Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 december 2009 over een gezonde leefstijl.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Uitslag. Het is een VAO en dat betekent een spreektijd van twee minuten, inclusief de in te dienen moties.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Dan ga ik in volle vaart van start.

Allereerst bedank ik de minister voor zijn nota Onze jeugd van tegenwoordig. Muziek en jongeren zijn, zoals ook blijkt uit de nota, aan elkaar verbonden. Het blijkt dat gehoorbeschadiging onder jongeren steeds vaker voorkomt. 9% van de jongeren kampt met een gehoorbeschadiging, zo blijkt uit onderzoek. Gehoorbeschadiging betekent niet optimaal en naar wens kunnen participeren in de samenleving. Daardoor legt het een claim op de toekomstige zorguitgaven.

De CDA-fractie zou graag zien dat de minister meer doet aan preventie en duidelijk kaders gaat stellen. Het wordt tijd dat alle partijen, van poppodia tot dancings, gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen om grenzen te stellen aan het aantal decibellen. TMF, MTV en Mojo zijn daar al behoorlijk ver mee. Zo heeft Mojo een maximum aantal dB vastgesteld, namelijk 103. Het zou goed zijn als deze initiatieven uit het veld actief en breed worden overgenomen. Daarom willen wij bezien of zelfregulering tot voldoende resultaten leidt. Als blijkt dat het onvoldoende resultaten oplevert, zal ook de CDA-fractie niet schromen om naar regelgeving te grijpen. Vooralsnog zetten wij dus in op zelfregulering.

Speciaal wil ik de impact van het soms te wensen overlatende gehoor van geluidstechnici benadrukken. Zij zijn, ook als ze niet over een gezond gehoor beschikken, verantwoordelijk voor de kwaliteit van het geluid en het aantal decibellen waaraan de bezoekers worden blootgesteld. Bij de behandeling van de Arbowetten zal mijn collega Koppejan hier nog op terugkomen.

Dan nu mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ieder jaar zo'n 20.000 à 25.000 jongeren gehoorbeschadiging oplopen door langdurig en intensief blootstaan aan geluid in bijvoorbeeld discotheken, op festivals en op danceparty's;

constaterende dat de kwaliteit van het geluid voor een belangrijk deel wordt bepaald door geluidstechnici en deejays;

overwegende dat preventieve maatregelen zoals voorlichting, het maximeren van het aantal dB's en het aanwezig zijn van gehoorbescherming een claim op toekomstige zorguitgaven en sociale voorzieningen kunnen voorkomen;

verzoekt de regering, samen met de muziekindustrie, poppodia, geluidstechnici, deejays, de gehoorstichting, jongerenorganisaties en andere relevante organisaties tot een plan van aanpak te komen gericht op het actief bestrijden van gehoorbeschadiging en de Kamer daar voor mei 2010 over te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitslag en Bouchibti. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31839).

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Ik zie dat het rode lampje knippert en dat betekent dat ik geen tijd meer heb voor een inleidend verhaal.

De voorzitter:

Het knippert al geruime tijd.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik zal mijn inleiding dan ook overslaan en onmiddellijk mijn tweede motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschillende gesubsidieerde initiatieven dan wel campagnes gericht op jongeren op het gebied van gezonde leefstijl zijn;

constaterende dat verschillende organisaties subsidie krijgen voor deze campagnes of initiatieven en daarbij vaak niet op het resultaat afgerekend worden;

constaterende dat deze campagnes vaak niet in samenhang worden ontwikkeld en dus erg versnipperd naar buiten komen waardoor ze minder efficiënt zijn;

verzoekt de regering, uiterlijk in september 2010 met een voorstel te komen tot een doelmatiger campagnebeleid, waarbij er meer samenhang tussen verschillende initiatieven ontstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Uitslag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31839).

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mevrouw Smits. Ik weet niet hoe uw planning eruit ziet, maar als u meer dan één motie wilt indienen, verdient het aanbeveling om daarmee te beginnen. De tijd die dan nog rest, kunt u gebruiken voor een toelichting.

Mevrouw Smits (SP):

Ik heb een kleine toelichting nodig al was het maar om een goede sfeer te scheppen voor mijn moties.

De jeugd van tegenwoordig is gelukkig dezelfde als vroeger en de problemen waar jongeren voor staan, zijn ook niet heel veel anders. Ik noem: ouders, seksualiteit en overgewicht. De samenleving is echter wel veranderd. Ouders krijgen een steeds grotere taak en komen steeds vaker alleen te staan in de opvoeding van kinderen. Opvoeden is een zware en belangrijke taak waar ouders verantwoordelijk voor zijn, maar ook de buurt, de school, de omgeving en de overheid hebben daarin een taak. Dat geldt ook voor kinderen met overgewicht. Het aantal kinderen met overgewicht neemt in rap tempo toe maar de urgentie is nog steeds niet helemaal tot de politiek doorgedrongen lijkt het soms. Het kabinet gelooft nog steeds in zelfregulering.

De voorzitter:

U moet nu echt aan uw moties beginnen want anders hebt u daar onvoldoende tijd voor. Ik heb u echt gewaarschuwd.

Mevrouw Smits (SP):

Goed. Mijn motie gaat over de snoep- en frisdrankautomaten in de scholen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal kinderen met overgewicht in rap tempo toeneemt;

overwegende dat snoep- en frisdrankautomaten in scholen kinderen verleiden tot het nuttigen van ongezond voedsel;

van mening dat een school het goede voorbeeld hoort te geven op het gebied van voeding;

verzoekt de regering, in overleg met de schoolbesturen een plan van aanpak op te stellen met als doelstelling dat alle schoolgebouwen vanaf het schooljaar 2010-2011 snoep- en frisdrankautomaatvrij zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31839).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal kinderen met overgewicht in rap tempo toeneemt;

overwegende dat reclame voor ongezonde voeding kinderen verleidt tot het eten van ongezond voedsel;

verzoekt de regering, in overleg met publieke en commerciële omroepen ervoor zorg te dragen dat er vanaf 1 januari 2011 geen reclame voor ongezonde voeding gericht op kinderen onder de twaalf jaar meer wordt uitgezonden op de televisie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31839).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien één motie in, minder dan de andere sprekers. Ik spreek nog een korte inleidende zin uit. In het algemeen overleg is uitgebreid gesproken over gehoorschade. De fractie van de ChristenUnie heeft de minister gevraagd, te proberen om het project Sound Effects landelijk door te voeren. Onze jongerenorganisatie PerspectieF biedt binnenkort aan de minister een eigen notitie aan getiteld In a silent disco. De minister kan die tegemoet zien. De motie die ik indien, sluit denk ik goed aan op de motie van collega Uitslag waarin gevraagd wordt om een plan van aanpak. Ik heb een wat specifiekere invulling, maar die kan daarin meegenomen worden. Mijn fractie zal die motie steunen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongeveer 15% van de Nederlandse jongeren tussen 16 en 30 jaar een meer of minder ernstige vorm van gehoorschade heeft en dat deze groep jaarlijks met ongeveer 25.000 jongeren toeneemt;

constaterende dat uit onderzoek van het Erasmus MC Rotterdam blijkt dat kennis en bewustzijn bij jongeren over de gevolgen van gehoorschade onder de maat is;

overwegende dat de aanvaardbare blootstellingsduur vier uur is met een geluidsniveau van 86 dB(A), terwijl een geluidsniveau van 100 dB(A) of meer niet ongebruikelijk is voor uitgaansgelegenheden;

overwegende dat discotheken graag meewerken aan het project "Sound Effects", maar dat zij wel terughoudend zijn in het doen van omgevingsaanpassingen;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met de horecabranche, discotheken en concertorganisatoren en aan te dringen op omgevingsaanpassingen, zoals het beperken van het geluidsniveau of een goede plaatsing van geluidsboxen;

verzoekt de regering, in het overleg aan te dringen op informatievoorziening richting bezoekers over het geluidsniveau, over de aanvaardbare blootstellingsduur en erop aan te dringen dat bezoekers over gehoorbescherming kunnen beschikken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(31839).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik zal direct ingaan op de moties omdat inleidende opmerkingen, voor zover daarvan sprake was, alleen dienden ter toelichting op de moties. Er zijn verder geen vragen aan de orde gesteld. Ik zal de vijf moties nu langslopen en er een oordeel over geven.

In de eerste motie van mevrouw Uitslag en mevrouw Bouchibti wordt gevraagd om een plan van aanpak met een heleboel betrokken partijen, gericht op het actief bestrijden van gehoorbeschadiging. Ik wil dat graag doen en vind de genoemde partijen ook relevant. Dat vergt overigens nogal wat; ik zal daarover straks nog iets zeggen. Maar de urgentie van het probleem is groot genoeg. Ik heb ook goed genoteerd – en het spoort met de opstelling die ikzelf in het debat heb gekozen – dat mevrouw Uitslag in eerste instantie kiest voor zelfregulering en vindt dat de betrokken partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat is al heel gauw op het terrein van leefstijl. Ik ben het ook met haar eens dat er een moment kan komen dat de overheid wél tot regelgeving moet overgaan. Het lijkt mij echter goed om in dit geval deze weg te bewandelen, ook in verband met het grote maatschappelijke probleem dat gehoorbeschadiging betekent. Ik zal dit graag oppakken langs die lijn, maar ik maak nog wel een kanttekening. In het dictum staat dat de Kamer in mei 2010 bericht moet worden. Mag ik er, ook gelet op het grote aantal relevante organisaties dat wordt genoemd, van uitgaan dat mevrouw Uitslag niet bedoelt dat er dan een plan van aanpak moet liggen, maar dat ik de Kamer meld over de inspanningen die wij dan hebben verricht om te komen tot zo'n plan van aanpak? Ik zie mevrouw Uitslag instemmend knikken. Uiterlijk mei 2010 zal ik de Kamer berichten over de stand van zaken van dit overleg en het proces dat wij voor ons zien. Ik maak al met al geen bezwaar tegen de aanvaarding van deze motie, die ik opvat als ondersteuning van mijn beleid.

Datzelfde geldt voor de tweede motie die mevrouw Uitslag heeft ingediend, die gaat over campagnes. Terecht signaleert zij dat er nogal wat versnippering te zien is op het gebied van campagnes over leefstijl. Ik moet daarbij overigens wel zeggen dat er al behoorlijke slagen zijn gemaakt. Ik heb het snel laten nagaan. Niet zo heel lang geleden kenden wij op het gebied van leefstijl zo'n twintig verschillende voorlichtingscampagnes, allemaal zinvol en gericht op een specifiek onderdeel. Inmiddels hebben wij dat aantal gereduceerd tot nog geen tien. Voorbeelden daarvan zijn campagnes op het gebied van opvoedondersteuning, die verschillende aspecten behandelden. Dat waren dus ook verschillende campagnes. Ook waren er campagnes over het gebruik van middelen, apart voor alcohol, apart voor roken en apart voor drugs. Wij hebben die al samengevoegd tot één campagne. Hetzelfde geldt voor overgewicht en het stimuleren van bewegen. Er is dus al een slag gemaakt. Het lijkt mij echter goed als ik deze motie, de intentie daarvan in ieder geval delend, voorleg aan mijn collega van VWS. Het is de bedoeling dat minister Klink, met uiteraard betrokkenheid van de staatssecretaris van VWS en mijzelf, met een update of bijstelling van de Preventienota komt. Dat zal kort na de zomer zijn. Het lijkt mij goed als wij deze motie daarbij betrekken. Wij komen dan terug op wat hier wordt gevraagd en zullen de Kamer berichten over verdere stappen die wij op dit terrein hebben bereikt of kunnen bereiken.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Bedoelt de minister ook dat in de Preventienota tevens de afbetaling, dus de subsidiëring, wordt meegenomen? Het is een andere manier van subsidiëring. Mijn fractie pleit ervoor om te kijken naar resultaten en niet bij voorbaat te bekijken welk instituut wat nodig heeft. Wij willen beloning op basis van prestaties.

Minister Rouvoet:

Dat ligt iets ingewikkelder. Ik wil daarop graag bij gelegenheid van de Preventienota verder terugkomen. Wij kennen twee soorten campagnes. Er zijn campagnes waarvoor de overheid zelf de opdracht geeft. Je besteedt dat uit, waarna de gevraagde campagne wordt geleverd. Soms subsidiëren wij initiatieven die goede campagnes leveren. De subsidie wordt geleverd voor het gevraagde of aangeboden resultaat. Je kunt een campagne niet op voorhand afrekenen op het effect dat die uiteindelijk heeft op het maatschappelijk gedrag. Dat is buitengewoon ingewikkeld. Wij financieren twee soorten campagnes: eigen opdrachten en subsidie voor andere initiatieven. Ik kan toezeggen dat ik beide zal betrekken bij de uitvoering van de motie. Bovendien zal ik verslag daarover doen in de preventienota.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een voldoende toezegging.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb nog een vraag. Het systeem is nu zo dat organisaties juist niet gaan samenwerken, omdat die prikkel niet in het systeem zit. Zij krijgen subsidie per onderdeel. Kan de minister ook meenemen dat er meer vanuit het onderwerp en de lokale vraag wordt geredeneerd? Dan kunnen de verschillende instituten samenwerken en op basis daarvan subsidie ontvangen. Ik hoop dat de minister mij begrijpt. Dat is een andere insteek.

Minister Rouvoet:

Ja, ik begrijp het. Ik kan mevrouw Uitslag royaal meegeven dat ik bij het overleg met collega Klink ervoor zal zorgen dat wij in de preventienota ingaan op het type campagnes, het aanbod van de campagnes, de manier waarop wij die financieren, het systeem van de subsidiëring en wat wij daarvoor vragen. Ik wil dus in brede zin ingaan op de achtergrond van de financiering van campagnes langs de lijnen die mevrouw Uitslag aangeeft. Dat zit ook al in de benadering die wij hebben gekozen. Het is dus geen enkel probleem.

Ik wil nu ingaan op de twee moties van mevrouw Smits, die zij indiende samen met mevrouw Langkamp. De eerste motie gaat over een plan van aanpak voor de snoep- en frisdrankautomaten in schoolgebouwen. Wij zitten al middenin dit proces. Wij hebben daar al voortdurend overleg over langs de lijnen van het project De Gezonde Schoolkantine. Op een gezonde school moet een gezonde schoolkantine zijn. Dat overleg loopt. Ik wil dit signaal graag in dat traject meenemen. Wij hebben dus al een plan van aanpak dat een tijd geleden met de Kamer besproken is, namelijk de aanpak van De Gezonde Schoolkantine. Het lijkt mij niet dienstig om nog een apart plan van aanpak hieraan toe te voegen. Ik begrijp echter de urgentie en deel de gedachte van de motie. Als mevrouw Smits ermee kan leven dat wij het signaal van deze motie nog meenemen in het te intensiveren contact met de schoolbesturen, zoals zij vraagt, dan wil ik die motie graag op die manier uitvoeren. Dat is geen enkel probleem. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van het beleid.

De heer Zijlstra (VVD):

Het gebeurt de laatste tijd wel vaker dat een minister een invulling geeft aan een motie. Het zou handig zijn als de motie dan werd ingetrokken. Dat gebeurt echter vaak niet. Vervolgens stemmen wij toch over de tekst die voorligt. Om dit soort processen helder te houden, zou ik graag zien dat de motie ofwel ingetrokken wordt, omdat de minister zegt wat hij gezegd heeft – dat is helder – ofwel dat de minister de motie accepteert zoals die voorligt. De besluitvorming wordt steeds diffuser. Ik wil dat graag voorkomen.

De voorzitter:

Ik deel de oproep van de heer Zijlstra. Het is aan de indieners om een dergelijk besluit te nemen. Dit geldt in feite ook voor de moties van mevrouw Uitslag.

Mevrouw Smits (SP):

De indiener wil de motie graag verduidelijken. In de motie staat dat wij graag willen dat alle schoolgebouwen vanaf het schooljaar 2010-2011 snoep- en frisdrankautomaatvrij zijn. De deadline is vrij duidelijk. Als de minister zegt dat die al in het plan staat en dat hij de motie als ondersteuning ziet, omdat zij overeenkomt met wat hij gaat doen, dan kunnen wij overwegen om de motie in te trekken. Ik zou dat echter graag nog even horen. Als de minister echter niet zo'n deadline wil stellen, dan brengen wij de motie toch in stemming.

Minister Rouvoet:

Dat begrijp ik. Ik wil ook duidelijkheid hierover geven. Ik begrijp ook de opmerking van de heer Zijlstra. Als wij een motie op een bepaalde manier interpreteren en die interpretatie niet weersproken wordt door de eerste indiener, dan gaan wij er normaliter vanuit dat dit de lading is van de motie. Dan wordt ze op die manier uitgevoerd. Het is echter aan de Kamer en aan de voorzitter om te zeggen of dit wel of niet terecht is. De heer Zijlstra stelde een verhelderende vraag. Het specifieke punt van de motie inclusief de datum lijkt mij geen toegevoegde waarde te hebben voor het overleg voor een plan van aanpak. Als ik de motie zo mag verstaan, dat ik mij tijdens het lopende gesprek met de scholen richt op de realisatie van dat specifieke punt inclusief de deadline en de Kamer daarover informeer, dan kan ik de motie uitvoeren. Als mevrouw Smits hecht aan de tekst in het dictum over het plan van aanpak op dit specifieke punt, moet ik de motie ontraden. Dat is de helderheid die ik kan bieden. Het is aan de indienster, wat zij hiermee doet.

Dan wil ik nog ingaan op de motie van mevrouw Smits en mevrouw Langkamp over de snoepreclame. Daar kan ik kort over zijn. Die motie moet ik echt ontraden, omdat er een traject loopt met de Kamer. Ik verwijs hierbij naar de motie-Arib. Daarin wordt het kabinet verzocht om voor 1 maart duidelijkheid te geven over het overleg met de sector over de snoepreclame en over de leeftijdsgrens van 7 jaar of 12 jaar. Het kabinet is aan die toezegging gehouden. De motie van de leden Smits en Langkamp loopt hierop vooruit en daarom moet ik deze motie ontraden. We zullen de Kamer voor 1 maart berichten over het wel of niet uitvoeren van de motie-Arib. Ik meen dat deze is aangehouden.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik vraag duidelijkheid van de minister over zijn laatste paar zinnen. Hij geeft aan dat de motie-Arib is aangehouden. Ik neem aan dat deze nu niet in uitvoering wordt gebracht. De motie over kidsreclame is aangenomen in de Kamer, zeg ik even ter verheldering.

Minister Rouvoet:

Ik doel op de motie-Arib die is ingediend. Ik zeg het even uit mijn hoofd. Volgens mij heeft mevrouw Arib gezegd dat zij de motie aanhoudt. In de motie wordt gevraagd om de grens tot 12 jaar te verleggen. Zij wil eerst van het kabinet horen wat het overleg met de sector heeft opgeleverd. Dan is het aan mevrouw Arib om te kijken of zij na 1 maart de motie in stemming brengt om tot regelgeving te komen. Dat is het traject. Het staat inderdaad los van andere vragen en moties rondom KidsVitaal. Daar heeft mevrouw Uitslag gelijk in.

Ik kan kort zijn over de motie van de heer Voordewind. Het dictum sluit aan bij de intenties van de motie van mevrouw Uitslag over gehoorschade en het tegengaan daarvan. Ik denk dat die moties in de uitvoering goed te combineren zijn in het bredere plan van aanpak. Ik beschouw dit als een verzoek van verschillende fracties om op dat punt initiatief te ontplooien en ik ben graag bereid om aan het dictum van de motie, in die context en langs datzelfde tijdpad, te voldoen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven