Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg, gehouden op 26 augustus 1996, over benzinestations.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Wij spreken, zij het kort, wederom over de uitgifteregeling voor benzineverkooppunten en wegrestaurants. Allereerst wil ik de minister danken voor de nadere brief die wij hebben gekregen van de landsadvocaat. Het is een vertrouwelijk stuk, zodat ik er niet al teveel over kan zeggen. Wel kan ik zeggen dat het ons sterkt in het idee dat het openbreken van bestaande contracten, die nu tot in de eeuwigheid duren, wenselijk en wellicht mogelijk is. Daarvoor zijn twee belangrijke redenen. In de eerste plaats vinden wij het normaal dat contracten vanuit de overheid steeds voor bepaalde tijd worden gesloten. In de tweede plaats willen wij meer prijsconcurrentie in de sfeer van benzine en dieselolie bevorderen en willen wij kartelafspraken tegengaan. Ook omdat het ministerie verder moet met de uitgifte van nieuwe vergunningen, wil ik graag mede namens de collega's Van Rey, Van Heemst en Leers een motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er onduidelijkheid bestaat over de prijsconcurrentie bij de verkoop van motorbrandstoffen;

stemt in met het voorstel van de regering voor de uitgifteprocedure voor nieuwe locaties langs snelwegen voor benzineverkoop en horecavoorzieningen;

verzoekt de regering om als onderdeel van de toegezegde studie naar eventuele kartelafspraken bij de verkoop van motorbrandstoffen eventuele wijzigingen ten aanzien van de bestaande vergunningen nader te willen bezien;

verzoekt de regering de Kamer voor 1 april 1997 over de resultaten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hofstra, Van Rey, Van Heemst en Leers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (22004).

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Naar aanleiding van het algemeen overleg heeft D66 het standpunt ingenomen dat wij bestaande vergunningen ook uit een oogpunt van behoorlijk bestuur niet willen verbreken. Bovendien zijn de negatieve consequenties die het verbreken van bestaande vergunnin gen kan hebben – langdurige juridische procedures en schadeclaims – volgens ons nog steeds aan de orde. Wij vinden dat risico voor de Staat der Nederlanden te groot.

Wij verzetten ons niet tegen de motie, in die zin dat wij een onderzoek naar kartelvorming wel degelijk juist vinden. Wij wachten dat onderzoek af. Wij zullen de motie dus steunen, maar niet met de intentie de heer Hofstra heeft verwoord.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Het overleg dat de afgelopen maanden gevoerd is met de bewindslieden over deze zaak is volgens de CDA-fractie niet naar tevredenheid afgerond. Er zijn twijfels bij onze fractie blijven bestaan over het verdelingssysteem dat werd toegepast in relatie met het systeem dat nu voor nieuwe wegstations wordt voorgesteld. Het oude verdelingssysteem heeft er mede toe bijgedragen dat nu 50% van de benzinestations langs de rijkswegen van één merk is en 90% van alle benzinestations van de drie grote merken samen. Kleinere en onafhankelijke exploitanten komen nauwelijks meer voor. Hierdoor mag je je afvragen of de marktwerking door onderlinge concurrentie nog wel voldoende tot haar recht komt.

Het gaat hierbij om grote belangen. De rijkswegstations zijn samen goed voor 30% van de totale brandstoffenmarkt en dit aandeel is nog steeds groeiende. De minister zegt dat de vergunningen die verleend zijn onaantastbaar zijn en voor eeuwig gelden. Ik begrijp wel dat zij vreest dat er grote schadeclaims komen als daaraan wordt getornd, maar wij vinden die vrees vooralsnog ongegrond en op zijn minst voorbarig. Is het niet zo dat je beter kunt sneuvelen dan sterven van angst? Daarom wil de CDA-fractie eerst eens op een rijtje gezet zien wat de voor- en de nadelen zijn van een nieuw systeem. Mede om die reden hebben wij het initiatief genomen voor de motie die door de heer Hofstra is ingediend.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik heb tot mijn verbazing gelezen dat ik erg boos ben geweest in het besloten overleg. Ik geloof niet dat dit aan de orde was. Wij hebben intensief overleg gevoerd. Ik zal daaruit niet klappen, behalve dan dat wij het niet met elkaar eens waren over wat er zou moeten gebeuren met althans de bestaande vergunningen. Ik ben blij dat de indieners in de motie uitspreken dat zij voor de nieuwe vergunningen het systeem ondersteunt dat het kabinet aan de Kamer heeft voorgelegd.

De heer Hofstra heeft gezegd dat hij nog steeds van mening is dat het vooral uit een oogpunt van prijsconcurrentie van belang is. Nu ben ik graag bereid om de motie uit te voeren, want ik denk dat wij daarmee wat tijd winnen. En ik moet erkennen dat ik er na het laatste advies van de landsadvocaat zelf toch ook wel behoefte aan heb om deze kwestie nader te bekijken. Ik vraag mij wel in gemoede af of dit iets met prijsconcurrentie te maken heeft, zoals ik mij ook afvraag of het iets zal bijdragen aan datgene waartegen de heer Leers zoveel bezwaren heeft, namelijk dat alleen de grote merken aan de bak zouden komen. Ik durf bijna te garanderen dat juist in een tendersysteem, een systeem waarbij men kan inschrijven, de grote merken waarschijnlijk meer aan de bak zullen komen dan de kleintjes, want de grote hebben waarschijnlijk iets meer kapitaal achter zich om behoorlijk te kunnen inschrijven op een vergunning voor een bepaalde tijd.

Ik ben dus graag bereid om toe te zeggen dat ik zal doen wat er in de motie gevraagd wordt. Het probleem is natuurlijk wel dat de motie met zo'n toezegging nog voordat er over gestemd is, overbodig wordt. Het lijkt mij heel goed om de komende maanden te gebruiken om deze kwestie nader te bekijken. En als wij op de gevraagde manier beginnen, dan moet het wel een ongedeeld systeem zijn. Als het vergunningen voor een bepaalde tijd worden, dan moet dat in het nieuwe systeem onmiddellijk worden doorgevoerd. Wat dat betreft heb ik ook wel enige haast om de Kamer duidelijkheid te bieden. Ik zeg dan ook toe dat ik dat zo snel mogelijk zal doen. Ik wil mij er nog even over beraden of ik een en ander zou kunnen combineren met het onderzoek waar minister Wijers mee bezig is. Het is best mogelijk dat ik de Kamer al eerder mijn definitieve standpunt over de mogelijkheden van vergunningen voor bepaalde tijd zal doorgeven, met de voor- en nadelen van dat systeem.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven