Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de toepassing van het Nimby-instrument bomenproblematiek Onderbanken (29200 XI, nr. 109).

De voorzitter:

Er is afgesproken dat elke woordvoerder twee minuten spreektijd heeft. Ik verzoek de woordvoerders om zich daaraan te houden.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Verdaas (PvdA):

Voorzitter. Het klinkt wat vreemd. Ik begin dit spoeddebat echter met het uitspreken van mijn waardering voor het uitvoerige overleg dat de minister van VROM en de staatssecretaris van Defensie met de Tweede Kamer over toepassing van de Nimby-procedure Onderbanken hebben gevoerd.

Dat intensieve overleg heeft ook verwachtingen gewekt. In mijn ogen had de Kamer alle reden om aan te nemen dat de minister het oordeel van de Kamer serieus zou nemen. Volgens goed gebruik doen overigens alle ministers dat. De Kamer heeft bij meerderheid uitgesproken dat het licht voor toepassing van de Nimby-procedure nog niet op groen kan worden gezet. De meerderheid is in de afgelopen tijd weliswaar kleiner geworden door de knieval van het CDA. Er is echter nog steeds een meerderheid die zegt dat de minister nog even moet wachten. Hierover is de motie-Verdaas c.s. aangenomen, die de minister oproept te wachten met toepassing van het Nimby-instrument totdat aan twee voorwaarden is voldaan. De eerste resultaten van het toegezegde geluidsonderzoek moeten bekend zijn. De NAVO moet tevens, nog meer dan nu het geval is, concrete toezeggingen doen over de opbouw en inzet van de AWACS-vloot. Waarom heeft de Kamermeerderheid hiervoor gekozen? Het al dan niet toepassen van het Nimby-instrument is het laatste drukmiddel in de gesprekken met de NAVO.

Bij de behandeling van het VAO op 20 april heeft de minister niet aangegeven de motie niet uit te voeren of onuitvoerbaar te achten. De minister heeft de motie enkel ontraden. Dat de minister de motie niet gaat uitvoeren, lazen wij pas in de brief van 19 mei. Daarin zijn naar mijn mening geen nieuwe argumenten genoemd. Dat maakt de kater des te groter. Nu heb ik vaker last van een kater, maar dan nooit van mijn werk!

Ik leg de minister drie concrete vragen voor. De minister heeft herhaaldelijk gemeld te hechten aan intensief overleg met de Kamer. Al die tijd is bekend geweest dat toepassing van het Nimby-instrument het formele recht van de minister is. Dat roept de vraag op waarom de minister niet eerder heeft gemeld dat het overleg met de Kamer niet gevoerd hoeft te worden als blijkt dat het leidt tot een de minister onwelgevallige conclusie. Hoeveel waarde hecht de minister aan het oordeel van de Kamer, die nog steeds in meerderheid zegt dat de minister nog even moet wachten met toepassing van het Nimby-instrument? Ik ga ervan uit dat er nog steeds een Kamermeerderheid is die tegen de minister zegt dat zij moet afzien van toepassing van het Nimby-instrument.

Ik denk dat het wellicht ook consequenties heeft voor de juridische procedures die volgen. Wij kunnen op onze vingers natellen dat de gemeente, omwonenden of wie dan ook in beroep gaan tegen de beslissing van de minister. Op termijn kan dat de positie van de minister en het kabinet ondermijnen. Is de minister zich daarvan bewust? Is zij bereid om te onderzoeken of dat consequenties kan hebben voor de juridische procedures?

Is de minister bereid het oordeel van de Kamer alsnog over te nemen? Zo niet, zijn er dan argumenten die de minister de Kamer niet eerder heeft gemeld? Mogen wij die alsnog horen? Waarom heeft de minister bij de behandeling van het VAO niet gemeld dat zij de motie niet zou uitvoeren?

De heer Koopmans (CDA):

Ik ben heel erg benieuwd wat de PvdA eigenlijk wil met dit debat. De fractie van de PvdA heeft dit debat aangevraagd. Wat is de bedoeling van dit debat?

De heer Verdaas (PvdA):

Ik had twee redenen voor dit debat. Ten eerste is het vrij ongebruikelijk dat de minister het oordeel van een Kamermeerderheid naast zich neerlegt, terwijl er eerder geen aanleiding was om dat te veronderstellen. Het lijkt me goed om publiek te maken door welke nieuwe argumenten de minister tot dat besluit is gekomen. Ook is het om haar ter verantwoording te roepen: waarom moeten we dit drie weken later per brief horen en niet op het moment dat de motie wordt ingediend? Ten tweede ga ik ervan uit dat, als een Kamermeerderheid haar oordeel herbevestigt, de minister erkent dat zij een fout heeft gemaakt en vervolgens wel naar de Kamer luistert. Het is geen motie die de minister in een onmogelijke positie brengt.

De heer Koopmans (CDA):

De Wet op de ruimtelijke ordening geeft de minister deze bevoegdheid. De Kamer heeft een duidelijke uitspraak gedaan, maar met die uitspraak treedt ze in de bevoegdheid van de minister. De inzet van dit debat is dat de PvdA-fractie scherper formuleert welke positie zij kiest: als de minister haar bevoegdheid uitoefent zoals zij heeft verkozen, wat is dan het staatsrechtelijke gevolg van hetgeen wij hier bespreken?

De heer Verdaas (PvdA):

U draait een aantal zaken om. In ons overleg heb ik al aangegeven dat ik ervan bewust ben dat het een bevoegdheid van de minister is om al dan niet het Nimby-instrument in te zetten. Maar als een minister intensief met de Kamer overlegt over alle mitsen en maren, dan wekt deze de indruk dat ook aan het politieke oordeel van de Kamer waarde wordt toegekend. Dat is iets anders dan een juridische bevoegdheid. Dit alles is echter niet het geval. Ik hoor graag van u hoe u daar tegenaan kijkt.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter. Mijn bijdrage kan kort zijn. Naar mijn overtuiging is dit het laatste bedrijf in deze Nimby-aangelegenheid. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat wij dit dossier in alle zorgvuldigheid hebben behandeld. De wijze waarop de minister, gehoord de Kamer, deze procedure wenst te volgen, is haar verantwoordelijkheid. De Kamer heeft zich uitgesproken, het was te voorzien dat de regering die uitspraak naast zich neer zou willen leggen. Dat is ook gebeurd. Ik voorzie geen nieuwe gezichtspunten of argumenten. Het wordt naar mijn idee tijd, ook voor de burgers in de omgeving, dat deze slepende zaak tot een einde wordt gebracht, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. De NAVO heeft toegezegd dat zij de motoren op termijn zal vervangen. Mijn fractie is het dan ook eens met de lijn die de regering heeft gekozen en ik ga ervan uit dat de fracties die deze lijn eerder hebben gesteund, hun steun zullen handhaven.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De toepassing van de Nimby-procedure is een bevoegdheid van de minister; zo staat het in de wet. De Kamer heeft hierover intensief overleg met de minister kunnen voeren. De Kamer heeft een motie aangenomen, waarin zij haar mening te kennen heeft gegeven over de uitvoering van een Nimby-besluit. De CDA-fractie heeft vanaf het begin benadrukt dat het gaat om een bevoegdheid van de minister. Daarom hebben wij ons ook nooit uitgesproken over de vraag of de bomen al dan niet mogen worden omgezaagd. Met de motie van de heer Timmermans, de heer Van As en mij hebben wij wel anderhalf jaar geleden uitgesproken dat de toepassing van de Nimby-procedure zorgvuldig moest zijn. In onze ogen was deze toen nog niet volledig en tot in alle zorgvuldigheid gevoerd. Deze minister heeft dat nu wel gedaan.

De bijdrage van de heer Verdaas heeft mij enigszins verbaasd. De minister heeft een duidelijke brief geschreven waarin zij het gebruik maken van haar bevoegdheid uitdrukkelijk motiveert. De Kamer heeft de betreffende motie aangenomen, en ik had niet verwacht dat er andere teksten zouden komen. Wij kunnen blijven doorvragen, doorvragen en doorvragen. Het gaat er uiteindelijk om welke politieke consequentie wordt verbonden aan het niet uitvoeren van een motie.

Een motie behoort te worden uitgevoerd. Maar de wet is op dit punt helder: het is een bevoegdheid van de minister. De afwegingen daarover moeten door de minister worden gemaakt. Dat is voor ons de reden geweest om de laatste moties niet te ondersteunen. Noch moties die hadden opgeroepen tot het zagen van de bomen, noch moties die hadden opgeroepen tot het niet zagen, zouden wij hebben gesteund. De fracties die met de laatste motie het beleid van de minister een duidelijke richting hebben willen geven, hebben tot taak om hier vandaag klip en klaar te vertellen welke gevolgen zij verbinden aan het niet uitvoeren van de motie; anders blijft het een show voor de bühne.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de heer Verdaas nog een verduidelijking wil.

De heer Verdaas (PvdA):

De heer Koopmans is vrij duidelijk, maar ik wil toch nog twee punten onder zijn aandacht brengen. Allereerst heb ik nooit gezegd dat het geen formele bevoegdheid van de minister zou zijn. Ik heb wel aangegeven dat als een minister intensief met de Kamer overlegt, deze de verwachting wekt dat aan het oordeel van de Kamer betekenis wordt toegekend. De motie is ingediend, en op dat moment heeft de minister niet uitgesproken dat zij die niet gaat uitvoeren. Dan is het toch niet raar dat je verwacht dat die motie wordt uitgevoerd? Daarom staan wij hier.

De heer Koopmans (CDA):

Dat was de verwachting van de heer Verdaas op dat moment. Destijds heb ik gezegd en dat herhaal ik nu: het is een bevoegdheid van de minister. Zij mag, nee móét zelf de afweging maken over de toepassing van de Nimby-procedure, waarbij zij alle aspecten, inclusief de veiligheid, moet meewegen.

De heer De Wit (SP):

Volgens mij ziet de heer Koopmans het verkeerd. Het is niet een motie van de partijen die hun handtekening eronder hebben gezet, maar een motie die door de Kamer is aanvaard. Daarmee is het een motie die ook voor de CDA-fractie maatgevend is, en waarbij zij zich dient neer te leggen. De heer Koopmans zou nu moeten constateren dat de minister de motie niet uitvoert. Wat vindt hij ervan dat een motie die door de Kamer is aangenomen, door de minister niet wordt uitgevoerd?

De heer Koopmans (CDA):

Zonet heb ik al gezegd: moties dienen te worden uitgevoerd. In de Wet op de ruimtelijke ordening wordt voorzien in de exclusieve bevoegdheid van de minister van VROM om wel of geen Nimby-besluit te nemen. Zij heeft daartoe te voldoen aan een aantal vereisten, waarvan er één is dat zij dit aan de Kamer moet meedelen en daarover met de Kamer overleg dient te voeren. In de wet staat dus niet dat het een expliciete bevoegdheid is van de Kamer. In dat licht heb ik net mijn vraag aan de heer Verdaas gesteld. Door het aannemen van de motie heeft de Kamer natuurlijk geprobeerd om in die bevoegdheid te treden, maar naar de letter en de geest van de wet – ik vind dit zelf ook verstandig – is en blijft het een bevoegdheid van de minister.

De heer De Wit (SP):

Indien de Kamer een uitspraak doet, weet de minister: dat is het oordeel van de Kamer. Ook al gaat het om een bevoegdheid van de minister, bij het uitoefenen van die bevoegdheid moet zij rekening houden met de mening van de Kamer. Als de mening van de Kamer is vastgelegd in een motie die erop is gericht om de minister ervan te overtuigen dat zij moet afzien van het inzetten van het Nimby-instrument, heeft de minister zich te richten naar het oordeel van de Kamer ofschoon het haar bevoegdheid is. Want anders kunnen wij de Kamer bij wijze van spreken buiten werking stellen. Dan kunnen wij zeggen dat sprake is van een bevoegdheid die de minister in de wet heeft gekregen en dat wij de bewindsvrouw haar gang moeten laten gaan. In dat geval kan de Kamer naar huis gaan! Is het niet zo dat, ofschoon de minister op dit punt een bevoegdheid heeft, de uitspraak van de Kamer maatgevend is en dat de minister zich bij de uitoefening van de bevoegdheid moet richten naar het oordeel van in dit geval de Kamer?

De heer Koopmans (CDA):

Zo staat het uitdrukkelijk niet in de wet. In de wet staat niet dat de minister het artikel waarin zij de bevoegdheid heeft om een Nimby-procedure te volgen, slechts mag hanteren met toestemming van de Kamer. Dat maakt de heer De Wit ervan.

De heer De Wit (SP):

Het staat inderdaad niet in de wet. U hoort mij dat ook niet zeggen. De minister heeft de bevoegdheid. Maar de Kamer bemoeit zich met de manier waarop de minister de bevoegdheid gebruikt. Zij mag dat, omdat zij de minister controleert. Als zij zegt dat de minister de bevoegdheid moet gebruiken op de manier die in de motie is bepaald, dan dient zij dat na te komen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb nu al drie keer uitgelegd op welke manier de toepassing van de Nimby-procedure in de wet is geformuleerd. Het volgen van de Nimby-procedure is een bevoegdheid van de minister. Ik ben veeleer benieuwd wat degenen gaan doen die de motie hebben ingediend. Daardoor is de motie een Kamermotie geworden; zij is immers aangenomen. De heer De Wit kan mij wel scherp bevragen op mijn interpretatie van de Wet op de ruimtelijke ordening, maar dat is natuurlijk niet de crux van het debat van vandaag.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

U maakt er alleen maar een jijbak van. Zo makkelijk wil ik het u niet maken. U heeft natuurlijk een politiek probleem. In de desbetreffende gemeente zijn veel CDA-kiezers en hun moet u uitleggen dat u de steun onthoudt en dat u in feite akkoord gaat met het kappen van de bomen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb helemaal geen politiek probleem.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Koopmans, de heer Duyvendak gaat een vraag stellen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

U duikt weg door te doen alsof de Kamer hierbij geen bevoegdheden heeft. In dat geval zou de Kamer bij alle ministeriële regelingen en besluiten en een deel van de AMvB's altijd buitenspel staan. Dat is natuurlijk niet zo. Als de Kamer zich erin mengt met moties, wordt zij partij. U heeft gelijk dat zij daarbij soms moet doordouwen. Uiteindelijk kan dan zelfs de vertrouwensvraag spelen. Zover zijn wij misschien nu nog net niet. U hebt echter al veel eerder het bijltje erbij neergegooid en de minister haar gang laten gaan, in plaats van samen met collega's in de Kamer de druk op de minister op te voeren.

De heer Koopmans (CDA):

De heer Duyvendak gooit in staatsrechtelijke zin een aantal zaken wel heel makkelijk op één hoop. Ministeriële regelingen, AMvB's en wat nu in de wet is geregeld op het punt van de Nimby-procedure, kan hij niet in één zin op één hoop gooien. De Wet op de ruimtelijke ordening is op het punt van het toepassen van de Nimby-procedure heel helder. De minister heeft daarbij een bevoegdheid en zij dient daarover overleg te voeren met de Kamer. De heer Duyvendak kan niet beweren dat er volgens welke politieke logica dan ook ineens een bevoegdheid van de Kamer aan het ontstaan is. Die bevoegdheid is er niet. Wel vind ik dat ministers moties moeten uitvoeren.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

In uw visie op de manier waarop de wet in elkaar zit, heeft de Kamer een recht op inspraak en niet meer. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling van de wetgever zijn geweest.

De heer Koopmans (CDA):

De wet is op dat punt heel duidelijk. De minister dient daarover overleg te voeren. Dat is geen inspraak, maar ook geen vervanging van degene die het besluit mag nemen.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Koopmans heeft natuurlijk wel een punt als hij zegt dat de minister de bevoegdheid heeft, omdat die in de wet staat. De Kamer heeft de wet aangenomen. Wij zijn daarbij geweest. Misschien zouden wij de wet moeten veranderen, hoewel die discussie op een ander moment moet worden gevoerd. De motie schuurt langs het voorgaande. Op zichzelf kan de Kamer de minister natuurlijk oproepen om een beetje meer haar best te doen. De heer Koopmans merkt dat terecht op, evenals andere sprekers. Vindt hij dat de minister voldoende haar best heeft gedaan om de oproep van de Kamer materieel te laten worden?

De heer Koopmans (CDA):

In het algemeen overleg waarbij u niet aanwezig was – dat kan en mag – heb ik uitdrukkelijk gezegd dat naar het oordeel van de CDA-fractie voldoende is gedaan aan de vier vereisten die in de Wet op de ruimtelijke ordening staan genoemd voor toepassing van de Nimby-procedure. Zorgvuldig overleg is een van die vereisten. Bovendien ben ik buitengewoon tevreden over het feit dat de minister een week later heeft toegezegd om een onderzoek naar de geluidsoverlast te laten doen.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt terecht dat volgens het staatsrecht een motie dient te worden uitgevoerd. Beschouw dit dus maar als een stevige aanmaning aan het adres van de minister. Zij moet nog meer haar best doen om dit voor elkaar te krijgen, omdat een meerderheid van de Kamer dit heeft gesteund. Vindt u, los van het algemeen overleg, dat de minister deze motie voldoende energiek heeft proberen uit te voeren?

De heer Koopmans (CDA):

De laatste motie heeft zij niet voldoende energiek proberen uit te voeren. Dat schrijft zij ook aan de Kamer. Daar gaat het alleen niet om. Het gaat erom of de minister bij de toepassing van de Nimby-procedure aan de wettelijke vormvereisten voldoet. U mag dadelijk in uw bijdrage naar uw believen de minister de les lezen.

De voorzitter:

Nee. De heer Van der Ham beslist zelf over zijn inbreng. Hij had een vraag gesteld.

De heer Koopmans (CDA):

Dit was mijn antwoord daarop.

De heer Verdaas (PvdA):

Ik was niet van plan om de motie-Timmermans waaronder de naam van de heer Koopmans staat, uit de kast te halen. Toch heb ik dat gedaan. Door je naam onder een motie te zetten met als dictum: "verzoekt de regering, af te zien van toepassing van artikel 40 van de Wet op de ruimtelijke ordening" – de bewuste Nimby-procedure – treed je toch in de bevoegdheid van de minister? Nu verwijt u uw collega's in de Kamer dat zij in haar bevoegdheid treden, terwijl u twee jaar terug exact hetzelfde hebt gedaan!

De heer Koopmans (CDA):

Nee, dat is niet waar. Die motie hield namelijk uitdrukkelijk in dat er onvoldoende was overlegd. Daarom moest op dat moment worden afgezien van toepassing van de Nimby-procedure. Dat was de positie van de Kamer. Ik was het daar toen hartgrondig mee eens, omdat ik vond dat de heren Pronk en Kamp onvoldoende hadden gedaan om tot een goede dialoog te komen. Ik vond ook dat zij de alternatieven onvoldoende hadden onderzocht. Na alles wat de huidige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bestuurlijk heeft gedaan voor de regio en na de brieven over alle bestuurlijke overleggen die de staatssecretaris van Defensie met de NAVO heeft gevoerd, is dat wat de CDA-fractie betreft niet meer het geval.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik licht gehandicapt ben, omdat ik enigszins ben overvallen door het onverwachte tijdstip waarop dit debat plaatsvindt. Daardoor heb ik de inbreng van de heer Verdaas ook gemist. Ik bied hiervoor mijn excuses aan.

De situatie is in tweeërlei opzicht ernstig. In Limburg is de situatie ernstig, omdat daar een forse stijging van de geluidsoverlast dreigt voor een zeer grote groep bewoners, verpleegtehuizen, scholen et cetera. Vliegtuigen dreigen namelijk veel meer vrij spel te krijgen dan zij nu hebben door de kap van de bomen. Ook is ernstig dat de minister een motie van de Kamer klip en klaar naast zich neerlegt. Dit raakt het functioneren van de Kamer. Vanmiddag zei de heer Van der Ham in een ander overleg nog dat het kabinet een motie in principe niet naast zich neer mag leggen. Ik was het hartgrondig met hem eens. Of het kabinet daarmee wegkomt, hangt dus af van de Kamer, van de manier waarop haar leden daarop reageren. Het hangt dus ook af van de heer Koopmans, de heer Geluk, van iedereen. Dat staat los van hoe het wettelijk precies is geregeld. Als de Kamer wil controleren, kan zij dat doen. Ik roep de collega's dus op om daar nu werk van te maken. Mijns inziens is alleen de vraag aan de orde of wij meteen ons ultieme machtsmiddel inzetten door een motie van afkeuring en dergelijke in te dienen of dat wij de minister nog een kans bieden om via een nieuw verzoek, een nieuwe route wellicht, te pogen om onder de kap van de bomen uit te komen. Hierop kom ik nog terug. Ik herhaal dat ik licht gehandicapt ben doordat ik niet precies weet welke ideeën daarover leven bij mijn collega's. Die wacht ik dus nog even af.

Ik concludeer echter dat de minister helaas veel te gemakkelijk voor de NAVO lijkt te zwichten. Het kabinet heeft gelukkig nog net een machtsmiddel, namelijk het tegenhouden van de kap van de bomen. Dat kan zij nog inzetten om een goede bescherming van de bewoners af te dwingen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ook ik werd verrast door het tijdstip van behandeling, dat nu afwijkt van het oorspronkelijke. De Kamer praat al minstens twee jaar met de minister over de plannen van achtereenvolgende regeringen om de Nimby-procedure in Onderbanken in te zetten, teneinde bijvoorbeeld de bomen van de Schinveldse bossen rond de basis Geilenkirchen te kunnen kappen. De Kamer heeft zich daar uitgebreid mee beziggehouden en een- en andermaal haar bezorgdheid uitgesproken. Zij heeft bij moties een standpunt bepaald over de bevoegdheid van de minister.

De minister heeft de Kamer laten weten de motie van 27 april 2004 niet te zullen uitvoeren. In die motie staan in ieder geval twee dingen die de Kamer aan de minister opdraagt om te doen, in afwachting van de inschakeling van de Nimby-procedure. Die zijn heel duidelijk. Er moeten concrete afspraken worden gemaakt met de NAVO over het beperken van de geluidsoverlast en de eerste uitkomsten van de door de minister zelf toegezegde geluidsmetingen moeten worden afgewacht.

De minister wil beide punten niet uitvoeren. Dat betekent in feite dat zij de mening van de Kamer en dus de Kamer passeert. Een uitspraak van de Kamer niet uitvoeren is het ernstigste wat de minister kan doen. Ofschoon er sprake is van een bevoegdheid die haar in de wet is toebedeeld, moeten wij ons afvragen of de minister dat zomaar straffeloos kan doen, om de simpele reden dat de Kamer uiteindelijk de uitvoering van de bevoegdheden door de minister controleert. De Kamer doet dat dan ook vandaag.

De motie geeft op twee punten aan wat de minister dient te doen in afwachting van de voortzetting van de Nimby-procedure. Ik vind dat de minister dat heeft na te komen. Als de minister dat niet doet, legt zij de mening, de opvatting en de wens van de Kamer naast zich neer. Dat kan niet. De minister dient de motie na te komen. Zij dient te doen wat daarin is vastgelegd. Ik ben benieuwd wat de minister tot haar verweer zal opmerken, naast hetgeen al in de brief is geschreven.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. De fractie van de LPF betreurt de uitspraak van de minister, omdat daardoor de druk op de NAVO om op korte termijn iets te doen aan de aanpak van de geluidsoverlast in de gemeente Onderbanken, wordt weggenomen. Ik ben een realistisch mens. Ik ben er niet op uit om een politiek spel te spelen met de minister. Het gaat mij er uitsluitend om resultaat te boeken bij het bestrijden van de geluidsoverlast van de AWACS-vliegtuigen. In mijn vorige inbreng heb ik al gemeld dat wij moeten vrezen dat in de komende zomermaanden een stijging van het aantal vliegbewegingen zal plaatsvinden. In die zomermaanden zitten de burgers in de tuin. Wij wensen allemaal mooi weer, met een oranjezonnetje. Veel mensen zullen op de camping zijn. Juist dan is het buitengewoon vervelend als er extra vluchten worden gemaakt. Die extra vluchten zijn wel aangevraagd, voor de Olympische Spelen, voor het EK, voor de top in Istanboel en voor nog veel meer. Zelfs de schone Letizia en haar prins Felipe werden beschermd door een AWACS.

Met mijn gewijzigde motie gaat het mij dan ook nadrukkelijk om de zomermaanden. Ik wil proberen in die maanden tot een substantiële vermindering van het aantal vliegbewegingen te komen. Ik verzoek de minister dringend de motie in het kabinet met haar collega's te bespreken en er eventueel overleg over te plegen met leden van de NAVO. Deze motie is alleszins redelijk en uitvoerbaar. Door haar uit te voeren, gebeurt er iets voor de bewoners in Limburg. Wij vragen werkelijk niet het onmogelijke; wij vragen om in de zomermaanden zoveel mogelijk gebruik te maken van andere vliegvelden en het aantal vluchten substantieel te verminderen. Ik zeg niet dat het aantal met 10% of 20% moet worden verminderd, maar dat het zoveel mogelijk moet worden verminderd. Het moet om een substantiële verlaging gaan. Ik geef een indicatie. Als er per jaar 3600 vliegbewegingen zijn, zijn dat er tien per dag: vijf starts en vijf landingen. Als een vliegtuig op maandag naar Griekenland of Spanje vertrekt en pas op vrijdag terugkeert, wordt op eenvoudige wijze een substantiële vermindering van het aantal vluchten bereikt. Op die manier doen wij werkelijk iets voor de bewoners. Ik lees mijn motie nu voor, dan is de minister in tweede termijn beter in de gelegenheid om erop te reageren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft aangegeven niet te willen wachten op mogelijke besluitvorming van de NAVO over modernisering van de AWACS-vloot en binnenkort een Nimby-verzoek zal sturen aan de gemeente Onderbanken;

overwegende dat het aantal afgesproken vliegbewegingen van AWACS-vliegtuigen op Geilenkirchen de komende zomermaanden dreigt te worden overschreden door de verhoogde inzet in verband met de strijd tegen terrorisme;

overwegende dat de NAVO de beschikking heeft over meerdere vliegbases, onder andere in Griekenland, Turkije, Italië en Portugal, die ten minste geschikt zijn voor tijdelijke operaties met AWACS-vliegtuigen, waardoor het mogelijk is het aantal vliegbewegingen te spreiden;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de NAVO gedurende de zomermaanden zoveel mogelijk gebruik maakt van "forward operating locations" om het aantal starts en landingen op Geilenkirchen te verminderen tot substantieel onder het afgesproken plafond;

spreekt uit dat een kapvergunning voor de bomen in Nederland pas mag worden afgegeven als de NAVO zich daartoe bereid heeft verklaard,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Herben, Verdaas, Van der Ham, Duyvendak en de Wit.

Zij krijgt nr. 111(29200 XI).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Kan de heer Herben uitleggen wat hij bedoelt met het woord "plafond"? Dat is natuurlijk het cruciale woord van de motie.

In de motie die door de minister niet wordt uitgevoerd, worden andere punten genoemd. Er wordt daarin bijvoorbeeld gezegd dat de bouwtechnische en operationele mogelijkheden niet volledig zijn benut. Verder wordt gesproken over een geluidsonderzoek als randvoorwaarde. De tekst van de motie van de heer Herben brengt mij tot de conclusie dat al die andere overwegingen, de overwegingen die bij de vorige motie aan de orde waren, niet meer spelen. Is die conclusie juist? Geldt voor de heer Herben dat de NAVO slechts onder het plafond dient te blijven? Als dat het geval is, mogen de bomen dan worden omgezaagd?

De heer Herben (LPF):

Die conclusie mag u zeker niet trekken. Met "plafond" doel ik op het afgesproken plafond van 3600 vliegbewegingen. Ik vrees dat dat aantal wordt overschreden met de strijd tegen het terrorisme. Ik wil dus het huidige aantal vluchten handhaven. Dat is voor mij de bottom line. Het is zeker niet mijn bedoeling om te doen alsof de overige punten, de punten die de minister in haar brief noemt, niet belangrijk zouden zijn. Dat heb ik ook nadrukkelijk in mijn inleiding gezegd. Wij vinden die punten allen belangrijk. De motie die niet door de minister wordt uitgevoerd, de motie-Verdaas, is door mij medeondertekend. Natuurlijk vind ik het belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar nieuwe motoren en dat er metingen worden verricht. Dat is allemaal zeer belangrijk. Er is ook een inspanningsverplichting. Ik weet echter zeker dat als de leden van de NAVO nu afspreken iets aan de motoren te doen, wij over drie jaar het eerste prototype hebben, over vier jaar de eerste twee vliegtuigen en over acht jaar de vloot helemaal vernieuwd is. U weet ook dat het zo gaat. Op deze manier bereiken wij op korte termijn weinig. De mensen in Onderbanken zeggen dan: de Kamer heeft een afspraak gemaakt, maar ik word nog steeds in mijn tuin weggeblazen door de AWACS-vliegtuigen. Daarom is aanneming van mijn motie van groot belang. Dan kan op korte termijn iets bereikt worden. Ik verzet mij tegen het feit dat de minister de motie naast haar neerlegt, niet omdat voor mij de argumentatie in haar brief ongeloofwaardig is. Wat dat betreft wil ik u tegemoetkomen. Het gaat mij erom dat als men voordat de NAVO ook maar iets heeft toegezegd de bomen gaat kappen, men het enige drukmiddel dat men heeft, kwijt is. In mijn ogen zou je met een eenvoudige, andere "vliegveldbelegging" iets kunnen bereiken. Zoals u weet, worden de Olympische Spelen in Griekenland gehouden. Daar is men ermee begonnen en nu worden zij daar weer gehouden. De vliegbasis Preveza ligt in Noord-Griekenland. Het is volstrekt normaal om daar van maandag tot vrijdag te opereren met een AWACS. Zo komen wij de burger tegemoet en overvragen wij de NAVO niet.

De heer Koopmans (CDA):

Staat deze motie naast de motie-Verdaas of komt zij in de plaats daarvan? Is het een versterking of is het een soort vlucht voor iedereen die daaronder staat?

De heer Herben (LPF):

Ik vlucht bepaald niet. U zou het als een handreiking kunnen zien van mij aan de minister. Ik vond dat u zojuist in het debat met de collega's er nadrukkelijk een principieel punt van maakte rond de minister. Als wij de motie-Verdaas onverkort handhaven en niet accepteren dat zij niet wordt uitgevoerd, moeten wij een motie van afkeuring richting de minister doen uitgaan. Daar schieten de mensen in Onderbanken geen fluit mee op, want de nieuwe minister ziet misschien ook geen andere oplossing dan deze. Ik probeer een oplossing aan te reiken om op korte termijn echt iets te doen voor de mensen. Daarom doe ik een beroep op het kabinet om over mijn oplossing na te denken. Ik ben geen vreemdeling in Jeruzalem, in deze wondere wereld van de luchtvaart. Dan doen wij echt iets voor de mensen in Onderbanken. Ik overvraag de minister hiermee niet.

De heer Geluk (VVD):

Ik verbaas mij toch over deze motie. U zegt dat daarmee het aantal vluchten kan worden verminderd. In het vorige overleg heeft de staatssecretaris van Defensie gezegd dat het operationele probleem op korte termijn zal verworden tot een veiligheidsprobleem. Dat heeft te maken met het kappen van de bomen. Dat lost u niet op met de motie.

De heer Herben (LPF):

Ik zie dat punt, maar "op korte termijn" is een rekbaar begrip. Ik weet dat de bomen snel groeien, maar "op korte termijn" is niet dit jaar of deze zomer. Het is een iets langere termijn, volgend jaar of daaromtrent. Wij hebben enige maanden en zelfs een jaar voordat tot kappen wordt overgegaan. Dat is het punt echter niet. Er is de afgelopen tien jaar al zoveel gesproken over Geilenkirchen. Er is zoveel papier aan verspild dat je bijna een bos zou kunnen neerzetten. Ik kom met een handreiking naar de regeringspartijen en vooral naar de burgers voor een praktische oplossing door op korte termijn het aantal vliegbewegingen substantieel te verminderen. Daar heeft de burger iets aan. Dat is geen politiek spel; dat is realisme. Ik roep de VVD op daarin mee te gaan.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb in het interruptiedebatje met de heer Koopmans al gezegd dat de Kamer een wet heeft aangenomen die de minister in staat stelt bepaalde besluiten te nemen. Dat ontslaat ons er niet van om af en toe te proberen haar zelfs met harde hand in de richting te krijgen die wij wensen. Dat doen wij met moties, die zo serieus mogelijk moeten worden genomen. Ik vraag de minister uit te leggen waarom zij dat niet gaat doen. Ik vind dat zij de meerderheid van de Kamer serieus moet nemen en toch iets moet proberen. Daarom doen wij die uitspraak. Ik meen dat wij daar niet totaal onrealistisch in staan. Wij moeten alles proberen wat erin zit. Ik vind dat de minister op dit moment met deze beantwoording niet werkelijk gevolg heeft gegeven aan de motie.

Spreken wij dan het onaanvaardbaar uit? Nee, ik sluit mij van harte aan bij de heer Herben dat wij er geen politiek spel van maken. Wij willen iets goeds doen voor de mensen die daar wonen. De minister moet de Kamermeerderheid serieus nemen en proberen alles eruit te halen wat erin zit. Uiteindelijk gaat zij erover, maar wij mogen haar opjutten om nog verder te gaan dan zij is gegaan. Daar wil ik in eerste termijn toch op aandringen. Ik vind de motie van de heer Herben een heel goede handreiking. Ik sta er dan ook van harte onder.

De heer Koopmans (CDA):

U zei zojuist "zo nodig met harde hand". Hoever zou u daarin willen gaan? Ik vind de motie-Herben niet meer dan een soort slap handje, een wuifbeweging naar de regio: kijk eens, wij doen toch nog iets.

De heer Van der Ham (D66):

De motie-Herben is een creatieve bijdrage aan dit proces. Ik heb gezegd, nog even los van die motie-Herben, dat ik vind dat de minister de motie niet serieus genoeg heeft genomen. Een motie is in de Tweede Kamer een harde hand en daartoe heeft zij zich te verhouden. Ik vind toch dat de minister zich er iets te gemakkelijk vanaf maakt en hoop dat zij een heel goed antwoord heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Wij zijn gekomen tot een vervolg op de lange reeks van besprekingen die wij al aan deze procedure en de situatie in Onderbanken hebben gewijd. Ik zal dan ook niet opnieuw ingaan op de inhoud van de kwestie. De staatssecretaris van Defensie en ik hebben over alle inhoudelijke aspecten vaak en uitvoerig met de Kamer van gedachten gewisseld. Wij waren daar steeds van harte toe bereid. In augustus 2003 heb ik een bezoek gebracht aan de regio om mijzelf van de situatie op de hoogte te stellen. Wij zijn ons steeds zeer bewust geweest van het belang dat de mensen in Onderbanken hechten aan een vermindering van de geluidsoverlast.

Evenzeer van belang zijn concrete afspraken met de NAVO over vermindering van de geluidsoverlast. Ik heb mij ervan overtuigd dat de NAVO zich hiervoor uitdrukkelijk inspant. Ook uit de brieven van de secretaris-generaal van de NAVO blijkt die inspanning. Samen met de staatssecretaris heb ik bestuurlijk overleg gehad met verschillende betrokken partijen.

Ik ben zeker tegemoetgekomen aan de wens van de Kamer om geluidsmetingen in de regio uit te voeren. Dat geeft een nadere onderbouwing van de metingen die wij al hebben verricht. Het gaat nadrukkelijk om een aanvulling, die bij moet dragen aan het verbeteren van het leefklimaat in de regio. De meetgegevens zullen ook aan Defensie en de NAVO worden verstrekt. Er zal druk op Defensie en de NAVO worden uitgeoefend om tot een vermindering van de geluidsoverlast te komen.

Gelet op de urgentie van het grote, internationale belang van de operationaliteit van de vliegbasis en gelet op de veiligheid vind ik het niet wenselijk om de inzet van het Nimby-instrumentarium nog langer uit te stellen.

De heer Verdaas heeft gevraagd waarom ik de motie heb ontraden en waarom ik niet direct heb gezegd dat ik de motie niet zal uitvoeren. Een motie leg je niet zomaar naast je neer. Daarvoor moet je goede argumenten hebben. Ik heb de motie nadrukkelijk naar het kabinet meegenomen. Ook Defensie is erbij betrokken. In het kabinet heb ik aangegeven dat ik de motie had ontraden. Dat zegt op zichzelf natuurlijk al wat. Besloten is dat de motie niet zal worden uitgevoerd.

Moet een minister altijd een motie uitvoeren? Natuurlijk is het van zeer groot belang om goed te luisteren naar de achtergronden die de Kamer aanvoert en naar mijn inzet als verantwoordelijke minister. Wij hebben in de afgelopen periode intensief overleg gepleegd. Mede op verzoek van de Kamer is opnieuw beschouwd of er opnieuw bestuurlijk overleg moest worden gevoerd. Wij hebben dat met alle partijen gedaan, inclusief de NAVO, inclusief de gemeente Geilenkirchen, inclusief de gemeente Onderbanken en omgeving. Het kabinet is van mening dat de motie niet moet worden uitgevoerd. Wij hebben werkelijk alles gedaan. Er is ook ongelooflijk veel gebeurd, zowel richting de NAVO als op het terrein van die geluidsmetingen. Natuurlijk moet ik, zoals de heer Van der Ham ook heeft gevraagd, met redenen omkleden waarom ik een motie naast mij neerleg. Dat doe ik ook. Ik sta hier namens het kabinet om aan te geven dat wij werkelijk van mening zijn dat wij alles hebben gedaan om duidelijk te krijgen of de Nimby-procedure nu echt aan de orde moet zijn. Het antwoord hierop is dus: ja, de Nimby-procedure moet aan de orde zijn, want ik heb hier te maken met een zaak van groot internationaal belang en met de operationaliteit en de veiligheid van de vliegbasis. Ik vind het dan ook niet wenselijk om de inzet van het Nimby-instrumentarium nog langer uit te stellen.

De heer Verdaas heeft gevraagd of het afwijzen van de motie consequenties heeft. Als minister ben ik verantwoordelijk ingevolge de Wet op de ruimtelijke ordening. In die wet is bepaald dat de Tweede Kamer van tevoren in kennis gesteld moet worden van het voornemen om de Nimby-procedure toe te passen. Dat geeft de Kamer de gelegenheid om desgewenst over de toepassing van de Nimby-procedure te beraadslagen. Het voornemen om de Nimby-procedure toe te passen ten behoeve van het afzagen van die bomen in de gemeente Onderbanken, is al in 2002 aan de Kamer kenbaar gemaakt.

Formeel is er dus geen instemming van de Kamer nodig voor het sturen van een Nimby-verzoek aan de gemeente Onderbanken. Wel is er in de wet van uitgegaan dat de minister een Nimby-verzoek aan de gemeente Onderbanken stuurt, nadat de beraadslagingen zijn afgerond. In mijn opvatting zijn wij nu in deze fase aangeland. Het is dus na zeer rijp beraad dat wij tot de conclusie gekomen zijn dat de motie van de heer Verdaas niet uitgevoerd zal worden. Op de vraag of het afwijzen van de motie consequenties heeft voor de gerechtelijke procedure, kan ik zeggen dat de rechter marginaal toetst of ik de wet goed heb toegepast. Dat zal ook hetgeen zijn wat ik kan aandragen, omdat het hele traject indringend en zorgvuldig is gevolgd.

De heer De Wit (SP):

Het waren antwoorden op vragen van de heer Verdaas, maar ik wil de minister toch het volgende vragen. Zij zegt dat werkelijk alles overhoop is gehaald om hier tot een oplossing te komen. De oplossing die het meest voor de hand ligt, is dat Nederland niets doet. Er is namelijk een probleem met een Duitse basis op Duits grondgebied in een Duitse gemeente. Zoals betoogd in ettelijke debatten met de minister, wordt er nu een oplossing aangedragen door de minister, terwijl het probleem eigenlijk opgelost zou moeten worden door de mensen in Duitsland. Daar ligt ook een alternatief voor, namelijk het verlengen van de baan. Dat is al een- en andermaal aan de orde geweest en daar behoeven wij het nu dus niet in detail over te hebben. Aangezien het probleem in Duitsland veroorzaakt wordt, zou men aan Duitse kant ook de bereidheid moeten hebben om tot een oplossing te komen. De minister zou ook kunnen zeggen dat zij een motie van de Tweede Kamer heeft die haar belet om het Nimby-instrument in te schakelen. In die motie staan namelijk twee voorwaarden, ten eerste dat zij concrete afspraken moet zien te maken met de NAVO en ten tweede dat zij eerst de uitslagen van de geluidsmetingen aan de Kamer bekend moet maken. Op grond van de motie kan zij zeggen: als jullie dringend een oplossing willen, dan moeten wij daar in Duitsland naar zoeken. Die mogelijkheid heeft de minister echter niet benut. Is zij niet van mening dat dit in feite de meest voor de hand liggende oplossing is?

Minister Dekker:

Om daar maar heel direct op te antwoorden: die mogelijkheid heb ik wel benut. Er is veel bestuurlijk overleg geweest met de gemeente Geilenkirchen, er is overleg geweest met de basis en er zijn besprekingen gevoerd in Brussel. Ik heb de gemeente Geilenkirchen indringend gevraagd of zij bereid is verdere maatregelen te nemen. Het antwoord was en is zeer terecht: aan Duitse zijde is al meer dan zes hectare bos gekapt, dus wij hebben onze maatregelen al genomen. Het is dus niet zo dat ik geen contact heb gehad met Duitse zijde.

De heer De Wit (SP):

U weet dat wij dat ook nooit hebben gezegd. Het is bekend dat u hebt gesproken met Duitse zijde. Tijdens de hoorzitting heeft de gemeente Geilenkirchen gezegd niets meer te doen, terwijl het probleem juist wordt veroorzaakt door Duitsland. Als wij hier toegeven en de Nimby-procedure in gang zetten, betekent dat blijvende overlast voor de mensen in Onderbanken en omgeving, die alleen maar kan worden voorkomen doordat aan Duitse zijde wordt ingestemd met uitbreiding van de startbaan en inspanningen die op dat punt worden geleverd.

Minister Dekker:

U zegt het heel correct: Geilenkirchen doet niets méér, aangezien er al een aantal maatregelen is getroffen. Verder is het niet alleen een Duits probleem, maar een probleem van een internationale NAVO-basis, waarvan de effecten zich uitstrekken zowel op Duits grondgebied als op Nederlands grondgebied. In Duitsland is dus een aantal maatregelen genomen.

Ik wil op dit moment niet verder ingaan op vragen over de baanverlenging. Wij hebben dit immers uit-en-te-na besproken en onderzocht. Ook de gemeente Onderbanken zelf is overigens met een voorstel gekomen, dat wij een aantal keren hebben getoetst en besproken. Het antwoord is dat dat niet gehonoreerd kan worden, gezien de realisatie en de grenzen die er komen aan de invliegfunnels. Als dat allemaal is gebeurd, blijft de vraag open wat Nederland op zijn grondgebied doet. Die vraag speelt al vanaf 1988. Ik kan niet verhelen dat wij zo langzamerhand een standpunt zullen moeten innemen. Ik neem dat standpunt in, en ik durf dat ook in te nemen. Ik ben bewust van alle stappen die ik heb gezet, en ik denk dat ik dat met overtuiging kan doen. Daarom vind ik, met de harde afspraken die er met de NAVO zijn gemaakt en de duidelijkheid die ik heb gecreëerd, ook richting Onderbanken, dat er nu aan Nederlandse zijde een stap moet worden gezet.

Naar aanleiding van het overleg van 20 april heeft de staatssecretaris van Defensie schriftelijk aan de NAVO kenbaar gemaakt dat gebruik zal worden gemaakt van andere vliegvelden in Europa, zodat de geluidsoverlast daar zo klein mogelijk is. Verder moet de basis zich houden aan het daarvoor gestelde plafond. Dat is een extra activiteit terwille van de situatie in Onderbanken. Wees dus overtuigd van de inzet van de staatssecretaris van Defensie en ikzelf op dit dossier. Het is het recht van burgers om daarvoor op te komen. Ik heb indringend naar ze geluisterd, maar ik ben nu op een punt aanbeland waarop ik geen andere maatregelen meer kan nemen. Er zal nu iets moeten gebeuren aan Nederlandse zijde terwille van de veiligheid en de operationaliteit, wat uitstraalt naar de situatie in Onderbanken.

De heer De Wit (SP):

Er is geen veiligheidsprobleem, wat nog eens is bevestigd tijdens de hoorzitting die de Kamer heeft gehouden, onder andere met de mensen van de vliegbasis. Zij hebben gezegd: als er een veiligheidsprobleem zou zijn, mocht er niet worden gevlogen. Er is een operationeel probleem, dat op dit moment wordt opgelost. Als sprake is van een internationaal probleem, kan het niet zo zijn dat Nederland eenzijdig een oplossing aanbiedt, terwijl Geilenkirchen en de basis weigeren om verdere stappen te ondernemen in de richting van het oplossen van het probleem voor de mensen in Onderbanken en omgeving.

Minister Dekker:

Er zijn van Duitse zijde maatregelen genomen. De basis en de NAVO hebben zwart op wit afgesproken dat er een aantal acties wordt gepleegd ter vervanging en verbetering van de motoren en ter verspreiding van de vliegbewegingen over andere vliegbases in Europa.

Tegen de heer Verdaas kan ik zeggen dat er met betrekking tot de uitvoering van de motie sprake is van een zeer zorgvuldige afweging. Wij hebben er nog eens in het kabinet bij stilgestaan en wij zijn tot de conclusie gekomen dat er nu reden is om de motie niet uit te voeren. Dat heb ik ook in de desbetreffende brief uiteengezet.

De heer Duyvendak heeft een vraag gesteld over de ernstige situatie in Limburg. Ik ben ervan overtuigd dat ik mij volledig heb ingezet om binnen de aanwezige middelen de situatie zo goed mogelijk op te lossen. Het behoort nu tot mijn verantwoordelijkheid om de Nimby-procedure in werking te doen stellen als de beraadslagingen hier zullen zijn afgerond.

Aan het adres van de heer Herben zou ik nog willen opmerken dat de staatssecretaris bij brief van 26 april de secretaris-generaal van de NAVO heeft verzocht om vermindering van geluidsoverlast en het aantal vliegbewegingen en om daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van andere bases, niet alleen dit jaar maar ook volgend jaar. De heer Herben heeft gevraagd om onder het afgesproken geluidsplafond te geraken. De staatssecretaris heeft een aantal afspraken gemaakt over het aantal vliegbewegingen en de inzet is er uiteraard op gericht dat die afspraken worden nagekomen en dat dus niet boven het afgesproken plafond wordt uitgekomen. Het onder dat plafond uitkomen, zou een andere afspraak inhouden.

De heer Herben (LPF):

Wat mij voornamelijk hinderde, was dat de brief van de staatssecretaris op ons eerdere verzoek weliswaar naar de NAVO is gestuurd, maar dat ik nog geen duidelijk antwoord had gekregen op de vraag of daadwerkelijk zou worden geprobeerd de geluidshinder te spreiden en te verminderen. Kritisch de brief van de minister lezend, begrijp ik dat er bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden. Uit haar woorden proef ik nu dat de NAVO heeft toegezegd de door de LPF gesuggereerde lijn te volgen, in welk geval mijn motie min of meer overbodig zou zijn dan wel als een ondersteuning van het beleid van de minister kan worden gezien. Ik ben bereid mijn motie in te trekken onder de voorwaarde dat wij in oktober van deze minister en van de minister van Defensie een overzicht krijgen van het aantal starts en landingen gedurende de maanden juni, juli, augustus en september op de vliegbasis Geilenkirchen, gerelateerd aan 2002 en 2003, zodat we werkelijk kunnen zien of de NAVO woord heeft gehouden.

Minister Dekker:

Ik reageer daar positief op. Ook wij willen weten hoe er gehandeld wordt. Wij zullen u een vergelijkend overzicht van het aantal vliegbewegingen verstrekken.

Gezien het niet uitvoeren van de motie van de heer Verdaas, zeg ik nu klip en klaar dat ik de Nimby-procedure zal doorzetten. Binnenkort zal ik het verzoek om vrijstelling van het geldende bestemmingsplan, inclusief de benodigde vergunningen, aan de gemeente Onderbanken sturen. Ik neem aan dat daarmee de beraadslagingen over dit onderwerp beëindigd kunnen worden.

Ik heb de heer Herben toegezegd om in oktober informatie over de zomerperiode te geven.

De heer De Wit (SP):

In de dagbladen heeft gestaan dat de gemeente Onderbanken in beroep zal gaan tegen het voornemen van de minister. Is de minister bereid om te wachten met het slopen van de bomen totdat de juridische procedures zijn afgewikkeld?

Minister Dekker:

Ik zou in dit verband het woord "slopen" niet willen gebruiken. Het voornemen is om de bomen af te zagen. Als de gemeente een bezwaarprocedure start, zal ik uiteraard de normale juridische spelregels in acht nemen.

De heer Koopmans (CDA):

Is het mogelijk dat de uitkomsten van het geluidsonderzoek leiden tot de verplichting om woningen te isoleren op grond van de Wet geluidhinder?

Minister Dekker:

Ik beschik op dit moment nog niet over nadere uitkomsten van de metingen. De opdracht daartoe wordt binnenkort verstrekt en daarna gaat men ermee aan de slag. In de loop van de jaren negentig zijn al maatregelen genomen om de geluidsoverlast te verminderen. Ik wacht de metingen af, maar ik ga ervan uit dat de normen niet worden overschreden.

De heer Koopmans (CDA):

U sluit het echter niet uit.

Minister Dekker:

Ik sluit het ook niet in.

De voorzitter:

Ik stel voor om de tweede termijn te beperken tot het indienen van moties.

Daartoe wordt besloten.

De heer Verdaas (PvdA):

Voorzitter. Als u mij toestaat, geef ik een zeer korte inleiding. Ik heb de minister gevraagd of het nog juridische betekenis heeft als de Kamer uitspreekt dat de minister nog niet het maximale heeft gedaan. De minister heeft daarop geantwoord dat de rechter de zaak zal toetsen. Dat lijkt mij ook logisch. Ik citeer in dit verband een zin uit een boek van de heer Van Zundert, een erkend jurist op het ruimtelijk gebied. Ik kom hiermee meteen op de motie. Hij stelt: "met dit voorschrift" – hij doelt op het voorschrift op basis waarvan overleg met de Kamer wordt gevoerd – "is beoogd, de Nimby-procedure het nodige politieke draagvlak te geven". Met andere woorden, als dat de juiste uitleg van dat artikel is, is het aan de minister om uit te zoeken of dit betekenis krijgt in de juridische vervolgprocedure. Ik dien daarom de volgende motie in. Mocht zij worden aangenomen, dan zijn de beraadslagingen nog niet helemaal gesloten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Verdaas

constaterende dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tegen de wens van een Kamermeerderheid wil overgaan tot het toepassen van de Nimby-procedure (WRO artikel 40);

overwegende dat het oordeel van de Kamer van betekenis kan zijn in de juridische procedures die zullen volgen na toepassing van de Nimby-procedure;

verzoekt de regering, eerst te onderzoeken of het oordeel van een Kamermeerderheid een rol kan spelen in de juridische vervolgprocedures alvorens tot toepassing van de Nimby-procedure over te gaan en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verdaas, Duyvendak, Herben en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112(29200 XI).

De heer Koopmans (CDA):

Er zijn stevige woorden gesproken over het niet uitvoeren van een motie. Als een soort van pleister op de wonde was er de motie-Herben waarin werd gevraagd om een plafond. De minister zegt dat toe, dus in oktober komt er een brief waarin staat hoeveel vluchten er zijn geweest. De heer Herben trekt, verstandig als hij is, de motie in. Wat u betreft, is het probleem van het niet uitvoeren van de motie afgedaan?

De heer Verdaas (PvdA):

U wilt hier een politiek spelletje van maken in de zin van: hoe stoer zijn wij? Ik sluit mij geheel aan bij wat anderen hebben gezegd. Wat los ik ermee op, denkend aan de mensen in Onderbanken, door een motie van afkeuring in te dienen? Wat is eigenlijk uw vraag? U zegt zelf dat het een bevoegdheid van de minister is. Ik heb aangegeven dat te erkennen. Er zijn echter verwachtingen gewekt in het overleg met de Kamer. Wellicht zijn er consequenties verbonden aan het oordeel van de Kamer in vervolgprocedures. Daarover dien ik een motie in. Ik snap uw punt niet. Wat wilt u van mij horen?

De heer Koopmans (CDA):

Wat u doet, draagt op geen enkele wijze bij aan het verminderen van het aantal vluchten en de geluidsoverlast in Zuid-Limburg. Het is slechts bedoeld ter camouflage van het feit dat de minister de motie naast zich neerlegt en dat u daar verder geen consequenties aan verbindt.

De heer Verdaas (PvdA):

Als een partij bedreven is in het camoufleren van een politieke switch, dan is dat het CDA wel.

De voorzitter:

Mijnheer Herben, mag ik concluderen dat u uw motie heeft ingetrokken?

De heer Herben (LPF):

Dat is correct.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Herben (29200-XI, nr. 111) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Dekker:

Ik maak excuses voor de onderbreking. Ik wilde echter zeker zijn van de formulering die de heer Verdaas heeft aangegeven. Mijn antwoord is een herhaling van hetgeen ik heb gezegd in eerste termijn. De rechter zal marginaal toetsen of ik de wet op een goede manier heb toegepast. Ik heb de Kamer hopelijk ervan overtuigd dat ik van mening ben dat ik dat op een zeer zorgvuldige manier heb gedaan en ook zal doen. Ik kan niet anders dan aanvaarding van de motie ontraden. Ik zal de motie niet uitvoeren. De rechter zal in voorkomende gevallen de toepassing van de wet toetsen. Ik zal de wet op een goede manier uitvoeren. Daarop zal de rechter toetsen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 20.52 uur

Naar boven