Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 september 2008 over de rapportage van de Europese Commissie inzake de voortgang van Roemenië en Bulgarije.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Het onderwerp is niet alleen boeiend, maar ook bedroevend. Dat bleek ook wel uit het algemeen overleg dat wij vorige week moesten voeren. Helaas kunnen wij niet vaststellen dat de voortgang en verbeteringen in Bulgarije en Roemenië aanleiding geven voor opgewektheid. Met name de aanpak van de corruptie en de georganiseerde misdaad werpt onvoldoende vruchten af en dat vindt de VVD-fractie buitengewoon zorgwekkend. Dit kwaad strekt zich namelijk uit tot de rest van Europa en dus ook tot Nederland. Illustratief zijn de woorden van staatssecretaris Albayrak in een van de kranten vanochtend. Zij gaf aan dat zij de grootst mogelijke moeite heeft om criminelen die afkomstig zijn uit deze twee landen, uit te zetten. De reactie van de minister van Justitie van Roemenië spreekt ook boekdelen; hij moet maar liefst zestien zaken laten liggen.

Het is natuurlijk mogelijk om de zaak nog eens aan te kijken en om de collega's in Roemenië en Bulgarije nog eens diep in de ogen te kijken. Dat heeft de heer Timmermans ook gedaan. Wij hebben hem vorige week al gecomplimenteerd met zijn inzet voor de Bulgaarse kindertehuizen en ook daarvoor heeft hij wederom aandacht gevraagd. Het is echter onvoldoende. Wij wensen dat er bij de binnengrenscontrole adequate maatregelen worden getroffen en dat Nederland daarin het voortouw neemt. Natuurlijk kun je hierover een veto uitspreken, maar wij weten dat je veto's pas aan het einde van de onderhandelingen uitspreekt en ook dat blijkt nog weleens moeilijk te zijn. Tegenwoordig bestaat ook nog de vorm van wel tekenen en niet ratificeren. De VVD-fractie wil daarom een duidelijk signaal afgeven – ik zie de minister al glimlachen – en dient de volgende motie in, die is medeondertekend door de heer Van Bommel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de door de Europese Commissie, de Nederlandse regering en dit parlement geconstateerde achterstand in zowel Roemenië als Bulgarije inzake hervormingen van het rechtssysteem moet leiden tot verdergaande maatregelen dan de bevriezing van structuurfondsen;

voorts van mening dat de aanpak van corruptie en georganiseerde misdaad nog onvoldoende resultaten afwerpt en de gevolgen hiervan negatieve effecten hebben op de orde en veiligheid in Schengenlanden, waaronder Nederland;

verzoekt de regering, geen stappen te ondernemen om de binnengrenscontroles tussen beide lidstaten en de andere Schengenlanden op te heffen (luchthaven en landgrenzen) zolang niet is voldaan aan alle vereisten onder de benchmarks van het CVM en dit standpunt actief in te nemen in de desbetreffende EU-overleggen en bijeenkomsten van de Raad van Ministers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85(23987).

De heer Blom (PvdA):

Wij hebben vorige week een algemeen overleg gehad met de staatssecretaris van Europese Zaken, waarbij wij specifiek over dit onderwerp hebben gesproken. De staatssecretaris heeft exact gezegd wat de heer Ten Broeke in zijn motie heeft verwoord. De Nederlandse regering is helemaal niet van plan om de Schengengrenzen voor Roemenen en Bulgaren open te gooien. Ik vraag mij af waarom de VVD-fractie dan toch een motie indient. Is de beantwoording van de staatssecretaris in de ogen van de VVD-fractie onvoldoende of dient zij voor de bühne een motie in?

De heer Ten Broeke (VVD):

Anders dan de heer Blom, is het niet mijn instelling om hier voor de bühne te spreken. Integendeel, ik vind het buitengewoon zwaarwegend wat daar gebeurt. Ik vind dan ook dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft, omdat wij destijds de toetreding mogelijk hebben gemaakt. Adeldom verplicht, zou je kunnen zeggen.

Ik was niet zo onder de indruk van de beantwoording van de staatssecretaris, omdat hij aanvankelijk voldoende zou hebben aan het rapport van de Europese Commissie. Daarna moest hij op reis om het zelf te zien. Wij vinden dat er nu maar eens een helder signaal moet worden afgegeven. Wij moeten in alle EU-overleggen duidelijk maken waar Nederland staat. Wij hebben immers recentelijk gezien dat een veto niet altijd de gewenste duidelijkheid oplevert bij de overige partners in Europa. Wij wensen dit signaal nu in alle duidelijkheid af te geven.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik begrijp de huilebalkerij van de heer Ten Broeke niet helemaal. Dit zou van toepassing zijn geweest op het moment dat Bulgarije en Roemenië nog geen lid van de Europese Unie waren. Ik ben het natuurlijk met iedereen eens dat corruptie en georganiseerde misdaad niet horen in een georganiseerd systeem als de EU. Nu deze landen lid zijn van de EU, ben ik van mening dat wij ons volledig moeten inzetten om deze landen te helpen met de bestrijding van de corruptie en de georganiseerde misdaad. Het heeft op dit niveau geen zin met een motie te komen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik kan niet anders dan het met mevrouw Diks oneens zijn. Zij noemt dit huilebalkerij. Zij moet maar eens gaan kijken in de grote steden waar criminelen actief zijn. Huilebalkerij? Laat zij eens gaan praten met de wethouders van de grote steden om te zien wat daar gebeurt. Huilebalkerij? Zij moet de rapporten eens lezen. Huilebalkerij? Wat zij doet is haar kop in het zand steken. Wij hebben die toetreding mogelijk gemaakt. Dat betekent dat adeldom verplicht. Er zijn systemen die het mogelijk maken om restricties te zetten op die toetreding en op de gevolgen die wij daarvan nu ondervinden. Ik vind dat Nederland voorop moet lopen. Dat is geen huilebalkerij, dat is je verantwoordelijkheid nemen. Het zou mevrouw Diks sieren als zij dat ook deed.

De voorzitter:

Ik complimenteer mevrouw Diks met haar eerste maideninterruptie. Ik doe er geen bloemen bij.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ga haar straks toch een hand geven.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Toch nog? Dat is mooi, want zaken zijn zaken. "Huilebalkerij" is misschien een wat ruwe betiteling, dat zal ik niet ontkennen, maar ik neem het niet terug. Ik denk dat wij ons best moeten doen om deze landen te ondersteunen. De toetreding van deze landen tot de EU moet natuurlijk niet de schoonheidsprijs krijgen, dat weet u net zo goed als ik. Daar zitten allerlei mechanismen achter waarbij wij met elkaar op een pad terecht zijn gekomen waarop wij niet meer terug konden. Dat zal ik ook niet ontkennen, maar dat doet niet af aan het feit dat ik denk dat Nederland of de EU deze landen moeten ondersteunen. Volgens mij heeft het gewoon geen zin om daarmee hier in de Kamer bezig te zijn.

De voorzitter:

U moet maar eens opzoeken in het Reglement van Orde dat interrupties kort en bondig moeten zijn, en niet bedoeld zijn voor een eigen statement, maar voor het stellen van een vraag.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw Diks, ik had mij niet gerealiseerd dat dit uw maideninterruptie was. Ik vergeef u direct dat u mij huilebalkerij hebt verweten. Ik denk alleen dat wij erachter zullen komen. Wij zullen hier nog vaak en veel over spreken, vrees ik. Ik hoop ook u ervan te overtuigen dat het van uitermate groot belang is dat wij juist hier in dit parlement ook spreken over die voortgang. Het zijn namelijk Nederlandse burgers die de effecten merken van die voortgang. Daarom riep ik u zojuist op om maar eens met wethouders in grote steden te gaan spreken, waar men die gevolgen aan den lijve ondervindt.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris voor Europese Zaken zei vanochtend in de Volkskrant: "Het is één voor twaalf voor Roemenië en Bulgarije". Hij zegt dat omdat er bij het kabinet grote zorgen bestaan over de bestrijding van corruptie en van de georganiseerde misdaad in die landen. Die zorgen worden zonder meer gedeeld door de SP-fractie. Wij hebben steeds gezegd dat dit een groot probleem was en wij worden nu bevestigd dat dit nog steeds een groot probleem is. Om volwaardig met deze lidstaten samen te werken op het terrein van justitie en van binnenlandse zaken geldt wat ons betreft het uitgangspunt dat wij moeten kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de rechtsstaat – en dus ook de rechtspraak – in deze landen. Dat kunnen wij nu niet. Dat hebben wij al eerder geconstateerd. De Europese Commissie heeft een rapport uitgebracht waarin staat dat deze landen op dit punt helemaal niets zijn opgeschoten. De staatssecretaris zegt dan dat het één voor twaalf is. Nee, het is twaalf uur en wij moeten nu tegen deze twee landen zeggen dat wij zorgen dat op het terrein van de samenwerking bij justitie en binnenlandse zaken geen verdere stappen worden gezet. Wij nemen de vrijwaringsmaatregelen die wij met elkaar hebben afgesproken die wij kunnen nemen. Ik begrijp niet dat de regering die stap niet wil zetten. Ik begrijp niet dat de regering zegt nog een halfjaartje te gaan wachten om dan weer eens te gaan kijken hoe het eruit ziet. Dat vind ik onbevredigend en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Roemenië en Bulgarije volgens de recente voortgangsrapportages van de Europese Commissie nog steeds niet voldoen aan de eisen die het EU-lidmaatschap stelt aan de kwaliteit van hun rechtsstaat;

constaterende dat deze lidstaten desondanks volwaardig participeren in de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken in de Unie;

overwegende dat het teruglopende tempo van de noodzakelijke hervormingen in deze landen op JBZ-gebied geen vertrouwen geeft dat de geconstateerde gebreken op korte termijn worden verholpen;

van mening dat het schadelijk is voor het vertrouwen in de Nederlandse en Europese rechtsstaat wanneer deze landen nog wel volwaardig invloed kunnen uitoefenen op de JBZ-samenwerking van de Unie en gebruik kunnen maken van de instrumenten die op dit terrein van kracht zijn;

verzoekt de regering om steun te verwerven in de Raad om de Europese Commissie te verzoeken om gebruik te maken van de vrijwaringsmaatregelen op het gebied van JBZ die de toetredingsverdragen met deze landen bieden zodat de JBZ-samenwerking in de Unie met Roemenië en Bulgarije wordt opgeschort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.Van Bommel

Zij krijgt nr. 86(23987).

De heer Blom (PvdA):

Het is een beetje hetzelfde verhaal als net bij de heer Ten Broeke. Wij hebben vorige week het algemeen overleg gehouden en uitgebreid over vrijwaringsmaatregelen gepraat. De staatssecretaris heeft daar uitgebreid op geantwoord dat hij nog een maand of drie wacht. Dan komt er nog een rapportage. Als er dan geen verbetering in zit, gaan wij eens kijken of wij stappen moeten ondernemen. Nauwelijks twee dagen na het algemeen overleg zit de staatssecretaris in Bulgarije om met de Bulgaarse overheid te spreken over exact die zaken waarover wij het tijdens het algemeen overleg hadden. De heer Van Bommel houdt echter staande dat de regering alleen maar afwacht. In de zes jaar dat ik in de Kamer zit, heb ik nog nooit meegemaakt dat een staatssecretaris op donderdag zaken tijdens een algemeen overleg met de Kamer bespreekt, en op de daaropvolgende maandag in het land zit waarover het overleg werd gevoerd. Dat noem ik spijkers met koppen slaan en actief reageren op wat in de Kamer is gezegd. De SP-fractie vindt echter dat zij weer op een leuke manier in de krant moet komen. Roemenen en Bulgaren doen het altijd aardig op de voorpagina's. Daarom dient deze fractie weer een motie in die volstrekt overbodig is.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Blom heeft de inhoud van onze motie niet begrepen. Wij pleiten er met deze motie voor om niet nóg een halfjaar te wachten. Ieder halfjaar verschijnt er een rapport. In het vorige rapport was al te lezen dat het slecht ging. Bij het verschijnen van dat rapport werd al gezegd: als uit het volgende rapport niet blijkt dat er verbeteringen zijn, gaan wij het nemen van maatregelen overwegen. Nu ligt dit rapport er, waaruit zonneklaar blijkt dat er geen enkele vooruitgang is geboekt. Wij moeten deze landen niet belonen voor dit slechte gedrag, maar nu maatregelen nemen. Je moet in zo'n situatie niet zeggen: wij wachten nog een halfjaar. Dat is namelijk wat de staatssecretaris zegt, met of zonder reis naar Roemenië en Bulgarije. De Kamer maakt zulke reizen ook regelmatig. Als wij nog een halfjaar wachten, zeggen wij eigenlijk: doet u maar, want wij nemen toch geen maatregelen.

De heer Blom (PvdA):

Wij hebben het niet over een halfjaar, maar over twee maanden. De volgende rapportage zal immers begin november verschijnen.

De heer Van Bommel (SP):

Het volgende beslismoment is echter pas over een halfjaar.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie is het eens met de kritische woorden die zijn gewisseld over het gebrek aan voortgang in Roemenië en Bulgarije. Ik kon mij ook vinden in de antwoorden die de staatssecretaris op onze vragen gaf tijdens het algemeen overleg van vorige week. Ik wil echter niet enkel aandacht voor de vraag wat er door de Europese Commissie gezegd en gedaan moet worden, maar ook voor de vraag welke mogelijkheden er nog meer zijn om te bereiken wat wij zo graag in deze landen zien gebeuren. Welke rol zou Nederland daarin kunnen spelen? Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door Roemenië en Bulgarije onvoldoende voortgang is geboekt om aan de gestelde ijkpunten te voldoen;

overwegende dat er niet alleen maatregelen vanuit de Europese Commissie, maar ook vanuit Nederland mogelijk zijn om voortgang te stimuleren;

overwegende dat na toetreding veel ontwikkelingsorganisaties zich hebben teruggetrokken uit de nieuwe EU-lidstaten;

van mening dat Matra-projecten en ontwikkelingssamenwerking aanvullende mogelijkheden kunnen bieden ter versterking van good governance en social inclusion;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe in Roemenië en Bulgarije social inclusion en good governance bevorderd kunnen worden door inzet van ontwikkelingssamenwerking en het mensenrechtenfonds, en tevens te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om Matra-projecten en Matra-flex te versterken en te intensiveren;

en verzoekt de regering, de Kamer hierover voor de behandeling van de Staat van de Unie te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87(23987).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Mijn volgende motie gaat over de aandacht voor Roma. Dit onderwerp is in de Kamer vaker besproken, ook vorig jaar nog. Ook op dit punt geldt dat de discussie zich vorige week en vandaag sterk richt op het gesloten houden van de grenzen. Toch wil ik daarnaast aandacht vragen voor wat er over de grenzen, maar ook binnen de eigen landsgrenzen gebeurt op het gebied van de Roma.

De voorzitter:

U bent echt door uw tijd heen, mevrouw Wiegman. U moet nu uw motie voordragen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het minderhedenbeleid met name Roma bijzondere aandacht behoeven en er op Europees niveau specifiek Romabeleid ontbreekt;

van mening dat ook in Nederland meer aandacht moet zijn voor de integratie van Roma;

verzoekt de regering, op Europees niveau aan te dringen op specifiek Romabeleid of aandacht voor Roma te expliciteren in de bestaande beleidsterreinen, ook op nationaal niveau de positie van Roma te versterken en de Kamer over de uitwerking hiervan te informeren,Wiegman-van Meppelen Scheppink

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(23987).

De heer Ormel (CDA):

Ik begrijp echt niet waarom de fractie van de ChristenUnie deze motie indient. Achtenhalve maand geleden heeft deze fractie de motie-Blom meeondertekend, waaronder ook mijn naam staat. In deze motie verzoeken wij de regering, "een actieve bijdrage te leveren aan het formuleren en invullen van een Europees beleid om de sociale en economische positie van Roma in de Europese Unie te verbeteren". U zet er nu nog een paar keer het woordje "nationaal" tussen, maar uw motie is toch gewoon een herhaling van zetten, denk ik.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het is niet alleen maar een herhaling, anders zou ik de motie niet ingediend hebben. Ik heb ook wel begrepen dat de regering zich hier actief voor inzet, maar ik vraag nu gericht aandacht voor wat wij op nationaal niveau alle Roma te bieden hebben die al dan niet illegaal in ons land verblijven en bijvoorbeeld werkzaam zijn in de prostitutie. Het gaat mij er ook om dat de minister aan de Kamer rapporteert over wat wij verleden jaar aan hem hebben gevraagd en wat ik ook nu weer met nadruk vraag, zeker gelet op de twee conferenties die dit najaar over het Romabeleid gehouden zullen worden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik had hetzelfde willen zeggen, maar ik heb ook nog een ander punt. Wat uw eerste motie betreft, wij hebben nu net bijna 1 mld. bevroren, wij hebben aangegeven dat Roemenië en Bulgarije geen recht hebben op die gelden totdat de hervormingen daadwerkelijk worden doorgevoerd. Maar nu wilt u met uw motie in mijn ogen toch weer heel veel geld uitgeven. Hebt u enig idee hoeveel het gaat kosten wat u in uw motie voorstelt?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dit is een herhaling van de discussie die wij vorige week hebben gehad. Ik heb toen gezegd dat het goed is dat die structuurfondsen zijn bevroren, want dit geld werd verkeerd ingezet, het kwam op de verkeerde plekken terecht. Ik vraag nu in deze motie niet om potten met geld, maar om te bezien hoe wij daar via Matra-projecten, maar ook via ontwikkelingssamenwerking goede dingen kunnen doen. Zonder dat het om potten met geld gaat, zou je daar heel gericht kleine projecten op het gebied van good governance en social inclusion, die je goed kunt controleren, kunnen ondersteunen.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun moties en de verzoeken die daarin zijn verwoord. Net als de Kamer is het kabinet zeer bezorgd over het gebrek aan ontwikkelingen bij het bestrijden van corruptie en dergelijke in Roemenië en Bulgarije. Ook staatssecretaris Timmermans heeft dit nadrukkelijk naar voren gebracht in het algemeen overleg. Dat is ook exact de reden waarom staatssecretaris Timmermans op dit moment die harde boodschap bij zijn werkbezoek aan Roemenië en Bulgarije afgeeft. Het kan niet zo zijn dat er op dit terrein geen vooruitgang wordt geboekt. Het rapport van de Commissie was op dit punt ook overduidelijk. De vraag is wat je dan doet. Daarover kunnen de meningen verschillen, maar ik herhaal wel dat de Kamer in meerderheid zelf de stap heeft gezet, akkoord te gaan met de toetreding van Roemenië en Bulgarije, met alle consequenties van dien. Dat betekent onder andere dat Nederland er als lidstaat van de Europese Unie alles aan moet doen om te zorgen dat er voortgang op deze terreinen wordt geboekt, dat het niet achteloos achterover kan leunen. Daarom geeft Nederland niet alleen die harde boodschap af, maar dringt het bijvoorbeeld ook aan op voortzetting van het verificatiemechanisme; ik hoop daarvoor een meerderheid te krijgen. Dat is natuurlijk wel de eerste stap, je moet die landen bij de les houden. Onze inspanning is er natuurlijk ook op gericht, ervoor te zorgen dat het CVM, het verificatiemechanisme, instant blijft totdat er wordt voldaan aan de eisen die wij, terecht, allen stellen. Ik denk dat de verschillende fracties in de Kamer, en de regering, ook niet verschillend oordelen over de ontwikkelingen.

Dan de moties. Allereerst de motie van de heer Ten Broeke en de heer Van Bommel over de relatie met de binnengrenscontroles. Op zich kan ik mij iets voorstellen bij hetgeen de heer Blom zei. Deze motie zou overbodig kunnen zijn, in die zin dat het absoluut duidelijk is dat er geen sprake kan zijn van toetreding tot Schengen en dergelijke zolang men niet voldoet aan de criteria. Dat men niet voldoet aan de criteria, is evident. Op een aantal punten gaat de motie zelfs minder ver dan de regering. In de motie wordt namelijk gesteld dat de binnengrenscontrole in principe opgeheven zou worden als men aan de vereisten van de benchmarks van CVM zou voldoen. Ik wil u er toch op wijzen dat wij toetreding tot Schengen en dus het opheffen van de binnengrenscontrole tegen kunnen houden, ook als deze landen volledig voldoen aan de CVM-eisen. Er spelen namelijk nog andere elementen een rol bij de afweging of die binnengrenscontrole kan worden opgeheven, bijvoorbeeld de vraag of de vliegvelden infrastructureel zijn aangepast aan de eisen die in het kader van Schengen gelden of het gegeven dat er naar onze mening te weinig mensen of middelen ingezet worden voor grenscontroles. Als ik de motie zo moet lezen dat, als de landen voldoen aan de CVM-eisen, wij de binnengrenscontrole opheffen en dan niet meer kijken naar de infrastructuur en naar het aantal mensen dat wordt ingezet voor de grenscontroles – ik neem niet aan dat dat de bedoeling is van de indieners – moet ik de aanneming van de motie ontraden. Wij zijn namelijk streng en wij willen streng blijven als het gaat om de toepassing van de criteria, ook als het gaat om toetreding tot Schengen.

Voor het overige denk ik dat de heer Blom terecht constateerde dat de motie ofwel overbodig is ofwel een ondersteuning is van het beleid. Het is overduidelijk dat er wat ons betreft geen sprake kan zijn van toetreding tot Schengen zolang men niet voldoet aan de criteria. Dat betreft dus meer dan alleen CVM.

Ik ontraad verder de aanneming van de motie van de heer Van Bommel. Wij delen namelijk de mening van de Commissie dat wij die maatregel nu niet moeten nemen. De staatssecretaris heeft dat verleden week ook in het debat naar voren gebracht. Wij moeten wel druk blijven uitoefenen. Het nemen van verdergaande maatregelen op JBZ-gebied betekent dat wij kanalen van beïnvloeding dichtgooien. Dat vind ik, juist gelet op datgene wat wij moeten bereiken in Roemenië en Bulgarije, niet de beste weg. Ik vind het belangrijk dat wij brede steun krijgen binnen de Europese Unie van andere bezorgde lidstaten, om gezamenlijk de druk op te voeren. Dat is naar mijn mening effectiever als het gaat om het bestrijden van de corruptie en het dwingen tot het zetten van de stappen die gezet moeten worden.

Het is ook niet zo dat er geen maatregelen genomen zijn. De heer Ten Broeke heeft daar ook op gewezen. Op het punt van bijvoorbeeld de structuurfondsen en de financiële ondersteuning zijn wel degelijk consequenties verbonden aan het feit dat men niet presteert op deze terreinen.

De heer Van Bommel (SP):

Deze minister, toen nog Kamerlid, heeft destijds gezegd dat je, als je wilt dat Roemenië en Bulgarije aan alle eisen van de EU gaan voldoen, toetreding uit moet stellen. Daar was ik het zeer mee eens. Nu geldt echter dezelfde redenering. Wanneer wij willen dat zij op het punt van Justitie en Binnenlandse Zaken aan de Europese eisen gaan voldoen, moeten wij ze daartoe dwingen. Wij kunnen ze wel helpen, maar wij moeten ze dwingen om aan die voorwaarden te voldoen. Kennelijk wil de minister dat maar uitstellen.

Minister Verhagen:

Deze minister heeft, toen hij nog Kamerlid was, niet gezegd: wij moeten eigenlijk... Deze minister heeft als Kamerlid tegen toetreding van Roemenië en Bulgarije gestemd. U moet mij nu niet in een positie brengen die niet klopt. Ik heb nu echter te maken met het feit dat de Kamer in grote meerderheid heeft besloten om Roemenië en Bulgarije wel toe te laten. Het is dan mijn taak als minister om ervoor zorg te dragen dat zij zo goed mogelijk voldoen aan de eisen die wij stellen, inclusief de eisen die wij in het CVM hebben gesteld. Ik verschil met u van mening over de vraag wat het beste middel is om dat te bereiken. Dit kabinet stelt dat het beste middel om dat te bereiken is: voortgaan met het CVM. Die gesprekken vinden op dit moment plaats. De deur moet echter niet dicht worden gegooid, zoals de heer Van Bommel voorstelt. Dat zou naar onze mening contraproductief werken. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

Dan ga ik naar de moties van mevrouw Wiegman. Allereerst de motie die zij samen met de heer Ormel ondertekend heeft, over de ondersteuning. Op zich geef ik graag gehoor aan de oproep van mevrouw Wiegman om de diverse vormen van Nederlandse steun nog eens nader te onderzoeken, en aan de Kamer later in het jaar, voorafgaande aan het debat over de Staat van de Unie, een notitie aan te bieden. Nederland stelt voor Bulgarije en Roemenië in de vorm van Matra Flex speciale bilaterale hulpmiddelen ter beschikking, met name voor het ondersteunen van goed bestuur en sociale insluiting. Voorlopig loopt dit programma tot 2010. Als het nodig is kunnen wij het verlengen; dat neem ik ook graag mee in het onderzoek.

Mevrouw Wiegman vraagt specifiek naar het mensenrechtenfonds. Dit fonds staat open voor beide landen; als het in dit kader past kunnen wij het daarvoor inzetten. Mevrouw Wiegman vraagt in haar motie ook naar de klassieke Matra-steun. Dat wijs ik echt van de hand aangezien wij dit programma, niet voor niets, niet meer van toepassing hebben verklaard op Roemenië en Bulgarije. Het wordt ingezet voor landen die nu nog geen lid zijn. De opmerking van mevrouw Wiegman over ontwikkelingssamenwerking wijs ik absoluut van de hand. Ik ben daar heel verbaasd over. De partijen van de ondertekenaars van deze motie hebben zich altijd sterk gemaakt voor zuiverheid en geen vervuiling van ontwikkelingssamenwerking. Hoezeer wij ook kritiek kunnen hebben op de juridische positie van Roemenië en Bulgarije, toch mogen deze landen niet als ontwikkelingslanden worden gekwalificeerd. Derhalve voldoen zij niet aan de criteria. Ik wijs dat onderdeel ook af.

De voorzitter:

Dank u wel. Een korte vraag en dan een korte reactie. Het lijkt mij namelijk klip-en-klaar wat de minister zegt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben het met de minister eens; het is zaak het ontwikkelingssamenwerkingbudget niet te vervuilen. De ontwikkelingsorganisaties hebben echter heel snel deze landen verlaten. Er is er nog wel een aantal aanwezig. Ik zou graag willen dat in het onderzoek meegenomen wordt, hoe die nog specifiek een functie kunnen vervullen. Niet in een klassieke ontwikkelingssamenwerking, maar om te kijken of in afwijking van wat onder Matra valt, zij nog een bepaalde taak op zich kunnen nemen op het gebied van good governance en social inclusion.

Minister Verhagen:

Ik heb over Matra Flex gezegd dat wij nog altijd activiteiten ondersteunen op de punten van goed bestuur en social inclusion, of sociale insluiting, in goed Nederlands.

Dan de motie inzake de Roma. Deze motie is gedeeltelijk een herhaling van de motie-Blom c.s., waaraan wij ook gehoor hebben gegeven. Wij werpen ons op als gastheer voor de reguliere Roma-expertgroep van de Raad van Europa. Die zal binnenkort in Den Haag bijeenkomen. Verder organiseren wij van 5 tot 7 november in Nederland een grote conferentie, gericht op verbetering van de samenwerking van internationale organisaties die op het terrein van de Roma actief zijn. Daarbij kan gedacht worden aan de Raad van Europa, de EU, de OVC, de Wereldbank, de UNHCR en de UNDP. Ik zal daaraan ook zelf deelnemen. In het kader van de Van der Stoel-prijs ondersteunen wij de Roma-activiteiten. Ik heb dat destijds ook gezegd in relatie tot de motie-Blom. Wij zullen ons natuurlijk sterk blijven maken om de problematiek van de Roma in het kader van de Raad van Europa en de EU op de agenda te houden. Wij zullen landen ook aanspreken op hun gedrag jegens Roma. Ik ben ook voor het uitwisselen van ervaringen.

Ik moet de aanneming van het tweede deel van de motie van mevrouw Wiegman echter ontraden. Daar gaat het over het specifiek op Nederland gerichte beleid. Mevrouw Wiegman vraagt eigenlijk, wat mij echt verbaast, in het kader van de subsidiariteit om op Europees niveau een beleid te gaan ontwikkelen voor het Nederlandse integratiebeleid. In de motie staat immers dat er aandacht voor de ontwikkeling in Nederland moet komen. Op initiatief van de minister voor WWI vindt het overleg met de gemeenten over de Romaproblematiek plaats. Er vindt op dit moment onderzoek plaats naar het specifiek Nederlandse beleid en de knelpunten die daarbij naar voren komen, door de gemeenten en Forum. Ik wil niet vooruitlopen op dit onderzoek. Bovendien wil ik niet dat Europa zich bemoeit met het Nederlandse integratiebeleid.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dan ligt het heel eenvoudig en staan wij niet zo ver uit elkaar. Als de minister deze lijn volgt en de Kamer daarover het liefst nog dit jaar rapporteert, ook over de uitkomsten van de conferenties, kunnen wij dat bij het debat over de Staat van de Unie bespreken. Dat geldt ook voor mijn eerste motie. Als die rapportage er ligt, ben ik zeer tevreden en trek ik beide moties in.

Minister Verhagen:

Prima, voorzitter. Dan zeg ik dat toe, met één kanttekening. De conferenties zijn in november gepland. Ik weet niet exact wanneer het debat over de Staat van de Unie gepland is.

De voorzitter:

Ook in november.

Minister Verhagen:

Als dat mogelijk is, rapporteer ik de Kamer uiteraard voor het debat over de Staat van de Unie en anders zo snel mogelijk daarna. Ik dank mevrouw Wiegman ervoor dat zij in dit kader, gelet op de toezeggingen die ik gedaan heb, bereid is haar moties in te trekken. Ik onderstreep nogmaals dat ik mij zal houden aan mijn toezeggingen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Ormel (23987, nr. 87) en de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink (23987, nr. 88) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven