Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 december 2007 over de verbreding van de A6/A9.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het AO gesproken over het voornemen van de regering om te komen tot een verbreding van de A6/A9. De regering heeft daar, met een groot aantal regiopartijen, een besluit over genomen. Een aantal andere partijen in de regio waren niet betrokken bij dat besluit. Mijn fractie heeft eerder al aangegeven dat zij liever nog had gezien dat een aantal andere opties ook onderzocht zouden zijn, maar daar was geen Kamermeerderheid voor. Gezien de urgentie van het probleem, willen wij verder gaan met de uitvoering van het besluit dat nu is genomen door de regering. Wij zouden er echter wel prijs op stellen als er overleg plaatsvindt met een aantal gemeenten dat niet bij het eerdere overleg betrokken is geweest om te kijken of wij kunnen komen tot een inpassing die recht doet aan de belangen van die gemeenten. Om dat punt te markeren, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in overleg met een aantal betrokken overheden tot een besluit is gekomen om nu daadkrachtig de fileproblematiek op het traject Almere-Amsterdam aan te pakken;

constaterende dat er bij de bij het convenant betrokken gemeenten sprake is van een ruimhartige inpassing, terwijl deze op andere gedeelten van het traject achterwege is gebleven;

overwegende dat de minister in het debat van 12 december 2007 heeft aangegeven dat er op dit moment nog financiële middelen beschikbaar zijn om ook bij die gemeenten die niet bij het convenant betrokken zijn geweest te kijken naar een goede inpassing van de weg;

overwegende dat er op dit moment plannen zijn ontwikkeld door de betrokken gemeenten om te komen tot een betere inpassing van de weg;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de gemeenten Muiden, Weesp, Diemen en Ouder-Amstel en het stadsdeel Amsterdam-Oost om te komen tot een goede inpassing van de weg, waarbij de eerdergenoemde oplossingen onderzocht worden en het budget wordt gezocht binnen de gereserveerde middelen en bij de partijen in de regio, en de Kamer te informeren voordat onomkeerbare stappen zijn gezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Haverkamp en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31089).

De heer De Krom (VVD):

De VVD staat sympathiek tegenover deze motie. Ik vraag mij alleen af wat de heer Haverkamp aan het kabinet vraagt dat deze minister nog niet in het overleg dat wij hierover hebben gevoerd, heeft toegezegd.

De heer Haverkamp (CDA):

Tijdens het debat is redelijk veel geïnterrumpeerd. Mijn fractie heeft zich daarbij toegespitst op het mogelijk maken van een bovenwettelijke inpassing, met een rijksbijdrage. In het convenant staat dat alles wat bovenwettelijk is, voor rekening zal komen van de partijen die daarom vragen. Wij vonden dat nog niet helemaal duidelijk blijken uit de antwoorden van de minister. Wij vinden het belangrijk dat hierover een Kameruitspraak wordt gedaan, zodat de minister in een eventuele volgende discussie hierover erop kan worden gewezen dat een Kamermeerderheid zich hierover heeft uitgesproken en hem kan worden gevraagd op dit punt zijn werk te doen.

De heer De Krom (VVD):

De minister heeft in het overleg gezegd dat hij niets voelt voor bovenwettelijke maatregelen omdat, als hij die voor deze plaats neemt, hij die straks ook voor andere plaatsen in Nederland moet nemen. Begrijp ik het goed dat de heer Haverkamp wel wil dat maatregelen worden genomen?

De heer Haverkamp (CDA):

Nee. De minister heeft aangegeven dat hij bereid is om dit in overweging te nemen. Hij heeft de deur dus niet helemaal dichtgedaan. Wij vinden die bereidheid niet stellig genoeg; wij verwachten gewoon dat de minister dat zal doen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb de tekst van de motie niet voor mij, maar ik meen dat ik de heer Haverkamp heb horen spreken over de beschikbare middelen. Ik neem aan dat hij doelt op de beschikbare middelen voor de aanpassing van de A6/A9 en niet op – ik chargeer – de middelen voor het hele MIRT.

De heer Haverkamp (CDA):

Het hele MIRT is misschien wat overdreven. Wij begrijpen dat de minister heeft gezegd dat 4,5 mld. is begroot in het FES. Wij gaan ervan uit dat dit een mogelijke oplossing is, maar de regering regeert en de Kamer controleert. Wij laten het daarom bewust even aan de regering over, maar wij verwachten, nu de minister ruimhartig is geweest voor de gemeenten die betrokken waren bij het convenant, dat de portemonnee niet dicht is als andere gemeenten langskomen. Dat willen wij met deze motie markeren. Hoe de minister dat vervolgens financiert, laten wij aan hem over.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik heb niet zo heel veel toe te voegen aan hetgeen mijn collega van het CDA heeft verteld. Ik stel de minister nog twee aanvullende vragen.

De plannen die gemaakt worden voor de inpassing in bijvoorbeeld Diemen en de Bovenkerkpolder mogen van de PvdA nooit ten koste gaan van reeds gemaakte inpassingsafspraken, zoals bijvoorbeeld bij de A9. Denkt de minister daar ook zo over?

Wij steunen de minister bij zijn onderhandelingen met de regio. Wij zien terug dat de regio zelf bijdraagt. Ik geef even het voorbeeld van Amstelveen, dat zelf een forse bijdrage levert aan de aanpassing van de weg aldaar. Wij sturen de minister dan ook met dezelfde onderhandelingsvaardigheid op pad richting Diemen, Weesp, Ouderkerk aan de Amstel en Amsterdam-Oost. Is de minister net als wij van mening dat de partijen in de regio een bijdrage moeten en kunnen leveren?

Minister Eurlings:

Voorzitter. Het besluit van de regering om de A6/A9 te verbreden, is een majeur besluit. Hierdoor zal het probleem van de filedruk in deze regio voor lange tijd zijn opgelost. Over dit besluit is vele jaren gepraat. Het woord "besluit" kan erop duiden dat dit het einde van een proces is, maar dat is allerminst het geval. In het algemeen overleg dat ik met de Kamer hierover heb gevoerd, heb ik nadrukkelijk gezegd dat de regering na een jarenlange discussie over de vraag welke variant het moet worden, een keuze heeft gemaakt. Daardoor zijn vanaf nu alle neuzen gericht op het uitwerken van die keuze en het voorkomen van verdere vertraging. Om realisering van deze keuze mogelijk te maken, was nadrukkelijk een convenant nodig over de inpassing in het drukke stedelijke gebied rond de A9 Gaasperdammerweg. Dat was een zeer gevoelig punt. Dat gold niet alleen voor die plek. Op enkele plekken zou je ver over de wettelijke limieten moeten gaan en wallen tot 20 meter hoogte langs de weg nodig hebben. Dit convenant was een absolute voorwaarde om deze keus mogelijk te maken. Dit convenant staat en blijft staan, op voorwaarde dat de toegezegde regionale bijdragen gestand worden gedaan. Ik heb daar het volste vertrouwen in.

De heer Haverkamp heeft een groot punt gemaakt van de noodzaak om een goede inpassing te realiseren bij Muiden, Weesp, Diemen, Ouder-Amstel en het stadsdeel Amsterdam-Oost. Dit pleidooi heeft hij ook tijdens het algemeen overleg gehouden. Ik vind dit pleidooi belangrijk. Tijdens het algemeen overleg heb ik gezegd dat er nog tijd is om tussen nu en het tracébesluit met deze gemeenten het gesprek te voeren over de inpassing. Ik vind dit van belang. Bij een werkbezoek ter plekke heb ik daarover het nodige gezegd.

In een interruptiedebat met de heer De Krom kwam zojuist naar voren dat het wettelijk vereiste altijd het uitgangspunt is. De heer Haverkamp heeft mij, gesteund door velen, gevraagd of het niet ruimer kan, of er niet meer mogelijk is. Ik heb er begrip voor gevraagd dat het uitgangspunt altijd het wettelijk noodzakelijke is. Anders schep je precedenten waarvan je de gevolgen niet kunt overzien. Ik heb de heer De Krom goed verstaan. Ik ben bereid om samen met de regio te onderzoeken of en hoe wij verder kunnen gaan.

Ik ben natuurlijk financieel gebonden aan het totale projectbudget. Daarbinnen zijn echter mogelijkheden om extra maatregelen te nemen. Ik zie de heer De Krom knikken dat hij daarvan op de hoogte is en dat hij dit met mij eens is. In het debat heb ik gezegd dat de oplossing op de ene plek niet ook de oplossing op een andere plek moet zijn. Je moet de afweging maken hoeveel auto's ergens rijden, of het stedelijk gebied is of niet, et cetera. Het moet altijd maatwerk zijn. Je moet je afvragen wat wettelijk vereist is en wat je daarbovenop samen met de regio kunt doen. Ik ben bereid om op deze manier de gemeenten te benaderen en hiervoor mijn best te doen. Ik zeg toe dat ik de Kamer zal inlichten voordat er daarover definitieve beslissingen worden genomen. Dan kunnen wij daarover het debat aangaan. Ik zie dat wij elkaar goed begrijpen, ook uit de reactie en de lichaamstaal van de heer Haverkamp. Ik omarm deze motie, omdat zij in de lijn ligt van het beleid. Ik zeg toe dat ik zal opereren op de manier die de Kamer vandaag en eind vorig jaar tijdens het algemeen overleg heeft bepleit. Ik kom met het resultaat terug naar de Kamer.

De heer Roemer (SP):

Mij bekruipt het gevoel dat de minister wel wil, maar niet kan. De minister maakt in zijn beantwoording duidelijk dat er wel wat ruimte is, maar dat dit niet veel is. De regio moet meedoen en wij blijven zitten met het wettelijk uitgangspunt. In het debat heb ik al gezegd dat het wettelijk uitgangspunt dan maar eens omhoog moet. Ik vraag de heer Haverkamp of het CDA dit ook niet moet willen. Wanneer is het CDA tevreden? Straks komt er een inpassing met een boompje en een schermpje extra. Er staat dat een goede inpassing noodzakelijk is. Wanneer is het CDA nou tevreden? Anders is dit alleen maar een motie voor de bühne. Wij willen dan wel, maar kunnen niets.

Minister Eurlings:

Als de heer Roemer begrepen heeft dat er een heel klein beetje ruimte is, heeft hij mij verkeerd begrepen. Er is binnen het gereserveerde projectbudget veel ruimte om extra dingen te doen. Je gaat altijd uit van het wettelijk vereiste. Wij kunnen daarover van mening verschillen. Naar mijn inzicht is het wettelijk vereiste in Nederland niet gering. Ik denk dat wij qua inpassing op Europees niveau redelijk bovenaan staan. Wij geven op veel trajecten vaak veel meer uit aan de inpassing dan aan de weg zelf. Er is dus behoorlijk wat extra's mogelijk. Het budget is niet gering.

Als je het ergens in een stedelijk gebied op een bepaalde manier doet omdat het niet anders kan, dan kan dit echter niet meteen het uitgangspunt zijn voor ieder ander stuk weg. Je moet iedere keer maatwerk leveren. Dat maatwerk komt er door samen met gemeenten te bespreken wat de echte problemen zijn en hoe die moeten worden opgepakt. Als je boven het wettelijk uitgangspunt komt, moet je daarbij ook bekijken of je er financieel een gedeelde operatie van kunt maken. Het voorbeeld dat in Nederland sinds jaar en dag wordt gevolgd, is dat een gemeente of een regio er een schepje bij doet als landelijk iets extra's wordt gedaan. Zo maak je het samen mogelijk. Het convenant laat zien dat het ook bij Amstelveen en bij de Gaasperdammerweg zo is gebeurd. Er zijn door de gemeenten zelf flinke bijdragen geleverd. In het Amstelveense geval is dat zelfs een heel stevige bijdrage, gezien de begroting van zo'n gemeente. Ik vind het op zichzelf helemaal niet slecht dat het op deze manier mogelijk wordt gemaakt. De regio vindt het blijkbaar zo belangrijk dat zij meer landelijke belastingcenten vragen. Dan helpt het als de regio laat zien er zelf ook wat mee te willen doen. Uit de contacten die ik tot nu toe heb gehad, heb ik nooit begrepen dat die principiële bereidwilligheid bij de gemeenten zou ontbreken. Sterker nog, ik denk dat men dat zou willen gebruiken om ons aan te moedigen om die extra stap te zetten.

De heer Haverkamp (CDA):

Wij hebben eveneens gemerkt dat de bereidwilligheid duidelijk aanwezig is bij de gemeenten. Echter, niet alleen Amstelveen, maar ook het Rijk heeft een forse bijdrage geleverd om te komen tot een inpassing die meer dan bovenwettelijk is. Zoals het convenant er nu ligt, mag de regio een inspanning leveren zonder dat er Rijksgeld bij komt. Daarin is het: de deur is dicht, de portemonnee is opgeborgen, de sleutel van de kluis is weggegooid. De minister heeft op constructieve wijze gesproken met Amsterdam en Amstelveen. Met deze motie hebben wij de minister willen aansporen om op dezelfde constructieve wijze met de gemeenten te praten, op basis van hun plannen. Daarom zeggen wij ook: "de genoemde plannen". Als de minister terugkomt naar de Kamer, verwachten wij dat hij het gesprek heeft gevoerd en heeft aangegeven wat de plannen zijn en waarom hij ze wel of niet heeft uitgevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven