Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart (31981).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Met het wetsvoorstel wordt in de Wet studiefinanciering opgenomen dat de OV-chipkaart het geldige vervoersbewijs wordt voor studenten. Dit is nodig omdat iedereen straks met de OV-chipkaart gaat reizen. De ingangsdatum is 1 januari 2010. Elke student krijgt een persoonlijke OV-chipkaart die niet ieder jaar vervangen hoeft te worden, met daarop bepaalde reisrechten. De kaart is een combinatie van een abonnement en een reguliere OV-chipkaart die je moet opladen zodat je op saldo kunt reizen. Met je abonnement reis je door de week gratis, met je saldokaart in het weekend tegen korting of andersom.

GroenLinks is voorstander van een digitaal vervoersbewijs, mits dit op deugdelijke wijze wordt ingevoerd en het de mensen niet door de strot wordt geduwd. Daar schort het enigszins aan en dat is waarom we tot dusverre altijd hebben gezegd dat de strippenkaart geldig zou moeten blijven naast de OV-chipkaart.

We hebben het vandaag over studenten. Natuurlijk krijgen studenten te maken met alle uitvoeringsproblemen die er in de praktijk zijn. Ik geef een korte opsomming van die uitvoeringsproblemen. De OV-chipkaart krijgt dezelfde kraakbare chip als de reguliere chipkaart. Dat is bij deze grootschalige introductie een extra probleem, omdat het bij studenten om flinke bedragen gaat. Het lijkt mij enigszins onacceptabel om zo veel studenten met een ondeugdelijk stuk software de straat op te sturen. De minister denkt op 1 januari helemaal klaar te zijn met het invoeren van de OV-chipkaart voor studenten, maar dan mag de hij wel opschieten – overigens is haastige spoed zelden goed – want maar liefst 18% van de studenten heeft nog geen kaart in huis. Dat zijn veel studenten.

Dan kom ik op de verantwoordelijkheid en de onduidelijkheid. De studenten die al wel een kaart hebben, weten niet waar ze terechtkunnen als er iets misgaat. De IB-Groep en de vervoerders blijven naar elkaar wijzen. Ik geef ook een voorbeeld van de onduidelijkheid die er heerst. Vervoersbedrijven als het GVB en de RET willen dat studenten hun kaart gebruiken om in en uit te checken. Dat moet in de metro sowieso omdat het poortje anders niet opengaat, maar moet dus ook in bus en tram. Veolia en Arriva vinden het echter wel best als je alleen je pas aan de chauffeur laat zien. Hetzelfde geldt voor de NS, waar je je pas ook alleen aan de conducteur hoeft te tonen en nog niet hoeft in en uit te checken. Kortom, verwarring alom. Het moet natuurlijk overal hetzelfde zijn, anders wordt de reiziger gestoord.

Er zitten ook privacyaspecten aan de OV-chipkaart. Bij het in- en uitchecken gaan de reisgegevens naar TLS, die deze een poosje bewaart. TLS mag de gegevens niet aan derden verstrekken. Dat zit op zich allemaal aardig dichtgetimmerd, maar toch zijn er mensen die er bezwaar tegen maken. Voor die groep is er een anonieme chipkaart in het leven geroepen. Dat kan echter niet voor studenten. Hoe kijkt de minister daar tegenaan?

Tot slot noem ik de keuzevrijheid. Het is een oude wens van de Landelijke Studenten Vakbond om keuzevrijheid voor studenten te regelen. Dat betekent dat je zou mogen kiezen voor een OV-chipkaart of dat je in ruil daarvoor € 79 krijgt of gewoon studiefinanciering. Het systeem op dit moment is een beetje "one size fits all" of in ieder geval "two sizes fit all", omdat het om de week- en de weekendkaart gaat. In maart meldde de Landelijke Studenten Vakbond dat uit een door de bond zelf gehouden onderzoek blijkt dat maar liefst 80% van alle studenten het liefst zou willen kiezen.

Ik kom op het standpunt van GroenLinks. Er is op dit moment nog zo veel mis met de OV-chipkaart voor studenten dat de boel zo niet fatsoenlijk kan worden ingevoerd. Daarom is ons verzoek aan de minister om de invoering op zijn minst uit te stellen totdat er voor iedereen een deugdelijke pas is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Voorzitter. Mijn stem is niet hees van emotie omdat wij vandaag eindelijk het wetsvoorstel behandelen, maar door de verkoudheid die op mijn stembanden slaat.

Dit wetsvoorstel is een logisch uitvloeisel van de invoering van de OV-chipkaart. Studenten krijgen die OV-chipkaart uiteindelijk ook. We hebben daar via het schriftelijk verslag uitgebreid over gecorrespondeerd. Volgens mij zijn er niet zo heel veel elementen meer waar we op dit moment, specifiek ten aanzien van de OV-chipkaart, nog een probleem mee hebben.

Wij hebben in het schriftelijk verslag twee vragen gesteld waar wij nog geen volledig antwoord op hebben gekregen. De eerste is dat de ov-jaarkaart voor studenten in het reguliere gebruik niet alleen een soort kortingskaart is geworden voor het openbaar vervoer, maar dat die bijna ook een semi-identiteitskaart is geworden. Het was over het algemeen zo dat je met de ov-studentenkaart heel gemakkelijk korting kon krijgen. Je kon hem bijna gebruiken als legitimatie bij openbare bibliotheken en om korting te krijgen bij bioscopen, sportscholen en ga zo maar door. Dat was zo handig vanwege het feit dat de gegevens van een ov-studentenkaart vaak meer up-to-date waren dan de inschrijvingskaart voor een universiteit, een hogeschool of een mbo-instelling.

Het is daarom van belang dat je die zichtfunctie behoudt, dat je op een ov-jaarkaart of op de OV-chipkaart kunt zien dat het een studentenkaart is. Dat element verdwijnt echter en dat betreuren wij ten zeerste. We hebben in het schriftelijk verslag gevraagd op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat die functie via de OV-chipkaart of op een andere manier goed geregeld kan worden. Over het algemeen zijn studentenkaarten of inschrijvingskaarten voor universiteiten namelijk niet eenduidig. Het is niet gemakkelijk te traceren of de kaart werkelijk geldig is, met alle goede gegevens erop. Daar zit voor ons een probleem. Wil de minister daar nog eens goed naar kijken en eventueel een traject starten om voor het jaar 2010 na te gaan of met Studielink een identiteitskaart kan worden ontwikkeld die deze functie voor een belangrijk deel kan overnemen?

De tweede vraag is de volgende. De heer Dibi zei zo-even al dat behoorlijk veel nagegaan kan worden welke reisbewegingen precies gemaakt worden. Wat kunnen daarvan de consequentie zijn voor de onderhandelingen die de minister voert met de ov-bedrijven? Misschien is het zelfs mogelijk om na te gaan in hoeverre de ov-jaarkaart omgezet kan worden in een soort trajectkaart, waarmee sneller en gemakkelijker flexibel dingen gedaan zouden kunnen worden.

Een ander thema betreft de problematiek die in het weekend nadrukkelijk naar voren werd gebracht over de situatie in Amsterdam. Welke lessen trekt de minister uit de gegevens die met name door de LSVb naar voren zijn gebracht over de ervaringen in Amsterdam? Die stemmen ons niet heel hoopvol. Wij hebben in het schriftelijk verslag gevraagd of de minister ervan uit kan gaan dat het een vlekkeloze overgang zal zijn. Hij heeft toen aangegeven dat hij geen problemen verwacht. Nu blijkt dat de LSVb gesignaleerd heeft dat er nog wel wat problemen zijn. Hoe zorgt de minister ervoor dat die problemen tijdig en adequaat worden opgelost?

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. De invoering van de OV-chipkaart is een gepasseerd station, om in ov-termen te blijven. Wij hadden deze kaart liever niet gezien, maar hij wordt nu ingevoerd. De invulling in de vorm van een studentenkaart is eigenlijk een logisch vervolg daarvan. De PVV heeft een aantal vragen over de praktische kant en de wijziging van de wet. Wij zien nu al dat er problemen zijn bij de invoering. De uitbanning van het zwartrijden is absoluut niet gelukt. Er zijn allerlei vraagtekens bij het uitchecken. Dat kun je ook doen voordat je op het eindpunt bent. De chip is eenvoudig te kraken. Collega Roemer van de SP had daar enkele seconden voor nodig. Ik ben benieuwd of hij inmiddels wel betaald rondreist.

De LSVb kwam recent met een aantal bezwaren. Ik ben de derde spreker in de rij en dus is heel veel gras al voor mijn voeten weggemaaid. Collega Van Dijk wees ook op deze bezwaren. De LSVb had het over lange wachttijden, defecten kaarten, niet beschikbare formulieren en kwijtgeraakte pasfoto's. Dit wekt de indruk dat het aan de administratieve zijde nog lang niet op orde is en 1 januari komt met rasse schreden dichterbij.

Hoe zit het met de fraude? Kan men straks oneigenlijk gebruikmaken van de OV-chipkaart voor studenten? Kan de hele familie straks rondreizen op de kaart van een neefje? Ik zie nooit persoonscontroles, net zo min als ik nog een conducteur zie, zeker niet in de avonduren. Collega Dibi sprak terecht over de grote verschillen tussen de diverse ov-bedrijven. Daar kan bij de controle geen sprake van zijn. Ook vraag ik aandacht voor het punt van de privacy.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Een vijfde van de studenten heeft nog geen OV-chipkaart. Een ov-student staat voor een dicht poortje. Chaos rond de OV-chipkaart. Reizen met een OV-chipkaart gaat nog moeilijk. Studenten klagen over de OV-chipkaart. Voorzitter. De OV-chipkaart voor studenten is een zootje. Per 1 januari 2010 is er geen papieren kaart meer; dat is over minder dan twee maanden. De vraag is: is dit zootje in twee maanden op te ruimen? Als die vraag vanavond niet positief beantwoord kan worden, ben ik er voorstander van dat wij de papieren ov-kaart voorlopig nog niet afschaffen.

De chipkaart voor studenten voor het openbaar vervoer zou in 2006 ingevoerd worden. Drie jaar later heeft nog steeds 18% van de studenten niet zo'n kaart. Wat is er nou misgegaan, minister? De studenten zijn eigenlijk de makkelijkste groep reizigers. Zij reizen door de week of in het weekend gratis. De groep is bekend en de gegevens zijn bekend. Je zou denken dat het niet zo moeilijk is.

Het door de week of in het weekend gratis mogen reizen, is onderdeel van de studiefinanciering. Het is dus in feite geld van de student. Nu moeten studenten ineens € 7,50 gaan betalen. Dat kleine papieren ov-jaarkaartje was gratis. Daar betaalden studenten niet voor als ze het ophaalden. Nu moeten ze ineens € 7,50 gaan betalen. Dat is geldklopperij. Gratis reizen, kost geen € 7,50.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Hoe vaak moeten zij die € 7,50 betalen?

Mevrouw Smits (SP):

Eenmalig.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Volgens mij is het meer een soort van identiteitsbewijs waarmee zij niet alleen gedurende de studententijd maar ook gedurende rest van hun leven kunnen reizen. Vindt u het ook niet een beetje retoriek als u zegt dat zij ineens € 7,50 moeten gaan betalen?

Mevrouw Smits (SP):

Je zou het retoriek kunnen noemen, maar ze moeten nu wel € 7,50 betalen voor een ov-jaarkaart die voorheen gratis was. Dit gebeurt op een moment waarop de studiefinanciering wordt bevroren en studenten meer collegegeld moeten betalen. Het wordt aan alle kanten duurder voor studenten. Het is ook een beetje een principekwestie. De ov-jaarkaart was gratis. Nu wordt dit ding ingevoerd waardoor het makkelijker zou worden. Het zou goed voor de reiziger zijn. Hartstikke mooi, allemaal, maar het kost de studenten geld en een hoop ellende. Daar daar heeft de heer Van Dijk zelf ook over gesproken.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Volgens mij moet iedereen € 7,50 betalen, dus waarom studenten dan niet? Moet iemand van 18 jaar die niet studeert, maar toevallig werkt, die € 7,50 ook kwijtgescholden worden?

Mevrouw Smits (SP):

Ik zou het liefst zien dat het openbaar vervoer voor iedereen in Nederland gratis was. Maar ja, zover zijn wij voorlopig nog niet. In elk geval moeten wij het nu niet duurder maken voor de studenten.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik zou willen dat iedereen rijk en gelukkig was, en ook dat het iedere dag mooi weer is.

Mevrouw Smits (SP):

Misschien moet u dan bij onze partij komen, mijnheer Van Dijk. Hoe krijgt de minister het voor elkaar dat 18% van de studenten de kaart nog niet heeft? Is het slechte regie? Is het slecht ministerschap? Zijn de ambtenaren aan het slapen? Ligt het aan de technologie? Dat was altijd een goede uitvlucht. In elk geval hebben we in 2010 de papieren kaart niet meer. Dat is fijn. Kan de minister garanderen dat na oud en nieuw elke student gewoon gratis kan reizen? Heeft hij een noodplan voor als het niet lukt met de OV-chipkaart?

Ik noem een paar casussen. Wat de SP-fractie betreft, zijn deze problemen opgelost voor 1 januari. Een student uit Amsterdam belt ons. Hij kan de metro in Amsterdam niet inkomen met zijn papieren ov-kaart. Hij gaat naar het GVB, waar hij een OV-chipkaart krijgt. Die kan hij gebruiken voor de metro. Hij komt in Rotterdam en er wordt € 4 afgeschreven, terwijl hij recht had op gratis reizen. De Amsterdamse kaart geldt niet in Rotterdam! Dat is toch prutswerk? Moet iedere student straks bij negen vervoersbedrijven kaartjes gaan halen en opladen? Los van alle dochterondernemingen die we kennen in het openbaar vervoer, wil ik graag dat de minister verzekert dat het reisrecht voor studenten, na het laden ervan, ook wordt erkend door alle andere bedrijven. Vanaf 1 januari 2010 moeten studenten dus in elke regio, in elke bus en trein gratis kunnen reizen met de pas, die dan overal moet werken. Ik benadruk het nog maar eventjes, want zo vanzelfsprekend is het niet. Ik krijg graag een helder antwoord, want dit is de kern van het verhaal.

Er waren nog andere problemen, bijvoorbeeld voor een student die een nieuwe OV-chipkaart nodig had. Van de ene op de andere dag was het ding kapot. Hemel en aarde heeft hij moeten bewegen om een nieuwe te krijgen. De NS stuurde hem naar de IB-Groep, die hem terugstuurde naar de NS. Hij ging van de frontoffice naar de backoffice; het leek Jiskefet wel. Hij stuurde hij brieven en belde erachteraan. Na vijf maanden had hij een nieuwe kaart. De boel is gewoon niet op orde. Rover en LSVb spreken van een administratieve chaos. Is het onduidelijk wie er eindverantwoordelijk is? Dit moet opgelost worden. Het aanvragen van een nieuwe kaart moet snel en gemakkelijk kunnen. Hoe lang vindt de minister dat dit mag duren? Is het misschien een optie om studenten gewoon bij het loket van een vervoersbedrijf een kapotte pas te laten inruilen voor een pas die het wel doet? Een week moet voldoende zijn als je een nieuwe pas nodig hebt, bij alle vervoerders.

Dan heb ik nog een paar losse punten. Bij studenten met een weekkaart wordt nu regelmatig geld afgeschreven als ze doordeweeks reizen. Dat kan niet. Wat gaat de minister eraan doen? Wordt dit opgelost? Daarnaast is het studentengedeelte van de OV-chipkaart straks geldig voor een bepaalde tijd. Er wordt geld op gestort door studenten. Vervolgens verloopt dat ding, of stoppen mensen even met studeren. Kunnen ze dan het geld terugkrijgen, of verdwijnt dat? Het kan oplopen tot € 50. De minister weet als geen ander dat dit voor studenten een hoop geld is. Wat gaat de minister daaraan doen? Gaat hij de vervoersbedrijven verplichten om het geld terug te geven aan de studenten? Wanneer is het geregeld?

Deze kaart moest het reizen gemakkelijker maken, maar uiteindelijk is het tegenovergestelde het geval. Studenten lopen soms met drie verschillende kaarten rond en sommige hebben inmiddels vijf pasfoto's ingeleverd. Ik ben zelf ook zo'n student. Er is geen instelling in Nederland die meer foto's van mij heeft dan de IB-Groep, maar ik heb nooit zo'n kaart gezien. Geld wordt onterecht afgeschreven, studenten staan voor dichte poortjes en de passen gaan eerder kapot dan de oude, papieren ov-jaarkaart. Het aanvragen van een nieuwe chipkaart duurt een eeuwigheid en het is niet goed duidelijk hoe deze moet worden aangeschaft. Elk vervoersbedrijf voert de chipkaart op een ander moment in. Waarom zijn hierover geen fatsoenlijke afspraken gemaakt? Er zijn ontzettend veel problemen. Ik hoor heel graag van de minister hoe hij al die problemen in twee maanden gaat oplossen. Als het op 1 januari 2010 niet is gelukt, ga ik ervan uit dat hij de papieren kaart laat bestaan. De student staat anders met de rotzooi en dat lijkt mij ook geen oplossing.

De OV-chipkaart moest het zo makkelijk maken voor de reiziger. Voor studenten zou het nog fantastischer zijn, met alles op één pas. Studenten hadden echter al al het openbaar vervoer op één pas en ik ben er niet van overtuigd dat op 1 januari de chipkaart een beter alternatief wordt voor de oude pas.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Voorzitter. Dit debat voeren wij naar aanleiding van de schriftelijke ronde die wij hierover hebben gehad. De OV-chipkaart komt eraan. Het is dus logisch dat je de ov-jaarkaart moet omvormen naar een OV-chipkaart zodat studenten ook kunnen reizen. Wij waren tevreden met de beantwoording van de minister in de schriftelijke ronde. Daarna kwam echter de berichtgeving van de LSVb en ROVER waaruit bleek dat er nog behoorlijk wat problemen zijn: de wachtrijen, de foto's en de 18% van de studenten die nog geen OV-chipkaart heeft. Kan de minister aangeven wat de oorzaak is van die problemen? De doelstelling is natuurlijk dat de problemen bij de invoering opgelost zijn, want mensen moeten wel fatsoenlijk kunnen reizen. Hoe gaan wij voorkomen dat wij bij de verdere uitrol tegen deze problemen aanlopen? Graag krijgen wij een inschatting van of wellicht een onderzoek naar de oorzaken van deze problemen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Het uitgangspunt voor deze wetswijziging is dat er nog maar één elektronisch reisproduct door de studenten hoeft te worden aangevraagd in plaats van ieder jaar opnieuw een papieren ov-jaarkaart. Dat uitgangspunt steunt de VVD-fractie. Wij zetten echter wel vraagtekens bij de wijze van uitvoering, het moment van invoering en de mogelijke consequenties die het gebruik van persoonsgegevens met zich kan brengen. Ik zal ze in die volgorde langslopen.

Voor de uitvoering is een bijzonder ingewikkeld systeem opgetuigd. Ik zou bijna zeggen dat je hoger onderwijs moet hebben gevolgd om het überhaupt goed te laten verlopen. In de eerste plaats wordt de Regisseur Studenten Reisrecht (RSR) een nieuwe schakel in de keten die er dan als volgt uitziet. Probeert u het even mee te maken. De student vraagt studiefinanciering aan. Daarna is de IB-Groep aan de beurt. Die verstrekt de RSR het reisrecht van de student en dat gaat gepaard met het verstrekken van een burgerservicenummer. Vervolgens geeft de RSR dat reisrecht weet door aan de vervoersbedrijven. Die bedrijven laden op hun beurt het reisrecht op de chipkaart van de student. Deze chipkaart wordt door de student zelf aangeschaft, maar moet worden voorzien van een zogenaamde zichtfunctie voor het geval het opladen niet zou werken. Die zichtfunctie wordt verzorgd door Trans Link Systems (TLS) en die krijgt weer van de RSR – volgt u het nog? – de opdracht om de OV-chipkaart aan te maken voor iedere studerende. Dat kan echter alleen als de student de RSR een formulier toestuurt met een kopie van het identiteitsbewijs.

Je hoeft volgens mij niet te hebben gestudeerd om hier naderend onheil te vermoeden. Ik zal niet zeggen dat dit het zoveelste ICT-project is dat op de schroothoop van de maakbaarheid kan worden bijgeveegd, maar je voelt op je klompen aan dat er zo veel schakels zijn en zo veel verschillende verantwoordelijkheden worden onderscheiden dat hier toch een behoorlijk risico qua uitvoering wordt gelopen. Daarom wil ik daar een paar vragen over stellen. Waarom moest die RSR er per se tussen? Was het denkbaar geweest dat de groep studenten die het betreft gewoon van de Informatiseringsbank een brief zouden hebben ontvangen met hun reisrecht waarmee zij zich bij een vervoersloket hadden kunnen melden voor het opladen van hun OV-chipkaart? Zo nee, waarom niet? Is er überhaupt over een andere wijze van invoering nagedacht? Zijn de situaties in Rotterdam en Amsterdam, bij de RET en het GVB waarop de heer Jan Jacob van Dijk al wees, niet voldoende reden om hier alle alarmbellen te laten afgaan? In elk geval hebben wij forse kritiek gezien van de LSVb en ROVER. Het antwoord dat – en ik citeer de minister – de ov-bedrijven nu hebben gegarandeerd dat studerenden in 2010 op tijd hun kaart ontvangen, mits zij tijdig een tweede pasfoto opsturen, heeft wel een heel groot "komt wel goed"-gehalte. Kortom, garandeert de minister een goede uit- en invoering van de OV-chipkaart?

Dan kom ik bij de invoering. De RSR moet voor zover wij weten nog worden opgericht. Misschien komt Sinterklaas een handje helpen, maar is het reëel om te veronderstellen dat dit systeem foutloos in werking kan treden per 1 januari? De uitdagingen op ICT- en organisatiegebied zijn enorm. Wij hebben toch ondertussen voldoende leergeld betaald op dat gebied? Nu al stromen de klachten van studenten binnen: een vijfde van de studenten heeft nog niet eens een OV-chipkaart, lees ik bij het meldpunt van GroenLinks. Wat gaat er eigenlijk mis als wij alleen met een zichtkaart zouden beginnen? Wat gebeurt er als wij even ademhalen en nog eens heel goed nadenken?

Ten slotte kom ik bij de persoonsgegevens. De IB-Groep komt weer onder het directe toezicht van de minister door de fusie, terwijl de RSR op den duur zal verzelfstandigen. Vervoersondernemingen zijn al verzelfstandigd; dat is een prima zaak. Maar moet die organisatie nu een bruidsschat aan privacygevoelige persoonsgegevens worden gegund? Weegt hier het fraudeargument met die brieven eigenlijk wel op tegen het privacyargument? Het vervoerscontract is immers al gesloten, dus zelfs bij fraude – de VVD keurt dat natuurlijk niet goed; integendeel, er moeten forse sancties op volgen – loopt de overheid in elk geval geen financieel risico.

Het simpele feit dat de RSR de beschikking krijgt over het burgerservicenummer, terwijl nu al wordt voorzien dat deze organisatie, nu nog een onderdeel van de NS, zal verzelfstandigen, roept begrijpelijke vragen op van het College bescherming persoonsgegevens. De kritiek van het CBP, die overigens al twee jaar oud is, lijkt mijn fractie onvoldoende weersproken. Kan de minister nog eens ingaan op de kritiek en ook op de suggestie van het CBP om gewoon een brief te sturen aan de studenten, die zich vervolgens met de brief en een geldig legitimatiebewijs melden bij de vervoerder? Afhankelijk van het antwoord van de minister overwegen wij een motie in tweede termijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Excuus dat ik even om een korte schorsing vroeg. Ik ben dat niet gewend, maar de wereld van het openbaar vervoer is niet helemaal de mijne. De enige reden dat ik hier sta, is dat het hier gaat om een wijziging van de Wet op de studiefinanciering. Diverse aspecten die betrekking hebben op het gebruik van een OV-chipkaart en de fraude- en privacygevoeligheid daarvan, betreffen algemene eigenschappen van het gebruik van dergelijke kaarten. De Kamer heeft op 8 december een debat met mijn collega Huizinga, waarin op diverse aspecten hiervan het beste kan worden ingegaan.

Verder dank ik de Kamer voor de bereidheid om dit onderwerp op korte termijn te bespreken, want de tijd dringt als wij de wet op een zodanig tijdstip gewijzigd willen hebben, dat studenten per 1 januari van het komend jaar in de gelegenheid zijn om in het nieuwe regime van het openbaar vervoer van de OV-chipkaart te reizen. Het besluit om te stoppen met strippenkaarten en over te gaan op OV-chipkaarten is natuurlijk geen onderdeel van het onderwijsbeleid, maar van het ov-beleid. Overigens denk ik dat het een zegen is. Ik ben een jaar of vijf geleden in Londen overgegaan op zo'n ding. Het is natuurlijk ideaal, want je kunt op elk moment overal in, mits er budget op staat.

De verantwoordelijkheid vanuit de studiefinanciering bestaat uitsluitend uit het feit dat zo'n OV-chipkaart kan worden geladen voor een student met exact datgene wat overeenkomt met het recht dat men nu met de papieren kaart ook heeft. De uitvoering van die kaart is natuurlijk een onderdeel van het ov-beleid, maar ik sta hier graag voor de verantwoordelijkheid dat studenten die kaart elektronisch kunnen gebruiken met exact hetzelfde arrangement, dus week versus weekend etc., en onder exact dezelfde voorwaarden.

Dat is meteen een antwoord op de vraag die de heer Jan Jacob van Dijk stelde: zou je niet kunnen heronderhandelen over een trajectkaart versus een ov-kaart? Wij hebben een pakket met de ov-bedrijven uitonderhandeld. Voor de tegenwaarde van ongeveer 700 mln. hebben alle studenten week- dan wel weekend-ov. Het is een package deal. Wij kunnen dit alleen maar op deze manier doen, omdat de ov-bedrijven weten dat sommigen buitengewoon weinig gebruik zullen maken van die kaart en anderen daarentegen heel veel. Het gemiddelde is dan voor dit bedrag uitonderhandeld. Zodra je specifieker gaat bedienen, trek je in feite die hele discussie open. Zou je niet met trajectkaarten mensen alleen maar willen bieden datgene wat ze ook werkelijk gaan gebruiken? Dan kom je natuurlijk nooit meer op datzelfde gemiddelde bedrag uit. De discussie is valide, maar staat los van de drager van het recht, of dat nou papier of een chipkaart is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Volgens mij geeft u nu antwoord op een van de vragen die de heer Dibi gesteld heeft, namelijk: zou je niet een keuze moeten bieden? Daar hebt u gelijk in. Omdat straks veel makkelijker na te gaan is wanneer gebruikgemaakt is van een bepaalde OV-chipkaart, is het mogelijk dat je na verloop van tijd meer, nauwkeuriger gegevens hebt. Zou dat geen reden kunnen zijn om dan eens te gaan bekijken hoe wij de zaken kunnen uitonderhandelen?

Minister Plasterk:

Na deze toelichting snap ik dat er een andere vraag is. U hebt gelijk. Overigens kan dan blijken dat er twee kansen op een verkeerde taxatie zijn geweest. Of het een voordeel voor de overheid of voor de vervoerbedrijven is, moet dan nog bekeken worden. Maar ik ben het met u eens dat je dan nauwkeuriger kunt taxeren of de gesloten deal correct is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Rekent u er maar op dat op het moment dat er een nadeel zou zijn voor de ov-bedrijven, ze zeker bij u op de stoep zullen staan. Wellicht is het ook goed voor u om even na te gaan hoe het zit wanneer er een voordeel voor u zou zijn.

Minister Plasterk:

Ik vind dit een interessante suggestie. Als die gegevens beschikbaar zijn, moeten wij die verzamelen en bewaren voor dat doel.

Ik vervolg nu even het algemene deel van deze beantwoording. Wij veranderen dus niets aan het arrangement dat er nu al is, maar wij stellen het alleen elektronisch beschikbaar. Dat geldt ook voor het verschil tussen het week- en het weekendarrangement. Iedere reiziger moet een eigen OV-chipkaart hebben, waarop dan vervolgens het reisrecht kan worden geladen waar men volgens de regels van de studiefinanciering recht op heeft.

In het aanstaand jaar is overigens sprake van een overgangssituatie, omdat nog niet overal in Nederland elektronisch toegang tot het openbaar vervoer verkregen kan worden. Het is dan ook nodig dat mensen als student herkenbaar zijn. Daarom krijgen zij allemaal nog dit kalenderjaar een studenten OV-chipkaart. Op termijn heeft men gewoon een algemene OV-chipkaart, maar nu krijgt met een studenten OV-chipkaart. Die wordt gratis ter beschikking gesteld en is vijf jaar geldig. Dat is overigens ook een antwoord op de vraag die zojuist werd gesteld hoe het zit met die € 7,50. Alle mensen die nu studeren en de mensen die volgend jaar gaan studeren, krijgen die gratis studenten OV-chipkaart, waarmee men vervolgens vijf jaar lang kan reizen. Voor hen geldt die problematiek dus niet.

Als dan naar verwachting vanaf 2011 de OV-chipkaart in heel Nederland is ingevoerd, zal men zelf een OV-chipkaart moeten aanschaffen, die dan vervolgens wordt geladen. Ik wil daar een paar kanttekeningen bij maken. Dit met name naar aanleiding van de vraag van mevrouw Smits. Ten eerste moet elke Nederlander, zoals de heer Jan Jacob van Dijk al zei, ook € 7,50 voor zijn OV-chipkaart betalen. Ten tweede had een student die bijvoorbeeld een weekarrangement heeft, en voor het weekend ook een OV-chipkaart wil, die ook moeten betalen. Dat geldt overigens niet voor elke student. Ten derde moet voor de papieren ov-kaart, zoals die nu bestaat, elk jaar een pasfoto worden ingeleverd. Het bedrag waar mevrouw Smits zich zorgen over maakte, die € 7,50 over een periode van vijf jaar – dat is dus € 1,50 per jaar – is het bedrag van een pasfoto! De studenten gaan er dus helemaal niet op achteruit. Ten slotte heb ik het zo met de vervoersbedrijven kunnen afspreken – het klinkt als klein spul, maar dit is ook geen grote wereldkwestie – dat een wens die al langer leefde bij de studenten, namelijk dat men ook op Goede Vrijdag zou kunnen reizen, wordt ingewilligd. Omdat het per student om € 700 per jaar gaat, is de dagwaarde – € 700 gedeeld door 365 dagen – ongeveer € 2. Dus ook daarmee gaat men er eigenlijk op vooruit. Mooier kan ik het niet maken.

Mevrouw Smits (SP):

Het doet mij toch een beetje pijn dat de minister zich er niet van bewust is dat in tijden waarin op studenten bezuinigd wordt, € 7,50 voor studenten toch wel wat doet. Dat van die pasfoto's is natuurlijk een kulargument. De meeste studenten hebben inmiddels al drie keer een pasfoto ingeleverd en zouden dus eigenlijk € 7 terug moeten krijgen, in plaats van te moeten betalen. Het gaat om het principe. Studenten krijgen nu een gratis ov-kaart en moeten daar straks voor gaan betalen. U moet toch met mij eens zijn dat zij er daardoor op achteruit gaan?

Minister Plasterk:

Ik zeg het gewoon nog een keer. Zij gaan er niet op achteruit, omdat ze nu elk jaar een pasfoto moeten inleveren en die kost ook ongeveer € 1,50. Dus zelfs als je het tot een principekwestie zou willen verheffen – wat ik bij voorkeur niet zou doen voor € 7,50 voor een periode van vijf jaar – is het ook nog niet waar.

Mevrouw Smits (SP):

Ik vind het het wel waard. Het probleem is dat studenten aan alle kanten gepakt worden. Het gaat nu om € 7,50. Dat is voor de minister een klein detail – dat kan ik mij best voorstellen – maar voor studenten is het dat niet. Het gaat erom dat weer de studenten moeten gaan betalen voor iets dat zij voorheen wel gratis kregen. Dat is dus een verslechtering.

Minister Plasterk:

Ik vind het toch iets verwends hebben. Je gaat er toch echt op vooruit als je zo'n kaart krijgt. Het gemak is veel groter, want je hoeft niet meer elk jaar naar het postkantoor met een nieuwe, betaalde pasfoto om weer een papieren kaart te krijgen. Je krijgt in een keer een elektronische kaart, waarmee je voortaan overal doorheen kunt fietsen, waar je ook bent. Het gemak is groot en het is budgettair neutraal voor de student. Bovendien zullen andere Nederlanders ook zo'n kaart moeten kopen. Ik probeer me graag te verplaatsen in dit grote leed, maar dat zie ik hier echt niet.

Ik ga over naar de specifieke punten. Dan kom ik misschien nog punten tegen die ik heb overgeslagen. De heer Dibi, mevrouw Besselink en de heer Ten Broeke vroegen hoe het zit met de 18% die de kaart nog niet heeft. Allereerst merk ik op dat 10% van de studenten ook nooit de papieren ov-jaarkaart heeft afgehaald. Er zijn studenten die in Kampen met de fiets naar hun hogeschool gaan, daarom of om welke reden dan ook geen behoefte aan de kaart hebben en de kaart daarom nooit afhalen. Daarnaast heb je een zeker percentage dat tussen nu en het eind van het kalenderjaar afstudeert en daarom geen chipkaart aanvraagt. Dan houd je nog een paar procent over. Ik heb de goede verwachting dat die paar procent de kaart zal kunnen krijgen. Ik denk dat dit een realistische verwachting is.

Voorwaarde is natuurlijk wel dat men drie dingen doet. Ten eerste moet men de kaart aanvragen, ten tweede moet men daarbij een herkenbare fotokopie van een identificatiebewijs bijsluiten, bijvoorbeeld van een paspoort, en ten derde – het klinkt klein, maar het is werkelijk waar– moet men de eigen naam correct spellen. Bij deze grote aantallen lopen kleine aantallen toch wel eens mis, omdat er geen pasfoto bij zit, omdat er geen kopie van een identificatiebewijs bij zit of omdat men de eigen naam anders weergeeft dan in de administratie is terug te vinden. Dat is een deel van het antwoord op de vraag waarom het niet altijd goed gaat. Dat komt door dit soort dingen. Nogmaals: meestal gaat het natuurlijk goed, maar bij een half miljoen mensen gaat het wel eens ergens fout.

Ik zeg tegen de heer Dibi dat ik overigens niet uitsluit dat het ook aan de andere kant, dus aan de kant van de vervoersbedrijven of de studiefinanciering, wel eens fout zou kunnen gaan. Ik ben dus geïnteresseerd in klachten van mensen die zeggen dat dingen fout gaan. Volgende week praat mijn ministerie met de vervoersbedrijven en de studentenorganisaties, de LSVb, om die klachten te inventariseren. Dat gebeurt elke keer weer om te bekijken wat wij daarmee kunnen doen. Dat hebben we overigens ook al eerder gedaan. We hebben een totaal gemeenschappelijk belang, namelijk om ervoor te zorgen dat dit goed verloopt. Ik houd daar samen met de studentenorganisaties en de vervoersbedrijven de vinger dus aan de pols.

De heer Dibi vroeg naar de privacy. Ook de huidige studentenkaart heeft natuurlijk privacyaspecten. De OV-chipkaart heeft overigens uiteindelijk dezelfde privacyaspecten als voor andere burgers. Uiteindelijk is het een afweging tussen het gemak in het openbaar vervoer en de privacy. Als de heer Dibi die afweging anders maakt, denk ik dat hij dat het beste in het debat met mevrouw Huizinga kan doen, afgezien van het door de heer Ten Broeke genoemde aspect van de RSR. Daar kom ik straks op terug.

De heer Van Dijk vindt het jammer dat men de huidige papieren kaart, die ook als een soort semi-identiteitsbewijs geldt, in de toekomst niet meer als zodanig kan gebruiken. Dat ben ik met hem eens. Wel wijs ik erop dat die functie – dus dat je bij een sportclub of discotheek met korting naar binnen kunt omdat je kunt laten zien dat je student bent – nooit de intentie van die kaart is geweest maar een neveneffect daarvan. Dat neveneffect valt weg. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld in Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam, is de kaart van de universiteit herkenbaar, maar dat heeft niet dezelfde automatische dekking. Het zou immers kunnen dat iemand van een hbo in Leeuwarden naar een sportclub in Maastricht wil en dat men daar zegt: van deze kaart hebben we nog nooit gehoord. Ik ben het er dus mee eens dat een voordeel van de oude kaart wegvalt. Ik zou graag toezeggen om te inventariseren of dit niet via Studielink of een andere manier opgelost kan worden. Dat wil ik ook wel doen, maar ik zeg daar wel bij dat onze voorzichtige taxatie is dat dit al gauw structureel een paar miljoen euro gaat kosten. Je moet dat dan immers op een enigszins betrouwbare en niet al te fraudegevoelige manier uitrollen. Dan heb je het meteen weer over 600.000 mensen. Ik vraag mij dus sterk af of de uitkomst daarvan iets is waarover de Kamer enthousiast zal zijn, maar ik wil dat met alle plezier inventariseren.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Iedereen moet uiteindelijk een bewijs krijgen dat hij ingeschreven staat bij een universiteit, een hogeschool of een mbo-instelling.

Minister Plasterk:

Dat krijgt iedereen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Zou het niet verstandig zijn dat er contact wordt gelegd tussen Studielink en al deze instellingen om na te gaan of er niet wat meer gesynchroniseerd zou kunnen worden? Dan wordt het meer uniform en krijgt iedereen uiteindelijk misschien één soort kaart waarop per instelling dat soort dingen staat. Daarmee zou je die functie wel terug kunnen krijgen. Ik zou u willen vragen om het niet alleen via Studielink te doen, maar ook te proberen om Studielink samen met de andere instellingen zover te krijgen dat wij wat meer uniformiteit krijgen.

Minister Plasterk:

Ik zeg u toe dat ik mijn best zal doen. Ik laat de Kamer het resultaat daarvan horen. Dat kan even duren. Het is niet iets wat ik in twee weken kan oplossen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik had niet verwacht dat u morgen het antwoord zou brengen. Wellicht kunt u ons op de hoogte houden van de gesprekken die u voert. Laten wij hopen dat u ons in ieder geval voor de zomer iets daarover rapporteert.

Minister Plasterk:

Dat zeg ik u toe.

Ik heb zojuist bij het algemene deel al gesproken over het tweede deel van de vraag van de heer Jan Jacob van Dijk. Ik heb begrepen dat de suggestie is om de vinger aan de pols te houden. Het komt er in feite op neer of wij geen slechte deal hebben met de openbare vervoersbedrijven.

Ook werd gevraagd welke lessen er getrokken kunnen worden uit de gang van zaken in Amsterdam. Ik heb daarover al iets gezegd. Allereerst hebben wij geprobeerd klachten na te laten trekken. Niet in alle gevallen komt er dan iets boven water. Ik zeg dit tegen alle woordvoerders. Het gebeurt wel eens dat mensen klagen. Wij vragen dan het studentennummer om het uit te zoeken. Vervolgens hoor je niets meer. Dat komt omdat mensen zelf natuurlijk ook wel eens fouten maken. Niet altijd, maar wat het bericht in de Spits betreft is dit in ieder geval een deel van wat er aan de hand is. In dit bericht werd de situatie in de Amsterdamse en Rotterdamse metro besproken. Het is daar al zo dat je niet meer met een papieren kaart naar binnen kunt. Men heeft daar gezegd dat studenten in de overgangssituatie het recht hebben om met de papieren kaart naar een loket te gaan. Dan krijgen zij een niet van pasfoto voorziene elektronische kaart mee. Daarmee kunnen zij twee maanden reizen. Ze moeten er een borg voor betalen, maar de kaart is wel gratis. Deze kaart is in zekere mate fraudegevoelig. Ik mag hier niemand op een idee brengen, maar er zit geen pasfoto op. Het openbaar vervoersbedrijf accepteert deze fraudegevoeligheid omdat het ook wel ziet dat de studenten toch het recht op dat vervoer hebben.

Wat gebeurt er nu? Studenten hebben twee maanden de gelegenheid om een ov-studentenkaart aan te vragen. De aanvraagperiode is drie weken. Dan voldoet twee maanden ruimschoots. De enige vraag is wat er gebeurt als men het vervolgens fout doet en in die periode vergeet om een pasfoto of een identiteitsbewijs bij te sluiten. Dan wordt het ingewikkelder. Dan moet een student proberen om het GVB er opnieuw van te overtuigen dat die opnieuw voor twee maanden recht krijgt. Het GVB heeft niet in algemene zin gezegd dat ook te doen. De praktijk is echter dat men wel weer bereid is om eraan mee te werken. Dat is ook een vorm van service. De twee maanden is echter voor studenten in principe ruimschoots voldoende om te doen wat nodig is om de kaart aan te vragen.

De kaart geldt niet in Rotterdam, zoals mevrouw Smits opmerkt. Dat zou kunnen. Dat betekent dat een student uit Amsterdam, als die gratis gebruik wil maken van de metro in Rotterdam, naar een venstertje op het station moet. Ik ben het met haar eens dat het gedoe is. Het is echter de bedoeling dat deze situatie aan het einde van dit kalenderjaar is afgelopen. Als iedereen gewoon een kaart aanvraagt, zoals 82% inmiddels heeft gedaan, is het probleem opgelost. Ik ben het met mevrouw Smits eens dat het ingewikkeld is. Het kan echter niet anders.

Mevrouw Smits (SP):

Fijn dat de minister ook vindt dat het een probleem is. Wordt dit probleem gewoon opgelost voor 1 januari? Kan de minister dat garanderen?

Minister Plasterk:

Als studenten gewoon de OV-chipkaart aanvragen wel. Zij moeten dus wel hun ding doen en op een correcte manier de kaart aanvragen. Als zij dat doen, krijgen zij die kaart en kunnen zij vervolgens in Amsterdam, Rotterdam en overal in het land het openbaar vervoer in.

Mevrouw Smits (SP):

Dus elke student kan vanaf 1 januari 2010 gegarandeerd met zo'n kaart in het openbaar vervoer?

Minister Plasterk:

Ik maak die garantie er afhankelijk van dat de studenten doen wat zij moeten doen. Onder die voorwaarde wil ik het met een zekere nauwkeurigheid garanderen. Er zal heus wel eens zo'n ding uit de machine komen dat het gewoon niet doet. Er zal wel eens een individuele complicatie zijn. De absolute aantallen zijn zo groot, dat je er op de 600.000 studenten er wel 20 of 30 kunt vinden bij wie het niet goed is gegaan. Het is onmogelijk om het voor 100% te garanderen. Ik heb wel zo veel vertrouwen in het systeem dat ik denk dat het redelijkerwijze kan worden uitgevoerd.

De heer Bosma noemde ook de privacy en de fraudegevoeligheid. Ik raad hem aan het gesprek daarover met staatssecretaris Huizinga te voeren. Het betreft de fraudegevoeligheid van de OV-chipkaart in het algemeen. Of de ov-bedrijven controleren of iemand werkelijk lijkt op de pasfoto die op de kaart staat, is ook een verantwoordelijkheid van die bedrijven. Het klinkt wat verkokerd, maar ik kan er als verantwoordelijke voor de studiefinanciering voor zorgen dat studenten kunnen reizen. Als de ov-bedrijven vervolgens niet controleren, is dat hun eigen probleem.

De heer Ten Broeke (VVD):

In de schriftelijke voorbereiding heb ik gelezen dat in elk geval de leden van mijn fractie hebben aangegeven het opmerkelijk te vinden dat dit wetsvoorstel met de minister van OCW moest worden besproken. Dat komt natuurlijk doordat dit een wijziging van de Wet studiefinanciering betreft. De minister kan natuurlijk niet de hele tijd in zijn antwoorden verwijzen naar staatssecretaris Huizinga. Dan kunnen wij deze avond net zo goed nu beëindigen en vragen of de staatssecretaris erbij kan komen.

De voorzitter:

Is dat een voorstel van orde?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik hoop dat de minister zich in elk geval geroepen voelt om iets inhoudelijker te antwoorden. Als wij het gehele privacypunt hier niet kunnen bespreken, is dat niet goed. Meer dan één woordvoerder is daar immers op ingegaan.

