Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 oktober 2007 over het Actieplan polarisatie en radicalisering.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over het Actieplan polarisatie en radicalisering bleek dat dit kabinet van plan is om 28 mln. te geven aan gemeenten ter bestrijding van polarisatie en radicalisering. Dit zal weer leiden tot veel theedrinken in de moskee en voetballen in de buurt. Het verleden heeft uitgewezen dat dit niet helpt. Ik ben derhalve gedwongen de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet, buiten het Gemeentefonds, voornemens is een bedrag van 28 mln. aan gemeenten te geven met de bedoeling dat zij projecten starten die polarisatie en radicalisering tegengaan;

overwegende dat de praktijk heeft uitgewezen dat dergelijke projecten weggegooid geld zijn en radicalisering en polarisatie niet effectief bestrijden;

verzoekt het kabinet, deze 28 mln. niet aan de gemeenten te verstrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(29754).

De heer Brinkman (PVV):

De minister heeft gezegd dat zij dit geld geeft en dat zij niet hoeft te weten wat het nut van dat geld is. Ik vind dat buitengewoon vreemd. Ik ga ervan uit dat mijn vorige motie waarschijnlijk niet wordt aangenomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om een bedrag van 28 mln., buiten het Gemeentefonds, te verstrekken aan gemeenten;

overwegende dat deze gelden door de gemeenten aangewend dienen te worden voor projecten die radicalisering en polarisatie tegengaan;

voorts overwegende dat het kabinet alleen controleert of deze gelden inderdaad zijn uitgegeven en aangeeft niet te willen monitoren of de verstrekte gelden enig nut hebben gehad;

verzoekt het kabinet, bij verstrekking van deze gelden afspraken met de VNG te maken over jaarlijkse rapportages over de resultaten van deze verstrekte gelden en deze resultaten terug te koppelen naar de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110(29754).

De heer Brinkman (PVV):

De PVV is een groot voorstander van scheiding van kerk en Staat. Daarnaast gelooft de PVV niet in gematigde hervormingen binnen de islam en is zij van mening dat pogingen hiertoe in ieder geval niet gesponsord dienen te worden door de overheid. Hervormingen moeten van binnenuit komen. Ik stel daarom de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het kabinet, de subsidie voor de "islamwijzer" onmiddellijk te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111(29754).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Wij hebben onlangs uitvoerig met de minister van gedachten mogen wisselen over het Actieplan polarisatie en radicalisering. Het is een belangrijk en urgent onderwerp. Over veel actiepunten hebben wij ons positief uitgelaten. Wij hadden en houden echter bedenkingen bij het actiepunt dat inhoudt dat het kabinet een pluriform aanbod van islaminterpretaties wil stimuleren. De discussie spitste zich toe op de islamwijzer waarover al een motie is ingediend, maar heeft natuurlijk een bredere strekking. De heer Çörüz heeft de minister bij de regeling van werkzaamheden om nadere informatie gevraagd. In de brief die wij gisteren hebben gekregen, zien wij dat een fors bedrag wordt uitgegeven voor "het tegengaan radicalisering door versterking identiteit". Kan de minister toelichten wat dat project inhoudt? Wij vinden dat er alle reden is om het kabinet in een motie op te roepen tot grote terughoudendheid bij dit actiepunt en de Kamer tijdig te informeren over in dit verband te nemen acties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in het Actieplan polarisatie en radicalisering als actiepunt heeft opgenomen: het stimuleren van een pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam (via onderwijs, media en internet);

overwegende:

  • - dat het op gespannen voet staat met de verhouding tussen overheid en religie om vanuit deze doelstelling bij te dragen aan verbreiding van islaminterpretaties;

  • - dat het bovendien tot discutabele afgrenzingsvraagstukken kan leiden welke interpretatie al dan niet extremistisch is;

  • - dat daarnaast ook twijfels bestaan over de effectiviteit van een dergelijke aanpak om radicalisering daadwerkelijk tegen te gaan;

verzoekt de regering, daarom bij de subsidieverstrekking op grond van dit actiepunt grote terughoudendheid in acht te nemen en de Kamer tijdig te informeren over concreet te ondernemen acties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Anker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112(29754).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Collega Van der Staaij was tijdens het debat veel stelliger. Hij vond eigenlijk dat de subsidie morgen moet worden stopgezet. In de motie pleit hij echter voor het betrachten van terughoudendheid. Hij zwakt een en ander dus nogal af. Hoe komt dat?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb de motie aldus geformuleerd, omdat ik merkte dat in de Kamer vrij breed bedenkingen bestonden tegen dit actiepunt. Ik heb niet de behoefte nog eens in een motie aan te geven wat de SGP ervan vindt, want daar heb ik mijn eigen termijnen voor. Ik sta helemaal voor wat ik eerder heb gezegd, maar ik wil met de motie een poging doen te bezien of wij misschien vanuit verschillende invalshoeken en opvattingen met elkaar een meerderheid kunnen vinden voor het oproepen tot in ieder geval grote terughoudendheid. Ik heb de beweegredenen klip en klaar in de overwegingen genoemd.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Naar aanleiding van het debat met de minister van Binnenlandse Zaken over het actieplan polarisatie en radicalisering wil mijn fractie de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in het Actieplan polarisatie en radicalisering als actiepunt heeft opgenomen: het stimuleren van pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam (via onderwijs, media en internet);

van mening dat de financiering door de overheid van geloofsgerelateerde activiteiten kan leiden tot inbreuk op één van de fundamentele waarden in onze rechtsstaat, namelijk de scheiding tussen kerk en Staat;

constaterende dat de AIVD heel scherp aangeeft dat de radicale dawa de overheid adviseert op basis van subsidieverstrekking op het gebied van criminaliteitsbestrijding, schooluitval, begeleiding van allochtone vrouwen;

constaterende dat de AIVD waarschuwt voor de financiële ondersteuning door de overheid van projecten die naar radicale dawa-moskeeën en -centra zijn te herleiden of die segregatie van seksen en allerlei andere discriminerende uitgangspunten hebben;

verzoekt de regering, bij de subsidieverstrekking aan maatschappelijke organisaties op grond van bovengenoemd actiepunt en projecten die naar radicale dawa-moskeeën en -centra zijn te herleiden, grote alertheid door middel van gerichte screening en terughoudendheid in acht te nemen en de Kamer actief te informeren over gebleken misstanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Griffith. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114(29754).

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Griffith met alweer haar 28ste verjaardag.

Het stemt mij tot grote tevredenheid dat de minister een actieplan heeft opgesteld ter bestrijding van polarisatie en radicalisering in de samenleving. Wij waren echter teleurgesteld over de geringe uitwerking. De uitvoering van het actieplan komt grotendeels op het bord van gemeenten, maar het is onduidelijk hoe de minister de regie gaat voeren. Lokale overheden en maatschappelijke organisaties hebben ook een belangrijke rol in het onderkennen van façadepolitiek door salafistische moslims, zo bleek tijdens een later algemeen overleg. Radicale moslims die een kleine minderheid vormen binnen de Nederlandse moslimgemeenschappen zitten bij overheden en organisaties aan tafel en werpen zich op als vertegenwoordigers van grote groepen moslims. Tijdens het algemeen overleg over polarisatie en radicalisering stelde de minister dat de Kamer een nadere uitwerking van het actieprogramma tegemoet mag zien. In dit nieuwe actieplan moet meer duidelijkheid komen over de concrete activiteiten die bijvoorbeeld gemeenten gaan ondernemen. Graag zien wij dat daarin ook wordt aangegeven hoe gemeenten en organisaties zich wapenen tegen de façadepolitiek van salafistische moslims. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat lokale overheden en maatschappelijke organisaties goed op de hoogte moeten zijn van de gevoelens en de opvattingen die leven in de verschillende moslimgemeenschappen in Nederland;

constaterende dat salafistische moslims zich volgens de AIVD opwerpen als vertegenwoordigers van gematigde moslims;

verzoekt de regering, in de uitwerking van het Actieplan polarisatie en radicalisering aan te geven hoe overheden en maatschappelijke organisaties deze façadepolitiek van salafistische moslims kunnen herkennen en voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113(29754).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Wij hebben stevig maar principieel met elkaar gesproken over het Actieplan polarisatie en radicalisering. De CDA-fractie telt haar zegeningen. Tijdens het overleg over het actieplan heb ik voorgesteld een meldpunt op te richten. De minister noemde het anders: een advies- en kenniscentrum. Het doel en niet de naam is belangrijk. Het is belangrijk dat ouders, onderwijzers en anderen kunnen bellen met een landelijk nummer als zij vragen hebben over, of tendensen zien van radicalisering.

Mijn fractie vindt dat je kwaden moet aanpakken en moet benoemen wat niet goed gaat in het licht van radicalisering. Bovendien is het belangrijk de grote groepen die wel mee willen doen te binden.

Op een gegeven moment is een principiële discussie ontstaan over de vraag hoever de overheid mag en kan gaan om iets te doen aan de radicalisering. Zoals wij dat gewend zijn in de Nederlandse traditie, worden maatschappelijke uitingen van religieus geïnspireerde instellingen zoals onderwijs en media al jaren gesubsidieerd. Daar hebben wij geen enkel probleem mee; dat is een goede zaak, ook vanuit onze traditie. Op een gegeven moment komt natuurlijk de vraag hoever de overheid mag gaan. Ik denk dat het beter is om aan de andere kant te starten, om het idee van de Nederlandse rechtsstaat te promoten om zo radicalisering tegen te gaan. Ik dien hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het Actieplan polarisatie en radicalisering als actiepunt heeft opgenomen: het stimuleren van pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam (via onderwijs, media en internet);

van oordeel dat verspreiding van kennis van de waarden van de Nederlandse rechtsstaat kan bijdragen om polarisatie en radicalisering tegen te gaan;

voorts van oordeel dat de democratische rechtsstaat zo in de samenleving moet zijn verankerd dat zij weerbaar is tegen extremistische en radicale opvattingen;

verzoekt de regering, een concreet actieplan uit te werken waarin de waarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat worden uitgedragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115(29754).

De heer Van der Staaij (SGP):

In het kader van het integratiebeleid hebben wij het hierover meermalen gehad. Het is breed gedeeld dat wij de waarden van de rechtsstaat moeten uitdragen. Nu hebben wij het echter over het voorkomen van radicalisering. Kan de heer Çörüz die link nog eens duidelijk maken? Helpt het tegen radicalisering om extra folders te gaan verstrekken over de werking van de Nederlandse rechtsstaat? Die link begrijp ik niet.

De heer Çörüz (CDA):

Als wij met name jongeren kunnen uitdagen en stimuleren om te debatteren over vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting, kan dit ertoe bijdragen om radicalisering tegen te gaan. Het is niet alleen informatie verschaffen tegen kwalijke tendensen. Dat kan: het kan een soort actie voor contra-informatie zijn. Je kunt echter ook aan de andere kant beginnen. Je kunt veel meer promoten waarvoor wij staan. Wij staan met zijn allen voor die waarden. Dit kunnen wij veel steviger en krachtiger uitdragen. Daarmee bieden wij die jongeren hopelijk een handreiking om hun duidelijk te maken in wat voor samenleving zij leven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind deze gedachte heel sympathiek. Ik betwijfel echter de effectiviteit van zo'n actie om radicalisering tegen te gaan. Het gaat nu juist om een groep die zegt: "Uw rechtsstaat is de onze niet." Wat de heer Çörüz daarover ook mag zeggen, door zo'n actie veranderen deze jongeren toch niet in hun radicale gedachtegoed?

De heer Çörüz (CDA):

Het één betekent niet dat je het ander moet uitsluiten. In het debat heb ik gezegd dat wij moeten optreden tegen radicale sites en dat wij zulke sites moeten verbieden. Zulke sites worden vervolgens in Verweggistan opgericht. Daarvoor heb je een bepaald instrument. Dat moet. Dat is één. Als je aan de andere kant jongeren wegwijs kunt maken in de burgerschapsvorming, als je kunt aangeven in wat voor mooi land wij leven en dat wij er trots op zijn daar te leven, en als je verder kunt aangeven welke waarden en normen wij delen, dan kan dat eveneens bijdragen aan het voorkomen van radicalisering.

De heer Anker (ChristenUnie):

De ChristenUnie-fractie heeft zich in het algemeen overleg kritisch uitgelaten over het stimuleren van niet-extremistische islam. Daarbij draait het om het woord "stimuleren". Wij vinden het prima dat de overheid aan verschillende stromingen in de Nederlandse samenleving ruimte geeft om zich te tonen. Dit doen wij bijvoorbeeld met publieke omroepen, van VPRO tot EO of VARA. Allerhande stromingen, ideologieën en levensbeschouwingen komen aan de orde. Wij maken daarbij niet de keuze om er één te stimuleren. Met de opmerking in het actieplan over het stimuleren van de wat liberalere, niet-extremistische islam, maken wij echter wel een keuze. Daarmee is onze fractie het niet eens. Daarom dien ik de navolgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam te stimuleren;

van mening dat de scheiding van kerk/moskee en Staat impliceert dat de overheid zich terughoudend opstelt tegenover geloofsopvattingen voor zover die niet strijden met of leiden tot handelingen die strijdig zijn met wet- en regelgeving;

verzoekt de regering, daarom de inzet te beperken tot het faciliteren van een pluriform aanbod van (niet-extremistische) interpretaties van de islam in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Anker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(29754).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik loop de acht moties successievelijk na. Allereerst de motie van de heer Brinkman die vraagt om de 28 mln., bestemd voor het tegengaan van radicalisering en polarisatie, niet aan de gemeenten te verstrekken. Het zal geen verrassing zijn dat ik aanneming van die motie ontraad. Ik begrijp overigens dat de heer Brinkman er al van uitgaat dat die ontrading ook door de Kamer zal worden overgenomen. Het kabinet is van mening dat dit geld zeer goed besteed is binnen het doel om radicalisering in Nederland tegen te gaan.

In zijn tweede motie verzoekt de heer Brinkman het kabinet om bij het verstrekken van die 28 mln. afspraken met de VNG te maken over jaarlijkse rapportages over de resultaten van deze verstrekte gelden en deze resultaten terug te koppelen aan de Kamer. Met een nuancering heb ik geen bezwaar tegen de motie. Er was al voorzien in jaarlijkse rapportages. Het is absoluut niet zo dat wij de gemeente maar wat aan laten rommelen en niet geïnteresseerd zijn in wat zij doen; dat was een beetje de strekking van uw betoog. Gemeenten krijgen alleen maar geld als zij een goed programma en goede plannen kunnen laten zien: dat is één toetsmoment. Uiteraard is een volgend toetsmoment dat wordt gemonitord wat er gebeurt en wat daarvan het effect is. Wij zullen dit in jaarlijkse rapportages aan de Kamer melden, alleen zullen wij niet rapporteren zoals in het punt "afspraken met de VNG te maken over jaarlijkse rapportages" staat. Wij zorgen gewoon voor jaarlijkse rapportages. De VNG is hierbij wellicht op een bepaalde manier betrokken, maar dat zijn niet de afspraken die wij met de VNG maken. Ik neem aan dat dit in het voorstel van de heer Brinkman niet het meest fundamentele element is en dat hij daarmee geen problemen zal hebben.

In zijn derde motie verzoekt de heer Brinkman het kabinet om de subsidie voor islamonderwijs onmiddellijk te stoppen. Hij is in zijn voorstel het meest extreem, maar het onderwerp is ook door andere Kamerleden besproken. In het AO hebben wij hierover uitgebreid gesproken. Ik herhaal – ik kom hier straks op terug bij een van de andere moties – dat wij ons niet willen bemoeien met de inhoud van welke uiting dan ook. Een hiaat in de pluriforme informatievoorziening is voor ons reden om ervoor te zorgen dat het spectrum van alle meningen aan de orde kan zijn; wij hebben het in dit geval over de islam. Wij stellen aan degene die informatie verstrekt de eis dat er altijd een mogelijkheid is om daarbij een tegengeluid te laten horen. Ook als het gaat om de gematigde islam en uitingen van dien aard, moet ervoor worden gezorgd dat er tegengeluiden kunnen zijn. Dus het niet met de inhoud bemoeien, ruimte voor tegengeluid en hiaten in pluriforme informatievoorziening zijn de criteria die voor het kabinet meewegen om subsidie te geven aan organisaties voor het verstrekken van informatie en voor het mogelijk maken van debat. Die drie criteria zijn er niet voor niets. Zij zijn ontleend aan het Europese handvest voor de rechten van de mens. Wij baseren ons daarop, zodat wij niet in de problemen komen waar het gaat over de scheiding tussen kerk en Staat. Onze opvatting is, en ik hoop dat de Kamer die deelt, dat wij de scheiding tussen kerk en Staat niet schenden als wij die drie criteria steeds zorgvuldig wegen. Ik raad de Kamer het aannemen van deze motie van de heer Brinkman af.

De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld en een motie ingediend. Hij heeft gevraagd wat precies het versterken van identiteit is. Het betreffende project is beschreven in de brief Actualisatie WWI van juli 2007. De Kamer is op die manier op de hoogte gesteld. Het gaat om een methode die "empowerment" wordt genoemd. Daarbij worden jongeren getraind in het voeren van de discussie over het leven als moslim: Hoe is het als moslim te leven in een democratische rechtstaat? Wij doen dit omdat wij willen dat die jongeren zich wapenen tegen radicale invloeden. De discussie over het leven als moslim is één element. Het tweede element is het leren omgaan met vraagstukken die jonge moslims tegenkomen. Het kan gaan om zaken als discriminatie, vrije partnerkeuze en dwang die door de omgeving op de jongere wordt uitgeoefend. Het derde punt is het leren omgaan met negatieve emoties en die op een constructieve manier leren kanaliseren. Het is de bedoeling dat jongeren een stevige positie verwerven en zich kunnen verzetten tegen mensen die de neiging zouden kunnen hebben om deze jongeren te laten radicaliseren.

In de motie van de SGP en ChristenUnie wordt de regering verzocht om bij subsidieverstrekkingen op grond van dit actiepunt grote terughoudendheid in acht te nemen en de Kamer tijdig te informeren over concreet te ondernemen acties. Ik ben van mening dat deze motie overbodig is. Daarom ontraad ik haar. Alle activiteiten, ook die waar wij in het AO en nu in het VAO over spraken en spreken, waren bekend bij de Kamer. Het is ook de gebruikelijke lijn van het kabinet dat alle activiteiten waar subsidie voor wordt gevraagd, aan wie ze worden gegeven en waarvoor als openbare informatie wordt gezien. De Kamer wordt dus al geïnformeerd over concreet te nemen acties. Als het gaat om het in acht nemen van grote terughoudendheid hoop ik dat ik duidelijk heb gemaakt dat die ook daadwerkelijk in acht wordt genomen. Ik heb u de criteria op grond waarvan wij dit doen zojuist al gemeld. Ik ben het dus niet oneens met wat er in de motie staat, maar volgens mij is zij overbodig, omdat wij het al doen.

De voorzitter:

Mevrouw de minister, ik wil nog even terugkomen op de vorige motie. Heeft u die ontraden?

Minister Ter Horst:

Dat was geen motie, maar een vraag. Maar als u doelt op de derde motie van de PVV, die ging over het stoppen van de subsidie voor de islamwijzer, dan kan ik zeggen dat ik die heb ontraden.

Over de motie van de VVD het volgende. Overigens feliciteer ook ik mevrouw Griffith met haar verjaardag. Het spijt mij dat ik haar geen cadeautje kan geven. Ik heb mij gestort op de tekst van de motie. Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw Griffith dat het van groot belang is om bij het verstrekken van subsidies en bij het betrekken van adviseurs, te zorgen voor grote alertheid door middel van gerichte screening van die organisaties en adviseurs en terughoudendheid in acht te nemen en de Kamer te informeren bij gebleken misverstanden. Deze motie lijkt een beetje op de motie van de SGP. Daarin ging het ook over terughoudendheid. Ik ben van mening dat ook deze motie overbodig is, omdat de plannen van de gemeenten – daar wil ik mij even toe beperken als het gaat om het Actieplan polarisatie en radicalisering – al op die manier worden gescreend. Als er in een plan van een gemeente staat dat men voornemens is om subsidie te verstrekken aan organisatie X en Y, dan worden die organisaties gescreend en dan zorgen wij ervoor dat die subsidie in goede handen komt en dat er geen verkeerde dingen mee worden gedaan. Ik hoop dat mevrouw Griffith mijn redenatie volgt dat ik mij wil beperken tot het Actieplan polarisatie en radicalisering. Ik heb al eerder verteld dat als het gaat om de subsidies van mijn departement, maar ook van de andere departementen in het kader van eerdergenoemd actieplan, een dergelijke screening al plaatsvindt.

De heer Van Raak verzoekt de regering in zijn motie in de uitwerking van het Actieplan polarisatie en radicalisering aan te geven hoe overheden en maatschappelijke organisaties deze façadepolitiek van salafistische moslims kunnen herkennen en voorkomen. Dat lijkt mij een goed plan. Ik kan de Kamer daarom adviseren om deze motie te ondersteunen.

In de motie van de heer Çörüz wordt de regering verzocht een concreet actieplan uit te werken waarin de waarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat worden uitgedragen. Deze motie is overigens medeondertekend door de PvdA. Ik vind dit een interessante benadering. Ik denk dat in de redenatie van de andere sprekers dit wellicht ook een beetje tegemoet komt aan de bezwaren die er zijn of de angsten die er leven als het gaat om het geven van subsidie aan organisaties, maar ook om het informatie verstrekken over de islam en mogelijke interpretaties van de islam. Deze motie zegt in feite: daarvan blijven wij weg, maar wij vinden dat als je de waarde van de democratische rechtsstaat uitdraagt, je via een ander weg eigenlijk hetzelfde doet, want dan leer je mensen hoe zij zich in een samenleving als de Nederlandse zouden moeten gedragen. Het gaat dan om vragen als: wat is in Nederland van belang en aan welke waarden van de Nederlandse rechtsstaat willen wij graag dat men zich houdt. Ik vind dat een interessante weg. Er komt wel weer wat werk bij kijken om dat uit te werken, maar ik sta positief tegenover de inhoud van deze motie.

In de motie van de heer Anker van de ChristenUnie staat dat als het gaat om een pluriform aanbod het kabinet niet zou moeten stimuleren, maar zou moeten faciliteren. k vind dat wij niet moeten strijden over woorden. Ik zeg niet dat u dit doet, maar ik wil het ook niet doen. Het aannemen van uw motie raad ik daarom niet af. Ik heb er geen bezwaar tegen als u zich gelukkiger voelt met "faciliteren" dan met "stimuleren". Ik vind wel dat wij elkaar goed moeten verstaan. Het kabinet vindt het van belang dat er in Nederland een pluriform aanbod is van interpretaties van de islam. Het kabinet biedt dit aanbod niet zelf aan, maar maakt het mogelijk. Daarom past het woord "faciliteren" misschien beter dan het woord "stimuleren" bij wat wij doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van dit VAO. Over de acht ingediende moties zullen wij aanstaande dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven