Aan de orde zijn de stemmingen over twee moties, ingediend
tijdens de interpellatie over Koraal Specht, te weten:
- de motie-Van Oven over de privatisering van het beheer van Koraal Specht (26827, nr. 1);
- de motie-Van Middelkoop c.s. over
openbaarmaking van het rapport van het CPT (26827, nr. 2).
(Zie vergadering van 29 september 1999.)
De voorzitter:
De motie-Van Oven (26827, nr. 1) is in die zin gewijzigd, dat het eerste
dictum thans luidt: %"dringt er bij de regering op aan, in ieder geval geen
gelden beschikbaar te stellen zolang er niet voldoende zekerheid is geboden
dat het publieke toezicht genoegzaam is gegarandeerd en dat de kosten van
een geprivatiseerd beheer niet op Nederland worden afgewenteld".
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 3 (26827).
Ik neem aan, dat wij nu over deze motie kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Oven (26827, nr. 3).
De voorzitter:
Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Middelkoop c.s. (26827, nr. 2).
De voorzitter:
Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen
deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij
is aangenomen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! In deze motie wordt gevraagd om openbaarmaking van het rapport
van het CPT tijdens de eerste vergadering van de Rijksministerraad. Aangezien
de Kamer doorgaans niet weet wanneer deze vergaderingen worden gehouden, verneem ik graag op welke datum deze motie wordt uitgevoerd.
Staatssecretaris G.M. de Vries:
Ik meen dat de volgende vergadering van de Rijksministerraad op 15 oktober
a.s. is. Ik zal de Kamer hierover nader schriftelijk berichten.
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen achteraf over
de onderwerpen waarover zojuist is gestemd.
Vluchtelingenbeleid
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter! Wij hebben tegen de motie van de heer Dittrich
c.s. (19737, nr. 447) gestemd, omdat wij afstand willen nemen van de suggestie
die gewekt zou kunnen worden dat het per definitie krenkend is als er grenzen
worden gesteld aan het uitkomen voor de homoseksualiteit. Wél willen
wij uitdrukkelijk stellen dat wij vervolgen op grond van iemands geaardheid
afwijzen. Ook verwachten wij niet van betrokkenen dat over die geaardheid
wordt geveinsd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.