Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

de Raming der voor de Tweede Kamer in 1998 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (25278);

het Verslag Bouwbegeleidingscommissie (11107, nr. 94);

de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer (PPO-voorstellen) (23686, nrs. 4 en 5).

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de voorzitter van het Presidium, de heer Bukman.

De heer Bukman:

Mijnheer de voorzitter! Met uw welnemen zal na mij mevrouw Doelman-Pel spreken over de PPO-problematiek en na haar de heer Van de Camp over de Bouwbegeleidingscommissie, voorzover daarover vragen zijn gesteld. Ik wil graag de collega's hartelijk bedanken voor hun inbreng in eerste termijn. Ik denk dat het heel goed is om op deze wijze ook eens het functioneren van ons eigen bedrijf onder de loep te nemen. En daar ging het vandaag in hoofdzaak om, het ging minder om de cijfertjes waarover weinig vragen zijn gesteld, laat staan kritische vragen.

Ik sluit mij aan bij degenen die hun dank hebben uitgesproken aan het Presidium. Van mijn kant wil ik ook graag mijn dank uitspreken aan het personeel dat vanwege de vergaderingen zeer frequent en tot zeer laat heeft gewerkt, waarbij er wellicht enig verschil is tussen de periode van voor 3 december 1996 en de periode daarna. In het jaar waarover wij het nu hebben, is er los van het eindtijdstip der werkzaamheden, buitengewoon hard en intensief gewerkt. Het is een zware belasting geweest. Dat geldt niet alleen voor het Kamerpersoneel maar ook voor het fractiepersoneel. Ik wil daar heel positief over spreken. Verder wil ik ook mijn dank uitspreken aan de medeleden van het Presidium. Het is mij heel helder geworden dat het Presidium geen partijpolitiek orgaan is binnen dit huis. Ik heb van de medeleden van het Presidium de afgelopen tijd zeer veel steun ondervonden. Ten slotte spreek ik mijn dank uit richting alle adviescommissies. Dat geldt niet alleen de PPO-commissie en de Bouwbegeleidingscommissie, maar ook het STOI, de emolumentencommissie, de commissie voor de Werkwijze en de jongste loot aan de commissieboom, de kunstcommissie.

Ik heb de antwoorden op de vragen enigermate gegroepeerd op een manier die wellicht een beetje willekeurig is, maar ik kon niet de groepering van elke afzonderlijke collega volgen, aangezien de groeperingen allemaal verschillend waren. Allereerst wil ik enkele opmerkingen maken over de werkwijze en de samenstelling van het Presidium. Onder meer door de collega's Sipkes, Poppe en Mateman is gevraagd om de publicatie van complete besluitenlijsten of notulen van het Presidiumoverleg. Zoals in de stukken staat, zijn er toch nog wat bezwaren tegen, omdat in het Presidium niet alleen zaken van organisatorische aard worden besproken die het functioneren van de Kamer raken. Er zijn ook wel eens zaken aan de orde die een hoge graad van vertrouwelijkheid hebben en de privacy van mensen raken. Dan vind ik het toch lastig om de besluitenlijsten of de notulen ervan te publiceren. Natuurlijk is er sprake van toegankelijkheid van besluitenlijsten vanwege het feit dat er leden en plaatsvervangende leden zijn die over die stukken beschikken. Die kennen wij allemaal. Langs die weg is er communicatie mogelijk. Officieel alles aan iedereen toesturen, gaat mij toch te ver.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Er is een verschil tussen publiceren en ervoor zorgen dat alle fracties in dit huis op de hoogte zijn van hetgeen besproken is in het Presidium. Ik ben zelf plaatsvervangend lid en daarom krijg ik de stukken, maar waarom zouden die niet ook aan de secretarissen van de andere fracties kunnen worden toegezonden?

De heer Bukman:

Wij staan vooralsnog op het standpunt dat de werkwijze die wij volgen een juiste is. Er is namelijk een toegankelijkheid voor degene die dat wil. Wij zijn niet zo erg happig op een te grote verspreiding, vanwege het karakter van althans een deel van de verslagen.

De heer Poppe (SP):

Ik heb geconstateerd dat er in de argumentatie een tegenstelling zit. Aan de ene kant hoeft het Presidium geen verantwoording af te leggen aan de fracties, maar aan de Kamer als geheel, maar aan de andere kant gebeurt dat om allerlei redenen niet. Daar zit een contradictie in. De heer Bukman zei dat er ook over personen wordt gesproken en dat dat niet openbaar mag worden. Daar heeft hij gelijk in, maar dat is wel te schiften van elkaar. Het gaat mij erom dat de Kamer bekend is waartoe en waarom het Presidium besluit over zaken die de Kamer aangaan.

De heer Bukman:

Dat gebeurt in de praktijk ook. Als wij beslissingen nemen over de gang van zaken tijdens de vergaderingen of over de samenstelling van de commissies, wordt de Kamer dat onmiddellijk gewaar. Wij treden daar dan mee naar buiten. In een discussie als deze is er ook een en al openheid over het functioneren van de Kamer. Wat het Presidium daarvan vindt, staat in de nota naar aanleiding van het verslag en in de toelichting op de Raming. De gedachte dat er een keer in de veertien dagen een soort geheim genootschap bijeenkomt, klopt dus niet. Men kan dat ook op geen enkele manier staven aan de hand van de ervaringen.

De heer Poppe (SP):

Daarom zou er dus ook niets op tegen zijn, als dit de argumentatie is, om die informatie te geven waarom ik heb gevraagd.

De heer Bukman:

Er worden ook een aantal dingen gepubliceerd in de Kamerbode. Ik vind dan ook dat wij aan onze verantwoordingsplicht op de juiste wijze voldoen. Verder zal ik het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering meenemen naar de vergadering van het Presidium.

De heer Poppe (SP):

De besluitenlijst en de uitvoeringen worden ons bekend, maar het gaat erom hoe die totstandkomen en wat de argumentatie is. Die zijn toch niet van ondergeschikt belang.

De heer Bukman:

Ik begrijp uw punt. Hiermee citeer ik een vroegere minister-president, die dat in een van de fasen van positieve bejegening wel eens zei.

Voorzitter! De samenstelling van het Presidium heeft de afgelopen twintig jaar nogal gevarieerd. Er zijn samenstellingen geweest in het verleden waarbij leden van de SGP en GroenLinks deel uitmaakten van het Presidium. Ik meen dat je een Presidium samenstelt voor een Kamerperiode. Als er volgend jaar om deze tijd een nieuwe Kamer is gekozen, lijkt het mij dat die Kamer moet beslissen wat voor soort Presidium zij wil hebben. In het verleden was er geen samenstelling met eeuwigheidswaarde en die is er nu ook niet. Ik denk dat de nieuwe Kamer mans genoeg zal zijn om te zeggen: het was zo en wij willen dat het nu anders zal zijn.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het is toch vastgelegd dat het op grootte van fractie gaat?

De heer Bukman:

Nee.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik heb nog nooit in deze periode de vraag voorgelegd gekregen hoe wij het Presidium zullen samenstellen. Het was gewoon: je hebt recht op een plek of je hebt dat niet en je hebt recht op een plaatsvervangende plek of niet.

De heer Bukman:

Het is mij niet bekend dat dit formeel is vastgelegd. De Kamer is vrij om het Presidium naar eigen inzicht samen te stellen. Was dit niet het geval, dan had het ook geen zin om suggesties terzake te doen. Dat die mogelijkheid er is, bevestigt de vrijheid van de Kamer om het Presidium samen te stellen naar eigen maat en model.

De heer Poppe (SP):

Kan de Kamer ook een Presidium kiezen?

De heer Bukman:

De wijze van samenstelling van het Presidium is de vrijheid van de Kamer.

De heer Poppe (SP):

Mijn voorstel is dus mogelijk?

De heer Bukman:

U zou daar een meerderheid voor moeten verwerven, maar dat is niet ongebruikelijk in dit huis.

De heer Rehwinkel (PvdA):

In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het Presidium geen openbare rol moet worden toegekend. In hoeverre is bijvoorbeeld een vertegenwoordiging bij een nationale herdenking daarmee in overeenstemming?

De heer Bukman:

In de praktijk worden voor bepaalde gebeurtenissen, manifestaties, bijeenkomsten enzovoorts de voorzitter van het Presidium of leden van het Presidium uitgenodigd. Het ligt voor de hand dat er, indien mogelijk, positief op zo'n uitnodiging wordt gereageerd. Je kunt moeilijk zeggen: de formele positie van het Presidium is zodanig dat wij besloten hebben deze uitnodiging door te zenden naar veertien fractievoorzitters, omdat zij de Kamer representeren. Het Presidium is door de Kamer samengesteld. Als zodanig mag het ook de Kamer – niet de fracties – representeren. Ik vind het overigens ook zeer normaal dat dit gebeurt.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik begrijp dat het doorgeleiden van uitnodigingen omslachtig is. Het Presidium schrijft zelf in de nota naar aanleiding van het verslag dat het Presidium behoort tot de niet in het openbaar optredende organen van de Kamer. Daarop gelet, lijkt het mij vreemd dat op zo'n uitnodiging wordt ingegaan.

De heer Bukman:

De formulering is wellicht niet zo helder. Ik treed nu ook namens het Presidium in het openbaar op.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Dat begrijp ik. Krijgen individuele leden van het Presidium ook uitnodigingen?

De heer Bukman:

Het kan voorkomen dat de afzonderlijke leden van het Presidium uitnodigingen krijgen. Als het Presidium zich laat vertegenwoordigen, wordt daarover uiteraard binnen het Presidium over gesproken. In sommige gevallen krijgen alle individuele leden een uitnodiging.

De heer Rouvoet (RPF):

Komt het wel eens voor dat een ander lid dan de voorzitter van het Presidium, anders dan bij verhindering, geacht wordt het Presidium en daarmee de Kamer te representeren? Ik kan mij dat nauwelijks voorstellen.

De heer Bukman:

Het lijkt mij niet verstandig om de gehele casuïstiek de revue te laten passeren. Soms krijgt de voorzitter van het Presidium een uitnodiging. Soms krijgen de voorzitter en beide vice-voorzitters een uitnodiging. Soms krijgen alle leden van het Presidium een uitnodiging. In dat soort gevallen wordt besproken wie de Kamer zal representeren. Dit kan de voorzitter zijn, maar ook een ander lid van het Presidium.

Ik kom op de kwestie van de autonome reisbudgetten van de commissies, waarop de heer Mateman is ingegaan. Daarvan wordt beter gebruikgemaakt. Het verschijnsel van tekorten en overschotten wordt minder dominant. Er zijn gevallen waarin uit een algemeen budget een suppletie moet worden toegekend. Dat gebeurt in hoofdzaak als goed beargumenteerd kan worden dat er exceptioneel hoge kosten zijn verbonden aan een reis die buitengewoon zinvol is.

De heren Mateman en Rouvoet hebben gesproken over de verhouding tussen het Presidium en het managementteam. De ambtelijke top is vier jaar geleden teruggebracht van vier naar drie personen. Er zijn tegelijkertijd heel wat procedures verzakelijkt, zodat er ook efficiënter gewerkt kan worden. Het managementteam rapporteert permanent aan het Presidium over zijn daden en voornemens, hetgeen deel uitmaakt van de beraadslagingen in het Presidium. Ik durf dan ook te zeggen dat de afstand tussen het Presidium en het managementteam eerder kleiner dan groter is geworden.

De heer Rehwinkel heeft over 1 mei gesproken. Het is niet zinvol om nu over die datum een beslissing te nemen, terwijl er ook andere dagen, ook al hebben zij een ander karakter dan de 1ste mei, voor bepaalde fracties een vergelijkbare waarde vertegenwoordigen. Hierover kan wellicht een keer ten principale worden gesproken. Het kan daarbij dan gaan over de toogdag van Sint Jozef die de heer Mateman heeft genoemd, maar ook over een lang bestaande gewoonte om op derde pinksterdag niet te vergaderen. Ik noem ook de carnavalsdagen. Er moet ieder jaar op ad-hocbasis een beslissing worden genomen over de invulling van vrije dagen van het jaar erop – of recesdagen of werkdagen domineren – en over de wijze waarop daaraan zodanig invulling wordt, gegeven dat het werk gedaan kan worden en er niet dusdanig veel onderbrekingen zijn dat de continuïteit daarmee in gevaar komt.

Ik kom op de huisvesting en de wijze waarop wij gebruikmaken van onze faciliteiten. De heer Remkes heeft gevraagd welke criteria worden gehanteerd voor gebruik van de grote zaal voor andere dan plenaire bijeenkomsten. Ik heb een aantal keren toestemming verleend om een notaoverleg in de grote zaal te houden. Daarbij was het voornaamste criterium de te verwachten belangstelling. De heer Remkes heeft een bijeenkomst gememoreerd waarop er bij wijze van spreken staanplaatsen waren. Als tijdig wordt gemeld dat er veel belangstelling wordt verwacht, is er in beginsel geen bezwaar om ook voor andere dan plenaire bijeenkomsten deze zaal te gebruiken. Het gaat daarbij meestal om de maandagen.

De heer Remkes heeft gevraagd naar het elektronisch stemmen. Een ambtelijk rapport daarover verschijnt in november. Wij zullen de Kamer daarover onmiddellijk inlichten.

Mevrouw Sipkes heeft gesproken over de toegankelijkheid voor gehandicapten. Wij zijn van mening dat die in het algemeen redelijk goed is. Als er heel duidelijke knelpunten zijn, willen wij die graag in detail weten. Aan het Presidium is voorgelegd dat een van onze collega's vanwege een handicap veel moeite heeft met het bedienen van de interruptiemicrofoon. Ik vind dat wij in dat soort dingen moeten voorzien. Dit huis moet geen handicaps opleveren voor mensen die gehandicapt zijn.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het gaat hierbij vooral over de toegankelijkheid van de publieke tribune en over het feit dat de lift achter de hekken zit. Als de hekken verplaatst zouden worden, zou die toegankelijkheid beter zijn. Vaak wordt alleen gedacht aan rolstoelgebruikers, maar ook ouderen met een stok of iets dergelijks vinden het vaak eng om de grote roltrap te nemen. Dat is het concrete voorbeeld dat ik geef. Als de voorzitter van het Presidium toezegt dat het Presidium daarnaar wil kijken en ons daarover wil rapporteren, is voor mij de kous af.

De heer Bukman:

Zeker.

De heer Remkes sprak over de huisvesting van de pers- en tijdschriftendocumentatie. Er komt een nieuw huisvestingsplan. Plein 23 zal daarbij ook in ogenschouw worden genomen. Het Presidium voelt er niet zo erg veel voor om nu op ad-hocbasis de pers- en tijdschriftendocumentatie twee verdiepingen te laten zakken om vervolgens te moeten constateren dat de ligging betrekkelijk excentrisch blijft. Ik heb de klachten daarover ook gehoord toen ik op bezoek was op die afdeling tijdens mijn rondtocht door het huis. Daar had men het idee dat zij niet voldoende konden functioneren omdat zij zo excentrisch gelegen waren. Dat dit een erg groot bezwaar is, betwijfel ik, maar als er veel klachten over zijn, moet worden bekeken of daar in het kader van het huisvestingsplan, dat ook Plein 23 omvat, een oplossing kan worden gevonden.

De heer Mateman sprak over de afspraken met de Rijksgebouwendienst. De directie facilitair bedrijf heeft voortdurend aan de bel getrokken bij de Rijksgebouwendienst over de renovatie van het voormalige ministerie van Koloniën. Helaas is een en ander tot op heden niet geëffectueerd. De directie zal daar op blijven hameren.

Collega Jeekel heeft een vraag gesteld over een aparte ruimte voor enquêtes. Het aantal enquêtes en onderzoeken groeit. Je moet er dan ook rekening mee houden dat als je daar een faciliteit voor wilt hebben, die in feite permanent beschikbaar moet zijn. Daarmee wil ik niet beargumenteren dat er altijd enquêtes en onderzoeken gehouden moeten worden, maar je moet een ruimte hebben die daar geschikt voor is. De oude zaal is daar ongeschikt voor. Zij is mooi voor alles, maar niet voor alles geschikt. De techniek is er niet op afgestemd. Bovendien willen wij de oude zaal graag beschikbaar houden voor passende representatieve activiteiten. De belangstelling daarvoor is zo groot dat het niet handig is om die ruimte ook te reserveren voor enquêtes en onderzoeken. Als er meer ruimte nodig is voor parlementaire enquêtes, kunnen wij daarmee ook rekening houden bij het inrichtingsplan voor Plein 23.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Bij mijn weten is de oude zaal een paar maal gebruikt voor enquêtes en onderzoeken. Een evaluatie heeft plaatsgevonden. Concludeert het Presidium dat die ruimte daarvoor toch ongeschikt is?

De heer Bukman:

Hij is niet erg geschikt en bovendien ontstaat er dan concurrentie met andere doelen waarvoor wij de oude zaal willen gebruiken. Reagerend op een desbetreffende vraag van collega Remkes, meen ik dat wij in het kader van een totaal huisvestingsplan, waar Plein 23 bij betrokken wordt, ook dat probleem moeten kunnen oplossen.

Collega Jeekel heeft gevraagd of meer fractieondersteuning leidt tot extra huisvestingsbehoefte. Dat kan, maar het hoeft niet. Uitbreiding van de fractieondersteuning kan leiden tot meer mensen of tot hoger gekwalificeerde mensen; in het laatste geval zijn er niet méér vierkante meters nodig. Ook dit moeten wij bezien in het kader van het totale huisvestingsplan.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Betekent dit dus dat het Presidium het uitgangspunt dat de ondersteuningsregeling per saldo niet zal leiden tot extra ruimtebeslag in die strakke zin loslaat?

De heer Bukman:

Het Presidium laat dat niet los, maar uitbreiding van fractieondersteuning leidt niet per definitie tot meer ruimtebeslag.

De heer Remkes (VVD):

Per definitie hoeft dat inderdaad niet; daarover ben ik geheel met het Presidium eens. Maar in de stukken die wij onder ogen hebben gekregen, stond het tegendeel.

De heer Bukman:

Dat was een beetje aan de stellige kant, denk ik.

De heer Jeekel is ingegaan op het aantal vierkante meters per Kamerlid en van de leden plus medewerkers. Het antwoord is nogal technisch van aard, waarvoor excuses. De berekening is niet: 48 vierkante meter gedeeld door vier. Het gaat om 18 vierkante meter voor een Kamerlid en driemaal 10 vierkante meter voor de medewerkers; dan kom je ook op 48 uit. En deze berekening is vastgesteld door de Kamer, misschien in een andere samenstelling, maar de Kamer is de Kamer is de Kamer. Er wordt bij het totale huisvestingsplan rekening gehouden met de mogelijkheid dat er 150 kamers van 18 vierkante meter effectieve oppervlakte beschikbaar zijn. Het zal lastig zijn om dat al millimeterend precies te doen kloppen, maar dat is het streven.

Het Presidium heeft uitgesproken dat het goed zou zijn dat er een werkplek komt op Plein 23, waar europarlementariërs van gedachten kunnen wisselen met nationale parlementariërs en misschien ook kleine vergaderingen kunnen organiseren. Het is niet de bedoeling om alle europarlementariërs daar een kamer te geven. Het gaat om faciliteiten waarvan men gebruik zou kunnen maken. Mocht blijken dat er van die faciliteiten geen gebruikgemaakt wordt, dan komt er ruimte beschikbaar voor andere doeleinden. We zullen in elk geval niet een type faciliteit creëren waar je overigens niets mee kunt.

De heer Remkes (VVD):

Precies! Ik zou er maar een multifunctionele ruimte van maken.

De heer Bukman:

Met een koffieautomaat.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Wat krijgen de europarlementariërs nu precies? Komt er extra vergaderruimte?

De heer Bukman:

Werkruimte met een bureautje en een telefoontje, waar zij mensen kunnen spreken, enzovoort.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Is die ruimte gekoppeld aan een lid van het Europees Parlement of is het een vrij algemene ruimte waar wisselend gebruik van kan worden gemaakt?

De heer Bukman:

Als het eerste het geval zou zijn, zouden wij 27 kamertjes moeten hebben; dat is niet de bedoeling. Het gaat om een ruimte met een paar faciliteiten, zodat men daar terechtkan, maar liever niet met z'n zevenentwintigen tegelijk en iedereen een eigen kamer. Dan zouden wij aan een beduidend aantal van die 27 "nee" moeten verkopen.

Er zijn enkele vragen over de informatievoorziening gesteld. Er is gevraagd naar de stand van zaken rond Kamer 2000. In de eerste weken van juni zal de eerste inventarisatie- en definitiestudie van integratiebestanden gereed zijn. Verwacht wordt dat de uitwerking hiervan in twee fasen zal plaatsvinden en dat het nieuwe informatiesysteem het volgende jaar vóór het zomerreces gereed zal zijn. Het betreft de inrichting van nieuwe informatiebestanden ter ondersteuning van het primaire proces.

De beschikbaarheid van informatie over het primaire proces op Internet is in oktober 1996 gerealiseerd. Dat hiermee in een behoefte wordt voorzien, blijkt uit het gebruik. De site wordt 9000 keer per dag geraadpleegd. In totaal is de site meer dan 2 miljoen keer geraadpleegd door 20.000 verschillende gebruikers; 75% van de raadplegingen kent zijn oorsprong in Nederland; de overige 25% komt uit 40 verschillende landen. Dat een en ander functioneert, wordt aangetoond met deze getallen die al dan niet tot de verbeelding spreken, maar in elk geval indrukwekkend zijn.

In de loop van 1997 zal de intranetvoorziening worden uitgebreid met informatie voor de eigen organisatie. Ook zal de dienstverlening van de documentaire diensten worden afgestemd op de ontsluiting van informatie middels Internet.

Wat e-mail betreft kan ik zeggen dat elektronische post beschikbaar is voor iedereen die dat wil. Dit geldt zowel voor gebruik binnen de eigen organisatie als voor gebruik daarbuiten.

De heer Rehwinkel vraagt wanneer de elektronische stukken van KabNA en Algemene Zaken kunnen worden aangeleverd. Ik kan meedelen dat het overleg hierover naar verwachting dit najaar tot resultaat zal leiden.

De postrobot werkt niet ideaal maar is wél te gebruiken. Aanpassingen worden voorbereid en men verwacht dat deze zullen leiden tot gewoon, regulier gebruik. Daarvoor is hij ook aangeschaft. Het zou buitengewoon betreurenswaardig zijn wanneer de bedoelde aanpassingen niet tot het gewenste resultaat zouden leiden. Als de postrobot goed functioneert, zal de extra werkbelasting voor het personeel tot het verleden behoren.

Vervolgens ga ik in op vragen over de PTT-brievenbus in het gebouw, zulks in verband met het tussen vijf en zes uur vol zijn van brievenbussen in de omgeving. Wij bespreken ook kleinere maar niettemin wezenlijke zaken. De PTT is vrij in het plaatsen van brievenbussen. Deze kwestie is al eerder aan de orde gesteld, maar toen werd een verzoek niet door de PTT gehonoreerd. Bovendien kan elke werkdag tot 16.00 uur en in spoedgevallen zelfs tot 17.15 uur post worden aangeleverd bij de afdeling postzaken die de poststukken meegeeft aan de afhaalronde van de PTT. Meer wijsheid heb ik op dit punt niet te bieden.

De heer Rehwinkel heeft enkele vragen gesteld over buitenlandse kamerstukken en handelingen. Wat dit betreft heeft indertijd, onder de vorige griffier, een sanering plaatsgevonden door het voormalige hoofd BIDOC. Deze sanering had vooral betrekking op stukken uit Italië en enkele Oost-Europese landen. De Kamer beschikt nu nog over stukken uit de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg. Deze stukken worden gratis aangeleverd, in ruil voor onze eigen stukken. Een uitzondering op dit systeem is Engeland; vandaar het desbetreffende bedrag in de Raming. In de jaren tachtig heeft Engeland de ruilovereenkomst beëindigd. Daarna moesten wij gaan betalen. Wij vonden het echter relevant om toch Engelse stukken hier te hebben. Mij is meegedeeld dat die hier een aantal keren per maand worden geraadpleegd, voor een deel door Kamerleden en voor een deel door studenten en wetenschappers. Het gaat in bijna alle gevallen om stukken waarvan geen verdubbelingen in Nederland aanwezig zijn. Men moet dus hier komen.

De heer Remkes heeft gevraagd naar het Sdu-contract. Dat contract is inmiddels zo gewijzigd dat opzegging op ieder moment mogelijk is, met een opzegtermijn van twee jaar. Dat betekent dat het contract in elk geval later dan 1 mei 1999 afloopt en dat de Sdu tot dat tijdstip een belangrijke rol blijft spelen bij de productie van Kamerstukken. Deze verlengde contracttermijn geeft de contractpartijen de mogelijkheid om met elkaar in te spelen op de heel snelle ontwikkelingen op informatiegebied. Daarom vinden wij de weg die gekozen is eigenlijk een heel goede weg.

De heer Rouvoet heeft een vraag gesteld over de toegang tot het Kamernetwerk. Het inbellen van leden is op de huidige wijze opgezet om hen op veilige wijze toegang te verlenen tot het Kamerstuk dat zij willen. Het doel daarvan is in eerste instantie om te kunnen beschikken over de basisinformatie die men wil hebben. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om van daaruit Internet te bereiken.

De heer Rouvoet (RPF):

Mijn oorspronkelijke vraag is dan nog of het voor de hand ligt dat Kamerleden of hun familieleden thuis op kosten van de Kamer uitgebreid op Internet kunnen surfen. Dat was de strekking van mijn vraag.

De heer Bukman:

Nee, dat ligt niet voor de hand. Een Kamerlid zal er ook voor moeten waken dat dit niet gebeurt. Kinderen, broers, zusters, ouders of grootouders zullen zij daartoe extra moeten opvoeden, als dat nodig is.

De heer Rouvoet (RPF):

Ik versta dit heel goed. De principiële vraag is echter of het voor de hand ligt om op kosten van de Tweede Kamer van huis uit gebruik te maken van die faciliteiten. Ik kan mij ook voorstellen dat dit gewoon voor rekening van de Kamerleden zelf is. Het hoort dan bij de werkplek thuis. Er zijn kosten aan verbonden als je van daaruit Internet wilt raadplegen.

De heer Bukman:

Wij hebben er in gemeen overleg voor gekozen om het zo te doen. Dat levert uit een oogpunt van papierkosten en dergelijke grote besparingen op. Dat daardoor de mogelijkheid ontstaat om van een faciliteit misbruik te maken, betekent een grotere verantwoordelijkheid van het individuele Kamerlid.

De heer Rouvoet (RPF):

Het gaat niet alleen om het misbruik, het gaat ook om het gebruik. Het gebruik stimuleren vind ik prima; daar ben ik voor. Wij verschaffen Kamerleden echter ook geen postzegels voor brieven die zij van huis uit verzenden. Evenmin zie ik de noodzaak dat men thuis op de werkplek op kosten van de Tweede Kamer contact zoekt met Internet. Ik zie daarvan de logica niet in.

De heer Bukman:

Wij hebben daartoe besloten omdat in het gehele pakket van informatievoorziening en communicatie een aantal bezuinigingen zijn doorgevoerd. Dit maakt daar deel van uit. Ik zie eigenlijk niet zoveel reden om nu te zeggen dat een deel afgezonderd moet worden en voor rekening van man c.q. vrouw moet komen.

De heer Jeekel (D66):

Om even een ander signaal te geven aan de voorzitter van het Presidium: gegeven onze rol als Kamerlid, een aantal dagen hier en een aantal dagen thuis, en met het oog op ons optimale functioneren is het alleen maar heel handig dat wij een dergelijke voorziening hebben. Het is natuurlijk volstrekt logisch dat wij daarmee voorzichtig moeten omgaan tegenover onze familieleden of wie ons huishouden ook maar rijk is.

De heer Bukman:

Wat de communicatie betreft heeft de heer Jeekel een vraag gesteld over de groeiende belangstelling van regionale omroepen voor het parlementaire werk. Door de stafdienst communicatie wordt daarop ingespeeld door het geven van faciliteiten aan de desbetreffende regionale omroepen. Als zij intensieve begeleiding willen of behoeven, kan dat gebeuren vanuit de stafdienst communicatie.

De heer Jeekel heeft ook gevraagd of na afloop van het debat direct op Teletekst en Internet een samenvatting kan worden gegeven. Dat kan, maar dan moet de Raming wel ernstig worden aangepast. Het geven van een adequate samenvatting, onmiddellijk na afloop van het debat, is ingewikkeld. Het kan best, maar niet binnen het kader van de huidige Raming.

De heer Jeekel (D66):

Ik koppelde deze vraag aan het Presidium aan de wat "urgentieachtige" tekst over de regie van de informatievoorziening, die de Kamer kwijt zou zijn. Ik zie dat het Presidium daarvan in de nota naar aanleiding van het eindverslag schrijft: wij moeten de eenduidigheid en de consistentie van de informatievoorziening zelf kunnen bepalen en wij moeten ook kunnen bepalen wat wij daaronder verstaan. Ik probeer te zoeken naar een antwoord op de vraag wat die regie van de informatievoorziening inhoudt en wat ook de eenduidigheid en de consistentie van de informatievoorziening inhouden voor het Presidium. Ik heb een suggestie gedaan, maar er zijn ook andere suggesties gedaan, zoals het starten van een tv-kanaal. Wat verstaat het Presidium onder de regiefunctie?

De heer Bukman:

In ieder geval niet dat wij toe willen naar een stevige uitbreiding van het personeelsbestand van onze communicatieafdeling om na elk debat even snel en behendig een hapklare brok te maken waaruit precies duidelijk wordt wat de essentie van het debat is geweest en waartoe het heeft geleid. Ik merk in de praktijk dat de media wel een samenvatting kunnen geven van debatten die een zekere relevantie hebben. Zij doen dat in de praktijk ook. Ik weet niet of het onze taak is om dat van hieruit te doen. Het is best mogelijk dat er dan weer meningsverschillen ontstaan over de tekst van de samenvatting, dus over de vraag of de samenvatting wel adequaat is, gegeven het feit dat er vaak veertien fracties participeren in de discussie. Men moet maar eens in acht regeltjes een adequate samenvatting geven van datgene wat er gebeurd is in het debat. Dat is een heel ingewikkelde zaak. Het Presidium is van mening dat wij er niet aan moeten beginnen, zolang er nog voldoende publieke belangstelling bestaat voor ons werk.

De heer Mateman (CDA):

Op die laatste zin zat ik te wachten. Wij hebben onafhankelijke media in ons land en wij hebben het ANP. Laten wij dat niet dupliceren door het maken van semi-ambtelijke verslaglegging van datgene wat hier gebeurt, met alle problemen van dien. Men kan het allemaal volgen en ik kan mij nauwelijks mensen voorstellen die thuis zitten te wachten totdat de pc kan worden ingeschakeld om een samenvatting te zien, nadat zij eerst de rechtstreekse lijn niet hebben willen beluisteren.

De heer Vos (PvdA):

Nou...!

De heer Mateman (CDA):

Collega Vos wél, begrijp ik. Ik heb van nabij kunnen waarnemen dat hij heel handig is met de pc. Hij is er zo handig in dat hij deze categorie amateurisme inmiddels verlaten heeft.

De heer Bukman:

Ik ben het met de heer Mateman eens.

Ik maak een paar opmerkingen over milieuzaken die hedenochtend aan de orde zijn geweest. Mevrouw Sipkes heeft gevraagd naar de afvalscheiding. Glas, papier, karton en klein chemisch afval worden gescheiden. Dan blijft er een beperkte hoeveelheid kantoorafval over. Een deel gaat terug naar de leverancier of wordt door leveranciers afgehaald of gaat naar het klein chemisch afval. Er wordt dus gescheiden aan de bron. Verder hangt er veel af van het gedrag van de bewoners van dit huis.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Nee...

De heer Bukman:

Ja! U zegt "nee" maar het is "ja"! Daar hangt zeer veel van af. Je kunt natuurlijk procedures introduceren, waardoor het milieuvriendelijk werken met elkaar wordt bevorderd.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Dat "nee" moet ik nuanceren, want het hangt natuurlijk ook af van het gedrag van de bewoners. Als je echter zo nu en dan eens buiten kijkt naar de bakken, vraag je je af of er überhaupt nog iets gescheiden wordt. Vroeger werd ook alles mooi gescheiden en vervolgens in één bak afgevoerd. Daar schieten we dus niets mee op.

De heer Bukman:

Als het gescheiden afval wordt gehergroepeerd, heb je eerst wat bereikt en dan weer wat verloren! Dat moet dus niet.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Precies! Het gaat ook even om het laatste restje.

De heer Bukman:

Ja, dank u zeer!

De heer Rouvoet heeft gevraagd naar de EER-maatregel. Op Binnenhof 1A zijn nog niet alle wenselijke energiebesparende maatregelen ingevoerd. Er is een energieactieplan, waarin ook extra maatregelen voor Binnenhof 1A zijn opgenomen.

De heer Jeekel heeft gesproken over de interne milieuzorg. Er is een milieuactieplan in voorbereiding, een activiteit voor de in het afgelopen jaar benoemde hoofd civiele afdeling en chef bedrijfsbureau bij de interne dienst. Het milieuplan is dus in voorbereiding en dat zal de Kamer zeker bereiken zodra het klaar is.

Voorzitter! Het kan natuurlijk een goede voorbeeldfunctie hebben als wij groene stroom zouden gaan gebruiken, maar de kosten mogen natuurlijk ook een rol spelen. Het Presidium is bereid om alsnog te onderzoeken wat de extra kosten van het gebruik van groene stroom zullen zijn en daarbij ook te bekijken hoe de meerkosten gedekt kunnen worden. Dat hoort er natuurlijk wel bij, zo zeg ik in antwoord op vragen van mevrouw Sipkes, de heer Remkes en de heer Rehwinkel.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het was met name de zeer afwijzende reactie van het Presidium in de schriftelijke voorbereiding: het kost meer en daarom doen we het niet. Ik vind dat dat echt niet kan.

De heer Bukman:

Nou ja, als u nu goed naar mij geluisterd hebt...

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ja, en dan is mijn volgende vraag of nu inderdaad bereid bent om te kijken naar de eventuele meerkosten. Dat kan ook op zeer korte termijn?

De heer Bukman:

Ik kan u niet zeggen dat het over tien dagen zover is, maar we zullen dat op korte termijn doen. Dan wordt de rekening erbij gelegd, niet alleen van wat het meer kost maar ook van de wijze waarop die meerkosten naar onze mening gedekt moeten worden.

Voorzitter! Mevrouw Sipkes heeft gesproken over het soort werk en de daarbij behorende kleding inclusief schoeisel. De interne dienst zal inventariseren en, zo nodig, kledingpakketten voor specifieke functies uitbreiden.

De heer Jeekel heeft gevraagd of wij ernaar streven om op termijn de regionale streefcijfers te behalen. De Kamer heeft in dit geval een extra handicap, omdat het volume klein is. Het volume is klein en het aantal vacatures is niet groot. De mogelijkheid om inhaalmanoeuvres uit te voeren, is daarom niet zo groot. U kunt er echter van verzekerd zijn dat het Presidium ernaar streeft om die regionale streefcijfers te behalen.

De heer Jeekel heeft een vraag gesteld over het ziekteverzuim. We hebben een project verzuimbeleid in huis, dat inhoudt dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van mensen nauwkeurig worden omschreven. Het houdt ook een monitoring van het beleid in: je voert een bepaald beleid en je gaat na in welk tempo dat slaagt en waar het hem in zit als het te langzaam gaat. Wij hebben een werkgroep die zich bezighoudt met de concretisering van de voorstellen in het kader van het project verzuimbeleid.

Collega Rehwinkel is ingegaan op de functie-eisen van de bodedienst. Moeten de dames en heren die deel uitmaken van de bodedienst de moderne talen vloeiend spreken? Dat hoeft niet. Maar een zekere basiskennis is wel van belang. Deze medewerkers moeten vaak communiceren met gasten die binnenkomen. Enige kennis van de moderne talen is niet een absoluut vereiste, maar is voor het goed kunnen functioneren bij deze dienst wel wenselijk. Degenen die deel uitmaken van de bodedienst hoeven niet te excelleren in kennis van het integrale management. Maar vanwege de diversiteit van de functie en de rol die zij in de organisatie vervullen, is enige kennis van zaken op dit terrein wel wenselijk.

Enkele collega's hebben gesproken over de taxiregeling. Zij deden dat in kritische zin, terwijl het Presidium van mening is dat de taxiregeling eigenlijk wel goed functioneert. De regeling voor vrouwelijke personeelsleden bestaat al vanaf 1985 en is gemotiveerd door de risico's die vrouwen 's nachts op straat en in het openbaar vervoer lopen. Dat is dus een ander type motivering dan gelijke behandeling. Het ging hierbij om de vraag: is er sprake van gelijke risico's? Dat is het punt. Toen is deze regeling totstandgekomen. Mannen lopen natuurlijk ook risico's, maar niet in dezelfde mate. Dat is destijds de rechtvaardiging geweest voor deze ongelijke behandeling. Het Presidium vond dat destijds niet per definitie discriminatoir.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Die regeling is inmiddels twaalf jaar oud. Er is in de Kamer, bij de behandeling van de Raming, bij herhaling over gesproken. Ik vind het echt een verouderde motivatie. Nu wordt aangegeven dat daartoe werd besloten op grond van de grotere risico's. Ik heb het ook naar voren gebracht omdat mensen hier tot laat aanwezig moeten zijn. Het is gerechtvaardigd dat zij sneller thuis kunnen komen.

De heer Bukman:

U spreekt nu over twaalf jaar geleden, maar de regeling is in 1995 – toen het vervoersplan werd goedgekeurd – niet gewijzigd. Het is niet iets dat zijn oorsprong vindt in het grijze verleden en waarover vervolgens nooit meer is gediscussieerd. Er is in 1995 heel bewust toe besloten om de regeling niet te wijzigen. Maar als de Kamer meent dat die wel gewijzigd moet worden, kan daarover van gedachten worden gewisseld. Ik denk dat wij er ernstig over van mening verschillen. Maar goed, dat is niet erg.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

De regeling is toen ongewijzigd gehandhaafd. Ik weet niet meer de precieze formulering, maar ik meen dat toen gesteld is dat een en ander nader bekeken zou worden. Ook zou worden bezien of er sprake was van ongelijke behandeling, dus of in strijd met de Wet gelijke behandeling werd gehandeld. In dat licht is er een oordeel gegeven. Maar ik ben het met dat oordeel gewoon niet eens.

De heer Bukman:

Dat is helder.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik heb in het kader van de taxiregeling nog een ander aspect aan de orde gesteld, namelijk het gebruik van de parkeergarage. Vroeger stond het gebruik daarvan door Kamerleden gelijk aan het gebruik door Kamermedewerkers. Daaraan is in 1995 met het vervoersplan een einde gekomen. De Kamermedewerkers hebben niet meer dezelfde rechten als Kamerleden. Zoals gezegd, heb ik daar nog steeds problemen mee. Mijn vraag is: is het niet beter om althans voor de Kamermedewerkers die avonddiensten draaien, de parkeergarage weer bruikbaar te laten zijn? Dat geldt immers ook voor Kamerleden. Dan kan in de avonduren worden gekozen tussen de taxiregeling of ander vervoer. De problemen zitten voor ons met name in de avonduren.

De heer Bukman:

Met het plan hebben wij in het algemeen geprobeerd het eigenautovervoer terug te dringen. Als de heer Poppe dit wil introduceren, maakt hij een slag de andere kant op. De regeling heeft natuurlijk geen eeuwigheidswaarde.

De heer Poppe (SP):

Een taxi is ook een auto. Of je nu met een taxi of met je eigen auto naar huis gaat, dat maakt niet uit. Het gaat om de avonduren. De mensen zouden moeten kunnen kiezen tussen de taxiregeling of het gebruik van de eigen auto. Voor het autogebruik maakt dat niet uit, want een taxi rijdt ook op vier wielen.

De heer Bukman:

Het voordeel van een taxi is dat er altijd twee mensen in zitten.

De heer Poppe (SP):

Als je bij elkaar in de buurt woont, kan dat ook met de eigen auto. Het lijkt mij weer niet zo'n sterk argument. Ik verzoek het Presidium nog eens te kijken naar het gebruik van de parkeergarage door het Kamerpersoneel in de avonduren.

De heer Bukman:

Ik ben best bereid om daar in het Presidium nog eens naar te kijken. Dit moet u niet beschouwen als een soort toezegging als zou het Presidium op dit punt overstag zijn.

Voorzitter! Ik kom op de privatisering van een aantal diensten van de Kamer. Vanmorgen is daar nogal uitvoerig de aandacht voor gevraagd. Het Presidium heeft het begrip "privatisering" niet voor de eeuwigheid van een taboe voorzien. Ik haak aan bij wat de heer Rehwinkel vanmorgen gezegd heeft. Als je een aantal besluiten tot privatisering of niet-privatisering genomen hebt, is het niet goed om de zaak elk jaar weer op te rakelen. Je moet niet elk jaar weer zeggen: wij moeten hier of daar nog eens naar kijken. Nee, er is weloverwogen een lijn gekozen, ook voor het restaurantbedrijf. Wij hebben voor het restaurant in 1990 een weg gekozen, ook op basis van externe adviezen. Ik vind het prima om elk jaar alles weer door te lichten op de vraag of het geprivatiseerd niet beter zou kunnen, maar de heer Rehwinkel heeft terecht gezegd dat wij ervoor moeten oppassen dat wij de onrust tot een continuüm in ons bedrijf maken. Dat lijkt het Presidium niet goed.

De flexibiliteit die wij in eigen beheer zonder privatisering hebben kunnen realiseren, werkt goed, ook ten aanzien van de Stenografische dienst. Ik heb er echt bezwaren tegen om deze dienst te privatiseren. Ik zou haast zeggen: privatiseer de griffie er dan ook maar achteraan.

De heer Poppe (SP):

Ik vraag de voorzitter van het Presidium om een wat krachtiger protest tegen het jaarlijks terugkerende verhaal over privatisering. Ten eerste omdat het werk hier vrij specifiek...

De voorzitter:

Ik onderbreek u. Dit punt is door leden opgebracht. Op dat moment had u hen kunnen interrumperen. Nu geeft de voorzitter van het Presidium een antwoord en gaat u over die boeg weer uw opvattingen over privatisering ventileren. Dat doet u maar in uw tweede termijn.

De heer Poppe (SP):

Ik heb het antwoord afgewacht...

De voorzitter:

U hebt een tweede termijn voor een reactie.

De heer Bukman:

De heer Rouvoet heeft gevraagd waarom een extern bureau is ingeschakeld voor de selectie van sollicitanten voor de functie van assistent-griffier. Voorzitter! Als er op een vacature 700 sollicitanten reageren en je wilt daarmee serieus omgaan, is het een zware belasting om dat met de eigen mensen te doen. Na de eerste selectie, die met inschakeling van een extern bureau heeft plaatsgevonden, waren er toch nog 40 sollicitanten over. De heer Rouvoet suggereerde dat de functie van assistent-griffier een soort voorfunctie voor de functie van griffier is. Dat is niet zo. De functie van assistent-griffier heeft een eigenstandige betekenis. Voor jonge academici kan dit een buitengewoon goede aanloop zijn voor een verdere carrière in dit huis, maar assistent-griffiers worden niet "aangeschaft" om een soort reservoir te hebben waaruit later plaatsvervangend griffiers kunnen worden geput. In dit huis bestaat de regel dat als er een vacature van plaatsvervangend griffier komt, eerst in eigen huis wordt gezocht naar goede kandidaten. Als dat niet of in onvoldoende mate het geval blijkt te zijn, gaan we buitenshuis kijken. Daarbij krijgen we dan vaak te maken met een zeer grote stroom sollicitanten, vermoedelijk omdat de functie van assistent-griffier een aantrekkelijke functie is.

De heer Rouvoet (RPF):

Omdat ik niet wist of dit een doorstroomfunctie was, heb ik mijn vraag gesteld. Verder heb ik gevraagd of een en ander tot zijn recht zou komen, welke vraag u heeft beantwoord. Maar ik wil nog even terugkomen op dat externe bureau. Ik begrijp natuurlijk ook wel dat 700 brieven om te selecteren heel wat capaciteit vergt. Maar ik neem aan dat zo'n extern bureau nogal wat kost. Aangezien het bij de eerste selectie gaat om de criteria die hier in huis zijn aangelegd voor het goed kunnen functioneren voor de specifieke functie van griffier, denk ik dat de deskundigheid daarvoor ook hier kan worden gevonden.

De heer Bukman:

Dat is waar. Die mensen worden natuurlijk wel enigszins gebrieft voordat ze aan het werk gaan. Maar dat betekent nog niet dat er voldoende capaciteit in huis is om 700 brieven van sollicitanten op een goede manier te beoordelen. Het is zo klaar als een klontje dat inschakeling van een extern bureau wat kost. Maar de beschikbare capaciteit voor een goede en rechtvaardige beoordeling maakt het wel eens nodig om een beroep te doen op een extern bureau. Als je daarvoor in eigen huis iets wilt hebben, kost dat vier keer zoveel.

De heer Remkes (VVD):

Sommige bedrijven plaatsen wel eens wervingsadvertenties, sommige fracties doen dat ook wel eens, soms is de toeloop daarop groot, maar dat wil nog niet altijd zeggen dat je dus ook om die reden met een extern bureau gaat werken. Ik vind die motivatie niet afdoende.

De heer Bukman:

Die motivatie is gelegen in het feit dat als het evident is dat in eigen huis geen capaciteit aanwezig is om binnengekomen brieven op een rechtvaardige wijze te beoordelen, een extern bureau moet worden ingeschakeld. Dat hoeft overigens niet altijd zo te zijn.

De heer Remkes heeft gevraagd of alle aanbevelingen van het rapport-Berenschot zijn uitgevoerd. Voorzitter! Aan de aanbevelingen van Berenschot over de ambtelijke ondersteuning van de commissiebureaus wordt voorzover het de structuur van die bureaus betreft gewerkt. Geleidelijk aan zal dit worden geformaliseerd. De aanbevelingen die, naar het voorbeeld van de financieel-comptabele ondersteuning op legislatief en Europees terrein, betrekking hebben op de overlegstructuur en de kwaliteitsintensivering in de ondersteuning, zijn in uitvoering. Aan opleidingen en het ontwikkelen van managementervaring wordt als éducation permanente dus steeds gewerkt. Bij het toewijzen van griffiers aan commissies worden kwaliteit en continuïteit als uitgangspunten gehanteerd. Echter, dat betekent niet dat griffiers voor hun hele loopbaan hier gekoppeld moeten worden aan een bepaalde commissie. Voor en na moet reshuffeling plaatsvinden om ook het generalisme binnen de griffierswereld een belangrijke positie te doen behouden.

De heer Remkes heeft gevraagd of er naar het model van andere landen een onafhankelijk begrotingsbureau kan komen. Die vraag zullen wij meenemen in de werkzaamheden van de werkgroep vanuit de commissie voor de Werkwijze die zich bezighoudt met de mogelijkheden terzake van parlementaire onderzoeken.

Vervolgens maak ik een enkele opmerking over de financiën. Vanmorgen is daar niet zo erg veel aandacht aan besteed. De heer Remkes heeft zich afgevraagd of het produceren van de stukken en de antwoorden niet wat sneller had gekund. Wij hebben er alles aan gedaan om binnen aanvaardbare tijdstippen alles te produceren. Kijkend naar het eigen reglement kunnen wij nog eens nagaan of wij naar een verruiming van termijnen toe moeten zodat de periode van voorbereiding wat langer is.

De heer Remkes heeft gevraagd hoe het zit met de financiering van het project inzake het thuiswerken door leden. Wij zijn er bij die financiering van uitgegaan dat wij 150 leden hebben. Op dit moment zijn er tussen de 70 en 80 leden geïnteresseerd. In het kader van deze voorziening en dus de financiering gaan wij ervan uit dat na de verkiezingen ook nieuwe leden van deze voorziening gebruik zullen kunnen maken. Wij blijven dus uitgaan van 150 leden, al zijn die nu nog niet allemaal geïnteresseerd.

De heer Rehwinkel heeft gevraagd waarom twee verzoeken om onderzoek te bekostigen niet zijn gehonoreerd. In beide gevallen is de beslissing niet om budgettaire redenen genomen. In beide gevallen was er sprake van dat de commissie zelf vond dat van deze onderzoeken zou moeten worden afgezien.

Vervolgens kom ik te spreken over de beveiliging en de toegankelijkheid van de Statenpassage. Daaraan is hedenochtend breed aandacht besteed. Toen hebben wij een kleine gedachtewisseling gehad aangaande de vraag tot wie de heer Poppe zich in dezen wendde, tot de voorzitter van het Presidium ofwel de minister. Hier staat inderdaad meestal een minister of een staatssecretaris. Feit is dat het gastland primair verantwoordelijk is voor de veiligheid van gasten. Als er sprake is van gasten van de regering, heeft de regering daarbij een allereerste verantwoordelijkheid. Het komt soms voor dat binnen deze paar hectare midden in Den Haag soms een beroep gedaan wordt op de Kamer om mee te werken aan een optimale beveiliging van gasten. In het geval van de bijeenkomst die de volgende week gehouden zal worden en waarbij met name de aanwezigheid van de president van de Verenigde Staten een rol speelt, zijn heel uitvoerige discussies gevoerd tussen het Presidium en de griffie enerzijds en het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Haagse politie anderzijds. Daarbij hebben wij als uitgangspunt genomen: Clinton of geen Clinton, wij moeten ons werk kunnen doen als hij komt op een gewone vergaderdag. Verder hoeven Kamerleden niet specifiek geëtiketteerd te worden om hun bedrijf te bereiken. Die moeten hier gewoon binnen kunnen komen en hun werk kunnen doen.

Daarbij is ook aan de orde geweest de beschikbaarheid van de parkeergarage. Wij hebben gezegd dat wij de parkeergarage beschikbaar wilden hebben. Daarop is gezegd: dat kan wel wezen, maar die is die dagen niet bereikbaar, vanwege alles wat er op straat gebeurt. Als je dan vraagt om een alternatieve parkeermogelijkheid op loopafstand en als men daar dan voor zorgt, moet je daar niet over zeuren. Zo hebben de gesprekken plaatsgevonden. Het uitgangspunt is echter steeds geweest dat het niet zo kan zijn dat het parlement wordt verhinderd zijn normale werk te doen, omdat er specifieke veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden. Dat is de lijn die wij hebben gekozen. Tot op heden heeft dat geleid tot aanvaardbare oplossingen.

De heer Mateman (CDA):

Ik ben het uiteraard volstrekt eens met dit algemene uitgangspunt. Die parkeergarage is een kwestie van latere zorg, want daar zijn alternatieven voor. Mijn fractie gaat het echter met name om de principiële vraag wie uiteindelijk hier in huis uitmaakt welke veiligheidsmaatregelen genomen worden en wie daar verantwoordelijkheid voor draagt. Dit nog los van de vraag welke maatregelen worden genomen en of je een paar minuten verder moet lopen naar een garage. Bent u op het punt blijven staan dat wij hier in huis primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van iedereen?

De heer Bukman:

Dat is nogal "klontjes". Dat neemt echter niet weg dat als zich een veiligheidsprobleem aandient dat verder strekt dan de Tweede Kamer, wij bereid moeten zijn om tot gezamenlijke oplossingen te komen. Dat is een kwestie van give and take.

De heer Poppe (SP):

Ik had nog gevraagd hoe het zit met de gorilla's die meekomen, de kleerkasten met zonnebrillen en blaffers. Het is natuurlijk niet prettig om als je hier binnenkomt, aangestaard en doorgelicht te worden door dit soort lieden, die met een kunstmatige vergunning gewapend in dit gebouw rondlopen. Als de Nederlandse regering buitenlandse gasten de garantie biedt dat men hier veilig rond kan lopen, dan moet het toch niet zo zijn dat ze een half eigen legertje mee kunnen nemen. Ik heb daar bezwaar tegen. Ik heb het met Netanyahu gezien. Dat gebeurde voor mijn neus en dat dreigt nu weer te gaan gebeuren. Uit de krant heb ik begrepen dat er weer zo'n doorvoervergunning voor pistolen of andere schietwapens bestaat. Ik vind het een onprettig idee dat wij dat niet zelf kunnen doen. Voorkom dat daarom en zorg dat die gorilla's gewoon thuisblijven en dat wij onze eigen gorilla's gebruiken voor de beveiliging.

De heer Bukman:

Toen u het steeds had over "kleerkasten" en "blaffers" wist ik niet dat u het over mensen had. Dat blijkt toch het geval te zijn, al zijn ze van een andere nationaliteit.

De heer Poppe (SP):

Ik sprak ook over onze eigen kleerkasten.

De heer Bukman:

Maar dat geeft u niet het recht om dit soort aanduidingen te bezigen. Wij gaan ervan uit dat als op grond van veiligheidsmaatregelen van de Nederlandse overheid er detectie plaats moet vinden om dit gebouw te betreden, via poortjes en dat soort dingen, dat onder die omstandigheden voor ons geen probleem moet wezen, maar dat moet dan wel gebeuren onder auspiciën van de Nederlandse overheid.

De heer Poppe (SP):

Dat is niet zo'n helder antwoord. Ik zal daarom mijn vraag wat concretiseren. Er kunnen straks ook buitenlandse gasten komen uit landen waar wat andere spanningen zijn dan in Nederland. Het kan dan zijn dat ze een half in burger gekleed leger meenemen om zichzelf te beschermen. Dat lijkt mij geen goede zaak. Het is al een beetje gebeurd en het dreigt nu in toenemende mate te gebeuren. Dat moet worden voorkomen. Daarom vraag ik aan het Presidium om te overleggen met de regering, hoewel ik denk dat het Presidium verantwoordelijk is voor de veiligheid in dit gebouw, en ervoor te zorgen dat deze legertjes hier niet binnenkomen en dat onze eigen mensen voor de veiligheid zorgen. Die buitenlandse gasten moeten dat dan maar accepteren.

De heer Bukman:

Ik heb u gezegd wat wij gedaan hebben. Wij hebben gekozen voor de integriteit van de Tweede Kamer en haar leden. Verder geldt voor ons dat wij op zulke dagen zo goed als ongehinderd ons werk moeten kunnen doen. Of hier veiligheidsfunctionarissen moeten rondlopen die men al dan niet zou kunnen aanduiden met kleerkasten, is een zaak waarvoor allereerst de Nederlandse regering verantwoordelijk is. In het overleg met de regering en de politie Haaglanden hebben wij met nadruk gezegd wat in zo'n geval voor ons oorbaar of acceptabel is. Het is hier een kwestie van geven en nemen geweest. De politie heeft overigens heel wat "ingeslikt", gelet op hetgeen aanvankelijk ter tafel werd gebracht. Ik treed nu niet in details.

De heer Poppe (SP):

Ik heb nadrukkelijk gesproken over gewapende mensen die misschien wel geheel andere schietinstructies hebben dan de Nederlandse beveiligingsbeambten. Daarom zeg ik: geen wapens. Dus...

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk en al tien keer gesteld.

De heer Bukman:

Ik heb ook al antwoord gegeven op de vragen van de heer Poppe. Het feit dat ik een antwoord geef waarmee de heer Poppe niet tevreden is, betekent niet dat de vraag herhaald moet worden. Maar ik meen nu de rol van voorzitter te vervullen.

De voorzitter:

U bent en blijft voorzitter en in het geval van de heer Poppe kan ik soms wat assistentie gebruiken.

De heer Mateman (CDA):

Voorzitter! Het antwoord luidt dus: ook al gaan hier vreemde mensen al dan niet gewapend rondlopen, het Presidium van deze Kamer blijft de eerstverantwoordelijke instantie voor de beslissing over het werk van onze mensen. Op deze stelling wil ik een duidelijk "ja" horen. Hoe alles georganiseerd wordt, vind ik vers twee. We zijn hier op Nederlands grondgebied. Wij hebben het hier voor het zeggen en wij zijn niet ondergeschikt aan wie dan ook.

De heer Bukman:

Ja, het is ons gebouw en wij dragen hier de verantwoordelijkheid. Over bepaalde samenwerkingsvormen die in specifieke omstandigheden gelden, kun je natuurlijk wel in overleg treden. Dat betekent echter weer niet dat je je eigen verantwoordelijkheid overdraagt aan anderen. Onder bepaalde omstandigheden kun je die wel delen.

Voorzitter! Voordat ik kom te spreken over de automatisering, wil ik nog een opmerking maken over het restaurantbedrijf. Met opmerkingen daarover begon vanmorgen de discussie. Er werd gesproken over het serviesgoed en de soepkommen. De maatgeving van de soepkom is afgeleid van de keus voor de nieuwe modellijn en dus geen bewuste keus in relatie tot grootte, prijs of inhoud. Ik denk dat u het met dit antwoord moet doen, mevrouw Sipkes. Ik hoop althans dat u er niet in tweede termijn op terugkomt. Overigens, de prijzen zijn nog niet verhoogd. Voor maaltijdsoepkommen zullen wij uitkijken naar een alternatief in de huidige modellijn. Einde wijsheid! Verder deel ik nog mee dat wij verder zullen gaan met het decentraal plaatsen van koffie- en snackautomaten. Zodoende zullen die apparaten binnen handbereik van de leden komen.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat de bezoekers op de publieke tribune u heel goed kunnen volgen.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp dat op deel 1A de vlag uit kan.

De heer Bukman:

U kunt terzake bij het Presidium een voorstel indienen.

Voorzitter! Er is gesproken over de mogelijkheid van catering op zaterdag. Op een vraag van de heer Jeekel hierover, merk ik op dat op zaterdag geen catering plaatsvindt anders dan op verzoek en met toestemming van het Presidium. Het Presidium toetst aanvragen omtrent het gebruik van gemeenschappelijke ruimten en de invulling van de cateringbehoeften en neemt daarover ook de beslissingen. Indien in de toekomst ook op zaterdag regelmatig een beroep op het restaurantbedrijf gedaan zou worden, zijn er wat het restaurantbedrijf betreft geen bezwaren. De extra kosten die hiermee gemoeid zouden zijn, zijn echter niet vervat in het huidige meerjarenplan. Zij zullen eventueel moeten worden doorberekend aan de opdrachtgevers.

De kwaliteitsverbetering wordt afgemeten aan de afname van het aantal reële klachten. Het kan echter ook zijn dat er een soort klachtenmoeheid optreedt, zodat niet meer helder wordt hoe men over de kwaliteit oordeelt. In ieder geval kan ik meedelen dat na invoering van alle nieuwe veranderingen en werkwijzen eind 1997 of begin 1998 een nieuw kwaliteitsmetingssysteem zal worden ingevoerd. Vraagt u mij evenwel niet naar de details.

Ik kom op de automatisering. De heer Remkes heeft een opmerking gemaakt over de noodzaak van gebruikersoverleg. In de komende maanden zal een eigen platform voor het gebruikersoverleg in het leven worden geroepen, zodat de wensen en problemen rond de automatisering en informatievoorziening van de kant van de gebruikers kunnen worden besproken. De samenstelling van het gebruikersoverleg zal zowel de ondersteuning van leden als die van fracties en de ambtelijke organisatie omvatten.

Ik kom dan op het call center. Ik zie collega Rouvoet even niet. Dat is jammer, want ik heb hier een prachtig stuk dat ik graag aan hem wil overhandigen. Hij heeft mij namelijk gevraagd wat nu de functie van het call center is. Om tijd te besparen, kan ik zeggen dat ik dit al eerder heb uitgeschreven. De heer Rouvoet heeft het misschien onderin zijn la liggen, maar hij moet het wel hebben. Misschien wil iemand mijn schrijven aan de heer Rouvoet overhandigen. Het is uitgesloten dat hij daarin geen goede Nederlandse naam kan vinden voor het call center. Dat was namelijk de deal die wij hadden: ik zou zeggen wat het was en hij zou zeggen hoe het moest heten.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik geef mijzelf daar de tijd voor tot de tweede termijn.

De voorzitter:

Dat is overigens hopelijk niet meer zoveel tijd. Ik hoop althans dat de heer Bukman deze kleine hint ter harte wil nemen.

De heer Bukman:

Omdat ik dit soort uitspraken ook zo vaak doe, begrijp ik ze intussen ook.

De heer Rehwinkel heeft ook iets gevraagd over het call center. Het is in maart operationeel geworden. Er wordt echt hard gewerkt aan het optimaliseren van de dienstverlening. Er zijn startproblemen geweest, maar ik denk niet dat wij die mogen kwalificeren als fouten die een permanent karakter hebben.

Ik kom op de vraag van de heer Rehwinkel over de contractduur van de interim-manager bij de dienst automatisering en de verzekering van de continuïteit na afloop van het contract. Ik kan melden dat het contract inderdaad dit jaar afloopt. Er wordt gewerkt aan een structurele vervulling van de vacature hoofd dienst automatisering om daarmee in ieder geval te voorkomen dat er een gat valt tussen de interim-manager en een meer definitieve oplossing.

Collega Jeekel heeft gevraagd waarom er in het project "leden thuis" afgezien is van ISDN-lijnen. ISDN brengt hoge kosten met zich en is onvoldoende gestandaardiseerd. Verder geeft ISDN veel problemen bij de ondersteuning. Dit geldt met name in combinatie met verouderde software. Deze problemen geven een enorme werkdruk en frustraties bij zowel gebruikers als de interne dienst en de dienst automatisering.

Mevrouw Sipkes heeft gezegd dat het kennelijk toch gelukt is met het invoeren van e-mail, maar dat er toch nog enige onduidelijkheid is omtrent de invoering en het gebruik ervan. De invoering van de faciliteit e-mail is ruimschoots voor die invoering aangekondigd in de Kamerbode. Hierbij is ook aangegeven hoe men de adressering, de interne administratie per onderdeel van de organisatie, kon regelen. Hiervoor zijn zowel in de Kamerbode als organisatiebreed aanschrijvingen uitgegaan, waarbij een voorstel en ook een antwoordkaart ingesloten waren voor eigen invulling van naam, organisatie, onderdeel etc. Wij zullen proberen om in de toekomst bij het beschikbaar stellen van nieuwe mogelijkheden de organisatie beter te informeren over de datum van invoering en het gebruik van die mogelijkheden.

In dit kader kom ik meteen op de vraag hoe het verdergaat met de automatisering. Wij hebben gelukkig kunnen vernemen dat er binnen de dienst heel goede ontwikkelingen plaatsvinden. De operationele problemen krijgt men geleidelijk aan onder controle. Op basis daarvan kan men een betere kwaliteit leveren en is er sprake van continuïteit.

Collega Jeekel heeft gevraagd of het mogelijk is om gekoppeld aan e-mail een interneberichtensysteem te realiseren. De implementatie van een interneberichtensysteem wordt momenteel onderzocht en wel met een standaardproduct "teamware" genaamd. Ook voor het inpassen van een dergelijk stuk software geldt dat er zowel op infrastructureel gebied als op architectonisch gebied veel zaken moeten worden geregeld.

De heer Jeekel (D66):

Wanneer zou dat geregeld kunnen zijn?

De heer Bukman:

Het antwoord op die vraag kan ik pas in tweede termijn geven, want de e-mail tussen mijn medewerkers en mij werkt nog niet zo snel en ik weet het antwoord niet.

De voorzitter:

Vervolgens is het woord aan de voorzitter van de werkgroep PPO, mevrouw Doelman-Pel.

Mevrouw Doelman-Pel:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben blij te kunnen constateren dat de analyse die de werkgroep PPO heeft gemaakt over de werkdruk van de Kamerleden, op hoofdlijnen wordt gedeeld. Per slot van rekening was de werkgroep Politieke en persoonlijke ondersteuning nadrukkelijk in het leven geroepen op wens van de Tweede Kamer, al jarenlang geuit bij de behandeling van de ramingen. Onderzocht moest worden of de politieke en persoonlijke ondersteuning adequaat was. Dat heeft de werkgroep gedaan en het Presidium heeft uiteindelijk de voorstellen van de werkgroep overgenomen. De accenten liggen inderdaad op controle, onderzoek, ombudsfunctie, medewetgeving en de communicatie met de samenleving. Deze argumenten zijn ook door de leden van deze Kamer herhaald.

De werkgroep vond het belangrijk om te kijken naar de werkdruk, naar een manier om de kwaliteit van het werk te vergroten en naar het verder waarborgen van de onafhankelijkheid van de Tweede Kamer. Aan het adres van de heer Jeekel merk ik op dat wij geprobeerd hebben daarin een zorgvuldige procedure te volgen. De werkgroep heeft tweemaal overleg gepleegd met de secretarissen van alle fracties opdat men inspraak kon hebben. Op basis van de kritiek die werd geuit, heeft de werkgroep voorstellen aangepast, ook als bleek dat de voorstellen niet helemaal evenwichtig waren.

Ik wil nu ingaan op vragen en opmerkingen naar aanleiding van de artikelen over de fractieondersteuning. Mevrouw Sipkes heeft gesproken over de toerekening van de werkgeverslasten onder andere aan het PM-budget. Ik denk dat mevrouw Sipkes nog beschikte over de oude versie van het stuk. De laatste versie is namelijk nog niet gedrukt en in die versie staat nadrukkelijk dat het ook gaat om de werkgeverslasten, zowel wat de PM-ondersteuning betreft als wat de beleidsinhoudelijke ondersteuning betreft.

De heer Poppe (SP):

Mevrouw Doelman-Pel spreekt over het overleg met de...

De voorzitter:

Is het niet mogelijk om mevrouw Doelman-Pel, die nog geen minuut het woord voert, iets verder te laten komen met haar verhaal? Het is tien over vijf. Er moeten nog twee sprekers het woord voeren. Vanavond is er een zwaar onderwerp aan de agenda toegevoegd dat moet worden afgerond. Ik moet interrupties beperken. Dus ook deze interruptie sta ik niet toe.

Mevrouw Doelman-Pel:

Ik denk dat ik wel weet wat de heer Poppe wilde zeggen. In de eerste plaats dat hij zelf niet bij het overleg met de secretarissen aanwezig was en in de tweede plaats wilde hij iets zeggen over de schadeloosstelling. Het gaat echter niet over de schadeloosstelling, maar over de fractieondersteuning. Daarin moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden. Anders ontstaat er weer dezelfde spraakverwarring die de heer Poppe elke keer veroorzaakt. Ik wens daar niet op te worden aangesproken, omdat het over twee heel verschillende dingen gaat. Wat de heer Poppe met zijn schadeloosstelling wil doen, moet hij weten. Wij hebben alleen de fractieondersteuning beoordeeld en niet de schadeloosstelling.

Ik ga door met de beantwoording van aan mij gestelde vragen. Mevrouw Sipkes heeft een vraag gesteld over de budgetbelasting naar aanleiding van artikel 4. Als er veel mutaties plaatsvinden in de Kamer, kan dat betekenen dat het budget van de Raming zeer wordt belast omdat dit een halfjaar doorloopt op de oude voet terwijl je, als je winst hebt geboekt, meteen aan het nieuwe budget begint. Aan de andere kant staat duidelijk in artikel 4 dat de fractie zelf gesuppleerd wordt als er veel wijzigingen zijn tussendoor. Dit komt niet ten koste van het eigen budget. Omdat men de verplichting heeft iemand, als deze tussendoor weggaat, drie maanden door te betalen, krijgt men dat inderdaad op de rekening gestort en komt dit niet ten laste van het eigen budget. De eigen begroting wordt dus bij veel mutaties niet meer belast dan bij een ander. Dit komt voor rekening van de Raming, dus uiteindelijk voor rekening van de Kamer.

De heer Remkes heeft een vraag gesteld over de fasering van de middelen. Er is door de PPO-werkgroep duidelijk gekozen om dit gefaseerd te doen. Dit is overgenomen door het Presidium. Hier liggen een aantal argumenten aan ten grondslag. In de eerste plaats kan een fractie besluiten om op basis van de nieuwe regeling van extra middelen voor fractieondersteuning te komen tot een nieuwe opzet van haar eigen fractieregeling. Dat betekent dat de fractie na moet denken over de vraag wat voor soort mensen zij wil aantrekken. Wil zij kiezen voor kwalitatief hogergeschoolde mensen of voor meer mensen? Hoe wil zij haar pr-ondersteuning en haar fractieondersteuning regelen? Er moeten mensen in dienst worden genomen, sollicitatiegesprekken gevoerd en de organisatie dient hierop te worden aangepast. Dit vergt enige tijd. Het leek daarom alleszins redelijk om de toedeling van de budgetten gefaseerd te laten verlopen. De fractie kan er bij het nadenken over de reorganisatie dan tegelijkertijd rekening mee houden dat zij volgend jaar mei kan rekenen op de volle toedeling van het budget. De fractie krijgt na mei inderdaad het volle budget van 7 mln. gerekend over een heel jaar.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik wil hier natuurlijk geen halszaak van maken. Ik vond echter de argumentatie in de stukken niet helemaal consistent. De voorzitter van de werkgroep zegt nu weer dat de fracties tijd nodig hebben. Natuurlijk zal de zaak voorbereid moeten worden. Mijn stelling is echter dat de fracties de werkzaamheden die de voorzitter van de werkgroep noemt dit kalenderjaar op een goede wijze tot een afronding kunnen brengen.

Mevrouw Doelman-Pel:

Dat zou kunnen. Ik heb enige jaren fractiesecretaris mogen zijn. Ik weet hoeveel tijd het soms kost om tot een nieuwe organisatiestructuur te komen en mensen aan te stellen. Ik denk dat de heer Remkes misschien een wat optimistische inschatting maakt, maar het zou in principe kunnen. Hierin speelt ook een rol het toedelen van middelen in het kader van de begrotingsruimte die er was. Ik kijk hierbij even naar de heer Poppe. Er moest in het kader van de Voorjaarsnota ruimte voor de Kamer gezocht worden. Ik denk dat het daarom een goede oplossing is om op deze manier gefaseerd het budget in te voeren.

De voorzitter van het Presidium is al even ingegaan op het ruimtebeslag qua kamers en apparatuur, als je kiest voor een bepaalde uitbreiding van je bestand. Ik wil hier nog iets aan toevoegen. Als een fractie kiest voor het bedrag van de PM-ondersteuning, dan hoeft dat niet per se meer werkruimte te betekenen. Het kan betekenen dat iemand in plaats van drie dagen vijf dagen op dezelfde stoel zit. Het hoeft geen extra pc te betekenen. Het kan ook betekenen dat je in dezelfde ruimte zit. Het kan ook zijn dat er meer mensen in deeltijd worden aangesteld, zodat je één werkplek samen kunt delen in het kader van duobanen. Zo zijn er een aantal andere dingen te bedenken. Het biedt ook mogelijkheden aan fracties om voor incidentele bestedingen ook nog wat ruimte te creëren. Bij incidentele bestedingen kun je ook denken aan secundaire arbeidsvoorwaarden. Een aantal fracties heeft bijvoorbeeld wel een goede kinderopvangregeling en een aantal andere fracties niet. Fracties kunnen daartoe ook besluiten wanneer zij een ruimer budget krijgen. Het is uiteindelijk ter beoordeling aan de fracties zelf hoe zij dit willen doen. Het hoeft niet altijd vanzelfsprekend te zijn dat er meer ruimte zou moeten zijn.

De heer Remkes heeft verder gevraagd waarom de operatie niet budgettair neutraal plaatsvindt. Toen de werkgroep gestart is, heeft zij als eerste een brief naar alle fracties gestuurd. Daarin werd de vraag gesteld hoe de fracties dachten over de opdracht van de werkgroep en of zij de mogelijkheid zagen om tot uitbreiding te komen binnen een budgettair-neutrale ruimte. Alle fracties vonden dat de werkgroep vooral aan de gang moest gaan, maar vooral niet moest geloven in de mogelijkheid van een budgettaire neutraliteit. Wij werden gesteund in het idee dat dit echt niet zou kunnen. Gezien de analyse die de Kamer met ons deelt, moeten wij vervolgens constateren dat het dus ook niet mogelijk is om dit budgettair neutraal te verwerkelijken.

De heer Jeekel stelde een vraag over de gehanteerde rekenfactor. Dat is een factor in de berekening van de manier waarop gekomen zou kunnen worden tot een onderbouwing van de lumpsumfinanciering. Daarbij speelt natuurlijk mee dat wij hebben gezocht naar een methode van rechtsbescherming voor de mensen en fracties die willen kiezen voor een eigen PM-ondersteuning. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld de heer Rouvoet zei dat zijn fractie geen persoonlijk medewerkers kent en al met één totaalbudget werkt. Er werd gevraagd of het te maken had met de rekenfactor dat een bepaald bedrag werd toegekend aan beleidsondersteuning, een bepaald bedrag aan PM-ondersteuning en een bepaald bedrag aan de bijkomende kosten. De Kamer kan zien wat wij hebben gedaan met de persoonlijke ondersteuning en dat is duidelijk een compromis, zodat ervoor wordt gezorgd dat alle fracties de ruimte hebben om hun eigen soort beleids- en PM-ondersteuning te regelen.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Mijn vraag betrof niet die algemene rekenfactor, want die vonden wij duidelijk en inzichtelijk, maar de verhoging of verlaging met een half die in de tweede notitie naar voren is gekomen. Wij vroegen ons af wat de inhoudelijke motivering is; de procedurele kunnen wij volgen.

Mevrouw Doelman-Pel:

Hoewel het secretarissenoverleg geen echte status heeft, is dit een van de resultaten daarvan. Daar werd geconstateerd dat, wanneer uit analyses blijkt dat de werkdruk voor iedereen vermeerdert – hetgeen te zien is aan het aantal wetten en aan het aantal malen dat overleg plaatsvindt – die vermeerdering even hard neerkomt bij de kleine als bij de grote fracties. De kleine fracties zijn daarbij in het nadeel, bijvoorbeeld bij het bezoeken van procedurevergaderingen: in een grote fractie kan dit altijd verdeeld worden. Aan de hand daarvan is geconstateerd dat er best wat afgehaald kon worden van een grote fractie, om dat toe te rekenen aan de kleinere fracties. Dat is heel praktisch, heel nuchter, naar mijn mening ook heel aanvaardbaar, en het is een compromis.

De heren Mateman en Remkes spraken over de Grondwet in verband met de brief van minister Dijkstal. Het Presidium deelt de reactie van de heer Mateman op deze brief. Het is een juiste redenering, want het gaat hier uiteindelijk om een interne regeling die al twintig jaar bestaat, terwijl de Grondwet in die periode al de bepaling bevatte waarnaar de minister nu onverwacht verwijst. Door de integratiemogelijkheid in het budget bestaat het individuele karakter zelfs niet meer. Het is ontdaan van het individuele karakter door de manier waarop de budgetfinanciering en de lumpsumfinanciering nu naar de fracties toe gaat.

De heer Remkes en anderen vroegen wat minister Dijkstal wilde. Is dat een fundamentele discussie, en waar ligt dat dan aan? Ik denk er dan aan dat minister Dijkstal zoekt naar het raakvlak met de ondersteuning van de politieke partijen en de wetenschappelijke instituten. Op die manier heeft hij dus anderszins een raakvlak met de Kamer: politiek bedrijven gebeurt niet alleen in de Kamer. Ledenaantallen nemen vaak af en dat houdt in dat er sprake is van meer activiteiten voor de Kamerleden. Het zou echter ook kunnen betekenen dat de heer Remkes bij de discussie in de Kamer over de steun van de politieke partijen, dat element weer terugkrijgt in de vorm van de vraag wat wetenschappelijke instituten kunnen betekenen voor politieke partijen. Op die manier is er een raakvlak en op die manier is hierover al met minister Dijkstal gesproken. Ook de Kamer heeft gezegd dat de manier waarop in de Kamer wordt gewerkt, onder andere in de vorm van ondersteuning door de griffie van de Kamerleden en de fracties, ook raakvlakken kent. Minister Dijkstal heeft wat dit betreft weer duidelijk laten zien dat hij veel ervaring als Kamerlid heeft. Het Presidium heeft besloten dat het wel wil kijken naar een agenda voor de organisatie in de toekomst. Mogelijk zijn er meer raakvlakken te vinden. Wij zijn best bereid om daarover te overleggen, maar wij willen wel proberen om de zuiverheid in stand te houden tussen wat tot de Kamer behoort en wat tot de minister van Binnenlandse Zaken behoort. Als er raakvlakken zijn waarop wij elkaar van dienst kunnen zijn, zijn wij wel bereid om daarover met elkaar te praten.

De heer Rehwinkel heeft over de meerjarenraming gevraagd of er voorwaarden zijn verbonden aan het gesprek met de minister. De vraag die daaraan vastzit, is of de meerjarenraming al of niet gewaarborgd is. Er zijn duidelijk geen voorwaarden aan verbonden. Wij gaan ervan uit dat de financiële ondersteuning ook na 1998 gewoon doorloopt. De minister heeft in overleg te kennen gegeven dat hij het best mogelijk acht dat er een verdere verruiming ontstaat. Hij heeft gezegd dat hij de vervoerscapaciteit en de mogelijkheden voor de fractievoorzitters soms zeer beperkt vindt. Mogelijkerwijs komt er in de toekomst zelfs nog wat budget bij in plaats van dat er budget af zal gaan.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mijn vraag was vooral of deze wet een tweederdewet zou zijn. Uit het verslag van de briefwisseling begreep ik dat hierover verschil van inzicht was. Mijn concrete vraag was of er overeenstemming over is dat er geen tweederdewet voor nodig zal zijn.

Mevrouw Doelman-Pel:

Over de tweederdewet heb ik daarnet tegen de heer Remkes en de heer Mateman gezegd dat wij hun interpretatie volgen. Deze ondersteuning bestaat al meer dan twintig jaar. Door die integrale benadering valt de persoonlijke benadering weg, dus wij zien er niet de noodzaak van in om dat vast te leggen.

Dan kom ik op het amendement van de heer Remkes. De benadering van de PPO, die door het Presidium is overgenomen, is dat de regeling zo zou moeten zijn dat iedere fractie de mogelijkheid heeft om haar eigen vorm en organisatie te kiezen. Als een fractie wil kiezen voor persoonlijke ondersteuning per Kamerlid, is dat mogelijk, maar als men kiest voor een integrale ondersteunende organisatie, is dat ook mogelijk. Het moet altijd mogelijk zijn dat iemand een beroep doet op politieke ondersteuning.

Er is duidelijk een compromis gevonden om te waarborgen dat in stand blijft wat nu is geregeld, zodat je daar nooit onder kunt gaan zitten. Voor iedere fractie is er wel de mogelijkheid om erboven te gaan zitten. Wij wilden dat overlaten aan de fracties, omdat wij vinden dat de fracties zelf maar moeten oordelen of het kwaliteitsverhogend is om het budget voor een persoonlijk medewerker te verhogen of om de totale ondersteuning van de fractie op een andere manier vorm te geven.

Andere leden van de Kamer hebben al gezegd dat zij geen behoefte hebben aan dit amendement. Het zal duidelijk zijn dat het Presidium ook geen behoefte heeft aan dit amendement.

De voorzitter:

Het woord is aan de waarnemend voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie, de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp:

Mijnheer de voorzitter! Ik heb de eer vandaag onze zieke collega Broos van Erp te vervangen. Het is mij bekend dat hij zeer met het wel en wee van de Raming en de Bouwbegeleidingscommissie meeleeft. Ik stel dan ook voor om het stenogram van deze dag aan hem toe te sturen.

De voorzitter:

Dat zal uiteraard gebeuren.

De heer Van de Camp:

Dank u zeer.

Zoals bij de heer Bukman gebruikelijk is, is er al veel gras voor mijn voeten weggemaaid, met zijn bekende mapjes. Het lijkt mij dan ook zinnig om niet alle vragen over de gebouwen dubbel te doen. Ik merk op dat de Bouwbegeleidingscommissie zich in het seizoen 1997-1998 concentreert op een drietal punten.

In de eerste plaats zullen wij doorgaan met de begeleiding van de verbouw en de renovatie van het pand Koloniën. De Kamer heeft kunnen zien dat de vervanging van de kozijnen en het opknappen van de buitengevel daar inmiddels gelukkig is gestart met het opbouwen van diverse steigers. Veel van onze tijd zal het komende jaar daaraan opgaan.

In de tweede plaats is er het project Plein 23. Ook daar zullen wij ons mee bemoeien. Voor diegenen onder de Kamerleden die daar nog niet geweest zijn, kan ik meedelen dat dit een buitengewoon monumentaal pand is dat zelfs twee adressen heeft. Aan dit pand moet het nodige gebeuren. Het is de bedoeling dat er binnen afzienbare tijd een plan van eisen komt. De Bouwbegeleidingscommissie heeft het voornemen om dat plan van eisen voor de zomer te behandelen.

De kwestie van de europarlementariërs is inmiddels genoegzaam besproken. In de huidige, voorlopige benadering is er een zogenaamde ontmoetingsruimte opgenomen. Rekentechnisch gezien beslaat die ongeveer 200 vierkante meter. De bedoeling is inderdaad niet om daar eindeloze kantoorvoorzieningen voor ieder lid individueel te creëren.

In aansluiting op een opmerking van de heer Remkes, deel ik mede dat het wel de bedoeling is om in het pand Plein 23 werkruimtes te creëren voor de onderzoekscommissies van dit huis, daaronder begrepen de eventuele parlementaire enquêtecommissies. Het kan dus zijn dat een gedeelte van de ruimte tijdelijk leeg staat als er geen onderzoek te verrichten is. Die afweging zullen wij in de loop van het jaar maken. Voor het overige komen er in het pand standaardkantoorruimtes. Naast een aantal prachtige zalen komen er veel werkplekken. Wellicht is het goed om hier even op te merken dat de uiteindelijke toedeling van de ruimtes een kwestie is van het Presidium c.q. de griffier. De Bouwbegeleidingscommissie zal daar, zoals gebruikelijk, indringend over adviseren, maar de formele besluitvorming ligt bij het Presidium.

In de derde plaats is er het project van Binnenhof 7. Ook daarbij is een renovatie en verbouwing voorzien. Hopelijk vindt de ontruiming medio 1998 plaats en de oplevering medio 1999.

Tot slot is het misschien goed, ook in antwoord op vragen van de heer Mateman, erop te wijzen dat de Bouwbegeleidingscommissie enkel de grote verbouw- en renovatieprojecten behandelt op en rond het Binnenhof. Wij gaan bijvoorbeeld niet over normale gebouwenexploitatie, onderhoud en indeling van de gebouwen. Wij zijn dan ook niet betrokken bij de tweede ronde van renovatie bij het Hotel, in tegenstelling tot de eerste ronde. Normale gebouwenexploitatie, onderhoud en indeling van de gebouwen vallen wederom onder het gezag van het Presidium c.q. de griffier.

Dit even als reactie op de diverse opmerkingen over de huisvesting. Voor het overige vraag ik mijn collega's om de waarnemend voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie de rest van deze beraadslaging te willen verontschuldigen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Ik dank het Presidium voor de heldere beantwoording. Ik dank ook voor de toezegging om na te gaan welke verbeteringen er voor gehandicapten en andere personen aangebracht kunnen worden. Ik wacht het voorstel met spanning af.

Ik kom bij de vraag of het goed gaat met het automatiseringsproces. Ik hoor altijd dat het jaar 2000 een soort schrikjaar is. Is het dat ook hier het geval? Ik ben dit vergeten te vragen in eerste termijn. Daarom vraag ik het nu.

Een andere vraag, over het belsysteem, had ik helaas vergeten. In dit debat werd ik er ook weer aan herinnerd. Vroeger hadden wij signalen als kort-lang-kort. Wij wisten precies wanneer er een nieuw onderwerp aan de orde kwam. Nu loop je hier iedere keer naartoe. Wij Kamerleden laten zelf debatten uitlopen, hetgeen voor onze collega's en andere medewerkers in dit huis heel lastig is. Misschien kan het Presidium overwegen het oude belsysteem weer in te voeren.

Dat de Kamer zelf uitmaakt hoe de samenstelling van het Presidium is, is voor mij compleet nieuw. Ik weet niet anders dan dat steeds wordt gezegd dat op basis van haar grootte een bepaalde fractie recht heeft op een zetel. Zo hadden wij toen wij zes leden hadden, recht op een plaats in het Presidium en met vijf leden op een plaatsvervangend lidmaatschap. Laatst kreeg ik nog een briefje dat er weer iets veranderde, waardoor een bepaalde fractie volgens de regels recht had op een bepaald aantal zetels. In de tussentijd heb ik het Reglement van orde even gauw nagelezen. Er staat weinig over in, behalve dat de voorzitter de leden van het Presidium benoemt. Ik zou daar iets meer helderheid over willen hebben.

Zoals ik bij interruptie zei, ben ik het niet eens met de verdediging door dit Presidium en ook het vorige over het onderscheid tussen mannen en vrouwen voor de taxiregeling. Het heeft ook simpel te maken met de vraag of je sneller naar huis mag en kunt en niet alleen met de veiligheid. Daarom leg ik de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat mannen en vrouwen op gelijke wijze behandeld dienen te worden;

verzoekt het Presidium om in de toepassing van de taxiregeling voor Kamerpersoneel niet langer onderscheid naar geslacht te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sipkes, Mateman, Rehwinkel, Jeekel, Remkes en Poppe.

Zij krijgt nr. 12 (25278).

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Het Presidium zal nagaan welke kosten het gebruik van groene stroom met zich brengt. Toen ik vroeg hoe snel dit gebeurt, zei de voorzitter van het Presidium dat het niet binnen tien dagen kan. Ik kon zelf niet nagaan op welk bedrag het zou uitkomen voor de Kamer, omdat dit onder de post algemeen valt. Simpel omdat je dit ook als burger doet, weet ik wel dat het 6 à 7 cent per kilowattuur scheelt. Ik neem aan dat dit tot een verhoging met ruwweg 25% leidt.

Het is dus duurder, maar het is echt overheidsbeleid om burgers en bedrijven te stimuleren om groene stroom te gebruiken. Het is dan onterecht als de Kamer dat te duur vindt. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het overheidsbeleid gericht is op het stimuleren van het gebruik van duurzame energie;

van oordeel, dat overheid en Kamer in dezen een voorbeeldfunctie dienen te vervullen;

spreekt als haar mening uit dat de Kamer op zo kort mogelijke termijn over dient te gaan op groene stroom uit duurzame bronnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sipkes en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (25278).

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

SipkesDit kan gevolgen hebben voor de Raming, voor het budget van de Kamer. Onze milieumedewerker zat aan de paal te luisteren en belde mij tijdens het debat. Mocht het vanuit de Kamer niet mogelijk zijn op korte termijn inzicht te geven in de meerkosten, dan kan hij dat voor dinsdag wel doen, mits hij even de cijfers krijgt van onze betaling aan elektriciteitsvoorzieningen. Kortom, ik verwacht dat voor het Presidium helder wordt hoeveel duurder het wordt. Ik kan nu niet overzien of een extra bedrag nodig is en of de Raming geamendeerd moet worden.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Een van de hoofdpunten van onze bijdrage aan dit debat was de financiële steun aan Kamerfracties. Er zijn verschillende pogingen gedaan om de verhoging met 7 mln. te rechtvaardigen, zowel door het Presidium als door verschillende woordvoerders. Er is een vergelijking gemaakt tussen de grote ambtelijke staf op de departementen en de staf van Kamermedewerkers tegenover de staf van medewerkers van de fracties, die men kennelijk te klein vindt. Ik vind deze vergelijking absoluut niet terecht, want Kamerleden controleren de regering en geen ambtenaren en zeker geen Kamermedewerkers. Ik heb ook gesteld dat als de partijen zich wat beter organiseren en bijvoorbeeld hun eigen wetenschappelijke bureaus beter gebruiken voor onderzoek, maar ook voor het beter organiseren van de kennis in de partijen, de huidige financiële steun van 3 mln. tot 5 mln. voor de grote partijen toch voldoende moet zijn. Zeker in een tijd waarin de Kamer op van alles en nog wat bezuinigt, geeft het geen pas dat de Kamerfracties meer financiële steun willen hebben. Helaas heb ik moeten vaststellen dat er een zeer brede Kamermeerderheid vóór is om de fracties, zichzelf dus, meer financiële steun te geven. Ik betreur dit ten zeerste.

De heer Jeekel heeft de mogelijkheid aan de orde gesteld om de Stenografische dienst te flexibiliseren of te privatiseren. Ik vind het treurig om dit steeds maar weer naar voren te brengen; je doet iets of je doet het niet, maar niet elk jaar weer een ballonnetje oplaten waardoor misschien allerlei onprettige gedachten bij de medewerkers van deze dienst naar boven komen. Ik vond de verdediging van de voorzitter van het Presidium niet duidelijk genoeg. Hij had wat mij betreft moeten zeggen dat dit gezeur afgelopen moet zijn: we doen het of we doen het niet; we hebben besloten om het niet te doen, dus niet elk jaar weer een proefballonnetje oplaten, want dat geeft alleen maar narigheid. Ik vind dat je het werk van de Stenografische dienst voor het Kamerwerk niet moet uitbesteden, omdat het zeer specifiek werk is. Stenografen moeten de situatie in de Kamer kennen en dat kan alleen als het vaste medewerkers zijn.

Ik heb ook nog iets gezegd over het Presidium en de samenstelling ervan. De voorzitter heeft iets gezegd dat ook voor mevrouw Sipkes nieuw was, terwijl die toch nog een dag langer lid van deze Kamer is dan ik. Het was mij niet helemaal duidelijk of er nu sprake is van een werkelijk vrije keuze voor de Kamer. Ik denk nog steeds van niet, en daarom wil ik de Kamer er toch maar een heldere uitspraak over laten doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het Presidium een vertegenwoordiging is van de gehele Kamer;

constaterende, dat de praktijk uitwijst dat het Presidium meestal bestaat uit enkel leden van de grotere fracties;

spreekt uit dat het wenselijk is dat ook leden van kleinere fracties deel uitmaken van het Presidium,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (25278).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Dank voor het antwoord, dat wat mij betreft vrij uitvoerig en op een aantal punten compleet was. Minder uitvoerig en compleet was het bij het thema financiën, maar de voorzitter van het Presidium begon ook met de opmerking dat het zijn indruk was dat de beschouwingen van de kant van de Kamer wat minder over de centjes gingen. Voor mij was het toch een belangrijk thema, net als efficiency en in dat kader uitbesteding. Daar is vrijwel niets over gezegd, zodat ik er een motie over zal indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Tweede Kamer door een goede uitoefening van de ondersteunende functies voldoende kwaliteit moet uitstralen;

voorts overwegende, dat van sommige ondersteunende functies die nu nog in eigen beheer worden uitgevoerd, de efficiency verbeterd kan worden;

nodigt het Presidium uit een inventarisatie te doen van de mogelijkheden tot efficiencyverbetering van ondersteunende functies, waarbij mogelijke uitbesteding nadrukkelijk als een optie kan gelden en daarover binnen een halfjaar aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Jeekel en Mateman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (25278).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik stelde deze vragen tegen de achtergrond van voorstellen die extra geld gaan kosten in het kader van ondersteuning van de fracties. Ik heb een vraag gesteld over het thema budgettair neutraal. Mevrouw Doelman antwoordde dat budgettaire neutraliteit in feite door de fracties zelf is afgewezen. Dat uitgangspunt is afgewezen waar het ging om de faciliteiten die op dit ogenblik de fracties en de leden ter beschikking staan. Budgettaire neutraliteit binnen het totale raam van de Kamerbegroting is een ander thema.Remkes In die zin is dit niet door fracties afgewezen. Misschien lag dit onderwerp buiten de bevoegdheid van de werkgroep, maar we hadden ons kunnen voorstellen dat het Presidium daarnaar had gekeken. Wellicht kan dit euvel via een serieuze uitvoering van deze motie worden verholpen.

Ik heb onvoldoende antwoord gekregen op mijn opmerkingen over de voorgestelde bezuinigingen op de post drukwerk Kamerstukken. De voorzitter van het Presidium heeft de bezuinigingen niet onderbouwd. Ik meen dat de Kamer de consequenties daarvan moet kennen. Als het niet haalbaar en onderbouwd is, moet nu overwogen worden of deze bedragen in de meerjarenraming gehandhaafd moeten blijven.

Wij zijn content met de aankondiging van de voorzitter dat er een gebruikersplatform komt. Ik ga ervan uit dat dit gebruikersplatform een brede taak krijgt en dat niet alleen de ambtelijke organisatie uit de Kamer daarbij betrokken wordt, maar ook die van de fracties. Wellicht kan in tweede instantie nog iets gezegd worden over de samenstelling van het gebruikersplatform.

Wij stemmen ook in met de aankondiging van een nieuw huisvestingsplan. Ik heb met groot genoegen geluisterd naar de heer Van de Camp die aankondigde dat in Plein 23 de onderzoeksfaciliteiten ondergebracht zullen worden. De oppervlakte van 200 vierkante meter vind ik ruim. Misschien kan hiernaar nog eens kritisch worden gekeken. Als het echt om een ontmoetingsruimte gaat, kan wellicht met een zaaltje van 60 à 70 vierkante meter worden volstaan. Ik neem ook aan dat de gevolgen voor de personele ondersteuning te zijner tijd op een fatsoenlijke manier daarbij betrokken worden.

Ik zal niet voor de motie over de groene stroom stemmen, hoewel ik het thema aangesneden heb, omdat de beantwoording van het Presidium naar tevredenheid was. Collega Rouvoet zal straks over de externe werving een motie indienen die medeondertekend is door de VVD-fractie.

Ik kom nog terug op de reactie van mevrouw Doelman op ons amendement. Ik vrees dat er een principieel verschil van opvatting tussen ons zal blijven bestaan. Onze fundamentele redenering is dat je bij dit soort vraagstukken moet uitgaan van het individu van het Kamerlid. Gegeven de wettelijke situatie en de positie in het Reglement van orde is dat het vertrekpunt voor ons. Wij voelen er dus niet voor de weg van verdere collectivisering van het Kamerwerk op te gaan. Dit lezen wij toch heel sterk in de toelichting die hierop gegeven is, wat voor onze fractie zwaar zal wegen in de eindbeoordeling.

De heer Jeekel pleitte voor een parlementair tv-kanaal, met als motivering dat hij burgers inzicht wil geven in de besluitvorming in de Kamer. Ik meen dat primair de fracties zelf ervoor verantwoordelijk zijn uit te dragen wat zij hier te berde brengen. Ik ben het er met de voorzitter over eens dat het buitengewoon moeilijk is collectief een samenvatting en een overzicht te geven. Ik vraag mij ook zeer sterk af of je dit moet willen. Als het parlementaire tv-kanaal er komt, zie ik de burger al zitten. Ik vrees dat de meeste burgers heel snel de knop zullen omdraaien, zeker als zij de heer Jeekel horen zeggen dat het hem eigenlijk niet zo verschrikkelijk veel kan schelen waar de burger zich voor interesseert.

De heer Jeekel (D66):

Dat zei ik op het moment dat de heer Poppe zei dat de burgers er niet in geïnteresseerd waren. Het ging mij erom dat er een extra faciliteit aangeboden kan worden. In dit licht wil ik niet op voorhand de discussie aangaan over de vraag of de burgers zich er wel voor interesseren.

De heer Remkes (VVD):

U moet zich die burger eens voorstellen die net rustig met een kopje koffie in de hand naar het parlementaire tv-kanaal zit te kijken en dan u deze uitspraak hoort doen. Die man of vrouw schrikt zich natuurlijk hartstikke dood: is dat nu mijn volksvertegenwoordiger?

De heer Jeekel (D66):

Als die burger een halve minuut eerder was binnengekomen, had hij gehoord dat ik met een idee ben gekomen dat hem misschien wel aanspreekt.

De heer Remkes (VVD):

Wij wachten de rapportage van de werkgroep rustig af. Dan zullen wij ongetwijfeld verder discussiëren over dit thema.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik zie uw pretoogjes en ik vind dat u er een beetje een karikatuur van maakt. U zegt: ik zie die burger al zitten voor de televisie. Ik vraag u een vergelijking met de radio te maken, waarop een kanaal zit waarnaar geïnteresseerde en betrokken burgers kunnen luisteren. Als je een bijzonder debat wilt volgen, heb je aan verslaggeving van de pers niet genoeg. Dan kan dit echt een mogelijkheid zijn. Ik hoop dat uw vertegenwoordiger in de fractie dit voldoende serieus wil nemen.

De heer Remkes (VVD):

Wij zullen buitengewoon serieus met dit thema omgaan, maar dit neemt niet weg dat je over sommige onderwerpen die je serieus neemt, af en toe wel met enige luchthartigheid mag spreken. Juist dit kan ertoe bijdragen dat de burger de knop op het goede kanaal laat staan.

Jaarlijks verschijnt er een persbericht met een overzicht van de activiteiten van de Tweede Kamer in het voorgaande jaar. In het persbericht van 20 januari 1997 staat een overzicht van ingediende moties, waaruit blijkt dat er in 1994 315 zijn ingediend en in 1996 874. Van schriftelijke vragen zijn er in 1994 795 gesteld en in 1996 1496. Toen ik deze cijfers zag, kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de Kamer, alle leden, inclusief ikzelf, voorzichtig zou moeten zijn. Sommige parlementaire wapens kunnen makkelijk bot worden door te veel gebruik. Ik denk dat het goed is dat ieder van ons zich daar nog eens op bezint, want in sommige opzichten is het bijna een verdubbeling.

Het was overigens ook heel aardig om te zien, voorzitter, dat de gemiddelde parlementaire ervaring op dat tijdstip ruim zes jaar was – bepaald niet aan de lange kant. Dat zouden sommige politieke partijen – misschien kunnen die gegevens eens opgestuurd worden – zich ook heel goed moeten realiseren, want naar mijn opvatting is het zo dat een goed parlement een parlement met geheugen is. Ik krijg de laatste tijd wel eens de indruk dat dit besef nog niet in iedere kring is doorgedrongen.

De heer Mateman (CDA):

Ik wil graag op de suggestie van de heer Remkes ingaan, voorzitter, en hem wat adressen ter hand stellen van functionarissen die zich in dat opzicht wat zouden kunnen laten beleren door hem.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Remkes (VVD):

Ik begrijp, voorzitter, dat de heer Mateman het in ieder geval met mij eens is.

De heer Mateman (CDA):

Helemaal.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Wat de laatste tijd zo af en toe ook opvalt, is dat er naar mijn opvatting soms de neiging bestaat om, door sommige publicaties, een karikatuur van Tweede-Kamerleden te doen ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren naar aanleiding van een promotieonderzoek over het leesgedrag van Kamerleden. De conclusies van dat promotieonderzoek waren overigens voor ons positief, maar de kop in de krant was: Kamerleden lezen slechts kwart van beleidsnota's.

Een ander voorbeeld is dat naar aanleiding van de befaamde enquête van het Historisch Nieuwsblad: Kamerleden krijgen 4+ voor geschiedenis. Ik zou diezelfde vragen wel eens aan de samenleving voorgelegd willen hebben.

Wat bij mij helemaal in het verkeerde keelgat is geschoten, is het recente onderzoek van het blad Panorama: proefondervindelijk onderzoek naar het milieuvriendelijke afvalgedrag van Tweede-Kamerleden. Dat onderzoek is inderdaad proefondervindelijk verricht, want bij een aantal collega's zijn de vuilniszakken opengehaald.

De heer Bukman:

Leest u dat allemaal?

De heer Remkes (VVD):

Dat wordt mij soms onder de aandacht gebracht en dan valt mijn oog daarop. Dan valt mij vooral ook op, voorzitter, dat sommige collega's daar ook nog aan meewerken en daar commentaar op geven. Ik wil één collega hulde geven, te weten collega Crone, die bij die gelegenheid gewoon heeft laten weten: met permissie, maar wat doet u in mijn tuin?

De heer Mateman (CDA):

Nu is dat ook de enige keer dit jaar geweest dat collega Crone niet gereageerd heeft.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Ook ik wil graag het Presidium bedanken voor de beantwoording, die zeer ruim was. Het spectrum van het aantal onderwerpen dat wij met elkaar, met z'n zevenen of achten, weten te bedenken ten aanzien van de Raming, onderwerpen die ons dus boeien, is ook behoorlijk groot.

Ik wil dan even refereren aan de woorden van de voorzitter van het Presidium over het milieuplan; het feit dat een bedrijfsinterne milieuzorg nu echt start, is winst. Het project verzuimbeleid, voorts, vinden wij belangrijk. Terzake van het interneberichtennetwerk, via e-mail, krijg ik nog een reactie op de vraag wanneer dat ingevoerd zou kunnen worden. Verder is er het feit dat we ten aanzien van de allochtonen naar de streefcijfers die in de regio Haaglanden gelden, toe zouden kunnen en willen gaan.

Het lijkt ons wel dat één thema wat is zoekgeraakt in de beantwoording. Dat is het thema openbaarheid en toegankelijkheid van het gebouw. Daar heeft collega Rehwinkel ook een aantal vragen over gesteld. Juist vanuit de gedachte dat een huis van de democratie dat wij hier hebben, makkelijk toegankelijk moet zijn en, als het even kan, ook openbaar moet zijn en beschikbaar om met elkaar de democratie goed te beleven, heb ik daar een aantal vragen over gesteld en een aantal suggesties gedaan. Ik wil daar graag van het Presidium een reactie op hebben.

Voorzitter! Waar gaat het ons om als wij het hebben over efficiencyverbetering? Met "ons" bedoel ik de drie fracties die onder de motie staan die collega Remkes zojuist heeft ingediend. Het gaat ons helemaal niet zozeer om privatisering; dat is het eind van de redenering. Het gaat ons om efficiencyverbetering. Het gaat ons erom dat de Kamer als organisatie een schoolvoorbeeld zou moeten zijn van een excellente organisatie. Je wilt dan de hoogste standaard proberen te bereiken bij een aantal diensten van je organisatie. Wij menen dat er, gegeven de huidige situatie, nog efficiencyverbetering mogelijk is. Die moeten wij nastreven en als eindpunt van die verbetering zou een vorm van uitbesteding in beeld kunnen komen. Die redenering hebben wij neergezet en wat ons betreft past die in de wijze waarop wij als Kamerorganisatie zouden willen werken.

Over de Stenografische dienst moet ik misschien iets meer zeggen. Het antwoord van het Presidium in de nota naar aanleiding van het verslag was heel duidelijk. Inderdaad verdient een groot aantal stenografen en notulisten bij door nevenwerkzaamheden te verrichten bij allerhande instanties. Dat geschiedt natuurlijk met inachtneming van een aantal randvoorwaarden. Maar het is van tweeën één: óf de stenografen en de notulisten werken zeer hard en hebben er dus de gelegenheid voor, óf er zit een bepaalde ruimte in de werkzaamheden. Dat laatste hoeven wij niet erg te vinden, maar wij kunnen wel op een relatief nuchtere manier erover praten en zeggen wat wij ermee willen doen. De reactie dat de griffie dan ook wel geprivatiseerd kan worden, vind ik, ook ten opzichte van uw eigen antwoord, net een stapje te ver.

Ik kom nu bij het punt over de regie van de informatievoorziening. Het Presidium schrijft dat het belangrijk is dat de Tweede Kamer zelf kan bepalen wat de consistentie en eenduidigheid in de informatievoorziening zou moeten zijn. Hoe gaat het Presidium dat bepalen? Komt er een visie terzake op de consistentie, de eenduidigheid in de informatievoorziening? Blijkbaar is het feit dat daar regie op moet zijn, een belangrijk punt. De voorzitter heeft duidelijk aangegeven wat er, wat hem betreft, niet onder zou moeten vallen. Ik zou echter graag horen wat er in de visie van het Presidium met betrekking tot de regie van de informatievoorziening wél zou moeten gebeuren.

Tot slot heb ik nog een kleine suggestie voor het laptopproject oftewel het project werkplek thuis. Het ziet ernaar uit dat 70 tot 80 van de 150 Kamerleden hieraan gaan meedoen. Ik denk dat een deel van het probleem zit in het tamelijk hoge "take it or leave it"-karakter, althans zo heb ik het in mijn fractie ervaren. Waarom is er niet wat meer maatwerk mogelijk? Nogal wat leden hebben nu thuis allerhande configuraties, vooral in de software en zij zien wel degelijk een aantal zinnige elementen in het aanbod. Maar zij vinden het eigenlijk niet aan de orde om op het totale aanbod in te gaan en er is voor hen zelfs sprake van kapitaalverlies voor datgene wat zij kortgeleden hebben aangeschaft. Is er niet wat meer maatwerk mogelijk waardoor er een grotere dekkingsgraad optreedt dan de 70 à 80 van de 150 leden?

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de drie voorzitters voor hun beantwoording die in veel gevallen zeer uitgebreid was. Ik kan mijn tweede termijn kort houden. Ik heb niet zelf het initiatief genomen tot het indienen van moties. Mij kan dus in ieder geval in dit debat niet worden verweten dat ik het wapen van de motie bot zou maken.

Ik dank de voorzitter van het Presidium voor zijn toezegging om de problematiek van de vergadervrije dagen, waaronder de vergaderdag op 1 mei, in samenhang te bekijken. Wij wachten graag de uitkomsten daarvan af.

Voorzitter! Misschien mag ik nog even de aandacht vestigen op een paar puntjes die niet aan de orde zijn geweest in de beantwoording. Wellicht kan in tweede termijn of bij een andere gelegenheid worden zorggedragen voor een goede afhandeling. Ik noem allereerst het punt van het tv-kanaal. Dat punt heb ik zelf aangesneden toen ik sprak over de rol van het Presidium. Ik betreur het dat het soms lang duurt voordat het Presidium uitvoering geeft aan afspraken. De uitvoering lijkt althans lang te duren. Overigens kan ik in dit verband geen afspraken bedenken die uiteindelijk niet worden nagekomen. Alleen, soms lijkt de uitvoering wat lang te duren. Daarom heb ik gesproken over het tv-kanaal alsmede over de moties van Van Rey en Kalsbeek en gevraagd waarom het betrekkelijk lang moet duren voordat afspraken worden nagekomen.

Dan is er nog een punt waarop geen antwoord is gegeven. Hoewel, soms was ik voor andere zaken even buiten de zaal. Ik was echter wel altijd in de buurt. Maar het gaat mij nu om verzoeken voor het doen van onderzoek. Die zijn af en toe afgewezen met het argument dat geen budget voorhanden was. Ik noem in dit verband de HSL nog een keer.

De heer Bukman:

De opmerking daarover heb ik beantwoord, en helder.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Excuus! Ik had dat nog geverifieerd bij een collega.

De heer Bukman:

Die was zeker ook buiten de zaal.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik wil mijn collega niet de schuld geven. Die is overigens vast niet buiten de zaal geweest. Maar het kost nu eenmaal moeite de hele dag je aandacht bij het onderwerp te houden.

Voorzitter! Het leek er zojuist even op dat de heer Remkes van zijn tweede termijn een eerste termijn wilde maken. Hij stelde namelijk weer nieuwe punten aan de orde. Ik dacht even dat hij niet veel zin had in het debat dat vanavond nog moet worden gehouden en waaraan hij ook zal deelnemen, namelijk het debat over de stadsprovincies. Deze veronderstelling zal echter geheel onjuist zijn.

De heer Jeekel maakte een opmerking over het beeld dat men in het land vaak heeft van de volksvertegenwoordiging. Ik vind ook dat wij ons er goed van bewust moeten zijn dat wij allen hier verantwoordelijk zijn voor de beeldvorming. Ik denk nu aan de politici en de pers. Vaak hoor je dat volksvertegenwoordigers dom zijn en veel te veel verdienen. Als er maar een handjevol vertegenwoordigers in de zaal zit, denkt men al gauw: de rest zal wel in de tuin aan het werk zijn. Helaas is dat niet het geval. In sommige gevallen is werken in de tuin overigens hard nodig. Maar wij als politici hebben ten aanzien van de beeldvorming een verantwoordelijkheid. De pers heeft natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid. Ik zeg dit in de richting van sommige collega's die bij de buitenwereld toch een bepaald beeld oproepen. Ik betreur dat, want dit komt het aanzien van de politiek niet altijd ten goede. Wat dat betreft ben ik het eens met de woorden die de heer Remkes in tweede termijn sprak.

De heer Mateman (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Hartelijk dank voor de gegeven antwoorden! Ik cluster de onderwerpen die nog aan de orde zijn in een paar groepen. Dat zijn er overigens niet veel.

Over het punt van de flexibiliteit van onze organisatie is een motie ingediend die ik ook ondersteun. De motie biedt de mogelijkheid om na te denken over verdere vormen van uitbesteding. Overigens, die uitbesteding moet niet tegen elke prijs plaatsvinden. De voor- en nadelen behoren op een rij gezet te worden. Dat is ook nadrukkelijk de bedoeling van de mede-indieners. Wij hebben de suggestie gedaan te kijken naar de automatisering en denken niet allereerst aan het restaurantbedrijf. Echter, ik sluit niet uit dat ook met betrekking tot het restaurant alle voor- en nadelen nog eens op een rij gezet worden.

Voorzitter! Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of de huidige bestuursstructuur van het ambtelijke apparaat in het licht van de kennis van vandaag een goede is en of die structuur eens geëvalueerd kan worden. Verder heb ik gevraagd of wij wellicht toch weer niet een wat simpeler weg op moeten of dat hier zoveel voordelen aan vastzitten dat het verstandig is om op de ingeslagen weg door te gaan.

Ik heb ook een vraag gesteld over de automatisering. In engere zin is in mijn fractie de vraag gesteld of het softwarepakket dat nu aangeboden wordt, ook mogelijkheden biedt tot aansluiting bij hetgeen de Sdu aanbiedt in "Op maat" of dat daarvoor een apart abonnement moet worden afgesloten.

Ik wil ook nog iets zeggen over een paar onderwerpen die door collega's zijn genoemd. Vorig jaar heb ik al met collega Rehwinkel van gedachten gewisseld over het parlementaire tv-kanaal. Ik heb dat toen een suggestie genoemd om 's avonds op een rustige wijze te kunnen inslapen. Ik vrees dat dit nog steeds het geval is, al heeft dat uiteraard ook een maatschappelijke functie. Het lijkt mij overigens ook niet goed om het te doen. Ik zeg dit nu in de richting van collega Jeekel. Wij hebben in dit land onafhankelijke journalistiek. Wij kennen gelukkig de omstandigheid dat het parlementaire nieuws op een toch redelijk pikante wijze geserreerd wordt gebracht. Ik moet zeggen dat dit niet altijd tot ons genoegen gebeurt. Als er een partij is die dat met recht en reden mag zeggen, is dat wel de mijne. Misschien hebben wij dat met ons verleden wel aan onszelf te wijten, maar het is niet anders. Ik weet niet of een chronologische opsomming van alles wat hier gebeurt, echt zal bijdragen tot een beter begrip van wat er in het parlement gebeurt. Ik betwijfel dat, eerlijk gezegd. Ik denk dat het middel erger is dan de kwaal.

Een opmerking die ik elk jaar maak, betreft het in dienst nemen van gehandicapten in de Kamerorganisatie. Anderen hebben dit punt ook al genoemd en ik noem het nu weer even.

Ik sluit mij uiteraard van harte aan bij de suggestie van diverse collega's voor de gebruikersgroepen. Ik wil daarbij niet alleen denken aan de automatisering, maar ook aan de informatievoorziening, het restaurant en nog andere mogelijkheden. Op die manier kunnen ook de ambtelijke staven van de fracties hierbij betrokken worden, waardoor wij indirect ook wat meer decentralisatie van beslissingen in eigen huis krijgen.

Voorzitter! Ik kom op de antwoorden op het terrein van de PPO. Ik ben het volstrekt eens met de interpretatie van mevrouw Doelman van de brief van minister Dijkstal. De werkgroep heeft het met de haren erbij slepen van een grondwettelijke bepaling van de hand gewezen. Wij delen dat; wij moeten hier zelfs geen begin van een discussie over laten ontstaan. Er kan niet aan de ene kant royaal gegeven worden, terwijl aan de andere kant een moeizame procedure opgestart wordt. Ik denk dat dit niet goed is.

Ik heb in het bijzonder nog een vraag gesteld over de strekking van artikel 7 in de nieuwe regeling. Dit betreft de reservering. Misschien kan mevrouw Doelman hier nog nader op ingaan. Ik neem aan dat zij wel weet wat ik bedoel.

Ik kan redelijk open zijn over het amendement-Remkes op dit terrein. De achterliggende gedachte dat er absolute bestedingsvrijheid moet blijven bestaan voor het individuele Kamerlid, ondersteunen wij. Ik weet evenwel niet in hoeverre het amendement daar meer aan tegemoetkomt dan de regeling die nu op tafel ligt. Als de conclusie moet zijn dat de bestaande regeling dit de facto onmogelijk maakt, dan ben ik geneigd om het amendement-Remkes te steunen. Onze fractie gedraagt zich ook overeenkomstig de strekking van dat amendement. Als het evenwel een overbodige vastlegging betekent, dan zet ik er vraagtekens bij.

De heer Remkes (VVD):

Het is een beperkte verruiming van de rechten van de individuele Kamerleden.

De heer Mateman (CDA):

Ik denk niet dat wij daar principiële bezwaren tegen hebben. Integendeel, u weet ook dat de CDA-fractie voor beide mogelijkheden in is. Wij doen het nu op individuele basis, maar ik sluit helemaal niet uit dat de fractie nog eens gaat collectiviseren. En dan zouden wij de keuze voor anderen niet onmogelijk maken.

Voorzitter! Ik kom ten slotte op de veiligheid in het gebouw. De Kamervoorzitter is daar zeldzaam duidelijk over geweest. Het gaat ons er niet om dat de veiligheid bij het bezoek van Clinton minder moet worden. Integendeel, wie zou dat voor zijn rekening willen nemen? Een principieel punt is voor ons echter wel dat de hoofdverantwoordelijkheid voor de veiligheid in het gebouw waar het hart van de democratie klopt, dit parlementsgebouw, bij de Kamervoorzitter moet blijven berusten. Ik wil volgende week dinsdag niet geconfronteerd worden met Amerikanen die uitmaken of een Nederlandse parlementariër in zijn eigen gebouw wordt toegelaten. Dat er Amerikanen bij zijn, vind ik best. Dat er afspraken gemaakt worden, vind ik ook best. Het is ook hun president. In dit gebouw zijn wij echter de baas. Dat hoort zo te zijn en te blijven. Niet eens met het oog op de discussie van gisteravond, maar met het oog op de discussie die volgende week gaat starten, zijn wij het van harte met de Kamervoorzitter eens.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Op een vijftal punten wil ik kort ingaan. Bovendien wil ik een aantal moties indienen in dit debat, tot mijn verrassing overigens.

Het eerste punt betreft de werkwijze van het Presidium, met name als het gaat om het daarbij betrekken van alle fracties in dit huis. Ik heb in eerste termijn vooral de koppeling gelegd met het uitgangspunt – dat, denk ik, onbetwist is – dat de leden van het Presidium niet gezien moeten worden als representant van hun fractie en ook geen verantwoording schuldig zijn aan de eigen fracties. Juist als je dat uitgangspunt serieus neemt, lijkt het mij voor de hand te liggen, als je niet kiest voor de route van uitbreiding van het Presidium – waarover een motie is ingediend – dat in ieder geval gekozen wordt voor de route van het afdoende informeren van alle fracties. In bepaalde gevallen, als het relevante onderwerpen betreft, zouden alle fracties vooraf geconsulteerd moeten worden. Dat lijkt mij inherent aan het uitgangspunt dat leden van het Presidium zitting hebben namens de gehele Kamer. Graag krijg ik hierop een reactie van de kant van het Presidium.

Het tweede punt betreft de opmerkingen die ik gemaakt heb over het inschakelen van een extern bureau bij sollicitatieprocedures. Ik heb aangegeven dat ik het gewenst vind dat de begeleiding bij sollicitaties meer in eigen hand wordt gehouden, niet alleen vanwege de kosten, maar ook op inhoudelijke gronden. De expertise is bij de Kamer aanwezig. Zoals ik al heb gezegd, is de Kamer de enige die 180 jaar ervaring heeft met het aantrekken van griffiers en plaatsvervangende griffiers. Over de reguliere werving voor vacatures heb ik de eer een motie aan de Kamer voor te leggen. Ik leg de nadruk op het woord "reguliere", omdat ik mij kan voorstellen dat het voor bepaalde functies in dit huis wel degelijk gewenst kan zijn om extern te werven en daar een bureau bij te betrekken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het inschakelen van externe bureaus voor de reguliere werving en selectie van Kamerpersoneel een buitenproportioneel middel is, waarmee de eigen mogelijkheden van de Kamer om tot een goede en afdoende selectie te komen, worden miskend;

verzoekt het Presidium bij de werving en selectie voortaan af te zien van de inschakeling van externe deskundigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Remkes, Rehwinkel, Jeekel, Mateman, Sipkes en Poppe.

Zij krijgt nr. 16 (25278).

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Een volgend punt betreft Rouvoetde automatisering. Kortheidshalve beperk ik mij tot de terugbelfaciliteit. Het gaat mij daarbij vooral om het principe dat er niet in de thuissituatie voortdurend gebruikgemaakt kan worden van dit soort faciliteiten op kosten van de Kamer. Ik vind de faciliteit buitengewoon nuttig en ik zou het ook op prijs stellen als dat weerklank vindt en veel gestimuleerd wordt. Mede tegen de achtergrond van het risico van een onbeheersbare kostenontwikkeling door het niet te voorspellen gebruik ervan, vind ik toch dat wij daar niet toe zouden moeten overgaan. Ik wil hierover de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van Internet door Kamerleden op de werkplek thuis voor het parlementaire werk van nut kan zijn;

van mening, dat het daadwerkelijk gebruik overigens een verantwoordelijkheid van het Kamerlid zelf is;

verzoekt het Presidium in het kader van het laptopproject "Mobiele werkplek" geen terugbelfaciliteit op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (25278).

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Op het punt van de PPO-regeling heb ik niet zoveel vragen gesteld. Op de valreep viel mij nog wel de volgende vraag aan de voorzitter van de werkgroep in, onder andere naar aanleiding van een opmerking van de heer Mateman. Mag ik aannemen dat ook na de stemmingen over moties daarmee nog niet automatisch de PPO-regeling tot in detail is vastgesteld, maar dat er nog enige ruimte zal zijn om daar op detailniveau in overleg met de fractie wat aan te schaven? Of moet ik het zo zien dat de regeling is vastgesteld na de stemmingen over de moties? Ik kan mij voorstellen dat de behoefte bestaat dat er op een enkel punt nog enigszins geschaafd kan worden, waarbij het dan inderdaad gaat om details.

Voorzitter! Mijn laatste punt betreft het call center. Ik heb al gevraagd wat we nu precies met dit call center moeten. Er is mij gevraagd of ik daar een Nederlandse aanduiding voor heb. Ik heb toen gezegd dat ik, als de voorzitter van het Presidium mij uit kan leggen wat het call center inhoudt en wat het doet, voor een Nederlandse naam zal zorgen. Ik heb van de voorzitter van het Presidium een A4'tje gekregen waarin dit precies duidelijk wordt gemaakt. Ik geef een enkel citaat: "Het call center is het interface van de organisatie met haar omgeving". Dat lijkt mij helder als kristal. "Wat er feitelijk gebeurt is dat daar" – in dat interface, in dat call center – "de identiteit van de organisatie naar buiten komt". Dat weten we dan ook. Zo gaat de tekst nog even verder. Het wordt mij uit dit soort citaten niet glashelder wat het call center precies doet. Geïnteresseerden kunnen er kennis van nemen. Duidelijk wordt wel uit een later citaat dat "de macht komt de liggen bij de empowered CC-medewerker".

Voorzitter! Met het debat dat we achter de rug hebben over de rol van de Nederlandse taal en de voorbeeldfunctie van Kamerleden en Kamer als instituut, lijkt het me goed om de Kamer een motie voor te leggen. Daarin wordt mijn deel van de deal meteen ingevuld, los van de vraag of het andere deel van de deal ook adequaat is ingevuld. Ik wil in deze motie enige emotie kwijt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Kamer een voorbeeldfunctie vervult waar het gaat om het gebruikmaken van de Nederlandse taal;

van mening, dat dientengevolge het gebruikmaken van anderstalige begrippen zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen;

verzoekt het Presidium te bevorderen dat het Call Center (Call Center Intake en Call Center Support) een passende Nederlandse benaming krijgt, waarbij te denken valt aan: Eerste Hulp bij Storingen (EHBS) of: HELP (Hulppost bij Elektronische Problemen),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (25278).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Bukman:

Voorzitter! De lokale predikant heeft mij eens voorgehouden dat een goede preek kort kan zijn en dat een slechte preek kort moet zijn. Uit veiligheidsoverwegingen houd ik het dus kort, maar ook om u te dienen.

Mevrouw Sipkes vroeg of het jaar 2000 een schrikjaar was. Neen. Het is wel een schrikkeljaar, dus wij hebben een dag extra. Het is een soort ijkjaar in het hele proces. Het had net zo goed 2001 of 1999 kunnen zijn, maar wij focussen op 2000 en hopen alsdan te kunnen zeggen dat alles wat wij voornemens waren, goed loopt. Het is dus niet meer dan een min of meer toevallig vastgesteld ijkpunt.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik kan mij voorstellen dat het een willekeurig vastgesteld jaar is, maar dat jaar, dus het aanbreken van de volgende eeuw, schijnt echt een schrikbeeld te zijn voor iedereen die met computers omgaat. Ik weet niet of dit bij de Kamer een probleem zal zijn.

De heer Bukman:

Wij kunnen nu niet vaststellen of het dan een probleem zal zijn. De bedoeling is om alsdan alles op rolletjes te laten lopen.

Mijn tweede punt betreft het belsysteem. Er lijkt op zichzelf niets op tegen te zijn om het oude belsysteem weer in ere te herstellen, zij het dat veel leden in het verleden tijdens commissievergaderingen of gesprekken in hun werkkamer het voortdurende bellen als buitengemeen hinderlijk hebben ervaren. Daarom zijn wij op het huidige systeem overgestapt, maar als mevrouw Sipkes wil dat het Presidium die discussie weer herneemt, dan doen wij dat met genoegen.

Het derde punt is de kwestie van het Presidium. Ik heb het reglement nog eens nagekeken, mede naar aanleiding van vragen van collega Poppe. In artikel 5 staat dat de Kamer na iedere voorzittersbenoeming een door haar te bepalen aantal ondervoorzitters benoemt van wie de rangorde wordt bepaald door de volgorde van hun benoemingen. In artikel 9 staat dat de voorzitter en de ondervoorzitters samen het Presidium vormen. De Kamer kiest dus een voorzitter en ondervoorzitters, en die vormen met elkaar het Presidium, dus in beginsel is elk Presidiumlid ondervoorzitter in een bepaalde volgorde. Het aantal kan dus bepaald worden door de Kamer en de ondervoorzitters moeten worden gekozen. Dat is de situatie en verder is er weinig vastgesteld over de wijze waarop dingen in de praktijk lopen. Nu kan ik mij best voorstellen dat er in het verleden wel eens een procedure is gevolgd die niet helemaal spoort met hetgeen in het reglement staat, maar daartegen had toen bezwaar aangetekend moeten worden. Ook als het gaat om de samenstelling van het Presidium moeten wij ons houden aan datgene wat het Reglement van orde ons voorhoudt, tenzij dat niet naar onze zin is en dan moeten wij het reglement aanpassen.

Mevrouw Sipkes heeft een motie ingediend over de taxiregeling. Daarin werd gesteld dat niet langer onderscheid gemaakt moet worden naar geslacht. Het Presidium ontraadt deze motie, want er worden faciliteiten mee verstrekt aan personeelsleden die gemakkelijk met het openbaar vervoer of de eigen auto kunnen. Wij moeten deze faciliteit restrictief en niet algemeen toepassen. Dat doe je in feite, als het onderscheid tussen mannen en vrouwen hierbij wordt opgeheven.

De heer Mateman (CDA):

Met alle respect, ik heb de motie medeondertekend en juist op dit punt bekeken. Als de regeling bij vrouwen restrictief wordt toegepast, en terecht, waarom zou zij dan plotseling niet meer restrictief worden toegepast als er mannen om de hoek komen kijken? Dan leest u de motie toch op een manier, die niet helemaal juist is. Mannen horen minstens zo streng bekeken te worden als vrouwen. Ik zeg het met tegenzin, maar het is zo.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het Presidium ontraadt de motie, maar de argumentatie is nu heel anders dan wij in de afgelopen periode hebben gehoord. Ik ben het overigens ook niet eens met deze argumentatie, maar ik vind het niet echt een consequente houding van het Presidium.

De heer Bukman:

Ik heb erover gezegd wat ik erover zeggen kon.

Dan kom ik op de motie over groene stroom. Ik heb even met de natte vinger laten nagaan wat de meerkosten hiervan zouden zijn. Aanstaande maandag kan men hierover meer gedetailleerde cijfers krijgen, dus voordat wij gaan stemmen. In eerste aanleg lijken de meerkosten toch enkele tonnen te bedragen. Daar moet op enigerlei wijze een dekking voor worden gezocht in het kader van de Raming. Wij kunnen er niet gewoon maar alles wat meer kost bijschrijven. Op die manier maken wij onze ramingen niet. Ik zal de cijfers doen toekomen. Als de Kamer deze motie aanneemt, zou ik het erg op prijs stellen als daarbij werd aangegeven waar wij het geld vandaan moeten halen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Als het Presidium een voorstel voor die kosten doet, nodig ik het uit om daar een suggestie bij te doen waar wij het geld vandaan moeten halen. Ik kan mij niet voorstellen dat het Presidium vindt dat de Kamer moet zeggen dat het te duur is en dat wij het daarom niet doen. Dat staat echt haaks op wat wij in de samenleving doen. Tegen een gewone privé-consument of burger zeg je toch ook niet: doe maar niet want dat kost meer?

De heer Bukman:

Nee, maar zo zijn wij niet getrouwd. Als u zegt dat wij meerkosten van groene stroom moeten aanvaarden, dan vind ik het normaal om aan u te vragen ten laste van welk onderdeel van de Raming dat zou moeten gaan. Dat moeten wij van tevoren weten. Daarna krijgt u het definitieve advies van het Presidium of de motie acceptabel is of niet. U kunt niet zeggen dat u dit wilt en dat het Presidium maar moet uitzoeken waar het geld vandaan moet komen. Dat vind ik geen goede taakverdeling, als wij bezig zijn met ons eigen functioneren.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik vroeg om een suggestie van het Presidium, maar als dat niet kan, hoop ik dat het Presidium ons maandag vroeg een nieuwe schatting zal doen toekomen, want dan heb ik nog tijd om er een dekking voor te zoeken.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Met de volgende vraag zou ik de intentie van het Presidium willen leren kennen. Is de heer Bukman bereid om bij de Raming van de kosten voor volgend jaar die paar ton extra voor groene stroom op te nemen? Ik zie het probleem voor dit jaar.

De heer Bukman:

Bij de voorbereiding van de Raming voor volgend jaar wil ik dit punt best meenemen, want het is op zichzelf een relevant punt. Het is geen onzin of iets wat buiten de werkelijkheid staat of haaks staat op maatschappelijke bewegingen, maar ik leg wel het probleem voor dat te maken heeft met de Raming voor 1998.

De vraag van de heer Poppe heb ik eigenlijk al beantwoord toen ik de vraag van mevrouw Sipkes over de procedures voor de samenstelling van het Presidium beantwoordde. In verband met de tijd wilde ik niet op herhalingsoefening gaan.

De heer Poppe (SP):

Een oordeel over de motie kan natuurlijk geen kwaad!

De heer Bukman:

De heer Poppe wil dat de Kamer bij motie uitspreekt dat het wenselijk is om ook leden van de kleinere fracties deel te laten uitmaken van het Presidium. Ik heb in antwoord op de vraag van mevrouw Sipkes uitvoerig betoogd dat elke Kamer die gekozen is vervolgens een voorzitter kiest en tevens zoveel plaatsvervangende voorzitters als men wenst. Aan de plaatsvervangende voorzitters is geen maat of kleur verbonden. De heer Poppe was niet in de zaal toen ik dit antwoord gaf. De Kamer maakt dus uit wat er gebeurt. Dat gebeurt nadat er verkiezingen hebben plaatsgevonden en de nieuwe Kamer is beëdigd. De heer Poppe kan zeggen dit element alvast geregeld te willen zien. Dan zeg ik dat het mij prematuur lijkt. Daarom ook ontraad ik in deze fase deze motie.

De heer Poppe (SP):

Ik vind het ontraden een beetje in tegenstelling staan tot wat de heer Bukman heeft gezegd. De Kamer maakt het echter uit. Ik leg de motie immers voor.

De heer Bukman:

Het ontraden van de motie heeft ermee te maken dat het een zaak is van de nieuwe Kamer. Er zijn twee artikelen in het Reglement van orde, artikel 5 en artikel 9, die hierbij van toepassing zijn. Daar staat het precies in. Als de heer Poppe de zaak op een punt alvast wil invullen en over dit punt een Kameruitspraak wil horen, staat dit naar mijn gevoel haaks op de gedachte dat de nieuwe Kamer dit moet uitmaken. Deze Kamer heeft een Presidium gekozen. De heer Poppe kan, als hij dat wil, zeggen dat dit Presidium van geen kant deugt. Het Presidium is echter gekozen en zegt voor het laatste jaar geen veranderingen aan te willen brengen. De nieuwe Kamer moet een eigen weg kiezen. In interne zaken kan de oude Kamer de nieuwe Kamer niets voorschrijven.

De heer Poppe (SP):

Ik ben van mening dat de Kamer een continu proces is. Oud of nieuw, de Kamer is continu.

De heer Bukman:

De verkiezingen zijn geen continu proces. De samenstelling van het Presidium en het kiezen van een voorzitter is alleen een continu proces qua procedure en niet qua uitkomst.

De heer Remkes heeft gevraagd welke taken het gebruikersplatform krijgt. In de eerste plaats moet het gebruikersplatform wensen inventariseren en klachten verzamelen. Het moet het communicatieplatform zijn van de gebruikers naar de dienst automatisering. De samenstelling zal bestaan uit medewerkers, fractieondersteuning, ambtelijke gebruikers en de dienst automatisering. Ik hoop dat dit instemming kan krijgen.

De heer Remkes heeft tevens gevraagd naar de bezuinigingen zoals wij die in gedachten hebben ter compensatie van bepaalde meerkosten. Het is de bedoeling dat het drukken een veel selectiever proces wordt. Het proces wordt meer op maat en zal daardoor veel minder omvangrijk worden dan in het verleden het geval was. Daaraan ontleden wij het standpunt dat er aanmerkelijke verminderingen van de kosten mogelijk zijn.

De heer Remkes (VVD):

Kan het Presidium de toezegging doen dat er bij de Raming van volgend jaar verslag wordt gedaan van de wijze waarop de geraamde bezuiniging gehaald is in 1997? Wij kunnen dan ook beoordelen wat de actualiteits- en de realiteitswaarde voor de volgende jaren is.

De heer Bukman:

Ja, graag.

Er ligt een motie van de heer Remkes. Daarin wordt het Presidium uitgenodigd om een inventarisatie te doen van de mogelijkheden tot efficiencyverbetering van ondersteunende functies waarbij mogelijke uitbesteding nadrukkelijk als optie kan gelden en de Kamer daarover binnen een halfjaar te rapporteren.

Op zichzelf ontmoet dat verzoek geen bezwaar, maar onder verwijzing naar hetgeen de heer Rehwinkel heeft gezegd, zeg ik dat je niet almaar als een hijgend hert nieuwe thema's moet oppakken en nog weer eens bekijken.

De heer Remkes (VVD):

Het is toch geen nieuw thema?

De heer Bukman:

Nee, het is een oud thema, maar het wordt steeds weer opgevoerd en er wordt steeds weer om actie gevraagd, terwijl er een besluitvormingsproces is geweest. Dat maakt van het Presidium een hijgend hert.

De heer Remkes (VVD):

In de motie wordt gevraagd om brede efficiency. Er wordt een bepaalde indicatie gegeven, breed geformuleerd. Het lijkt mij dat zo'n thema bij uitstek bij de behandeling van een begroting, zoals de Raming is, hoort.

De heer Bukman:

Ik heb niet gezegd dat ik de motie ontraad, ernstig ontraad of wat dan ook. Ik heb gezegd dat het op zichzelf prima is als de Kamer dit wil, maar dat wij wel moeten oppassen dat wij niet binnenshuis bepaalde thema's die tot conclusies hebben geleid, daags erna weer opvoeren om ze nog eens te bekijken. De zorg voor de efficiency is een permanente zorg voor het Presidium. Wij hoeven niet bij motie het standpunt van de Kamer aangedragen te krijgen dat er nu eens op de efficiency moet worden gelet. Daar zijn wij om de veertien dagen mee bezig.

Ik hoor niet goed wat de heer Remkes zegt, maar ten behoeve van de Handelingen merk ik op dat het zoiets is als dat het signaal duidelijk moet zijn. Het signaal is duidelijk.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Als het signaal duidelijk is, kan de heer Remkes zijn motie intrekken.

De heer Remkes (VVD):

Nee, daarmee worden signalen slechts vastgelegd.

De heer Bukman:

Of bevroren!

De heer Remkes stelde een vraag over Plein 23. Het gaat daar om het creëren van een ontmoetingsruimte. Wij zullen trachten te inventariseren wat de europarlementariërs zelf willen en denken nodig te hebben. Wij gaan niet los van een inventarisatie van behoeften faciliteiten creëren.

In eerste termijn heb ik een antwoord aan de heer Jeekel laten liggen, waarvoor excuses. De Statenpassage zal in het aankomende jaar op een aantal zaterdagen worden opengesteld voor het publiek. Wij moeten dan maar eens kijken hoe dat in de praktijk uitwerkt. Openstelling van de Statenpassage voor het publiek verlegt een aantal problemen van veiligheid en controle van de ingangen op straatniveau naar ingangen van zalen enz. Eenvoudig openstellen zonder aandacht voor de consequenties, ook personeel en financieel, lijkt mij niet goed. Er wordt een begin gemaakt en dan zien wij verder hoe wij zullen handelen.

De heer Jeekel vroeg of er een regie is ten aanzien van de informatievoorziening. In ieder geval zal worden getracht de elektronische post, het berichtenverkeer, te realiseren met toepassingen van Internet. De invoering is gepland vóór het zomerreces van dit jaar, dit om even aan te duiden welke regie er is. Gaat het over de regie ten aanzien van de informatievoorziening, dan bedoelen wij dat de Kamer en niet de regering beslist welke informatie nodig is voor controle en voor de functie van medewetgever en hoe die informatie wordt verstrekt. Daarbij speelt het STOI als commissie natuurlijk een belangrijke rol.

Dan heeft de heer Jeekel nog gezegd dat het bij het laptopproject te veel een kwestie van "take it or leave it" is, maar het is wel een onderdeel van een heel proces, van een heel systeem. Je kunt het dus niet uitzonderen. Wij willen graag voorzieningen op maat, maar wij moeten uit een oogpunt van efficiency niet alles tot in details op maat proberen te krijgen en wij moeten bepaalde hoofdregels in acht nemen.

De heer Rehwinkel is nog teruggekomen op de onderzoeken. Ik herhaal dat er niet op grond van budgettaire overwegingen over het verrichten van een onderzoek wordt beslist, maar op grond van overwegingen van beleidsinhoudelijke aard. En als dat kosten met zich meebrengt, dan moet daarin worden voorzien.

De heer Mateman heeft nogmaals gesproken over de ambtelijke topstructuur. Ik heb in eerste instantie gezegd dat de huidige structuur veel zakelijker is dan de vorige, dat het Presidium veel beter geïnformeerd wordt dan vroeger en dat het door de betere communicatie de directie ook beter kan aansturen. Als er punten zijn die nog verbeterd kunnen worden, dan hoor ik dat wel. Ik wil ze alleen liever niet dagelijks in ontvangst nemen, omdat dat de indruk zou wekken dat er zoveel te verbeteren is, maar wij zijn altijd bereid tot nadere discussie daarover.

Dan kan ik de heer Mateman nog mededelen dat het abonnement "Op maat" wordt bezien bij het project integratie van bestanden.

Bij het parlementaire tv-kanaal is het nu toch een kwestie van afwachten wat de werkgroep naar voren zal brengen. Daar moeten wij geen oordeel vooraf over uitspreken, want dat zou een vooroordeel zijn.

Ten slotte merk ik in reactie op de bijdrage van de heer Mateman nog op dat de ervaring met uitbesteding van met name automatisering laat zien dat die kan leiden tot inflexibiliteit bij de informatievoorziening door de gebruikelijke behoefte aan duidelijke contractafspraken en de neiging van leveranciers om de kosten daarvan te optimaliseren. Een en ander kan leiden tot inflexibiliteit en daarom doen wij zoveel mogelijk dingen in eigen beheer.

De heer Rouvoet wil op dit moment geen andere samenstelling van het Presidium, maar hij vindt dat er wel op gelet moet worden dat informatie- en consultatiemogelijkheden optimaal worden gebruikt als er fracties zijn zonder een lid in het Presidium. Ik formuleer het zó, want fracties zijn niet vertegenwoordigd in het Presidium. Er moet dus niet de indruk gewekt worden dat het Presidium een bepaald deel van de Kamer zou willen verwaarlozen, want het Presidium is er voor de hele Kamer.

De heer Rouvoet heeft nog een motie ingediend over het niet opnemen van een terugbelfaciliteit in het laptopproject voor het mobiele netwerk.

De heer Rouvoet (RPF):

Ik kom nog terug op het vorige punt. U constateerde alleen dat ik dit heb gezegd. Mag ik dit zo verstaan dat u het overneemt en het eens bent met mijn stelling?

De heer Bukman:

U mag dit positief opvatten. Ik meen overigens dat ik dit zo heb gezegd. Anders zou ik andere woorden hebben gebruikt.

Ik kom terug op de motie over het laptopproject. Het Presidium meent dat hier sprake is van een essentieel onderdeel voor beveiliging en adequaat beheer. Daarom ontraad ik aanvaarding van deze motie.

De heer Rouvoet (RPF):

Het aspect van de beveiliging is in eerste termijn noch door mij, noch door het Presidium aan de orde gesteld. Ik wil, met behoud van het uitgangspunt, mijn motie straks in een heel korte derde termijn op dat punt aanpassen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit meteen na het antwoord van mevrouw Doelman te doen. Er geldt alleen een derde termijn voor aanpassing van deze motie. Dat is dus een halve minuut.

De heer Bukman:

Dan kom ik bij de motie van de heer Rouvoet c.s. over het niet meer inschakelen van externe deskundigen. Ik begrijp hier niets van. En het is nogal wat bij zo'n Kamerbreed gesteunde motie als uw voorzitter daar niets van begrijpt! De Kamer spreekt alom over uitbesteding, externe deskundigheid, enz. Nu doet zich een probleem voor waarbij de Kamer echt externe assistentie nodig heeft en dan mag dat niet. Als de Kamer de motie aanneemt, wordt zij uiteraard uitgevoerd, maar de argumentatie is mij absoluut onduidelijk.

De heer Rouvoet (RPF):

Ik meen dat ik dit punt duidelijk had gemaakt. Ook uit het feit dat de motie vrij breed gesteund wordt, kan worden afgeleid dat de strekking duidelijk is. Ik wil hierover nog het volgende opmerken. Als grotere fracties een advertentie zetten, komen daar ook wel eens een paar honderd brieven op. Men behandelt die over het algemeen in eigen beheer. Wij hebben over de fractieondersteuning gesproken. Men moet dat ook in eigen beheer doen. Ook op inhoudelijke gronden lijkt het mij zeer wel aan te bevelen dat werving en selectie zoveel mogelijk in eigen beheer worden gedaan.

De heer Bukman:

Als de Kamer de motie aanneemt, is het Presidium verder als was in uw handen. Wel is het mogelijk dat dit aanvaarde dictum bij andere discussies ook tevoorschijn komt.

De heer Mateman (CDA):

Nu worden appels en peren met elkaar vergeleken. In de algemene uitspraak, zoals collega Remkes die voorlegt, gaat het om het structureel uitbesteden van activiteiten die we nu binnen de eigen organisatie vervullen. Dat heeft een structureel karakter waarvan de voor- en nadelen moeten worden afgewogen. In de andere motie gaat het om de vraag, bij de permanente werkzaamheden die tot onze eigen taken behoren niet te vaak de was de deur uit te doen. Dat zijn toch ongelijksoortige grootheden! Als dat niet begrepen wordt, maak ik me eerder zorgen over dat onbegrip dan over de verschillende strekkingen van de moties.

De voorzitter:

Omdat dit geen vraag was, maar een kort betoog is het woord aan mevrouw Doelman-Pel.

Mevrouw Doelman-Pel:

Voorzitter! Er zijn een paar vragen gesteld over de PPO. Ik ben er blij om dat de heer Mateman mij eraan herinnerde dat ik een vraag van hem nog niet beantwoord heb. Dezelfde vraag was door mevrouw Sipkes in verband met de reserves gesteld. Het gaat in feite om een marginale toetsing als men gebruik wil maken van de reserves. Die maken namelijk geen onderdeel uit van de kasbegroting. Indien er bestedingen zijn in het kader van artikel 2 is er een marginale toetsing. Het gebeurt echter wel eens dat net bij het begin van het nieuwe begrotingsjaar mensen gebruik willen maken van de reserves. Dat is op zichzelf vreemd. Men kan achterliggende motieven hiervoor hebben die niet direct doorzien kunnen worden, waardoor soms een iets verdergaande toetsing nodig is. Het is dus meer een soort sluis voor eventuele problemen. Normaal gesproken mag er geen probleem zijn als het valt binnen de besteding van artikel 2.

Ik kom bij de vraag van de heer Remkes. Budgettaire neutraliteit was voor de werkgroep onmogelijk gezien de opdracht die zij had, en de analyse en de uitkomst. Uiteindelijk heeft het Presidium geoordeeld dat het niet mogelijk was ruimte binnen de raming voor dit jaar te vinden. Daarom is er een aanvullend budget voor de fractieondersteuning gekomen.

Dan kom ik bij het amendement van de heer Remkes. De werkgroep heeft naar een evenwicht gezocht. Er zijn vele fracties in deze Kamer die geen enkele behoefte hebben aan een scheiding tussen persoonlijke ondersteuning en ondersteuning vanuit de fractie. Een aantal heeft ook maar gewoon één stichting. Het is duidelijk een wens van de fractie van de VVD geweest om in de nieuwe regeling de waarborg vast te leggen dat er PM-ondersteuning blijft. Juist wegens de bezwaren van de fractie van de VVD, waarover zelfs overleg met de landsadvocaat is geweest, is het huidige budget gegarandeerd voor iedere PM-ondersteuning. Wij hebben ervoor gekozen dit bedrag vast te leggen. Het is een compromis. Men moet bedenken dat heel veel fracties er geen enkele behoefte aan hebben het vast te leggen. Zij willen niet in de positie gebracht worden dat zij moeten uitleggen dat de persoonlijke ondersteuning een andere inhoud moet hebben, zodat iedereen recht heeft op het nieuwe bedrag. Er is binnen de nieuwe regeling dus alle ruimte, waarvan elke fractie gebruik kan maken. Ik zou het betreuren als de fractie van de VVD dit van zo doorslaggevende betekenis vindt, dat het hiervan afhangt of zij voor de nieuwe regeling is. Ik geef dus nog eens in overweging dat beide mogelijkheden blijven bestaan. Uiteraard is het aan de Kamer om het amendement te beoordelen. Vanuit het proces van de PPO zouden wij het betreuren als het amendement wordt aangenomen, maar daar blijft het ook bij.

Wij stellen nu de regeling vast. Zij zit bij de stukken en maakt onderdeel van de beraadslagingen van deze dag uit. Er is zorgvuldig overleg over geweest en hierdoor is de regeling ook aangepast. De tekst is weliswaar niet gedrukt, maar wel rondgedeeld. Op deze manier heeft de regeling vandaag onderdeel van de beraadslagingen uitgemaakt.

Verder heb ik er behoefte aan op een punt nog kort in te gaan, omdat ik voorzitter ben van de gemengde commissie voor de Stenografische dienst, die vandaag nadrukkelijk aan de orde is geweest. De Stenografische dienst heeft een eigen gezag, omdat hij niet alleen voor de Tweede Kamer werkt, maar ook voor de Eerste Kamer. Het parlementaire werk vraagt een heel flexibele organisatie. Ik ben het er helemaal mee eens dat er efficiënt moet worden gewerkt, maar ik wijs erop dat de Stenografische dienst vaak niet weet welk werk hem te wachten staat. Er kunnen in de komende week nog allerlei nieuwe activiteiten zijn. Er is zelfs vaak vraag naar meer woordelijke verslagen dan de dienst in een week kan genereren. Wij zijn, ook in de Stenografische dienst, in discussie over de werkindeling. Het lijkt mij goed dat wij hierover eens duidelijk rapporteren aan de Kamer, zodat er meer helderheid over is, er minder beelden rondzweven en er meer realiteit is.

De voorzitter:

Ik stel voor, de heer Rouvoet een derde termijn van een halve minuut toe te staan om een motie aan te passen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Uit het feit dat de voorzitter van het Presidium niet is ingegaan op de motie over het call center, neem ik aan dat deze op brede waardering in het Presidium kan rekenen. Anders hoor ik het graag.

De voorzitter:

Dat hadden wij niet afgesproken. U zou een derde termijn nemen om een motie te veranderen. Dan moet u niet iets meesnoepen. Daar houd ik niet van.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik zal niet meer snoepen.

De motie over de terugbelfaciliteit wil ik als volgt wijzigen.

De voorzitter:

De motie-Rouvoet (25278, nr. 17) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van Internet door Kamerleden op de werkplek thuis voor het parlementaire werk van nut kan zijn;

van mening, dat het daadwerkelijk gebruik overigens een verantwoordelijkheid van het Kamerlid zelf is;

verzoekt het Presidium het laptopproject "Mobiele werkplek" en in het bijzonder de terugbelfaciliteit zodanig vorm te geven dat aan dit uitgangspunt zoveel mogelijk recht wordt gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (25278).

De heer Bukman:

Voorzitter! De motie lijkt mij in deze vorm niet bezwaarlijk.

Het spijt mij dat ik niet ben ingegaan op de motie van de heer Rouvoet over de naamgeving van het call center. Het dictum daarvan is zodanig, dat je nog veel kanten uit kunt en daarom heb ik er maar niet te veel woorden aan besteed. Immers, de heer Rouvoet zegt daar zelf: "waarbij te denken valt aan". Nu, dat is dan "eerste hulp bij storingen". Dat lijkt mij prima. Of: polikliniek; alles is denkbaar. Ik weet niet of dit hoort bij de dingen die wij met hoogste prioriteit moeten behandelen, maar als wij een goede Nederlandse naam kunnen vinden, waardoor wij, gewend aan het Engels, nog weten wat het is, lijkt mij dat positief. Ik weet niet of dit daartoe behulpzaam is; ik laat het oordeel graag over aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik dank de voorzitter van het Presidium. Ik dank de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie. Ik dank de voorzitter van de werkgroep PPO. Ik dank de voorzitter van de gemengde commissie voor de Stenografische dienst. Ik dank namens de overige Presidiumleden de voorzitter van het Presidium voor zijn vriendelijke woorden aan het adres van die overige Presidiumleden.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over het amendement en de ingediende moties, alsmede over de Raming en de regeling zelf.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.00 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven