Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2000) (26820);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (technische aanpassingen) (26852).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Aan de orde is vandaag het belastingplan 2000. Als wij over "het belastingplan" spreken, denken de meeste mensen dat het over de grote herziening gaat, maar dit is het "kleine belastingplan", zoals de heer Bos het noemt. Het heeft overigens wel grote gevolgen voor de burgers.

In de eerste plaats een speciaal welkom tot de minister van Financiën. Na een jaar afwezigheid zie ik hem weer terug in vak K en dat doet mij deugd. Als het over het belastingplan gaat, mogen wij toch aannemen dat dit de minister van Financiën zeer aan het hart gaat. Hij heeft het zich aangetrokken dat een deel van de Kamer zich vorig jaar nogal opwond over zijn afwezigheid, en heeft toen kennelijk direct zijn agenda voor deze week schoongemaakt. Vorig jaar kon hij immers al uitrekenen wanneer de wetsvoorstellen bij de Eerste Kamer moesten zijn. Kortom: bijzonder welkom en ik verheug mij op een inhoudelijk debat met de minister van Financiën.

Mijn fractie heeft er zin in – dit ter geruststelling van de minister en de staatssecretaris van Financiën – om een echt inhoudelijk debat over de belastingherziening te voeren. Wij vinden wel dat dit debat goed voorbereid moet worden. Daarom vindt onze fractie het zeer nuttig om in dit geval twee schriftelijke rondes te houden. Het gaat immers om een enorm pak papier en de bewindslieden staan toch al met 1-0 voor, want zij hebben een apparaat van honderden, zo niet duizenden mensen om zich heen. Dan kunnen de vele vragen toch vrij snel worden beantwoord, ook al zijn vragen soms listig en scherp geformuleerd. Kamerleden, als kleine eenmansbedrijfjes, met soms wat assistentie, moeten tegen dat grote apparaat opboksen. Ik vraag daarom begrip voor het feit dat Kamerleden enige tijd nodig hebben. Dat heeft niets te maken met een wens om te vertragen, het betekent alleen dat wij de behandeling zorgvuldig willen voorbereiden.

Bovendien wijs ik erop dat nu een massale stroom brieven bij de vaste commissie en bij onze fractie binnenkomt. Naar ik aanneem, krijgen ook andere fracties die brieven. Burgers rekenen vaak op de achterkant van een sigarendoos uit – volgens mij nog altijd de beste methode – wat de consequenties voor hen zullen zijn. De bewindslieden moeten er enig begrip voor hebben dat burgers de ingewikkelde belastingwetgeving die op ons afkomt, tot zich moeten kunnen nemen en op zich in moeten kunnen laten werken, opdat zij kunnen overzien wat het voor hen betekent, in hun individuele situatie. Belasting betalen doe je niet zo graag en dan moet het wel eerlijk gebeuren. Soms duurt eerlijk even langer.

Ik verheug mij er in ieder geval op dat wij half januari, als een en ander goed is voorbereid, met de bewindslieden de mondelinge debatten kunnen gaan voeren. Ik doe graag een beroep op de bewindslieden en op alle andere fracties in dit huis om een inhoudelijk debat te voeren, zonder dat direct geschermd wordt met "ach, de neuzen zijn al geteld" of "het staat in het regeerakkoord". Ik nodig de bewindslieden uit om het debat te voeren op basis van een inhoudelijke argumentatie, want het gaat zeker niet om niks.

Mevrouw Giskes (D66):

Het is toch primair aan de Kamer om te bepalen hoe wij zaken behandelen? Ik vind het raar dat het nodig zou zijn om een beroep op bewindslieden te doen om een inhoudelijk debat te voeren. Ik sta versteld.

De heer Reitsma (CDA):

Het is schitterend dat juist een van de coalitiepartijen met deze vraag komt. Laat ik die nu maar onbeantwoord laten; dat lijkt mij het verstandigste. Misschien moet u eens nadenken over de vraag, waarom ik dit moment heb aangegrepen om in dit huis, waar u bij zit, maar ook de bewindslieden van de paarse partijen bij zitten, deze cri de coeur te uiten.

Voorzitter! Het fiscale pakket 2000 bestaat uit vier wetsvoorstellen. Wij behandelen nu het belastingplan 2000 en enkele technische wijzigingen. De andere twee volgen nog. In 2000 wordt een lastenverlichting van ongeveer 1 mld. gerealiseerd. In 1999 was nog sprake van een lastenverzwaring van 1 mld. De CDA-fractie blijft zich afvragen waarom een dergelijk jojobeleid heeft plaatsgevonden. Was het niet verstandiger geweest, een meer consistente lijn te volgen?

De belangrijkste maatregelen in dit pakket zijn de verhoging van het arbeidskostenforfait, de verlaging van het laagste tarief van inkomstenbelasting en premieheffing, vergroeningsmaatregelen en de terugsluisoperatie. Naast dit pakket is tijdens de algemene politieke beschouwingen een extra lastenverlichting van ruim 400 mln. voor het jaar 2000 aangekondigd. Deze lastenverlichting komt vooral ten goede aan de lagere inkomens. Dat spreekt mijn fractie aan, want de knelpunten doen zich vooral voor in deze categorieën Wij vinden wel dat de lastenverlichting wat gerichter moet worden ingezet. De CDA-fractie geeft dus de voorkeur aan een specifieke lastenverlichting boven een generieke lastenverlichting. Ik laat mij niet door anderen, die zeggen dat ik tegen lastenverlichting ben, in een hoek drukken!

Voorzitter! Mijn fractie heeft grote twijfels over de forse verhoging van het arbeidskostenforfait. Wij hebben tijdens de algemene beschouwingen alternatieve voorstellen ingediend: verhoging van de kinderbijslag, hogere tegemoetkoming in de studiekosten, maatregelen op het gebied van de individuele huursubsidie en kwijtschelding van lokale woonlasten. Naar ons oordeel doen zich hier namelijk de grootste knelpunten voor. Het kabinet is daaraan gedeeltelijk tegemoetgekomen door een deel van de 400 mln. daarvoor in te zetten. Daarnaast wordt echter 650 mln. op generieke basis in het arbeidskostenforfait gestopt en wij hebben ernstige twijfels over de noodzaak daarvan. Gezien de huidige situatie op de arbeidsmarkt is het maar de vraag of deze generieke maatregel het arbeidsaanbod wel voldoende kan stimuleren. Wij hebben hierover al gesproken in de Kamer, maar ik wil er toch nog even op terugkomen omdat dit belastingplan de definitieve kaders schetst voor de toekomstige belastingstructuur. Er is nogal wat krapte op de arbeidsmarkt. De berekeningen van het CPB zien er goed uit, maar ik blijf mijn twijfels houden over de uitwerking in de praktijk. De minister weet dat belangrijke economen in dit verband wijzen op het gevaar van oververhitting en inflatie. Gelukkig erkent het kabinet in de schriftelijke antwoorden dat het instrument van het arbeidskostenforfait de problemen op de arbeidsmarkt niet oplost. Daar voel ik dus enige spanning in, maar ik vind het in ieder geval al een genuanceerder benadering dan in de Miljoenennota. Zie ik dat juist of wat bedoelen de bewindslieden dan anders met deze zin?

Ik heb geconstateerd dat er al een discussie losbrandt over het bedrag van die 630 mln. dat dit jaar extra in het arbeidskostenforfait wordt gestopt. De vraag is hoe dat bedrag in 2001 besteed moet worden. De PvdA- en de VVD-fracties hebben daarover in dit huis al verschillende geluiden laten horen. Tot nu toe zegt de VVD-fractie dat het na 2001 in het arbeidskostenforfait moet worden gestopt, maar welke argumenten heeft zij daarvoor? De PvdA-fractie heeft nu al het signaal afgegeven dat het in de arbeidskorting moet worden gestopt. Het zijn twee wezenlijk verschillende instrumenten met een wezenlijk ander doel. Kan de VVD-fractie zeggen of de door haar gekozen lijn niet op gespannen voet staat met het arrest van de Hoge Raad? Deze vraag stel ik overigens ook aan het kabinet. Ik vraag de PvdA-fractie of, als zij bovenop de 8 mld. die al in het belastingplan zitten er nog eens 630 mln. wil gooien, daarmee de verschillen tussen de werkenden en de uitkeringsgerechtigden, inclusief degenen die AOW ontvangen, niet onevenredig groter worden gemaakt en of zij dat dan nog zo sociaal vindt.

Voorzitter! De CDA-fractie maakt een andere keuze en zal ook laten werken waarop haar accent ligt.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter! De eerste vraag van de heer Reitsma was hoe de verdeling van de 630 mln. zich verhoudt tot het arrest van de Hoge Raad. Voorzover ik heb begrepen, heeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag, gezegd dat er in het arrest van de Hoge Raad een duiding is te vinden voor de argumentatie om het geld terecht te doen komen bij de arbeidskorting.

Zijn tweede vraag was wat er gebeurt met die 630 mln. in de verhouding werkenden/niet-werkenden als dat bedrag het volgend jaar zou worden aangewend. Wij moeten er wel van uitgaan dat in het jaar 2000 de 630 mln. al terecht is gekomen bij een groep werkenden, omdat het arbeidskostenforfait dan al met dat bedrag verhoogd is. Als dit bedrag op dat moment alsnog zou worden versleuteld richting arbeidskosten, dan treden er uiteraard verdelingseffecten op en die zullen beheerst moeten worden, maar dat zullen wij te zijner tijd in het kader van een totaalpakket met elkaar moeten bezien.

De heer Reitsma (CDA):

Mijn vraag was niet of het wel verantwoord is om het bedrag in 2001 nog eens extra in het arbeidskostenforfait te stoppen, want die keuze maakt de VVD-fractie. Wat dit betreft staat de PvdA-fractie niet op gespannen voet met mogelijke uitwerkingen van het arrest van de Hoge Raad. Mijn vraag was of de PvdA-fractie het nog wel verantwoord vindt dat het kabinet doorgaat met het steeds maar vergroten van de verschillen tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden en alle mensen die met pensioen zijn en geen enkele prikkel meer nodig hebben. Het is overigens ook niet wenselijk dat zij op weer op de arbeidsmarkt komen. Door de keuze van de PvdA-fractie voor de arbeidskorting wordt dat verschil nog eens groter. Mijn vraag was waar de PvdA-fractie staat en of zij dat nog wel sterk en sociaal kan noemen.

De heer Bos (PvdA):

Het antwoord op de laatste vraag luidt "ja". Het antwoord op de vraag die daaraan voorafging, kan ik ook geven. Ja, wij vinden het inderdaad nog steeds nodig om de verschillen tussen werkenden en niet-werkenden te vergroten, mits dat maar gebeurt op een manier waardoor de niet-werkenden zelf er niet op achteruitgaan. Ik constateer dat dit in alle gepresenteerde plannen het geval is.

De heer Reitsma (CDA):

Ik had gisterenavond nog een boze AOW'er aan de telefoon en die zei dat hij die Bos nog wel eens een brief zou schrijven omdat hetgeen de PvdA doet toch nergens op lijkt! Ik wens u veel sterkte met het lezen van die brief. Mijn fractie deelt de lijn die de PvdA-fractie kiest in ieder geval niet, want daardoor worden de verschillen tussen werkenden en niet-werkenden, dus ook de gepensioneerden, steeds groter. Wij vinden dat dit op gespannen voet staat met het streven naar een sociale en rechtvaardige samenleving.

Mevrouw Giskes (D66):

Wij weten nu wat de fractie van de heer Reitsma niet wil en welke vragen hij aan andere fracties wil stellen. Ik ben intussen echter heel benieuwd geworden naar wat de CDA-fractie met dat geld wil doen.

De heer Reitsma (CDA):

Daar moet mevrouw Giskes zeker benieuwd naar blijven.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik ben zo ontzettend geïnteresseerd in het inhoudelijke debat waar de heer Reitsma op uit zegt te zijn. Wat mij betreft kunnen wij daar vandaag mee beginnen.

De heer Reitsma (CDA):

Als zij nu alleen maar de eerste drie pagina's van mijn verslag van het belastingsplan voor de 21ste eeuw had gelezen, had zij geweten op welke aspecten de CDA-fractie het accent legt. De bewindslieden weten precies waar mijn fractie het accent op heeft gelegd, want zij hebben alle 115 pagina's gelezen.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik heb het stuk van de heer Reitsma niet bij me en ik moet bekennen dat het ook niet altijd uitnodigt tot lezen. Hij heeft dit onderwerp nu aangesneden en daarom moet hij bereid zijn om te vertellen wat er volgens hem met die 630 mln. moet worden gedaan.

De heer Reitsma (CDA):

Ik nodig mevrouw Giskes toch uit om nog voor haar eerste termijn een blik te werpen op mijn verslag.

Mevrouw Giskes (D66):

De heer Reitsma zou hier geen grapjes over moeten maken. Ik ben heel serieus, want door hem wordt beschuldigend naar deze en gene gewezen. Hij geeft aan wat sommige andere fracties met dit geld willen doen en bestempelt dat onmiddellijk als onzin. Als hij dat doet, moet hij ook zelf aangeven wat hij met dat bedrag wil doen.

De heer Reitsma (CDA):

Ik ben natuurlijk bereid om mevrouw Giskes te helpen. Het is bekend dat de CDA-fractie vindt dat de arbeidskorting niet groter hoeft te worden en dat er zelfs wel een stuk af kan. Zelfs in de plannen van de bewindslieden wordt de arbeidskorting vergroot, aangezien die 630 mln. hiervoor wordt gebruikt. De PvdA-fractie steunt de bewindslieden hierin en dat vind ik een vreemde zaak. De CDA-fractie legt andere prioriteiten. Wij zijn er een voorstander van dat wordt onderzocht of de belasting voor huishoudens kan worden verlaagd door een kinderaftrek of een kinderforfait in te voeren.

Wij willen verder dat er aandacht wordt geschonken aan het zorgaspect bij alleenverdieners en bij tweeverdieners waarvan de één een relatief klein en de ander een relatief groot inkomen geniet. Dit zou kunnen worden gerealiseerd door een zorgforfait of een zorgkorting in te voeren. Verder moet worden bezien of een inactiviteitskorting kan worden geïntroduceerd die het inkomensverschil tussen werkenden en niet-werkenden daadwerkelijk dichter bij elkaar brengt. Wij zijn een voorstander van deze instrumenten, omdat het instrument van de arbeidskorting nauwelijks een bijdrage levert aan de bestrijding van de problemen op de arbeidsmarkt.

Ik zeg nu echter niets nieuws, want wat ik nu naar voren breng, kan men ook lezen op de pagina's 1 t/m 3 van mijn verslag. Ik raad iedereen aan om die pagina's nog maar eens goed te lezen, want daar staat heel duidelijk vermeld wat de opvattingen van de CDA-fractie zijn. Ik wil een inhoudelijk debat en daarom ga ik nu in op de besteding van deze 630 mln. De fracties van de PvdA en de VVD lijken immers al een keuze te hebben gemaakt en ik zet daar mijn keuze tegenover.

Voorzitter! Ik heb de bewindslieden gevraagd om te reageren op mijn opmerkingen over het probleem dat kan ontstaan als die 630 mln. aan het arbeidskostenforfait wordt toegevoegd. Dat lijkt immers op gespannen voet te staan met het arrest van de Hoge Raad. Ik ben niet overtuigd door het antwoord in de schriftelijke ronde dat een en ander nog een jaar kan worden gehandhaafd en dat er daarna een oplossing zal zijn voor het probleem. Dat klinkt wat al te gemakkelijk en ik hoor daarom graag een nadere toelichting.

Mijn fractie steunt de additionele inkomensondersteuning voor specifieke groepen, zoals de jonggehandicapten. Wij hebben daar zelf ook meerdere keren op aangedrongen. Ik wil echter van de staatssecretaris weten of het instrument van de fiscaliteit het effectiefst is. De keuze voor dit instrument vloeit voort uit de afspraken uit het regeerakkoord, aangezien hier is gekozen voor een scheiding tussen de Zalmnorm enerzijds en de inkomsten en uitgaven anderzijds. Hierdoor wordt het moeilijker om het subsidie-instrument te introduceren. Een en ander kan echter wel eens ten koste gaan van de effectiviteit. Dat is de reden dat ik een beroep op de bewindslieden doe om een meer open discussie met de Kamer aan te gaan over de vraag of subsidie of fiscaliteit het effectiefste instrument is. Wij moeten af van het dogma dat er nooit en te nimmer mag worden afgeweken van het regeerakkoord, zeker als er reden is om aan te nemen dat subsidie een effectiever instrument is. Dat vind ik gewoon zonde, tenzij de regering ons overtuigt dat de fiscaliteit beter is, want dan moeten wij vooral niet voor het subsidie-instrument kiezen. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

In het wetsvoorstel wordt een aantal experimenten met verlaagd BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten geregeld. Over de tweede en derde categorie is eerder in deze Kamer gesproken. Er ligt ook nog een aangehouden motie van D66, waarnaar ik kan verwijzen. De fractie van het CDA wacht nu het machtigingsverzoek van de Europese Commissie af. Is over die machtiging inmiddels beslist en kunnen wij de stand van zaken krijgen?

Mijn fractie is van oordeel dat deze experimenten eigenlijk bij formele wet hadden moeten worden geregeld. Wij hebben er begrip voor dat dit nu niet meer kan, want dan duurt de procedure te lang. Toch doe ik een beroep op de staatssecretaris om in dergelijke gevallen, indien die zich in de komende jaren voordoen, een uiterste poging te doen om dit wel via formele wet te regelen. Wij hechten er immers wel aan dat belastingwetgeving via een formele wet geregeld wordt. Voordat er een verdere discussie op gang komt, willen wij hierover eerst een gedachtewisseling met de regering hebben alvorens de ministeriële regeling van kracht wordt. Ik meen dat dit al enigszins is toegezegd, maar ik krijg toch nog graag een bevestiging van de staatssecretaris.

Voorzitter! De CDA-fractie wil wel een spoedige evaluatie, want als je hier belastinggeld in stopt, moet je ook zo snel mogelijk zien of het effect heeft. Wil de staatssecretaris vanaf de eerste dag dat de lage BTW-tarieven worden geïntroduceerd in twee of drie sectoren, er scherp op toezien dat dit ook verwerkt wordt in de prijzen? Als dit namelijk niet het geval is, is er sprake van een verkapte inkomenssubsidie.

Voorzitter! De tweede tranche vergroening en verschuiving wordt doorgevoerd. Dat brengt een ingewikkelde terugsluis naar bedrijven en huishoudens met zich mee. Vorig jaar is daarover in de Tweede Kamer nogal wat kritiek gekomen van verschillende fracties, waaronder die van mij. Die terugsluis werkt nadelig uit voor bepaalde sectoren, bepaalde huishoudens en met name voor de non-profitorganisaties. De fractie van het CDA is van oordeel dat er meer rekening moet worden gehouden met de leefsituatie in huishoudens bij die terugsluis, want dat gebeurt nu onvoldoende. De staatssecretaris schrijft in de schriftelijke voorbereiding dat dit nader onderzoek vereist. Ik pleit ervoor om dit onderzoek zo snel mogelijk te starten zodat wij alsnog kunnen zien of die terugsluis rechtvaardiger kan. Wanneer komt hij met dit onderzoek en hoe pakt hij dat aan?

Het kabinet heeft in drie jaar een forse verhoging van de ecotaks in het regeerakkoord opgeschreven. Ook in het jaar 2000 is ruim 1 mld. ingeboekt, dat nu in het belastingplan zit. Volgens de planning komt er nog eens ruim 1 mld. op. Ik constateer op dit moment dat de tarieven van het aardgas en mogelijk ook die voor de elektriciteit, nogal wat stijgen. Enerzijds wordt dat veroorzaakt door de ecotaks maar anderzijds kunnen wij constateren dat de olieprijzen op de wereldmarkt enorm hoog zijn. Dat heeft consequenties voor de prijs van het aardgas voor de komende tijd. Die stijging gaat dan wel dubbelop: én door aardgasprijsverhoging door de wereldmarktprijs voor olie én door een lastenverzwaring van meer dan 1 mld. in drie achtereenvolgende jaren via de ecotaks bij aardgas en elektriciteit. Wij vragen ons zo langzamerhand af of wij in deze situatie daarmee door moeten gaan en of wij daarmee de kosten voor burgers niet te zeer omhoog jagen. Wij komen dan tot de conclusie dat het inderdaad te gek gaat worden. Wil de minister of de staatssecretaris eens cijfermatig aangeven wat de gevolgen zijn van de stijging van de olieprijzen en de daaruit voortvloeiende stijging van de aardgasprijzen voor de burgers? Welke extra lasten krijgen de burgers hierdoor voor het komende jaar? In relatie met de derde tranche ecotaks die voor volgend jaar gepland is, vinden wij het dubbelop. Wij menen dan ook dat het kabinet zich moet herbezinnen op de vraag, of die derde tranche volgend jaar wel moet doorgaan. Ik overweeg daarover in tweede termijn een motie in te dienen.

De heer Schutte (GPV):

Welk uitgangspunt wil de heer Reitsma daarbij nemen. De olieprijzen plegen immers nogal te fluctueren. Nog niet zolang geleden waren zij juist erg laag. Om een goede indruk te krijgen van wat extra is, is het belangrijk te weten of uitgegaan wordt van begin dit jaar of van een halfjaar eerder.

De heer Reitsma (CDA):

Dat is een heel goede vraag. Ik ben van mening dat wij als ijkpunt de prijzen moeten nemen die golden tijdens de opstelling van het regeerakkoord. Toen is immers de bijna 4 mld. lastenstijging van de ecotaks ingepland. Neem de aardgas- en olieprijs van dat moment en werk op basis daarvan de gevolgen voor dit jaar maar vooral voor volgend jaar uit.

Bovendien zou ik willen vragen, ook de prijzen van het afgelopen halfjaar daarbij te betrekken en te bekijken hoe een en ander dan uitwerkt. Op die manier krijgen wij beide aspecten in beeld en kunnen wij bekijken wat de burger straks extra betaalt voor aardgas en dergelijke en of invoering van de derde tranche dan wel verantwoord is. De portemonnee van de burgers is immers ook begrensd! Wij vinden de stappen op het terrein van tariefsverhoging voor aardgas en elektriciteit zo langzamerhand te groot. De burger betaalt inmiddels al genoeg.

Bij de belasting op leidingwater heeft de staatssecretaris naar mijn mening geen gelukkige hand. Vorig jaar heeft hij drinkwater onder het hoge BTW-tarief gebracht, een en ander in combinatie met amendement-Bos c.s. op grond waarvan de eerste ƒ 60 van de waterrekening onder het lage BTW-tarief vallen. De CDA-fractie heeft daarop kritiek geleverd en ook gevraagd, of dit in Europees verband wel was toegestaan. De staatssecretaris ging in dat debat nauwelijks in op de argumenten. Wij hebben daaruit de ultieme consequentie getrokken en tegen het belastingplan 1999 gestemd. Tot onze grote verbazing ging de staatssecretaris een paar weken later in de Eerste Kamer wel overstag. De aldaar naar voren gebrachte argumenten waren dezelfde als die in dit Huis naar voren zijn gebracht. De staatssecretaris heeft toen toegezegd na een jaar met een ander voorstel te komen. Ik vond dat niet hoffelijk tegenover de Tweede Kamer. Naar mijn mening heeft de staatssecretaris het amendement-Bos c.s. te gemakkelijk omarmd. Is dat gebeurd om politieke redenen, of op basis van inhoudelijke aspecten? Ik herhaal dat de staatssecretaris geen gelukkige hand in dezen heeft gehad. De CDA-fractie is van mening dat deze extra belasting er niet moet komen omdat het hier gaat om een eerste levensbehoefte. Die moet niet duurder gemaakt worden.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb gezien dat de heer Reitsma op dit punt een amendement heeft ingediend. Daarin wordt voorgesteld om de totale belasting op water af te schaffen. Stelt de heer Reitsma daarmee tegelijkertijd voor, dat de belasting in de eerste schijf weer omhoog gaat, de ouderenaftrek verkleind wordt en de indexering in de studiefinanciering op dit punt ook bijgesteld wordt? Die maatregelen zijn vorig immers genomen om deze maatregel te dekken.

De heer Reitsma (CDA):

De CDA-fractie is consequent. Wij hebben vorig jaar gezegd dat wij tegen belastingverhoging op drinkwater zijn, omdat het niets met milieu te maken heeft. Volgens mij bent ook u daarvan overtuigd, mijnheer Bos, want alle deskundigen zijn die mening toegedaan. Waterbesparing wordt via andere prikkels gerealiseerd, namelijk vooral via apparatuur en dergelijke. In Flevoland is een analyse gemaakt van de oorzaak van een aldaar gerealiseerde waterbesparing. De prijsstijging had er nul komma nul mee te maken.

De staatssecretaris heeft ingezien dat dit op gespannen voet staat met de Europese regelgeving. De maatregel, die mede totstandgekomen is door een amendement van de fractie van de PvdA, wordt gelukkig ingetrokken. Ik kan de staatssecretaris er niet genoeg de hemel voor in prijzen dat hij de maatregel heeft ingetrokken. Vervolgens is het kwalijk dat hij, omdat hij volgens het regeerakkoord 250 mln. op de plank moest brengen, wat anders is gaan bedenken, namelijk de watertaks. "Watertaks achterbaks" is de formule al. Wij zijn ertegen. De 250 mln. die in allerlei inkomensplaatjes is versleuteld, moet worden teruggedraaid. Ik schiet een gat in het budgettaire kader en accepteer het terugdraaien van de vele maatregelen die met dit geld zijn genomen. Daarmee is het budgettair rond.

De heer Bos (PvdA):

De heer Reitsma weet net zo goed als ik dat de vergroening, de consequenties voor natuur en milieu, niet het enige motief voor de belasting op water waren. Er spelen minstens twee andere belangrijke motieven.

De heer Reitsma (CDA):

Welke?

De heer Bos (PvdA):

Verschuiving, zodat de belasting elders lager kan worden gemaakt, en het robuust maken van de grondslag.

Al bij de indiening van het amendement hebben de indieners aangegeven dat zij niet wisten of daarmee technisch de meest gelukkige vorm werd gekozen. De regering heeft toen al de opdracht meegekregen om te kijken naar andere vormen. Ook wij zijn blij dat de regering daaraan gevolg gegeven heeft.

De heer Reitsma accepteert de consequentie van zijn amendement. Hij is het ermee eens dat ouderen en mensen met een lager inkomen meer inkomstenbelasting gaan betalen. Dat is consequent, maar niet iets waar wij voor kiezen.

De heer Reitsma (CDA):

In dit huis behoort wetgeving zorgvuldig tot stand te komen. Ik doe een dringend beroep op de PvdA-fractie om daarvoor te waken. Het indienen van amendementen en daarbij zeggen dat niet duidelijk is of het technisch de meest gelukkige keuze is, valt daar niet onder. Immers, bij de indiening van het amendement is alhier de vraag gesteld of het niet op gespannen voet zou staan met Europese regelgeving. Daarmee was de PvdA-fractie als medewetgever onverantwoord bezig.

Belasting op water is met name onder het mom van vergroening doorgevoerd. Als het niets met vergroening blijkt te maken te hebben, moet gewoon worden gezegd dat men meer geld in kas wil hebben en dat men consumptiegoederen zoekt om te belasten. Kies dan niet voor eerste levensbehoeften, maar voor andere consumptiegoederen.

De heer Bos is hier onvoorstelbaar demagogisch bezig. Hij zit ermee in zijn maag dat hij de verschillen tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden door de verhoging van het arbeidskostenforfait onverantwoord groot heeft gemaakt. Over asociaal beleid gesproken. De CDA-fractie, die opkomt voor de burgers die vinden dat de waterrekening lager moet, wordt vervolgens verweten dat zij ouderen en studerenden en noem maar op voor hogere kosten plaatst. De heer Bos is onvoorstelbaar demagogisch bezig. Als hij een man zou zijn, zou ik een deal met hem willen maken. Het arbeidskostenforfait gaat dit jaar met 630 mln. omhoog. Laten wij daar de 250 mln. van de belasting op drinkwater van aftrekken. Dan zijn wij alle zorgen omtrent ouderen, studerenden, enz. kwijt. Als er op het ogenblik partijen in dit huis opkomen voor de wat zwakkeren, dan zijn dat met name de niet-regeringspartijen.

De heer Bos (PvdA):

Er wordt een heleboel onzin gedebiteerd. Hoewel ik niet overal op in zal gaan, neem ik één punt wel serieus, namelijk waar u ons beticht van asociaal beleid. Kunt u één jaar noemen waarin het CDA aan de regering deelnam en een inkomensplaatje presenteerde zoals dit kabinet en deze coalitie nu doen, waarbij de inkomensvooruitgang voor sociale minima en gezinnen met kinderen twee keer zo groot is als voor mensen met een modaal inkomen of hoger? Ik nodig u uit dat voorbeeld te geven.

De heer Reitsma (CDA):

Dit is de oude, bekende truc. U komt zelf in de problemen, u zit inmiddels tien jaar in de regering, en nu zegt u tegen de CDA-fractie, die kritiek heeft op het sociaal beleid en het sociaal gezicht van de Partij van de Arbeid, dat u zich nog iets kunt herinneren van tien à twintig jaar geleden. Daarmee wilt u mijn punt wegdrukken. Nee, ik spreek de fractie van de Partij van de Arbeid aan op het beleid waarvoor die fractie, die inmiddels tien jaar in de regering zit, medeverantwoordelijkheid draagt. Ik constateer dat de PvdA-fractie zich de laatste jaren nog nauwelijks iets aantrekt van het feit dat de uitkeringsgerechtigden op aanzienlijke achterstand komen ten opzichte van loontrekkenden. U staat dat hier te verdedigen. Ik spreek u aan op het sociale gehalte van de PvdA.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb het niet over zaken van tien of twintig jaar terug. Ik vertel u dat wij hier een beleid bespreken dat resulteert in een inkomensvooruitgang voor mensen met een uitkering en gezinnen met kinderen die twee keer zo groot is als die voor mensen met een modaal inkomen of hoger. Het enige wat ik u vraag, is wat daaraan asociaal is. Verder vraag ik u, of u een vergelijkbaar plaatje kunt geven van een jaar waarin het CDA deel uitmaakte van een regeringscoalitie.

De heer Reitsma (CDA):

Ik hoef alleen maar te verwijzen naar de concrete plannen die Ank Bijleveld vorig jaar en het jaar daarvoor bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ingediend, gericht op lastenverlichting voor mensen in een kwetsbare situatie. U heeft daar toen de CDA-fractie een klein beetje mee geholpen, maar u heeft de bulk van de voorstellen laten liggen. Daar spreek ik u op aan. U moet niet zeggen dat u zo'n sociaal beleid voorstaat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het doet mij deugd dat de fracties van CDA en PvdA elkaar betwisten een sociaal beleid te voeren. Dat is wel eens anders geweest! Ik heb een idee waarmee u uit de brand bent als het gaat om de watertaks. Als u de opbrengsten daarvan niet gebruikt voor verlaging van de loon- en inkomstenbelasting, maar voor uitruil van het geheel van rioolrechten, zuiveringslasten en alles wat onder die titel in den lande wordt geheven – ik doel op het variabiliseren van dat soort rechten – maak je van de watertaks een groene bestemmingsheffing. Dat is goed voor het milieu en voor de inkomens, want mensen die wat minder gebruiken krijgen een voordeel ten opzichte van de huidige systematiek van nominale heffingen. Dat is groen, sterk en sociaal. Voelt u daarvoor?

De heer Reitsma (CDA):

Wij kiezen als principieel uitgangspunt dat wij de primaire levensbehoeften geen extra belastingen willen opleggen ten opzichte van het tot voor kort bestaande regime. Het kabinet wil 250 mln. extra belasting binnenkrijgen om een aantal goede doelen te realiseren. Ik moet er dan wel van overtuigd zijn dat het inderdaad gaat om goede doelen, en niet verdwijnt in de bulk van verschillen tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden. Ik wil er best over nadenken of uw benadering begaanbaar is. Ik kan de complicaties ervan nog niet overzien, maar ik wil die discussie wel aangaan, omdat dit voorstel wel is toegespitst op gedragsbeïnvloeding. Dat moet overigens wel worden aangetoond, want waar gedragsbeïnvloeding echt wordt gerealiseerd, zijn wij voorstander van vergroening. In dit geval denken wij dat gedragsbeïnvloeding niet mogelijk is. Ik doe nu een beroep op het kabinet om het voorstel met betrekking tot de 250 mln. weer in te trekken. Een andere optie die eigenlijk nog eenvoudiger is, is om van de 650 mln. arbeidskostenforfait 250 mln. af te halen. Dan behoeft het kabinet het ook niet meer te zoeken in allerlei kleine maatregelen die mogelijk negatieve effecten hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Reitsma wijst de waterbelasting af omdat die niet reguleert, omdat er geen gedragseffect van uitgaat, omdat die geen milieueffect heeft. Zou het dan niet voor de hand liggen om een vrije voet te introduceren van 300 m3 en om daarna pas te gaan heffen? Uit het veld vernemen wij namelijk dat voor het grootverbruik boven de 300 m3, een dergelijke belasting wel regulerend zou werken. Op grond van het kabinetsvoorstel vindt dienaangaande juist geen heffing plaats. Zou het dan niet logisch zijn om die heffing om te draaien?

De heer Reitsma (CDA):

Dat zou veel logischer zijn. Alleen, u loopt tegen een complicatie aan, namelijk dezelfde die wij ook tegengekomen bij de ecotaks, dat het de concurrentiepositie van de grootverbruikers, de bedrijven aantast. Je kunt er dus alleen maar toe overgaan in Europees verband of met een aantal ons omringende landen. Overigens is de invalshoek die u kiest principieel beter. Dan spreek je dus niet meer over eerste levensbehoeften. Die ƒ 25 of die 60 m3 waar de heer Bos vorig jaar mee kwam, dat heeft niets met eerste levensbehoeften te maken, maar met een kruimeltje uit die eerste levensbehoeften.

Voorzitter! Ik vervolg mijn betoog. Ik heb nog de volgende vragen over dit onderwerp.

De prijs van het water stijgt met 25% tot 40%. Over eerste levensbehoeften gesproken! Het lijkt wel een schadelijk product. Delen de bewindslieden die opvatting?

Past deze milieubelasting wel bij de winning van drinkwater waarbij het milieu nauwelijks wordt geschaad?

Huishoudens met lage inkomens worden onevenredig zwaar belast, te weten ƒ 40 per jaar. Is dat in de ogen van de bewindslieden wel verantwoord?

Wat vindt de regering van de kritiek van de Vewin dat de bevoegdheid bij de regering ontbreekt met betrekking tot de tarieven voor gezinnen en bedrijven? Dit past toch in het geheel niet bij het motto "de zwaarste lasten behoren door de sterkste schouders te worden gedragen"?

De Vewin ziet grote problemen om de regeling per 1 januari 2000 rechtsgeldig in de tarieven te verwerken. Hoe gaat de staatssecretaris om met het dilemma dat de waterleidingbedrijven mogelijk per 1 januari niet de belasting innen maar wel een rekening van de fiscus krijgen?

De Vewin dringt aan op aanpassing. Er is 35 mln. meer ingeboekt. Collega Bos heeft een amendement ingediend dat ertoe strekt dat er weer uit te halen, aangezien dat nooit beoogd is. Wat vindt de regering ervan dat die desbetreffende 5 cent onterecht wordt geïnd? Is het niet beter om de belastingvrije voet van ƒ 25 te schrappen omdat die ongunstig uitvalt voor de huishoudens? Ik doel op het amendement van collega Schutte.

Kan de gecompliceerde methode van berekening bij ongemeten levering niet beter in een forfait worden omgezet?

Zou de invoering van de waterbelasting niet iets later geïntrodu ceerd moeten worden dan het kabinet voorstelt?

Kortom, de CDA-fractie is tegen een waterheffing van 51 cent per kuub tot een maximum van 300 m3, ondanks de aftrek van ƒ 25 per aansluiting. Wij stellen dan ook voor om die maatregel in te trekken. Als dit een belastingmaatregel is die geen milieueffect heeft, vragen wij ons sowieso af of die wel thuishoort in de WBM. Ik ga vervolgens in op het algemene BTW-tarief voor kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Dit tarief houdt een lastenverzwaring in voor de agrarische sector, die de laatste jaren al hard is getroffen. De staatssecretaris schat de opbrengst op 23 mln., die hij wil terugsluizen via de invoering van een duurzame ondernemersaftrek. Kan de staatssecretaris een cijfermatige onderbouwing van deze terugsluis geven en kan hij garanderen dat die 23 mln. werkelijk wordt teruggesluisd naar de agrarische sector?

De CDA-fractie wenst verder een cijfermatige onderbouwing van een voldoende compensatie van de eerste en tweede tranche van de ecotaks voor de kleinere bedrijven. Alleen maar verwijzen naar het oplossen via de zelfstandigenaftrek en het verlagen van het eerste stukje van de vennootschapsbelasting, zegt ons onvoldoende.

Mijn fractie pleit verder voor een teruggaafregeling voor de non-profitsector, voor zowel de eerste als de tweede tranche van de ecotaks. Ik breng hulde aan de staatssecretaris omdat hij de sportsector na veel getouwtrek 30 mln. geeft. Ik vraag mij af waarom de sector dat bedrag niet in 1999 heeft gekregen, want toen was ook al sprake van de ecotaks. Voorts vraag ik mij af waarom dit op de begroting van VWS staat. Waarom is niet, zoals bij de monumentale kerken, een teruggaafregeling ontworpen, zodat het geld rechtstreeks bij de betrokkenen terechtkomt? Wij geven de voorkeur aan een teruggaafregeling.

Ik bracht de staatssecretaris wel hulde, maar daar staat tegenover dat hij ook een aantal groepen in de steek laat. Ik verwijs onder meer naar kerken en naar muziekverenigingen die gebouwen in hun bezit hebben, maar er is nog een heel regiment aan andere voorbeelden te noemen. Daarom heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt dat ook deze organisaties via een teruggaafregeling worden gecompenseerd. Als de staatssecretaris de sportsector en de monumentale kerken compenseert, dan hebben andere organisaties er ook recht op.

De CDA-fractie betreurt het dat er nog steeds geen convenant is getekend tussen fiscus en de sportsector. Het probleem van de ecotaks mag dan opgelost zijn, maar er zijn ook nog andere fiscale wensen waar nog uitvoering aan gegeven moet worden. Waarom is de staatssecretaris op 2 november niet gekomen tot de ondertekening van een totaalpakket aan fiscale maatregelen voor de sportsector? Naar mijn mening heeft deze sector daar recht op en heeft hij deze maatregelen ook nodig. Ik verwijs naar diverse voorstellen die met NOC-NSF worden besproken. Ik hoop dat die discussie nog gaande is en dat de staatssecretaris op korte termijn knopen doorhakt. De voorstellen betreffen onder meer een onkostenvergoeding en mogelijkheden voor pensioenvorming ten behoeve van topsporters, een verdere verruiming van de BTW-vrijstelling voor kantines, een BTW-vrijstelling voor entree- en sponsorgelden, een vrijstelling van vennootschapsbelasting voor winst door inzet van vrijwilligers, alsmede indexering van belastingvrije onkostenvergoeding voor vrijwilligers. De CDA-fractie verzoekt de bewindslieden om, eventueel aan de hand van de voorstellen die er nu liggen, met grote spoed tot overeenstemming te komen met de sportsector, het convenant te ondertekenen en de sector op deze wijze vóór de eeuwwisseling millenniumbestendig te maken.

Voor de CDA-fractie blijft onduidelijk of de ecoheffing en de terugsluis voor de landbouwsector wel in evenwicht is. De staatssecretaris schreef in de onderhavige stukken dat er een nadelig saldo is van 20 mln., terwijl hij in andere stukken schreef dat er een fiscaal voordeel is van 50 mln. Ik kom daar niet uit. Kan dit verschil worden toegelicht?

Ik kom op de stand van zaken ten aanzien van de duurzame ondernemersaftrek. Er is inmiddels een nota van wijziging. Mijn fractie kan instemmen met het instrument, maar per 2000 valt alleen de biologische landbouw en de verwerking van biologische landbouwproducten onder deze aftrek. Wanneer gaat de regeling in? Ik heb begrepen dat het een ministeriële regeling wordt. Wordt deze naar de Kamer gestuurd? Wanneer wordt toestemming van de Europese Commissie verkregen? Die toestemming is immers nodig. En wanneer worden andere sectoren, dus andere investeringen, onder deze duurzame ondernemersaftrek gebracht? Is de regeling wel voldoende afgebakend? Lopen wij niet het risico dat hier ook oneigenlijke investeringen onder gaan vallen? Wat moet in dat kader precies worden verstaan onder biologische landbouw? Dat is een redelijk rekbaar begrip dat in de sector verschillend wordt uitgelegd.

Op basis van het arrest van de Hoge Raad wordt bij nota van wijziging een aanpassing van de overdrachtsbelasting voorgesteld. Indertijd hebben wij met het desbetreffende wetsvoorstel ingestemd. Dit voorstel kunnen wij in die lijn dan ook als te verdedigen beschouwen. Ik vraag mij echter af of dit lek niet in 1995 was te voorzien. Naar ik meen hebben wij die wet in 1995 behandeld. Ik wijs de staatssecretaris op een motie die bij de behandeling van deze wet is ingediend. Ik kan ernaast zitten, maar ik meen dat het de motie-Ybema c.s. was. De fractie van het CDA heeft die motie toen medeondertekend. In deze motie wordt de staatssecretaris opgeroepen om, als het wetsvoorstel inzake de aanpassing van de overdrachtsbelasting meer oplevert, deze opbrengst te gebruiken om het tarief van de overdrachtsbelasting te verlagen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze belangrijke motie zal worden ingevuld? Bijna iedereen in dit huis vindt immers dat de overdrachtsbelasting moet worden verlaagd. Dat signaal is toen afgegeven.

Twee weken geleden hebben wij hier gesproken over positieve prikkels tot energiezuinige en milieuvriendelijke investeringen. De staatssecretaris heeft toen een overzicht beloofd waaruit zou blijken wat er gebeurt met de 100 mln. van 1999 die waren toegespitst op de bedrijven. Dit overzicht hebben wij nu ontvangen. Wil de staatssecretaris erop toezien dat het bedrag van 27 mln. voor land- en tuinbouw en het bedrag van 12 mln. voor de woningbouwcorporaties werkelijk voor deze doeleinden worden aangewend? Ook hierbij heeft de staatssecretaris immers voor een makkelijke, maar misschien ook noodzakelijk weg gekozen, namelijk voor toevoeging aan de begroting. Ik wil wel dat het expliciet wordt besteed aan de genoemde prikkels.

Het kabinet introduceert verder de maatregel om de BPM op dieselauto's met ƒ 2000 te verhogen. Dit gebeurt onder het mom van de optimale brandstofmix. De fractie van het CDA is niet overtuigd van de argumentatie van het kabinet. Wij leggen de nadruk op het stimuleren van de aanschaf van zuinige en schone personenauto's en het zwaarder belasten van de huidige, niet zuinige en niet schone auto's. Naar ons oordeel is daarvoor het instrument van de motorrijtuigenbelasting geschikter dan de BPM. De discussie dient naar mijn mening dan ook gevoerd te worden bij de behandeling van het wetsvoorstel – dit zal binnenkort worden ingediend – waarbij de milieukenmerken in de grondslag van de motorrijtuigenbelasting en de BPM naar voren zullen komen. Daar dient de fiscaliteit in feite op afgestemd te worden. De maatregel is nu grotendeels bedoeld om de schatkist te spekken. Ik herinner eraan dat de opbrengst 105 mln. is. 23 mln. wordt gebruikt voor de verlaging van de motorrijtuigenbelasting in de LPG-sector – dat is wel een goed signaal – en 7 mln. zal worden gebruikt voor andere stimuleringsmiddelen. De grote bulk gaat gewoon in de staatskas. Ik herinner vooral de minister van Financiën, minister van VVD-huize, aan de uitspraak in De Telegraaf van 20 februari 1999, gedaan vlak voor de verkiezingen: "Dijkstal kraakt autobeleid". Hij zegt het keihard: stelt het kabinet voor, de lasten op de auto te verzwaren, dan zal ik dat in het kabinet op de via mij geëigende wijze blokkeren.

Minister Zalm:

De heer Dijkstal zit niet in het kabinet.

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb twee vragen aan de minister. Heeft de heer Dijkstal zitten slapen? En is hij nou lid van de VVD?

Ik neem aan dat de minister ook dit boven zijn bed heeft hangen. Volgens mij staat de maatregel van ƒ 2000 om de schatkist te spekken – ik kan het niet vinden in het regeerakkoord – volstrekt haaks hierop. Ik ga er een beetje van uit dat de VVD-fractie, als zij voor de verkiezingen een uitspraak doet, daarin consistent zal zijn na de verkiezingen.

Mevrouw Remak (VVD):

Ik moet de heer Reitsma nog even in spanning laten. Hij moet nog even wachten op mijn termijn om te horen wat de VVD van deze maatregelen vindt. Maar de VVD is een consequente partij.

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb u ook nog niet aangesproken, omdat u het woord nog niet hebt gevoerd. De bewindslieden hebben de voorstellen gedaan. Ik vraag de minister van Financiën afkomstig uit de VVD of hij het eens is met de fractievoorzitter van de VVD en of hij nog lid is van de VVD. Ik heb begrepen dat hij daar ook niet altijd lid van is geweest.

Voorzitter! Ik heb een amendement ingediend op dit kabinetsvoorstel, omdat het geen rekening houdt met de conceptemissie-eisen voor 2005. De studie is naar mijn mening gebaseerd op verouderde cijfers. De voordelen voor de vermindering van de CO2-uitstoot weegt het kabinet onvoldoende mee. Voor kleine auto's betaalt die kleine man, alweer, relatief meer dan degene met een grote auto. Ik vind dat geen zinvolle benadering, want juist kleine auto's zijn zuiniger dan grote.

De regering wil met een LPG-maatregel komen. Op zichzelf heeft die onze steun, maar wij zijn het niet eens met de dekking. Mijn suggestie is om in het budget voor de paarse diesel waarop een structurele onderuitputting is van 30 à 50 mln. dekking te zoeken voor het stimuleren van de LPG-sector.

Voorzitter! De CDA-fractie is in principe voorstander van indexering van alle getallen in de belastingwetgeving. In de schriftelijke vragen over de belastingherziening 21ste eeuw heb ik dat ook naar voren gebracht. Daarom dient naar ons oordeel de vergoeding van 60 cent die werkenden en vrijwilligers in rekening mogen brengen om de kosten op te voeren, weer geïndexeerd te worden. Dit geldt temeer omdat op dit moment de benzineprijzen gigantisch stijgen: inmiddels 30 tot 35 cent. Om deze reden dient naar onze mening die 60 cent weer geïndexeerd te worden. Ik roep de bewindslieden op duidelijk uiteen te zetten wat de precieze consequenties zijn van de stijging van de benzineprijzen voor de kosten van 60 cent. Ik overweeg in tweede termijn daarover een motie in te dienen.

De heer Bos (PvdA):

ReitsmaIk hoorde vanochtend op de radio de heer Van den Berg, president-directeur van Shell. Hij verwachtte dat de benzineprijzen binnenkort weer zullen dalen. De heer Reitsma stelt indexering voor. Houdt dit in dat het bedrag weer omlaag gaat, zelfs als het dan minder wordt dan de huidige 60 cent?

De heer Reitsma (CDA):

Mijn eerste vraag aan de bewindslieden is, in kaart te brengen wat de kostenstijging voor de auto's de laatste drie jaar is geweest zonder indexering. De kostenstijging van auto's is een ruimer begrip dan de brandstofprijzen. Vervolgens vraag ik om een overzicht van de ontwikkeling van de brandstofprijzen van de laatste tijd. Is het in het licht van deze twee gegevens niet verantwoord de indexering op 60 cent te introduceren? Ik wil dat in zijn samenhang zien. Ik roep de bewindslieden op met voorstellen te komen op dat gebied, als het kan voor het jaar 2000. Als het niet kan, hoor ik dat wel, maar dan wel voor het jaar 2001. Dit voorstel moet dan in het geheel worden meegenomen. Ik wil dit onderwerp geen jaar laten liggen, maar er een beeld van krijgen. Ik overweeg daarover een motie in te dienen.

De voorzitter:

Mijnheer Reitsma, kunt u langzamerhand uw betoog afronden?

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb nog een paar kleine puntjes. Maar ja, ik word ook zo vaak geïnterrumpeerd!

De voorzitter:

Die heb ik allemaal meegeteld.

Mevrouw Giskes (D66):

De heer Reitsma sprak over de vergoeding van zakelijke autokosten. Bij mijn weten hebben wij die indexering achterwege gelaten, niet alleen omdat daarvoor op dat moment misschien geen aanleiding was, maar ook uit principiële overwegingen. Daaraan ten grondslag ligt de discussie over de vraag of je zowel variabele als vaste kosten moet vergoeden als iemand zo'n reisje maakt. Hoe denkt de heer Reitsma daarover? Wij zijn van mening dat vergoeding van variabele kosten voldoende is.

De heer Reitsma (CDA):

Ten eerste was ik destijds niet zo enthousiast over het laten vervallen van de indexering. Als werkenden, ook vrijwilligers, kosten maken, moeten zij die in rekening kunnen brengen. Anders zadelen deze mensen zich op met kosten die zij niet kunnen declareren en die zij ook zeker niet bij de fiscus in rekening kunnen brengen. Ik vind dat een slecht uitgangspunt. Ik ben voor het uitgangspunt om bij de getallen in de wetgeving ook de bedoelde 60 cent te indexeren.

Ten tweede vond ik het laten vervallen van de indexering toen nog redelijk verdedigbaar, omdat in die periode de inflatie laag was en de brandstofprijzen redelijk stabiel waren. Nu zijn echter twee andere ontwikkelingen te zien: de inflatie wakkert aan en de brandstofprijzen stijgen behoorlijk. Ik heb mijn twijfels of een en ander op korte termijn weer wordt teruggedraaid.

Wij kunnen hier een principieel debat voeren over variabelen en vaste kosten. Dan moeten wij ook kijken naar de effecten voor de burgers. Als iemand voor vrijwilligerswerk gebruik moet maken van een auto en daarbij kosten maakt van 65 cent per kilometer, mag hij die kosten niet in rekening brengen omdat de fiscus zegt dat het maximaal 60 cent per kilometer mag zijn. Dan benadeelt men dus mensen die pro Deo werken. Hetzelfde geldt overigens ook voor andere werkenden.

Mevrouw Giskes (D66):

De heer Reitsma heeft gelijk dat er kosten vergoed moeten worden. De vraag is echter om welke kosten het dan gaat. Als iemand al een auto heeft en af en toe een ritje voor een ander doel maakt, is het maar de vraag of daarbij een vastekostencomponent betrokken moet worden.

De heer Reitsma (CDA):

Ik vind van wel. Als iemand voor zijn baas of voor zijn eigen bedrijf kosten maakt, moeten die wat de auto betreft in rekening gebracht kunnen worden. Dat geldt ook voor mensen die vrijwilligerswerk doen. Als deze mensen pro Deo werken en daarvoor ook hun auto beschikbaar stellen, mag de fiscus die niet straffen. Wij moeten immers blij zijn met deze mensen.

Mevrouw de voorzitter! Ik heb een vraag over het ondernemerspakket. Waarom komt er geen integrale aanpak van de vierentwintig maatregelen? Waarom ontbreken tot nu toe de inkomensplaatjes voor de zelfstandigen? Bij de kapitaalbelasting is een stap in de goede richting gezet. Denkt men er ook over na om de kapitaalbelasting op termijn af te schaffen? De bewindslieden komen met een stimulering van de kinderopvang met drempelbedragen. In de schriftelijke ronde schrijft de staatssecretaris dat er een duidelijker beeld verkregen moet worden om te bekijken welke aanpassingen nodig zijn. Kan dat meer duidelijke beeld reeds nu worden geschetst?

Ik heb nog enkele opmerkingen over de technische aanpassingen van enkele belastingwetten, het tweede wetsvoorstel dat vandaag voorligt. Dat wetsvoorstel spitst zich met name toe op de bedrijfsopvolging in de agrarische sector. Daar ligt wat mij betreft een pijnpuntje. De staatssecretaris is daarmee trouwens procedureel raar omgegaan. Hij was in overleg met LTO Nederland en de agrarische jongeren. De Kamer heeft zich daar op enig moment mee bemoeid. Het ging om de motie-Van der Vlies, van de SGP-fractie, die Kamerbreed ondertekend en gesteund is. De staatssecretaris zou daarop de Kamer op korte termijn rapporteren over wat het overleg heeft opgeleverd. Wij hebben via de vaste commissie de staatssecretaris er nog eens aan moeten herinneren. Het bleef echter stil. Vervolgens komt er plotsklaps een wetsvoorstel naar de Kamer, waarin het bedoelde probleem niet is opgelost. Ik hoorde echter uit de sector dat er al in juni een deal lag. Vanmorgen kreeg ik een telefoontje dat er blijkbaar een nota van wijziging is binnengekomen. Ik heb die nog niet gezien. Het kleine puntje waarover nog onenigheid bestond tussen de jongeren en de staatssecretaris is met de deze nota van wijziging opgelost. Is het de vierde, de vijfde, de zesde? Ik ben de tel kwijt! Het is prima dat het probleem is opgelost. Dat was ook de taak van de staatssecretaris. Het is immers onverantwoord om de jongeren met hogere fiscale claims op te zadelen. De staatssecretaris zal echter niet kunnen ontkennen dat de gevolgde procedure niet de schoonheidsprijs verdient.

Ik heb een vraag over de afschaffing van de assurantiereserve eigen risico. Op zich beoordeel ik het voorstel positief. Er komen echter wat signalen uit de bouwwereld en de transportwereld dat het voor individuele bedrijven consequenties kan hebben. Willen de bewindslieden hierop in dit debat reageren?

Ten slotte de belasting op frisdranken. Op enig moment is in de Kamer de motie-Van der Vaart aangenomen, een belangrijke motie die de regering opdroeg om de belasting op frisdranken in kleine stapjes volledig af te schaffen. Daar is een begin mee gemaakt, maar dit moet ook worden afgerond. Ik roep de bewindslieden op om dit jaar, komend jaar of de komende twee jaar met een voorstel te komen om de verbruikersbelasting op frisdranken af te schaffen. Wat mij betreft mogen zij kijken of daarvoor dekking te vinden is door bepaalde alcoholische dranken wat zwaarder te belasten.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Vendrik het woord geef, leg ik de leden het volgende voor. Alleen de fracties van CDA en GPV hebben van tevoren hun spreektijd opgegeven. De andere spreektijden hebben wij nu, tijdens de vergadering, bij de leden moeten opvragen. Daaruit is gebleken dat de planning onvoldoende ruim is om de spreektijd te overschrijden of veel interrupties te plegen. Als dat gebeurt, komen wij er deze ochtend eenvoudigweg niet uit. Ik moet de leden dan ook vragen om interrupties tot de essentiële te beperken, en de door henzelf opgegeven spreektijden echt aan te houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Het zijn weken waarin het woord "belasting" een heel nieuwe betekenis begint te krijgen. Wij hebben net de schriftelijke inbreng van de grote belastingherziening 2001 achter de rug en een paar dagen later mogen wij alweer over het kleine belastingplan 2000 spreken, met een stortvloed aan nota's van wijziging, amendementen, doorverwijzingen e.d. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het op een aantal onderdelen niet meer bij kan houden.

Ik spreek eerst mijn verbazing uit over de jongste uitspraken van de minister van Financiën – ik ben overigens blij dat hij er vandaag is – afgelopen maandag op een VVD-bijeenkomst in Schoorl. Wij hebben uit de krant begrepen dat de meevallers van 1999 gedeeltelijk worden aangewend voor reparatie van de middeninkomens die er bij de grote belastingherziening 2001 relatief bekaaid van afkomen, zo vonden althans verschillende fracties. Het zou gaan, aldus de krant, om een bedrag in de orde van grootte van 750 mln. Daarmee zou het totaal van beschikbare lastenverlichting voor het belastingplan 21ste eeuw oplopen in de richting van 6 mld. Ik hoor graag of deze berichten in de krant kloppen.

Ik zou het wat vervelend kunnen vinden dat de VVD-achterban dit belangrijke nieuws als eerste verneemt, en dat de Kamer het in de krant moet lezen. Er zijn toch volop gelegenheden om ons te informeren? Ik noem de nota naar aanleiding van het verslag die wij hopelijk deze week krijgen, of de najaarsnota 1999 die vanmorgen bij onze post zat. Waarom moet het dan zo? Belangrijker nog vindt de fractie van GroenLinks de strekking van deze mededelingen. Het blijft dus niet bij 5 mld. Al vaker heb ik de bewindslieden van Financiën, ook nog bij de laatstgehouden algemene financiële beschouwingen, gevraagd of de 5 mld. inderdaad 5 mld. is en of het daarbij blijft. Het antwoord daarop was steeds "ja", maar dat klopt niet. Welbeschouwd ben ik dus niet goed geïnformeerd en dat vind ik niet echt prettig. Ik vraag de bewindslieden dan ook om opheldering.

Moet ik constateren dat de lastenverlichtingsmachine nu pas echt goed op gang komt? Ik zie het scenario al voor mij. Bij gelegenheid van de algemene politieke beschouwingen heeft de fractie van GroenLinks uit laten rekenen dat bij een begrotingsevenwicht het totaalbedrag voor de lastenverlichting in de periode 2000-2002 als gevolg van de "Zalmse begrotingstechniek" kan oplopen naar 12 tot 14 mld. Tot aan de Miljoenennota 2000 stond de teller op 7 mld. In september is vervolgens 400 mln. naar voren gehaald – dat telt niet meer mee – en nu komt er weer 750 mln. bij. De teller staat daarmee dus op 7,7 mld. Is dit nu pas de tweede akte uit het eerste bedrijf, zo vraag ik de minister van Financiën? Staatssecretaris, vertel dit onwetende parlement: wat zit er nog méér in dat vat? Hoe is het script? De pensioenparaplu, tweede en derde pijler gelijktrekken, een beetje eerbiedigende werking: 1 mld. Een beetje werkelijke arbeidskostenaftrek: misschien 250 mln.? De tweede box naar 25%: ook 200 mln. Wat extra voor de AOW'ers, voor mensen met een klein pensioen, voor gezinnen met een laag inkomen: laten wij zeggen 500 mln. Zo komen wij snel op 10 mld., terwijl het 5 mld. was. Dan is er nog 2, 3 of 4 mld. over voor het verkiezingsjaar 2002.

Ik neem krachtig stelling tegen deze wijze van handelen. Ik vind het niet juist dat de bewindslieden van Financiën voortdurend het financiële kader wijzigen waarbinnen wij de belastingherziening 2001 beoordelen. Dat komt het debat niet ten goede en maakt ons nog meer wantrouwig over het realiteitsgehalte van de meerjarige begrotingscijfers in de Miljoenennota 2000. De cijferopstelling wordt met de dag surrealistischer. Het maakt ons ook – ik zeg het maar eerlijk – wantrouwig over de uitspraken van deze bewindslieden. Ik vraag volstrekte helderheid. Het zou eerst 5 mld. worden, maar het wordt dus meer. Wat is nu het speelveld waarover wij de komende maanden spreken? 7 mld.? 9 mld.? Ik vraag dit ook in verband met het "kleine" belastingplan. Als ik amendementen indien, waar moet ik dan van uitgaan? Als voorgesteld wordt de duurzame ondernemersaftrek te verhogen, is daar dan wel of geen geld voor? Ik weet het niet meer. Het lijkt mij logisch dat de staatssecretaris in eerste instantie claims afhoudt, maar gaat hij dan op eigen gelegenheid die claims alsnog honoreren als het departement weer nieuwe gegevens heeft? Ik ben ook benieuwd hoe de fracties van PvdA en D66 deze belastingverlichtingmachine willen stoppen. Wel beschouwd heeft fractievoorzitter De Graaf natuurlijk gelijk met zijn pleidooi voor een midterm review, niet zozeer vanwege de nieuwe economie, maar vanwege de toenemende onbalans tussen wat zich aan de uitgaven- en aan de inkomstenkant afspeelt. Een nieuw begrotingskader is hoog nodig, want de huidige combinatie van behoedzaamheid, gekozen ijklijnen, ijklatten en regels voor meevallers leiden dwingend tot het hier geschetste scenario en deze nogal groteske uitkomsten. Ik zou dus ook kunnen zeggen: een briljant man, deze minister van Financiën Maar ja, collega Halsema wist bij de behandeling van de begroting van Justitie nog niet eens 20 mln. los te praten voor extra behandeling van zedendelinquenten, want "er is geen geld".

Voorzitter! Ik waan mij een beetje als vreemde in Jeruzalem wat betreft de budgettaire basis van het belastingplan 2000. Het plan rust op een basis van 1,4 mld. lastenverlichting in 2000. Maar hoe werkt de meevaller van 1999 door? Wordt hij doorgeschoven naar 2001? Ik denk van niet, want in 2000 is deze meevaller er ook al. Kunnen wij hem dus betrekken bij dit debat? Is de meevaller, waarvan de helft beschikbaar komt voor lastenverlichting, structureel en wat betekent dat voor het lastenbeeld in 2000?

Voorzitter! Ik kom nu aan het belastingplan zelf. De fractie van GroenLinks steunt het kabinet in de omvorming van de BTW-heffing op water in een watertaks. Bij het belastingplan voor 1999 hebben wij al een dergelijke omzetting bepleit. Het karwei is echter nog niet af. Ik heb de staatssecretaris het afgelopen jaar bij meerdere gelegenheden gevraagd een brede watertaks in te voeren ter vervanging van de huidige rioolrechten en zuiveringsheffingen. Dat zijn nominale heffingen, die meestal niet afgerekend worden op basis van het gebruik. Mijn fractie staat evenwel op het standpunt dat dat inmiddels gewenst is. De watertaks moet geen deel meer uitmaken van de vergroening van de belastingmix, maar moet benoemd worden als een groene bestemmingsheffing en de huidige nominale heffingen vervangen. Denkbaar is wat ons betreft een landelijke belasting op water waarbij waterschappen en lagere overheden de mogelijkheid krijgen om via lokale opcenten de hoogte van de watertaks af te stemmen op de lokale financieringsbehoeftes. Het is niet vol te houden dat deze watertaks, zoals door het kabinet voorgesteld, werkelijk bijdraagt aan vergroening van de economie. Het milieueffect bij de huishoudens, die de last van deze watertaks dragen, is namelijk gering en mijn fractie spreekt dan liever ook niet van een vergroening van de belastingmix. Beter lijkt het mij een waterbelasting te verdedigen vanuit het oogpunt van een zodanige verschuiving van de belastingmix dat het beginsel "de vervuiler betaalt" beter tot zijn recht komt. Dat is met de huidige nominale systematiek van rioolrechten en zuiveringslasten bijna nooit het geval. Het rare is natuurlijk wel dat een eventuele regulerende werking van deze heffing wordt tegengehouden door het kabinet door een bovengrens van 300.000 liter in te stellen. Ik heb een amendement ingediend dat ertoe strekt die bovengrens te laten vervallen.

De heer Schutte (GPV):

Ik neem aan dat de suggestie van de heer Vendrik niets afdoet aan het uitgangspunt dat de heffingen niet hoger mogen zijn dan kostendekkend.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat klopt.

De heer Schutte (GPV):

Dan zal het effect niet zo geweldig groot zijn, want de meeste gemeenten zitten al op een kostendekkend tarief. Je kunt hoogstens nog nadenken over een heffing waarbij rekening wordt gehouden met inkomen of verbruik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er ligt een geweldige claim op het Nederlandse rioolstelsel in de orde van grootte van 16 mld. De vraag is wie dat moet betalen. Er moeten her en der in het land grote investeringen worden gedaan en ik zie het gebeuren dat het Rijk daar geen middelen voor ter beschikking stelt en dat de vernieuwing van het Nederlands rioolstelsel – ter waarde van 16 mld., uit te smeren over een aantal jaren – helemaal gefinancierd wordt uit rioolrechten. Ik zou het beter vinden om de waterbelasting met een landelijk basistarief met lokale opcenten, daarvoor te gebruiken. Dat lijkt mij groener, eerlijker en rechtvaardiger. Zo had ik het in gedachte.

Voorzitter! Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris hiervan vindt en ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen. Ik ben ook zeer benieuwd naar de reactie van de collega's hierop. Ik heb trouwens begrepen dat er inmiddels in het kader van het zogenaamde integrale waterspoor, want daarover hebben wij het, al experimenten worden gedaan. Gaat dat gebeuren? Zou het niet logisch zijn om in de nabije toekomst rondom deze betwiste watertaks bij die experimenten aan te sluiten?

Bij de gekozen vormgeving van de waterbelasting zet de fractie van GroenLinks een aantal vraagtekens. Allereerst bij de heffingsvrije voet. Wat ons betreft heeft die geen onderbouwing en veroorzaakt die een ongelijke lastenverdeling waarbij vooral de lagere inkomens en de grote gezinnen extra betalen en als het ware de dupe zijn. Als deze vrije voet verdwijnt, kan het tarief met ruim 20 cent verlaagd worden. Ik meen dat er op dit punt een amendement van de heer Schutte circuleert. Voor de waterleidingbedrijven is dit ook een onnodige verzwaring van de facturering, hetgeen voor ons geen hoofdzaak is. Maar zeker nu blijkt dat 1 januari 2000 bijna een onmogelijke invoeringsdatum is, begint dat natuurlijk wel mee te wegen. Hoe staat het kabinet tegenover een invoering van een maand of drie later, waardoor het normale procedurele traject door de waterleidingbedrijven gevolgd kan worden? Hiermee zal een budgettaire derving van ongeveer 60 mln. samenhangen, maar dat zal met al die binnenstromende inkomstenmeevallers deze keer toch echt geen probleem vormen! Kan het kabinet tevens aangeven hoe bezwaarlijk het zou zijn om voor een beperkte en snel uitstervende groep onbemeterde woningen met een forfaitair bedrag te werken? Ook deze vraag wordt gesteld vanwege de grote haast die nu met de invoering gemoeid lijkt te zijn en waarvan de Vewin meldt dat die eigenlijk onmogelijk is.

Voorzitter! Ik kom nu bij een aantal punten betreffende de vergroening. Wij vinden het buitengewoon jammer dat het de staatssecretaris niet gelukt is om de meermaals toegezegde vergroeningsnotitie dit voorjaar te laten verschijnen en dat die nu als bijlage bij de Miljoenennota is verschenen. Hiermee wordt de belangrijke discussie over fiscale vergroening niet genoeg recht gedaan, want dit loopt nu mee in het belastingplan terwijl wij zo graag met de staatssecretaris afzonderlijk, los van de druk van een belastingplan, hierover met hem van gedachten hadden gewisseld. Ik doe dan ook een beroep op hem en op de minister van Financiën om dit voorjaar alsnog met een uitgebreide notitie over de vergroening te komen, waarbij ook voorbij deze regeerperiode kan worden gekeken en een aantal opties is te verkennen. Een onderdeel hiervan zou ook de samenhang in de verschillende waterbelastingen moeten vormen. Wellicht kunnen wij ook spreken over de agendering van de werkgroep-Van der Vaart 2.

Bij het totaalplaatje van de bij de vergroening horende terugsluisoperaties zet GroenLinks grote vraagtekens. Er wordt elke keer gesproken over een budgettair neutrale terugsluis naar bedrijven. Als echter de tabel in de nota naar aanleiding van het verslag op bladzijde 15 wordt gevolgd, waarin een prachtig overzicht is gegeven van de terugsluis naar de verschillende bedrijfssectoren van de totale vergroeningsoperatie in deze regeerperiode, moet worden geconstateerd dat er 365 mln. meer naar het bedrijfsleven wordt teruggesluisd, dan bij een lastenneutrale omzetting nodig zou hoeven zijn. Voor de huishoudens die als groep met een veel zwaardere heffing wordt geconfronteerd, vindt wel een budgettair neutrale en lastenneutrale omzetting plaats. Kunnen de bewindlieden ons aangeven of deze ongelijke verdeling al in het regeerakkoord is gekozen en waarom dit gerechtvaardigd is? Gaan wij dit wijzigen bijvoorbeeld door het maximum van 300 m3 uit die watertaks te fietsen? Dat betekent een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven van ongeveer 50 mln. en dat kunnen zij makkelijk betalen. Dat lijkt mij in het kader van de vergroening geen elk probleem.

De heer Poppe (SP):

Als de bewindslieden zeggen dat er voor de grootverbruikers geen wijziging komt zoals de heer Vendrik nu voorstelt, vindt hij dan nog steeds dat een belasting op water voor de huishoudens verstandig is en dat het ook milieueffecten zal hebben?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb zojuist aangegeven dat ik niet voor een waterbelasting ben zoals het kabinet dit invoert, zonder die uit te ruilen met rioolrechten en zuiveringsrechten. Ik ben voor een waterbelasting in het kader van het zogeheten integrale waterspoor. Ik roep het kabinet daartoe op. De minister en staatssecretaris kunnen mij alsnog over de streep trekken als zij die kant opgaan.

De heer Poppe (SP):

Maar als dat niet gebeurt, steunt u belasting op water alleen voor de huishoudens niet?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als het traject van het integrale waterspoor wordt uitgesloten, als het kabinet daar niet toe wil overgaan, wordt die waterbelasting voor ons wel een moeilijke zaak.

Voorzitter! Ik was bij de grootverbruikers gebleven. Bij eerdere gelegenheden hebben wij al uitgesproken dat onze fractie het buitengewoon jammer vindt dat het kabinet grootverbruikers nog steeds vrijstelt van de energieheffing. Met de minister van EZ hebben wij daarover al interessante debatten gevoerd, evenals met de heer Crone van de PvdA-fractie. Aanstaande donderdag zullen wij met het kabinet nog spreken over het vraagstuk van de Europese energieheffing. Ik wil er nu dan ook niet verder op ingaan, mede gelet op het tijdsgewricht dat net is aangegeven. Wel wil ik nog een opmerking maken over die duurzame ondernemersaftrek. Het is een goede zaak dat die in de derde nota van wijziging wordt voorgesteld, maar de vraag is of die toch niet wat meer budgettaire ruimte verdient dan er nu is.

Voorzitter! Ik kom op de autobelastingen. Wat betreft de extra BPM-heffing van ƒ 2000 op diesels zou gesteld kunnen worden dat die eigenlijk omhoog zou moeten naar ƒ 2500. Dat maakt het nog wat onaantrekkelijker om diesels aan te schaffen. De nieuwste diesels zouden wellicht ontzien moeten worden, maar daarvoor is een nadere milieuanalyse nodig. Zijn er al gegevens beschikbaar over de milieuschadelijkheid van de verschillende typen motoren? Op zich staan wij sympathiek tegenover de voorziene verlaging van de motorrijtuigenbelasting voor LPG-auto's, maar wij vragen ons wel af of dat nu zo'n efficiënte besteding van milieuguldens is, ook gezien in het licht van het rapport van het Centrum voor energiebesparing "Optimale brandstofmix". Moet de stimulans niet veel meer gericht worden op stadsbussen en bestelwagens die veel in de stad rijden?

Voorzitter! Nog enkele opmerkingen over het inkomensbeleid. Dat geeft natuurlijk reden tot enige juichtonen. Onze fractie steunt de lijn van het kabinet in dezen. Er wordt weer genivelleerd in dit land. Het is echt waar, eindelijk, het is weer zover, zelfs met de VVD, er wordt genivelleerd. Het kost wel weer veel geld, het had iets anders in elkaar kunnen steken, wij kunnen het geld ook wel beter besteden, maar toch, geweldig! Het gaat natuurlijk weer niet om procenten maar om centen, maar dat de laagste inkomens er in het jaar 2000 in ieder geval op papier op vooruitgaan, ervan profiteren, doet ons zeer deugd. De voorstellen die het kabinet doet op het punt van de Wajong-aftrek en de aanvullende ouderenaftrek verdienen onze steun.

Voorzitter! Dan nog enkele opmerkingen over de frisdrankbelasting. In de schriftelijke gedachtewisseling hebben wij daarover al enkele vragen gesteld. Enkele weken geleden is daarover ook met de minister van VWS gesproken en is de motie-Hermann aangehouden tot dit debat, want de motivering voor het voorlopig afwijzen van deze motie, die oproept deze belasting af te schaffen, was een budgettaire. De minister van VWS heeft ons opgeroepen het debat hierover voort te zetten met deze bewindslieden die over het geld gaan. Overweegt het kabinet, de positieve grondhouding van de minister van VWS gehoord hebbende, alsnog afschaffing van de frisdrankbelasting te realiseren? Ik hoop dat ook hier niet meer het budgettaire element geldt!

Voorzitter! Nog een korte opmerking over de hypotheekrenteaftrek. Hoe staat het daar nu mee? Wat zijn nu eigenlijk de ervaringen over het jaar 1998? De PvdA houdt zich er nogal mee bezig. Vanaf dat jaar mogen consumptief geïnspireerde verhogingen over oversluitingen van hypotheken niet langer in aftrek worden gebracht. Volgens ons kan dat gemakkelijk omzeild worden en zal dat ook gebeuren, maar daar krijgen wij bij de belastingherziening nog wel een debat over. Inmiddels zal de belastingdienst ruimschoots op schot zijn met het verwerken van de aanslagen over 1998. Ik ben dus eigenlijk wel benieuwd of het enig hout heeft gesneden en wat de ervaringen van de belastingdienst zijn met deze nieuwe maatregelen die per 1 januari 1998 is ingegaan.

Voorzitter! Ik had heel graag nog een aantal opmerkingen gemaakt over het ondernemerspakket, maar gelet op de ben ik daar niet toe gekomen.

De voorzitter:

U hebt u in ieder geval keurig aan uw spreektijd gehouden en ik hoop dat ook de volgende sprekers dat zullen doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De SGP- fractie is voor daadkracht, zeker als het gaat om goed beleid en een goede beleidsrichting. Mijn fractie heeft echter wel bezwaar tegen de haast die moet worden gemaakt bij de belastingwetgeving. Het is jammer dat het belastingplan 2000 en de stelselherziening voor de komende eeuw zich hieraan niet lijken te kunnen ontworstelen. Natuurlijk zijn er harde deadlines. De datum van 1 januari van enig jaar is een dergelijke deadline waarvoor de wetgeving en alles wat daarbij hoort, moet zijn afgerond. Kunnen wij in de toekomst niet eerder beginnen met de behandeling van dergelijke wetgeving? De bewindslieden beroepen zich op de vertraging die is opgelopen door het adviestraject bij de Raad van State. Zij hebben terecht geen invloed op dit traject. Alles overziend moet ik concluderen dat er eerder moet worden begonnen met het ontwerpen van wetgeving en het in behandeling brengen van wetgeving.

Binnenkort zullen wij in dit huis meer ten principale discussiëren over de grondslagen van ons belastingstelsel. Daar bereiden wij ons op voor en wij zullen die discussie niet nu voeren. Uiteraard heeft ook de SGP-fractie belangstelling voor de trends in die grondslagendiscussie. Ik denk daarbij aan thema's als vergroening en duurzaamheid en verder aan het sturen van het fiscale regiem voor bepaalde doelgroepen. In het belastingplan 2000 zijn voorstellen opgenomen voor de jonggehandicapten. Dat is terecht, gezien alle acties die vanuit de Kamer zijn ondernomen. Ik zie mevrouw Giskes glunderen. Zij herinnert zich vast en zeker nog dat wij over dat onderwerp wel eens samen zijn opgetrokken.

Voorzitter! De regering wil het met ingang van het jaar 2000 mogelijk maken dat wordt voorzien in een teruggave van de energiebelasting aan monumentale kerkgebouwen die hoofdzakelijk worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van hiermee vergelijkbare openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. De regering geeft hiermee gevolg aan de motie-Bos c.s. die door mij is medeondertekend. In deze motie werd in den brede aandacht gevraagd voor de non-profitorganisaties. Deze zijn immers niet belastingplichtig en zouden daarom deze terugsluis van de energiebelasting mislopen. De SGP-fractie is van mening dat deze regeling niet alleen moet gelden voor monumentale kerkgebouwen, maar ook voor de gewone kerkgebouwen, temeer nu ook de sportverenigingen – de andere categorie die niet van deze terugsluis kan profiteren – via de VWS-begroting met 30 mln. zullen worden gecompenseerd voor de gevolgen van de ecotaks. Dat is een discrepantie waar mijn fractie niet mee kan leven.

De kerken zonder monumentale status mogen natuurlijk niet tussen wal en schip vallen. Mijn fractie heeft daarom een amendement ingediend dat beoogt die teruggaaf, op verzoek, aan dit soort kerken mogelijk te maken. Let wel, het gaat om een teruggaaf op verzoek en daarmee sluiten wij aan op de structuur van het desbetreffende wetsartikel. Men moet er dus iets voor doen en wel een verzoek tot teruggaaf indienen. De kerken moeten dus ook eerst de REB betalen. Zouden zij daarvan worden vrijgesteld, dan verdwijnt voor hen ook de prikkel die van de energiebesparingsincentive uitgaat. De kerken mogen echter best aan hun verantwoordelijkheid in dezen worden herinnerd. Ook de financiële nood binnen en buiten onze grenzen is groot. Juist ook die nood zouden de kerken moeten aangaan. Wij weten ook dat de kerken zich die nood aantrekken.

Kortom, het is duidelijk dat een niet commerciële doelstelling wordt gediend en de extra belasting vanwege de ecotaks niet kan worden teruggesluisd. Dat is onterecht. Derhalve moet de mogelijkheid gecreëerd worden om een verzoek tot teruggaaf in te dienen. Dat moet dan ook gehonoreerd worden. Het gaat jaarlijks om circa 3 mln., zo heb ik mij laten voorrekenen. Dat is toch geen onoverkomelijk bedrag? Natuurlijk moeten wij op de kleintjes letten, maar het gaat ergens over! De kerken zijn belangrijk voor de sociale cohesie alsmede voor het nadenken over normen en waarden. Dergelijke centra zijn in deze samenleving hard nodig. Ik vind dat ik hiermee mijn amendement voldoende heb gemotiveerd.

De heer Reitsma (CDA):

Wij staan zeer sympathiek tegenover het amendement van de heer Van der Vlies. In de toelichting die mijn collega gaf, merkte hij op dat er geen discriminatie tussen bepaalde geledingen mocht zijn. Hij vergeleek even de sportsector met de kerken. Mijn amendement gaat een stapje verder. Wij vinden dat je consequent moet zijn en het moet laten gelden voor alle non-profitorganisaties die een maatschappelijke taak hebben: sportorganisaties, kerken, muziekverenigingen en wat dies meer zij. Bent u niet van mening, mijnheer Van der Vlies, dat de toelichting die u geeft op uw amendement, ook betrekking heeft op mijn amendement waarvan de kerken een onderdeel vormen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben het ten principale met collega Reitsma eens dat als je het voor de ene categorie organisaties doet, je consequent moet zijn en het ook voor de andere moet doen. Ik denk dat wij daarover geen verschil van mening hebben, wat ook moge blijken uit eerdere acties vanuit deze Kamer. Wij hebben er immers in het verleden ook al over gesproken.

Voorzitter! De verhoging van de ecotaks blijkt voor de land- en tuinbouw generiek te worden teruggesluisd via een verhoging van de zelfstandigenaftrek, verbreding van de milieu-investeringsaftrek, uitbreiding van de energie-investeringsaftrek en invoering van het tariefstapje in de vennootschapsbelasting. De SGP-fractie vraagt zich af in hoeverre die groep bedrijven waarbij sprake is van een structureel laag inkomen en die bedrijven die – al dan niet als gevolg daarvan – relatief gezien weinig milieu-investeringen plegen, via het fiscale spoor voldoende worden gecompenseerd. In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de regering, dat een afdoende compensatie voor zelfstandigen met een laag inkomen moeilijk te realiseren valt en zegt vervolgens dat zelfstandigen die na verloop van tijd weer winst genieten, uiteindelijk toch van de verhoging van zelfstandigenaftrek zullen profiteren. Naar mijn mening gaat de regering in dit antwoord dus duidelijk voorbij aan de problemen in de land- en tuinbouwsector. Uit het recente LEI-onderzoek "Agrarische gezinnen en hun inkomens, is er sprake van armoede?" blijkt dat bijna een kwart van alle bedrijven in de land- en tuinbouwsector beneden het bestaansminimum leeft. De SGP-fractie vindt dat ook deze groep bedrijven voor de extra milieulasten moet worden gecompenseerd. Kan de regering klip en klaar aangeven op welke wijze deze compensatie zal plaatsvinden?

In dit belastingplan stelt de regering voor om meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar het algemene BTW-tarief te brengen. Na lezing van de nota naar aanleiding van het verslag ontstaat – evenals wanneer het gaat over de belasting op drinkwater; ik kom daarop zo terug – bij de SGP-fractie enige verwarring over hetgeen de regering uiteindelijk met deze maatregel wil bereiken. Er moet een pakket van 700 mln. aan overige belastingen uit het regeerakkoord worden ingevuld en – oh ja! – de maatregel beoogt in het belang van het milieu bestrijdingsmiddelen en meststoffen zwaarder te belasten. Mag ik daaruit concluderen dat het hier gaat om een maatregel waaraan primair leuk kan wordt verdiend en waarmee het milieu secundair ook nog eens gediend is? De SGP-fractie onderschrijft op zichzelf de doelstelling om via fiscale maatregelen milieudoelstellingen te realiseren, maar wij vinden dan wel, dat 's Rijks schatkist daar niet per se beter van mag worden en dat een algemene maatregel niet via een al te specifieke terugsluis mag plaatsvinden. Ik vraag mij dan ook af in hoeverre de specifieke terugsluisoperatie via een in te voeren duurzame ondernemersaftrek niet aan een grote groep land- en tuinbouwers voorbij zal gaan. Ik verwijs naar dezelfde groep ondernemers waarover ik eerder sprak. Overigens vraag ik mij af in hoeverre dit voorstel zich verhoudt met het principe dat de productie van voedsel onder het lage BTW-tarief valt.

De SGP-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van de voorgestelde invoering van een waterbelasting op basis van ƒ 0,51 per kuub met een belastingvrije voet van ƒ 25 per aansluiting per jaar. Nadat eerst een jaartje met de BTW-heffing op drinkwater is geëxperimenteerd, tapt de regering nu uit een ander vaatje. Voor de SGP-fractie staat echter voorop dat drinkwater, als een primaire levensbehoefte, nimmer als melkkoe mag worden beschouwd. Wat dat betreft kan de SGP-fractie zich vinden in de principiële lijn in het amendement van collega Reitsma.

Ook met deze nieuwe maatregel lijkt de bate voor de schatkist de doorslag te geven. Het milieuargument snijdt volgens velen weinig hout. De belasting op drinkwater past niet in de vergroening van het belastingstelsel. Volgens onderzoek is de prijselasticiteit van drinkwater nihil. Dat betekent dat een verschil in prijs niet leidt tot een verschil in watergebruik. Kostprijsverhogende maatregelen ter bestrijding van verdroging worden momenteel reeds door de waterleidingbedrijven in de consumententarieven doorberekend.

Vindt de regering het overigens verdedigbaar dat de waterbelasting 35 mln. meer opbrengt dan de BTW-verhoging van 1999? Mede in dat licht bezien vraagt de SGP-fractie aandacht voor de positie van de huishoudens met lage inkomens en grote gezinnen. Dankzij het feit dat de belastingvrije voet slechts per huishouden geldt, zijn de meerpersoonshuishoudens aanmerkelijk duurder uit. Ik zie hier graag een oplossing voor en verwijs naar het voorstel van de Vewin. Op dit punt heeft collega Schutte een amendement voorgesteld en intussen heeft ook mevrouw Remak een voorstel gedaan.

De SGP-fractie heeft grote bezwaren tegen het voorstel de assurantiereserve eigen risico en exportrisicoreserve te laten vervallen. Juist voor vaak kleinere ondernemers, waaronder ondernemers die om principiële redenen niet zijn verzekerd, kunnen beide regelingen een zeer belangrijke en aantrekkelijke optie zijn. Is bekend in hoeverre momenteel van deze regelingen gebruik wordt gemaakt? Zo ja, kan de regering aangeven in welke orde van grootte dit het geval is?

Uit onderzoek van het Algemeen verbond bouwbedrijf blijkt dat de assurantiereserve eigen risico een belangrijke plaats heeft in het bedrijfseconomisch functioneren van een bedrijf en dat daarmee een zeer belangrijk doel wordt bereikt, namelijk dat de bedrijven zelf de risico's afdekken. Dit is bijvoorbeeld een van de belangrijkste doelstellingen van de privatisering van de Ziektewet geweest. Het is een algemene beleidsintentie om verantwoordelijkheden daar te accentueren, waar zij ook metterdaad gedragen worden. Het argument van de regering dat kosten van een niet verzekerde calamiteit ten laste van de winst mogen worden gebracht, vindt de SGP-fractie nogal mager. Dat vooronderstelt namelijk dat structureel sprake is van een winstpositie en dat is natuurlijk lang niet altijd het geval. Ik vraag de regering dan ook af te zien van het schrappen van de assurantiereserve eigen risico en de exportrisicoreserve. Zou de regering daartoe niet bereid zijn, dan ware amendering te overwegen.

Ook op de argumentatie waarmee de verhoging van de BPM op dieselauto's wordt verdedigd, valt wel het een en ander af te dingen, bijvoorbeeld als het gaat om het volstrekt achterhaalde beeld dat dieselpersonenauto's vervuilend zouden zijn voor het stedelijk milieu. Volgens deskundigen zou de nieuwe dieseltechniek zelfs gunstiger zijn voor het CO2-beleid. Kan de regering hierop ingaan? Is in dit kader niet aan de orde om de voorgestelde verhoging van de BPM op dieselauto's te heroverwegen? Enkele amendementen raken aan dat probleem.

Voorzitter! In het kader van het door de SGP-fractie krachtig gesteunde alcoholmatigings- en verkeersveiligheidsbeleid, dat de rijksoverheid terecht voert en waar wat ons betreft nog best een schepje op kan, vraag ik nogmaals aandacht voor verlaging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Er zijn diverse Kameruitspraken uit het recente verleden die daarvoor pleiten. Het algemene financiële kader lijkt wat ruimer te zijn dan voorzien. De minister heeft dat onlangs ook op een bijeenkomst van zijn partij nog eens gemeld. Het kleine gaatje dat ik met mijn voorstel schiet kan dus, zo de politieke wil er is, wel worden gedicht.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik zal mede namens de RPF-fractie het woord voeren.

Het belastingplan waarover wij nu spreken, blijft in de schaduw staan van de voorgestelde belastingherziening. Dat geldt niet alleen voor de mate van ingrijpendheid van de voorstellen, maar ook voor het totaalbedrag aan lastenverlichting dat met de invoering is gemoeid. Daarmee is niet gezegd dat we de 1,4 mld. aan belastingverlichting die voor volgend jaar beschikbaar is, ook verantwoord vinden. Een belangrijk deel van het geld wordt besteed aan een verhoging van het arbeidskostenforfait, om daarmee de prikkel tot werken te vergroten. Als dit in de huidige krappe arbeidsmarkt al effect heeft, dan vooral voor hen die zijn aangewezen op laagbetaalde banen. Volgens het Centraal planbureau leidt dit tot een extra arbeidsaanbod van slechts enkele duizenden personen. Doorgerekend betekent dit, dat meer dan ƒ 150.000 wordt uitgegeven voor elke persoon, die zich extra op de arbeidsmarkt aandient. Dat wil dus nog niet zeggen, dat ieder van hen daadwerkelijk een baan vindt. Als het de regering ernst is, met gerichte maatregelen de arbeidsdeelname te vergroten, waarom kiest zij dan niet voor een gerichte inzet van de extra middelen om het nog altijd grote aantal werklozen en arbeidsongeschikten met behulp van een gericht omscholings- en bemiddelingstraject een plek op de arbeidsmarkt te bieden? Daarmee worden immers ook de uitkeringslasten verminderd. Het overgrote deel van het bedrag dat voor verhoging van het arbeidskostenforfait is uitgetrokken, zal nu immers terechtkomen bij mensen die al een baan hebben. Behalve lastenverlichting wordt er ook verdere invulling gegeven aan de vergroening. Hoewel wij dit uit milieuoogpunt ondersteunen, constateer ik dat als gevolg hiervan opnieuw enkele groepen onvoldoende worden gecompenseerd voor de meerkosten die hiervan het gevolg zijn.

De discussie vorig jaar over de invoering van het algemene BTW-tarief op leidingwater was meer dan een storm in een glas water. Destijds hebben onze fracties onder andere als bezwaar ingebracht, dat water als eerste levensbehoefte niet onder het algemene tarief hoort. Deelt de regering deze opvatting nu ook? Binnen een jaar wordt de BTW-verhoging teruggedraaid. Toch heeft dat bij onze fracties nog niet geleid tot een juichstemming. Het voorstel om de levering van water voortaan onder de milieubelasting te plaatsen, roept vragen op. Kan de regering expliciet aangeven of hiermee daadwerkelijk een milieudoelstelling wordt nagestreefd? Welk milieueffect verwacht de regering dan van deze maatregel? Ik wil de regering in navolging van de Raad van State erop wijzen, dat de mate waarin huishoudens de vraag naar leidingwater kunnen beïnvloeden verwaarloosbaar is. Dat betekent dus dat een prijsverhoging nagenoeg geen invloed zal hebben op het huishoudelijk verbruik, en feitelijk een lastenverzwaring zal inhouden. Dat is een gevolg van het feit dat voor water geen alternatief bestaat. Of heeft de regering inmiddels een duidelijke indicatie dat het waterverbruik per persoon over 1999 als gevolg van de hogere BTW beduidend is afgenomen?

Voorzitter! Wat de wijze van terugsluizen betreft, kan ik mijn betoog bekorten, na alles wat daarover is gezegd, en het toespitsen op het door mij ingediende amendement om de lastenverzwaring voor de grotere huishoudens enigszins te beperken, de lastendruk evenwichtiger te verdelen en ook de kleinere huishoudens een prikkel te geven, zuinig te zijn met water. Daarom heb ik een motie ingediend, waarin ik heb voorgesteld de heffingsvrije voet te laten vervallen en met de opbrengst daarvan de heffing per kubieke meter water te verminderen. Tevens leidt dit voorstel tot een daling van de uitvoeringslasten. Ik zie dus alleen maar voordelen ten opzichte van het voorstel van de staatssecretaris. Ik ben benieuwd, hoe hij dit taxeert. Ik heb inmiddels gezien dat diverse andere fracties ook amendementen hebben ingediend, voor een deel van dezelfde strekking, waarin soms en passant de niet beoogde meeropbrengst van 35 mln. wordt teruggedraaid.

Afhankelijk van het antwoord van de staatssecretaris zullen we het wel eens worden over het ineenschuiven van enkele van deze amendementen.

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris overleg heeft gehad met de waterleidingbedrijven over de tariefstelling en de invoeringstermijn en dat hij op basis hiervan geen problemen verwacht. Inmiddels hebben we een brief ontvangen van de Vewin die, naar ik aanneem, ook bekend is bij de staatssecretaris en waarin een groot aantal knelpunten staat opgetekend, met name ook met betrekking tot de beoogde invoering per 1 januari. Kan de staatssecretaris hierop zijn reactie geven?

Met betrekking tot de terugsluis van de energiebelastingen krijg ik de indruk dat de regering met de beoogde invoering van een vaste aftrek in guldens per 1 januari 2001 het bestaande relatieve voordeel voor alleenstaanden wil inperken door het aftrekbedrag te bevriezen. Is dat juist? Zo ja, wordt daarmee in absolute bedragen gerekend niet opnieuw het grotere gezin het kind van de energierekening? Ik vond het interessant dat de staatssecretaris in de nota niet afwijzend reageerde op een suggestie van D66 om inkomenseffecten als gevolg van de omvang van het huishouden te corrigeren via een inkomenstoeslag. Kan de staatssecretaris de harde toezegging doen dat bij de introductie van een vast aftrekbedrag, er geen negatieve inkomenseffecten voor grotere huishoudens zullen optreden en er dus een correctie zal worden toegepast voor grotere huishoudens?

Evenals vorig jaar betwijfel ik ook nu of de terugsluis van de verhoging van de ecotaks in alle gevallen rechtvaardig uitwerkt. Volgens de regering is voor gezinnen met kinderen een compensatie te vinden in de verhoging van de kinderbijslag. Je kunt daar natuurlijk elk etiket op plakken, maar ik zie die verhoging liever als een kleinschalige reparatie van een eerder gedane grootschalige bezuinigingsmaatregel. Door de verlaging van de eerste schijf valt de compensatie voor tweeverdieners opnieuw hoger uit dan voor gezinnen waar sprake is van een eenverdiener. Kan de staatssecretaris inzicht geven in het bestaande verschil in compensatie tussen gezinnen waar sprake is van een eenverdienerschap en waar sprake is van een tweeverdienerschap? En wat is het verschil na invoering van het voorliggend wetsvoorstel?

Ik vind het evenals collega Van der Vlies merkwaardig dat de staatssecretaris de voorgestelde teruggaaf van de ecotaks voor kerkgebouwen beperkt tot monumentale kerkgebouwen. De oorzaak van het ontbreken van een belastingterugsluis is immers niet gelegen in de monumentenstatus, maar in het feit dat er sprake is van een kerkgebouw. Is het niet veel logischer om de teruggaafregeling te verbreden tot alle kerkgebouwen die wekelijks worden gebruikt voor kerkdiensten? Er liggen hierover inmiddels twee amendementen. Voordat ik hierover een voorkeur uitspreek, wacht ik de reactie van de staatssecretaris af.

Mijnheer de voorzitter! Gerichte maatregelen om de vervuiling door auto's tegen te gaan, kunnen over het algemeen rekenen op mijn instemming. Het voorstel dat er nu ligt, is echter vooral door het streefbeeld van de optimale brandstofmix per 2010 bepaald. Ik vind dat niet overtuigend, omdat hiermee voorbij wordt gegaan aan de zuinigheid of de mate van milieuvervuiling van in dit geval de aan te schaffen dieselauto. Daarom voel ik er veel meer voor de voorgestelde BPM-verhoging van ƒ 2000 voor dieselauto's te vervangen door een verhoging van de motorrijtuigenbelasting. Daarmee worden ook oude en veelal minder zuinige diesels in de heffing betrokken en zullen deze auto's eerder worden afgestoten. Tevens wordt voorkomen dat de prijs van kleine en zuinige dieselauto's relatief sterker stijgt dan van grotere auto's.

Vervolgens heb ik een vraag over de voorgestelde inwerkingtreding per 1 mei 2000. In de nota wordt herhaaldelijk gesproken over het stimuleringspakket dat per 1 januari 2001 wordt ingevoerd, waardoor zuinige auto's een korting krijgen op de BPM. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen de voorliggende maatregel pas per 1 januari 2001 in te voeren? Tegen deze achtergrond heb ik uiteraard sympathie voor het amendement-Bos op stuk nr. 20.

Ik voel me nog altijd ongemakkelijk bij het gemak waarmee de regering extra geld beschikbaar stelt voor kinderopvang. In de eerste plaats omdat mensen die zelf de opvang verzorgen geen aanspraak op deze gelden kunnen maken en in de tweede plaats omdat vooral grotere gezinnen waarvoor geen reële mogelijkheid bestaat te kiezen voor professionele kinderopvang, achter het net vissen. Met de voorgestelde maatregel lijkt kinderopvang steeds meer een zaak van de fiscus te worden, waarbij het voordeel alleen ten goede komt aan werknemers. Deelt de regering mijn conclusie dat, doordat werknemers voor wie de werkgever onvoldoende bijdraagt in de kosten van kinderopvang, gebruik kunnen maken van een hogere lastenaftrek, de stimulans voor werkgevers om zelf een bijdrage aan de voorziening te leveren afneemt?

De voorgestelde verruiming van de fiscale faciliteit voor werkgevers om in dienst genomen langdurig werklozen een scholingstraject te laten volgen, kan rekenen op onze instemming. Toch worden daarmee niet alle bestaande knelpunten opgelost. Werkgevers kunnen pas gebruikmaken van de scholingssubsidie als de langdurig werkloze daadwerkelijk een dienstverband heeft. Werkgevers bieden over het algemeen pas een dienstverband aan als werknemers ook direct inzetbaar zijn, ook al is in sommige gevallen aanvullende scholing gewenst. Voor werklozen zonder praktijkervaring en behorend bij de moeilijk plaatsbare doelgroepen, zal het opheffen van de antisamenloopbepaling daardoor geen effect sorteren. Voor hen bestaat momenteel de mogelijkheid om via de GOA's in samenwerking met de ROC's onderwijs te volgen en door middel van stages in het bedrijfsleven praktijkervaring op te doen waardoor de kansen op een baan aanmerkelijk toenemen. De GOA's zijn voor hun financiering voor een belangrijk deel aangewezen op het bedrijfsleven en voor een ander deel moeten zij zelf hun voorzieningen bekostigen. Hierdoor wordt een beperking gesteld aan het aantal op te leiden kandidaten. Op dit moment is mij bekend dat een opleidingsinstituut tijdelijk de mogelijkheid heeft gekregen om ook voor de stagiairs gebruik te maken van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen, maar per 1 januari a.s. is dat voorbij. Dat zal ertoe leiden dat er minder financiële ruimte is om werklozen een goede beroepsvoorbereiding te bieden. Is de regering bereid te onderzoeken of het mogelijk is stagiairs in het bedrijfsleven die een opleiding volgen via de GOA onder de Wet vermindering afdracht te brengen, waardoor voor het desbetreffende scholingsinstituut de totaal af te dragen loonbelasting wordt verminderd?

Voorzitter! Een verlaging van de kapitaalbelasting met 0,1% kan rekenen op onze instemming. Toch is het de vraag of bedrijven hierdoor volgend jaar een grotere stimulans voelen om kapitaal aan te trekken. Inmiddels is immers duidelijk geworden dat de kapitaalbelasting per 1 januari 2001 waarschijnlijk zal dalen naar 0,7%. Bestaat hierdoor niet de kans dat het jaar 2000 een jaar zal worden waarin bedrijven grootschalige investeringen zullen uitstellen naar 2001?

Het is duidelijk dat mijn fractie ten opzichte van enkele voorstellen een kritische houding aanneemt. Ik hoop dat de regering bereid is, aan onze kritiek tegemoet te komen, zodat het laatste belastingplan van deze eeuw ook op onze steun kan rekenen.

De voorzitter:

Aangezien de heer Poppe naar een ander overleg moest, is hij op het ogenblik niet aanwezig. Ik geef daarom eerst het woord aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Mijnheer Reitsma heeft de minister welkom geheten en herinnerde daarbij aan vorig jaar. Ik spreek er grote dank voor uit dat de minister het wenselijk heeft gevonden om de Kamer als eerste te informeren over de standpunten ten aanzien van het belastingplan 2000, in plaats van dit te doen tijdens bijvoorbeeld een partijbijeenkomst. Dat vind ik de juiste weg als het gaat om substantiële voorstellen die betrekking hebben op belastingen, maar natuurlijk ook als het gaat om andere voorstellen.

De heer Schutte zei ook al dat er sprake is van een historisch moment. Het is niet alleen het laatste belastingplan van deze eeuw, maar ook de laatste keer dat wij wijzigingen in de "IB 1964" aanbrengen, want volgend jaar zal die kans er niet meer zijn. Het is dus op twee manieren een historische dag, al zou je dat niet denken als je het zo aanziet.

Ook bij D66 is toch weer het beeld opgekomen dat wij enigszins met haastwerk van doen hebben. Wij hadden het voorstel nog niet binnen of er kwamen alweer nota's van wijziging en verbeteringen binnen. Ook blijkt dat het in vieren knippen, wat onze uitdrukkelijke instemming had, ertoe heeft geleid dat een deel van de toelichtingen betrekking had op wetsvoorstellen die ons nog te wachten staan. Natuurlijk zijn wij blij met het feit dat het voorstel nu wat sneller en in hanteerbare porties bij de Kamer ligt, maar ideaal is het niet. Het zal de bewindslieden dan ook niet verbazen dat ik nog steeds nadenk over de vraag of wij een eerdere openbaarmaking kunnen bewerkstelligen, zonder dat er een zodanige druk ontstaat dat er slordig werk gedaan dreigt te worden.

Ik zal niet praten over de herziening van het belastingplan die voor de volgende ronde gepland staat. Ik herinner de bewindslieden wel aan de toezegging om een notitie op te stellen over kinderen en fiscaliteit, en wel tegelijk met de nota naar aanleiding van het verslag over de herziening 2001. Bij mijn weten staat die nota ons een dezer dagen te wachten. Tenzij ik er vandaag iets anders over hoor, ga ik ervan uit dat deze nota vergezeld zal zijn van de bedoelde notitie.

Dan kom ik op de kinderopvang. Het doet mij deugd te zien dat de motie-De Graaf c.s. die bij de algemene beschouwingen werd ingediend, is uitgevoerd. Er heeft niet alleen een verhoging van de bijdrage plaatsgevonden, maar ook een verlaging van de drempel. Dat is heel mooi. Er is nog wel een probleempje, waar wij onder andere door de FNV op gewezen werden. Mensen die nog niet aan het werk zijn, maar wel al een opleiding volgen, kunnen op grond van de huidige regelgeving geen aanspraak maken op de aftrek. Ik zie dat de staatssecretaris zijn wenkbrauwen fronst. Misschien kan hij daar in zijn antwoord op ingaan. Misschien kan het wat algemener worden gesteld. Is het niet mogelijk om een regeling te verzinnen die niet zozeer uitgaat van de vraag of beide ouders werken of niet? Als twee mensen 50% werken, is er in principe ook nooit opvang nodig, want dan is de een thuis als de ander werkt. Zou je daar niet weg van kunnen blijven? Wellicht kunnen wij op deze algemene vraag in tweede instantie terugkomen.

Bij de algemene beschouwingen zijn nog twee moties ingediend waarbij D66 het voortouw had. Een motie ging over de chronisch zieken. Deze is nu mooi verwerkt in de wetgeving. Een andere ging over de stimulering van de biologische landbouw in termen van een duurzame ondernemersaftrek. Voor ons is het nog steeds schimmig hoe met deze motie is omgegaan. Er ligt nu wel een uitwerking voor en wel in die zin dat binnen de 50 mln. voor ondernemersvoorzieningen 20 mln. specifiek wordt benoemd voor duurzame ondernemers in de landbouw. Naar onze mening is de strekking van de motie dat hiervoor uit de beschikbare middelen 20 mln. extra moet worden uitgetrokken. Graag hoor ik van de bewindslieden wat hier gaande is. Het is in dit verband natuurlijk prettig te horen, dat GroenLinks ons uitbundig steunt inzake de midterm review, die even naar aanleiding van dit soort onderwerpen naar voren kwam. Helaas is dat nog niet voldoende steun, maar er komt een dag, mijnheer Vendrik, dat dit al voldoende is om de zaken naar onze hand te zetten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is aardig dat mevrouw Giskes daarop terugkomt, anders had ik haar daarover een vraag willen stellen.

Wat vindt zij van de uitspraken van de minister van Financiën? Die hebben daar wel betrekking op.

Mevrouw Giskes (D66):

Hij spreekt zoveel uit. Kan de heer Vendrik aangeven welke uitspraak hij bedoelt?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik doel op de uitspraak van afgelopen maandag. Daar is mevrouw Giskes ook mee begonnen. Zij wilde graag op een andere manier op de hoogte worden gebracht van het feit dat de lastenverlichtingspot voor 2001 omhoog gaat naar bijna 6 mld. Maar wat vindt zij daarvan? Daar raakt mijn opmerking over de midterm review ook aan. Die slaat dus niet zozeer op de nieuwe economie, waar de fractievoorzitter van D66 het over had. Daarvoor is volgens mij geen midterm review nodig. Het gaat juist om het feit dat die lastenverlichtingsmachine op dit moment gaat draaien. Daar komt de opmerking van de minister van Financiën vandaan. Daarom vond ik, met terugwerkende kracht, de suggestie van de fractievoorzitter van D66 interessant en ben ik extra benieuwd naar de opvattingen van D66 op dit moment over de uitspraken van de minister van Financiën.

Mevrouw Giskes (D66):

Het finale oordeel wordt natuurlijk niet vandaag gegeven. Wij vinden dat je niet op voorhand moet aangeven 1. of er meer dan 5 mld. moet worden ingezet voor de herziening van het belastingplan, althans van de Wet op de inkomstenbelasting en 2. waar het extra geld, als het daarvoor wordt uitgetrokken, naartoe moet gaan. Het komt ons vreemd voor dat wij opeens, op welke gronden dan ook, een bepaald bedrag moeten oormerken als zijnde extra in die sfeer en meteen moeten aangeven waarvoor het is, terwijl wij weten dat diverse fracties, waaronder D66, een aantal wensen heeft die extra geld kosten of in ieder geval opgelost moeten worden met geld. Pas als wij een beeld hebben van de wensen, de kosten daarvan en de alternatieven, kunnen wij daarover een oordeel geven. Het voorstel dat nu wordt gedaan ken ik nog niet, maar daar hangt in ieder geval een prijskaartje aan en daarvoor zijn waarschijnlijk ook alternatieven denkbaar. D66 heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat er een grens is aan die "machine" voor lastenverlichting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nou wordt het interessant. Die grens zou nu toch onderhand wel benoemd moeten worden. Zegt mevrouw Giskes nu dat die grens 5 mld. is en blijft? Als dat namelijk het geval is, moet zij nu echt een punt maken van een nieuw begrotingskader. Als zij wel uitspreekt dat er een grens is, maar het begrotingskader laat voor wat het is, doet dat begrotingskader automatisch zijn werk en dan wordt het niet 5 mld., maar veel meer.

Mevrouw Giskes (D66):

Jawel, maar er zijn heel veel manieren. Voor een jaar zitten wij daar misschien nog aan vast. Als de lasten moeten worden verlicht, kun je dat op heel veel manieren doen. Het is helemaal niet gezegd dat dit allemaal in het kader van de wijziging van de inkomstenbelasting moet gebeuren. Die discussie voer ik niet vandaag even, maar zij zal wel gevoerd moeten worden.

De heer Reitsma (CDA):

Ik wil mij niet bemoeien met de kleine ruzie tussen mevrouw Giskes en de minister van Financiën, omdat hij in Schoorl iets gezegd heeft.

Mevrouw Giskes (D66):

Ja, die steekt schril af tegen de grote ruzies die de heer Reitsma met de minister heeft.

De heer Reitsma (CDA):

Het doet mij deugd dat ook mevrouw Giskes wat durft te zeggen tegen de minister van Financiën.

Ik verbaas mij een beetje over de opstelling van D66. Mevrouw Giskes valt de minister aan op een punt dat misschien komend weekend kabinetsbeleid wordt. De minister van Financiën wil iets extra's doen voor de middeninkomens. Volgens mij is hij volstrekt in lijn met hetgeen de minister-president een of twee dagen na 14 september al heeft gezegd. Toen heb ik haar niet gehoord.

Mevrouw Giskes (D66):

Bijna geen enkele partij heeft zich onbetuigd gelaten. Het beeld voor de middeninkomens is met name voor de alleenverdieners erg onbevredigend. Daaraan zal wat gedaan moeten worden. Wij hebben niet gezegd dat specifiek aan dat doel een x-bedrag besteed mag worden. Wij hebben geconstateerd dat er een probleem is en dat nagegaan moet worden hoe dat opgelost moet worden. Je kunt dan aan allerlei knoppen gaan draaien, je kunt aan tarieven, schijflengtes of aan extra geld denken. Die afweging maken wij graag. Wij horen ook graag alle varianten en mogelijke oplossingen, met en zonder geld, afgezet tegen andere wensen die ook al dan niet geld kosten. Dan weten wij waaraan wij toe zijn.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw Giskes beantwoordt mijn vraag niet. Mijn vraag was waarom zij nu de minister van Financiën zo hard aanpakt, omdat hij lijkt vooruit te lopen op het kabinetsvoorstel om extra middelen uit te trekken om de problematiek van de middeninkomens en de AOW'ers op te lossen. Toen de minister-president echter twee dagen na de presentatie van het belastingplan ook zei met voorstellen te zullen komen om extra geld uit te trekken om de problematiek van de middeninkomens op te lossen, heeft zij niets gezegd. Minister Zalm is naar mijn mening consistent.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik kan nu ook wel zeggen dat de heer Reitsma voorbijgaat aan mijn antwoord. Ik "val de minister aan" over het moment en de plek waarop hij met voorstellen komt. D66 vindt wel dat er gekeken moet worden naar de positie van de middeninkomens, maar wij hebben nog niet van te voren een duidelijk standpunt verkondigd hoeveel geld dat precies mag kosten. De heer Reitsma kan dan wel zeggen dat ik zijn vraag niet beantwoord, maar er zal, zoals de minister-president ook heeft gezegd, iets moeten gebeuren op dat punt. Die mening delen wij volledig. Er is geen greintje licht tussen ons standpunt toen en nu.

Mijn volgende onderwerp betreft het arbeidskostenforfait. Dat wordt komend jaar uit inkomenspolitieke overwegingen toch weer verhoogd en niet omdat de arbeidskosten opeens dramatisch zijn gestegen. Er vallen ons een paar dingen op. Bij de algemene en financiële beschouwingen is al duidelijk geworden dat de fractie van D66 niet kapot is van het generiek inzetten van geld voor een specifiek doel als het arbeidskostenforfait. Wij hadden ons ook wel een wat creatievere oplossing kunnen voorstellen. Wij hebben dat duidelijk gemaakt, maar feit is dat de beslissing is genomen om het arbeidskostenforfait toch met 630 mln. te verhogen.

De vraag daarbij is of rekening gehouden moet worden met het recente arrest. De bewindslieden doen dat wel voor het komende jaar, maar niet met terugwerkende kracht. Het viel mij op dat in de nota naar aanleiding van het verslag staat dat een eventuele reparatie vooral ten goede zou komen aan mensen die in het tarief van 50/60% vallen. Mijn reactie is dan: deze mensen zijn toch niet melaats? Mag aan hen geen geld toegekend worden als daarvoor een terechte reden zou zijn? Er is natuurlijk een enorm budgettair belang gemoeid bij het toevoegen van de gehele reparatie. Gegeven het feit dat wij het jaar daarop het gehele arbeidskostenforfait gaan verlagen, hebben wij het acceptabel gevonden om het nog een jaar op deze wijze op te lossen.

Voorzitter! Dat brengt mij bij de volgende vraag, waarop ik voor vanavond een helder antwoord wil hebben. Misschien kan dat antwoord op schrift worden gesteld. Welke inkomensvergelijking maken wij op het moment dat wij met het belastingsplan 2001 gaan werken? Hoe werkt de verhoging van het arbeidskostenforfait daarin door? Wat betekent dit voor het al dan niet vrijvallen van de 630 mln. die wij er nu bovenop zetten? Ik maak daarbij wat betreft D66 de kanttekening dat het niet per definitie zo is dat dit bedrag ingezet moet worden voor een arbeidskorting. De heer Reitsma heeft dat ook gezegd. Wij hebben immers op geheel eigen gronden de hoogte van de arbeidskorting in principe bepaald. Ik zie er dus niet direct reden voor. Evenmin hoort dit wat ons betreft thuis in de sfeer van het arbeidskostenforfait. Dat zou immers een rare verhoging betekenen. Een en ander zou bovendien moeilijk voor elkaar gekregen kunnen worden. Ik vraag mij, kortom, af of de bedoelde 630 mln. vrijvalt, gegeven het feit dat er nieuwe inkomensplaatjes als uitgangspunt zullen worden gebruikt. Krijgen wij een nieuwe vergelijking van de inkomenseffecten? Wat betekent dit voor de middeninkomens, waarover wij hier ook graag het woord voeren?

Voorzitter! Een andere verandering in het belastingplan 2000 wordt gevormd door de wijzigingen in de premiepercentages. Ik begrijp dat er geen aanleiding wordt gezien voor verhogingen, ook niet in de sfeer van de AWBZ. Ik verneem echter uit de kranten dat er toch tekorten zouden zijn bij de AWBZ-fondsen. Ik hoor graag van de bewindslieden of dit beeld terecht is en of wij niet het risico lopen, volgend jaar met een nog groter tekort geconfronteerd te worden. De premies moeten dan immers weer omhoog.

Bij de additionele inkomensondersteuning gaat het om een ouderenkorting en een hogere kinderbijslag. Het blijft voor mijn fractie moeilijk te doorgronden of deze twee zaken nodig zijn om het terugsluizen van de vergoedingsmaatregelen te realiseren of dat het hier puur om extra inkomensmaatregelen gaat. Ik hoop dat de bewindslieden in hun beantwoording daarover duidelijkheid kunnen scheppen.

Voorzitter! In de sfeer van de vergroeningen liggen er een aantal onderwerpen. In de eerste plaats is dat de grondwaterbelasting. In principe steunen wij de gedachte die daaraan ten grondslag ligt. Wij hebben echter een vraag over de structuur van de heffing, die weliswaar niet nieuw is, maar waarop wij wel meer alert zijn geworden. De zelfonttrekkers betalen pas als er meer dan 40.000 m3 uit de grond wordt gehaald. Als wij het goed begrijpen, gaat men echter bij 5 m3 meer over de gehele onttrekking betalen, in dit geval dus een totaal van 40.000 m3 plus 5 m3. Is dat beeld juist? Is dat de meest logische vormgeving van een heffing? Ligt het niet meer voor de hand een gestaffelde heffing in te stellen? Ik overweeg hierover nadere voorstellen te doen. In eerste instantie wil ik echter van de bewindslieden horen welke voor- en nadelen zij hierbij zien en welke vorm hieraan gegeven kan worden.

Er ligt een verhoging van de regulerende energiebelasting, de ecotaks, voor. Dat is niet nieuw. Het was voorzien en aangekondigd. Het enige nieuwe aan het belastingplan 2000 op dit punt is dat de vrije voet omgezet wordt in een vaste aftrek. Eigenlijk is D66 nog niet helemaal duidelijk wat de grote winst is van de omzetting. Er wordt een aantal overwegingen gegeven. Dat is ook bij de Miljoenennota gebeurd, in bijlage 13. Onzes inziens dreigt deze gedachte voorbij te gaan aan het oorspronkelijke doel van een regulerende heffing. Er is net het nodige gewisseld over het water. Ik kom daarop nog terug. Wij willen bereiken dat mensen niet lastig worden gevallen als het gaat om onvermijdbaar gedrag. Waar het gedrag in de vermijdbare sfeer komt, mogen zij echter merken dat dit een prijs heeft. De vraag is of dat wordt bereikt als niet meer wordt uitgegaan van een bepaald verbruik, maar van een vast bedrag dat nergens aan gerelateerd is. Wat is de link van dit alles met het beoogde doel, de regulerende heffing? Ik hoor graag de reactie van de bewindslieden. Ik leg dus de vraag voor: zou niet gewoon vastgehouden moeten worden aan een vrije voet op basis van verbruik?

Dan de waterbelasting, voorzitter. Daar is al heel wat over gewisseld. D66 heeft tot op heden die belasting verdedigd, met het argument dat dit een vergroeningsaspect is. Ook bij ons staan de inzichten echter niet stil en wij vragen ons af of dit echt met droge ogen – om in de watersfeer te blijven – kan worden verdedigd, of dat wat meer in de richting van het waterspoor gegaan zou moeten worden door te proberen een samenhangend pakket van belasten en belonen te maken. Wij zitten dan echter wel met het feit dat wij dit niet van vandaag op morgen voor elkaar hebben. Op dit moment zijn wij dan ook geneigd om de omzetting van de BTW-heffing in een "normale heffing" te steunen.

Wel staan wij sympathiek ten opzichte van het denken dat als eerste door de heer Schutte is geïntroduceerd en gevolgd is door een groot aantal amendementen van anderen. Ik heb enigszins het gevoel op een markt te staan. De eerste inzet was 28,5 cent en de biedingen kwamen vervolgens uit op 25 cent, dankzij mevrouw Remak, en op 23,5 cent, dankzij de heer Bos. Inmiddels heeft de heer Vendrik nog een duit in het zakje gedaan door op 22 cent uit te komen. Dit bewijst maar weer dat het nodig is dat D66 aanwezig is om de knoop door te hakken. Ik heb daarvoor een ideale oplossing, namelijk ook een amendement dat uitkomt op – houd u vast, voorzitter – 22,0371 cent. Dat is overigens gewoon eentiende euro. Het lijkt mij mooi om dat maar aan te houden. De dekking voor dit amendement vind ik in de bronnen die al waren gevonden voor alle verlagingen, overigens niet die van de heer Vendrik. Voorzover wij daaraan tekort komen, wijs ik erop dat de verkoop van dieselauto's zo goed loopt dat wij daar nog wel aanvullende middelen kunnen vinden.

De heer Reitsma (CDA):

U hebt geschetst welke watertaks de verschillende fracties hebben voorgesteld. Voor de duidelijkheid zou u ook even moeten melden dat de CDA-fractie voor een watertaks van 0 cent kiest. Misschien kunnen wij daar een referendum over houden. Dan zal blijken dat de CDA-fractie het dichtste bij de uitslag van dat referendum zit.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! D66 moet constateren dat nauwelijks meer te volgen is wat er bij het ondernemerspakket gebeurt. In het plan belastingen bedrijfsleven 21ste eeuw is sprake van 24 maatregelen voor het bedrijfsleven, waarvan er 10 een voordeel en 14 een nadeel opleveren voor de ondernemers, althans als wij het goed hebben begrepen. Aan de hand van de stukken is nauwelijks meer te volgen waar welke maatregel wordt genomen, met welke opbrengst en met welke dekking. Het riekt er enigszins naar dat het wel prettig wordt gevonden dat het ondoorzichtig blijft. Ik vraag de bewindslieden om ons een overzicht te leveren welke maatregel waar wordt genomen en met welke budgettaire gevolgen, zowel in de nog komende wetgeving als in de nu voorliggende wetsvoorstellen. Het geheel zou budgettair neutraal zijn, afgezien van de 500 mln. die inverdiend moet worden bij misbruik en oneigenlijk gebruik. Ik zal graag zien dat in dit overzicht ook wordt meegenomen de post regeerakkoordcorrectie misbruik en oneigenlijk gebruik die in het budgettair overzicht staat.

Ook wij zijn benieuwd hoe het staat met de BTW op arbeidsintensieve diensten.

Ten slotte constateren wij dat verhoging van de budgetten voor speur- en ontwikkelingswerk en arbeidsomstandigheden een goed voorbeeld zijn van wat wordt opgeroepen als ijklijnen worden vastgelegd. Hadden wij ijklijnen gehad, dan zouden deze kosten tegen hun grens zijn opgelopen en hadden wij tegen indieners van nieuwe aanvragen "nee" moeten zeggen. Ik hoor graag van de bewindslieden of zij dat met mij eens zijn en wat dat dan betekent voor hun ideeën over ijklijnen in belastinguitgaven.

De heer Bos (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik ga allereerst in op de algemene politieke en financiële beschouwingen en de daarbij ingediende moties. Vervolgens zeg ik iets over de vergroening en de terugsluis. Ten slotte ga ik in op enkele andere onderwerpen, waaronder de BTW op kattenvoer. Laat ik beginnen met de meer belangrijke onderwerpen.

Omdat het goed gaat met Nederland – en wij blijven denken dat dit ook iets te maken heeft met het regeringsbeleid – was er dit jaar wat extra geld te verdelen. Besloten is dat geld vooral te gebruiken voor het arbeidskostenforfait, een verhoging van de ouderenaftrek, een verhoging van de kinderbijslag, een verhoging van de aftrek voor jonggehandicapten en een verhoging van de gelden voor kinderopvang. Deze prioriteiten onderschrijft de PvdA stuk voor stuk. Het inkomensplaatje dat een paar maanden geleden werd gepresenteerd, kon echter nog verder verbeterd worden opdat met name gezinnen met kinderen op en rond het minimuminkomen zouden meedelen in de stijging van de welvaart. Dat hebben wij in een ander verband wel eens als de "koppeling plus" betiteld. Er zijn moties aangenomen op basis waarvan de minima 1% extra kregen, terwijl de voorgenomen verhoging van de kinderbijslag werd verdubbeld. Daarnaast werd er nog meer geld uitgetrokken voor kinderopvang en voor de verhoging van de forfaitaire aftrek voor chronisch zieken.

Het belastingplan 2000 presenteert de fiscale vormgeving van al die maatregelen en het daaruit opstijgende beeld stemt tot tevredenheid. De groepen die het het hardste nodig hebben, gaan er in procenten het meest op vooruit. De discussie over het arbeidskostenforfait illustreert overigens dat het instrument zijn doel voorbijschiet. De eerste doelstelling was om het aantrekkelijker te maken om werk op of rond het minimumloon te aanvaarden. Het instrument dat wij daarbij wel moesten gebruiken, had echter een veel groter rendement voor iemand die 60% belasting betaalt dan voor iemand die 36% belasting betaalt. Dit is voor de PvdA reden dat de arbeidskorting er zo snel mogelijk moet komen.

De heer Reitsma (CDA):

Volgens mij is het arbeidskostenforfait de laatste jaren meer gebruikt ten behoeve van de inkomenspolitiek dan ter bevordering van participatie op de arbeidsmarkt.

De heer Bos (PvdA):

Ik denk dat die twee dingen in dit verband onlosmakelijk met elkaar samenhangen. De veronderstelling is immers dat door het vergroten van de nettoverschillen tussen een uitkering en het minimumloon de participatie op de arbeidsmarkt wordt bevorderd. Zowel de inkomens- als de werkgelegenheidsdoelstelling wordt met dat instrument gediend. De Hoge Raad heeft er echter op gewezen dat het realiseren van twee doelstellingen met één instrument zijn beperkingen heeft. Vandaar ook dat in de voorstellen, die wij over een paar maanden gaan bespreken, die scheiding wat preciezer is aangebracht. Ik zie overigens in de nota van de regering de bevestiging van onze zienswijze dat er sterke argumenten zijn, ook gezien het arrest van de Hoge Raad, om de 650 mln. vooral terecht te laten komen bij de arbeidskorting.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik vind het knap om uit het arrest van de Hoge Raad af te leiden dat het extra bedrag, dat ingezet wordt voor heel andere doeleinden, opeens terechtkomt bij de arbeidskorting.

De heer Bos (PvdA):

Ik moet het wat preciezer formuleren. De redenering is dat naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad ervoor gepleit wordt om een onderscheid te maken tussen het deel van het instrument dat gericht is op de arbeidskosten en het deel dat gericht is op inkomenspolitieke doeleinden. Wij constateren dat het voorstel van het kabinet een splitsing inhoudt tussen een arbeidskorting, die meer inkomenspolitieke trekken heeft, en een restant arbeidskostenforfait, dat vooral gerelateerd is aan arbeidskosten. Als deze 650 mln. vooral wordt besteed op basis van inkomenspolitieke doeleinden, zou naar analogie daarvan in de eerste plaats moeten worden gedacht aan de arbeidskorting en niet aan het restant arbeidskostenforfait. Dat is de redenering!

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Arbeidskorting heeft iets van doen met inkomenspolitiek, maar iedere maatregel op het gebied van inkomenspolitiek belandt nog niet per definitie bij arbeidskorting!

De heer Bos (PvdA):

Daar heeft u gelijk in, maar als wij moeten kiezen tussen arbeidskorting en arbeidskostenforfait, zou je kunnen zeggen dat die keuze mede door dat argument in die richting zou kunnen gaan. Maar ik hoor graag nog eens de zienswijze van de regering.

Mevrouw Giskes (D66):

Maar niemand dwingt ons tot zo'n keuze!

De heer Bos (PvdA):

Neen, die maken wij helemaal zelf!

Voor de PvdA is er eigenlijk nog maar één punt blijven liggen naar aanleiding van de algemene politieke beschouwingen en dat is de discussie rondom de biologische landbouw en de duurzame ondernemersaftrek, mede naar aanleiding van de motie-De Graaf. Wat ons betreft draait het om twee zaken, namelijk of het bij de duurzame ondernemersaftrek alleen gaat om biologische landbouw en of de motie-De Graaf beoogde extra middelen beschikbaar te stellen en of in dat licht de verwijzing van de regering naar reeds gereserveerde middelen van 25 mln. wel voldoende is. Wij zijn van mening dat de motie-De Graaf beoogde extra middelen uit te trekken. Als dat niet zo zou zijn, zou nu voor andere duurzame ondernemersactiviteiten dan biologische landbouw slechts 5 mln. over zijn, want er worden immers 20 mln. ingezet voor biologische landbouw. Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat dit de bedoeling is, maar ik hoor graag een duidelijke uitleg van de regering op dit punt.Bos

Dit brengt mij op mijn tweede blokje en dat handelt over vergroening. In het algemeen gesproken zijn wij dik tevreden met de regeringsvoorstellen op dat punt, enerzijds vanwege de genomen maatregelen, anderzijds – dat mogen wij niet onderschatten – vanwege de gebleken bereidheid om een aantal beleidsopties, waarvoor op dit moment niet wordt gekozen, toch in onderzoek te nemen voor de nabije toekomst. Met betrekking tot de voorliggende voorstellen strekt die tevredenheid vooral richting de voorgestelde verhoging van de regulerende energiebelasting, de omzetting van de heffingsvrije voet in verbruik naar een heffingsvrije voet in guldens, de verandering in het afvalstoffenregime, de verhoging van de BTW op meststoffen en bestrijdingsmiddelen en de veranderingen met betrekking tot de verschillende autobrandstoffen. Daarnaast is er nog een aantal andere zaken waarom wij gevraagd hebben en die niet allemaal nu kunnen worden ingevoerd, maar waarvan wel is toegezegd dat die in studie zullen worden genomen. Ik noem daarbij met enige blijdschap dat de regering een verdere verhoging van de belastingdruk voor grootverbruikers niet uitsluit, ook niet als daarover in Europees verband op korte termijn geen vooruitgang wordt geboekt. Wij zijn er ook verheugd over dat voorstellen die betrekking hebben op de grondpolitiek, het gebruik van schaarse groene ruimte, zoals heffingen van groen naar rood of het belasten van indirect ruimtegebruik of het vergroenen van de OZB, meegenomen zullen worden in de taakopdracht van de werkgroep vergroening. Dat geldt, voorzover wij hebben begrepen, ook voor onze wens om verdere maatregelen te overwegen met betrekking tot preventie van materiaalgebruik en stimulans bij hergebruik in de sfeer van verpakkingen en de wens die ook bij de GroenLinks-fractie leeft, zo heb ik althans uit haar inbreng begrepen, voor verdere heffingen op bestrijdingsmiddelen. Hoewel de regering iedere keer laat blijken niet tot uitvoering van de motie-Remkes/De Vries over te willen gaan over de REB-teruggaaf voor bedrijven die een meerjarenafspraak afsluiten, nemen wij aan dat ook dat onderwerp wederom op de agenda van de werkgroep zal prijken en dat hetzelfde geldt voor de fiscale behandeling van biodiesel. Op die punten zou ik nog graag een bevestiging krijgen.

Het belastingplan bevat tevens een voorstel tot verhoging van de belasting op personenauto's en motorrijwielen voor dieselauto's met ƒ 2000. Die verhoging gaat op 1 mei 2000 in vanwege de complexiteit van eerdere invoering. Wij steunen die verhoging, omdat wij denken dat die bijdraagt aan wat eerder in deze Kamer is besproken in het kader van de klimaatnota, optimale brandstofmix, en dergelijke. Daarbij willen wij evenwel niet voorbijgaan aan het feit dat ook dieselauto's schoner en zuiniger zijn geworden en nog worden. Nog steeds vinden er op dat punt goede ontwikkelingen plaats, met name op het punt van zuinigheid. Ik benadruk dat nog even, omdat vorderingen op het gebied van zuinigheid op zich nog weinig betekenen voor het andere grote probleem bij diesel. Dat heeft niet zoveer met CO2 te maken maar met de uitstoot van roetdeeltjes en andere kankerverwekkende stoffen. Een dieselauto produceert volgens onze gegevens nog altijd twaalfmaal zoveel roet als een benzineauto en daar helpt de nieuwste dieseltechnologie niets aan. Er zijn verbetering te boeken door toevoegingen aan de brandstof en door filters. De dieselauto, ook al voldoet hij aan de 2005-normen, is nog altijd minder schoon dan de benzine- en de gasauto. Het aandeel van dieselauto's in het totale wagenpark moet daarom niet te hard stijgen. Wij willen die technische ontwikkelingen stimuleren. Over een jaar zal verdere differentiatie plaatsvinden, waarbij de BPM voor zuinige dieselauto's zal worden verlaagd. Deze verlaging kan echter al op 1 mei 2000 worden ingevoerd voor auto's die reeds op dat moment aan de 2005-normen voldoen. Met het oog hierop hebben wij een amendement ingediend dat beoogt dieselauto's die op 1 mei a.s. reeds voldoen aan de gestelde 2005-normen, uit te zonderen van de voorgestelde verhoging in het belastingplan 2000 en de korting van ƒ 1200 ten opzichte van die verhoging met onmiddellijke ingang te effectueren. Wij hebben van de branche begrepen dat het in 2001 zou kunnen gaan om 10 tot 15% van het totale aantal nieuwe auto's. Het ministerie hanteert een aanmerkelijk lager percentage. Ik zoek niets achter die verschillende inschattingen, maar ook als de branche gelijk heeft, heb ik daar geen enkel probleem mee. Wij zijn immers allemaal voorstander van het stimuleren van deze dieseltechnologie

Bij de optimale brandstofmix en bij de samenstelling van het wagenpark gaat het niet alleen om diesel versus benzine, maar ook om benzine versus LPG. De voorgestelde verlaging van de motorrijtuigenbelasting van ƒ 200 voor LPG-auto's is een stap in de goede richting. Het is echter niet genoeg. Wij hebben daarom een gedekt amendement ingediend om te komen tot een verlaging met ƒ 450. De gegevens die wij van de branche ontvangen, wijzen erop dat wij dan aanmerkelijk dichter in de buurt komen van de voorgenomen verhoging van het percentage LPG-auto's, dan met het regeringsvoorstel het geval zou zijn.

Ik kom op het brandbaar afval. Wij constateren dat alle voorstellen conform de ladder van Lansink in elkaar zijn gezet. Dat betekent dat hergebruik en verbranden de voorkeur krijgen boven storten. Wij constateren wel dat tot op de dag van vandaag de branche een groot aantal punten aanroert waarvan zij meent dat er geen sprake is van de meest effectieve vorm van regelgeving. De branche doelt dan onder meer op de in-uitmethode voor groente- en fruitafval en verder op de export van gerecycled en hoogcalorisch afval. Wij constateren verder dat de branche deze commentaren aan ons doet toekomen vanuit een zeer coöperatieve houding. De branche is zeker bereid om mee te denken en mee te werken op dit terrein. Ik vraag de regering daarom nadrukkelijk om het gesprek met de branche voort te zetten en liefst ook tot beider overeenstemming af te ronden.

De omzetting van de belasting op leidingwater van het oude BTW-instrument naar een nieuw en technisch beter passend instrument heeft onze steun. Ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Giskes en de heer Vendrik over het geringe effect dat deze omzetting zal hebben op het milieu. Dit effect is niet uit te sluiten, maar zal betrekkelijk gering blijken te zijn. Bij deze omzetting spelen dan ook andere motieven een rol. De verschuiving van de grondslag en het meer robuust maken van deze grondslag zijn minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker. Wij willen wel weten waarom de grens bij 300 m3 is gelegd. Overweegt men om die grens op termijn hoger te leggen dan wel helemaal af te schaffen? Wij zijn in ieder geval niet overtuigd door de argumentatie dat dit niet verstandig zou zijn. Wij begrijpen dat deze argumentatie samenhangt met de totale lastendruk voor het bedrijfsleven en met wat er teruggesluisd moet en kan worden. Deze samenhang impliceert dat bij een volgende set afspraken over dit thema de verhoging of de afschaffing van het plafond kan worden overwogen en dat er geen sprake is van een principieel bezwaar.

De heer Reitsma (CDA):

Het doet mij deugd dat de PvdA-fractie toegeeft dat het element van gedragsbeïnvloeding door vergroening minder belangrijk is en dat er twee andere argumenten zijn die voor haar doorslaggevend zijn. Is de heer Bos bereid om met de CDA-fractie te discussiëren over de vraag of er geen andere consumptiegoederen zijn die zich beter lenen voor zwaardere belasting dan een eerste levensbehoefte?

De heer Bos (PvdA):

Ik wil met u over alles de discussie aangaan, dat is het probleem niet. Ik zou er wat moeite mee hebben om dat in een of-of-sfeer te doen. Ik heb zelf geen principiële bezwaren tegen deze belasting. Ik ben gaarne bereid om andere belastingen die drukken op consumptie nader met u te overwegen. Bij mij staat echter niet voorop die in de plaats te laten komen van deze belasting.

De heer Reitsma (CDA):

Als wij de bewindslieden een notitie zouden vragen waarin wordt bekeken, of andere consumptiegoederen zich niet méér lenen voor een zwaardere belasting dan een primaire levensbehoefte zoals water, zou u dan bereid zijn dit punt nog eens te heroverwegen? De uitkomst zien wij dan wel. Maar bent u daartoe bereid?

De heer Bos (PvdA):

Ik ben altijd bereid alles te overwegen en daarover te discussiëren. Wanneer er meer opties voor dit soort belasting uit zo'n discussie naar voren komen, zou ik in eerste instantie geneigd zijn om ook die te benutten in plaats van deze belasting daarvoor af te schaffen.

De heer Reitsma (CDA):

Maar steunt u mijn verzoek aan het kabinet om daar nog eens in bredere zin naar te kijken, met de toelichting die ik zojuist gegeven heb?

De heer Bos (PvdA):

Mits uw verzoek niet de ondertoon heeft dat de opties die dan boven tafel komen in de plaats moeten komen van deze belasting. Als het CDA met ons wil kijken naar een uitbreiding van milieubelastingen in deze zin van het woord, heeft de heer Reitsma onze volle steun. Het groene gezicht van het CDA verwelkomen wij altijd, ook bij dieselauto's.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zie dat de heer Reitsma een groen gezicht trekt.

Voelt de fractie van de PvdA iets voor het benutten van de opbrengst van die watertaks voor een afschaffing c.q. verlaging van de nominale heffingen, die onterechte zuiveringslasten?

De heer Bos (PvdA):

Ik moet mij daarop nader oriënteren. U moet mij even de tijd geven. Ik zal in tweede termijn deze vraag beantwoorden. Wij zijn natuurlijk te vinden voor alles wat de zaak effectiever en beheersbaarder maakt. Geeft u mij even de tijd om dat na te gaan.

Wij zijn met de heer Schutte en anderen van mening dat goed bekeken moet worden of het huidige voorgestelde systeem van een heffingskorting wel zo verstandig is. Ook wij begrijpen dat dit met name voor de lagere inkomens en voor gezinnen met kinderen iets slechter uitwerkt dan een systeem zonder die heffingskorting. De heer Schutte heeft een amendement ingediend. Tenzij de staatssecretaris zwaarwegend bezwaren daartegen naar voren brengt, kunnen wij ons daarin goed vinden. Wij hebben daaraan toegevoegd, dat, als de Vewin gelijk heeft dat er nog 35 mln. extra te versleutelen is, dat maar tegelijkertijd moet gebeuren. Ik zie zowel bij mevrouw Remak als bij mevrouw Giskes een nieuw tarief. Tenzij er van die kant zwaarwegende bezwaren komen om niet die richting uit te gaan, is het volgens mij gewoon een kwestie van techniek hoe wij dat budgettair neutraal doen. Met de heer Schutte zeg: wij schuiven dat wel in elkaar.

Ik zou nog graag specifiek commentaar horen op punt 3 uit de brief van de Vewin, namelijk inzake de formule die nu in het wetsvoorstel zit voor de levering aan niet-bemeterde woningen, en op haar vraag of daar een eenvoudige forfaitaire benadering niet op haar plaats is. Ik heb een amendement in dezen voorbereid.

Die punten zijn ook van belang omdat ons van de kant van de regering en van de kant van de Vewin totaal verschillende signalen bereiken over de mate waarin beide partijen overeenstemming hebben bereikt over de invoering van een en ander. Als de heffingskorting verdwijnt en het punt van de niet-bemeterde woningen op een andere manier wordt opgelost, zal dit bij de Vewin qua programmatuur de invoering aanzienlijk vergemakkelijken. Mede met het oog op de millenniumproblematiek en dergelijke is dit een belangrijk punt.

Wij zouden het ook op prijs stellen als de regering ingaat op een ander door de Vewin aangedragen punt, namelijk het gebrek aan wettelijke grondslagen waardoor het allerminst zeker is dat de waterleidingbedrijven de belasting op de door de regering bedoelde wijze zullen doorberekenen aan de afnemers.

Voor mensen die een eigen huis bezitten is het in zijn algemeenheid een stuk makkelijker om zelf initiatieven te ondernemen om energiezuinige maatregelen te treffen. Wij denken dat het verstandig zou zijn om ook richting woningcorporaties fiscale prikkels te bezien. Wellicht kan dit gekoppeld worden aan de huurprijzensystematiek. In Utrecht is een project in voorbereiding waarmee men op experimentele basis van start kan gaan. Wij vragen de regering welke initiatieven zij op dit gebied wenst te ontplooien. Eventueel komen wij met een motie.

Vorig jaar heb ik een motie ingediend met betrekking tot verenigingen, instellingen, sportverenigingen en andere organisaties die waarschijnlijk wat in de klem zitten op het punt van het terugsluizen van de lastenverzwaring van vergroening. Ik constateer dat de problemen rond het terugsluizen aan sportverenigingen zijn opgelost, overigens niet via de fiscale weg. Ik weet niet zeker of dat nu een doorbreking van de Zalmnorm is of een doorbreking van de Vermeendnorm. In ieder geval is het een in praktische zin werkende oplossing. Voor andere verenigingen wordt een verhoging van de EINP genoemd als middel om toch wat aan de problematiek te doen. Wij zouden daarvoor graag de precieze voornemens horen.

De heer Reitsma (CDA):

De sportverenigingen moeten een teruggavenregeling hebben, omdat zij geen compensatie krijgen voor de verhoging van de ecotaks. Dat slaat vooral op de gebouwen van de verenigingen. Voor gebouwen van muziekverenigingen en dergelijke gelden toch exact dezelfde argumenten? De heer Bos kan niet op basis hiervan tegen mijn amendement stemmen.

De heer Bos (PvdA):

Het is mijn indruk dat hiervoor een instrument geïdentificeerd is, namelijk de EINP, een afkorting die naar ik meen staat voor energie-investeringen in de non-profitsector. Ik vraag de bewindslieden of dit instrument in voldoende mate in staat is om het probleem op te lossen.

De heer Reitsma (CDA):

Die EINP geldt ook voor sportgebouwen, waarvoor al een regeling is getroffen. Daarvoor is de afweging van mijn amendement dus wel relevant.

De heer Bos (PvdA):

Daar lijkt inderdaad sprake van overlap. Ik verzoek de regering om daarop in te gaan.

Voorzitter! Ik kom op de kerken. Gemakshalve sluit ik mij aan bij datgene wat de heer Van der Vlies hierover heeft gezegd. Sinds de doorbraak praten ook wij over de kerken, mijnheer Van der Vlies. Ik vraag de regering om een reactie op het amendement. Wij staan er in zekere zin sympathiek tegenover, maar het moet allemaal wel uitvoerbaar zijn.

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Vendrik over de bruto-brutoterugsluis naar het bedrijfsleven. Is bewust niet gekozen voor een netto-nettoterugsluis?

Waar de terugsluis ook moeilijker verloopt, is bij de studenten. Ik vraag de regering hoe sluitend de aanpak in dezen is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Of het nu bruto-bruto of netto-netto is, het bedrijfsleven is zwaar overgecompenseerd, namelijk voor een bedrag van 365 mln. Gaat de PvdA samen met GroenLinks bij het kabinet pleiten voor compensatie, voor het terughalen van dit bedrag? Het is een onterecht gegeven lastenverlichting.

De heer Bos (PvdA):

Dat zal afhangen van het antwoord van de regering op mijn vragen.

Voorzitter! Ik kom toe aan de BTW op kattenvoer. Wij zijn verblijd met een boekje, waardoor wij weten dat Remi Poppe van poezen, Leen van Dijke van kippen en Jan Marijnissen van goudvissen houdt. Ik moet zeggen: pet af voor de lobby die het voor elkaar krijgt dat zelfs mijnheer Blankert een serieus voorwoord schrijft over de economische betekenis van goudvissen! Het moet mij van het hart dat het voor ons langzamerhand buitengewoon moeilijk is, de veelheid aan verzoeken die wij krijgen vanuit diverse sectoren om het BTW-tarief om wat voor reden dan ook te verlagen – verzoeken die elk op zich buitengewoon redelijk lijken – in zijn totaliteit te beoordelen. De afweging tussen de verschillende claims is moeilijk, de budgettaire aspecten zijn steeds weer verschillend, de mogelijkheden die Europa biedt zijn verschillend enzovoorts. Het gaat dus niet alleen over de voeding voor gezelschapsdieren, maar ook over de recyclingindustrie. Ik kreeg droogdoeken thuisgestuurd, wat ook iets had te maken met BTW. Vraag niet wat er allemaal speelt. Daaraan gekoppeld is het hele probleem rondom frisdranken en alcoholhoudende dranken. Ook daarbij spelen in de indirecte belastingsfeer een aantal punten. Zoals gezegd is elk verzoek op zich buitengewoon sympathiek, zodat je bijna, als je er individueel naar kijkt, zou zeggen: laten wij dat maar doen. Maar dat kan natuurlijk niet. Wij zouden er erg voor zijn als wij binnen niet al te lange tijd – ik denk aan een maand of zes – met de Kamer op integrale basis kunnen kijken naar wat binnen de sfeer van de indirecte belastingen überhaupt nog mogelijk is, gezien de ruimte die Europa ons biedt, zowel met schuiven naar hogere als naar lagere tarieven, en hoe wij de verschillende mogelijkheden tegen elkaar kunnen afwegen. Wat ons betreft zou in dat kader de problematiek van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken moeten worden meegenomen, omdat het niet de eerste prioriteit van deze coalitie is om binnen de indirecte belastingen zaken te verschuiven, maar wij met elkaar hebben afgesproken dat, als wij de indirecte belastingen verhogen, dat geld liever gebruiken om de middeninkomens te repareren of de arbeidskorting te verhogen.

Voorzitter! De Partij van de Arbeid maakt zich zorgen over de lange tijd die ermee gemoeid is voordat wij een inkomensplaatje te zien krijgen van wat er gebeurt met kleine zelfstandigen. Tegen de VVD-fractie zeg ik dat wij onder kleine zelfstandigen iets anders verstaan dan die fractie, blijkens de krantenberichten van de laatste tijd. Het gaat niet over de directeur-grootaandeelhouder met een winst van ƒ 150.000, maar echt over kleine zelfstandigen. Dat zijn de mensen waarover wij ons zorgen moeten maken, bij een aantal van de nu geopperde belastingmaatregelen. Wij moeten ons zeker ook zorgen maken over wat er met die groep gebeurt naar aanleiding van de ziekenfondsproblematiek, waarmee wij de laatste dagen zijn geconfronteerd. Ik wil deze gelegenheid gebruiken om onze uitdrukkelijke steun uit te spreken voor wat de staatssecretaris op dit punt probeert voor elkaar te krijgen. Ik begrijp dat een deel van het probleem, de schommelende inkomens, is opgelost. Het andere deel van het probleem, de terugkeer in de particuliere verzekering tegen veel hogere kosten dan toen men er in was, is nog niet opgelost. Ik hoop van harte dat daaraan wat kan worden gedaan.

Voorzitter! Ik kom toe aan de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de buitengewonelastenaftrek voor het voorzien in onderhoud van kinderen waarvoor geen recht op kinderbijslag bestaat. In het verslag hebben wij al gesteld, dat dit echt meer betreft dan een technische wijziging. Wij zijn ook nu nog niet overtuigd of het regeringsvoorstel in dezen verstandig is. Wij onderschrijven de stelling dat gepoogd moet worden weglek van de inperking die met de Wet beperking exportuitkeringen (Wet BEU) was beoogd te beperken. Maar wij vragen ons af of hier nu niet het kind met het badwater wordt weggegooid. De Wet BEU beoogde geen bezuiniging, maar brengt wel 140 mln. op. Tijdens het overleg over die wet is op geen enkele wijze melding gemaakt van de consequenties ervan in de sfeer van de buitengewone lastenaftrek. Wij geloven bijvoorbeeld ook niet dat de volle 140 mln. in gevaar komt als de buitengewone lastenaftrek niet wordt aangepast. Die 140 mln. ging namelijk over allerlei regelingen en voorzieningen, en hier hebben wij het alleen over de kinderbijslag. Daarnaast zijn er sinds het aanne men van de Wet BEU een aantal nieuwe handhavingsverdragen gesloten, die fors aantikken, bijvoorbeeld een verdrag met Turkije. Wat overblijft, is dat nu mensen met kinderen in bijvoorbeeld Suriname en een aantal herkomstlanden van asielzoekers – ik noem Iran, Irak en Somalië, waarmee nog geen verdrag bestaat – niet meer zouden kunnen voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Zij zouden die kosten niet meer aftrekbaar kunnen maken. Wij vragen de regering nadrukkelijk haar voorstel op dit punt te heroverwegen, aan te geven wat het werkelijke budgettaire belang is en te bezien hoe met betere handhaving en controle door de belastingdienst de doeleinden met betrekking tot het tegengaan van fraude op een minder ruwe manier dan thans voorgesteld bereikt kunnen worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks spreekt steun uit aan de gedachte die de heer Bos hier uitspreekt. Toch heb ik nog een vraag. De minister van Financiën heeft gezegd dat er 750 mln. bijkomt voor lastenverlichting van de middeninkomens. Op die manier gaan wij al richting de 6 mld. voor de belastingherziening 2001. Steunt de PvdA-fractie deze zet van de minister van Financiën?

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp dat het geachte VVD-lid Zalm misschien niet helemaal gezegd heeft wat er via de pers tot ons gekomen is. Daar hij kan zelf straks het best iets over zeggen. Ons standpunt is duidelijk. In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over het pakket lastenverlichting dat meegenomen wordt bij de belastingherziening en over de meevallers en de hoeveelheid geld die daaruit voor lastenverlichting ter beschikking komt. Het is dus zeer wel mogelijk dat binnen de volstrekt normale regels van het regeerakkoord uit hoofde van die meevallers meer middelen ter beschikking komen, ook voor het belastingpakket. Ik neem aan dat wij hier met z'n allen dan wel gaan kijken hoe wij de verschillende problemen die wij in dat opzicht geïdentificeerd hebben, gaan oplossen en financieren. Misschien kost een oplossing voor de middeninkomens, waarvan ook wij vinden dat er het een en ander voor te doen valt, een bedrag van 500 mln. tot 750 mln. Misschien kan het ook voor een stuk minder. Het ligt eraan hoe je die groep definieert en welke oplossingen je kiest. Die discussie gaan wij de komende weken hier met elkaar voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb de interventies van de PvdA ook de afgelopen dagen zo begrepen, dat men vooralsnog wil vasthouden aan die 5 mld. Dat stond gisterenavond ook op teletekst. Dan moet u mij dus nu even helder maken wat uw positie is. Nu zet u namelijk gewoon de deur open. Nu kan het gewoon 6 mld., 7 mld., 8 mld. of 9 mld. worden.

De heer Bos (PvdA):

Ik zet helemaal geen deur open. In het regeerakkoord zit een zeer zorgvuldige balans tussen uitgavenintensiveringen enerzijds en financieringstekort en lastenverlichting anderzijds. Wij vinden niet dat bij het oplossen van problemen in de sfeer van de belastingherziening die balans zomaar doorbroken mag worden. Dat doet niets af aan het feit dat wij ook in het regeerakkoord hebben afgesproken wat je moet doen als er een meevaller is. Er is de fiftyfiftyregel die wij weer ter discussie willen stellen op het moment dat het financieringstekort op nul staat. Nogmaals, wij hebben getekend voor de afspraak waarbij een bepaalde mate van lastenverlichting mogelijk is als het nog beter gaat met het land dan wij met z'n allen dachten.

Mevrouw Remak (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD-fractie is blij dat wij nu over het belastingplan 2000 van gedachten kunnen wisselen met de regering, maar het valt haar op dat veel andere sprekers al een voorschot hebben genomen op de behandeling van de fiscale stelselherziening. Wij zijn van mening dat wij onze aandacht nu moeten richten op de inhoudelijke bespreking van het belastingplan 2000 en dat wij op een later tijdstip van gedachten moeten wisselen over de stelselherziening.

De VVD-fractie heeft al in de schriftelijke inbreng aangegeven, dat er een behoorlijk krap tijdschema is gehanteerd met betrekking tot de behandeling van het belastingplan. Wij vragen ons af of in het vervolg zo spoedig mogelijk na de presentatie van de Miljoenennota, het belastingplan aan de Kamer kan worden aangeboden. Op die manier kunnen wij toch wat tijd winnen en is er minder sprake van haast op het laatste moment. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris dan ook om zich hiervoor tot het uiterste in te spannen.

Voorzitter! Wij danken de regering voor de nota naar aanleiding van het verslag die heel helder is. Op een aantal punten wordt duidelijk antwoord gegeven en op een aantal punten overigens niet. Het doel van een belastingplan is de concrete uitwerking van voorstellen die in de Miljoenennota zijn opgenomen. Met betrekking tot die uitwerking heb ik een aantal opmerkingen.

Wij zijn blij dat de afschaffing van de omroepbijdrage budgettair neutraal heeft kunnen plaatsvinden. Wat dit belastingplan bijzonder maakt, is de tweede tranche vergroening die is opgenomen als uitwerking van het regeerakkoord. Daar komt bij dat er een zogenoemd ondernemerspakket 21ste eeuw is opgenomen, inhoudende herkenbare fiscale maatregelen ter versterking van het ondernemerschap. De VVD ondersteunt dit pakket, aangezien door deze maatregelen het ondernemerschap een nieuwe dimensie krijgt waardoor ondernemers nog beter in staat zullen zijn hun vak uit te oefenen.

Wij zijn er dan ook verheugd over dat in het kader van het ondernemerspakket de eerste stap is gezet op weg naar het verlagen van de kapitaalsbelasting. Kan de staatssecretaris aangeven wat in dit verband de vervolgstappen zullen zijn nadat de tweede verlaging heeft plaatsgevonden? Tevens is de VVD-fractie ingenomen met de verlaging van de vennootschapsbelasting naar 30% op de eerste ƒ 50.000. Wij zijn er ook blij mee dat de ombuiging en de handhaving van het WBSO-percentage ongedaan zijn gemaakt.

Met de regering zijn wij van mening dat de ongewenste effecten van de stelselherziening moeten worden voorkomen. In dat kader steunt de VVD-fractie dan ook de door de regering voorgestelde overige maatregelen ter voorkoming van de anticipatieaftrek, vooruitbetaalde posten en de rente over 2000 en 2001.

Voorzitter! In het belastingplan 2000 is de tweede tranche van de reguliere energiebelasting, de ecotaks, opgenomen. Wij ondersteunen de argumentatie van de regering om een hogere heffing op elektriciteit te leggen. Met de regering zijn wij van mening dat elektriciteit minder "inelastisch" is dan gas en dat consumenten over het algemeen meer mogelijkheden hebben om het gebruik te beïnvloeden. Wij blijven ons echter afvragen wat de reguliere energiebelasting, anders dan geld, nu uiteindelijk oplevert. Heeft de bevolking haar gedrag aangepast aan de verhoging van de ecotaks? Met andere woorden: gaat men over het algemeen milieubewuster om met gas en elektriciteit?

Wij constateren dat de Nederlandse bevolking steeds meer in beweging is. De samenleving is dynamischer geworden en die ontwikkeling juichen wij toe. Maar de toegenomen mobiliteit van mensen heeft bijvoorbeeld ook tot gevolg dat juist meer gebruik wordt gemaakt van elektrische apparaten. Uit de in mei van dit jaar door het Sociaal en cultureel planbureau gepubliceerde uitgave met de titel "Verspilde energie" komt naar voren dat een groot milieubesef nauwelijks samenhang vertoont met het verbruik van elektriciteit en gas. Uit het onderzoek blijkt dat men niet milieuvriendelijk handelt indien men comfort zou moeten inleveren ten gunste van het milieu. De VVD-fractie wordt onder andere door deze publicatie gesterkt in haar scepsis over het milieurendement van deze belasting en vindt dat het ook tijd wordt om deze belasting grondig te evalueren. Daarbij merken wij op dat bij deze evaluatie tevens de effectiviteit van de terugsluis voor de huishoudens en de kleine bedrijven zou moeten worden betrokken.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw Remak roept op om de ecotaks grondig te evalueren. Ik ben het daar roerend mee eens, maar vindt mevrouw Remak dan ook dat dit consequenties mag hebben voor de derde tranche van de ecotaks? Anders is het een beetje roepen in het luchtledige.

Mevrouw Remak (VVD):

Daar ben ik het niet mee eens. Verderop in mijn betoog is opgenomen dat wij deze evaluatie willen laten plaatsvinden na de inwerkingtreding van de derde tranche. Pas na die evaluatie kunnen daar conclusies aan worden verbonden. Daarom zeggen wij niet, zoals het CDA doet, op voorhand dat de derde tranche maar niet in werking moet treden, want wij hebben nog onvoldoende gegevens om conclusies te trekken.

De heer Reitsma (CDA):

Zoals de heer Schutte mij zojuist terecht zei: eerst doen, dus eerst geld binnenhalen, en dan denken.

Mevrouw Remak (VVD):

Dat is de interpretatie van de heer Reitsma.

De verstrekte jaarrapportages waarin het effect van de energiebelasting zichtbaar gemaakt wordt, bieden naar onze mening onvoldoende inzicht. Wij vinden de rapportages erg onoverzichtelijk en vragen ons af wat wij er eigenlijk mee moeten. Wij zijn van mening dat er onderzoek op microniveau zou moeten plaatsvinden. Wij willen dan ook dat de staatssecretaris na de inwerkingtreding van de derde tranche, mijnheer Reitsma, de mogelijkheden onderzoekt om een onafhankelijke onderzoeksinstantie de opdracht te geven, een onderzoeksvraag te formuleren. Wij denken bijvoorbeeld aan een technische universiteit of een hogeschool. Mijn fractie is tevens van mening dat de uitkomsten van dit onderzoek, dat grondig en goed moet plaatsvinden, betrokken kunnen worden bij de toepassingsmogelijkheden in Europees kader. Andere lidstaten die overwegen om een energieheffing in te voeren, zouden met deze uitkomsten rekening kunnen houden, hetgeen uiteindelijk een Europese energieheffing dichterbij kan brengen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zal nagaan wat de mogelijkheden zijn voor onderzoek op microniveau? Is hij bereid tot zo'n onderzoek over te gaan?

Voorzitter! In het belastingplan 2000 worden de verschuivingen van directe naar indirecte belastingen verder vormgegeven. De VVD-fractie vraagt zich in dit verband af welke positie de reeds bestaande indirecte heffingen, zoals de omzetbelasting en de verbruiksbelasting, zullen innemen ten opzichte van de nieuwe vergroeningsmaatregelen en de herziening van het belastingstelsel in de 21ste eeuw. Wij ontvangen graag van de staatssecretaris een notitie waarin hij de positie van de omzetbelasting en de verbruiksbelasting in dit verband nader uitwerkt. Overigens roepen wij de regering op, alsnog over te gaan tot de uitvoering van de motie-Van der Vaart. Kan de staatssecretaris ons deze notitie toezeggen? De heer Bos wilde de notitie graag binnen zes maanden ontvangen, maar ik laat graag aan de staatssecretaris over op welke termijn hij aan dit verzoek kan voldoen.

Ik kom toe aan de bespreking van de overige vergroeningsmaatregelen. Eerst ga ik in op de invoering van een belasting op leidingwater. Voor de VVD-fractie staat centraal dat de invoering van een belasting op leidingwater gelet op de discussie bij het belastingplan 1999 een reparatiemaatregel is, die geen meeropbrengst mag genereren. De regering heeft echter aangegeven dat het heffen van BTW op leidingwater ook een vergroeningsmaatregel is. Kan de staatssecretaris duidelijk aangeven wat de milieudoelstelling van deze maatregel is? De VVD-fractie is van mening dat, als het alleen gaat om het repareren, dit duidelijk naar voren moet komen. Tegelijkertijd merken wij op dat wij moeite hebben met het labelen van maatregelen als zijnde milieumaatregelen, terwijl eigenlijk een reparatie wordt beoogd. Kan de staatssecretaris helderheid geven op dit punt?

De VVD-fractie heeft al eerder aangegeven dat een behoorlijke heffing wordt gelegd op een primaire levensbehoefte, wat leidingwater nu eenmaal is. Diverse onderzoeken hebben aangetoond dat de vraag naar water tamelijk inelastisch is en derhalve niet significant zal wijzigen. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid acht mijn fractie een al te forse heffing dan ook onwenselijk.

Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel komt naar voren dat een belastingvrije voet wordt geïntroduceerd. Over de eerste ƒ 25 betaalt men geen belasting. Verder zal over een maximum belasting moeten worden betaald, namelijk over 300 m3. De VVD-fractie is van mening dat deze belastingvrije voet leidt tot een grote administratieve lastendruk bij de waterleidingbedrijven. Tevens hebben wij uit de stukken kunnen opmaken dat deze maatregel niet in alle gevallen even gunstig uitwerkt. Wij doelen dus op de ƒ 25 die geldt per aansluiting. Uit de cijfers van de Vewin blijkt dat de grote gezinnen door deze belastingvrije voet erop achteruitgaan. De VVD-fractie is van mening dat het niet de bedoeling van deze maatregel kan zijn om grote gezinnen op een rantsoen van een keer douchen per week te zetten. De tijden van het badhuis liggen nu toch echt achter ons. De VVD-fractie pleit dan ook voor de afschaffing van de belastingvrije voet in ruil voor een verlaging van het tarief. In dit verband zullen wij een van de moties – ik weet nog niet wat het zal worden: de motie-Schutte, Giskes, Remak? – ondersteunen.

Ik zei het al: de VVD-fractie heeft altijd als uitgangspunt gehanteerd dat de belasting op leidingwater niet mag leiden tot een meeropbrengst. De Vereniging van waterleidingbedrijven in Nederland heeft ons en andere fracties op de hoogte gesteld van haar berekening van de opbrengst van deze in te voeren belasting. De Vewin geeft aan dat deze belasting zal leiden tot een meeropbrengst van ruim 33 mln. Deze constatering gaf de VVD aanleiding te vragen naar de oorzaak van de verschillen. Zij hoopte daarop een duidelijk antwoord te krijgen. De regering heeft geantwoord dat voor 15 mln. van dat verschil in 1999 een overcompensatie voor de gezinnen heeft plaatsgevonden. Dan rest nog steeds een aanzienlijk verschil van ruim 17 mln. Kan de staatssecretaris de oorzaak van het resterende verschil aangeven? Als dat niet duidelijk kan worden aangegeven, ontstaat volgens mijn fractie financiële ruimte om tot een nog verdere verlaging van het tarief van belasting op leidingwater over te gaan. Wij wachten het antwoord van de regering af. Kan de staatssecretaris ons verzekeren dat over 2000 geen additionele meeropbrengst te verwachten valt en aangeven waarom niet?

De VVD-fractie heeft aan het kabinet gevraagd of het reëel is, de waterleidingbedrijven binnen anderhalve maand een nieuw voorstel van wet op te laten nemen in hun automatiseringssysteem, terwijl zij vorig jaar bij de aankondiging van de vorige maatregel reeds tot aanpassing zijn overgegaan? De regering heeft meermalen aangegeven dat er geen problemen te verwachten zijn. Wij hebben daarvoor aandacht gevraagd in de schriftelijke inbreng. In de brief van 16 november van de Vewin wordt echter gezegd dat er wel problemen ontstaan en er wordt daarom gepleit voor een latere ingangsdatum. Mijn fractie constateert dat op dat moment feitelijk een nieuwe situatie ontstaat. Kan de staatssecretaris hierop reageren?

Dan kom ik op de verhoging van de afvalstoffenbelasting op het storten van brandbaar afval. Allereerst merkt mijn fractie op dat er een verschil is ontstaan...

De heer Reitsma (CDA):

Het is mij niet duidelijk hoe mevrouw Remak in haar amendement tot een andere heffing op water komt dan de fractie van de PvdA. Zij zit 2,5 cent hoger. Toch stelt zij dezelfde vragen.

Mevrouw Remak (VVD):

Ik denk dat het te maken heeft met afrondingsverschillen.

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben het tarief-Schutte genomen. Het tarief van de Vewin hebben wij daarvan afgetrokken. Dat is de basis van onze berekeningen. Mevrouw Remak moet ons maar vertellen of het klopt of niet.

Mevrouw Remak (VVD):

Het zijn dus afrondingsverschillen.

Mijn volgende punt betreft de verhoging van belasting op het storten van brandbaar afval. Onze fractie heeft opgemerkt dat in de memorie van toelichting een andere omschrijving wordt gehanteerd van het begrip afvalstoffen dan in het wetsvoorstel. Kan de regering aangeven welk begrip geldt?

De regering geeft aan dat de tarieven fors verhoogd zullen worden, omdat de provinciegrenzen opengaan. Er moet eerst ƒ 75 bij en een jaar later nog eens ƒ 25. De VVD-fractie constateert dat de huishoudens met een verhoging van de afvalstoffenheffing zullen worden geconfronteerd omdat de verhoging van de heffing op het storten van brandbaar afval aan hen zal worden doorberekend. De huishoudens hebben echter geen enkele invloed op de wijze waarop hun afval wordt verwerkt. De regering erkent dat er een verhoging zal optreden voor de huishoudens, maar zij geeft tegelijkertijd aan dat deze huishoudens niet duurder uit zullen zijn dan huishoudens waarvan het afval wordt verbrand in duurdere verbrandingsovens. Het verbranden van afval in een nieuwe oven heeft namelijk een stijging van de afvalstoffenheffing tot gevolg.

De VVD vindt deze redenering logisch. Om deze ontwikkeling echter te kunnen realiseren, moeten er wel voldoende nieuwe, duurdere verbrandingsovens voorradig zijn. Dat is nu net niet het geval! Er is überhaupt sprake van een tekort aan verbrandingscapaciteit. Gegeven het feit dat er een moratorium is afgesproken, ligt het niet voor de hand dat op korte termijn zal worden overgegaan tot het installeren van dure verbrandingsovens. Mijn fractie concludeert dan ook dat het percentage huishoudens dat met een verhoging wordt geconfronteerd als gevolg van de inzet van nieuwe, dure verbrandingsovens gering zal zijn. De huishoudens echter die geconfronteerd zullen worden met een verhoging als gevolg van deze nieuwe heffing, zullen in verhouding erop achteruitgaan. Mijn fractie pleit dan ook voor een meer geleidelijke verhoging dan nu is voorgesteld. Zo kan mijn fractie zich voorstellen dat in 2000 een verhoging van het tarief van het storten van brandbaar van ƒ 50 wordt gehanteerd in plaats van de nu voorgestelde ƒ 75, waarna in 2001 wordt bezien of verdere verhoging überhaupt noodzakelijk is. Kan de staatssecretaris hierop reageren?

Mevrouw Giskes (D66):

Ik ben verrast door de constatering dat er een tekort aan verbrandingsovens zou zijn, terwijl ik juist begrepen heb dat er nog steeds een overschot aan capaciteit is.

Mevrouw Remak (VVD):

Ik heb dit allemaal laten verifiëren, maar er is een tekort van ruim 2 miljoen ton. Er zijn te weinig verbrandingsovens om het totaal op een efficiënte wijze te verbranden.

De heer Poppe (SP):

Ik vraag mij af of de VVD ervoor pleit dat er een nieuwe AVI bijgebouwd moet worden om het tekort aan te vullen. Ik geloof niet dat die gedachte Kamerbreed leeft.

Mevrouw Remak (VVD):

De VVD-fractie pleit niet in eerste instantie voor het bijbouwen van een AVI. Wij vragen alleen aandacht voor deze problematiek. Wij willen aangeven dat gezien de feitelijke situatie er problemen kunnen ontstaan voor het milieurendement. De vraag of een nieuwe AVI moet worden gebouwd, hangt af van een aantal ontwikkelingen. Daarop willen wij niet vooruitlopen. Wij constateren dat deze maatregel niet het rendement kan opleveren dat ermee wordt beoogd. Dat stellen wij aan de orde. Wij willen uitgaan van het tarief van ƒ 50 om de gevolgen te dempen voor de huishoudens die tegen hun wil en buiten hun schuld, met die verhoging worden geconfronteerd. Wij vragen ons af of rekening is gehouden met dit feit en wij vragen ons af hoe de compensatie van de huishoudens hierin voorziet. Wij vragen ons tevens af of de staatssecretaris kan aangeven welke gevolgen er zijn voor de gemengde inrichtings- en recyclingbedrijven. Wij hebben daarover twijfels. Een en ander is al in de schriftelijke inbreng naar voren gebracht. In dit verband moest mijn fractie denken aan het spotje dat de laatste tijd op televisie te zien is over recycling. Bij ons kwam de gedachte op dat er op een gegeven moment inderdaad niets meer te recyclen valt. Daarover moet dus helderheid gegeven worden.

Voorzitter! Ik kom bij de vergroening van de autobelasting. Het is geen geheim dat de VVD-fractie zeer grote moeite heeft met de voorgestelde maatregelen in het kader van de vergroening van de belastingen. De voorgestelde verhoging van de BPM op diesel kan in onze ogen weinig tot geen genade vinden. Deze maatregel wordt, volkomen geïsoleerd van de nog in te voeren differentiatie binnen de BPM of de MRB, gepresenteerd als zijnde een invulling van de 700 mln. aan overige vergroeningsmaatregelen.

Voorzitter! De regering stelt voor een verhoging van de BPM op personen- en bestelwagens die op diesel rijden van ƒ 2000 in te voeren. Deze maatregel zou nodig zijn op grond van het feit dat het dieselverkeer in de binnensteden moet worden ontmoedigd en er een andere verdeling van het wagenpark moet worden gerealiseerd. Daarbij komt dat deze maatregel een milieueffect zou hebben.

Heeft de regering gegevens waaruit blijkt dat de mensen in de binnensteden op grote schaal op diesel rijden? Is het niet zo dat mensen die zich op diesel voortbewegen per definitie grote afstanden afleggen omdat het anders niet loont om op diesel te rijden? Kan de staatssecretaris aangeven waarop deze, in onze ogen, onjuiste constatering is gebaseerd? De VVD-fractie is van mening dat deze maatregel tot gevolg heeft dat alle dieselrijders worden gestraft voor hun milieubewuste houding.

De regering geeft aan dat deze maatregel in het kader van de vergroening noodzakelijk is, omdat het ook goed is voor het milieu. De VVD-fractie vraagt zich af waarop dit inzicht gebaseerd is. Wij weten allemaal dat een dieselauto zeer zuinig is en dat die minder CO2 uitstoot dan een benzineauto. De regering gaat hierbij geheel voorbij aan het feit dat door de snelle technologische ontwikkelingen het aandeel van de schadelijk geachte bestanddelen in de uitlaatgassen van een dieselauto sterk zijn teruggedrongen.

De tijd van de stinkende diesel is allang voorbij. De ontwikkelingen zijn niet meer te stoppen. Mijn fractie concludeert dan ook dat de regering volstrekt verouderde inzichten hanteert om de voorgestelde maatregel te rechtvaardigen. Alleen al op basis hiervan zou de maatregel van tafel moeten.

De heer Reitsma (CDA):

Hierover heb ik een vraag. Het doet mij deugd dat de VVD-fractie zegt dat de maatregel van tafel moet. Hoe verhoudt dat zich tot het amendement van mevrouw Remak waarin de maatregel half van tafel gaat en hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak van de politiek leider van de VVD? Die heeft immers voor de verkiezingen gezegd dat de VVD autobelastende maatregelen die niet in het regeerakkoord staan zal blokkeren. Ik mag er toch van uitgaan dat wat de VVD voor de verkiezingen zegt, bij concrete voorstellen in de Kamer hard in daden wordt omgezet?

Mevrouw Remak (VVD):

Ik heb net aangegeven dat mijn fractie moeite heeft met deze maatregel en die eigenlijk van tafel wil hebben. Wij hebben echter wel te maken met een dekkingsprobleem. De heer Reitsma heeft in zijn amendement aangegeven daar weinig moeite mee te hebben. Wij hebben daar wel moeite mee. Als wij een maatregel indienen, willen wij goed zijn voor de dekking. Vandaar dat het ingediende voorstel gedekt is. Daardoor komen wij niet uit op een gehele afschaffing van de maatregel, maar op een aanpassing.

De heer Reitsma heeft tevens gesproken over het artikel in De Telegraaf. Elke nieuwe maatregel op het gebied van de autobelasting of op welk gebied dan ook, wordt door ons beoordeeld op zijn merites en op de inhoud. Deze dus ook.

De heer Reitsma (CDA):

Dat klinkt heel mooi. Dan moet de politiek leider van de VVD voor de verkiezingen wel helder zeggen dat elke maatregel op zijn merites wordt beoordeeld. Hij moet niet voor de verkiezingen tegen de kiezer zeggen dat de VVD maatregelen die de auto belasten en die niet in het regeerakkoord staan zal blokkeren. Dat betekent dat de VVD de beloftes die voor de verkiezingen zijn gedaan niet nakomt. Dat vind ik kwalijk, nog los van het dekkingsverhaal. Ook ik heb immers aangegeven waar de dekking gezocht moet worden. Dat is een afgeleide. Het gaat om het politieke punt. Ik vind dat de VVD-fractie weer een voorbeeld biedt: een grote mond voor de verkiezingen en na de verkiezingen in het hok en als puntje bij paaltje komt geen of halve maatregelen nemen. Ik vind dat weinig consistent en weinig geloofwaardig.

De heer Bos (PvdA):

Ik ga mijn collega Duivesteijn binnenkort bijpraten over het groene gezicht van het CDA.

De heer Reitsma (CDA):

IK kan deze beschuldiging niet accepteren. Namens mijn fractie is gezegd dat deze kwestie voluit moet worden besproken bij het wetsvoorstel over de milieukenmerken van de BPM en de motorrijtuigenbelasting. Als het kabinet ons ervan wil overtuigen dat deze maatregel daarin past, ga ik dat inhoudelijke debat aan. Maar hier is het gewoon een kwestie van de kas spekken, in tegenstelling tot hetgeen de VVD heeft beloofd voor de verkiezingen.

De voorzitter:

Het lijkt mij verstandig om terug te keren naar het punt waarover wij het hadden.

De heer Bos (PvdA):

Mijn vraag aan mevrouw Remak is of haar amendement niet strijdig is met de afspraken in het regeerakkoord over de besteding van de 700 mln. overige milieubelastingen. Daarvan is dit een invulling. Zij dekt haar amendement weliswaar, maar niet door middel van vergroening. Verder hoop ik dat zij het met mij eens is dat het bij diesel niet alleen gaat over stank of zuinig rijden, maar vooral ook om gezondheidsproblemen. Ik heb in dit verband gewezen op roetdeeltjes en kankerverwekkende stoffen. Dat probleem laat zij in haar redenering onverlet.

Mevrouw Remak (VVD):

De maatregel is bedoeld om het dieselgebruik in de steden af te remmen en het gebruik van LPG te bevorderen. Het zuinigheidsaspect komt pas volgend jaar aan de orde als wij het hebben over differentiatie in de BPM en de motorrijtuigenbelasting.

Voorzitter! Ik kom aan de onderbouwing van de opbrengst van deze maatregel. De verhoging van de BPM op diesel zou 105 mln. moeten opbrengen. Als je dat bedrag deelt door de ƒ 2000 per dieselauto, kom je uit op de verkoop van 52.500 auto's. Mijn fractie heeft de RAI-Bovag gevraagd hoeveel dieselauto's er zijn verkocht in de afgelopen jaren. In 1994 zijn er 52.000 dieselpersonenwagens en -bestelbusjes verkocht; in 1995 61.500, in 1996 ruim 73.000, in 1997 81.220, in 1998 ruim 111.000 en in de eerste negen maanden van 1999 117.648. Ik vind dat ongelooflijk veel en ik begrijp niet waarom het ministerie veel lager is gaan zitten. Het verschil is wel erg groot. Wij verwachten op basis van deze aantallen dat in het jaar 2000 toch nog ruim 108.000 dieselauto's zullen worden verkocht. Daarvan uitgaande, kan reeds met een heffing van ƒ 1000 het beoogde bedrag van 105 mln. worden geïnd. Wij vinden dan ook dat de heffing kan worden verlaagd.

Mevrouw Giskes (D66):

De bedoeling van de maatregel is natuurlijk dat de verkoop van dieselauto's wordt afgeremd. Je rekent je rijk als je gaat inboeken op iets waarvan je hoopt dat het zich niet zal voordoen.

Mevrouw Remak (VVD):

Ik denk niet dat wij onszelf rijk rekenen, want de verkoopcijfers liggen er. Daaruit is een trend af te leiden. Naar onze mening heeft de regering die trend of niet onderkend of niet meegenomen. Wij vinden dat er sprake is van een te groot verschil tussen het werkelijk aantal verkochte auto's en het aantal waarvan de regering is uitgegaan. Wij willen graag meer zekerheid hebben. Welk getal is juist en wat is de achtergrond van die 52.500 auto's waarvan het ministerie van Financiën is uitgegaan? Wij vinden dat toch merkwaardig laag. Mijn fractie heeft dan ook een amendement ingediend om de voorgestelde heffing van ƒ 2000 te verlagen tot ƒ 1000.

Voorzitter! In de argumentatie van de regering ontbreekt de ontwikkeling van dieselauto's die voldoen aan de 2005-emissienorm. Deze zeer schone en uitermate zuinige dieselauto's zullen het milieu veel minder belasten, want ze zijn namelijk in staat om 100 km te rijden op 3 liter diesel. De ontwikkeling en de marktpenetratie van deze dieselauto's worden door de voorgestelde maatregel belemmerd en dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. De VVD-fractie is van mening dat deze techniek juist gestimuleerd moet worden. Wij hebben daarom een amendement ingediend om auto's die nu reeds aan de 2005-emissienorm voldoen niet onder de BPM te laten vallen. Gegeven de verwachte meeropbrengst, die wij net hebben trachten aan te tonen, is er voldoende ruimte om deze maatregel te nemen.

Voorzitter! Tot slot kom ik nog op de verpachtewaarderesolutie. Wij hebben vanmorgen iets mogen ontvangen waaruit blijkt dat er geen problemen zouden zijn. Kan de staatssecretaris nog even schetsen wat er precies aan de orde is? Wij hebben het wetsvoorstel bekeken en er commentaar op geleverd. Het zou een verbetering moeten zijn, maar uit het wetsvoorstel bleek duidelijk dat er geen verbetering te constateren was. Het concept dat door de sector is aangeboden, is niet gehonoreerd. Uiteindelijk blijkt er wel iets gehonoreerd te zijn waarmee iedereen zou kunnen leven. Wij hebben met anderen grote moeite met deze gang van zaken. Tegelijkertijd waarderen wij het dat de staatssecretaris zo snel alles weer in goede banen tracht te leiden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Mevrouw Remak schetste in het begin van haar betoog het belang van een nauwe relatie tussen de opbrengst en het terugsluizen van heffingen. Op grond van gegevens van de regering moeten wij constateren dat dit niet het geval is bij de subsidies aan het bedrijfsleven. Daar blijft zo'n 365 mln. zitten. Is de VVD-fractie dan niet van mening dat dit bedrag terug moet?

Mevrouw Remak (VVD):

Uitgangspunt van de terugsluisoperatie is budgettaire neutraliteit. Ook bedrijven zullen dus niet meer mogen krijgen dan waarop zij recht hebben. Dat hebben wij met elkaar ook afgesproken. Mochten bedrijven meer ontvangen dan wij van te voren hebben beoogd, dan moet het onderzoek waarop ik zojuist heb aangedrongen, daarover helderheid verschaffen, zodat wij wellicht tot aanpassing moeten overgaan. De opvatting dat het bedrijfsleven te veel heeft ontvangen, delen wij vooralsnog dus niet!

De heer Poppe (SP):

Mevrouw de voorzitter! Het is op één dag na precies één jaar geleden dat wij het vorige belastingplan bespraken. In zijn bijdrage op die dag, 25 november 1998, heeft Jan Marijnissen het jaarlijkse belastingplan vergeleken met een fruitmandje: sommige vruchten zijn welkom en de andere lust je niet. Hij trok die vergelijking door toen hij opmerkte dat er ook nog wel eens knollen voor citroenen worden verkocht. Een van die knollen was de verhoging van de BTW op water. Hij zei toen, geheel in stijl, dat die verhoging niet te pruimen was. De regering is inmiddels teruggefloten en zij komt nu met het lumineuze idee om de voorgenomen verhoging van de BTW te vervangen door een belasting op water. Deze belasting zou 250 mln. moeten opbrengen.

De Vewin geeft een keur aan argumenten waarom deze belasting op de levering van leidingwater onaanvaardbaar is. De meeste van deze argumenten heeft de SP-fractie vorig jaar al naar voren gebracht. Het is wellicht nuttig om aan een aantal van deze argumenten te herinneren. Op alcohol en tabak wordt een zware belasting geheven, vanwege de volksgezondheidsaspecten. Ik probeer mijn gebruik van deze middelen dan ook zoveel mogelijk te beperken, al was het maar voor de centen. Water wordt zwaar belast, denk aan de belasting op milieugrondslag voor grondwater en de omzetbelasting.

Hieraan zou nu een belasting op huishoudelijk watergebruik worden toegevoegd. Water is echter goed voor de volksgezondheid en is verder ook nog eens een eerste levensbehoefte. Dat was een van de redenen voor met name de PvdA-fractie om de waterleidingbedrijven niet te privatiseren, hetgeen door de SP-fractie natuurlijk van ganser harte is gesteund. Er is geen milieubelasting op water, H2O, of het zou moeten gaan om te veel H2O. Integendeel, er komt nogal wat afval in water terecht, zowel in het grond- als in het oppervlaktewater, dat er door de waterleidingbedrijven uitgehaald moet worden om er zuiver drinkwater van te maken. Er is per persoon per jaar 23,4 kilowatt nodig om water te zuiveren, hetgeen is te vergelijken met het verbruik van een wekkerradio, 35 kilowatt. Er is hier met andere woorden wel een heel erg geringe winst te halen. Verder wordt het watergebruik niet zozeer door de prijs bepaald als wel door het voorhanden zijn van waterzuinige voorzieningen. De regering zou dan ook het gebruik van waterzuinige apparatuur moeten stimuleren door fiscale maatregelen. Een belasting op het bedrijfsmatige watergebruik zet veel meer zoden aan de dijk dan een belasting op huishoudelijk gebruik. Wij verwachten zelfs dat dit laatste helemaal geen effect zal hebben.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik begrijp de redenering van de heer Poppe. De heer Vendrik heeft ons echter voorgerekend dat de opbrengst van een heffing op grootgebruikers van water nauwelijks iets oplevert. Hier valt helaas weinig te halen.

De heer Poppe (SP):

Ik woonde vanmorgen een algemeen overleg bij over milieuhandhaving. Ik ren me rot, maar ik was desondanks afwezig op het moment dat de heer Vendrik dat rekensommetje maakte.

Mevrouw Giskes (D66):

Vanavond mag u weer onder de douche, als u dat maar niet te lang doet.

De heer Poppe (SP):

Mevrouw Giskes hoeft zich geen zorgen te maken, want ik heb een waterbesparende douche.

Mevrouw Giskes (D66):

Rekent de heer Poppe zich niet ten onrechte rijk als hij voorstelt de grootgebruikers "te pakken"? Blijkbaar levert dit slechts 50 mln. op.

De heer Poppe (SP):

Er valt winst te boeken bij de grootverbruikers ten aanzien van de hoeveelheid waterverbruik. Dat heeft te maken hebben met de hoeveelheid energie die nodig is voor de zuivering van het oppervlaktewater en met minder industrieel gebruik van grondwater. Het zou niet slecht zijn dat te bevorderen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Steunt u mijn amendement, mijnheer Poppe, om die grens eruit te halen?

Als de staatssecretaris toezegt de opbrengst van die waterheffing uit te ruilen tegen de nominale heffingen – rioolrecht, zuiveringslasten, etc. – bent u daar dan niet vóór? U en ik willen immers van die nominale heffingen af, omdat die met name drukken op de laagste inkomens. Die heffingen kun je ook niet ontwijken, die moeten betaald worden.

De heer Poppe (SP):

Het klinkt mij zeer sympathiek in de oren, zo wordt dat hier altijd gezegd. Dat betekent: ik moet het nog bekijken en erover nadenken. Als het inderdaad uitgeruild kan worden, willen wij dat beslist bekijken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat niet alleen om uitruilen. Verschillende fracties vinden het een interessant voorstel en willen dat het wordt uitgezocht. Dan is er misschien een ander debat mogelijk. Als u nu zegt, tegen te zijn, laat u een gelegenheid voorbijgaan om de regering te verzoeken eens een ander spoor te bewandelen.

De heer Poppe (SP):

Natuurlijk ben ik zeer benieuwd naar de reactie van de bewindslieden op uw amendement. Ik zal mij daarmee zeker bemoeien, dat moge duidelijk zijn. Ik laat mij niet op een zijwaterspoor zetten!

Mevrouw de voorzitter! Onder andere de waterheffing op milieugrondslag heeft gezorgd voor meer eigen winningen. Dat is slecht voor het milieu. Toen deze heffing werd ingevoerd, heb ik hier betoogd dat het ging om een contraproductieve wetgeving. Wij hebben toen ook tegen gestemd. Steeds meer bedrijven slaan kleine waterputten waarop net geen heffing zit. Die putten worden vanuit België geslagen – dat kost ongeveer ƒ 8000 – en zitten in het ondiepe grondwater. Dat is nu precies het slechtste voor de verdroging. Dat is ook zo'n "knollen-voor-citroenenwetje" geweest. Het was bedoeld voor het milieu maar heeft een negatief effect.

Er zijn dus redenen genoeg om te zeggen – en wij steunen daarin het CDA – dat dit moet worden teruggedraaid. Hierover moet dieper worden nagedacht. Het voorstel van GroenLinks kan wellicht de oplossing bieden.

De Vewin stelt dat de waterbelasting 35 mln. méér opbrengt dan de in 1989 beoogde verhoogde BTW. Het is dus niet budgettair neutraal en moet dus aangepast worden. Volgens de Vewin moet de prijs 0,05 cent naar beneden om wél budgettair neutraal te zijn. Zijn de bewindslieden van plan dat in ieder geval aan te passen? Een aanpassing is altijd mooi meegenomen, ook al zijn wij tegen deze waterbelasting.

Vorig jaar hebben wij voorgerekend dat er, ook uit concurrentieoverwegingen, ruimte is om het energieverbruik van grootverbruikers meer te belasten. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel ecotaks andere landen van de Europese Unie heffen op grootverbruikers? Ik heb natuurlijk wel een paar cijfers, maar ik denk dat de staatssecretaris die gegevens zo kan oplepelen. Zeker is, dat Nederland zeer lage industriële heffingen toepast. Landen als Denemarken en Italië zitten veel hoger. Ik geloof zelfs dat Italië, dat toch niet het rijkste land in Europa is, bij de top zit. Het concurrentievoordeel van vorig jaar heeft de SP-fractie berekend op 1,5 mld. Het is dus concurrentievervalsing in omgekeerde zin. Wij leggen dit punt opnieuw op tafel. Kunnen wij het niet gelijktrekken? Daar komt nog iets bij. Door de liberalisatie van de markt hebben de grootverbruikers nog extra voordelen, dus het bedrag zal wel hoger zijn dan 1,5 mld.

Nederland doet niets om de eigen markt te beschermen. Andere landen doen dat wel. Duitsland kent het afstandstarief, waardoor na 60 kilometer over de grens een muur oprijst voor Nederlandse producten. In Frankrijk is de energiemarkt zelfs nog helemaal beschermd. Wij zijn weer de gekke Henkies van Europa, zo hoor ik hier wel eens roepen. Meestal roept de VVD het. Dat neem ik niet zo graag over, maar soms klinkt het wel goed. De andere landen kunnen hun overschotten vrijelijk dumpen, alhoewel de minister van Economische Zaken iets tegen Frankrijk aan het ondernemen is. Wij moeten nog maar afwachten hoe dat uitpakt. Het gevolg is dat de Nederlandse producenten onder de kostprijs aan de grootverbruikers leveren. Het voordeel dat vorig jaar genoten werd, is dus welhaast zeker groter geworden.

De PvdA zou interesse moeten hebben voor de ruimte die hier is om grootverbruikers meer ecotaks te laten betalen. Zij zou de uitvoering van haar programmapunt terzake moeten toejuichen. Daarbij heeft zij een forse meerderheid van de bevolking aan haar zijde, zo blijkt uit Nipo-onderzoek. In de inbreng van de partij staat het volgende: "Hoewel de Europese gecoördineerde aanpak natuurlijk verre de voorkeur verdient, is het ook denkbaar om via generieke, nationale vergroeningsstappen meer energiegebruik onder de REB te brengen, zeker ook nu grootverbruikers voordeel hebben van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt". Als wij met een motie in deze richting komen, zal de PvdA-fractie deze waarschijnlijk graag steunen. Stel dat mocht blijken dat in andere landen van de EU meer ecotaks wordt geheven op de grootverbruikers. Zou dat voor de bewindslieden reden zijn om het tot nu toe ingenomen standpunt te wijzigen?

Ik kom op de ecotaksheffing op sportverenigingen. De SP-fractie is door NOC-NSF gecomplimenteerd met haar inzet voor de terugsluis. Wij hebben daarover een keurig briefje gekregen van de heer Blankert. Ik wil de bewindslieden graag laten delen in deze complimenten. Er is 30 mln. uitgetrokken voor een terugsluis naar de sportverenigingen via de VWS-begroting. Ik begrijp dat wij nog een brief zullen ontvangen over een meeromvattend convenant fiscus en sport. Ik wacht af wat daarin staat. Wij vinden sportverenigingen erg belangrijk voor opvang en karaktervorming van de jeugd. Daar moeten wij niet veel geld weghalen.

Voorzitter! Tot slot iets over de auto. Diesel wordt zwaarder belast en LPG minder. Daar kan de SP zeker mee instemmen. Wij vinden dit voorstel niet slecht, zelfs goed en steunen het dan ook. Wij zouden een dergelijke maatregel propageren als dat al niet werd gedaan. Echter, er worden ook auto's met diesels ontwikkeld die zuiniger en schoner zijn. Is het juist dat in Duitsland ter stimulering van het gebruik van schonere motoren een nieuwe diesel een belastingvoordeel van ƒ 6000 geniet? Moet Nederland ook niet om die reden schone auto's bij belastingheffing ontzien of het gebruik ervan daarmee stimuleren?

Je zou daarbij nog onderscheid in categorieën auto's kunnen maken en zware auto's zwaarder kunnen belasten. Op die manier dragen de sterkste auto's de zwaarste lasten. Zware auto's met een groot vermogen moeten om al die kilo's over de weg te kunnen sleuren, meer brandstof verbruiken en daardoor meer vervuilen. Meestal is het gewicht en motorvermogen van een auto met elkaar in overeenstemming. Voor die zwaardere categorie zouden wij een beperking kunnen laten gelden. Daarmee zouden wij de verkeersveiligheid bevorderen, wat ook weer kostenbesparend en goed voor het milieu is. Willen de bewindslieden nadenken over deze mogelijkheid en nagaan of per gewicht en motorvermogen meer belasting kan worden geheven, zodat die zware bakken minder snel over de weg scheuren?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.50 uur tot 14.35 uur geschorst.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven