Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn (31392).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de heren Croes, Eman, Thijssen en Serphos, die vanuit de Antillen en Aruba belangstelling hebben voor dit debat.

De heer Kalma (PvdA):

Voorzitter. Het voorliggende voorstel is reparatiewetgeving, niet meer en niet minder. Het is de reactie op de uitspraak van de Raad van State dat met betrekking tot het kiesrecht voor het Europees Parlement het verschil tussen Nederlandse staatsburgers in derde landen en Nederlandse staatsburgers op Aruba en de Antillen niet gerechtvaardigd is en voor de aanstaande Europese verkiezingen ongedaan moet worden gemaakt. De PvdA steunt het wetsvoorstel en acht de daarin verdisconteerde keuzes goed verdedigbaar.

Ze betreffen ten eerste de keuze voor uitbreiding van het kiesrecht, het actief kiesrecht voor het Europees Parlement, tot alle Nederlanders buiten Nederland. Wij delen de opvatting dat een beperking van het kiesrecht tot de ingezetenen van de Europese Unie onwenselijk is. Alle burgers van een EU-staat zijn krachtens het Europees Verdrag Europese burgers en horen kiesrecht te hebben voor het Europees Parlement. Ook een andere mogelijkheid, namelijk een koppeling van het kiesrecht aan een tijdsbepaling, acht de PvdA om de in de memorie van toelichting genoemde redenen onwenselijk.

Goed verdedigbaar achten wij ook de keuze met betrekking tot de uitvoeringsaspecten. Het stemmen op Aruba en de Antillen, zoals in Nederland, dat wil zeggen zonder voorafgaande registratie, schept nieuwe ongelijkheid ten opzichte van Nederlanders in derde landen. Het organiseren van verkiezingen voor het Europees Parlement door de landsregeringen stuit op andere problemen, omdat de Kieswet dan op bepaalde onderdelen een Rijkswet zou moeten worden wat weer andere complicaties geeft, waarin niet op korte termijn kan worden voorzien. De beste oplossing op korte termijn achten wij daarom het stemmen op basis van voorafgaande registratie, zoals verplicht voor alle Nederlanders woonachtig in het buitenland.

Het wetsvoorstel is reparatiewetgeving. Met de regering zijn wij van mening dat in dit kader niet vooruit moet worden gelopen op toekomstige wijzigingen in de staatsrechtelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. Wij hebben wel drie vragen over de wijziging die nu wordt voorgesteld.

Eerst iets over de wijze waarop deze stemmingen in 2009 gaan worden uitgevoerd. Wat ons betreft is het algemeen uitgangspunt: het zoveel mogelijk wegnemen van obstakels die het uitoefenen van het kiesrecht bemoeilijken. Ten aanzien van de kiezers op de Nederlandse Antillen en Aruba gaat het dan om de registratie als kiezer en de manier waarop de stem kan worden uitgebracht. De Kieswet staat toe om briefstembureaus in te richten. De PvdA vraagt het kabinet om de mogelijkheden hiertoe optimaal te benutten.

De PvdA maakt zich zorgen over de band tussen het Europees Parlement en de kiesgerechtigden op de Antillen en Aruba. De opkomstcijfers in Nederland zijn betrekkelijke laag en kiezers identificeren zich niet in hoge mate met het Europees Parlement. Wij zijn bang dat dit voor de band tussen het Europees Parlement en de kiesgerechtigden op de Nederlandse Antillen en Aruba in versterkte mate zal gelden. Hoe kan die band worden versterkt? De politieke partijen, zoals het kabinet heeft opgemerkt, hebben hier een eerste taak, maar ook de overheden en de Europese Unie zullen door middel van actieve voorlichting hun aandeel moeten leveren. Wat zijn de concrete voornemens van het kabinet op dit punt?

Op termijn zou de PvdA-fractie bij voorkeur zien dat de verkiezingen op de Nederlandse Antillen en Aruba op dezelfde manier worden uitgevoerd als in Nederland, dus met een automatisch toegestuurde oproepkaart en stemming in een stembureau. Om dit te realiseren, is een Rijkswet nodig. De regering geeft aan een keuze met betrekking tot het vastleggen van de verkiezing voor het Europees Parlement bij Rijkswet pas te willen maken op basis van de aangekondigde evaluatie van de eerstkomende EP-verkiezingen. De PvdA-fractie kan zich dat voorstellen en ziet op deze termijn geen alternatieve route. Wel zou er na de eerstvolgende verkiezingen voortvarend gehandeld moeten worden. Bij de uiteindelijke keuze zouden principiële overwegingen voorop moeten staan, zoals minimalisering van de drempels om het kiesrecht uit te oefenen. Onderschrijft het kabinet dit standpunt?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Soms moet je beginnen met het slot. En dit is dat de CDA-fractie, alles overwegende, akkoord gaat met dit wetsvoorstel, dat alle Nederlanders op de Nederlandse Antillen en Aruba zonder onderscheid kiesrecht voor het Europees Parlement verleent. Ten aanzien van zo'n belangrijke zaak als het kiesrecht, is ons uitgangspunt dat iedere Nederlander, ongeacht woonplaats, het democratisch recht toekomt om deel te nemen aan verkiezingen. Voor de overzeese delen van het Koninkrijk gold vanaf 1985 een ingewikkelde, arbitraire regeling. Dat aan deze uitzondering– lees: achterstelling van veel Nederlanders in de "West" – een einde wordt gemaakt, is alles afwegende terecht.

Natuurlijk was ook een andere oplossing denkbaar geweest, bijvoorbeeld beperking van het kiesrecht voor het Europees Parlement tot Nederlanders die in Europa wonen, in de Europese Unie. Dat de regering deze route niet opgaat, billijken wij. Waarom het Europese kiesrecht ontnemen aan al die Nederlanders buiten Europa, van Australië tot de Verenigde Staten, van Brazilië tot Zuid-Afrika, enkel en alleen omdat de overzeese delen van het Koninkrijk hun rechten opeisen?

Dit voorstel is een grote overwinning voor de Antillen en Aruba, maar in het bijzonder voor de heren Eman en Sevinger, twee Arubaanse volksvertegenwoordigers die met grote volharding, taaie inzet en onverdroten vasthoudendheid hebben gevochten tegen wat zij als een groot onrecht beschouwden, tot in Luxemburg toe. Uiteindelijk heeft de Raad van State hen in het gelijk gesteld en restte onze regering niets anders dan dit voorstel in te dienen.

Graag waren de heren vandaag in ons midden geweest om het feestje mee te vieren. Maar verder dan een plek in uw loge, mevrouw de voorzitter, kunnen zij niet komen. Ons Reglement van Orde staat dit niet toe. Deze wijziging van de Kieswet is immers niet gegoten in de vorm van een rijkswet, een wet die Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba een reeks bijzondere bevoegdheden geeft, waaronder het recht om bijzondere gedelegeerden naar het Nederlandse parlement te sturen. Ik begrijp hun teleurstelling die zelfs niet is goedgemaakt door een formeel, stevig gesprek met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Beide heren zijn echter te goeder kennis van het staatsrecht om niet te begrijpen dat wij van onze parlementaire werkwijze geen rommeltje willen maken.

Erachter gaat een belangrijke vraag schuil. Waarom heeft de regering van deze wijziging van de Kieswet geen rijkswet gemaakt? Is hier door een van de landen van het Koninkrijk om gevraagd, bijvoorbeeld door Aruba? Had het niet voor de hand gelegen om het kiesrecht voor het Europees Parlement te bestempelen tot wat het Statuut een "aangelegenheid van het Koninkrijk" noemt? Is het niet een beetje wonderlijk dat de Nederlandse wetgever regelt hoe op de Antillen en Aruba moet worden gestemd? Dat je zoiets doet voor Nederlanders in, zeg Brazilië en de Verenigde Staten of Australië laat zich verstaan. Maar toch niet voor andere delen van een en hetzelfde Koninkrijk der Nederlanden?

Dit is niet alleen voer voor staatsrechtgeleerden. Er ontstaat de toch wel curieuze situatie dat straks niet overal binnen een en hetzelfde Koninkrijk der Nederlanden op gelijke manier voor het Europees Parlement kan worden gestemd. Waarom krijgen Nederlanders in de "West" geen oproepkaart? Waarom moeten Nederlanders op de Antillen en Aruba zich laten registreren als kiesgerechtigden in de gemeente Den Haag? Waarom worden op de eilanden geen stembureaus geopend? Waarom moet men zich beperken tot het stemmen per brief? Waarom wordt deze normale gang van zaken in de overzeese rijksdelen niet wenselijk geacht? Waarom? Op de eilanden bestaat immers een bevolkingsregistratie, de basis voor een kiezerslijst. Dit maakt het mogelijk om oproepkaarten te versturen. Op de eilanden worden periodiek verkiezingen gehouden. Er zijn stembureaus en er zijn stembussen.

Het is nog curieuzer. Is het niet vreemd dat volgend jaar op Bonaire, Saba en Sint Eustatius wel voor Europa kan worden gestemd zoals in Nederland – dat zijn tegen die tijd, als alles goed gaat, immers reguliere onderdelen van het land Nederland binnen het Koninkrijk – maar niet op de zustereilanden Curaçao, Aruba en Sint Maarten, eilanden die je daarvandaan bijna met het blote oog kunt zien?

Ik kan het antwoord van de staatssecretaris bijna raden. Het is vermoedelijk haar bekende praktische zin die de doorslag heeft gegeven. Dat maak ik althans uit de stukken op. De regering voert een serie praktische bezwaren aan, die er kort en goed op neerkomen dat het Nederlandse en het Antilliaans-Arubaanse kiesrecht te veel uit elkaar lopen om verkiezingen in alle rijksdelen gelijkelijk te laten verlopen. Ook kost het veel te veel tijd om zo complexe materie in zo korte tijd te regelen. Alles afwegende, kan de CDA-fractie dit billijken. Als wij het in 2009 al mogelijk willen maken om, zoals onze Koninkrijksvrienden ons hebben bezworen, de Europese stembus ook voor Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders open te stellen, is er geen andere keus. Na 2009 komt evenwel 2014. Ligt het niet voor de hand om het voor de Europese verkiezingen van 2014 anders te regelen, en om dat kiesrecht dan te baseren op een rijkswet, of zijn er andere dan praktische bezwaren?

Om het voor nu heel praktisch te houden: is het niet mogelijk om, vooruitlopend op een eventuele regeling bij rijkswet, speciale voorzieningen voor de Europese verkiezingen van 2009 te treffen? Waarom worden niet bijvoorbeeld de Nederlandse vertegenwoordigingen op de eilanden als stembureaus ingericht?

Volgt na het Europees Parlement de Tweede Kamer? Is deze wijziging van de Kieswet een opstapje om straks ook Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders het stemrecht voor het Nederlandse parlement te geven? Dat is de vraag die al een tijdje enigszins boven de markt zweeft. Ook vorige week, tijdens het overleg met onze Antilliaanse en Arubaanse collega's in het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties, doemde deze vraag weer op. Het is de vraag naar een Koninkrijksparlement. Het lijkt mij goed om hierop een klip-en-klaar antwoord te geven: de CDA-fractie voelt niets voor de ombouw van onze Tweede Kamer tot een Koninkrijksparlement, verkozen door alle kiesgerechtigden binnen het Koninkrijk. Dat heeft een heleboel praktische bezwaren, waarvan ik de aanwezigen de opsomming zal besparen, maar vooral een principieel bezwaar. Elk van de landen van het Koninkrijk, nu drie, straks vier, heeft een eigen parlement. Met dat grondrecht moet je niet gaan rommelen door een superparlement in het leven te roepen. Dat er tussen deze parlementen, de parlementen van het Koninkrijk, beter en intensiever moet worden samengewerkt, is een andere kwestie. Wat ons betreft, gaan wij daar werk van maken.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Als bij de komende verkiezingen voor het Europees Parlement alle Nederlanders die wonen op de Antillen en Aruba, op dezelfde kandidaat zouden stemmen, dan zou die persoon, zo heb ik van de staatssecretaris begrepen, een zetel kunnen krijgen. Dat is natuurlijk een aardige reden om Nederlanders die ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen en Aruba, stemrecht te geven.

Dit werpt meteen de vraag op naar het waarom. Wat zou die afgevaardigde namens de Antillen en Aruba in het Europees Parlement moeten doen, met andere woorden, welke bevoegdheden heeft het Europees Parlement met betrekking tot de Nederlandse Antillen en Aruba? Zou de staatssecretaris dit voor ons nog eens op een rijtje kunnen zetten?

Ik wil haar alvast wel geruststellen, dan is de kou weer uit de lucht: de SP kan instemmen met dit wetsvoorstel. De Raad van State heeft gezegd dat met betrekking tot de verkiezingen voor het Europees Parlement ten onrechte een onderscheid wordt gemaakt tussen Nederlanders die wonen op de Antillen, en Nederlanders die buiten het Koninkrijk wonen. Met het oog op de Europese verkiezingen van 2009 kiest de staatssecretaris voor een pragmatische, praktische oplossing. Zij laat niet de eilanden Europese verkiezingen organiseren, maar kiest voor een vorm waarbij kiesgerechtigden zich kunnen laten registreren en, zo is naar ik meen de bedoeling, per brief kunnen stemmen. Na de verkiezingen volgt een evaluatie. Graag krijg ik van de staatssecretaris de toezegging dat in deze evaluatie ook wordt bekeken in hoeverre reguliere verkiezingen op de Antillen mogelijk en wenselijk zijn. Klopt het werkelijk dat één stem per brief € 16 kost? Dat lijkt ons een nogal hoog bedrag. Vanwaar al deze bureaucratie? Wat gaat de staatssecretaris doen om deze kosten te drukken?

De staatssecretaris verwacht weinig animo op de eilanden voor de Europese gebieden, mede gezien de ervaringen in de Franse overzeese gebieden. Dit kan zo zijn, maar toch kan zij ons geen cijfers geven over de opkomst bij de Europese verkiezingen op de Franse eilanden in het Caraïbisch gebied. Dat is raar. Hoe weet zij dan dat er weinig animo is? Ik hoop dat zij dit straks wel duidelijk kan maken.

Mochten er op de Antillen toch uitvoeringsproblemen ontstaan, dan zal de staatssecretaris andere manieren van verkiezingen onderzoeken. Welke alternatieven heeft zij daarbij voor ogen? Welke mogelijkheden ziet zij om de registratieprocedure te versoepelen? De staatssecretaris zal voor de Europese verkiezingen van 2009 "opkomstbevorderende campagnes" voeren, zoals zij dit zo mooi noemt. Is dit dezelfde campagne als in Nederland, of wordt dit een toegepaste campagne? Wordt dit toch weer de ouderwetse, met belastingcenten betaalde Europapropaganda? Wij krijgen hierover graag uitsluitsel.

Ten slotte vraag ik aandacht voor een intrigerende opmerking van de staatssecretaris. Zij wil de stemkaarten niet direct aan de kiesgerechtigden op de Antillen sturen, uit angst dat "misbruik gemaakt zou kunnen worden van deze stembescheiden". Hierover wil ik graag alles weten. Wel misbruik verwacht de staatssecretaris? Wordt dit misbruik ook gemaakt bij andere verkiezingen? Kan een land zelfstandig worden als het geen eerlijke verkiezingen kan houden?

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Op sommige momenten wordt je met wetsvoorstellen geconfronteerd die de kern van onze democratie raken, die raken aan onze grondrechten, in het bijzonder het kiesrecht. Zo heb ik in 2006 en 2007 tijdens de tweede lezing namens de VVD-fractie van de Tweede Kamer het woord mogen voeren bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken dat mensen die vanwege wilsonbekwaamheid onder curatele zijn gesteld, kiesrecht krijgen. Aanleiding voor dat wetsvoorstel was de conclusie van de Raad van State dat het categoraal uitsluiten van het kiesrecht van mensen die onder curatele staan, in strijd is het met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Deze uitspraak is indertijd uitgelokt door Martijn Greuter, een jongen die onder curatele staat, maar volop deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en bijzonder geëngageerd was in de politiek. Om onder curatele gestelden te kunnen laten stemmen, moest ook de Kieswet worden aangepast. Als alles goed gaat, kunnen onder curatele gestelden vanaf de Europese verkiezingen in 2009 daadwerkelijk hun stem uitbrengen.

Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken vloeit ook voort uit een oordeel van de Raad van State. Ik zie dus een link. Naar aanleiding van de weigering van de gemeente Den Haag om de heren Eman en Sevinger, twee op Aruba woonachtige Nederlanders, te laten registreren als kiezers voor de verkiezingen van het Europees Parlement heeft de Raad van State, nadat hij prejudiciële vragen had gesteld aan het Europese Hof, geoordeeld dat de Nederlandse Kieswet in strijd is met het communautaire gelijkheidsbeginsel. Het is inderdaad een rare situatie, dat aan Nederlanders die woonachtig zijn op de Nederlandse Antillen en Aruba de eis wordt gesteld dat zij ten minste tien jaar ingezetene van Nederland moeten zijn geweest of in Nederland in openbare dienst moeten hebben gewerkt, terwijl aan Nederlanders die bijvoorbeeld in Venezuela, Australië of Indonesië wonen, geen enkele eis wordt gesteld om te mogen stemmen op kandidaten voor het Europees Parlement.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Excuseer mij, ik reageer misschien wat laat. Ik vroeg mij af of wij hetzelfde wetsvoorstel behandelen. U sprak over het toekennen van het kiesrecht aan curandi. Volgens mij wordt dit niet in dit wetsvoorstel geregeld, maar is dit het onderwerp van een wijziging van de Kieswet die wij, als alles goed gaat, volgende week in Kamer bespreken.

Mevrouw Griffith (VVD):

Dat weet ik. Ik probeer alleen een link te leggen. Volgens mij is het heel bijzonder dat je in zo'n korte tijd twee wetsvoorstellen behandelt die raken aan onze grondrechten en aan onze democratie. Het gaat in beide gevallen om het Kiesrecht. Ik vind het heel bijzonder dat burgers opstaan die zeer betrokken zijn. Daarom heb ik ook de namen van de twee Arubanen genoemd en heb ik over Martijn gesproken. Zij zeggen gebruik te willen maken van hun kiesrecht en doen dit ook. Ik zie daartussen een parallel. Er zijn twee actieve burgers op Aruba die naar de Raad van State gaan, voor hun rechten opkomen en willen deelnemen aan de verkiezingen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dank u wel. Dan ben ik weer bij de les. Ik dacht inderdaad dat u het andere wetsvoorstel ook en passant behandelde. Maar dat houden wij dan voor volgende week te goed.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik zag een parallel, maar ik zei ook dat ik die parallel zie omdat ik het zeer waardeer dat burgers betrokken zijn en opkomen voor hun rechten. Misschien ging het een beetje te snel voor u.

Mijn fractie staat pal achter het oordeel van zowel de Raad van State als van het Europese Hof, die bepalen dat de Kieswet moet worden aangepast. Nederlandse onderdanen die zich in een soortgelijke situatie bevinden, hebben het recht op gelijke behandeling en mogen niet ongelijk behandeld worden. Mijn fractie steunt derhalve de inzet daartoe, maar heeft nog vragen over de wijze waarop deze ongewenste ongelijkheid zou moeten worden opgeheven.

In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om het ongerechtvaardigde onderscheid op te heffen door het kiesrecht voor Europese verkiezingen uit te breiden tot alle Nederlanders, ook zij op de Nederlandse Antillen en Aruba. Er is echter niet voor gekozen om het kiesrecht voor de Europese verkiezingen te beperken tot de ingezetenen van de Europese Unie, noch om het kiesrecht te koppelen aan een tijdsbepaling, waarbij men een bepaald aantal jaren in Nederland moet hebben gewoond of niet langer dan een bepaald aantal jaren uit Nederland moet zijn vertrokken. Mijn fractie vindt de antwoorden op onze schriftelijke vragen op dit onderdeel nog onvoldoende. Kan de staatssecretaris een nadere toelichting geven, specifiek over het achterwege laten van die twee varianten?

Mijn fractie ziet de variant over de koppeling van het kiesrecht aan een tijdsbepaling als een mogelijke optie, juist gelet op de binding met de Europa; de heer Kalma sprak daar zojuist ook al over. Mijn fractie hanteert het uitgangspunt dat het gewenst is dat Nederlanders die gebruikmaken van hun stemrecht voor het Europees Parlement, een band met Europa moeten hebben en ook voor een bepaalde periode in Nederland moeten hebben gewoond of niet langer dan een beperkt aantal jaren uit Nederland moeten zijn vertrokken. Dat is de manier waarop je dan toch nog kunt zeggen een band met Europa te hebben. Mijn fractie is van mening dat die band met Europa bij Nederlanders die nog nooit in Europa hebben gewoond of reeds vele jaren uit Europa zijn vertrokken, te gering is om via het kiesrecht daadwerkelijk betrokken te worden bij Europa. Hier speelt mee dat de Europese regelgeving nauwelijks of geen rechtstreekse werking heeft op derde landen. De heer Van Raak vroeg zojuist ook al om een lijstje met de werking van de wetten en regels van derde landen; ik heb daar ook behoefte aan.

De heer Van Raak (SP):

Je betrokken voelen mag toch nooit een voorwaarde zijn om kiesrecht te geven. Er zijn ook heel veel Nederlanders die zich ook niet zo betrokken voelen bij Europa, maar ik zou hen toch niet graag het kiesrecht ontnemen. Het gevoel van betrokkenheid mag toch nooit een basis zijn voor het al dan niet verlenen van kiesrecht?

Het is allemaal nogal arbitrair. Hoe lang moet je in of uit Nederland zijn of in Europa hebben gewoond? Wie bepaalt dat? Hoe doen wij dat, behalve met een natte vinger?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik ben het helemaal met u eens dat het hebben van een band met iets moeilijk te koppelen is aan een bepaald tijdsbestek. Het is ook heel lastig en daarom stel ik het ook ter discussie.

Het aantal mensen dat gebruikmaakt van hun stemrecht bij de Europese verkiezingen is echter gering. Dat is een probleem; u hebt dat zelf zojuist ook aangekaart. Daarom vinden wij ook dat je die band met Europa moet hebben om mensen te motiveren om voor Europa te gaan stemmen. Daarbij kunnen het erover wij hebben over de vraag of die band – Europa leeft; "Europa, best belangrijk" – gedurende twee of drie of tien jaar moet worden opgebouwd. Ik ben het volkomen met u eens dat dat arbitrair is. Dat is willekeur.

De heer Kalma (PvdA):

Het Europees verdrag geeft aan dat staatsburgers van een EU-land Europese burgers zijn.

Mevrouw Griffith (VVD):

Dat klopt.

De heer Kalma (PvdA):

Is dat dan ten opzichte van die al dan niet bestaande band die u zo benadrukt, niet een heel harde, formeel-juridische reden om dat kiesrecht in dit opzicht zonder nadere voorwaarde toe te kennen?

Mevrouw Griffith (VVD):

De Europese regels zeggen dat alle onderdanen van de EU, waar zij dan ook ingezetenen zijn, EU-burgers zijn. Dat klopt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat Europese regels geen invloed hebben op andere landen, dus niet op bijvoorbeeld de Antillen, niet op Indonesië en niet voor Nederlanders in Brazilië. Daarom zoek ik wat die band dan zou moeten zijn. Moet je de afgelopen tien jaar, vijf jaar of drie jaar in Nederland hebben gewoond om te kunnen weten wat er nu speelt, bijvoorbeeld het Ierse nee? Hoe ver moet je daarvan verwijderd zijn om te kunnen weten wat zich afspeelt binnen Europa en wat de interne markt betekent? Wat betekent vrij verkeer van personen? Wij hebben nu de discussie over de Polen en de Roemenen. In hoeverre ben je daarbij betrokken?

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Kalma.

De heer Kalma (PvdA):

Ik begrijp uw redenering, maar ik blijf er moeite mee houden dat u bij een zo krachtige bepaling als in het Europees verdrag toch naar uitzonderingen zoekt.

Mevrouw Griffith (VVD):

U hebt zelf in uw inbreng ook aangegeven dat de band en de binding met Europa moeten worden versterkt.

De heer Kalma (PvdA):

Ja, maar dat is niet van invloed op onze opvattingen over de toekenning van het kiesrecht. De heer Van Raak heeft dat krachtig benadrukt en dat doe ik ook.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Griffith vervolgt haar betoog.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Het kabinet voorziet bij de keuze voor het opleggen van een tijdsbepaling aan alle Nederlanders buiten Europa administratieve en controleproblemen, maar licht dit niet verder toe. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris daar nader op in te gaan. Waarom leidt deze optie tot administratieve en controleproblemen? Bestaan deze administratieve en controleproblemen niet ook reeds bij Nederlanders in derde landen? Tot welke extra handelingen en bewijsvoering zou het leiden, als er wordt gekozen voor deze optie? Ook vraagt mijn fractie zich af of het niet een kwestie is van een druk op de knop bij de GBA om te zien welke Nederlander wanneer Nederland verlaten heeft, dit in verband met de vaststelling van de tijdsduur.

Mijn fractie heeft een amendement op dat terrein in voorbereiding; ik heb het nog niet ingediend. Wij willen graag van de staatssecretaris weten welke uitvoeringsproblemen zich hierbij voordoen. Is de staatssecretaris bereid een uitvoeringstoets te vragen, desnoods bij de Raad van State of de Rekenkamer om te kijken aan welke voorwaarden je zou moeten voldoen om deze optie werkbaar te kunnen maken en te kunnen realiseren? Ik hoor graag hoe zij daartegen aankijkt.

Mijn fractie vond het ook opmerkelijk dat de staatssecretaris in antwoord op vragen van de VVD-fractie aangaf dat het niet mogelijk is om een registratie bij te houden van Nederlanders die in het buitenland woonachtig zijn. Ik verwijs naar pagina 5. Ook heeft zij aangegeven dat het niet mogelijk is om na te gaan hoeveel van de Nederlands-Antillianen en Arubanen op dit moment gebruikmaken van hun kiesrecht. Dat is ook bizar, want zij zegt dat er weinig animo is. De staatssecretaris kan wel het aantal mensen vaststellen dat zich heeft geregistreerd; dat zijn er 186. 144 mensen hebben daadwerkelijk gestemd bij de vorige verkiezingen voor het Europees Parlement. Maar zij kan niet zeggen hoe groot de hele groep is die ervan gebruik zou kunnen maken. Mijn fractie zou dat toch heel graag willen weten. Wij missen een concreet overzicht van de inspanningen die moeten worden geleverd bij deze variant en zien graag dat er een uitvoeringstoets op deze variant wordt uitgevoerd.

Er zijn opmerkingen gemaakt over de communicatie en de voorlichting. Onderdaan zijn van de Europese Unie brengt natuurlijk rechten met zich, het stemrecht, maar het brengt ook plichten mee. Mijn fractie ziet graag dat er bij de communicatie en de voorlichting over de doelstellingen en over de rechten en plichten van Europa ook een verantwoordelijkheid van de Nederlandse, de Antilliaanse en de Arubaanse overheid komt kijken. Welke initiatieven zal de staatssecretaris op dat terrein ondernemen? Hoe wil zij meer Europa tussen de oren tot stand brengen, zeker als het gaat om de verkiezingen, bij zowel de Nederlands-Antillianen als de Arubanen?

De staatssecretaris heeft een evaluatie aangekondigd, kort na de verkiezingen voor het Europees Parlement. Het is mij nog niet duidelijk op welke termijn zij doelt. Wanneer kunnen wij wat verwachten? Er zal worden gekeken naar de effectiviteit van het wetsvoorstel, de administratieve lasten en de mogelijkheid om Nederlanders die ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen of Aruba op dezelfde wijze te laten stemmen als de ingezetenen van Nederland. Mijn fractie ziet graag dat dit meegenomen wordt in de evaluatie. Wij horen graag binnen welke termijn na de verkiezingen van 2009 wij iets tegemoet kunnen zien.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Een democratie is nooit af. Uitbreiding van het kiesrecht was kennelijk niet alleen in de 19de en de 20ste eeuw aan de orde maar is dat ook in de 21ste eeuw. Deze gevoelens had ik bij dit wetsvoorstel. Het is bijzonder om een wetsvoorstel te bespreken waarin voor ongeveer 200.000 mensen een uitbreiding van het kiesrecht wordt geregeld. Zij mogen namelijk voortaan ook een stem voor het Europees Parlement uitbrengen.

In de stukken proef ik een zekere ambivalentie. Is dit namelijk wel een nieuwe verworvenheid? Aan de ene kant wordt het stemrecht nu geregeld maar aan de andere kant verwacht men niet dat er op de Nederlandse Antillen of Aruba veel belangstelling zal zijn voor de Europese verkiezingen. Zo zou het gevoel kunnen ontstaan dat er aan de ene kant heel wat gebeurt maar dat het aan de andere kant allemaal wel meevalt. Kan de staatssecretaris daar op ingaan? Het kiesrecht wordt dan wel toegekend maar is de inzet ook dat het geldend wordt gemaakt of niet?

De staatssecretaris beklemtoont in de stukken dat de onderhavige wetswijziging losstaat van de hele discussie over de staatkundige hervormingen. In strikt juridische zin is dit juist, gezien de aanleiding en grondslag voor dit wetsvoorstel. Er ligt nu eenmaal een rechtelijke uitspraak waaraan de regering gevolg geeft. Bij de afweging van de verschillende mogelijkheden heeft zij een keuze gemaakt die wij als SGP-fractie ondersteunen. In de praktijk en materieel is er natuurlijk wel sprake van samenhang in de zin dat er allerlei veranderingen ophanden zijn die ook kunnen raken aan het kiesrecht. Op zich is het duidelijk dat de inwoners van de eilanden die onderdeel gaan uitmaken van het Nederlandse staatsbestel de mogelijkheid krijgen om te stemmen bij zowel de Tweede Kamerverkiezingen als de verkiezingen voor het Europees Parlement. Die wijziging voor de zogenaamde BES-eilanden heeft echter wel als gevolg dat er drie soorten Nederlanders komen wat het stemrecht betreft. Allereerst degenen die in Nederland en op de BES-eilanden wonen. Zij kunnen stemmen voor beide parlementen. In de tweede plaats de inwoners van de andere landen binnen het Koninkrijk die alleen kunnen stemmen voor het Europees Parlement. Ten slotte de inwoners van derde landen, de traditionele Nederlanders in het buitenland, die ook weer voor beide parlementen kunnen stemmen.

Ontstaat er mede als gevolg van die wijziging in de staatkundige structuur niet een soort lappendeken waar het gaat om het kiesrecht voor het Nederlands en Europees Parlement? Geeft dat ook weer niet een hypotheek voor een nieuwe impuls aan een discussie over de vraag of dat wel gerechtvaardigd is en of het feit dat degenen die voor het Europees Parlement mogen kiezen maar niet voor het Nederlandse parlement, niet ongedaan zou moeten worden gemaakt? Ik volg de redenering van de CDA-fractie dat er goede redenen zijn om dat niet te doen, maar ik vraag mij wel een beetje af, als wij deze weg verder opgaan, of dan niet de volgende discussie is of dat allemaal juridisch houdbaar is.

Ik wil ook graag stilstaan bij de uitvoering van de regels door de gemeente Den Haag. In het verslag hebben we er al aandacht voor gevraagd dat in de vaststelling van de uitslagen niet zichtbaar is welke stemmen er in Den Haag zijn uitgebracht en welke stemmen in derde landen of op de Nederlandse Antillen en Aruba. De staatssecretaris heeft aangegeven daarop te willen terugkomen in het kader van een algemenere herziening van de Kieswet. Ik vraag mij af of wij dat niet nu al duidelijk kunnen regelen. Vraagt het niet een eenvoudige aanpassing van artikel N21 van de Kieswet, om aan te geven dat bij de vaststelling van het aantal stemmen afzonderlijke vermelding moet plaatsvinden van de stemmen die in de gemeente Den Haag worden uitgebracht en van de stemmen van buiten Nederland? Waarom zouden wij dat niet al bij deze wetswijziging kunnen regelen? Ik overweeg daarvoor een amendement in te dienen.

In het rapport van de Kiesraad lazen wij ook dat Den Haag had aangegeven dat het voor de Kiesraad problematisch zou zijn om nog eens vele tienduizenden registratieverzoeken erbij te krijgen. Hoe gaat de regering hiermee om? Is gewaarborgd dat op een goede manier praktische uitvoering daaraan kan worden gegeven? Het is natuurlijk onwenselijk dat kiezers niet kunnen meedoen vanwege uitvoeringsproblemen.

Juist omdat nog onduidelijk is hoeveel kiezers mogelijk extra erbij komen, is het vreemd dat de regering geen heldere informatie heeft ingewonnen over de deelname aan de Europese verkiezingen in de Franse overzeese gebiedsdelen. Dat zou mogelijk een indicatie geven van de verwachte gevolgen in Nederland. Kan dit niet eenvoudig worden nagegaan?

De SGP-fractie heeft nog een vraag over de interpretatie van artikel D3a van de Kieswet. Daarin staat uitdrukkelijk dat iemand wordt uitgeschreven als hij geen verzoek tot registratie heeft gedaan voor de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Is dat voldoende afgestemd op de situatie dat mensen wel mogen stemmen voor het Europees Parlement, maar niet voor de Tweede Kamer? Stel dat iemand alleen voor de Europese verkiezingen ingeschreven staat, dan zou hij volgens dat artikel dus strikt formeel uitgeschreven moeten worden als hij niet voor de Tweede Kamer is geregistreerd, terwijl dat niet kan. Vandaar mijn meer technische vraag of artikel D3a op dit punt wel voldoende toereikend is geformuleerd.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De Antillianen en Arubanen willen het kiesrecht voor het Europees Parlement. Ik kan bij deze reeds toezeggen dat de PVV-fractie deze wetswijziging nooit zal steunen. Ik heb ook al een amendement rondgestuurd dat dit belachelijke idee probeert te repareren. De PVV-fractie constateert dat er nagenoeg geen banden zijn tussen enerzijds de Antillen en Aruba en anderzijds Europa, ook geen historische banden. De grote historische momenten van de Europese geschiedenis hebben nagenoeg geen uitwerking gehad op deze eilanden. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Daar komt eigenlijk voor de PVV-fractie het belangrijkste punt om de hoek kijken, namelijk dat wij maar één traject met deze eilanden willen bewandelen en dat is het traject dat leidt naar totale onafhankelijkheid van Nederland. Daarin past natuurlijk geen traject waarin je wel het kiesrecht krijgt voor het Europees Parlement. Ik begrijp in dit geval ook niet waarover het Arubaanse parlement zich zo druk maakt. Ik heb sterk de indruk dat zowel het Antilliaanse als het Arubaanse parlement het druk genoeg behoort te hebben met andere zaken. Ik noem bijvoorbeeld de achterstand van ruim 300 wetten die het parlement van Aruba heeft, een werkje van om en nabij vijf jaar. Een hopeloze achterstand, maar gelukkig kan men nog wel een rechtszaak aanspannen en tijd steken in het verkrijgen van het kiesrecht voor het Europees Parlement. Ik zou tegen de heren parlementsleden willen zeggen: waar maakt u zich druk om? Ga eindelijk eens aan het werk en doe wat aan de corruptie op uw eiland.

Daarnaast kan ik de Antillen en Aruba meegeven dat, indien zij helder over de Europese Unie zouden nadenken, zij niet eens betrokken zouden willen zijn bij welk soort invloed in de EU dan ook. De EU is een vreselijke, bureaucratische moloch die de Nederlandse belastingbetaler jaarlijks vele miljarden euro's kost. Als dank voor deze bijdrage wordt Nederland door de EU afgescheept met allerlei onzinnige bureaucratische, kostenslurpende regeltjes waar niemand op zit te wachten, de Nederlandse belastingbetaler al helemaal niet. De lijn van de PVV-fractie moge duidelijk zijn: minder EU en minder bijdrage aan die EU.

Ik moet echter constateren dat wij helaas nog steeds tot de top van de nettobetalers aan die EU behoren. Niets in het leven is gratis, invloed al helemaal niet. Als de Antillianen en Arubanen dan toch kennelijk dat kiesrecht willen hebben – ik kan redelijk goed tellen en constateer dat zij dat waarschijnlijk ook krijgen – vindt de fractie van de PVV dat de Antillianen en Arubanen naar rato van het aantal inwoners moeten meebetalen aan de EU.

Ik heb even een klein rekensommetje gemaakt. Netto betalen wij € 150 aan de EU per inwoner. Dat komt uit op 33 mln. voor de Antillianen en slechts 16,5 mln. voor de Arubanen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Begrijp ik het nou goed? Verkoopt u het stemrecht per opbod of zo?

De heer Brinkman (PVV):

Mijnheer Schinkelshoek, als ik eindelijk eens iets aan die eilanden kan verdienen, zal ik dat niet nalaten. Dat zou voor het eerst zijn.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dit is toch echt een tikkie te goedkoop. Dit is nog minder dan een schotel linzenmoes.

De heer Brinkman (PVV):

En ik heb daar niet eens Marktplaats voor nodig; kunt u nagaan!

Ik wil op dit punt graag een reactie van de staatssecretaris. Ik heb op dit punt in tweede termijn mogelijk een motie klaarliggen.

Mijn opmerking over de kosten van de bijdrage geldt ook voor de kosten die het stemmen überhaupt met zich meebrengt. Ik wil graag weten wie die € 16 per stem gaat betalen. Als dat de Nederlandse belastingbetaler is, is mijn wens duidelijk, namelijk dat wij dat gaan omslaan naar de Arubaanse en de Antilliaanse belastingbetaler. Als daar uiteindelijk 100.000 stemmen zijn uitgebracht, wens ik dus 1,6 mln. terug te vangen van deze regeringen. Ook daarover heb ik in tweede termijn mogelijk een motie klaarliggen.

De heer Kalma (PvdA):

Uw opvatting is totaal tegengesteld aan de onze. Daar wil ik niet verder op ingaan, maar waarom wijdt u geen enkele zin aan de aanleiding voor deze wetswijziging, namelijk een rechterlijke uitspraak die nagevolgd moet worden? Is dat een belachelijk idee?

De heer Brinkman (PVV):

Nee, zeker niet. Ik denk niet dat mijn amendement wordt aangenomen, maar als mijn amendement wel wordt aangenomen, hebben wij ook juridisch nog het een en ander te verhapstukken. Dan zullen wij immers wetgeving moeten wijzigen om te voldoen aan de rechterlijke uitspraak. De PVV legt geen rechterlijke uitspraken naast zich neer, maar wij zijn het er niet mee eens, en dat mag.

De heer Kalma (PvdA):

U hoeft het inderdaad niet met de rechterlijke uitspraak eens te zijn, maar wij zijn als regering en parlement wel gedwongen om die uitspraak na te komen. Ik hoop dat u het daarmee eens bent.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, dan zullen wij wetten moeten veranderen om daaraan te voldoen, maar onze lijn is onze lijn. Wij zijn het niet met de rechterlijke uitspraak eens.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik heb een vraag naar aanleiding van uw voorstel. Ik begrijp het niet zo goed. U wilt iets mogelijk maken wat al mogelijk is.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, ik ben de beroerdste niet. Ik wil de mensen inderdaad toch de kans geven om te kunnen stemmen. Dan moeten zij minimaal tien jaar in Nederland wonen. Dat is toch niet onaardig?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dat is al zo. Dan hoeft u toch geen amendement in te dienen? Waarom stemt u niet gewoon tegen dit wetsvoorstel? Dat lijkt mij wel zo direct.

De heer Brinkman (PVV):

Dat gaan wij waarschijnlijk ook doen, maar ik heb dit amendement ingediend om in ieder geval aan te geven wat onze lijn is en wat wij op dit moment willen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Uw lijn is mij duidelijk, maar wij hebben hier met een situatie te maken waarover het Reglement van Orde helder is: het recht van amendement van de Kamer laat dit type amendementen niet toe. Ik vraag dus ook de aandacht van de voorzitter voor dit amendement, dat niet beoogt om iets te wijzigen, maar om zaken te laten zoals zij zijn. Dat lijkt mij een beetje gek.

De voorzitter:

Als u vindt dat het amendement destructief is, moet u dat oordeel als Kamer zelf uitspreken. Over het algemeen wordt er gewoon tegengestemd als men vindt dat een amendement destructief is, maar u kunt ook zeggen dat het niet in stemming kan komen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Het lijkt mij wel raadzaam dat u binnen het Presidium en bijvoorbeeld de Commissie voor de Werkwijze eens goed nadenkt over hoe met dit type voorstellen moet worden omgegaan, want ik vind dat onze spelregels zuiver moeten blijven.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik sluit aan bij het punt van de heer Schinkelshoek. Kan de heer Brinkman toelichten welke verandering hij voorstaat van de bestaande situatie? Wil hij een uitbreiding van het stemrecht voor het Europees Parlement voor een bepaalde groep Nederlanders en zo ja, voor welke?

De heer Brinkman (PVV):

Grosso modo wil ik geen uitbreiding van stemrecht ten opzichte van de huidige situatie. Ik kan echter tellen. Ik zie dus dat deze wetswijziging het zal halen. Daarom dat ik wil amenderen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik ben het met de heer Schinkelhoek eens dat dit verwarrend is. Als je geen uitbreiding wil, is het toch helder dat je tegen een wetsvoorstel bent dat in die uitbreiding voorziet? Daarover stemmen wij toch? Een amendement wil toch iets veranderen aan een wetsvoorstel? De heer Brinkman laat echter ook de titel van het wetsvoorstel intact. Hij verandert de considerans niet, namelijk de toekenning van het stemrecht aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba wonen. Dat zou hij dus ook aan moeten passen. De heer Brinkman wil eigenlijk een andere wet en niet zozeer dit wetsvoorstel amenderen.

De heer Brinkman (PVV):

De titel? Dat is een goeie! Dat ga ik wijzigen. Dank voor de opmerking.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik heb het amendement van de heer Brinkman goed gelezen. Dat is volgens mij in strijd met de uitspraken van de Raad van State en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Mensen moeten volgens het amendement op de dag van kandidaatstelling ingezetene van Nederland zijn. Het Europees Hof zegt heel nadrukkelijk dat men Nederlanders die in Europa wonen of daarvan ingezetene zijn, niet kan uitsluiten van deelname aan verkiezingen voor het Europees Parlement. Het amendement brengt toch weer een onderscheid tussen Nederlanders aan. Alleen Nederlandse Antillianen en Arubanen die ten minste tien jaar in Nederland woonachtig zijn geweest, kunnen immers stemmen voor het Europees Parlement. Dat is een ongelijkheid waarover het Europees Hof juist een uitspraak heeft gedaan. Nederlanders in Australië of een Arubaan die toevallig in Venezuela woont, hebben immers ook alle rechten. Het amendement van de heer Brinkman is totaal in strijd met de uitspraak van het Hof. Die uitspraak heeft hij dus totaal niet gelezen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb alles gelezen. Daarover hoeft mevrouw Griffith zich geen zorgen te maken. Wij moeten voldoen aan de uitspraak van het Hof, maar niet door de Kieswet op de voorgestelde manier te veranderen. Ik mag toch wel een amendement indienen? Wij moeten andere wegen bewandelen om aan de uitspraak te voldoen. Er zijn immers meerdere wegen die naar Rome leiden.

Mevrouw Griffith (VVD):

Dat klopt. Ik neem echter aan dat de heer Brinkman een beetje verstand heeft van het recht. Anders dient hij niet zo'n amendement in. Dat amendement is echter in strijd met het recht, het gemeenschapsrecht en de uitspraak van het Europees Hof. Daar heeft hij toch een jurist naar laten kijken?

De heer Brinkman (PVV):

Dat klopt.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot vijf over half twaalf, om de staatssecretaris de gelegenheid te geven om haar antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt van 11.25 uur tot 11.35 uur geschorst.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik zal beginnen met enkele algemene opmerkingen over dit wetsvoorstel, daarna zal ik mijn beantwoording in enkele blokjes indelen en ten slotte zal ik proberen in te gaan op specifieke opmerkingen van de verschillende sprekers.

De voorzitter:

Kunt u die blokjes aangeven, opdat wij zo'n beetje weten wanneer er geïnterrumpeerd kan worden?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Eerst het algemene blokje, dan een blokje over de wijze van stemmen, dan de Rijkswet, vervolgens de voorlichting, daarna het registreren en ten slotte de opkomstkant.

De heer Kalma (PvdA):

En de kosten?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat komt bij de wijze van registreren.

Voorzitter. Ik kan mij wel vinden in datgene waarmee de heer Van der Staaij begon, namelijk dat democratie nooit af is. In die zin had mevrouw Griffith wel gelijk. Vorige week hebben wij in de Eerste Kamer de "wet-Martijn" behandeld, over kiesrecht voor de onder curatele gestelden, en ook dat was een wijziging van het kiesrecht, net als het onderhavige wetsvoorstel.

Bij de invoering van het kiesrecht voor Nederlanders buiten Nederland in 1985 is er een uitgebreide discussie gevoerd over de vraag of dit recht ook moest worden toegekend aan de inwoners van overzeese gebiedsdelen. Die discussie stond vooral in het licht van het kiesrecht voor de verkiezingen van de Tweede Kamer. De wetgever heeft destijds besloten dat de toekenning van het kiesrecht aan de inwoners van de Antillen en Aruba niet opportuun was, omdat zij immers kiesrecht hadden voor de eigen Staten – dat is vandaag ook al naar voren gebracht – die op gelijke voet staan met het Nederlandse parlement. Dat geldt wat mij betreft nog steeds. De heren Eman en Sevinger, leden van de Arubaanse Staten, hebben vervolgens in 2004 tevergeefs getracht zich te registreren als kiezer voor de Europese verkiezingen. De Raad van State die hierover in beroep tot een oordeel moest komen, legde de zaak bij het Europees Hof van Justitie voor. Dat kwam tot het oordeel dat hier sprake was van strijd met het communautaire gelijkheidsbeginsel. Een Arubaan wonende in Venezuela heeft immers wel kiesrecht voor de Europese verkiezingen, terwijl de Arubaan wonende op Aruba dat niet heeft, terwijl beiden Nederlander zijn. De Raad van State oordeelde dat een wetswijziging noodzakelijk was om dit ongerechtvaardigde onderscheid op te heffen, maar zag daarbij verschillende mogelijkheden. Gelet op deze uitspraak heeft de regering de Kieswet aangepast en daarbij, zo blijkt ook uit de memorie van toelichting, de verschillende opties gewogen. De keuze is gemaakt voor toekenning van het kiesrecht voor het Europees Parlement aan alle buiten het Europese deel van Nederland woonachtige Nederlanders en wel op dezelfde voet, namelijk via registratie vooraf van de kiesgerechtigheid en het uitbrengen van een briefstem. Het lijkt mij dat dit ook het idee was van de heren Eman en Sevinger, namelijk dat het kiesrecht zou moeten worden toegekend en niet dat het anderen moest worden afgenomen. Ik denk dat het goed is om ook dat te wegen en in gedachten te houden.

Uit een raadpleging van andere Europese lidstaten blijkt dat die vrijwel allemaal hebben gekozen voor een regeling waarbij het kiesrecht voor het Europees Parlement wordt toegekend aan al hun onderdanen waar ook woonachtig. Slechts in een enkel geval is het gekoppeld aan een bepaalde verblijfsduur – ik kom daar nog op terug – in of buiten het desbetreffende land. De Nederlandse keuze wordt dus in het grootste deel van Europa gedeeld. Waarom beperkt het kiesrecht voor het Europees Parlement zich niet tot Nederlanders woonachtig in Europa, hetgeen zou kunnen? Het Europese recht vereist dat een lidstaat het kiesrecht voor het Europees Parlement verleent aan alle onderdanen woonachtig in de Europese Unie. De verlening van het kiesrecht aan onderdanen woonachtig buiten de Unie wordt overgelaten aan de lidstaten zelf. Het is mogelijk om het te beperken tot Nederlanders woonachtig in de Unie, maar het is helder dat wij dat onwenselijk achten. Ik ben blij dat die keuze door de meerderheid van de Kamer wordt gedeeld. Ik wil niet het kiesrecht ontnemen aan Nederlanders elders, terwijl zij dat wel hebben gehad.

Verschillende sprekers zijn op de wijze van stemmen ingegaan, vooral de heren Kalma en Schinkelshoek en mevrouw Griffith. Waarom kan ik niet regelen dat de Antillianen en Arubanen net zo stemmen als Nederlanders, dus met een oproepkaart in een stemlokaal? Ik heb voor een weg gekozen – ik geloof dat de heer Schinkelshoek dat het nadrukkelijkst zei – dankzij welke Antillianen en Arubanen bij de komende verkiezing van de leden van het Europees Parlement kunnen stemmen. De heer Schinkelshoek heeft gelijk: er is voor een pragmatische aanpak gekozen en die houdt in dat er wordt gestemd zoals alle Nederlanders doen die niet in Nederland wonen, dus via registratie vooraf en per post. Anders was het niet mogelijk om het te regelen. Het lijkt mij goed om dit nadrukkelijk te zeggen.

Gevraagd is of het niet mogelijk was om vooruitlopend op de regeling bij rijkswet een speciale voorziening voor de Europese verkiezingen voor 2009 te treffen. Ook is gevraagd waarom er bij de Nederlandse vertegenwoordigingen op de eilanden geen stembureaus werden ingericht. Daartoe zou des te meer reden zijn daar er voor "briefstemmen" is gekozen. Laat ik allereerst zeggen dat de Kieswet het nu al mogelijk maakt om bij de vertegenwoordigingen van Nederland op de Nederlandse Antillen en Aruba stembureaus in te richten. Dit staat aangegeven. De praktijk is ook dat er een stembureau bij de vertegenwoordigingen in Willemstad op Curaçao en in Oranjestad op Aruba wordt ingericht. Ik heb gezegd dat het aantal briefstembureaus kan worden uitgebreid indien dat als gevolg van een zeer massale aanmelding voor deelname aan de verkiezingen nodig blijkt. De heer Kalma vroeg daarnaar. Zo kan er een briefstembureau bij de vertegenwoordiging in Sint Maarten worden ingesteld, al is dat tot op heden nooit gebeurd. Daarnaast kunnen er bij de vertegenwoordigingen ook meer stembureaus komen als er reden is om te vermoeden dat er hinderlijk lange wachtrijen ontstaan. Overigens hoeft de kiezer niet per se op de dag van de verkiezingen zelf zijn briefstem af te geven. Mij lijkt het ook goed om dit te vermelden. Een briefstem kan ook in de dagen daarvoor op een briefstembureau worden afgegeven. Briefstemmen biedt dus meer mogelijkheden dan fysiek stemmen, want dat laatste kan alleen op de dag van de verkiezingen zelf. Briefstemmen biedt dus meer mogelijkheden tot het uitbrengen van een stem.

De heren Schinkelshoek en Van Raak hebben over de wijze van stemmen ook gevraagd of ik de gegevens van de bevolkingsadministratie aldaar niet kon gebruiken om iedereen stembescheiden toe te sturen. Dat is niet mogelijk op grond van de Kieswet. Bovendien is dat fraudegevoelig. Bij registratie vooraf kan en wordt de handtekening op de stembescheiden vergeleken met de handtekening op het identiteitsdocument dat bij de registratie is overgelegd. Een dergelijke vergelijking is niet mogelijk als wij iedereen zo maar stembescheiden toesturen. Uit uw vraagstelling maakte ik op dat het volgens u net lijkt of wij dit alleen doen met mensen die zich registreren op de Antillen en Aruba, maar wij doen dat met iedereen in het buitenland die aan briefstemmen doet. Anders stuur je zo maar de bescheiden op. De vergelijking met de handtekening maakt het mogelijk om te zien of degene die moest stemmen, inderdaad gestemd heeft. Dat is voor iedereen hetzelfde. Als je zo maar 200.000 stembiljetten toestuurt, is een dergelijke controle niet mogelijk. Ik wil het risico niet lopen dat het niet de mensen van het betreffende stembiljet zijn die gaan stemmen. Daarom is voor deze oplossing gekozen. Wij missen de handtekening, waardoor niet controleerbaar is of de briefstem die terugkomt, inderdaad van de kiezer afkomstig is. Daar gaat het om. Je kunt gemakkelijk stembiljetten en stemmen verzamelen. Dat is het idee. Dit geldt overal.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Dat zijn dan ook de verschillen tussen deze verkiezing en reguliere verkiezingen, want normaal gesproken worden de stembiljetten toch opgestuurd?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja. Dat is inderdaad het verschil tussen deze en reguliere verkiezingen.

Is er door landen van het Koninkrijk om een rijkswet verzocht? De heer Schinkelshoek heeft deze vraag gesteld. Dat is niet zo. Noch de regering van de Nederlandse Antillen noch die van Aruba heeft bij ons gevraagd om het kiesrecht voor het Europees Parlement bij rijkswet te regelen. Het lijkt mij gewoon goed om dat te zeggen. Ligt het dan voor de hand om voor 2014 het kiesrecht te baseren op een rijkswet? Ik zie daarvoor op dit moment, ook na 2009, geen reden. Het kiesrecht en het verkiezingsproces met het organiseren van verkiezingen voor het Europees Parlement zijn naar mijn mening geen koninkrijksaangelegenheid. Ik wijs er ook op dat in het Statuut het kiesrecht niet wordt aangemerkt als een koninkrijksaangelegenheid. Er kan dus ook op het Statuut geen rijkswet voor het kiesrecht worden gebaseerd. Daarvoor zou het Statuut moeten worden gewijzigd. De Kieswet regelt alle verkiezingen, ook andere dan die voor het Europees Parlement. In theorie zou het voor het Europees Parlement kunnen worden geregeld bij rijkswet, maar het probleem blijft dan dat het Statuut moet worden gewijzigd en dat wij zo'n wijziging niet in voorbereiding hebben. De vraag is of je dat moet willen. Dit zou kunnen worden opgevat als een aantasting van de autonomie van de verschillende landen. Dat is zoals men weet een precaire discussie in deze tijd.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Tenzij de drie – straks vier – landen van het Koninkrijk erom vragen. Als er unanimiteit tussen de regeringen van het Koninkrijk bestaat, lijkt mij dit geen enkel probleem.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Inderdaad, dan wordt het een consensusrijkswet. Dan zou het kunnen, maar dat is op dit moment niet aan de orde.

Ik stap over naar de voorlichting en ga in op de verwachte lage opkomst. Ik verwacht inderdaad dat de belangstelling voor de Europese verkiezingen in de Nederlandse Antillen en Aruba gering zal zijn. Wij weten hoeveel mensen zullen gaan stemmen omdat zij zich vooraf moeten registreren. Dat is ruim op tijd bekend voor de stemming.

De leden Griffith, Van Raak en Van der Staaij hebben gevraagd waarop ik die verwachting baseer. In de memorie van toelichting is aangegeven dat in de Franse overzeese gebiedsdelen slechts een geringe groep van het kiesrecht voor het Europees Parlement gebruikmaakt, minder dan 1%. De Franse ambassade heeft bij navraag echter andere cijfers gegeven. Bij de verkiezingen in 2004 bedroeg de opkomst in Guadeloupe 15%, in Martinique 18% en in Frans Guyana 14%. De ingezetenen van alle Franse overzeese gebieden hebben kiesrecht voor het Europees Parlement, zowel de UPG-gebieden als de LGO-gebieden. De opkomst is dus overal ruim onder de 20% gebleven.

Om te kunnen stemmen, moet men zich daar inschrijven in het permanente kiezersregister van de gemeente. Ieder jaar vindt een herziening plaats. Dit is dus op een heel andere manier georganiseerd, ook omdat de status van de eilanden heel anders is dan bij ons. Voorlichting over het belang van Europa, of het versterken van de band tussen kiezer en gekozenen op het Europese terrein, behoort niet tot de verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken. Het is de taak van de leden van de politieke partijen zelf om daar aandacht aan te besteden. Een aantal jaren geleden heeft Buitenlandse Zaken een aparte campagne gevoerd rondom de verkiezingen voor de Europese Unie. Als de Kamerleden dat graag willen of daarover speciale wensen hebben, wil ik mijn collega voor Europese Zaken best aanspreken op die zaken, maar dat hoor ik graag in tweede termijn. Ik beperk mij dus tot de algemene opkomstbevordering en het aangeven dat men mag stemmen. De rest is niet onze verantwoordelijkheid.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Toen het over voorlichting ging, sprak de staatssecretaris ook over de cijfers van de Franse overzeese gebieden.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat was ik in het vorige blokje vergeten.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik heb ook vragen gesteld over de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse cijfers. Ik vind het fijn dat de staatssecretaris via een telefoontje met de Franse ambassade een opkomstpercentage kan achterhalen. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik echter ook gevraagd naar het opkomstpercentage bij de Nederlands-Antillianen en de Arubanen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voor de Europese verkiezingen kan ik dat niet aangeven, want daar hebben ze nog nooit aan meegedaan. Dat gaan wij dus invoeren.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voor 2004 wel.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Neen, zij hebben nog nooit mogen stemmen voor Europa. Wij gaan nu invoeren dat zij mogen stemmen op Aruba en de Antillen voor de Europese verkiezingen. Ik kan dat percentage dus niet aangeven. Hier in Nederland zijn het gewoon Nederlanders en staan ze niet apart geregistreerd.

Mevrouw Griffith (VVD):

Er is een nieuwe situatie, maar er is ook een oude situatie. Nu al kunnen Nederlands-Antillianen en Arubanen die aan de oude voorwaarden voldoen en die eigenlijk onterecht onderscheidend zijn, ook stemmen. Als zij aan de voorwaarden voldoen, mogen zij meedoen. Daar gaat het om. Ik ben benieuwd hoe groot die groep is.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar kom ik in tweede termijn op terug, maar het is een heel beperkte groep.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ja, maar het gaat om de cijfers. Ik vind het opmerkelijk dat de Franse ambassade wel cijfers kan geven, maar dat de staatssecretaris dat niet kan doen. Ik heb ook gevraagd hoeveel Nederlands-Antillianen en Arubanen op dit moment kiesgerechtigd zijn.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar kom ik ook in tweede termijn op terug. Voor de hele groep kan het overigens niet, omdat wij het gaan invoeren.

Het lijkt erop dat wij het moeilijk maken voor de mensen, maar wij proberen het zo gemakkelijk mogelijk te maken om te gaan stemmen. De kiezers op de Antillen en Aruba hoeven zich niet allemaal te laten registreren bij de Nederlandse vertegenwoordiging. Nederlanders op de Nederlandse Antillen en Aruba kunnen een verzoek tot registratie downloaden via internet, of bij de vertegenwoordiging ophalen. Zij kunnen die vervolgens per brief naar de Nederlandse vertegenwoordiging opsturen, of rechtstreeks naar de gemeente Den Haag. Wij proberen om daar zoveel mogelijk aan te doen.

Dan iets over de kosten van de briefstem. Wij hebben daarnaar gekeken naar aanleiding van het kabinetsstandpunt-Korthals Altes. In dat kader is een vergelijking gemaakt tussen de kosten van briefstemmen en die van internetstemmen. Wij hebben daar al eerder over gesproken. De cijfers kloppen. Internetstemmen werd berekend op iets meer dan € 90 en briefstemmen op een bedrag rond de € 16. Er is gevraagd hoe die kosten kunnen worden verlaagd, maar op zichzelf kan daar niet zoveel aan worden gedaan. De kosten worden door ons betaald, maar ze hebben betrekking op de registratie, de productie van stembescheiden, de controle op de registratie van het briefstembewijs, om er zeker van te zijn dat de kiesgerechtigde is wie hij of zij is – dat is de controle van de handtekening – het tellen van de stemmen en het verwerken ervan. Briefstemmen is relatief kostbaar. Ik heb de Kamer in november 2007 geschreven dat andere vormen, bijvoorbeeld internet­stemmen, nog veel kostbaarder zijn voor de kiezers in het buitenland. Als zodanig is briefstemmen dus de goedkoopste optie.

Vervolgens zal ik even nagaan welke vragen nog zijn blijven liggen, te beginnen met de vragen van de heer Kalma, die gelijk heeft als hij stelt dat ik heb gekozen voor een zo voortvarend mogelijke aanpak om een en ander mogelijk te maken. De meeste vragen van de heer Kalma zijn beantwoord. Hij had nog een aantal vragen over de evaluatie. De termijn die ik hiervoor voor ogen heb, is maximaal een jaar na de verkiezingen. Het lijkt mij dat het dan mogelijk moet zijn om hierop uitgebreid terug te komen met elkaar. Mevrouw Griffith heeft hier trouwens ook naar gevraagd. IJs en weder dienende kan de evaluatie nog in deze kabinetsperiode plaatsvinden.

Mijns inziens heb ik alle vragen van de heer Schinkelshoek beantwoord. Ook ten aanzien van de stembureaus heb ik een antwoord gegeven. Ik deel zijn opvatting over hetgeen hij over de Tweede Kamerverkiezingen naar voren heeft gebracht. In het algemene deel van mijn betoog ben ik hierop teruggekomen. Wij zijn hier niet voor, want men heeft een eigen parlement waarvoor men stemt. In zo'n geval zou je ook de wijze waarop wij de omgang met elkaar in het Koninkrijk hebben geregeld, anders moeten vormgeven. De heer Schinkelshoek heeft gezegd dat hij niets ziet in een koninkrijksparlement. In het kader van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties heb ik al eens aangegeven dat ik hier ook niets in zie. Ik ben blij dat hij dit onderwerp steunt. De heer Schinkelshoek koos voor een principiële benadering en ik vind het ook juist om deze discussie principieel te benaderen.

De vragen van de heer Van Raak over cijfers zijn volgens mij allemaal aan de orde geweest. De vragen die mevrouw Griffith bij interruptie over cijfers stelde, zal ik proberen in tweede termijn te beantwoorden. Zij was niet helemaal helder in haar oordeel over het wetsvoorstel. Ik vond dit wel een interessant fenomeen. Enerzijds had zij een inleiding waarin zij vol vuur sprak over de democratie en hierbij de "wet-Martijn" aanhaalde, volgens welke het principe van het kiesrecht, ook naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State – ik heb de combinatie zo begrepen – wordt toegekend aan een groep. Mevrouw Griffith gaf aan dat zij dit op zich goed vond, maar zij was niet helder in haar antwoord op de vraag of zij het wetsvoorstel wilde steunen. Op een aantal onderdelen had zij praktische bezwaren of kende de feitelijke gegevens nog niet helemaal. Ik hoop dat zij het wetsvoorstel zal steunen, omdat ik denk dat de principiële lijn hierbij van belang is. Dezelfde redenering die mevrouw Griffith volgde bij de "wet-Martijn", geldt natuurlijk ook voor dit wetsvoorstel. Ik heb geprobeerd zo veel mogelijk in te gaan op de praktisch punten. Op de andere twee punten zal ik nog terugkomen. Ik denk dat het goed is om hierover nog iets meer te zeggen.

Mevrouw Griffith vroeg ook naar de betrokkenheid bij en de binding met Europa. Deze vraag stelde de heer Van Raak overigens ook. Welke Europese wet- en regelgeving geldt er? Heeft het Europees Parlement eigenlijk iets te zeggen over de Antillen en Aruba? Op zich zijn de bevoegdheden van het Europees Parlement met betrekking tot de LGO's gering. In het LGO-gebied, de landen en gebieden overzee, geldt nauwelijks Europees recht. Over het LGO-besluit zelf besluit de Raad met eenparigheid van stemmen. Maar er zijn wel diverse aanverwante regelingen die via het Europees Parlement tot stand komen en waarbij de belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba in het geding zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan de Spaartegoedenrichtlijn die ook op de Nederlandse Antillen en Aruba geldt, weliswaar niet op grond van een Europese verplichting. Het Europees Parlement heeft met deze richtlijn ingestemd.

Er zijn meer voorbeelden te geven. Het Antilliaanse privaatrecht – ik denk dat het goed is om dit te zeggen – volgt de Nederlandse rechtsontwikkeling en neemt daardoor alle Europese rechtelijke elementen over. Ten aanzien van het hele privaatrecht is het dus eigenlijk zo dat de Europese rechtelijke elementen op de Antillen worden ingevoerd. Het is dan ook van belang om daar enige invloed op te hebben. In die zin zijn er ontwikkelingen. Op de Antillen is ook sprake van doorwerking bij rijkswetten. Ik denk dat het ook goed is dat men zich dit realiseert. Voor al deze zaken heeft de wetgeving van Europa dus invloed op de Antillen.

In Europa zal onder het Franse voorzitterschap worden nagedacht over de vraag hoe in de toekomst moet worden omgegaan met de LGO-status; de Fransen hebben zowel UPG-gebieden als LGO-gebieden. Over deze kwestie is een groenboek gemaakt. Het idee van Eurocommissaris Michel is om de LGO's veel meer in de richting van UPG's te doen bewegen voor onderdelen met betrekking tot Europese regelgeving. Twee weken geleden ben ik in Parijs geweest om daarover te spreken met de collega's uit de landen in Europa die zowel LGO- als UPG-gebieden hebben. Het is dus niet gezegd dat deze invloed in de toekomst niet zal worden uitgebreid. Deze onderwerpen zullen wij bespreken in de commissie voor NAAZ, maar het leek mij goed om dit nog op te merken.

Ik ben niet vergeten wat de woordvoerders over de uitvoeringstoets en anderszins hebben gezegd, maar dit lijkt mij typisch iets wat bij de evaluatie zou moeten worden betrokken. Ik ben best bereid om na te denken over de vraag hoe breed dit moet zijn, en hoe naar de effectiviteit en efficiëntie van het proces moet worden gekeken. Dit lijken mij dingen die in het evaluatietraject aan de orde kunnen komen. Nu probeer ik zo snel als ik kan mogelijk te maken dat door de Antillianen en Arubanen op de Antillen gestemd kan worden voor het Europees Parlement.

Mevrouw Griffith (VVD):

Er bestaat een misverstand, denk ik. De staatssecretaris zei dat onduidelijk was of de VVD-fractie het wetsvoorstel steunt. Dat hangt natuurlijk af van haar antwoorden. Ik heb nadrukkelijk aangevoerd dat er verschillende opties zijn. De staatssecretaris heeft gekozen voor één optie, maar twee andere opties laten liggen. Ik had gevraagd om een nadere toelichting daarop. Specifiek voor de optie met een tijdsbepaling had ik gevraagd om daarop een uitvoeringstoets los te laten. Ik heb nu het gevoel dat de staatssecretaris voorbijgaat aan het wezenlijkste punt voor mijn fractie. Wij wilden juist voorafgaand aan de keuze die de staatssecretaris heeft gemaakt en eventuele instemming daarmee, weten wat het betekent. Om deze reden begon ik over de administratieve en controlerende werkzaamheden. Ik denk dus dat er een groot misverstand is gerezen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dan heb ik mevrouw Griffith niet goed begrepen. Ik heb niet gekozen voor het beperken. Ik heb uitvoerig uitgelegd waarom ik dat niet heb gedaan. Het zou, denk ik, ook niet de keuze zijn geweest van degenen die de procedure hebben gevoerd, om het kiesrecht voor een aantal mensen te beperken. Het gaat juist om het toekennen van het kiesrecht. Ik denk dat dit belangrijk is. Een meerderheid heeft dat nadrukkelijk aangegeven. Als wij datgene wat mevrouw Griffith over de tijdsbeperking zegt, nu nog zouden willen doen, dan is het gevolg dat dit wetsvoorstel zijn gang niet kan gaan. Die keuze heb ik dus niet gemaakt. Ik heb de keuze gemaakt om ten spoedigste mogelijk te maken dat voor de Europese verkiezingen kan worden gestemd. Om die reden kan ik gewoon praktisch niet tegemoetkomen aan wat mevrouw Griffith heeft gevraagd. Ik kan geen uitvoeringstoets doen op dat onderdeel, want dat belemmert de gang van het wetsvoorstel.

Over de eerste optie heb ik in principiële zin gezegd dat ik die geen juiste keuze vind, maar dat heb ik vervat in mijn algemene verhaal. Daarop ben ik niet specifiek ingegaan, maar dat heb ik alleen in het algemene deel aangesneden.

Mevrouw Griffith (VVD):

Kan de staatssecretaris dan nader aangeven welke administratieve en controlerende problemen zij voor ogen ziet als zij de tijdsbepaling zou hanteren?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat zal ik in tweede termijn aangeven.

De heer Van der Staaij stelde een vraag over twee artikelen. Het eerste is artikel D3a van de Kieswet, over de inschrijving bij verkiezingen. De constatering van de heer Van der Staaij over het semipermanente register in Den Haag klopt. Ook nu al houdt Den Haag apart bij welke kiezers zich voor het Europees Parlement inschrijven en welke voor de Tweede Kamerverkiezingen. Het is één register met een aparte aantekening. In het kader van de wetgeving die ik in voorbereiding heb naar aanleiding van de bevindingen van de commissie-Korthals Altes, was ik van plan om dit onderscheid duidelijker te maken. Ik heb begrepen dat de heer Van der Staaij een amendement op dit punt zou willen voorbereiden. Op zich heb ik geen bezwaar tegen een amendement teneinde dit nu al te regelen, maar ik had mij voorgenomen om dit mee te nemen in het kader van de hele wetswijziging. Ik heb er op zich dus geen bezwaar tegen om die mogelijkheid nu al wat duidelijker inzichtelijk te maken. Ik wacht wel af wat de heer Van der Staaij hiermee doet. Ik had alleen voor ogen gehad dat het een na het ander zou komen.

De formulering van D3a is van overeenkomstige toepassing. Er kunnen dus twee registers toegestaan zijn.

De heer Van der Staaij vroeg ook nog naar het ontstaan van een lappendeken als gevolg van de staatkundige hervorming en het veranderde kiesrecht. Er zijn nu drie categorieën Nederlanders te onderscheiden met betrekking tot het kiesrecht. Deze zijn in de nota naar aanleiding van het verslag al genoemd. Zelf noemde de heer Van der Staaij ze ook al. Na de staatkundige hervormingen verandert hieraan alleen dat de inwoners van de BES-eilanden verschuiven van de ene naar de andere categorie. Er komt dus geen nieuwe categorie bij. Het is een misverstand om te denken dat dit wel gebeurt. Zij zullen straks net als Nederlanders in Nederland stemmen tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement en voor de Tweede Kamer. Zij worden namelijk onderdeel van het Nederlandse staatsbestel. Zij verschuiven dus gewoon van categorie. Er wordt geen extra categorie gemaakt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp wat de minister zegt. Ik bedoel natuurlijk de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat geeft niet hoor.

De heer Van der Staaij (SGP):

Uw antwoorden zijn zo helder dat ik dacht dat zij van een minister afkomstig zijn. Het punt is alleen dat binnen het Caraïbisch gebied nu een grotere verscheidenheid is in de precieze stemrechten die zij hebben.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is inderdaad wel zo. Vanuit ons perspectief bezien komt er dus geen extra categorie bij, maar in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk zal er wel een onderscheid komen. Voor de inwoners van de verschillende eilanden moet dit natuurlijk duidelijk zijn. Wij zullen er alles aan doen om dit zo goed mogelijk te regelen. Over het kiesrecht hebben wij in de notitie over de Wet Openbare Lichamen BES-eilanden ook al wat vermeld. Wij zijn bezig met de nadere bestudering van zaken die het kiesrecht betreffen. Er bestaat op zich geen verschil van opvatting tussen de bestuurders van de BES-eilanden en ons op dat punt. Men heeft daarvoor heel bewust gekozen.

Ik heb geen bezwaar tegen het amendement dat u eventueel zou willen indienen. Dit maakt het inderdaad makkelijker om te zien wie gestemd hebben.

Het zal helder zijn dat ik de opvatting van de heer Brinkman totaal niet deel. Daarover discussiëren wij nog wel eens vaker met elkaar. Ik moet het aannemen van het reeds ingediende amendement ook ernstig ontraden. Dit zal de heer Brinkman niet vreemd voorkomen. De vraag wie betaalt heb ik beantwoord in reactie op de heer Van Raak. De heer Brinkman heeft hierover nog geen moties ingediend, maar het zal hem duidelijk zijn dat ik het aannemen van eventuele moties erover zal ontraden.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord. Haar praktische zin zegeviert wat mij betreft. Voor het mogelijk maken van Europese verkiezingen in 2009 op de Antillen en Aruba zal het zo moeten gaan zoals is voorgesteld, gebaseerd op de registratie, zonder dat een oproepkaart thuisgestuurd wordt en per brief. Gelukkig wordt, alweer heel praktisch, de regeling niet al te benepen uitgevoerd. Er komen meer briefstembureaus op de Antillen, méér dan de twee die voorzien zijn in Willemstad en Oranjestad.

Er blijft na het uitvoerige antwoord eigenlijk nog maar één kwestie over. Is deze kiesregeling een aangelegenheid van het Koninkrijk, althans zou deze dit moeten zijn? Ik vind het antwoord van de staatssecretaris eerlijk gezegd maar half overtuigend. Het blijft, bezien vanuit het Koninkrijk als geheel, toch een tikkeltje wonderlijk dat een van de landen zoiets wezenlijks namens het geheel eigenmachtig regelt op het grondgebied van twee anderen. Nogmaals, wij accepteren dit voor 2009, maar voor 2014 gaat deze vlieger niet op. Ik vind dat wij hierover eens steviger en principiëler moeten spreken, zeker omdat de regering het ongedeelde staatsburgerschap binnen het Koninkrijk der Nederlanden zo benadrukt, ook in verband met alle energie die wij besteden aan de opbouw van een Koninkrijk nieuwe stijl. Ik refereer nu aan uitspraken van minister Hirsch Ballin, vorige week nog. Is dan het kiesrecht, een van de meest waardevolle democratische rechten, geen aangelegenheid van datzelfde Koninkrijk? Zou je er ten minste niet met twee of drie andere landen over moeten spreken?

Wil de staatssecretaris als onderdeel van de evaluatie een notitie voor de Kamer voorbereiden, zodat wij nog eens met elkaar over deze buitengemeen gewichtige aangelegenheid kunnen spreken? Die notitie zou zich dan moeten toespitsen op de vraag of deze kiesrechtaangelegenheid voor de toekomst niet per Rijkswet zou moeten worden geregeld.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Wie is hier nu de echte liberaal: mevrouw Griffith of de heer Brinkman? Thorbecke stelde nadrukkelijk eisen aan het kiesrecht: de personele belasting die je moest betalen.

Mevrouw Griffith lijkt hier eisen te stellen aan het kiesrecht in de vorm van een binding die je moet hebben. Het lijkt mij heel moeilijk vast te stellen wanneer je nu wel genoeg binding hebt en wanneer niet. Wie bepaalt dat? De heer Brinkman wil gewoon cashen; hij stelt geld te willen zien en anders geen kiesrecht. Dat lijkt mij voorlopig nog de meest liberale Thorbeckerichting, dus die heeft de heer Brinkman alvast binnen. Aan de andere kant is het natuurlijk wel erg conservatief om een amendement in te dienen dat ertoe strekt om alles bij het oude te laten. Dus dan ga ik weer een beetje twijfelen.

Ik ben van de traditie Domela Nieuwenhuis: recht voor allen. Iedereen die recht heeft op kiesrecht, zal dat ook krijgen. Daarom steun ik natuurlijk ook dit wetsvoorstel. Democratie mag ook geld kosten en een stem per brief mag best € 16 kosten. Maar ik vind het wel veel geld. Kan de staatssecretaris nog eens kijken of daar niet een paar eurootjes af kunnen?

Het houden van een opkomstbevorderende campagne lijkt mij heel goed, maar ik heb geen behoefte aan EU-propaganda. Dat lijkt mij ook niet zo makkelijk, want ik heb begrepen dat zo'n campagne dan zou moeten gaan over de spaartegoedenrichtlijn. Ik kijk uit naar de campagne en ik zal me in ieder geval gaan verdiepen in die richtlijn.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik begrijp de zoektocht van de heer Van Raak naar de echte liberaal. Dat geeft natuurlijk aan dat hij iets mist en dat hij zich graag in het kamp van de liberalen wil voegen. Hij is altijd welkom en hoeft niet schromen om vragen te stellen.

Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden, maar ik vind het jammer dat zij juist aan de kern van mijn betoog is voorbijgegaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De GriffithKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kieswet moet worden aangepast teneinde het ongerechtvaardigde onderscheid bij verlening van het kiesrecht voor de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement tussen Nederlanders in derde landen en de Nederlanders woonachtig op de Nederlandse Antillen en Aruba op te heffen;

overwegende dat er verschillende opties zijn om dit onderscheid op te heffen;

van mening dat er onvoldoende zicht is op de adminis­tratieve en controleproblemen die de regering ziet bij de optie om het kiesrecht voor de Europese verkiezingen te koppelen aan een tijdsbepaling (aantal jaren dat men in Nederland heeft gewoond of aantal jaren dat men uit Nederland is vertrokken);

verzoekt de regering, een spoedonderzoek te laten doen door de Raad van State dan wel de Algemene Rekenkamer naar de uitvoeringsaspecten van eerdergenoemde optie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Griffith. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31392).

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Ik heb een paar vragen aan mevrouw Griffith om een en ander helder te krijgen.

Is voor mevrouw Griffith het gevraagde onderzoek een voorwaarde om akkoord te kunnen gaan met het wetsvoorstel? Zo ja, is zij dan niet bang dat het onmogelijk wordt dat volgend jaar al op de Nederlandse Antillen en Aruba gestemd kan worden voor Europa of is dat nu precies haar bedoeling?

Mevrouw Griffith (VVD):

Mijn fractie streeft ernaar dat er bij de Europese verkiezingen in 2009 gestemd kan worden. Daarom heb ik in mijn eerste termijn heel nadrukkelijk niet meteen een oordeel uitgesproken over het wetsvoorstel, maar heb ik aangegeven dat wij vragen hebben bij de opties. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris in eerste termijn geen antwoord heeft kunnen geven op de vragen die ik heb gesteld; die zijn tot nu toe helemaal niet beantwoord. Ik moet dan ook wachten op de tweede termijn van de staatssecretaris om mij daarover een oordeel te kunnen vormen.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Schinkelshoek. Of niet, dat kan ook.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Excuus, voorzitter, ik moest even nadenken.

Ik probeerde het nog even voor mijzelf helder te krijgen, maar misschien kunt u die vraag gewoon recht toe, recht aan beantwoorden. Is het nu een voorwaarde of niet? Wilt u eerst dat onderzoek hebben afgerond? Laten wij dat dan eerlijk zeggen, want dan werken wij er niet aan mee dat dit wetsvoorstel, althans wat u betreft, tijdig wordt afgehandeld. Dan zit men op de Antillen en op Aruba niet waar men wezen wil in 2009.

Mevrouw Griffith (VVD):

Laat mij het dan anders stellen. Als wij de Raad van State dan wel de Rekenkamer er binnen een week, voordat wij over het wetsvoorstel kunnen stemmen, kort naar laten kijken, dan komt u mij tegemoet. Maar ik kan nog niet aangeven welke kant het opgaat, als ik de antwoorden van de staatssecretaris niet heb gekregen. Ik zou graag een antwoord op die vraag krijgen, want dat heb ik nodig om te kunnen afwegen of het een goede keuze is. Maar als u bereid bent mij tegemoet te komen door de motie te aanvaarden en meteen door te sturen naar de Raad van State, dan kunnen wij wat mij betreft volgende week gewoon stemmen over dit wetsvoorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris graag danken voor de beantwoording. Gehoord deze beantwoording en gezien de eerdere schriftelijke gedachtewisseling, zijn wij ervan overtuigd dat in het wetsvoorstel een goede benadering wordt gekozen. Ook gezien de opties die in de schriftelijke gedachtewisseling al zijn uiteengezet en de nadelen die eraan kleven, vinden wij het wenselijk dat de benadering in het wetsvoorstel wordt gevolgd.

Op een puntje heb ik aangekondigd – de staatssecretaris heeft er al op gereageerd – dat ik een amendement overwoog om nu al in de wet duidelijk te stellen dat in het proces-verbaal van de gemeente Den Haag ook afzonderlijk melding wordt gemaakt van de stemmen die uit het buitenland afkomstig zijn. Ik zal het amendement daadwerkelijk indienen nadat wij technisch hebben gecheckt dat het op de goede manier is vormgegeven.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Als enige echte liberaal ben ik erg zuinig met de Nederlandse belastingcentjes. Die worden op deze manier weer extra belast; vandaar de volgende motie.

De BrinkmanKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Antillianen en Arubanen als ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba mogelijk het kiesrecht verkrijgen voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement;

overwegende dat invloed in de EU duur is en dat Nederland netto elk jaar één van de hoogste betalers is van de EU;

verzoekt de regering, jaarlijks de bijdrage aan de EU rechtevenredig, naar rato van het aantal inwoners, te verdelen onder Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31392).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. € 16 per stem kost het schriftelijk stemmen, € 90 per internet. Eerlijk gezegd is het mij om het even. Ik zou bijna zeggen: als dit allemaal doorgaat, laat het aan de kiezers op Aruba en de Nederlandse Antillen zelf over wat zij doen. Willen zij per internet stemmen, dan gaat u dat maar regelen en anders per brief. Voor mij is het van belang dat het geld terugkomt in de Nederlandse staatskas, want ik ben niet van plan om dat te betalen. Derhalve mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verkiezingen voor het Europees Parlement op de Nederlandse Antillen en Aruba ongeveer € 16 per uitgebrachte stem gaan kosten;

constaterende dat de Nederlandse belastingbetaler deze kosten dient te voldoen;

voorts constaterende dat Nederland al te veel belastinggeld uitgeeft aan de Nederlandse Antillen en Aruba;

verzoekt de regering om alle kosten die gemoeid zijn met de verkiezingen voor het Europees Parlement op de Nederlandse Antillen en Aruba terug te vorderen van de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31392).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik vond de discussie over Thorbecke en Domela Nieuwenhuis interessant, maar het lijkt mij goed om daar nu niet verder op in te gaan.

Wij hebben inderdaad gekozen voor het kiesrecht voor iedereen, zonder beperkingen. Dat heb ik ook in de schriftelijke behandeling en in mijn algemene verhaal in eerste termijn toegelicht. Dat betrof ook het onderdeel voor geen beperking voor die tien jaar; dus zonder beperkingen in bijvoorbeeld een jarentermijn. Dit heb ik in de richting van mevrouw Griffith toegelicht. Wij hebben een principiële keuze gemaakt voor geen beperking. Ik komt straks nog terug op dat punt.

Ik dank de heer Van Raak. Hij wil wel onze normale opkomstbevorderende maatregelen, maar niet meer dan dat. Hij zegt dat ik daaraan niets hoef te doen met de collega's van Buitenlandse Zaken. Nu was ik dat zelf al niet van plan, maar hij raadt het ook niet aan.

De heer Schinkelshoek heeft gesproken over het kiesrecht als koninkrijksaangelegenheid. Ik neem aan dat hij alleen het Europees Parlement bedoelt, want anders zou ik er echt groot bezwaar tegen hebben. In de Kieswet wordt namelijk veel meer geregeld. De heer Schinkelshoek heeft zelf in eerste termijn zo duidelijk gemaakt dat hij voor de Tweede Kamer et cetera geen uitzondering wilde. Hij zei dat hij daarover wel eens principiëler wil discussiëren. Ik heb daartegen op zich geen bezwaar.

Verder heeft de heer Schinkelshoek gesproken over het ongedeeld staatsburgerschap. Ook daarover is een hele discussie mogelijk. Die voer ik ook regelmatig met de collega van Justitie en de collega's die zich in de commissie NAAZ bezighouden met de Antillen. Het is wel zo dat wij het Koninkrijk "nieuwe stijl" vormgeven. Ik wil best kijken of wij als onderdeel van die evaluatie – zo heb ik de heer Schinkelshoek begrepen – een notitie kunnen schrijven om daarover nog eens verder met elkaar te discussiëren. Vooralsnog is helder dat wij op dat terrein geen keuze hebben gemaakt om het Europees Parlement tot een koninkrijksaangelegenheid te maken. Ik heb echter goed verstaan wat de heer Schinkelshoek daarover heeft gezegd.

Ik ben niet van opvatting dat ik de kern van het betoog van mevrouw Griffith heb laten liggen. Ik heb natuurlijk in blokjes geantwoord, maar ik heb in mijn algemene verhaal gezegd dat wij gekozen hebben voor toekenning zonder beperkingen. Dat doet dus ook recht aan de vragen die zij heeft gesteld. Zij heeft een motie ingediend over de administratieve controleproblemen. Ik geef een voorbeeld om aan te geven wat de procedure en de administratieve lasten zijn: als ik een tijdsbeperking zou invoeren, bijvoorbeeld tien jaar in Nederland gewoond hebbend, dan moet er dus een bewijsstuk zijn dat iemand tien jaar in Nederland heeft gewoond. Dat moet iemand aantonen, nog even afgezien van de vraag hoe hij daaraan komt. Dat moet dan worden getoetst. Wij moeten ons daarbij realiseren dat het GBA – daar refereerde mevrouw Griffith aan in eerste termijn – in 1994 is ontstaan. Elektronisch kunnen wij dus tot die tijd controleren. Als het nou iemand betreft die voor die tijd tien jaar in Nederland gewoond heeft, kunnen wij dat niet controleren. Wij moeten in dat geval handmatig alle fiches doornemen en persoonskaarten bekijken om dit te toetsen. Ik vind dat niet redelijk. Dat is een enorme administratieve last voor de organisatie, maar ook voor de kiesgerechtigde burgers, want die moeten dit allemaal aantonen. Daarover kan bovendien nog debat ontstaan. Dit is dus veel minder makkelijk dan mevrouw Griffith denkt. Daarom hebben wij daar niet voor gekozen. Die toets zal dus ook niet veel anders opleveren, want er zitten heel veel haken en ogen aan dat systeem. Kijkend naar wat wij hier willen doen en naar de uitspraak van de Raad van State, vind ik dat mevrouw Griffith haar principiële lijn uit het eerste deel van dit debat, over het democratisch recht, zou moeten laten prevaleren. Ik moet de aanneming van haar motie echt ontraden. Daar zie ik geen heil in. Dit is wat ik daarover kan zeggen. Op korte termijn kan daar zeker niets anders over gezegd worden. Ik kies heel nadrukkelijk voor het toekennen van het kiesrecht en wil dat op een zo kort mogelijke termijn regelen. Ik moet de aanneming van deze motie dus ontraden.

Ik wacht het amendement van de heer Van der Staaij af, maar ik heb al gezegd dat ik daar geen bezwaar tegen heb. Dat amendement regelt iets wat ik naar aanleiding van de rapporten van de commissie-Korthals Altes pas later wilde regelen met wat "de Wet inrichting verkiezingsproces" gaat heten.

Mevrouw Griffith vroeg om hoeveel mensen het gaat. Wij weten gewoon niet hoeveel potentiële kiesgerechtigden er in 2004 waren. Dat is niet geregistreerd. Wij weten alleen hoeveel mensen hebben gestemd. Dat staat ook in de nota naar aanleiding van het verslag; dat zijn ongeveer 1000 mensen. Al die feiten staan daarin. Meer weten wij gewoon niet. Dat komt doordat het een zelfstandig land is. Ik kan daarover echt niet meer zeggen dan wat al in de stukken staat.

De heer Brinkman kiest voor een heel andere benadering dan wij. Dat is helder. Wij debatteren daar heel regelmatig over met elkaar, maar ik deel geenszins zijn opvattingen. Ik moet de aanneming van zijn motie echt ernstig ontraden, want het gaat echt om de principiële toekenning van het kiesrecht, het functioneren van de democratie, ook op Europees niveau, en het recht doen aan de uitspraak van de Raad van State. Daarbij is dit soort moties niet behulpzaam. Ik zou de aanneming van die motie dus ernstig willen ontraden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zal worden gestemd over de moties en over het wetsvoorstel.

De vergadering wordt van 12.32 uur tot 13.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven