Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg, gehouden op 12 september 1996, over integriteit openbaar bestuur.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Wij hebben twee weken geleden met de minister van gedachten mogen wisselen over een rapport dat de Algemene Rekenkamer heeft opgesteld over het integriteitsbeleid bij het Rijk. Wij hebben geconstateerd dat het met de integriteit van onze ambtenaren bij de ministeries over het algemeen heel goed gesteld is, maar dat het nodig is om de puntjes op de i te blijven zetten. De Rekenkamer heeft aanbevelingen gedaan om dat te bevorderen en wij hebben met de minister van gedachten gewisseld over die aanbevelingen. De minister heeft uitgelegd dat hij ermee bezig is en dat hij probeert daar voldoende voortgang in te houden. Het lijkt ons gewenst dat de aanbevelingen van de Rekenkamer op afzienbare termijn worden uitgevoerd. Het lijkt ons bovendien gewenst dat het kabinet een kader aanreikt, opdat de ministeries het op een gemakkelijke manier voor elkaar kunnen krijgen. Daarom leg ik een motie aan de Kamer voor, die door drie collega's is medeondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Rekenkamer aanbeveelt op alle ministeries richtlijnen op te stellen voor het melden en registreren van nevenfuncties, het aannemen van geschenken of diensten en de handelwijze bij aantasting van integriteit of vermoedens daarvan;

overwegende, dat de Rekenkamer voorts aanbeveelt kwetsbare functies te laten rouleren en op alle ministeries een vertrouwenspersoon aan te stellen voor meldingen van aantastingen van de integriteit of vermoedens daarvan;

verzoekt de regering de ministeries een kader aan te reiken voor het opvolgen van de aanbevelingen van de Rekenkamer en het ertoe te leiden dat deze aanbevelingen ultimo 1997 ook daadwerkelijk zijn opgevolgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden H.G.J. Kamp, De Graaf, Van Heemst en Oedayraj Singh Varma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (24655).

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Vanzelfsprekendheid van integer handelen door de overheid en het openbaar bestuur is noodzakelijk om het vertrouwen van het publiek in de overheid te handhaven. De bewaking van de integriteit en het beleid dat wordt gevoerd is vooral een kwestie van cultuur, meer dan alleen van boekwerken, handleidingen of formeel-juridische discussie over geschreven regels. Het gaat om de attitude, om het bedacht zijn op valkuilen en verleidingen en alertheid binnen de hele organisatie, waarbij de top het voorbeeld geeft en het voortouw neemt. Regelmatig open gesprek is van belang om een dergelijke cultuur te kunnen handhaven. Dit betreft niet alleen de politiek verantwoordelijken maar alle mensen die binnen de overheidsorganisatie werken binnen alle afdelingen.

Voorzitter! De beraadslaging over dit verslag wil ik nog gebruiken om te herhalen dat onze fractie graag zou zien dat bij het integriteitsbeleid op de departementen ook aandacht wordt besteed aan de immateriële kant, aan de houding tijdens contacten waarbij sprake is van grote machtsongelijkheid, bijvoorbeeld als de overheid in contact is met de burger of een functionaris van de ene overheid tegenover andere overheden staat. Ook daar is het erg van belang dat de integriteit in de houding van de mensen blijft doorspreken.

Ik merk ten slotte op dat mijn fractie het eens is met de opmerking van collega Kamp c.s. dat er tempo moet blijven in de voortgang en dat minister Dijkstal wat minder vrijblijvend zou moeten zijn waar hij zijn collega's aanmaant om tijdig op papier te zetten wat het beleid van de departementen is inzake de wijze waarop zij met de integriteit omgaan.

Minister Dijkstal:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben het eens met de opmerkingen van mevrouw Dankers over de cultuur, de attitude en de alertheid binnen een organisatie. Ik herhaal wat ik in het algemeen overleg heb gezegd. Het is het allerbelangrijkste als je organisaties ertoe brengt om het zelf te doen. Dat is verreweg de krachtigste manier als het gaat om het handhaven van de integriteit van de mensen in zo'n organisatie. Daarom was ik in het algemeen overleg wat huiverig voor te strakke richtlijnen en om nu reeds te zeggen hoe zij zich allemaal moeten gedragen. Ik hoop dat ik ze zover kan brengen dat zij dat zelf goed begrijpen, inclusief de immateriële kant, zoals mevrouw Dankers het in het algemeen overleg noemde. Het is allemaal wat abstracter, maar het gaat om begrippen als professionaliteit, de kwaliteit van het werk, de dienstbaarheid aan de burger. Ik vind dit van groot belang. Ik zal zeker nagaan hoe wij dat in de opleidingstrajecten kunnen accentueren.

Voorzitter! Dat brengt mij op de motie van de heer Kamp c.s. Ik heb met die motie niet zoveel problemen, want wij zijn het eens over de aangesneden onderwerpen: het aannemen van geschenken of diensten, de nevenfuncties, de functieroulatie, het aanwijzen van vertrouwenspersonen. In het dictum van de motie wordt gesproken over het aanreiken van een kader. Dat geeft mij net voldoende vrijheid om het accent op de organisaties zelf te leggen. Tegelijkertijd kan ik aangeven hoe ik en de Kamer – in dit geval niet zonder belang – over deze zaken denken. Het gaat erom dat de departementen voorzover onwillig op onderdelen, zich voegen binnen dat kader. Ik heb er ook geen problemen mee dat dit eind volgend jaar geregeld moet zijn. Wij hebben de afspraak dat ik voor de zomer van volgend jaar met een voortgangsrapportage zal komen. Dat is een mooie opstap voor het eind volgend jaar nagaan of de zaken zijn geregeld zoals wij dat wensen. Nogmaals, ik heb geen bezwaar tegen de motie.

De heer Kamp (VVD):

Zou ik om een tweede termijn te voorkomen de minister een vraag mogen stellen?

De voorzitter:

Wij kennen geen tweede termijn in dit type debat.

Minister Dijkstal:

Ik ben nog wat vergeten te zeggen.

De voorzitter:

Daar zwicht ik voor.

Minister Dijkstal:

Ik geloof dat ik geïnterrumpeerd ga worden.

De heer Kamp (VVD):

De minister zei dat hij van plan is dat kader aan te reiken. Ik neem aan dat hij ook bereid is dat kader ook door het kabinet te laten aanreiken.

Minister Dijkstal:

Ja zeker.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven