Aan de orde is de behandeling van:

de Raming der voor de Tweede Kamer in 2001 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (27082);

het Jaarverslag van de Bouwbegeleidingscommissie (11107, nrs. 97 en 98).

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! Voorafgaand aan de behandeling van de raming wil ik namens de PvdA-fractie dank uitspreken aan het adres van de medewerkers van de Kamer. In het afgelopen jaar is weer veel werk verzet. De behulpzaamheid en de dienstverlening van de medewerkers tijdens de periode waarin de werkorganisatie werd gereorganiseerd, hebben onder dit proces niet geleden. En dat is een compliment waard. In het bijzonder wil ik aandacht besteden aan de Dienst automatisering. In de afgelopen jaren is een enorme slag geslagen, die op de waardering van mijn fractie mag rekenen.

Het werk in de Kamer verloopt vaak hectisch. In deze tijd van overproductie van informatie zijn het selecteren en beoordelen ervan een belangrijk onderdeel van het dagelijkse werk van Kamerleden geworden. De informatie naar de Kamer en de informatie van de Kamer naar de samenleving vormen daarmee een wezenlijk punt van aandacht. Hierin ligt een taak voor de Kamerleden en hun fractieondersteuning, maar ook voor de directies constitutioneel proces en bedrijfsvoering.

De Documentatiedienst is de afgelopen jaren geïntegreerd en de dienstverlening wordt gekanteld van aanbodgericht naar vraaggericht. Daarmee is in deze tijd van overinformatie een efficiencyslag gemaakt. Het Presidium voorziet dat begin 2001 het project integratie bestanden het omslagpunt bereikt. Er wordt een vangnetconstructie geboden aan die leden die behoefte houden aan een dagelijks bijgewerkte, complete set stukken.

De PvdA-fractie begroet deze ontwikkelingen, maar zij stelt tegelijkertijd de vraag of de invoeringstermijn van zes maanden een reële optie is. Het is weliswaar niet de bedoeling dat de meest langzame het tempo bepaalt, maar de vraag rijst of de invoeringstermijn van zes maanden niet te kort is. Is het mogelijk om een "go or no go"-moment vast te stellen?

De toegang tot de geïntegreerde bestanden vanuit het huisadres is een belangrijke voorziening. De PvdA-fractie ondersteunt het Presidium in zijn wens om de begrote financiële middelen beschikbaar te krijgen voor het "Kamer thuis"-project. Uitbreiding van die faciliteiten past in de ontwikkeling van verdergaande automatisering en efficiency.

De verschillende beleidsnota- en wetgevingsvoorstellen van het kabinet zijn door het complexer worden van de samenleving veelzijdiger qua problematiek. Door de staf van de commissies wordt vaak belangrijk voorwerk verricht door het uitdiepen van de voorstellen. De PvdA-fractie ondersteunt de voorstellen om de ondersteuning van de commissies te versterken. Onze voorkeur gaat uit naar de versterking van de commissiebureaus met wetgevingsjuristen en wetenschappers die ervaring hebben met methoden en technieken van beleidsonderzoek. Wat is de zienswijze van het Presidium terzake?

Met betrekking tot het voorgestelde onafhankelijke verificatiebureau onderschrijft de PvdA-fractie het belang van eigenstandig onderzoek. Kan het Presidium aangeven wat het eigenlijk onder onafhankelijk verstaat? Gaat het om een bureau buiten of binnen dit huis? Naast verzoeken aan de Algemene Rekenkamer, het Sociaal en cultureel planbureau en het Centraal planbureau, is het ook van belang dat de Kamer zelf onderzoeken kan toetsen die door het kabinet worden gebruikt ter ondersteuning van het beleid. In de begroting c.q. raming staat een bedrag van ƒ 1.016.000 als onderzoeksbudget vermeld. Dat bedrag is bijna 40% lager dan voor het jaar 2000 was begroot. Onduidelijk is of het Presidium met dit bedrag de uitbreiding van de onderzoeksfunctie wenst te realiseren. Kan hierover meer duidelijkheid worden verschaft? De PvdA-fractie nodigt het Presidium uit om vóór 1 januari a.s. met een plan van aanpak te komen om de onderzoeksfunctie binnen het reguliere commissiewerk en die van het verificatiebureau in te vullen.

De toenemende aandacht van de Kamer voor de uitvoering van het beleid vraagt om instrumentaria om de uitvoering te toetsen. Bij de tijdelijke onderzoekscommissies van de Kamer is het uitgangspunt voor de PvdA-fractie dat de Kamerleden niet alleen verantwoordelijk, maar ook daadwerkelijk actief zijn. Een kritische selectie van de te onderzoeken beleidsthema's en een goede politieke coördinatie blijven net zo van belang als een kwalitatief goede ondersteuning. Wanneer de commissie voor de Werkwijze der Kamer binnenkort haar voorstellen openbaart voor aanpassing van het Reglement van orde, is het gewenst om over een concreet voorstel te beschikken over de vorm en inrichting van deze controle- en onderzoeksfunctie binnen de Kamer, inclusief de financiële consequenties.

Voor een goed verloop van het democratische proces is het voor de PvdA-fractie van belang dat burgers rechtstreeks toegang hebben tot de informatie over en vanuit de Kamer, en daarin hun eigen selectie kunnen maken. Naast de mogelijkheid van elektronische toegang tot informatie, blijft het van belang om aandacht te hebben voor andere communicatiemiddelen. De regering heeft via de inkoop van Postbus 51-spotjes en het medefinancieren van commerciële televisieprogramma's de mogelijkheid om rechtstreeks via tv en radio informatie te verspreiden. De Tweede Kamer beschikt over de mogelijkheid om het vragenuurtje op dinsdagmiddag rechtstreeks via de tv uit te zenden. Dat geldt ook voor belangrijke debatten. Wat de radio betreft geldt dat het signaal voor de zogenaamde draadomroep niet verplichtend is voor de zendgemachtigde. Van de zijde van de Kamer kan bij de eerstvolgende wijziging van de Mediawet het initiatief worden genomen om een must-carryverplichting in te voeren. Deze werkwijze heeft onze voorkeur boven het verhogen van de raming om zendtijd in te kopen bij publieke of commerciële omroepen.

De parlementsgebouwen worden ook wel de gebouwen van het volk genoemd. Het is daarom van belang dat ze toegankelijk blijven. Een bezoek aan de Ridderzaal als onderdeel van de politieke geschiedenis van Nederland is zeker voor scholieren van belang. De PvdA-fractie zou dan ook graag zien dat mogelijkheden gerealiseerd worden dat scholen geen of slechts een geringe bijdrage hoeven te leveren voor een bezoek aan de Ridderzaal en verzoekt het Presidium daarvoor een voorziening te treffen.

De gebouwen van Eerste en Tweede Kamer zijn goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Dit in tegenstelling tot de Ridderzaal. Bodes zijn daar genoodzaakt om rolstoelgebruikers met stoel en al op te tillen en hun het gebouw in te dragen. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt het wenselijk dat dit overheidsgebouw, waarvan de Staten-Generaal medegebruiker is en dat zo'n prominente plaats inneemt bij de feestelijke opening van het parlementaire jaar, toegankelijk wordt voor rolstoelgebruikers. Zij verzoekt het Presidium hierover in overleg te treden met de Rijksgebouwendienst en de wens van de Kamer over te brengen.

Ter voorbereiding van de nieuwbouw heeft de Kamer uit haar midden een Bouwbegeleidingscommissie samengesteld. Deze commissie biedt met haar brief van 16 mei het jaarverslag aan. In het jaarverslag en de aanbiedingsbrief maakt de commissie gewag van de discussie over haar positie, haar taak en haar functioneren. Zij doet daartoe voorstellen in de aanbiedingsbrief. Ik heb vernomen dat er verschillen van mening zijn over de voorstellen tussen Bouwbegeleidingscommissie en Presidium. Hierover zou hedenochtend nog een gesprek zijn geweest. Kunnen de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie en de voorzitter van de Kamer aangeven welke opvattingen zij beide bezigen?

Voorzitter! In vervolg op de standaardisering van de werkwijze van de vakinhoudelijke en de algemene commissies in de Kamer doet zich de vraag voor of de adviescommissies van het Presidium aan een nader onderzoek zijn onderworpen. Het betreft dan zaken als taak, rol en samenstelling, maar ook organisatorische zaken als tijdelijke toezending van agenda's en overlegstukken. Het laatste bevordert immers het overleg binnen de fracties, en continuïteit in de inbreng, en uiteindelijk het draagvlak voor bepaalde ontwikkelingen binnen de Kamer. Waar regelgeving de structuur is voor de werkwijze binnen de Kamer, is procesvoering de invulling van die werkwijze. Griffiers met kennis van wet- en regelgeving en procedures zijn de grote steunpilaren in de procesvoering door commissies. Trainingen kunnen de rol van deze medewerkers als interactieve procesmanagers versterken, een vaardigheid die zeker bij integrale vraagstukken zoals het inburgeringbeleid zeer gewenst is. Deze vaardigheid versterkt ook hun kwaliteiten voor andere overheidsorganisaties. Waar het Presidium het belang van mobiliteit en het faciliëren van mobiliteit hoog in het vaandel heeft, kan het versterken van de rol van de interactieve procesmanagers, van medewerkers, beide belangen dienen.

De fractie van de Partij van de Arbeid staat positief tegenover de voorstellen van het Presidium om te komen tot een systeem van kwaliteitsbewaking. Zij wil de voorstellen voor kwaliteitsbewaking aanvullen met kwalitatieve procestoetsing. Zo'n systeem kan eveneens in ontwikkeling komen bij meer logistiek georganiseerde processen binnen de directie bedrijfsvoering. Een dergelijke systematiek kan immers waarborgen bevatten die medewerkers minder afhankelijk maken van hun persoonlijke individuele instelling van dienstverlening, doordat zij kennis hebben van de functionele vereisten.

De leden van de Tweede Kamer hebben naast hun controlerende taak nog een rol in het wetgevingsproces. De fractie van de Partij van de Arbeid spreekt de wens uit dat de kwalitatieve versterking van het bureau wetgeving wordt voortgezet. Afhankelijkheid van wetgevingsjuristen van departementen wordt niet nagestreefd. Zeker bij complexe wetgeving ontstaat die afhankelijkheid snel.

Het stemmen over wetgeving, amendementen en moties is en blijft een belangrijk moment in het werk van een Kamerlid. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt het wenselijk dat voortgang wordt gemaakt met de invoering van elektronisch stemmen. Indien het systeem integraal kan werken met andere informatiesystemen naar burgers, staat mijn fractie daar positief tegenover. Echter, de vraag rijst of het ene op het ander moet wachten.

Het bovenstaande kan snel de indruk wekken dat Kamerwerk alleen maar Haags werk is. Eenieder van ons weet dat het dagelijkse Kamerwerk ook inhoudt dat rechtstreeks contact wordt onderhouden met burgers, deskundigen, belangenorganisaties en instituten. In een tijd waarin globalisatie geen begrip meer is en staat voor een internationale netwerkmaatschappij, heeft dat consequenties voor de werkwijze van kamerleden. De budgetten voor werkbezoeken, en zeker voor internationale reizen, kennen hun grenzen, grenzen die in deze tijd van vrij verkeer binnen Europa te krap worden. De PvdA-fractie pleit ervoor het budget voor werkbezoeken van commissies, internationale commissiereizen en voor internationale parlementaire conferenties te verhogen. Nog steeds is er discussie over de bevoegdheid van het vaststellen van de raming binnen de begroting van BZK. De Partij van de Arbeid is er voorstander van dat de Kamer haar eigen begroting en dus haar raming vaststelt. Kan worden aangegeven wat de stand van zaken in deze discussie is?

Ten aanzien van de inrichting en de informatiewaarde van de raming verwondert het de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid dat de Kamer als initiatiefnemer van de VVTB-operatie, voor de verantwoording van de eigen begroting deze systematiek niet hanteert. Komt het Presidium binnenkort nog met voorstellen om de VVTB-werkwijze ook voor de Tweede Kamer te volgen?

Vele jaren hebben wij onze inbreng over de raming gehouden in aanwezigheid van Piet van der Tas. Hij is er nu nog wel; volgend jaar zal hij met pensioen zijn en niet meer hierbij aanwezig zijn. De fractie van de Partij van de Arbeid zendt hem vanaf deze plek een groet.

De voorzitter:

Ik kan voor de Handelingen nog meedelen dat deze groet is overgekomen, omdat de heer Van der Tas in de zaal aanwezig is.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Ik dank het Presidium en de BBC voor de door hen geleverde stukken. Ik dank het Presidium met name voor de antwoorden op de schriftelijke inbreng. Vooral het laatste stuk maakt het vanmiddag een stuk eenvoudiger om hoofd- en bijzaken te scheiden.

Ik kom nog eens terug op een aantal onderwerpjes die zijn blijven liggen na de schriftelijke behandeling. Eerst iets over de discussie over de onderzoekscapaciteit van de Kamer. Er is op een aantal momenten over dit onderwerp gesproken, overigens allang vóór dit jaar, want het is een telkens terugkerend onderwerp. Het heeft echter weer een nieuwe injectie gekregen door de discussie die een aantal weken geleden is gestart. Ook vorige week is de kwestie nog aan de orde geweest bij het fractievoorzittersdebat. Zo langzamerhand groeit Kamerbreed het idee de Kamer meer toe te rusten op het punt van de onderzoekscapaciteit. De discussie gaat over de vraag of dit vaste capaciteit moet zijn, gekoppeld aan bijvoorbeeld de commissies, of dat het budget moet zijn, waarmee tijdelijk onderzoekers zouden kunnen worden aangetrokken, of dat het budget moet zijn, waarbij onderzoeken zouden kunnen worden uitbesteed. Deze drie mogelijkheden hebben in ieder geval gemeen dat ze alledrie geld kosten. Aangezien wij vandaag over de raming spreken, vraag ik het Presidium in het overleg met Binnenlandse Zaken aan te kondigen dat deze post eraan komt. Ik wil vanmiddag overigens geen bedragen noemen, want dit is daarvoor niet het goede moment. Die discussie moet nog een keer worden verdiept. Het is wel een kwestie die komend jaar op het Presidium afkomt, want wij moeten hier een voorziening voor treffen.

Dan de huisvesting. Ik stel voorop dat, toen de kwestie in de fractie aan de orde kwam, in het algemeen grote waardering is geuit voor wat de Bouwbegeleidingscommissie de afgelopen jaren aan werkzaamheden heeft verricht. Er is ongelooflijk veel gebouwd. Die commissie heeft daar een heel nuttige functie in vervuld. De fractie vond dat datgene wat terzake in de fractie leeft op deze manier naar voren moest worden gebracht. Dan kan dat ook worden meegewogen bij de besluitvorming. Wij zijn er anderzijds van overtuigd, op het moment dat er niet of nauwelijks meer wordt gebouwd, dat moet worden overwogen of de commissie niet moet worden opgeheven. Dat gebeurt veel vaker. De VVD vindt dat aan dingen die wij instellen geen eeuwigheidswaarde moet worden toegekend. Op gezette momenten moet er worden geëvalueerd. Als een commissie geen echte taak meer heeft, dan zou zij ook niet meer behoeven te bestaan. Dat geldt in dit geval ook voor de BBC.

Huisvesting blijft echter een belangrijk punt. De beweging op het gebied van huisvesting is alom waarneembaar. Voor de komende tien jaar is echt geen statische situatie ontstaan. De vraag is of het niet verstandig is de mogelijkheid te openen dat fracties en medewerkers adviezen uitbrengen op het gebied van huisvesting. Wij erkennen dat dit de primaire bevoegdheid van het Presidium is. Wij zijn het in die zin eens met het antwoord op dit punt. Wij willen ook niet aan die bevoegdheid tornen. Wij kunnen ons echter voorstellen dat het Presidium er behoefte aan heeft om zich vanuit de Kamer te laten adviseren, omdat daarmee extra goed ingespeeld kan worden op de gevoelens in de fracties. Wij geven dat punt bij u in overweging. Wij vinden het wel belangrijk dat een dergelijke commissie vrij onafhankelijk haar eigen geluid en haar eigen visie kan ontwikkelen en dan advies aan u kan uitbrengen. Het moet duidelijk zijn dat de verantwoordelijkheid op dat moment uiteindelijk bij het bevoegd orgaan ligt, dus bij het Presidium.

Met betrekking tot het inhoudelijk aspect van de huisvesting, mede naar aanleiding van het verslag van de BBC, wil ik niet uitputtend alle panden langslopen om te bekijken wat er aan de hand is. De behoefte aan ruimte lijkt te groeien. De gedachte daarbij om zo lang mogelijk dislocaties te voorkomen, wordt door ons zeer ondersteund. Creatieve oplossingen die ervoor zorgen dat de ruimte op het aansluitend gebied geïntensiveerd of vergroot kan worden, vinden bij ons een willig oor. Daarbij geldt natuurlijk wel de afweging tussen kosten en baten. Het zou absurd zijn om heel dure, buitenproportionele voorzieningen te treffen, maar wij zien wel dat de kosten voor de gebouwen in de omgeving die bij het traject betrokken worden niet niks zijn. Voor dat geld kan men zich nogal wat permitteren. Wij vinden de afweging of in de omgeving naar ruimte gezocht moet worden heel belangrijk. Daarbij gelden immers de nadelen van zowel de dislocatie als het bestuurlijk en ambtelijk gebruik. Bovendien is er de mogelijkheid om mede met behulp van de architect te zoeken naar mogelijkheden in het complex zelf.

Vervolgens kom ik te spreken over de communicatie met de buitenwereld. Het is prima om te lezen dat de achterstand op het gebied van automatisering en de toepassing van ICT ingelopen wordt. Wij hebben alle waardering voor degenen die daarbij betrokken zijn. Uit allerlei hoofde ken ik dat soort processen en ik weet hoe een dergelijke processie van Echternach werkt, waarbij je steeds een aantal stappen voorwaarts zet maar je zonder enige twijfel ook af en toe een stap achteruit moet zetten. Het is heel goed om te zien dat in ieder geval het afgelopen jaar het aantal stappen voorwaarts aanzienlijk groter is geweest dan het aantal stappen achterwaarts.

Collega Duijkers gaf zo-even al aan dat het jammer is dat de kabelexploitanten er steeds meer naar neigen om de verbinding via het radiokanaal te beëindigen. Dat zou jammer zijn, want uit de reacties vanuit de samenleving blijkt dat er toch van die voorziening gebruik gemaakt wordt. Ik ben niet zo kapot van het voorstel om hiertoe met een wettelijke verplichting te komen. Ik hoop dat het Presidium met gezag – dat heeft het – en overleg – daar is het goed in – nog wat zal kunnen bereiken op dit punt.

Als het gaat om automatisering houd ik ook mijn fractie voor, dat ondanks alle stappen die wij gezet hebben, er nog steeds sprake is van een aanzet tot het werken in en met de vele informatie die wij krijgen. Dat zal de komende jaren nog aanzienlijk veranderen, evenals onze manier van werken. Het deed mij deugd dat de suggestie over de vermindering van het papierverbruik in relatie tot de automatisering positief is opgepakt door het Presidium.

Het wordt voor de Kamerleden en de medewerkers echt belangrijk dat zij thuis kunnen inloggen op het systeem, zodat ze van thuis uit via internet kunnen communiceren. Binnenkort zijn wij wat minder frequent in dit gebouw. Er komen echter ontzettend veel mailtjes binnen per dag. Het is echt niet mogelijk om die een paar weken onbeantwoord te laten. Het zal dus nodig zijn dat van die mogelijkheid gebruik gemaakt kan worden. Dat moet dan niet alleen gelden voor degenen die meedoen aan het huidige project en die daarvoor een laptop hebben gekregen. Wij moeten ons ook met het oog op de toekomst afvragen of het niet verstandig is om het aantal storingen te doen verminderen. Wij gaan straks immers Kamerleden met standaardapparatuur uitrusten, die met name voor dit onderdeel specifiek op andere locaties moet worden aangebracht. Op dit punt zullen wij zeker terugkomen bij toekomstige besprekingen.

De post reiskosten op de begroting staat behoorlijk onder druk. Er zijn nogal wat reizen die worden gemaakt. Uit de fractie komen wat dit betreft twee signalen. Er moet nog veel kritischer worden gekeken naar de noodzaak van een reis en de noodzaak van het reizen in grote groepen. Ik weet dat het Presidium geïnteresseerd is in het moment waarop er wordt gereisd. Het element van een kritische omgang met de afweging daartoe is van groot belang. Daarnaast moet echter de afweging of er gereisd wordt, niet alleen een budgettaire afweging zijn. In dat kader vraag ik daarom de aandacht voor de vraag of het niveau van het huidige budget wel hoog genoeg is. Ik zeg dat niet om meer uit te willen geven, maar juist met het oogmerk om het anders te doen. Beide elementen zijn wat ons betreft met elkaar verbonden.

Voorzitter! Vorig jaar en de in de jaren daarvoor is reeds gesproken over elektronische stemming. Het komt nu ook weer ter sprake in de stukken. Elektronisch stemmen komt eraan. De opdrachten daartoe zijn gegeven. Hier geldt echter wel sterk dat dingen die goed zijn lang op zich kunnen laten wachten. Kan hier niet enige spoed worden betracht?

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb een vraag over het reisbudget. De heer Van Beek stelt voor, het budget voor buitenlandse reizen door de Kamer te verruimen maar dan niet om meer uit geven. Dat moet hij mij uitleggen.

De heer Van Beek (VVD):

Mijn verhaal is niet goed overgekomen. Ik pleit ervoor het budget nog eens kritisch te bezien. Het dreigt te klein te worden, nu het al een aantal jaren op hetzelfde niveau staat. Er moet dus wat bij. Dat is er wat ons betreft niet op gericht om tot ongebreidelde bestedingen te komen. Er mag dus heel goed gekeken worden naar de regels en de afweging. De uiteindelijke afweging moet echter niet een louter financiële afweging zijn. Als een Kamercommissie, een deel daarvan of een delegatie tot de conclusie komt dat men het in de eerste week van het reces nuttig vindt om voor het werk ergens naartoe te gaan, moet dat kunnen na een inhoudelijke en budgettaire afweging.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben het ermee eens dat er beter naar gekeken moet worden. Ik zeg daar straks ook iets over. De heer Van Beek wil echter min of meer het budget loslaten. Het budget is er toch voor om een grens te stellen? De heer Van Beek wil die grens dus verhogen?

De heer Van Beek (VVD):

Ja.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is duidelijk. Moet de volgorde echter niet worden omgekeerd? Moet er niet eerst een discussie worden gevoerd over de vraag aan welke regels voldaan moet worden en wat nuttig of niet nuttig is en hoe dat moet worden getoetst? Moet niet pas daarna bekeken worden welk budget hiervoor nodig is, in plaats van nu al over te gaan tot verhoging? Wij zijn niet voor verhoging van het budget.

De heer Van Beek (VVD):

Wij zitten dichter bij elkaar dan het nu lijkt. Het gaat mij om beide componenten, de budgettaire en de inhoudelijke afweging.

Mevrouw Kant (SP):

Het tweede gaat echter vooraf aan het eerste, zo lijkt mij.

De heer Van Beek (VVD):

Dat ben ik met u eens. Wij praten vanmiddag echter over de raming. Dat is de aanleiding. Die heeft altijd een financiële component.

In de schriftelijke voorbereiding is antwoord gegeven op de vraag naar de aansluitmogelijkheden voor faxen op de kamers van Kamerleden. Tot ons groot genoegen is geantwoord dat die mogelijkheden in beginsel onbeperkt zijn. Dat is een formulering die maakt dat men zich afvraagt wat er dan precies mogelijk is. Tot nu toe heeft het immers problemen opgeleverd. Dat kan te maken hebben met het verstrekken van het aantal nummers of met de installatie zelf of met wat dan ook. Wij begrijpen dat het op een aantal plaatsen gewenst is dat er van die apparaatjes, uiteraard door de fracties zelf te betalen, worden geplaatst. Ik hoop dat het Presidium daar iets meer over kan zeggen.

Voorzitter! Er is het afgelopen jaar weer veel gebeurd, bijvoorbeeld op het gebied van de automatisering. Het laatste deel van de renovatie van het complex is gerealiseerd. De vorig jaar geuite wensen over de binnentuin zijn inmiddels al gerealiseerd. Wij danken het Presidium voor alle inspanningen die voor ons werk zijn verricht.

Ik sluit af met datgene waarmee anderen beginnen en spreek van onze kant ook een woord van dank uit aan het personeel in zijn totaliteit dat ons altijd weer met raad en daad en met groot enthousiasme ten dienste staat. Die diensten willen wij ook graag het komend jaar afnemen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! De behandeling van de raming is bij uitstek een gelegenheid om eens vanaf de katheder blijk te geven van onze grote waardering voor de inzet van alle medewerkers van de Kamer. Of het de Beveiligingsdienst is bij het binnenkomen of dat het de bodes zijn bij de presentielijst of elders in het gebouw, allen die ons zo hartelijk bedienen in het Restaurantbedrijf, de Huishoudelijke dienst, de Dienst automatisering, de Stenografische dienst, het Bureau wetgeving of de commissiebureaus en de griffie, steeds weer ervaar ik een grote toewijding en betrokkenheid en ook zeer veel hartelijkheid. Het is goed dat eens duidelijk te zeggen, want ze doen het dan toch maar voor ons dag in, dag uit. Ik moet zeggen, voorzitter, dat ik mij eigenlijk niet kan voorstellen dat volgend jaar het eerste jaar zal zijn zonder Piet van der Tas. Dat is gewoon onvoorstelbaar. Ik denk er nog maar niet aan.

Voorzitter! Ook een woord van waardering voor de niet aflatende inzet van het Presidium bij het bewaken van vooral het organisatorische wel en wee van de Kamer. Het is niet eenvoudig de leden in deze turbulente tijd van websites, internet, e-mail en wat dies meer zij de digitale aansluiting niet te doen missen. Sommigen gaat het veel te langzaam en anderen gaat het veel te snel. Het is nooit goed, maar het is wel buitengewoon belangrijk.

Vorig jaar brak ik een lans voor een papierloze Kamer. Nog steeds blijft dat een ver ideaal, al moet ik toegeven persoonlijk toch wel blij te zijn zo af en toe nog wat gedrukts onder ogen te kunnen zien, maar het moet wel minder kunnen, ook nu reeds.

Voorzitter! Er zijn indrukwekkende plannen voor de toekomst: de Kamer digitaal. Ik vind het prima dat men beeld en geluid van de plenaire zaal en enkele openbarecommissievergaderzalen via internet wil verspreiden, maar ik wil dan ook graag wat extra aandacht voor de kleine ergernissen. De laptops blijven een kwetsbaar onderdeel van het geheel. De internetserver ligt te veel weekenden plat en voor een plaatsje op de website is het nog soebatten geblazen. Hoe dat nu te verbeteren?

Natuurlijk, voorzitter, moet de Kamer volgend jaar ook deelnemen aan de beleidsverantwoordingscyclus, VBTB in het vakjargon. Maar wij willen nog iets meer. Tijdens de VBTB-discussie wees mijn fractievoorzitter er reeds op dat wij werk zouden moeten gaan maken van een elektronisch budgetinformatiesysteem zoals men in de Verenigde Staten al kent. Dat zou de Kamer op permanente basis dagelijks informatie kunnen verschaffen over de hoogte van de begrotingsposten, de uitputting ervan en de besteding van de middelen. Hoeveel geld naar politiekorpsen? Hoeveel besteed? Hoeveel echt blauw op straat op een bepaald moment? Soortgelijke vragen zouden kunnen worden beantwoord over kinderopvang en noemt u maar op. Is het Presidium bereid zijn blikveld in dit opzicht te verruimen?

Zeker van een parlement mag worden verwacht, dat het goed en snel bereikbaar is, ook telefonisch. Sinds het nieuwe telefoonsysteem zijn er teveel problemen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat door de aanbieder fors is onderschat aan welke eisen zo'n systeem voor een ingewikkeld bedrijf als de Kamer moet voldoen. Is er enig zicht op de noodzakelijke aanpassingen en, zo ja, wat zullen die kosten en wie zal dat betalen?

Voorzitter! Meer dan in het verleden is de Kamer zich gaan inlaten met onderzoek en lang niet altijd betrof dat een parlementaire enquête naar het verleden, zoals de IRT- of de Bijlmerenquête, en niet-parlementaire maar enigszins vergelijkbare onderzoeken als het onderzoek naar de Herculesramp en het Srebrenica-onderzoek. Ook andersoortige, meer toekomstgerichte onderzoeken met een eigen waarde waren er, zoals het klimaatonderzoek van enkele jaren geleden en specifieke verkenningen rond de nieuwe Algemene bijstandswet of de vijfde nota ruimtelijke ordening.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Er is mij kennelijk iets ontgaan. Wordt in de Kamer een Srebrenica-onderzoek gehouden?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ja.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Dit misverstand is heel onthullend, ik zou de onderzoeksopdracht nog maar eens nalezen!

De voorzitter:

Ik denk dat mevrouw Scheltema doelt op de tijdelijke commissie uitzendingen onder leiding van de heer Bakker.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Precies. Ik formuleerde nogal kort door de bocht. De heer Van Middelkoop heeft gelijk; ik had het iets nauwkeuriger kunnen formuleren.

Voorzitter! Het onderzoeksinstrument kan op heel verschillende wijzen ten behoeve van de controlerende taak van de Kamer worden ingezet. Met de heer Docters van Leeuwen afgelopen zondag in het programma Buitenhof ben ik van mening dat gerichte onderzoeken ook de departementen bij de les kunnen houden. Anders dan collega Dijkstal wil de fractie van D66 geen terughoudendheid of mogelijk zelfs onthouding bepleiten. Integendeel, wij moeten op de onderzoeksweg voortvarend verder gaan. Wij zijn dan ook voor een intensivering van de onderzoeksfunctie van de Kamer, maar niet via een apart onderzoeksbureau bij de Kamer dat zelf onderzoeken gaat uitvoeren. Dat zou al snel kunnen verworden tot een soort onderzoeksstaatje in onze staat. Bovendien zou dat de soms noodzakelijke deskundigheid van buiten in de weg kunnen staan. Veel beter is de optie die nu lijkt te worden gekozen, te weten een soort onderzoeks- en verificatiebureau dat hulp biedt bij het beoordelen van onderzoeken, afkomstig van de departementen. Ik voeg hieraan toe dat een dergelijk bureau ook hulp dient te verlenen bij het in gang zetten en zo nodig in gang houden van nieuw parlementair onderzoek. Is dit laatste nu wel of niet de bedoeling? Wat is naar het oordeel van het Presidium de meest ideale omvang van zo'n bureau?

Bij meer onderzoeken zal ook de onderzoeksfunctie van de commissiebureaus versterking behoeven. Is het nu geraamde bedrag van ruim 1 mln. voldoende of is het een aanzet?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Ik herinner mij het debat van vorig jaar tussen mij en mevrouw Scheltema over de onderzoeksfunctie van de Kamer. Zij was toen vrij kritisch over het voorstel van mijn fractie met betrekking tot een onderzoeksbureau. Ik begrijp nu dat zij een andere opstelling kiest. Kan zij mij duiden wat er veranderd is sinds vorig jaar?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik herinner mij die discussie ook en ik heb nu getracht uiteen te zetten wat het verschil is tussen het door u voorgestelde onderzoeksbureau en het verificatiebureau waarvan nu sprake is in de stukken. Dit laatste bureau zou dan hulp moeten bieden bij het in gang zetten van onderzoek en zou bouwstenen moeten aandragen ter versterking van de controlerende functie van de Kamer. Dat vind ik een prima functie. Ik zou het verkeerd vinden als wij een onderzoeksbureau in de Kamer kregen dat alle onderzoeken die de Kamer gaat houden zelf uitvoert. Die indruk wekte u vorig jaar. Als u dat niet bedoelde, is het verkeerd overgekomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U hebt in ieder geval de indruk gewekt dat u geen behoefte had aan welk onderzoeksbureau dan ook totdat er een grondige evaluatie zou hebben plaatsgevonden van de parlementaire onderzoeken die op dat moment liepen. Ik constateer dat die evaluatie er niet is, maar dat u nu wel voor een onderzoeks- en verificatiebureau pleit, dat onderdeel uitmaakte van mijn plan van vorig jaar. Het kan verkeren!

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik denk dat dit een redelijk voorstel is.

Voorzitter! Als wij de onderzoeksfunctie willen versterken, moeten wij de nevenaspecten niet vergeten. Ik denk aan snel ter beschikking staande pc's, adequate werkruimten en deskundige menskracht die zorg kan dragen voor verslaglegging van de onderzoeken op de websites.

Nu de huisvesting. Helaas geen zwembad, wat ik de afgelopen dagen betreurde, maar een plantensingel. Hoe dan ook, ik ben blij dat de open ruimte tussen Binnenhof 7 en het centrale pleindeel een bestemming heeft gekregen. De banken zijn uitnodigend, maar scheppen vooralsnog verlangen. Het is mij niet duidelijk hoe ik er ooit bij kan komen en of de planten volgend jaar wellicht zullen moeten verdwijnen voor de overdekking van de binnenplaats, ligt nog in de schoot der goden. Graag krijg ik hier meer duidelijkheid over.

Deze opmerkingen passen in een wat bredere gedachtegang. De verbouwing en vervolmaking van het pand schrijden voort, dependances nemen in aantal toe: Doelenstraat, Bleijenburg en Plein 23. Een doolhofbeleving zal niet lang op zich laten wachten. Willen wij dat? In die vraag ligt het antwoord al besloten: natuurlijk niet, openheid en transparantie zijn gewenst en mensen moeten de weg kunnen vinden. Huisvestingstechnisch wordt dat naar mijn oordeel meer en meer een probleem. Ik krijg de indruk dat men nogal eens incrementeel te werk gaat: voor een concreet probleem of plan wordt een oplossing gezocht zonder dat hieraan een visie voor de wat langere termijn ten grondslag lijkt te liggen, ondanks de bekende vlekkenplannen en wat dies meer zij, en waarin rekening is gehouden met voorzienbare andere problemen in de nabije toekomst. Ik zal één voorbeeld noemen: het informatie- en documentatiecentrum. De gedachte is prima, maar de lokalisering niet. Als het even tegenzit, dan zullen zeer recent verbouwde werkplekken na een enkel jaar ten gunste van dit centrum aan hun bestemming worden onttrokken. Bij een eerdere raming, in 1997, stelde onze oud-collega Remkes voor om onderzoek te doen naar de plaatsing van de nieuwe dienst in het restaurant op de eerste verdieping. D66 ondersteunde dat toen van harte, maar op het voorstel is nooit een onderbouwde reactie gekomen. Toch wil ik hier opnieuw een lans voor breken. Immers, het oorspronkelijke programma van eisen voor de nieuwbouw ging uit van twee restaurants. Daar is later het ledenrestaurant bijgekomen en mede als gevolg daarvan is het restaurant op de eerste verdieping per week maar zeer beperkt open, vooral voor externe gasten. Die mooie ruimte moeten wij toch beter kunnen benutten. Wellicht voor het informatiecentrum, dat overeenkomstig het oorspronkelijke programma van eisen ook dicht bij de bibliotheek zou moeten liggen. Zo slaan wij twee vliegen in één klap. Wat let het Presidium? Rond de bistro zijn ook de nodige problemen. Als wij die geschikt kunnen maken voor externe gasten, dan hebben wij alles wat wij willen: centrale diensten in het centrale gebouw en de werkplekken daaromheen.

Uit de beantwoording op de vragen begrijp ik dat de taak van de BBC als adviesinstantie zo langzamerhand kan eindigen, wat op zich past in de oorspronkelijke opzet zoals destijds door de toenmalige vice-voorzitter Van de Camp verwoord. De rapportage van de BBC gaat nu echter uit van iets anders. Graag hoor ik van het Presidium of er overleg is geweest met de BBC en wat daarvan de uitkomsten zijn. Ik kan mij best wel iets voorstellen bij die adviesfunctie, al was het alleen maar om de in de Kamer aanwezige talenten goed te benutten.

Ik ben aangeland bij de plenaire zaal. Het kan toch niet zo zijn dat het elektronisch berichtenverkeer tussen bewindslieden en de ambtenarenloge het heeft begeven en dat daarvoor niets in de plaats is gekomen? Een goede ministeriële beantwoording lijkt ons een zaak van de hoogste urgentie, maar de stukken stralen die niet uit. Elektronisch stemmen? Prima, hoe eerder hoe beter en in 2002 zou het echt zover zijn. Bij een van haar werkbezoeken aan Finland was de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken volledig overtuigd geraakt van het nut daarvan. Maar daarbij zou het niet moeten blijven: ook een bekabeling naar de zetels, met beeldschermpjes, staat op onze verlanglijst. Onder andere moties zouden daarmee direct op het scherm kunnen komen. Dat bevordert een snelle interactie. Ook een enkele computer in de wandelgangen zou niet voor niets daar staan. Het lijkt mij bijzonder nuttig. Graag hoor ik hierop de visie van het Presidium.

Los hiervan moet ook nog aandacht worden besteed aan de geluidssterkte in de zaal. Collegae met een wat minder scherp gehoorvermogen hebben de grootste moeite te verstaan wat er vanaf het katheder word gezegd, zelfs als het stil is. Ik onderken de problemen van de voorzitter.

Wat het radiokanaal betreft voel ik mij het meest aangesproken door de benadering van collega Van Beek.

Ik kom te spreken over de voorbeeldfunctie. De Kamer zou een voorbeeldfunctie moeten vervullen, niet alleen bij de groene stroom waar wij nu vijfde in rij zijn en hogerop moeten kunnen komen, maar ook bij het personeelsbeleid. Het geringe percentage allochtonen en gehandicapten blijft een probleem. Wat doet het Presidium eraan om hier winst te behalen?

Ik kom over de reizen te spreken. In dit opzicht ben ik wat ambivalent. Natuurlijk moeten ook Nederlandse volksvertegenwoordigers buiten de grenzen kunnen kijken en aan internationale bijeenkomsten kunnen deelnemen en moet het budget zodanig zijn, dat dit mogelijk is. Naar onze inschatting wordt er regelmatig gereisd. Er zijn al kritische oekazes over de afwezigheid van leden uitgegaan. Niet buiten de recessen, vind ik een goede stelregel. Ik zou een afwijking niet al te gemakkelijk willen toestaan. Lang niet altijd is het antwoord op onze vele vragen in Nederland in de meest verre vreemde te vinden, noch is het noodzakelijk om allerlei internationale bijenkomsten te doen bijwonen. De Kamer moet ook weer niet op een reisbureau gaan lijken. Kortom, kritische redelijkheid is wat wij wensen. Ik verzet mij niet op voorhand tegen een enkele verhoging, maar het moet echt binnen de perken blijven. Ons werkterrein ligt hier.

Het Presidium wil van de fracties horen hoe zij hun ondersteuning ervaren na de recente verruiming. Allereerst wil ik een zeer positief signaal laten horen wat onze fractie betreft over de ondersteuning door de commissiebureaus. Ik heb het gevoel dat er steeds meer van uitgaat. Ik vind dat prettig en mijn collegae ook. De personele ondersteuning van de fracties blijft echter naar het oordeel van mijn fractie toch aan de magere kant, zelfs na de verbetering die onlangs is doorgevoerd. In vergelijking met andere parlementen blijft het behelpen en dat terwijl de problemen steeds ingewikkelder worden. Ik meen dat wij er geleidelijk aan naartoe moeten om die bestaffing ruimer te maken.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Voorzitter! Eerst een opmerking vooraf. Het zal de voorzitter van de Kamer niet zijn ontgaan dat wij niet elk jaar aan dit debat deelnemen, hoe aardig dit debat ook altijd is, moet ik een dag later in de kranten constateren. Men mag dit beschouwen als een blijk van vertrouwen in de andere fracties. Af en toe is het toch goed hier acte de présence te geven. Ik wil mij aansluiten bij die collega's die woorden van waardering hebben geuit voor alle medewerkers in deze Kamer. Er werd zo-even een lijst van diensten genoemd. Door de jaren heen heb ik iedereen wel zo ongeveer leren kennen, althans de diensten. Ik weet waarover ik het heb. Het is zeer welgemeend als ik die waardering verwoord. Waar wij ook staan en wat wij ook doen in dit bedrijf – het is zeer divers – één ding hebben wij gemeen en dat is een zekere verslaving aan dit parlementaire bedrijf. Onze fracties zijn erg tegen allerlei vormen van verslaving, maar dit is er een die wij graag door de vingers zien.

Ik zal enigszins van de hak op de tak springend gaande van praktisch naar politiek wat zaken aan de orde stellen. Uit de stukken maak ik op dat er weer meer sprake zal zijn van een gereguleerd overleg met de ambtelijk secretarissen. Ik ondersteun dat. Juist bij de ambtelijk secretarissen van groot naar klein, liggen veel kennis en expertise van dit bedrijf juist op het gevoelige snijvlak van politiek en ambtenarij die benut moeten worden. Een paar jaar geleden ging het toch een beetje fout met de commissie-Doelman-Pel, die over de fractiebudgetten ging; toen waren de ambtelijk secretarissen niet geraadpleegd. Goed, dit is verleden tijd, maar er zijn zoveel doodgewone zaken waarover zij kennis hebben, dat je daarvan gebruik moet maken. Ik denk aan de Arbo, de mobiliteitsbank, de wijziging van het reglement fractieondersteuning, de bedrijfshulpverlening enz. enz. Ik onderstreep dus graag het belang van het continueren of misschien het weer wat beter oppakken van dit type overleg.

Onder het kopje overleg valt ook een fenomeen dat zich opnieuw aandient en dat ik wantrouw, namelijk het overleg met de fractievoorzitters. Ik begrijp best dat de voorzitter van de Kamer af en toe de behoefte heeft, hun de les te lezen. Dat moet zij vooral ook doen, en wat mij betreft mag dat in het openbaar. Maar goed, als het besloten kan, vind ik het ook prima. Ik voeg er wel aan toe dat ik mij ook kan voorstellen dat het wel eens goed zou zijn, bepaalde onlusten te formuleren tegenover deze heren en hen ook eens politiek te committeren. Er zijn veel dingen waarover wij een gezamenlijk ongenoegen hebben, waarvan wij vinden dat de fractievoorzitters er wat meer aan zouden moeten doen. Ik denk bijvoorbeeld aan de vloed van moties. Er gebeurt alleen nooit iets. Dus als de voorzitter van de Kamer de fractievoorzitters eens de les wil lezen, vind ik dat prima, maar alsjeblieft geen institutionalisering van dit overlegtype. Het secretarissenoverleg is natuurlijk ook een kwestie van hollen of stilstaan en daarnaast zijn er nog allerlei andere vormen van overleg, zoals de commissie Werkwijze en het Presidium. Dus graag een reactie hierop; ik meen dat er gisteren nog een overleg met de fractievoorzitters is geweest.

Het centraal informatiepunt ziet er zeer veelbelovend uit, maar er rijzen wel wat vragen van praktische aard. Wat zal er na verloop van tijd met de docubalie net buiten deze zaal worden gedaan? Deze bevindt zich natuurlijk op een toplocatie, en als het even kan, zou ik dit type serviceverlening graag op deze plek handhaven. Het is ontzettend handig om tijdens een debat moties, amendementen enz. zo dicht bij de hand te hebben. Als het centraal informatiepunt elders in het gebouw gesitueerd wordt, waar dan ook, dan betekent dit dat wij er toch een soort filiaal van naast deze vergaderzaal gehandhaafd zouden willen zien.

Verder heb ik begrepen dat men in de overgangssituatie eerst anderhalf jaar in de Schepelhal gaat zitten, die dus verbouwd zal moeten worden. Ik vraag me af of dit echt nodig is, of dit geen onnodig geld uitgeven is. Graag een verantwoording hiervan. Ik betwijfel ook of het het draagvlak onder de betrokken medewerkers wel zal vergroten als zij anderhalf jaar in een ongetwijfeld te kleine ruimte zullen moeten doorbrengen voordat zij over een definitieve locatie kunnen beschikken. Ik wil niet meer deskundigheid voorwenden dan ik heb, maar mijn voorkeur zou het hebben, rustig af te wachten tot er een definitieve, mooi afgeronde locatie klaar is, en die dan te laten betrekken.

Onder het kopje verbouwen valt ook een beetje het elektronisch stemmen. Het verbaast dat dit onderwerp nu ineens weer aan de orde is gekomen. Gelet op wat er in de stukken staat, denk ik dat er zich toch niet zoveel situaties zullen voordoen waarin elektronisch stemmen een verbetering zou zijn. Wij hebben hierover gediscussieerd bij het ontwerpen van deze zaal, maar als ik mij er een voorstelling van probeer te maken, denk ik dat dan toch de zaag in ons mooie perenhout moet. Dat zou ik wel heel jammer vinden. Graag dus enige terughoudendheid of liever nog het bewijs dat het echt noodzakelijk is, voordat wij op dit gebied stappen ondernemen.

Dan een paar opmerkingen over het functioneren van de fracties en over hun faciliteiten. Ik hoop dat het niet al te lang meer zal duren tot ook de medewerkers van de fracties toegang krijgen tot de mobiliteitsbank van de rijksoverheid. Er zijn wat blokkades, zo begrijp ik, maar dit mag toch niet al te lang duren.

Op het punt van ondersteuning van de fracties past enige terughoudendheid, maar ik denk dat er toch nog altijd enige onevenwichtigheid is als het gaat om de ondersteuning van grote en kleine fracties. Als ik de cijfers bekijk, krijg ik de indruk dat de grote het geld nauwelijks kunnen wegzetten; daar is bij een fractie als de onze nauwelijks sprake van. Men zal mij niet al te snel een pleidooi horen voeren voor extra geld voor de kleine fracties; daar gaat het mij dus niet om. Maar, aansluitend bij collega's, denk ik dat er op de wat langere termijn een nieuw type activiteit bijkomt – of misschien is dat al gebeurd – waar wij gewoon mensen voor in huis moeten hebben: ontwikkelingen in de automatisering, toename van het aantal brieven en maatschappelijke verzoeken in het kader van de ombudsfunctie, enzovoort. Zonder op dit moment concreet te kunnen zijn, wil ik dit toch een keer geformuleerd zien.

Inzake het fractiebudget lees ik dat er gedacht wordt aan een budgettering van alle fractie-uitgaven. Ik heb daar enige ervaring uit het verleden mee – trouwens ook wel uit het heden – en ik vraag mij af of dat allemaal de moeite waard is. Het gaat om geringe bedragen bovenop de normale fractiebudgetten. Het zal zeer bewerkelijk zijn om dat goed te budgetteren, dus ik vraag het Presidium er nog eens naar te kijken voordat de fracties daarmee worden lastiggevallen.

Wat de kenbaarheid en herkenbaarheid betreft, heb ik twee opmerkingen. Met genoegen las ik dat er nu eindelijk een fotoboek – of zoals wij dat altijd gemeenzaam noemen: smoelenboek – komt van de journalistiek. Er is er bijna een gereed voor ambtenaren en politici en hun aanhang in dit bedrijf. Het is alweer twee jaar geleden dat ik via interne lijnen heb gevraagd wanneer er ook een nieuw fotoboek van de journalistiek komt. Het is er nog altijd niet en ik ben niet al te snel tevreden als ik lees dat het er nu aankomt. Ik benadruk dit even, want ik ben echt niet de enige die met enige regelmaat wel eens met een journalist staat te praten. Soms weet je dan niet hoe die heet en waarvoor die werkt. Als hij een microfoon in zijn handen heeft, weet je dat hij voor de radio werkt. Als hij een camera heeft, werkt hij voor de televisie en als hij een pen heeft werkt hij voor de krant. Maar na verloop van tijd wordt het dan toch pijnlijk om te vragen hoe hij heet en dan is het handig als wij zo'n boek hebben. Het moet toch mogelijk zijn om voor iedereen die hier werkt, onmiddellijk een fotoboek beschikbaar te hebben? Iedereen die hier gaat werken, krijgt een pasje en daar wordt een foto van gemaakt. Dat moet toch ergens centraal te vinden zijn, al was het maar op mijn pc. Uit vak K hoor ik nu dat zo'n boek er altijd geweest is. Ik ben bereid om het te zeggen als ik vergissingen maak of domheden bega, maar op dit moment ben ik daar niet helemaal toe bereid. Ik heb het bij collega's nagevraagd en zij herkenden dit punt. U zult mij moeten helpen door de weg te wijzen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik waag het niet om de heer Van Middelkoop in dit stadium op een domheid te wijzen, maar er is altijd een smoelenboek van journalisten geweest. Het nieuwe is dat het nu geïntegreerd wordt. Er komt een boek met iedereen erin.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Er is wel een smoelenboek van journalisten geweest, maar dat dateert van ver in de vorige eeuw.

De voorzitter:

Dat dateert van 1996.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat is de vorige eeuw, dat is waar.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Ja, ik bedoelde het ook op een andere manier, maar u begrijpt wat ik bedoel. Als ik er echt naast zit, merk ik het wel.

Of de overgang van de zeven commissiebureaus – die overigens nog niet zo lang bestaan – naar de drie diensten commissieondersteuning een verbetering zal zijn, wacht ik af. Op dat gebied dicht ik mijzelf geen grote deskundigheid toe. Maar ik moet wel zeggen dat ik als Kamerlid goed kan leven met de bestaande structuur. Ik sta echter open voor veranderingen. Maar wat er ook verandert, ik wil wel dat de griffiers niets aan zichtbaarheid en professionele zelfstandigheid verliezen. Ik wil dat nog een keer onderstrepen. Zij zijn in ons bedrijf, met zijn dichotomie van politiek en ambtenarij, in mijn ogen zeer belangrijke sleutelfiguren. Juist in hen is een belangrijk deel van het institutionele geheugen van de Kamer belichaamd en dat moet zo blijven. Griffiers moeten proactief kunnen werken, gezag hebben bij de departementen en soms ook bij de leden – en daarom zeg ik dit nog maar een keer – en zij moeten over een hoge mate van zelfstandigheid beschikken. Aan die eisen voldoen de meesten ook in meer dan voldoende mate, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar ik hoop ook dat zij zo nodig op steun van het Presidium kunnen rekenen. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om een pleidooi voor de griffiers te houden.

Op het gebied van de automatisering heb ik de indruk – als ik mijn oor hier en daar te luister leg – dat het nu de goede kant opgaat. Ik heb niet mee kunnen doen aan de debatten van de afgelopen jaren, waarin veel ongenoegen werd geuit. Achteraf gezien had ik er graag aan meegedaan, maar ik heb er alleen uit de kranten of uit de Handelingen iets van vernomen. Het gaat de goede kant op en dat mag opgemerkt worden.

Voorzitter! Wel zet ik een paar kanttekeningen bij een aspect waar ik wel bevindelijke kennis van heb, namelijk het project "Leden thuis". Steeds als ik bij deze faciliteit stilsta, moet ik aan mevrouw Thatcher denken: I want my money back! U moet het maar niet al te serieus nemen, maar dat is wel het overheersende gevoel. Laat ik een voorbeeld noemen. Ik heb wel aardigheid in deze materie; ik ben geen digibeet. Ik heb dan ook een keer een cursus ADW gevolgd, over de raadpleging van wetsbestanden. Het leek mij aardig en handig om vanuit huis, waar ik veel werk, toegang tot deze bestanden te krijgen. Toen ik thuiskwam, bleek dat ADW alleen te raadplegen als je in de Kamer bent, dus niet als je thuis bent. Dit had niemand mij verteld. Ik moet zeggen dat ik, als het ooit anders wordt, opnieuw naar die cursus moet, want ik ben het echt grotendeels vergeten.

Maar goed, er komt nu een vernieuwing. Tenminste, "Leden thuis" gaat heten: Kamer thuis. Dat vind ik al fantastisch. Wat mogen wij er echter praktisch van verwachten? Voorzover een vergelijking met het moderne bedrijfsleven van toepassing is, bepleit ik om nu eens wat royaal te zijn en de leden thuis de keuze te geven tussen zo'n verschrikkelijke laptop, die zo traag als een slak werkt en waarvan een zoon van mij die wat verstand van zaken heeft, letterlijk zegt dat wij er echt achterlijk in zijn, en een gewone pc, die ik ook hier in de Kamer heb en die perfect werkt. Daarnaast vraag ik om een ISDN-faciliteit met bijbehorend modem en een goede printer. Dit alles zou geheel of grotendeels op kosten van de Kamer moeten komen. Zo gebeurt het in het bedrijfsleven en ik zie niet in waarom het hier niet kan. Laten wij hierin nu geen kruideniers zijn.

Een paar jaar geleden hoorde ik een collega tijdens de behandeling van de raming een pleidooi houden voor het afschaffen van de witte stukken: alles zou via het net kunnen. Toevallig wist ik dat deze collega zelf nog zo in de elektronische kinderschoenen stond, dat hij of zij – dit laat ik nu maar in het midden – nog nauwelijks wist wat www.parlement.nl was. Dat wist ik al wel. Ongetwijfeld mede namens deze collega vraag ik daarom nog maar even te wachten of voorzichtig te zijn met het afscheid van de witte stukken en ze vooralsnog op de vertrouwde wijze beschikbaar te stellen. Graag krijg ik hierop een reactie.

In de algemene toelichting wordt terecht opgemerkt dat de Tweede Kamer de eigen organisatie bepaalt en zelf zijn – bedoeld zal zijn: haar – faciliteiten kiest. Dan volgt er een zin die vragen oproept, namelijk dat dit logischerwijs zou meebrengen dat de Tweede Kamer zijn – bedoeld zal zijn: haar – eigen begroting vaststelt zonder inmenging van het kabinet en dat de Tweede Kamer aan zijn – bedoeld zal zijn: haar – personeel een eigen statuut geeft. Voordat alles overhoop wordt gehaald, vraag ik of er nu echt sprake is van een probleem of anders wat nu eigenlijk het probleem is. Kan er uitgelegd worden waarom de afspraken met het kabinet kennelijk onvoldoende zekerheid geven? Zolang de begroting van de Kamer een regeling bij wet vergt – ik zou niet weten hoe het anders moet – stuiten wij op grondwettelijke grenzen. Ik wijs op artikel 105 van de Grondwet. In het verlengde van de autonomiegedachte ligt de bevoegdheid voor de Kamer om zelf de hoogte van de schadeloosstelling vast te stellen. Hiervoor zou een grondwetsherziening nodig zijn, maar daar ben ik zeker geen voorstander van.

De controlefunctie van de Kamer krijgt meer en meer aandacht, ook vanmiddag. Als zodanig is daar niets op tegen, maar wij mogen er wel oog voor hebben dat dit deels het gevolg is van de uitholling van de wetgevende functie van het parlement. Het laatste is mijns inziens het gevolg van een complex van oorzaken: Europa, de terugtred van de overheid, de verzakelijking van wat eens ideologische overtuigingen waren, enzovoort. Op dit punt leidt het parlement aan functieverlies. Tegen deze achtergrond moeten wij het voorstel van een zogenaamd verificatiebureau zien. Ik denk dat de voorzitter eenieder een dienst bewijst wanneer zij eens in heldere bewoordingen uitlegt wat dit bureau inhoudt en vooral wat het niet inhoudt. Ik nodig haar hiertoe uit. Ik weet zeker dat de indruk is ontstaan dat het wel degelijk om een compleet onderzoeksbureau gaat. Daar is geen sprake van. Een paar jaar geleden hebben wij erover gesproken en het idee van een opgetuigd zelfstandig onderzoeksbureau afgewezen.

Er komt dan nu een parlementair verificatiebureau, een bureau met slechts twee mensen, als ik het goed. Zij zouden het vermogen moeten hebben, resultaten van onderzoek feitelijk te waarderen, zo staat in de nota. Wie het echt begrijpt, mag het zeggen. Ik vraag dit aan de voorzitter. De toegevoegde waarde en noodzaak van zo'n bureau vermag ik vooralsnog niet in te zien. Allereerst betwijfel ik of zo'n bureau ooit voldoende gezag zal krijgen, wat echt nodig zal zijn. Hiervoor is het gewoon te bescheiden van opzet. De taakstelling van het bureau is niet zonder risico. Via dit bureau lijkt de Kamer discussies te willen aangaan van methodologische aard. Je moet van goeden huize komen om dit soort discussies te winnen van het CPB, het RIVM, Berenschot en noem maar op wat er in dit land verder aan onderzoeksbureaus is. Voorzover ik het nu zie, begeeft de Kamer zich met dit type bureau op glad ijs. Laten we eerlijk zijn: dit bureau wordt in het leven geroepen, omdat datgene wat sommigen echt wilden, namelijk een zelfstandig onderzoeksbureau, niet haalbaar bleek te zijn. Kortom, of de voorzitter van de Kamer slaagt erin mij ervan te overtuigen dat zo'n verificatiebureau wel degelijk iets voorstelt of het voorstel wordt heroverwogen.

Geïnspireerd door een collega voeg ik hier het volgende aan toe. Een vraag die de aandacht verdient, is: hoe houden we de ervaring die we opdoen in de tijdelijke en enquêtecommissies vast? Dit is een belangrijke vraag, want tot op heden moet elke commissie van voren af aan beginnen. Het zou daarom goed zijn als wij de reeds opgebouwde kennis wisten te benutten.

Voorzitter! Dan nog iets over de commissies. Waardering voor het feit dat daaraan in de stukken de nodige aandacht wordt besteed. Zij vormen een van de weinige kanalen binnen ons bedrijf om tegenstand te bieden aan politieke hijgerigheid en scoringsdrift. Deze termen komen overigens met mijn instemming ook in de stukken voor. Graag krijg ik uitsluitsel over een drietal zaken, allereerst over het fenomeen van aangehouden moties.

Het lijkt mij verstandig om aangehouden motie na bijvoorbeeld drie maanden – maar ik hecht niet aan een bepaald aantal maanden – automatisch te laten vervallen. Wil een lid of de indiener van de motie het vervallen ervan voorkomen, dan mag verlangd worden dat de eerstverantwoordelijke commissie akkoord gaat met een langer durende aanhouding.

Verder lijkt het mij gewenst dat de voorzitter nu of later uitspreekt dat de ongeschreven regel die inhoudt dat een interpellatieverzoek wordt gehonoreerd, tot het parlementair verleden behoort. Ik betreur dat dit het geval zal zijn, maar ik meen dat dit zo is. Daarvoor in de plaats komt dan de hoofdregel, dat de Kamer in alle vrijheid het spoedeisend karakter van het interpellatieverzoek toetst en als inderdaad sprake is van een spoedeisend, dat natuurlijk honoreert. Zo nodig wordt door de meerderheid beslist of de interpellatie de aangewezen vorm is om de minister of de staatssecretaris ter verantwoording te roepen.

Ten slotte is wat de commissies betreft op het volgende punt verduidelijking gewenst. Ik denk nu aan een geval dat zich een poosje geleden voordeed. De meerderheid van een commissie besluit na uitvoerig overleg niet plenair te agenderen, terwijl één lid dat wel wil. Dat ene lid loopt bij de regeling van werkzaamheden naar deze katheder en slaagt erin om het onderwerp wel plenair geagendeerd te krijgen. Het lijkt mij dat in zo'n geval de verlegenheid of de hoffelijkheid onzerzijds niet de leidraad zou moeten zijn. Er moet dan maar gestemd worden. Graag krijg ik hierop een reflectie.

Voorzitter! Het is interessant dat in de toelichting aandacht wordt besteed aan: de toegenomen interesse van de media voor alles wat zich in de Kamer afspeelt. Einde citaat. Ik vind dit een mooi, onderkoelde formulering, gelet op de werkelijkheid. Waardering dus voor de formulering. In werkelijkheid is er natuurlijk sprake van een ontwikkeling die gaat naar een mediademocratie en ik weet dat maar weinigen daar echt gelukkig mee zijn – ook journalisten zijn er niet echt gelukkig mee – maar velen zijn hiervan de gevangene. Mijns inziens leidt de sterk toegenomen concurrentie tussen steeds meer media tot een zeer vergaande exploitatie van het geheel van het parlementair gebeuren, tot de meest onbenullige dingen toe. Zo langzamerhand heeft kennelijk alles wat hier gebeurt nieuwswaarde. Maar, soms gaan wij daar ook naar staan. Dit is natuurlijk niet het moment om daarover te delibereren. Over één voorval wil ik wel een uitspraak uitlokken.

De laatste tijd hebben de leden van de Kamer van journalistieke kant schriftelijke enquêtevragen voorgelegd gekregen die anoniem konden worden beantwoord. Het ging daarbij in zeker een tweetal gevallen om een onderzoek naar de opinie van de Kamerleden over de Nederlandse staatsvorm en de monarchie. Er zaten concrete vragen bij over de kroonprins, de jongedame Maxima en haar vader. Enfin, u weet waarover ik het heb. Gelet op de aard en het niveau van de vragen, beoogden die enquêtes maar één doel: het verhogen van de kijkcijfers en de oplagen, meer niet. Nu kunnen wij zoiets natuurlijk moeilijk tegenhouden, maar het is mijn opvatting, dat het anoniem meewerken door Kamerleden aan dit soort onderzoeken zich niet verdraagt met de aard en de waardigheid van het ambt van volksvertegenwoordiger. Kort gezegd: of je houdt je mond over dit soort onderwerpen of je spreekt je in de openbaarheid uit. Je werkt echter niet anoniem aan dergelijke enquêtes mee. Als de voorzitter dit standpunt onderschrijft, hoor ik dat graag van haar in vergelijkbare bewoordingen. Zij mag natuurlijk ook de hare kiezen en hierover op een meer aangelegen moment iets zeggen.

Voorzitter! Ten slotte wil ik mijn waardering uitspreken over de wijze waarop onze eerste voorzitter, mevrouw Van Nieuwenhoven, op verlicht autoritaire wijze onze vergaderingen leidt en de leden, indien nodig, weet te disciplineren.

De voorzitter:

Als mevrouw Van Nieuwenhoven nu op mijn plaats had gezeten, had zij gezegd, dat u zich voor tien minuten had ingeschreven, maar dat u twintig minuten heeft gesproken. Mevrouw Van Nieuwenhoven zit hier nu echter niet.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Ik had nog wat in te halen, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is waar.

Mevrouw Kant (SP):

Mijnheer de voorzitter! Bij de laatste woorden van de heer Van Middelkoop wil ik mij graag aansluiten. Over de effecten die het buitengewoon te waarderen optreden van de Kamervoorzitter heeft, ben ik echter nog niet altijd even tevreden.

Zoals te doen gebruikelijk, beginnen wij met een bedankje aan al het personeel in de Tweede Kamer. Ik zal mij niet wagen aan een opsomming, omdat ik dan het risico loop mensen of diensten te vergeten. De dank is er zeker niet minder gemeend om.

Ik kom op de controlefunctie van de Kamer. Er is gesproken over de opzet van een verificatiebureau. Ik ben er zeer verheugd over dat deze discussie op gang komt en dat er een voorstel van het Presidium zal komen. Het is precies een jaar gelden dat mijn fractie dit heeft voorgesteld. Wij zijn een jaar verder en gaan concrete plannen ontwikkelen. Het voorstel dat wij vorig jaar hebben gedaan, heeft niets te maken met het van de grond krijgen van een onderzoeksbureau. Het is een wezenlijk ander punt.

Het gaat om een bureau dat checkt wat er aan onderzoek ligt en de cijfers van andere onderzoeksbureaus en ministeries controleert en verifieert. Op die manier kunnen wij het onderzoek beter op zijn merites beoordelen. Wij kennen de voorbeelden uit het verleden. Het RIVM is eens met twijfelachtige cijfers gekomen. Ministeries komen soms met cijfers waarover discussie ontstaat. Een goed gedocumenteerd oordeel, een verificatie van een bureau dat verstand van zaken heeft, kan ons daarbij helpen. Onlangs is er weer discussie geweest over cijfers waarmee de minister van Justitie naar buiten kwam. Een verificatiebureau zou ook kritische vragen kunnen stellen over bepaalde cijfers. Het moet gewoon gaan om mensen met verstand van zaken. De onafhankelijkheid van zo'n bureau spreekt voor zichzelf. Wij zijn er content mee dat er voorstellen komen. De verdere invulling zal te gelegener tijd worden besproken. Een bemensing met twee personen lijkt mij op dit moment echter wat aan de magere kant; het bureau moet de wensen van de Kamer kunnen vervullen. Ik neem aan dat het geen probleem zal zijn om voor het bureau een budget te verwerven.

Ook naar aanleiding van een artikel in NRC Handelsblad is er wat discussie ontstaan over de controlefunctie van de Kamer en over de eventuele wenselijkheid van het veranderen van werkwijzen. In de commissie voor de Werkwijze der Kamer spreken wij daar regelmatig over. Er is één punt naar voren gekomen waar ik wat minder blij mee ben, namelijk dat van een seniorenconvent. Fractievoorzitters zouden met regelmaat als een soort instituut gaan praten over de manier waarop dingen hier beter kunnen verlopen. Wij zien dat niet zitten. Het heeft het risico in zich dat dingen worden afgekaart, dat er een achterkamertje bij komt.

Ik kom op de reisjes. Het Presidium heeft aangegeven dat desgevraagd het budget voor reizen verhoogd kan worden. Het hangt er dus vanaf wat de diverse leden hier vandaag zeggen. Ik heb de PvdA-fractie al horen pleiten voor een verhoging van het budget. De VVD-fractie heeft hetzelfde naar voren gebracht. De fractie van D66 was iets terughoudender, maar sloot de noodzaak niet uit. Mijn fractie is tegen verhoging van het budget. Wij zijn sowieso niet altijd even overtuigd van nut en noodzaak van sommige commissiereisjes. Ik weet dat er van tevoren over wordt gediscussieerd. Ik weet dat er achteraf altijd een verslag komt waarin verantwoording wordt afgelegd. Maar papier is heel gewillig. Ik heb een aantal reisverslagen gelezen; uit ervaring kan ik niet spreken. Als je ergens bent, is er altijd iets nuttigs te vinden. Als je dingen ergens bekijkt, steek je daar natuurlijk altijd wat van op. De vraag is toch wel, of het altijd noodzakelijk is om zoiets te doen als je dat afzet tegen de rol en de controlefunctie die een Kamer heeft.

Ik noem een aantal voorbeelden. De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is in januari van dit jaar, als ik het goed heb begrepen, in India geweest om daar te bekijken op welke wijze India zorgt voor ons gezamenlijk cultureel erfgoed. Ik heb het buitengewoon boeiende verslag gelezen. Ik wil geen oordeel vellen over het nut van behoud van ons cultureel erfgoed in India – het ging over zaken, gerelateerd aan ons VOC-verleden daar – maar toch vraag ik mij in gemoede af, of dit niet net een brug te ver is. Graag een reactie van het Presidium hierop. Waar ligt de grens? Natuurlijk is het een buitengewoon belangrijk punt, maar is dat zo belangrijk dat een hele delegatie vanuit de Kamer af moet reizen naar India?

Een ander voorbeeld. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties acht het nodig – het is geloof ik nog in discussie – om in Duitsland en België de aanstellingswijze van de burgemeester en de bestuurlijke organisatie te gaan bestuderen. Maar ik meen mij te herinneren, aangezien ik het rapport heb gelezen, dat de commissie-Elzinga dit uitvoerig heeft onderzocht, en daarover verslag heeft gedaan. Ik vraag mij af of dat niet voldoende is. Als Kamerleden zich dan toch nog breder willen oriënteren, moet dat dan met een hele Kamerdelegatie, of kunnen zij dat niet zelfstandig en op eigen initiatief, als zij dat noodzakelijk vinden?

Het laatste voorbeeld gaat over een reisverslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waaruit ik de slotconclusie wil voorlezen, omdat ik daarmee iets duidelijk wil maken. De slotconclusie is: de leden van de delegatie hebben uiteraard ieder voor zich gevolgtrekkingen gemaakt uit hetgeen zij in Denemarken hebben aangetroffen. De gezamenlijke conclusie luidt dat er grotere verschillen in cultuur zijn dan verwacht, en dat de Deense verlofregelingen niet zonder meer toepasbaar en adequaat zouden zijn in Nederland. In zoverre is er geen sprake van een voorbeeldig Deens model, doch ook zulk een conclusie maakt het werkbezoek als zodanig geslaagd. Voorzitter! Men is op werkbezoek geweest en trekt als conclusie dat de omstandigheden dusdanig anders zijn, dat wij dat in Nederland niet kunnen overnemen. Volgens mij kun je dat ook bedenken voordat je op reis gaat. Ik bepleit daarom wat zorgvuldiger om te gaan met de keuzes die gemaakt worden voor reisjes van Kamerdelegaties.

Een ander voorbeeld is een reisbezoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport naar Frankrijk, over de geneesmiddelen. Na terugkomst kwam er een debat over de geneesmiddelenvoorzieningen. Ik stelde de minister de vraag, hoe het komt dat men in Frankrijk lagere geneesmiddelenprijzen heeft dan in Nederland. Ik weet namelijk dat dat zo is, want dat kun je ook lezen. Ik kwam erachter dat dat heel veel te maken heeft met veel nauwere prijsafspraken bij de farmaceutische industrie, wat in Nederland minder haalbaar is, omdat wij hier vooral met internationale bedrijven te maken hebben. We kunnen daarover discussiëren, maar waarom zo'n land kiezen als het gaat om geneesmiddelenprijzen, waar de situatie in de gezondheidszorg zo anders is dan in Nederland? Ik veroordeel niemand. De reisjes zijn gehouden, en ik ben ervan overtuigd dat iedereen er iets van heeft opgestoken, maar ik wil de voorbeelden noemen om te bepleiten dat we nadrukkelijker gaan kijken naar de criteria die moeten worden gesteld aan reisjes van commissies.

De heer Leers (CDA):

Met alle respect: u noemt enkele voorbeelden van reisjes – die term alleen al vind ik eerlijk gezegd wat denigrerend – maar ik nodig u uit op zijn minst een paar goede voorbeelden te noemen. Ik begrijp uw punt volkomen dat er soms flauwekulreizen bij zijn. Daar moet scherp op worden toegezien. Maar u doet onrecht aan de oriëntatie van de Kamer, die soms erg nodig is, maar vooral ook in het buitenland vaak zeer gewaardeerd wordt. Vanuit het buitenland wordt juist gevraagd, waar de Kamer blijft en waarom zij nooit komt kijken. Ik neem daarom stelling tegen uw wat al te badinerende toon, en uw wat te grote cynisme.

Mevrouw Kant (SP):

Zo is het absoluut niet bedoeld. Ik noem voorbeelden waarover discussie mogelijk is. Het is immers de bedoeling dat we hier discussiëren over nut en noodzaak van reisjes. De positieve voorbeelden laat ik graag aan u, want ik heb daarmee geen ervaring. Maar ik heb niet gezegd dat ik het altijd zinloos vind. Ik heb niet gezegd dat wij vanaf nu moeten stoppen als Kamer om Kamerdelegaties op reis naar het buitenland te sturen. Het woord "reisjes" is nu eenmaal het woord dat voor buitenlandse bezoeken geldt. Het zijn reizen, dus dat is absoluut niet badinerend bedoeld. Mijn vragen hebben betrekking op het nut en de discussie daarover en hoe wij de beslissing over een buitenlandse reis op een andere manier kunnen regelen dan nu het geval is. Graag een reactie van het Presidium. Af en toe zit ik ook wel eens bij die vergaderingen, hoewel ik er vaak niet bij kan zijn. Ik heb vernomen dat het budget soms wordt opgespaard. Dat opsparen leidt er dan toe dat men verder kan reizen. Als dat het geval is, hoe kijkt het Presidium daar tegenaan? Als er wordt gereisd naar buitenlandse bestemmingen, wordt er dan business class gevlogen of economy class? Als het eerste het geval is, dan vraag ik mij af waarom.

Een ander punt. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ga van de reizen naar een andere vorm van uitjes, namelijk de EK-kaartjes voor het voetbaltoernooi. Andere fracties hebben daar vast ook ervaring mee, maar mijn fractie is de afgelopen periode diverse malen benaderd met de vraag of wij belangstelling hadden voor gratis kaartjes voor het EK voetbal, door KPN Telecom, de NOS en door Euro 2000 zelf. Onze code was om die kaartjes niet te aanvaarden. Wij hebben nog wel voorgesteld de kaartjes te verloten. Dan hadden wij een advertentie in de krant gezet met het opschrift: Kaartjes voor het EK voetbal! Voetballiefhebbers, schrijf u in, want wij hebben een aantal kaartjes te verloten. Dat leek ons een leuk gebaar naar de voetballiefhebbers, maar dat bleek niet te kunnen. Wij hebben de kaartjes dus niet geaccepteerd. Ik weet niet hoe de andere fracties hiermee zijn omgegaan, maar ik ben daar wel benieuwd naar. Ik heb begrepen dat andere organisaties, zoals het politiekorps in Arnhem, ook kaartjes aangeboden hebben gekregen, maar dat die de kaartjes ook niet hebben aanvaard. Ik vraag mij af, als je dat wel doet, of dat helemaal zuiver is. Ik wil daar graag een reactie op van het Presidium.

Ik verbreed deze kwestie even. Er liggen bij de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en op het ministerie allerlei voorstellen om de integriteit van ambtenaren te bevorderen, zoals het voorstel van ex-minister Peper om ambtenaren maximaal ƒ 100 aan cadeaus te laten aannemen. Ik vraag mij af waarom dit soort voorstellen en de discussies daarover altijd gaan over ambtenaren en nooit over politici. Zij ontbreken vaak in dit soort voorstellen. Wij zijn politici met elkaar. Ik vind dat wij op dit terrein ook een norm met elkaar moeten afspreken. Graag een reactie van het Presidium.

Dan nog twee praktische punten. Eerst het geluid in de zaal. Ik heb de voorzitter daarover een brief gestuurd. Toevallig heb ik er vandaag een antwoord op gehad. Wij vinden de geluidskwaliteit in de zaal buitengewoon slecht. Dat zal iedereen zo ervaren. Wij hebben gevraagd of het beter kan. Ik heb begrepen dat er in het reces metingen zullen plaatsvinden. Er wordt ook gekeken hoe het beter kan. Laten wij met zijn allen hopen dat dit tot enige verbetering leidt. Dan het elektronisch stemmen. Wij zijn daar erg voor. Het is vaak een heel gedoe om hoofdelijk te stemmen. Als dat met een nieuwe techniek anders kan, waarom niet? Wij zien graag dat er serieus wordt bekeken of dit kan. Wij stellen er wel een belangrijke voorwaarde aan, namelijk dat men kan zien wie wat heeft gestemd. Het moet volledig openbaar en zichtbaar zijn.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter Ik sta op de sprekerslijst ingeboekt voor 20 minuten. Ik zou die zeker kunnen gebruiken als ik alles twee keer zou zeggen, maar dat is niet nodig. Ik kan u dus tot mijn en uw vreugde meedelen, voorzitter, dat ik minder lang zal praten.

Het CDA houdt ook graag vast aan de goede traditie het debat over de raming te openen met het uitspreken van dank aan alle Kamermedewerkers en het Presidium. Er is in het afgelopen jaar weer veel werk verzet. Nogmaals, daarvoor onze grote dank.

De Kamer behoort een afspiegeling van de samenleving te zijn. Dat zijn wij gelukkig ook, niet alleen bij ons dagelijks werk als volksvertegenwoordigers, maar ook bij de deelname aan blije gebeurtenissen, het voetbal, en verdrietige gebeurtenissen, de vuurwerkramp, die ons land treffen. Dat maakt het leven in de Kamer hectisch. Het stelt ook hoge eisen aan medewerkers en Kamerleden die moeten anticiperen op veranderingen die in onze samenleving gaande zijn. Zoals mijn fractievoorzitter het onlangs omschreef in NRC Handelsblad: in een steeds meer fragmentarisch wordende samenleving is het zaak dat juist de Kamer het geheel blijft zien en dat juist de Kamer die integrale afweging weet te maken. De centrale vraag die ik bij dit debat stel, is of wij voor die taak wel voldoende toegerust zijn.

Door anderen is ook al gezegd dat er in de afgelopen jaren veel is verbeterd. Er is invulling gegeven aan de aanbeveling van de werkgroep-Doelman-Pel, de PPO-operatie, om de positie van de fracties ten opzichte van die van het kabinet te versterken. Toch leg ik bij u en bij mijn collega's de vraag neer of dat wel voldoende is geweest. Voor onze fractie geldt in ieder geval dat een belangrijk deel van die extra middelen meteen weer is verdampt als gevolg van bezuinigingen ingevolge het regeerakkoord en het lagere zetelaantal. Los van de politieke wisselingen en verandering in zetelaantallen, bestaat bij onze fractie nadrukkelijk het gevoel dat er structureel sprake is van onvoldoende evenwicht in de ondersteuning van de Kamer, met name van de fracties, ten opzichte van het kabinet. Ik zei al dat er een aantal goede voorstellen liggen en dat er in het afgelopen jaar het nodige is gebeurd. Ook de verbeteringen die het Presidium nu voorstelt om de positie van de Kamer te versterken, spreken ons aan. Toch geldt nog steeds de vraag of dit wel voldoende is, gezien de hoeveelheid onderwerpen die sterk in beweging is en de informatieachterstand die de Kamer en de individuele fracties veelal hebben ten opzichte van de departementen. Om het huiselijk te zeggen: met touwtjes en elastiekjes moet de Kamer respectievelijk de fractie vaak proberen, tegenwicht te bieden aan de regering.

Natuurlijk is de inzet van medewerkers van de Kamer van grote betekenis en die wordt door ons ook zeer gewaardeerd, zoals ook anderen al hebben gezegd. Er zit echter een principieel verschil tussen het werk van de Kamer en de medewerkers van de Kamer en het werk van de fracties. Ambtenaren van de Kamer kunnen en mogen hun werk niet politiek richten. Zij moeten zich baseren op de feiten en mogen daaraan geen politieke inkleuring geven. De fracties onderscheiden zich in principe juist op dat punt, omdat zij de feiten wel politiek moeten wegen. Daar gaat het hier in dit huis toch om. Wij pleiten daarom voor een verdere stevige versterking van de ondersteuning van de fracties. Nogmaals, de PPO-operatie heeft beslist tot verbetering geleid. Ik vraag mij echter af of de verhouding tussen fractieondersteuning en algemene ondersteuning via de Kamer wel in evenwicht is. Met het oog op de ontwikkelingen ben ik ervan overtuigd dat die nog steeds scheef is. Ik herhaal dat de algemene ondersteuning nodig is voor het betere verloop van het primaire proces, maar de principiële keus die wij maken, is dat wij voorrang willen geven aan de ondersteuning via de fracties, omdat zij het politieke debat bepalen.

Het komt mij voor dat wij op dit punt in internationaal opzicht achterlopen. Het zou daarom zeer zinvol zijn om een inventarisatie te krijgen van de functieondersteuning in andere parlementen. Een heel concrete vraag: hoe is die ondersteuning in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk? Onze fractie nodigt het Presidium uit om dat vergelijkend overzicht eens te leveren. Zij is met name geïnteresseerd in het aantal formatieplaatsen per parlementslid per fractie. Ik heb dat voor onze fractie eens uitgerekend. Alle persoonlijke medewerkers en fractiemedewerkers bij elkaar opgeteld, leidt dat tot een gemiddelde van 1,7 fulltime medewerker per Kamerlid. Als dit gegeven wordt afgezet tegen elke bewindspersoon die bij ieder onderwerp met gemak een blik opentrekt van 10 ambtenaren of meer, dan valt op hoe scheef die verhouding is. Als de bewindslieden van tevoren niet eens precies weten wat de leden aan de orde zullen stellen, zitten er in de zaal zoveel mensen dat er niemand van buiten bij kan. Daar moeten wij het mee doen. Wij vinden dan ook dat de ondersteuning van de fracties naar minstens 3 fulltime medewerkers per Kamerlid zou moeten groeien, van wie er in ieder geval twee beleidsinhoudelijk moeten kunnen functioneren.

Voorzitter! Dat is het allerbelangrijkste punt dat ik vandaag wil maken, omdat ik denk dat een zichzelf respecterende Kamer dat alleen maar kan waarmaken door inhoudelijk goed voor de dag te komen.

Hiermee hangt samen onze nadrukkelijke wens om in de toekomst een eigen begroting vast te stellen. Het is bepaald niet bevorderlijk voor de onafhankelijke positie van het parlement dat wij jaarlijks met de regering moeten soebatten over de jaarlijkse middelen, onverlet de opmerkingen die de heer Van Middelkoop op dit punt heeft gemaakt. Ik zeg ook tegen hem dat daarbij natuurlijk hoort dat de Kamer financiële verantwoording aflegt. Dat lijkt mij vanzelfsprekend. Ook op dit punt nodig ik het Presidium uit om met concrete voorstellen te komen.

Voorzitter! De opzet van een verificatiebureau kunnen wij in principe steunen. Er is inderdaad behoefte aan een vaste groep onderzoekers die in dienst van de Kamer Kamerleden kan bijstaan bij het beoordelen van rapporten over complexe projecten en onderwerpen, zo zeg ik ook tegen mevrouw Kant. Op dit moment loopt de Kamer nog regelmatig vast in bergen informatie uit verschillende bronnen met vaak tegenstrijdige conclusies. Kijk maar naar de discussies over de Betuwelijn, Schiphol en het mestprobleem, alhoewel ik direct aanteken dat men niet moet denken dat een verificatiebureau het enige ware woord zou kunnen spreken.

Wij zien overigens voor een dergelijk bureau ook een grote rol als het gaat om de Europese regelgeving. Misschien moet het anders ingevuld worden. Ik wil er toch de aandacht voor vragen. Er is binnen de Kamer, ook in mijn fractie, een gebrek aan kennis van wat Europa concreet betekent voor ons dagelijks werk. De doorwerking van wat Europa doet, daar zouden wij veel alerter op moeten zijn. Dat is immers een ontwikkeling die doorgaat. Vanzelfsprekend zal daarnaast het parlementaire onderzoek van groot belang blijven.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Ik heb zo-even duidelijkheid gevraagd over het verificatiebureau. Ik hoor de heer Leers zeggen dat hij dat steunt. Dat mag. Hij vindt echter dat tot de taken van het bureau ook het informeren over Europese regelgeving moet behoren. Dan kom je echter bij een heel ander type bureau terecht.

De heer Leers (CDA):

Ik heb gezegd behoefte te hebben om dit onderwerp naar voren te brengen. Het kan gekoppeld worden aan het verificatiebureau. Het een moet men echter naast het andere kunnen zien. Het is alletwee van belang. Als het tot één bureau te voegen is, zou dat wat mij betreft prima zijn. Wat dat betreft sluit ik aan bij de opmerking van de heer Van Middelkoop dat het goed is als het Presidium aangeeft wat de taak zal worden van het verificatiebureau.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kan de heer Leers zeggen wat het standpunt is van de CDA-fractie over de gehele onderzoeksfunctie die op meer plekken in de ambtelijke organisatie zit, bijvoorbeeld in de bestaffing van de fracties? Is hij daarover tevreden? Is met de komst van het verificatiebureau de onderzoeksfunctie rond volgens het CDA of behoeft die verdere uitbouw? Zo ja, op welke wijze?

De heer Leers (CDA):

Wij moeten dit scheiden van de onderzoeksfunctie van de Kamer via allerlei stafdiensten die officieel nuttig zijn en waar wij veel aan hebben omdat men met een andere, vaak objectieve blik naar de materie kijkt. Ik heb begrepen dat het verificatiebureau een andere taak heeft dan een onderzoeksbureau. Verificatie is meer het vaststellen van de eenduidigheid en de objectiviteit van de aangeleverde gegevens. Ik sluit hier aan bij de opmerkingen die net door de heer Van Middelkoop zijn gemaakt. Die twee zaken staan dus los van elkaar. Daarnaast zal er nooit sprake zijn van een afgerond geheel. Wij moeten altijd meegaan met de veranderingen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Met die laatste constatering ben ik het altijd eens. De fractievoorzitters hebben enkele weken geleden uitvoerig met elkaar gesproken, ook via de krant, over de behoefte om de onderzoeksfunctie van de Kamer te versterken. Het is nu dus aan de vandaag bijeengekomen fracties om te beoordelen of het voorstel van het Presidium voldoet. Meedenken kan geen kwaad. Als het CDA meer wil, en die indruk vestigt de fractie bij monde van de heer De Hoop Scheffer, daag ik de heer Leers uit om daar handen en voeten aan te geven.

De heer Leers (CDA):

Ik heb net een stevige poging gedaan om met name de onderzoeksfunctie, althans de positie van de Kamer en met name die van de fracties, duidelijk neer te zetten. Wij willen wat dat betreft een versterking. De boodschap die ik de heer Vendrik wil meegeven, is dat het er mij meer om gaat de positie van de fracties te versterken dan de positie van de Kamer. Daarnaast heb ik waardering voor de initiatieven die het Presidium neemt. Die vind ik beslist interessant als aanvulling. Mijn grootste pleidooi is erop gericht om de fractieondersteuning, waarbij ook onderzoek kan plaatsvinden, op de eerste plaats te zetten, gelet de keuze die wij principieel maken. Dat dat niet bij u overkomt, vind ik spijtig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat kan ook aan mij liggen, maar het wordt in ieder geval helderder. Pleit u voor extra geld voor fracties, geoormerkt en wel?

De heer Leers (CDA):

Ja, ik heb net gezegd dat wij vinden dat de ondersteuning van de fracties minstens naar 3 fulltime medewerkers per Kamerlid zou moeten uitgroeien. Ik denk dat u net even buiten de zaal was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik moest even stukken aannemen.

De heer Leers (CDA):

Ik heb het dus net allemaal uitgelegd.

Voorzitter! Ik heb al gezegd dat het parlementair onderzoek uiteraard van groot belang blijft. Wat ons betreft, mag dat instrument zelfs creatiever en frequenter worden gebruikt, overigens zonder het daarmee bot te maken. Want die zorg heb ik inderdaad ook. Wellicht kunnen als voorbeeld dienen ervaringen in andere landen, bijvoorbeeld Duitsland waar men een onderscheid aanbrengt tussen het onderzoek naar het gevoerde beleid, vergelijkbaar met de parlementaire enquête zoals wij die kennen, en het onderzoek naar toekomstgericht beleid. Langs die weg kan onze positie wellicht verder worden versterkt. Wij vragen u dit te betrekken bij de uitwerking door de commissie voor de Werkwijze der Kamer.

Voorzitter! Een tweede hoofdpunt dat ik in deze discussie wil aansnijden, is de informatievoorziening aan de Kamer en met name het gebruik van e-mail. Er is met betrekking tot de automatisering de afgelopen jaren veel ten goede veranderd. De computerhardware is vervangen en gemoderniseerd. De ambtelijke ondersteuning is aanzienlijk verbeterd. Ik wil daarvoor graag onze welgemeende complimenten overbrengen, want dit is geen gemakkelijke opgave geweest. Toch blijven er zorgpunten bestaan, zeker omdat wij nog maar aan het begin staan van een verdere explosie in de informatiestroom. De vraag is of Kamerleden door de virtuele bomen nog wel het bos kunnen blijven zien. Wil je alle per dag aan jou gerichte mailtjes alleen al openen, laat staan beantwoorden, dan kost dat minstens een uur of verschillende uren. E-mail wordt ook in toenemende mate gebruikt als een actiemiddel. Mijn vraag is of het niet wenselijk zou zijn dat er gerelateerd aan de politieke agenda van een bepaalde week, op de algemene Kamersite een postbus wordt geopend waarin men per onderwerp kan reageren. Van mijn part wordt er een soort chatbox van gemaakt. Dat betekent dat dan niet meer alle leden individueel een enorme hoeveelheid e-mailtjes behoeven te krijgen en dat fracties en fractiewoordvoerders zelf uit de chatbox kunnen halen wat zij interessant vinden om te gebruiken. Bovendien maakt dat het voor veel mensen interessant om met de Kamer te communiceren.

Mevrouw Kant (SP):

Zo'n e-mailtje is post die aan u persoonlijk als volksvertegenwoordiger is gericht. Wilt u al die mailtjes dan op één hoop gooien? Ik stel die mailtjes juist zeer op prijs. Ik krijg er ook heel veel en probeer ze echt allemaal te beantwoorden. Wilt u ook alle gewone post die wij hier krijgen in één zak doen en daar dan een antwoord op maken?

De heer Leers (CDA):

Met alle respect, mevrouw Kant, maar u weet net zo goed als ik hoe het gaat. Wij hebben woordvoerders respectievelijk specialisten op een bepaald terrein. Die zijn zeer geïnteresseerd in e-mailtjes op hun terrein en zullen die ook betrekken bij hun voorbereidingen, maar Kamerleden die op zo'n terrein niets doen, krijgen er ook grote aantallen e-mailtjes over. Zij willen uit fatsoensoverwegingen laten blijken dat zij die e-mailtjes ontvangen hebben, en dat kost veel tijd. Vandaar dat ik mijn suggestie heb gedaan. Ik poog daarmee alleen de efficiency te bevorderen. U moet het niet beschouwen als een bewijs van gebrek aan respect voor de afzenders of zo. Ik zoek naar een efficiencyvorm waarbij mensen zeker weten dat er iets met hun e-mailtjes wordt gedaan en dat die niet zomaar wordt gewist onder het motto: dit is mijn onderwerp niet. Dat gebeurt vaak, in ieder geval in grote fracties. Misschien dat het bij kleine fractie minder voorkomt. Ik zoek dus naar een mogelijkheid om mensen via de Kamersite toch in de gelegenheid te stellen hun mening kenbaar te maken.

Ook kan de efficiency rond de e-mailverzending worden vergroot, wanneer de commissiebureaus de aan de Kamerleden en medewerkers toegezonden mailtjes zouden voorzien van een duidelijke onderwerptypering. Nu moet vaak alle e-mail worden geopend, inclusief de bijlage, om er achter te komen wat de strekking ervan is. Daarbij blijkt veelal dat het voor betrokkene niet relevant is. In kleine fracties speelt dat misschien niet zo, maar in grotere fracties is het een probleem.

Voorzitter! Het project "Leden thuis" is hier al besproken. Het heeft inderdaad in het verleden tot heel wat frustraties geleid. Wij hebben echter hoop dat het nieuwe project "Leden thuis" het stukken beter gaat doen. Dan is goede nazorg onontbeerlijk, inclusief het up-to-date houden van software. Het mag niet meer voorkomen dat, zoals bij het oude project wel eens gebeurde, gewerkt moet worden met een vier jaar oude virusscanner die volstrekt niet meer voldeed. Hoe staat het overigens met de aankoop van de nieuwe apparatuur en het volgen van de Europese aanbestedingsrichtlijn daarbij? Ik heb hierover een brief geschreven omdat ik twijfels heb of de juiste procedure wel is gevolgd.

Voorzitter! Wij zijn verheugd over het voorstel om te komen tot een dienst informatievoorziening. In het algemeen geldt trouwens dat het omvormen van diensten en commissiebureaus hard nodig is om aan te sluiten bij de nieuwe ontwikkelingen en behoeften. Omdat controle op kwaliteit naijlt of soms zelfs ontbreekt, is het wenselijk om vooraf kwaliteitseisen te stellen, bijvoorbeeld door de werkprocessen van deze diensten en de commissiebureaus te certificeren. Daar zijn normen voor.

Ook het werk van de griffiers van de Kamercommissies zal aan de nieuwe eisen moeten worden aangepast. Ik krijg de indruk dat griffiers zich te veel bezighouden met procedures en niet of nauwelijks toekomen aan hun meer inhoudelijke taken als het toegankelijk maken van informatie, het leggen van contacten enz. Ik vraag mij af of de verdere verschuiving van taken en onderwerpen naar procedurevergaderingen niet een nog zwaarder accent zal leggen op de vervulling van de huidige bureaucratische rol. Ook uit politieke overwegingen voelen wij er niet veel voor om eerst alle onderwerpen in commissies te behandelen voordat ze de plenaire zaal bereiken. Zo gaat de politieke jus er wel snel vanaf!

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij degenen die vinden dat de draadomroep van de Tweede Kamer moet blijven bestaan. Het is een uiterst nuttig medium dat bijdraagt aan een beter contact tussen parlement en samenleving. Wellicht kan het Presidium met voorstellen komen op dit punt.

Het vragenuurtje is beslist levendiger geworden door de recent ingevoerde nieuwe aanpak. Maar ook wat dit betreft sluit ik mij aan bij anderen: de sprekers zijn niet altijd even goed te verstaan. Dat geldt overigens voor de gehele zaal, inclusief de publieke tribune

Ik schaar mij bij degenen die vinden dat het reisbudget moet groeien. Al zeven jaar lang is de hoogte van dit budget onveranderd gebleven en ik meen dat het voor Kamerleden van belang is zich af en toe te oriënteren op ontwikkelingen in het buitenland. Ik kan mevrouw Kant garanderen dat het zeer verfrissend is de neus af en toe buiten de deur te steken. Het reisbudget dient op z'n minst te worden geïndexeerd. Waarom is dat nog niet gebeurd?

Mevrouw Kant (SP):

Ik steek mijn neus gelukkig heel vaak buiten de deur. Ik ga naar wijken in Nederland, naar de gezondheidszorg, naar het onderwijs enz. Maar ik ga niet naar Zuid-Afrika of India. Verre buitenlandse reizen drukken bovendien het meest op het reisbudget en ik wil graag een discussie over het nut van die reizen.

De heer Leers (CDA):

Maar u hebt al een paar keer gezegd: ik kan niet uit ervaring spreken. Misschien moet u toch eens die ervaring opdoen!

Voorzitter! Van twee dingen één: óf je vormt de Bouwbegeleidingscommissie om tot een meer permanente adviescommissie als daaraan behoefte staat, óf je doekt haar op. Meer smaken zijn er niet. Wat is overigens precies de controverse tussen de Bouwbegeleidingscommissie en het Presidium?

Aan de telefonische bereikbaarheid is de laatste tijd gelukkig het nodige verbeterd, maar toch mankeert er nog wel iets aan. Veel van de nieuwe faciliteiten worden niet gebruikt omdat ze gewoon te ingewikkeld zijn. Het doorverbinden vanuit elders in het gebouw naar de kamers is technisch niet mogelijk. Juist met het oog op de dienstbaarheid die de Kamer zou moeten kenmerken, dient hierin verbetering te worden gebracht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Allereerst wil ik alle ambtelijke medewerkers in dit gebouw – vast of in flexibel dienstverband – bijzonder danken voor hun werk het afgelopen jaar. Het is altijd weer verwonderlijk om te zien hoe men erin slaagt om de problemen, die worden veroorzaakt door onze aanwezigheid, tot bescheiden proporties terug te brengen en in goede banen te leiden. Hartelijk dank daarvoor!

Ik wil verschillende punten aan de orde stellen. Ik begin met het belangrijkste onderwerp van vandaag: de onderzoeksfunctie van de Kamer. Vorig jaar is mijn fractie daarover begonnen. Ik juich het toe dat er een brede politieke steun lijkt te groeien voor de versterking van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Middelkoop: wat is het verificatiebureau precies? Als ik dat met mijn timmermansoog bekijk, dan vraag ik mij af of het wel voldoet. Ik zal mijn eigen idee van vorig jaar, in een nieuw jasje, daar tegenover stellen. Ik maakte toen de analogie met de commissie voor de Rijksuitgaven met haar staf; die zou tot lering kunnen strekken. Het lijkt mij van belang dat er een volwaardig parlementair onderzoeksbureau komt, dat in de eerste plaats het parlement, de commissies en de fracties ondersteunt en begeleidt bij de beoordeling van onderzoek. Hierbij komt de verificatiefunctie terug: onderzoek doen naar onderzoek dus. Het meeste wetenschappelijk onderzoek bestaat uit onderzoek naar onderzoek, omdat wordt teruggekeken naar eerder verricht onderzoek. Ik zie dus niet veel verschil tussen dergelijk onderzoek aan de universiteit en het werk dat het parlementair onderzoeksbureau zou moeten doen.

Een voorbeeld: het kabinet wil 50 mln. uitgeven voor een reeks onderzoeken naar de haalbaarheid van Schiphol in zee. Mij lijkt dat een heel vette kluif. Het levert ongetwij feld twee meter rapporten op. Ik zou graag zien dat deskundigen in dienst van de Kamer, fracties adviseren over de betekenis van de gehanteerde methodologie en de kwaliteit van de onderzoeken die in de komende jaren over ons zal worden uitgestort. Een andere mogelijke functie van het parlementair onderzoekbureau is het vastleggen van ervaringen opgedaan in parlementaire onderzoekscommissies en enquêtecommissies. Zoiets zou zeer nuttig zijn. Ook ontstaat op die manier deskundigheid die keer op keer kan worden ingezet. Bovendien is mijn inschatting dat de Nederlandse universiteiten, voorop in de schare van publieke onderzoeksinstituten – over de particuliere onderzoeksinstituten ben ik wat minder enthousiast – staan te popelen om hun kennis en deskundigheid in verbinding te brengen met het werk hier in het parlement. Daarvoor is een verbindingspersoon nodig, die de wensen van het parlement kan verbinden met de mogelijkheden die het universitair onderzoek biedt. Het parlementair onderzoeksbureau zou ook daarbij een rol kunnen spelen. Alles opgeteld levert dit een grotere ambitie op dan hetgeen spreekt uit de antwoorden van het Presidium. Waarom heeft het niet voor een wat ambitieuzere aanpak gekozen? Twee mensen is voor mij een buitengewoon bescheiden bestaffing. Ik denk echt aan iets groters: een eigen, zelfstandige onderzoekspraktijk, die zich binnen de Kamer kan vestigen en die geen afgeleide is van commissiewerk of van werk van andere ambtelijke diensten. Pas in dat geval zullen wij de meerwaarde van zo'n onderzoeksbureau ervaren. Zo niet, dan vrees ik dat wij onze eigen teleurstelling gaan organiseren door het vanaf het begin onvoldoende ambitieus aan te pakken. Desalniettemin heb ik alle waardering voor het feit dat er in ieder geval iets wordt ondernomen.

In dit verband heb ik nog een procedurele vraag. Vorig jaar zei de voorzitter van het Presidium mij desgevraagd dat rond Kerstmis of in januari een stuk over de onderzoeksfunctie zou verschijnen. Ik heb daar echter niets van gezien en vraag de voorzitter naar de reden van de vertraging. Dit geldt ook voor een ander verzoek van mijn fractie, namelijk de procedure met betrekking tot enkele benoemingen waartoe de Kamer gerechtigd is, in het bijzonder de benoeming van de leden van de Algemene Rekenkamer. Bij de opvolging van de heer Koning heeft mijn fractie een openbare brief aan het Presidium gestuurd. Wij waren ontevreden over de daarbij gevolgde procedure en wij wachten nog steeds op antwoord. Ik hoop dat dit nog dit jaar zal komen, opdat wij deze kwestie in de Kamer kunnen bespreken, want de brief bevat niet alleen een klacht, maar ook een voorstel om er een keer plenair over te spreken. Dan is een reactie van het Presidium misschien wel erg nuttig als basis voor zo'n debat.

Een korte opmerking over het totale budget waarmee de Kamer het in al haar geledingen in het komende jaar zal moeten doen. Dit roept bij ons de vraag op, hoe de efficiencykorting, die ook in het komende jaar weer haar werk zal doen, zich verhoudt tot het recente kabinetsbesluit op dit punt. Vanmorgen is erover gesproken en bij de behandeling van de Miljoenennota 2001 zullen wij ook zien dat er weer meer geld te besteden zal zijn. Ik zou het logisch vinden als de Kamer haar budget beperkt zodra dit voor de collectieve sector in het algemeen geldt, maar daar gaat het nu toch zo langzamerhand weer de andere kant op. Er komt meer geld vrij; moet dit dan niet ook voor de Kamer gelden?

Meer in het bijzonder blijven wij aandacht vragen voor de positie van de kleinere fracties. Ik verhul niet dat wij hierbij buitengewoon veel belang hebben en ik vrees dat wij ondanks toekomstige overwinningen bij de verkiezingen nog enige tijd een kleinere fractie zullen blijven vormen. Ik houd staande dat kleinere fracties met hun staf en wat zij nodig hebben om goed te functioneren, toch een grotere overhead hebben en meer obstakels moeten overwinnen om de boel goed te laten verlopen. Dat is dagelijks zichtbaar. Het is op zichzelf terecht dat fracties een aandeel nemen bij een kleiner budget, maar nu er weer meer ruimte komt, zou ik heel graag zien dat de beknibbeling op het budget van de fracties, waarin GroenLinks ook zijn aandeel heeft genomen, wordt teruggedraaid. Verwacht het Presidium voor het jaar 2001 nog extra middelen van het kabinet? Dat zou ik mij op zichzelf kunnen voorstellen. En zo ja, waar zullen die dan aan worden besteed?

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ik vraag me af wanneer er op de fractiebudgetten beknibbeld zou zijn. Volgens mij zijn ze onlangs met 20% verhoogd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er zijn twee operaties tegelijk gaande. Er is aan de ene kant besloten om de fractiebudgetten te verhogen, maar aan de andere kant is er in lijn met de efficiencyoperatie die het kabinet op de hele collectieve sector heeft toegepast, besloten om het budget voor de Kamer te verlagen. Verleden jaar is erover gediscussieerd welke fracties hier in welke mate last van zouden hebben. Wij vonden dat wij daarbij nogal benadeeld werden. De balans is nu een zeer bescheiden groei in het komende jaar. Wel, zodra er meer geld komt, wat ik bepaald niet uitsluit, zou ik de positie van met name de kleinere fracties wederom aan de orde willen stellen, want het valt niet mee om te overleven in dit huis.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! De heer Vendrik is volgens mij financieel specialist, dus zou hij moeten weten dat de fracties er netto behoorlijk op vooruit zijn gegaan. Wij hebben daar meer dan voldoende aan, zijn fractie blijkbaar niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat klopt.

Voorzitter! Het doet onze fractie buitengewoon veel deugd dat het Presidium geen voorstellen zal doen om de neveninkomstenregeling op kortere c.q. langere termijn af te schaffen, terwijl dit toch even heeft gedreigd. De huidige praktijk verdient verre de voorkeur.

Wij zijn er ook blij mee dat het overleg tussen het managementteam en de ambtelijk secretarissen weer een meer structureel karakter zal krijgen. Zeker in verband met discussies over de toekomstige huisvesting van de fracties en de ambtelijke diensten hechten wij hier bijzonder veel belang aan.

Wat de huisvesting betreft, wij zijn blij dat er in de komende jaren zicht lijkt te gaan komen op voldoende ruimte voor zowel fracties als ambtelijke diensten, al is het wel een beetje spijtig dat er weer enige vertraging optreedt door de problemen met de verbouwing van Plein 23. Het blijft voor ons nog wel een vraag, wie de langetermijnvisie op de huisvesting nu precies zal opstellen. Zal de Bouwbegeleidings commissie dit doen, wordt het een taak van het Presidium of zal er een speciale commissie voor worden ingesteld? En hoe zullen de belangen van alle betrokkenen veilig worden gesteld? Neemt het Presidium daarbij het voortouw en gaat het verder via het overleg met de ambtelijk secretarissen?

Voorzitter! Wat internet en de informatievoorziening aan het publiek betreft, hebben wij grote waardering voor de verschillende initiatieven om het werk van de Kamer via internet meer toegankelijk te maken. Dat kan wat ons betreft niet voldoende gebeuren. Het volgen van plenaire vergaderingen en commissievergaderingen en het beschikbaar stellen van documenten, vergaderschema's en andere informatie voor het brede publiek, zou zoveel mogelijk via internet moeten gebeuren. De Kamer brengt zo het debat ongefilterd bij de mensen thuis. Dat heeft vele positieve kanten, maar het zal ons ook in de toekomst sterker verplichten om het debat te voeren over de zaken die er werkelijk toe doen. Als het venster dat internet heet, hieraan kan bijdragen, is dat mooi meegenomen. Ook voor belangenorganisaties en bedrijven is het vrij beschikbaar komen van debatten en documenten op iedere plek waar internet voorhanden is, van zeer groot belang. Ik hoop dan ook dat de toegezegde toevoegingen aan de internetsite van de Kamer volgens plan gestalte zullen krijgen.

Voorzitter! Inzake het diversiteitsbeleid constateer ik dat ook de Kamer er helaas nog lang niet in slaagt – net als de meeste fracties overigens, als mijn waarneming mij niet bedriegt – om de diversiteit in alle functies voldoende te realiseren. Daar blijven waakzaamheid en ambitie geboden. Dat vraagt de komende jaren om aandacht en wellicht is het goed als het Presidium nog even toelicht wat deze waakzaamheid en ambitie de komende jaren precies gaan betekenen.

Dan kom ik te spreken over twee groene punten. Het eerste betreft groene stroom. Wij wachten nog op antwoord op de vraag waarom het aandeel groene stroom niet verder omhoog kan. Het prijsverschil tussen groene en conventionele stroom is namelijk ongeveer nul. Het is dus een beetje vreemd om in de antwoorden van het Presidium te lezen dat de totale kosten van groene stroom op een maximum van ƒ 115.000 per jaar worden gezet. In het komend jaar wordt de conventionele stroom echt duurder dan groene stroom, dus dan doen wij onszelf tekort. Wij kunnen daar besparen door een groter aandeel groene stroom te benutten.

Het tweede punt betreft de biologische producten in het restaurant. Wij nemen met waardering kennis van alle aangekondigde stapjes, maar die overtuigen ons nog niet helemaal. Er wordt geschermd met allerlei hygiëneregels; de HACCP-regels. Maar die gelden toch ook voor de themaweken en dan kan er wel biologisch geserveerd worden. Waarom kan dat dan niet in de reguliere werkwijze? Ik roep het Presidium nogmaals op om het maximale te doen om het restaurant ertoe te brengen een permanent biologisch en ecologisch verantwoord pakket aan te bieden aan alle mensen die in dit gebouw rondlopen.

Een volgend punt betreft de toegankelijkheid van het gebouw. Ook daar hebben wij vorig jaar over gesproken. Het betreft in het bijzonder de lift achter de toegangsdeur. Met name voor gehandicapten veroorzaakt die een nogal bewerkelijke gang door het gebouw. Destijds kwam uit de discussie dat verbouwing of verplaatsing van de lift te veel geld zou kosten in het licht van de meerwaarde van een verplaatste lift die het gebouw toegankelijker maakt. Wij hebben het verslag van de discussie nog eens nagelezen en besproken in de fractie en wij hebben toch problemen met deze benadering. Ik vraag het Presidium opnieuw te bekijken of er een mogelijkheid is om de toegankelijkheid – met name rondom de lift, want daar zit het belangrijkste probleem – toch te verbeteren. Het kan toch bijna niet zo zijn dat met het oog op de toegankelijkheid van het parlement voor een bijzondere groep overwegingen van financieel belang voortdurend voorrang krijgen. Ik kan mij voorstellen dat dit in een situatie van budgettaire krapte wel gebeurt, maar nu er misschien iets extra ruimte komt, wil mijn fractie graag dit punt boven aan de prioriteitenlijst van de extra uitgaven zetten. Ik vraag het Presidium op dat punt om een reactie.

Wat het project "Leden thuis" betreft, ervaren wij ook wel eens wat ongemak. Dat verschilt overigens per fractielid. Er zijn leden die iets gemakkelijker met het digitale gebeuren omgaan en er zijn leden die op meer drempels stuiten bij de toegang tot de digitale toekomst. Dat neemt niet weg dat wij met grote belangstelling uitzien naar het project "Kamer thuis". Mijn fractie hoopt dat de technische problemen die nu tamelijk frequent optreden – bij sommige leden meer dan bij andere – spoedig zullen worden verholpen.

Ik heb hierbij een vraag. Er zijn nogal wat leden en medewerkers van fracties die thuis al over een computer beschikken. Het gaat hierbij niet zozeer om de vraag of er nieuwe apparatuur, in dit geval voor de leden, aangeschaft moet worden, maar om de vraag of de Dienst automatisering behulpzaam kan zijn bij het geschikt maken van een reeds aanwezige computer, in dit geval ook van medewerkers, om toegang tot het Kamersysteem te krijgen. Dit maakt het thuiswerken zowel voor Kamerleden als voor medewerkers een stuk aantrekkelijker en misschien ook goedkoper. Ik heb persoonlijk geen behoefte aan een nieuwe laptop. De huidige staat thuis naast mijn pc, die ik helaas niet kan gebruiken voor de functies die verbonden zijn aan het project "Leden thuis". Het nuttige met het aangename verenigen zou betekenen dat de Dienst automatisering mijn computer toegankelijk maakt voor het project "Kamer thuis".

Tot slot heb ik een cri de coeur, over de zetels. Ik zit nu twee jaar in de Kamer, maar eigenlijk sta ik nu twee jaar in de Kamer, want de zetel waarin ik geacht word te zitten, zit voor mij niet. Het heeft misschien te maken met mijn lengte, maar ik houd het gewoon niet langer dan vijf minuten erin uit. Het is een aanslag op mijn fysieke gestel; ik moet dan ook regelmatig strekken en lopen. Wellicht kan het Presidium zeggen of er enige verbetering in het zitgemak van de Kamer is te verwachten.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van het Presidium.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (voorzitter van het Presidium):

Voorzitter! Sommige tradities moeten in ere gehouden worden. Een van de tradities in deze Kamer is het bij de behandeling van de raming van de Kamer, de eigen begroting van de Kamer, uitspreken van waardering aan het adres van degenen die bij de Kamer in dienst zijn. Ik meen dat wij hieronder ook degenen kunnen rekenen die Kamerleden ondersteunen, zodat het hierbij om alle medewerkers van de Kamer gaat. Ook dit jaar is door alle fracties die waardering uitgesproken. Ik voeg hier graag de dank van het Presidium bij. Ik meen dat deze dank door wie het betreft zeer gewaardeerd wordt. Dat is althans mijn stellige indruk.

Voorzitter! Ik zal proberen de opmerkingen te clusteren. Eerst wil ik iets zeggen over de onderwerpen waarover alle sprekers iets gezegd hebben.

Net als de heer Van Middelkoop hecht ik aan juist taalgebruik en omdat belangrijke onderwerpen eerst aan de orde moeten komen, wil ik hem nu antwoorden op zijn opmerking dat almaar verwezen wordt naar een mannelijke Kamer. Er wordt bij verwijzing namelijk het woord "zijn" gebruikt en niet het woord "haar". In het Groene Boekje en in de dikke Van Dale wordt bij dit woord geen geslachtsaanduiding meer gegeven. Dat betekent dat voor "Kamer" zowel een mannelijk als een vrouwelijk verwijswoord kan worden gebruikt. Ik ben overigens blij dat de heer Van Middelkoop dit jammer vindt en natuurlijk vind ik dat met hem. Dit is echter het antwoord op zijn opmerking dat in de stukken steeds een vergissing wordt gemaakt. Misschien kan ik mijn medewerkers ertoe verleiden voortaan het oude vertrouwde "haar" te gebruiken als het om de Kamer gaat. Uit het knikken van de heer Van Middelkoop maak ik op dat dit zijn instemming heeft. Dit komt op deze manier dan wel terecht.

Voorzitter! Sommige leden zien de griffiers inderdaad als interactieve procesmanagers. Vooral mevrouw Duijkers sprak hierover. De leden meenden dat deze aanduiding een synoniem mag zijn voor: informatiemakelaars. Ik meen dat dit zo is en dat dit een ondersteuning is van de opvatting die wij graag over griffiers hebben. De heer Leers refereerde ook aan de inhoudelijke ondersteuning door griffiers en hoopte dat de Kamer en het Presidium hierover goed willen nadenken. "Wij" vinden ook wel eens dat je af toe de taak van de griffier in aanmerking mag nemen. Wat doet hij of zij voor de vaste commissie en hoe kunnen wij die dienstverlening op een goede manier vasthouden. Er zou niet alleen maar sprake moeten zijn van iets procedureels. Daarentegen zouden deze personen wel degelijke voor informatie moeten zorgen en informatiemakelaars moeten zijn.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! Met de aanduiding "informatiemakelaar" wordt aangegeven wat een deel van het werk behelst. Het gaat er ook om dat je netwerken ontwikkelt waarmee je informatie kunt verzamelen en kunt verspreiden. Er wordt dus op twee aspecten gedoeld.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

U sprak over de "interactieve procesmanager". Ik meen dat die formulering uw goede bedoelingen omvat. Hier kan het Presidium heel goed mee uit de voeten. Ik meen dat de directeur constitutioneel proces dit ook vindt en dat deze aanduiding heel goed past bij datgene wat wij in het kader van de reorganisatie doen. Ik zie dat de heer Van Middelkoop in Van Dale nakijkt of het wel waar is wat ik gezegd heb. Aangezien hij niet naar de interruptiemicrofoon loopt, heb ik gelijk.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Het is nog veel erger. Ik heb de Van Dale erop nageslagen en daar komt heel de Tweede Kamer niet in voor.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik hoop dat men dat nu gehoord heeft!

Er is gevraagd wat het Presidium beoogt met de eigen begroting van de Kamer. Het is niet dat er op dit moment iets niet goed gaat. Het is ook niet dat het per se anders moet. Het is wel dat de Kamer ieder jaar bij de opstelling van de begroting bepaalde zaken, zoals nu de uitbreiding van het budget voor onderzoek, moet bevechten. Natuurlijk moet er accountantscontrole zijn, natuurlijk moet de Algemene Rekenkamer kunnen controleren, maar ons is gebleken dat de meeste parlementen onder een eigen begrotingsonderdeel vallen. Dan gebeurt alles keurig rechtmatig op de manier zoals het hoort, maar wel met een eigen bevoegdheid om de begroting vast te stellen, natuurlijk binnen de perken en natuurlijk met de juiste controle. Het Presidium stelt heel voorzichtig voor om daarover eens met het kabinet te spreken. Met de minister van BZK moet eens worden bezien of het ook in Nederland kan worden geregeld op de manier waarop dat in sommige landen om ons heen is geregeld. Wij moeten ons er goed van bewust zijn dat dat meer eigen verantwoordelijkheid van de Kamer inhoudt. Degenen die denken: "dat is lekker makkelijk, want dan kunnen wij dit of dat doen", moet ik dus gelijk tegenspreken.

Ik kom op de VBTB-operatie. Natuurlijk heeft iedereen gelijk die zegt dat de Kamer het zelf gewild heeft en zich dus aan procedures moet houden. Immers, departementen en bewindslieden zijn ook verplicht om zich aan bepaalde voorschriften te houden. Het is een beetje ingewikkelder dan het bij departementen ligt, omdat de Kamer als zodanig geen producten maakt. Het is dus altijd wat moeilijker om te kijken waar je op kunt afrekenen. Wij kunnen echter wel degelijk beleid inzetten en vervolgens kijken hoe wij er in de praktijk mee zijn omgegaan. Het Presidium zal bezien op welke manier de invulling gestalte moet krijgen.

Ik kom op de budgettaire situatie van fracties. In het Presidium hebben wij er vaak over gesproken. Immers, bijna alle fracties zijn erin vertegenwoordigd. Dit soort onderwerpen komt zeker bij de voorbereiding van de begroting aan de orde. De Kamer heeft vorig jaar niet meegedaan aan de algemene bezuinigingsoperatie voor de departementen. Wij zijn daar niet trots op, maar dat heeft iets te maken met het feit dat de Kamer veel moeilijker dan departementen met geld kan schuiven. Wij hebben wel meegedaan met het eerste jaar, de 1,7%, maar wij hebben die bezuiniging niet laten doorlopen. Mevrouw Kant zei dat de budgetten van fracties eigenlijk zijn gestegen. Dat is het gevolg van de operatie van de commissie-Doelman-Pel. Daarnaast hadden wij ons in eerste instantie verplicht om de bezuinigingsoperatie mee te maken, maar in de praktijk heeft dat geen gestalte gekregen. Zelfs daarmee is nog niet iedereen tevreden, maar het Presidium heeft gemeend dat toch te moeten blijven doen.

De heer Leers (CDA):

Ik heb meer in het algemeen gesproken: er is een structurele onevenwichtigheid in de bemensing van de fracties ten opzichte van het kabinet, los van iedere bezuiniging. Kunt u over die 1,7 mln. ten opzichte van de vele ambtenaren van de minister uw mening geven?

Ik zal de situatie voor onze fractie op een rijtje zetten. Wij hebben er 1,5 mln. bij gekregen, wat een verhoging van 30% is, uitgaande van onze toenmalige 34 zetels. Echter, vijf zetels verlies is min 1 mln. De regeerakkoordbezuiniging in het eerste jaar is twee ton minder. Restant: twee ton. Dan kan ik toch niet vinden dat er zoveel verruimd is.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat is relatief, moet ik hier helaas zeggen. Het vervelende van de manier waarop u het nu zelf stelt, maakt dat ik tegen u moet zeggen dat dit soort dingen het gevolg zijn van verkiezingsuitslagen en het aantal zetels dat een fractie haalt. De volgende keer kan dat een andere fractie zijn. Maar juist omdat wij daarvoor oog willen hebben en omdat wij in het Presidium elkaar het leven niet moeilijk willen maken, hebben wij dat zo voorzichtig mogelijk ingezet. Wij hebben zelfs uitgesproken – waarom zou ik dat niet in alle openbaarheid herhalen – dat als zich problemen voordoen die van een dusdanige aard zijn dat een fractie niet zou kunnen functioneren vanwege de financiële middelen, men dat op een goede manier naar voren moet brengen. Dat is tot nu toe niet het geval geweest.

De heer Leers (CDA):

Helemaal mee eens. Maar zelfs de pijnlijkheid van een teruggang in het aantal zetels mag niet verbloemen, dat een fractie toch goed voor de dag moet kunnen komen in haar ondersteuning. Daarom ben ik daar heel open in: natuurlijk weet ik dat wij zijn teruggegaan.

De voorzitter:

U gaat een betoog houden. Ik ga u allemaal strak houden!

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik begrijp heel goed waar u het over heeft. Dat is ook een zorg van het Presidium. Ik moet u wel in alle eerlijkheid zeggen dat mevrouw Kant op hetzelfde punt vindt dat haar fractie voldoende wordt ondersteund. Zij heeft genoeg financiële middelen om dat te doen. Meer feitelijk dan politiek-inhoudelijk kan gezegd worden dat er een groot verschil bestaat tussen hoe fracties daarmee omgaan.

Een ander belangrijk punt is de onderzoeksfunctie van de Kamer. Daar wordt niet alleen sinds de begrotingsbehandelingen van de Kamer die ikzelf heb meegemaakt als voorzitter van Presidium aandacht aan besteed, maar al langer. Deze functie behoeft eigenlijk een versteviging. Het onderzoekswerk van vaste commissies begint eigenlijk al op het moment, dat men rondetafelgesprekken, hoorzittingen en allerlei onderzoek doet in de voorbereiding van de behandeling van een wetsvoorstel of een nota. Dat is natuurlijk ook het gewone onderzoekswerk dat een vaste commissie hoort te doen. Het Presidium heeft afgesproken dat bij het beoordelen van nieuwe plaatsvervangend griffiers en assistent-griffiers steeds meer aandacht zal worden besteed aan het feit, dat iemand die onderzoeksfunctie op een goede manier mee gestalte zal moeten kunnen geven. Vorig jaar, en ik meen ook het jaar daarvoor, heb ik gezegd dat ik nog steeds vind dat wij erg moeten oppassen met een eigen onderzoeksbureau. De deskundigheid die je in huis wilt hebben om bepaalde dingen te kunnen doen, is altijd zeer "beperkt". Iemand kan op een bepaald terrein een heel goed onderzoeker zijn, maar kan dat op een ander terrein misschien wetenschappelijk toch niet op een juiste manier voor de Kamer doen. Het gaat er veel meer om, te bepalen hoe onderzoek wordt ingevuld. Dat zou je in huis moeten hebben. Al degenen die daarover gesproken hebben, val ik graag bij. Verificatie zou moeten worden ingevuld op de wijze, zoals voor het eerst voorgesteld door mevrouw Kant. Die inzet heeft betrekking op het "vergelijkend onderzoek". Op basis daarvan moet je te weten komen wat er op de markt is, welke onderzoeken al hebben plaatsgevonden en door wie en of ze voldoen aan de eisen van de desbetreffende vaste commissie of de Kamer. Zorg voorts dat je expertise in huis krijgt, vooralsnog bij een paar mensen. Misschien hebben wij dat als Presidium een beetje te zuinig berekend. Van NieuwenhovenMisschien moet het nog uitgebreider. Ik ben in ieder geval blij met de steun die de verschillende fracties hebben uitgesproken.

Mevrouw Scheltema wees erop dat er goed moet worden geëvalueerd en dat het draaiboek goed in de gaten moet worden gehouden. Dat zal gebeuren, op basis van de expertise die tot nu toe is opgebouwd via de onderzoeken en enquêtes. Een en ander vergt nog nadere evaluatie, maar de methode moet worden vastgehouden. Ook de heer Van Middelkoop zei dat je het wiel niet opnieuw behoeft uit te vinden als een tijdelijke commissie of een vaste commissie nader onderzoek wil doen. Dat ben ik met hem eens, maar ook dat vergt begeleiding. Er zal een aantal FTE's moeten worden vrijgemaakt om dit te doen. De verruiming van het budget op dat punt hebben wij al aangegeven.

Ik kom in dat kader ook op het gestelde door de heer Leers over de vergelijking van de Kamer met de departementen. Ik denk dat die vergelijking altijd mank zal gaan en nooit evenwichtig zal worden, kijkend naar het aantal mensen. De politieke fracties in de Kamer zetten hun inhoud tegenover datgene wat er vanuit het departement komt. Je hebt mensen nodig om tot die inhoud te komen. Die kun je zoeken. Op dat punt is echter sprake van een meningsverschil tussen de diverse woordvoerders. Sommigen vinden dat de fracties moeten worden versterkt en dat die meer FTE's moeten krijgen. Anderen vinden dat de vaste commissies er veel meer aan moeten kunnen doen en dat een en ander ook wetenschappelijk beter moet worden ondersteund. Dat houdt in dat de onderzoeksfunctie, juist met het oog op de controle van bewindspersonen en het kabinet in het algemeen, moet worden versterkt.

Dit ligt voor het Presidium dus een beetje moeilijk, omdat daarover verschil van mening bestaat. Wij hebben het in het verleden altijd opgelost door het een te doen en het ander niet te laten. Ik zeg het heel eerlijk. Ik denk dat het zo zal blijven, maar ik hoop wel dat het Presidium brede steun zal krijgen. Ik leg het gestelde door de woordvoerders in die zin uit dat wij zelfs een stapje verder kunnen gaan dan datgene wat het Presidium nu in de raming voorstelt als het gaat om de onderzoeksfunctie.

De heer Vendrik zegt terecht dat ik mijn belofte van vorig jaar geen gestalte heb gedaan. Ik zou aan het eind van het jaar met een nadere notitie komen, maar dat is mij niet gelukt. Ik wijs wat dat betreft op de grote hoeveelheid vragen die de Kamer heeft gesteld. Zo is onder andere gevraagd wat de verificatietaak en de onderzoekstaak precies inhouden en hoe wij daarmee omgaan. Ik wil die vragen ook nu niet uitputtend beantwoorden, al heb ik daarover nog een aantal blaadjes voor mij liggen. De minister zegt dat ook vaak. Ik zeg het nu ook. Het lijkt mij beter, voorzitter, een notitie daarover naar de Kamer sturen. Dan kunnen wij daar in de commissie voor de Werkwijze der Kamer over spreken. Als het nodig is, dan kunnen wij er ook in de Kamer op terugkomen. Ik kom dus nog specifiek terug op alle vragen over de onderzoeksfunctie. Ik zeg toe dat ik die notitie meteen na het zomerreces aan de leden zal doen toekomen. Lukt dit weer niet, dan ga ik ervan uit dat de heer Vendrik de eerste is die mij daarover zal kapittelen. Ik zal er ook een financiële beoordeling bij voegen. Daarin wordt ook ingegaan op de vraag of datgene wat nu in de raming is opgenomen, voldoende is en hoe wij het geld denken te besteden.

Mevrouw Scheltema vroeg nog naar de budgetinformatiesystemen. Ik heb haar fractievoorzitter daar bij een andere gelegenheid ook over horen spreken. Ik weet niet of dit voor het Presidium interessant is. De context waarin die fractievoorzitter erover sprak, had meer te maken met de budgettering met betrekking tot de beleidsmatige zaken van de verschillende departementen. Als de Kamer daar echter haar voordeel mee kan doen, zal ik zeker niet nalaten om er gebruik van te maken.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Mevrouw Van Nieuwenhoven heeft gelijk dat de informatie van de departementen dan dagelijks en up-to-date beschikbaar zou zijn. Uit dien hoofde denk ik dat het voor de alertheid en het functioneren van de gehele Kamer wel degelijk van belang kan zijn om deze methode nader te verkennen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Wij hebben uw vraag kennelijk te zijdelings begrepen, want omdat wij over deze begroting praten, dacht ik dat het over de Kamer zelf zou gaan. Het gaat u erom dat de informatie beschikbaar komt en op een goede manier bij de Kamerleden terecht kan komen. Daar zullen wij verder naar kijken. Indien nodig krijgt mevrouw Scheltema daar tussentijds een antwoord op.

De vraag over de mobiliteitsbank is heel makkelijk te beantwoorden. De begroting die in de Kamer altijd als eerste behandeld wordt, is de begroting van BZK. Tot nu toe heeft de Kamer aangegeven het graag te willen en heeft het Presidium er al verschillende keren om gevraagd, maar de minister van BZK denkt daar anders over. Wat is er nu simpeler dan dat de verschillende woordvoerders dit verzoek doen aan de minister van BZK bij de begrotingsbehandeling, wat daarvoor bij uitstek de gelegenheid is?

Verschillende leden hebben gezegd dat het heel goed is dat het overleg met de ambtelijk secretarissen op een betere manier zal plaatsvinden dan misschien in het verleden, in de ogen van sommigen, wel eens het geval is geweest. Wij zullen daar zeker aan werken.

De heer Leers heeft gevraagd of de onderwerpsaanduiding bij e-mail niet door de commissiebureaus kan worden verzorgd. Volgens mijn informatie is dat reeds het geval. Aangezien ik hem "nee" zie schudden, zal ik dat nader moeten onderzoeken. Op dit moment is mijn informatie dat iedere e-mail vooralsnog behandeld wordt als een gewone brief.

De heer Leers schetste het probleem van de "dagelijkse" hoeveelheid e-mail en vroeg wat daaraan gedaan kan worden. Mevrouw Kant had gelijk met hetgeen zij zei in haar interruptie, namelijk dat een deel van de e-mails persoonlijk is en dus beantwoord moet worden. Ik vind in ieder geval dat dit moet. Er is echter ook een deel dat commissie- en Kamergewijs afgehandeld kan worden. Ik heb een keer 150 maal dezelfde e-mail gehad, waarbij ik werd verzocht om deze aan de 150 Kamerleden te geven. Het lijkt lachwekkend, maar het is waar gebeurd. Ik zal niet zeggen wie de afzender was, maar het kostte mij wel 10 minuten om die berichten alleen al te verwijderen. E-mail blijft echter iets wat je met zorg moet blijven omgeven, omdat het alleen maar waarde heeft als een Kamerlid ook individueel de berichten kan beantwoorden die beantwoord moeten worden. Als het er steeds meer worden en het commissiegewijs binnenkomt – of 150 maal in het geval van de voorzitter – heeft het geen zin. Als wij daar iets op kunnen vinden, zullen wij dat zeker niet laten.

Een aantal leden heeft gesproken over de draadomroep. Voor sommige mensen is het een probleem dat de draadomroep niet meer in de zogeheten must-carryverplichting van de wet is opgenomen. Wij hebben daar als Presidium een paar keer over gesproken, want wij krijgen daar wel eens brieven over. Het is intussen het probleem van de gemeenten geworden door de decentralisatie van het beleidsterrein en het niet opnemen in de officiële must-carryverplichting in de wet. Dat heeft de Kamer kennelijk bij meerderheid zo gewild. De Kamer heeft het laten vervallen. Het Presidium moet daarom constateren dat individuele gemeenten daarover een besluit moeten nemen. Als een gemeente besluit, om haar moverende redenen, dat zij vindt dat de draadomroep niet meer aan hun burgers doorgegeven hoeft te worden, kan het alleen maar verholpen worden door een initiatiefwetsvoorstel van de Kamer of door bij de volgende wetswijziging te zeggen dat het in de must-carryverplichting moet. Daar gaat het Presidium niet over. Dat is een inhoudelijke beoordeling die het Presidium graag aan de fracties overlaat, op het moment dat een en ander weer ter sprake komt.

Wat betreft het bezoekerscentrum op het Binnenhof moet ik zeggen dat de Ridderzaal niet onder de Tweede Kamer valt. Daar is een aparte stichting voor opgericht. Voorzover ik weet, is met Algemene Zaken geregeld, die hierbij het voortouw heeft, dat het op een betere manier wordt gesubsidieerd dan tot nu toe. Bezoek van de Kamer zelf is kosteloos. De Kamer geeft bovendien jaarlijks een bijdrage als het gaat om bezoeken aan de Ridderzaal. Wij doen dus ons uiterste best om het op een goede manier te laten verlopen.

Een volgend punt is de bereikbaarheid voor gehandicapten. Aan een gebouw dat uit de 13de eeuw stamt, kan men natuurlijk heel weinig eisen stellen op dit gebied. Ik zal echter navraag doen of wat betreft de ingang en het bezoekerscentrum als zodanig de zaken beter geregeld kunnen worden.

Inzake de toegang voor gehandicapten van het Kamergebouw heeft de heer Vendrik een opmerking gemaakt. Wij hebben het afgelopen jaar proberen te volgen hoe vaak het een probleem voor gehandicapten heeft opgeleverd dat de lift zich achter een deur bevindt. Het beleid is dat iedereen in huis die erbij in de buurt zit en dienst heeft, weet dat hier de helpende hand uitgestoken moet worden. Dat moet dan ook genoteerd worden. Ons is niet bekend dat het ooit een keer een probleem is geweest. Dat is de reden dat wij niet hebben gekozen voor de nogal dure verbouwing die nodig is om te maken dat de deur achter de lift komt. Dat betekent een heel rare ingreep in de verdeling van het gebouw. Als het moet, dan moet het. Nu blijkt echter dat het geen enkel probleem is. Wij zijn er ook nooit over aangeschreven door de organisatie van gehandicapten. Wij hebben tot nu toe geen probleem ervaren. Als er specifieke problemen bij de fractie van GroenLinks bekend zijn, horen wij dat graag. Ik ben dan graag bereid om er nog eens naar te kijken.

Ik heb bij interruptie tegen de heer Van Middelkoop gezegd dat er een smoelenboek voor de pers is. Dat blijkt echter inderdaad verouderd te zijn. Ik zal de Kamer niet met alle technische ins en outs vermoeien. Het is echter niet zo dat de foto's die op de Kamerpasjes staan, zomaar gebruikt kunnen worden voor het smoelenboek. Ik begrijp zelf ook niet waarom, maar als gevolg van de gebruikte technische apparatuur blijkt het niet te kunnen. Althans, het kan voorlopig niet. Er wordt in dit huis immers gelukkig altijd gezegd dat het op langere termijn wel kan. Er wordt nu aan gewerkt dat er een up-to-date smoelenboek komt. Dat zal binnenkort geregeld zijn.

In ditzelfde kader is een ander belangrijk onderwerp het project "Leden thuis" of het project "Kamer thuis". Soms moet er een nieuwe naam verzonnen worden om een impuls te geven om het nog "beter" te maken dan het nu al is! Ik heb zo mijn eigen ervaringen met dit fantastische project. Ik heb kunnen constateren dat het in het afgelopen jaren met wat ups en downs beter is geworden, in ieder geval in de laatste maanden. Wat dat betreft ben ik met de Kamer van mening dat het gebruik van ADW juist iets toevoegt voor een Kamerlid. Als een Kamerlid bezig is met een wetsbehandeling, is dit bij uitstek iets waar men thuis rustig naar zal willen kijken. Ik heb de toezegging gekregen van eenieder in dit huis die hierover gaat dat dit op niet al te lange termijn mogelijk zal worden. Sterker nog, waarschijnlijk zal er bij het nieuwe project een keuzemoment komen waarop men mag kiezen voor een laptop of een computer. Ook kan het zo zijn dat de computer die men reeds thuis heeft staan, gereedgemaakt kan worden om de benodigde ingangen naar de Kamer gebruiksklaar te maken. Dat vergt de nodige inspanning. Ik hoop dat de Kamer erop wil vertrouwen dat dit op een goede manier tot stand zal komen.

Bij de bouw van deze zaal is geen rekening gehouden met de onder andere voor elektronisch stemmen nodige bedrading. Ik vind dat zelf heel jammer en merk dat u het nu eigenlijk allemaal ook heel jammer vindt, mogelijk een enkele uitzondering daargelaten. De voorziening die wij hebben moeten maken voor de heer Atsma opdat hij zijn stukken beter kon lezen, vergde al bijna het trekken van extra bedrading, omdat er anders geen groter lampje op die plek kon komen. Ik zeg dit alleen maar om aan te geven dat voor het gebruikelijke elektronisch stemmen een gigantische operatie nodig is. Wij zoeken naar de mogelijkheid om het draadloos te doen. Ons is overigens gezegd dat dat mogelijk is. Volgens mij moeten wij er binnen de kortste keren een goed systeem voor zoeken, onder handhaving van het democratisch gebeuren dat wij hier met ons allen willen vertegenwoordigen. Bij de bouw van deze zaal was dat niet zo, maar het Presidium is er nu van overtuigd dat dat moet. Ik hoop wel dat iedereen goed tot zich door laat dringen dat elektronisch stemmen alleen helpt bij hoofdelijke stemmingen. Voor normale stemmingen gaat het stemmen bij handopsteken veel sneller dan elektronisch stemmen. Dat weten wij van alle landen om ons heen waar men het anders doet. Dat het alleen bij hoofdelijke stemming helpt, is overigens voldoende reden om het toch te willen doen, want het helpt ook bij het stemmen over personen, bijvoorbeeld bij benoeming van leden van de Hoge Raad, al komt dat niet dagelijks voor.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik heb ook gesproken over het beeldschermpje op de lessenaars, om ze zo maar te noemen. Ik weet niet of dat draadloos kan, maar de techniek staat voor niets. Is dat ook iets waaraan u denkt in de veel verdere toekomst?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Weet u, mevrouw Scheltema, de meeste laptops kunnen met een oplader werken. Ik denk niet dat alle 150 leden van de Kamer op hun plaats in de zaal een beeldscherm voor zich willen hebben. Je zou ook kunnen zeggen, dat er voor debatten voldoende laptops moeten zijn waardoor mensen de door u bedoelde functie kunnen gebruiken.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wij verstaan elkaar nu verkeerd. Ik bedoel niet een soort laptop, maar zo'n beeldschermpje als in verschillende parlementen in ingebouwd in de lessenaars en waarop men kan zien wat er op het spreekgestoelte wordt gezegd. Een motie die wordt ingediend, komt dan direct op dat schermpje. Dat is dus geen laptop, maar iets anders.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Wij begrijpen elkaar nog steeds goed, want ook die laptop heeft een scherm en eenzelfde functie als die welke u wilt. U moet niet vergeten – en laten we daar niet ingewikkeld over doen – dat er bij debatten over wetgeving in deze zaal nooit meer dan tien of twaalf mensen zitten, en dan overdrijf ik ook nog. Dat betekent dat de ontzettend kostbare voorziening die u wilt – en ik ook trouwens, want ik houd ook van dat soort dingen – voor het overgrote deel van het jaar volstrekt overbodig is. Alleen dinsdagsmiddags bij de stemmingen zit iedereen hier echt. In verschillende parlementen hebben ze zo'n functie wel bij de voorste zetels. Omdat wij de daarvoor noodzakelijke bedrading hier niet hebben, zou diezelfde voorziening misschien draadloos kunnen worden aangebracht. Ook al is die dan niet ingebouwd, de door u gewenste functie wordt dan wel vervuld. Ik ben best bereid naar zo'n oplossing te kijken, maar om het 150 keer toe te passen en die hele bedrading aan te moeten leggen, lijkt mij op dit moment iets te kostbaar.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

U realiseert zich toch wel dat de volgende vraag dan is of ook de voetbalwedstrijden op dat schermpje kunnen worden uitgezonden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik geef u de garantie, mijnheer Van Middelkoop, dat de voorzitter, of ik dat nu ben of een van de ondervoorzitters, over de informatie gaat die op dat schermpje komt.

De voorzitter:

Indien minder wordt geïnterrumpeerd, kunt u allen de wedstrijd van vanavond straks rustig thuis zien.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Het uit de lucht zijn van de e-mailservice valt geweldig mee. Dat is het afgelopen halfjaar drie keer gedurende zeer korte tijd gebeurd. Eén keer gebeurde het internationaal vanwege een virus, zoals iedereen weet. Soms hebben wij net als andere instellingen en bedrijven de nodige technische problemen. Het schijnt dat de graficom weer werkt. Ik zeg er wel maar eerlijk bij dat dit per dag anders kan zijn. Wij doen ons uiterste best en iedereen is ervan overtuigd dat het ding het moet kunnen doen. Ons wordt telkens weer bezworen dat het goed werkt en dan blijkt het in de praktijk toch niet het geval te zijn. Ik voel dat echt als een verlies ten opzichte van de bewindspersonen. Soms is er echt niets aan te doen.

Voorzitter! Ik meen dat ik hiermee alle vragen over de automatisering en andere technische zaken heb beantwoord.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Wilt u nog een antwoord geven op onze vraag naar het "go or no go"-moment wat betreft de invoering van geïntegreerde bestanden?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat proces loopt al jaren en ik maak mij daar ook wel enige zorgen over. Wij zijn nu aan het onderhandelen over de precieze einddatum waarop het beloofde resultaat ter tafel zal liggen. Dat zou je als een "go or no go"-moment kunnen beschouwen. In de eerstkomende maanden komt er een moment waarop het Presidium moet beslissen over de vraag of het op de oude voet wil doorgaan met dezelfde firma of dat het op een andere manier moet.

Voorzitter! Er komt een onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid op basis waarvan wordt bekeken welke aanpassingen nog nodig zijn.

Wat betreft het geluid in de zaal merk ik vandaag nog weer eens dat het erg veel uitmaakt of je in de voorzittersstoel of in het bewindsliedenvak zit. Wij hebben al gezegd dat hiernaar onderzoek zal worden gedaan, maar helemaal volmaakt zal het nooit worden omdat je dan mensen moet verbieden tijdens debatten in de wandelgangen te lopen. Je zou natuurlijk ook gordijnen in de openingen tussen wandelgangen en zaal kunnen hangen, want die kunnen het geluid behoorlijk dempen. Maar deze zaal is daarop niet gebouwd, dus dat zou nogal ingewikkeld worden. Soms moet je als parlement ook maar leren leven met kleine onvolkomenheden. Sommige mensen schrijven mij over het vele geroezemoes tijdens het vragenuurtje op dinsdagmiddag en ik schrijf dan altijd terug dat dat het moment is waarop Kamerleden met elkaar over moties, procedures, stemmingen e.d. praten. Ik vind wel dat dat zachter moet. Dat straal ik ook een en andermaal uit en ik zeg dat ook minstens één keer in de veertien dagen. Het ligt niet alleen aan het feit dat de wandelgangen ook door anderen dan Kamerleden worden gebruikt. Het zijn vaak de Kamerleden zelf die daar staan te praten. Het zal dus bij waarschuwingen blijven. De Kamerleden die vandaag hebben gesproken over de gebrekkige verstaanbaarheid in deze zaal, zullen ongetwijfeld in hun eigen fracties willen uitventen dat de leden iets minder luidruchtig met elkaar moeten communiceren.

Voorzitter! Ik ben blij met de opmerking dat de tuin een grote vooruitgang is. Ik ben het daar van harte mee eens. Voor degenen die het nog niet weten: de tuin kan worden betreden via het pand Koloniën op de begane grond. Men kan zelfs plaatsnemen op de bankjes die daar neergezet zijn.

Aan het adres van de heer Leers merk ik op dat wij goed gekeken hebben naar zijn brief over de Europese aanbestedingsrichtlijn. Het antwoord is bijna klaar. Ik had wellicht zelf moeten bedenken dat hij daarover vandaag iets zou zeggen en het al klaar moeten hebben, maar tot zijn geruststelling kan ik nu al zeggen dat het erop lijkt dat het allemaal heel goed gegaan is.

Het Presidium vindt dat het reisbudget verhoogd moet worden. De afgelopen zeven jaar zijn niet alleen de reis- maar ook de verblijfskosten gestegen. Wel wil ik u het volgende schot voor de boeg geven. Sommigen van u vinden dat er vaste criteria moeten worden voorgesteld waaraan later, met behulp van het verslag, kan worden getoetst. Anderen vinden dat men kritischer moet kijken naar de manier waarop commissies met de regels omgaan. In het verleden besloot de Kamer om elke vaste commissie een budget te geven waarmee zij naar believen kan omgaan. Dat betekent dat het Presidium geen zicht meer heeft op de vraag of een reis aan bepaalde criteria voldoet: de commissie bepaalt die criteria zelf. Eigenlijk vind ik dat de Kamer best in een wat groter verband afwegingen kan maken, zodat commissies niet te vaak naar hetzelfde land gaan. U hoeft dit maar aan het Presidium te vragen. Wij hadden toch al een idee in die richting, juist omdat wij een verhoging van het budget bepleiten. De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie hebben een apart budget, dus het gaat alleen om de andere commissies. Eerlijk gezegd weet ik niet of er algemene criteria kunnen worden opgesteld. Wij kunnen daarnaar zoeken, maar heb er nu geen idee van hoe die eruit zouden moeten zien.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Ik wil hiervoor wel een suggestie doen: ik denk dat het zou helpen als een commissie, wanneer zij op reis wil, expliciet en openbaar daarvoor verantwoording aflegt. Zo wordt een en ander ook toetsbaar voor de media en kan achteraf worden bezien of de reis aan de verwachtingen heeft beantwoord. Ik voel niet veel voor de centralisering van de besluitvorming.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat is wel het gevolg van uw suggestie. Wie moet die algemene criteria beoordelen? De eigen commissie?

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Het gaat erom dat de reden voor een reis in de openbaarheid wordt gebracht. De beoordeling vindt dan niet plaats door een of andere instantie.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat lijkt simpel, maar zo werkt het niet. Een vaste commissie heeft ieder jaar een bepaald budget. Voor extra geld voor een wat duurdere reis moet zij altijd naar het Presidium. Daarom lijken algemene regels en een jaaroverzicht mij beter. Nu komt het immers voor dat drie of vier verschillende commissies in één jaar naar hetzelfde land gaan. In een klein land als het onze moet dat toch beter kunnen worden afgestemd. Ik deel dus uw mening, maar ik denk dat uw voorstel automatisch leidt tot meer centralisering.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

En misschien tot meer ongenoegens aan uw adres en aan dat van het Presidium.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dit ongenoegen was de reden voor de decentralisatie. Maar ik ben dol op ongenoegen. Zoals u zelf zei, ik ben verlicht autoritair en dit past daar uitstekend bij. Voor een reis naar en verblijf in Amerika heeft een Kamercommissie bijvoorbeeld het geld niet, waardoor zij toch naar het Presidium moet voor meer geld. Het Presidium kan zo'n aanvraag moeilijk beoordelen, omdat zij geen overzicht heeft van de reizen van die en andere commissies. Ongenoegen kun je alleen over je heen krijgen als je besluiten durft te nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Graag wil ik u uitnodigen om te bekijken of het allemaal niet op een andere manier kan; wij zouden daar grote voorstanders van zijn. Toch zegt u dat het reizen duurder is geworden en dat dit een aanleiding is voor de verhoging van het budget. Maar je kunt natuurlijk ook zeggen dat wij misschien wel iets meer terughoudend moeten zijn op dit punt. Is het geen optie om eens tegen het licht te houden, welke reizen commissies allemaal gemaakt hebben en wat die hebben opgeleverd? Kortom, zouden wij nut en noodzaak niet eens kunnen bekijken en dan bepalen of het noodzakelijk is, het budget te verhogen? Wij zijn dus geen voorstander van dit laatste.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat is zeer lastig, omdat de commissies daartoe zelf konden besluiten. Ik heb zelf jaren en jaren geleden een reis met een vaste commissie gemaakt waarvan zelfs nooit een verslag verschenen is, zo durf ik u nu wel te vertellen, maar waar wel ontzettend veel uit voortgekomen is, nadien zelfs vastgelegd in wetgeving. Het gevolg van zo'n reis is dus soms ook heel moeilijk te meten. Maar laat ik u nu beloven dat ik, als ik niet tegengesproken word, graag de uitdaging aanneem om in het Presidium nog eens te bekijken of wij hier niet op een andere manier mee zouden moeten omgaan. Het resultaat daarvan komt dan sowieso bij de fracties terecht, en in dit geval zou er ook heel goed in de commissie voor de Werkwijze der Kamer kunnen worden besproken welke criteria wij hiervoor kunnen hanteren.

Mevrouw Kant (SP):

Kunt u ook nog even aangeven in welke klasse er gevlogen wordt?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Binnen Europa altijd economy class, daarbuiten business class, dat is de algemene maatstaf.

Mevrouw Kant (SP):

Waarom binnen Europa economy class?

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Omdat er binnen Europa ontzettend weinig verschil tussen beide klassen is en de Kamer ook graag een zuinige boekhouder wil zijn. Bij vluchten naar bestemmingen buiten Europa is er meer reden om business class te kiezen, omdat je vaak meteen aan het werk moet als je het vliegtuig uitkomt. Daarom heeft men indertijd besloten om het zo te regelen; bij korte vluchten is dit minder belangrijk.

Mevrouw Kant (SP):

Dan begrijp ik het toch goed, want ik was ook al in verwarring over wat de duurste klasse is. Business class is de goedkope mogelijkheid, zo begrijp ik...

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Nee, het is net andersom. Daarom hielp ik u nog even.

Mevrouw Kant (SP):

Bij economie denk ik aan geld, en dat is misschien ook niet raar. Maar in ieder geval had ik u toch niet goed begrepen. Natuurlijk, soms moet je meteen aan het werk, maar je ziet toch wel heel vaak dat er in het reisprogramma rekening wordt gehouden met de lengte van de vlucht. En als je dan nagaat waarop nog bezuinigd kan worden, dan vind ik toch wel dat wij eerst moeten besluiten om goedkoper te reizen voordat wij het budget eventueel verhogen, want ik vind dit echt niet noodzakelijk.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik vrees dat u de enige bent. Dit is een jaarlijks terugkerende discussie, al zolang als ik Kamerlid ben. Het Presidium is het niet met u eens, zo zeg ik maar gewoon heel eerlijk. Wij vinden het gerechtvaardigd om bij vluchten die langer dan vijf, zes uur duren, op deze manier te reizen. Er is overigens nog een wat flauwe bijkomstige reden waarom het nodig is: de manier van reizen wordt in veel gevallen door de ambtelijke status bepaald. En omdat er ook wat dat betreft vergelijkingen mogelijk zijn, kun je zeggen dat je deze regeling zou moeten hanteren, omdat het ook op departementen zo geregeld is. Sommigen vinden dit een reden, ik vind het van minder belang. De vermoeidheidsfactor is voor mij een doorslaggevende reden om het verstandig te vinden dat dit ooit zo geregeld is.

De heer Van Middelkoop heeft nog gevraagd naar enkele kwesties in verband met het Reglement van orde. Er zal een tekst worden opgesteld om te bepalen dat moties twee maanden nadat ze zijn aangehouden, van rechtswege vervallen. Wij zoeken nu naar een paar goede teksten – hij heeft er ook een suggestie voor gedaan – om in het reglement aan te geven in welke omstandigheden dit niet zou moeten gebeuren, of dit limitatief dan wel richtinggevend zou moeten zijn of dat er toch weer een discretionaire bevoegdheid in opgenomen zou moeten worden. Wij zoeken dus nog naar een goede tekst, maar dat een aangehouden motie na twee maanden zou moeten vervallen, is aan het Presidium voorgelegd en dat wil daarop ingaan.

Over het niet meer automatisch toestaan van interpellaties twijfel ik een beetje. Het punt is dat je dan misschien toch de "minderheid" ernstig tekort zou doen. En ik heb altijd geleerd dat het karakter van een democratie zeker ook in de Kamer bepaald wordt door de manier waarop ze met minderheden in getal omgaat. Daar moet je voorzichtig mee zijn, maar wij kunnen er in de commissie voor de Werkwijze wel eens over nadenken hoe dit op een betere manier zou kunnen worden geregeld. Dan kun je ook een beter besluit nemen over de vraag of een interpellatie echt nodig is. Dat leidt dan ook tot een beter debat, zo hoop ik dan altijd maar.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Het gaat om een belangrijke zaak. Ik heb mij goed gerealiseerd dat ik zelf lid ben van een kleine fractie en dat het ook mij kan raken. Ik wil gewoon een keer gezegd hebben dat in de praktijk van de afgelopen een, twee jaar die regel feitelijk niet meer bestaat. Er is een aantal discussies geweest, leidend tot de conclusie van de Kamer dat de interpellatie beter niet kon worden gehouden. Ik wil dat gewoon een keer gezegd hebben. Het leidt niet tot de conclusie dat je het Reglement van orde of misschien zelfs wel de Grondwet zou moeten veranderen. Daar is geen sprake van. Ik wil echter niet al te vaak in de situatie terechtkomen waarin je aanvoelt dat er misbruik wordt gemaakt van een ongeschreven regel, maar dat je het met een mengsel van verlegenheid en hoffelijkheid toch maar toelaat. Die fase zijn wij al een beetje voorbij. Ik wil dat ook in deze interruptie nog een keer gezegd hebben. Wat mij betreft is het hiermee voorlopig afgelopen, want er hoeft echt niet veel geregeld te worden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Als u het goedvindt, pak ik het toch zo op dat wij er in de commissie voor de Werkwijze der Kamer nog een keer naar kijken in hoeverre je er op een goede manier mee kunt omgaan, ook indachtig hetgeen ik net gezegd heb.

Ik denk dat ik vreselijk "in gebreke" ben gebleven, als ik al een antwoord moet hebben wat de procedure voor benoemingen betreft. In dit geval ging het om een benoeming bij de Algemene Rekenkamer. De fractie van GroenLinks stelde het in de betrokken brief zelfs wat algemener, dacht ik. Die brief staat op de agenda van de commissie voor de Werkwijze, maar tot nu toe heeft nog niemand het antwoord gevonden. De vraag die de heer Vendrik nu stelt, is een aansporing om er binnen de kortste keren weer naar te kijken. Wij zullen er immers een antwoord op moeten geven. Het Presidium heeft gezegd: laten wij de commissie voor de Werkwijze eens vragen hoe wij het op een betere manier kunnen doen. Daar is de commissie nog niet uitgekomen.

Ik kom te spreken over het centrale informatiecentrum. Laat ik eerst de heer Van Middelkoop geruststellen dat hier, bij de plenaire zaal, altijd een uitgiftebalie blijft om de stukken die voor een debat nodig zijn op te halen. Wat de tijdelijkheid van de voorziening betreft, kan ik zeggen dat wij heel mondige medewerkers in dienst hebben. De medewerkers van de verschillende afdelingen die betrokken zijn bij het opzetten van het informatiepunt, vinden dat die tijdelijke voorziening voor hen alleen enigszins acceptabel is als er al een vaste voorziening is die op termijn beschikbaar komt. In die context is het natuurlijk beter als het centrale informatiepunt al op zo kort mogelijke termijn gereedkomt. Ik vind het zelf bijzonder jammer dat bij de bouw van deze zaal geen rekening is gehouden met bepaalde functies die van direct belang zijn voor de debatten die hier gevoerd worden. Dat moet herzien worden. Dan moeten wij ook zo eerlijk zijn om te zeggen dat ruimtes die net verbouwd zijn, binnen twee of drie jaar toch weer voor een andere bestemming in aanmerking komen. Ik zeg dat met name tegen mevrouw Scheltema, die daar opmerkingen over heeft gemaakt. Dit laat onverlet het feit dat zo dicht mogelijk bij deze zaal 150 kamers plus de nodige kamers voor medewerkers voorzien moeten worden. Dat is nu eenmaal het belangrijkste waar wij naar streven op het gebied van de huisvesting van de Kamer. Maar dat er in dit huis af en toe verbouwd moet worden, is onvermijdelijk. Dit gebouw is alweer in 1992 afgeleverd op deze plek en dat betekent dat er af en toe een beslissing moet worden genomen over een verbouwing. Het Presidium vindt het een alleszins verantwoorde beslissing dat het centrale informatiepunt er komt. Ik wil er niet al te diep op ingaan. Wij hebben er in het Presidium verschillende malen over gesproken. Het is nu eenmaal een feit dat het restaurant in dat gedeelte van het gebouw niet in aanmerking komt, omdat wij dat veel te hard nodig hebben voor de huidige bestemming. Mevrouw Scheltema sprak over een beperkt aantal uren dat het restaurant gebruikt wordt, maar dat komt niet overeen met mijn informatie. Het restaurant wordt dagelijks veel langer gebruikt en wij kunnen het niet missen in zijn huidige bestemming.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ik wil geen welles-nietesdiscussie beginnen over het aantal uren, maar ik zou het plezierig vinden als het Presidium eens nader onderzocht hoeveel uur het restaurant echt gebruikt wordt. Ten tweede meen ik dat wij een uitgangspunt hanteren dat de centrale voorzieningen in het centrale gebouw zijn. Ik ben een warm voorstander van het centrale documentatiepunt, maar naar mijn gevoel zou het in het centrale gebouw moeten komen en niet in zo'n excentrisch stukje waar je kruip-door-sluip-door op Binnenhof 7 moet komen. Dat is het probleem waar ik mee zit.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik begrijp het wel, maar het besluit is al genomen en wij hebben alles onderzocht. Wij zijn er al jaren mee bezig, in ieder geval de twee jaar dat ik Kamervoorzitter ben. Wij hebben naarstig gezocht naar een mogelijkheid in het centrale gebouw. Ik heb net al wat over het restaurant gezegd. Daar is ook een heel dure keuken voor gebouwd, die wij weer zouden moeten afschaffen. Bovendien is die locatie veel verder weg van deze zaal dan het punt dat wij voorzien hebben in onze voorstellen. Het centrale gebouw is ook maar een beperkt argument. Het gaat erom dat iets zo dicht mogelijk bij de functie komt waar je het nodig hebt. Wij hebben heel goed overleg gevoerd, zowel met de mensen die er moeten werken, als verschillende keren in het Presidium. Vanochtend hebben wij moeten besluiten om het zo te doen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Dan is het nakaarten, begrijp ik.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Alle dingen die u hebt gezegd, hebben wij overwogen. Ik zou het oneerlijk vinden om nu tegen u te zeggen dat wij het nog eens zullen bekijken. Wij hebben het drie of vier keer in het Presidium aan de orde gehad, waarin ook uw fractie is vertegenwoordigd. Er is echt ruime aandacht voor dit punt geweest en wij hebben gemeend dat wij moeten doorgaan op de manier die wij voorzien hebben.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Kunt u uitleggen waarom die interim-fase noodzakelijk is? Men moet eerst voor anderhalf jaar naar de Schepelhal. Daar zit men ongetwijfeld krap, het kost geld, enzovoort. Daarna moet men weer verhuizen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dat komt door de voorzieningen die gebouwd moeten worden voor de definitieve voorziening. De Schepelhal is op de lange termijn niet geschikt voor die functie. U kijkt mij verbaasd aan, maar de Schepelhal is functioneel een andere hal dan een hal waarin het informatiepunt gevestigd is. Er moet een trap gebouwd worden om ervoor te zorgen dat het informatiepunt van hieruit direct bereikbaar is, en dit schijnt zo lang te duren. Omdat men toch graag wil beginnen, is erin voorzien om het informatiepunt eerst in de Schepelhal te vestigen.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Misschien ben ik mijnheer Simpelmans in deze materie, maar mijn gedachte zou zijn dat je zo'n mooi centraal informatiepunt kunt bouwen met alle faciliteiten die erbij horen, en dat je in de tussentijd de mensen gewoon op de huidige plaats laat zitten. Ik zie de urgentie van de tijdelijke voorziening niet in.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

De diensten zijn zich al aan het samenvoegen en doen al dingen samen. Je brengt dus de mensen van die afdelingen in een probleem. Het is echt heel goed doorgesproken. Natuurlijk kost het een extra voorziening, maar wij doen het allemaal omdat wij het informatiepunt zo dicht mogelijk bij de zaal willen hebben, zodat het zo goed mogelijk beschikbaar is.

Ik wil niet te veel zeggen over de positie van de Bouwbegeleidingscommissie. De voorzitter ervan gaat straks in op de vragen die specifiek over dit onderdeel van de begroting zijn gesteld. Het Presidium vindt een commissie van het Presidium die adviseert over bouw en bouwbegeleiding, als zodanig een goede zaak, maar voor een zelfstandige commissie die de bouw beoordeelt, is niet een dergelijke bouw voorhanden. Bovendien vindt het Presidium dat nog eens naar de adviescommissies moet worden gekeken, zoals het STOI, waarover wij vandaag niet hebben gesproken. Wij willen in een soort evaluatie bekijken wat wij als Presidium eraan hebben, wat wij ermee gaan doen en hoe wij ermee verder moeten. Daarbij kan de Bouwbegeleidingscommissie betrokken worden. Wij hebben vanmorgen een gesprek met de Bouwbegeleidingscommissie gehad; sommigen refereerden er al aan. Wij hebben toen elkaars nieren geproefd in verband met de vraag hoe wij verder kunnen gaan. De voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie moet maar voor zichzelf spreken, maar ik denk dat wij eruit kunnen komen door een nieuwe waardering van elkaar te vinden en vast te leggen bij welke gelegenheid wij wie waarom en hoe vragen.

De voorzitter:

Het woord is aan de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie.

De heer Hofstra (voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie):

Voorzitter! Het lijkt mij goed namens de Bouwbegeleidingscommissie, de BBC, te reageren op een aantal opmerkingen die door verschillende woordvoerders zijn gemaakt.

Uiteraard staat buiten kijf dat in het bouwproces van de Kamer de laatste jaren belangrijke wijzigingen zijn opgetreden. We hebben een periode gehad waarin grootschalig werd gebouwd, maar nu zijn wij terechtgekomen bij kleinschaliger bouwen en ook bij verbouwen. Verder hebben wij te maken gekregen met allerlei huisvestingskwesties. Dat bleek ook uit de verschillende inbrengen.

Deze nieuwbouw is heel goed gepland, maar wij moeten ons realiseren dat de laatste jaren veel wijzigingen zijn opgetreden in de ruimtebehoefte. Ik kan ook in dit verband verwijzen naar opmerkingen die sommige leden hebben gemaakt. De heer Leers zegt graag drie medewerkers per Kamerlid te willen. Hierover geef ik uiteraard inhoudelijk geen oordeel, maar ik wijs erop dat zoiets ruimte kost. Naleving van de Arbo-wet, die wij zelf hebben vastgesteld, vinden wij wel eens vervelend, maar die naleving vergt ook ruimte. De norm is al opgetrokken van 48 m2 naar 52 m2 per zetel. Ik meen dat die norm in de toekomst nog wel hoger moet worden. De onderzoeksfunctie is genoemd. Er zijn dus allerlei redenen waardoor alles niet meer zo precies past bij de behoefte als wij destijds dachten.

De verbouwing van Plein 23 is een vrij groot project. Er zijn overigens wat problemen mee. Dat heeft men kunnen lezen. Als dat project is gerealiseerd zitten wij iets beter in de buurt van de norm die wij willen, maar nogmaals, deze uitbreiding zal op langere termijn niet voldoende zijn om de Kamer goed te kunnen huisvesten. In de stukken staat dat de Vijverhof wordt verruild voor de Doelenstraat 10, achter de sociëteit De Witte. Hierdoor zijn er op korte termijn op verschillende plekken activiteiten.

De Bouwbegeleidingscommissie vindt het heel belangrijk dat duidelijk wordt hoeveel ruimte op de langere termijn nodig is. Daarvoor moet een duidelijke visie komen. We zijn gehuisvest in een complexe binnenstad van een van de grootste gemeenten van ons land en in de directe omgeving zijn de ruimtemogelijkheden niet direct te kust en te keur aanwezig. Ook met het oog op die specifieke situatie worden wij gedwongen een duidelijke visie te hebben. De Bouwbegeleidingscommissie ziet het als een belangrijke taak zich in de toekomst met dit onderwerp bezig te houden.

Voorzitter! Vanochtend heeft de commissie een, in mijn beleving, goed gesprek gehad met het Presidium. Sommige woordvoerders hebben al gezegd: je moet iets goed doen of helemaal niet doen. Dat vindt de Bouwbegeleidingscommissie ook. Als wij iets niet goed kunnen doen, houden we er gewoon mee op. We hebben in dit huis nog wel wat anders te doen. Vanochtend heb ik echter de indruk gekregen dat, ook al is er nog een uitwerking nodig, onze commissie een nuttige functie zou kunnen behouden. Misschien zou de commissie een andere naam moeten krijgen. Ik denk aan: adviescommissie voor bouw en huisvesting. Nogmaals, ik heb de goede hoop dat wij op de korte termijn tot een goede uitwerking kunnen komen. Ons vertrouwen daarin is zodanig groot, voorzitter, dat ik u verzoek onze brief op stuk nr. 97 (11107), en uit dit nummer blijkt hoe lang de commissie al actief is, voor onbepaalde tijd aan te houden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Voorzitter! Ik ben nu een beetje verbaasd. Het is heel vervelend als je iets moet uitzoeken terwijl je in dit vak staat, maar ik wijs erop dat wij vanochtend een andere afspraak hebben gemaakt. Wij hebben gezegd dat wij het ermee eens zijn dat de commissie een adviescommissie blijft. Het Presidium gaat echter over de huisvesting. Daarom zal de BBC een adviescommissie voor de bouw en de bouwbegeleiding kunnen blijven. De huisvesting als zodanig betreft meer dan alleen datgene waarover nu de Bouwbegeleidingscommissie gaat. Zoals ik zojuist heb gezegd, zouden wij nader bepalen hoe wij dit regelen. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, moet ik namens het Presidium zeggen dat wij het in het geheel niet met deze brief eens zijn en de Kamer graag een besluit laten nemen.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! Ik dank de Kamervoorzitter en de voorzitter van de BBC voor de beantwoording. Over het onderdeel dat het laatst aan de orde kwam, wacht de PvdA-fractie het vervolgoverleg af. Er is een verschillende inschatting van datgene wat vanochtend besproken is. De Kamer kan er daarna een uitspraak over doen.

Er is gesproken over het stroomlijnen van commissies die voor de Kamer in brede zin werkzaam zijn. Ik heb gevraagd of bij het onderzoek naar de werkwijze van die algemene en vakinhoudelijke commissies ook aan de orde is geweest om de adviescommissies van het Presidium te stroomlijnen. Er zal worden gekeken naar het STOI en naar de rol, de taken en de bevoegdheden van de BBC. Mijn vraag had echter ook betrekking op de commissie Emolumenten en de commissie voor de Werkwijze der Kamer.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb in eerste termijn een onderwerp aangekaart waarop ik graag de andere fracties bevraag. Ik heb gewezen op de gratis EK-kaartjes die Kamerleden zijn aangeboden. Zonder een oordeel te vellen over degenen die deze kaarten wel of niet hebben aangenomen, heb ik gevraagd of wij voor dit soort zaken geen code moeten afspreken.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Mevrouw Kant heeft gewezen op het strafrechtelijk aspect en de vraag naar een gedragscode opgeworpen. In de commissie Emolumenten hebben wij dit soort zaken aan de orde gehad bij de discussie over neveninkomsten. Wij hebben de regeling niet willen wijzigen. Het is mijn veronderstelling dat er in mijn fractie weinig draagvlak zal zijn voor een code voor de Kamer. Ik realiseer mij wel dat, wanneer wij aan andere overheden gaan opleggen dat er een wettelijke gedragscode moet komen, dit ongetwijfeld ook onderwerp van overleg hier zal zijn.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Het laatste deel van de beantwoording maakt het voor de Kamer moeilijk om de situatie in vak K in te schatten. Wellicht is het verstandig om daar later in schriftelijke zin op terug te komen. Ik heb de suggestie gedaan dat het, op het moment dat bouwen niet meer in die omvang plaatsvindt die het in het verleden had, goed denkbaar is om met de BBC te stoppen. Het feit dat de verantwoordelijkheid voor huisvesting ligt bij het Presidium volop erkennend, ontstaat daarmee ruimte voor een "gewone" adviescommissie.

De beantwoording was ruimhartig en breed, maar juist op het punt van de huisvesting heel beperkt. Ik heb niet voor niets aan de orde gesteld dat het verstandig is om na te denken over dislocaties en mogelijkheden op het complex zelf. Daarvoor moeten wij verder in de toekomst kijken. Het is een verantwoordelijkheid van het Presidium, maar het kan deze vraag voor advies voorleggen aan een eerdergenoemde commissie. Dan is het uiteindelijk het Presidium dat daarover een beslissing neemt.

Ik had een punt waarop de voorzitter van het Presidium niet is teruggekomen, namelijk de mogelijkheid van een fax op de kamer. In eerste instantie begreep ik dat dit een punt is waar de voorzitter van het Presidium vanaf wist, zodat ik dat punt graag in haar aandacht wil aanbevelen.

Ik kom toe aan de vraag van mevrouw Kant. Ik denk niet dat in onze fractie behoefte is aan centrale regeling van het door haar genoemde punt. Ik vind dat daar in hoge mate een verantwoordelijkheid ligt voor individuele fracties en Kamerleden. Dat houdt in dat er tussen Kamerleden en fracties verschil mag zijn, en dat eenieder zich voor zijn eigen gedrag heeft te verantwoorden.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ik dank de voorzitter van het Presidium en de voorzitter van de BBC voor hun antwoorden.

Ook ik vind het vervelend dat achter de tafel ineens een discrepantie ontstaat in de perceptie van de overeenstemming die er zou zijn. Ik zal naar voren brengen wat een Bouwbegeleidingscommissie volgens mij in de toekomst zou kunnen doen. Ik hoop dat dit kan bijdragen aan het vinden van een oplossing. Als gesproken wordt over een adviesfunctie, is het een adviesfunctie van gebruikers van dit pand in de richting van het Presidium, wat vooral zal gelden voor de bouw en de bouwbegeleiding. Ik kan mij voorstellen dat het Presidium af en toe behoefte heeft aan advies op andere punten en dat dat vooral niet te veel moet worden geformaliseerd. Daarvoor moet een nette benaming worden gevonden. Is mijn perceptie de juiste?

Ik vind één ding jammer: de plek waar het documentatie- en informatiecentrum uiteindelijk terechtkomt. Wij hadden liever een andere plek gezien, maar doe daar nu verder het zwijgen over toe, omdat het besluit inmiddels gevallen is.

Voorzitter! Wij krijgen heel snel een nadere notitie over de onderzoeksfunctie. Ik ben daar blij mee. Ik hoop dat daarin ook zal worden ingegaan op de materiële voorzieningen, zoals werkplekken, laptops enzovoorts, die zo node gemist worden als een nieuwe commissie start met haar werkzaamheden. De ondersteuning van de onderzoeksfunctie zal zich uiten in de oprichting van een onderzoeks- en verificatiebureau. De onderzoeksfunctie bij commissiebureaus zal ook worden versterkt. De voorzitter van het Presidium was op dit punt wat onduidelijk: zij zei toen "en, en, en". Je zou kunnen zeggen dat dat ook duidt op versterking van de ondersteuning van de fracties. Mijn fractie en die van het CDA hebben heel nadrukkelijk gezegd dat wij behoefte hebben aan een versterking van de ondersteuning van de fracties in de Tweede Kamer. Ik spreek hier mede namens de heer Leers, die een concreet aantal noemde, wat ik niet wil doen. Maar gezamenlijk hebben wij ons kunnen vinden in een motie, die ik hierbij indien. Ik hoop dat wij hiervoor de warme steun van de hele Kamer zullen krijgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat de ondersteuning van fracties in de Tweede Kamer verdere versterking behoeft;

verzoekt het Presidium hiervoor nadere voorstellen te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Scheltema-de Nie en Leers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (27082).

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Tot slot zal ik niet aan de vraag van mevrouw Kant voorbijgaan. Op zichzelf vind ik een algemene gedragscode voor nevenfuncties en al dat soort zaken wel wenselijk, maar niet voor concrete zaken als EK-kaartjes. Wij maken deel uit van politieke fracties die zelf moeten weten hoe daarmee wordt omgegaan. Ik wil mevrouw Kant niet opleggen op welke manier zij ermee omgaat en ik wil niet van haar opgelegd krijgen hoe de fractie van D66 ermee om moet gaan. Ik heb trouwens niet het idee dat in onze fractie zo'n roulatiesysteem bestaat. Ik vind wel dat wij misschien nog eens moeten spreken over de manier waarop in het algemeen met geschenken en aanbiedingen moet worden omgegaan. Dat moet echter los van het EK plaatsvinden.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Voorzitter! Ook mijnerzijds dank aan mevrouw Van Nieuwenhoven voor de ontvangen antwoorden. Er staat wat mij betreft nog een klein puntje open, namelijk de status van het overleg met de fractievoorzitters. Misschien durfde zij het niet aan te kaarten, maar dan is het goed om dat even te releveren.

Ik heb ook aandacht gevraagd voor hetgeen in de toelichting werd besproken, namelijk de interesse van de media voor de Kamer. Ik heb in mijn verhaal het type enquête gewraakt, waarin Kamerleden wordt gevraagd om anoniem mee te werken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de voorzitter van de Kamer daar niet op wil reageren, maar dan heb ik in ieder geval mijn hart gelucht en daar heb ik ook wel eens behoefte aan. Ik herinner haar hier dus slechts aan. Als zij zich daar om wat voor reden dan ook niet over wil uitspreken, dan heb ik daar begrip voor

Het is plezierig dat er een brief komt over het verificatiebureau. Langzamerhand heb ik de neiging om niet meer te spreken over de onderzoeksfunctie, omdat dit doet denken aan een discussie uit het verleden die de heer Vendrik telkens opnieuw wil voeren. Hij mag dat natuurlijk doen, maar wij hebben die toen afgekaart. De discussie komt echter toch terug en, als ik het goed begrijp, betekent dit, dat wanneer wij nu de raming aanvaarden, de beslissing over die functie en de invulling ervan nog moet worden genomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U zegt dat ik die discussie opnieuw zou willen voeren. Mijn punt was evenwel dat alle fractievoorzitters die discussie opnieuw zijn gaan voeren. Ik constateer dat er nu een brede discussie over een brede onderzoeksfunctie wordt gevoerd.

De heer Van Middelkoop (RPF/GPV):

Nu ervaar je de narigheid van reizen, zeker als het fractievoorzitters zijn. Het was voor mij ook de reden om aan de voorzitter van de Kamer te vragen nog eens uit te leggen waarom het in dezen nu precies gaat. Mijn gedachte was dat er buiten de Kamer – zie het grote artikel in NRC Handelsblad – het beeld is gaan ontstaan dat wij hier een groot opgetuigd onderzoeksbureau krijgen. Welnu, dat komt er niet. Die discussie hebben wij in het verleden gevoerd. Wat wij nu in de stukken aantreffen, is een verificatiebureau dat een andere taak heeft en dat uit niet meer dan twee leden bestaat. Ik meen dan ook dat wij de Kamer een dienst bewijzen wanneer duidelijk wordt aangegeven waarover wij het nu hebben, nog los van wat individuele Kamerleden, zelfs van het buitengewoon hoge niveau van fractievoorzitter, er van vinden.

In mijn eerste termijn heb ik geen opmerkingen gemaakt over de BBC omdat ik geen verstand van dat onderwerp heb en ik erop vertrouw dat men er wel uitkomt, mochten er problemen op dat vlak zijn. Ik ben nu dan ook enigszins in verlegenheid dat er wat verschil van mening bestaat in vak K. Ik hoop dat men er in zal slagen om er onderling uit te komen. Als mij nu echter wordt gevraagd om een knoop door te hakken, wordt het lastig. Dan moet ik mij er echt in gaan verdiepen.

Verder heb ik er geen enkele behoefte aan om door mevrouw Kant ter verantwoording te worden geroepen op het punt van voetbalkaartjes. Overigens, ik ga er echt niet heen. Als zij een code wil opstellen, dan zou ik haar willen uitdagen om zelf een conceptje te maken. Dat zal nog knap lastig zijn. Dan zou ik zeggen: vergeet dan ook niet de hockeywedstrijden, de vernissages, de uitnodigingen voor culturele voorstellingen etc. Ik wil slechts een kritische opmerking maken over het gemak, waarmee wordt opgemerkt dan er dan maar een code moet komen. Ik vond dat in dit geval veel te gemakkelijk.

In eerste termijn heb ik ook iets gezegd over het blijvend aandacht schenken aan de fractiebudgetten. Tot mijn verbazing heb ik gemerkt dat daarover nu een motie op tafel ligt. Het is fijn dat de heer Leers en mevrouw Scheltema elkaar op dit punt hebben gevonden, maar ik wil niet al te gemakkelijk gebaren maken. Ik wil eerst de voorzitter van de Kamer horen, voordat ik een oordeel over die motie kan geven.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Eerst iets over de controlefunctie. Ik was het eens met de opmerking van de voorzitter van het Presidium dat het er wat betreft onze controletaak niet toe doet of wij de ministeries qua mensen in aantal kunnen overtreffen, omdat wij dat vooral doen op basis van onze politieke inhoud. Dat was een heel rake constatering. Willen wij dit inhoudelijk goed kunnen doen, dan kan het verificatiebureau ons daarbij tot steun zijn.

Er komt een notitie over de versterking van de onderzoeksfunctie en over alles wat te maken heeft met de controlerende taak van de Kamer op dat terrein. Die notitie komt na het zomerreces. Dan praten wij er verder over.

Als het gaat om de reizen vind ik ook dat wij serieus moeten bekijken of wij die kwestie in een groter verband kunnen afwegen, gelet op wat wel of niet nuttig is.

Dan nog iets over de voetbalkaartjes. Het is absoluut niet mijn bedoeling mensen ter verantwoording te roepen voor wat ze wel of niet doen. Ik wil een discussie openen over de vraag of het al of niet zuiver is iets dergelijks aan te nemen. Vandaar dat ik dit vandaag aan de orde heb gesteld. Ik krijg er graag een reactie op van de voorzitter van de Kamer. Wij weten dat heel Nederland bijzonder graag naar een EK-voetbalwedstrijd kijkt. Als Kamerleden dan gratis aangeboden kaartjes accepteren, dan kun je je in alle gemoede afvragen of dat wel zuiver is. Ik vind dat ik die vraag mag stellen. Ik vind dat wij daar serieus naar moeten kijken.

De VVD en ook een beetje D66 – die fractie is overigens wel voor een code – stellen dat het gaat om ieders eigen verantwoordelijkheid. Dat klopt. Ik kan niet zeggen dat dit niet mag. Dat wil ik ook niet doen, maar ik vind wel dat politici samen een verantwoordelijkheid hebben als het gaat om het vertrouwen dat mensen in ons hebben, ook gelet op onze integriteit. Je kunt dit wel aan eenieder individueel overlaten, maar dan bepaalt iedereen zelf wat de normen zijn. Een kwestie als normen spreek je wat mij betreft in gezamenlijkheid af. Ik vind wel degelijk dat wij hierover moeten discussiëren. Wij hebben hier een discussie gehad over het hebben van betaalde nevenfuncties, ook qua integriteit, naar aanleiding van de beroemde MSD-affaire. Die discussie is niet geëindigd met het opstellen van een gedragscode. Ik vind dat wij die discussie opnieuw moeten aangaan. Ik vind dit een goede aanleiding daarvoor. Ik ben benieuwd wat de voorzitter van het Presidium daarvan vindt.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Ook ik dank het Presidium voor de antwoorden. Ook dank ik de voorzitter van de BBC. Veel van de opmerkingen hebben mijn sympathie. Ik ben daar ook content over. Dat geldt vooral voor de inspanning om te komen tot een eigen begroting. Wij verwachten dat daarvoor voorstellen worden uitgewerkt. Een verantwoording hoort daar overigens ook bij.

Een minder gevoel van tevredenheid heb ik als het gaat om de fractieondersteuning. Wil de Kamer haar positie versterken, dan hoort daar ook een goede kwalitatieve ondersteuning bij. Het is niet ons doel om het kabinet te matchen qua aantal medewerkers van de Kamer. Dat is onzin. Dat is nergens voor nodig, maar je zult met elkaar wel moeten matchen op de inhoud. Die inhoud kan er alleen maar komen en blijven als fracties beschikken over voldoende kwalitatieve medewerkers. Ik ben blij dat de voorzitter van het Presidium heeft gezegd dat wat betreft de verdere groei en de verdeling tussen algemene ondersteuning en fractieondersteuning – ik citeer haar nu –: "...wij het een moeten doen en het ander niet moeten laten". Ik vind dat een positieve benaderingswijze. Ik reken daar dan ook op. Vandaar dat ik samen met mevrouw Scheltema een motie heb ingediend. Ik hoop dat die motie de sympathie van de collega's zal verkrijgen.

Voorzitter! Ik heb gezegd positief te staan tegenover het verificatiebureau. Met alle respect voor de waarde die ook wij aan dat bureau toekennen, vinden wij dat men niet moet doorslaan. Laten wij voorzichtig beginnen en kijken waar de doelstelling ligt van het bureau. Wij moeten niet meteen tien mensen of wat dan ook daarbij inzetten.

De voorzitter van het Presidium is overigens niet ingegaan op mijn verzoek om te komen met een vergelijkend onderzoek naar de fractieondersteuning in het buitenland. Ik zou een dergelijk onderzoek interessant vinden.

Over het elektronisch stemmen moet ik zeggen dat ik wel degelijk de indruk heb dat er bij de nieuwbouw rekening was gehouden met de aanleg van een en ander. Ik heb dat meegekregen van de mensen die bij de nieuwbouw betrokken zijn geweest.

Wat betreft de Bouwbegeleidingscommissie vind ik dat de discussie redelijk ondoorzichtig is geworden. Onder het motto "niet doen of goed doen" gaf de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie aan dat het een meer permanente adviescommissie zou moeten worden op een breed terrein. De voorzitter van het Presidium wil naar een enge formulering, namelijk alleen nieuwbouw. Ik wil beiden verzoeken, samen met een voorstel te komen of de Kamer duidelijk te maken dat men er niet uit is gekomen. Dan kan de Kamer altijd nog beslissen.

Wat de gedragscode betreft, wijs ik mevrouw Kant erop dat ik als rapporteur bij de Raad van Europa een rapport heb gemaakt over juist de problematiek van gedragscodes en dergelijke. Ik heb dat rapport aan het Presidium gestuurd. Het zou de moeite waard zijn om het eens te lezen en te bespreken. Ik voel niets voor een kaartjescode. Voor sommige leden is het wel degelijk relevant en ook zuiver om in die sfeer met elkaar te vertoeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Ik moet zeggen dat ik mij geheel kan vinden in de woorden van de heer Van Middelkoop als het gaat om zijn verlegenheid met de wrijving die ons bereikt vanuit vak K. Ik kan daar eerlijk gezegd geen uitspraak over doen. De voorzitter van het Presidium vraagt daarom, maar ik voel mij niet bekwaam genoeg om op dit moment hierbij een scheidsrechtersrol te vervullen. Ik zou denken dat doorpraten over deze kwestie meer kans heeft.

Wat betreft de onderzoeksfunctie bestaat er bij mijn fractie grote tevredenheid over het feit dat het Presidium met een nader stuk komt. Dat maakt een meer gefundeerde discussie mogelijk. Daar zijn wij heel hard aan toe. Ik zal de eerste zijn om de voorzitter van het Presidium eraan te herinneren als de notitie er nog niet is als de zomertijd is omgeslagen in de wintertijd. Ik neem die uitdaging graag aan.

Mijn vraag over de groene stroom is niet beantwoord. Wellicht heb ik het antwoord gemist, want ik ben even weggeweest. Ik vraag het daarom alsnog.

Een volgend punt is de brief van de Algemene Rekenkamer. De voorzitter beschrijft dat er sprake is van een impasse. Men komt er niet uit hoe het antwoord op de brief zou moeten luiden. Dat roept de vraag op hoe precies verder te gaan.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dit heeft een paar keer op de agenda gestaan in de commissie voor de Werkwijze der Kamer. Om de een of andere reden is er nog geen antwoord op gekomen. Het moet dus nog uitgebreid besproken worden. Wij hebben het een keer besproken, maar er is nog geen eensluidend antwoord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan ben ik te vroeg. Ik wacht graag de bevindingen van de commissie voor de Werkwijze der Kamer af.

In antwoord op mevrouw Kant kan ik haar zeggen dat wij de kaarten van commerciële partijen hebben afgewezen. Ik heb dat als voetballiefhebber met pijn in het hart gedaan. Ik mag daarom vanavond niet naar Nederland-Frankrijk. Ik kreeg een kaart aangeboden, maar op dit soort punten reageert mijn fractie vrij scherp. Ik kan mij voorstellen dat wij Kamerbreed een discussie voeren over de omgang van fracties met kwesties van integriteit. Ik vind het echter van meer belang dat hierbij maximale openbaarheid wordt betracht dan dat hier een uniforme code uit voortkomt. Ik vind dat fracties hierin een eigen verantwoordelijkheid mogen nemen en er verschillende normen op na mogen houden. Het is niet aan mijn fractie om anderen die normen op te leggen. De schragende norm moet echter zijn dat er bij het opstellen en naleven van fractiegebonden codes maximale openbaarheid is. Het gaat dan over commissariaten, terugkeerregelingen voor Kamerleden, geschenken en alles wat met integriteit te maken heeft. Dat zal altijd in de openbaarheid te toetsen moeten zijn door eenieder die dat wil. Dat is iets dat ons allen zou moeten binden. Dat heeft ook bij de kwestie rond de commissariaten een rol gespeeld. Dat is inmiddels openbaar gemaakt. De kwestie van de bezoldiging speelt ook een rol. Wat ons betreft moet men dat niet doen en al helemaal niet als het betaald wordt. Als andere fracties echter vinden dat het past binnen hun opvatting van het Kamerlidmaatschap, wie zijn wij dan om daar overheen te komen met ons oordeel? Dat laat echter onverlet dat ik vind dat de opinies van de fracties en de wijze waarop zij uitvoering geven aan hun integriteitbeleid openbaar zouden moeten zijn.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (voorzitter van het Presidium):

Mijnheer de voorzitter! Het spijt mij als ik sommige geachte afgevaardigden in verlegenheid heb gebracht met het ter sprake brengen van de Bouwbegeleidingscommissie. Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat de Bouwbegeleidingscommissie een adviescommissie van het Presidium is, die gevraagd en ongevraagd allerlei adviezen kan uitbrengen de bouwbegeleiding betreffende. De specifieke huisvesting – bijvoorbeeld de vraag of de Stenografische dienst op verdieping X of verdieping Y moet worden gevestigd – is echter een zaak van het Presidium. Ik begrijp niet goed waarom de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie heeft gezegd dat hij zijn brief aanhield. Volgens mij betekent die term dat er op een later moment over zal worden besloten. Ik dacht dat wij daarover vanmorgen een heldere afspraak hadden gemaakt. Ik hoor straks wel van de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie hoe het zit. In het uiterste geval kan deze kwestie worden terugverwezen naar het Presidium.

Mevrouw Duijkers heeft gelijk dat ook de commissie Emolumenten en de commissie voor de Werkwijze der Kamer adviescommissies zijn. In het kader van de evaluatie zal het Presidium moeten spreken over de wijze waarop deze commissies functioneren. Samen met de leden van de commissies moet bezien worden of er nog wel op de juiste wijze met elkaar wordt omgegaan. Het is sowieso verstandig om dat van tijd tot tijd te doen.

De heer Van Beek was teleurgesteld dat ik niet ben ingegaan op zijn betoog over de dislocatie en het complex als zodanig. Dit is bij uitstek een kwestie waarover het Presidium de Bouwbegeleidingscommissie advies kan vragen. Overigens wordt wel degelijk geprobeerd na te denken over dit gebouw in het licht van de ontwikkelingen op lange termijn. Het is de vraag of wij steeds maar meer vierkante meters nodig hebben. Het is geen algemeen uitgangspunt dat het gebouw van de Tweede Kamer steeds groter moet worden.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Dit antwoord sluit perfect aan op mijn opmerkingen hierover. De nieuwe commissie kan in dit verband originele ideeën bij het besluitvormend orgaan aandragen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

U had gelijk dat ik uw vraag over de faxaansluitingen over het hoofd heb gezien. Voorzover wij weten, is er nog nooit een faxaansluiting geweigerd. Vanwege de capaciteit van de telefooncentrale kan er ooit een probleem zijn geweest, maar daar is nu geen sprake meer van. Mochten er toch moeilijkheden zijn met faxaansluitingen, dan mag de heer Van Beek daar persoonlijk bij mij op terugkomen.

Mevrouw Scheltema en de heer Leers hebben een motie ingediend waarin wordt gevraagd de ondersteuning van fracties te versterken, mede in het licht van de eigen onderzoeksfunctie ten opzichte van de departementen. Ik wijs erop dat fracties vrij zijn om hun budget voor onderzoek te gebruiken. De fractiebudgetten zijn, zoals van vele kanten geconstateerd is, wel verhoogd in de afgelopen tijd. Ik heb er op zichzelf niet veel op tegen dat de budgetten verhoogd worden, maar dan moet er wel een amendement ingediend worden op de begroting. Dan moet ik daarmee naar de minister van Binnenlandse Zaken om hem mee te delen dat de Kamer vindt dat er meer geld moet komen voor ondersteuning van fracties. Tegen de heer Leers zeg ik dat hij mijn opmerking dat je het ene niet moet doen en het andere niet moet laten in de context moet zien van het gegeven dat de stemmen daarover in deze Kamer verdeeld zijn. Een aantal fracties vindt dat de Kamer beter zal functioneren, ook als het gaat om de controlefunctie ten opzichte van departementen, als ondersteuning wordt gegeven via vaste commissies en via verbetering van de onderzoeksfunctie van de Kamer. Daar wordt verschillend over gedacht. Mevrouw Scheltema heeft hierover een motie ingediend, maar ik daag haar uit om, als zij echt vindt dat er meer geld moet komen voor fractieondersteuning, een amendement in te dienen. Zij weet dat amendementen ingediend kunnen worden tot het moment van stemming.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Dat kan ik doen. Ik zal één reden geven waarom ik ervoor gekozen heb een motie in te dienen. Ik wilde het Presidium, dat in het verleden al met die voorstellen bezig is geweest en op een gegeven moment een cesuur heeft aangebracht, uitdagen om aan te geven langs welke weg er nog mogelijkheden zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Het is waar dat die cesuur is aangebracht door het Presidium, maar dat kwam doordat de commissie een uitspraak heeft gedaan en dat heeft ertoe geleid dat er meer budget is gekomen voor fractieondersteuning. Dat is geen cesuur in de zin van het wel of niet willen; het is een cesuur in de zin dat er meer geld naar fracties is gegaan. Tegelijkertijd is er in de Kamer een beweging op gang gekomen die vindt dat er meer geld moet komen voor de onderzoeksfunctie van de Kamer als zodanig. Het lijkt mij dan ook niet verstandig om nu met een motie naar de minister van Binnenlandse Zaken toe te gaan om meer geld voor fractieondersteuning te vragen. Het lijkt mij beter om dat bij amendement te doen. Ik kan dit wel aan het Presidium voorleggen, maar het Presidium kan ook alleen maar over meer geld beschikken middels de begroting.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Dan dienen de heer Leers en ik samen een amendement in.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Dan wacht ik dat af. Als de Kamer wil dat het besluit om de budgetten voor fracties te verhogen opnieuw aan de orde komt, moet de Kamer dat eerst uitspreken. Voorlopig heeft het Presidium gewerkt binnen de context dat de Kamer een- en andermaal heeft uitgesproken dat juist de onderzoeksfunctie van de Kamer verstevigd moest worden.

De voorzitter:

Begrijp ik uit de laatste mededeling van mevrouw Scheltema dat zij haar motie intrekt?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Daar wil ik nu nog geen besluit over nemen. Dat kan ik aanstaande dinsdag nog doen.

De voorzitter:

Prima.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik meen dat ik hiermee de vragen van mevrouw Scheltema zo goed mogelijk beantwoord heb.

Op de vraag van de heer Van Middelkoop over de fractievoorzitters heb ik inderdaad geen antwoord gegeven. Ik kan hem misschien ter geruststelling meedelen dat ook het Presidium – de ondervoorzitters en de voorzitter van de Kamer – de fractievoorzitters aangeraden heeft niet voort te gaan op de weg van het instellen van een seniorenconvent en dat het helemaal niet erg is – integendeel, dat het zelfs wel gewenst kan zijn – als er zo af en toe informeel overleg tussen het Presidium en de fractievoorzitters plaatsvindt, maar dat je dat niet moet institutionaliseren. Wij hebben immers al genoeg commissies en mogelijkheden om dat te regelen. Tot mijn grote vreugde waren de fractievoorzitters het daarmee eens.

De heer Van Middelkoop maakte een opmerking over de interesse van de media in schriftelijke enquêtes. Ik doe daar zelf nooit aan mee en ik heb dat ook nooit gedaan. Ik ben altijd stomverbaasd over het feit dat sommige Kamerleden daar wel aan meedoen, zeker als het over de onderwerpen gaat die de heer Van Middelkoop noemde. Dus als ik van deze plaats nog eens een beroep op collega's kan doen, dan doe ik dat graag. Ik denk dat dergelijke onderwerpen in een debat in de Kamer aanhangig moeten worden gemaakt en niet middels een enquête in de krant.

Mevrouw Kant daagt mij uit een mening te geven over de EK-kaartjes, maar daar heb ik absoluut geen mening over. Dat valt echt onder de verantwoordelijkheid van het individueel Kamerlid. Ik heb natuurlijk wel een mening, maar als voorzitter van het Presidium in functie heb ik die niet. Als de Kamer een gedragscode wil opstellen, zullen bepaalde dingen volgens mij zo lang besproken worden dat ik dat niet meer meemaak. Ik wacht het met spanning af. Het is immers helemaal niet verboden om daar alsnog eens met elkaar over te praten. Mevrouw Kant zit zelf in de commissie voor de Werkwijze. Als zij het in die commissie wil bespreken, kan zij het rustig als agendapunt opvoeren. Mijn belangstelling heeft zij. Ik heb niet het idee dat de meerderheid van de Kamer op dit moment een discussie wil voeren over een gedragscode, maar wij kunnen er wel degelijk een keer op terugkomen.

Ik ben blij dat de Kamer het met mijn formuleringen over het onderzoek en de controletaak eens is. Daar moeten wij op een goede manier uit kunnen komen. De notitie komt er. Juist omdat hij dat vorig jaar heeft geopperd, zeg ik tegen de heer Vendrik dat ik intussen met verschillende onderzoeksinstanties heb gesproken. Ik heb bijvoorbeeld gesproken met de voorzitters van de WRR, van het Centraal bureau voor de statistiek, van het Sociaal en cultureel planbureau en van al die bureaus die op dit moment onderzoek doen, om te bezien in hoeverre wij elkaar daarbij kunnen helpen. Ik weet niet of ik hiermee al in september klaar ben, maar ik vind de suggestie van de heer Vendrik, namelijk dat je niet moet proberen over te doen wat elders al gebeurt, wel degelijk van belang. Dat is in feite de basis van de gedachte dat je als Kamerlid beter moet kunnen verifiëren.

Ik ben blij met de steun van de heer Leers voor mijn voorstel om eens te bekijken of een eigen begroting en verantwoording van de Kamer niet beter is.

De suggestie om een vergelijkend onderzoek in het buitenland te doen, is een goede suggestie. Je kunt natuurlijk wel stellen dat het dan weer x-tijd duurt, maar op het niveau van griffiers en voorzitters is er binnen de Europese Unie toch wel vaker contact. Misschien kunnen wij dat op een simpele manier in ieder geval bij een paar buurlanden naar boven halen. Het resultaat daarvan doe ik de Kamer graag alsnog toekomen.

De vraag over groene stroom heb ik in eerste instantie niet beantwoord. Daar heeft de heer Vendrik gelijk in. Groene stroom is in onze ogen nog steeds duurder. Dat kan ook niet anders, want in de prijs van de groene stroom zit het ontwikkelingsbudget voor een uitbreiding van groene stroom. Die is dus wel degelijk duurder. De Kamer heeft echter indertijd gezegd dat zij daar willens en wetens mee in zee wil gaan. Wij moeten het gebruik daarvan misschien stelselmatig verhogen, maar men moet wel beseffen dat de Kamer behoorlijk vooroploopt, zelfs vergeleken bij een aantal departementen dat graag al verder had willen zijn dan de Kamer op dit moment is. Ik schaam mij dus absoluut niet voor het aandeel groene stroom dat de Kamer op dit moment verwerkt. De heer Vendrik spoort ons aan te proberen hiermee verder te komen en daar ben ik het graag mee eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het was bepaald niet bedoeld om schaamte te creëren over de positie van de Kamer. Wij pleiten zeer voor een voortschrijden op dit pad.

Per 1 januari 2001 vindt een derde tranche vergroening plaats. Dan wordt de conventionele stroom weer duurder. Dan kan het toch nog aantrekkelijk zijn om het aandeel groene stroom uit te breiden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven:

Ik zeg heel eerlijk dat ik u het antwoord op die vraag schuldig moet blijven, maar dat zullen wij u graag alsnog doen toekomen.

Naar ik meen, heb ik hiermee alle vragen beantwoord.

De heer Hofstra (voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie):

Voorzitter! Het verbaast mij dat er opeens onduidelijkheid blijkt te bestaan. Het is over het algemeen mijn gewoonte de dingen duidelijk te zeggen, maar dat kan natuurlijk een keer mislukken.

Ik herhaal dat het gaat om een adviescommissie en dat het Presidium het bevoegd gezag is. De voorzitter van de Tweede Kamer heeft daarover al het een en ander gezegd, waarin ik mij uitstekend kan vinden. Onze commissie is breed samengesteld. Niet alleen Kamerleden maken er deel van uit, maar ook vertegenwoordigers van het fractiepersoneel, het Kamerpersoneel en de pers. Het is heel nuttig die commissie te gebruiken om al in een vroeg stadium zicht te krijgen op de mogelijkheden en de wensen die er zijn.

Ik herhaal eveneens dat onze commissie vertrouwen heeft in de afspraken die nog met het Presidium zullen worden gemaakt. Dat vertrouwen is zelfs zo groot dat ik zo-even bedoeld heb te zeggen dat de brief op stuk nr. 97 (11107) door u niet besproken behoeft te worden. U hoeft er ook niet over te stemmen. Hij is gewoon niet aan de orde. Op korte termijn zult u een misschien even lange brief krijgen, waarin staat wat wij bedoelen. Die brief zal u waarschijnlijk bereiken via het Presidium, gezien de verhoudingen in dit huis. Ik hoop dat hiermede de onduidelijkheid op dit punt uit de wereld is.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven