Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 4 juni 1997 over de varkenspest.

De voorzitter:

De tijd van een halfuur gaat nu in!

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft gisteren geen plezier beleefd aan het debat, gelet op de grote problemen in deze sector, met alle in die sector werkende mensen en alles wat eromheen zit. Vanmorgen zei prof. Van den Bergh in de Volkskrant dat elke stap van Van Aartsen te laat komt. De CDA-fractie zegt dat ook al een aantal maanden, onder andere in het debat. Wij vinden dat het pakket voorstellen van de minister niet toereikend is om de varkenspest te kunnen bedwingen.

De heer Huys (PvdA):

In het interview gaat de heer Van den Bergh in op drie momenten waarop hij kritiek heeft. Twee daarvan, namelijk het fokverbod en het doodspuiten van biggen, hebben nooit de goedkeuring van het CDA gekregen, zodat die partij zich dus op deze twee punten niet kan beroepen op de heer Van den Bergh.

De heer Van der Linden (CDA):

Helaas kort antwoordend: wij zullen ons niet op de heer Van den Bergh beroepen als het gaat om de inhoud. Hij stelt echter een proces vast, iets wat ook de CDA-fractie doet. Wij hebben dat in de afgelopen periode en in het debat gedaan. Wij hebben met name aangedrongen op het zich inzetten voor vaccinatie van de betreffende dieren op preventief te ruimen bedrijven. Omdat dit gisteren onvoldoende in het debat naar voren is gekomen, wil ik hierover een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de tot op heden gekozen aanpak Van der Lindenvan preventieve ruimingen nog geen uitzicht heeft gegeven op het einde van de varkenspestcrisis;

overwegende, dat voor de effectieve bestrijding van de varkenspest voldoende verwerkingscapaciteit onontbeerlijk is;

constaterende, dat nog steeds geen uitzicht bestaat op voldoende verwerkingscapaciteit, waardoor het risico van verspreiding van het virus voortduurt;

verzoekt de regering met klem het daarheen te leiden dat in afwachting van preventieve ruiming, de betreffende dieren worden gevaccineerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linden. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (25229).

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Terecht heeft ook D66 nadrukkelijk aangedrongen op een politieke discussie op Europees niveau over het vaccineren, aan te zwengelen door de huidige voorzitter van de Landbouwraad. Naar ons oordeel is het vaccineren van varkens in Europa onontkoombaar, omdat het een utopie is te veronderstellen dat wij in de toekomst varkenspestvrij zullen zijn. Op grond daarvan wil ik de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het non-vaccinatiebeleid van de Europese Unie dateert van voor 1989;

overwegende, dat sinds het openstellen van de grenzen met de Midden- en Oost-Europese landen de insleep van dierziekten een groot risico vormt;

constaterende, dat de verspreiding van varkenspest in Europa niet of nauwelijks onder controle te krijgen is;

voorts constaterende, dat een toenemend aantal lidstaten wordt geconfronteerd met noodzakelijke massale vernietiging van dieren onder de huidige Europese regelgeving;

van oordeel, dat dit beleid terecht op groeiende weerstand stuit;

verzoekt de regering het vaccineren op de kortst mogelijke termijn politiek bespreekbaar te maken in de Europese Raad van landbouwministers, gericht op wijziging van het bestaand beleid;

verzoekt voorts op korte termijn een veldproef met het markervaccin uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linden. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (25229).

De heer Huys (PvdA):

Waarom dient u een motie in over iets wat we in de Kamer hebben afgesproken, en wat door de minister is toegezegd?

De heer Van der Linden (CDA):

De minister zegt al maandenlang toe dat hij met dat punt aan de slag zal gaan. Wij willen dit punt als hoogste prioriteit op de agenda van de Landbouwraad hebben. Daarvoor is het nodig dat in dit parlement daarover een politieke uitspraak komt, waardoor de minister zich geruggensteund voelt om dit punt in Brussel aan te kaarten. Hij kan dan zeggen: het Nederlandse parlement wenst dit punt als een hoogst urgente politieke zaak op Europees vlak ter discussie gesteld te hebben.

De heer Huys (PvdA):

Mag ik in het vervolg een antwoord op mijn vraag hebben? U doet hier alsof er iets nieuws aan de hand is, alsof iemand enige weerstand heeft tegen dit punt. Dat is dus niet het geval. Dit is dus een volstrekt overbodige motie.

De heer Van der Linden (CDA):

Nee, deze motie is niet overbodig. Voor het eerst moet het parlement hierover een uitspraak doen. Als u het eens bent met de motie, kunt u daar voor stemmen, en dan krijgt de minister een krachtige steun in de rug om dit punt op de politieke agenda te zetten, en niet om, zoals in de brief staat, te sonderen in Brussel. Wij moeten niet sonderen, maar politiek agenderen!

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben van uw school van denken. Ik ben van mening dat het indienen c.q. het voorlezen van een motie moet volstaan, aangezien er gisteren een uitvoerig debat is gevoerd dat vijf uur duurde. Ik moet u wel teleurstellen, want ik wil twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de bestrijding van de varkenspestepidemie met de huidige aanpak niet succesvol is, gelet op de steeds groter wordende achterstand die ontstaat bij het afvoeren van besmette dieren en het preventief ruimen;

overwegende, dat de maatschappelijke weerstand tegen deze manier van bestrijden groeit;

overwegende, dat elk ziek geworden varken de hoeveelheid actieve smetstof vermenigvuldigt en dat inenten immuniteit tegen het pestvirus opbouwt en daardoor bijdraagt aan het uiteindelijke doel, te weten uitroeien van het pestvirus;

verzoekt de regering noodvaccinaties bij getroffen bedrijven en bedrijven in de directe omgeving toe te voegen aan het geheel van bestrijdingsmethoden, hiermee nu te beginnen en dit als een voldongen feit in Brussel voor te leggen aan het Permanent Veterinair Comité,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (25229).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Ter Veerhuidige pestuitbraak ongelimiteerd veel geld kost van de belastingbetaler van de Europese Unie;

constaterende, dat de varkenspest woedt, dan wel heeft gewoed in de landen van de Europese Unie die onderling geïntegreerde gespecialiseerde varkenshouderij bedrijven;

constaterende, dat bij de bestrijding van de pestuitbraken wordt gewerkt volgens een vast protocol dat nog stamt uit de tijd voor de val van de Berlijnse Muur en was gebaseerd op het streven een varkenspestvrije houderij te hebben zonder gebruik te maken van entstoffen tegen de varkenspest;

voorts constaterende, dat deze situatie niet meer bestaat en dat het non-vaccinatiebeleid in de praktijk is achterhaald, gelet op de situatie waarbij import uit Midden- en Oost-Europa praktijk van elke dag is geworden, terwijl in Midden- en Oost-Europa varkenspest woedt en wordt bestreden met vaccinatie;

spreekt als haar oordeel uit dat het gewenst is dat de Europese Unie het bovengenoemde protocol herziet en ertoe overgaat vaccinatie te gebruiken bij het bestrijden van varkenspestuitbraken;

spreekt tevens als haar oordeel uit dat het gewenst is dat in een gecombineerde vergadering van de ministers van Landbouw en Financiën en de Commissie van de Europese Unie het primaat van de politiek wordt hersteld en de autonome beslissingsbevoegdheid van het Permanent Veterinair Comité wordt herzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ter Veer en Ybema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (25229).

De heer Ter Veer (D66):

De heer Ybema, medeondertekenaar van de tweede motie, zal dit punt vanmiddag in de vergadering van de Ecofin-raad onder de aandacht van minister Zalm brengen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! De materie die in deze moties is neergelegd, is gisteren uitvoerig aan de orde geweest. Toen heeft de minister indringende motieven gegeven om met name wat in de eerste motie wordt gevraagd, niet te doen ter wille van het vertrouwen dat Europa in het Nederlandse beleid kan hebben, kostenplaatjes en dergelijke. Legt u, alles overwogen hebbende, die argumenten terzijde door te persisteren bij uw verzoek van gisteren?

De heer Ter Veer (D66):

Ik leg ze niet terzijde. In de weging kom ik tot een ander oordeel en volhard ik in de lijn die ik in de motie heb neergelegd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Door te gaan inenten en daarmee Brussel voor een voldongen feit te stellen, neem je geweldige risico's en zul je de consequenties voor je kiezen krijgen.

De heer Ter Veer (D66):

Daarom is de eerste motie ook niet los te zien van de tweede, waarin geroepen wordt om een herstel van het primaat van de politiek.

De heer Huys (PvdA):

Als ik de twee moties combineer met de overwegingen daarin, constateert de heer Ter Veer dat er geweldig veel middelen van de Europese belastingbetaler nu gevoteerd worden. Is hij bereid om ervoor te kiezen dat het vaccinatiebeleid door het bedrijfsleven wordt gefinancierd en niet door de verschillende overheden? Als dat niet het geval is, kan hij mij dan uitleggen hoe het betaald moet worden?

De heer Ter Veer (D66):

Die vraag verdient een wedervraag. Hoelang gaat de Commissie door met het ongelimiteerd beschikbaar stellen van geld? Wij hebben het nog steeds over 700 mln. in dit geval in dit land. Na vanmiddag zal mijn collega Ybema ook vragen aan minister Zalm om te inventariseren hoeveel er in het totaal van de Europese Unie al is besteed en hoeveel open einden er in dit verband nog zijn, waarvoor wij nu ongelimiteerd geld beschikbaar willen stellen. De parallel met de BSE-crisis dringt zich dan op. Er werd toen in één vergadering besloten om miljarden daaraan uit te geven, zonder dat er een democratisch debat of politieke besluitvorming aan ten grondslag had gelegen. Wij hebben nu de kans om het beter te doen. Vandaar mijn pleidooi.

De heer Huys (PvdA):

Wilt u de rekening van dat beleid bij de overheden neerleggen?

De heer Ter Veer (D66):

Er worden nu honderden miljoenen aan uitgegeven. Er is dus geen reden om nu niets meer te doen en er is met name geen goede reden om door te gaan op de ingeslagen weg waarvan wij weten dat hij tot niets leidt.

De heer Huys (PvdA):

Kunt u bij benadering aangeven waar de middelen vandaan moeten komen?

De heer Ter Veer (D66):

Ook van de Europese Unie. De gelden zijn bestemd voor het ruimen van de besmette bedrijven, de schade en de complicaties als gevolg van het enten rondom de geruimde besmette bedrijven. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt binnen vier tot zes weken een dergelijke epidemie tot stand gebracht. Wij weten dat uit de tijd dat er in de Gelderse Vallei nog een pestvirus in ons land was.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! In 1989 is op Europees politiek niveau besloten tot een non-vaccinatiebeleid. Het doel daarvan was het varkenspestvirus uit te roeien door rondom besmettingshaarden onmiddellijk te ruimen. Acht, negen jaar verder moeten wij vaststellen dat dit niet lukt, met name omdat er voortdurend een virusbron is bij de wilde varkens. Dat constaterende, moeten wij ook vaststellen dat er op dit moment in Nederland sprake is van een noodsituatie en dat betekent: nood breekt wet. Ik steun de motie van D66 volledig. Ik heb al drie maanden geleden het standpunt ingenomen dat overgegaan moet worden tot vaccinatie. Wat het gaat kosten, is onzeker, even onzeker als de kosten die zijn verbonden aan het niet-inenten. Niemand weet hoelang de epidemie nog zal voortwoekeren, met alle ellende van dien voor de bedrijven en de werknemers. Dat is een openeindepolitiek waar dit kabinet altijd tegen is geweest.

De SP-fractie is van mening dat nu moet worden overgegaan tot vaccinatie, in ieder geval rondom de brandhaarden om verdere uitzwerving van het virus te voorkomen. Wij weten niet hoe heet de soep wordt gegeten als ze wordt opgediend en of Europa werkelijk de draconische maatregel zal nemen om de grenzen van Nederland voor de varkensvleesexport te sluiten. Als dat zo is, hebben wij wat de Europese solidariteit betreft nog wel wat uit te leggen aan het volk.

Mijnheer de voorzitter! Ik vind het dan ook niet juist om niet tot vaccinatie over te gaan. De minister is tegen middeleeuwse toestanden. Ik ben van mening dat onder de huidige omstandigheden niet-vaccineren een middeleeuws beleid is.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! In 1989 is in Europees verband voor het creëren van exportkansen naar nieuwe markten een beleid aangenomen waarbij het preventief vaccineren niet meer gewenst werd geacht en onmogelijk werd gemaakt. Dat kreeg de steun van het bedrijfsleven en ook van de Kamer, inclusief collega Ter Veer. Het verbaast mij in hoge mate dat het gevoerde beleid vanaf de pestuitbraak op 4 februari jl. tot vorige week door de D66-fractie is gesteund en dat nu ineens een pleidooi wordt gehouden om de gezagsverhouding in Brussel maar even om te turnen en om alle financiële risico's die verbonden zijn aan het handelen tegen de Brusselse wetgeving in maar terzijde te schuiven. De VVD-fractie heeft geen behoefte aan die risico's en wij vragen ons in gemoede af wat er toch in de heer Ter Veer is gevaren dat hij het fokverbod onmogelijk acht en zijn kaarten zet op een positie die volstrekt onhaalbaar is.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Ik vind dat de argumenten gisteren zeer uitvoerig gewisseld zijn. Wat mij bijzonder tegenviel, is dat op de argumenten van de minister geen goed weerwoord is gegeven. Men ging alleen maar op de emotionele toer, zonder de ratio en de machtspolitieke verhoudingen in Europa in de gaten te houden. Dat vind ik een route die onbegaanbaar is en ik begrijp werkelijk niet hoe collega Ter Veer van D66, die toch voorzitter is van onze algemene commissie voor Europese Zaken, en collega Van der Linden, die als ik het wel heb ook iets van Europa had kunnen weten, op deze wijze onzorgvuldig en roekeloos omgaan met de belangen van Nederland en de Nederlandse landbouw.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Het moet de heer Huys toch niet ontgaan zijn dat in het dictum van de motie van het CDA staat dat het hoog op de politieke agenda in Brussel moet komen. Bij mijn weten is er nog nooit één keer een politieke uitspraak gedaan over de mogelijkheid van selectief of beperkt enten. Het is dus nog niet eens uitgeprobeerd. Met sonderen alleen kom je er niet: je moet het agenderen.

De heer Huys (PvdA):

De minister heeft uitdrukkelijk aangegeven wat hij op welke momenten zelf heeft gedaan of heeft laten doen. Hij heeft ook uitdrukkelijk aangegeven dat het als minister neerleggen van de vraag betekent dat ook het antwoord verwacht kan worden. Dan is het toch van groot belang om te wegen wat dat gaat betekenen? Wat betekent het vaccinatiebeleid als dat in Nederland zou worden gevoerd? Realiseert men zich wel wat dit aan geweldige kosten met zich brengt voor overheid of voor overheid en bedrijfsleven, maar in ieder geval voor het bedrijfsleven, en wat het aan geweldige kosten met zich brengt op het punt van werkgelegenheidsverlies? Die verantwoordelijkheid wordt veel te lichtvaardig opgepakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! De SGP-fractie kan er niet van verdacht worden een fan te zijn van Europa. Wij hebben daarover een heldere opvatting. De besluitvorming daar staat bij ons onder kritiek, alsmede de bevoegdheden en de overdracht daarvan door ons aan Europa. Maar wij hebben ook met de werkelijkheid van doen en de minister heeft heel helder gemaakt hoe die er voor de korte termijn uitziet. De SGP-fractie zal tegen elk verzoek uit de Kamer stemmen dat de geloofwaardigheid van het beleid dat wij hier nu voor de korte termijn voeren, daar ter discussie zal stellen. Dat zou een contraproductieve actie zijn en daar zijn wij tegen, gelet op de ernst van de ontwikkeling van de varkenspest.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik dank u voor de ruimte die ik heb ontvangen om nog een motie op te stellen.

De vaccinatie stond gisteren centraal en de discussie daarover was ook heel hard nodig. Alleen lijkt mij de actie van de fractie van D66 een soort kamikazeactie. De consequenties zijn absoluut niet te overzien. De discussie zal zeker met kracht moeten worden gevoerd. In mijn ogen had de minister gisteren ook wel een krachtiger betoog mogen houden. De inzet zou moeten zijn dat er werd gevaccineerd in besmettingshaarden, maar dat zal eerst bespreekbaar gemaakt moeten worden en liefst zo snel mogelijk. Die route heeft de minister gisteren ook aangegeven. Ik neem aan dat hij dat zo nog zal bevestigen. Naar onze mening snijden de argumenten van de minister hout. Het zou veel wezenlijker zijn om een discussie te voeren over de bevoegdheidverdeling tussen onder andere het PVC en de ministerraad. Ik denk en hoop dat de minister op dat punt heel hard in zal zetten.

Tot slot dien ik een motie in over de vrijwillige fokstop. Ik heb onvoldoende antwoord gekregen op de vragen die ik daarover heb gesteld. De argumenten die de minister tegen mijn suggestie inbracht, spraken mij niet aan. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - boeren in regio's waar een vervoersverbod geldt en waar een opkoopregeling van kracht is en die op vrijwillige basis tot een fokstop willen besluiten, op dit moment niet in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding in het kader van de opkoopregeling;

  • - een vrijwillige fokstop een substantiële bijdrage kan leveren aan het voorkomen van het massaal doden van zeer jonge biggen;

  • - een succesvolle vrijwillige fokstop een uitbreiding vanStellingwerf het fokverbod overbodig zou kunnen maken;

verzoekt de regering de mogelijkhe den voor een regeling ten behoeve van een vrijwillige fokstop zo spoedig mogelijk te onderzoeken en een en ander op Europees niveau bespreekbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, Huys en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (25229).

Ik wil het volgende opmerken, zowel aan het adres van de minister als aan het adres van de collega's, in verband met eventuele interrupties. Om kwart voor drie moet het debat in elk geval afgerond zijn. Zo niet, dan gaan wij verder aan het einde van de agenda. Het woord is aan de minister.

Minister Van Aartsen:

Mijnheer de voorzitter! Dat zijn dreigende woorden. Ik zal pogen om voor kwart voor drie het antwoord van de zijde van de regering te beëindigen. Ik denk dat het moet kunnen, gegeven het feit dat wij gisteren al een urenlang debat over de thema's hebben gevoerd die vandaag wederom zijn besproken.

Ik begin ermee om de motie van de heer Van der Linden op stuk nr. 13 en de motie van de heer Ter veer op stuk nr. 15 te bespreken. Beide moties spreken uit dat er op de een of andere manier moet worden overgegaan tot een vorm van noodvaccinatie of in ieder geval tot het gebruik van het klassieke vaccin bij de preventief te ruimen bedrijven. De heer Ter Veer spreekt in zijn motie kortweg van noodvaccinatie.

Ik heb de Kamer gisteren en gisteravond in het debat verteld wat de gevolgen zijn indien Nederland een Alleingang maakt volgens de motie van de heer Ter Veer, al is het maar door met de gedachte van de motie in het Brusselse aan te landen. Dat zal ertoe leiden dat het Permanent veterinair comité, daarin vervolgens gesteund door de Europese Commissie, zal overgaan tot een exportverbod voor Nederland. Dit verbod zal waarschijnlijk Zuid-Nederland treffen. Het is niet uitgesloten dat het exportverbod zich tot geheel Nederland zal uitbreiden. Ik herinner de Kamer eraan dat dit punt eerder heeft gespeeld in het Permanent veterinair comité in februari en maart. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat het toen zover niet is gekomen. Een dergelijk scenario heeft hoge kosten als gevolg. Ik heb de bedragen gisteren genoemd. Ik zal, op verzoek van de heer Poppe, de Kamer deze bedragen per brief doen toekomen. Als ik uitga van een periode van acht maanden, betekent dit alleen al een verlies aan exportwaarde van 4 mld. Als ik spreek van, wat waarschijnlijker is, een periode van anderhalf jaar, zitten wij aan veel grotere bedragen vast. Die bedragen worden nog groter als er sprake is van exportverboden voor geheel Nederland.

De Europese Commissie geeft niet voor niets enorme bedragen uit aan de bestrijding van de varkenspest in Nederland. Dat doet de Unie alleen maar omdat men vertrouwen heeft in de aanpak die Nederland nu toepast en omdat er in Europa nu eenmaal een vaccinatieverbod en dus ook een noodvaccinatieverbod bestaat. De reactie van de Unie in dezen zal duidelijk zijn. De regering zal de verantwoordelijkheid voor zoiets niet op zich nemen. Ik moet dus met zeer veel klem de moties op de stukken nrs. 13 en 15 afraden. De gedachten daarachter werp ik verre mij.

Dan kom ik tot het verzoek, neergelegd in de motie op stuk nr. 14. Ik ben het geheel eens met de geachte afgevaardigde de heer Huys. Hij heeft gezegd: wat de heer Van der Linden in zijn motie stelt, zal, zoals al door de regering is toegezegd, gebeuren. Ik heb de Kamer duidelijk gemaakt en ik wil dat opnieuw doen, dat het niet eenvoudig zal zijn om deze non-vaccinatiepolitiek in Europa te draaien. Zoiets zal niet zonder slag of stoot gaan en zal niet tussen nu en een paar maanden zijn bereikt. Geconfronteerd met de crisis in ons land op dit punt, zal ik er alles aan doen om, ook tijdens mijn rondreis in verband met het prijzenpakket, dit thema politiek aan te kaarten. Ik wil echter niet de illusie wekken dat dit in een handomdraai geregeld kan zijn. De motie van de heer Van der Linden op dit punt is volstrekt overbodig. Het lijkt wel, voorzitter, alsof er van de kant van de regering niet voor Kamerleden maar voor lege banken wordt gesproken.

Ik wil het vervolgens hebben over de motie op stuk nr. 16. Daarvoor geldt iets dergelijks. De geschetste weg is een onbegaanbare op korte termijn. Ik heb gisteren in ander verband gezegd: het is een mission impossible. Het zou werkelijk van Don Quichotterie getuigen als wij op deze manier in Europa aan de slag zouden gaan, nog afgezien van het feit dat dit helemaal geen zaak is waarin de ministers van financiën bevoegd zijn. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat het weliswaar niet de Landbouwraad is geweest die heeft besloten tot een exportverbod voor het Verenigd Koninkrijk, maar dat de Landbouwraad wel de instantie is geweest die de gelden heeft gevoteerd die daarna noodzakelijk waren. Dit is een bevoegdheid van de Landbouwraad. Maar los daarvan: wat in deze motie wordt gevraagd, is niet uitvoerbaar. Ik moet de Kamer derhalve ook de aanneming van deze motie ontraden.

De heer Stellingwerf komt in zijn motie terug op het thema van een vrijwillige fokstop. Ik wil in dezen alle gedachten en ideeën meenemen die er leven, die zinnig uit te voeren zijn en waarover in Europees verband misschien een begin van discussie kan ontstaan. Ik ben bereid om wat in het dictum van deze motie staat, namelijk de mogelijkheden voor een regeling ten behoeve van een vrijwillige fokstop te onderzoeken en op Europees niveau bespreekbaar te maken, te doen ofschoon ik ook op dit punt niet optimistisch ben. Ik vind de gedachte die van de zijde van de heer Stellingwerf naar voren is gebracht, ten tweede male zelfs, echter dermate serieus dat ik de mogelijkheden tot realisering ervan zeker zal onderzoeken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven