Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel (26586).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Korthals:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng, aan de hand waarvan ik heb kunnen vaststellen dat de meesten hebben gekozen voor een positieve houding tegenover dit wetsvoorstel.

De leden Halsema, Dittrich, Van de Camp en De Wit hebben gevraagd welk effect de regering beoogt te bereiken met de verhoging van de strafmaat voor illegale wapenhandel en illegaal wapenbezit. Voorzitter! Die verhoging heeft niet te maken met een op basis van op dit gebied in de laatste jaren geëiste en opgelegde straffen geconstateerde behoefte, maar past uitstekend in een gecoördineerde aanpak van illegaal wapenbezit en -geweld. Dit is ook uiteengezet in het kabinetsstandpunt van 22 april 1999 en toegelicht in de brief van 6 oktober 1999. In die brief is voorts een reactie geformuleerd op het eindrapport, opgesteld naar aanleiding van het landelijke politieproject aanpak illegale vuurwapens. Van de verhoging van de strafmaat voor verboden wapenbezit en handel in illegale wapens zal een belangrijk signaal moeten uitgaan tegen het bezit van verboden wapens. Verder maakt deze verhoging duidelijk dat het de overheid ernst is met de bestrijding van illegaal bezit van vuurwapens.

Voorzitter! In de richting van mevrouw Halsema merk ik op dat er controle is, via de bijzondere wetten, op de vuurwapenverenigingen. Zij vraagt mij of ik druk wil gaan uitoefenen op de vuurwapenproducerende landen en daarbij worden met name ook genoemd de Verenigde Staten. Ik denk dat dit item in het kader van de Amerikaanse verkiezingsstrijd tussen Gore en Bush behoorlijk aan de orde komt en daar een belangrijke zaak is. Ik denk dat het op dit moment niet verstandig is om je als buitenstaander op dit punt te mengen in de interne politiek. Vooralsnog zie ik daar dus vanaf.

Voorzitter! De heer Niederer vroeg of de Wet wapens en munitie moeilijk handhaafbaar en uitvoerbaar is. De Wet wapens en munitie is overwegend – dat moet ik hem nageven – technische van aard, maar dit is onvermijdelijk, daar het gaat om verschillende categorieën in een veelheid van wapens, met van elkaar afwijkende verschijningsvormen en vaak niet alledaagse benamingen. Dit maakt de wet vrij ingewikkeld en lastig te hanteren voor functionarissen die er niet dagelijks mee te maken hebben. Met het oog daarop zal binnenkort iedere politiefunctionaris die met de Wet wapens en munitie te maken heeft, kunnen beschikken over een zogenaamde cd-rom wapens, waarmee de inzichtelijkheid in deze materie sterk zal worden vergroot. Verder beschikt iedere regio over enkele eigen wapenexperts en kan men in bijzondere gevallen een beroep op deskundige bijstand van de CRI doen. Ik beraad mij op dit moment, in overleg met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en gehoord het college van procureurs-generaal en de raad van hoofdcommissarissen, op een antwoord op het advies van het landelijk platform tegen geweld inzake de Wet wapens en munitie.

Voorzitter! Verschillende sprekers hebben gevraagd naar het standpunt hoe om te gaan met de verschillen in de wapenwetgeving tussen Nederland en ons omringende landen. De wapenwetgeving in de verschillende lidstaten van de EU vertoont, naast duidelijke overeenkomsten, ook grote verschillen. Aangezien volledige harmonisatie geen haalbare optie was, is in de richtlijn van de Raad van de Europese gemeenschappen van 18 juni 1991 inzake de controle op verwerving en het voorhanden hebben van wapens, gekozen voor harmonisatie op het niveau van de minimumvoorwaarden. Nederland is verder gegaan dan het minimumniveau van deze richtlijn. De Europese Commissie heeft onlangs het initiatief genomen tot een evaluatie en op grond daarvan zouden we kunnen komen tot een verdere invulling van de normen.

Door de in verband met Schengen vernieuwde Belgische wetgeving – verschillende sprekers hebben hiernaar gevraagd – is het voor Nederlanders moeilijker geworden om in België aan vuurwapens te komen. Voor de enkele soorten lange wapens die nog wel vrij te koop zijn, bestaat tegenwoordig een registratieplicht. Een Nederlandse koper die illegaal zo een vuurwapen aanschaft, wordt via deze weg van registratie en controle uiteindelijk achterhaald. Tegenwoordig komt het dan ook steeds minder voor dat er wapens uit België worden aangetroffen bij inbeslagneming, vooral in vergelijking met enkele jaren geleden.

Voorzitter! Met name ook door de heer Niederer is gevraagd of de minister van Justitie, in overeenstemming met zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, van zins en bereid is de wapenexpertise bij de politie en het openbaar ministerie te herstellen. Het was inderdaad enkele jaren geleden zo, dat die specifieke deskundigheid met name verdween bij de politieregio's. Dat had ook te maken met het feit dat zij eigenlijk zelf verantwoordelijk waren voor de indeling van hun taak. Niettemin zie je toch in allerlei regio's de deskundigheid weer gecentraliseerd worden. Dat wordt verder nog versterkt door de cd-rom wapens, die ik hier zojuist al genoemd heb.

In het jaarplan 1999 van het openbaar ministerie is veiligheid een benoemde prioriteit; geweld is bij uitstek een onderwerp waarbij het openbaar ministerie, met de inzet van het strafrecht als sluitstuk, het lokale preventieve beleid kan ondersteunen. Met andere woorden: we zijn over de hele linie bezig om in ieder geval meer deskundigheid te verkrijgen, zowel bij de politie als bij het openbaar ministerie. Gelet op dat uitgangspunt zullen er ook steeds meer gespecialiseerde wapenofficieren komen.

De heer Niederer (VVD):

Voorzitter! Kan de minister nog even ingaan op wat er dan op de cd-rom staat? Wat heeft de surveillant op straat daar concreet aan? Het klinkt allemaal erg technisch en geautomatiseerd.

Minister Korthals:

De surveillant op straat heeft er wat aan omdat hij aan de hand van de cd-rom heeft geleerd de wapens te herkennen. Bovendien kan hij na vondst van een wapen onmiddellijk nagaan of het om een illegaal wapen gaat of niet, dan wel of het mes is toegestaan maar dat het bijvoorbeeld verpakt had moeten worden.

Voorzitter! In beginsel heeft de BVD geen politiële taak maar als uit informatie blijkt dat de staatsveiligheid wordt bedreigd, dan wordt dat uiteraard doorgegeven en zal de vaste commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Kamer ook daarover worden ingelicht.

De heer Niederer vroeg of ik kon bevestigen dat met name de Rotterdamse haven door criminelen wordt gebruikt als import- en doorvoerplaats voor wapens en welke maatregelen worden genomen om vooral en tevens hierop te scannen. De ECD heeft in 1994 onderzoek gedaan naar de doorvoer van strategische goederen, waaronder ook wapens en munitie, via de internationale lucht- en zeehavens. De resultaten van het onderzoek zijn in een rapport neergelegd en uit dit onderzoek en uit eventuele andere bronnen is niet gebleken dat met name de Rotterdamse haven door criminelen wordt gebruikt als import- en doorvoerplaats van wapens. Wij weten echter dat de Rotterdamse haven een belangrijke functie overall vervult als doorvoerhaven en ik denk dat daaraan in het rapport over de criminele activiteiten in de Rotterdamse haven ook aandacht wordt geschonken.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Als het rapport de periode van 1995 en 1995 bestrijkt, is het wellicht wel gedateerd. Is een nieuw onderzoek in de maak?

Minister Korthals:

Ik denk dat het post-Folt-onderzoek hierop ook betrekking kan hebben, dat wil zeggen op de precieze positie van de Rotterdamse haven bij de criminele activiteiten. Ik ga daar vooralsnog van uit maar mocht dat anders zijn, dan laat ik de Kamer dat ongetwijfeld weten. Op de Maasvlakte is overigens de eerste scanner ten behoeve van de containers door de douane in gebruik genomen om na te gaan of er inderdaad sprake van is, dat ergens verboden wapens zijn verborgen.

De vraag is gesteld welke middelen de politie heeft om op te treden tegen illegale wapenhandel op internet en of de provider kan worden aangepakt. Naar de aard van het medium is het niet haalbaar om het buitenlandse aanbod van wapens op Internet tegen te gaan. Wel is het de taak van de overheid om de burger-consument maximaal te beschermen. Dat is mogelijk door het aanbod te legaliseren middels vergunningen en te waarschuwen tegen het overige aanbod. We zijn daar ook daadwerkelijk actief mee bezig en over het algemeen kunnen we vaststellen, dat providers bereid zijn om mee te werken. Wat dat betreft ziet het er gunstig uit. Blijkt dat in de praktijk niet het geval te zijn, dan kunnen we de providers daartoe via wetgeving dwingen. Vooralsnog lijkt dat in andere situaties niet nodig.

Voorzitter! Wordt de internationale zorg over de illegale wapenhandel met name in Europees verband ook omgezet in daden? Wat is de inzet van de Nederlandse regering om de bestrijding van de illegale wapenhandel hoger op de agenda te krijgen? Zou Europol hierbij meer kunnen worden ingezet?

Aangezien volledige harmonisatie geen haalbare optie bleek, is in de richtlijn inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens gekozen voor harmonisatie op het niveau van minimumvoorwaarden. De Europese Commissie heeft onlangs het initiatief genomen om dat te evalueren. Daarover zal op 6 juli a.s. een bijeenkomst van experts plaatsvinden waarbij wordt bekeken of tot verdere harmonisatie gekomen kan worden.

Het onderwerp illegale vuurwapenhandel staat hoog op de agenda in de derde pijler. Op dit moment wordt met bijdragen van de afzonderlijke lidstaten informatie verzameld over in beslag genomen wapens in de Unie en over het herleiden van de geografische afkomst van aangetroffen wapens. Dit vindt plaats met het voornemen om in 2000 tussen lidstaten een gezamenlijke actie uit te voeren op operationeel niveau. Europol is gevraagd ondersteuning te verlenen bij de analyse van de door de lidstaten verstrekte informatie. Het Verdrag van Amsterdam biedt een kader voor het opzetten van concrete politieoperaties, zowel ter bescherming van de onderdanen van de lidstaten als ter bescherming van het algemeen belang.

De lidstaten hebben zich in het actieplan van Wenen verbonden de illegale wapenhandel door middel van doeltreffende maatregelen te bestrijden. De uitvoering van de beoogde samenwerking in het kader van de Unie is mogelijk geworden nu de Raad tijdens zijn zitting van mei 1999 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de resolutie ter bestrijding van de internationale criminaliteit die zich via routes verspreidt.

Voorzitter! Verschillende sprekers hebben gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de inleveracties voor vuurwapens. Mijn ministerie en dat van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben in overeenstemming met het college van procureurs-generaal en in goede samenwerking met de politie van maandag 13 december tot en met vrijdag 24 december 1999 een grote landelijke inleveractie van verboden slag- of steekwapens georganiseerd. Het inleveren van een slag- of steekwapen gebeurde anoniem en zonder strafvervolging. Overigens bood deze actie geen vrijwaring van misdrijven die met behulp van de ingeleverde slag- of steekwapens zijn gepleegd. Ik overweeg in dit najaar een vergelijkbaar generaal pardon voor vuurwapens af te kondigen. Dat gaat vooraf aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel waarin de verhoging van de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel wordt geregeld. Dat is dus een allerlaatste gelegenheid om schoon schip te maken. Wij denken ook dat het op een gunstig moment komt.

De heer Van de Camp en ook anderen hebben gevraagd of er een evaluatie is geweest van de inleveractie van de slag- en steekwapens en of het aantal incidenten teruggelopen is.

Er is een evaluatie van de inleveractie gemaakt. Daaruit blijkt dat de actie werkelijk zeer geslaagd is. Er zijn betrekkelijk veel wapens ingeleverd: 13.800. Door de PR-actie is de norm erg goed doorgedrongen bij de mensen, zeker ook bij de school- en discojeugd en wel voor een ongebruikelijk hoog percentage.

Ik heb de sterke indruk dat steek- en schietpartijen aanzienlijk zijn teruggelopen. Dat geldt ook voor schietincidenten bij disco's. Wij mogen echter niet achterover gaan leunen. Vandaar dat wij denken dat een inleveractie voor vuurwapens in de nabije toekomst ook gunstig zal zijn.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Op die 14.000 wapens waren 2000 vuurwapens, hoewel de actie niet daarop gericht was. Is nog onderzocht hoeveel van die 2000 vuurwapens konden worden teruggeleid tot misdrijven die mogelijk daarmee waren gepleegd?

Minister Korthals:

Ik weet niet of het 2000 vuurwapens zijn geweest. Indien daartoe aanleiding is geweest, moet het worden onderzocht. Het is mij op dit moment echter niet bekend dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden.

De heer Van Oven (PvdA):

Misschien kan de Kamer daarover nog worden bericht.

Minister Korthals:

Dat zal ik doen. Ik weet wel dat er bij de komende vuurwapenactie wel degelijk een controle zal plaatsvinden of er met dat vuurwapen misdrijven zijn gepleegd. Dat gebeurt binnen het project Drugfire, waardoor men kan vergelijken of daarmee zaken verkeerd zijn gegaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Het valt mij op dat de minister opnieuw, net als in de nota naar aanleiding van het verslag, heeft gezegd: ik overweeg zo'n inleveractie. Wat zijn de aarzelingen waarom nog geen definitief besluit is genomen? Spelen in dit kader de bedenkingen van de heer Van de Camp een rol of zijn er andere overwegingen?

Minister Korthals:

Ik noem ook de bedenkingen van de heer Dittrich. Wij moeten oppassen dat er geen metaalmoeheid ontstaat. Een andere overweging is dat ik er zeker van moet zijn dat vrij kort daarna dit wetsvoorstel in werking zal treden. Voorts is een overweging dat er ook een internationale inleveractie voor vuurwapens zal plaatsvinden. Dat kan een mooie opstap zijn, maar het kan ook iets te veel van het goede worden. Wij gaan er voorlopig van uit dat deze actie er wel komt.

De voorzitter:

De heer Van de Camp werd genoemd. Ik merk op dat de heer Van de Camp al geruime tijd niet in de zaal aanwezig is, terwijl vele anderen die moeite wel nemen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Wil de minister nog reageren op de opvatting van de politie Amsterdam over het effect van de inleveractie, dat de verkeerde mensen steekwapens kwamen inleveren?

Minister Korthals:

Dat is natuurlijk niet helemaal waar. De echte boeven zullen die wapens niet inleveren, maar er is een heel grijs veld: mensen hebben wapens en zijn eigenlijk van plan die nooit te gebruiken, maar doen dat in de loop der tijd wel. Ik heb nog een ander belangrijk neveneffect genoemd, namelijk dat je de mensen ervan bewust maakt dat zij geen wapens moeten hebben. In die zin kan het waar zijn dat de echte boeven geen wapens hebben ingeleverd, maar is de actie toch geslaagd. Ik heb ook gezegd dat de norm goed is overgekomen bij de mensen.

De heer Dittrich vraagt hoe het voornemen tot verhoging van de strafmaat voor illegale wapenhandel en illegaal wapenbezit zich verhoudt tot de notitie van de regering. Dat vroeg hij eigenlijk niet zo; hij vroeg aandacht voor het kabinetsstandpunt inzake de strafmaxima. Het was eigenlijk een retorische vraag, want hij heeft die zelf min of meer beantwoord: daar past het zeer wel in. Wij menen dan ook dat dit wetsvoorstel de toets der kritiek kan doorstaan, zij het misschien met uitzondering van de kritiek van mevrouw Halsema. Overigens had zij begrip voor verhoging van de strafmaat voor wapenhandel, maar vond zij de argumentatie wat pover. Daar kwam het eigenlijk op neer.

Voorzitter! Ik zie de heer Van de Camp nu toch hier zitten.

De voorzitter:

De heer Van de Camp is weer terug.

Minister Korthals:

Voorzitter! Komt er een uitbreiding van de bevoegdheden voor de opsporingsinstanties? Gelet op de grote zorg die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben over het wapengeweld in ons land, hebben wij bij brief van 27 januari jl. aan de Kamer verklaard dat wij op basis van de informatie die tot nu toe tot ons is gekomen voornemens zijn additionele wetgeving te ontwikkelen. Deze zal gericht zijn op een versterking van de bevoegdheden van de politie, opdat men adequater zal zijn toegerust om gevaar en onveiligheid als gevolg van wapenbezit te voorkomen en de rechtsorde te handhaven. Ons uitgewerkte standpunt zal de Kamer naar verwachting zeer binnenkort bereiken.

De heer Van der Staaij vroeg naar de stand van zaken rond preventieve fouillering. De wetswijziging strekt ertoe de politie in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden ruimere bevoegdheden te geven tot het onderzoeken aan kleding en het doorzoeken van vervoermiddelen op vuurwapens in een daartoe aangewezen gebied. De burgemeester van de desbetreffende gemeente wordt de bevoegdheid verleend dit gebied aan te wijzen na overleg met de hoofdofficier van justitie en zo mogelijk met instemming van de gemeenteraad. De extra bevoegdheden zullen bovendien slechts gedurende een van tevoren vastgestelde wettelijk beperkte tijdsduur mogen worden uitgeoefend. De uitoefening van deze bevoegdheden zal overigens pas kunnen geschieden na voorafgaand verlof van de rechter-commissaris, die daartoe beslist op verzoek van de officier van justitie. Op deze wijze zijn onzes inziens ten aanzien van de hiervoor aangegeven ingrijpende bevoegdheden voldoende waarborgen ingebouwd voor een zorgvuldige toepassing ervan. In deze waarborgen zien wij ook de rechtvaardiging om een eigen wetsvoorstel in voorbereiding te nemen. Het regeringsvoorstel zal op de eerdergenoemde punten afwijken van het initiatiefvoorstel van de heer Van de Camp. Het wetsvoorstel zal naar ik hoop redelijk snel met een uitgebreide toelichting naar de Kamer kunnen.

Oorspronkelijk was het voor maart 2000 toegezegd. De oorzaak van het uitstel ligt in personele wisselingen. De materie blijkt bovendien zeer moeizaam. Nu de heer Van de Camp met een gelijksoortig wetsvoorstel bezig is, zal hij dat willen erkennen. Nogmaals, wij hopen er nu redelijk snel mee te komen.

De heer De Wit heeft gewezen op een uitspraak van de rechter over de Millinxbuurt. Die uitspraak is echter gedaan op basis van de bestaande wetgeving. Ons doel is het veranderen van de wetgeving om te komen tot een situatie waarin het in bijzondere omstandigheden en onder duidelijke voorwaarden wel kan.

De heer Van Oven (PvdA):

In december vorig jaar hebben mijn fractiegenoten Kuijper en Kalsbeek het voornemen geuit met een wetsvoorstel te komen inzake het doorzoeken van auto's op wapens. Zou dit wetsvoorstel overbodig worden met de indiening van het net aangekondigde wetsvoorstel?

Minister Korthals:

Dat lijkt mij zeer aannemelijk. Ik ken de kritische reactie van de PvdA, dus ik kan dit niet met zekerheid zeggen.

De heer De Wit (SP):

De rechter heeft een duidelijke uitspraak gedaan over de opzet van de acties in de Millinxbuurt. Ik vrees dat het kabinet de stap gaat zetten om de wettelijke waarborgen tegen willekeur van de politie op te heffen. Wij schuiven richting meer bevoegdheden voor de politie met aantasting van een aantal fundamentele rechten van de burger die bijvoorbeeld op een bepaalde plaats wil uitgaan.

Minister Korthals:

Dat is uiteindelijk de afweging waarvoor wij komen te staan. Het moet zorgvuldig geschieden. Het lijkt mij beter om dit in het kader van het voorstel verder te bespreken. Het luistert zeer nauw en het is nog niet in het kabinet besproken. Mijn collega van Binnenlandse Zaken en ik zijn het inmiddels echter al wel eens geworden.

Hoe denkt de regering om te gaan met de verschillen in strafmaat tussen Nederland en sommige andere Schengenlanden, zo vroeg de heer Van Oven. De wapenwetgeving in verschillende lidstaten van de EU vertoont, naast duidelijke overeenkomsten ook grote verschillen. Ik heb dit antwoord in feite al gegeven, want het komt erop neer dat ik weer naar de evaluatie van de Europese Commissie verwijs en naar de bijeenkomst van experts uit de lidstaten op 6 juli a.s.

Wat is de feitelijke strafrechtelijke situatie in de verschillende lidstaten van de EU met betrekking tot het vuurwapenbezit? Worden als gevolg van deze wetswijziging de verschillen met sommige EU-landen nog groter? Naar de feitelijke strafrechtelijke situatie in de verschillende lidstaten van de EU met betrekking tot wetgeving inzake wapens en munitie wordt thans door tussenkomst van het WODC van het ministerie van Justitie onderzoek gedaan door het Max Planck-instituut te Freiburg in Duitsland. Daarmee kan natuurlijk niet de vraag naar het feitelijk vuurwapenbezit in die landen worden beantwoord. Hieraan zou eventueel een vervolgonderzoek kunnen worden gewijd met behulp van bijvoorbeeld Europol. Overigens zijn wij niet goed in staat om de vraag naar het feitelijk vuurwapenbezit voor de nationale situatie bevredigend te beantwoorden. Hoe de verschillen zijn in de strafrechtelijke situatie wordt nagegaan.

De heer Van Oven (PvdA):

Wij hebben te maken met een richtlijn uit 1991, die naar het oordeel van de grote meerderheid van de Kamer niet ver genoeg gaat. Daarna is in december 1998 dat actieplan van Wenen gekomen. Heeft dat actieplan ons naar het oordeel van de minister daadwerkelijk verder gebracht? Heeft de Europese Unie zich nu aan meer gebonden dan waartoe men krachtens die richtlijn van 1991 verplicht was?

Minister Korthals:

Nee, tot dusver nog niet. Daarom komt echter die evaluatie van de richtlijn, op initiatief van de Europese Commissie. Die zal moeten leiden tot een aanpassing van die richtlijn, waardoor er wel zwaardere normen in die richtlijn worden vastgelegd. Het zijn tot dusverre minimumnormen waar Nederland over het algemeen vrij ver boven zit. Wij willen die normen echter voor het hele EU-gebied opkrikken.

De heer Van Oven heeft mij ook gevraagd of de Kamer nog geïnformeerd wordt over het verloop en de evaluatie van een gezamenlijke operationele actie in 2000 met betrekking tot in beslag genomen wapens in de Unie. Het ligt in de bedoeling om in het najaar een internationale EU-actie tegen illegale wapens te houden. Ik weet niet wat de status van het stuk zal zijn. Als het stuk vertrouwelijk is zal het ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer worden verzonden.

De heer Dittrich vroeg welke dreigingen ik in de komende jaren zie op het gebied van de internationale illegale wapenhandel. Bij gebrek aan harde gegevens is niet met stelligheid te voorspellen welke dreigingen er uitgaan van internationale illegale wapenhandel voor bijvoorbeeld het Nederlandse grondgebied c.q. voor de Nederlandse bevolking. De indruk bestaat dat Nederland voornamelijk betrokken is als transitoland, al wordt bepaald niet uitgesloten dat een gedeelte van de illegale wapens in Nederland blijft hangen. In de rapportages van de CRI wordt evenmin uitgesloten dat er met enige regelmaat kleine illegale wapentransporten ons land binnenkomen uit de voormalige Oostbloklanden. Daar waar mogelijk zullen wij te zijner tijd nader onderzoek doen.

Wordt de Kamer op de hoogte gebracht van de resultaten van regionale bureaus voor wapens en munitie en voorts geïnformeerd over het feit of de specifieke deskundigheid van deze bureaus heeft geleid tot meer aandacht voor vuurwapenzaken? In het rapport van de raad van hoofdcommissarissen uit 1999, Landelijk project aanpak illegale vuurwapens, wordt de oprichting van een regionaal bureau wapen en munitie in iedere politieregio aanbevolen. In enkele regio's bestond zo'n bureau wel, maar in het merendeel niet. In laatste instantie is het de verantwoordelijkheid van de regio zelf om een dergelijk bureau op te richten. Uit de gegevens van onze eindejaarspeiling in 1999 bleek dat er 13 regionale bureaus wapens en munitie zijn en dat er 4 in oprichting zijn. Daarnaast zijn er 2 regionale coördinatiepunten wapens en munitie. Gelet op het feit dat nog niet bij alle regiokorpsen regionale bureaus wapens en munitie zijn ingesteld en de bureaus die al wel zijn ingesteld nog maar relatief kort actief zijn, is het nu nog te vroeg om te kunnen beoordelen wat de resultaten zijn van de reeds bestaande regionale bureaus voor wapens en munitie en of de specifieke deskundigheid van deze bureaus heeft geleid tot meer aandacht voor vuurwapenzaken. Voor meer exacte informatie verwijs ik naar de eindejaarsrapportages van de verschillende regio's.

Bij de evaluatie van de EG-richtlijn inzake wapens wordt de toetreding van nieuwe leden betrokken. Nieuwe lidstaten moeten beantwoorden aan het algemeen wapenwettelijk niveau dat in de EU geldt en dat is de richtlijn uit 1991.

Als de inleveractie doorgaat zoals nu wordt voorzien, worden de wapens begin november 2000 niet anoniem ingeleverd. Via het zogenaamde Drugfiresysteem wordt bezien of er met het vuurwapen strafbare feiten zijn gepleegd. Als dit geval is, zal er een nader onderzoek door de politie en het OM volgen. Is het wapen niet gebruikt dan geldt een generaal pardon.

Mevrouw Halsema is bang voor concurrentie binnen de EU op het gebied van strafverzwaring.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb iets anders gezegd. Een van de belangrijkste argumenten van de minister voor het wetsvoorstel is dat het gebrek aan repressief beleid in de omliggende landen gecompenseerd moet worden. Dit staat letterlijk in de inleiding van de memorie van toelichting. Die argumentatie verbaast mij zeer. Naar mijn mening is dit een uitdrukking van negatieve beleidsconcurrentie.

Minister Korthals:

Deze passage is inderdaad niet positief geformuleerd. Wij moeten in dezen ons eigen beleid voeren. Er is een geweldige toename te constateren van een ernstig gebruik van vuurwapens en daartegen moeten wij ons teweer stellen. De verhoging van de strafmaat voor zowel het bezit als de handel is daarvoor een signaal.

De wapens uit de categorieën 2 en 3 zijn in beide gevallen vuurwapens. Voorheen was er een vrij strikte onderverdeling in categorieën, maar deze onderverdeling is bij de laatste herziening in 1995 reeds verlaten. Omdat de categorieën 2 en 3 vuurwapens betreffen ligt eenzelfde strafbedreiging voor de hand. Ik neem aan dat meeste woordvoerders het hiermee eens zijn.

Voorzitter! Mevrouw Halsema heeft moeite met de instrumentele argumentatie als het gaat om de verhoging van de strafmaat bij de voorbereidingshandeling. Om tot een gedegen bestrijding van vuurwapencriminaliteit te kunnen komen, is het aanpakken van voorbereidingshandelingen nu eenmaal onontbeerlijk. Gelet op de ernst van de vuurwapencriminaliteit heden ten dage en de bedreiging die daarvan uitgaat voor de samenleving, moet de bestrijding van de vuurwapencriminaliteit behoren tot de kleine categorie van gevallen waarbij de voorbereidingshandelingen strafbaar zijn. Ik ben op dit punt niet van mening veranderd, want het gaat om een kleine categorie gevallen. Zoals bekend, is ook het artikel algemene strafbaarstelling voorbereidingshandelingen – het zou eens geëvalueerd moeten worden – tot dusverre redelijk weinig gebruikt.

Hiermee ben ik aan het eind gekomen van mijn beantwoording in eerste termijn.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Ik had nog een vraag gesteld over de celcapaciteit.

Minister Korthals:

Wij hebben voldoende cellen. In de prognoses wordt er rekening mee gehouden hoe het beleid in de toekomst zal uitwerken. Wij hebben een tijdlang door al die pieken wat druk op de cellencapaciteit gehad. Dat lijkt inmiddels ondervangen en dat is mede een gevolg van het feit dat vele cellen die in renovatie waren op het ogenblik weer beschikbaar zijn. Dat is weer het gevolg van het feit dat wij extra cellen nodig hadden ten behoeve van het Europese kampioenschap voetbal. Overigens is daarvan gelukkig tot dusverre spaarzaam gebruik gemaakt.

De heer Dittrich (D66):

Wij wachten af hoe het vanavond loopt. Ik had u gevraagd of u bereid bent een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de erkende vuurwapenhandelaren in de praktijk opereren. Daar heb ik u niets over horen zeggen.

Minister Korthals:

Er bestaat een vrij recent onderzoek dat in opdracht van de raad van hoofdcommissarissen is verricht en in mei 1999 is gepubliceerd. In dat onderzoek klinken enkele kritische noties door. Ten eerste zijn er vrij veel kleine handelaren die er ontvankelijk voor zouden zijn om een wit wapen zwart te wassen voor meer geld. Ten tweede zou het toezicht op de legale wapenhandel beter en vaker kunnen plaatsvinden. Aan dit laatste wordt gewerkt. Een controleactie op de legale handel eind 2000 of begin 2001 is in voorbereiding.

De voorzitter:

Aangezien velen zeiden dat het onderhavige stuk eigenlijk als hamerstuk behandeld had kunnen worden, kan ik mij voorstellen dat er geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Het is echter aan de Kamer. Ik zie dat mevrouw Halsema daar wel behoefte aan heeft.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb aan het begin van mijn betoog in eerste termijn gezegd dat de fractie van GroenLinks niet op voorhand overtuigd was van de noodzaak van de wet. Dat geeft ook aan dat het voor ons geen besliste zaak is. Ik wil dan ook graag overtuigd worden. Ik moet eerlijk gezegd bekennen dat de antwoorden van de minister mij nogal hebben verbaasd. De minister heeft namelijk een groot aantal feitelijke vragen beantwoord die slechts indirect relatie hebben met het wetsvoorstel, maar de verdediging van het wetsvoorstel is in één zin samengevat, namelijk: het past in het kabinetsbeleid. Ik heb op een groot aantal punten vragen gesteld en gevraagd om nadere argumentatie om overtuigd te worden. Nu snap ik ook wel dat de voetbalwedstrijd zo begint, maar ik wil in ieder geval aangeven dat ik dit geen plezierige gang van zaken vind. Ik ben bijvoorbeeld ook op de hoogte van de wijzigingen in de wetsgeschiedenis en het laten vallen van de verschillende categorieën vuurwapens, maar ik weet dat sinds 1995 zeer bewust het onderscheid is gehandhaafd tussen de tweede en de derde categorie wapens, omdat het bij de tweede categorie, de vuurwapens die voorbehouden zijn aan politie en leger, om een gevaarzettingsdelict gaat en bij de eerste categorie, de sportwapens, niet. Ik wil toch graag van de minister weten waarom de wetsgeschiedenis binnen een periode van vijf jaar opnieuw wordt gecorrigeerd. Waarom vindt de regering plotseling dat er sprake is van een gevaarzettingsdelict als bijvoorbeeld iemand zijn vergunning voor sportwapens heeft laten verlopen? Ik zal niet al mijn argumenten en vragen uit mijn eerste termijn herhalen, maar ik moet wel zeggen dat ik nog steeds niet overtuigd ben omdat ik geen argumenten heb gehoord die mij overtuigd hebben.

De heer Niederer (VVD):

Voorzitter! Ik dank de minister van Justitie voor zijn antwoord in eerste termijn. Ik ben blij dat hij toch ook wel in de richting van GroenLinks heeft duidelijk gemaakt dat je de legale wapenhandel, de legale wapenfabrikanten, niet moet aanpakken als je over illegaal wapenbezit spreekt. Ik nodig GroenLinks dan uit, aan te tonen op welke rechtsgronden dat moet en wat dan moet gebeuren met al die mensen die werkloos aan de kant komen te staan.

De minister heeft gewezen op het feit dat hij zal proberen om via het internet, waar verkoop van illegale wapens plaatsvindt, daartegen op te treden. Dat geldt ook voor de providers. Ik begreep dat inmiddels "cybercops" zijn ingezet voor zedenzaken die zich afspelen via internet. Wil de minister deze agenten of dit team ook inzetten voor de bestrijding van de illegale wapenhandel en het illegale wapenbezit?

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik was aangenaam verrast door het allerlaatste antwoord van de minister, waarin hij heeft weergegeven dat er wel degelijk zorgen bestaan, bijvoorbeeld bij de raad van hoofdcommissarissen, over de manier waarop de legale vuurwapenhandelaar te werk gaat. De minister heeft gezegd dat hiernaar een onderzoek is ingesteld. Naar ik meen, zal dit onderzoek eind 2000 afgerond zijn. Ik ben blij met dit antwoord, omdat ik ook signalen heb ontvangen waaruit blijkt dat dit soms niet goed gaat en dat er wel degelijk meer toezicht moet komen.

In de schriftelijke voorbereiding heeft de minister een vraag van D66 onvoldoende beantwoord. De minister zei dat er een diploma-erkenning is, dat een verklaring van goed gedrag moet worden afgegeven en dat het allemaal wel meevalt. Nu hoor ik dat die zorgen serieus worden genomen en dat er een onderzoek naar wordt verricht. Dat betekent dat ik de motie die ik heb voorbereid niet in zal dienen. Ik wacht het onderzoek af. Dat zullen wij ongetwijfeld nog in de Kamer bespreken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Graag dank ik de minister voor de beantwoording van de door ons gestelde vragen. In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat wij kunnen instemmen met het voorliggende wetsvoorstel.

Op een van mijn vragen is de minister niet ingegaan. Ik wil hem uitnodigen daar in tweede termijn nog kort op in te gaan. De vraag ging over de verhouding tussen dit wetsvoorstel en het standpunt dat de regering heeft ingenomen over de hoogte en de onderlinge verhouding van de strafmaxima. In het betoog werd gesteld dat het bij de waardering van de strafwaardigheid van de onderhavige feiten ook een rol speelt dat de feiten waarop de wapenwetgeving ziet, in de loop der tijd van karakter zijn veranderd. Daarop wil ik nog graag een nadere toelichting, evenals op de conclusie van het betoog, namelijk dat de verhoging van de strafmaat op illegaal bezit en illegale handel zonder meer aansluit bij dat regeringsstandpunt.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! In mijn bijdrage in eerste termijn heb ik de minister gevraagd de achtergrond van het verhogen van de straffen nader aan te geven. In de nota naar aanleiding van het verslag worden op zes of zeven plaatsen op vragen van verschillende fracties exact dezelfde antwoorden gegeven als in de memorie van toelichting. Ik heb ze aangestreept: zes à zeven keer komt het voor. Ik vind in de nota naar aanleiding van het verslag onvoldoende de motivering terug voor de vragen die zijn gesteld.

De minister heeft vandaag gezegd in feite geen behoefte te hebben aan zwaardere straffen. Hij zegt echter ook dat van de voorgestelde verhoging van de strafmaat een signaal moet uitgaan. Welke signaal moet daarvan uitgaan? De mensen die van plan zijn iets te doen met een wapen zullen zich in eerste instantie niet afvragen welke straf zij krijgen bij welk soort wapen. Als zij iets willen doen, speelt de strafmaat nauwelijks of geen rol. Dat geldt niet alleen bij wapenbezit, maar bij elk ander delict. Welke signaalwerking gaat er volgens de minister uit van dit wetsvoorstel?

Minister Korthals:

Voorzitter! Mevrouw Halsema is nogal ongelukkig met mijn antwoord en heeft weer een aantal vragen gesteld. Haar eerste vraag was of er sprake is van incidentele politiek. Ik kan natuurlijk uitgebreid op die vraag ingaan, maar ik dacht dat een ruime meerderheid in de Kamer van mening is dat een situatie is ontstaan in Nederland waarmee wij voorzichtig moeten zijn en waartegen wij actie moeten ondernemen, namelijk dat er veel wapens in omloop zijn, er veel met wapens gedreigd wordt en er veel gebruik van wordt gemaakt. De heer De Wit vraagt dan vervolgens welk signaal van deze wet moet uitgaan, omdat je niet de mensen treft die je wilt treffen. Ik heb willen aangeven dat er een glijdende schaal is van mensen die wapens hebben. De mensen die ze hoe dan ook willen gebruiken, bij wijze van spreken voor het verrichten van liquidaties, zul je er in eerste instantie niet mee treffen. Maar er zal ook een heel grijs gebied zijn van mensen die ze zomaar eens kopen of die ze eens een enkele keer willen meenemen. Tegen hen zou je als overheid willen zeggen: mensen, doe dat niet, want in een bepaalde situatie kun je te onpas wel eens gebruik gaan maken van dat wapen. Dat willen wij niet. Dat willen wij voorkomen, want er vallen onnodig doden en gewonden bij. Dat signaal wil ik duidelijk afgeven.

Een andere vraag was of van het wetsvoorstel een generaal preventieve werking uitgaat. Dat denk ik wel, met name voor die grijze groep. Als je weet dat de overheid het belangrijk vindt, zoals al blijkt uit de strafbedreiging, daadwerkelijk op te sporen en te vervolgen, dan denk ik dat er inderdaad een generaal preventieve werking van het wetsvoorstel uitgaat.

Stijgt het aantal mensen dat wapens in zijn bezit heeft of gebruik maakt van wapens? In navolging van de heer Van Oven moet ik dan verwijzen naar het inmiddels verouderde rapport van de CRI over 1995-1996. Je kunt jezelf de vraag stellen waarom de strafbedreiging van wapenbezit verhoogd moet worden tot vier jaar. Wanneer het rapport over de strafmaxima in de Kamer wordt besproken, kan deze vraag daarbij betrokken worden. Bovendien is een bijkomend voordeel dat voor delicten met een strafbedreiging van vier jaar of meer de voorlopige hechtenis in beginsel is toegestaan met alle daarbij horende opsporingsbevoegdheden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Met permissie, dat is geen argument. Er was namelijk al, ook voor de derde categorie wapens een uitzondering gecreëerd in het Wetboek van Strafvordering. Er was ook voorlopige hechtenis mogelijk bij een strafmaat van negen maanden.

Minister Korthals:

Bij dit soort zaken waarbij een termijn van vier jaar geldt, zijn altijd verschillende wettelijke mogelijkheden, zoals inbeslagneming, verbeurdverklaring van goederen. Op zichzelf is dat een aantrekkelijke gedachte.

Mevrouw Halsema heeft het volste recht op dit punt een beetje nijdig te zijn over het feit dat dit gebeurt. Ik denk dat er ook veel mensen in de Kamer zijn die er nijdig over zijn dat er zoveel wapens in Nederland in omloop zijn en die vinden dat wij ons daartegen teweer moeten stellen. Dat is ook het uitgangspunt van dit wetsvoorstel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Het spijt mij, maar nu maakt de minister het echt te bont. Ik heb in mijn eerste termijn heel duidelijk aangegeven dat wij het van groot belang vinden dat er wat gebeurt, maar dat wij betwijfelen of de gekozen weg van een vervijfvoudiging van de strafmaat op wapenbezit wel de goede en de meest logische is. Ik heb veel argumenten gegeven over de houdbaarheid van de verschillende strafmaten op de verschillende categorieën vuurwapens en dat heeft de wetgever vijf jaar geleden nog eens bevestigd. Ik ben er eerlijk gezegd nogal veront waardigd over dat de minister op geen enkel moment daarvoor met argumenten komt maar wel komt met een gemakkelijk verwijt in onze richting dat wij niet zouden getuigen van onze inzet om iets te willen doen aan wapenbezit en wapenhandel. Neen, wij betwijfelen alleen maar of hij de goede weg kiest.

Minister Korthals:

Welke voorbeelden hebt u dan gegeven om er iets aan te doen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als u naar mijn eerste termijn had geluisterd, had u ze ook gehoord. Maar, u hebt ze gehoord, want u bent daar wel op ingegaan, maar niet op mijn argumentatie tegen het wetsvoorstel dat er nu ligt en mijn verzoek om dat nog eens nader te beargumenteren!

Minister Korthals:

Ik ga uw argumenten nog eens na. U kunt het dan met de argumentatie niet eens zijn, maar niet meer zeggen dat ik er niet op reageer. Ik ben al ingegaan op de controle op de vuurwapenverenigingen, op de druk op de vuurwapenproducerende landen, op de incidentele politiek waarover u sprak, hetgeen op zich een vage opmerking was.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Dat is nu precies het punt. Het belangrijkste argument van de minister voor verhoging van de strafmaten zijn gewelddadige incidenten in 1998. Dat is zijn belangrijkste argument. Ik vraag om dat toe te lichten, omdat hij zelf toch altijd de eerste is om te zeggen dat wij niet met strafwetgeving moeten reageren op incidenten. En dan zegt hij "oké, misschien moet ik hier geen incidenten noemen" en gaat hij er verder niet op in!

Minister Korthals:

Voorzitter! Wij zijn ook gekomen met een rapport van de CRI waarin wordt aangegeven dat het een problematiek in Nederland begint te worden. Wij kunnen dagelijks in de kranten lezen dat het een problematiek is dat veel mensen wapens in hun bezit hebben. Wij hebben ook gezien dat Rotterdam-Rijnmond er met een rapport over is gekomen om aan te geven dat er wel degelijk wat aan deze problematiek moet gebeuren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Dat is nu weer zo'n punt. De minister noemt de CRI en de regio Rotterdam-Rijnmond in de nota naar aanleiding van het verslag, maar wat blijkt er uit de gegevens, zoals hij beschrijft in de nota naar aanleiding van het verslag? Dat er de afgelopen vijf jaar geen toename is geweest van vuurwapengeweld en illegaal bezit!

Minister Korthals:

Van bezit!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Van beide! U moet het maar nagaan in de stukken. Dus hebben wij om de motivatie gevraagd!

Minister Korthals:

Ik ben daar wel degelijk op ingegaan. De heer De Wit zei ook dat wij internationaal niet eens zo slecht scoren, maar dat wij wel degelijk onze maatregelen moeten nemen, dat wij kunnen zien dat er bijvoorbeeld bij roofovervallen wel degelijk steeds meer gebruik wordt gemaakt van wapens en dat wij ons daar als samenleving tegen moeten wapenen. Dat is ook het uitgangspunt van het nu voorliggende wetsvoorstel.

Voorzitter! Ik zeg ook tegen de heer Van der Staaij dat wij over de verhouding tot de strafmaxima beter verder kunnen praten als wij dat rapport behandelen.

De heer De Wit vroeg welk signaal er dan van uit zou moeten gaan. Ik ben daar al op ingegaan, maar ook daarover kunnen wij van mening verschillen. De mensen die hij op het oog heeft, zullen wij er inderdaad grosso modo niet mee bereiken, maar het gaat juist om de heel grote groep die best en goed zou willen, maar die door een gebrek aan optreden van de overheid er toch toe overgaan om wapens te hebben.

Voorzitter! De heer Niederer vroeg of de "cybercops" ook ingezet kunnen worden bij de bestrijding van het aanbieden van vuurwapens, de vuurwapenhandel. Uiteraard zullen deze mensen ook voor dit soort zaken worden ingezet, maar wij moeten wel beseffen dat het beperkte aantal mensen dat hiermee is belast, niet te veel taken kan verrichten. Op het ogenblik richten zij zich vooral op pornografie en zedendelicten.

Ik ben de heer Dittrich dankbaar voor het feit dat hij de motie die hij heeft aangekondigd, niet indient.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven