Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 92, pagina 6368-6376 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 92, pagina 6368-6376 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
Aan de orde is de heropening van het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 4 juni 1997 over de varkenspest, en van:
- de motie-Van der Linden over vaccineren in afwachting van preventieve ruiming (25229, nr. 13);
- de motie-Van der Linden houdende het verzoek vaccineren politiek bespreekbaar te maken in de Europese Raad (25229, nr. 14);
- de motie-Ter Veer over noodvaccinaties (25229, nr. 15);
- de motie-Ter Veer/Ybema over het gebruik van vaccinatie bij varkenspestuitbraken in de Europese Unie en herstel van het primaat van de politiek (25229, nr. 16);
- de motie-Stellingwerf c.s. over een vrijwillige fokstop (25229, nr. 17).
(Zie vergadering van 5 juni 1997.)
De heer Van der Linden (CDA):
Mijnheer de voorzitter! De CDA-fractie heeft om heropening gevraagd, omdat zij overvallen is door het feit dat direct nadat het debat hier was gesloten, gebleken is dat de minister ambtenaren op pad heeft gestuurd om te onderzoeken of het dumpen van kadavers in Brabant mogelijk is, terwijl hij hier mededelingen had gedaan dat hij niet van plan was om daarop in te steken.
Is de minister niet wat slordig omgegaan, om het zacht uit te drukken, met de informatie aan de Kamer? Is het juist dat dit soort gesprekken hebben plaatsgevonden en dat de minister dit overweegt? Op welke wijze zal de minister het tekort aan verwerkingscapaciteit wegwer ken en op welke termijn? Welke maatregelen heeft hij daarvoor in petto?
De minister heeft direct na het debat de opkoopregeling opgeschort. Dat is ook verbazingwekkend. Ik ga er niet van uit dat dit van vandaag op morgen is gebeurd. Van tevoren moet toch duidelijk zichtbaar zijn geweest dat dit noodzakelijk bleek. Vergroot dit niet de reeds onacceptabele omstandigheden op bedrijven? Moet daarom niet het veterinair gecontroleerd vervoer in het niet ingesloten gebied dringend worden vrijgegeven? De situatie op de bedrijven is onhoudbaar, zelfs onacceptabel. Ik verwijs ook naar de brieven van de veeartsen uit het gebied Limburg en Brabant. Er worden onnodig duizenden en duizenden biggen vernietigd. Dat is volstrekt onnodig. Ik doe een dringend beroep op de minister om die situatie op te heffen.
De minister heeft de Kamer geantwoord over het enten in Zuid-Nederland. Daar heeft de CDA-fractie niet over gesproken. Zij heeft gesproken over noodenten. De commissaris van de Europese Commissie heeft in antwoord op schriftelijke vragen het volgende gezegd: het gebruik van een vaccin is normaal verboden, maar bij beschikking van de Commissie kan tot toepassing van de vaccinatie worden besloten. Ik wil de minister vragen om dit punt politiek op te pakken, maar dat niet alleen. Ik vind de nood in deze situatie zo groot, dat ik de minister wil vragen om dit samen met de minister-president te doen. Ik vraag hem om met de voorzitter van de Europese Commissie te gaan praten om deze zaak te regelen. De minister loopt achter de feiten aan. Er is geen uitzicht op het einde van de varkenspest. Er doen zich dramatische situaties voor op de bedrijven en in de gezinnen. Ik vraag de minister nadrukkelijk de motie, waarvan het dictum niet datgene behelst waarop de minister in zijn antwoord gereageerd heeft, te gebruiken om een eind aan de verwerkingscapaciteitsachterstand te maken, en de varkenspest effectiever te bestrijden dan tot op heden is gebeurd.
De heer Huys (PvdA):
Mag ik er enige helderheid over wat wel de inzet van de motie is? Gaat het overigens over de motie op stuk nr. 13 of die op stuk nr. 14?
De heer Van der Linden (CDA):
Het gaat om de motie waarin gevraagd wordt om noodvaccinaties vooruitlopend op preventieve ruiming. De vraag is dus om op bedrijven die nu een wachttijd hebben, tot soms drie of meer weken, te vaccineren in afwachting van ruiming.
De andere motie heeft betrekking op de discussie in Europees verband. Ik ben er erg blij om dat ik in dit opzicht steun van de heer Huys heb gekregen in de Beneluxraad. Daar heeft de heer Huys samen met de heer Braks hetzelfde bepleit, zij het voor de Benelux alleen. Ik vind dat wij het op Europees vlak moeten doen en verwacht dat de Partij van de Arbeid op dit punt consistent zal zijn en de motie zal steunen.
De heer Huys (PvdA):
Ik heb in de commissie al enkele keren gevraagd om een heroverweging van het totale diergezondheidsbeleid. De consistentie is er dus inderdaad.
U vraagt in uw motie om in afwachting van preventieve ruiming de desbetreffende dieren te vaccineren. Wilt u dat dit morgen begint of wilt u dat de Europese Commissie of het veterinair comité eerst toestemming hiervoor geeft?
De heer Van der Linden (CDA):
Ik verschil in dit opzicht van mening met de heer Ter Veer, die los van de Europese Unie tot vaccinatie bereid is. Wij zijn van mening dat de minister naar Brussel moet, ook op grond van de mededeling van commissaris Fischler, om ervoor te zorgen dat wij de varkenspest effectief kunnen bestrijden. Hiervoor hebben wij het middel van vaccinatie nodig, alleen voor de bedrijven die toch geruimd moeten worden.
De heer Huys (PvdA):
Dat is helder. Wat niet helder was, maar nu ook helder wordt, is dat u dit pas wilt nadat Europa goedkeuring heeft gegeven.
De heer Van der Linden (CDA):
Ik stel vast dat de fractie van het CDA dit al weken vraagt en stel tegelijkertijd vast dat wij weken verloren hebben. De minister spreekt van een mission impossible. Dit is geen mission impossible. Ook de Europese Unie moet inzien dat wij de varkenspest niet kunnen bestrijden op de wijze waarop dit nu gebeurt, en dat de rampen die zich in de regio voltrekken op de bedrijven en in de gezinnen, onacceptabel zijn. Ik vind dat de minister niet kan zeggen dat zijn sondering in Brussel heeft uitgewezen dat er waarschijnlijk weerstanden zijn. Dit is een hoogst belangrijk politiek punt voor Nederland. Toen het om de structuurfondsen voor Flevoland ging, ging de minister-president met de minister van Economische Zaken naar de Europese Commissie om met de voorzitter ervan te praten. Wat nu gebeurt, mag je niet laten passeren in het veterinair comité, met alle respect. De fractie van het CDA duldt het niet dat wij deze situatie onbesproken laten op het hoogste politieke niveau, in de Europese Commissie.
De heer Keur (VVD):
Dit is volstrekt duidelijk. Wat mij nog niet helemaal duidelijk is, is het antwoord op de vraag van de heer Huys. Bent u het eens met de uitlating die ik gisteren in het Agrarisch Dagblad las, namelijk dat u niet wilt vaccineren voordat er besluitvorming in Brussel heeft plaatsgevonden? Wat is hierop uw antwoord, ja of nee?
De heer Van der Linden (CDA):
Ik heb in alle omstandigheden gezegd dat de minister naar Brussel moet gaan. Hiervoor hebben wij al weken gepleit, nadat wij eerst een andere aanpak hebben voorgestaan, het inblikken van de varkens. Ik heb nooit gezegd dat wij onder alle omstandigheden de consequenties van vaccinatie zonder instemming van Brussel accepteren. Als noodmiddel voor het indammen van de varkenspest moeten wij vaccineren op bedrijven die toch preventief geruimd moeten worden. De eerste stap is dan om met de Europese Commissie te gaan praten, omdat zij bezwaar hiertegen kan hebben. De tweede stap, die in de tweede motie vastligt, is dat de minister op hetzelfde tijdstip het enten in het algemeen aan de orde moet stellen. Ik ben het eens met wat de heer Huys in Beneluxverband gezegd heeft, zij het dat hij het daar wat beperkt doet, als hij spreekt over de veterinaire experts van de Beneluxlanden...
De voorzitter:
Mag ik ook de heer Van der Linden vragen om hier niet aan een full-dress debat te beginnen. Het is een VAO'tje; het is een heropening en het is niet het herbeginnen.
Ik begrijp de motivatie van waaruit u het doet; daar is geen twijfel over. Maar wij moeten het raamwerk van zo'n debatje goed in de gaten houden, allemaal. Dat mag ik dus ook aan u vragen.
De heer Van der Linden (CDA):
Ik ben het met u eens, voorzitter. Maar als mij vragen gesteld worden, dan, zo heb ik thuis altijd geleerd, moet ik die beantwoorden. Ik was de vraag van de heer Keur aan het beantwoorden, voorzitter.
De heer Keur (VVD):
Voorzitter! Voor mij had het antwoord lang zo lang niet hoeven te zijn. Ik vroeg alleen of het ja of nee is. De vraagstelling was, zo dacht ik, kraakhelder.
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! Ik ben altijd heel respectvol voor de heer Keur en geef hem altijd het volle pond. Dat heeft hij dus deze keer ook gekregen.
De heer Ter Veer (D66):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister! Ik richt mij tot de minister.
Politieke vriend, u bent niet degene die de varkens ziek heeft gemaakt, maar u bent wel degene die de problemen moet oplossen. Het is uw politieke verantwoordelijkheid en u zult daar, hoe moeilijk ook het bestrijden van de ziekte is, politiek op worden beoordeeld. Deze opmerking krijgt een extra gewicht in het licht van de feitelijke situatie die wij momenteel aantreffen in Brussel. Naar nu blijkt, heeft de Raad van landbouwministers het primaat van de politieke beslissingen uit handen gegeven. Het Permanent veterinair comité heeft het voor het zeggen. In enige interviews heb ik het Permanent veterinair comité genoemd als zijnde het laatste politbureau van njet-zeggers dat zich nog niet heeft gerealiseerd dat de Berlijnse Muur is gevallen. Het heeft nog niet de consequenties aanvaard van de handelsbetrekkingen die met landen in Midden- en Oost-Europa zijn aangeknoopt. In die landen worden varkens gehouden, terwijl er varkenspest is, en wordt geënt om deze ziekte onder controle te houden. Op de Balkan heerst mond- en klauwzeer en dat virus kan in 24 uur met de veetransporten West-Europa bereiken. De Europese Unie moet nu haar non-vaccinatiebeleid herzien.
Mijnheer de voorzitter! Ik richt mij nu tot de politieke partij van de VVD en constateer met verbazing...
De voorzitter:
Is dit allemaal heropening?
De heer Ter Veer (D66):
Twee minuutjes, voorzitter.
De voorzitter:
Nee, wij hebben geen tweeminutendebat; wij heropenen aan de hand van moties die ingediend zijn. Dat is iets anders dan een termijn beginnen, omdat u twee minuten beschikbaar hebt.
De heer Ter Veer (D66):
Over de motie die door mij is ingediend, zijn door de heer Blauw een aantal opmerkingen gemaakt. Ik wilde hem nu in een halve minuut van repliek dienen.
De heer Stellingwerf (RPF):
Voordat de heer Ter Veer dit doet, voorzitter, heb ik nog een vraag over het eerste deel dat hij heeft ingebracht. Ik ben het voor een groot deel eens met zijn kritiek op de situatie van het PVC en de Raad. Maar is het eigenlijk wel terecht dat hij zijn kritiek zo hard op het PVC richt? Immers, het PVC doet wat het politiek aan mogelijkheden heeft meegekregen.
De heer Ter Veer (D66):
De beantwoording van uw vraag zit ook in de woorden die ik ga richten tot de VVD. Weest u zo bereidwillig even te luisteren.
De heer Keur (VVD):
Voorzitter! Mag ik heel even, voordat de heer Ter Veer van dit punt afstapt en zich tot mijn collega Blauw richt, het volgende vragen. Als de heer Ter Veer zegt wat hij net heeft gezegd, dan stelt hij tevens dat er totaal geen regels gelden voor de invoer van vlees naar Nederland vanuit de Oost- en Midden-Europese landen. Is dat correct?
De heer Ter Veer (D66):
Er gelden regels, maar die regels maken het kennelijk tegelijkertijd mogelijk dat toch in Midden- en Oost-Europa wordt geënt om de daar heersende varkenspest onder controle te houden. Dus meet de Europese Unie met twee maten: voor haar eigen gebied een non-vaccinatiebeleid, maar voor vlees dat uit Oost-Europa komt, is er het beleid compleet met vaccinatie. Dat is de incongruentie die ik aan de kaak heb gesteld, waarbij, zo dacht ik, verder geen toelichting nodig is, voorzitter.
Mijnheer de voorzitter! Hoe groot kunnen de verschillen binnen één politieke fractie zijn? Ik kijk nu in de richting van mijn collega Blauw en vergelijk hem met zijn fractievoorzitter, de heer Bolkestein. De heer Bolkestein laat geen gelegenheid onbenut zich sceptisch, kritisch en soms cynisch uit te laten over de Europese Unie. De logica van de besluitvorming en het gemis van het politieke primaat vormen de rode draad die loopt door zijn inbrengen in deze Kamer en die soms zelfs daarbuiten nog harder wordt aangezet. Niet zo de heer Blauw, die richt al zijn pijlen van kritiek op de fractie van D66 en gaat zelfs zover om D66 te sommeren een motie in te trekken. Soms verruilt de VVD dus haar aanval op de Europese Unie voor een aanval op D66.
Hoe anders verloopt onze partijpolitieke samenwerking in het Europees Parlement! Gisteren heeft de VVD'er Jan Mulder samen met de D66'ster Johanna Boogerd vragen gesteld aan commissaris Fischler. Daarbij wordt opgeroepen om het non-vaccinatiebeleid te verlaten.
Aan ons uitvoerige, vijf uur durende debat, heb ik verder niets toe te voegen, voorzitter!
De heer Keur (VVD):
Voorzitter! De heer Ter Veer noemde één politieke vriend. Ik dacht dat wij allemaal politieke vrienden en vriendinnen waren, dus goedemorgen!
De laatste brief van de minister gaf nog eens de consequenties aan van het vaccineren voor de praktijk en in financiële zin. Daarover bestaat geen enkel misverstand.
De brief van de minister sterkt de fractie van de VVD in de lijn zoals zij die heeft gevolgd in de twee AO's. Aan vaccineren hangt een prijskaartje. Dat is het kernpunt. Het prijskaartje is bij geen enkele politieke partij noch bij het bedrijfsleven neer te leggen. De fractie van de VVD wenst zelf ook geen verantwoordelijkheid te nemen voor dat prijskaartje.
Voorzitter! In het algemeen overleg van 4 juni zei de minister, dat hij het non-vaccinatiebeleid op de agenda van het eerstkomende overleg met de betrokken collega's zal zetten en zal doorexerceren en daarna de Kamer onmiddellijk zal inlichten. Wij houden de minister daaraan. Kan de minister ons mededelen op welke termijn hij de Kamer kan inlichten?
De fractie van de VVD is blij dat zij dus geen motie hoeft in te dienen. Zij is nog blijer dat de fractie van het CDA zich daarbij aansluit.
De heer Van der Linden (CDA):
De heer Keur verwijst naar de brief van de minister. Die brief gaat uitsluitend over noodvaccinaties voor het hele gebied onder de grote rivieren en niet over noodvaccinaties voor preventief te ruimen bedrijven. Is de heer Keur de mening toegedaan dat dit element geen urgentie heeft in het kader van de bestrijding van de varkenspest?
De heer Keur (VVD):
Het vervelende is dat u misschien wel gelijk heeft, mijnheer Van der Linden, maar geen gelijk krijgt, want wij moeten dezelfde procedure doorlopen om zowel het een als het ander te bewerkstelligen.
De heer Van der Linden (CDA):
Het is niet vervelend voor mij, het is vervelend voor de bedrijven.
De heer Keur (VVD):
Ja, natuurlijk.
De heer Van der Linden (CDA):
U draagt wel medeverantwoordelijkheid want u steunt die motie niet en oefent dus onvoldoende druk uit op de minister, mijnheer Keur. De minister heeft u na de eerste termijn op uw schreden doen terugtreden. Dat betekent dus tijdsverlies. Dat is mede te wijten aan de opstelling van de fractie van de VVD.
De heer Keur (VVD):
U wilt de feiten niet accepteren. De fractie van de VVD doet dat wel. U wilt een politieke ommezwaai binnen één dag. Dat kan niet in de Nederlandse politiek, laat staan op Europees niveau. Ik ben blij dat de minister toezegt aan een politieke draai te werken.
De heer Van der Linden (CDA):
De fractie van het CDA maakt niet een politieke ommezwaai in één dag. Wij zijn er al weken mee bezig. Wij praten er al over vanaf 6 april, nu is het 12 juni. Met andere woorden, wij hebben onze plicht vervuld door iedere keer opnieuw suggesties aan te dragen en constructief mee te denken, omdat het ons gaat om de oplossing van het probleem. Ik meen dat u op dit punt veel te lijdzaam, veel te volgzaam bent en dat u te weinig politieke druk uitoefent op uw eigen minister. Dan draagt u mede verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie.
De heer Keur (VVD):
De VVD-fractie heeft de minister van LNV behoorlijk en genoeg geprikkeld om te werken aan een politieke ommezwaai in Brussel. De toezegging die de minister heeft gedaan in het algemeen overleg van 4 juni is voor de VVD-fractie van grote waarde.
De heer Huys (PvdA):
Mijnheer de voorzitter! Er is een bepaald beeld ontstaan van vaccinatie en non-vaccinatie: wie is nu het meest rooms? In ieder geval bestaat bij een deel van de samenleving – burgers, boeren, dierenartsen en het CDA – de indruk dat deze minister het niet enten tot een soort doel heeft verheven. Ik heb die indruk niet. Maar kan de minister nog eens precies aangeven waar hij op dit punt staat en wat hij heeft gedaan om vaccinatie in beperkte zin te kunnen realiseren?
Collega Van der Linden sprak over het begraven van dieren en over de verschillende gegevens die daaromtrent bestaan. Ik behoor tot de groep van mensen die aanvankelijk dachten: hier moeten wij niet aan beginnen. Maar ik zeg nu dat niet-conventionele middelen ook uit de kast gehaald moeten worden. En dan zou het begraven van dieren tot de mogelijkheden kunnen behoren.
De heer Van der Linden (CDA):
U moet uit mijn interventie niet afleiden dat de CDA-fractie daarvan geen voorstander zou zijn. Het gaat ons om het volgende. Wij voeren hier een debat. Daarin wordt de minister bevraagd over mogelijke maatregelen. De minister zegt vervolgens: nee, daar is geen sprake van, dat zijn middeleeuwse situaties, daar doe ik niet aan mee. Achteraf blijkt dat de ambtenaren van het ministerie allang bezig waren met het voeren van onderhandelingen met de gemeente en met de provincie over het dumpen van kadavers, in dit geval in de provincie Brabant. Dat kan niet. De Kamer moet volledig geïnformeerd zijn.
De heer Huys (PvdA):
Voorzitter! Collega Van der Linden zegt veel meer dan de minister in het debat heeft gezegd. Hij heeft gezegd dat hij daar niet voor voelde. Dat is heel wat anders dan iets categorisch afwijzen. Het is best mogelijk om te zeggen: op dit moment voel ik er niet voor, maar ik wil wel onderzoeken welke mogelijkheden er zijn. Daar is toch niks mis mee?
De heer Van der Linden (CDA):
Hij heeft gezegd dat het middeleeuwse toestanden of maatregelen zijn. En daar wil hij niet aan beginnen.
De heer Huys (PvdA):
Maar middeleeuwse maatregelen kunnen soms heel goede maatregelen zijn, ook vandaag nog.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! Ik ben verbaasd over deze opvatting van de heer Huys. Vindt hij het acceptabel dat er, om maar van deze ziekte af te komen, inderdaad fors dieren gewoon in de grond begraven worden? Ik denk dan aan de vervuiling die daarmee wordt veroorzaakt. Vindt de heer Huys dat een acceptabele oplossing?
De heer Huys (PvdA):
Ik vind dat een acceptabele oplossing. Ruiming is de achillespees in het beleid. Als je met begraven de achillespees zodanig kunt masseren dat het wel goed gaat, dan zou begraven tot de mogelijkheden moeten behoren, natuurlijk in beperkte mate, onder voorwaarden enzovoorts. Maar wie spreekt hier over vervuiling?
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! Vindt de heer Huys niet dat in de eerste plaats het inblikken, in de tweede plaats het noodvaccineren en in de derde plaats dit punt aan de orde moet zijn?
De heer Huys (PvdA):
Nee, het zijn volstrekt verschillende zaken. Inblikken om vervolgens tot destructie te moeten overgaan, lijkt mij absoluut zinloos. Zo ligt op dit moment de situatie. Vaccineren een beleid waar wij best voor willen zijn, onder de absolute voorwaarde dat het kan. Dan gaat het pas in, niet eerder. Natuurlijk is binnen de huidige maatregelen, binnen de gekozen lijn, ruimen de enige oplossing.
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! De vleesverwerkende industrie heeft het duidelijk aangegeven: wij willen voor eigen rekening en risico tussen de 200.000 en 400.000 varkens inblikken. Geef de industrie die kans. Dat verlicht de verwerkingscapaciteit. Bovendien kunnen wij lang en breed praten over noodvaccinatie, maar als er in Brussel geen politiek punt van wordt gemaakt, blijven wij erover praten zonder dat er iets gebeurt. Dan komt de heer Huys vanzelf uit bij het punt dat hij heeft aangeroerd.
De heer Huys (PvdA):
Ik maak ernstige bezwaren, voor de zoveelste keer. U doet alsof deze minister er geen politiek punt van maakt. Nogmaals, ik heb de minister uitgenodigd om aan te geven hoe het werkelijk zit.
De heer Stellingwerf (RPF):
Voorzitter! Ik wil mij deze twee minuten niet bemoeien met de interne strubbelingen in de coalitie, met name tussen de VVD en D66. Ten opzichte van vorige week is er op dat punt en trouwens ook op andere punten eigenlijk niet veel veranderd. Wel is er meer duidelijkheid gekomen over de stemverhoudingen ten aanzien van de motie van de heer Ter Veer inzake het vaccineren. De brief van de minister heeft op dit punt ook enige helderheid gebracht. Wij steunden en steunen de minister op dit punt.
Ik heb nog een concrete vraag over de motie van de heren Ter Veer en Ybema, waar het gaat over het PVC en het primaat van de politiek. Voor mij is het onduidelijk hoe het nu, formeel en informeel, exact zit. Ik heb sympathie voor dat deel van de motie, maar met het andere deel ervan heb ik wat moeite. Ik wil de minister dan ook vragen of hij in een brief nog eens breed uiteen wil zetten hoe het formeel en informeel exact zit met de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, opdat wij daar in een volgend overleg iets inhoudelijker over kunnen spreken.
Op het punt van het inblikken sluit ik mij van harte aan bij de heer Van der Linden. Ook wij hebben hier al een- en andermaal voor gepleit. Ik vind de terughoudendheid die continu op dit punt tentoongespreid wordt, eigenlijk onbegrijpelijk. Ik zou ook zeggen: geef de sector op dit punt het voordeel van de twijfel.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat mijn fractie zich uitdrukkelijk de vraag stelt of zij er nog wel vertrouwen in heeft dat de minister deze crisis weet op te lossen. In het verlengde daarvan heeft Paul Rosenmöller afgelopen zaterdag op een congres van GroenLinks gezegd dat, als deze minister niet ten halve keert en de methode ingrijpend verandert, voor GroenLinks dan het moment komt om te zeggen dat deze minister het hok uit moet. Voor de duidelijkheid wil ik dat hier in de Kamer herhalen. Mijn fractie vindt dat de minister zijn aanpak in de komende periode fors moet wijzigen en duidelijk moet maken dat er wel degelijk een einde gaat komen aan deze crisis. Doet hij dat niet, dan komt voor ons het moment dat wij zeggen dat wij er geen vertrouwen meer in hebben dat deze minister deze zaak goed kan oplossen. En dan komen, wat mijn fractie betreft, ook de politieke consequenties hiervan in beeld.
De heer Huys (PvdA):
Voorzitter! Aan welke maatregelen denkt mevrouw Vos zelf?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Om te beginnen – ik zal op dat punt ook een motie indienen – vind ik het fokverbod, zoals de minister dat nu heeft ingesteld, veel te beperkt. De minister moet in ieder geval op dat punt een veel daadkrachtiger aanpak voorstellen. Daarnaast vind ik de opstelling van de minister ten opzichte van de noodvaccinatie te voorzichtig en te terughoudend. Ik wil dat hij zich daar veel harder over opstelt in Europa. Waar het gaat om de vraag wat wij met al het vlees moeten doen, vind ik dat het inblikken etc. veel uitdrukkelijker in beeld moet komen. Ook moet onderzocht worden hoe je dit vlees toch op de markt kunt kwijtraken.
De heer Huys (PvdA):
Zowel het eerste als het laatste punt heeft niets met de bestrijding van de varkenspest als zodanig te maken. Wilt u dat voor uzelf goed helder houden, voordat u zegt dat deze minister onvoldoende maatregelen neemt. Noch het fokverbod noch het inblikken van het vlees heeft iets van doen met het probleem en de bestrijding ervan. Ik vind dan ook dat u nogal hoog van de toren blaast, als u zegt dat het allemaal anders moet. Over het vaccineren kun je inderdaad van mening verschillen. U kunt ervoor kiezen om te gaan vaccineren en daar 7 mld. of 8 mld. voor over te hebben. Zolang wij hier geen Europese toestemming voor krijgen, ben ik evenwel nog niet aan die keuze toe.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben een beetje verbaasd dat u zo'n nadrukkelijk onderscheid maakt tussen de directe bestrijding van de pest nu en een beleid gericht op de toekomst ter voorkoming van de pest. Het weegt voor mijn fractie zeer zwaar dat wij niet doorgaan met het doodmaken van biggen en het fokken voor de slacht. Juist met het oog op die twee punten heb ik gezegd dat de aanpak van de minister tot dusverre mij te weinig vertrouwen inboezemt. Die twee punten zijn voor mijn fractie zware kritiekpunten op de hele aanpak van de minister.
De heer Huys (PvdA):
U weet dat wij voorstander zijn van een stevig fokverbod, maar je moet dit natuurlijk wel bekijken in het licht van de situatie en het doel dat het moet dienen. Het instellen van een fokverbod in Nederland alleen levert niets op.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! Wil de minister de mogelijkheden onderzoeken om het vlees van gevaccineerde dieren toch op de Nederlandse markt af te zetten? Hij zegt te gemakkelijk dat dit niet zal lukken. Kan hij helderheid geven over het beleid ten aanzien van het dumpen van dieren op stortplaatsen en het begraven ervan? Ik proef een duidelijke standpuntwijziging in dezen. Ik leg de Kamer ten slotte een motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, Vosdat in het ingesloten gebied, waar geen vervoer van varkens en varkensmest is toegestaan, het aantal met varkenspest besmette bedrijven nog altijd toeneemt, vooral ook buiten het "oude kerngebied" rond Venhorst;
overwegende, dat vermeden dient te worden dat over vier maanden biggen geboren worden die met grote waarschijnlijkheid snel gedood en vernietigd moeten worden;
verzoekt de regering het gebied waarvoor een fokverbod van kracht is uit te breiden tot het gehele gebied waarin het transport van varkens en van varkensmest is verboden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (25229).
De heer Huys (PvdA):
Ik steun de richting die in de motie wordt aangegeven, maar "het gehele gebied" is veelomvattend. Kan het niet om een specifieker gebied gaan? Ik verneem hier ook graag de reactie van de minister op.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Die overweging is voor ons ook aan de orde. Het is in ieder geval duidelijk dat het oude gebied te beperkt is, omdat er daarbuiten een aantal nieuwe haarden zijn. Wij vinden dan ook dat het gebied uitgebreid moet worden. Dat is voor ons reden om het gehele ingesloten gebied aan te wijzen, maar op zichzelf kan ik mij voorstellen dat hierover nog nader gesproken wordt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Er is sprake van twee ontwikkelingen die in het debat van vorige week door de minister niet naar voren zijn gebracht. Ik sluit mij op dat punt aan bij de verbazing van collega Van der Linden. Het betreft de opschorting van de opkoopregeling, omdat de destructiecapaciteit schromelijk tekortschiet. Wat zijn daarvan de consequenties?
Toen de minister vorige week werd geconfronteerd met de vraag of het begraven van dieren overwogen werd, wist de minister daar nog te weinig van om daar stellig over te zijn. Als dit overwogen werd, zo stelde minister, vond hij dat een middeleeuws gedoe. Nu blijkt het een reële optie te worden. Het is nog niet zover, maar men is er wel dichtbij. Hoe staat het er nu mee? Ik zeg niet dat ik er op voorhand tegen ben, maar er dient wel een zorgvuldige afweging gemaakt te worden.
Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega's over het inblikken van vlees. Als dat onder fatsoenlijke voorwaarden kan gebeuren en de risico's ervan worden door de sector gedragen, wat belet ons dan om daarvoor groen licht te geven?
De heer Blauw (VVD):
Voorzitter! Collega Ter Veer heeft gesteld dat ik hem gesommeerd heb om zijn motie in te trekken. Sommeren is niet aan mij. Het ging om een verzoek, omdat de motie in de zienswijze van de VVD-fractie opriep tot buitenwettelijk handelen. Wij hebben daarop een reactie gevraagd van Buitenlandse Zaken, die heden is binnengekomen. Men meldt dat een dergelijke maatregel zoals wordt voorgesteld, in strijd is met de betrokken richtlijn. Buitenlandse Zaken steunt ons dus in ons verzoek. Ik geef de heer Ter Veer dan ook nogmaals in overweging om de motie in te trekken.
Minister Van Aartsen:
Voorzitter! Ik kom allereerst bij het probleem waarover de heer Van der Linden, mevrouw Vos en de heer Van der Vlies hebben gesproken, namelijk het "probleem van de Middeleeuwen". Vorige week was in het Kamerdebat de mogelijkheid van het begraven aan de orde; zo sprak mevrouw Vos over boswachters die rondliepen. Ik zeg vandaag opnieuw dat ik niet voor die mogelijkheid voel; het moet dus ook niet gebeuren. Ik begreep dat de heer Huys een opening houdt om in die richting te gaan, maar ik geloof dat wij die weg echt niet op moeten gaan.
Ik herhaal dat het destructieproces en alles wat daarbij hoort, alsmede al datgene wat er op dit punt is gedaan en dagelijks wordt gedaan, de achilleshiel vormt van het verhaal. Ik hoop overigens dat wij in de loop van deze week zover komen dat wij de ideale situatie zoals ik die vorige week schetste, namelijk één dag besmet en zeven dagen preventief, zeer spoedig bereiken. De wachtrij bij de besmette bedrijven is in elk geval in het afgelopen weekend weggewerkt. Omdat het destructieproces de achilleshiel is, is het wel van belang om alle mogelijke ideeën te onderzoeken. Ik heb dan ook aan mijn ambtenaren gevraagd om alles te bedenken wat er op dit gebied mogelijk is omdat er sprake is van een probleem, inclusief het thema van het inblikken. Ik ben daar namelijk helemaal niet tegen, maar ik moet daar toestemming voor hebben. Het onderzoek betreft ook de gedachte om in Noord-Korea een aantal duizenden tonnen af te zetten. Er wordt dus nog naar andere mogelijkheden gezocht.
Ik ben er echter niet voor en de regering is er niet voor om kadavers te storten. Wij hebben hier ook te maken met de nodige milieuhygiënische aspecten en met het bodembeleid. Het zij duidelijk dat het storten dus niet aan de orde kan zijn. Als er een andere inventieve mogelijkheid is, moeten wij die benutten, maar wij gaan niet begraven of storten. Ik ben het wel eens met hetgeen in het zuiden van het land is gezegd: als je daaraan begint, ben je in wezen bezig met het begraven van de sector.
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! Is het juist dat de minister zijn ambtenaren opdracht heeft gegeven om met gemeenten, stortplaatsen en de provincie te praten over die mogelijkheid?
Minister Van Aartsen:
Voorzitter! Als ik opdracht geef om te zoeken naar alle mogelijkheden, dan gaat men ook aan de slag. Ik vind het dan overigens volstrekt niet nodig dat ik precies van elke ambtenaar op mijn departement weet met wie men in welk stadium praat. De mogelijkheid van begraven of storten van kadavers is echter niet aan de orde. In het kader van het onderzoeken van alle mogelijkheden buiten de twee waar ik niet voor ben, vinden er de nodige gesprekken plaats, zoals ook het geval is op een heel breed front in Europa.
De heer Van der Linden (CDA):
Ik vind het wel heel merkwaardig. De minister sluit een activiteit uit, maar stuurt tegelijkertijd ambtenaren om mogelijkheden te onderzoeken. Nu weet ik wel waarom de post personeel en materieel op het ministerie zo sterk stijgt.
Minister Van Aartsen:
Het spijt mij wel, maar ik vind dat dit een karikatuur wordt van de ernstige situatie waarin wij ons bevinden. Het gaat daarbij inderdaad zoals ik heb aangegeven en dat doe ik opnieuw. Wij zitten echt met een heel moeilijk probleem. Ik herhaal het maar: met man, vrouw en macht wordt gewerkt om dit probleem op te lossen. Naar ik hoop, bereiken wij dit weekend de ideale situatie die ik in de Kamer heb omschreven. Ik geef aan dat het absoluut niet mijn bedoeling is om kadavers te storten of te begraven. Allerlei andere mogelijkheden die er in dit kader nog zijn, moeten naar mijn mening wel worden onderzocht, juist omdat wij hierbij geen mogelijkheid moeten uitsluiten. Anders is de heer Van der Linden volgens mij de eerste die over een paar weken zegt: dan had de minister daar maar aan moeten denken. Voorzitter! Ik denk dat het gewoon een kwestie is van zorgvuldig beleid uitzetten.
De heer Van der Linden (CDA):
Ik maak er absoluut geen karikatuur van. Daarvoor vind ik het te ernstig. Als de minister een maatregel uitsluit – hij heeft niet gehoord dat ik die uitsluit – kan hij toch geen ambtenaren op pad sturen om ambtenaren bij gemeenten bezig te houden om zaken te onderzoeken die hij zelf niet wil? Als hij het wel doet, had hij de Kamer daarover moeten inlichten.
Minister Van Aartsen:
Op dit punt verschillen de heer Van der Linden en ik duidelijk van mening.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben blij dat de minister zo helder is en zegt dat dit gewoon niet gaat gebeuren.
Ik heb toch nog een vraag. Er is nogal wat onrust ontstaan, juist door de zoekacties van de ambtenaren van de minister. Is het niet verstandig om dat soort zaken in het vervolg tevoren duidelijker af te spreken?
Minister Van Aartsen:
Er zijn afspraken over gemaakt. Onder de algemene noemer "blijf geen mogelijkheden uitsluiten" sluit ik niet uit dat wij in dit kader naar alternatieven zoeken die niet de nadelen hebben van het begraven of storten van kadavers. Dat heb ik al aangegeven. Het lijkt mij gewoon goed dat men ten departemente daar op een inventieve wijze mee omgaat. Over dit thema hebben wij natuurlijk ook met het ministerie van VROM gesproken. Het lijkt mij ook goed dat je dat soort dingen blijft doen. Wij moeten ook niet zo spastisch niet meer in dialoog gaan of gewoon een aantal mogelijkheden willen blijven onderzoeken. Als ik op die manier in deze crisis zou staan, dan was het al veel eerder helemaal misgegaan.
De heer Van der Linden sprak over het probleem van de opkoopregeling, die zou worden opgeschort. Ik begrijp dat daarover door berichtgeving in een van de kranten wat onduidelijkheid is ontstaan. Opschorting is helemaal niet aan de orde. Het enige wat, naar ik meen, vrijdag en zaterdag is gedaan, is dat de opkoopregeling voor slechts twee dagen is opgeschort. Dat gold niet voor biggen, maar wel voor varkens. Dat was weer nodig – zo maken wij continu afwegingen – om prioriteit te kunnen geven aan het ruimen van besmette bedrijven. Ik gaf aan dat wij de "wachtrij" in het vorige weekend hebben opgelost. Dat is mede te danken geweest aan deze korte opschorting voor twee dagen. Zo maken wij in dit kader continu afwegingen. Ik kan mij echter voorstellen dat door de berichtgeving in de kranten het idee is ontstaan dat dé opkoopregeling eraan gegeven zou zijn, maar dat is absoluut niet het geval.
In het ordedebat van afgelopen dinsdag merkte de heer Van der Linden op dat wij ook inzake het vervoer moeten doen wat mogelijk is. Ik kan de Kamer in ieder geval melden dat gisteravond vier gebieden vrij zijn gegeven. In het gebied tussen Maas en Waal en het gebied Ammerzoden-Ooij is het vervoer van mestvarkens naar het slachthuis weer toegestaan. Verplaatsing van biggen in een 1:1-relatie – van vermeerderaar naar mester – is ook weer mogelijk en toegestaan. Hierbij geldt: wat kan, doen wij! Onverantwoorde risico's kunnen wij niet nemen. Onze instelling en inzet is om waar enigszins mogelijk het vervoersregime te verlichten.
Voorzitter! Ik kom nu toe aan het thema waarover alle afgevaardigden hebben gesproken. De heer Ter Veer heeft dat op een wel heel bijzondere wijze gedaan. Ik zal mij echter tot u blijven richten. Dat thema betreft enten en noodenten, de vraag of het al dan niet moet gebeuren en het toekomstige beleid in dit kader.
De heer Van der Linden verzoekt de regering in zijn motie, het daarheen te leiden dat in afwachting van preventieve ruiming, de betreffende dieren worden gevaccineerd. De heer Van der Linden voert de antwoorden in de brief aan de heer Oostlander als een groot novum op, maar het is juist dat noodvaccinatie mogelijk is. Dat gaat echter niet gratis en voor niks. In de debatten die wij daarover hebben gevoerd, heb ik dat ook aangegeven. Ik heb de consequenties genoemd. Er zullen gebieden moeten worden aangewezen. Aangezien wij over een breed front preventief ruimen, kan het haast niet anders dan dat dit ons komt te staan op een exportverbod, naar ik mag hopen, voor het zuiden van Nederland. Ik heb echt fors daarnaar gesondeerd. In de nacht van dinsdag op woensdag heb ik daarover in Straatsburg met de heer Fischler gesproken. Ik zal later ingaan op de opmerkingen van de heer Stellingwerf. De Nederlandse regering heeft ongelooflijk weinig argumenten op basis van de policy van de Europese Unie, maar ook op basis van onze eigen visie en van ons eigen beleid om zo'n proces in de hand te kunnen houden. Dat zijn de consequenties die ik deze Kamer heb genoemd. Die verantwoordelijkheid wil ik, wil de regering niet nemen.
De heer Van der Linden zou ik bovendien willen zeggen dat de antwoorden van de heer Fischler goed moeten worden gelezen. Na het verhaal over de noodvaccinatie komt hij met een vrij uitvoerig betoog over hetgeen vaccineren betekent. Kort weergegeven, is de grote vrees dat het virus onderduikt. Wij hebben dan misschien tijdelijk een oplossing, maar het virus kan dan over enige tijd weer opduiken. Die termijnen zijn bekend. Dat kan al na anderhalf jaar zijn. De Europese Commissie is op dat punt terecht zeer bezorgd. De heer Fischler heeft mij dat met klem onder de aandacht gebracht tijdens het gesprek dat ik deze week in Straatsburg met hem heb gehad.
De voorzitter:
Ik heb de minister zo-even het signaal gegeven te proberen zijn betoog kort te houden. Er staan meer punten op de agenda die tijd zullen vragen. Mag ik de heer Van der Linden dan ook vragen zijn interruptie kort te houden?
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! Ik wil nadrukkelijk onderscheid maken tussen noodvaccinatie voor een gebied en voor preventief te ruimen bedrijven. Mijn informatie uit Brussel is dat zo'n maatregel wel degelijk mogelijk is, mits gegarandeerd wordt dat de beesten nadien vernietigd worden.
Minister Van Aartsen:
Voorzitter! Om het debat te bekorten, moet ik toch verwijzen naar hetgeen ik zojuist heb gezegd en naar hetgeen ik tijdens het algemeen overleg en bij het debat in deze Kamer vorige week heb gemeld.
Dan kom ik op het andere punt.
De heer Huys (PvdA):
Er is een heel ernstige zaak aan de orde. De heer Van der Linden zegt op grond van zijn informatie dat Brussel zegt dat het mogelijk is; de minister zegt dat dat niet zo is. Daar wil ik helderheid over.
Minister Van Aartsen:
Ik kan daar weinig anders over melden dan datgene wat ik al heb gemeld. Als wij de gedachtegang van de heer Van der Linden zouden volgen – die wijkt op dit punt overigens af van de methodiek die de heer Ter Veer heeft ingezet; de heer Van der Linden zegt immers: ga wel die Europese weg – blijft voor ons het risico levensgroot aanwezig dat wij in het zuiden van Nederland komen te zitten met een exportverbod en met de bedragen die dat exportverbod zal kosten. Gelet op de in het verleden ook in Nederland gehanteerde methodiek en inzet zou dat risico op ons afkomen. Die verantwoordelijkheid wil de regering niet nemen. Ik ken de informatie waarover de heer Van der Linden in dit kader beschikt, uiteraard niet. Ik wijs op de sonderingen die wij hebben gepleegd en op het gesprek dat ik deze week met de landbouwcommissaris hierover heb gehad.
Dan het algemene andere punt, dat door de heer Ter Veer naar voren is gebracht. Soms heb ik het idee dat bij hem de grote zorg bestaat dat de regering niet bereid, niet in staat of niet gemotiveerd zou zijn om op het punt van het vaccinatiebeleid, inclusief de hele methodiek en de aan de orde zijnde veterinaire richtlijn, tot wijzigingen te komen. De heer Stellingwerf heeft gevraagd of ik nog eens exact uiteen wil zetten hoe dit precies in elkaar zit. De werking van de veterinaire richtlijn en met name van het in dit kader zeer belangrijke artikel 14, lid 2, van de richtlijn wil ik inderdaad op korte termijn aan de Kamer weergeven. De regering is voorstander van het beëindigen van het non-vaccinatiebeleid. De heer Keur heeft eraan herinnerd dat ik er in de komende periode – ik ben daar deze week mee begonnen in een gesprek in Bonn met mijn Duitse collega – alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat er op dit punt een wijziging van het Europese beleid komt. Dat kan ook, omdat er een vaccin aan de kim verschijnt waarmee dat mogelijk is, het zogenaamde markervaccin. Mogelijkerwijs – dat maakt het misschien iets beter en sterker – zal mijn Duitse collega in de marge van de Landbouwraad in juni op mijn verzoek het initiatief nemen om met een aantal collega's een gesprek te hebben over het non-vaccinatiebeleid. Wij zullen daar in de komende tijd ook met de Commissie over spreken. Ook daarover heb ik deze week – niet voor de eerste keer, maar opnieuw – met de landbouwcommissaris gesproken. De heer Huys heeft gevraagd waar de minister nu staat. Nou, dat is waar ik sta en dat is waar de regering staat. De Kamer kan er dus op rekenen dat wij daar zeer gemotiveerd voor zijn – dat waren wij al, want wij waren al bezig met het ter discussie stellen van het non-vaccinatiebeleid – en dat wij er werkelijk alles aan zullen doen om het beleid zoals ik dat vorige week heb uitgelegd, te "draaien" in de EU. Om misverstanden te voorkomen, herhaal ik echter dat dit nog enige tijd gaat kosten. Dit is dus waar de regering nu staat.
De heer Keur (VVD):
Ik maak hieruit op dat er in juni over dit thema wordt gesproken en dat de Kamer in die maand zal worden ingelicht over de uitkomsten daarvan.
Minister Van Aartsen:
Ik wil de Kamer graag inlichten over de gesprekken in juni. In de komende week zal ik vrij uitvoerig in Europa moeten rondreizen in verband met het rondkrijgen van het prijzenpakket, het hoofdthema van deze Landbouwraad. Ook dat is belangrijk voor boeren in Europa. Niet in de Raad zal hierover worden gesproken, maar – zoals ik heb aangegeven – in de marge van de Raad met de meest betrokken collega's, omdat het verstandig is om gaandeweg een coalitie op te bouwen. Het heeft immers geen enkele zin om op het verkeerde moment nul op het rekest te krijgen. Als wij dat nu onverhoeds trachten aan te kaarten, gaat het wel gebeuren en dan zijn wij vervolgens weer maanden achterop.
Voorzitter! Ik heb de heer Stellingwerf al toegezegd dat er een brief komt.
Ik kom vervolgens bij de motie van de geachte afgevaardigde mevrouw Vos. De motie is niet geheel duidelijk, maar ik neem aan dat gedoeld wordt op de ingesloten gebieden. Mijn bezwaar tegen deze motie is het volgende. Terecht vraagt mevrouw Vos de regering om niet te laat te zijn. De regering is in het kader van deze crisis ook nooit te laat geweest. Ik heb daar maandagmiddag in een uitvoerig gesprek met het landbouwbedrijfsleven in het zuiden al over gesproken en ik vermoed dat het niet uitgesloten is dat wij het fokverbod zullen moeten uitbreiden. Daar moet gewoon helderheid over zijn. Dan is voor de regering grofweg het gebied rond Heusden-Asten aan de orde. Het gaat om de zuidelijke dot.
Ik heb een uitvoerige veterinaire analyse over dit gebied gevraagd. De komende dagen – dan moet de Kamer denken aan een periode van zeven à tien dagen – kan duidelijk worden dat wij daar dezelfde formule op los moeten laten. Wij moeten haast wel aannemen dat de crisis daar langer zal duren dan tot eind september, begin oktober en dan is het logisch en begrijpelijk dat ook in dat gebied een fokverbod wordt ingesteld. Verder blijft de regering vertrouwen houden in het beleid dat zij heeft ten aanzien van de systematiek van het preventief ruimen. Daar is nu alle energie op gericht en dat was al zo sinds midden april, met zelfs prijsgeven van het oude centrumgebied. Wij vertrouwen erop dat wij succesvol zullen zijn in het opvegen van het probleem richting centrum van de varkenspest.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben blij dat de minister zegt dat de mogelijkheid reëel is dat er binnen een week of tien dagen een fokverbod voor een bepaald gebied wordt afgekondigd. Mijn vraag is of dat moment niet nu al is aangebroken. Is het niet zo dat de minister nu al zou moeten zeggen dat wij moeten overgaan tot een fokverbod voor de gebieden waarvan te verwachten is dat er over vier maanden nog steeds varkenspest heerst? Kan de minister daar niet nu al meer duidelijkheid over geven?
Minister Van Aartsen:
Nee, ik denk dat ik daar op dit moment niet meer duidelijkheid over kan geven dan ik zojuist heb gedaan. Ik herinner er maar aan dat de gedachte van het fokverbod van de zijde van de regering is gekomen. Wij hebben gezegd dat wij dat pas moeten doen als het ook werkelijk nodig is omdat het een vrij ingrijpende maatregel is. Toen duidelijk was dat het nodig werd in en om het 10-kilometergebied Boekel, is die maatregel ook terstond genomen. Voor het gebied Heusden-Asten moet worden gevreesd dat wij ook een zodanige maatregel moeten nemen. Niemand kan mij op een briefje geven dat het eind september of begin oktober afgelopen is. Ik moet uiteindelijk die beslissing nemen en ik vind het wel nodig dat wij daar een gedegen veterinaire analyse van laten maken. Dat wordt op dit moment ook gedaan. Waarschijnlijk zal die weer vele wegen openlaten. Dat acht ik helemaal niet uitgesloten, want er zijn vele adviseurs. Ik wil in ieder geval weten wat de feiten zijn. Daarna zal ik, binnen de tijdspanne die ik heb aangegeven, een besluit nemen, niet te laat en niet te vroeg, maar precies op tijd.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Vanmiddag wordt over de moties gestemd. In verband daarmee wil collega Ter Veer enkele mededelingen doen.
De heer Ter Veer (D66):
Mijnheer de voorzitter! Gelet op het antwoord van de minister van zojuist, gelet op de nieuwe politieke situatie in het Europees Parlement, waar de hoffelijkheid gebiedt dat de beantwoording van de vragen door commissaris Fischler wordt afgewacht en daarnaast constaterende dat wat de motie op stuk nr. 15 betreft de werking van de hefboomfunctie zichtbaar wordt, wil ik om die nuttige werking te kunnen laten voortduren de motie op stuk nr. 15 aanhouden en vandaag niet in stemming laten komen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ter Veer stel ik voor, zijn motie (25229, nr. 15) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De heer Ter Veer (D66):
Voorzitter! Gelet op de vraag die collega Stellingwerf heeft gesteld met betrekking tot mijn motie op stuk nr. 16, in het kader waarvan de minister heeft gezegd dat hij ons specifiek ten aanzien van artikel 14, lid 2, een toelichtende brief zal sturen, wil ik ook die motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ter Veer stel ik voor, zijn motie (25229, nr. 16) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De heer Ter Veer (D66):
Voorzitter! Gelet op mijn eerste zin van de korte heropening mag het geen verbazing wekken dat ik de moties van de oppositie niet zal steunen.
De voorzitter:
Dat laatste is een stemverklaring. Die hoeft vanmiddag niet opnieuw afgelegd te worden.
De moties op de stukken nrs. 15 en 16 zullen niet meer op de stemmingslijst voor vanmiddag staan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19961997-92-6368-6376.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.