Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 november 2007 over filmbeleid.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake kan zijn van een positief liquidatiesaldo van de aandeelhouder de Stichting Investeringfaciliteit voor de Film;

overwegende dat de middelen van Fine BV ten principale bestemd zijn voor de filmsector;

verzoekt de regering, het eventuele positieve liquidatiesaldo te oormerken voor de filmsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Atsma, Jasper van Dijk, Van der Ham, Halsema, Anker en Verdonk.

Zij krijgt nr. 34(25434).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake kan zijn van een positief liquidatiesaldo van de aandeelhouder de Stichting Investeringfaciliteit voor de Film;

overwegende dat de middelen van Fine BV ten principale bestemd zijn voor de filmsector;

verzoekt de regering, het eventuele positieve liquidatiesaldo te oormerken voor de filmsector en dan met name voor het filmfonds, de filmeducatie, de talentontwikkeling en doorstroom in de documentaire- en animatiesector, de (inter)nationale publiciteit van de Nederlandse film en de bevordering van de culturele diversiteit in de filmsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Atsma, Jasper van Dijk, Halsema, Anker en Verdonk.

Zij krijgt nr. 35(25434).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds 1995 een verlaagd btw-tarief van toepassing is op bioscoopkaarten;

overwegende dat per 1 september 1998 bij Koninklijk Besluit een btw-verlaging voor het verlenen van toegang tot de podiumkunsten in werking is getreden;

overwegende dat op 27 juli 1998 door de Nederlandse overheid, de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) en het Nederlandse Fonds voor de Film een overeenkomst is gesloten waarbij is overeengekomen dat de NFC uit het haar toevallende voordeel van de btw-verlaging met ingang van 1999 jaarlijks 0,9 mln. investeert in de Nederlandse film;

constaterende dat het voordeel van de btw-verlaging op bioscoopkaarten sindsdien substantieel is gegroeid, maar de bijdrage van de NFC in de Nederlandse film op het niveau van 1999 is blijven steken;

van mening dat de evenredige toename van de investeringen in de Nederlandse film wenselijk en redelijk is;

van mening dat de bioscoop- en de filmverhuursector gebaat is bij een florerend Nederlands filmklimaat;

verzoekt de regering, op korte termijn in overleg te treden met de bioscoop- en filmverhuursector over een investering in de Nederlandse film die recht doet aan de geest van de overeenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Halsema en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(25434).

Minister Plasterk:

Voorzitter. Zoals in het algemeen overleg is besproken, staat de hoogte van het liquidatiesaldo van de aandeelhouder de Stichting Investeringfaciliteit voor de Film nog niet geheel vast. Wij schatten dat op 1,4 mln. Het is natuurlijk eenmalig. Strikt genomen is dit een saldo dat vrijvalt en dat terugvloeit naar de minister van Financiën. Volgens de begrotingsdiscipline moeten wij toestemming van Financiën krijgen om dit in de sector te mogen houden. In de eerste motie van de heer Leerdam, op stuk nr. 34, wordt het kabinet verzocht om het saldo dat vrijvalt in de sector te houden. Dat verzoek zal ik inbrengen in het overleg met mijn collega van Financiën. Het oordeel over deze motie laat ik graag aan de Kamer.

Bij de tweede motie, op stuk nr. 35, is het de vraag hoe deze zich verhoudt tot de eerste. In feite wordt in deze motie hetzelfde verzocht als in de eerste, namelijk om dit saldo te doen toekomen aan de filmsector. In het dictum staat dat het wordt geoormerkt voor de filmsector en dan met name het filmfonds, filmeducatie, talentontwikkeling en doorstroming in de documentaire- en animatiesector en de nationale en internationale publiciteit. Nu is het vandaag Sinterklaas, maar het is wel een eenmalig budget van 1,4 mln. De vraag is of het wijsheid is om het zo te doen. Ik hoop in ieder geval dat ik de motie zo mag lezen, dat wat hier staat geen nevenschikking is en dat de heer Leerdam bedoelt dat het bedrag gaat naar het filmfonds met de kanttekening dat het gebruikt wordt voor al wat daarna staat. Het is niet verstandig om dit bedrag te versnipperen over verschillende instanties.

De heer Leerdam (PvdA):

De minister heeft de motie goed geïnterpreteerd. Wij weten dat het vaak niet voldoende is om een bedrag alleen te oormerken voor het filmfonds, omdat het geld dan niet besteed wordt zoals wij het eigenlijk willen. Daarom hebben wij dat extra gespecificeerd.

Minister Plasterk:

Ik heb vertrouwen in het filmfonds. Als wij het filmfonds vragen, het geld hieraan te besteden, ga ik ervan uit dat het ook gaat gebeuren. Verder lijkt mij dat aanvaarding van deze motie betekent dat de eerste motie niet nodig is. Maar dat is een zaak voor de orde van deze Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 36. Bij de verlaging van het btw-tarief een kleine tien jaar geleden hebben de filmproducenten in feite een ongelukkige deal gesloten door met een vast bedrag akkoord te gaan in plaats van met een percentage van het bedrag, omdat het bioscoopbezoek behoorlijk is toegenomen. Het voordeel van de btw-verlaging is daardoor flink vergroot. Nu zit men met een vast bedrag van 0,9 mln. dat jaarlijks naar de producenten gaat, terwijl het voordeel van de verlaging inmiddels 20 mln. is. Een hernieuwd overleg met de sector lijkt mij dan ook nuttig. Ik zal daarom aan het verzoek in de motie gevolg geven, mede gelet op het gegeven dat de regering destijds convenantpartner is geweest. Ook het oordeel over deze motie laat ik graag aan de Kamer.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Op basis van het antwoord van de minister meen ik dat het verstandig is om mijn naam onder de moties op de stukken nrs. 34 en 35 te schrappen. Naar aanleiding van de beantwoording in tweede instantie zullen wij beoordelen of wij de moties zullen steunen. Over de motie op stuk nr. 36 zijn wij op voorhand positief als daadwerkelijk gebeurt wat de minister daarover naar voren heeft gebracht.

De voorzitter:

De naam van de heer Atsma zal onder de moties op de stukken nrs. 34 en 35 geschrapt worden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven