijn dat ik het absoluut oneens ben met de heer Brinkman. Ten eerste, als ik het heb over dit onderwerp, dan heb ik het over bruteren, en niet over voor de helft verlagen. Dat kun je ook op een andere manier doen. Ten tweede, ik begrijp werkelijk niet wat omzetbelasting daarmee te maken heeft. Ten derde, op het moment dat ik het heb over belasting betalen, dan heb ik het ook over successierechten. Maar dan praat ik alleen over successierechten in de sfeer van privé, en niet over zaken die met het koningschap te maken hebben.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Wij praten nu anno 2009 over het mogelijk betalen van belasting. Men heeft gewoon decennialang geen belasting betaald. Dus waarom zou men nu gewoon niet kunnen zeggen: u betaalt over uw huidige toelage gewoon normaal belasting? U hebt al het profijt gehad dat u al die tijd geen belasting hebt betaald, dan verdient u netto misschien iets minder. Even voor de duidelijkheid: wij hebben het nu over de A-component, zijnde de toelages. Wij hebben het nog niet eens over de personele en materiële component die voor de Koningin meer dan 4 mln. bedraagt en waarin uitgaven zitten die de heer Van Beek gewoon van zijn salaris moet betalen.

De heer Van Beek (VVD):

Wij hebben heel recent gesproken over de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Daarin hebben wij de afwegingen gemaakt over het niveau. Die wet is in stemming gebracht en die is mede met steun van de PVV tot stand gekomen. En nu pleit mijn collega voor halvering van het inkomstenbestanddeel. Ik steun dat niet. Ik ben consequent. Dat laat onverlet dat ik liever naar een situatie toe wil waarin we niet meer met netto-uitkeringen werken, maar met bruto-uitkeringen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter, gaat u mijn microfoon nu uitzetten? Er zijn drie leden die wel hebben gereageerd.

De voorzitter:

Nee, echt niet. Dan moeten anderen met u mee tellen. Mijnheer Van Beek, u vervolgt uw betoog.

De heer Van Beek (VVD):

Ik zou dit onderwerp dus graag nog eens met de minister-president willen uitdiepen.

De VVD-fractie maakt zich zorgen over het aanzien van ons koningshuis. De laatste tijd zijn er te veel zaken aan de orde die dat aanzien aantasten. Ik kom nu niet meer terug op de stichtingen die gehuisvest waren in het paleis om belastingconstructies te verzorgen, maar het moet mij van het hart dat dit soort zaken kan worden aangemerkt als "blunders". De ministeriële verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de minister-president, maar uit een aantal formuleringen blijkt dat hij niet altijd voldoende op de hoogte wordt gehouden. Daardoor wordt het ook wel erg moeilijk om die verantwoordelijkheid te dragen. Wij kunnen niets anders doen dan onze pijlen richten in de richting van de minister-president. Hij zal zelf moeten regelen dat de randvoorwaarden worden gecreëerd om de ministeriële verantwoordelijkheid materieel in te vullen. Ministers die in de pers lekken dat leden van het Koninklijk Huis niet erg meewerken, dragen op hun beurt niet erg bij aan de goede verhoudingen. Minister-president, er is werk voor u aan de winkel in de richting van het Koninklijk Huis en in de richting van de leden van het kabinet.

Ten aanzien van het vakantieproject van de kroonprins in Mozambique heeft de VVD-fractie vanaf het begin een duidelijk standpunt ingenomen: dat is een privéproject en wij blijven daarbuiten. We hebben echter wel twee randvoorwaarden gesteld. Ten eerste moet het niet zo zijn dat de belastingbetaler via een omweg de rekening gepresenteerd krijgt. Daarbij merken wij hogere kosten voor bijvoorbeeld bewaking aan als privékosten. Ten tweede mag de prins geen schade oplopen, omdat beschadiging van de prins ook het Koninklijk Huis schaadt.

Tot onze verbazing ontvingen wij recent een brief van de minister-president waarin ons werd meegedeeld dat er afstand is gecreëerd tussen de prins en het vastgoedproject door daar een stichting tussen te plaatsen. Daarover heeft de VVD-fractie een aantal vragen. Hoe groot is die afstand tussen de prins en het project? Als bij de ontwikkeling problemen ontstaan, neemt de prins dan aan het eind toch alles weer over en wordt hij automatisch eigenaar van het vastgoed? Welke onderzoeken heeft het kabinet laten doen om tot deze constructie te komen? Heeft het kabinet informatie ingewonnen via bijvoorbeeld geheime diensten of andere informatiebronnen? Waren deze adviezen per saldo positief of werden er risico's gesignaleerd die het kabinet uiteindelijk genoodzaakt hebben om de prins te adviseren om op grotere afstand te blijven?

De VVD-fractie is het ermee eens dat de ministeriële verantwoordelijkheid van de minister-president niet geldt ten aanzien van deze stichting, maar die verantwoordelijkheid blijft er volop jegens de prins. Hoe heeft de minister-president geregeld dat de prins zich ook feitelijk onthoudt van betrokkenheid bij de ontwikkeling van het vastgoedproject? De minister-president vergelijkt deze constructie in zijn brief met de werkwijze die gehanteerd wordt door ministers met zakelijke belangen. Dat lijkt ons een interessante vergelijking, maar ook daar geldt dat een stichting geen camouflage mag zijn voor voortdurende betrokkenheid van de betreffende minister. Hoe heeft de minister-president geregeld dat er in formele en in materiële zin een eind is gekomen aan de betrokkenheid van de prins bij het project en daarmee aan de eigen betrokkenheid van de minister-president?

Tot slot meldt de minister-president in de brief dat de minister van Justitie de kosten voor de beveiliging van het project verantwoord vindt. Die formulering doet ook bij de VVD-fractie de wenkbrauwen fronzen. Onze formulering was iets helderder: wij vinden dat de extra kosten bovenop de normale kosten moeten worden aangemerkt als privé. Op enig moment zal het kabinet de Kamer hierover in alle helderheid moeten informeren.

Daar wil ik het in eerste instantie bij laten, want het lampje brandt.

De voorzitter:

Al twee minuten.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Nederland is gehecht aan zijn koningshuis. De leden van het Koninklijk Huis dienen een groot publiek belang, vervullen belangrijke functies en vertegenwoordigen ons land in het buitenland. Een zeer belangrijke rol van de koninklijke familie is wat mij betreft de bindende rol voor de Nederlandse samenleving. De positie van het koningshuis is natuurlijk in wetten vastgelegd, maar is evenzeer onderwerp van maatschappelijk debat. Daarin speelt de voorbeeldfunctie van de leden van de koninklijke familie een belangrijke rol. Het is dus van groot belang dat de leden van ons koningshuis van onbesproken gedrag zijn.

Er moet geen publiek debat ontstaan over gedrag van leden van ons Koninklijk Huis. De minister-president heeft daarin een belangrijke verantwoordelijkheid, want er zijn te veel vragen. Krantenberichten met als titel "De monarchie opeens in troebel water", "Te veel kwesties rond de Oranjes" en "Gekreukt imago" zijn wij niet gewend. Uit opiniepeilingen blijkt dat een meerderheid van de bevolking, ongeacht de blijvende populariteit van het koningshuis, vindt dat erop bezuinigd mag worden. Zelfs de Oranjeverenigingen hebben zich kritisch uitgelaten over het vakantiehuis van de kroonprins in Mozambique. Dat lijkt mij toch een onverdachte bron. Is er iets aan de hand met het Koninklijk Huis? Vanwaar al die negatieve beeldvorming?

Ik heb hierover een aantal vragen aan de minister-president. De premier is immers ministerieel verantwoordelijk in zaken die het koningshuis betreffen. Ziet ook de premier dat het beeld van de koninklijke familie verandert? Deelt hij mijn mening dat wat de kwesties rond de Oranjes heet niet alleen te maken heeft met losse kwesties, maar dat er sprake is van een schuivend algeheel beeld. Hoe ziet de premier zelf zijn rol hierin? Hoe gaat de premier er proactief voor zorgen dat het koningshuis buiten dit soort discussies blijft? Wat is de rol van de Rijksvoorlichtingsdienst in dezen? Is dat alleen het gladstrijken van plooien of kan de dienst meer proactief optreden bij leden van de koninklijke familie? De PvdA-fractie wil graag antwoord op deze vragen. Nogmaals benadruk ik dat de rol van het koningshuis te belangrijk is om deze kwesties in de lucht te laten zweven.

Dat brengt mij bij de uitgaven voor het Koninklijk Huis. Ik heb eerder begrepen dat de premier niet wil tornen aan recente afspraken die voortvloeien uit het herzien financieel statuut en dat de inkomsten voor de leden van het Koninklijk Huis als het ware stijgen en dalen met de prijsindex en de ambtenarensalarissen. Heb ik de minister-president bij de algemene politieke beschouwingen goed begrepen dat de leden van het koningshuis op de nullijn komen als iedereen gaat inleveren? De indruk lijkt te zijn ontstaan dat er sprake is van een enorme salarisverhoging. Kan de minister-president deze indruk wegnemen?

Ik heb ook nog wat vragen over privékosten. De premier heeft het bijvoorbeeld in verband met de investeringen van de kroonprins in het Mozambiqueproject over een privéaangelegenheid gehad. De eerste vraag is of en wanneer handelingen van onze kroonprins privé zijn. Tot hoever vindt de minister-president dat zijn ministeriële verantwoordelijkheid reikt? Ik vind dat wat privé is ook privaat moet worden gefinancierd. Dat geldt niet alleen voor een vakantiehuis in Afrika, maar ook voor privévluchten. Ik heb in de feitelijke vragenronde gevraagd welk publiek doel die privévluchten dienen. Daar is geen antwoord op gekomen, anders dan dat die privévluchten kunnen worden gemaakt omdat daar in de jaren zeventig van de vorige eeuw nu eenmaal afspraken over zijn gemaakt. Het gaat overigens om een bedrag van ruim € 600.000. Als wij privé en publiek willen scheiden, dan vind ik dat eigenlijk wel een mooie post om te schrappen. Privévluchten moeten door leden van het Koninklijk Huis zelf worden betaald. Wat is hierover de opvatting van de minister-president? In dit kader plaats ik ook vraagtekens bij het op staatskosten onderhouden van de Groene Draeck. Die is weliswaar ooit aan de huidige Koningin geschonken toen zij nog prinses was. Bij het cadeau werd ook het onderhoud toegezegd, maar dan nog plaats ik kanttekeningen bij de hoogte van het bedrag en de uitvoering van de werkzaamheden door de marinewerf. Of zijn de kosten zo hoog doordat de marinewerf deze werkzaamheden verricht?

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent heeft een vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag over het schuivende beeld waar mevrouw Timmer het over had. Ik vat samen dat zij zegt dat er een schuivend beeld is, dat negatief is voor het Koninklijk Huis. De premier moet proactief handelen om dat beeld te keren. Mijn vraag is eigenlijk: had de premier er niet voor moeten zorgen dat dit beeld helemaal niet kon ontstaan? Dat is natuurlijk ook zijn taak, want nu is het een beetje mosterd na de maaltijd. Had de premier niet eerder proactief moeten handelen, zodat deze kwesties niet zo uit de hand waren gelopen?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens mij heb ik letterlijk gezegd: hoe gaat de premier er proactief voor zorgen dat het Koninklijk Huis voortaan buiten dat soort discussies blijft? Ik vind dat ik daarmee de vraag van mevrouw Van Gent heb beantwoord.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat vind ik dus niet, want over het inkomen van de Koningin en het vakantiehuis zijn discussies ontstaan. Als het gaat om het inkomen van de Koningin, had de premier toch ook tijdens het wekelijks overleg – ik ben daar niet bij, dus ik weet niet hoe vaak dat plaatsvindt – tegen de Koningin kunnen zeggen: "Majesteit, zou het nou niet verstandig zijn dat u dit jaar afziet van de verhoging van uw onkostenvergoeding? Dan geef ik u zelf ook de ruimte om dat naar buiten te brengen." Dan had je dat heel mooi kunnen oplossen. Nu lijkt het er een beetje op dat de Koningin die € 40.000 er lekker bijneemt. De premier doet niks en hij begint over de ambtenarensalarissen. Daar gaat het mij om. Als je nu vraagt om proactief te handelen, moet je dan niet ook proactief preventief handelen? Dat is mijn vraag!

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mevrouw Van Gent heeft natuurlijk gelijk. Daar waar dat kan is proactief preventief handelen helemaal goed. Voor wat het inkomen van de Koningin betreft: ik heb aan de minister-president gevraagd of ik goed begrepen heb dat dit inderdaad trap op trap af meegaat met de ambtenarensalarissen en de normale prijsindex. Als ik het goed begrepen heb en dat naar nul gaat, dan gaat ook het Koninklijk Huis naar nul. Ik ga niet over wat de minister-president wel of niet met de Koningin bespreekt tijdens hun gesprekken.

De voorzitter:

De heer Brinkman wil iets vragen.

De heer Brinkman (PVV):

De overheid krijgt een taakstelling van 20%. Wat vindt mevrouw Timmer ervan dat er één begroting is uitgezonderd, namelijk de begroting van het Koninklijk Huis?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik deel de opvatting die zojuist ook al door de collega's Spies en Van Beek is verwoord. Wij hebben nu net het nieuwe statuut aangenomen. Dat wordt Kamerbreed gedragen in zowel de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. Bij die gelegenheid hebben wij ook de systematiek met elkaar afgesproken. Ik zie geen reden om daar nu aan te tornen. Ik heb zojuist wel de suggestie gedaan om in ieder geval een bedrag van € 600.000 niet langer te vergoeden. Ik meen dat ik helder ben geweest.

De heer Brinkman (PVV):

De begroting telt een A-component en een B-component. De B-component gaat over de materiële en personele uitgaven en behelst bijvoorbeeld voor de Koningin 4,2 mln. Die 20% zou heel goed over die 4,2 mln. kunnen gaan. Dan komen wij uit op 8,5 ton. Wat vindt mevrouw Timmer daarvan? Iedere overheid moet die 20% overigens wel halen. De politie heeft daar buitengewoon grote problemen mee en aan het Koninklijk Huis komen wij dus niet.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat is nog maar de vraag, want volgens mij voeren wij daar nu vandaag een debat over. Ik heb zojuist een voorstel gedaan. Wat de heer Brinkman zegt over de A- en de B-component is mij bekend, want ik het zelf het debat over het statuut gedaan. Daarover hebben wij toen ook afspraken gemaakt en dat was nog geen jaar geleden. Daarom ben ik van mening dat wij het voorlopig moeten houden bij de systematiek die wij daar hebben afgesproken.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Timmer zegt dat er proactief moet worden opgetreden om slechte beelden weg te nemen. Je kunt het ook omdraaien. Zij is blijkbaar ontevreden over de manier waarop het nu is gegaan. Ik heb diezelfde vraag ook aan mevrouw Spies van het CDA gevraagd. Zij wil natuurlijk de premier beschermen, want zij is van dezelfde politieke kleur, maar mevrouw Timmer is misschien wat onafhankelijker en wat dualistischer in de richting van de premier. Is zij tevreden over de wijze waarop de premier dit de afgelopen tijd in diverse kwesties heeft gedaan?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik heb in mijn inbreng al gezegd dat wij hechten aan het Koninklijk Huis. Wij vinden het belangrijk dat het imago van het Koninklijk Huis geen schade oploopt. Dit is de laatste tijd wel gebeurd door enkele kwesties. Ik heb daar ook vragen over gesteld aan de minister-president. Ik realiseer mij echter heel goed dat de leden van het Koninklijk Huis daar natuurlijk ook een rol in spelen. In de antwoorden van de minister-president heb ik gelezen dat er soms ook dingen zijn geweest waarvan hij niet wist. Dat moet dus in de toekomst anders.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

De koninklijke familie heeft zo veel ruimte als de minister haar laat. Een sterke minister of een sterke minister-president kan de ruimte voor het Koninklijk Huis dus beperken. Als het zich dit permitteert, zegt dat toch iets over het functioneren van de minister-president op dit soort punten? Ik heb een aantal voorbeelden gegeven, van de Koningin en haar kersttoespraak en Máxima en het debat over integratie. En nu dit weer, waarvan ik heb gezegd dat de minister-president gewoon te laat heeft geopereerd. Deelt u die analyse?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Nee, die deel ik niet. Ik vraag om een proactief optreden. Ik zou niet zo graag mee willen gaan met uw kwalificaties van "sterk" of "minder sterk". Zelf heb ik een aantal vragen gesteld, over waar de minister-president zelf vindt dat zijn ministeriële verantwoordelijkheid begint en eindigt. Ik zou daarop graag eerst antwoord willen hebben.

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Timmer wil dat de minister-president proactief preventief optreedt.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ja.

De heer Van Raak (SP):

Dan zit je volgens mij altijd goed. Volstaat het echter wel om te zeggen dat hij dat moet gaan doen? Het gaat namelijk niet goed. Het schuurt en het klemt. Volgens mij is het niet voldoende om te zeggen dat de minister-president dat moet gaan doen. Ik heb voorgesteld – en ik hoop dat u het daarmee eens bent – dat de minister-president het eens even op papier zet. Wat is er de afgelopen jaren goed gegaan? Waar schuurt het, waar piept het en waar kraakt het? Wat zijn de voorstellen van de minister-president om het in de toekomst beter te laten lopen? Laten wij in de Kamer eens een breed debat voeren over het staatshoofd, over wie wij maar zelden spreken. Wij spreken over van alles en nog wat, maar zelden over het staatshoofd. Doet u mee!

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens mij gooit u nu twee dingen door elkaar. Aan de ene kant vraagt u mij om terug te blikken en op papier te zetten wat goed en fout is gegaan. Aan de andere kant vraagt u mij om eens een fundamenteel debat te voeren over de rol van het staatshoofd en aan de minister-president te vragen om met een stuk te komen, niet op basis van incidenten, maar een beetje visionair stuk richting de toekomst. Misschien is er een troonswisseling in de 21ste eeuw. Voor dat terugblikken naar wat goed en fout is gegaan, hebben wij voor een deel ook dit debat. Daarover heb ik ook wat vragen gesteld. Ik kan mij vinden in uw voorstel om wat meer visionair te kijken naar de rol van het staatshoofd en de toekomst.

De heer Van Raak (SP):

Hartelijk dank. Ik neem aan dat de minister-president het nu zeker gaat doen en wij zien uit naar het debat.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens mij was ik gebleven bij de vraag aan de minister-president, of hij inderdaad vindt dat privévluchten ook privé moeten worden betaald. In dit kader plaats ik ook vraagtekens bij de staatskosten van De Groene Draeck. Daarover had ik het ook al gehad.

Ik zie dat mijn lampje gaat knipperen, maar ik wilde toch nog even terugblikken op de begrotingsbehandeling van vorig jaar. Ik stelde toen aan de orde dat wij nog steeds geen vrouwelijke minister van Staat hebben. Voor zover ik ben geïnformeerd, is deze er nog steeds niet. Ik vraag nogmaals aan de minister-president om daarvan voortvarend werd te maken.

Vorig jaar zegde de minister-president toe te zullen gaan onderzoeken hoe hij het wekelijkse gesprek met de minister-president interactiever kon laten maken. Later stonden hierover wat cryptische zinnen achter in de begroting van AZ. Op dit punt heb ik door middel van feitelijke vragen helderheid gekregen. Dat is gelukt. Op de vraag of de minister-president in het wekelijks gesprek vragen van kijkers gaat beantwoorden, luidt het antwoord: nee. Hoewel ik zelden zo'n duidelijk antwoord heb gekregen, veroorloof ik mijzelf toch om nog een keer te proberen om de minister-president aan te zetten om met de burgers te communiceren. Ik vraag dus nogmaals waarom de minister-president dat niet wil.

Ik kom op mijn laatste punt. Bij het debat over de Catshuisbrand heb ik een motie ingediend over een rijksbrede invoering van protocollen voor e-mail en onderzoeksrapporten. Ondertussen is er via de minister van BZK een brief gekomen over de uitvoering van de motie. De conclusie is eigenlijk dat wij het allemaal al hebben en doen en dat het allemaal opnieuw rondgestuurd gaat worden. Dat vind ik echt onvoldoende. Ik vraag de minister-president daarop toch nog te reageren. Anders zal ik daarop later terugkomen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid is een warm voorstander van onze constitutionele monarchie. De Oranjes hebben ons land de afgelopen eeuwen altijd trouw en goed gediend. Daarvoor zijn wij hen dankbaar. Dat neemt niet weg dat een aantal staatsrechtelijke aspecten binnen onze Grondwet over het koningshuis niet meer van deze tijd is. De PVV-fractie wil af van de ministeriële verantwoordelijkheid voor uitlatingen en gedragingen van leden van ons Koninklijk Huis en ijvert derhalve voor een grondwetswijziging. Het is, anno 2009, niet meer van deze tijd om het staatshoofd onderdeel van de regering te laten zijn. Durft deze regering het aan om te overwegen de Koning niet meer onderdeel van de regering te laten zijn? De PVV-fractie is een sterk voorstander van een ceremoniële functie van de Koning, het zogenoemde "Zweedse model". Ik wil hierop graag een reactie van de premier.

Er doen allerlei wilde verhalen de ronde over de bouw van een kroonprinselijke villa in Mozambique: schietpartijen aldaar en schimmige praktijken van de projectontwikkelaar. Afspraken worden niet nagekomen en het is onbekend hoeveel het de belastingbetaler zal kosten aan vervoer en bewaking. De premier weigert, overigens geheel ten onrechte, daarop antwoord op te geven. De premier is volgens velen al jaren de regie kwijt wat betreft het Koninklijk Huis. Hem wordt opnieuw een gebrek aan leiding verweten. De PVV-fractie is derhalve bereid de premier de helpende hand te bieden. Voor de PVV-fractie staat vast dat dit huisje bakken met geld zal kosten, vele malen meer dan een mooie villa in Italië. Hoe je het wendt of keert: de premier blijft verantwoordelijk, met of zonder stichting. Voor de PVV-fractie is het dan ook zonneklaar: wij doen niet mee aan deze vorm van verkapte ontwikkelingshulp. Het is ontwikkelingshulp die de gewone arme bevolking van Mozambique niet eens ten goede komt; het geld verdwijnt kennelijk in de zakken van totaal onbetrouwbare, corrupte projectontwikkelaars.

Wat had je anders verwacht van een straatarm land dat te boek staat als een van de meest corrupte landen van de wereld? Van de PVV-fractie mag de stekker eruit. Het is verheugend om te zien dat kennelijk ook de fracties van de PvdA, de ChristenUnie en het CDA op dit punt het licht hebben gezien. Laten wij als Tweede Kamer dan maar de stoute schoenen aantrekken en het initiatief nemen, zodat niet de premier het slechte nieuws hoeft te vertellen.

Overigens maak ik mij wel een beetje zorgen over de loyaliteit van de ambtenaren van de premier. Eerst lekken zij de notulen van de ministerraad en vervolgens zijn er de uitlatingen van een hoge ambtenaar over prins Willem-Alexander in de pers, waarin hij hem een verwend kind noemt. Dit kan echt niet, dus ik zou zeggen: premier, hup, hup, nu even laten zien wie de baas is.

De voorzitter:

Via de voorzitter, alstublieft.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik hecht eraan om feitelijke onjuistheden bij de heer Brinkman in ieder geval te corrigeren. Volgens mij heb ik net letterlijk het omgekeerde gezegd, namelijk dat de Kamer naar de stellige overtuiging van de CDA-fractie niet bij machte is en niet moeten willen zijn om "de stekker uit het vakantiehuis te trekken", om de woorden van de heer Brinkman letterlijk te citeren. Voor zover het licht nu dus weer donker wordt, wordt het wat de CDA-fractie betreft donker in uw richting, mijnheer Brinkman. Feitelijk heb ik niet aangegeven dat de Kamer bij machte is om de stekker uit dat vakantiehuis te trekken.

De heer Brinkman (PVV):

Ik had uit de pers begrepen dat u daarover in ieder geval erg kritisch was. Helaas is die kritiek verstomd.

Het gehele Rijk moet 20% bezuinigen, met één uitzondering. Dat is niet mevrouw Timmer.

Mevrouw Timmer (PvdA):

De heer Brinkman zegt uit de pers begrepen te hebben dat bepaalde fracties de stekker eruit willen trekken. Volgens mij noemde hij de naam van onze fractie zojuist ook in dat rijtje, maar ik heb juist overal uitgedragen dat ik nog niet toe ben aan die conclusie. Laten wij dat, ook voor de Handelingen, dus maar precies zeggen zoals het is.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman vervolgt zijn betoog.

De heer Brinkman (PVV):

Helaas.

Het gehele Rijk moet 20% bezuinigen, met één uitzondering, namelijk op de begroting van het Koninklijk Huis. Ik heb het zojuist al aangehaald. Dit is volgens de PVV-fractie gewoon niet te verkopen. Ook het budget voor het Koninklijk Huis moet die taakstelling van 20% opgelegd krijgen. Gezien het feit dat de PVV-fractie de Koning als een onderdeel van die begroting ziet, moeten ook de toelagen van de Koning, de kroonprins en de kroonprinses met 20% omlaag. Overigens is het fijn dat na de oproep van mijn fractievoorzitter tijdens de algemene beschouwingen ook andere partijen kritisch zijn over de kosten van het Koninklijk Huis. Ik zou zeggen: korten die uitkering met 20%. Misschien kan de premier eens kijken of in plaats van deze verhoging de financiering van het 5-meidefilé in Wageningen geregeld kan worden. Dat is iets wat wijlen Prins Bernhard, die van dit defilé een geweldige traditie heeft gemaakt, waarschijnlijk zeer op prijs zou hebben gesteld. Ik hoor hierop graag een reactie van de premier.

Het volgende onderwerp is de inkomstenbelasting. Ook daarover hebben wij zojuist in een interruptie al gesproken. De PVV is er groot voorstander van dat ook leden van het Koninklijk Huis inkomstenbelasting moeten betalen. Laten wij om te beginnen dat artikel 40 van de Grondwet maar gaan wijzigen zodat wij deze oneerlijke bevoorrechting kunnen rechttrekken. Belasting betalen, maar niet met een brutering. Overigens is de PVV-fractie benieuwd welke kosten de leden van de koninklijke familie eigenlijk zelf van hun toelage betalen. Die B-component, waarin ook de materiële uitgaven zitten, behelst voor de Koningin ruim 4,2 mln. Zou de premier daar niet een opsomming van kunnen maken? Ik kijk bijvoorbeeld maar even naar het privégebruik van onze vliegtuigen, voor bijna 7 ton in een jaar. Dat is toch echt absurd? Even winkelen in Londen kan men toch prima zelf betalen, lijkt mij.

De heer Van Beek (VVD):

Zou collega Brinkman een beetje helderder willen zijn? Hij stelde net voor om de uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis met 20% te verlagen. Daarna stelt hij voor om zonder te bruteren inkomstenbelasting te heffen. Dat is nog eens 52%. Ik begrijp nu dat hij de uitkering in een wet waarvan de inkt net droog begint te worden met 72% wil verlagen?

De heer Brinkman (PVV):

U gelooft het of niet, maar hier stond al in mijn tekst "Van Beek". Ik wist dat u zou komen. Dat geeft mij even tijd om het uit te leggen, want ik had niet zoveel spreektekst. Even voor de duidelijkheid: wij hebben een A- en een B-component. De A-component behelst voor de Koning € 834.000 en voor de kroonprins en kroonprinses € 248.000 ieder. Inderdaad, wij zeggen: 20% taakstelling, 20% ervan af, en over wat er overblijft – voor de Koning is dat uiteindelijk zo'n dikke 6 ton – inderdaad gewoon inkomstenbelasting betalen. U gaat toch niet zeggen dat zij daar niet mee rondkomen? Even voor de duidelijkheid, dit is de A-component. De B-component voor de Koning is 4,2 mln. Daar zitten inkomsten in die u ook gewoon van uw salaris moet betalen. Dat hoeven zij dus niet, dat is niet bij hun salaris gerekend. Ik zie dit salaris niet als een A-component, maar meer als een totaal, namelijk 5,1 mln.

De heer Van Beek (VVD):

Ik begrijp niets meer van de consistentie van de heer Brinkman. U heeft voor die wet gestemd. Die wet is net aangenomen. Dat krijgen zij omdat u dat gewild heeft.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb een belangrijk amendement ingediend. Daar was de PVV als enige voor. Ik vind het onverkoopbaar om als het kabinet kiest voor een taakstelling van 20% voor de politie, waarvan wij allemaal weten dat die uiteindelijk voor de veiligheid van de burger op straat een groot gevaar kan vormen, het Koninklijk Huis als enige uit te zonderen. Dat vind ik gewoon niet te verkopen.

De heer Anker (ChristenUnie):

U hebt gezegd dat de ChristenUnie heeft gevonden dat de kroonprins moet stoppen in Mozambique. Ik zeg maar even voor de Handelingen – ik zal het straks toch zeggen – dat ik dat niet heb gezegd. Dat is weer jammer, hè? Een tegenvaller.

Een andere kwestie is dat u nogal snel gaat. U zegt dat u het schandalig vindt dat de Koningin een budget krijgt om te functioneren Dat is de andere component. Naast de inkomenscomponent heeft zij dus ook een budget om te functioneren. Daar wordt de hele hofhouding en begeleiding van betaald et cetera. U zegt heel gemakkelijk dat dit allemaal geld is dat zij direct krijgt. Volgens mij moet u de vraag zuiverder stellen. Wat wilt u dat de Koningin minder gaat doen voor Nederland waarmee wij die bezuiniging kunnen rechtvaardigen? Dan moet u dat maar eens even aangeven en dus ook zeggen wat u wel waardevol vindt wat de Koningin doet. Want u gaat hier met zevenmijlslaarzen doorheen op een heel gemakkelijke manier. Op zo'n manier ga je niet om met het koningshuis.

De heer Brinkman (PVV):

De laatste vraag is heel interessant. Ik zou om te beginnen wel eens wil zien welke onroerende goederen er allemaal zijn en welke allemaal voor het Koninklijk Huis beschikbaar zijn.

De heer Anker (ChristenUnie):

Dit vroeg ik niet.

De heer Brinkman (PVV):

Jawel, dat vroeg u. U vroeg mij volgens mij wat ik zou willen weghalen bij het Koninklijk Huis en wat ik vind dat zij zouden moeten doen. Wat ik ieder geval vind dat zij niet moeten doen, is zoveel paleizen hebben. Wat ik ieder geval vind dat zij niet moeten doen, is gratis op een heel duur schip gaan twee keer per jaar, terwijl dat schip bijna 0,5 mln. aan onderhoud per jaar kost. Wat ik ieder geval vind dat zij niet moeten doen, is zo vaak op vakantie gaan met het diensttoestel, waardoor wij bijna met 7 ton aan privévluchten zitten. Volgens mij is dat precies het antwoord op uw vraag.

De heer Anker (ChristenUnie):

Over de hele constructie van wie die paleizen nu precies zijn hebben wij ook wel eens een debat gevoerd. Dat u dat ook niet meer weet, zij dan maar zo.

De heer Brinkman (PVV):

Dat weet ik wel.

De heer Anker (ChristenUnie):

Representatie is een belangrijke functie van het Koninklijk Huis. Dat doen zij bijvoorbeeld op De Groene Draeck. Dat doen zij bijvoorbeeld op staatsbezoek. Dat is werk dat zij doen voor Nederland. Ik vroeg u wat het Koninklijk Huis minder voor Nederland moet doen om aan die 20% te komen. Het is namelijk werk voor Nederland. U moet wel eerlijk zijn en niet met flauwe verhaaltjes komen. Wat moet er dan minder voor Nederland worden gedaan? Over dat budget heeft u het.

De heer Brinkman (PVV):

Mijnheer Anker, ik wil niet flauw zijn, maar u stelt deze vraag niet aan de politie, de brandweer en al die andere organisaties in dit land die wel 20% moeten bezuinigen. Sterker nog, wij verlangen nog veel meer van de politie. Wij verlangen nog veel meer van de brandweer en nog veel meer van de ambulancezorg. Waarom breekt u wel een lans voor de koninklijke familie, die met de woorden van de heer Van Raak niet één van de armste families in de wereld is, en niet voor de politie? Ik breek liever een lans voor de politie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De ergernis bij de SGP-fractie over de bijdrage van de PVV stijgt naar behoorlijke hoogte. De manier waarop wordt gesproken over het Koninklijk Huis en de plaats in het staatsbestel van Hare Majesteit beproeft mijn tolerantiegrens nogal; maar dat terzijde. Ik neem de casus die de heer Brinkman zelf inbrengt. De politie moet 20% bezuinigen, de brandweer moet 20% bezuinigen en hetzelfde geldt voor het ambulancepersoneel en de ambulancediensten. Waar haalt hij dat vandaan? De heer Brinkman misbruikt een spookbeeld om zijn punt te maken dat er kan worden gesneden in de begroting van het Koninklijk Huis. Daar is nog helemaal niet toe besloten. Daar zijn wij ook zelf bij. Daar gaan wij nog over discussiëren. Ik verwacht dat de fractie van de PVV niet instemt met de bezuiniging van 20% op de politie. Dat is mijn fractie ook niet voornemens te doen, maar daar zijn wij zelf bij.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben blij dat ik de heer Van der Vlies aan mijn zijde heb als die kwestie aan de orde komt, want wij zijn daar inderdaad niet voor. Ik dank de heer Van der Vlies wat dat betreft.

Hoewel er dit begrotingsjaar meer informatie beschikbaar is, is het inzicht in de financiële positie van het Koninklijk Huis nog niet optimaal. De PVV wil net als in vergelijkbare landen met een koninklijke traditie, zoals Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken, dat er een jaarverslag wordt samengesteld, met een gespecificeerd financiële verantwoording die in alle openbaarheid wordt aangeboden. In de begroting van de Britse Koningin kun je precies lezen hoe vaak zij heeft gewinkeld in Rome of Parijs. De PVV wil klip en klaar weten hoeveel belastinggeld er waarvoor naar het Koninklijk Huis gaat. Met deze begroting kunnen wij dat sommetje weer niet maken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is niemand hier ontgaan dat er gedoe is ontstaan omtrent het Koninklijk Huis. Dat gedoe doet het imago van het koningshuis geen goed. Ik vind dat jammer en ik vind dat niet terecht. Hoe je het ook wendt of keert, wij hebben een koningshuis om trots op te zijn. Het zorgt voor stabiliteit en het bindt ons samen. Het kroonprinselijk paar verovert overal ter wereld en in Nederland de harten van mensen. Ze zetten zich in voor belangrijke onderwerpen als de klimaatproblematiek en ontwikkelingshulp. Ze zijn een geweldig visitekaartje voor Nederland en gebruiken hun positie om aandacht te vragen voor belangrijke thema's. Het is dan storend dat kleine incidenten worden aangegrepen om de integriteit van het koningshuis ter discussie te stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Een vraag over het gedoe. De heer Anker vindt dat niet goed, maar door wie ontstaat dit gedoe?

De heer Anker (ChristenUnie):

Dat is een grote filosofische vraag. Waar ontstaat het allemaal? Ik heb de afgelopen maanden ook de beelden gezien over Mozambique en over nog meer zaken die rondgaan in de media. Ik vond deze situatie zorgelijk. Mijns inziens moet de politiek dan zeggen: er moet iets gebeuren, wij moeten ervoor zorgen dat het weer rustig wordt rondom het koningshuis.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is precies mijn punt. Er ontstaat gedoe en dat is vervelend. Er zijn krantenkoppen. U doet er zelf ook lekker aan mee, mijnheer Anker, want het is toch leuk als je hierover kunt discussiëren op tv. Ik neem u dat ook helemaal niet kwalijk. Ik ben er heel erg voor dat dit gebeurt. Had dit gedoe niet voorkomen kunnen worden als de minister-president – hij gaat over de ministeriële verantwoordelijkheid van het koningshuis – eerder had ingegrepen? Het komt toch niet van buitenaf aanvliegen en wij hebben hier toch niet een soort een landingsbaan in de trant van: wij staan erbij en wij kijken ernaar? U kunt dat toch niet menen? Had de minister-president hierin niet een wat pittigere rol moeten spelen?

De heer Anker (ChristenUnie):

Mevrouw Van Gent neemt een voorschot op de rest van mijn betoog. Ik heb net in mijn inleiding gezegd wat ik van het Koninklijk Huis vind. Ik wilde juist beginnen aan een zin waarin de minister-president wordt aangesproken aan wie ik wat vragen heb. Inderdaad, de premier is ministerieel verantwoordelijk voor het Koninklijk Huis en zijn reputatie. Met hem debatteren wij. Ik heb dan ook een paar vragen aan hem.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil eigenlijk nog even wachten met mijn interruptie.

De voorzitter:

Gaat u dan even zitten, mijnheer Van der Ham.

U vervolgt uw betoog, mijnheer Anker.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik ben blij dat de minister-president heeft ingegrepen in de kwestie rond het postadres van de firma's van prinses Christina. Het was misschien allemaal legaal, maar dat wil nog niet zeggen dat het ook goed was.

Inmiddels hebben wij ook een brief van de premier ontvangen over de bouw van het vakantiehuis in Mozambique. Voor zover wij al iets moeten vinden van zo'n privébeslissing, heeft mijn fractie geen probleem met een vakantiehuis in Mozambique. De Oranjes hebben al generaties lang een band met Afrika en dat continent mag niet vergeten worden. De prins draagt daar op deze manier aan bij. Het past bij de thema's waar de Oranjes aandacht voor vragen. De brief van de premier gaat over de eigendomsverhoudingen en de manier waarop het opdrachtgeverschap is georganiseerd. De kritiek richtte zich vooral op de eventuele problemen rondom de bouw van het huis. Het is voor het koningshuis van belang dat er een reactie komt op deze kritiek. Daarom vraag ik deze aan de minister-president. Het gerucht gaat – het is een gerucht – dat hij al heeft onderzocht wat daar precies gespeeld heeft. Dan is het goed als de premier de onrust wegneemt en zegt wat er aan de hand is. Als hij nog niet in staat is om antwoord te geven, moet hij de zaak gaan onderzoeken en ons hiervan op de hoogte stellen.

De heer Van der Ham (D66):

Even los van wat er achter de schermen is gebeurd, voor de schermen is het debat eindeloos doorgegaan. Mijnheer Anker, vindt u dat de premier op dit punt daadkrachtig heeft opgetreden? Heeft hij beelden weggenomen? Heeft hij het opgenomen voor de prins, waar mogelijk en nodig? U stelt deze vraag wel, maar feit is dat wij nu in deze situatie zitten en dat u zelf in uw eerste zin concludeert dat er gedoe is. Hiervoor zijn niet de kaboutertjes verantwoordelijk, maar die wat grotere meneer die daar in vak-K zit.

De voorzitter:

Zo moeten wij niet praten over de minister-president.

De heer Van der Ham (D66):

De minister-president.

De heer Anker (ChristenUnie):

De heer Van der Ham spreekt waarheden als koeien. Inderdaad, de premier is ministerieel verantwoordelijk. Daarom heb ik dit debat met hem en stel ik hem mijn vragen. Hij heeft een brief geschreven over onder andere Mozambique. Zelf zegt hij: nu het bij een stichting ligt, eindigt mijn ministeriële verantwoordelijkheid. Ik ga daar het debat met hem over aan. Ik denk namelijk dat ministeriële verantwoordelijkheid verder gaat. Immers, de reputatie van het kroonprinselijk paar is in dit geval ook in het geding.

De heer Van der Ham (D66):

U duikt een beetje weg van een kwalificatie, mijnheer Anker. U zegt: er is gedoe. Vervolgens is daar iemand verantwoordelijk voor en dat is de minister-president. U vraagt: kan dat niet beter? Hiermee geeft u toch een kwalificatie van wat er de afgelopen maand in dit dossier is gebeurd, namelijk dat het niet voldoende was? Spreekt u dat gewoon eerlijk uit.

De heer Anker (ChristenUnie):

Dat doe ik toch? Ik heb gewoon gezegd: ik krijg informatie van de premier en dat is op zich prima, maar ik wil meer horen, ik ben er nog niet tevreden mee. Hierin zit besloten: voor mij is het nog niet genoeg. U kunt daar wel een heel drama van maken, maar volgens mij is dit een heel normale conversatie die je met het kabinet kunt hebben.

De heer Van Raak (SP):

De heer Anker zegt: er is gedoe, er moet iets gebeuren. De eerste vraag is: wat moet er dan gebeuren? De tweede vraag is: hoe gaan wij gedoe voorkomen? Kijken wij naar de vastgoedonderneming in Mozambique. Ik moet de heer Anker teleurstellen, het is geen ontwikkelingshulp. Als wij vinden dat mensen in Mozambique geholpen moeten worden, moeten wij dat doen. Het is een vastgoedproject met projectontwikkelaars, bedoeld om winst te maken. Wat heeft de minister-president nu gedaan? Hij heeft niet gezegd: het deugt. Hij heeft een stichting in het leven geroepen om Willem-Alexander, de kroonprins, van de problemen af te houden, zeg maar. Straks gaat de winst, zo heb ik begrepen, naar de kroonprins, maar de problemen gaan naar de stichting. Dat kan toch niet? Dat is toch het gedoe creëren voor de toekomst? Als er straks fraude is, integriteitsproblemen of problemen met het vastgoedproject, kan de minister-president toch niet zeggen dat hij er niets mee te maken heeft omdat de stichting de verantwoordelijkheid draagt? Als er problemen zijn met de leden van het Koninklijk Huis kunnen in Nederland toch niet stichtingen verantwoordelijk zijn?

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik krijg het idee dat de heer Van Raak, zoals hij dat wel vaker doet, probeert om datgene te herhalen wat iemand hier zegt maar daaraan zijn eigen draaitje te geven. Ik heb aangegeven dat de stichting an sich niet voldoende is, dat er inmiddels meer aan het ontstaan is daar in Mozambique en dat ik verwacht dat de premier daarop gaat reageren. Hij heeft dat vorige week nog niet gedaan. Ik vraag hem dat nu. Ik vind dat een heel normale zaak.

De heer Van Raak (SP):

En de eerste vraag? Terecht constateert de heer Anker: er is gedoe. Er moet wat gebeuren, zegt hij. Wij zijn het helemaal eens. Ik hoop dat wij het ook eens kunnen worden over wat er dan moet gebeuren. Wat moet er gebeuren?

De heer Anker (ChristenUnie):

Met "gedoe" bedoel ik dat er allerlei verhalen door elkaar heen gaan. Ik vind dat wij het echte verhaal moeten krijgen. Dat moeten wij niet krijgen van Netwerk, EénVandaag, de Wereldomroep of een van de andere voortreffelijke media die wij in dit land hebben. Wij moeten dat verhaal en het echte beeld van de premier krijgen. Die moet dat onderzoeken. Die moet zeggen: dit en dit is aan de hand in Mozambique. Dat moet gebeuren.

Voorzitter. Ik kom op de rest van de begroting die wij vandaag bespreken, want er staat meer op de agenda. Ik heb al eerder gevraagd hoe de premier zijn persoonlijke beleidsagenda gaat neerzetten. De concrete uitwerking van die thema's zien wij amper tot niet terug in de begroting. Alleen over het thema respect wordt wat meer gezegd. Ook dat is echter nog beperkt. Vorig jaar heeft de minister-president toegezegd dat er in de Verantwoordingsbrief ook bericht wordt over de wijze waarop het kabinet aandacht heeft gevraagd voor het thema respect. Nu geeft hij in de begroting aan dat deze toezegging gestalte heeft gekregen. In de Verantwoordingsbrief lees ik echter dat het maar wat lastig uit de verf komt. Het zou niet goed meetbaar zijn. Hierover moet de premier concreter worden. Ik hoop dat hij dat kan zijn, zodat wij in de volgende begrotingen kunnen lezen wat hij precies gaat doen.

Ik kijk al enige tijd met verbazing naar de spots van Postbus 51. Neem nu de campagne De Nederlandse taal verbindt ons allemaal. Deze Postbus 51-campagne loopt nu twee weken en heeft nog een paar weken te gaan. De campagne moet nieuwe Nederlanders aanzetten om Nederlands te gaan leren. Het is heel goed dat de overheid daartoe oproept. Ik ben het helemaal eens met de leuze. Ik pleit immers niet voor niets voor het opnemen van het Nederlands in de Grondwet. In het uitzendschema valt echter op dat de campagne alleen 's avonds op de Nederlandse zenders rond Nederlandse programma's wordt uitgezonden, met andere woorden niet op zondagochtend rond de moslimomroep, maar wel 's avonds voor Boer zoekt Vrouw. Ik vraag me af hoevelen van de doelgroep daar precies naar kijken. Verder valt op dat de website alleen in het Nederlands is. Je kunt op andere talen klikken, maar de rest van de website en de menustructuur blijven allemaal in het Nederlands. De downloadknop werkt niet. Als wij dit serieus nemen, moeten wij ook zorgen dat de zaken op orde zijn.

Ik vrees dat de campagnes de doelgroepen niet bereiken. De Nederlandse taalcampagne lijkt er vooral op gericht om de Nederlandssprekenden gerust te stellen. Daar verwonder ik mij over. Vorig jaar bleek dat Postbus 51 slechts in de helft van de gevallen een aantoonbaar effect heeft. Er is al geminderd in het aantal campagnes, maar als wij nu weten dat er slechts in de helft van de gevallen aantoonbaar effect is en dat wij de broekriem moeten aanhalen, vraag ik me af of wij er überhaupt mee moeten doorgaan om dit soort, nu ja, knullige campagnes te voeren. Dit moet echt beter. Ik wil volgend jaar in de begroting betere cijfers zien, en ook cijfers die ergens over gaan. Dat men interdepartementaal op het gebied van inkoop allemaal goed samenwerkt, vind ik hartstikke mooi, maar ik maak me drukker om de resultaten dan over het proces. Dat betekent dat de doelgroepen bereikt moeten worden en dat je daarop stuurt. Graag krijg ik hierop een reactie van de premier.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. De krantenkoppen liegen er de laatste weken, moet ik bijna zeggen, niet om. Ik citeer: "Balkenende kan de Oranjes niet in z'n eentje bij de les houden", "De Oranjes kunnen ook zélf inleveren", "Opnieuw fiscale sluiproute via Paleis Noordeinde" en "Balkenende dacht van gedonder af te zijn". Zelfs de Bond van Oranjeverenigingen steigert. Het lijkt wel een in spanning oplopend koningsdrama. Niets lijkt meer met de koningsmantel der liefde afgedekt te worden. De boot is aan, en dan heb ik het niet alleen over de Groene Draeck. Ik wil vandaag nuchter, met beide benen op de grond, een aantal zaken naar voren brengen. Het is natuurlijk wel bijzonder dat zo breed in de Tweede Kamer kritisch over zaken die het koningshuis betreffen wordt gesproken. Zo'n breed debat lijkt mij ook nodig. Het zijn andere tijden. Daar kun je maar beter op voorbereid zijn.

De Koningin en haar Huis kunnen zich hier niet verdedigen. Ik denk dat zij nu bij de tv zitten te popelen om zich te verdedigen. De minister-president doet dit voor hen. Met alle respect, met zo'n vriend heb je geen vijanden meer nodig. De minister-president ontbreekt ten enenmale als regisseur. Ik zet de feiten op een rijtje. Het kabinet-Balkenende I viel tijdens de uitvaartplechtigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus, met alle gênante taferelen van dien. De minister-president was niet op de hoogte van de AIVD-activiteiten tegen mevrouw Margarita de Bourbon de Parme. Mabelgate beëindigde de toestemmingsprocedure voor het huwelijk met Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Johan Friso. Prinses Máxima hield een speech, volgens ons een heel goede, waarin zij poneerde dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Daarover ontstond ook allerlei gedoe. De minister-president stond erbij en keek ernaar. In herhaling blijkt dat prinses Christina, ondanks weerstand in de Kamer, fiscale constructies hanteert die verdacht veel weg hebben van belastingontwijking.

Terwijl sociaaldemocraten als Drees en Kok in respectievelijk de Greet Hofmans- en de Zorreguieta-affaire de Oranjes ongeschonden door heftige publieke en politieke debatten wisten te loodsen, is het thans treurnis troef. Ik vermoed dat de Oranjes soms paars aanlopen van het politieke geklungel van hun zaakwaarnemer.

Vakanties in Mozambique zullen nooit meer hetzelfde zijn. Terwijl het kroonprinselijk paar zich steeds verder in een wespennest steekt – en wie wil daar nou heen op vakantie? – en zijn hakken in het zand zet, beperkt de minister-president zich tot damage control, tot zijn eigen ministeriële verantwoordelijkheid. Hoe heeft de minister-president het toch zo ver kunnen laten komen? Wat gaat hij doen om deze achilleshiel te tackelen? Wat mij betreft kan de ontwikkelingshulp in Mozambique gewoon doorgaan, ook als deze privaat gefinancierd is. Maar daarvoor heb je het huis niet nodig. De fiscale ongelijkheid tussen de Oranjes en de rest van de Nederland is niet van deze tijd. We leven in de 21ste eeuw. Een eigentijdse invulling van het koningschap is geboden. Zeker in deze tijden verwacht de samenleving een royaal gebaar van alle betrokkenen, zonder taboes. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Privé-uitgaven moeten natuurlijk privaat worden gefinancierd, niet door de overheid.

Wij willen dat het koningshuis de vermogensbelasting en de successierechten gewoon gaat betalen. Er moet ook naar het koningshuis gekeken worden in de bezuinigingsronde voor de 35 mld. Er zijn geen taboes, dus moet er bekeken worden of er ook bij de uitgaven en inkomsten van het Koninklijk Huis niet wat te halen valt. Ik vraag de minister-president om een reactie.

De minister-president staat in voor de eenheid in het kabinetsbeleid. Met alle respect, daar slaagt de minister van Algemene Zaken allerminst in. Of het nu gaat om Uruzgan, de AOW of de Hedwigepolder, het is altijd publiek bal. Vandaag blijken diverse ministers weer kritisch te zijn over het constante gedoe met de kroonprins. Ik vrees dat de Nationale Recherche het nog drukker krijgt met het lekkende kabinet dan met loslopende criminelen.

De Kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform voorziet in extra investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie. Nederland moet een sterke kenniseconomie ontwikkelen. Is het niet verstandig om de ontwikkeling van een duurzame en groene kenniseconomie een veel prominentere rol te geven in dit platform? Ik vraag de minister-president om een reactie.

Tot slot bespreek ik de embargoregeling. Elk jaar is het weer bal rondom Prinsjesdag. De begrotingsstukken zijn koud van de Staatsdrukkerij of gedreven journalisten pogen als eersten de uitgelekte versies te publiceren. Het gaat hierbij natuurlijk om een onnodig gehypet circus, dat fatsoenlijke parlementaire controle frustreert en journalistieke nieuwsgierigheid stimuleert. Je zou kunnen zeggen dat het kabinet maar raak lekt en dat het parlement droogstaat. Dat lijkt me geen goede zaak. Openbaar nu gewoon de begrotingsstukken op de vrijdag voor Prinsjesdag en laat de Koningin een visionaire troonrede uitspreken. Is de minister-president met mij dit hele gedoe spuugzat? Zo ja, dan gewoon op vrijdag publiceren. Dan hoef ik daar in tweede termijn ook geen motie over in te dienen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Bij de algemene politieke beschouwingen hebben we de premier bekritiseerd over het gebrek aan leiding. Gevoelige maar belangrijke thema's worden naar achteren geschoven. Relatief kleine onderwerpen, zoals de Westerschelde, worden wel door de premier opgepakt en escaleren vervolgens tot een conflict met België. Ambities worden negatief bijgesteld, zoals voor onderwijs en onderzoek. Wat die thema's betreft, heeft D66 de hoop al een beetje opgegeven op inspirerend en doortastend optreden van de premier en zien wij uit naar de discussies met de vakministers.

Op één punt is er echter een zelfstandige rol voor de premier waar we niet omheen kunnen en dat is het Koninklijk Huis. Daarvoor is hij de eerst aanspreekbare. We moeten constateren dat hij daarbij heel vaak onhandig opereert. Ik wijs op de kwestie-Margarita, zijn te late ingrijpen bij de discussies rond prinses Máxima, en de kersttoespraak van de Koningin. Hij was te laat toen de Noordeinderoute van prinses Christina aan het licht kwam en nu staat al wekenlang de prins van Oranje ter discussie, zonder dat de premier openlijk ingrijpt.

De monarchie is in diskrediet gebracht. Dat is allereerst te wijten aan de premier. Er wordt weleens gezegd dat het meestal progressieve premiers zijn die de monarchie redden. Blijkt nu ook het omgekeerde waar te zijn?

Ik stel allereerst een paar vragen over de kwestie-Mozambique. Wanneer heeft de premier ingestemd met het project van de prins? Onder welke voorwaarden heeft hij dat gedaan? Heeft hij ook vooronderonderzoek gedaan? Er is bericht dat de regering en het Koninklijk Huis verschil van mening hebben over de beveiliging. Zijn hierover vooraf afspraken gemaakt die later onduidelijk bleken? Klopt het bericht dat, toen het project al van start was gegaan, de inlichtingendienst alsnog onderzoek is gaan doen? Kunnen we die rapporten vertrouwelijk inzien? Uit de media hebben we vernomen dat uit het onderzoek zou blijken dat er geen grote onregelmatigheden zijn geconstateerd, maar wel kleine. Welke kleine onregelmatigheden zijn dan wel te accepteren?

In de brief staat ook iets over een stichting en de openingsakte. Hoe verhoudt de openingsakte zich tot de bepaling in de oprichtingsakte dat het beheer door de stichting te allen tijde voor rekening en risico van de prins van Oranje geschiedt? Verder schrijft de premier dat het huis gebruikt zal worden voor privédoeleinden, maar in de statuten van de stichting staat ook iets over commerciële exploitatie. Dan gaat het wat ons betreft dus ook over de kavels die nog niet benut zijn. Kan de premier daar op ingaan?

Ten slotte zijn er ook aanwijzingen dat sommige mede-investeerders van de kroonprins een zeer twijfelachtige reputatie hebben. Kan de premier garanderen dat de prins hierdoor niet in een kwaad daglicht komt te staan?

De zucht naar een onderzoek zullen we steunen. We vinden dat in zo'n onderzoek moet worden bezien op welke wijze we in de toekomst omgaan met dit soort ondernemingen van het Koninklijk Huis. Wat ons betreft, mag er ook in betrokken worden of de betrokkenheid van de kroonprins bij dit project, gecontinueerd moet worden.

Wij hebben er veel moeite mee om alleen deze discussie over het Koninklijk Huis te voeren. Het wordt tijd voor een fundamenteel debat over de toekomst en de invulling van onze monarchie. Juist ook met het oog op een nadere troonswisseling lijkt mij dat volstrekt logisch. Zoals bekend, zou D66 graag de politieke rol van de Koning omgevormd zien tot een ceremonieel koningschap, juist om het ook minder kwetsbaar te maken. Laten we dat debat nu eens voeren. Ook kan hierbij overwogen worden om de aanstelling van de Koning democratischer te verankeren, zoals staatsrechtsgeleerde Jan Vis gisteren opperde. Meer praktische punten, zoals de vraag of het Koninklijk Huis belasting moet betalen, hoe om te gaan met vliegkosten en de Groene Draeck, kunnen er ook allemaal onder worden gebracht. Wil de regering toezeggen dit jaar nog haar visie op de verschillende scenario's over het moderne koningschap voor te leggen, zodat we daar echt eens een fundamenteel debat over kunnen voeren? Ik heb al bij interruptie gezegd dat als de premier het niet wil doen, de Kamer het misschien zelf moet doen. Daar is het belangrijk genoeg voor. Uiteindelijk is de monarchie daarmee gediend.

Over abdicatie is het altijd gissen. Dat moeten we ook niet doen. We weten wel dat er altijd weer een nieuw kabinet komt en dat er een formatie zal plaatsvinden. D66 is niet tevreden over dat formatieproces en wil het transparanter maken, met een rol voor de Koning of Koningin die minder politiek en daardoor minder gevoelig wordt. Dat element kunnen wij als Kamer zelfs zo aanpassen. Ik heb daarom een wijziging van het Reglement van Orde voorgesteld, om het formatieproces in eerste instantie vooral te laten plaatsvinden door de Kamer. Ik hoop dat voorstel nog voor december hier behandeld te krijgen. Op die wijze kunnen we ervoor zorgen dat dit element van ons formatieproces een beetje loskomt van de rol van de Koningin.

De heer Van Raak (SP):

Daarmee ben ik het helemaal eens. Het aanwijzen van een formateur moet door het parlement in alle openheid gebeuren in een debat. Ik heb echter begrepen dat daar niet per se een wijziging van het Reglement van Orde voor nodig is, maar dat we dat gewoon kunnen doen. Vandaag. We kunnen vandaag een nieuwe informateur aanwijzen. Misschien kan die de crisis oplossen. Waarom moet dus het Reglement van Orde worden gewijzigd? Dat is toch niet een voorwaarde om dit te kunnen doen?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, het is zeker geen voorwaarde, maar het is wel hoe het is gegroeid. In 2003 heeft bijvoorbeeld Frans Weisglas, de toenmalige voorzitter, een belrondje gemaakt langs de verschillende fracties met de vraag of zij wilden wachten met naar de Koningin gaan tot het eerste debat in de Kamer. Dat is toen niet gebeurd, omdat mensen blijkbaar na zo'n verkiezing niet de tegenwoordigheid van geest hebben om te weten dat ze het ook zelf kunnen. Ik wil in het Reglement van Orde vastleggen dat we wachten met het formatieproces tot de eerste vergadering van de Kamer. We gaan voor die tijd ook niet naar de Koningin, maar we bekijken of we er als Kamer zelf uitkomen. Dat kan gewoon. Het is al eens eerder gebeurd, in de jaren 70. We kunnen het morgen beslissen. Ik krijg de steun van de heer Van Raak sowieso, maar ik hoop ook op steun van een meerderheid van de Kamer. Ik heb begrepen dat de PvdA en de PVV het voorstel steunen. We kunnen dit dus nog voor het eind van het jaar in het Reglement van Orde regelen met een meerderheid in de Kamer, zodat we het formatieproces kunnen openbreken.

De heer Brinkman (PVV):

Voor de helderheid: het is een goed idee, maar we bespreken het eerst in onze eigen fractie.

De heer Van der Ham (D66):

Dat lijkt me vanzelfsprekend, maar ik reken op de steun van de PVV voor meer openheid rond het formatieproces.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Als ik mijn bijdrage aan dit debat een motto zou moeten meegeven, zou ik in de verleiding komen daarvan te maken: hype, hype, hoera! Ik kan me namelijk niet helemaal aan de indruk onttrekken dat we de afgelopen dagen te doen hebben met de zoveelste hype. Dat dit debat rechtstreeks wordt uitgezonden, duidt daar ook op. De aantrekkelijke ingrediënten voor deze hype zijn de leden van het Koninklijk Huis en de minister-president. De eerstgenoemden zijn altijd goed voor mooie kijk- en luistercijfers; de laatste is momenteel een gewilde prooi. De SGP-fractie kan een en ander niet helemaal los zien van een populistische klimaatverandering in Den Haag en Nederland. Een fundamenteel, principieel debat over de Oranjemonarchie willen we desgevraagd voeren, maar dan op basis van feiten en overtuigingen. Ik herinner me dat hier op aangeven van D66-voorman De Graaf in het jaar 2000 uitvoerig is gesproken over de voors en tegens van het koningschap. Dan gaat het ergens over. Over het principe van de erfopvolging bijvoorbeeld, en over de beginselen van democratisch bestuur. Nu lijkt dat anders. Het kan er toch niet om gaan om bij kiezers in het gevlei te komen met makkelijke standpunten?

De heer Van Raak (SP):

Ik ben het met de heer Van der Vlies eens. Dat fundamentele debat gaan we voeren. Ik heb de minister-president al gevraagd om een visiestuk te schrijven. Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn steun. Ik wacht even af wat de minister-president op mijn verzoek zal antwoorden. Ik neem aan dat hij het zal doen. De PvdA heeft zich al uitgesproken. Ik dank de heer Van der Vlies ook voor zijn steun. Volgens mij zal die er in belangrijke mate aan bijdrage om de minister-president zo ver te krijgen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik had de heer Van Raak altijd anders beschouwd dan dat hij in het parlement rondstapt met kinderhanden die gauw zijn gevuld. Zo is het natuurlijk niet; dat begrijpt de heer Van Raak ook wel uit mijn toonzetting. We hebben in het jaar 2000 een fundamenteel debat gevoerd op aangeven van de toenmalige fractievoorzitter van D66, de heer De Graaf. Er zijn toen afwegingen gemaakt en politieke conclusies getrokken. Mijn fractie heeft geen enkele behoefte daar nu op terug te komen. Als er ooit een debat zou ontstaan, door wie ook aangezwengeld, zijn wij daar natuurlijk voor beschikbaar. Wij zullen daar zelf echter nooit, al is dat in de politiek misschien iets te ver gezegd, over willen beginnen.

De heer Van Raak (SP):

Zo'n debat is wel bedoeld om gedoe te voorkomen natuurlijk. Het jaar 2002 is best lang geleden. Wij spreken in deze Kamer regelmatig over van alles en nog wat, maar over het staatshoofd gaat het niet vaak. Wij voeren in ieder geval niet die fundamentele discussie buiten de begroting om. Sinds 2002 is er een hoop gebeurd. Als u het verzoek niet steunt, ben ik in ieder geval blij dat u meedoet als het debat er komt.

De heer Van der Vlies (SGP):

En dan zullen wij hoogstwaarschijnlijk tegenover elkaar staan in onze opvattingen.

In de categorie goedkope kritiek plaats ik de roep om de uitkeringen aan de drie uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis te verlagen. De systematiek waarover het gaat, is vorig jaar zowel hier als in de Eerste Kamer met algemene stemmen aanvaard. Als wij bij de eerste de beste uitwerking van wat wij toen allemaal geaccepteerd hebben, nu moeilijk doen omdat de beeldvorming zo beroerd is, zijn wij geen knip voor de neus waard. Politici moeten zich niet laten leiden door beeldvorming, maar door feiten.

Dan kom ik op het inmiddels beroemde Mozambiqueproject. Dat project werd, als ik het wel heb, ingegeven door twee op zich respectabele motieven. Allereerst door de behoefte aan wat afstand en privacy. Tegelijkertijd speelde mee dat het kroonprinselijk paar op die manier concreet hulp dacht te verlenen aan de ontwikkeling van Afrika, het continent waarmee prins Claus meer dan gemiddeld begaan was. Helaas blijken deze op zich goede motieven geen garantie voor een rustige toekomst. Feit is dat na het bekend worden van de complicaties maatregelen zijn getroffen. De SGP-fractie heeft de indruk dat de ministeriële verantwoordelijkheid nu goed is afgebakend. Er is een vinger-aan-de-pols­constructie bedacht die het mogelijk maakt om, als dat al nodig mocht zijn, alsnog uit het project te stappen. Dat is goed. De SGP-fractie acht het moment echter pas gekomen als blijkt dat de kroonprins in verhoudingen en situaties terechtkomt, of reëel dreigt te komen, die zich niet laten verenigen met zijn huidige positie en toekomstig ambt. Het is wel de vraag hoe dat alles wordt afgewogen in het kader van een soort voorzorgsbeginsel.

Over de postadressen op Noordeinde voor niet-leden van het Koninklijk Huis kan de SGP-fractie kort zijn. Dat was van de categorie onhandig. Inmiddels hangen de postbussen ergens anders. Daarmee is wat ons betreft de kous af.

Ons Koninklijk Huis is natuurlijk niet boven kritiek verheven. Als dat nodig was, heeft mijn partij de Oranjes ook wel eens aangesproken. Ik vind wel dat wij onze zorgen en vragen op een waardige, ik zou haast zeggen hoffelijke, wijze behoren te verwoorden. De constitutionele monarchie die in Nederland nauw verweven is met de parlementaire democratie en waarvan Koningin Beatrix al vele jaren de meest eminente vertegenwoordiger is, is een kostbaar bezit. Een bezit dat is gelouterd door eeuwen voorname geschiedenis. Daar moeten wij zuinig op zijn. Wat ons betreft verdient de Koningin een lintje.

De heer Van der Ham (D66):

Daar is zij zelf heel snel toe in staat. Ik heb een vraag over de bescherming van de monarchie. Die gaat de heer Van der Vlies erg aan het hart en dat kan ik me goed voorstellen. Hij heeft nogal wat premiers meegemaakt die daar in eerste instantie voor verantwoordelijk zijn: de heer Van Agt, de heer Lubbers, de heer Kok en nu de heer Balkenende. Hoe vindt hij dat premier Balkenende het op dat punt doet als hij al die incidenten langsloopt die ik in mijn bijdrage heb opgesomd? Zou dat onder andere premiers net zo gegaan zijn?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik dacht eventjes spelenderwijs: laat ik daar maar in tweede termijn op terugkomen. Wie ben ik om de minister-president op dit punt een cijfer te geven? Ik herinner mij inderdaad uit het verdere en recente verleden diverse kwesties die best spannend waren tegen de context van de ministeriële verantwoordelijkheid. De ene premier heeft dit akkefietje en deze premier heeft er in de achtereenvolgende naar hem vernoemde kabinetten ook een paar gehad. Ik heb mijn ogen natuurlijk niet in mijn zak en mijn oortjes zijn niet gestopt dus ik zie ook wel wat er gaande is. Ik vind echter wel dat alles een hyperig karakter krijgt. De graagte waarmee iedereen zich daarop werpt, geeft mij en mijn fractie te denken. En dan vraag je je wel eens af: als er dan, om een ander te citeren, gedoe is, wie maakt dat eigenlijk precies?

De heer Van der Ham (D66):

Daarom ben ik er ook voorstander van om het in een bredere context te doen, als je het er al over hebt. Mijn fractie heeft daar in het verleden initiatieven toe genomen en wil dat nu weer graag doen.

Wanneer het gaat over gedoe op tijd wegnemen, over op tijd ingrijpen om misverstanden weg te nemen of soms echt problemen aan te pakken rond het Koninklijk Huis, zijn er wel vergelijkingen gemaakt tussen deze minister-president en vorige ministers-presidenten waarbij werd gezegd dat die er veel proactiever in waren. Hoe beoordeelt u – en u kunt het weten, want u zit al heel lang in de Kamer – ten opzichte van die ministers-presidenten het optreden van deze premier?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb aan deze premier enkele vragen gesteld – het zijn er niet veel geweest, dat erken ik – omdat ik vertrouwen heb in de wijze waarop deze minister-president en ook zijn voorgangers daarmee omgingen. Het is op zichzelf namelijk best een thema dat zorgvuldigheid vereist en hier verantwoord moet worden. Dat gebeurt dan ook bij regelmaat. Ik heb mijn onderwijspraktijk al een poosje achter de rug. Ik heb heel wat cijferboekjes ingevuld, maar ik ben daar op dit moment voor deze casus, die u mij vraagt, niet aan toe.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ken collega Van der Vlies als een zeer rechtgeaard man en daar waardeer ik hem heel erg voor. Kan mijnheer Van der Vlies mij dan ook uitleggen waarom wij voorstellen krijgen om op de rijksbegroting een taakstelling van 20% te accepteren en waarom voor dat ene kleine begrotinkje voor het Koninklijk Huis niet? Waarom is dat een uitzondering?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb zonet al bij interruptie mijn kritiek op uw stellingname op dit punt onder woorden gebracht. Dat kan ik hier gaan herhalen. Wij hebben hier vorig jaar de discussie gehad over de Wet financieel statuut Koninklijk Huis. Een van de redenen die daaraan ten grondslag lagen, was dat wij een keer af moesten van de schermutselingen die bij de begrotingsbehandelingen – dan bij dit begrotingshoofdstuk, dan bij dat begrotingshoofdstuk – over de inkomenspositie en de financiële ondersteuning van het Koninklijk Huis en de hofhuishouding speelden. Daar wilden wij van af, die wilden wij een keer in een fatsoenlijk duurzaam kader plaatsen. Daar zijn wij allemaal mee akkoord gegaan, ook de PVV-fractie. En dat is het dan. Als wij straks naar aanleiding van het pakket dat wij volgend jaar in beeld krijgen en dat daarna wordt uitgerold, voor taakstellingen komen te staan, zal er natuurlijk een doorwerking zijn naar alles wat aan de salarisschalen is gehecht. Ook de onze en ook die uit het financieel statuut. Dat heeft mevrouw Spies zojuist al heel scherp naar voren gebracht. Ik was het daar volstrekt mee eens.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.50 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik zeg de leden van uw Kamer dank voor hun inbreng in eerste termijn. Ik wil mijn antwoord als volgt indelen. Eerst zal ik in algemene zin wijzen op mijn rol met betrekking tot het algemene regeringsbeleid en specifieke prioriteiten, zoals de heroverweging, het thema respect en het thema innovatie. Daarna zal ik ingaan op de vragen over de begroting van het ministerie van Algemene Zaken respectievelijk over de activiteiten van het ministerie. Dan hebben we het over de specifieke vraag van mevrouw Timmer over de Postbus 51-activiteiten en over de embargoregeling. Vervolgens kom ik bij het Koninklijk Huis en de Koning. Ik zal ingaan op het koningschap – de algemene discussie – en op het bouwproject in Mozambique, waarna ik verder zal ingaan op alles wat te maken heeft met de kosten en de ombuigingsmogelijkheden. Ik sluit af met een aantal specifieke vragen over vliegen, varen en enkele andere onderwerpen. Er komt veel aan de orde.

In de eerste termijn van de Kamer is een veelheid van onderwerpen de revue gepasseerd. Dat is ook logisch, want wij spreken hier vandaag immers over het algemene regeringsbeleid. Dat is een ruim begrip dat bijvoorbeeld ook aspecten omvat die te maken hebben met het economisch en buitenlands beleid van het kabinet. Ik zal in mijn eerste termijn op al die onderwerpen ingaan, te beginnen met de begroting van AZ en daarna die van de Koning. Ik gaf dat al aan.

Ik wil ter inleiding eerst een paar woorden zeggen over een begrip dat in eerste termijn ook naar voren is gekomen. Ik doel op het begrip "ambitie" en het vermeende gebrek daaraan. Laat ik duidelijk stellen dat ik mij in dat beeld niet herken. Sinds het aantreden van het kabinet zijn de economische vooruitzichten door een instortende wereldeconomie compleet veranderd. De open Nederlandse economie wordt daar hard door getroffen. Wij leven in een nieuwe werkelijkheid waarvoor niemand de ogen kan sluiten. Zoals de Koningin in de Troonrede zei, wordt van alle Nederlanders nu vastberadenheid gevraagd en de bereidheid tot verandering.

Onder invloed van de crisis is ook de agenda waarmee het kabinet begon danig veranderd. Wie had kunnen voorzien dat de overheid de banken moest redden, dat er miljarden nodig waren om de economie in 2009 en 2010 draaiend te houden en massaontslagen te voorkomen, dat wij op weg naar de begroting 2011 historische besluiten moeten nemen om het huishoudboekje van de overheid weer op orde te krijgen en dat er in Europa en G20-verband zoveel inzet wordt gevraagd om de oorzaken en de gevolgen van de crisis aan te pakken? Ik denk niemand, maar het was wel nodig en het is ook gebeurd. Wat onveranderd blijft, is het beeld van Nederland dat het kabinet en zeker mij persoonlijk voor ogen staat: een dynamisch Nederland dat excelleert en kan concurreren met de hele wereld, een sociaal Nederland dat kansen biedt aan iedereen die wil meedoen en een vangnet biedt voor mensen die dat nodig hebben, een respectvol Nederland waarin mensen fatsoenlijk met elkaar omgaan, een duurzaam en klimaatbestendig Nederland dat toegroeit naar een schone economie en een internationaal georiënteerd Nederland dat zich niet opsluit achter de dijken, omdat we daar zelf belang bij hebben en omdat we ons verantwoordelijk voelen voor stabiliteit en ontwikkeling elders in de wereld. Voor die ambitie sta ik en voor dat Nederland ga ik. De doelstellingen staan recht overeind en wat nu nodig is, is dat wij ons beraden over de route ernaartoe. Dat is de inzet, daar moet de energie op gericht zijn en daar ben ik mee bezig.

Ik heb opmerkingen gehoord over de regierol van de minister-president, een soort vast agendapunt. Hoewel ik niet uitsluit dat de geachte afgevaardigden niet echt overtuigd willen worden van het tegendeel, wil ik toch een paar serieuze noties geven.

1. Onder verwijzing naar het kabinetsstandpunt over de positie van de Nederlandse minister-president in 2006 is niet besloten om de minister-president enigerlei formele aanwijzende bevoegdheden jegens andere bewindslieden te geven. Dat komt omdat wij in Nederland niet het systeem kennen van de presidentiële premier.

2. Evenmin willen politieke partijen de minister-president allerlei vakterreinen toekennen. De minister-president blijft minister van Algemene Zaken en is niet de minister van alle zaken.

3. De zorg voor het algemeen regeringsbeleid, de regie, vindt grotendeels plaats in onderraden en ministerraden. De regie vindt achter het toneel plaats en de regisseur beoefent zijn kunsten niet op het toneel in de schijnwerpers.

4. Ja, er vindt debat plaats, ook tussen ministers en tussen coalitiegenoten. Ik geef ruiterlijk toe: niet in alle gevallen is dat beoogd en nuttig. Maar het tegenovergestelde willen wij toch ook niet, nooit debat. Er zijn velen van u die pleiten voor meer debat, meer ruimte voor ministers om ook partijmeningen te geven, anders dan de kabinetsmening. Ik denk aan wat de heer Pechtold in het kabinet-Balkenende II zei. Ik pleit dus ten minste voor consistentie in opvattingen over wat wel en niet kan.

5. Los van concrete onderwerpen zijn er in het stelsel van het regeringsbeleid verbeteringen gekomen. Ik noem het fenomeen beleidsprogramma. Ik heb dat geïntroduceerd in 2002 en dat bevordert de eenheid van beleid. Verder noem ik het verantwoordingsproces van het beleidsprogramma; de Delivery is nieuw en bevordert dat eveneens. En de Kamer heeft die waarde van systematiek onderkend. Er is door mij gestuurd op een verbetering van het stelsel van de onderraden. Idem ten aanzien van de verbetering van het overzicht van spoedeisende wetsvoorstellen dat de Kamer halfjaarlijks krijgt. Eenheid in kennis en advies. Het kabinet stuurt op mijn initiatief gezamenlijk op de inhoud van werkprogramma's van adviesraden en planbureaus. Eenheid in de communicatie van de rijksoverheid. Eén huisstijl en voor alle departementen in één shared service communicatiemiddelen richting burgers. Ook noem ik een aantal bestuurlijke gremia die sinds 2002 zijn ingesteld en door mij worden voorgezeten, variërend van een periodiek overhedenoverleg met VNG en IPO, tot en met de Rondetafelconferentie met de Nederlandse Antillen en Aruba. Wat betreft de concrete dossiers noem ik bijvoorbeeld de activiteiten vorig jaar ten aanzien van de vraag hoe wij voorkomen dat Fortis omvalt, samen met de minister van Financiën. Ik noem verder de concrete voorstellen in het kader van de Crisis- en herstelwet. Ik noem de Deltawet die te maken heeft met de veiligheid van Nederland. Op de heroverweging kom ik straks nog terug. Ik kan ook de begroting van de Koning noemen die wij vandaag behandelen, omdat het gaat om een grotere transparantie. Over de communicatie heb ik al het een en ander gezegd.

En die rol van de minister-president komt ook naar voren in internationale gremia. Ik wijs bijvoorbeeld op onze rol in de G20. Ik praat over wat wij in Europa doen ten aanzien van de positie van Europa, de strijd tegen protectionisme en de visie op het gebied van energie. Ik heb mij in het verleden sterk gemaakt voor zaken als vermindering van de afdracht van Nederland van 1 mld. aan de Europese Unie. Wij hebben het gehad over een zware commissaris in de afgelopen Commissieperiode. En ik noem nu mijn inzet voor het klimaatakkoord in Kopenhagen.

Voorzitter. In Nederland is altijd kritiek op de bondscoach van het Nederlands elftal, op de presentator van Zomergasten en op de minister-president. Wat mij overkomt, overkwam ook mijn voorgangers. We weten hoe dat gaat. Het past bij ons land dat een beetje egalitair is ingesteld en het past bij de rol die de minister-president staatsrechtelijk heeft in ons politieke bestel van coalitieregering. De vraag is: boekt de primus inter pares vanuit die rol resultaat? Dat is de kernvraag. Bereik je datgene wat is voorgenomen, nationaal en internationaal? Dan is mijn antwoord: ja, zie de voorbeelden die ik heb genoemd. Mijn ambitie voor Nederland is onverminderd groot en mijn inzet om ook de komende jaren resultaat te boeken is ook onverminderd groot.

Voorzitter. Ik had behoefte om dit in algemene zin te zeggen over de taak die een premier heeft.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben in ieder geval blij dat de minister-president zijn gevoel voor humor nog niet helemaal kwijt is. Dat vind ik al winst van dit debat. Het lijkt er op of hij de Algemene politieke beschouwingen nog een beetje verve probeert te geven. Nou, dat waardeer ik op zichzelf. Je kunt natuurlijk een hele opsomming geven, maar ik heb toch wel een serieuze vraag aan de minister-president. In de eerste termijn van dit debat hebben diverse partijen een aantal voorbeelden genoemd, zoals het lekken van kabinetsbesluiten, waar de Rijksrecherche op moet worden gezet, de Hedwigepolder, Uruzgan, het koningshuis en het Catshuis. Als de minister-president werkelijk de regie heeft, zou hij dat allemaal niet zo uit de hand laten lopen. Ik vraag hem wel serieus – ik doe dat helemaal niet om vervelend te doen – hoe dat allemaal zo uit de hand heeft kunnen lopen. Dan kan de minister-president wel aankomen met werkgroepen, overleggen met VNG en IPO en weet ik allemaal wat, maar uiteindelijk gaat het erom dat hij degene is die het coördineert en die er op aangesproken wordt. Bij een aantal dossiers, vandaag en ook eerder genoemd, is hij wel de coördinerende persoon. Ik zou graag willen dat hij op die kritiek nu eens inging.

Minister Balkenende:

Dat is ook precies de reden dat ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Mevrouw Van Gent geeft een paar voorbeelden. Ik heb nu ook eens aangegeven welke resultaten moeten worden geboekt. Ik heb het gehad over versnelling van procedures in het kader van de Crisis- en herstelwet. Ik heb me daar sterk voor gemaakt. We hebben te maken met veiligheid in Nederland, thema Deltawet. Daar heb ik me sterk voor gemaakt. We hebben te maken met een belangrijke heroverwegingsoperatie. Daar zitten we middenin en die gaat ook de komende tijd door. Ook daarin heb ik mijn rol te spelen. Ook zijn de afgelopen maanden alle zaken aan de orde geweest die te maken hebben met de voorbereiding van de begrotingsstukken voor volgend jaar augustus. Verloopt alles vlekkeloos? Natuurlijk niet. De Westerschelde hebben we vorige week uitgebreid met elkaar bediscussieerd. Die problematiek hangt samen met de weerbarstigheid van het onderwerp. Als een regering juist probeert rekening te houden met opvattingen in de Tweede Kamer, is daar gewoon niets mis mee. Ook Uruzgan is vorige week besproken in de Kamer. Daarover heb ik het een en ander uitgelegd. Wat mij nu zo bezighoudt, is het volgende. Ik hoor mevrouw Van Gent niet over wat er feitelijk door het kabinet wordt gedaan, over hoe onze inbreng is, wat onze standpunten zijn en wat de voortgang is op dossiers. Zij pakt enkele elementen en zegt: u laat alles in het honderd lopen.

Voorzitter. Ik herken me gewoon niet in dat beeld. Mevrouw Van Gent doet me geen recht.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat zal allemaal wel zo zijn en ik begrijp best dat de premier daar niet blij mee is, maar het zijn voorbeelden die niet alleen door mij maar ook door anderen zijn genoemd. Dat zijn wel voorbeelden van zaken die snel na elkaar onlangs hebben plaatsgevonden, waarbij ik me afvraag: waarom laat de premier dat zo lopen? Ik krijg zelf soms de gedachte: op het moment dat de premier zich ermee gaat bemoeien, gaat het echt mis. Daar krijg ik graag een reactie op van de premier. Hij moet de Rijksrecherche inschakelen. Dan zou ik zeggen: nee, met de vuist op tafel en de zaak gewoon naar je toetrekken. Ook als het gaat om het koningshuis vandaag, een belangrijk onderdeel van dit debat, zijn er talloze voorbeelden te geven. Nu zitten we ook weer in zo'n situatie. De minister-president is de publieke spreekbuis van het koningshuis en hij laat het gewoon lopen. Mijn vraag is echt oprecht, want ik wil dit echt doorgronden, waarom hij dat nu zo laat lopen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Luistert mevrouw Van Gent nu niet?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, ik luister.

Minister Balkenende:

Nee, u luistert niet. U moet fair zijn, ook in de bejegening van een premier. Als ik aangeef welke dossiers wij te bespreken hebben, wat mijn rol daarin is – ik heb een hele hoop voorbeelden genoemd – dan gaat u daaraan voorbij. U pakt enkele elementen en dat is voor u reden om te zeggen: het loopt in het honderd. Ik zal eens een voorbeeld noemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar ...

Minister Balkenende:

Nee, nu heb ik het woord. U hebt het gehad over het lekken uit de ministerraad. Dat is buitengewoon ernstig. Het is nog niet voorgekomen bij mijn weten dat stukken uit de ministerraad naar buiten zijn gebracht, om wat voor motieven dan ook. Nu zegt u dat ik met de vuist op tafel moet slaan. Wat zegt u dan? Want waar sla ik met mijn vuist op tafel? In de ministerraad, alsof het een minister zou zijn. Dat weten we helemaal niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U weet ook niet of het niet zo is.

Minister Balkenende:

Degene die dit heeft gedaan, heeft een grote verantwoordelijkheid. Wat is er gebeurd toen dat op tafel kwam? Ik heb als eerste gezegd: ik leg me hier niet bij neer; we gaan dit laten uitzoeken. Hoe gebeurt dat? De Rijksrecherche is aan het werk. Dan kan ik op dat moment niet meer doen en wil ik ook niet meer doen, maar we pakken de zaken wel aan. Ik begrijp dan de kwalificatie van mevrouw Van Gent niet dat ik zaken laat lopen. Dat is toch onzin? Gewoon onzin.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, we hebben een afspraak.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, maar ik word wel persoonlijk aangesproken. Kijk, ik vind het wel vrij ver gaan als je de Rijksrecherche moet inschakelen, want dat betekent gewoon dat de minister-president het zelf niet onder controle heeft. Ik zou graag willen, als hij het allemaal zo onder controle heeft, dat hij ook eens ingaat op de pijnlijke affaires en de reden waarom wij hier vandaag staan en hoe dit zo heeft kunnen oplopen. Hij geeft wel een heel antwoord, maar hij gaat niet in op de vraag die ik hem stel. Dat vind ik niet heel sterk, moet ik zeggen.

Minister Balkenende:

Het wordt nog erger met uw verwoording, mevrouw Van Gent, want wat zegt u nu? U moet eens nagaan hoe u het aangeeft. U zegt: als er nu stukken worden gelekt, heeft de premier de zaken niet onder controle. Zou het ook niet te maken kunnen hebben met de mentaliteit van lieden die echt verachtelijk is? Het lekken komt namelijk heel vaak voor. Ik heb dat in de vorige kabinetsperiodes meegemaakt en het wordt steeds erger. Ik vind dat ernstig, maar dat is niet een kwestie van de premier die zaken niet onder controle heeft. Daar kunnen heel andere motieven een rol spelen. Ik vind het buitengewoon bedenkelijk. Ik heb ook gezegd dat ik me hier niet bij neerleg en dat ik het zal laten onderzoeken. Maar om te zeggen dat de premier de zaken niet onder controle heeft ... Dan zeg ik: heeft het ook niet te maken met gedrag van mensen dat gewoon ontoelaatbaar is en zouden we het er niet met elkaar over moeten hebben dat het systeem rot is, dat er systemen ontstaan van contacten tussen mensen die van stukken weten en de media? Zo gaat het maar door en door en wat wij krijgen, is een verrotting van het proces. Dat is veel ernstiger. Laten we niet het spelletje spelen dat het allemaal aan de minister-president ligt en aan zijn controle. Zo ligt het niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Van Gent, nu echt niet meer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar ik krijg geen antwoord.

De voorzitter:

U krijgt echt een antwoord en ik geef nu het woord aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

De premier is duidelijk in vorm. Het is hartstikke goed om dat mee te maken. Hij zegt dat er ook heel goede dingen onder zijn leiding zijn gebeurd. Dat is ongetwijfeld waar. Het vorige kabinet vond ik een stuk daadkrachtiger dan dit kabinet. De premier staat een beetje droog in dit kabinet in zijn rol bij de regie en initiatieven. Hij is bekritiseerd omdat hij grote hervormingen neerzet in commissies en daar niet voldoende uitsluitsel over geeft. Kan de premier daarop ingaan?

Het andere punt waarop ik hem vandaag wil aanspreken en dat ik al in mijn inleiding heb genoemd, is kennis en innovatie. De premier is de voorzitter van het Innovatieplatform. Wij "kachelen" de afgelopen jaren een beetje af ten opzichte van andere landen. Wij doen het gewoon niet zo goed. Wij doen het wel goed, maar niet goed genoeg. De premier is hierbij de coördinerende minister. Dat punt laat hij volledig liggen. Onlangs is zelfs een nota uitgekomen over de kenniseconomie waar zijn naam niet eens onder staat. Dan mag ik hem toch wel aanspreken op het feit dat hij dat elementaire deel van zijn regietaak niet voldoende oppakt?

Minister Balkenende:

De heer Van der Ham heeft deze hele middag grote woorden gebruikt. Dat is voor zijn verantwoordelijkheid, dat kan ik ook niet helpen; maar als hij nu weer deze opmerkingen maakt, dan vraag ik me af of hij eigenlijk wel weet waar hij over praat. Het Innovatieplatform kreeg recentelijk de vraag: hoe aantrekkelijk is Nederland voor bedrijven op het gebied van de IT? Vorig jaar stonden wij op de tiende plaats, nu staan wij op de vijfde plaats, om maar eens één voorbeeld te geven. Ik ga straks uitgebreider in op de innovatie en de acties die worden ondernomen, maar ik vind dat de heer Van der Ham geen recht doet aan hetgeen wel gebeurt.

Dit is het algemene beleid inzake hervormingen. Het kabinet heeft te maken met de vraag hoe wij zaken moeten aanpakken. De heer Van der Ham verwees naar het kabinet-Balkenende II. Zoals hij weet, heb ik daar met enthousiasme leiding aan gegeven. Het is nu evenzeer mijn taak om met de coalitiegenoten Nederland door een moeilijke periode heen te loodsen. De heer Van der Ham praat daar zo gemakkelijk over. Begin dit jaar heeft de coalitie bijvoorbeeld gezegd dat zij de noodzaak van verandering inziet voor de AOW-leeftijd van 65. Wij zitten middenin die discussie en wij zijn die niet uit de weg gegaan. Wij kiezen voor de leeftijd van 67.

Wij hebben aangegeven hoe het zit met het voornemen voor een ombuiging vanaf 2011. Dat doet op het ogenblik geen enkel ander land in Europa. De heer Van der Ham weet dat wij bezig zijn met een wet tekortreductie over de reductie van de schuld, het financieringstekort. Dat heeft gunstige gevolgen voor de staatsschuld. Dat doen wij allemaal. Wij zijn nu al begonnen met de grote heroverwegingsoperatie. Dan kan de heer Van der Ham vinden dat dit niet genoeg is, dat is een politiek oordeel, maar dat moet hij dan even loskoppelen van mij als premier. Het heeft te maken met de vraag wat verstandig beleid is.

Ik ben nu net bij de G20 geweest. Het beleid van Nederland is een beleid waarmee de economie op korte termijn wordt gestimuleerd en waarbij voor de langere termijn wordt gewerkt aan een extra strategie. Daar zijn wij druk mee bezig. Wij maken beleid dat ook voortvloeit uit internationale aanbevelingen. Dat is het verhaal. De heer Van der Ham geeft kwalificaties waar ik het niet mee eens ben. Ik zie het echt anders.

De heer Van der Ham (D66):

Dit is een algemeen verhaal, maar over de kenniseconomie ...

Minister Balkenende:

Daar kom ik straks nog op terug.

De heer Van der Ham (D66):

Er zijn verschillende lijstjes, maar uit een aantal lijstjes, bijvoorbeeld uit het lijstje van de OESO, blijkt dat Nederland veel te weinig investeert in hoger onderwijs, kennis en innovatie. Daardoor dreigt Nederland op de korte termijn, maar ook op de lange termijn, achter te gaan lopen. Ik vraag de minister om eens in te gaan op de kenniseconomie. Hij is als voorzitter van het Innovatieplatform onzichtbaar. Daar mag ik de minister toch op aanspreken in dit debat?

Minister Balkenende:

Eerlijk gezegd, hou ik er niet van om op deze manier met elkaar te discussiëren. Dat is beneden mijn waardigheid. De heer Van der Ham noemt het Innovatieplatform. Ik geef daar met hartstocht leiding aan, maar ik kan daar natuurlijk niet elke dag mee bezig zijn, want ik heb meer dingen te doen.

De heer Van der Ham vraagt hoe het met de investeringen zit. Dat is een terechte vraag. Hij weet echter ook dat de publieke sector het op het gebied van de kennisuitgaven internationaal gezien behoorlijk tot redelijk doet en dat de problemen vooral zitten in de private sector. Dat is een van de redenen waarom wij een paar plaatsen zijn gezakt op de index van het World Economic Forum. Je moet ervoor oppassen dat je niet alleen maar kijkt naar de overheid; je moet ook bekijken hoe het elders ervoor staat.

Op de kennis- en innovatieaspecten wil ik straks uitgebreid terugkomen. Dan zal ik het hele lijstje behandelen.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil de minister-president een beetje bijvallen over het lekken. Ik ben zeer kritisch over het vastgoedproject van Willem-Alexander in Mozambique. Ik vind dat dit gestopt moet worden, maar daar gaan wij het zo direct over hebben.

Gisteren zag ik RTL Nieuws over het lekken door ministers en vooral door hoge ambtenaren en over de kwalificaties en de woorden die hoge ambtenaren gebruiken. Ik zal geen namen noemen, maar ik was onaangenaam verrast. Ik ben daar wel van geschrokken; dat hoort niet zo. Wat gaat de minister-president daartegen doen? De Rijksrecherche misschien weer inschakelen? Zijn er ook plannen om dit te voorkomen?

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed dat wij de orde in de vergadering handhaven. Ik zal nu stilstaan bij de algemene aspecten van Algemene Zaken en zaken op het gebied van het Koninklijk Huis, de Koning, zal ik later aan de orde stellen. Ik ga dus niet op deze specifieke zaak in. In algemene zin zeg ik dit: het fenomeen lekken is buitengewoon ernstig en dat moet worden voorkomen. Het is een bestaande cultuur die heel vervelend is. Wij houden elkaar daarin gevangen, want er is een wisselwerking tussen departementen – weet ik wie er allemaal achterzitten – en het heeft te maken met hoe de media optreden. Daarmee werken wij aan een verrotting van het proces in Den Haag. Niemand zou daar gelukkig mee moeten zijn. Ik zeg dit in algemene zin, op de andere aspecten ga ik straks in.

De heer Van Raak (SP):

Het gaat mij juist om het lekken. Over de Koning en Mozambique praten wij straks. Ik ben gisteren erg geschrokken van de kwalificaties die hoge ambtenaren zonder hun naam te noemen gaven over de kroonprins. Ik vond dat ronduit onfatsoenlijk. Gaat de minister-president dat ook onderzoeken? Wat kunnen wij daaraan doen?

Minister Balkenende:

Nee, ik heb eerlijk gezegd geen behoefte om in te gaan op zaken waarbij geen namen worden genoemd. Iedereen kan van alles beweren. Op deze manier wordt het erg moeilijk. Wanneer het gaat over een concreet stuk, dan pakken wij de zaken aan, maar ik vind dit veel te algemeen om daar iets mee te kunnen doen.

De heer Brinkman (PVV):

Dat begrijp ik, maar ik begrijp niet dat de minister-president zeer terecht de Rijksrecherche zet op het lekken van de notulen van de ministerraad en niet laat onderzoeken wie de ambtenaar is geweest die dat gezegd heeft. Ik ben het met de heer Van Raak eens.

Ik ga terug naar het algemene deel. Is het niet in algemene zin toch een beetje bijzonder dat het juist nu de minister-president overkomt dat er stukken uit de notulen van de ministerraad lekken en dat ambtenaren hun mond tegen de pers voorbijpraten over een heel heikel onderwerp? Dan is het toch niet zo raar dat bepaalde partijen in de Tweede Kamer vragen of de minister-president daar nog wel de regie in heeft? Kan hij daarop reageren? Waarom gebeurt het hem net weer op dit moment op deze plaats?

Minister Balkenende:

De zon schijnt buiten en dat komt omdat de premier hier spreekt. Zo kan ik ook redeneren. Als je zo gaat redeneren, kun je alles met elkaar in verband brengen. Dat is natuurlijk echt onzin. Gelukkig zijn wij het met elkaar eens en het is goed dat dit nog een keer in deze Kamer wordt gezegd. Dit betekent dat ook de Kamer vindt dat lekken niet kan. Als er wordt gelekt, kan dat te maken hebben met een ziek karakter van figuren die dat doen. Ik vind dat buitengewoon bedenkelijk, maar het is een merkwaardige redenering om het aan de premier toe te schrijven nu hij er is. Dat is geen methode van werken. De Kamer kan de premier niet voor alles verantwoordelijk houden. Die moet de mensen aanspreken die lekken. Ik ben daarom ingenomen met de opmerking dat het niet deugt en dat het moet worden aangepakt. Ik roep ook iedereen op die er meer van weet en die toevallig indicaties heeft, dat te melden, bijvoorbeeld aan de Rijksrecherche.

De heer Brinkman (PVV):

Lekken is inderdaad niet goed. Ik kom er toch op terug, want de minister-president komt er heel mooi vanaf. Het frappante is dat het hem te vaak gebeurt als verantwoordelijke persoon. Daar heeft hij geen antwoord op gegeven. Hij kan wel nee schudden, maar dat is toch een feit en dat wordt kennelijk hier gevoeld. Wij willen graag dat hij dit gevoel bij ons wegneemt. Overigens is lekken verderfelijk, maar er komt soms informatie op tafel waar ik wel weer heel blij mee ben.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik voel mij niet verantwoordelijk voor het gedrag van lieden die willen lekken, die op oneigenlijke wijze vertrouwelijke stukken naar buiten brengen. Ik vind dat onverantwoord gedrag. Ik wens daar niet op te worden aangesproken. Er is gezegd: laat het lopen. Nee, ik laat het niet lopen. Als het even kan, proberen we de zaak aan te pakken, bijvoorbeeld via de Rijksrecherche.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat een lekcultuur slecht is en rot geeft aan het politieke systeem. Dat zijn grote woorden. Ik vind het een lastige vraag om te stellen, maar ik stel deze toch. Iemand in uw directe omgeving, namelijk de staatssecretaris van Defensie, heeft in zijn vorige periode de bijnaam gehad, overal in de kranten en de journalistiek: Jack het Lek. In de analyses rond lekken in Den Haag heeft hij bijgedragen aan een cultuur waarin dat nogal eens gebeurt, althans, dat wordt over hem geschreven. Kunt u daarop reageren?

Minister Balkenende:

Ik ga uiteraard niet in op mijn vroegere politieke assistent. Dat lijkt mij ongepast. Het gaat nu om iets anders. Wat hier aan de orde is, zijn documenten zoals vertrouwelijke stukken uit de ministerraad en ik kan ook andere voorbeelden noemen. Of wij die zaken tegenhouden, daar gaat het om en dat is iets anders dan waar u op doelt.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, want dat is staatsgeheim. Je mag sowieso niet lekken uit de ministerraad. Je kunt zeggen: het vergrijp is groter, maar het fenomeen lekken, daar zijn sommige voorlichters groot mee geworden. Dan vraag ik mij het volgende af. Het een komt ook voort uit het ander. Dat er normale andere stukken worden gelekt die eigenlijk ook niet gelekt moeten worden, kan leiden tot een opschaling ervan; dat er zelfs ministerraadstukken worden gelekt. Ziet u dat verband?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Er zit een verschil tussen het lekken van vertrouwelijke documenten en het bekende gesprek dat met journalisten plaatsvindt. Er is een verschil tussen spinnen en lekken, en dat kennen we allemaal. Dat geldt voor zeer velen in Den Haag. Het staat er bol van, laten we eerlijk zijn. Het gaat mij om de scherpte van de discussie. De vraag is wanneer de grenzen worden overschreden. Wanneer er sprake is van lekken van stukken uit de ministerraad, vind ik dat ernstig. Ik heb het nu gezegd en ik wil het niet herhalen. Dat is de kern van wat ik hier naar voren wil brengen.

De voorzitter:

Een nieuwe invalshoek van mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begrijp best dat de minister-president hierover in grote opwinding is. Dat lijkt mij ook logisch, want het gaat ook om mensen die dicht bij hem staan en waar hij mee werkt; zijn naaste collega's. Dat kunnen ministers zijn, staatssecretarissen, maar ook naaste medewerkers, want niet alles wordt in grote kring verspreid. Het is ook wel terecht dat hij daar nu zo boos over is. Het is ook een kwestie van vertrouwen dat je met elkaar kunt samenwerken. Als je een afspraak maakt: deze stukken mogen niet gelekt, om het zo maar te zeggen, moet je er ook van op aan kunnen. Dat is mijn punt. Kan hij daar wel van op aan? Het gebeurt te vaak de laatste tijd in die kleine kring waar hij mee te maken heeft.

Minister Balkenende:

Ja, maar wat zegt u nu? U zegt: het gebeurt te veel in de kleine kring waar u mee te maken hebt. Wat zegt u dan? Wie beschuldigt u? Dan ook graag man en paard noemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nou ja, ik beschuldig niemand, want ik weet niet wie het heeft gedaan, maar ik leg hier het zorgwekkende punt neer dat u blijkbaar in de kleine kring van het kabinet en de kring daaromheen, er toch niet op kunt vertrouwen dat het vertrouwen wordt gehandhaafd dat stukken die niet bedoeld zijn voor de buitenwereld, ook niet terechtkomen in de buitenwereld. Dat is mijn punt. Daar wil ik graag uw visie op, want dat lijkt mij een zeer, zeer lastige positie om binnen te opereren.

Minister Balkenende:

Uw punt is volstrekt terecht, mevrouw Van Gent. Om het werk te doen moet je vertrouwen hebben. Een van de elementen van vertrouwen is dat bijvoorbeeld bewindslieden in de ministerraad vrijuit moeten kunnen spreken. Die gedachtewisseling is nodig om tot een standpunt te komen. Daarna is er één standpunt, en dat bindt alle bewindslieden en dat wordt eenduidig uitgedragen. Dat is het wezen van de vrijheid van het debat in de ministerraad. Dat vindt zijn beslag in notulen, maar die behoren ook juist vertrouwelijk te blijven. Dat vertrouwen heb je gewoon nodig, dat zeg ik u graag na. Alleen, wanneer mensen zich eraan bezondigen dat zij die vertrouwelijkheid schenden door zaken naar buiten te brengen, komen wij op een hellend vlak. Dat vind ik buitengewoon ernstig, want dit kan ertoe leiden dat het gevoel gaat ontstaan dat men niet meer vrijuit kan spreken. Daarom ben ik er ook verbolgen over en daarom heb ik ook gezegd dat de Rijksrecherche aan het werk moet. Ik hoop werkelijk dat bijvoorbeeld ten aanzien van de notulen van de ministerraad de schuldige of de schuldigen, dat weet ik niet, zullen worden gevonden, want er moet paal en perk aan worden gesteld.

De heer Van Raak (SP):

De minister-president zegt terecht dat er een cultuur van lekken is ontstaan en dat dit zeer bezwaarlijk is, maar ik wil hem wel vragen: hoe komt dat nou? Ik heb het idee dat ministeries vaak worden geregeerd door voorlichters. Er wordt voortdurend ingestoken. Spinnen is dan insteken als het de minister goed uitkomt, en lekken is dan insteken als het de minister slecht uitkomt. Het zijn allebei vormen van dezelfde cultuur, een cultuur die volgens mij is ontstaan door voorlichters, voorlichters, voorlichters. Als die cultuur maar groeit, kan dat ertoe leiden dat er zelfs uit de ministerraad wordt gelekt. Dat is mijn idee. Wat is de analyse van de minister-president van het ontstaan van die lekcultuur?

Minister Balkenende:

Dat hangt samen met de verhoudingen die zich langzamerhand ontwikkelen in de zin dat er is geen rem meer is om zaken naar buiten te brengen. Dan zeg ik echter in alle eerlijkheid: kijk dan niet alleen naar het kabinet, naar ministeries of departementen. Het geldt de Kamer evenzeer. Wij hebben meegemaakt dat ook de Macro Economische Verkenning naar de pers is gelekt. Iedereen weet dat. Met andere woorden: er is een systeem waarbij velen zijn betrokken. Ik vind dat u moet oppassen om alleen naar mij te wijzen of te stellen dat ik naar de Kamervoorzitter moet verwijzen. Daarmee schiet het niet op. Wij hebben te maken met een fenomeen dat voor ons allen ernstig is en dat wij gezamenlijk moeten willen aanpakken.

De heer Van Raak (SP):

Wij willen allebei een probleem oplossen. Als wij het probleem van het lekken, het insteken en het spinnen willen oplossen, dan moeten de minister-president en de ministers eens heel goed te rade gaan bij de eigen ministeries, want daar komt het kwaad meestal vandaan.

Minister Balkenende:

Voorzitter, ik heb hierover volgens mij genoeg gezegd. Anders vallen wij in herhaling.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Balkenende:

Mevrouw Spies heeft gezegd dat het kabinet voor een enorme opgave staat om in crisistijd mensen bewust te maken van de ernst en omvang van de crisis en begrip te kweken voor de besluiten over de noodzakelijke maatregelen in 2010. Dat behoort ook tot de verantwoordelijkheid van de minister-president. Hoe gaat de minister-president dat doen en hoe gaat hij de heroverwegingsoperatie aansturen en daarover communiceren? Daarover zeg ik het volgende.

Het kabinet heeft bij de presentatie van de begrotingsstukken en de Miljoenennota op Prinsjesdag duidelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van de financiële crisis en de economische recessie voor ons land. Volgens mij is Nederland sindsdien zeer doordrongen van de ernst van de situatie. Wij verliezen door de crisis welvaart, niet alleen op korte termijn, maar ook op de langere termijn. Om dit welvaartsverlies goed te maken, moeten wij alle zeilen bijzetten. Herstel van de economische groei is een noodzakelijke voorwaarde, maar economische groei alleen is onvoldoende. De overheidsfinanciën zijn uit het lood geslagen. In het licht daarvan heeft het kabinet gezegd dat lastige keuzes onvermijdelijk zijn. De balans tussen uitgaven en inkomsten moet worden hersteld. Niets doen is geen optie.

Het kabinet treft nu voorbereidingen zodat in 2011 gestart kan worden met het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Wij zullen fundamentele beleidskeuzes moeten maken. Die keuzes moeten zijn gebaseerd op inzicht in alle mogelijke opties en de budgettaire en andere gevolgen ervan. Dat verkrijgen van inzicht is het doel van de brede heroverwegingen die wij opstarten. Samen met de vicepremiers heb ik de verantwoordelijkheid op mij genomen voor de heroverwegingsoperatie. Wij halen de voorbereiding hiervan in tijd, vorm en substantie naar voren, omdat wij dat nodig vinden voor het op orde houden van de overheidsfinanciën; zonder taboes en zonder politieke heilige huisjes. Wij hebben inmiddels het startsein gegeven. De onderwerpen en taakopdrachten zijn bekend en volgens mij wil de Kamer daarover nog een debat voeren. De werkgroepen zijn begonnen en ik heb vorige week maandag bij de betrokkenen het startsein gegeven.

De heer Van Beek (VVD):

Ik doe de debatten die geweest zijn niet over, maar ik heb één vraag over de specifieke begroting die vanmiddag aan de orde is. Is de minister-president het met mij eens dat het heel ongelukkig zou zijn als wij in de begroting van 2010 één post zouden nemen, bijvoorbeeld die van het Koninklijk Huis, en daarvan zouden zeggen: daar kan wel wat vanaf? Vindt de minister-president echter tegelijkertijd ook niet dat wij, als wij straks de stofkam door alle begrotingen halen, dan ook niet één begroting bij voorbaat moeten uitsluiten? Met andere woorden: die heroverweging voor het jaar 2011 moet uiteindelijk over alle begrotingen gaan.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Vindt de heer Van Beek het goed dat ik terugkom op dit onderwerp als ik stilsta bij het Koninklijk Huis? Het heeft immers specifiek te maken met de begroting van de Koning. Ik ga er op in, want het zijn goede vragen die u stelt.

Mevrouw Spies (CDA):

Als ik het goed heb gehoord, zei de premier zojuist: wij proberen de heroverwegingsoperatie naar voren te halen. Betekent dit dat hij probeert het tempo te verhogen, zodat wij in maart of april de eerste voorstellen kunnen verwachten? Ik heb nadrukkelijk gevraagd om een heel strakke aansturing van het proces, ook met het oog op de samenleving. De ernst van de situatie wordt steeds meer mensen op een heel indringende manier duidelijk, maar de maatregelen moeten op een gegeven moment ook samenhangend bij mensen thuis komen, zodat zij dit proces kunnen meemaken en kunnen begrijpen waarom het noodzakelijk is, hoe vervelend ook, dat bepaalde voorstellen worden gedaan.

Minister Balkenende:

De presentatie van de begroting voor volgend jaar, de Troonrede en het debat dat wij hebben gevoerd, hebben ertoe bijgedragen dat het inzicht heel snel is gekanteld. Als wij twee of drie maanden geleden aan mensen hadden gevraagd hoe zij de situatie beoordeelden, zouden nogal wat mensen hebben gezegd: het raakt mij niet, want de AEX-index gaat toch omhoog? Sommige landen komen toch uit de recessie? Hebben wij het ergste dan niet gehad?

Voorzitter. Ik denk dat iedereen ervan doordrongen is dat wij te maken krijgen met meerjarige gevolgen van deze ernstige financiële crisis, de ergste sinds de jaren dertig. Dat vind ik de winst van de afgelopen paar weken. Het volgende proces zal zijn – dat vloeit daaruit voort – dat er na de analyse draagvlak zal moeten zijn voor de noodzakelijke maatregelen, hoe moeilijk dat ook is. In dat proces zitten we nu. In antwoord op uw eerste vraag zeg ik: dat hangt samen met wat ik ook bij de AMvB heb gezegd. Vroegere heroverwegingsoperaties wilden soms wel anderhalf jaar duren. Wij hebben gezegd dat wij het nu doen in een maand of zes. Dat is buitengewoon snel. We doen dat op een moment dat het ook relevant is voor de hoofdbesluitvormingsmomenten van de regering. Welke momenten zijn dat? Als je in het tweede kwartaal klaar bent met het werk, kun je het betrekken bij de voorbereiding van de begroting 2011 en bij de Voorjaarsnota 2010. Daarmee zit het op een goed spoor. Dat is wat ik bedoeld heb te zeggen.

Mevrouw Van Gent heeft een vraag gesteld over innovatie in relatie tot een groene en duurzame economie. Kan het thema duurzame en groene economie een prominente rol krijgen in het Innovatieplatform? Ik hecht eraan te benadrukken dat duurzaamheid en innovatie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Zonder innovatie komt er ook geen vooruitgang ten aanzien van duurzaamheid. Het Innovatieplatform heeft dan ook steeds veel aandacht gehad voor innovatie die een duurzame samenleving dichterbij brengt. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op het feit dat het Innovatieplatform een consortium voor innovatieve windenergie ver op zee heeft georganiseerd. Het hele thema energie is een duidelijk onderdeel van het werk van het Innovatieplatform. In 2010 zal het Innovatieplatform een verkenning uitvoeren naar een mogelijk nieuw sleutelgebied duurzame energie. Ik noem even deze twee concrete aanknopingspunten.

Laat ik in relatie tot wat de heer Van der Ham heeft gezegd, iets uitgebreider ingaan op het thema economie en innovatie. Het is bekend hoe het kabinet hier in zit. Wij kiezen voor een concurrerende, duurzame en innoverende economie. Graag zien we dat Nederland in de top vijf van de wereld terechtkomt. Die ambitie stond centraal bij het schrijven van het beleidsprogramma, bij het aanvullende beleidsakkoord, en geldt evenzeer voor de uitdagingen in 2010 en de komende jaren. Die ambitie stelt Nederland voor grote uitdagingen. In het coalitieakkoord werd daarom zwaar ingezet op een duurzame, concurrerende, innovatieve economie. Mijn aandacht voor deze thematiek sinds begin van deze kabinetsperiode betreft mijn kerntaken als voorzitter van de ministerraad en de onderraden, maar bijvoorbeeld ook het trekken van de Ministeriële Stuurgroep Regeldruk en de Ministeriële Stuurgroep Deltacommissie. Naast mijn rol binnen het kabinet heb ik mijn eigen activiteiten buiten de ministerraad, zoals het Innovatieplatform en de vele gesprekken die ik met ondernemers, onderzoekers en investeerders heb over de uitdagingen van een dergelijke economie en mijn deelname aan internationale fora.

We houden vast aan onze ambities, ook als de economie tegenzit. De uitdagingen zijn urgenter geworden. We hebben in het aanvullende beleidsakkoord een forse impuls gegeven aan de innovatiekracht van de economie. In de aanpak van die uitdagingen speel ik de rol die ik heb, gericht op het boeken van resultaten. Ik noem onze inzet in de G20, de samenwerking in Europa, het aanvullende beleidsakkoord en de heroverwegingsoperatie waar wij nu zonder taboes aan beginnen. Ik noem ook de Crisis- en herstelwet. In al die situaties zie ik het als een onderdeel van mijn taak om als minister-president ideeën aan te dragen, inzichten van buiten de Haagse cirkel binnen te halen, mee te denken aan oplossingen, verbindingen te leggen en waar nodig patstellingen te verbreken. Alles is gericht op het boeken van resultaten.

Ik noem het voorbeeld van het Innovatieplatform bij het aanvullende beleidsakkoord. Ik heb het Innovatieplatform gevraagd om mee te denken, ideeën op tafel te leggen en zo invloed uit te oefenen op dit proces, midden in de pressure cooker. Is dat zichtbaar? Ja, de resultaten liggen er, zie de Kenniswerkersregeling en de WSBO. Ook in 2010 zal ik vanuit dezelfde aanpak een beroep doen op de kennis en de ideeën van het Innovatieplatform. Het Innovatieplatform zal in het voorjaar een analyse van de concurrentiekracht van Nederland opleveren, waar ik goed gebruik van kan maken. Ik noem meteen ook het thema van de regeldruk. De extra maatregelen die zijn voorzien in het aanvullende beleidsakkoord worden met voorrang opgepakt en in de Ministeriële Stuurgroep Regeldruk bespreek ik de voortgang met de desbetreffende bewindspersonen.

In 2010 komt het aan op de uitvoering. Daarbij moeten we vaart maken, doorpakken en knopen doorhakken. Ik weet ook hoe de Kamer hierover denkt. Dat is een belangrijk onderwerp en ik stel mij daarin op ten dienste van ondernemers die nieuwe kansen willen pakken om het economische herstel te bespoedigen. Ik noem de Crisis- en herstelwet. Ik heb ervoor gekozen om die zelf te trekken, omdat er forse spanningen ontstaan als je zo'n operatie wilt doorvoeren. Ik ben ervan overtuigd dat voor een concurrerende duurzame economie het versnellen van procedures met behoud van ordentelijke afwegingen essentieel is. Komt daar debat over? Zeker, maar ik ga dat met vertrouwen tegemoet, omdat ik vind dat regels en procedures een duurzame economische ontwikkeling niet onnodig moeten remmen, maar juist moeten ondersteunen en waar mogelijk stimuleren.

Wat betreft het Innovatieplatform kan ik een hele waslijst noemen van dingen die wij hebben gedaan. Er is veel gebeurd om 50 buitenlandse ondernemingen aan te trekken; in het Programma Groeiversneller begeleiden we 100 bedrijven erin, toe te groeien naar een omzet van minstens 20 mln.; de productiviteit wordt verhoogd door slimmer te werken; er wordt gewerkt aan sociale innovatie en er is de valorisatieagenda, hulp aan universiteiten om kennis van de plank sneller bij bedrijven terecht te laten komen. Ik noemde al de innovatieve windenergie. En er zitten voor volgend jaar ook de nodige activiteiten in de planning: de derde KIA-foto: hoe staat Nederland er voor en wat kunnen wij daaraan doen? Verder noem ik de Roadmap to Excellence. Dat is een uitdaging tot een excellente wetenschap en de bijdrage daarbij aan concurrentiekracht in de samenleving. Het thema Nederland in de wereld is in 2008 op de agenda gezet. Wij zetten in op sleutelgebieden, het aantrekken van 50 significante kennisintensieve ondernemingen naar Nederland en de opstelling van die concurrentiekracht in 2020. Verder gaan wij kijken naar het thema duurzame energie als een nieuw sleutelgebied.

Ik heb er behoefte aan om aan te geven dat ook ik ervan overtuigd ben dat we de slagen moeten maken, dat wij daarvoor ideeën nodig hebben en dat wij ook concrete keuzes maken.

Ik kan ook het lijstje met financiële maatregelen voorlezen, maar dat zal ik niet doen. Wel hoop ik dat ik hiermee heb aangegeven hoezeer dit thema ook mij bezighoudt.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn fractievoorzitter en ik hebben in allerlei debatten gewezen op de derde KIA-foto. Wij hebben gezegd dat dit een mooi beeld is voor Nederland met een aantal beleidsinstrumenten en enkele financiële plaatjes. Laten wij proberen om er een beetje uit te komen, want wij hebben hetzelfde doel. Wij willen investeren in innovatie. Soms willen wij er harder in gaan dan het kabinet, maar wij willen wel dezelfde richting op. De motie-Hamer is aangenomen, waarin staat dat wij bij het herprioriteren vooral onderwijs moeten ontzien. Kan de minister-president nu al een tipje van de sluier oplichten door te zeggen dat, bij het waarderen van die derde KIA-foto waarin juist extra investeringen in kennis en innovatie worden gevraagd, dit een onderdeel kan zijn van die herprioritering en dat het mogelijk een onderdeel daarvan wordt?

Minister Balkenende:

Dan doen wij misschien het debat van de APB een beetje over. Toen heb ik inderdaad gezegd dat wij, gegeven de financiële moeilijkheden, keuzes moeten maken. Dat zijn fundamentele keuzes en het zal pijn doen om die te maken. Er is ook gezegd dat wij nadrukkelijk oog moeten hebben voor die zaken die prioritair zijn. In de Miljoenennota worden om die reden zeven terreinen genoemd. Het gaat immers niet alleen om ombuigingen. Het gaat om het toekomstbeeld van Nederland. Daarbij gaat het om veel meer dingen. Een vitaal middenveld en, wat de heer Van der Ham noemt, kennis en innovatie zijn allemaal elementen daarvan. Ik loop uiteraard niet vooruit op de keuze die wij moeten maken op het moment dat de heroverweging is afgerond. Daarbij merk ik wel op dat wij weliswaar praten over de mogelijkheden van ombuiging, maar ook over prioriteiten.

De heer Van der Ham (D66):

De minister-president zegt dat wij volgend jaar aan de slag gaan met de derde KIA-foto. Volgend jaar wordt er ook gekeken naar het toekomstperspectief van dit kabinet en dat voor de periode daarna. Als de minister-president dat echt serieus neemt – laten wij er maar van uitgaan dat hij dat gaat doen – kan ik mij niet anders voorstellen dan dat hij ook kijkt naar de investeringsagenda die de KIA-foto aan het kabinet meegeeft, bovenop datgene wat er sowieso al moet gebeuren. Ik zei al dat ik mij niet anders kan voorstellen. Ik hoop dus dat de minister-president iets van een gebaar maakt waardoor ik wat dat betreft gerust word gesteld.

Minister Balkenende:

Volgend jaar zullen wij de uitkomsten van de heroverweging presenteren. Daarover zullen wij ongetwijfeld met de Kamer debatteren. Het kabinet moet een visie in acht nemen. De Kamer moet onder ogen zien dat wij gehouden zijn om richtingen aan te geven. Wij zullen keuzes moeten maken. Dat kan in eerste instantie gevolgen hebben voor de begroting van 2011. Wij kunnen niet over ons graf heen regeren. Er zal een kabinetsformatie tussen zitten, maar het voorwerk dat volgend jaar wordt verricht, zal buitengewoon belangrijk zijn. Er zullen enkele dingen gebeuren: de politieke stromingen zullen zich opmaken voor het schrijven van verkiezingsprogramma's, er zal een kabinetsformatie komen en er zullen opnieuw keuzes moeten worden gemaakt.

De heer Van der Ham maakte de opmerking dat wij oog moeten hebben voor het thema kennis en innovatie. Hij zei: weet dat er ombuigingen en hervormingen nodig zullen zijn, maar laten wij juist die grondslag goed in de gaten houden. Zo ver wil ik graag gaan. Ik doe geen uitspraken over getallen, want dat kan ik niet. Met het belang als zodanig ben ik het echter eens.

Mevrouw Spies (CDA):

De minister-president zegt terecht dat duurzaamheid en innovatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hij benoemde net een nieuw sleutelgebied voor duurzame energie. Kan hij daarover iets meer zeggen, en ook over de relatie tussen dat nieuwe sleutelgebied met bestaande activiteiten van het Innovatieplatform? Wij hebben immers een club die zich bezighoudt met groene grondstoffen, met biobrandstoffen. Hoe verhouden die activiteiten zich tot elkaar en wat moet ik me precies voorstellen bij dat nieuwe sleutelgebied?

Minister Balkenende:

Wij zijn bezig met het verkennen van de mogelijkheid om te komen tot een sleutelgebied. Wat dat betreft moet ik dus wat terughoudend zijn. Het gaat natuurlijk om het element van samenhang. Het gaat om het element van de kansen voor de Nederlandse economie en om transitie binnen de economie. Dat zijn de algemene contouren die bij zo'n sleutelgebied aan de orde zijn. Dan ga je natuurlijk kijken wat dat kan betekenen in de sfeer van kennisgeneratie, het overdragen van kennis van kennisinstellingen naar bedrijven, economische mogelijkheden voor Nederland enz. Dat komt allemaal aan de orde. Het volgende punt zal zijn dat het ook een meerwaarde moet hebben. Dat punt is terecht. Je moet dan kijken of de meerwaarde er is ten opzichte van hetgeen al bestaat. Ook dat is een vraag die aan de orde is. Ik hoop dat de Kamer hieruit oppakt dat het Innovatieplatform volop bezig is met het thema duurzame energie. Dat geldt ook voor het kabinet. Met deze intentie zal ik hiernaar kijken.

Het volgende onderwerp is aangesneden door de heer Anker. Het maakt onderdeel uit van de prioriteiten die ik voor mijzelf heb gesteld. Hij stelt dat in de begroting maar beperkt concrete uitwerking wordt gegeven aan het thema respect. Hij wees erop dat de minister-president vorig jaar heeft toegezegd dat hieraan in de verantwoordingsbrief aandacht zou worden besteed. Hij merkt op dat het lastig uit de verf komt omdat het niet goed meetbaar zou zijn. Daarover wil ik het volgende opmerken.

Het algemeen regeringsbeleid voor de periode 2007-2011 is uitgewerkt in het beleidsprogramma. De Kamer is daarvan op de hoogte. In 2009 is vervolgens in Werken aan de toekomst, het aanvullend beleidsakkoord, een aantal aanvullende afspraken gemaakt. Mede in het licht hiervan zal ik komend jaar bijzondere aandacht besteden aan de volgende thema's: een concurrerende en ondernemende economie – daar hebben wij het al over gehad –, de Nederlandse positie in Europees en mondiaal verband en – ik kom nu bij het punt van de heer Anker – het thema respect.

De begroting van het ministerie van Algemene Zaken kent geen zelfstandig beleidsterrein met bijbehorende budgetten. Zoals de Kamer weet, ligt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het beleidsprogramma op het terrein van de desbetreffende vakministers. Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar die begrotingen. Dit geldt in het bijzonder voor het thema respect. Het is overigens juist dat de meetbaarheid van deze doelstelling over het jaar 2008 is achtergebleven. De voor dit doel coördinerend minister is de minister van Justitie. Deze heeft inmiddels voor 2009 verbetering in gang gezet.

Op het terrein van respect, waarden en normen merk ik in meer algemene zin nog het volgende op. Dit debat gaat over ambitie. De heer Anker merkt dat terecht op. Nederland is meer dan beleggingskoersen en wetsvoorstellen. Het is een kwestie van omgaan met elkaar in dit land. Nederland is eerst en vooral: wij. 16 miljoen mensen die zichzelf willen zijn in een open, betrokken en respectvolle samenleving. Dat is de grote ambitie die wij keer op keer in onderzoeksrapporten teruglezen. Heel veel Nederlanders maken zich nog steeds veel zorgen over de verharding van de samenleving, het soms doorgeschoten individualisme en het gebrek aan respect in onderling contact. Dat is misschien opvallend, omdat je zou verwachten dat men zich in deze tijd vooral bezighoudt met de persoonlijke gevolgen van de economische crisis. Het uiten van deze zorgen zie ik als een vorm van betrokkenheid. Het draait niet alleen om het eigen ik. Het laat+ mensen niet onverschillig hoe wij met elkaar samenleven. Ik begrijp die zorg heel goed. Hoe vaak horen wij bijvoorbeeld niet over incidenten waarbij werknemers met publieke taken het slachtoffer zijn van geweld. Dat is absoluut onaanvaardbaar. Daarom gaat het kabinet in 2010 onverminderd door met de aanpak van dit soort geweld. Verdachten zullen zo veel mogelijk via snelrecht en supersnelrecht worden berecht. Daarbij gelden als uitgangspunten een verdubbeling van de stafeis en het verhalen van schade op de dader. Verder zal in steeds meer gebieden het gebruik van camera's op ambulances en bij de politie gemeengoed worden, zodat agressieve gedragingen van het publiek worden geregistreerd. Uiteraard blijft daarnaast menselijk toezicht nodig, want dat kunnen camera's lang niet altijd vervangen.

Het kabinet zal het komend jaar ook fors inzetten op het tegengaan van agressie in het openbaar vervoer. Een taskforce onder leiding van de heer Vreeman heeft hiervoor recentelijk een flink aantal concrete aanbevelingen gedaan die het kabinet zo spoedig mogelijk zal gaan uitvoeren. Zo zullen reis- en verblijfsverboden beter worden gehandhaafd en zullen bevoegdheden van buitengewoon opsporingsambtenaren worden versterkt. Ook de openbaarvervoerbedrijven zelf zullen meer verantwoordelijkheid nemen om het openbaar vervoer veiliger te maken.

De harde aanpak van asociaal gedrag, van geweld tegen hulpverleners en van overlast op straat is één kant van de medaille. Met wetgeving en handhaving kan en moet de overheid hierbij optreden. Dat doen wij ook. Respect kent echter ook een andere kant; een kant die niet met wetgeving en handhaving te sturen is. Respect is iets tussen mensen; tussen buren, tussen ouder en school en tussen mensen op straat. Dat laat zich niet sturen vanuit Den Haag. Dat moeten wij ook niet willen. Het kabinet heeft de ambitie de helpende hand te bieden om deze kant van de medaille te laten blinken. Waar mogelijk stimuleren wij mensen en initiatieven die respect in de praktijk brengen. Dat doen wij soms met geld, soms met hulpmiddelen en soms met een steun in de rug. Een maatregel die ik in dit verband wil noemen, is het uitbouwen van vormen van buurtbemiddeling. Buren hebben nogal eens het een en ander met elkaar te stellen. Buurtbemiddeling kan heel nuttig zijn en voorkomt dat een situatie escaleert tot een niveau waarbij de politie moet worden ingeschakeld. Wij zijn hiermee bezig en de initiatieven zullen worden uitgebreid.

Natuurlijk beseft het kabinet dat respect niet van overheidswege maakbaar is. Daarom is het juist van belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties hun bijdragen leveren. Gelukkig gebeurt dat volop; dat moet ook maar eens worden gezegd. Ik denk aan de vele wijk- en buurtverenigingen die zich inzetten voor betere verhoudingen in de eigen omgeving. Ik noem de rol van de kerken, die zich veel gelegen laten liggen aan het onderling hulpbetoon. Ik denk aan de vele initiatieven van scholen, van sportverenigingen en van clubs als scouting, waarbij men aandacht vraagt voor het thema goed burgerschap. Ik denk aan de gedragscodes en de gesprekken die daarover worden gevoerd. De discussies over de gedragscodes zijn belangrijk als wij spreken over het functioneren van alle clubs die ik noemde, van de verenigingen, van de scholen enzovoorts. Ik noem ook de maatschappelijke stage. Daarbij ben je niet alleen voor jezelf bezig, maar bekijk je wat je voor anderen kunt betekenen. Ik noem al deze zaken ook om de heer Anker te zeggen dat er nog veel werk te doen is. Wij kunnen het niet alleen. Er is aan deze zaak een harde kant en een zachte kant. Wij hebben te werken aan een respectvol Nederland. Dat is volgens mij ook de intentie van waaruit de heer Anker spreekt.

De heer Anker (ChristenUnie):

De woorden van de premier zijn prachtig. Ik had van hem niet anders verwacht. Het lijkt echter alsof er elk jaar een beetje sprake is van een misverstand. Vorig jaar heb ik hier ook al eens naar gevraagd. De minister-president schrijft in de begroting van Algemene Zaken dat er een aantal prioriteiten is waarvoor hij zich persoonlijk hard maakt. Hij zegt dat dit volledig past in het kader van respect. Ik kan mij dat voorstellen. Daarna volgen echter een stuk of vier vakbegrotingen. Ik had verwacht om in de begroting van Algemene Zaken te kunnen lezen wat de minister-president als kop bovenop de zaken zet die al in de andere begrotingen worden genoemd. Is in het vele werk dat hij doet een aantal zaken waarbij hij persoonlijk betrokken is om het thema respect nog een extra zet te geven? Ik begrijp heel goed dat er een beleidsprogramma in het kader van respect is. Ik had echter juist willen lezen over het kleine beetje extra dat de minister-president kan meegeven. Wellicht kan hij daarover nog iets zeggen?

Minister Balkenende:

Wat ik heb gezegd, sluit volgens mij aan bij de intenties van de heer Anker. Wat dat betreft zit er geen licht tussen zijn visie op het thema respect en die van mij en het kabinet. Ik heb gesteld dat ik dit thema beschouw als een van de prioriteiten in mijn werk. Dat hangt samen met uitlatingen, met werkbezoeken, met contacten die ik heb en met het ondersteunen van initiatieven. Dat gebeurt met een behoorlijke regelmaat. Het heeft ook te maken met een aantal vakinhoudelijke zaken die liggen op de terreinen van de vakministers. Wellicht zegt de heer Anker: ik wil graag dat dit in de begrotingsstukken wat meer wordt gearticuleerd en dat dit terugkomt in de verantwoor­dingsstukken. Mijns inziens is het goed dat wij deze gedachtewisseling hebben gehad. Bij een volgende gelegenheid zal ik komen tot een verdere verdieping van dit punt. In de verantwoording zullen wij nadrukkelijk aandacht besteden aan de zaken die wij nu met elkaar hebben besproken. Ik denk dat ik daarmee in de geest handel van wat de heer Anker nu naar voren brengt.

Voorzitter. Mevrouw Spies heeft een vraag gesteld over campagnes. Het aantal campagnes is teruggebracht naar twintig, maar is twintig niet nog steeds te veel, vroeg zij. De heer Anker vroeg of de televisiespots eigenlijk wel werken. Sinds dit jaar voeren wij maximaal twintig Postbus 51-campagnes per jaar. Voor de thema's en onderwerpen voor 2010 kan ik verwijzen naar de campagnebrief de Kamer op Prinsjesdag van mij heeft ontvangen. In 2009 zijn er tot nu toe zestien campagnes gevoerd. Mij wordt gevraagd of ik twintig campagnes niet te veel vind en of ik bereid ben om het aantal te verkleinen.

Communicatie heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een volwaardig beleidsinstrument, naast en soms in plaats van regelgeving en financiering. Aan de Postbus 51-campagnes worden kwaliteitseisen gesteld. Over de resultaten wordt jaarlijks verantwoording afgelegd in de evaluatie, die de Kamer ontvangt. Het aantal campagnes is de laatste tijd met een derde teruggebracht tot maximaal twintig. Om de kwaliteit en herkenbaarheid te vergroten, worden de massamediale campagnes gebundeld in een beperkt aantal thema's. Daarmee is een forse bijdrage geleverd aan de bezuiniging in het kader van de verbetering van de rijksdienst. Mijns inziens zijn er geen gronden om tot een verdere beperking van het aantal Postbus 51-campagnes te komen. Dat zou een onwenselijke beperking opleggen aan het instrumentarium van de rijksoverheid. Over individuele campagnes is natuurlijk altijd debat mogelijk. Bespreking daarvan kan als de Kamer dat wenst, plaatsvinden bij de behandeling van de begrotingshoofdstukken van de verantwoordelijke bewindslieden. Jarenlange ervaring leert trouwens dat bij die gelegenheden vaker om meer dan om minder communicatie-inspanningen wordt gevraagd.

De heer Anker stelde een vraag over de inburgeringscampagne. De minister-president is verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het stelsel van de Postbus 51-campagnes. Afzonderlijke campagnes worden gevoerd onder verantwoordelijkheid van de vakministers. Zij zijn aanspreekbaar zowel op het creatieve concept als op de kwaliteit. In dit geval moet het debat dus worden gevoerd met de minister voor WWI. Over de soa-campagne kan de minister van VWS opheldering verschaffen. Dat noem ik even om goed aan te geven hoe de verantwoordelijkheidsverdeling ligt.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik had al een beetje verwacht dat ik dit te horen zou krijgen. Toch ligt er ook een verantwoordelijkheid bij het ministerie van AZ, want die doet de inkoop van het mediapakket. Deze koopt zendtijd in bij de grotere publieke netten en een aantal commerciële netten. Dat gaat over campagnes die voor massamedia zijn gemaakt. Als er echter vanuit WWI een campagne komt die op een heel specifieke doelgroep is gericht, namelijk op mensen die de Nederlandse taal niet meester zijn, dan sluit dat totaal niet aan op het mediapakket dat het ministerie van AZ biedt. Daar moet echt iets aan gebeuren. Ook bij de kwaliteitsmeting gaat het over herkenbaarheid. Maar als de site hetbegintmettaal.nl bekend is bij alle Nederlandssprekenden, dan is dat op zich leuk, maar niet een succes van deze campagne. Dat evalueert de minister-president ook. Daar moet hij dus wat scherper op zijn.

Minister Balkenende:

Hierbij is sprake van drie dingen. Ten eerste, de algemene structuur van de campagnes. Daarvoor ben ik verantwoordelijk. Dat heeft te maken met budgetten, aantallen en afstemmen. Ten tweede, de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de campagne. Die ligt bij de vakministers, want het betreft hun terrein. Dat staat los van mij. Ten derde, de wisselwerking tussen het algemene beleid van AZ en wat er specifiek gebeurt. Daar doelt de heer Anker op. Dat thema pak ik uiteraard op. Dat is ook mijn verantwoordelijkheid. Dat zal ik ook kenbaar maken aan de betreffende bewindspersonen en vloeit voort uit dit algemene debat. Dat neemt niet weg dat ik voor de inhoudelijke kant blijf verwijzen naar de vakminister, anders loopt het systeem niet goed. Ik snap het punt van de heer Anker dus wel, maar wel graag op het goede moment.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Anker (ChristenUnie):

Vanuit het ministerie van AZ is er een evaluatie gekomen van Postbus 51-reclames. Die was wisselend. Het was niet geweldig. Daar komt dan toch ook een soort kwaliteitstest uit voort? Op het moment dat een campagne wordt gestart, moet het betreffende ministerie er in ieder geval voor zorgen dat er een website is, als die bij een campagne hoort, die goed werkt et cetera. Dat soort dingen mis ik op dit moment een beetje. Daar kan het ministerie van AZ het betreffende vakministerie toch op aanspreken?

Minister Balkenende:

Ik zal aan de hand van uw vraag nader bezien hoe de verantwoordelijkheid van AZ zich verhoudt ten opzichte van de verantwoordelijkheid van de vakdepartementen. Ik zal dat ook kenbaar maken aan de betreffende bewindspersonen. Laat ik het zo afspreken.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik begrijp dat de minister-president nu ongeveer alles over communicatie heeft beantwoord. Ik heb daar nog een opmerking en een vraag over. Wij hebben vorig jaar uitgebreid stilgestaan bij de invoering van de rijksbrede huisstijl. Ik vind dat dit wel wat slagen sneller kan. Dat moet mij van het hart.

Verder heb ik een vraag over de prestaties op het gebied van het communicatiebeleid. Er zit een heel mooi schema in de begroting met cijfers die burgers geven voor de diensten die worden verleend. Telefonie kreeg in 2009 een 7,5. Als ik kijken naar de normen voor 2010, komt er eigenlijk nergens iets bij. De cijfers van 2009 worden gehandhaafd. Bij e-mail staat een 6,5. Ik vind dat dit wel wat ambitieuzer mag.

Minister Balkenende:

Ik begin met de laatste opmerking van mevrouw Timmer. Ik begrijp het signaal zeer wel. Ik zal nog eens even met mijn medewerkers bespreken of het daar technisch gezien een tandje extra kan. Je moet immers altijd de ambitie hebben om het beter te doen.

Er spelen twee dingen. Ik heb met mevrouw Spies gesproken over de aantallen en met mevrouw Timmer en de heer Anker over de manier waarop het gaat. Wat je doet, moet je zo goed mogelijk doen. Dat signaal pak ik op en zal met mijn mensen kijken wat wij extra kunnen doen. Dat zeg ik graag toe.

Het andere punt van mevrouw Timmer heeft betrekking op de rijksbrede huisstijl. Ik merk dat zij gelukkig is met het feit dat die huisstijl er is, maar het tempo van invoering ter discussie stelt. Wij wisten dat niet alles in één keer kon. Wij proberen het zo snel mogelijk te doen. Soms betreft het technische aspecten en soms heeft het te maken met materiaal dat nog voorhanden is. Wij proberen het maximum eruit te halen. Het doel is immers eenheid in communicatie en eenheid in uitstraling. Ik beschouw de opmerking van mevrouw Timmer vooral als een aansporing om echt haast te maken waar het nog niet is gerealiseerd. Ik zal dit ook kenbaar maken in de ministerraad.

Mevrouw Timmer sprak over het wekelijks gesprek met de minister-president en vroeg of dit niet wat interactiever kan. Ik herinner mij nog de gedachtewisseling die wij daarover vorig jaar hadden. De redacties die het wekelijks gesprek op radio en televisie verzorgen, hebben geen initiatieven ontplooid op het terrein van burgervragen en interactiviteit. Mochten zij dat alsnog doen, dan sta ik open voor overleg. Het is geen onwil van mijn kant. Van tijd tot tijd doe ik ook gesprekken voor de Wereldomroep. Dat zijn Engelstalige gesprekken. Daar worden elke keer wel drie of vier vragen van kijkers meegenomen.

Uiteraard kijken wij vanuit onze eigen verantwoordelijkheid naar mogelijkheden voor interactie. Op basis van nationale en internationale verkenningen zijn wij tot de conclusie gekomen dat het effectiever is om met doelgroepen in hun eigen omgeving door middel van internet over een specifiek onderwerp te communiceren. Het belangrijkste element daarbij is dat je mensen opzoekt in hun eigen internetomgeving, eigenlijk net als bij een werkbezoek.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb daarover vragen gesteld bij de vragenronde. Er wordt wel gereageerd, ook op de vraag over de interactie met kijkers, maar dan wordt verwezen naar YouTube en dergelijke. Op de vraag of de minister-president in het wekelijks gesprek vragen van kijkers gaat beantwoorden, is het antwoord "nee", niet meer en niet minder! Dat vind ik jammer.

Minister Balkenende:

Ik heb u al aangegeven dat ik te maken heb met de wijze waarop de redacties van deze programma's dit zien. Ik heb erop gewezen dat bij het gesprek voor de Wereldomroep wél bepaalde vragen van kijkers worden meegenomen. Dat is wat ik er hierover wil zeggen, voorzitter.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik heb het antwoord van de minister-president wel verstaan, maar ik weet dat de Rijksvoorlichtingsdienst betrokken is bij de manier waarop dat wekelijkse vraaggesprek gaat. Als de minister-president het echt zou willen, lijkt mij dat er meer mogelijk is dan hij nu schetst.

Minister Balkenende:

Je hebt een beperkt aantal minuten. Er wordt gesproken over de actualiteit van die week. Er gebeurt heel veel. Het is ook een taak van journalisten om zaken die mensen bezighouden maar die misschien niet te herleiden zijn tot een bepaald persoon, aan de orde te stellen. Dat is nadrukkelijk de formule van deze rubriek. Dat is ook de reden waarom wij dat antwoord hebben gegeven.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De afgelopen week is er naar aanleiding van opmerkingen van een van de interviewers, de heer Van den Brink, wat discussie geweest over hoe zo'n gesprek met de minister-president tot stand komt. Er werd gezegd dat de medewerkers van de minister-president en ook hijzelf over bepaalde thema's niet zouden willen discussiëren tijdens dat gesprek. Hoe zit dat precies?

Minister Balkenende:

Op de voorbereiding ga ik uiteraard niet in, dat is een zaak van de journalist zelf.

Voorzitter, u weet precies hoe het gaat, u doet ook veel interviews. Je spreekt kort met elkaar. De redactie is volstrekt vrij om zaken wel of niet aan de orde te stellen. Als ik op een gegeven moment een werkbezoek heb gebracht, kan ik zeggen dat ik iets interessants heb gehoord, maar dan nog is het niet mijn verantwoordelijkheid, het is de verantwoordelijkheid van de journalist. Het kan ook zo zijn dat er over een bepaald onderwerp niets te melden is, omdat er in het kabinet nog niet over is gesproken. Dat soort zaken kunnen wij in algemene zin met elkaar delen, maar het is en blijft de verantwoordelijkheid van de interviewer om die vraag aan de orde te stellen die hij wenst naar voren te brengen. Zo is de regeling.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan dus constateren dat er geen taboes zijn bij dat soort gesprekken en dat er geen uitruil van zaken plaatsvindt.

Minister Balkenende:

Nee.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is alleen maar goed. Dan is dat uit de wereld.

Minister Balkenende:

Ik kom op een vraag van mevrouw Timmer over de uitvoering van haar motie. De minister van BZK heeft in de reactie op de motie van mevrouw Timmer uitvoerig aandacht gegeven aan de verschillende onderdelen die waren opgenomen in de motie en daarover ook een standpunt ingenomen. Het ging in de kern om nadrukkelijke aandacht voor enkele onderdelen van ambtelijk handelen, zoals de omgang met onderzoek en e-mailverkeer. De minister van BZK heeft er terecht op gewezen dat de bestaande algemene en bijzondere regels voor ambtelijk handelen ook op deze elementen van toepassing zijn. Zij heeft aangekondigd, het besef hiervan aan te scherpen in de circulaire over voorlichting en uitleg, en komt daarmee tegemoet aan alle onderdelen van de motie. De minister van BZK heeft geen reden gezien voor een protocol voor de omgang met onderzoeken, omdat dit geen meerwaarde heeft in het licht van de eisen die aan ambtenaren worden gesteld. Het kabinet heeft hiermee nadrukkelijk ingestemd en zal voor de rijksdienst uitvoering geven aan alles wat in de kabinetsreactie is opgenomen. Hieruit blijkt dat het signaal van de motie duidelijk is overgekomen en zijn effect niet heeft gemist. Voor het overige moet ik verwijzen naar de begrotingsbehandeling BZK. De intentie van mevrouw Timmer is goed. Ik heb aangegeven langs welke lijnen dit kan gebeuren. Wij moeten wel met elkaar vaststellen dat een protocol op zichzelf geen meerwaarde heeft.

Mevrouw Timmer heeft gevraagd of er een vrouwelijke Minister van Staat komt. Ministers van Staat worden benoemd wegens een uitzonderlijke verdienste jegens de Staat gedurende vele jaren. Er is geen vaststaand aantal Ministers van Staat. Het zijn er nu acht. In 1971 is oud-minister Klompé benoemd tot Minister van Staat. De ontwikkeling waarbij meer vrouwen zich gedurende vele jaren verdienstelijk maken jegens de Staat houdt logischerwijs in dat er ook meer vrouwen dan voorheen in aanmerking zullen komen voor een dergelijke benoeming, als zij aan de voorwaarden voldoen. Dat zal dus effect hebben op de samenstelling van het gezelschap van Ministers van Staat. Dit is wat ik in algemene zin kan aangeven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is wel erg formeel!

Minister Balkenende:

Ja, formeel, maar u merkt toch mijn intentie! Ik probeer met u mee te denken. Ik dacht dat u wel een kleine wave zou beginnen, want het is toch wel wat.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat de minister-president de vergelijking maakt met een voetbalcoach snap ik nog, maar dat wij hier net als in een voetbalstadion de wave zullen beginnen, zie ik niet direct gebeuren.

Ik versta de minister-president zo dat hij zegt dat de intentie er wel is. Hij zegt dat nu meer vrouwen actief zijn geweest in de politiek dan 70, 80 jaar geleden en dat is ook zo. Maar ik hoef hem toch geen lijstje op te lepelen van vrouwen van wie ik denk dat zij uitstekend zouden voldoen aan de criteria? Ik mag toch veronderstellen dat hij die namen zelf ook weet.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dat is natuurlijk ook zo. De benoeming van een Minister van Staat is geen zaak die wij hier in de Tweede Kamer zomaar kunnen bediscussiëren, want daar gaan anderen over. Maar wat u zegt, is relevant. Mijn uitstraling op dat punt is positief. Ik heb aangegeven dat de maatschappelijke ontwikkeling aan het veranderen is, maar u moet niet meer van mij vragen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik vraag niet meer van u. Ik begrijp dat u zegt dat wij dit niet hier gaan bediscussiëren. Ik noem ook bewust geen namen om u die ruimte te bieden. Maar wij zijn een jaar verder en ik had gehoopt op een ander resultaat dan wat wij nu hebben.

Minister Balkenende:

Dat kan ik mij voorstellen.

Voorzitter. Ik kom bij de vragen van mevrouw Spies en mevrouw Van Gent over de embargoregeling en de Troonrede. De regeling die dit jaar is gehanteerd, heeft voortijdige publiciteit niet voorkomen. Verschillende media hebben voor Prinsjesdag gepubliceerd en diverse Kamerleden hebben op de publicaties gereageerd. Er is de afgelopen jaren geëxperimenteerd met verschillende varianten. Daaruit bleek dat een afspraak over een lang embargo met steeds meer media niet meer is te maken. Dit jaar is geprobeerd, een regeling te treffen die zo veel mogelijk tegemoetkomt aan de wensen van beide Kamers, en ook dat stuitte op problemen. Er heeft nog geen evaluatie plaatsgevonden, maar de weg die mijns inziens het minst vatbaar is voor problemen, is gelijktijdige verstrekking op de middag van Prinsjesdag na het overhandigen van het koffertje aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Vervolgens besluit de Kamer wanneer de algemene politieke beschouwingen kunnen plaatsvinden. Zo keert ieder terug naar zijn zuivere rol. Dat komt neer op het scenario dat in 2006 is gehanteerd. Toen is geconstateerd dat verspreiding op Prinsjesdag en niet eerder onder embargo lekkages voorkomt en leidt tot een evenwichtige informatiestroom. Een vergelijkbare conclusie hebben wij niet kunnen trekken uit alle embargovarianten die wij de afgelopen jaren hebben beproefd. Ik zeg ook tegen mevrouw Van Gent: u begrijpt uit mijn woorden dat het verschaffen van stukken op vrijdag niet mijn voorkeur heeft. De discussie over de visionaire Troonrede trekt een heel staatsrechtelijk debat open, dat is dit jaar wel gebleken. U zult zich de stukken van staatsrechtsgeleerden daarover herinneren. Het zorgt alleen maar voor nieuwe onrust, terwijl het kabinet er alles aan gelegen is om gedoe in de toekomst te voorkomen. Daarom zie ik geen aanleiding om verandering aan te brengen in de traditie, waarin de Koningin op Prinsjesdag de hoofdlijnen van het voorgenomen regeringsbeleid kenbaar maakt. Dat is ook conform de intentie van de Grondwet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Weet u wat nu net het probleem is? De regeling om de stukken pas op Prinsjesdag beschikbaar te stellen, is niet de wens van de Tweede Kamer. Daar is uitgebreid over gediscussieerd. Het was de wens van de Tweede Kamer en zeker ook van mijn fractie om die stukken dan maar op vrijdag beschikbaar te stellen. Om 16.05 uur zijn de doosjes nog niet eens open bij de fracties, maar om 16.05 uur kan je bij de NOS al lezen wat er aan de hand is. We hadden zojuist ook een discussie over lekken en vertrouwen. Dat lekken valt echt niet meer te stoppen. Ik stel de minister dan ook voor om met een nuchtere regeling te komen en op vrijdag die stukken beschikbaar te stellen. Dat kan staatsrechtelijk heus wel. De Koningin houdt dan een wat meer visionaire rede. Wat zij nu zegt in haar Troonrede vind ik vaak pijnlijk, omdat het vaak gaat over zaken die al zijn uitgelekt. Ik sluit ook niet uit dat dit ook wel in de kring van het kabinet gebeurt.

Minister Balkenende:

De ervaring in 2006 over de wijze waarop wij met deze zaken om moeten gaan, was naar mijn mening echt een andere. We hebben de mogelijkheid besproken om vrijdag de stukken openbaar te maken met een toelichting door de minister-president en de minister van Financiën. U weet hoe daarop door de Eerste Kamer is gereageerd. Daar was groot ongenoegen en het interpellatiedebat dreigde al. Bovendien heeft u uit de reacties daarop gemerkt dat ook in de media heel veel kritiek is ontstaan op een dergelijke oplossing. Ook is naar voren gekomen dat dit de positie van de derde dinsdag in september raakt evenals de Troonrede. Over de visionaire Troonrede is ook het een en ander gezegd: je moet je wel houden aan datgene wat in de Grondwet staat, namelijk een uiteenzetting van het te voeren beleid in het komende jaar. Al die elementen spelen een rol.

Wat er nu is gebeurd, vind ik echt niet goed. Ik zeg dat maar in alle duidelijkheid. Ik heb ook aangegeven dat de leden van het kabinet zich niet behoren te uiten voor Prinsjesdag. Ik heb ook geconstateerd dat Kamerleden in de media waren en ik heb ook geconstateerd dat allerlei stukken in de openbaarheid zijn gekomen. Daarmee ontkracht je wel het wezen van Prinsjesdag. Ik wil daar ook eerlijk in zijn: dat moeten we niet met elkaar willen. Zoals gezegd, zal een evaluatie nog plaatsvinden maar ik geef de Kamer in dit stadium wel aan hoe ik tegen de zaken aankijk. Wat er nu is gebeurd, is naar mijn mening niet meer te doen. Ik vind het een onderuithalen van het wezen van Prinsjesdag. Het gaat ook ten koste van de zuiverheid van het debat. Eerst moet er een presentatie van stukken zijn en vervolgens heb je daarover een debat. Nu loopt alles door elkaar en ik vind dat zeer betreurenswaardig. Zoals het nu gaat, kan het gewoon niet meer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het kan ook niet zo zijn dat het kabinet lekt of dat daaromheen gelekt wordt en dat de Kamer droogstaat. Dat lijkt mij ook niet goed voor de parlementaire democratie. De visionaire Troonrede staat nu wel onder ministeriële verantwoordelijkheid. Het is niet een soort tweede kersttoespraak op Prinsjesdag. Daar valt echt wel een mouw aan te passen. Als ik de minister-president zo hoor, kwamen we er niet met elkaar uit en komen we er ook niet met elkaar uit. Ik wil deze toestanden niet nog een keer en daarom zal ik in tweede termijn een motie indienen, waarin ik de Kamer om een uitspraak zal vragen om de stukken voor iedereen op vrijdag beschikbaar te stellen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Ik wil even een ding rechtzetten. In een eerder gedeelte van dit debat refereerde de minister-president aan de MEV die gelekt zou zijn, maar het ging nadrukkelijk niet alleen om de MEV. Er waren meer stukken gelekt dan de MEV.

Minister Balkenende:

Dat is juist! Daar hebt u gelijk in.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik deel niet de mening van de minister-president dat de meerderheid van de Kamer zou hebben ingestemd met de wijze waarop het nu is gegaan. Evenmin deel ik de conclusie die hij in zijn beantwoording schetst, dat de weg die het minst vatbaar is voor problemen een gelijktijdige verstrekking op de middag van Prinsjesdag is. Naar mijn mening is het wel degelijk mogelijk om dat op vrijdag te doen. De minister-president heeft natuurlijk gelijk dat er ook beleidsaspecten in de Troonrede naar voren moeten komen, maar naar mijn mening is dat geen onmogelijke weg.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb mijn bezwaren uiteengezet en die zijn wat mij betreft erg hard. Zoals het de afgelopen keer is gegaan, zou niemand moeten willen. Er is ook voor gewaarschuwd. Ik had ook gehoopt dat de stukken niet naar buiten zouden zijn gekomen en dat iedereen zich zou onthouden van een publiek debat, maar we hebben helaas moeten constateren dat het zo niet is gegaan. Het is dan een kwestie van eerlijkheid om te zeggen dat wij het zo niet met elkaar moeten willen. Hoe we het ook wenden of keren, op deze wijze wordt het wezen van Prinsjesdag onderuitgehaald. Er is helemaal geen presentatie meer van de voornemens van het kabinet. Die heeft zich allemaal afgespeeld daarvoor. Je hebt eerst de presentatie en dan het debat. Dat debat vindt al in de media plaats. Daarmee krijg je een soort geamputeerde betekenis van Prinsjesdag. Ik betreur dat zeer en ik voel mij ook een beetje verantwoordelijk voor een Prinsjesdag die ook betekenisvol kan zijn. Wat er nu gebeurt, is dat die betekenis van Prinsjesdag eigenlijk onderuit wordt gehaald. Daar kan ik mij niet bij neerleggen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Wat betreft het al dan niet betekenisvol zijn van Prinsjesdag verschillen wij er van opvatting over of dat kan. Ik deel alleen niet uw analyse dat je het alleen maar zou kunnen voorkomen door het dan op dinsdag te doen. Als de stukken op vrijdag publiek worden gemaakt voor ons en de pers, kan evengoed het probleem dat u schetst opgelost zijn. U kijkt heel erg vanuit de rol van Prinsjesdag. U heeft gelijk dat alles wat wij de afgelopen jaren hebben meegemaakt rond het embargo van stukken, geen schoonheidsprijs verdient. Maar ik denk toch dat een andere oplossingsrichting mogelijk is.

Minister Balkenende:

Als dan wordt gezegd "vrijdag alle stukken in de openbaarheid" dan zeg ik in alle eerlijkheid dat wij dat debat al met elkaar hebben gevoerd. U weet ook hoe de Eerste Kamer heeft gereageerd en hoe in de media commentaren zijn geleverd. Dan krijgen wij een herhaling van die discussie.

Mevrouw Spies (CDA):

De minister-president geeft aan dat dit de stand in het denken op dit moment is, hangende de evaluatie. Ik kan mij veel voorstellen bij de bedenkingen die hij noemt. Dat geldt ook de staatsrechtelijke bezwaren die ook ons als Kamer dwingen om er goed naar te kijken en er over na te denken. Wanneer hebben wij die evaluatie nu afgerond? Kunnen wij in ieder geval proberen de discussie over de embargoregeling deze maand af te ronden, zodat wij onder alle omstandigheden voorkomen dat wij volgend jaar augustus/september weer dat spelletje krijgen van "wie heeft hem het eerst"?

Minister Balkenende:

Laat ik dit in algemene zin zeggen. Ik vind inderdaad dat wij geen slepende affaire moeten hebben die zich tot volgend jaar uitstrekt. Dat moeten wij met elkaar niet willen. Wij hebben ook nu een discussie gehad die lang heeft geduurd en dat is niet verstandig. Ik kan niet de garantie geven dat het deze maand al lukt. Gewoon vanwege fysieke redenen. Wij hebben volgende week nog een Kamerweek. Daarna krijgen wij een reces. Ik ben ook nog in het buitenland. Dus dat is even wat lastig. Maar vind wel dat wij snel helderheid moeten krijgen, over en weer. Ik zal uiteraard contact hebben met de Kamervoorzitter over dit onderwerp. Het is ook goed dat wij deze gedachtewisseling hebben bij de begroting van AZ. Ik onderschrijf uw opmerking dat wij moeten voorkomen dat deze zaak echt doorschuift naar volgend jaar. Dat moeten wij niet hebben.

De heer Van Beek (VVD):

Aan elk voorstel dat er ligt, zitten nogal wat nadelen. Ik was zelf buitengewoon gecontenteerd met de oplossing die dit jaar gekozen is, al deel ik de opvatting van de minister-president dat de manier waarop het uiteindelijk is gegaan, zeer betreurenswaardig is. Maar de Kamer heeft vanuit haar verantwoordelijkheid wel de juiste conclusies getrokken en zij doet er alles aan om te onderzoeken waar de problemen zijn veroorzaakt, omdat wij als Kamer in alle oprechtheid deze afspraak met het kabinet willen kunnen maken en op het goede punt uit willen komen. Ik betreur het in dat verband enorm dat het kabinet van zijn kant niet meewerkt aan een onderzoek. Ik denk dat het heel erg goed zijn dat de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het kabinet schouder aan schouder zouden zeggen: wij zijn het eens dat dit kwaad moet worden uitgeroeid. In die zin zou het onderzoek dat nu gestart wordt in de Kamer dus steun en dus ook toegankelijkheid vanuit het kabinet moeten kunnen krijgen.

Minister Balkenende:

Ik weet niet of dit het goede moment is om deze discussie hier met elkaar te voeren. Er is contact over geweest. U weet wat de visie van het kabinet op dit punt was. Er zijn afspraken gemaakt met de Kamer. Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid wat betreft de stukken. Wij proberen er ook alles aan te doen om zaken dicht te houden. U mag ons daarop aanspreken. Maar het ging hier nu specifiek om een afspraak die is gemaakt tussen kabinet en Kamer over het ter beschikking stellen van een aantal sets stukken. Ik heb ook begrepen dat daarvoor getekend zou zijn. Dan vind ik dat het een zaak is van de Kamer om dat ook hier te evalueren. Net zoals wij een eigen verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van stukken. Wij behoeven niet alles met elkaar te koppelen. Dat is ook aan de Kamer gemeld. Ik wil er nu niet meer over zeggen, omdat die discussie feitelijk al heeft plaatsgevonden.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Een slotopmerking mijnerzijds. Ik zou er niet over begonnen zijn, maar ik vind dat, nu dit zo'n uitgebreid debat wordt, dit punt ook hier aan de orde moet komen. Van de kant van de Kamer willen wij ook in de toekomst fatsoenlijke afspraken met de minister-president kunnen maken. Wij voelen ons dan ook verantwoordelijk voor wat er in ons traject is misgegaan. Wij zullen dat uitzoeken en daar de geëigende maatregelen voor treffen. Er mag echter niet gesuggereerd worden dat alles is misgegaan vanaf het moment dat de stukken hier lagen, dat dus het enige lek in de Kamer zou hebben gezeten.

Minister Balkenende:

Dat zeg ik dus ook nadrukkelijk niet.

De heer Van Beek (VVD):

Daar zou ik me sterk tegen willen verzetten.

Minister Balkenende:

Maar op dat punt val ik u bij.

De heer Van der Ham (D66):

We krijgen nog een debat over de vraag wat de embargoregeling voor de volgende keer zal zijn. Ik wil me echter wel verzetten tegen een argument dat de minister-president gebruikt, namelijk dat Prinsjesdag niet meer Prinsjesdag is, ook wat betreft de symboliek ervan, als we op een eerder moment al inzage in de stukken hebben. Prinsjesdag heeft een hoog symboolgehalte, een heel belangrijk symboolgehalte. We komen allemaal bij elkaar, het is de officiële opening van het parlementaire jaar, maar dat kan toch best gecombineerd worden met een wat modernere opvattingen rond die embargoregeling? Dat zal elkaar helemaal niet in de weg zitten.

Minister Balkenende:

Ik heb echt een andere opvatting. Ik heb uitvoerig aangegeven waarom ik bezwaren zag in de vrijdag. De discussie over het kabinet dat op de vrijdag in openbaarheid treedt, is gevoerd. We hebben allemaal gezien hoe dat debat is verlopen, in de media en in de Eerste Kamer. De bezwaren waren fors. Vervolgens ontstond de situatie dat de Kamer stukken ter beschikking kreeg en wat zien we dan? We zien allerlei gegevens in de media verschijnen, we krijgen complete lijstjes. Dat vind ik ten koste gaan van de presentatie van zaken die op Prinsjesdag behoort te geschieden. Maar dat gebeurt dus al niet meer. Daarnaast hebben we te maken met een publiek debat over de zaken, terwijl het debat eigenlijk in de Kamer behoort te worden gevoerd. In eerste aanleg kan gereageerd worden na de Troonrede en vervolgens tijdens de algemene politieke beschouwingen, maar we hebben moeten constateren dat er al veel meer uitlatingen worden gedaan voordat op dinsdag Prinsjesdag was begonnen. Die uitkomst vind ik echt niet wenselijk, zeg ik maar in alle eerlijkheid.

De heer Van der Ham (D66):

Dat debat zullen we nog voeren, maar het is voor de Kamer van groot belang dat zij zich daarop goed kan voorbereiden. Het is een illusie dat we alles voor 100% kunnen afdichten, hoe graag D66 dat ook wil. Ik denk echter dat het helemaal niet zo schuurt met het blijvende belang van Prinsjesdag en het hoge symbolische gehalte daarvan.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dat waren de punten die ik me had voorgenomen aan de orde te stellen naar aanleiding van de AZ-begroting. Dan kom ik nu toe aan het tweede grote onderdeel, waarover velen in deze Kamer hebben gesproken, namelijk het onderdeel de Koning. Ik wil het als volgt doen. Ik wil eerst in algemene zin stilstaan bij het koningschap. Ik wil daarna – en dat sluit erbij aan – ingaan op het vraagstuk van het ceremonieel koningschap. Dat is de algemene discussie. Daarna wil ik stilstaan bij het onderwerp Mozambique. Daarna ga ik in op de opmerkingen die zijn gemaakt ten aanzien van de ombuigingen, de financiële kant van het verhaal, belastingheffing. Daarna wil ik ingaan op een aantal resterende punten, die ik al aangegeven heb. In deze volgorde wil ik de beantwoording ter hand nemen.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom bij hoofdstuk I, de begroting van de Koning. De Kamer heeft in eerste termijn diverse opmerkingen gemaakt over de rol van de toekomstige Koning. Ik wil in mijn beantwoording twee begrippen centraal stellen: continuïteit en zorgvuldigheid. Ik voeg daar ook het thema stabiliteit aan toe. Eerst de continuïteit.

We hebben in deze Kamer eerder over het koningschap gedebatteerd. In 2000 ging het over de notitie over het koningschap. In 2002 over de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis. In 2003 en 2004 voerden we verschillende debatten over het vraagstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid voor het koningschap en het Koninklijk Huis. Vorig jaar spraken we over de wijziging op de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. In die debatten onderschreven parlement en regering dat het koningschap uitdrukking geeft aan continuïteit, stabiliteit en identiteit in ons staatsbestel. Met de staatsrechtelijke regels van onschendbaarheid en ministeriële verantwoordelijkheid staat de constitutionele Koning buiten het dagelijkse maatschappelijk en politiek debat, buiten de hectiek en de hypes. Daarmee geeft het koningschap bij uitstek vorm aan de continuïteit van de Staat. Het begrip identiteit gaat daarmee hand in hand. Het koningschap van het Huis Oranje-Nassau verwijst naar de historische banden die ons verbinden in Nederland. Daarmee geeft het koningschap niet alleen uitdrukking aan de Staat der Nederlanden, maar ook en veeleer aan de levensgemeenschappelijke aspecten van ons land. Dat wordt door de Koningin en de leden van het Huis tot uitdrukking gebracht in tal van activiteiten en onderwerpen waar zij aandacht aan geven. De Koningin en de leden van het Huis zijn aanwezig bij talloze congressen, bijeenkomsten, vieringen, herdenkingsplechtigheden en andere officiële evenementen. Zo schenken zij aandacht aan goede initiatieven in de maatschappij en steunen ontwikkelingen en activiteiten die van grote waarde zijn voor ons land. Die rol is van grote betekenis. Hierdoor worden mensen en groepen in ons land met elkaar verbonden en wordt het werk van mensen en organisaties gesteund die een samenbindende rol in onze samenleving hebben. Dat is van grote waarde en dat blijkt ook te kunnen rekenen op grote waardering. Het koningschap geeft uitdrukking aan de nationale gevoelens die onder burgers leven bij belangrijke gebeurtenissen. Na het verschrikkelijke drama op Koninginnedag is deze bindende kracht van het Koninklijk Huis door de hele samenleving gevoeld. Mevrouw Spies sprak daarover.

Onze Koningin, maar ook de Prins van Oranje en prinses Máxima, maken grote indruk als vertegenwoordigers van het Koninkrijk der Nederlanden in binnen- en buitenland. Dat hebben wij net weer gezien in de Verenigde Staten tijdens de herdenking van New York 400 en dat gaan wij de komende maand zien bij het staatsbezoek in Mexico, om slechts een enkel voorbeeld te geven. Die continuïteit en de samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol hebben naar mijn vaste overtuiging meerwaarde en verdienen het om behouden te worden.

Daarmee kom ik op het tweede element, de zorgvuldigheid van de te voeren discussie. Men zal merken dat ik probeer zo zuiver mogelijk te spreken over de Koning en het koningschap, omdat het niet gaat om de persoon, niet om het individu in kwestie, maar om een van de functies in ons staatsbestel. Over de plaats van het koningschap in ons staatsbestel wil ik het volgende opmerken. Het Nederlands staatsbestel vertoont samenhang en bevat checks and balances. Nederland heeft geen staatsbestel waarin wetgeving, uitvoering en rechtspraak zuiver bij drie onderscheiden organen zijn ondergebracht. De regering en Staten-Generaal zijn samen wetgever. Zo mag de uitvoerende macht ook regels vaststellen, denk aan AMvB's, en bestaat de rechterlijke macht niet alleen uit de zittende, maar ook uit de staande magistratuur. Rechtspraak, parlement en regering zijn ook niet vormgegeven in één enkel orgaan: de rechtspraak is vormgegeven in meer instanties, het parlement bestaat uit twee Kamers en de regering bestaat uit kabinet en Koning. Naar buiten toe heeft de Koning geen macht of bevoegdheden. De rol van de Koning wordt immers begrensd door de beginselen van de ministeriële verantwoordelijkheid en van eenheid van de Kroon. Binnen de regering is die rol anders. De constitutionele Koning, die geen politieke stroming vertegenwoordigt, die geen lid is van de ministerraad, die geen departementaal belang of beleidsterrein dient, kan daardoor in onafhankelijkheid de andere leden van de regering adviseren, aanmoedigen en waarschuwen. Dit wordt zeer nadrukkelijk tot uitdrukking gebracht door het feit dat de Koning niet alleen lid is van de regering maar ook staatshoofd is. Dit in tegenstelling tot landen waarin regeringsleider en staatshoofd in één functie zijn verenigd. Tegen deze achtergrond pleit ik ervoor om zuinig te zijn op het koningschap en de discussie daarover zorgvuldig te voeren. Wij moeten niet alleen zuinig zijn op de rol van de Koning als staatshoofd en als lid van de regering, maar ook op zijn rol als symbool van continuïteit, stabiliteit en identiteit.

De heer Van Raak (SP):

Dank voor deze eerste aanzet. Ik merk dat de minister-president vooral de ceremoniële functie van het Huis van Oranje-Nassau, van de monarchie, benadrukt: het versterken van de Nederlandse identiteit, de vertegenwoordigende functie. Dat is allemaal niet de politieke functie. De minister-president zegt ook dat wij de discussie zorgvuldig moeten voeren; het moet niet gaan over de personen, maar over de functies. Ik heb de minister-president uitgenodigd om niet alleen hier een aftrap te geven, maar ook om zijn gedachten op papier te zetten over twee elementen. Waarom zijn de door bijna alle fracties van de Kamer geconstateerde problemen er? Hoe ziet de minister-president de toekomst van de monarchie? Is hij bereid om daar een eerste aftrap voor te geven? Daar ben ik zeer benieuwd naar. Is hij ook bereid om dat op papier te zetten? Dan kunnen wij daar op een ander moment – nu spreken wij over de begroting – een wat fundamentelere discussie over voeren. De laatste echte discussie over het staatshoofd, op de manier waarop wij beiden dat willen, was volgens mij toch echt in 2002.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat ik eerst in het algemeen iets over het koningschap zou zeggen. Daarna zou ik ingaan op het vraagstuk ceremonieel koningschap. Dat raakt de vraag die de heer Van Raak stelt. Ik kom nu toe aan datgene wat hij naar voren brengt.

De heer Van Raak (SP):

Dat is een misverstand. Ik heb een suggestie gedaan. De SP is voor een gekozen staatshoofd, maar wij hebben een monarchie. Wij moeten deze dus inpassen in onze democratie. Naar de opvatting van de SP is dat een symbolisch ceremonieel koningschap. Dat is mijn opvatting. De minister hoeft niet mijn visie op te schrijven, want die ken ik al. Die kan ik hier elke dag aan mijn collega's mededelen. Dus ik ben echt oprecht benieuwd wat zijn visie is en of hij die hier aan ons wil toevertrouwen als aftrap, maar ook op papier, zodat wij er vervolgens een fundamentelere discussie over kunnen voeren.

Minister Balkenende:

De heer Van Raak, maar dit geldt ook voor anderen, heeft een pleidooi gehouden voor een ceremonieel koningschap en heeft gesproken over de functie van het staatshoofd, bijvoorbeeld ten aanzien van formaties. In aanvulling op wat ik zo-even heb gezegd het volgende: het pleidooi voor een zogenoemd ceremonieel koningschap wordt gebaseerd op argumenten van beperking van de politieke macht van de Koning en van beperking van discussies over het optreden en de kosten van het Koninklijk Huis.

Ik denk dat beide argumenten op een misverstand berusten. Immers, de Koning heeft geen eigen macht in de Nederlandse politiek en het Nederlands politiek-staatsrechtelijke bestel. Ministers zijn volledig verantwoordelijk, de macht berust bij de Staten-Generaal. Dit geldt evenzeer bij kabinetsformaties. Het zijn de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer die met hun adviezen bepalen door wie en met wie wordt geformeerd. Het is inmiddels ook de praktijk dat de Tweede Kamer hierover debatteert tijdens de kabinetsformatie. De Koning heeft alleen een procesrol, geen bepalende rol. Voor die procesrol is de formateur, respectievelijk de nieuw optredende premier, verantwoordelijk.

In landen waar de Koning geen deel uitmaakt van de regering, zoals in Zweden, of in landen waar het constitutionele bestel niet heel expliciet is op dit punt, zoals in het Verenigd Koninkrijk, zijn discussies over handelingen of uitlatingen van leden van het Koninklijk Huis en over de kosten echt niet afwezig. Sterker nog, ik betoog dat de aanwezigheid van de Koning binnen de regering juist een meerwaarde heeft. Enerzijds de meerwaarde dat zowel het staatshoofd als de leden van het kabinet zicht voortdurend bewust zijn van de eenheid van de Kroon en anderzijds dat er een onderscheid is in de regering tussen kabinetsleden die ook een politiek rol hebben en het staatshoofd dat boven de partijen staat.

De heer Van Raak en anderen hebben gevraagd om een beschouwing, een notitie. Een uitgebreide beschouwing heb ik zojuist gegeven. De notitie over het koningschap uit 2000 is mijns inziens nog steeds zeer actueel en daar heb ik niets aan toe te voegen. Ik heb voorheen in het debat gezegd dat ik hecht aan de constitutionele monarchie zoals die nu functioneert. Ik hecht aan die invulling van het koningschap, omdat ik daar een meerwaarde in zie. Ik heb dat zo-even aangegeven. Ik weet dat daarover verschillend wordt gedacht. Dit is geen nieuwe discussie, maar de vraag is wel wat een kabinet zou moeten vinden. Vorig jaar heb ik gezegd dat ik de meerwaarde zie van het systeem zoals het functioneert. Ik wil recht doen aan de invulling van het koningschap, omdat het grote voordelen heeft en ik heb andere opvattingen over de zaken die hier naar voren zijn gebracht, zoals over de rol van de Koning bij de kabinetsformatie. Ook die discussie is niet nieuw. Ik sta voor deze zaken, dat heb ik eerder aangegeven, en ik hecht aan consistentie, ook op dit punt.

De heer Van Raak (SP):

Dit vind ik heel opmerkelijk. Ik vraag de minister-president gezien de ervaringen die hij de afgelopen jaren heeft gehad om een visie. Wij zitten nu in 2009 en hij verwijst naar een stuk uit 2000. Dat kan nooit een stuk van de minister-president zijn; dat vind ik heel opmerkelijk. Ik vind het heel opmerkelijk dat wij in deze Kamer zo weinig debatteren over het staatshoofd en ik vind het zeer opmerkelijk dat de minister-president verwijst naar een stuk uit 2000 dat niet van hem is. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat zijn gedachten hetzelfde zijn als van dat stuk. Schrijf het dan even opnieuw, zou ik zeggen, vooral ook in het licht van de toekomst. Wij krijgen natuurlijk een nieuwe Koning. Het kan dus niet zo zijn dat de ervaringen van de afgelopen negen jaren er niet toe hebben geleid dat er ontwikkeling is in het denken en voelen van de minister-president in de verhouding tussen hem, de Tweede Kamer en leden van het Koninklijk Huis. Wij gaan natuurlijk een nieuwe toekomst tegemoet. Wij krijgen waarschijnlijk een nieuwe Koning. Wat is de rol van de minister-president in de voorbereiding van Willem-Alexander op zijn koningschap? Daar wil ik ook een visie op, gewoon een visie op de toekomst, omdat wij nu eenmaal een nieuwe toekomst krijgen, want wij krijgen een nieuwe Koning.

Minister Balkenende:

Het koningschap is niet iets statisch. De manier waarop invulling wordt gegeven aan het koningschap is dynamisch. Die beweegt in de tijd en is afhankelijk van maatschappelijke omstandigheden en factoren. Dat ziet men ook aan het functioneren van de huidige Koningin. Dat is niet hetzelfde als van dat van de vorige en ook weer anders dan dat van Koningin Wilhelmina. Er vinden in de loop van de tijd veranderingen plaats. Dat vind ik de meerwaarde van de invulling van het koningschap. Het is niet iets wat een gegeven is, maar iets dat altijd dynamiek vertoont in de loop van de tijd. Dat is een belangrijke vaststelling. Als het gaat om fundamentele zaken zoals de inrichting van ons staatsbestel, kan het inderdaad zo zijn dat iets wat is geformuleerd in het jaar 2000, nog steeds relevant is. De heer Van Raak en anderen koppelen het aan zaken als het presidentschap van de Raad van State en de rol bij kabinetsformaties. Er is hier badinerend gesproken over het kopje thee op maandagmiddag. Ikzelf zie grote voordelen in het bestel zoals wij het in Nederland kennen. Er is sprake van dynamiek. Het staatshoofd heeft een meerwaarde. Ik ben blij dat wij niet een ceremonieel koningschap hebben, dat heb ik een- en andermaal aangegeven. Ik ben juist blij met de inhoudelijke rol die wordt gespeeld. Natuurlijk gebeurt dat met inachtneming van de ministeriële verantwoordelijkheid. De Kamer mag mij op zaken aanspreken, maar de consequentie die de heer Van Raak feitelijk in zijn woorden legt, namelijk om te komen tot een andere, ceremoniële invulling van het koningschap, dat zie ik echt heel anders. Ik heb daar altijd voor gestaan en dat zal ik blijven doen.

De heer Van Raak (SP):

De voordelen van de monarchie die de minister-president noemt, zijn allemaal ceremonieel van aard. Wat voegen de politieke functies toe aan de symbolische functie van onze monarchie? In mijn opvatting en die van de SP is dat achterstallig onderhoud. Dat zijn dingen uit het verleden die hoogstens tot problemen kunnen leiden. Hoe meer politiek het Koninklijk Huis is, hoe meer het zich met politiek bemoeit, hoe kwetsbaarder dat is. Maar het grote probleem waarover wij het vandaag hebben, is het gedoe; de slechte samenwerking tussen de minister-president en de leden van het Koninklijk Huis, de dingen die misgaan met de belastingconstructies en Mozambique en eerder. Daar wil ik ook een discussie over hebben. Daar wil ik de visie van de minister-president op. Waarom is er dit gedoe? Ik wil een visie van de minister-president op hoe hij de toekomst ziet voor de monarchie, maar ook, terugkijkend, op wat wij kunnen leren van het verleden. Dat zijn twee dingen die met elkaar samenhangen. Op basis daarvan wil ik graag in deze Kamer een debat voeren. Ik zou het heel opmerkelijk vinden als de minister-president aankomt met een stuk uit 2000 en ik zou het nog opmerkelijker vinden als de minister-president niet bereid is om dat debat te voeren.

Minister Balkenende:

Ik moet zeggen dat ik heel grote moeite heb met de manier waarop u dit debat voert. U bent vandaag in de media getreden en daar hebt u het gehad over de verhouding tussen de Koningin en de premier. Ik vind dat eerlijk gezegd beneden peil. Waarom? Omdat u weet dat ik nooit zal spreken over mijn contacten met de Koningin. Er is sprake van eenheid in de Kroon. U komt met suggesties waar ik mij niet tegen kan verdedigen. Ik herken mij totaal niet in uw beeld, maar ik vind dat u een beeld oproept dat eigenlijk ongepast is. Dat wil ik voor alle duidelijkheid gezegd hebben.

De heer Van Raak (SP):

Wat ik wil, is dat er geen problemen zijn. Wat ik merk, is dat het schuurt. Het schuurt en dat is slecht. Dat is slecht voor de minister-president en dat is slecht voor de leden van het Koninklijk Huis. Dat wil ik opgelost zien. Als ik zie hoe de problemen zijn ontstaan met de vastgoedonderneming in Mozambique en als ik zie hoe de problemen zijn ontstaan met de belastingconstructies op paleis Noordeinde, dan moet ik constateren dat het schuurt. U hoeft mij niet uit te leggen hoe u dat precies doet en hoe precies de omgang is met de leden van het Koninklijk Huis. De minister-president is verantwoordelijk, daar heeft hij gelijk in, maar ik wil wel weten van de minister-president waarom het zo vaak misgaat en ik wil vooral ook weten hoe het in de toekomst beter kan.

Minister Balkenende:

We komen nog te spreken over afzonderlijke onderwerpen, wanneer we het hebben over de stichting en over vragen op het gebied van Mozambique. Dat zullen we allemaal bespreken. Natuurlijk is daar het nodige over te zeggen. Daarom praten we er ook over met elkaar. Deze bespreking van de begroting van AZ staat zeer in het teken van het Koninklijk Huis, het koningschap, enz. Ik begrijp dat ook. Alleen, als de heer Van Raak zegt: het schuurt, er is gedoe, dan vind ik het van een andere orde om die zaak nu gelijk te verbinden met de invulling van het koningschap. Je kunt discussiëren over deze onderwerpen, en dat zullen we doen, maar dat is geen aanleiding en ook geen vrijbrief om dan maar het koningschap als zodanig aan de orde te stellen. Op dat punt verschil ik echt met hem van mening.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik deel de analyse van de minister-president. Hij zegt: gedoe, maar dat staat los van de discussie over de invulling van het koningschap in het algemeen; of dit ceremonieel moet zijn. Hij zegt terecht dat er in Groot-Brittannië en in andere landen waar ze een meer ceremonieel koningschap hebben, ook gedoe is. Hij zegt dat de politieke rol van de Koning vooral in het proces is of dat er geen politieke rol is, maar dat zij voornamelijk een procesrol heeft, bijvoorbeeld bij formaties en het feit dat zij formeel in de Raad van State zit. U weet echter ook dat het proces heel politiek kan zijn of in ieder geval politiek kan worden uitgelegd. Dat kan aanleiding geven tot discussies over het staatshoofd, dat wij juist apolitiek willen houden. Die discussies zijn er in het verleden natuurlijk geweest: over ambassadeurs, over de rol en de politieke voorkeur tijdens kabinetsformaties. Of die suggesties nu terecht zijn of niet, zij spelen een rol en kunnen afbreuk doen aan het symbolische en het ceremoniële karakter van ons staatshoofd, dat breed wordt gewaardeerd. Om die reden, juist ter bescherming van dat ceremoniële karakter, kan worden gepleit voor een beperktere formele rol van het staatshoofd. Ziet u dat ook?

Minister Balkenende:

Ik zie het anders dan u. U noemt een aantal ontwikkelingen, maar die vormen voor mij geen reden om te kiezen voor een andere invulling van het koningschap, omdat ik zelf overtuigd ben van de waarden waarop het systeem in Nederland rust. Volgens mij draagt de wijze waarop het koningschap functioneert bij aan de continuïteit, identiteit en stabiliteit van het land. Dit heb ik ook aangegeven. De politieke verantwoordelijkheid is helder binnen de constitutionele monarchie: de Koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk. Dat systeem werkt volgens mij heel goed. Natuurlijk wordt er verschillend gedacht over kabinetsformaties. Zelf zie ik de meerwaarde van de betrokkenheid van het staatshoofd hierbij. Uiteindelijk is en blijft het allemaal politiek. Het zijn immers fracties die adviezen geven. Het zijn fracties die zeggen: wij willen met die of die partij regeren. Het zijn fracties die aangeven hoe zij inhoudelijk tegen zaken aankijken. De rol van formateur hangt natuurlijk ook samen met de politieke indicaties. Daarvan zie ik de meerwaarde in.

Breder: ik heb, ook in het verleden, vaak aangegeven dat ik de wijze waarop de leden van het Koninklijk Huis functioneren, graag zie. Ik ben blij dat die functie in Nederland ook inhoudelijk is. Een inhoudelijke invulling van de taken leidt tot grote meerwaarde. Kijk bijvoorbeeld naar de invloed van de Prins van Oranje op het gebied van water en watermanagement. Dat is goed voor Nederland en ik vind het een mooi voorbeeld van de invulling van een koninklijke functie. De manier waarop prinses Máxima bezig is met het thema microfinanciering, in eigen land en daarbuiten, is een groot voordeel. Het feit dat wij een staatshoofd hebben dat inhoudelijk geïnteresseerd is en betrokken bij ontwikkelingen, past bij een inhoudelijke invulling van het koningschap. Ik heb niet graag dat wij al die functies maar laten lopen en plaats laten maken voor een ceremoniële invulling van het koningschap. Dat vind ik een verschraling en een verarming. Ik zal mij daartegen altijd verzetten.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb twee vragen. De eerste gaat over die formatie. U weet toch dat daarover formeel niets geregeld is en dat de Kamer zelf kan beslissen om het staatshoofd erbuiten te laten? Dat weet u.

De tweede vraag gaat over de inhoudelijke invulling van het koningschap. U komt met een paar voorbeelden: prins Willem-Alexander en watermanagement, prinses Máxima en microkredieten. Fantastisch, hartstikke goed. Het interessante is echter wel dat prins Willem-Alexander, behalve het feit dat hij in de Raad van State zit, voor de rest niet deelneemt aan de formatie en ook geen deel uitmaakt van de regering. Met andere woorden: u bewijst zelf dat iemand van het Koninklijk Huis een heel goede inhoudelijke invulling aan zijn functie kan geven zonder deel uit te maken van de regering en zonder betrokken te zijn bij de formatie. Dat kan voor de toekomst toch ook een invulling zijn van het koningschap?

Minister Balkenende:

Wat u wilt, is niets anders dan een verschraling van het koningschap.

De heer Van der Ham (D66):

Nee.

Minister Balkenende:

Jawel. Er wordt gezegd: is dat wekelijkse gesprek met de minister-president niet wat veel?

De heer Van der Ham (D66):

Dat zeg ik niet.

Minister Balkenende:

Dan ben ik blij dat u dat niet vindt. Dat is mooi.

Het punt van het presidentschap van de Raad van State staat ter discussie, evenals de rol bij formaties. Ik vind deze functies passen bij een inhoudelijke invulling van het koningschap. Ik zie daarvan de meerwaarde. Ik vind dat passen bij een inhoudelijke invulling van het koningschap en zie er de meerwaarde van in. U kunt dan zeggen dat dit niet moet gebeuren, maar dan zeg ik dat wij te maken met een afname van de taken van het staatshoofd. Wij zien dan een verschraling in de taakvervulling en ik vind dat dit helemaal geen winst oplevert. Ik moet zeggen dat ik juist blij ben met de mate waarin onze Koningin inhoudelijk zeer op de hoogte is. Het valt mij op dat zij groot gezag geniet, juist ook wegens haar betrokkenheid en kennis van zaken. Als wij louter over een ceremoniële functie spreken, ben ik bang dat dit ten koste gaat van de inhoud. Ik sta dus voor het koningschap zoals wij dat nu hebben. Dat heb ik gedaan, ik doe het hier en ik zal het altijd doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb niemand horen pleiten voor een soort persoonlijk verbod voor leden van het Koninklijk Huis om zich bezig te houden met inhoudelijke zaken. Ik denk dat het daar helemaal niet om hoeft te gaan. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat er al een tijdje lang andere tijden op komst zijn. Daar kun je maar beter op voorbereid zijn. Dat geldt natuurlijk ook voor de monarchie. U kunt dan wel aankomen met een koningschapnota uit 2000, maar dat is wel bijna tien jaar geleden. De wereld draait wel door en u moet zich niet helemaal afzijdig houden van discussies die plaatsvinden. Het zou nog wel eens de redding van de monarchie op langere termijn kunnen zijn als je juist de ceremoniële functie meer benadrukt. Natuurlijk vaardig je vervolgens geen beroepsverbod uit waardoor mensen zich niet meer mogen bezighouden met microkredieten of watermanagement. Ik zou willen dat u daar eens op ingaat! U houdt krampachtig vast aan hoe het nu is.

Minister Balkenende:

Dat heeft niets, maar dan ook niets te maken met krampachtigheid. Het heeft te maken met de bewezen waarde van een belangrijk instituut in ons staatsbestel. Dat is één. Het tweede punt is dat ik u heb aangegeven dat het debat over het koningschap niet een debat van 2009 alleen is. Ik begon mijn betoog met te zeggen dat wij in 2000 al gedebatteerd hebben over de notitie. In 2002 hebben we gedebatteerd over de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis. In 2003/2004 hebben we het gehad over verschillende aspecten van de ministeriële verantwoordelijkheid en we hebben het onlangs nog gehad over de financiële aspecten. Voortdurend komen er elementen naar voren. Vorig jaar hebben wij ook gesproken over het koningschap. Als u echter aan mij vraagt hoe ik hier tegenaan kijk, dan hebt u recht op een helder antwoord van mijn kant. En dat geef ik.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U zegt precies wat ik bedoel. Het zijn bezweringsformules, krijg ik de indruk. Natuurlijk is er vaker over gedebatteerd, maar wat gebeurt er op dit moment? Er wordt steeds breder over dit thema gedebatteerd in de samenleving en in de Tweede Kamer. De samenleving en de Tweede Kamer willen een relaxed debat over de vraag hoe de toekomst van de monarchie eruit moet zien. Dat is wat mij betreft niet persoonsgebonden, maar gaat over het instituut van de monarchie, over wat de Koning wel doet en wat de Koning niet doet. Laat dat ook aansluiten bij de huidige tijd. Dat is de vraag van de Kamer en ik sluit mij aan bij die vraag. Waarom kunnen wij dat debat niet op een normale manier voeren, zonder dat u meteen gaat zeggen: daar sta ik voor en zo is het en zo blijft het. Dat vind ik niet sterk.

Minister Balkenende:

Het is toch heel merkwaardig hoe dit debat loopt. Als ik in alle eerlijkheid aangeef hoe ik aankijk tegen de waarde van het instituut constitutionele monarchie en de invulling van het koningschap, dan wordt er gezegd: er gebeuren zo veel dingen. Ik kan omgekeerd ook tegen u zeggen: het debat over een ceremoniële functie van de Koning loopt al jarenlang! Er zijn al jarenlang visies op het al dan niet uitoefenen van bepaalde functies. Dat is exact de ouderwetse discussie die nu wordt belegd met incidenten van de laatste tijd. Ik vind dat wij verder moeten kijken dan de zaken waar wij het straks over zullen hebben. Het gaat om het staatsbestel. Het gaat om de invulling van het koningschap. U overtuigt mij niet van een andere invulling daarvan, omdat – ik heb goed naar u geluisterd – er iets bij zit van: als er straks op enig moment een nieuwe Koning zal zijn, moet het koningschap nu worden bediscussieerd en moet het nu bij de tijd worden gebracht. Ik hoor dat gewoon. Ik wil hier nadrukkelijk pleiten voor het behoud van dingen die waardevol zijn in ons staatsbestel. Daar sta ik voor en daar moet helderheid over bestaan. Wat de dynamiek en de tijd betreft, voorzitter, heb ik aangegeven dat het koningschap niet statisch is. Dat heeft, denk ik, het Huis van Oranje-Nassau ook bewezen in de afgelopen decennia.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb de premier goed beluisterd. Ik denk dat de premier terecht blij is met de huidige Koningin, in ieder geval inhoudelijk. Ik denk dat zij ook inhoudelijk een heel goede Koningin is voor hem. Wij kunnen onze Koningin echter niet kiezen. De burger kan niet zeggen: we willen die wel en die niet. Met andere woorden: is het niet verstandiger om toch meer de kant op te gaan van een Koningin die niet de huidige staatsrechtelijke eigenschappen heeft, maar meer in het algemeen als lintjesknipper fungeert? Want stel dat wij niet zo blij zijn met onze volgende Koning, inhoudelijk. Ik kan het mij niet voorstellen, maar stel dat het zo is. Stel dat de premier niet blij is met de volgende Koning. Dan zou het juist beter zijn om hem wel meer een bepaalde rol te geven die niet staatsrechtelijk is.

Minister Balkenende:

Voorzitter, ik moet zeggen dat ik dit een heel vreemde vraag vind.

De heer Brinkman (PVV):

Waarom?

Minister Balkenende:

Dat zou u toch zelf moeten begrijpen.

De heer Brinkman (PVV):

Nou, zegt u het maar!

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dit is de Tweede Kamer der Staten-Generaal. We praten hier, met alle verschillen die we hebben, over ons staatsbestel. En dan komt de heer Brinkman met een vraag over een persoon. Laat ik duidelijk zeggen dat de Koning onschendbaar is, dat de ministers verantwoordelijk zijn en dat de minister-president een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van dit soort onderwerpen. Ik wil helemaal geen discussie over datgene wat de heer Brinkman nu naar voren brengt. Stel je toch voor! Ik heb gezegd dat ik dit los wil zien van de persoonlijke kant of het individu. Het gaat mij juist om het koningschap, het instituut. De heer Brinkman gaat over tot een vermenging die ik eigenlijk zeer aanvechtbaar vind.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb heel goed geluisterd en de premier zegt juist dat hij zo veel waarde hecht aan de adviserende rol die de Koning op een bepaald moment heeft. Hij put kennelijk uit eigen ervaring. Dat snap ik. Ik zou dat bij deze Koningin heel goed kunnen zien, maar misschien is dat bij een volgende niet het geval. Waarom niet een andere rol? Waarom wil de minister-president daar niet over nadenken? Dat lijkt mij toch een heel duidelijke vraag. Daarop zou ik dus graag een helder antwoord willen.

Minister Balkenende:

Er is een bekend handboek, namelijk dat van het Nederlandse staatsrecht van Van der Pot en Donner. Ik vraag mij werkelijk af hoe later over zo'n debat wordt geschreven, een debat waarin de invulling van het koningschap wordt gekoppeld aan preferenties over een bepaalde persoon. Dat gaat toch in tegen het wezen van onze Grondwet en de constitutionele monarchie: de rol die het Huis van Oranje-Nassau in dit land speelt? Dat gaat toch voorbij aan de visie op het staatsbestel en op de ministeriële verantwoordelijkheid? Ik vind dit echt een heel bedenkelijke manier van discussiëren. Met alle respect voor de heer Brinkman, zeg ik dat wij dit debat ook niet op deze manier mogen voeren.

Ik denk dat het goed is om het hierbij te laten wat de algemene aspecten betreft die betrekking hebben op het koningschap en de ceremoniële functie. Ik kom toe aan het tweede blok dat ik heb aangekondigd. Het betreft het project in Mozambique. Ik zal eerst een algemene uiteenzetting geven. Ik zal ingaan op de punten die te maken hebben met de zaken die ik heb aangetroffen, mijn activiteiten, mijn contacten met de prins van Oranje en prinses Máxima. Daarna zal ik een aantal meer gerichte vragen beantwoorden.

Vorig jaar hebben wij tijdens het debat over de begroting van het Huis der Koningin – toen droeg het nog die naam – al over dit onderwerp gesproken. Daarna is er het nodige gebeurd. Graag ga ik daarop kort in. Tijdens het debat van vorig jaar heb ik de Kamer al gemeld dat de beslissing van de prins en de prinses een privébeslissing is, maar dat de ministeriële verantwoordelijkheid in het geding was. Vanuit die verantwoordelijkheid ben ik op terreinen die het openbaar belang raken, nagegaan waar risico's lagen en op welke manier die het best konden worden geadresseerd. Wel dienen wij, niet alleen het kabinet maar ook de Kamer, respect te hebben voor de ruimte van leden van het Koninklijk Huis om privébeslissingen te nemen. Dat hebben meerdere Kamerleden vandaag ook gezegd. Ik benadruk dat ik mij er, samen en in goed overleg met de prins, op diverse manieren van heb vergewist dat de situatie ter plekke geen belemmeringen zal opleveren voor de prins en de prinses om een vakantiewoning te bouwen en om als aandeelhouder te participeren in het grotere project. Daarbij is niet over één nacht ijs gegaan. Wij hebben met de overige ter beschikking staande middelen nogmaals in overleg met de prins, de NCTb, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de ambassade en de AIVD, al die zaken een rol laten spelen. Daarbij is voor alle onderwerpen waarbij risico's werden vastgesteld, tevens nagegaan hoe deze op de meest adequate wijze konden worden geadresseerd.

Ik loop die risico's voor de Kamer langs. Daarbij licht ik de vijf meest in het oog springende gebieden er voor haar uit. Naar aanleiding van de vragen over mogelijke corruptie, heb ik de Kamer vorig jaar al geantwoord. Het betrof de concrete aantijging dat er in het project voor de bevolking infrastructurele voorzieningen werden gerealiseerd, zoals huizen, een kliniek en schoolgebouwen. Dat zou een vorm van corruptie zijn. Ik heb toen meegedeeld dat deze afspraken met de lokale bevolking expliciet onderdeel vormden van de overeenkomst die tussen de projectorganisatie en de overheid van Mozambique was gesloten. Die overheid stelt bij dit soort projecten namelijk als voorwaarde dat dergelijke afspraken worden gemaakt, omdat die de lokale bevolking ten goede moeten komen.

In mijn brief van 18 september heb ik de Kamer meegedeeld dat de minister van Justitie van oordeel is dat de desbetreffende beveiligingsmaatregelen voor het onderhavige object verantwoord zijn. Daaraan is natuurlijk een risico- en dreigingsanalyse voorafgegaan, middels onderzoek ter plaatse naar de veiligheidssituatie. Daaruit is voortgekomen dat het noodzakelijk is om maatregelen te nemen.

Uiteraard is, natuurlijk met de prins zelf, ook zorgvuldig gekeken naar risico's die samenhangen met de medische voorzieningen. Daarbij kwam de vraag aan de orde of de noodzakelijke zorg voor de familie zodanig kon worden ingericht dat het mogelijk was om op verantwoorde wijze ter plaatse te verblijven. Die vraag kon positief worden beantwoord.

Ten vierde is vastgesteld dat was voldaan aan de Mozambikaanse regelgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage. Ten vijfde is verder onderzoek gedaan naar overige risico's die zijn verbonden aan een groot ontwikkelingsproject. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als de juridische structuur, fiscale aspecten, overige personen die bij het project zijn betrokken en de daarmee samenhangende mogelijke vragen ten aanzien van integriteit en beheersbaarheid. Er zijn berichten verschenen over een AIVD-onderzoek op deze terreinen. Op berichten over onderzoeken door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten reageert het kabinet uitsluitend door de CIVD hierover schriftelijk te informeren.

Wij hebben de risico's die naar voren kwamen zeer serieus genomen. Dat geldt niet alleen voor mijzelf maar ook voor de prins. Dat heeft geleid tot het nemen van zodanige maatregelen dat er geen belemmeringen bestonden en bestaan voor de prins en de prinses om in dit project deel te nemen. Er zijn bijvoorbeeld lessen uit getrokken met betrekking tot de juridische structuur van projecten. Ik geef hiervan een concreet voorbeeld. Je weet nooit zeker wie zich op een later moment in een dergelijk groot project inkopen en op die manier samen met de prins in een juridische structuur terecht zouden komen. Dat is goed voorbereid.

Al met al heb ik, op basis van dit alles en in goed overleg me de prins, vastgesteld dat er geen belemmeringen bestonden voor de prins om verder te gaan met de bouw van zijn vakantiehuis. Wij hebben wel gezamenlijk geoordeeld dat het beter was om afstand tussen hem en het grote project te creëren om aan de genoemde risico's tegemoet te komen. Denk aan de mogelijke nieuwe investeerders in het project waarover ik zojuist sprak. Met de stichting die er tussen zit, is dat nu goed geadresseerd.

Daarnaast is het afgelopen jaar de juridische structuur van het grote project in vervolg op de genoemde lessen aangepast. Van een oorspronkelijke investeringsmaatschappij is het, in Nederlandse termen, een objectieve vereniging-van-eigenarenstructuur geworden.

Wij hebben bovendien de landsadvocaat betrokken bij het opzetten van de stichting en hem uiteindelijk gevraagd om een finaal oordeel te geven over de juridische structuur en de stichting van de prins.

Inmiddels heb ik als uitkomst van dit proces de Tweede Kamer op 18 september een brief gestuurd. Daarin staat een passage over de oprichting van de stichting. Deze stichting is bedoeld om afstand te creëren tussen de Prins van Oranje en de ontwikkeling van het grote project, waarvan de vakantiewoning van de Prins van Oranje deel uitmaakt. De oprichting van deze stichting laat zich het best vergelijken met de situatie waarin een minister bij zijn aantreden bepaalde zakelijke belangen heeft. Ook dan bestaat de noodzaak om afstand te creëren tussen de minister en diens belangen.

De voorzitter:

De heer Van Raak, als de minister-president tenminste klaar is met dit onderdeel.

Minister Balkenende:

Misschien dat ik nog een onderdeel mag toevoegen.

De voorzitter:

Ja.

Minister Balkenende:

Dat betreft de motieven van de prins en de prinses. Dan hebben wij dit meer algemene deel eerst even gehad. Daarna zou u dan gelegenheid kunnen geven tot het stellen van vragen.

De voorzitter:

Ja.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik kan u verder zeggen dat ik over dit project, mede naar aanleiding van de totstandkoming van de genoemde stichting, uiteraard ook met de prins en prinses contact heb gehad over andere aspecten. Dat betreft met name hun motieven. Vorig jaar heeft de Prins van Oranje hierover de media mededelingen gedaan. Sindsdien zijn er vooral in de media de nodige ontwikkelingen geweest. Dat is de reden dat ik eraan hecht om de Kamer het volgende mee te delen op basis van de gesprekken die met de prins en de prinses zijn gevoerd. In dit huis kwamen in de ogen van de prins en de prinses enerzijds de liefde voor Afrika en anderzijds de wens om een vakantiehuis te bouwen samen. De prins en de prinses begrijpen de gevoeligheden die samenhangen met dit project en de economische crisis die zich heeft voltrokken na hun beslissing om deel te nemen in dit project. Zij beseffen ook hoe ongelukkig die samenloop van omstandigheden is. De prins en de prinses geloven echter in dit project. Zij geloven erin dat dit op de lange termijn zeer de moeite waard is. Als je in zo'n project stapt, doe je aan anderen toezeggingen en ga je verplichtingen aan. Die kunnen en willen zij niet zomaar tenietdoen. Tegelijk realiseren zij zich dat een dergelijk grootschalig project altijd vragen kan oproepen. Dat is de reden dat zij met mij hebben besloten om hun belang in dit grote project via een stichting op afstand te zetten.

In het kader van het project is door een externe onderzocht hoe de situatie van de lokale bevolking kan verbeteren op het terrein van gezondheidszorg, scholing en werk. Dat is een verantwoordelijkheid van het project zelf en van de deelnemers aan het project, waaronder de genoemde stichting. Hoewel verbeteringen in Afrika tijd en geduld vergen, zijn die voor de prins en prinses wel onlosmakelijk met hun betrokkenheid bij het project verbonden. Uiteraard zal de stichting bij de behartiging van de belangen van de prins zeker stellen dat de verbetering voor de lokale bevolking die hij met zijn deelname aan het project nastreeft, een integraal onderdeel zijn en blijven van de doelstellingen en activiteiten van Machangulo S.A.

Dit heb ik in algemene zin willen opmerken over het vraagstuk Mozambique. Ik heb iets willen zeggen over mijn betrokkenheid bij het geheel en over de verschillende elementen die aan de orde zijn geweest. Ik heb ook iets willen zeggen over de motieven van de prins en de prinses.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind het heel goed dat de kroonprins en prinses Máxima betrokken zijn bij de bewoners in dit deel van Mozambique. Wij spreken hierbij echter uiteraard niet over een project voor ontwikkelingssamenwerking, maar over een vastgoedproject. Heeft de minister-president ook onderzocht welke andere investeerders betrokken zijn? Er is een breed spectrum aan investeerders; mensen, maar ook stichtingen, hedgefunds en dergelijke. Heeft de minister-president hier zicht op? De kroonprins moet zich niet begeven in een wespennest. Het zou immers een heel slechte zaak zijn als onze toekomstige Koning te maken krijgt met problemen, met fraude, met zaken rond integriteit enzovoorts.

Ik heb nog een tweede vraag. Ook vorig jaar heb ik de minister-president vragen gesteld over de beveiliging. Toen was hij daarover nogal knorrig. Klopt het dat de beveiliging drie keer zo veel zal kosten? Het zou een rare figuur zijn als er sprake is van een vastgoedproject waarin de kroonprins winst maakt, terwijl Nederland drie keer zo veel kwijt is voor de beveiliging. Is dat een beetje in verhouding?

Een derde vraag gaat over de stichting. Als de minister-president zegt: ik vertrouw dit, waarom is dan tóch deze stichting nodig? De kroonprins heeft ook vastgoedprojecten in Argentinië. Daarbij spelen minder vragen over fraude en over bewaking. Volgens mij kan de minister-president daarvoor makkelijker verantwoordelijkheid nemen. Het gaat er dus niet om dat dit per se niet zou kunnen, maar het gaat juist om dit moeilijke gebied in dit moeilijke land. Als de minister-president dit onderbrengt bij een stichting, krijg ik de indruk dat er toch afstand wordt gecreëerd.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

Het kan niet zo zijn dat als er straks toch problemen ontstaan met de beveiliging, of met fraude, integriteit of anderszins, de minister-president zegt: daar kan ik niets aan doen, want dat is de schuld van de stichting ...

De voorzitter:

Dank u wel. U herhaalt zichzelf.

Minister Balkenende:

Op het punt van de beveiligingskosten wil ik straks apart terugkomen. Daarover zijn meer vragen gesteld; dat punt parkeer ik dus even.

Ik kom op het besluit van de prins zelf. Ik heb zojuist gezegd dat de prins en de prinses recht hebben op privébeslissingen. Daarmee begint het. Vorig jaar heb ik gezegd dat dit ook een kwestie is van ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom heb ik de Kamer nu vrij systematisch geschetst welke vragen aan de orde zijn geweest. Ik noem het verhaal van corruptie, ik noem vragen als hoe het zit met de beveiliging, hoe het zit met de medische voorzieningen en hoe het zit met de kwetsbaarheid van het project als zodanig. Ik heb die elementen meegenomen. Die zaken zijn bekeken. Voor mij is nu de centrale vraag: zijn er belemmeringen? Komt er een moment dat ik als premier zou moeten zeggen: "u moet dit niet doen"? Wij hebben de zaken grondig bekeken. Wij konden vaststellen dat er geen belemmering was om door te gaan met het project. Ten eerste moet u van mij aannemen dat wij op alles hebben gelet. Ten tweede hebt u gelijk dat je te maken kunt hebben met bijvoorbeeld mensen die in het project willen stappen. De vraag is dan hoe voorkomen kan worden dat de prins in moeilijk vaarwater terechtkomt of kwetsbaar wordt. Toen hebben wij gezocht naar de analogie met bewindslieden. Aan het begin van een kabinetsperiode wordt gesproken over zakelijke belangen. Soms wordt gezegd: je mag niet handelen in aandelen of, als je bepaalde zakelijke belangen hebt, je mag die niet zelf ter hand nemen, maar je moet die in handen leggen van een derde. Tegen die achtergrond hebben wij gezegd dat, juist omdat er altijd kwetsbare elementen kunnen ontstaan, het juist goed is dat de prins er niet zelf in zit. Het is echter wel een verantwoordelijkheid van de stichting om de zaken steeds naar behoren te bekijken. Men weet natuurlijk de kwetsbaarheid van een en ander. Om die reden heb ik, toen deze zaak vorig jaar ging spelen, nadrukkelijk oog willen hebben voor al die elementen. De fundamentele vraag voor mij als minister-president is: kun je het voor je ministeriële verantwoordelijkheid nemen dat het project doorgang vindt of niet? Ik heb op die vraag "ja" gezegd, maar wij zijn ons wel bewust van de kwetsbaarheden, de juridische structuur. Om die reden hebben wij gezegd: wij scheppen wel afstand.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb nog een vraag over de analogie met ministers. Daarvoor geldt geen ministeriële verantwoordelijkheid, want ministers zijn zelf verantwoordelijk. Maar de minister-president is verantwoordelijk voor de kroonprins. Als de belangen van de kroonprins zijn ondergebracht in die stichting, betekent dat nog steeds dat de minister-president verantwoordelijk is. Dus als er problemen ontstaan, is dat nog steeds de verantwoordelijkheid van de minister-president. Hij kan dan niet zeggen: ja, maar dat is de schuld van de stichting.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat in mijn brief helder was aangegeven dat ik verantwoordelijk ben voor het feit dat voor deze constructie is gekozen. Bij kabinetsformaties is de formateur, zeg maar de nieuwe premier, altijd gehouden om informatie te geven over de arrangementen die zijn getroffen. De oud-formateur/nieuwe premier kan in het debat met de Kamer ter verantwoording worden geroepen. Gevraagd kan worden hoe het zit met de zakelijke aspecten. Dat komt niet bij de betreffende bewindspersoon, want het is de verantwoordelijkheid van de formateur om de zaken ordelijk aan te pakken.

Tegen die achtergrond hebben wij ook aangegeven dat het goed is dat juist de prins zelf niet rechtstreeks daarin betrokken raakt en dat het juist de zorgvuldigheid dient wanneer een stichting het werk doet. Ik ben dus verantwoordelijk voor de totstandkoming van de stichting. De stichting zelf heeft de beleidsverantwoor­delijkheid. Daar sta ik weer buiten. Mocht het op een gegeven moment leiden tot heel kwetsbare dingen, dan zal er een debat zijn en dan kunt u mij uiteraard aanspreken. Het gaat mij er wel om, scherp te definiëren wie voor wat verantwoordelijk is.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een vraag over de stichting. Naast privédoeleinden, waarover u het in de brief had, wordt nog steeds gesproken over commerciële exploitatie. Hoe zit dat precies? De heer Van Raak vroeg welke andere types betrokken zijn bij dit soort projecten. Er is een bericht over een familie met een twijfelachtige reputatie die in hetzelfde project investeert. Ik zal die naam niet noemen, maar u weet denk ik wel waar het over gaat. Ik heb een vraag over wat eraan voorafgaat. Vorig jaar is over het "go/no go"-moment gesproken; wanneer gaat de minister-president instemmen met dit project. Daarin moet toch ook worden meegewogen dat een project zich in de verkeerde richting kan ontwikkelen? Op het moment waarop er "ja" wordt gezegd, kan er misschien wel een mooie afweging worden gemaakt, maar een dergelijk risicovol gebied kan zo veel potentiële problemen in zich kan dragen dat de minister-president – maar ook de prins – die op termijn niet meer kan dragen. Hoe hebt u dat gewogen?

Minister Balkenende:

Wat de kwetsbaarheid van het project betreft, is het goed om op het volgende te wijzen. Kwam dit project zomaar uit de lucht vallen? Nee. De Prins van Oranje heeft bijvoorbeeld in de zomer van 2008 aangegeven dat hij bezig was met een project in Mozambique, dus dat was bekend. Wij hebben er hier vorig jaar met elkaar over gesproken. Ik heb in het kerstnummer van de Telegraaf aangegeven dat ik het ervan zag komen. Ik heb er een positieve indicatie van gegeven. U weet ook dat bijvoorbeeld in de bijlage van NRC Handelsblad een uitgebreide beschouwing aan het project is gewijd, met een positieve teneur. De prins en de prinses hebben deze zomer nog aangegeven hoe het gaat met het project en zij hebben evenzeer aangegeven dat het op het bekende spoor doorgaat. De "hype" die nu langzaam ontstaat – ik citeer nu het woord dat de heer Van der Vlies gebruikte – is er vooral gekomen in de tweede helft van augustus. Daarbij zijn eerst bepaalde beelden in de media gekomen en toen zijn Kamerleden in het geweer gekomen. Er zijn opmerkingen gemaakt en vragen door de Kamer gesteld. Zo heeft de heer Irrgang vorig jaar een keer een vraag gesteld net als de heer Van Raak, maar daarna is het eigenlijk voortdurend stil geweest. Tot nu toe was het beeld rondom het project – daar moeten wij ook eerlijk over zijn – redelijk positief. Er is in de laatste weken een andere dynamiek ontstaan. Het gaat er erg fors aan toe. Ik ben mij er vanaf het begin zeer bewust van geweest dat je in een ander werelddeel zit, op grotere afstand zit en op zaken moet letten. Daarom heb ik die verschillende blokken nagelopen. Ik ben dus niet over één nacht ijs gegaan, omdat ik weet hoe kwetsbaar de kwestie is. Het is ook mijn taak om te voorkomen dat de prins en prinses in moeilijk vaarwater terecht zouden kunnen komen, vandaar ook deze activiteiten.

Ik merk dat er de laatste tijd in de publiciteit verschillende kanten wordt uitgegaan. Soms krijg je heel negatieve verhalen, dan weer positieve, maar wij moeten ons steeds richten op de feiten waar het om gaat. Het gaat mij om het volgende. Ten eerste moeten wij respecteren dat privébeslissingen mogelijk zijn. Ten tweede draagt een minister-president verantwoordelijkheid voor een dergelijke beslissing, in die zin dat er sprake kan zijn van te grote kwetsbaarheid. Die aanvaard ik volledig. Ten derde moet je zorgvuldig te werk gaan. Ik hoop dat de Kamer ook aanneemt dat ik dat heb willen doen en heb gedaan, aan de hand van de verschillende blokken die ik heb geschetst. Daarnaast moet je ook werken aan structuren waarmee je moeilijkheden kunt voorkomen. Dat is de reden geweest om met die stichting te komen. Ik heb laten checken door de landsadvocaat of de stichting en de constructie gerechtvaardigd zijn, of zij juist zijn, om een zo groot mogelijke mate van zorgvuldigheid te kunnen scheppen.

Vervolgens kunnen er dingen gebeuren. Er kunnen mensen in het project zitten bij wie je twijfels hebt. Dan is het aan de stichting om die zaak aan de orde te stellen, omdat zij heeft in te staan voor een integere uitvoering van het project. Zij heeft bijvoorbeeld ook in te staan voor wat de prins en prinses hebben aangegeven: wij willen dat het project bijdraagt aan het lot van de lokale bevolking. Al die zaken liggen op het bord van de stichting. Zij heeft dus een grote verantwoordelijkheid. Maar het lijkt mij verantwoord dat zij dat doet en dat dit onttrokken is aan de belangen van de prins zelf. Natuurlijk mag hij profiteren van het geheel, maar de zakelijke beslissingen komen te liggen in handen van de stichting. Daarmee heb ik gewerkt aan een structuur die zorgvuldig is en die ook waarborgen biedt om te voorkomen dat de prins in moeilijk vaarwater terecht zou komen. Voor het overige is de stichting zich natuurlijk bewust van de kwetsbaarheid van het project.

De heer Van der Ham (D66):

Ten eerste hebt u op een gegeven moment besloten, samen met de prins en de prinses, om er een stichting van te maken. Dat lijkt mij op zichzelf een goede beslissing. Die is natuurlijk wel naar aanleiding van twijfels tot stand gekomen. Had u die twijfels niet eerder kunnen hebben: bij het "go/no go"-moment? Hadden wij niet vanaf het eerste moment alles al in de stichting moeten onderbrengen? Ten tweede kwam de NOS met het bericht dat de inlichtingendiensten, toen het project al van start was gegaan, alsnog extra onderzoek hebben gedaan. Kunt u daar op ingaan? Wat was daar de reden voor? Had dit ook niet eerder kunnen gebeuren? Ten derde, is het denkbaar dat de ontwikkelingen rond dit project die kant opgaan dat de prins en de prinses alsnog via het stichtingsbestuur uit het project stappen?

Minister Balkenende:

Over de inlichtingendiensten kan ik geen mededelingen doen, zoals ik eerder heb gezegd in dit debat. Dat wordt niet hier besproken, maar in de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Kamer. Dan blijven er twee vragen over. Ten eerste de vraag over de "go/no go"-beslissing. De prins heeft mij tijdig laten weten wat er speelt. Dat hangt samen met het volgende. Er is een project. Ik was daarvan op de hoogte. Ik heb van het begin af aan gevolgd hoe zaken in elkaar zitten en wat de kwetsbare elementen zijn. Op een gegeven moment wilde ik, ook op grond van wat er in de media verscheen, helderheid hebben over zaken en weten hoe het allemaal in elkaar zit. Dat is mijn verantwoordelijkheid om te voorkomen dat de prins in een kwetsbare positie zou komen. Toen hebben wij uiteindelijk vastgesteld met elkaar dat een aantal zaken helder was, maar dat je ook rekening moet houden met de structuur in de toekomst: hoe dingen zitten. Dat heeft ertoe geleid dat wij zijn gekomen tot zo'n stichting die de belangen heeft te behartigen, maar dan wel op eigen verantwoordelijkheid, juist omdat wij hechten aan een zorgvuldige verantwoordelijkheid voor taken.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn vraag was: waarom niet vanaf dag één?

Minister Balkenende:

De prins heeft tijdig aangegeven dat hij met het project bezig was. Gedurende het project heb je te maken met vragen en het uitzoeken van zaken. Ik heb de vijf blokken genoemd. Er zijn natuurlijk heel wat kwesties, die allemaal bekeken zijn. Wij zijn niet over één nacht ijs gegaan. Ook de vraag over "go/no go" speelde al heel snel in het begin. Wij hebben geprobeerd om de vragen die er waren naar behoren te beantwoorden.

Op de vraag of de prins en prinses er op een gegeven moment kunnen uitstappen, is het antwoord: ja, dat kan. Zij kunnen het besluit nemen om op een gegeven moment het project te beëindigen. Dat is hun verantwoordelijkheid. Daar treed ik buiten, maar die mogelijkheid bestaat natuurlijk altijd. Zij kunnen op een gegeven moment, als het huis gebouwd is, verkopen, maar dat is hun verantwoordelijkheid.

Er was een voornemen. Ik heb gedaan wat nodig was. Onderzoek de zaken, voorkom kwetsbare posities, kies voor een stichting. Ik heb gedaan wat nodig was om het op deze manier te doen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Wij respecteren dat leden van het Koninklijke Huis dit soort privézaken doen; daar hebben zij recht op. De reden dat wij erover praten, is dat wij willen voorkomen dat de prins schade oploopt die consequenties heeft voor zijn toekomstige hoofdfunctie.

Ik kan mij voorstellen dat er op een gegeven moment na onderzoek voldoende signalen zijn waarom de minister-president naar een andere constructie wil. Hij heeft een constructie gekozen met een stichting. Ik kan mij daarbij van alles voorstellen. Kan de minister-president nog eens heel duidelijk aangeven dat als aan het begin van de stichting de prins staat en aan het einde van de stichting ook de prins staat, hoe het dan is met de verantwoordelijkheid als daartussenin zaken niet gaan zoals mensen die eigenlijk willen hebben en je uiteindelijk – lock, stock and barrel – de zaak toch op de schouders krijgt? Of is er een echt "go/no go"-moment waarop je zegt dat je niet meer bereid bent de zaken van de stichting over te nemen?

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Van Beek heeft deze vraag inderdaad gesteld in zijn eerste termijn. Ik heb over dit onderwerp goede afspraken gemaakt met de prins. Het gaat langs de volgende lijn. De afspraken zijn vastgelegd in de stichtingsakte. Daarin staat de volgende passage: "Het bestuur handelt in volstrekte autonomie ten opzichte van de houders van de door haar toegekende certificaten." In gewonemensentaal: het bestuur opereert onafhankelijk van de prins. Feitelijk betekent dit dat niet de prins, maar de stichting zich bemoeit met de ontwikkeling van het gemeenschappelijk deel van het vastgoedproject. Daarnaast is in de statuten van de stichting vastgelegd dat als de prins toch invloed zou uitoefenen in specifiek omschreven situaties, bijvoorbeeld een verandering van de structuur, ik dan word geïnformeerd. Daarmee hebben wij een waarborg gecreëerd. Het is een verantwoordelijkheid van de stichting. Als er omstandigheden zijn waarin het noodzakelijk is dat de prins betrokken is, bijvoorbeeld vanwege een verandering van de structuur, wordt dat mij gemeld. Ik denk dat wij daarmee voldoende waarborgen hebben ingebouwd.

De heer Van Beek (VVD):

Wat is in de tussentijd de betrokkenheid van de minister-president bij de loop van het project?

Minister Balkenende:

Ik ben zelf niet verbonden aan de activiteiten van de stichting; dat is de stichting zelf. Ik ben verantwoordelijk voor het feit dat deze constructie is gekozen. Als er vragen zijn die te maken hebben met de stichting, zal de stichting zelf antwoord moeten geven. Dat is haar verantwoordelijkheid. Wij hebben nadrukkelijk een scheiding gemaakt in de verantwoordelijkheden. Langs die lijn zullen wij opereren.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit de kern waar het om gaat. Het is een goede zaak dat die stichting tussen de prins en de projectontwikkelaar is gezet. Prima, daarmee is formeel de zaak geregeld. Het is echter voor iedereen duidelijk dat deze stichting zaken behartigt voor de prins en dat de prins betrokken is bij het huis dat daar gebouwd wordt. Er zijn de afgelopen weken wat incidenten geweest in de media. Dan wordt direct naar de prins gekeken: hé, dat is toch dat project waarbij de prins betrokken is. Ik ben van mening dat hier toch sprake is van een stuk ministeriële verantwoordelijkheid en dat de minister-president geroepen is om te kijken wat er precies aan de hand is en ervoor te zorgen dat eventuele kou uit de lucht wordt genomen.

Minister Balkenende:

Daar ben ik het mee eens. Wanneer er zaken zijn, heb ik een verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd zeg ik dat u ook een verantwoordelijkheid heeft. Ik ben nog eens nagegaan op welke manier de Kamer zich de afgelopen weken heeft uitgelaten. Deze uitlatingen waren behoorlijk kritisch over het traject. Ik heb al aangegeven dat er gedurende een langere periode geen vragen zijn gesteld. Als er vragen zijn, zou ik graag zien dat zij in eerste instantie aan mij werden gesteld in plaats van met elkaar allerlei commentaren in de media te ventileren. Ik ben me bewust van het feit dat het een kwetsbaar project is en dat er vragen zijn, maar er zijn commentaren gegeven die van een dusdanige hardheid getuigen dat ik mij afvraag of daarmee recht wordt gedaan aan de wijze waarop de zaken in elkaar zitten. Naar mijn mening moeten wij die zorgvuldigheid over en weer hebben. Ik sta graag voor de zaak zelf en ik zie eventuele vragen ook graag aan mij gesteld. Ik zal kijken of die mijn verantwoordelijkheid zijn dan wel of die verantwoordelijkheid elders ligt, maar laten we wel proberen dat gesprek op een goede manier met elkaar te voeren. En dat is niet altijd via de media.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik ben het daar helemaal mee eens en wij staan hier nu ook om die vragen te stellen. Er zijn incidenten geweest en ik vraag u hoe u daarop heeft gereageerd. De vorige week heeft hij een brief gestuurd, waarna er in ieder geval bij mijn fractie het idee leefde dat er wat incidenten zijn geweest en dat het lijkt alsof de stichting het antwoord is op deze incidenten. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn. Er zijn nog andere incidenten geweest, bijvoorbeeld het schietincident in de Netwerkuitzending. Hoe gaat u dan te werk? Neemt u dan contact op met de stichting of vindt u het tijd worden om de middelen in te zetten die u als premier heeft om te kijken wat er precies is gebeurd? Dat is wel belangrijk: wie is er als eerste geroepen om te handelen? De stichting of de premier?

Minister Balkenende:

Wanneer dit het project als zodanig en de zaken die zich daar afspelen betreft, is de stichting het aanspreekpunt. Dat is het wezen van de afspraak die is gemaakt. Het kan natuurlijk dat op een gegeven moment de positie van de prins in het geding is. De Kamer zal dan ongetwijfeld vragen aan mij stellen. Ik zal dan zeer zorgvuldig omgaan met de verantwoordelijkheidsverdeling. Dat er vragen zullen zijn, is altijd mogelijk maar we handelen conform datgene wat is afgesproken. Het project zelf is een zaak van de stichting.

De heer Van der Vlies (SGP):

De SGP-fractie vindt de stichting van de stichting een verstandige beslissing. Toch heb ik daarover nog een vraag. Ik heb goed begrepen dat de ministeriële verantwoordelijkheid geldt voor de activiteiten van de stichting als zodanig noch voor de werkzaamheden, maar dat er wel een "meldingsplicht" is voor alle besluiten die van invloed zouden kunnen zijn op de inrichting van de stichting. Daarover dient de minister-president te worden geïnformeerd.

Minister Balkenende:

Ja, ik heb daar zojuist voorbeelden van gegeven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Precies! En dan nu even wat specifieker de vraag over wat dan onder die inrichting valt en besluiten die mogelijkerwijze van invloed zijn op die inrichting tegenover de werkzaamheden en de activiteiten. Dat kan in de beeldvorming natuurlijk wel in elkaar overlopen. Dat is de achtergrond van mijn vraag.

Minister Balkenende:

We moeten oppassen voor casuïstiek. Ik heb zojuist het voorbeeld genoemd dat er participanten in het project komen die leiden tot een kwetsbare situatie, die mogelijk aanleiding geven tot bepaalde juridische correcties. Ik noem maar even wat. In dat soort omstandigheden heb je te maken met wijziging van de reglementen van de bekende stichting in Mozambique zelf. Dan moet ik uiteraard wel op de hoogte zijn van wat er gebeurt. De dagelijkse verantwoordelijkheden liggen echter daar waar ze horen te liggen. Wanneer er sprake is van ontwikkelingen die verdergaan dan de besluiten die je normaal gesproken moet nemen, dan moet je die wel te horen krijgen want je moet weten wat er speelt. Dan is die meldingsplicht aan de orde. Dat zal in de praktijk moeten blijken. Het gaat nu om het kiezen voor de waarborgen die nodig zijn om steeds verantwoord bezig te zijn, maar er mag geen vermenging van verantwoordelijkheden zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik denk dat dit werkende weg moet uitkristalliseren, want de besluitvorming over activiteiten en werkzaamheden kan vooruitlopen op de waarneming dat deze ook van invloed zijn op de inrichting. Daar moet dan wel een schakeling tussen zijn.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de opmerking zeer goed en ik neem haar ook ter harte, maar ik heb nu wel het nodige gezegd over hoe de structuur is en werkt.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb nog een paar vragen om het goed te kunnen duiden. De stichting participeert in het project dat in Mozambique wordt uitgevoerd. Wanneer met het project dingen anders gaan dan wij met zijn allen graag zouden willen, hoort de stichting dat te corrigeren. Maar dan is de kans aanwezig dat u opnieuw bevraagd wordt op wat er concreet in Mozambique fout gaat. Dan is dus de situatie zo, dat u daar in algemene zin op bevraagd kunt worden en zich daarop ook aanspreekbaar voelt, maar u daar geen verantwoordelijkheid voor kunt dragen. Ik wil dat toch graag wat preciezer geduid hebben. Aan wie legt die stichting nu rekenschap en verantwoording af? U moet er zeker van zijn dat u wordt geïnformeerd op het moment dat dit noodzakelijk is. Wat is daar dan voor bepaald?

Minister Balkenende:

De stichting is zelf verantwoordelijk voor de keuzen die zij maakt. Dat is gewoon een zaak van het stichtingsbestuur als zodanig. Dat heeft zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de zakelijke beslissingen rondom het project. Dat is één. Twee: daar treed ik niet in. Ik ben verantwoordelijk voor de structuur maar niet voor het dagelijks beleid. Drie: er kunnen zich omstandigheden voordoen – ik ga niet in op casuïstiek – waarin ik moet worden geïnformeerd. De volgende stap is: er zullen ongetwijfeld vragen zijn over het project. Dan zal ik zelf op dat moment als u mij dat vraagt, duidelijk aangeven of dat mijn verantwoordelijkheid is dan wel de verantwoordelijkheid van het stichtingsbestuur. Ik zal er volstrekte helderheid over bieden. Langs deze lijnen moeten wij ook werken. Het is echter niet zo dat ik de verantwoordelijkheid voor die stichting zomaar over ga nemen. Dat doe ik niet. Het gaat om die bijzondere omstandigheden waarin er sprake is van een nieuwe juridische structuur, dat ik moet weten hoe zaken in elkaar zitten. Dan word ik geïnformeerd, maar het is en blijft de verantwoordelijkheid van het stichtingsbestuur zelf.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik neem aan dat de stichting tot doel heeft het project in al zijn doelstellingen te realiseren. Dus dat is niet alleen het bouwen van een huis, dat is ook het realiseren van een school, een ziekenhuis en alles wat binnen de oorspronkelijke doelstellingen van dat project valt. Op het moment dat de stichting tot de conclusie zou komen dat de realisatie van het project conform de oorspronkelijke doelstellingen verder buiten bereik komt, wordt u dan geïnformeerd of niet?

Minister Balkenende:

Dat veronderstel ik wel. Alleen, dan in goede volgorde. De stichting – u maakt terecht een punt – zal acht slaan op alle zaken die aan de orde zijn, zoals zakelijke aspecten en de vraag wat er gebeurt voor de lokale bevolking. Dat zijn allemaal taken van dat stichtingsbestuur. Als de zaken gewoon goed lopen, is het verder geen probleem. Mochten zaken niet goed lopen – laat ik daar niet op preluderen – dan kan er een nieuwe situatie ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot de situatie dat er een verandering van structuur daar nodig is. Dat zal mij dan worden gemeld. Het kan gevolgen hebben voor de opstelling van de prins en de prinses. Dat is een andere mogelijkheid. Dat zullen wij dan zien.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik begrijp dat u zegt dat wij die verantwoordelijkheidsverdeling helder moeten houden. Maar ik heb nu juist het gevoel dat die niet helder is. Op de concrete vraag van mevrouw Spies of u wordt geïnformeerd als er over de doelstellingen bepaalde zaken te melden zijn, dan is uw antwoord: dat veronderstel ik wel.

Minister Balkenende:

Nee, er is de afspraak gemaakt dat wanneer er bepaalde elementen zijn die ik zou moeten weten ten aanzien van de verandering van de juridische structuur, mij dat behoort te worden gemeld – ik heb zo-even gewezen op de bepalingen die er hiervoor zijn opgenomen – teneinde te voorkomen dat er kwetsbare situaties ontstaan. Vandaar dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt. Ik ben verantwoordelijk voor de stichting die er nu is gekomen. De stichting zelf is verantwoordelijk voor het zakelijk beleid. En er zijn omstandigheden waarin ik geïnformeerd behoor te worden. Dat is allemaal opgenomen in het statuut.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik ben er toch nog niet helemaal gerust op. Maar nu iets anders. Je ziet dat, los van de stichting en de verantwoordelijkheidsverdeling zoals u die zojuist geschetst hebt, er nog een aantal dingen omheen speelt. Ik denk bijvoorbeeld aan de publiciteit de hele tijd, tot gisteravond aan toe, mede door ambtenaren die er uitlatingen over hebben gedaan. Hoe denkt u daar in de toekomst mee om te gaan?

Minister Balkenende:

Ik mag hopen dat het hypeachtige karakter van de laatste week toch plaatsmaakt voor een meer zakelijke benadering, maar daartoe dient ook dit debat. Het is dan ook goed dat wij dit debat met elkaar voeren. Ik heb aangegeven hoe het proces is geweest en welke waarborgen er zijn. Je kunt nooit uitsluiten dat er opnieuw vragen zullen komen. Op dat moment zullen wij dan zien of het een vraag is die aan mij moet worden gericht dan wel of het een vraag is die op het bord ligt van het stichtingsbestuur. Natuurlijk ben ik mij bewust van het feit dat er vragen kunnen komen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Raak. U begon deze hele ronde over Mozambique. Iedere keer krijgt u een ander idee, dat weet ik zeker. Het woord is aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. Wij zijn nu een tijdje bezig over die stichting, maar ik moet eerlijk zeggen dat het er voor mij niet helderder op wordt. Mijn eerste vraag aan de minister-president is: is hij betrokken geweest bij de samenstelling van het stichtingsbestuur? Kan hij aangeven wie daar in zitten? Aan wie legt dat stichtingsbestuur verantwoording af? Is dat bijvoorbeeld aan de certificaathouder of heeft dat er niets mee te maken? Ik ben er in mijn eerste termijn vrij kritisch over geweest omdat het er in mijn ogen op leek – en nog steeds lijkt – dat het kiezen voor de stichtingsvorm betekent dat de minister-president daarmee zijn ministeriële verantwoordelijkheid heeft afgeregeld. Om die conclusie te kunnen trekken, heb ik nog wel antwoord nodig op de vragen die ik de minister-president net stelde.

Minister Balkenende:

Het stichtingsbestuur is autonoom. Dat heb ik zo-even aangegeven. Ook heb ik de bepalingen genoemd. Het stichtingsbestuur neemt zelf beslissingen. Dat is een autonome verantwoordelijkheid van dat bestuur. Er zijn geen anderen voor verantwoordelijk. Het stichtingsbestuur neemt de beslissingen en heeft zijn verantwoordelijkheid te nemen, niet meer en niet minder. De namen die zijn genoemd, zijn mij ter kennis gebracht. Het was voor mij geen verrassing dat het deze namen zijn geworden, maar ik was niet degene die deze mensen heeft aangewezen. Voor het overige is de constructie waarvoor is gekozen voorgelegd aan de landsadvocaat, om nog een juridische scan te hebben en te bezien of alles goed geregeld is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, maar ik heb ook gevraagd of de minister-president betrokken is geweest bij de samenstelling van het stichtingsbestuur. De minister-president zegt dat dit hem ter kennis is gebracht. Is daar van tevoren overleg over geweest met hem? Dat zou ik graag willen weten. Ik wil ook graag heel precies weten aan wie dat stichtingsbestuur nu precies verantwoording aflegt. De minister-president heeft net uitgelegd dat hij natuurlijk wel verantwoordelijk blijft, en terecht, omdat hij niet wil dat de prins en de prinses in moeilijk vaarwater komen. De minister-president moet dus ook geïnformeerd worden. Hoe is dat precies geregeld?

Minister Balkenende:

Het is een autonoom bestuur. Dat betekent dat zo'n bestuur niet aan anderen verantwoording behoeft af te leggen, want het is zelf verantwoordelijk. Dat is één. Ten tweede kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor de premier moet worden geïnformeerd. Ik heb net aangegeven welke omstandigheden dat zijn en dat is ook in de statuten vastgelegd. Daarmee is dat punt gecoverd. Ten aanzien van de benoeming zelve: ik ga mij er uiteraard niet over uitlaten hoe de contacten precies zijn verlopen, ik heb alleen gezegd dat deze namen mij bekend zijn. Het is ook niet mijn verantwoordelijkheid om aan te wijzen. Dat is niet mijn verantwoordelijkheid, maar ik ben er wel van in kennis gesteld hoe de zaak in elkaar zit.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u kunt hierop in tweede termijn nog ingaan. We gaan nu, hoop ik, door met het volgende blokje?

Minister Balkenende:

Ja, voorzitter, dan kom ik toe aan de beveiliging nu we een aantal formele zaken hebben gehad. De heer Van Raak vraagt of de kosten drie keer zo hoog zijn als wanneer de villa in Italië zou hebben gestaan. De heer Van Beek zegt dat de meerkosten voor beveiliging voor rekening van de prins moeten komen. Hij vraagt hoe dit zit. De heer Van der Ham vraagt hoe het zit met de discussies over de beveiliging.

Voorzitter. Daarover het volgende. Ik heb al eerder gezegd dat er in de afgelopen tijd heel grote verhalen zijn verteld over de kosten van de beveiliging. Het is een gecompliceerd onderwerp omdat ik echt geen uitspraken over de kosten of de inrichting van beveiliging kan doen. Ik heb een- en andermaal aangegeven dat dit de veiligheid van de te beveiligen persoon in gevaar zou kunnen brengen, omdat het inzicht in beveiligingsniveau en beveiligingsmaatregelen zou kunnen bieden. Toch wil ik er een aantal opmerkingen over maken. Om te beginnen wil ik graag uit mijn eigen brief van 18 september aan de Kamer citeren. Daarin staat dat de verantwoordelijk minister Hirsch Ballin inzicht heeft gehad in de beveiligingsmaatregelen en dat hij die verantwoord heeft genoemd. Er bestaan ook geen verschillen van inzicht op dit punt tussen de verantwoordelijke bewindslieden. De essentie van beveiliging is dat de te beveiligen persoon daar niet over gaat en er ook niet voor betaalt. Dat geldt voor mij, dat geldt voor de heer Wilders en voor de leden van het Koninklijk Huis.

Over de uitzending van RTL kan ik alleen in het algemeen een aantal opmerkingen maken. Ik heb daarin allerlei dingen gehoord die ik zelf niet herken, bijvoorbeeld dat de prins zou hebben overwogen, geen beveiliging te hebben. Ik kan dat niet plaatsen. Dan de vermeende onvrede of irritatie over de prins bij bewindspersonen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Ook dat beeld herken ik niet. De prins en ik hebben juist van het begin af aan, zoals ik heb gemeld, alles samen besproken.

De heer Van Raak (SP):

Ik snap heel goed dat de minister-president terughoudend is over beveiliging. Ik snap echter nooit dat louter het noemen van bedragen voor beveiliging operationele, gevoelige informatie zou zijn. Waarom wil ik dat weten? Wij hebben hier te maken met een vastgoedproject dat winst op moet leveren voor de kroonprins. Dan moet ik toch kunnen beoordelen of de kosten in een juiste verhouding staan tot de opbrengst? Zijn de kosten voor beveiliging bijvoorbeeld drie keer, tien keer of honderd keer zo hoog als de opbrengst? Ik weet het niet. Ik moet toch een indruk kunnen hebben van de verhouding hiertussen? Zijn de kosten voor beveiliging niet ontzettend veel hoger dan de mogelijke opbrengsten van het project? Dat moet er toch ook bij betrokken worden?

Minister Balkenende:

Ik heb ook vorig jaar op meer momenten aangegeven dat de kosten van beveiliging zich niet lenen voor bespreking. Wij kunnen niet over afzonderlijke beveiligingskosten spreken, omdat die kosten te maken hebben met het niveau van de beveiliging en met wat er gebeurt. Dat doen wij niet ten aanzien van mij, van de heer Wilders of andere leden van het huis of van wie ook maar beveiligd moet worden.

Als je beveiligd moet worden, onttrekt zich dat aan je eigen wensen. Je hebt te aanvaarden dat je wordt beveiligd. Er worden geen publieke mededelingen gedaan over de kosten hiervan. Dat heb ik vorig jaar gezegd en dat herhaal ik nu. De mate waarin mensen werkelijk beveiligd kunnen worden, onttrekt zich ook aan de personen zelf. Je hebt sommige dingen gewoon te accepteren, of je het leuk vindt of niet. Dat is de algemene structuur die geldt voor beveiliging en die geldt ook ten aanzien van de prins en de prinses.

De heer Van Raak (SP):

Laat er geen misverstand over bestaan: de kroonprins en de koninklijke familie moeten beveiligd worden. Als dat heel veel geld kost, dan investeren wij daar heel veel geld in. Ik moet alleen wel een afweging kunnen maken. De eerste vraag, die ik op het allereerste moment dat hier sprake was van dit project, aan de minister-president heb gesteld, is: kunnen de kroonprins en zijn familie in dit specifieke gebied in Mozambique beveiligd worden? Als de minister-president hier zegt dat dit geen probleem is, ben ik al gerustgesteld. Die afweging over het geld zal ik dan toch zelf moeten maken.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, u zegt net al dat u die vraag al een keer gesteld hebt. Niet alleen u neemt veel tijd; de anderen doen dat ook. Het is nu al half acht. Ik laat alleen dit stukje nog gaan en dan gaan wij schorsen voor de avondpauze. Maar u moet echt beknopter zijn, dat geldt voor u allemaal, maar zeker ook voor u, mijnheer Van Raak. Nee, u gaat nu niet opnieuw praten, alstublieft niet. Het woord is aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Ik heb opmerkingen gemaakt over de minister van Justitie en over zijn beoordeling van de beveiliging. Daar heb ik niets aan toe te voegen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik hoef geen specificatie van de kosten van de beveiliging, maar ik heb wel een daaraan gerelateerde vraag. Ik respecteer privébeslissingen, ook van het Koninklijk Huis. Als een lid van het Koninklijk Huis er echter privé voor kiest om in Mozambique een vakantiehuis te laten bouwen, lijkt het mij niet onlogisch om eens nauwkeurig te kijken naar de extra publieke kosten die daaraan zijn verbonden. Je zou er bijna een "all inclusive" van moeten maken, om in vakantietermen te blijven. Het lijkt mij logisch en niet onredelijk om de kosten voor extra beveiliging op die locatie en de privévliegreizen ernaartoe, wat al ter sprake is geweest, eens nauwkeurig onder de loep te nemen. Daar hoor ik graag een reactie op.

Minister Balkenende:

Ik moet heel helder zijn over de beveiliging. Eén. Als iemand moet worden beveiligd, dan heeft deze persoon te aanvaarden dat hij wordt beveiligd. Daar zijn bepaalde kosten mee gemoeid voor de Staat der Nederlanden. Dat geldt voor degenen die het betreft, ook voor de leden van het Koninklijk Huis. Twee. Wij moeten ervoor oppassen dat wij nu niet één specifieke categorie eruit gaan halen. Wat gebeurt er immers? De prins is de ene keer in New York – ik ben hem daar tegengekomen – en de andere keer, over een paar weken, op staatsbezoek in Mexico. Vervolgens is de prins weer in andere delen van de wereld in verband met watermanagementactiviteiten. Al die momenten gaan gepaard met beveiliging.

Ik hecht eraan dat wij hier zuiver mee omgaan. Wat iemand behoeft aan beveiliging dient te worden gerespecteerd. Het is anders als je zegt dat de prins die beslissing niet mag nemen, maar als iemand beveiligd moet worden, dan is daarvan de consequentie dat je de beveiliging laat lopen zoals die behoort te lopen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Je kunt wel een onderscheid maken tussen beslissingen voor het werk en privébeslissingen. Reizen in het kader van je werk vind ik nog heel iets anders. Waar het mij om gaat, is dat er onder andere door de keuze van de locatie extra kosten zijn. Vindt de minister-president dat de vliegreizen daar naartoe, dus privéreizen naar dat vakantiehuis, publiek gefinancierd moeten worden, of vindt hij – dat vind ik namelijk met een aantal anderen in de Kamer – dat die uit eigen zak moeten worden betaald?

Minister Balkenende:

Wanneer het gaat om de privéreizen, is men in principe zelf verantwoordelijk voor de financiering daarvan. Bij de Koningin ligt dat anders. Daarvoor geldt de regel dat alle reizen tot de verantwoordelijkheid van het staatshoofd horen te behoren. Voor zaken als vakantie bestaat er een eigen verantwoordelijkheid, maar ik zal precies moeten kijken hoe de formele regeling is. Daar kan ik op terugkomen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is een toezegging.

De voorzitter:

Ja, dit is een toezegging, dat hebben wij allemaal gehoord, wij luisteren goed.

De heer Van Beek (VVD):

Ik kom even terug op de individuele beveiliging. Ik begrijp het antwoord van de minister-president. Ik begrijp ook dat hij niet veel anders kan dan zoals hij antwoordde. Ik had het antwoord zelf kunnen geven, maar dat lost ons probleem niet op. Er ontstaat namelijk een enorme maatschappelijke discussie die behoorlijk "opgepijpt" wordt in de zin van geweldige kosten voor beveiliging. Het enige argument dat ik uit de discussie van vanmiddag tot nu toe overhoud, is dat de minister van Justitie ernaar heeft gekeken en het verantwoord vindt. Daar kom ik als Kamerlid niet mee weg. Ik begrijp het antwoord, maar ik probeer bij de minister-president het gevoel te ontwikkelen waar wij in de maatschappelijke discussie voor staan.

Minister Balkenende:

Dan hecht ik er toch aan om op te merken dat wij consequent moeten zijn. Daarom zeg ik heel bewust in deze volgorde dat als we vinden dat de prins en prinses privébeslissingen mogen nemen en er geen formele belemmeringen zijn – het werk gaat door – en wij vinden dat beveiliging hoort plaats te vinden, daaruit voortvloeit dat die beveiliging moet worden geleverd. Dat is de algemene regel. Wanneer wij nu zouden zeggen dat wij dat om wat voor reden dan ook te ver vinden gaan, dan zou dat de eerste en enige situatie zijn waarin we selectief zijn. Dat past niet bij het systeem. Daarin moeten wij tegenover elkaar eerlijk zijn.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter, een diepe zucht. Mag ik vragen of de minister-president ten aanzien van het reizen en vliegen klaar was met zijn beantwoording?

Minister Balkenende:

Nee, dat komt nog.

De voorzitter:

Daar komen wij dus niet meer aan toe, want ik ga nu voor de avondpauze schorsen. Het spijt me. Ik moet dit echt om 19.30 uur doen. Ik heb het allemaal aangezien, u hebt er allemaal aan meegewerkt. Na de schorsing hervatten we met de beantwoording van de minister-president.

De vergadering wordt van 19.29 uur tot 20.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister-president. Ik verzoek uw medewerking, ook van de heer Van Raak, om ervoor te zorgen dat wij zo snel als mogelijk de eerste termijn van de minister-president kunnen afronden. Dan gaan we meteen door met de tweede termijn, zonder pauze. Het woord is aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik wilde mijn betoog rondom het hoofdstuk De Koning vervolgen met in te gaan op het vraagstuk van de ombuigingen, waar meerdere woordvoerders over hebben gesproken. Door de meeste afgevaardigden zijn vragen gesteld over de mogelijkheden om te bezuinigen op de kosten van het Koninklijk Huis. Men begrijpt goed dat in deze tijden van ongekende budgettaire krapte de Kamer bij alle begrotingen kritisch kijkt naar de vraag of de broekriem voldoende kan worden aangehaald.

Allereerst wil ik het misverstand wegnemen als zouden de kosten van het Koninklijk Huis hoger zijn dan voorgaande jaren. Dat is niet het geval, behoudens de verhoging als gevolg van de wettelijke indexatie. Die is opnieuw vastgelegd in de geactualiseerde Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, waarmee de Kamer een jaar geleden met algemene stemmen akkoord ging. Een korting hierop van 20%, zoals door sommige afgevaardigden wordt voorgesteld, is echt een brug te ver. Dat zou immers alleen maar mogelijk zijn door de activiteiten van de constitutionele Koning substantieel terug te brengen. Maar moeten wij dat willen? Moeten wij willen dat de Koning veel minder werkbezoeken brengt, minder staatsbezoeken aflegt, veel minder mensen ontvangt en minder mensen ontmoet? Het moet wel gaan om fors minder activiteiten, wil het leiden tot een fors kleiner apparaat en dus tot een opbrengst van traceerbare bedragen. Ik meen van niet.

Bij het zoeken van een mogelijke bezuiniging op de kosten van het Koninklijk Huis wil ik verder het volgende opmerken. Wat betreft het verzoek om de Dienst Koninklijk Huis onder de taakstelling rijksdienst te brengen, dat is niet mogelijk. Artikel 41 van de Grondwet zegt: "De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in." Dat betekent dat de Dienst Koninklijk Huis geen onderdeel is van de rijksdienst en dat de medewerkers geen rijksambtenaren zijn. Zij volgen overigens wel de ontwikkeling van de rijks-cao, dus loonmatiging bij de rijksoverheid werkt ook hier wel door.

Dit grondwetsartikel houdt tevens in dat de uitgaven in samenhang met de Dienst Koninklijk Huis gedaan worden onder de directe verantwoordelijkheid van het hoofd van het Huis zelf. Daarbij past het niet om vanuit het kabinet of de Tweede Kamer gedetailleerd mee te sturen met de inrichting of de gang van zaken van het Huis, net zo min als het de regering past om zich gedetailleerd te bemoeien met de inrichting of het bestedingspatroon van Hoge Colleges van Staat of zelfstandige begrotingsautoriteiten zoals de Kamer.

De grondwettelijke uitkeringen aan alle drie uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgen de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, en die is weer 100% gekoppeld aan de cao van de sector Rijk. Dit is al zo sinds de inwerkingtreding van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dat voorkomt dat ieder jaar een discussie over de hoogte van de inkomens van deze drie leden van het Huis plaats hoeft te vinden. Een loonmatiging in de cao voor de rijksoverheid is dus direct van invloed op de inkomenscomponent van deze drie.

Er is een nieuwe situatie ontstaan met de door de Kamer aanvaarde actualisering van de Wet financieel statuut. Deze wet is immers geheel toegespitst op de Koning, de afgetreden koning en de vermoedelijke troonopvolger en hun echtgenoten. Niet alleen de grondwettelijke uitkeringen beperken zich tot deze kring van gerechtigden, ook de functionele en doorbelaste kosten kunnen uitsluitend door de Koning in verband met het uitoefenen van het koningschap worden gemaakt. De nieuwe opzet van de begroting De Koning maakt het mogelijk om deze systematiek, die dus inherent een versobering impliceert, goed uit te voeren.

Ik hecht eraan om hier nadrukkelijk op te merken dat ik net als bij alle andere begrotingen die in het voorjaar worden doorgelicht, op basis van de zogenaamde heroverwegingen, ook de meerjarencijfers van begroting I in dit licht kritisch zal bezien en het resultaat zal betrekken bij de Voorjaarsnota. Ik heb de opmerkingen goed verstaan, maar ik heb aangegeven dat het ook samenhangt met taken. Ik geef nu aan dat ik hier bij de Voorjaarsnota op terug zal komen en de uitgaven in dat licht kritisch zal bezien. Op grond van deze argumenten ontraad ik derhalve de openstaande motie van mevrouw Kant, ingediend tijdens de algemene politieke beschouwingen over bevriezing van de toelage van de leden van het Koninklijk Huis. De systematiek die de kosten beperkt tot de drie uitkeringsgerechtigde leden geldt ook voor de fiscale regelingen. Ik zal in overleg met de staatssecretaris van Financiën nader bezien of de bestaande fiscale voorzieningen daarop voldoende zijn toegespitst.

De heer Van Raak (SP):

De minister-president gaat nadenken over de kosten van het Koninklijk Huis. Dat is heel goed. Alle kosten die noodzakelijk zijn gemaakt voor het werk moeten worden vergoed, maar privékosten niet. In het verleden is er een traditie ontstaan om ook privékosten te betalen. De vliegkosten bedragen ruim € 610.000. Ik ga voorstellen om de vergoeding voor die kosten te schrappen. Dat lijkt mij een goede bezuiniging, omdat dit namelijk niet te maken heeft met het functioneren van de leden van het Koninklijk Huis als leden van het Koninklijk Huis. Ik hoop daarvoor van de Kamer steun te krijgen, maar ik wil ook de minister-president van harte uitnodigen om daarover na te denken. Is hij bereid om deze suggestie mee te nemen in zijn overwegingen?

Minister Balkenende:

Ik ga graag over mijn antwoorden. Ik heb een algemene uitspraak gedaan over de vraag hoe wij omgaan met de kosten van het Koninklijk Huis. Ik heb aangegeven wat ik voornemens ben aan de orde te stellen. Ik loop niet vooruit op de uitkomst daarvan. Dat zou ongepast zijn. Straks kom ik afzonderlijk terug op het thema vliegkosten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb hierover toch nog een vraag. Ik heb hiervoor in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd. Ik heb gezegd dat het goed zou zijn om de begroting van het Koninklijk Huis ook door te lichten op mogelijke bezuinigingen en op mogelijke inkomsten. Ik doel dan met name op de vermogensbelasting en op de successierechten. Hierover is eerder in de Kamer gesproken. Mijn vraag aan de minister-president is – want er zijn geen taboes – of ik hem nu zo moet verstaan dat hij eigenlijk doet wat ik in eerste termijn heb gevraagd.

Minister Balkenende:

Laat ik eerst even ingaan op de algemene zaken die ik wil behandelen ten aanzien van de fiscaliteit. Ik kom dan vanzelf terug op uw punt. Ik wil echter even de redenering neerzetten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil het toch nog even helder hebben, want ik heb hierom expliciet in mijn eerste termijn gevraagd. Ik heb ook een motie voorbereid, maar die dien ik natuurlijk niet in als dat niet nodig is. U zegt steeds dat er geen taboes zijn. Ik vind het goed dat u ook de begroting van het Koninklijk Huis zal doorlichten, maar mag ik dan aannemen dat wij daarbij van u ook overwegingen krijgen? U zult uiteindelijk immers bij alle begrotingen moeten aangeven wat wel en wat niet wenselijk is. Ik neem aan dat het bij die overwegingen dan niet alleen gaat om bezuinigingen, maar ook om eventuele inkomsten die verkregen kunnen worden.

Minister Balkenende:

Ik zal straks ook iets concreets aandragen waarvan ik zelf overtuigd ben dat het anders zou moeten, maar dat wilde ik nu aangeven.

Voorzitter. Wat betreft de fiscale aspecten heb ik aangegeven dat ik daarover contact zal hebben met de staatssecretaris van Financiën. Allereerst merk ik op dat alle leden van het Koninklijk Huis gewoon belastingplichtig zijn. Zij betalen voor privézaken gewoon inkomstenbelasting, de WOZ, de bpm tot en met de hondenbelasting. Er is wel een vrijstelling voor de inkomstenbelasting voor de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en diens echtgenote. Die vrijstelling geldt uitsluitend voor hun grondwettelijke inkomen. De achtergronden van deze regeling, eind jaren zestig tot stand gekomen op basis van het advies van de commissie-Simons, waren praktisch. Zonder deze belastingvrijstelling zouden de grondwettelijke uitkeringen gebruteerd en hoger vastgesteld moeten worden. Wat met de ene hand wordt gegeven, zal met de andere hand worden genomen. Het heeft dus een hoog vestzak-broekzakgehalte. De vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van het koningschap zijn ook vrij van belasting en er gelden vrijstellingen voor successie- en schenkingsrecht door en binnen het Koninklijk Huis.

De motivering van de commissie-Simons voor de vrijstelling van het successierecht was dat met name voorkomen moest worden dat alleen al door het heffen van deze rechten de troonopvolger te weinig vermogen zou overhouden om zijn financiële onafhankelijk te kunnen behouden. Dat geldt voor de Koning en voor de vermoedelijke troonopvolger. Met betrekking tot de vrijstelling van het schenkingsrecht was de motivering dat het opmerkelijk zou zijn dat, als de Koning een schenking zou doen, degene die de schenking verkrijgt hierover schenkingsrecht zou moeten betalen. Deze vrijstelling van schenkingsrecht geldt voor alle schenkingen door de leden van het Koninklijk Huis. De vraag is nu, of dit niet ware te beperken tot alleen de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis. Deze fiscale vrijstellingen zijn opgenomen in de Grondwet. Zij zijn met tweederde meerderheid in beide Kamers aanvaard.

Ik wil graag bezien of het schenkingsrecht kan worden beperkt tot de leden die uitkeringsgerechtigd zijn op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit houdt een inperking in ten opzichte van de huidige groep die vrij kan schenken. Ik zeg dit om recht te doen aan de systematiek die wij in de Wet financieel statuut Koninklijk Huis hebben gekozen. Daarin maken wij duidelijk onderscheid tussen de leden die recht hebben op een uitkering en degenen die daarbuiten vallen. Dat hebben wij met elkaar nadrukkelijk gemotiveerd en dan is het ook goed om te bezien of je die systematiek ook voor het schenkingsrecht zou moeten laten gelden.

Voorzitter. De andere onderwerpen wil ik graag bezien in het kader van de zaken waarvan ik mij heb voorgenomen, daar volgend jaar bij de Voorjaarsnota op terug te komen. Ik heb geen behoefte om daar nu een verdere duiding aan te geven. Dat leidt alleen maar tot discussie die we nu hier niet moeten hebben. Ik heb uw Kamer goed beluisterd. Het gaat om een zorgvuldige aanpak en ik zal daar op terugkomen. Dat zeg ik hier. Het fiscale aspect wil ik hier graag noemen om aan te geven dat ik zoek naar een systematiek die coherent is. Dat is even de achtergrond waartegen ik dit hier zo naar voren brengt.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Dank aan de minister-president voor deze laatste passage. Ik denk dat dit een heel goede suggestie is. Het is wat vreemd om vol te houden dat inkomstenbelasting alleen nog maar een kwestie zou zijn van broekzak-vestzak. Dat is het bij de minister-president niet, dat is het bij mij niet en dat is het volgens mij ook niet bij leden van het Koninklijk Huis. Nog even los van het feit dat wij niet alleen over box 1 praten. Als we het hebben over inkomstenbelasting, praten wij ook over box 3. Waar wij het heel normaal vinden dat er privévermogen is – ik praat dus niet over vermogen dat samenhangt met de uitoefening van de functie, maar over privévermogen, een zomerhuis – is het toch ook heel normaal dat daar, net als bij iedereen, een fictieve rendementsheffing over geheven wordt. Het lijkt mij ook met het oog op transparantie moeilijk om inkomens te vergelijken. Als je kijkt wat de Balkenendenorm is en je zet die af tegen de inkomsten die hier verrekend worden, dan vergelijk je het bruto inkomen van de een met het netto inkomen van de ander. Dat is niet verstandig. Ik denk dat aan steeds meer mensen niet meer uit te leggen valt en dat het niet meer verdedigbaar is om te zeggen: het is broekzak-vestzak en daarom doen we het maar niet. Er speelt meer. Er speelt ook een gevoel van rechtvaardigheid.

Minister Balkenende:

We hebben hier heel zorgvuldig mee om te springen. Deze zaken zijn in het verleden tot stand gekomen. Ze hebben jaren zo gefunctioneerd. Dat heeft te maken met grondwettelijke aspecten. Daar past geen lichtvaardige omgang. Dat is ook de reden waarom ik, als ik bijvoorbeeld spreek over het schenkingsrecht, zeg dat ik een ratio zoek die rechtvaardig is op grond van de systematiek die we met elkaar hebben afgesproken in de Wet financieel statuut. Dat vind ik een criterium.

Dan kom ik te spreken op de andere vragen over box 3, de inkomstenbelasting of de brutering die u hebt voorgesteld. De discussie over de brutering hebben wij al gehad. Ik handhaaf de bezwaren die ik daartegen vorig jaar heb geuit. Ik weet hoe de Kamer daarover denkt, maar misschien is dat ook een zaak die we volgend jaar nader moeten bezien als wij de zaak in de breedte bekijken. Ik zelf zie er geen voordeel in. Het is nu helder wat de toelagen zijn. Als je gaat bruteren, heb je aan de uitgavenkant te maken met een veel hoger bedrag. Dat kan ook weer een eigen dynamiek creëren, terwijl het feitelijk zo is dat je er gelijk bij moet boeken dat het een stuk minder is. Waar zijn we dan mee bezig? Dat heb ik ook vorig jaar tegen uw Kamer gezegd. Ik zie er de meerwaarde niet van in. Netto zal het hetzelfde blijven, tenzij de Kamer van oordeel is dat het omlaag moet, maar dat is niet mijn opvatting. Ik heb de neiging om te zeggen: ik begrijp uw visie en u bent daar consistent in. U hebt dit vorig jaar ook aangegeven. Ik zie echter de meerwaarde niet in van brutering. De andere aspecten wil ik graag nader bezien, en dan in het licht van wat ik volgend jaar hoop te presenteren.

De heer Van Beek (VVD):

Een slotopmerking, voorzitter. We weten allemaal dat hierover op vele momenten in de geschiedenis is gesproken. Ik ben absoluut niet origineel vandaag. Ik zou heel belangrijke voorgangers kunnen citeren die daar gelijksoortige opmerkingen over hebben gemaakt toen die discussie werd gevoerd in 1922 dan wel 1968 of 1969. Er is echter wel iets veranderd, ook in het denken over dit soort zaken. Ik wil de minister-president vragen of het mogelijk is dat wij hierover aan de hand van een notitie nog een keer kunnen spreken, als hij toch over zijn eigen voorstel praat. Kunnen wij dit iets breder trekken en nog eens goed afwegen waar we nu precies de grenzen leggen?

Minister Balkenende:

Ja, maar dan in het kader dat ik zo-even heb aangegeven. Wij kunnen de zaak in de loop van volgend jaar verder bezien.

De heer Van Beek (VVD):

Ja.

Minister Balkenende:

Dan kan ik ook recht doen aan wat hier naar voren is gebracht, al zal ik dan waarschijnlijk een aantal bezwaren opnieuw uitlokken.

De heer Van Beek (VVD):

Dat is prima.

Minister Balkenende:

Ja, dat lijkt mij goed. We doen het zo.

Voorzitter. Dan een vraag van mevrouw Timmer. Zij zegt: de indruk bestaat dat er sprake is van een enorme salarisverhoging.

De heer Van der Ham (D66):

Dan heb ik toch nog een vraag. Dan gaat het dus over de financiële zaken, dus de vliegtickets enz. Begrijp ik de minister-president goed dat hij zegt dat hij ook naar het koningschap zelf zal kijken en dat hij daarop een aantal reflecties zal geven?

Minister Balkenende:

Nee, die discussie hebben wij net gehad. Daarmee zijn wij begonnen. Ik heb aangegeven dat ik er geen behoefte aan heb om een reflectie te geven op het koningschap. Ik heb juist gemeld hoe ik het koningschap zie. Graag wil ik met u discussiëren, maar ik heb ook gezegd dat ik niet wil tornen aan het koningschap zoals dat functioneert, omdat ik zie dat dit grote voordelen heeft. Ik vind dus dat het een meerwaarde heeft. Ik dacht dat ik die helderheid al lang had gegeven.

Mevrouw Timmer heeft gezegd dat de indruk bestaat dat er sprake is van een enorme salarisverhoging. Het is goed om nog eens te zeggen dat de geraamde stijging van de grondwettelijke uitkering loopt via de koppeling aan de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Die is weer gekoppeld aan de cao-ontwikkeling van de rijksambtenaren. Er is een meerjarige cao afgesproken voor rijksambtenaren die inhoudt dat de cao-lonen in 2010 met bijna 3% stijgen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de Kamerleden. Dat gegeven is relevant voor de salarisontwikkeling van de leden van het Koninklijk Huis die daar recht op hebben.

Ik kom op de vraag van mevrouw Spies die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp. Zij stelde dat de leden van het Koninklijk Huis trendvolgers zijn geworden, wat inhoudt dat de uitkeringen van de leden de cao van de rijksambtenaren volgen. Vervolgens vroeg zij of, als de minister van BZK een nullijn afspreekt, die ook geldt voor de leden van het Koninklijk Huis. Zij stelde dat de nullijn immers de inzet is van het kabinet bij het invullen van de afspraken met betrekking tot het crisispakket. Als de minister van BZK een nullijn afspreekt voor de rijksambtenaren, zal die ook gelden voor de grondwettelijke uitkeringen. Die volgen, zoals ik al zei, de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Ik heb ook aangegeven wat de inzet is van het kabinet over de loonontwikkeling.

De heer Van Raak had het over de omzetbelasting. De heer Van Beek sprak over de brutering van de uitkeringen en de heer Brinkman had het over belastingen. De heer Van Raak heeft gevraagd waarom leden van het Koninklijk Huis geen belasting betalen en waarom geen omzetbelasting wordt betaald. De heer Van Beek heeft het, zoals ik al zei, gehad over de brutering. In algemene zin heb ik al iets gezegd over de fiscale vrijstellingen. Die zijn dus beperkt. In het geval van de uitkeringen zelf is zoals gezegd sprake van een hoog vestzak-broekzak­gehalte. Dat heb ik bij de brutering aangegeven. Vorig jaar, ter gelegenheid van de discussie over de actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, spraken wij daarover met inbegrip van de constatering dat de Grondwet daarvoor zou moeten worden gewijzigd. Ik meen dat wij toen unaniem van mening waren dat de huidige systematiek alles afwegend het best kon worden gecontinueerd, maar dat debat zullen wij voortzetten. Als ik het goed heb gehoord, denkt de heer Van Raak dat er geen omzetbelasting wordt betaald. Als hij dat denkt, is dat een misvatting. Als zogenaamd eindgebruiker wordt door de Dienst van het Koninklijk Huis de volledige btw afgedragen.

De heer Van Raak (SP):

Dat is een misverstand. Ik had het over vermogensbelasting.

Minister Balkenende:

Daarvoor geldt de opmerking die ik eerder heb gemaakt tegen de heer Van Beek.

De heer Van Raak vroeg naar de tweede stichting van prinses Christina. De staatssecretaris van Financiën heeft tegenover deze Kamer uiteengezet dat deze stichtingen legaal werkzaam zijn en dat daarmee in Nederland geen fiscaal belang is gemoeid. Er zijn toen in de Kamer geen andere conclusies vastgesteld. Na dit debat heb ik in mijn brief van 17 februari de Kamer een overzicht verstrekt van de stichting met postadres Paleis Noordeinde. De Kamer kent dat stuk dus. Daarin heb ik toegelicht dat de stichting van de prinses op dit adres was gevestigd om redenen van bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Kamer weet dat de prinses geen lid is van het Koninklijk Huis. Zij weet eveneens dat ik geen informatie kan geven over fiscale zaken van individuele personen en evenmin over mijn contacten met de leden van het Koninklijk Huis. Het lijkt mij van belang dat de stichtingen waar het de Kamer om ging, inmiddels op een ander adres zijn gevestigd. Wat de tweede stichting betreft zeg ik dat ik dat ook niet hoefde te weten, want het ging hier om de afwikkeling van een nalatenschap. Dat wilde ik opmerken over de tweede stichting van prinses Christina. Het hing dus samen met de afwikkeling van een nalatenschap. De Kamer weet dat de zaken die te maken hebben met de kinderen van prinses Irene en die van prinses Christina inmiddels niet meer gehuisvest zijn op Paleis Noordeinde. Dat was ook een wens van de Kamer.

Ik kom toe aan een ander onderwerp, te weten het vliegen. De heer Van Raak en mevrouw Timmer hebben daarover opmerkingen gemaakt. De algemene lijn is dat als men moet vliegen voor het werk, dit kan worden gedeclareerd. Dat staat niet ter discussie. Het Koninklijk Huis kan echter ook privévliegreizen declareren. In dit verband wordt gewezen op het bedrag van ruim € 600.000 dat daarmee is gemoeid. Gevraagd werd of de minister-president dit niet gewoon kon schrappen. De SP overweegt om hierover een motie in te dienen. De heer Van Raak vroeg waarom de leden van het Koninklijk Huis privévluchten zouden moeten kunnen declareren. Mevrouw Timmer heeft vergelijkbare opmerkingen gemaakt.

Alle reizen van de Koningin zijn in het openbaar belang. Op die manier kunnen haar efficiency, veiligheid en privacy altijd optimaal worden gewaarborgd. Zoals u weet, is het regeringsvliegtuig destijds aangeschaft voor het staatshoofd. Later is het gebruik ervan uitgebreid tot ministers en staatssecretarissen. Het toestel wordt thans het meest gebruikt door de leden van het kabinet. Voor de privévluchten van de leden van het Koninklijk Huis, niet zijnde de Koningin, zijn aparte, beperkende afspraken gemaakt over het aantal uren. Zo kan de KBX, het regeringstoestel, per jaar voor maximaal vijftig uur privé worden gebruikt door alle tien leden van het Koninklijk Huis gezamenlijk, exclusief de Koningin. De vliegtuigen van Defensie staan voor 65 uur ter beschikking en helikopters 30 uur. Deze aantallen betreffen het totaal en zijn dus niet per lid van het Koninklijk Huis. Daarnaast kunnen vliegtuigen worden ingehuurd tot een bedrag van € 50.000 per jaar. De privévliegkosten van de leden van het Koninklijk Huis, met uitzondering van het staatshoofd, boven de franchise, worden aan de gebruiker doorbelast en komen niet ten laste van de begroting van de Koning.

Zoals eerder gezegd, vloeit uit de nieuwe Wet financieel statuut Koninklijk Huis een toespitsing op de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis voort. In reactie op de opmerkingen die vanuit de Kamer zijn gemaakt, wil ik nader bezien of de privévluchten zouden moeten worden beperkt tot degenen die rechthebbend zijn op grond van de Wet financieel statuut. Ook op dit gebied wil ik kijken naar de samenhang der dingen en naar de systematiek.

...

Misschien dat ik eerst mijn algemene betoog kan afmaken.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed plan.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Na deze algemene uitleg over de vliegregeling in antwoord op de indringende vragen uit de Kamer, kom ik tot de volgende versobering.

Wij moeten vaststellen dat de vliegregelingen niet bestemminggebonden zijn. Zij zijn wel gebonden aan de kring van personen die ervan gebruik mogen maken. Deze kring bestaat op dit moment uit de leden van het Koninklijk Huis. Dat zijn zestien personen, waarvan tien volwassenen. Ik wil die kring, zoals ik zo-even al zei, gaan beperken tot de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis: de Koning, de toekomstig Koning, de afgetreden Koning en de echtgenoten. Het gaat thans om drie personen. Zoals ik eveneens al eerder zei, past dit in het stramien van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis en van de overige kosten die op de begroting van de Koning staan. Ook deze zijn gericht op, zo u wilt: beperkt tot, de uitkeringsgerechtigde leden. Deze stap vergt dat de bestaande regeling wordt aangepast. Dat zal ik uiteraard bespreken met de eerstverantwoordelijke bewindspersoon, dat is de minister van Verkeer en Waterstaat. Over het resultaat zal ik uiteraard de Kamer informeren, uiterlijk bij de eerste suppletoire wet van begroting, het komend voorjaar. Hiernaar moet uiteraard nog worden gekeken. Ik hoop dat de Kamer ook hierdoor merkt dat ik zie hoe hierover in de Kamer wordt gedacht. Ik wil dit wel graag koppelen aan de systematiek die voortvloeit uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit heb ik naar voren willen brengen. Ik wacht uiteraard af hoe de Kamer hierop reageert.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Kan de minister-president mij uitleggen wie volgens hem behoren tot de leden van het Koninklijk Huis en wie behoren tot de leden van de koninklijke familie?

Minister Balkenende:

De koninklijke familie is de hele familie. Daarbij hebben wij het dus ook over prinses Christina, over prinses Irene en over hun kinderen. Als wij spreken over de leden van het Koninklijk Huis, spreken wij – dat weet u toch? – over de Koningin, haar zoons, dat wil zeggen prins Willem-Alexander en prins Constantijn, hun echtgenoten, prinses Margriet, de heer Van Vollenhoven en de twee kinderen van prinses Margriet. Dat zijn de leden van het Koninklijk Huis. De uitkeringsgerechtigde leden zijn het staatshoofd, de zoon en de echtgenoot. In de huidige omstandigheden zijn dat drie mensen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

De Koningin zou volgens u dus buiten deze regeling moeten vallen. Dat hebt u volgens mij gezegd. Zo staat het ook in de begroting.

Minister Balkenende:

Nee, de Koningin heeft altijd recht om te vliegen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik lees voor wat in uw eigen begroting staat. "Privévliegkosten van de leden van het koningshuis (met uitzondering van het staatshoofd) boven de franchise worden aan de gebruiker doorbelast en komen derhalve niet ten laste van de rijksbegroting." U zegt dus nu dat u gaat bekijken of u die kosten kunt beperken tot de kosten voor twee personen en dat u ons dit in het voorjaar gaat melden?

Minister Balkenende:

De regeling waarvan nu gebruik kan worden gemaakt door de leden van het Koninklijk Huis, is volgens mij een regeling die beperkt zou moeten worden tot een regeling die geldt voor degenen die rechthebbend zijn op basis van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dat zijn de Koningin, de Prins van Oranje en zijn echtgenote. Ik zie op dit moment aan mevrouw Van Gent dat zij vragen heeft bij de positie van de Koningin in dit verband. Daarin heeft zij gelijk. Voor de Koningin geldt in dit verband een andere situatie; dat klopt.

De heer Van Raak, de heer Brinkman en de heer Van Beek hebben gesproken over informatie, specificatie en kwantificering. De heer Van Raak wil graag een verslag van de vele activiteiten van het Koninklijk Huis. Wij zijn het dus met elkaar eens dat dit er veel zijn. Allereerst wil ik vaststellen dat de begroting van de Koning een tegenhanger kent in de vorm van een jaarverslag. Dat jaarverslag wordt gepresenteerd op de bekende derde woensdag van mei. Bovendien bestaat de website van het Koninklijk Huis. Die geeft goede en uitgebreide informatie. Op deze site wordt veel aandacht besteed aan de activiteiten van de diverse leden van het Koninklijk Huis. Als de Kamer het graag wil – wat ik proef uit de woorden van de heer Van Beek – zal ik bezien hoe deze activiteiten beter belicht kunnen worden. Ik zoek daarvoor een aanknopingspunt bij wat mevrouw Spies naar voren heeft gebracht. Het lijkt mij namelijk het meest logisch om in dit verband te spreken over de verantwoording. Het lijkt mij daarom goed om te bezien of wij een beter inzicht in de activiteiten kunnen koppelen aan de verantwoording die dan wordt gegeven. Dat is volgens mij ook een tegemoetkoming aan de heer Van Raak. Zo kan de zaak transparanter worden gemaakt. Ik zei al dat de gegevens zelf op een andere manier kunnen worden geraadpleegd. Ik noemde in dit verband de website van het Koninklijk Huis. Wij zouden in het kader van de verantwoording hieraan recht kunnen doen.

Ik kom op het thema "varen". Op 4 juni 2008 heeft de minister van Defensie de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de Groene Draeck. Ook deze brief wat onderwerp van gesprek tijdens het algemeen overleg met de Kamer dat is gehouden op 30 juni 2008. Er is noodzakelijk onderhoud nodig voor de Groene Draeck. Dat is het privéjacht van de Koningin en was een cadeau van het Nederlandse volk toen zij achttien jaar werd. Toen is afgesproken dat het onderhoud en de exploitatie van de Groene Draeck ten laste komt van de Staat en wordt uitgevoerd door het Marinebedrijf van Defensie. Dat is een onderdeel van het ministerie van Defensie. Na 52 jaar regulier onderhoud is het de hoogste tijd voor groot onderhoud. Dit gebeurt voor de eerste keer. Om te voorkomen dat de zeewaardigheid van het jacht in het geding komt, heeft het Marinebedrijf van het ministerie van Defensie een analyse gemaakt van de reparatie en de mogelijke kosten. De basis van de werkzaamheden bestaan uit het minimaal vervangen van vlakbeplating vanaf de kiel tot aan de waterlijn, wrangen en spanten ter plaatse van de tanks, de mastfundatie ter plaatse van de cofferdam en het teakhouten dek. Ik noem dit om aan te geven dat ik de Kamer precies wil informeren. De ramingen zijn in lijn met de raming voor onderhoud van soortgelijke schepen in de particuliere sector. Zoals in de begroting is aangegeven, is het bedrag opgebouwd uit het voorziene aantal arbeidsuren maal het voorgeschreven uurtarief, kosten van benodigd materiaal en een raming van uit te besteden werkzaamheden. In het kader van de transparantie zijn deze kosten nu in de begroting van de Koning geraamd, en is een bedrag van jaarlijks € 163.000 gereserveerd voor 2010 en 2011. Verder is nog goed om te melden dat dit groot onderhoud betekent dat het schip voor een deel zal moeten worden gedemonteerd. Dat gebeurt door het Marinebedrijf van Defensie. Een deel van het werk zal in verband met de kosten onder strikte regie van Defensie worden uitbesteed.

Dan wil ik graag ingaan op het onderwerp paleizen. Dit is mijn laatste punt. Mevrouw Spies vraagt hoe het zit met de opening van de stallen in 2010. Zij vraagt met name naar Paleis Soestdijk en de toekomstige functie daarvan. Voor zover verantwoord met het oog op veiligheid, privacy, werkomstandigheden ter plaatse en de kwetsbaarheid van de gebouwen, zijn de Koninklijke Paleizen gedeeltelijk opengesteld voor publiek. Daar waar beperkingen in de feitelijke openstelling noodzakelijk zijn vanwege de genoemde omstandigheden, zijn virtuele rondleidingen geplaatst op de website over het Koninklijk Huis. Zo is het publiek altijd in de gelegenheid om een kijkje te nemen achter de paleisdeuren. Het Koninklijk Huisarchief en de Rijksvoorlichtingsdienst organiseren bovendien iedere drie maanden een nieuwe virtuele expositie op de website van het Koninklijk Huis van stukken uit de collectie van het Koninklijk Huisarchief.

Het is mogelijk om het Koninklijk Huisarchief en de Koninklijke Stallen bij Paleis Noordeinde te bezoeken. Op aanvraag vinden gecontroleerde rondleidingen plaats voor groepen. Jaarlijks zijn dat bij de Koninklijke Stallen circa 50 rondleidingen met maximaal 30 bezoekers per groep. Bij het Koninklijk Huisarchief gaat het om ongeveer 35 rondleidingen met maximaal 25 bezoekers per groep. Ook worden soms rondleidingen georganiseerd voor de media. Het Koninklijk Huisarchief werkt verder mee aan gemiddeld 30 tentoonstellingen per jaar in binnen- en buitenland om de collectie zo veel mogelijk in de openbaarheid te brengen. Een volledig ongecontroleerde openstelling van het Koninklijk Huisarchief en de Koninklijke Stallen is niet mogelijk, omdat dan de normale werkzaamheden onder de bezichtigingen zouden lijden. Het Koninklijk Huisarchief en het Koninklijk Staldepartement zijn immers geen musea, maar locaties waar dagelijks wordt gewerkt.

Paleis Het Loo trekt circa 400.000 bezoekers per jaar. Regelmatig worden er in het museum tentoonstellingen georganiseerd, onder andere met stukken uit de collectie van het Koninklijk Huisarchief. Bovendien is ook een groot gedeelte van de vaste opstelling uit de koninklijke verzamelingen afkomstig. In de bijgebouwen zijn bij tentoonstellingen koetsen, paardenattributen en auto's te zien. Paleis en tuinen zijn sinds 1984 van dinsdag tot en met zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur opengesteld voor het publiek. Als u belangstelling hebt, hebt u ook die informatie.

Het Koninklijk Paleis Amsterdam is een rijksmonument dat deels ter beschikking wordt gesteld aan het staatshoofd en deels wordt opengesteld voor het publiek. Op 13 juni is het Koninklijk Paleis Amsterdam officieel door de Koningin geopend en na de renovatie van het interieur is het paleis ook weer toegankelijk voor het publiek. Sinds de opening op 13 juni tot 1 oktober zijn er al 93.000 bezoekers geweest. In de zomer is het Koninklijk Paleis Amsterdam dagelijks geopend van 11.00 uur tot 17.00 uur, dus inclusief de weekends. Vanaf oktober is het Koninklijk Paleis Amsterdam op maandag dicht en de rest van de dagen van 12.00 uur tot 17.00 uur geopend.

Dan kom ik op Paleis Soestdijk. Omdat veel onbekend was, zijn onderzoeken en verkenningen uitgevoerd om dit paleis en de omgeving in de vingers te krijgen. De ambitie is om voor Paleis Soestdijk een bestemming te vinden die aansluit bij de historische betekenis van dit paleis en die direct of indirect van betekenis is voor Nederland en voor toekomstige generaties. De intentie hierbij is om de huidige opengestelde historische ruimtes in oude luister te herstellen, te gebruiken voor representatieve doeleinden en open te houden voor het publiek. De opties gaan in de richting van internationaal instituut en activiteiten op het gebied van wetenschap, duurzaamheid, innovatie, topmanagement en gezondheid, of combinaties van deze opties. Bij alle opties is het noodzakelijk dat er congres- en logiesfaciliteiten gerealiseerd worden voor onder andere een rendabele exploitatie. Op voorstel van minister Van der Laan is het voornemen om voor 1 december 2010 een beslissing te nemen. Minister Van der Laan heeft besloten dat het paleis tot eind 2010 open blijft voor het publiek. De belangstelling voor Soestdijk blijft groot. Aantallen bezoekers: ruim 100.000 per jaar voor een rondleiding door het paleis en nog eens ruim 40.000 bezoeken alleen het park. Verder wijs ik graag op het uitgebreide antwoord dat ik de Kamer oktober vorig jaar heb toegezonden. Voor de volledigheid: al die informatie is ook te vinden op de website. Dit naar aanleiding van de vraag wat er met Soestdijk gebeurt.

Dit waren de elementen die ik graag naar voren wilde brengen in mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Mevrouw Timmer. Ik zie dat u wilt interrumperen, maar u hebt uw interruptie al gehad. Ik heb dat afgesproken, ook met u. Afspraak is afspraak.

Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden in eerste termijn. Het woord is aan de heer Van Raak voor zijn bijdrage in tweede termijn.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De minister-president heeft vandaag de algemene beschouwingen nog eens dunnetjes overgedaan. Ik moet zeggen: hij was vandaag beter in vorm. Wij hebben vandaag minder over het Koninklijk Huis gesproken. Dat vind ik jammer. Ik heb hem om een visiestuk, zijn visie op de toekomst, gevraagd, omdat er een nieuwe Koning komt, maar ook naar zijn eigen ervaringen. Hij is ondertussen een ervaren premier. Vier kabinetten, dus hij heeft veel ervaring met het nemen van verantwoordelijkheid voor het Koninklijk Huis, het begeleiden, het stellen van grenzen, het richting geven. Ik heb hem gevraagd, dat op papier te zetten. Hij verwees toen naar een stuk uit 2000, toen hij nog niet eens minister-president was. Zo weinig kan deze minister-president toch ook weer niet leren, zou ik zeggen. Ik wil graag dat dit stuk er komt. Ik hoopte eigenlijk dat hij dit zelf zou doen. Een aantal fracties heeft gezegd dat zij behoefte hebben aan de visie van deze minister-president als basis voor een discussie die in de Kamer gevoerd kan worden. Ook de Partij van de Arbeid vroeg hiernaar. Ik hoopte dat de minister-president dat zou doen, want waarom niet, maar hij doet dat niet. Dan moet ik dat maar met een motie doen. Nogmaals, ik vraag in dat stuk om de visie van de minister-president. Ik heb een aantal suggesties gedaan. Partijen hebben een aantal suggesties gedaan. Ik vraag de minister-president om die visie op papier te zetten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een visiestuk op te stellen over de toekomst van de monarchie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32123 I).

De heer Van Raak (SP):

Wat Mozambique betreft: het zit mij nog steeds niet helemaal lekker. De kroonprins heeft vastgoedprojecten bijvoorbeeld in Argentinië. Daarvoor hoeft geen stichting tussen de kroonprins en de projectontwikkelaars te worden gezet. In Mozambique moet wel een stichting tussen de kroonprins en de projectontwikkelaars worden gezet. Ik ben eigenlijk minder gerust geworden, omdat de minister-president zegt: die stichting is onafhankelijk, die gaat dat project zelf uitvoeren. In antwoord op mijn vragen zegt hij echter ook: ik ben wel verantwoordelijk als het misgaat, met de beveiliging, met fraude, met integriteit. De minister-president is en blijft dus verantwoordelijk, maar het project wordt in handen gegeven van een onafhankelijke stichting. Dat zit mij niet lekker. Op die manier kan de minister-president zijn verantwoordelijkheid niet uit handen geven aan een stichting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de kroonprins te overtuigen dat hij moet afzien van zijn vastgoedproject in Mozambique,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32123 I).

De heer Van Raak (SP):

Wij kunnen van alles lezen over leden van het Koninklijk Huis, maar wie subsidie krijgt, schrijft een jaarverslag. Andere koninklijk huizen doen dat ook. Dat is goed voor ons, om te kijken wat zij allemaal doen, en dat is veel, en het is ook leuk voor de bevolking. Ik wil daarom toch de mening van de Kamer daarover vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het Koninklijk Huis voortaan een jaarverslag te laten uitbrengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32123 I).

De heer Van Raak (SP):

Compliment aan de minister-president dat hij de begroting van de Koning gaat doorlichten. Dat biedt ruimte. Ook een compliment dat hij het schenkingsrecht gaat beperken en een nog groter compliment dat hij echt iets gaat doen aan die vliegkosten. Ik heb voorgesteld om in ieder geval niet meer de mogelijkheid te bieden om privévluchten, waarvan ik de logica niet inzie, te declareren. De minister-president brengt de groep terug van zestien naar twee personen. Dat is een heel grote stap. Wat heeft dat specifiek voor gevolgen voor het bedrag? Hoeveel lager wordt het bedrag van € 610.000? Ik vind ook dat je dingen dan helemaal goed moet doen. De minister-president doet het bijna goed, maar niet helemaal, vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de vergoeding voor leden van het Koninklijk Huis voor privévluchten ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(32123 I).

De heer Van Raak (SP):

Verder heeft mijn fractievoorzitter, Agnes Kant, tijdens de algemene beschouwingen een motie ingediend om de toeslagen van de leden van het Koninklijk Huis te bevriezen. Dat is een ontzettend goed idee. In andere landen doet men het ook, bijvoorbeeld in Spanje. Ik wil dan ook de motie-Kant (32123, nr. 7) weer onderdeel maken van de beraadslaging en in stemming brengen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Raak stel ik voor, de aangehouden motie-Kant (32123, nr. 7) aan de agenda toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Raak (SP):

Er is veel gedoe. Ik vind het goed dat de minister-president vandaag beter in vorm was, maar ik vind het jammer dat wij niet echt een discussie over het Koninklijk Huis hebben gevoerd. Die discussie gaan wij voeren, met of zonder stuk van de minister-president. De heer Van der Ham doet in ieder geval mee. Desnoods doen wij het samen. Die discussie gaan wij dus voeren, maar ik wil de minister-president wel meegeven dat wij een monarchie in een democratie hebben. Er is een driehoek tussen de Tweede Kamer, de minister-president en de leden van het Koninklijk Huis. Het staatshoofd is niet verantwoordelijk; dat is de minister-president. Die verantwoordelijkheid moet hij nemen. Hij moet erop zitten, grenzen stellen, richting geven en problemen voorkomen. Wij moeten met ons Koninklijk Huis problemen voorkomen. Dat past niet. Dat is een taak voor de minister-president, maar ook voor de leden van het Koninklijk Huis. Zij moeten de minister-president niet opzadelen met onmogelijke taken, als het gaat om vastgoedprojecten of fiscale constructies. De gang van zaken rondom de fiscale constructies op paleis Noordeinde waarbij nieuwe constructies in het leven zijn geroepen buiten medeweten van de minister-president om, vind ik zeer afkeurenswaardig. Op dat soort zaken moet de minister-president in de toekomst erg streng zijn.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb een vraag over de motie-Van Raak (32123-I, nr. 8) waarin staat: "verzoekt de regering het Koninklijk Huis voortaan een jaarverslag te laten uitbrengen". Dan gaan wij dus twee jaarverslagen maken. Dat lijkt mij nu net niet de bedoeling. De minister-president heeft aangegeven dat hij een poging zal doen om activiteiten van de leden van het Koninklijk Huis te combineren in de "Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording"-operatie. Houdt u het toch een beetje praktisch, mijnheer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Het jaarverslag dat wij nu hebben, is niet goed. Dat gaat vooral over cijfers. Ik wil geen verantwoording, ik wil een jaarverslag waarin staat wat de leden van het Koninklijk Huis, die hard werken en heel veel doen, allemaal hebben gedaan. Dat moet op een leuke manier, zodat wij dat kunnen lezen, journalisten dat kunnen lezen en de bevolking dat kan lezen. Zo'n jaarverslag wil ik. De minister-president zegt dat er een hele hoop staat op de website van het Koninklijk Huis, maar dat bedoel ik niet. Ik wil een mooi boekje, een jaarverslag, waarin wij allemaal kunnen lezen hoe hard de leden van het Koninklijk Huis wel werken en wat zij allemaal doen met het geld dat zij krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zien het voor ons. Mevrouw Spies.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik vind de duiding dat u een verslag wilt en geen verantwoording, een heel bijzondere.

De heer Van Raak (SP):

Een verslag is toch ook een verantwoording!

Mevrouw Spies (CDA):

Dat vind ik echt een heel bijzondere. Dat zegt u zelf.

De heer Van Raak (SP):

De verantwoording die wij nu hebben, is niet hetzelfde als een jaarverslag. Als ik zeg dat ik een jaarverslag wil, bedoel ik natuurlijk niet dat het jaarverslag geen verantwoording moet zijn. Dat is natuurlijk flauwekul.

Mevrouw Spies (CDA):

Wij hebben nu geen verantwoording, want dit is het eerste jaar dat wij met een begroting van de Koning gaan werken. Dat betekent dat wij in de systematiek waarmee wij hier werken, in mei 2011 een jaarverslag krijgen. Het lijkt mij heel praktisch om de activiteiten van het Koninklijk Huis en de verantwoording over de besteding van de financiën in dat jaarverslag te hebben. Wat kunt u nog meer wensen?

De heer Van Raak (SP):

Als dat een echt jaarverslag wordt zoals ik het bedoel, dus niet een rij met cijfertjes maar een echt jaarverslag waarin wij allemaal kunnen lezen wat de leden van het Koninklijk Huis hebben gedaan, dan is dat wat ik bedoel. Dat heb ik niet begrepen uit de woorden van de minister-president. Als hij in tweede termijn zegt dat het jaarverslag wordt zoals de heer Van Raak het wil, dan zal ik mijn motie intrekken.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording en ook voor de ruimhartigheid waarmee hij een aantal toezeggingen heeft gedaan. Het is belangrijk dat wij vanavond heel nadrukkelijk van de minister-president hebben gehoord dat hij wordt geïnformeerd op het moment dat de oorspronkelijke doelen van het project in Mozambique in het gedrang komen. Ik neem aan dat hij dan ook bereid is, de Kamer daarover te informeren.

De minister-president heeft ten aanzien van de financiën van het Huis van de Koning aangekondigd, een versobering in lijn met het algemene kabinetsbeleid te willen bezien en vooral de systematiek van de leden van het Koninklijk Huis die nu een uitkering ontvangen, scherper te willen doorvertalen in een aantal nog te maken keuzes. Daarbij zijn het schenkingsrecht en het vliegen genoemd. Wij wachten die voorstellen met belangstelling af.

Tot slot heb ik een opmerking over de embargoregeling. Wij kunnen concluderen dat het embargo niet meer werkt. Wat de CDA-fractie betreft, moeten wij zo snel mogelijk de discussie daarover beslechten. De fractie zal nog bezien of wij, mede op basis van de evaluatie, voor de openbaarmaking op vrijdag of op dinsdag moeten kiezen. Het is nu nog te vroeg om op die discussie vooruit te lopen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik begin met een woord van dank aan de minister-president over zijn beantwoording. Ik wil het toespitsen op twee punten. In de eerste plaats ben ik zeer content met de wijze waarop hij een aantal toezeggingen heeft gedaan. In de tweede plaats ben ik er zeer content mee dat hij suggesties van de Kamer serieus tot zich heeft genomen en dat hij daarop later terugkomt.

Ik baal er enigszins van dat collega Van Raak een aantal moties heeft ingediend alsof wij geen enkel debat hebben gevoerd. Immers, hij vraagt daarmee eigenlijk weer om hetzelfde als zojuist voor 90% is toegezegd. Ik denk dat het goed is dat wij in een debat tot uitwisseling komen. Ik vind het prima dat je dan je zegeningen telt, maar het lijkt mij volstrekt overbodig om dat dan allemaal weer in overbodige moties vast te leggen.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb de complimenten gegeven aan de minister-president.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak?

De heer Van Raak (SP):

Ja?

De voorzitter:

Geen toelichting, maar een vraag.

De heer Van Raak (SP):

Omdat ik aangesproken word ...

De voorzitter:

Ja ...

De heer Van Raak (SP):

Ik wil daar even op antwoorden. Ik heb de minister-president daarvoor nadrukkelijk complimenten gegeven. Ik wil hem op weg helpen naar het einddoel en ik doe dat door middel van mijn moties.

De heer Van Beek (VVD):

Succes!

(hilariteit)

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Van alles wat door de minister-president is gezegd, waardeer ik nog het meest zijn verdediging van de constitutionele monarchie. Die komt nu keurig op papier te staan, omdat alles woordelijk wordt vastgelegd. Dat stuk is er dus. De minister-president heeft over dat onderwerp met passie gesproken. Hij heeft ook gezegd waarom wij in 2000 de keuzes hebben gemaakt zoals wij die hebben gemaakt. Ik wil altijd onze opvattingen verdedigen en het debat aangaan, maar als je nu om een visiestuk vraagt, wil dat gewoon zeggen dat je daarmee een politieke bedoeling hebt. Daarom steun ik die vraag niet. Wij zijn, met een groot aantal anderen, ervan overtuigd dat het Nederlandse model voor ons echt maatwerk is.

Over de begroting heb ik één opmerking. Het is goed dat wij ons houden aan de gemaakte afspraken en dat wij tegelijkertijd, met in het vooruitzicht van 2011 en de operatie die wij hebben, zowel naar de begroting als naar een aantal fiscale aspecten kijken en daarop terugkomen. Ik waardeer en steun zeker ook de suggesties over bijvoorbeeld de vliegkosten en de wijze waarop de Kamer daarin tegemoet is gekomen

Ik kan vanwege de tijd niet in detail reageren op alles wat over Mozambique is gezegd. Er blijft echter één punt liggen. Als de minister-president nu, na alle onrust die er in het openbaar is geweest, uitlegt waarom en wanneer hij allerlei dingen heeft gedaan, denk ik toch dat het kabinet casu quo de minister-president nog eens goed moet nadenken over het communicatiebeleid. Als hij iets eerder met informatie in onze richting was gekomen, zou hij daarmee een aantal misverstanden hebben kunnen voorkomen. Hij zit er immers veel beter en dieper in en hij zat er veel eerder in dan de stukken die tot nu toe tot ons zijn gekomen, suggereren. Met name bij de uitleg over de onafhankelijke stichting vallen nog best een paar vraagtekens te zetten. Ik denk dat het een werkbare oplossing is als de minister-president er maar goed naar blijft kijken en goed blijft opletten.

Ik hoop echt dat daarmee ook een periode van gedoe is afgesloten en dat de minister-president in staat is om door middel van een goede communicatie naar alle kanten de rust en de waardigheid rond het Koninklijk Huis dat zo gewaardeerd wordt, te handhaven.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met de minister-president te danken voor zijn uitgebreide beantwoording van de vele vragen en voor de wijze waarop hij dat heeft gedaan.

Over Mozambique ben ik nog niet helemaal gerust. Mevrouw Spies vroeg al naar de doelstellingen van het project en of de minister-president voldoende vertrouwen heeft dat hij wordt geïnformeerd.

Maatschappelijk debat en publiciteit blijven natuurlijk ook altijd belangrijk voor ons. Ik hoop dat de minister-president proactief optreedt en ervoor zal zorgen dat wij een en ander goed kunnen volgen en dat de voorlichting goed zal zijn.

In dat licht draag ik een citaat voor uit een stuk uit 2000: "In een tijd waarin de snelheid van communicatie drastisch is toegenomen en berichtgeving elke afstand kan overbruggen, is de vraag naar nieuws ook veranderd. Daarom is het voorlichtingsbeleid erop gericht om vroegtijdig en alert te kunnen reageren op nieuwe situaties. En in de loop der jaren is steeds gezocht naar een goed evenwicht tussen openbare aangelegenheden en de persoonlijke levenssfeer." Dit komt uit een notitie met de titel Het Koningschap, die geschreven werd door premier Kok. Ik geef dit de minister-president nog maar even mee.

Ik ben blij dat de minister-president het beeld heeft weggenomen dat er sprake zou zijn van een enorme toename van de toelagen en de financiële vergoedingen van het koningshuis. Ik ben ook blij dat hij nogmaals de systematiek heeft uitgelegd en heeft gezegd dat als er sprake zou zijn van een nullijn, die ook geldt voor de leden van het Koninklijk Huis.

Dat brengt mij bij de vliegkosten. Ik heb gehoord wat de minister-president hierover heeft gezegd. Ik meen toch de volgende motie te moeten indienen omdat ik denk dat die de minister-president kan helpen.

De TimmerKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op de begroting van de Koning ruim € 610.000 voor privévluchten van leden van het Koninklijk Huis wordt gereserveerd;

van mening dat genoemde privévluchten geen publiek doel dienen;

van mening dat leden van het Koninklijk Huis privévluchten niet uit publieke middelen dienen te financieren;

verzoekt de regering, de financiering van privévluchten van leden van het Koninklijk Huis vanaf de begroting 2011 af te bouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Timmer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(32123 I).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Mag ik vragen waarom mevrouw Timmer meent deze motie te moeten indienen? Volgens mij heeft de minister-president een toezegging gedaan die verdergaat dat wat mevrouw Timmer vraagt! Als ik de minister-president goed begrepen heb, is hij al bereid om in de loop van 2010 te bezien of de systematiek zodanig kan worden doorgevoerd dat nog maar twee leden van het Koninklijk Huis privékosten voor het vliegen kunnen declareren. Hij zei zelfs bij suppletoire begroting. Dat zou dus nog veel eerder kunnen zijn.

De motie is in feite een heel grove afzwakking van hetgeen de minister-president al heeft toegezegd. Ik begrijp werkelijk niet waarom mevrouw Timmer op dit moment deze motie indient.

Mevrouw Timmer (PvdA):

In de vragenronde heb ik een vraag gesteld over privévluchten die het publieke belang dienen, maar daar is geen antwoord op gekomen. Ik heb de vraag in dit debat herhaald. Voor mij weegt met name de overweging privaat-publiek heel zwaar. In eerste termijn heb ik al gezegd dat wat privé is ook privaat gefinancierd moet worden. Daarom meen ik deze motie toch te moeten indienen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is eigenlijk toch een miskenning van de toezegging die de minister-president aan de Kamer heeft gedaan. Ik kan me niet voorstellen dat u het nodig vindt om een royale toezegging aan de Kamer nog te corrigeren en te laten overschaduwen door een Kameruitspraak. Dat de heer Van Raak zich daartoe niet kan bedwingen, kan ik mij nog wel voorstellen gezien de positie van zijn fractie, maar ik had dit voor de PvdA-fractie toch niet goed voor mogelijk gehouden. U kunt toch wel thuiskomen in de fractie met de mededeling dat u een heldere toezegging van de minister-president hebt gekregen? Hij gaat dat aanpakken en we krijgen in het voorjaar een notitie of een brief of hoe dat ook vorm zal krijgen. Dan gaan we erover spreken. U hebt toch een geweldige toezegging binnen. Eerlijk gezegd, spreekt de motie uit dat het niet genoeg is wat de minister-president heeft toegezegd aan de Kamer. Ik vind dat een coalitiefractie daar wat anders op zou behoren te reageren.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik zal u hetzelfde antwoord geven als ik aan mevrouw Spies heb gegeven. Ik hecht heel erg aan het onderscheid tussen privaat en publiek. Er is afgesproken dat vluchten die een publiek belang dienen, gedeclareerd kunnen worden. Ik heb daarnaar gevraagd in de vragenronde en in mijn eerste termijn. Bij de indiening van de motie heb ik uitgesproken, dat deze motie de minister-president ook behulpzaam kan zijn. Hij heeft inderdaad toegezegd het te zullen bezien. Voor een aantal dingen heeft hij gezegd daarop of in het voorjaar bij de heroverweging of op een ander moment terug te komen. Dan kan hij deze motie daarbij betrekken.

Mevrouw Spies (CDA):

U loopt zo ver vooruit, want u vraagt het vanaf 2011. Wij krijgen bij de suppletoire begroting nadere voorstellen van de minister-president, juist op dit punt. Ik begrijp de motie ook niet in de tijd gezien. Zij is ontijdig en inhoudelijk doet zij volstrekt geen recht aan wat vanavond is toegezegd.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat ben ik niet met u eens, want in het dictum van de motie wordt de regering verzocht het af te bouwen. Als de minister-president inderdaad een voorstel tot afbouw indient, kunnen wij erover debatteren, mits het onderscheid gemaakt wordt tussen publiek en privaat.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb de minister-president gecomplimenteerd met het feit dat hij een stap wilde zetten. Ik wilde een stap verder en daarom heb ik een motie ingediend om dat af te maken. Ik wil deze motie ook wel steunen, maar niet als zij minder ver gaat dan de toezegging van de premier. Omdat er een tijdpad in de motie is opgenomen, kan zij minder ver gaan dan de toezegging van de minister-president.

De voorzitter:

Dat is precies dezelfde vraag als die van mevrouw Spies.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Die vraag heb ik net al beantwoord!

De heer Van Raak (SP):

Is dat zo?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Nee, volgens mij niet!

De voorzitter:

Ik denk dat het nu echt beter is als we gaan luisteren naar het antwoord van de minister-president. Dit schiet niet op. Mevrouw Timmer, u hebt nog tien seconden.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Laat ik dan nog maar een keer afsluiten met wat ik al eerder heb gezegd, namelijk dat de rol van de koninklijke familie heel erg belangrijk is in de zin van een bindende rol voor de Nederlandse samenleving en dat ik hoop, dat wij "de kwesties van Oranje" vanaf nu achter ons kunnen laten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb toch nog even een vraag over de motie, omdat ik wel moet weten wat ik mijn fractie moet adviseren. Zegt mevrouw Timmer nu eigenlijk dat niet alleen moet worden teruggegaan van tien naar twee leden van het Koninklijk Huis die gebruik kunnen maken van de vergoeding voor privévluchten, maar dat alleen voor de Koningin privévluchten vergoed worden en verder voor niemand?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat wat privé is, moet ook privaat gefinancierd worden. Ik ga naar mijn mening dus een stapje verder dan de minister-president.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

En dat geldt dus ook voor de troonopvolgers?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat geldt nu ook voor de troonopvolger.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben het nu heel veel gehad over de financiële zaak rond het Koninklijk Huis. Er zijn wat dingen over toegezegd. U hebt er iets over gezegd. Maar er zijn ook andere aspecten, bijvoorbeeld de rol van de Kamer bij de formatie, die dan ten koste zou gaan van de rol van de Koningin. Daarnaast zijn er nog een aantal andere kwesties rond de toekomst van het koningschap. De minister-president wil daar geen notitie over schrijven. Bent u bereid om met de Kamer daarnaar te kijken, met een eigen commissie? Wilt u dat in overweging nemen?

Mevrouw Timmer (PvdA):

In overweging nemen doen wij hier volgens mij heel veel dingen. Als u daar een goed voorstel voor heeft, zullen wij daar zeker goed naar kijken. Volgens mij bent u ook al met een collega van mij in gesprek over aspecten die vooral te maken hebben met ons eigen Reglement van Orde en de rol van de Kamer bij de formatie. Als u met concrete voorstellen komt, zullen wij die dan natuurlijk afwegen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat gaat over een wijziging van het Reglement van Orde met betrekking tot de formatie en de rol van de Kamer daarbij. Dat kan gewoon door de Kamer geregeld worden, maar het andere punt betreft de toekomst van het koningschap en de democratische legitimiteit en allerlei andere staatsrechtelijke dilemma's en vragen die er liggen en oplossingen die er mogelijk voor kunnen worden aangedragen. De premier wil daar niet naar kijken. Als ik het zo aftast, ook bij u, is er eigenlijk een meerderheid die er wel ten principale naar wil kijken, zonder taboes, wel met het gevoel dat de monarchie moet blijven maar wellicht in de toekomst op een wat andere manier. Bent u ervoor om vanuit de Kamer een commissie op te richten om ervoor te zorgen dat wij daar eens een paar scenario's voor uitwerken?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mijnheer Van der Ham, ik neem aan dat u daar dan in uw eigen termijn voorstellen voor gaat doen. En dan zal ik u toezeggen dat ik daar zorgvuldig naar zal kijken en ik na beraad in mijn fractie u zal laten weten wat ik daarvan vind.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb twee korte opmerkingen en vier moties. Om te beginnen de embargoregeling. Laat ik vooropstellen: lekken is niet goed. Daar zijn wij het met elkaar ook wel over eens. Echter, wanneer het lek in de Kamer is, dan wordt het lekken genoemd en wanneer het lek een paar weken van tevoren door het kabinet binnen de media verschijnt, dan heet dat spinnen. Ik hoop toch dat de premier dat verschil meeneemt in de toegezegde evaluatie, want ik snap het niet helemaal.

Dan Mozambique. Ik heb niet met de discussie daarover meegedaan. Ik constateer gewoon dat we een ministeriële verantwoordelijkheid hebben. We richten een stichting op en ineens is die ministeriële verantwoordelijkheid weg. Ik sluit mij helemaal aan bij de motie van collega Van Raak op dat punt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een grondwetswijziging voor artikel 42 van de Grondwet te starten, teneinde de Koning niet meer onderdeel van de regering te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(32123 I).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in deze economische tijden vele Nederlanders de broekriem moeten aanhalen;

overwegende dat het niet valt te rechtvaardigen dat het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis dan zal stijgen;

overwegende dat het Koninklijk Huis een politiek instituut is en tevens kan voldoen aan de taakstelling van de rijksoverheid van 20% bezuinigingen;

verzoekt de regering, met 20% te bezuinigen op de begroting van de Koning en op de uitkeringen van de Koningin en de kroonprins en kroonprinses,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(32123 I).

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik weet niet of ik wat heb gemist, maar hebben wij tegenwoordig ook een kroonprinses?

De heer Brinkman (PVV):

U hebt gelijk, het moet "prinses" zijn. Ik zal het gelijk veranderen.

De voorzitter:

De motie-Brinkman/Wilders (32123-I, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt: "verzoekt de regering, met 20% te bezuinigen op de begroting van de Koning en op de uitkeringen van de Koningin en de kroonprins en zijn echtgenote,".Brinkman

Deze gewijzigde motie krijgt nr. 17 (32123-I).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de belastingdruk in Nederland ongekend hoog is en dat eenieder hierin participeert;

overwegende dat de Koning, de vermoedelijke opvolger en de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en hun echtgenoten op grond van artikel 40 van de Grondwet geen loon- of inkomstenbelasting betalen over de uitkeringen die zij van het Rijk ontvangen;

overwegende dat de Oranjes tot de rijkste koningshuizen van de wereld behoren;

van mening dat het zeer ongewenst en niet te rechtvaardigen is dat deze leden van het Koninklijk Huis een belastingvrijstelling genieten, terwijl de rest van het werkende deel van het volk wel belasting betaalt;

verzoekt de regering, een traject tot grondwetswijziging van artikel 40 te starten, waardoor de betreffende leden, bij een gelijkblijvende toelage, wel gewoon loon- en inkomstenbelasting betalen over de uitkeringen die zij van het Rijk ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(32123 I).

De heer Brinkman (PVV):

In mijn laatste motie verzoek ik om een jaarverslag. Ik zal dat even uitleggen. Ik heb het al aangehaald, het is overigens een motie waarover we het vorig jaar ook al eens gehad hebben. Ik verwijs daarin naar het Britse, Zweedse, Deense en Noorse model. De Britten hebben een jaarverslag waar wij absoluut, echt ongelooflijk, een puntje aan kunnen zuigen. Dat heeft model gestaan voor de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijvoorbeeld de Britse, Zweedse, Deense en Noorse koningshuizen uitgebreide jaarverslagen inclusief financiële paragrafen publiceren, teneinde de burgers te informeren over de activiteiten van hun koninklijk huis en de daarmee gepaard gaande kosten;

constaterende dat het Nederlandse koningshuis geen jaarverslag met financiële paragraaf uitbrengt;

overwegende dat transparantie en verantwoording van het koningshuis in Nederland van belang zijn voor het imago en de toekomst van ons koningshuis;

overwegende dat de burger recht heeft op inzage in en directe verantwoording over de staatsrechtelijke activiteiten van de leden van het Koninklijk Huis;

verzoekt de regering, het Koninklijk Huis elk jaar, beginnende in 2010, een jaarverslag te laten uitbrengen naar model van het Britse koningshuis, compleet met financiële paragraaf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(32123 I).

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een vraag over de motie over artikel 42 van de Grondwet waarin staat dat de Koning niet meer onderdeel van de regering zou moeten uitmaken. Daar heeft D66 in het verleden ook voor gepleit, maar met dit soort voorstellen gaat men niet over een nacht ijs. Zeker niet als je daar een meerderheid voor wilt hebben. Ik zal in mijn termijn voorstellen – ik heb dat daarnet aan mevrouw Timmer gevraagd – om vanuit de Kamer een commissie op te starten om al dat soort zaken mee te wegen. Dit zou wat mij betreft ook moeten meewegen. Als een motie als deze nu wordt ingediend, weet ik zeker dat daar geen meerderheid voor is. Dat is niet handig voor de discussie. Als we er met zijn allen eens goed over nadenken, zouden we misschien die meerderheid wel kunnen krijgen. Dat weet ik niet, maar dat kunnen we bezien. Ik ben het met de motie eens, maar ik geef ter overweging mee om deze aan te houden en te betrekken bij een mogelijk door de Kamer in te stellen commissie, met alle andere voorstellen die er zouden kunnen liggen. Ik geef het mee.

De heer Brinkman (PVV):

Ik neem aan dat collega Van der Ham zijn motie zal indienen en dan zullen wij daar serieus over nadenken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn. De minister-president heeft grondig onderzoek gedaan, zelfs langs vijf sporen, bij aanvang van het project in Mozambique. Dat is een goede zaak. De minister-president benadrukt ook de gezamenlijkheid van het project, de manier waarop hij dat samen met de kroonprins besproken heeft. Dat is prima, de premier heeft de regie. De vraag is voor ons nu wel hoe dat precies gaat als de stichting ertussen zit. De afgelopen weken waren er wel wat opmerkingen en reportages vanuit Mozambique. Hoe wil de premier daar in de toekomst mee omgaan? Dat is een beetje in lijn met wat de heer Van Beek aangaf over communicatie. Kan de minister-president zien aankomen of het tijd is om te reageren? Ik ben daar erg benieuwd naar. Ik vraag me ook af hoe snel hij geïnformeerd wordt door die stichting als dat soort dingen zich voordoet.

Voorzitter. Ik wil een motie indienen over Postbus 51. Ik heb gemerkt dat de premier zich wel aantrekt wat ik heb gezegd, alleen hoop ik dat is aangekomen wat ik precies bedoelde. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de jaarevaluatie Postbus 51-campagnes 2008 blijkt dat meer dan de helft van de campagnes gericht is op één of meer specifieke doelgroepen;

constaterende dat uit die jaarevaluatie onvoldoende blijkt dat deze specifieke doelgroepen daadwerkelijk worden bereikt;

van mening dat gelet op het uitzendschema gerede twijfel kan rijzen of deze campagnes voldoende effect zullen sorteren qua bereik van deze doelgroepen;

verzoekt de regering, de mediabestedingen ten behoeve van overheidscampagnes gerichter in te zetten, zodat bedoelde doelgroepen ook daadwerkelijk bereikt worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32123 III).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden en ik moet zeggen: hij heeft wel een gebaar gemaakt. Maar we moeten nog wel afwachten hoe royaal dat gebaar is, omdat we nog een aantal dingen terugkrijgen. Wat het vakantiehuis betreft ben ik er niet erg gerust op. Je kunt er gewoon op wachten dat er weer nieuwe onthullingen komen en dat er allerlei adders onder het gras zitten. Dan staan we hier weer. Het lijkt me toch wel heel triest als je daar met een goed hart aan begonnen bent; dan is het totaal onplezierig om daar überhaupt nog je vakantie te vieren, want iedereen blijft daar op de loer liggen, zowel letterlijk als figuurlijk.

Ik wil graag drie moties indienen. De eerste motie gaat over "gelijke monniken, gelijke kappen", want ik ben toch nog niet helemaal gerust op het antwoord van de minister-president.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de economische ontwikkelingen reden geven tot een heroverweging van de financiële en fiscale behandeling van leden van het Koninklijk Huis;

overwegende dat het kabinet brede heroverwegingen in het verschiet heeft gesteld om de politieke besluitvorming over de weg naar herstel grondig voor te bereiden;

verzoekt de regering, een extra ambtelijke commissie in te stellen die de begroting van het Koninklijk Huis doorlicht op mogelijke bezuinigingen en inkomsten (vermogens- en successievrijstellingen),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(32123 I).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik moet er bijna om lachen. Mevrouw Van Gent bekritiseert de heroverwegingsoperatie, de twintig commissies en noem het allemaal maar op. Nu zegt de minister-president toe dat hij in dit geval zelf een heroverweging gaat doen en dan wil zij dat er een commissie komt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben blij dat mevrouw Spies mij dit vraagt, want ik kon zostraks niet meer interrumperen toen de minister-president erover begon. Ik wil hem graag de gelegenheid geven hier in zijn tweede termijn nog even nauwkeurig op in te gaan. Vandaar dat ik deze motie nu ook heb ingediend. Als hij mij gerust kan stellen over het totaal, dan mag de commissie van mij ook bestaan uit de minister-president. Dan wil ik wel een totaalbeeld krijgen van de mogelijkheden en, in zijn ogen, onmogelijkheden om zowel geld te halen als te betalen. Dat is echt de impact van deze motie. Als het kan, mevrouw Spies, trek ik die motie natuurlijk net zo vrolijk weer in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de embargoregeling voor de begrotingsstukken elk jaar weer resulteert in een ongewenste wedloop tussen journalisten om als eerste de stukken gelekt te krijgen;

overwegende dat de publieke en politieke meningsvorming niet gebaat is bij deze wedloop;

verzoekt de regering om voortaan de begrotingsstukken de vrijdag voorafgaande aan Prinsjesdag openbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32123 III).

De heer Van Beek (VVD):

Ik zou het zeer betreuren als een dergelijke motie zou worden aangenomen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik niet, mijnheer Van Beek.

De heer Van Beek (VVD):

Dat zou inhouden dat wij niet meer even na Prinsjesdag de debatten houden, maar de zaterdag of zondag voor Prinsjesdag, en dan niet in dit huis, maar buiten dit huis. Dat lijkt mij niet echt een verbetering voor onze democratie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die debatten vinden nu plaats over uitgelekte stukken. Je weet niet precies waar die allemaal vandaan komen. Het kabinet "twittert" en praat ook maar raak als het gaat om goed nieuws uit zijn begroting en de rest horen wij dan wel als het embargo formeel is opgeheven. Ik moet zeggen dat het hele systeem al jaren niet meer werkt, wat je ook bedenkt. Laten wij nuchter en praktisch zijn en dit gewoon op vrijdag voor iedereen beschikbaar stellen. Dan kunnen wij daar na Prinsjesdag een debat over voeren en ondertussen het debat al wat opvoeren. Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen. De heer Van Beek is het niet met mij eens. Het zij zo.

De heer Van Beek (VVD):

Ik realiseer mij heel goed dat aan elke oplossing die tot nu toe naar voren is gebracht, nadelen zitten, maar mevrouw Van Gent presenteert nu wel een oplossing waar heel veel nadelen aan zitten. Zij verschuift de debatten namelijk van binnen dit parlement naar buiten dit parlement. Dat zouden de leden van het parlement niet op hun geweten moeten hebben.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is nu ook al het geval. De heer Van Beek moet niet naïever doen dan hij is, lijkt mij. Laten wij het dan maar gewoon formaliseren. Dan weet iedereen waar hij aan toe is en dan hoeven wij ook niet meer op een achternamiddag op een kopieermachine waar wij de pers ver van ons houden de stukken te kopiëren met grote letters erop. Dat is allemaal zo kinderachtig. Laten wij elkaar dat niet aan doen.

Voorzitter. Ik dien mijn laatste motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Innovatieplatform een bijdrage levert aan de versterking van de Nederlandse kenniseconomie en hiervoor in 2006 een kennisinvesteringsagenda heeft opgesteld;

overwegende dat het Innovatieplatform een wezenlijke bijdrage zou kunnen leveren aan de ontwikkeling van een duurzame en groene economie;

verzoekt de regering om het Innovatieplatform te verzoeken om de nadruk te leggen op de stimulering van duurzame en groene economische ontwikkelingen en de kennisinvesteringsagenda daarop te herzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32123 III).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben benieuwd wat deze motie extra vraagt ten opzichte van datgene wat is toegezegd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind de toezegging nogal vaag en ik wil dat wat ik in mijn motie vraag, nadruk krijgt in het Innovatieplatform. Dat lijkt mij voor de toekomst van het Innovatieplatform zeer aantrekkelijk.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De minister-president heeft een aantal grote toezeggingen gedaan rond de financiën en het vliegen. Dank daarvoor. Wij hebben natuurlijk nog vragen over de details daarvan, maar dat komt tegen die tijd wel. Het is wel jammer dat het er zo op aan moet komen voordat er dit soort bewegingen worden gemaakt. Dat zien we ook weer rond Mozambique. Ik kan mij heel goed voorstellen dat die stichting tijdelijk een goede oplossing is, maar ik vraag mij af of wij hier over een tijdje niet weer staan en het dan toch maar weer op een andere manier moet worden geregeld. Die stichting was niet vanaf dag één ingesteld. Hadden wij dat, achteraf gezien, niet moeten doen, vraag ik aan de minister-president? Wij moeten de discussies rond het Koninklijk Huis niet op de spits drijven, juist omdat het zo dierbaar wordt geacht door heel veel Nederlanders, om vervolgens daarna tot de conclusie te komen dat wij dingen moeten veranderen wat betreft financiële regels of misschien wat betreft de staatsrechtelijke verhoudingen.

Over dat laatste wil de minister-president niet nadenken. Hij wil geen reflecties of mogelijke scenario's schetsen. Ik ga geen moeite doen, zoals de heer Van Raak, om dan toch maar het kabinet daartoe op te roepen, want ik denk dat het dat niet gaat doen. Daarom zeg ik, wij zijn er ook zelf bij. Daar heb ik geen extra commissie voor nodig, want de Kamer kan daaraan met een commissie inhoud geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laatste beschouwing over het koningschap van de minister van Algemene Zaken dateert van september 2000 (27409, nr. 1);

verzoekt het Presidium, de noodzakelijke voorbereidingen te treffen om een tijdelijke commissie in te stellen die scenario's uitwerkt voor een moderne invulling van het koningschap en eventueel voorstellen voorlegt ter effectuering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(32123 I).

De heer Van Raak (SP):

De motie klinkt sympathiek, maar het gaat toch weer om een commissie. Toen mevrouw Van Gent vroeg naar een 21ste commissie om na te denken over bezuinigingen op de begroting van de Koning, zei de heer Van der Ham dat die niet nodig was, omdat wij daar zelf over kunnen nadenken en erover kunnen debatteren. Wat voegt de commissie toe, behalve dat het debat zich verplaatst van deze zaal naar die commissie? Kunnen we niet zonder commissie – waarom een commissie – hier dat debat voeren? De minister-president wil niet een dergelijke notitie schrijven. Ik heb voorgesteld om hem daartoe te dwingen. Dat is niet netjes, maar het is niet anders. Ik hoop dat de Tweede Kamer mijn voorstel steunt, dan zullen wij wel een notitie krijgen en anders doen wij het maar zonder notitie. Ik weet niet wat een commissie precies toevoegt. Ik heb er twijfels bij.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Van Raak zegt terecht dat hij geen trek heeft in het plaatsen van commissies buiten de politiek. Dat wil ik ook niet. Daarom zal ik absoluut zijn motie steunen om de minister-president het werk te laten doen. Als hij dat vervolgens niet doet, hebben wij deze motie achter de hand om het zelf te doen. Ik zeg niet dat wij een commissie buiten de Kamer gaan instellen! Nee, daarin gaan we met Kamerleden rond de tafel zitten en bekijken welke scenario's er zijn voor een modern koningschap. Er zullen verschillen, maar ook overeenkomsten tussen Kamerleden zijn. Ik denk dat wij er al een paar kunnen noemen; daar komen wij wel uit. Als wij dan een aantal scenario's schetsen en tot conclusies komen waarover in meerderheid overeenstemming is, dan kunnen we die voorleggen en daarover een debat voeren. Ik wil het dus niet outsourcen naar de een of andere commissie met de een of andere oudgediende die dat gaat voorzitten. Nee, dan moet het een oudgediende uit de Kamer zijn, of iemand die jonger is.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik vraag mij af wat het nut daarvan is. Volgens mij weet de heer Van der Ham al helemaal wat hij wil en de heer Van Raak weet dat ook wel. Ik kan mij voorstellen dat daar wat overeenkomsten tussen zitten. Ik geloof dat het tussen ons beiden een stuk lastiger zou worden. Eigenlijk weten wij allemaal wel een beetje wat wij willen. Ik heb helemaal geen behoefte aan een commissie. Ik vraag mij af waar de heer Van der Ham het vandaan haalt dat er in de Kamer heel veel behoefte zou zijn om hierover na te denken en elkaar te vinden.

De heer Van der Ham (D66):

Ik constateer bij de ChristenUnie dat steeds als het over de monarchie gaat en zeker over de staatsrechtelijke verhoudingen, die partij gelijk in het gelid springt en zegt dat alles zo moet blijven als het is. Ik vraag mij af of dit wel verstandig is als je zo gehecht bent aan de monarchie. Er zijn heel veel vragen die ook mensen die voor het koningshuis zijn – dat zijn er nogal wat in Nederland – stellen en ook zij zeggen dat er wel een beetje mag veranderen, ook in de staatsrechtelijke verhoudingen bij de formatie, rond de zeggingskracht in de regering of bij de Raad van State. Als we daar niet tijdig over in discussie gaan, denk ik dat wij er op een gegeven moment tegenaan lopen en dan wordt het op de spits gedreven. Dan staan we in zo'n debat en dan is het allemaal paniek, en dat willen we niet rond het Koninklijk Huis. Ik zeg: laten we nu eens in alle rust met een aantal Kamerleden bij elkaar gaan zitten en kijken welke visies er zijn, ook bij u, op modern koningschap. Dan komen we misschien veel verder dan u zou denken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Het is absoluut niet zo dat wij van de ChristenUnie vanuit een reflex handelen. Ik denk dat er bij onze partij veel is nagedacht over het koningschap. Ik hoef de naam Gert Schutte maar te noemen, die er ongetwijfeld ook voor u interessante dingen over heeft geschreven. Dat is absoluut doordacht. Ik voel geen enkele urgentie om na een doordenking in 2000 nu in 2009 te zeggen dat het toch weer tijd wordt dat wij met elkaar gaan studeren.

De heer Van der Ham (D66):

De urgentie zie ik bij het aanhoudende debat over de rol van de Koning in ons staatsbestel. Zelfs als die urgentie er niet zou zijn, dan zou ik zeggen dat wij het nu moeten oplossen, om te voorkomen dat we er op termijn een probleem mee krijgen. Ik zie dat probleem nu al en dat wil ik graag voorkomen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. De heer Van Raak vraagt een visiestuk. U wilt dat het Presidium zich erover gaat buigen. Ik moet zeggen dat ik het heel interessant vind om over de rol van de monarchie in de moderne samenleving na te denken. Dat lijkt mij ook best nodig. Maar dan kunnen we hier toch ook gewoon een politiek debat met elkaar voeren? Anders krijgen wij dat in zo'n commissie, waar u een bloedhekel aan hebt. Een groepje Kamerleden is ook een commissie. Laten we dan gewoon afspreken dat we hier binnenkort eens met bijvoorbeeld de minister-president een debat voeren over de toekomst van de monarchie. Zou dat niet een veel beter idee zijn?

De heer Van der Ham (D66):

Dat vind ik ook heel goed, maar ik ben zo bang dat dan iedereen weer in het stramien schiet waar zij al jaren in zitten. Ik denk dat je dichter bij elkaar kunt komen als je echt bij elkaar gaat zitten om een aantal scenario's uit te werken. Ik vind niet dat je dat moet outsourcen naar een commissie van buiten ...

De voorzitter:

Dat hebt u net ook al gezegd.

De heer Van der Ham (D66):

Dat moeten we niet doen, want dat kunnen we zelf doen. Ik denk dat dit het debat kan verdiepen. Het kan een bijdrage zijn aan het debat over de monarchie waar D66 altijd voor in is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag de minister-president dankzeggen voor zijn beantwoording. Hij heeft met verve verwoord en overtuigend weergegeven hoe hij tegen bepaalde zaken rondom zijn begroting van Algemene Zaken en die van de Koning aankijkt. Sommige collega's hebben het over: dit of dat schuurt, er is gedoe. Ik heb mij zitten afvragen: wie heeft dat eigenlijk ook alweer precies gemaakt? Hoe vaker we dat hier zeggen, hoe meer dat neerdaalt en hoe groter het probleem in de gedachten van sommigen wordt, terwijl je dat ook heel anders kunt benaderen. Dat zou de lijn van mijn fractie zijn, maar dat heb ik in eerste termijn duidelijk gemaakt.

Een enkel accent. De embargoregeling is een regeling die heel veel zorg ingeeft. Wij erkennen dat het wezen van Prinsjesdag daarbij wel degelijk in geding is. Dat hebben we ons aan te trekken en daar moeten we iets op vinden.

De minister-president heeft heel helder gemaakt hoe het koningschap moet worden gezien in de constitutionele monarchie met het parlementaire stelsel. Niets toe te voegen aan de notitie van het jaar 2000. Geen ceremonieel koningschap, dat is precies zoals wij het zien. Dank daarvoor. De uitgezette lijnen bij het project in Mozambique krijgen steun van mijn fractie. Wel zullen het schenkingsrecht en de vliegreizenkwestie nader worden bezien tegen het licht van zaken die ook volgend jaar aan ons zullen worden voorgehouden. Wij zullen die voorstellen uiteraard op hun betekenis beoordelen.

Maar, voorzitter, er zijn vijftien moties ingediend en twaalf daarvan gaan over of raken aan de monarchie. Met alle begrip voor het feit dat ieder Kamerlid het recht heeft hier moties in te dienen, daarmee ontstaat voor mij toch een beeld dat divergeert met een ander beeld dat ik zojuist even in herinnering kreeg. Dat was het beeld dat mevrouw Halsema van GroenLinks in de samenleving neerzette op de avond van de dag waarop Theo van Gogh op afschuwelijke wijze werd vermoord. Er was veel ontreddering en commotie in de samenleving. Wat gebeurde er? Mevrouw Halsema riep Hare Majesteit op tot een optreden om tot kalmte te manen. Of haar verzoek een verstandige keus van haar was, is een andere zaak, maar hierin ligt iets in de trant van: er is toch nog iemand in het land die wat voor het volk betekent en die kalmerend en bemoedigend op zo'n situatie kan inspelen. Dat gaat boven allerlei kwesties zoals vliegreizen, declaraties enzovoort. Dat wilde ik toch maar eens gezegd hebben.

De vergadering wordt van 22.00 uur tot 22.15 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zeg de geachte afgevaardigden dank voor hun inbreng in tweede termijn. Ik zal de sprekers volgen in de volgorde waarin zij hebben gesproken.

De heer Van Raak heeft gevraagd om mijn visie op het koningschap. Met permissie, voorzitter, ik dacht dat ik die uitgebreid heb gegeven. Ik herinner mij nog wat de heer Van Beek daarover heeft gezegd. Ik heb mijn visie daarop gegeven. Dat is wellicht niet de visie die de heer Van Raak wil horen, maar dat is wat anders. Het lijkt mij weinig vruchtbaar om discussies op papier nog eens over te doen.

De heer Van Raak dient alsnog een motie in om de Prins van Oranje te bewegen, te stoppen met zijn deelname aan het project in Mozambique. Ik betreur dat. Ik betreur dat, omdat wij een uitgebreid debat hebben gehad, waarin ik uitvoerig ben ingegaan op alle zaken die aan de orde zijn geweest. Het lijkt er ook een beetje op dat de heer Van Raak niet wil luisteren naar de argumenten die ik heb genoemd. Dat is jammer in een debat. Hij gaat daar niet op in en het is helder dat ik de aanneming van deze onbeargumenteerde motie ontraad.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Ik ga u echt niet per motie het woord geven.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik heb de argumenten van de minister-president gehoord. Ik heb in mijn tweede termijn ook aangegeven waarom ik het daar niet mee eens ben, waar mijn vraagtekens zitten, waar mijn zorgen zitten. Dan past het niet voor de minister-president om te zeggen: mijnheer van Raak heeft niet geluisterd en mijnheer van Raak gaat niet in op mijn argumenten. Ik ben ingegaan op de argumenten van de minister-president. Ik heb in mijn tweede termijn gezegd waarom ik gerede twijfels heb rondom de stichting en de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom heb ik de motie ingediend.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Mijn oordeel blijft hetzelfde. Het is een onbeargumenteerde motie. In het dictum wordt de regering verzocht, de kroonprins te overtuigen dat hij moet afzien van het vastgoedproject. Ik heb hier vandaag een heel ander verhaal verteld en dat was helder.

Wat de opbrengsten van de nieuwe vliegregeling zijn en hoe een en ander precies luidt, zal worden gemeld bij de Voorjaarsnota. Ik ben overigens erkentelijk voor de opmerking die gemaakt is over een aantal zaken die ik naar voren heb gebracht. Dat betreft de toelichting in het jaarverslag, het bezien van de begroting en de nieuwe vliegregeling. Daar zal ik inderdaad op terugkomen bij de Voorjaarsnota. Ik zal de aanneming van de motie over een apart jaarverslag overigens willen ontraden, omdat ik in het bestaande jaarverslag van Begroting I die toelichting zou willen geven. Ik heb daarover gesproken aan de hand van de opmerkingen van mevrouw Spies. Ik vond het een goede suggestie. Er is daarnaast nog de publiekrechtelijke website Koninklijk Huis. We moeten oppassen dat we niet dubbel werk gaan krijgen.

Ik heb goede nota genomen van de opmerking van de heer Van Raak dat ik streng moet zijn richting het Koninklijk Huis ten aanzien van een aantal onderwerpen. Dan heeft de heer Van Raak ook nog gezegd dat wij problemen moeten voorkomen met zaken rondom het Koninklijk Huis. Ik hecht eraan om op te merken dat we daar allemaal een verantwoordelijkheid in hebben. De Kamer spreekt mij aan, maar ik spreek omgekeerd ook de Kamer aan. Kijkt u eens naar de debatten die de afgelopen tijd zijn gevoerd en telt u een en ander eens op: min 20%; bevriezing van de toelage van de leden van het Koninklijk Huis; we hebben hier vandaag een debat dat de Koningin niets meer te maken mag hebben met de formatie en al dat soort onderwerpen; stoppen in Mozambique. Sommige opmerkingen hebben niets te maken met het debat van de afgelopen weken, maar ze hebben wel mede het beeld bepaald rondom het Koninklijk Huis. U bent zelf ook regelmatig in het weekblad Story te vinden, u kent de heer Karel Hille als geen ander en ook dat draagt bij aan het beeld rondom het Koninklijk Huis. Daarom zeg ik dat wij allemaal een verantwoordelijkheid hebben. U mag mij aanspreken, maar ik zeg ook: dat geldt voor iedereen van ons.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb in mijn tweede termijn gewezen op de driehoek Tweede Kamer, minister-president, Koninklijk Huis en de verantwoordelijkheden die er zijn. Die verantwoordelijkheden heb ik uiteengezet. Ik moet u controleren en dat zal ik doen, en overal waar dat moet en kan zal ik het volk informeren.

Over het jaarverslag: wat ik wil, is een jaarverslag ...

De voorzitter:

Dat hebt u al een paar keer gezegd.

De heer Van Raak (SP):

Ja, maar misschien wil ik de motie intrekken. Het is mogelijk dat de minister-president en ik elkaar verkeerd begrijpen. Wordt dat een jaarverslag zoals ik dat bedoel, waarin wij kunnen zien welke activiteiten de leden van het Koninklijk Huis dat jaar hebben ontplooid? Dan zouden wij kunnen zien welke goede dingen er met dat geld zijn gedaan.

Minister Balkenende:

Mijn bedoeling is, conform datgene wat mevrouw Spies naar voren bracht, recht te doen aan dat wat de heer Van Raak feitelijk wil, namelijk meer inzicht in datgene wat de leden van het Koninklijk Huis doen. Het gaat dan meer in het bijzonder om het staatshoofd. Ik heb aangegeven dat, als je daarop terug wilt komen, het logisch is om dat te doen in de stukken in het kader van de verantwoording. Dat is wat ik mij voorneem en wij kunnen daarover vervolgens een gesprek voeren. Het voorstel van de heer Van Raak om zaken inzichtelijk te maken, spreekt mij best aan. Dat heb ik ook gezegd. Voor mij hoeft het echter niet een apart jaarverslag te zijn. Ik heb daarom voorgesteld om het idee van de heer Van Raak te verbinden met de suggestie van mevrouw Spies. Als we die vrede zouden kunnen tekenen, kan dat misschien ook een motie wegnemen.

De heer Van Raak (SP):

Als de minister-president mij en mevrouw Spies kan verbinden, vind ik dat fantastisch. Dan trek ik mijn motie nr. 8 graag in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Raak (32123-I, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Balkenende:

Er ligt een motie over de privévluchten. Ik ontraad de Kamer om die motie aan te nemen, omdat ik heb aangegeven hoe naar mijn oordeel aangekeken zou moeten worden tegen de privévluchten. Ik heb gezegd dat wij die moeten koppelen aan de systematiek van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit is een ander verhaal, dus ik moet de Kamer ontraden om deze motie aan te nemen.

Hetzelfde geldt voor de motie die mevrouw Kant eerder had ingediend. Die motie is opnieuw aan de orde. In die motie verzoekt zij de regering om de toeslagen voor leden van het Koninklijk Huis te bevriezen. Ik heb de Kamer al een keer ontraden om die motie aan te nemen, maar dat doe ik opnieuw op grond van de argumentatie die ik vandaag naar voren heb gebracht.

Ik dank mevrouw Spies voor haar steun voor mijn diverse voorstellen en ik zeg haar toe dat ik de Kamer daarover informeer. Ik heb aangegeven dat de tijd rondom de Voorjaarsnota daarvoor het meest in aanmerking komt. Inderdaad, mevrouw Spies heeft de kern goed samengevat. Wij spitsen een en ander toe op de systematiek van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis.

De heer Van Beek steunt mijn toezegging over de begroting en de fiscaliteit eveneens, waarvoor ik hem dank. Een misverstand wil ik nog even wegnemen. Behoudens de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van het koningschap, betaalt de Koning wel degelijk een vermogensrendementsheffing uit box 3 van de inkomstenbelasting. De overige leden van het Koninklijk Huis betalen over het privévermogen ook gewoon een vermogensrendementsheffing. Ik waardeer het dat hij met name mijn betoog over het constitutioneel koningschap heeft genoemd. Zoals gezegd, deel ik zijn stellingen in dezen.

Verder heeft de heer Van Beek gesproken over tijdige communicatie. Het is belangrijk om daarmee goed en zorgvuldig om te springen. Dat geldt volgens mij voor ons allemaal. Zo heb ik zijn woorden dan ook beluisterd. Met hem hoop ik dat de periode van gedoe over is en dat de rust en de waardigheid van het Koninklijk Huis kan worden gewaardeerd. Het lijkt mij goed om dat hier tegen elkaar te zeggen. Ik dank de heer Van Beek dan ook voor zijn opmerkingen in dezen.

Ik dank mevrouw Timmer eveneens voor haar inbreng. Zij is nog enigszins ongerust over het project in Mozambique, maar zij verwoordt dat vooral als steun aan mij om proactief te zijn. Dat zal ik zeker zijn en blijven. Het door haar aangehaalde citaat uit de notitie Koningschappen 2000 verwoordt een en ander treffend. Het is dan ook goed dat zij dat citaat heeft aangehaald.

Ik ben blij dat ik diverse vragen van mevrouw Timmer over de kosten en dergelijke kon beantwoorden.

Ten aanzien van de motie-Timmer over de vliegkosten merk ik op dat wij dezelfde intentie hebben, namelijk beperking binnen de systematiek van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Zoals mevrouw Spies zegt, is niet geheel helder of een uitspraak nu minder ver reikt dan een toezegging of verder. Ik wil een en ander serieus en zorgvuldig doen. De vraag is of deze motie nu in stemming moet worden gebracht. Wat de intentie betreft zitten wij wel in dezelfde richting, maar ik wil dan wel een verbinding zoeken met de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dat is voor mij een hard punt, want dat hangt samen met de systematische keuze die we zouden kunnen en moeten maken.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik begrijp heel goed dat de minister-president naar die verbinding zoekt. Maar kan hij helder maken of hij het belang ziet van het maken van onderscheid tussen publiek en privaat?

Minister Balkenende:

Dat is een lastig punt. Wij hebben vliegmogelijkheden indien het te maken heeft met de uitoefening van functies. Dat is niet aan de orde. Dan heb je te maken met privévluchten. Daarvoor geldt dat de situatie van de Koningin anders is dan die van de overige leden van het Koninklijk Huis. Ik heb gezegd dat dit nu een grote groep is. Ik wil die insnoeren tot diegenen die rechthebbend zijn op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dat betekent dat er wel faciliteiten zijn voor privévluchten voor deze leden. Dat is natuurlijk een aanzienlijke beperking. Uiteraard zal ik dit punt verder bespreken met collega Eurlings. Ik moet uiteraard kijken wat de consequenties zijn, maar dit is mijn intentie.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik waardeer de intentie van de minister-president. Naar mijn mening zit er echter een verschil tussen wat ik vraag en het antwoord van de minister-president. Mijn vraag betreft het maken van een onderscheid tussen privaat en publiek. Ik ben van mening dat dit verder gaat dan de drie leden van het Koninklijk Huis die de minister-president noemt. Ik begrijp het in het geval van de Koningin. In mijn inbreng meen ik te hebben gezegd dat naar mijn mening het onderscheid tussen privaat en publiek van belang is. Dat geldt naar mijn mening ook voor tenminste twee leden van het Koninklijk Huis die volgens het statuut anders behandeld zouden moeten worden dan de minister-president beoogt. Daarom heb ik de motie toch ingediend. Ik heb zojuist al geprobeerd dit toe te lichten. Ik meen dat er nog steeds licht tussen zit.

Minister Balkenende:

Wij kunnen twee dingen doen. Wij kunnen afspreken dat wij deze discussie zullen hernemen wanneer ik verder ben met het uitwerken van deze regeling. Dat zal waarschijnlijk begin volgend jaar zijn. Dan kunnen wij er opnieuw over spreken. Zoals mevrouw Timmer het nu formuleert, gaat de motie verder dan ik zelf zou willen. Tegen deze achtergrond zou ik het aannemen van de motie willen ontraden wanneer hij in stemming zou komen. Eerlijk gezegd, hoop ik dat wij even de tijd kunnen hebben om er nader over te spreken. Maar dat is de verantwoordelijkheid van mevrouw Timmer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Om ons stemgedrag te kunnen bepalen, wil ik graag het volgende aan de orde stellen. Begrijp ik de minister-president goed dat hij zegt de regeling ten aanzien van de privévluchten terug te willen brengen van tien naar twee personen. Ik meen dat hij zegt dat dit zijn intentie is.

Minister Balkenende:

Ja.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voor de huidige tien personen wordt nu ruim € 600.000 uitgetrokken.

Minister Balkenende:

Ja.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Gaat het bedrag dan ook substantieel omlaag? Dan zouden wij immers natuurlijk ook moeten zeggen dat deze twee personen niet voor € 610.000 privévluchten mogen maken.

Minister Balkenende:

Ja.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan zou het bedrag maximaal ongeveer € 100.000 mogen zijn.

Minister Balkenende:

Het is 22.30 uur, maar mevrouw Van Gent blijft scherp. Ik wil het zorgvuldig bekijken. Zoals gezegd, wil ik de groep van rechthebbenden beperken. Maar ik wil wel even goed kijken wat de consequenties zijn in termen van in de eerste plaats het aantal uren. Die houden vanzelfsprekend verband met op de tweede plaats de kosten. Dat moeten wij zorgvuldiger bekijken. Dat doen wij niet even op een achternamiddag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Uit de reactie van de minister-president maak ik op dat hij het eens is met mijn rekensom en dat ook hij het volstrekt logisch acht dat het bedrag in dat geval substantieel moet worden teruggebracht.

Minister Balkenende:

Ja. Maar ik wil zorgvuldig bekijken wat de consequenties zijn. De redenering is dat wij de kring van rechthebbenden beperken op grond van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis. Ik verzoek de Kamer mij even de tijd te gunnen om te bekijken welke consequenties dit heeft voor de uren en het geld.

De heer Brinkman (PVV):

Als de minister-president het dan toch zorgvuldig gaat bekijken, kan hij misschien ook even kijken hoe de vluchten het afgelopen jaar tot stand zijn gekomen en of deze twee leden van het Koninklijk Huis er in ieder geval op aanwezig zijn geweest en al doende het bedrag van ruim € 600.000 hebben opgebouwd. Met andere woorden: of niet andere leden van het Koninklijk Huis zijn meegelift in een vliegtuig waarin deze beide andere leden aanwezig waren.

Minister Balkenende:

Laten wij niet te veel op basis van wantrouwen opereren.

De heer Brinkman (PVV):

Neen, neen.

Minister Balkenende:

Wanneer mensen op een gegeven moment gebruik maken van deze regeling, zullen mensen van de beveiliging of persoonlijke ondersteuning meegaan. Ik meen dat dit geen punt is. Ik wil graag een goede discussie voeren over de vraag wie rechthebbend zijn. Dat is de kwestie. Wij moeten oppassen voor te veel wantrouwen.

De voorzitter:

De heer Brinkman, tot slot.

De heer Brinkman (PVV):

Wij kunnen het hebben over het terugbrengen van de regeling van tien leden van het Koninklijk Huis naar twee leden. Maar als het bedrag helemaal is opgebouwd door deze twee leden, waarbij misschien wel acht of negen mensen zijn meegegaan, is het toch om het even? Als de minister-president hiernaar toch secuur wil kijken, laat hem daar dan ook naar kijken.

Minister Balkenende:

Het gaat om de vraag wie gebruik mogen maken van een toestel. In mijn visie wordt die groep behoorlijk ingekrompen. Wie op een gegeven moment meevliegen, is volgens mij een zaak van een andere orde. Dat raakt ook niet de kern van de vraag wie rechthebbende is.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kom nog even terug op de twee leden waar dit voor zou gelden. Wat valt er onder dit recht? Valt het onder wat wij te billijken vinden als de twee leden waartoe dit beperkt is plus het staatshoofd het regeringsvliegtuig bijvoorbeeld gebruiken om te gaan winkelen in Milaan?

Minister Balkenende:

Ik neem de systematiek die nu geldt. Er is tot een bepaald niveau recht op vrij vliegen. Wat dat omvat, is ter beoordeling van de betrokkenen zelf. Dat zijn dus privémogelijkheden. Het enige verschil is echter dat wij nu zeggen: deze groep is nu behoorlijk breed en wij gaan die groep beperken. Hoe dit wordt ingevuld, is in mijn filosofie een zaak van de rechthebbenden zelf

De heer Van der Ham (D66):

Om verdere problemen te voorkomen, wil ik aan de minister-president meegeven dat het goed zou zijn als er toch enige richtlijnen zouden komen voor de twee leden die dit mogen. Waarvoor kan dit worden gebruikt? Wij moeten dit niet helemaal overlaten aan de rechthebbenden zelf. Als wij dat doen, zullen er straks weer nieuwe verhalen ontstaan. Verhalen over de kroonprins en de prinses die privéreizen maken, zullen wat mij betreft dan ook een beetje terecht ontstaan. Die verhalen zullen uiteindelijk weer ellende opleveren.

Minister Balkenende:

Ik heb in mijn inbreng duidelijk gezegd dat de bestemming out of order is. Dat zal worden bezien en daarover doen wij geen uitspraken. Verder is privé privé. De heer Van der Ham heeft het nu over richtlijnen. Daarmee zouden wij in een onzalige discussie terechtkomen over wat wel kan en wat niet. Dat is nu juist wat ik niet beoog. Wij mogen bezien wat de faciliteiten zijn en wat de systematiek is. De heer Van der Ham wil daaraan nu eigenlijk een zekere insnoering geven. Ik weet niet of dat wenselijk is. Ik wil er best over nadenken, maar ik stel nu al dat dit eigenlijk niet past in de systematiek die mij voor ogen staat.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind het van belang dat de minister-president zegt: ik wil erover nadenken. Ik geef het hem namelijk mee, juist om nieuwe problemen te voorkomen. Dit hoeft niet met een liniaal ernaast helemaal te worden ingesnoerd. Het kan echter ook de leden die het betreft helpen om te weten wat te billijken is en wat minder te billijken is. Ik geef het de minister-president mee. Hij gaat erover nadenken. Daarmee ben ik al blij.

Minister Balkenende:

Goed, maar ik zeg ook al dat ik vind dat daaraan sowieso grote bezwaren kleven. Maar ik luister naar wat er in de Kamer wordt gezegd. Ik heb mevrouw Timmer ook al toegezegd om na te denken over een zaak. Ik heb de heer Van der Ham mijn systematiek geschetst. Ik zeg dus dat er een onderscheid is tussen enerzijds vluchten die een zakelijk karakter hebben en die samenhangen met de functie die moet worden verricht, en anderzijds vluchten met een privékarakter. Ik heb gezegd dat ik er best even over wil nadenken wat dit kan omvatten, maar op zichzelf is privé privé. Als je dat te vaag maakt, schieten wij er ook niets mee op. Ik houd van de helderheid van regelingen. Ik kom dus terug op de suggestie van de heer Van der Ham, maar schets nu al de richting waarin ik denk.

De heer Brinkman heeft vier moties ingediend. In de eerste motie wordt de regering verzocht, een grondwetswijziging voor artikel 42 van de Grondwet te starten, teneinde de Koning niet meer onderdeel van de regering te laten zijn. Mijns inziens ben ik hierover voldoende duidelijk geweest; dit lijkt mij een gruwel. Dit moesten we dus maar niet doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister-president ontraadt het aannemen van deze motie?

Minister Balkenende:

Ja, dank u, mevrouw Van Gent. U blijft scherp; dat is mooi. Inderdaad ontraad ik het aannemen van deze motie.

In de volgende motie wordt de regering verzocht, een bezuiniging van 20% toe te passen op de begroting van de Koning en op de uitkeringen van de Koningin, de kroonprins en kroonprinses, waarbij in het laatste woord het woorddeel "kroon" is doorgestreept. Ook het aannemen van deze motie ontraad ik. Ik heb de argumenten eerder vandaag al genoemd.

Verder is er een motie waarin de regering wordt verzocht om een traject tot grondwetswijziging van artikel 40 te starten, waardoor de betreffende leden, bij een gelijkblijvende toelage, wel gewoon loon- en inkomstenbelasting betalen over de uitkeringen die zij van het Rijk ontvangen. Het aannemen van deze motie ontraad ik evenzeer. Het debat daarover hebben wij vandaag mijns inziens genoegzaam met elkaar gevoerd.

Ten slotte verzoekt de heer Brinkman de regering om het Koninklijk Huis elk jaar, beginnende in 2010, een jaarverslag te laten uitbrengen, naar model van het Britse koningshuis, compleet met financiële paragraaf. Ik dacht dat ik was ingegaan op wat de heer Van Raak en mevrouw Spies naar voren hebben gebracht. Tegen die achtergrond moet ik ook het aannemen van deze motie ontraden.

De heer Anker heeft zijn vragen over de informatievoorziening door de stichting voor het bouwproject in Mozambique herhaald. Ik heb uiteengezet hoe de verantwoordelijkheidsverdeling is en op welke momenten ik moet worden geïnformeerd zoals vastgelegd in statuten van de stichting. Tegelijkertijd ga ik ervan uit dat als bij de Kamer vragen leven, die onverwijld aan mij gesteld zullen worden. Het spreekt vanzelf dat ik die dan zo snel mogelijk zal beantwoorden. Ook constateer ik een groot draagvlak voor de visie dat de prins en de prinses recht op privacy hebben. De door de heer Anker ingediende motie inzake Postbus 51-campagnes vormt wat mij betreft een ondersteuning van het beleid. Ik die zin zou ik ook graag op deze motie willen reageren.

Ik dank mevrouw Van Gent voor haar inbreng. Zij is nog niet geheel gerust over het bouwproject in Mozambique. Als ik het echter goed begrijp is dat niet zozeer richting mij, maar richting de toekomst van het project. Zij kan ervan verzekerd zijn dat de prins en de prinses daar zelf ook veel aandacht aan zullen schenken. Verder heeft zij een drietal moties ingediend.Balkenende

In de motie-Van Gent op stuk nr. 15 (32123-I) wordt de regering verzocht om een extra ambtelijke commissie in te stellen die de begroting van het Koninklijk Huis doorlicht op mogelijke bezuinigingen en inkomsten. Ik heb zelf al het nodige gezegd over dit onderwerp. Ik ga graag zelf begroting I bezien, de fiscaliteit en de regeling in het licht van de systematiek van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Volgens mij ga ik inhoudelijk doen wat mevrouw Van Gent vraagt. Ik kan mij voorstellen dat zij de motie daarom intrekt of aanhoudt. Ik wil wel zelf de verantwoordelijkheid hebben, ook tegen de achtergrond van het debat dat hier is gevoerd. Ik heb dus geen behoefte aan een extra ambtelijke commissie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister-president persoonlijk op zich neemt wat ik in de motie vraag. Ik check het nog even heel precies, want als hij doet wat ik vraag in de motie en als hij daarover dit voorjaar met informatie komt, zoals hij heeft gezegd, ben ik bereid om mijn motie in te trekken. Maar ik wil het eerst wel heel precies checken.

Minister Balkenende:

Dan wacht ik even af wat mevrouw Van Gent verder gaat doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar is het waar wat ik nu zeg? Gaat u doen wat ik vraag?

Minister Balkenende:

In de motie staat: overwegende dat de economische ontwikkelingen reden geven tot een heroverweging van de financiële en fiscale behandeling van leden van het Koninklijk Huis. Ik heb gezegd dat ik wil nadenken over de mogelijkheden die bestaan. Daarbij is wel aan de orde hoe het zit met de taken, want bezuinigingen kunnen niet zomaar lukraak, maar hebben te maken met de taken die het staatshoofd en ander leden van het Koninklijk Huis verrichten. Ik moet dit echt heel zorgvuldig bekijken. Ik heb vandaag al aangegeven dat er reden is om ernaar te kijken; ik heb niet voor niets gesproken over sommige fiscale aspecten. Ik vind in ieder geval dat we moeten kijken wat de mogelijkheden zijn. Dat is de eerste overweging in de motie. De tweede overweging luidt: overwegende dat het kabinet brede heroverwegingen in het verschiet heeft gesteld om de politieke besluitvorming over de weg naar herstel grondig voor te bereiden. Dat is gewoon waar. Dat is de duiding van de heroverwegingsoperatie. Vervolgens verzoekt mevrouw Van Gent om een extra ambtelijke commissie in te stellen. Dat doe ik liever niet. Ik wil gewoon zelf onder ogen zien wat de mogelijkheden zijn. Ik zal de Kamer informeren. Ik weet hoe hierover wordt gedacht. Wat mij te doen staat, gegeven het debat dat hier is gevoerd, is de mogelijkheden te bezien wat er gedaan kan worden in de sfeer van de begroting I, de Koning. Dat wil ik hierover zeggen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Krijgt de Kamer dan ook in alle openheid die afwegingen die u daarover hebt gemaakt?

Minister Balkenende:

Ja.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, ik zie dit als een toezegging van de minister-president. Ik ben blij dat hij persoonlijk hierin de leiding neemt. Vol verwachting klopt ons hart. Ik trek mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gent (32123-I, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Balkenende:

Mevrouw Van Gent heeft ook een motie ingediend over de embargoregeling (32123-III, nr. 7). Deze motie moet ik ontraden; ik zal niet overgaan tot het herhalen van de argumenten.

In de motie-Van Gent op stuk nr. 8 (32123-III) wordt de regering verzocht, het Innovatieplatform (IP) te verzoeken om de nadruk te leggen op de stimulering van duurzame en groene economische ontwikkelingen en de Kennisinvesteringsagenda (KIA) daarop te herzien. Het is goed om op te merken dat het IP reeds veel doet aan duurzaamheid. De KIA is niet strijdig met duurzaamheid en een investeringsagenda gericht op duurzaamheid voegt niets toe aan de bestaande initiatieven op dit punt. Ik beschouw eerlijk gezegd deze motie als ondersteuning van het beleid. Ik heb gezegd dat we nu bezig zijn met bijvoorbeeld te bezien of duurzame energie een sleutelgebied zou kunnen worden. Dat sluit aan bij hetgeen mevrouw Van Gent naar voren heeft gebracht. Ik ondersteun de intentie van deze motie.

Ik dank de heer Van der Ham voor zijn steun voor mijn toezeggingen. De oprichting van de stichting was de uitkomst van een zeer zorgvuldig proces. Ik heb dat al geschetst. Logischerwijs en noodzakelijkerwijs was daar enige tijd mee gemoeid.

Dan kom ik op de motie inzake een Kamercommissie die scenario's uitwerkt voor een moderne invulling van koningschap. Men kent mijn inhoudelijk standpunt. De motie richt zich tot de Kamer en daar sta ik uiteraard buiten. Ik wacht dat verder af. Ik heb vandaag glashelder aangegeven hoe ik het Koninklijk Huis, de constitutionele monarchie en de rol van het staatshoofd zie. Dat is een zaak van de Kamer zelf.

De heer Van der Ham (D66):

Over de motie heb ik geen vragen, dat is iets voor de Kamer, maar de onderliggende gedachte is dat wij moeten voorkomen dat het zo ver komt als het nu is gekomen. De financiële toezeggingen, waarvoor ik u prijs, zijn wel tot stand gekomen na heel veel debat, gezeur, gedoe, gemopper zelfs tot aan de Oranjeverenigingen toe. Ik vraag u: dat had toch wel wat eerder gemogen? Wij moeten het toch niet met de monarchie, ons Koninklijk Huis, zo hoog laten oplopen dat uiteindelijk aan het eind een turn wordt gemaakt?

Minister Balkenende:

Met alle respect, maar ik vind dat Kamerleden uitlatingen hebben gedaan die schadelijk zijn geweest voor het Koninklijk Huis. Ik zeg dit ronduit. Er wordt glashard gezegd: 20% korten of bevriezen van toelagen, terwijl de systematiek is vastgesteld in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Ik vind het dan unfair, terwijl wij nog kortgeleden over deze benadering hebben gesproken, om het beeld op te roepen: bevriezen vanwege wat in Spanje gebeurt. Dat vind ik niet fair. Het gaat mij om een eerlijk debat.

Ten aanzien van Mozambique heb ik ook grote woorden gehoord. Ik ben blij dat wij dit debat vandaag hebben gevoerd. Ik heb kunnen aangeven welke zaken er gespeeld hebben. Ik vind dan niet dat je zomaar kunt zeggen: hoe is het zo ver kunnen komen en hoe zit dat nu allemaal. Ik sta voor mijn zaak. Mijnheer Van der Ham, u staat voor uw zaak. In een debat spreek je over zaken en probeer je elkaar te naderen waar dat kan. Als meningsverschillen hier kunnen worden opgelost, hoort dat bij een volwassen politiek debat. Daarom is het goed dat wij met elkaar hebben gesproken.

De heer Van der Ham (D66):

Het punt van de vliegreizen speelt al jaren. Er is groeiende oppositie daartegen gekomen, niet alleen in de Kamer, maar ook van mensen die het Koninklijk Huis toegenegen zijn. Waarom laat u het tot op die hoogte oplopen, niet alleen in de Kamer, maar ook erbuiten en grijpt u uiteindelijk nu pas in? Ik prijs u daarvoor, maar ik zeg dan: u doet het goede, maar u doet het te laat.

Minister Balkenende:

Laten wij in ieder geval blij zijn dat het goede wordt gedaan.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De minister-president vindt het unfair dat de PVV zegt 20% minder. Weet hij wat ik unfair vind? Ik vind het unfair dat hij, als leider van dit kabinet, zegt: de politie 20% minder. Dat vind ik unfair. Als hij die 20% minder voor de politie volhoudt, dan zeggen wij: prima, dat geldt dan ook voor iedereen, ook voor het budget van het Koninklijk Huis. Dat heeft de minister-president dit jaar bedongen, ingebracht. Dan is het ook mijn recht om te zeggen: ook 20% minder voor de begroting van het Koninklijk Huis. Volgens mij is dat hartstikke eerlijk.

Minister Balkenende:

De heer Brinkman doet niet helemaal recht aan wat zich nu afspeelt bij de heroverwegingen, namelijk dat op een aantal beleidssectoren wordt nagegaan wat de mogelijkheden zijn om om te buigen. Daarmee zijn er nog geen keuzes gemaakt, want wij zullen nadrukkelijk moeten weten wat er gebeurt. Terwijl wij de verschillende mogelijkheden gaan verkennen – het kabinet zal daarover een oordeel geven – loopt de heer Brinkman vooruit op de heroverwegingen door te zeggen dat er zo veel moet worden gekort op het Koninklijk Huis. De heer Anker, de heer Van der Vlies en anderen hebben gelijk dat je direct doet aan kaalslag als je het zo doet, want het gaat onherroepelijk ten koste van bepaalde activiteiten. Wat is dan het verhaal? Ik ben buitengewoon blij met een Koninklijk Huis dat zo actief is, het land ingaat, werkbezoeken aflegt, mensen opzoekt en staatsbezoeken aflegt. Dat is in het belang van ons land. Je moet je ook goed bewust zijn van de gevolgen van zo'n korting. Wat gebeurt er nu? Bij de verschillende beleidssectoren gaan wij na wat de mogelijkheden zijn tot heroverweging. Daar moeten wij zorgvuldig mee omgaan. Dat heeft grote consequenties. Als je zo snel zegt dat er 20% af moet, dan wordt er niet zorgvuldig stilgestaan bij de taken die het Koninklijk Huis heeft te verrichten.

De heer Brinkman (PVV):

De premier kan gewoon niet uitleggen wat het verschil is tussen wat bij de politie en het Koninklijk Huis aan de hand is. Aan de ene kant wordt bij de politie een taakstelling van 20% neergelegd, terwijl haar taken alleen maar groter worden en iedereen ziet dat zij het alleen maar moeilijker krijgt. Aan de andere kant wordt bij de begroting van het Koninklijk Huis wel die verantwoordelijkheid neergelegd door te zeggen dat wij dan ook minder taken bij hen moeten neerleggen. Waarom doet u dat niet bij de politie?

Minister Balkenende:

Ik heb net de systematiek van de heroverweging uitgelegd. Daar ga ik nu verder niet op in. Laten wij hier eens over ophouden. Wij zullen elkaar volgend jaar opnieuw spreken over dit onderwerp wanneer ik mijn werk heb gedaan.

Daarmee ben ik toegekomen aan de beantwoording aan de heer Van der Vlies. Ik wil hem dankzeggen voor de waarderende woorden over mijn betoog. Hem zeg ik net als anderen toe dat ik terugkom op wat ik heb toegezegd op de verschillende onderwerpen. Ik sluit mij graag aan bij zijn woorden die wijzen op zorgvuldigheid in discussies over het koningschap. Ik constateer dat hij mijn visie onderschrijft, waarvoor dank.

Daarmee komen wij aan het eind van de behandeling van de Begroting van Algemene Zaken van 2010 en de Begroting van de Koning. Ik dank de leden voor hun inbreng en stel met hun goedvinden vast dat het goed is geweest om vandaag hier open soms op het scherpst van de snede te spreken. Er zijn vandaag veel zaken opgehelderd en weer in proportie teruggebracht. Ik spreek daarom de wens uit dat de Kamer het debat in dit Huis blijft voeren en niet, zoals wij de afgelopen periode hebben ervaren, via de media. Dit omdat op eenieder van ons een verantwoordelijkheid rust. Dat is de verantwoordelijkheid om het debat zuiver en feitelijk te houden en de verantwoordelijkheid om ervoor te waken dat er erosie ontstaat rond de positie van het Koninklijk Huis. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng. Wij zullen elkaar nader spreken. Dat wilde ik vandaag naar voren brengen.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de ingediende moties vinden volgende week plaats. Over de begrotingen wordt eind december gestemd wanneer alle begrotingen zijn behandeld.

Sluiting 22.46 uur

Naar boven