Minister Plasterk:

Dat doe ik ook niet. Ik ben het met de heer Ten Broeke eens. Ik heb alleen maar gezegd dat de privacyaspecten die betrekking hebben op het gebruik van de OV-chipkaart met staatssecretaris Huizinga moeten worden besproken. Ik kom zo toe aan de specifieke vragen van de heer Ten Broeke over de wijze waarop met de gegevens van studenten wordt omgegaan. Dat punt is met mij te bespreken. Ik geloof niet dat ik over alle onderwerpen heb gezegd dat die met staatssecretaris Huizinga moeten worden besproken, alleen over de vragen die betrekking hebben op het vervoersaspect.

In mijn algemene inleiding heb ik al een paar van de vragen van mevrouw Smits aangeroerd, dus die over de geldklopperij, over de garantie van het gebruik van de pas tussen Amsterdam en Rotterdam en over de periode waarbinnen een nieuwe kaart kan worden verstrekt. Ik denk dat ik daarmee de punten die mevrouw Smits heeft genoemd, heb besproken.

Mevrouw Besselink vroeg naar de oorzaken van de problemen. Daar heb ik net al het een en ander over gezegd. Ik zeg toe dat ik de komende maanden met de studentenorganisaties en de vervoersbedrijven zal kijken naar de individuele klachten, die er altijd zullen zijn, en zaken die werkelijk systematisch niet goed gaan en waarop moet worden ingegrepen.

De heer Ten Broeke had drie punten. Hij vroeg of wij niet kunnen beginnen met alleen een zichtkaart. Het probleem is dat die zichtkaart het niet meer doet. Dat is een gevolg van het invoeren van de OV-chipkaart. Wij zijn gehouden aan de invoering van een elektronisch systeem.

Het volgende punt is de Regisseur Studenten Reisrecht (RSR). Daar wil ik goed bij stilstaan. De RSR is juist ingevoerd om te voorkomen dat vervoersbedrijven de privacygevoelige informatie van studenten krijgen. Ik pak even mijn informatie over de RSR erbij, zodat ik de heer Ten Broeke kan antwoorden. Om te waarborgen dat de studerende zijn eigen reisrecht krijgt, moet hij bekend zijn aan de hand van het burgerservicenummer (BSN). Om te voorkomen dat de ov-bedrijven die gegevens krijgen, is er een rechtspersoon tussen gezet, de zogenaamde Regisseur Studenten Reisrecht. Deze is opgericht door de vervoerders. Belangrijk is dat de RSR als specifieke onafhankelijke organisatie voor de ov-studentenkaart de koppeling tussen de verschillende gegevens kan aanbrengen op een zodanige wijze dat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de wens om individuele persoonsgegevens te beschermen. Het gaat hier dus om het BSN en de naw-gegevens. De RSR waarborgt als trusted third party, met excuses voor het Engels, dat het BSN binnen het publieke domein van de elektronische overheid blijft terwijl de ov-bedrijven zich er voldoende verzekerd van weten – dat had misschien niet gehoeven, maar wij zijn erin geslaagd om ze daarvan te overtuigen– dat het studentenreisrecht uitsluitend wordt geplaatst op de OV-chipkaart van personen die daarop aanspraak kunnen maken. Dus dat was de balanceerkunst: de privacygevoelige gegevens van studenten binnen de overheid houden en tegelijkertijd de private bedrijven, de ov-bedrijven, ervan overtuigen dat het kan worden vertrouwd. Daar zijn wij uit gekomen. Daarbij fungeert de RSR dus als filter. Openbaarvervoersbedrijven krijgen niet de beschikking over het BSN en de RSR is een zelfstandige, onafhankelijke organisatie in de vorm van een bv.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat gebeurt er dan in de vervolgsituatie op het moment dat de RSR, die regisseur, verzelfstandigd wordt? Hoe waarborgt de minister die gegevens dan? Ik ben er overigens nog niet van overtuigd dat, in dat wat de minister zo-even heel snel zei, alle waarborgen zitten. Het simpele feit dat twee partijen daarvan overtuigd zijn, betekent niet dat het goed gaat met de gegevens. Wat gebeurt er op het moment dat de partij die nu nog onder de NS valt, verzelfstandigd wordt?

Minister Plasterk:

Ik denk dat u van mij mag vragen dat ik erop toezie dat dezelfde waarborgen van de privacy die nu bij de RSR berusten, bij die organisatie zullen blijven berusten indien er op enig moment een andere situatie ontstaat. Ik zeg toe dat ik daarop goed zal toezien. De heer Ten Broeke merkte op dat ik het zo snel zei. Ik wil het wel wat langzamer zeggen. Het gaat er natuurlijk om dat de ov-bedrijven geen zorgen hebben over de privacy. Die willen alleen maar weten dat, als iemand zegt dat hij zo'n kaartje heeft omdat hij student is, dit klopt. Nu is de vraag hoe je de ov-bedrijven daarvan kunt overtuigen, zonder ze die privé-informatie over betrokkenen te overhandigen. Daarom hebben wij daar een organisatie tussen gezet, namelijk de RSR. Wij zijn ervan overtuigd dat die organisatie als trusted third party die privacygevoelige informatie op een betrouwbare manier bij zich houdt en dat zij die vervolgens omzet in informatie die de vervoersbedrijven accepteren omdat het van de RSR komt en laatstgenoemde zegt dat die persoon echt een student is. Op deze manier hebben wij het dus georganiseerd.

Ik meen dat ik nog niet alle vragen heb beantwoord. Ik zal er dus nog even vlot doorheen gaan. Het zijn allemaal technische punten. Ik bied u dan ook mijn excuses aan voor het feit dat het wat minder geolied loopt dan u hopelijk gewend bent.

De heer Dibi vroeg hoe ik aankijk tegen een anonieme chipkaart. Duidelijk dient te zijn dat de chipkaart op naam van de juiste studerende moet staan. Dat kan alleen met een persoonlijke kaart. Anders is het te fraudegevoelig.

De voorzitter:

Heeft de heer Dibi een vraag over het vorige punt?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja, ik stel heel graag nog een kritische vraag over de RSR, want privacy is volgens mij een heel belangrijk thema op dit moment. De maatregelen van minister Hirsch Ballin vliegen ons om de oren. Het CBP geeft aan dat er alternatieven zijn. Je hoeft het BSN niet aan de RSR te geven als je bijvoorbeeld gebruik maakt van een brief. Dan kun je de RSR meteen uitschakelen en verdwijnt ook dat privacybezwaar.

Minister Plasterk:

Misschien kan de heer Dibi dit nader toelichten. Wat bedoelt hij met het gebruikmaken van een brief?

De heer Dibi (GroenLinks):

De minister heeft ervoor gekozen om het BSN aan een soort tussenpersoon te geven, namelijk de RSR. Die zal een en ander als regievoerder in de gaten houden. Er zijn echter alternatieven. Je kunt een brief aan een student sturen. Hij dient daarop vervolgens te reageren om te bewijzen dat het om dezelfde persoon gaat. Dan hoef je geen BSN aan de RSR cadeau te geven. Als je dat namelijk wel doet, kan daarvan op allerlei manieren misbruik worden gemaakt.

Minister Plasterk:

Met een brief is het toch te gemakkelijk om te frauderen. Het BSN bouwt een betere controle in. Het is dus ook noodzakelijk om de vervoersbedrijven ervan te overtuigen dat er niet gefraudeerd is en dat iemand die zo'n kaart overhandigt – die heeft tenslotte een tegenwaarde van € 700 per jaar – daadwerkelijk het recht daarop heeft.

De heer Dibi (GroenLinks):

De kern van dit debat is volgens mij de vraag of de fraudegevoeligheid opweegt tegen het recht op privacy. De GroenLinks-fractie vindt dat het recht op privacy belangrijker is dan het argument van de fraudegevoeligheid. Het laatste kun je immers op een andere manier tackelen. Ik verwacht van deze vrijzinnige minister dat hij het recht van privacy iets meer verdedigt, ook in deze tijd.

Minister Plasterk:

Dat doe ik ook. Dat probeer ik te zeggen. Er is een volledig recht op privacy, omdat men alle privacygevoelige informatie voor de vervoersbedrijven op afstand houdt. Er zit een trusted third party tussen die deze informatie wel heeft en dat is het BSN. Dat is er ook voor bedoeld om de gevoelige informatie te beschermen. Ik ben daarom dan ook van mening dat de heer Dibi het ten onrechte als een zwart-witkeuze voorstelt. Hij doet het voorkomen alsof het een zaak is van of privacy, of fraude. Ik meen dat wij het erover eens zijn dat iedereen in de Kamer zowel hecht aan privacybescherming als aan het bestrijden van fraude.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik meen dat de heer Dibi wel degelijk een terecht punt aansnijdt. Ik heb het er zelf in mijn eerste termijn ook over gehad. Ik ben er niet van overtuigd dat sprake is van fraudegevoeligheid wanneer je gebruik zou maken van een brief. Wij zijn allemaal tegen fraude en misbruik.

Minister Plasterk:

Dat mag ik hopen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Als die wordt ontdekt, moet er een heel zware sanctie op volgen. Dat zou het ontnemen van de studiebeurs of iets anders kunnen zijn. Het vervoerscontract dat aan de zaak ten grondslag ligt, is echter al door de overheid afgerekend. De financiële consequenties van de fraude zouden naar mijn verwachting te overzien zijn, om niet te zeggen zeer beperkt of zelfs nul. Dat relativeert het fraudeargument dat de minister aanhaalt toch wel een beetje. Daar moeten wij het privacyargument tegenover zetten. Door het College voor de Bescherming van de Persoonsgegevens wordt de privacy al twee jaar lang naar voren gebracht. De informatie komt terecht bij wat de minister een "trusted third party" of "ttp" noemt. Deze trusted third party zal echter op den duur worden verzelfstandigd. Het geldt misschien niet voor de individuele vervoersbedrijven, maar de collectiviteit van de vervoersbedrijven zit nu juist precies in die trusted third party. Deze organisatie wordt dus verzelfstandigd en op afstand gezet, maar privacygevoelige gegevens blijven daar aanwezig en worden als een soort cadeautje meegegeven. Ik heb het zojuist een bruidsschat genoemd. Daartegenover staat de fraudegevoeligheid, die wellicht nogal kan worden gerelativeerd.

Minister Plasterk:

Ik ben het met de heer Ten Broeke eens dat de Kamer ervan overtuigd moet zijn dat de trusted third party op een verantwoordelijke manier zal omgaan met de privacygevoelige informatie. Als de heer Ten Broeke reden heeft om daaraan te twijfelen, is het terecht dat hij die twijfel uit. Hij heeft die redenen tot twijfel nu niet en dat heeft hij ook niet gezegd. Maar als daarover bij hem zorgen zouden bestaan, kan hij mij daarop terecht aanspreken.

Ik zie echter geen andere manier om een op naam gestelde, elektronische kaart beschikbaar te stellen waarmee men overal in het land in elke tram en in elke bus bij privébedrijven kan binnenstappen. Je wilt dat op een zodanige manier doen dat de bedrijven de informatie niet krijgen. Daarover zijn wij het eens. Dat zou niet kunnen. Wij moeten de informatie dus bij hun weghouden. Dan moeten wij er dus een organisatie tussen zetten. Dat hebben wij gedaan. Deze organisatie gebruikt het burgerservicenummer precies waarvoor het is bedoeld, namelijk om de privacygevoelige informatie weg te houden bij de privébedrijven die daarmee niets te maken hebben. Dit is een afweging van fraudegevoeligheid. Wij bestrijden de fraude en beschermen tegelijkertijd de privégegevens. Ik ben van mening dat dit hier op een volledig verantwoorde manier is gebeurd.

Ik zie niet hoe wij het anders zouden kunnen organiseren. Met een brief zou het echt een heel fraudegevoelig systeem zijn. Ik hoor ondersteuning voor dit standpunt vanuit de zaal. Een brief zou echt veel fraudegevoeliger zijn. Bovendien zou ik dan terecht onmiddellijk de heer Ten Broeke op mijn dak krijgen. Hij zou mij vragen hoe ik kan accepteren dat op grote schaal fraude wordt gepleegd.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil tot slot nog graag een korte vraag stellen. Ik acht het fraudeargument van de minister een zwak argument.

Minister Plasterk:

Nou.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik zou daarom wensen dat de minister er nog wat uitgebreider op ingaat. Het recht op privacy is naar mijn mening te belangrijk om er lichtvaardig overheen te stappen. Zou de minister nog eens willen kijken naar de bezwaren van het CBP en daarop een schriftelijke reactie aan de Kamer willen sturen?

Minister Plasterk:

Ik zit met de factor tijd. Dat is even het punt. Ik wil het met alle plezier doen, maar ik zou het toch zeer op prijs stellen als de Kamer morgen zou kunnen stemmen over dit wetsvoorstel, opdat het naar de Eerste Kamer kan, omdat wij studenten per 1 januari het recht gunnen om te reizen. Als de heer Dibi zegt dat hij er bij gelegenheid op terug wil komen, als de heer Ten Broeke zegt dat hij er nog niet 100% van overtuigd is dat de RSR in de toekomst voldoende bescherming biedt van de privacygegevens – ik zie op dit moment die reden tot zorg niet – en hij die privacy wel wil verzekeren, moeten we kijken of we er bij gelegenheid een gesprek over kunnen hebben dan wel of ik er een brief aan kan wijden. Ik wil de Kamer echter vragen om dit niet in de weg te laten staan van de voortgang. Als we die twee elementen kunnen combineren, hebben we misschien het beste van twee werelden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Die tijdklem hebben wij goed voor ogen. De vraag is of die moet leiden tot overhaaste beslissingen. Nogmaals, de minister zegt dat de afweging keurig wordt gemaakt. Dat hij mij of wie dan ook van mijn fractie aan zijn broek krijgt, is een ding dat zeker is als er grootschalige fraude wordt geconstateerd. De minister moet dan snoeihard ingrijpen. Trouwens, ook als hij individuele gevallen van fraude constateert, moet hij keihard ingrijpen. De minister is echter niet ingegaan op het argument dat de fraude ook een financieel risico voor de overheid met zich meebrengt. Immers, het vervoerscontract is reeds gesloten en afgerekend.

Minister Plasterk:

Nu gaat de heer Ten Broeke er toch aan voorbij dat ik ondertussen de vervoersbedrijven, die tenslotte ook legitieme belangen hebben, ervan moet overtuigen dat zij niet allerlei frauduleuze klanten krijgen. Dat is natuurlijk mijn verantwoordelijkheid.

Mevrouw Smits heeft een vraag over geld afschrijven door de week terwijl er gratis gereisd mag worden. Dat mag natuurlijk niet gebeuren, dat ben ik volledig met haar eens. Ik zal de ov-bedrijven vragen naar de klachten die hierover zijn binnengekomen. Deze klacht is mij niet bekend. Als het gebeurt, moeten de ov-bedrijven de studenten de kosten vergoeden. Ik zeg toe dat ik volgende week dit punt zal oppakken als ik opnieuw met de vervoerbedrijven en studenten aan tafel zit.

Ik denk dat ik hiermee de vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er behoefte bestaat om een opmerking in tweede termijn te maken. Daar word ik niet gelukkig van. Het moet echt heel kort.

Het woord is aan de heer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik ben er gerust op dat hij alles zal doen wat hij moet doen om ervoor te zorgen dat de invoering van de OV-chipkaart zo goed mogelijk verloopt. Wij zullen dit in de gaten blijven houden.

Ik kom toch nog even terug op de privacy en het fraudeargument. Wat is er fraudegevoelig als je een brief naar een student stuurt, die deze vervolgens met zijn identificatiebewijs moet terugbrengen om te bewijzen dat het om dezelfde student gaat? Volgens mij is er helemaal geen sprake van fraudegevoeligheid. Als dat zich al voordoet, is het in zeer beperkte mate. Kan de minister hierop ingaan? Ik zou het toch op prijs stellen als hij een brief stuurt. We zullen gewoon stemmen over de wetswijziging, maar we kunnen er dan in ieder geval op een later moment op terugkomen. Het privacydebat wordt op dit moment overal gevoerd. Ik denk dat we het ook moeten voeren met deze minister.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Dank aan de minister voor de beantwoording en voor de toezeggingen die wij van hem hebben gekregen, met name de toezegging om nog eens contact te zoeken met Studielink en de afzonderlijke instellingen om wat meer uniformiteit aan te brengen in de kaart.

Ik heb nog twee opmerkingen. De eerste betreft het amendement dat door mevrouw Smits is ingediend omtrent de € 7,50. Ik heb er in mijn interrupties al geen onduidelijkheid over laten bestaan dat ik geen enkele sympathie heb voor dit amendement. Het zal dus niet gesteund worden door mijn fractie.

Mijn tweede opmerking betreft het onderwerp waarover zo-even werd gediscussieerd, namelijk de spanning die er lijkt te bestaan tussen fraude en privacy. Mijn indruk is dat de elementen die het CBP naar voren heeft gebracht, dezelfde zijn die het ook naar voren bracht bij de invoering van het burgerservicenummer of het onderwijsnummer. Er zijn niet echt specifieke elementen. Om die reden hecht ik minder zwaar aan de punten die zo-even naar voren zijn gebracht. De werkwijze die de heer Dibi voorstelt, lijkt mij een buitengewoon omslachtige werkwijze die leidt tot een geweldige administratieve lastendruk, waar we eerlijk gezegd ook niet op zitten te wachten.

De heer Ten Broeke zegt: er is geen financieel risico voor de overheid en daarom hoeft u zich niet zo veel zorgen te maken over fraude. Dat vind ik een buitengewoon kromme redenering. Fraude is fraude. Daar moet je altijd voor oppassen.

Laten we dus zo snel mogelijk stemmen over dit wetsvoorstel. Ik zie de bezwaren, zoals die door anderen naar voren zijn gebracht, eerlijk gezegd niet.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Jan Jacob Van Dijk heeft dit hele debat bijgewoond. Hij heeft van mij gehoord hoe ernstig ik fraude vind, in individuele gevallen en in collectieve gevallen. De zwaarst mogelijke sancties moeten daar op volgen. Ik wil even vaststellen dat het financiële risico dat aan deze fraude gekoppeld is, minimaal is, doordat het vervoerscontract al is afgerekend. Dat heeft de minister niet kunnen wegnemen; u trouwens ook niet.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Dat wil ik ook niet, want eerlijk gezegd vind ik het financiële risico minder bezwaarlijk dan het morele risico. Het morele risico van het toestaan dat fraude gepleegd kan worden, vind ik veel schadelijker dan de financiële gevolgen die we daarvan ondervinden. Het valt mij wat tegen dat dit argument door u naar voren is gebracht.

De heer Dibi (GroenLinks):

Kan de heer Jan Jacob van Dijk aangeven wat voor fraude dan gepleegd kan worden? Kan hij een voorbeeld noemen?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Er kan natuurlijk altijd fraude gepleegd worden, maar wat ik als grootste bezwaar tegen uw voorstel naar voren heb gebracht, is dat je in belangrijke mate veel meer handelingen moet verrichten. Je moet namelijk een brief verzenden en daarna met die brief in de hand en een identiteitsbewijs naar een instelling toe gaan om daar alsnog die kaart te halen. Dat is een geweldig omslachtige procedure. Dat is mijn grootste bezwaar tegen uw voorstel.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik kies daarvoor omdat ik dat liever heb dan een instrument waarbij je mogelijk allerlei persoonlijke gegevens en reisbewegingen cadeau geeft aan vervoersbedrijven.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Bij de introductie van het burgerservicenummer hebben we gezegd dat dat het belangrijkste instrument is om te zorgen voor een behoorlijke administratieve lastenverlichting en dat het voor de burgers veel gemakkelijker is om belangrijke documenten te krijgen van de overheid. We hebben daar allemaal mee ingestemd. Daar maken we nu gebruik van. Ik vind uw bezwaren eerlijk gezegd een beetje spijkers op laag water zoeken.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Ik had nog een vraag waarop geen antwoord was gekomen. Wie is verantwoordelijk in het geval van problemen? Is dat de IB-Groep of zijn dat de vervoersbedrijven?

De minister vindt de € 7,50 eigenlijk geen groot leed. Ik blijf dat een beetje te gemakkelijk vinden. Er is heel lang met de vervoersbedrijven onderhandeld over deze OV-chipkaart. Het was voor de vervoersbedrijven te veel om die € 7,50 te betalen en het wordt nu bij de student neergelegd. Het argument dat het allemaal gemakkelijker wordt voor de student en dat het dus een investering is in iets fantastisch, is – sorry, voorzitter – flauwekul. Voorlopig is het alleen nog maar ingewikkelder geworden voor de studenten. Ik ben er nog niet van overtuigd dat het per 1 januari allemaal wel geregeld is. Misschien kan de minister mijn twijfel nog wegnemen, en misschien ook niet.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezeggingen. Ik heb de indruk gekregen dat hij er stevig bovenop gaat zitten. Hij zal zich ervoor inzetten dat het goed gaat, voor zover dit op zijn terrein ligt.

Natuurlijk is de privacy enorm van belang. De minister heeft mij ervan overtuigd dat dit bij hem zeer goed tussen de oren zit en dat hij die afweging goed zal maken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Hij refereerde aan zijn verblijf in Londen en het gebruiksgemak van de kaart die hij daar had ervaren. Het is evident: als de kaart al werkt, werken de organisaties erachter dan wel, is dan de vervolgvraag. Zelfs als die heel goed werken, is er de vervolgvraag naar de verzelfstandiging. Die zal dan heel snel aan de orde zijn. Dan zitten wij met een nieuw probleem, namelijk dat van de privacy. Vanwege het verstrekken van het burgerservicenummer blijven wij daar toch een ongemakkelijk gevoel bij houden. Ik zeg tegen de heer Van Dijk: als het burgerservicenummer er uit wordt gehaald, dan heb je die hele RSR niet meer nodig. Dan slaan wij twee vliegen in één klap: minder administratieve lasten en weer een overheidsaanhangsel minder dat op den duur ook nog een eigen leven gaat leiden. Met het verminderen van de administratieve lasten kunnen wij dus nog veel grotere sprongen maken.

De huidige kaart is fraudegevoelig. De nieuwe kaart zal dat ook zijn. De heer Roemer heeft dat al aangetoond. Die fraudegevoeligheid, dat vreselijke aspect, zal dus wel blijven.

Wij blijven twijfel houden en daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de invoering van de OV-chipkaart voor studenten een wettelijke basis wordt gecreëerd voor de IB-Groep om het burgerservicenummer van studenten aan de Regisseur Studenten Reisrecht te verstrekken;

constaterende dat dit niet noodzakelijk is omdat, zoals ook het College Bescherming Persoonsgegevens stelt, andere opties openstaan om de juiste kaart aan de juiste persoon te koppelen, die minder inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de student;

overwegende dat het onwenselijk is dat het burgerservicenummer van studenten in handen komt van een organisatie (RSR) die in de toekomst zal verzelfstandigen en daardoor moeilijker te sturen en te controleren is door de overheid;

verzoekt de regering, een andere manier te vinden om de juiste kaart aan de juiste persoon te koppelen en de Kamer daarover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31981).

Minister Plasterk:

Voorzitter. Er is mij veel aan gelegen om dit wetsvoorstel met de steun van zo veel mogelijk fracties in de Kamer aangenomen te krijgen. Ik wil kijken wat ik kan doen om aan de zorgen tegemoet te komen, maar wel op een manier die ik verantwoord acht. Ik dank de heer Dibi dan ook voor zijn bereidheid om de stemming over het voorstel los te knippen van een gesprek op een later moment naar aanleiding van een brief die ik bij dezen toezeg, waarin ik zal in gaan op de positie van de RSR, de fraudegevoeligheid en eventuele alternatieven. Dan kunnen de leden beoordelen of dit overtuigend is of dat het nodig is om daar een nader gesprek over te hebben. In eerste termijn heb ik gezegd dat ik werkelijk denk dat er op dit moment geen beter systeem mogelijk is, maar mede gelet op de tijdsdruk, maar ik graag gebruik van het aanbod om die zaken van elkaar los te koppelen.

Ik hoop ook dat ik de heer Ten Broeke ervan kan overtuigen om het gesprek dat besloten ligt in zijn motie, bij die gelegenheid te voeren. Als men nu mijn mening over deze motie vraagt, ontraad ik aanneming ervan. Ik zie geen andere manier om de bedrijven voldoende te beschermen tegen fraude. Ik wil mij niet in de positie van andere politieke stromingen verplaatsen, maar het lijkt mij dat ook de fractie van de VVD het belangrijk vindt dat vervoersbedrijven beschermd worden tegen fraude, zowel vanwege het financiële als vanwege het morele aspect, zoals de heer Van Dijk zei. Ik zeg de heer Ten Broeke toe dat de brief er komt, waarin ik nog eens uiteenzet waarom ik denk dat dit de beste manier is om het te doen. Dat denk ik namelijk werkelijk. Als de heer Ten Broeke daardoor niet wordt overtuigd, stel ik voor dat er op een ander moment nader over wordt gesproken met de Kamer. Ik zal in de brief ook de zorg aanroeren van de heer Ten Broeke dat we de informatie in handen brengen van vervoersbedrijven. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de informatie in handen van die bedrijven komt en ook niet dat de informatie dichterbij komt dan zij nu is.

Ik heb het amendement van mevrouw Smits (31981, nr. 8) eigenlijk impliciet al ontraden. Ik wil ook nog wel proberen om mevrouw Smits aan de kant van het voorstel te krijgen, door niet de principediscussie te voeren. Ik vind namelijk ook – maar daar krijg ik mevrouw Smits niet van overtuigd – dat het bedrag voor die termijn geen principediscussie zou moeten zijn, maar stel nu dat je dat wel vindt: ik kreeg een sms van een familielid dat zojuist € 11 voor pasfoto's heeft betaald. Je moet elk jaar pasfoto's laten maken. Ook de calculerende student, die puur de huidige situatie afweegt tegen de nieuwe situatie, gaat er dus niet op achteruit. Laten we ons dus tot dat argument beperken. Misschien maak ik het alleen erger door die andere argumenten toe te voegen, waardoor het wel een principekwestie wordt. Als je de discussie echter puur beperkt tot het financiële argument, ga je er niet op achteruit ten opzichte van de huidige situatie.

De heer Ten Broeke merkte nog op dat het allemaal wel moet werken. Dat ben ik natuurlijk met hem eens. Ik zou echter willen dat uit dit debat niet de suggestie achterblijft dat we erop achteruitgaan. Er zullen heus wel eens wat overgangskwesties zijn, maar ik denk werkelijk dat het een vooruitgang zal blijken te zijn dat iedereen op deze manier met zijn kaart het openbaar vervoer in kan.

Voorzitter, hiermee heb ik alle punten besproken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor om morgen over dit wetsvoorstel, het amendement en de motie te stemmen. In de planning is al voorzien dat we er aan het begin van de middag over stemmen. Dat sluit overigens niet uit dat we er later nog een keer op terugkomen naar aanleiding van de toezeggingen van de minister.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 23.51 uur

Naar boven